niet zeggen. Van andere personen, De Winter genaamd, gewagen de Brielsehe registers niet (i). Wel vond ik nog de geslachtsnamen Van de Winter (2) en Winter (3). XXXVII. VENLO. Het geslacht Venlo (Venloo, Van Venlo, Van Venloo) is op de lijst der Vroedschappen vertegenwoordigd door Johan Eliasze Venlo, no. 77. Zijn vader Elias Jansze Venlo was, blijkens eene akte van 5 Mei 1637 toen 55 jaar oud. Eene akte van 12 Julij i638 spreekt van «Elias Jansze Venlo laeckencooper, out 57 jaeren". Den iodenJunij 1601 zijn te Brielle getrouwd Elias Jansze van Venloo j. m. en Neeltgcn Pieters j. d. Het echtpaar won : Maritgen, gedoopt 12 Mei 1602, getuigen: Barbel Pieters en Grietgen Jans. Den 24sten September 1606 zijn getrouwd Elias Jansze van Venlo, weduwnaar, en Genevre Vercammen j. d. In twee akten van 6 Mei 1637 is sprake van Geertruijt (Geertgen) Keijsers dr., weduwe van sa. Elias Jansze, woonachtich tot Dordrecht". Ofschoon Elias Jansze Venlo wel eenvoudig Elias Jansze genoemd is (4), durf ik toch niet verzekeren, dat in die akten eene weduwe Venlo bedoeld is. (5) Volgens eene aanteekening van het (1) In 1785 leefde te Abl enbrotk een prinsgezinde, Ary de Winter, die de gemoederen ophitste en oproerige bewegingen veroorzaakte. Men zie over hem de gedrukte Publicatie van de Staten van Holland, gedaan 18 Nov. 1785. (2) Een franscbe schoolmeester van dien naam is vermeld in Res. Mag. 17 Dec. 1685. (3) Claieys Winter komt voor in Stads-Rekeningen over 1457— 1458, fol. 29 verso, over 1461—1462, fol. 3i verso.—Den 3osten Mei 1623 zijn te Brielle getrouwd Arent Winter j. m. geboren »tot Oosenbrugge in Westphalen," soldaat, en Centgen Arens, j. d. geboren te Vlaardingen. — Den I2dpn Dec. 1623 zijn te Brielle getrouwd Cornelis Cornelisz. Winter j. m. en Grietjen Philips weduwe. In de Rekening van de Sr. Cath. kerk ova^ ^leuterbouck (Clooterboeck, Clot- 13 Junfj' 1661 1672 5 Au§"- i664 85 Air. Wouter Breeman van der Hagen (6) tQ Sent tA*t 86 Leendert Warbol ë {) 19 S? IA i669 87 Dr. Willem Swinnas .! Anril tL 1666 88 Adriaen Brasser VrP- 3 3 April 1670 89 Pieter de Winter T 3 T » £ 1695 90 Cornelis Tael ^ ??Pt* ^ó4 1672 91 Hendrik Buijs Maart 1660 1687 92 Johan Tedingh Berckhout (7) " w' " 1686 93 Cornelis de Haes (8) A T.n ' T," , i696 94 Maerten Burgvliet T3* t"' *^7 1672 _ s 17 oept. 1669 1672 I!Z_l NAMEN' Benoemd: Overleden: 1 slagen: I672 I 672 (1) Zie over hem Familieblad 4887, blz. 04 en 95. (2) » » » » » » 96. (3) » » » » » )> 96 en 97. ® » » De Navorscher 1884, blz. 494 De datum ziinpr h#n™>min<. ju-.. verkeerd opgegeven. J benoem,ng tot vroedschap >s aldaar, zooals uit het bovenstaande blijkt, (5) Zie over hem De Navorscher 4882, blz. 250 en 251. (6) » » » » 1880, » 389—391. O * 8 ® mijne aangeh. Bijdrage over Tromp, blz. 57. (8) •> » » als voren, blz. 32 en 33. Nrs- Namen. Benoemd: Overleden: sl A(j JiN: 95 Mr. Constantinus 1'Empereur d'Oppijck 13 Sept. 1672 1676 96 Barent (Bernard) van Dijk ' T7n_ 97 Willem Keijser (Kaiser) " " " 98 Dr. Walter Magerus " " *£? 99 Willem van Walcheren " " " T^l -r^.. , x- 1 " " " 1080 100 Dirk van Eemond tAQA T-> TV ^ T ( 1 » » IOOÖ 101 Dr. Pieter Laeckencooper s 102 Harper Molewater (i) " tA^t 103 Luard Vasthoff " " , !5f, J -r^. , , » 1) M IÖ77 104 Dirk Kevelaer » „ 16-0 105 Wolphert Slingerlant 3 gept. 1673 jöSS 106 Guillaume van den Berge (Berg) 6 Sept. 1676 ïö-q 107 Johan Hage 2Ó Nov. „ 1705 108 Air. Pieter Hallingh l2 Dec. „ j 6g, 109 Mr. Jonas de Jongh 8 Julij 1677 1684 Ho Maerten van der Fuijck 9 Nov. 1678 ïöcu 111 Adnaan van Almonde 4 Maart 1679 I7,7 112 Willem Hartigvelt l8 Junij „ l67Q 113 Eduard Goutsmit 22 ^ov> ^ ió^ 114 Johan Orteghem l3 Dec. i68o 115 Pieter van Dam 3o April Ió8o i6g6 116 Cornelis Warbol IO Sept. „ ^06 117 Jacob van der Poel 5 Maart 1681 11ÏA 118 Mr. Cornelis Breeman van der Hagen (2) 9 Mei 1683 1715 119 Anthony van den Berge (Bergh) 10 Oct. „ I6oq 120 Dr. Anthony Leenmans (Leemans) 2 Maart 1684 121 Willem van Butten ' 8 April 1686 ™ 122 Mr. Jacob Commersteyn 5 Aug. , !-08 123 Gerbrant Hoogerwerff 30 Oct ] jLQ 124 Maerten Prickman I? Dec. ,22 125 Dr. Anthony Tael 24 junij i687 126 Cornelis Poortermans lëo _ 1> y-, - >')))» IOO O 127 Lornelis van Couwenhoven 3 Mei 1688 1600 128 Mr. Jacob Briel , Tuij; 129 Gerard (Gerrit) Slaets X3 nov< " 130 Mr. Petrus Franciscus Gomarus II Tan. 1680 T7ïn I/jI 131 Jacob Trip 2Ó Dec. l6go 132 Mr. Pieter Molewater (3) Q April l6gI g 133 Mr. Pieter van Almonde Io Febr. 1694 I7I, 134 Mr. Willem Clotterbooke 4 Nov. 1694 135 Arent Baron van Wassenaar Heer van Voorschoten 7 Julij 1695 Iyo8 136 Mr. Fran^ois Adriaen van Leyden van Leeuwen 16 Aug. 1696 r-,6 137 Jsaak de Winter I? Febn l6g 7 138 Mr. Eduard Gallas 6 Nov. \ ï39 Dr. Anthony de Haes (4) 23 Sept. 1703 ^xo 140 Hendrik van der Stranden n pebr. 1704 141 Jacob Hage l6 Maart 1705 I7I6 142 Cornelis Hoogerwerf IO jan 1707 t7I, 143 Pieter van Hoogwerf s Tulij ' ó 144 Reinier van Dijk ? Tan t-o« AT aii r* 5 Jan- I7°8 1727 145 Mr. Albert Coenen l4 Sept 146 Johan Magerus 2? Jan. , 147 Mr Johan Cobmoijer 3 Febr. 1710 1740 148 Gabnël Lakencooper ' 149 Mr. Nicolaas Ghijs 13" Maart 1713 1718 150 Mr. Johan Deijm g Febr. i7i4 i73, (1) Zie over hein aangehaalde Bijdrage over Tromp, blz. 12—14. W » » » De Navorscher 1880, blz. 391. ^ » » » aangehaalde Bijdrage over Tromp, blz. 63 en 64 W » » » » » » » „ 33—35. 1 t Nrs. Namen. 3ENOEMD: Ontslagen. Overleden : 151 Mr. Cornelis Fannius van Kortenbos 30 Nov. 1714 1719 152 Pieter van der Poel 6 Jan. 1715 I7I7 153 Air. Willem van Almonde 31 Mei 1724 154 Mr. Cornelis Langereis 14 Jan. 1716 1745 155 Pieter Godefroi Lambinon (1) 10 Jan. 1717 1720 156 Willem van Rest » « » 1719 157 Anthony van Helsdingen „ , „ 1736 158 Leendert Kleijburgh 17 April 1718 1724 159 Frangois de Mirell 10 Mei 1719 1750 160 Dr. Franciscus Petrus Gomar 6 Nov. „ 1752 161 Mr. Thomas van Bockholt 6 Jan. 1720 1727 162 Mr. Pieter van Ceulen 11 Febr. 1720 1730 163 Maurits Huijgens 10 Mei 1724 1727 164 Paulus Snellen 28 Oct. 1724 1751 165 Mr. Cornelis Hendrik van Leeuwen 7 Mei 1725 26 Febr. 1763 166 Mr. Pieter de Winter 28 , „ 1739 167 Mr. Cornelis Taal 8 Jan. 1726 1743 168 Nicolaas de la Bassecour 9 Sept. „ 28 Nov. 1766 169 Pieter Bax 12 Mei 1727 1730 170 Jan Aarnoud Gallas 1 Oct. „ 30 Dec. 1777 171 George van Hoogsverff 19 Nov. „ 17 57 172 Willem de Graaff 20 Jan. 1733 1742 173 Mr. Abraham van Helsdingen 18 Maart 1736 2 Dec. 1758 174 Mr. George Marcus Warrij 1 Julij 1737 3 Jan- J7^5 175 Harper Molewater (2) 19 Mei 1738 18 Oct. 1753 176 Mr. Maximiliaan van Berchem 28 Febr. 1739 18 Nov. 1761 177 Mr. Theodorus Beels 10 Nov. 1740 8 Junij 1775 178 Frederik de Graaff 1 Oct. 1742 8 Jan. 1772 179 Mr. Leendert Voogd 10 Nov. 1743 8 April 1767 180 Jacob Roest 22 April 1745 13 Oct. 1769 181 Mr. Cornelis Hoyer 15 Dec- l748 1773 182 Mr. Antonius Perizonius (3) „ » * 13 Sept. 1780 183 Barend van der Salm n » * x754 184 Mr. Andreas van der Sluijs „ » » 1795 185 Dr. Jan Blankert (4) w w » 1774 186 Dr. Adriaan de Mirell 6 Aug. 1750 1795 187 Albertus Johannes Sandra 23 Febr. 1753 1760 188 Johannes van Dam » • » 1761 189 Pieter de Graaff 26 Nov. „ 16 Sept. 1766 190 Hendrik van der Salm 17 Maart 1754 1769 191 Mr. Dominicus van Hoogwerff 5 Nov. 1757 6 Oct. 1771 192 Augustinus van der Crap 9 Dec. 1758 1795 193 Pieter Poortermans 20 Dec. 1760 1786 194 Dr. Cornelis van Dam van Aerden 23 Oct. 1761 1795 195 Mr. Jacob van Berchem 23 Dec. „ 1766 196 Cornelis van Ysendoorn 2 April 1763 14 Dec. 1771 197 Cornelis 's Gravezande 21 Jan. 1765 30 Oct. 1765 198 Jacob Cornelis Warrij van Blotenburg 23 Nov. 1765 1780 199 Mr. Ocker Gevaerts Johz. 1 Mei 1766 1795 200 Mr. Adriaan Louis van Alderwereld Heer van de Oude 1 Oct. 1766 18 Julij 1781 en Nieuwe Streuijten 201 Mr. Jan Melvill 8 Tan. 1767 1788 202 Mr. Adriaan Dirk van der Eijk 19 Mei , 1788 203 I Jan Hendrik Swalmius (5) 2 Nov. 1769 1788 (1) Zie over hem Bulletin de la Commission pour Vhistoire des Eglises Wallonnes, T. II. p. 308. (2) « » » aangehaalde Bijdrage over Tromp, blz. 65. (3) » » » blz. '231 van De Brielsche Archieven. (4) )) J » De Navorscher 1882, blz. 247. (5) » # » » » blz. 297 en 298. 2 04 205 20Ö 207 208 209 210 21 I 2 I 2 213 214 215 216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 Pieter Leening Damas Cornelis Hoogendijk Dr. Gerard Fauvarcq Jan Preuijt Heer van Oudenhoorn Mr. Willem Hoyer Philip Jacob van der Goes Pieter Graafland Leendert de Meij Mr. Adriaan Matheus de Wit (1) Mr. Rochus Sandifort Jacobus Roest Alexander Marius Cleijn Hendrik Kruijne Adrianus Johannes Hogendijk van Domselaar Assuërus Bresser Gabriël Leonard van Oosten (2) Adriaan de Meij Pieter van Hoogwerf? Georgez. Mr. Pieter Hendrik Hoog Jan Marcus Heeneman Johannes van der Schilt Mr. Charles Christoffel Brender a Brandis Mr. Willem Pieter van Alderwerelt Johannes van der Minne Charles Girard van Baerle 28 Dec. 1769 1780 31 Oct. 1771 16 Jan. 1772 19 Febr. „ 1788 18 Dec. 1773 1788 11 Junij 1774 1779 17 Julij 1775 1788 12 Jan. 1778 29 Maart 1779 1795 11 Sept. 1780 1788 I Nov. „ 1795 16 Dec. „ 1795 8 Sept. 1781 1788 12 Febr. 1784 1795 13 Maart 1786 16 Junij 1786 „ » » 1787 5 April 1788 » » * n » Tl » » 11 » « D n n ti II 11 » » * n 11 n b * 22 Jan. 1784 (1) Zie over hem De Navorscher 1880, blz. 394. (2) " " » XXIX blz. 172, XXXII, blz. 248. 'v' IV'v!' *v*''w1'v' lwi 'v**v* *w*'v' ^ *^* ^ it^n^vJ r f-r'Strate"- Den ; October ,759 werd dit echtpaar werd den 9 April "58 te BrieHelen committeerde°R!denmAriMe d ™ 'T ki"d ged°°pt' Jacoba Sara Justina' getuigen: Johan vropHsrhar, m * u'- • college en als Fran?ois Grave van Hogendorp, baron van St. Tan door de GeconT *«■' T aftreden daar hiJ' Steen enz., en jonkvrouwe Jacoba Sara Justina Gravinne door de Gecommitteerde Raden van de Staten van van Hogendorp. Holland begunstigd met het ambt van commies van •stads magazijnen te Hellevoetsluis en derwaarts ver- In de Brielsche doopregisters komen als kinderen 7Jan naamd. De kerkeraadsacta der HervoLdTfi!1-111 T? van P.ersonen' <* Bna"e be- te Brielle hh ■ a__M ,, , — s^vc, viiiut uien aat 10 juiy ioöö een kind van denis tot lid van de kerk^ ^ dat °P bellJ'" Johan Gallas begraven werd, en van dat kind maakt Gallas Op L IHst der Brit 7*™ Evfrard doopregister gewag (1). Evenmin ontmoet men F verhard Gallas Tma!l '7 k°mt onder de &edooPte kinderen een zoon Jan of johan, en fn fenf ab oud-s LZTn 763 bij de Hervormde^emeente Everhard werd door' de M t ^ Vertrokken te Bne*le als lid der kerk aangenomen Jan Aarnout aangenomen (O In de l h agl^,ra 6n VOOr notlficatie Gallas Janszoon (3). Zooals reeds vermeld is, fungeerde Gemeente te Briellt Hervormde volSens *ene aanteekening in een doopregister bij den «ziin mpt V L- vi ' J I75§ leeSt men: doop van één der kinderen van Gabriël Warnaer en over gekomen vtf6^^16. *£ WiUemina ^ al§ get^e ^ ln dezen Gallas de heer F h rgfi c • ^ "fan Aarnout Jan Gallas nu zie ik een' broeder van Eduard, Arnoud, Grietje van YserlJT V & ^ Golberdin£en> Willemina, Bartha en Johan Arnoud Gallas, niet alleen hier tenlemd te H Vrefmd *. het Everhard Galla« °P grond van de bedoelde aanteekening in een doop- r 1 October 17^7 te' ï ™ ^ ^ °°k ^0nd Va" eene^Resolutie va" en od den laatstJ rl t " ^ SChepen den ^schen Magistraat dd. 8 September 17x7, ver- schepen tot Octob ^ gs " ^ °m &1S °Ud" meldende dat tot sequesters in den boedel, nagelaten den man de slofheid ^ dienen. Misschien is door Bartha Gallas, wed*, van D. Cahoen, werden ongewoon is wa-.r her^wf'^ aangesteld Mr' Eduard Gallas, Johan Gallas en Gabriël kerkelijke attestatie ^ u- lenen van een Warnaer gehuwd met Wilhelmina Gallas. zijne kerkeliike te 'Lr" Wam hlJ eerst ln J758 met De kerkeraadsacta der Hervormde Gemeente te te voorschiin ofschoon ^ a Jegreven attestatie Brielle dd. 21 Julij 1737 vermelden onder de met ker- de stad waar hii t ff- S m teruggekeerd in kelijke attestatie overgekomen personen Jan Gallas de stad waar hij kort te voren was aangenomen tot van Harderwijk. lid van de kerk. 1 (1) Vermoedelijk een te Rotterdam geboren Mon van Jan Amoud Gallas en L. J. Cools. (2) Res. Vroedschap 30 September en 24 November 17fi0 , V Da; de Sl°r<,ig Werden bijgehouden' erkende de (3) Ees. Vroedschap 1 October 1756 1757 17fi0 kerkeraad in 1631. Z.e wat ik mededeelde in mijn Bijdrage over (4) Bes. Mag. 23 November 1761 ' 10' M Q Cn'» T?p« Arno- O o« qi t ^ie De Brielsche Archieven, blz. 184. anuari.i, 7 Februarij 1767. (3) Kerkeraadsacta van 16 October 1763. In de Brielsche Registers der igde eeuw wordt gewag- gemaakt van de volgende personen, Gallas genaamd. Den 17 October 1834 getrouwd Pieter Gallas j. m. geboren te Hellevoetsluis 12 October 1810, luitenant bij de Zuid-Hollandsche schutterij, zoon van Jan Eduard Gallas, commissionair, en Elisabeth Anna Hooghwinkel, wonende te Hellevoetsluis. met Adriana Francina Catharina Margaretha Lafeber j. d. geboren te Brielle 30 October 1813 en aldaar wonende, dochter van Adrianus Lafeber, overleden 1 April 1813, en van Adriana (Ariaantje) Stellingwerf, als weduwe van Johannes Krins, goud- en zilverkashouder, in den ouderdom van ruim 77 jaar te Brielle gestorven 6 Januarij 1868. Van dit echtpaar werd 26 Februarij 1835 te Brielle een zoon geboren, Jan Eduard. Den 22 November 1850 stierf te Hellevoetsluis Eduard Gallas, in leven winkelier en fabrikant in tabak te Brielle. Hij was gehuwd met Jannetje Groesbeek, die in 1872 te Gorinchem woonde. Deze echtgenooten kregen te Brielle de volgende kinderen: Jan Eduard, geboren 13 Augustus 1828 (1), overleden 5 November 1828; Elizabeth Anna, geboren 15 Februarij 1830; Judith, geboren 7 November 1831, overleden 31 December 1831; Judith, geboren 18 Maart 1833, overleden 6 Januarij 1842; Jan Eduard, geboren 31 Januarij 1835, overleden 28 Junij 1835; Jar* Eduard, geboren 2 Sep- temDer 1030, overleden 1 November 1836; Maria Elizabeth, geboren 14 December 1837; Jan Eduard, geboren 18 Maart 1840; Johannes, geboren 4 Maart 1843 ; Philippus, geboren 11 Maart 1847. Van deze kinderen Johannes te Brielle woonachtig. Den 7 November 1872 trouwde aldaar Johannes Gallas, officier van administratie bij de Marine, met Adriana Rudolphina Kraijenhoff van de Leur, geboren te's-Gravenhage 21 April 1844, dochter van Jan Christiaan Pieter Krayenhoff van de Leur, gepensionneerd majoor der artillerie, en Sophia Petronella Eckhardt. Van dit echtpaar werden te Brielle 3 kinderen geboren: Sophia Petronella, geboren 20 December 1873, overleden 16 Augustus 1887; Johan Christiaan Pieter, geboren 5 Mei 1883, overleden 10 Februarij 1884; Cornelia Elizabeth, geboren 31 Januarij 1885. In de geboorteregisters staat de vader'te boek niet alleen als gepensionneerd officier, doch ook als kassier. Als zoodanig fungeerde hij maar een korten tijd. (1) Bij de geboorte van dit kind was de vader 23 jaar. III. GOMARUS. Op de lijst der vroedschappen treft men sub n°. 130 en 160 twee heeren Gomarus aan, vader en zoon. De kerkeraadsacta der Hervormde Gemeente te Brielle dd. 26 Julij 1685 vermelden onder de met attestatie ingekomen personen Mr. Petrus Franciscus Gomarus en zijn vrouw Cornelia Lakenkooper, van Leiden. In hunne nieuwe woonplaats won dat echtpaar: Willem Gabriël, gedoopt 21 Junij 1686; Petrus, gedoopt 12 Augustus 1687; Petrus, gedoopt 26 April 1690; Petrus Jacobus, gedoopt 12 December 1691; Jacob, gedoopt 17 Febiuarij 1693; Petrus, gedoopt 13 September 1695; Gabriël, gedoopt 5 November 1696; Cornelia Willemina, gedoopt 19 December 1698; Susanna Maria, gedoopt 7 October 1701. Als doopgetuigen staan geboekt: Gabriël Lakenkooper, Cornelia d'Olario (vrouw Vctn Willem Lakenkooper), Anna Lakenkooper, Isabella Lakenkooper en Maria Lakenkooper. Te Brielle werden begraven Susanna Maria Gomarus den 22 November 1713, kolonel Jacob Gomar (1), ongehuwd, den 10 Januarij 1745; de heer Pieter Gomar den 28 Junij 1747 » voorts nog 6 kinderen van Mr. Petrus Franciscus Gomar den 6 September 1687, 22 December 1688,28 Mei 1690, 23 September 1692, 4 Junij 1699 en 31 Mei 1705. Zijn vrouw werd te Brielle begraven 3 November 1723; hij zelf 28 October 1731. Om zijn hooge jaren en indispositie verzocht hij in 17 19 ontslagen te worden als vroedschap, en Hat ont¬ slag werd hem 2 November 1719 verleend. Herhaaldelijk werd hij gekozen tot heemraad (2); 13 maal komt zijn naam op de lijst der schepenen (3) voor, in 1689 trad hij voor de i3te maal als schepen op.' In 1691 en 1700 werd hij benoemd tot raad in 't college der Magistraten; in 1701 en 1710 tot burgemeester. Behalve de genoemde kinderen had hij nog een zoon, Franciscus Petrus (Fran9ois Pieter), waarschijnlijk te Leiden geboren. In 1707 werd die zoon poorter van Brielle (4); hij was med. doctor en werd in 1709 op belijdenis aangenomen tot lid van de Hervormde kerk (5). In 1713 gekozen tot substituut-secretaris van de stad, werd hij in 1719 op verzoek als zoodanig ontslagen (6). Driemaal, telkens voor 3 jaren, in 1732, 1742 en 1748, nam hij zitting in 't college ter admi- (1) In de kerkeraadsacta van 18 October 1716 staat omlor rf* personen, met attestatie ingekomen Jacob Gomar, „uijt t' Haag ie" d. i. Prinsenhage. (2) Res. vroedschap 1 Junij 1699, 31 Mei 1700. (3) Zie die lijst in De Brielsche Archieven. (4) Res. Mag. 17 September 1707. (5) Kerkeraadsacta 20 Januarij 1709. (6) Res. Mag. 24 April 1713, 7 October 1719 LKiA raliteit op de Maas (i). Toen hij de eerste maal in dat college gecommitteerd werd, trad hij af als ontvanger van de arme middelen. Op de lijst der schepenen komt zijn naam 12 maal voor; 't eerst werd hij in 1719 tot schepen gekozen; 3 maal, in 1712, 1724 en 1735, ontving hij de benoeming tot raad in 't college der Magistraten; 2 maal bekleedde hij de betrekking van burgemeester, in 1729 en 1745. Den 9 October 1752 stierf hij te Brielle, 68 jaren oud, en hij werd er den 14 October begraven. Met uitzondering van enkele legaten, werden al zijn bezittingen tengevolge van zijn testamentaire beschikking het eigendom van het weeshuis, dat Merula stichtte, en de fondsen van dat liefdegesticht werden door die beschikking vermeerderd met de kapitale som van*/" 56181 : 4: 10 (2). IV. ROEST. Den 5 April 1711 ondertrouwde te Brielle Pieter Roest, j. m. geboren en wonende te Zuidland (3), met Geertruijd van Vasthoff, j. d., geboren en wonende te Brielle; met een attestatie dd. 20 April ging hij naar Zuidland om te trouwen. In 1745 leefde Pieter Roest nog (4), maar in 1747 was zijn vrouw weduwe. Zij kwam in dat jaar met kerkelijke attestatie van Zuidland als weduwe te Brielle terug (5), en werd aldaar 14 November 1748 begraven. In de kerkeraadsacta van 13 Januarij 1743 vindt men onder de met kerkelijke attestatie ingekomen personen genoemd Jacob Roest van Zuidland. Dat deze Jacob, ongetwijfeld een zoon van Pieter Roest, reeds vroeger te Brielle gekomen was, zegt ons het feit, dat hij den 1 October 1742 te Brielle werd gekozen tot schepen. Na 6 October 1743 te Brielle ondertrouwd te zijn, trad Jacob Roest, j. m., te Maassluis in den echt met Adriana van der Kade j. d. aldaar. Dit echtpaar won: Geertruijd, gedoopt 6 April 1745; Adriana, gedoopt 1 April 1746; Johanna, gedoopt 28 Julij 1747; Jacobus, gedoopt 19 Julij 1748; Petronella Geertruida, gedoopt 3 Februarij 1750; Adriana, gedoopt 12 April 1751 (6); Pieter, gedoopt 10 October 1752; Jacobus, gedoopt 16 December 1753; Leonard Pieter, gedoopt 14 Maart 1755; Nicolaas Daniël, gedoopt 24 September 1756; Adriaan Theodorus, gedoopt 26 December 1757; Apolonia Helena, gedoopt 1 April 1759; Theodorus Marinus, gedoopt 4 Februarij 1763; Carel Marius, gedoopt 24 November 1765; Adriaan Anthonie, gedoopt 9 December 1767. Als doopgetuigen staan vermeld: Pieter Roest, Geertruijd van Vasthoff, Jacobus van der Kade, Adriana van Roijen, vrouwe Johanna van der Kade, Mr. Theodorus Beels en zijn vrouw Maria van Roijen (1), Nicolaas Daniël de Hoest (2), Carel Willem Hogervvaard en zijn vrouw Maria van Staveren. In 1769 stierven Jacob Roest en zijn vrouw, nalatende 10 kinderen, de man in den ouderdom van 54 jaren en 7 maanden op den 13 October; den 17 October werd hij begraven; zijn vrouw den 5 April. Jan Kluit, zijn kundige tijdgenoot, schreef over Jacob Roest: «hij was ongemeen swaarlijvig, seer bloedrijk en, 't geen die constitutien eijgenaardig is, wat driftig, dog echter van eenen seer goeden inborst.» Sedert 1753 bekleedde hij het «ambt van ontfanger der gemeenelands middelen over de stad Brielle en quartier van dien»; ook was hij heemraad en leenman van den lande van Voorne, en hoogheemraad des Rings van Putten». Veertienmaal trof ik zijn naam op de lijst der schepenen aan. In 1747, 1750 en 1764 trad hij in 't College der Magistraten op als raad. Viermaal werd hij burgemeester, in 1757, 1761, 1765 en 1768. Op de lijst der Vroedschappen komt hij voor sub N°. 180. De kerkeraad der Hollandsche Hervormde gemeente en die der Waalsche gemeente te Brielle telden hem een tijd lang onder hun leden. Zooals uit het hoofdstuk van mijn geschiedenis der Waalsche gemeente te Brielle (3), dat handelt over «le Consistoire,» blijkt, fungeerde Jacob Roest van 1753 — 1756 bij die gemeente als ouderling. (1) Res. vroedschap 1 October 1731,1 October 1741,1 October 1747. (2) Res. Mag. 24 Mei 1754. (3) De Acta der classis van Voorne en Putten dd. 2 Mei 1628 vermelden Goris Dierixse Roest, ouderling der Hervormde gemeente te Hekelingen. Misschien behoorde Pieter Roest tot de familie van dezen ouderling. (4) Hij was toen doopgetuige bij een kind van Jacob Roest. (5) Kerkeraadsacta 15 October '1747. (6) In 17G9 werd Adriana Roest op belijdenis aangenomen tot lid van de Hervormde kerk (Acta van 15 Januarij 1769). Was deze Adriana de dochter van J. Roest, die in 1751 geboren werd, eene andere persoon zal bedoeld zijn in de Acta van 13 Julij 1783, ver¬ meldende dat H. Ph. Tinne en Adriana Roest, echtelieden, van Schagen te Brielle waren gekomen met kerkelijke attestatie. Behalve deze vrouw waren er te Brielle nog onderscheiden menschen, die Roest heetten. Den 8 October 1677 gedoopt Johannes, zoon van Jan Hendrikse Roest en Neeltje Jacobs. Den 18 April 1741 en 30 Augustus 1743 werden kinderen gedoopt van Cornelis Batenburg en Maartje Roest. Op belijdenis aangenomen tot leden der Hervormde kerk Johanna Roest in 1751, Willemina Roest in 1754. Ingekomen met kerkelijke attestatie Hadewy Roest van Oostvoorne in 1771, P. Roest van Bodegraven in 1787. Den 2 Mei 1784 getrouwd P. Leuijendijk en Teuntje Roest; den 5 October 1788 Jacob Touw wed' te Biert en Ariaantje Willems dr. Roest. Den 5 Maart 1806 geboren een zoon van A. Smits en Jacoba Roest. (1) Een zuster van Maria van Roijen, Magdalena geheeten, trouwde met J. Verstolk. Een zoon van dit echtpaar was A. J. Verstolk van Soelen te Rotterdam. (2) N. D. de Hoest, heer van Holij, woonde, althans in 1780, te Maassluis. (3) Men vindt deze geschiedenis in 't Bulletin de la Commission pour l'histoire des Eglises Waltonnen, Tome I en II. Van zijn kinderen werden er drie begraven en wel: den 27 October 1747» l7 Augustus 1748, 2 December 1752. Nicolaas Daniël stierf ongehuwd, «casueel» te Rotterdam, op den 20 Februarij 1777; zijn lijk werd naar Den Briel, waar hij steeds gewoond had, getransporteerd en aldaar den 26 Februarij begraven (i).Adriaan Anthonie, den 1 October 1793 te Brielle benoemd tot schepen (2), stierf aldaar evenzeer ongehuwd in den ouderdom van 26 jaren den 9 Maart 1794; den 11 Maart werd hij begraven. Johanna Roest trouwde met Jacob Cornelis Warrij van Blootenburgh. Zie de volgende aanteekening. Petronella Geertruida Roest werd in 1775 de echtgenoote van Mr. Cornelis Jacobus Swalmius te Schiedam. Zie De Navorscher 1882, blz. 298. Jacobus Roest, op de lijst der Vroedschappen voorkomende sub N#. 214, ging, na als j. m. den 1 April 1792 te Brielle ondertrouwd te zijn met jonkvr. Frederica Maria Dorothea van Motman (3), met attestatie dd. 15 April om te trouwen naar Rosendaal, en won bij zijn vrouw te Brielle de volgende kinderen: Gerardina Wilhelmina Jacoba, geboren 8, gedoopt 15 Maart !793> begraven 5 April 1793; Wilhelmina Frederika Catharina, geboren 14, gedoopt 19 Maart 1794; Gerard Guilleaume (Gerrit Willem), geboren'12, gedoopt 25 December 1795, begraven 4 Januarij 1796; Jaqueline Adrienne, geboren 21, gedoopt 30 April 1797; Susanne Marie, geboren 25, gedoopt 26 Augustus 1798 ; Willem Frederik Constantijn, geboren 4, gedoopt 11 Januarij 1801; Frederik Willem Marius, geboren 20, gedoopt 25 April 1802. Van deze kinderen werden het 3", het 4% het 5" en het y" gedoopt in het kerkgebouw der Waalsche gemeente, bij welke de vader van 1775—1778 als diaken, en van 1793—1795 als ouderling fungeerde (4). Als doopgetuigen zijn vermeld: Petronella Geertruida Swalmius, geboren Roest, Willem van Motman, vrouwe Frederika Catharina Sanderus, Gerard Guilleaume de Motman d'Oosterwijk, Frederik Willem Sanderus en Maria Heyermans. (1) De opgave zijner nagelaten goederen eindigt met eene verklaring dd. 22 Augustus 1777, die aanvangt met de woorden: „Aldus aangegeven bij Mr. C. J. Swalmius als in huwelijk hebbende P. G. Roest, Adriana Roest en Jacobus Roest, meerderjarige erfgenamen van wijlen N. D. Roest, en N. D. de Hoest heere van Holy, Pieter van Andel en J. C. Warrij van Blootenburg, in qualiteit als aangestelde voogden over de minderjarige, nagelaten erfgenamen van wijlen voorn. N. D. Roest." (2) De kerkeraadsacta van 13 Januarij 1793 vermelden, dat met attestatie van Maassluis was gekomen Adriaan Anthony Roest. Na zijn overlijden werd wat hij naliet ter Secretarie te Brielle opgegeven door N. D. de Hoest, Theodorus Marinus Roest en Hugo van Andel, als executeurs van 's mans testament. (3) Blijkens de kerkeraadsacta van 13 Januarij 1793 kwam zij te Brielle met attestatie van Breda. (4) Zie over zijn aftreden als ouderling het vermelde hoofdstuk mijner geschiedenis der Waalsche gemeente. In 1786 werd Jacobus Roest aangesteld tot penningmeester van de groote visscherij en pilotage op de Maas; in 1790 tot raad en rentmeester generaal van 's Lands domeinen in Oost-, West- en Zuid-Voorne en de Beijerlanden (1). Zevenmaal werd hij gekozen tot schepen, de eerste maal in 1781; in 1784 trad hij in 't College der Magistraten op als raad; driemaal, in 1786, 1790 en 1793 aanvaardde hij de betrekking van burgemeester. In de stad, welke hij in die verschillende functies diende, overleed hij den 21 Januarij 1810. Tot zijn geslacht behoort de tegenwoordige burgemeester van 's-Gravenhage. V. WAKK.1J. Den 22 Februarij 1705 trouwden te Brielle Jaques fjacob) Warrij (2), kapitein, en Hillegonda Cornelia Blanche. Dit echtpaar kreeg te Brielle de volgende kinderen: George Marcus, gedoopt 14 November 1710; Jeanne Godfride, geboren 30 Junij, gedoopt 5 Julij 1716; Susanna Godefrida, geboren 3, gedoopt 7 Augustus 1718. Met uitzondering van 't eerste, werden deze Sonderen in de Waalsche kerk gedoopt. Als doopge;uigen of peeten staan geboekt: kapitein George Mar;us Warrij de Baillardes en zijn vrouw Susanne Vitria•ius (3), Valentina Oostwaal, Marie Oostwalt (4), majoor Pierre Godefroi Blanche, Godefroy Wessem de Saint A.mand, avocat a la cour de justice a la Haye. Van [aques Warrij, die bevorderd werd tot majoor, werden :e Brielle 6 kinderen begraven den 7 Maart 1713, 26 september 1714, 18 December 1716, 18 October 1718 ïn 4 November 1721; zijn vrouw werd aldaar begraven 12 Augustus 1731, hij zelf 29 December 1736. Zijn zoon Mr. George Marcus Warrij, als vroedschap (1) Res. Vroedsch. 13 Maart 1786, Res. Mag. 28 April 1787, Res. Yroedsch. 4 April 1790, Res. Municipaliteit 7 April 1798. Uit een contract tusschen J. C. Warrij van Blootenburgh en zijne crediteuren is mij gebleken dat Jacobus Roest rentmeester was van den lieer Ruard baron van Cammingha, te Goutum. (2) In plaats van Warrij vond ik enkele malen Werrij. Een vroeger trouwregister vermeldt dat 26 November 1641 te Brielle getrouwd zijn Antony Warrij, soldaat, en Meijnsje Jacobs van der Riele (of Rille). (3) Den 20 December 1711 zijn te Brielle ondertrouwd George Warrij de Baillardes j. m. vaii Genève, luitenant-kolonel, en Susanna Vitriarius j. d. te Leiden. Om te trouwen met attestatie dd. 3 Januarij 1712 naar Leiden. (4) Er zal hier Oostwaal moeten gelezen worden, of Oostwaal zal moeten worden veranderd in Oostwalt. rui4"wu • * / *+» uuuwuc lc: ö-injriugeiiDübcn met Alida Wilhelmina van Blootenburg'h j. d. geboren en wonende aldaar, na 3 Maart 1737 te Brielle ondertrouwd te zijn en hij kreeg bij haar vier kinderen, te Brielle geboren en geheeten: Hillegonda Cornelia, gedoopt 7 Mei 1739; Reinicra, gedoopt 13 December 1740; Jacob Cornelis, gedoopt 6 Maart 1744; Diderica Richarda, gedoopt 16 Junij 1748. Doopgetuigen waren Jacob Papet, Elisabeth Lambregts en Cornelia van Blootenburgh. \ ijfmaal werd Mr. George Marcus Warrij geroepen om voor Den Briel in 't College van Heemraden zitting te nemen (1). Den 1 October 1753 koos de Vroedschap hem om voor 2 jaren de gecommitteerde der stad te zijn in 't College van Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland, en hij verhuisde dientengevolge met zijn gezin naar Den Haag (2). In 1760 werd hem dezelfde betrekking opgedragen voor een' korteren tijd (3). Tienmaal vindt men zijn' naam op de lijst der schepenen; in 1732 trad hij voor de eerste maal als schepen op; driemaal, in 173Ó, 1739 en 1742 werd hij gekozen tot raad in 't college der Magistraten; tweemaal, in 1749 en 1756, tot burgemeester. Den 3 Januarij 1765 is hij in den ouderdom van 54 jaren en twee maanden te Leiden gestorven. Den 20 December 1771 leefde zijn weduwe nog. Van zijn kinderen werd er één den 11 Julij 1739 te Brielle begraven. Zijne dochter Reiniera is als j. d. den 31 Julij 1769 te Brielle getrouwd met Adam Rauws j. m. te Heusden. Hare zuster Diderica Richarda trouwde den 29 October 1770 te Brielle met Jan Luder Jr. en zij schonk aldaar haren man een dochter, Helena Adriana, gedoopt 1 September 1771, getuigen Jan Luder Arnolduszoon en Helena Adriana Hanedoes. In 177 1 werd Jan Luder te Brielle gekozen tot schepen. Uit twee aanwezige schuldbekentenissen van het jaar 1779 blijkt, dat J. Luder toen te Amsterdam woonde. In 1781 verscheen een edictale advertentie van «Commissarissen van de Desolate Boedels kamer der Stad Amsterdam», waarbij de «Crediteuren van den gesequestreerden boedel van Diederica Richarda Warrij, huijsvrouw van, en in gemeenschap van goederen getrouwd zijnde met Jan Luder, die ook genegotieerd heeft op de firma van de wede Jan (1) Eess. Vroedsch. 28 Mei 1745, 5 Junij 1746, 4 Junij 1747, 26 Mei 1748, 1 Junij 1749. (2) De kerkeraadsacta der Hervormde gemeente te Brielle dd. 11 Julij 1756 vermelden, dat met kerkelijke attestatie uit Den Haag te Brielle waren gekomen Mr. George Marcus Warrij en zijn vrouw A. W. van Blootenburgh. De Acta van 16 October 1757 berichten zulks van Reiniera Warry, en die van 17 October 1762 deelen hetzelfde mede van Mr. George M. Warrij, A. W. van Blootenburgh, Reiniera Warrij en Jacob Cornelis Warrij. In 1764 werd Diderica Richarda Warrij op belijdenis aangpnomen tot lid van de kerk (Acta van 15 April 1764). (3) Res. Vroedsch. 1 October 1760. Luder & Zoon, die zich zouden willen verzetten tegen een gemaakt accoord» werden geïnsinueerd tot een comparitie (1). Spoedig na den dood van Mr. George Marcus Warrij schreef zijn eenige zoon, Jacob Cornelis Warrij van Blootenburgh genaamd uit Leiden een brief aan de A^roedschap te Brielle, waarin hij verzocht in plaats van zijn vader aangesteld te worden tot vroedschap. In de vergadering der Vroedschap, gehouden 11 Januarij 1765, werd die missive aangenomen voor notificatie en den 21 Januarij koos de Vroedschap bij meerderheid van stemmen Cornelis 's Gravezande in plaats van den overleden Warrij. De HH. Mr. A. Perizonius, Dr. Jan Blankert, Pieter de Graaff en Mr. D. van Hoogwerff brachten hunne stem uit op Jacob Cornelis Warry van Blootenburgh en zij verzochten hiervan aanteekening in de notulen, «ten eijnde hetzelve aan de posteriteit zoude kunnen blijken». Voordat het jaar 1765 ten einde was, stierf C. 's Gravezande en den 23 November 1765 werd Jacob Cornelis Warrij van Blootenburgh tot vroedschap gekozen. Hij is vermeld op de lijst sub No. 198. Als j. m. trouwde hij den 25 IHebruarij 1770 te Brielle met Johanna Roest j. d. (2). Reeds den 23 Junij 1773 werd die vrouw te Brielle begraven, nadat zij haren man een kind geschonken had, Georgina Wilhelmina, gedoopt 30 Januarij 1771, getuige Alida Wilhelmina van Blootenburgh. Negenmaal komt Jacob Cornelis Warrij van Blootenburgh op de lijst der schepenen voor; den 1 October 1766 werd hij voor de eerste maal tot schepen gekozen, den 1 October 1780 voor de laatste maal. Driemaal benoemde men hem tot raad in 't College der Magistraten, in 1767, 1770 en 1776. De burgemeesterlijke waardigheid bekleedde hij tweemaal, 1 October 1773 tot 1 October 1774, 1 October 1777 tot 1 October 1778. Behalve de genoemde, nam hij nog andere betrekkingen waar. In 1780 was hij niet alleen ontvanger van de ordinaris en extra-ordinaris verpondingen, het lantaarnen straatgeld, maar ook van het arme middel, en bovendien rentmeester van het Weeshuis, het Gasthuis, het Vrouwenhof, de St. Catharina-kerk en de armen te Maarland. Bij de uitkomst bleek dat hij de geschikte man niet was voor zulke posten. Den 7 November 1780 kreeg hij op verzoek ontslag als lid van de Vroedschap, en zijn aftreden was niet eervol. Zooals hij zelf aan den Hoogen Raad over Holland enz. schreef (3), was hij «door disfortuijn en geleeden schaaden sodanig in verval van zaaken geraakt, dat hij buijten staat was om zijne crediteuren te kunnen voldoen». Nadat het (1) Het accoord, dat in originali berustte ten kantore van den notaris J. A. Lette te Amsterdam, werd goedgekeurd en de crediteuren kregen 4'/2 pCt. (2) Zie over haar het voorgaande artikel betreffende Roest. (3) In een request om brieven van cessie. *! 3. ! arrest of beslag', dat op hem en zijne goederen volgens ! besluit van de Vroedschap dd. 7 October 1780 gelegd was, was opgeheven, bleek het dat van alle debiteurs de stad van hem het meest te vorderen had, ruim f 17931, waaronder voor de Godshuizen en de armen ruim f 11777. Na den verkoop van de goederen des debiteurs werden er ruim f 21525 aanwezig bevonden. | Men was daardoor in staat de schulden te betalen, die j «praeferent» verklaard waren, maar daartoe behoorde j niet wat Warrij van Blootenburgh als rentmeester • van t Gasthuis, het Vrouwenhof, de armen te Maarland en de St. Catharina-kerk te kort was gekomen, een O ' bedrag van circa f 5558 (1). VI. BRESSER. | Ahasuerus (Asuerus, Assuerus) Bresser, op de lijst der Vroedschappen voorkomende sub N°. 218, verwierf te Brielle in 1782 het recht van poorter (2). Te Utrecht werd hij geboren. De kerkeraadsacta der Hervormde gemeente te Brielle dd. 11 Julij 1784 vermelden Ahasuerus Bresser en Maria de Vouw, echtelieden, met attestatie overgekomen van IJsselstein. Deze vrouw overleed kinderloos in den ouderdom van 67 jaren den 23 October 1792. De weduwnaar hertrouwde te Kralingen, waarheen hij met een altestatie dd. 2 5 Augustus gegaan was, met Catharina Theunisse, geboren en wonende te Rotterdam, na den 11 Augustus 1793 ondertrouwd te zijn. Dit huwelijk was zeer spoedig ontbonden, want in 't Trouwregister leest men : 7 September 17 94 ondertrouwd Assuerus Bresser en Johanna Gresse (3); met attestatie naar Utrecht 21 September. Den 1 October van 1785, 1786, 1788, 1790 trad hij op als schepen, in 1784 en 1791 als raad in t College der Magistraten, in 1788 als burgemeester. T.en gevolge van een besluit der Vroedschap dd. 1 October 1792 nam hij 1 Mei 1793 voor 3 jaren zitting (1) Vrouwe Magdalena van Roijen, wed" van Johan Verstolk, in leven oud-schepen te Rotterdam, die voor Warrij van Blootenburgh als rentmeester van 't Gasthuis, 't Vrouwenhof, de armen te Maarland en de St. Catharina-kerk borg gebleven was, betaalde de verschuldigde t 2500, zoodat het te kort daarmede verminderd moet worden. Hes. Vroedsch. 29 September 1783. De boven medegedeelde bijzonderheden zijn ontleend aan stukken, behoorende tot een verzameling papieren, rakende den gesequestreerden boedel van J. C. Warrij van Blootenburgh. (2) Een doopregister vermeldt dat 26 Augustus 1G46 te Brielle gedoopt werd Johannes, zoon van Jan Bressers en Aegje Gerrits. Andere personen, Bresser geheeten, ontmoette ik niet. (3) De kerkeraadsacta der Hervormde gemeente dd. 11 Januarij 1795 noemen deze vrouw, met attestatie overgekomen van Utrecht, Johanna Gressa. 9 in 't College ter admiraliteit op de Maas. Door de verandering van zaken in 1795 verdween hij toen van t tooneel, maar hij bleef te Brielle wonen en overleed aldaar den 30 September 1798, oud 60 jaren en 11 maanden, nalatende eene weduwe zonder kinderen. Den 3 October werd hij begraven. Zie over hem nog wat ik schreef in «Het Brielsche Archief, Geschieden Letterkundige Naoogst», 1878, blz. 24 en 25. VIL VAN BAERLE. De laatste vroedschap, op de gegeven lijst vermeld, is Charles Gerard van Baerle (x). Den 1 October 1788 werd hij, na 8 Maart 1788 te Brielle het recht van poorter te hebben verkregen, aldaar gekozen tot schepen, den 1 October 1789 tot Raad in 't College der Magistraten. Den n October 1794 stelde de Brielsche Vroedschap hem aan tot pensionaris der stad, met behoud van zijn vroedschapsplaats, ter vervanging van Mr. Daniël Jacob Heeneman, benoemd tot commies van de Ridderschap en Edelen van Holland, enz. Hij bekleedde die betrekking tot in 1795, toen hij zijn ontslag kreeg (2). In een Brielsch trouwregister staat: ondertrouwd 5 April 1789 Charles Gerard van Baerle, j. m. van Geertruidenberg, en Jonkvr. Catharina Antonia van der Stel, j. d. van Amsterdam, wonende te Leiden. Met attestatie naar Leiden 19 April. De Brielsche doopregisters vermelden geen kinderen van dit echtpaar. Toen Camper, de pensionaris der stad, in 1792 geslaagd was in zijn sollicitatie bij de Nieuwe Directie der W. I. Coloniën, schreef Van Baerle uit Elburg den 4 Maart 1792 een brief aan de Brielsche Vroedschap om zich te recommandeeren, en hij meldde daarin dat hij niet over kon komen, dewijl hij de bevalling zijner vrouw verwachtte. Of de familie toen vermeerderd is, zullen de Elburgsche registers ons wellicht kunnen -^a den dood van Van Baerle verscheen er in het Algemeen Handelsblad van Woensdag 14 Julij 1852 N° 6426, een levensbericht van den gestorvene, waaraan ik het volgende ontleen: «Op ruim 83-jarigen leeftijd overleed heden (13 Julij) een zeer geacht stadgenoot Mr. Charles Geraraus van Baerle. In 1768 te Geertruidenberg uit een oud en aanzienlijk geslacht geboren, werd hij door zijne ouders reeds vroegtijdig voor de studiën bestemd, en promoveerde, naauwelijks (1) Betreffende de bekende Jacobus en Casparus van Baerle deelde ik onderscheidene bijzonderheden mede in De Brielsche Archieven, blz. 119—121, 219—222. (2) In Res. Prov. Raad van Brielle dd. 0 Februarij 1795 wordt gesproken van Van Baerle, den gewezen Pensionaris. zo jaren oud, aan de hoogeschool te Leijden, in de Regten. Na het jaar 1795 vestigde Van Baerle zich met ter woon te Zwolle als advocaat. In 1806 werd hij benoemd tot advocaat-fiscaal der Provincie Overijssel en bleef in die betrekking werkzaam tot 1812. Na de inlijving van ons land in het Fransche Rijk werd hij benoemd tot bewaarder der hijpotheken en ontvanger der Registratie in het arrondissement Zwolle. Bij de verandering van zaken in 1813 werd hem het Provinciaal Inspecteurschap der belastingen te Rotterdam toevertrouwd en bekleedde hij die betrekking tot 1818. Na voor laatstgenoemde betrekking te hebben bedankt, vestigde hij zich in 1819 op nieuw als advocaat te Amsterdam, en begon hij zich van dien tijd af gelijktijdig aan de commercie te wijden. Hier ter stede kan hij onder de meest gerenommeerde advocaten worden gerangschikt». In 1789 trouwde Jonkvr. Constantia Catharina Henriëtta van Baerle j. d. met Mr. Willem de Roo van Alderwerelt j. m. Over deze echtgenooten en hunne kinderen raadplege men de aanteekening over 't geslacht De Roo van Alderwerelt. VIII. HOOGENDIJK—VAN DOMSELAAR. Arie of Ary Hoogendijk (Hogendijk), in de registers ook Adriaan genoemd, geboren onder Geervliet, trad den 22 Mei 1725 als j. m. te Brielle in het huwelijk met Soeta Ruijgrok j. d., geboren te Geervliet en 1 wonende te Brielle. Onder de geboden staande, was de man nog te Geervliet woonachtig, maar hij ver- 1 huisde naar den Briel en kreeg daar bij Soeta: Carel, J gedoopt 22 Mei 1727; Damas, gedoopt 11 September I729> getuige Jannetje Verrij, wed. van Damas Hogen- J dijk. Twee kinderen van Arie Hoogendijk werden te c Brielle begraven 6 Junij 1727 en 20 November 1729; £ zijne vrouw Soeta Ruijgrok den 14 November 1732 (1). Voor de 2de maal trouwde Arie Hoogendijk met Johanna 1 Straatman j. d.. geboren en wonende te Hellevoetsluis, na 3 Mei 1733 te Brielle ondertrouwd te zijn. Met ^ een att. dd. 17 Mei ging hij naar Hellevoetsluis om te 0 trouwen. Bij zijn 2de vrouw won hij: Damas Cornelis, gedoopt 12 Februarij 1734. s Benjamin, gedoopt 6 Mei 1736. Aletta Cornelia, gedoopt 10 Junij 1740. M Matthijs, gedoopt 17 Januarij 1744. g Aletta Cornelia, gedoopt 26 Augustus 1746. w o (1) Wat zij naliet kwam, door het vóóroverlijden van haren broeder Cornelis Ruijgrok, aan de kinderen van Joh. Ruijgrok, getrouwd met Catharina Keyzer, in 1771 weduwe. I Als doopgetuigen staan vermeld: Damas Hoogendijk, Jannetje Verrij, Ammerentia van der Sluis, Aletta van' Horsen (Horssen) en Matthijs Verschoor. In 1769 stierf Adriaan Hoogendijk te Brielle, nalatende eene weduwe met drie kinderen. Den 28 Junij werd hij begraven. Zijn weduwe, Johanna Straatman, werd 17 Mei 1786 te Brielle begraven, nalatende twee zoons en eene dochter. Zij werd 77 jaar, 1 maand en 24 dagen oud. De nagelaten dochter Aletta Cornelia, trouwde 4 October 1763 te Brielle met Johan Rijcke van Domselaar (Dompselaar) j. m., geboren te Utrecht, kapitein van de infanterie etc., wonende te Tiel en overleden 26 April 1770 (1). Aletta Cornelia kwam uit Tiel weer te Brielle en den 16 October 1771 hertrouwde zij aldaar met Dirk de Bark j. m., geboren en wonende te Rotterdam. Den 19 September 1776 werd Dirk de Bark, commandeur ter zee etc., te Brielle begraven, nala- I tende een kind. Hij won bij zijne vrouw volgens het doopregister drie kinderen: Anthony Heijndrick Johannes Adrianus, gedoopt 20 December 1772, getuige vrouwe Johanna Straatman; Johannes Dammas Cornelis, gedoopt 13 Februarij 1774; Antonetta Heinderika, gedoopt i Mei 1776. Het eerste dezer kinderen werd 25 Februarij 17 7 3 te Brielle begraven. Volgens het register, dat zulks vermeldt, werd den 22 Julij 1776 een kind begraven van Dirk de Bark, genaamd Hendrietta tarendina. Onder de gedoopte kinderen komt deze dochter niet voor. Misschien dat in het doodenregister in plaats van Hendrietta Barendina gelezen moet worden Antonetta Heinderika. De weduwe van Dirk 3e Bark trad voor de 3de maal in den echt met Hendrik Braet, j. m. te Simonshaven. Den 14 December 1777 :e Brielle ondertrouwd, ging het paar met att. dd. 29 December om te trouwen naar Simonshaven. Door den heer H. J. van Wessem is in 't Algemeen Nederlandsch Familieblad, 1888, blz. 217, medegedeeld, lat in de St. Maartenskerk te Tiel een groote grafzerk gevonden wordt, waarop o. a. te lezen staat: «Mathijs Hoogendijk. J. Utr. stud., overl. 8 Dec. 765. Johanna Cornelia van Domselaar, ehevrouw van Dr. ienjamin Hoogendijk, burgemeester der stad Tiel, verleden 20 December 1796. Benjamin Hoogendijk, Med. Dr., burgemeester der tad Tiel, overleden 11 September 1806». Door de mededeeling dezer opschriften is de vraag: rat er van de twee jongste zonen van Adriaan Hooendijk en Johanna Straatman geworden is? beantwoord. Omtrent den oudsten zoon Damas Cornelis, die p de lijst der Brielsche Vroedschappen voorkomt (1) Zie Algemeen Nederlandsch Familieblad, jaargang 1888, blz. 217. sub n0. 205, kan ik berichten dat hij ongehuwd den 8 Junij 1787 in den ouderdom van 53 jaar en circa 4 maanden aan de gevolgen van een beroerte te Brielle gestorven en aldaar den 13 Junij begraven is. Acht maal werd hij geroepen om als schepen te dienen, den eersten keer in 1773; tweemaal, in 1759 en 1774, werd hij benoemd tot raad in 't college der Magistraten; den 1 October 1785 aanvaardde hij de betrekking van burgemeester. In 1781 trad hij af als rentmeester van het weeshuis en werd hij in plaats van van Alderwerelt benoemd tot heemraad van Voorne(i);in 1776 nam hij zitting in 't college van Leenmannen van Voorne. Het leenland, dat tot zijne nalatenschap behoorde, kwam aan zijn broeder Benjamin als leenopvolger. De erfgenaam zijner overige bezittingen (2) was een achterachternicht, mej. Petronella van Eden (Eeden). Deze dame stierf reeds den 7 Julij 1787, ongehuwd, 52 jaren en 4 maanden oud, en de helft vanhetgeen voor haar bestemd was, Werd aanvaard door Asuerus Bresser, als in huwelijk hebbende Maria de Vouw, halve zuster van Petronella. Op de lijst der Vroedschappen treft men sub nr. 137 aan Adrianus Johannes Hoogendijk van Domselaar. Deze man, geboren te Tiel 23 November 1763, had tot vader Dr. Benjamin Hoogendijk en tot moeder Johanna Cornelia van Domselaar (3). Den 28 Februarij 1790 zijn te Brielle ondertrouw< Adr. Joh. Hoogendijk van Domselaar j. m. en jonk vrouw Cornelia van Eek, geboren en wonende te Tiel Met att. dd. 15 Maart naar Tiel. Volgens opgave vai den heer Van Wessem werd het huwelijk 21 Maar 1790 voltrokken en was Cornelia eene dochter van Ottc van Eek, geboren te Tiel 15 Februarij 1758, aldaai overleden 14 Ataart 1822. Den 11 Augustus 1781 werc Adrianus Joh. Hoogendijk van Domselaar te Brielh geadmitteerd als burger en poorter. In 1789 trad hij a als ontvanger van de ordinaris en extraordinaris verpondingen, het brandspuit-, lantaarn- en straatgelc en werd hij benoemd om met 1 Mei 1790 voor 3 jarer zitting te nemen in het College ter Admiraliteit op de Maas (4). Toen er instede van Leendert de Meij in 1784 een vroedschap moest worden gekozen, waren de heeren Jacob Rijzick, gewezen kapitein ter zee voor t College van de Admiraliteit in Zeeland, geboren en wonende te Brielle, een bejaard en ruim bemiddeld (1) Ees. Vroedsch. 11 December 1781. (2) Daartoe behoorde de hofstede ,,Duinzigt,:' groot 24 gemeten en 1471/2 roeden, onder Oostvoorne, belast met een schuldbrief van f 2600 ten behoeve van mejufvr. de weduwe Adriaan Hogendijk getaxeerd boven de belasting op ƒ 3200. (3) Medegedeeld door den heer Van Wessem t. a. p. (4) Ees. Vroedsch. 1 Oct. 1789. man (1), en Adrianus Johannes Hoogendijk van Dom selaar, nog op studie te Utrecht, sollicitanten naar d vacante vroedschapsplaats. De eerste was de kandidaa der patriotten, de tweede die der Prinsgezinden. Dei 8 Februarij werd door drie of vier ingezetenen eei request ontworpen om aan burgemeesters en vroed schappen te verzoeken dat de vacante vroedschaps plaats aan den heer Rijzick mocht begeven wordei enz. Het denkbeeld om zulk een request in te dienei vond echter bij de hoofden der patriotten geen goed keuring en het ontworpen request werd niet overge leverd, zelfs niet ter teekening gelegd.Asuerus Bresser (2 en andere prinsgezinden, van het request gehoord heb bende, ontwierpen een verzoekschrift, waarin de Ede Achtbaren werden uitgenoodigd om geen acht te slaar op het request dat, naar hun gezegd was, door patriotten ter teekening was aangeboden, en zij kreger binnen drie dagen op dat verzoekschrift 240 handteekeningen. Den 12 Februarij had de stemming plaats en met 10 van de 19 stemmen werd de jeugdige Hoogendijk van Domselaar tot raad in de Vroedschap gekozen. Wat toen volgde, heeft een tijdgenoot, die patriot was, op de volgende wijze beschreven: «Intusschen dat de Vroedschap vergadert was en de heer Hogendijk van Domselaar tot Raad in de Vroedschap wierd ver- kooren. VPrcrarlprrIp al Dnn r\ r\ j 1 (i) SOhflllflpllllrA hoian'am'nnn __ ■» W ouiuvuucujivc uejegemng, aoor ae vrouw van dezen man in 787 ondervonden, vermeldde ik in mijn opstel: Op liet marktplein te Irietle in September 1787, geplaatst in Eigen Haard, jaargang 883, blz. 190 en 191. (2) Zie over hem art. VI. In Ees. Vroedsch. 12 Februarij 1784 omt hij voor als oud-schepen en lector der stad IJsselstein. Eerst 'as hiJ aldaar rector der latijnsche school. J. Kluit schreef in zijn [. S. jaarboeken: „Men heeft niet-, frnrmpn r„ redenen waaren waarom de heer Bresser zoo spoedig IJselstein had verlaten en hier (Brielle) was komen woonen, maar naderhandt ontdekte men dezelve, die dog in IJsselstein beter dan hier bekend waaren. Althans de heer Bresser had al eenige tijd hier gewoont, zonder dat hij een attestatie van zijn lidmaatschap produceerde;' echter had hij intusschen in Oostvoorn al eens gecommimiseerd' terwijl hij veel moeite aanwende om eene behoorlijke attestatie té krijgen, dat eindelijk in zooverre gelukte, dat de kerkeraad van IJsselstein wel een attestatie wilde geven, maar niet pro forma, dat is eene gewoone gedrukte, maar wel geschreven, niet verandering van eenige woorden, dog hiertegen maakte de kerkeraad van den Bnel swarigheid op zoodanige attestatie den heer Bresser te admitteren. Men kwam dan eindelijk overeen, dat de kerkeraad van IJsselstein zoude geven een geschreven attestatie en dat men daarin zoude zetten, in plaetze, zooals er anders gewoonlijk staat, dat de persoon voor zooverre haar bekend, is goed van gedrag, nu in de plaats te stellen voor zoo verre aan ons gebleken is. E11 deze attestatie, in dier voege gegeven is op den 30 Junij 1784 in de kerkeraad van den Briel geaccepteert." Volgens denzelfden schrijver was Bresser te Brielle andere politieke gevoelens toegedaan als te IJsselstein en veranderde hii »,'M„ belang. volk, op de markt voor het Stadhuis, tot omtrent 100 in getal; maar toen de vergadering der Vroedschap zoude scheiden, kwamen er op een gegeven sein nog een aantal van soortgelijke luiden uit de naast gelegen herbergen toeschieten, zulks er, voordat de vergadering geheel gescheiden was, al een drom van over de 200 van die spitsbroeders op de markt bijeenversamelt waaren. De nieuw verkooren vroedschap, die agter de Secretarij afgegaan was, was naulijks op de hoek van de markt gekomen, off er wierdt door al die vergaderde menigte, op het gegeven sein van een heerenknecht, een driemaal herhaald hoezee aangeheven, terwijl die Heer omtrent drie huijzen de Voorstraat inging en genadert was juist tot voor het huis van den Heer Rijzick, wanneer de Brielsche Kaat Mossel, ik meen Martin de Krotin, alias 'tkonijnwijff (1), hem te gem. et kwam, grijpt den gepromoveerden Heer bij de arm en brengt hem weder naar de markt, alwaar hij door een deel van dat volkje werdt aangegreepen en onder een ijslijk geschreeuw van hoezee tot drie reijzen opgeheven. Deze jonge Heer was zeer ontstelt, want de opheffing geschiede zoo ruw en onbesuist, dat hij in 't heffen buiten de balans scheen te zullen raaken en voorover te tuimelen Eene comieke vertooning zag men, toen de nieuw verkooren Vroedschap aan zijn logement off aan 'thuis van zijn oom (2) in de zoutkeet gekomen was, daar hij door de Heeren van de Vroedschap, zoowel van de minderheid als van de meerderheid, en andere heeren wierd gecomplimenteert, terwijl men terzelver tijd in de voorzaal zag treeden om hun compliment aan de familie af te leggen als bierdragers, schippers en veele andere zoortgelijke, die den eene zijne hoosblooken voor de kamer nederzette, en een ander die uit een kort stompje rookte en hetzelve op zijn duim uitsloeg, al voorens in de kamer te treeden, en weder andere hielden hunne hoosbloken aan, toen zij hun compliment afleiden». Den istenOctober 17 84 en 1794 werd Adrianusjohannes Hoogendijk benoemd tot schepen, den i8ten October 1785 tot raad in 't college der Magistraten, den isten October 1788 tot burgemeester. In 1795 als vroedschap ontslagen, verhuisde hij weer naar zijn geboortestad; volgens den Heer Van Wessem was hij in 1806 heemraad van Neder Betuwe en vermeldt de bovengenoemde grafzerk dat hij, lid zijnde van het gemeentebestuur en gerecht en dijkstoel, den 2 3sten Januarij 18x1 overleed. De bladzijde, waarop dat te lezen staat, gewaagt tevens van twee zonen, door Adr. Joh. Hoogendijk nagelaten: i°. Mr. Benjamin (1) Deze Brielsche Kaat Mossel was een boutverkoopster of poelierster. bijgenaamd de Krootin. (2) Danias Corn?lis Hoogendijk. Johannes Lornelis Hoogendijk van Domselaar, geboren 1 April 1792, overleden 2 Februarij 1857, lid van den raad der gemeente Tiel; 20. Mr. Otto Cornelis Hoogendijk van Domselaar, geboren 28 Februarij 1794, overleden 3 Maart 1874, lid der Provinciale Staten van Gelderland, in 1813 garde d'honneur. Van deze zonen maken de Brielsche doopregisters geen gewag. Den naam van Domselaar ontmoette ik in de registers nog slechts een' enkelen keer. Men vindt namelijk in een Trouwregister opgeteekend, dat den 2o"en April 1783 te Brielle trouwden Frederik Willem Baron van Bassewits j. m., luitenant in garnizoen te Brielle, en Johanna Cornelia Benjamina van Dompselaar. Behalve de genoemde staan nog andere personen, Hoogendijk genaamd, in de Brielsche registers geboekt. Den i2enJunij 1768 zijn ondertrouwd Aarnout Hoogendijk Roosendael, j. m. geboren en wonende te Geervliet, en Geertruid Jongejan j. d. geboren en wonende te Hekelingen. Metatt.dd. 2Ójunij naar Hekelingen. — Den 308""1 Augustus 1789 zijn ondertrouwd Cornelis Kluit Jansz. geboren in den Oudenhoorn, wonende te Brielle, weduwenaar van Neeltje Jongejan, en Cornelia Hoogendijk j. d. geboren en wonende te Geervliet. Met att. dd. 13 Sept. naar Geervliet. Daar deze Aarnout en Cornelia Hoogendijk evenals Arie of Adriaan Hoogendijk geboren werden te Geervliet, vermoed ik dat zij tot hetzelfde geslacht behoord hebben. Ik heb geen enkelen grond om dat te vermoeden ten aanzien van Jacob Jansze Hoogendijck (1), Hendrik Hoogendijk (2), Claes Alderse Hoogendijk (3), Soetje Jobs Hoogendijk(4), Pieter Jobsze Hoogendijk (5), (1) Blijkens akten van 15 Mei 1626, 5 Januarij 1627 en 28 Februarij 632 was de woonplaats van dezen man eerst St. Annapolder en ervolgens Brielle. Hij is ook vermeld in Bodtboeck, begonnen 1624 lz. 118 en 346, en Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 29. Op de laatste ladzijde is sprake van een buis, toebehoord hebbende aan Jacob ansz. Hoogendijk en in 16*41 door zijn kinderen en erfgenamen erkocht. Een zoon zal geweest zijn Jan Jacobsz. Hogendijck j.m. an Rockanje, 11 October 1654 te Brielle ondertrouwd met Arentje Visse j. d. mede van Eockanje. Met att. dd. 7 November naar lockanje. Dit echtpaar won: Jannetje, gedoopt 17 October 1655, etuige Nelletje Wisse; Jacob en Soetjen, gedoopt24 Januarij 1657. n Kerkeraadsacta van 31 October 1658 is Arentje Wisse nog vermeld, ïaar zij leefde niet lang meer. Jan Jacobsz. Hoogendijk wedr., wonende e Brielle, 7 September 1659 ondertrouwd met Arentje Bouwensj. d. [et att. dd. 21 September naar Nieuwenhoorn. Den 28en Augustus 661 gedoopt Soetie, vader Jan Jacobsz. In eene aanteekening van 662 is sprake van een huis, laatst in bezit van Jan Jacobsz. Hogenijck, en nu verkocht door den voogd van zijn nagelaten weeskind Bodtboeck 1660, blz. 106.) (2) Vermeld in een akte van 24 Maart 1671. (3) In een akte van 3 Mei 1677 genoemd veerman van Den Briel p Maassluis. (4) Den 6en Januarij 1669 gedoopt te Brielle Loedewich, zoon van ioedewich van Holten en Soetje Jobs Hoogendijk; getuigenLeentje 'ornelis en Jan Schouten. (5) Pieter Jobsze Hoogendijk, wonende onder den banne van Eugge, 4 Febr. 1677 te Brielle ondertrouwd met Jannetje Jansj. d. wonende Barent Jobsze Hoogendijk (i) en Fijtje Cornelis Hoogendijk (2), mede in Brielsche Registers vermeld. IX FAUVARQ. Den 12den Augustus 1710 zijn te Brielle getrouwd Noach Fauvarq (Fauvarque, Fauvarcq) j. m. geboren te Leiden, en Soetje Copper (Kopper, Coppers) j. d. geboren te Brielle, beiden te Brielle wonende. Het echtpaar won: Johanna Maria, gedoopt 18 September 1711; Johanna Maria, gedoopt 7 Maart 17 13; Pieter, gedoopt 26 April 1716; Pieter, gedoopt 1 Augustus 17 17- Bij den doop dezer kinderen was Johanna Courtenius getuige (3). Den i6den Januarij 1725 werd Soetje mede aldaar, j. m., is niet genoteerd dat hij trouwde. Naderhand trouwde hij, waarschijnlijk elders, met Catharina Cents, althans men vindt de volgende kinderen van Pieter Jobsze Hoogendijk en Catrijntje (Catharina, Caetje) Cents: Aagje, gedoopt 20 Augustus 1679; Job, gedoopt 9 October 1680; Job, gedoopt 8 Febr. 1682; Cent, gedoopt 1 October 1634; Neeltje, gedoopt 30 Maart 1687;' Cornelis, gedoopt 29 Januarij 1690; Aegje, gedoopt 21 September 1692; Willem, gedoopt 30 October 1695 ; Jan, gedoopt 23 Maart 1698. Als doopgetuigen staan 0. a. vermeld Cornelis Jobsze, Pleuntje Jobs en Aebelijnte Jobs. Job Pietersze Hoogendijk 1703 aangenomen als lid der Herv. kerk (Acta van 25 Jannarij in 1703), Cent Pietersze Hoogendijk in 1709 (Acta 20 Januarij 1709). Den 12e» Junij 1718 te Brielle getrouwd Vincent Hoogendijk j. m. en Leuntje vaii der Bel, j. d. beiden geboren en wonende te Brielle. Den 29sten October 1/20 getrouwd Leuntje van der Bel, weduwe van V. Hoogendijk en Paulus Delia weduwnaar. — Neeltje Hoogendijk, in 1706 aangenomen als lid der kerk Acta 28 October 1706), trouwde 21 Mei 1724 als j. d. met Jacob van der Velde j. m. — Cornelis Hoogendijk, in 1711 aangenomen als lid der kerk (Acta vaa 22 October 1711), trouwde als j. m- 22 Mei 1718 met Cornelia van der Poel j. d. die hem schonk: Kaatje, gedoopt 12 Maart 1719, getuige Kaatje Hoogendijk; Caetje, gedoopt 22 Maart 1722, getuige Aegje Hoogendijk. Willem Hoogendijk j. m. 7 September 1728 te Brielle getrouwd met Neeltje Waterman, weduwe van Leendert van Wijngaarden, den 12den September 1741 hertrouwd met Elisabeth van Cuijlenburg weduwe, die als weduwe van W. Hoogendijk den 18den Julij 1/73 stierf en wier nalatenschap kwam aan een' vollen broeder van de overledene. (1) Barent Jobsze Hoogendijk j. m., wonendein de Tinte,20 April 1681 te Brielle getrouwd met Cornelia Cornelis j. d. wonende onder Rugge, bij wie hij won: Job, gedoopt 8 Februarij 1682; Jaquemijntje, gedoopt 24 Januarij 1683; Jobje, gedoopt 30 Mei 1689; Jobje, gedoopt 26 Junij 1691. (2) De kerkeraadsacta van 24 April 1710 vermelden haar als met attestatie gekomen van Maassluis. (3) In eene Magistraatsresolutie van 2 September 1713 komt Noach Fauvarq voor als behuwdzoon van Johanna Cortenius, laatst weduwe van Cornelis van der Veer. I11 plaats van Cortenius heeft °>en Courtenius te lezen. Den 18den Julij 1673 trouwde Johanna ourtenius, j. d. te Amsterdam, met Johan Coppert j. m. te Brielle begraven en Noach Fauvarq hertrouwde met Regina Wijnanda Cloppenburg, j. d. geboren te Amsterdam en wonende te Sassenheim. Na den 4den Augustus 1726 te Brielle ondertrouwd te zijn, ging hij met att. dd. 18 Augustus om te trouwen naar Sassenheim. Bij zijn 2de vrouw won hij: Maria Elisabeth, gedoopt 23 April 1728, getuigen Gerhardus Cloppenburg en Maria Domburg; Gerard, gedoopt 26 December 1732, getuige Johanna Fauvarq; Gerardus Jacobus, gedoopt '3 Augustus 1734, getuigen Ruardus Cloppenburg en Jacoba Simons; Johannes Gerardus, gedoopt 29 Januarij •736, getuige Catharina Fauvarq, weduwe Johan Carpentier; Johanna Adriana, gedoopt 9 Februarij 1738, getuigen Gualtherus Justinus Cloppenburg, Johanna Adriana Cloppenburg; Noach, gedoopt 17 Junij 1740. Drie kinderen van Noach Fauvarq werden begraven 5 Julij i7I2> 1 October 1733 en 16 December 1734; hij zelf 26 October 1740. In leven was hij apotheker, in 1713 werd hij aangesteld tot stadsapotheker (1). Bij de Waalsche Gemeente te Brielle fungeerde hij eerst als diaken en vervolgens als ouderling. De kerkeraadsacta der Hervormde Gemeente te Brielle vermelden, dat Pieter Fauvarq, in 1737 op belijdenis aangenomen tot lidmaat der kerk, in 1740 met attestatie van Dordrecht kwam (2). Den 2den September 1742 zijn te Brielle ondertrouwd Pi ter Fauvarcq j. m. geboren en wonende te Brielle, en Maria Wijnanda Cloppenburg j. d. geboren en wonende te Sassenheim. Met att. dd. 17 September 1742 naar Sassenheim om te trouwen. Het echtpaar won: Gerardus, gedoopt 9 October 1744; Noach, gedoopt 25 Maart 1746; Gualtherus Johannes, gedoopt 12 November 1747. Doopgetuigen waren Gerardus Cloppenburg, Maria Elisabeth Domburg, Gualtherus Justinus Cloppenburg en Johanna Adriana Cloppenburg. Den 6den Januarij 1748 werd een kind van Pieter Fauvarq begraven; hij zelf den 2 8sten September 1773 (3), nalatende eene weduwe en twee zonen; zijn weduwe den 2 2s,e" Maart 1797, oud ruim 85 jaar, nalatende kindskinderen (4]. Den i8te" October 1755 werd Pieter Fauvarq benoemd tot schepen. Evenals zijn vader was hij diaken van de Waalsche Gemeente en kapitein van het Oranjevendel. Gerard Fauvarcq, zoon van Pieter, in 1760 aangenomen tot lidmaat f5), studeerde te Leiden en kwam van daar in 1768 met kerkelijke attestatie terug als Med. dr. (6). Volgens de M. S. Jaarboeken van J. Kluit, (1) Res. Mag. 2 September 1713. (2; Acta van 21 April 1737 en 23 October 1740. (3) Volgens J. Kluit stierf hij 25 September. (4) In het doodenregister heet zij Wijnanda Maria. (5) Acta van 13 Julij 1760- (6) Acta van 17 Julij 1768. werd Dr. Gerard Fauvarcq in 1780 door Heeren Commissarissen van de Posterij aangesteld «tot tweede commis op het generaal postcomptoir" te Brielle. Als stadsdoctor staat hij vermeld in de Magistraatsresolutie van 11 Maart 1786. Op de lijst der Vroedschappen vindt men hem onder n°. 206, op de lijst der ouderlingen van de Waalsche Gemeente sub. n°. 43. Den i8tenOctober 1777 en 1779 werd hij benoemd tot raad in 't College der Magistraten, den i8,en October 1769, 1772, 1774, 1776, 1778, 1780, 1781, 1783 tot schepen. In 1783 werd hij, in plaats van Augustinus van der Crap, gekozen tot penningmeester van de groote visscherij en pilotage op de Maas (1). Volgens J. Kluit kreeg hij die betrekking, zonder, gelijk het gebruik was, om de recommandatie van den Prins te hebben verzocht, welke handelwijze door den berichtgever (een patriot) ge¬ noemd is een blijk, dat in Fauvarcq «eene waare en regte vaderlandsche ziel huisveste" en een bewijs dat hij «geene zoo verachtelijke als slaafsche recommandatien van den Prins Erfstadhouder meer erkennen wilde". In 1784 deed Gerard Fauvarcq aan de Vroedschap eene propositie om «de burgerij in de nieuwe en verbeterde militaire exercitie te oeffenen", maar dit voorstel vond bij de prinsgezinde meerderheid geen bijval en werd afgestemd (2). Den 7den October 1770 trad Dr. Gerard Fauvarcq in den echt met Maria Adriana taber van Fgmond, gedoopt te Brielle 2 Februarij 1749, dochter van Antonius Faber en Cor- nelia van Egmond. Het echtpaar won: Petrus Marius, gedoopt 20 Februarij 1771. Cornelia Maria, gedoopt 9 Augustus 1772. Antonius, gedoopt 8 Julij 1774. Gerard, gedoopt 21 April 1776. Catharina Elisabeth, gedoopt 3 April 1778. Maria Louisa, gedoopt 16 Februarij 1780. Geertruida Martina, gedoopt 29 Junij 1783. Jean Henri, geboren 26 Augustus, gedoopt in de Waalsche kerk 28 Augustus 1786. Als doopgetuigen fungeerden Petrus Fauvarcq, Maria Wijnanda Cloppenburg, Antonius Faber, Cornelia van Egmond, Johannes (1 erardus Pauvarq, Catharina Elisabeth Nieuwenhuis, Abraham van der Ceel (?), Geertruida Viervant, Jan Hendrik Swalmius. Nalatende eene weduwe en 8 kinderen stierf Dr. Gerard Fauvarcq aan een rotkoorts, oud 41 jaren en circa 5 maanden, den 6 Maart 1786 werd hij te Brielle begraven. Den 8sten Augustus 1790 zijn te Brielle ondertrouwd de minderjarige Petrus Marius Fauvarcq en Wilhelmina Bax, j. d. te 's-Gravenhage. Met att. dd. 18 Augustus om te trouwen naar Den Haag. Het echtpaar won: Gerardina Johanna, gedoopt 13 Julij 1791, be- (1) Res. Vroedsch. 10 October 1783. (2) Ress. Vroedsch. 24 Augustus en 25 September 1784. graven 15 October 1793; Anna Maria, geboren 28 November 1793, gedoopt i December, getuige Anna Maria Hoogeboom. Cornelia Maria Fauvarcq, j. d. 13 December 1789 te Brielle ondertrouwd met Louis Hubertus, j. m. luitenant onder het i8le bataillon van het Regiment Zwitsers van den kolonel de Gumoëns, in garnizoen te 's-Hertogenbosch. Met attestatie dd. 20 December naar Den Bosch om te trouwen. Den 2 8sten October 1794 werd een zoon van dit echtpaar, Gerardus Louis, geboren. Bij den doop van 't kind, den 9den November, was getuige Maria Wijnanda Cloppenburg wed® Pieter Fauvarcq. De kerkeraadsacta van 17 Julij 1768 vermelden Johannes Fauvarcq als aangenomen tot lidmaat, en een doopregister deelt mede, dat 10 December 1779 gedoopt werd Johanna, onecht kind van Johan Fauvarcq en Cornelia Kruijskerken. Deze Johannes zal Pieters broeder geweest zijn. De 24sten Mei 1801 zijn te Brielle getrouwd Theodorus Joseph Lachenal j. m. en Johanna Fauvarq j. d. geboren te Brielle. Deze man kwam van Luik, zijne geboorteplaats, en kreeg den 24"*" Julij 1800 te Brielle het recht van poorter. In 1801 werd hij op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Hervormde kerk (1). In 1796 had hetzelfde plaats met Johanna Fauvarq (2). Bij Johanna won Lachenal: Johannes Hubertus, ge¬ boren 3 September 1802; Cornelia, geboren 3 November 1804. Ten besluite van dit artikel meld ik nog, dat inde kerkeraadsacta van 12 April 1812 onder de na afgelegde belijdenis aangenomen personen voorkomt Maria Fauvarck. X TAEL. De Naamlijst der Vroedschappen vermeldt 4 heeren Tael (Taal): Anthony Tael (N°. 20), Cornelis Tael (N°. 90), Dr. Anthony Tael (N°. 125), Mr. Cornelis Taal (N°. 167). Een persoon van dien naam komt reeds vroeg voor. In de Rekening van de kerkmeesters der St. Catharina-kerk, loopende van «derthiendach" (3) 1502 tot «derthienavont" 1503, leest men fol. 11: «Betaelt Pier (1) Acta van 12 April 1801. (2) Acta van 17 Julij 1796. (3) D. i. de Drie koningendag of de 6de Januarij, welke dag gerekend werd de 13de dag na dien van Christus' geboorte te zijn. Tael als graftmaker van dat hij in der kercken arbeit geweest heeft etc'. Fol. 13: «Betaelt P. Tael van dat hij een half jaer ende zes weken gebayaert ende geblasen heeft V sc. VI gr". Fol. 14 verso: «Betaelt Pier Tael van een half jaer ende VI weken geblasen te hebben ten loven van den heiligen houte etc.» In de Rekening dierzelfde kerk, loopende van 13 dag 1532 tot 13 avond 1533 vindt men onder den «ontfanck van sepultueren etc.» den volgenden post. «Van Aelkin Pier Taels sepultuere ende groote clocke 13 sc. gr». Een zoon van dezen Pieter Tael zal geweest zijn Cornelis Pietersze Tael te Brielle begraven 26 October 15 56. Zijn vrouw, Marijtge Daniels dochter, werd aldaar den 2den April 15 5 5 begraven. In 11546 en andere jaren was Cornelis Pietersze Tael schepen (2), den isten October 1552 werd hij verkozen tot raad; meer dan eens tot burgemeester (3). In eenige Thesaurie-Rekeningen vond ik vermeld Pieter Cornelisze Tael. In de Rekening over 1 563 — 1564 staat onder de betaalde losrenten deze post: «derlfgenaemen van Jan Arentsze Tinnegieter, nu Pieter Cornelisze Tael, een jaer renten verschenen etc.» Dezelfde post komt voor in de Rekeningen over 1564—1565, en 15615—1566; maar in die over 1586— 1587 leest men «Tmannenhuys der stede van den Brijelle, quondam Pieter Cornelisze Tael, een jaer renten etc.» In Resol. 18 Februarij 1548 komt Pieter Cornelisze Tael voor als lid der stedelijke regeering. Meer dan van dezen Pieter Cornelisze Tael vond ik gewag gemaakt van Daniël Cornelisze Tael. Onder de Resolutiën van het jaar 1578 treft men de twee volgende aanteekeningen aan. Up huijden soe es bij mijnen heeren die burgemeesters ende gerechte dezer stede geresolveert, dat men Lenert Adriaensze jonge comen als gestelt ende gecommitteert tot het bouckhouderschap vandt suijdteyndtsche gasthuijs zal insinueren, dat hij hetzelfde aenvaerde ofte dat men hem tegens de voorsz. stede te gijsel sal leggen. Actum coram omnibus upten 20 novembris 1578». — «Ten zei ven daege compareerde voor mijnen voorsz. heeren Daniël Cornelisze Tael ende accepteerde in de plaetze van Lenert Adriaensze coomen voorn., zijnen vader, het bouckhouderschap vandt zuijteijntse gasthuijs, mitz dat men hem nyet meer dan voor dezen jaere daermede sal belasten». Eene aanteekening van 3 Augustus 1599 luidt «Es thuijelick tusschen Daniël Cornelisze Tael ende Jannetgen Boisers voor de Magi- (1) Ress. 20 Maart 1546, 20 Augustus 1547, 12 Maart 1548, 24 December 1549 e. a. (2) Zie Rekening St. Pieterskerk 1552—1553 fol. 12 verso en Res. 18 Julij 1556. _ straet bevesticht». In 1579 werd door de Stedelijke Regeering aan Daniël Cornelisze Tael en Boudewijn Vincentsze de brouwerij, die in 't voormalige Convent ven St. Catharina gevestigd was, gegeven «in eenen euwigen erffpacht» (1). Als bezitter eener vicarie is Daniël Cornelisze Tael vermeld in Res. 3 Junij 1606 en in de Rekening der geestelijke goederen enz. over 1591» 12 (2)- In Res. 19 Mei 1610 is sprake van eenige «gemeten lants van den boel van Daniël Cornelisze Tael». Het vermoeden dat de man toen gestorven was, wordt zekerheid door eene aanteekening van het jaar 1609, voorkomende bl. 2 verso Bodtboeck, begonnen 1609, en luidende: Alsulcken huijs ende erve streckende etc als Daniël Cornelisze Taell tselve in sijn leven lest beseten ende bewoont heeft ende d'erffgenaemen van Lenaert Ariensze jonge coomen tselve alsnu vercocht hebben etc. (3).» Dat Daniël Cornelisze Tael onderscheidene kinderen kreeg, zegt ons de Thesaurie-Rekening over 1586—1587, welke fol. 8 verso het volgende onder 't hoofd «lyfrenten vercocht in Meije 1578» te lezen geeft: «Daniël Cornelisze Tael ten lyve van Cornelis Danielsze ende Marijtgen Daniels dr. een jaer renten etc. Dezelve ten lyve van Claes ende Pieter Danislszoon, die overleden is, een jaer renten etc. Dezelve ten lijve van Styntje Daniels dochter, die overleden es ende Adriaen Danielsze een jaer renten etc.» In de Thesaurie-Rekening over 1596—1597 staat Cornelis Danielsze als overleden vermeld. In die Dver 1600—1601 komt Marijtgen Daniels dochter niet Tieer voor. Die over 1607—1608 heeft alleen den volgenden post: «Daniël Cornelisze Tael ten lyve van Stijntge Daniels, die overleden es ende Adriaen Danielsze een iaer rente etc.» Dezen post heeft ook de Rekening Dver 1617—1618, maar in margine staat bij Adriaen Danielsze het woord obijt. (1) Zie blz. 155 en 156 van mijne Bijdrage tot de Geschiedenis van de Brielsche kloosters van St. Catharina en St. Clara, geplaatst in Bijdragen van Dr. R. Fruin, Reeks III, Deel II. (2) In 1606 verzocht Daniël Cornelisze Taell, poorter van Brielle, om „approbatie van collatie van beneficie op zijn soon Adriaen Danielsze Taall". Zie Res. Holl. 23 Februarij 1606, fol. 60, en Res. "Vroedschap 22 October 1610. In de Rekening vari de geestelijke goederen over 1615 komt fol. 18 de volgende post voor „Adriaen Danielsze Tael in plaetse van Daniël Cornelisze Tael, zijnen vader, es van den derden penninck zijnder vicarie, specterende op St. Annen in de Maerlantsche kereke, importerende 8 ponden 'sjaers, geremitteert, dus hyer memorie". (3) Onder deze aanteekening staat: „Bij Adriaen Danielsze Tael voor hem selven ende oom ende erffvoocht van de nagelaten kinderen van sijn broeders ende susters, ende Jan Lenaertsze Keyser, oom van sijn broeders kinderen, geprocreert bij Maritgen Daniels, erfFgenamen van Lenaert Ariensze jonge cooman". Toen de Rekening- over 1586—1587 gedaan werd, waren van de genoemde kinderen van Daniël Cornelisze Tael blijkens bovenstaande opgave vier kinderen in leven : I. Cornelis, II. Marijtgen, III. Claes, IV. Adriaen. Van ieder dezer kinderen volge hier wat ik vond. I. Cornelis Danielsze Tael, j. m. van Brielle, 21 Julij 1591 te Brielle ondertrouwd met Arnoudine Claes j. dr. van «Oestende»; zij trouwden te Rotterdam, waar zij woonachtig waien. Een zoon van dezen Cornelis zal geweest zijn Daniël Tael, vermeld in de Thesaurieïekening ovei 1626—1627, welke onder het hoofd «Ander uijtgeven van renten ter saecke van hooftpenningen, bij diversche burgers opgebracht tot ontset van Ghent ende anders» den volgenden post heeft: «Den H. Geest vant Maerlandt als actie hebbende van Daniël Cornelisze Tael, die opgebracht heeft 257 <£ etc.» Hetzelide komt nog voor in de Thesaurie-rekening over 1651 — 1652. De genoemde persoon zal bedoeld zijn inRes. Mag. van 5 Augustus 1634, waarbij Daniël Tael werd «gestelt tot vaendrig van de compe. waertgelders» (1). II. Maritge Daniels, gehuwd met Cornelis Lenaertsze Keyser, schonk haren man, die «laeckencooper» was (2), deze kinderen: Cornelis, gedoopt 21 Mei 1595, getuige Leentje Jordens; Catherine, gedoopt 13 April 1597) getuige Jan Keyser; Pieter, gedoopt 10 Junij ^598» getuigen Aiijen Danielsze en Margriete van der Heijden. Weduwenaar geworden, hertrouwde Cornelis Lenaertsze Keyser den 2 Januarij 1600 met Lijsbeth Willems, jonge dochter. Den 17 October 1604 hertrouwde Lijsbeth \\ illems, wede. van Cornelis Keyser, met Ilendiick Jorisze j. m. In eene aanteekening van 4 Augustus 1612, voorkomende in 't Bodtboek, begonnen 1609, pag. 75 verso, is sprake van «vier lijnen lant», in bezit geweest van Daniël Cornelisze Tael en alsnu door Elias Jansze, «als getrout hebbende Geertge Keyser, erl'fgenaem van den voornoemden Tael», verkocht. III. Claes Danielsze, jongman van Brielle, den 27sten Maart 1594 aldaar ondertrouwd met Margarita Elias van der Heijden, jonge dochter van Antwerpen, wonende te Delft. In laatstgenoemde stad trouwde het paar. IV. Adriaen Danielsze Tael huwde in 1599 Ester (1) De kerkeraadsacta van 26 Jan. 1668 vermelden als met attestatie gekomen van Delft Daniël Tael en zijn vrouw Maria Tael. Volgens deActa van 24 October 1670 kwamen toen Daniël Tael en zijn vrouw Maria Huijter met attestatie van Willemstad. — Den 2den Julij 1673 werd te Brielle gedoopt Willemijntje, dochter van Dirk Jansz. van der Helden en Aeltje Daniels Tael, getuige Rosetta Gerrits van Hooghwerff. (2) Zie Resoluties van 22 April 1600 en 24 Maart 1601. Uit deze Ress. blijkt ook dat de boedel van Cornelis Keyser ten behoeve van crediteuren moest worden verkocht. (Hester) van Nederveen. Onder de resoluties, door de stedelijke Regeering in dat jaar genomen, treft men eene aanteekening aan van 9 December 1 599, luidende: «Up huyden soo syn voor de Magistraten getrout volgende t oude formulier, in den jaere x 577 gemaeckt, Adriaen Danielsze, geassisteert met Cornelis Keyser synnen swaeger, ende Ester van Nederveen, geassisteert met Cornelis Willemsze schoenmaker, haeren swaeger, met syn huysvrouw, haer suster» (1). Eene akte van 26 Mei 1607 begint aldus: «Compareerden voor schepenen der stede van den Brielle Adriaen Danielsze Tael, geassisteert bij Daniël Cornelisze Tael zijnnen vader, d'welcke tot verseeckertheyt van zijnne achtergelaeten weeskinderen , geprocreert bij Hester Jans dr. van Nederveen, met namen Jan Ariaensze, out ontrent 6 jaeren, Geertgen, out 4 jaeren, ende Mester Ariaensdr., out ontrent 18 weecken, gestelt heeft ende stelt mitz desen zijnne portie etc. (2). Dat Adriaen Danielsze Tael meer kinderen kreeg, blijkt uit eene Magistraatsresolutie van 4 November 1629, luidende: «Is de vrunden van de arme naergelaeten weeskinderen van sal. Adriaen Danielsze Tael tot onderhout ende alimentatie van desselffs joncxste soon, genaemt Lenaert Adriaensze Tael, jaerlycx toegevoucht de somme van 25 car. gulden etc.» Den 6 Augustus 1624 trouwden te Brielle Jacob Pietersze Poret j. m. en Judith Bastiaensdr. weduwe van Adriaen Tael. Den 11 April 1619 werd Aren Danielsze Tael te Brielle begraven. Eene aanteekening van 1607 noemt Adriaen Danielsze Tael «suyckerbacker, woonende in den Haege» (3). Dat hij zich later te Brielle vestigde, zegt ons eene Vroedschapsresolutie van 26 Maart 1616, luidende: «Es Adriaen Danielsze Tael, gecoft hebbende de backerije van Jan Jansze Lovers, geaccordeert den tyt van een jaer omme sijnne prouve te mogen doen, blijvende de privilegie vant backersgilde in sijn geheel» (4). In eene Vroedschapsresolutie van 8 Februarij 1617 wordt gesproken van Adriaen Danielsze Tael «deurwaerder». Van Geertgen, dochter van Adriaen Tael, vond ik nog gewag gemaakt in eene aanteekening van 1631 (voorkomende in 't Bodtboeck. hewn. (1) Het oudste der aanwezige trouwregisters vermeldt dat den 16den Februarij 1594 te Brielle trouwden Adriaen Danielsze, weduwnaar, en Trintgen Symonsdr. weduwe van Claes Maertensze schipper. Of hier Adriaen Danielsze Tael bedoeld is, kan ik niet zeggen. (2) Een bijschrift, enkele jaren later gesteld, noemt Anthony Tael „erffvoocht" van de genoemde weeskinderen. (3) Dezelfde aanteekening, voorkomende blz. 161 van 't Bodtboeck begonnen 1598, spreekt van Hester Jansdr. van .Nederveen en Franchois van Nederveen, wonende te Delft, erfgenamen van wijlen Hans van Nederveen en Janneken Visser zal., en van Moisis van Nederveen „pourmaker" te Delft. (4) Het Privilegie, in 1565 aan het Brielsche gilde van St. Obaert of het bakkersgilde gegeven, deelde ik mede in De Navorscher, jaara-an? 1881, blz. 197-202. nen 1624, pag. 167 verso), luidende: «Alsulcken huys ende erve als bij Adriaen Danielsze Tael sa: ge- possideert ende bij Jacob Porret (1), sijnne naesaet, laest beseten ende bewoont es geweest, ende nu bij Bastiaen Ramstaert, geswooren bode mette roede, van wegen Geertgen Arentsdr. naegelaten voordochter van den voorsz. Adriaen Danielsze Tael vercocht es etc.» In het Bodtboeck, begonnen 1577, leest men pag. 6 verso van een erf, door Daniël Cornelisze Tael in 1577 gekocht van Claes Cornelisze. Misschien was deze Claes een broeder van Daniël Cornelisze Tael. Anthony Tael, op de lijst der Vroedschappen voorkomende sub n°. 20, vond ik door Jan Kluit, die in de vorige eeuw een naamlijst der Vroedschappen vervaardigde, genoemd Anthony Corn. Tael. Heeft hij met dat Corn. willen zeggen dat Anthony Tael een zoon was van Cornelis Tael, tot bevestiging zijner opgave kan ik niets aanvoeren. Den man, die in 1618 werd aangesteld tot vroedschap, zag ik alleen Anthony Tael genoemd. In 't Bodtboek, begonnen 1609, vindt men pag. 62 verso in eene aanteekening van 1612 vermeld als kooper van een huis Anthony Daniël Tael. Misschien dat hier de vroedschap Anthony Tael is bedoeld en dat in plaats van Anthony Daniël Tael gelezen moet worden Anthonij Danielsze Tael. Anthony was getrouwd met Roosjen (Rosina), dochter van Jan Jansze Taerling vroedschap (2). De aanwezige doopregisters noemen 3 kinderen van dit echtpaar: Jannetjen, gedoopt 1 Maart 1619, getuigen Jannetje Jans en Leentje Jansdr.; Arent, gedoopt 13 December 1620, getuigen Jan Jansze Taerling, Jan Pietersze en Maritjen Jansdr.; Catharina, gedoopt 20 December 1622, getuigen Jan Jansze Inner en Maritjen Jansdr. Anthony Tael kreeg meer kinderen dan de genoemde. Onderscheidene resolutiën gewagen van een zoon Daniël. Deze Daniël Anthonisze Tael ontving van de Brielsche Vroedschap in 1623 en later eene jaarlijksche subsidie van 100 aC tot bestrijding van studiekosten (3). Wat er van dien zoon geworden is, is mij niet gebleken. In eene aanteekening van 1616, voorkomende in het Bodtboeck, begonnen 1609, pag. 173 verso, wordt Anthony Tael «goutsmit» genoemd. Met zijn schoonvader Jan Jansze Taerling was hij eigenaar van een «pampiermolen, bij sijnnen voorsaet op seeckere conditie van de stadt geimpetreert» op den ioden Januarij 1 595 (4)- Den ioden September 1618 werd hij niet alleen (1) Eene aanteekening van 1633, vervat in hetzelfde boek, p. 240 verso, spreekt van „Jan Poret blaeuverwer." (2) Door zijne vrouw was hij een zwager van Jan Pietersze Lelievelt en Simon van der Poth, vroedschappen. (3) Zie Ress. 1 Februarij 1623, 20 Julij 1624, 26 September 1626, 2 Februarij 1627, 4 Maart 1629, 19 Januarij 1630. (4) Ress. 2 en 4 November 1621. Onder de resoluties van 1595 vindt men I „Conditiën daerop Burghemeesters, oudt ende nijeuwe gerechte der stede van den Briele geaccordeert hebben Jaecob Corstiaensze apteecker tot aangesteld tot vroedschap, maar ook tot raad in het college der Magistraten. Eene aanteekening van 7 October 1623 (1) gewaagt van een huis door den «curateur van den boel van Anthoni Tael» verkocht aan Jan Jansze Taerling. Deze aanteekening staaft wat ik meêdeelde dat Anthony Tael in 1623 stierf. Blijkens eene akte van 21 October 1630 was Roosgen Jansdr., nagelaten weduwe van Anthony Tael, toen 50 jaar oud en nog woonachtig te Brielle. Dat de weduwe den 27sten October 1640 niet meer leefde, zegt ons eene aanteekening van dien datum, luidende: «Alsulcken huijs ende erve.... sijnde vicarie, ende voorts in aller manieren.... als Roosghe Jans weduwe van Anthony Tael 't selve in haer leven beseten heeft, ende alsnu bij Willem Govertse Taerlynck cum sociis als naeste collateurs bij octroey van de Staten van Ilollant ende Westvryeslant van date den 13 Julij 1640 vercocht hebben» (2J. De bovengenoemde dochter van Anthony Tael, Jannetje, trouwde als jonge dochter den 2 2sten Julii 1642 met Gerrit Jorisze weduwnaar. Een kind van dit echtpaar, Roosje genaamd, werd 14 Maart 1646 te Brielle gedoopt, en bij die plechtigheid was Leentje Jans getuige. Cornelis Tael, die in 1666 vroedschap werd, trouwde den 2isten Mei 1641 als jongman te Brielle met Machtelt van Matbenes, weduwe van Willem Gedeonsze van Mosterdijck. Den i3den November 1646 hertrouwde hij met Joosjen (Josina) van Dijck jonge dochter, die Barend van Dijck tot vader had en haren man deze kinderen schonk: Barent, gedoopt 19 Augustus 1647, getuigen Lijsbet Jacobs, Willem van Dijck en Jacob Blauw. Johannes, gedoopt 24 Augustus 1649, getuigen van der Poth, Leentje Jans en Reijer van den Bergh. Jacob, gedoopt 12 Mei 1651, getuigen Ilelena en Sara van Dijck. Johannes, gedoopt 13 October 1652, getuigen Annetje van Dijck en Reijer van den Bergh. In de maand October van 1670 trouwde Cornelis Tael (3) voor de derde maal met Ariaentje Jorisdr. weduwe van Jan Jansz Jongenjan, in leven schout van VierPolders. Den 5den October te Brielle ondertrouwd, ging hij naar Hellevoetsluis om te trouwen met een attestatie dd. 19 October. Den igden November 1675 trad hij voor de vierde maal in den echt met Anna van der Heul, weduwe van Reijer van den Berge. Twee kinderen van Cornelis Tael werden te Brielle begraven 30 Mei 1651 en 26 Februarij 1654. Twaalf jaren fungeerde hij als schepen, voor de eerste maal werd hij daartoe in 1663, voor de laatste maal in 1697 Dordrecht te mogen stellen een pampiermolen. Actum coram omnibus den 10 Januarij 1595." (1) Bodtboeck, begonnen 1618, p. 165 verso. (2) Bodtboeck, begonnen 1624, blz. 383. (3) Den 26sten April 1669 was hij nog geen weduwnaar. Op dien dag werd een kind gedoopt van Barend van Dijck en getuigen waren Cornelis Tael en Josina van Dijck zijn huisvrouw. geroepen. Den isten October 1680 werd hij gekozen tot raad in 't college der Magistraten. Tweemaal trad hij op als burgemeester. In 1679 werd hij wegens den Briel gecommitteerd «ter auditie van des gemeene Lands reekeningen» (1). Den 2^,sten Junij 1687 werd hij wegens zijn hoogen ouderdom op verzoek eervol als vroedschap ontslagen met de bepaling dat hij de vroedschapszitplaats in de kerk behouden en in 't genot blijven zou van vrijdom van den stadsimpost van wijn en bier. Den isten Maart 1705 werd hij te Biielle begraven. Dat Cornelis Tael meer kinderen kreeg dan de genoemde, zegt ons o. a. eene akte van 9 Augustus 1661, welke aldus begint: «Compareerde etc. Joannes van Mosterdijck, woonende tot Dell't, naergelaten bejaerde soone van Machtelt van Mathenes, geprocreert bij Willem Gedionsze van Mosterdijck, haren eersten man, ende Cornelis Tael, woonende alhier (Brielle), als vader ende voocht van Antonij Tael sijnnen minderjarigen soone, bij hem als tweede man met de voorsz. Machtelt van Mathenes geprocreert, ende mitsdien erfgenamen ab intestato neffens d'heer Adriaen van Mathenes, bailiiu tot Hulst, ende Jacob Oudart, Capt. ter zee ten dienste van de Vereenichde Nederlanden, als getrout hebbende Maria van Mathenes, van wijlen Maria Cornelis de Bont, haer overleden nichte etc." Deze Antonie Tael woonde, blijkens eene akte van 15 December 1664, in 1660 bij Elias Tael, koopman te Amsterdam (2), als «dienaer». De kerkeraadsacta der Hervormde Gemeente te Brielle dd. 24 Julij 1664 vermelden zijne overkomst van Amsterdam met kerkelijke attestatie, en in zijne vaderstad trouwde hij als j. m. den i2den Augustus 1664 met Cornelia Maria Pers (Pars) jonge dochter. Den ioden Mei 1665 werd een kind van het echtpaar gedoopt, waarbij getuigen waren Adriana de Bruijn, Cornelis Tael en Adrianus Pars. Het kind heette eerst Nicolaes, maar de vader kort na den doop overleden zijnde, werd op verzoek van den grootvader, burgemeester Cornelis Tael, de naam veranderd in Antony. In eene resolutie van 25 Augustus 1666 en in enkele rekeningen van den burgemeester-thesaurier komt de weduwe van Antony Tael voor als tafelhoudster van leening. De rekening over 1678—1679 vermeldt haar nog als zoodanig, maar in de eerstvolgende der aanwezige rekeningen, die over 1683 — 1684, is de weduwe Tael vervangen door de weduwe van Leendert Jongejan. In plaats van Cornelis Tael werd Dr. Anthony Tael gekozen tot vroedschap. In 1686 met kerkelijke attestatie van Leiden te Brielle gekomen (3), trouwde hij buiten (1) Res. Holl. 23 Nov. 1679, Res. Vroedschap 22 November 1679. (2) In 1655 werd door dezen Elias Tael, blijkens eene Vroedschapsresolutie van 31 Mei 1655, een „proces gemoyeert tot laste van Jan Keijser, naergelaten ende onmondighe soone van Cornelis Cornelisze Keijser", in leven bode van Brirlle, over het bezit van eene vicarie. De Rekening der geestelijke goederen over 1601—1602 vermeldt Pieter Hendrixse Tael te „Sche velingen". (3) Kerkeraadsacta van 24 October 1686. Den Briel met Bregtland (Bregtlanda) Brasser, na aldaar 17 December 1690 ondertrouwd te zijn. Het echtpaar won : Adriana Josina, gedoopt 23 Maart 1692; Cornelis, gedoopt 29 September 1693; Cornelia Maria, gedoopt 5 Augustus 1696; Antony Brasser, gedoopt 3 Maart 1700; Johan Willem, gedoopt 11 Augustus 1702. Bij den doop van alle kinderen was Cornelis Tael getuige; voorts waren getuigen Adriaen Brasser, Geertruijd Brasser, Anna Margareta Brasser, Cornelia Josina Brasser en Johan Vincent Vervoorn. Drie ongenoemde kinderen van Dr. A. Tael werden begraven 1 Maart 1691, 10 Julij 1700, 19 October 1702 ; Adriana Josina werd begraven 21 December 1725. Cornelia Maria Tael (1) trouwde als jonge dochter den 30sten September 1727 te Brielle met Adriaan van der Goes j. m. raad in de vroedschap te Delft. Den igden April 1688 werd Dr. Antony Taal door de Brielsche vroedschap in plaats van Dr. Gualther Magerus benoemd tot stadsdoctor op het oude tractement van ƒ 150 jaarlijks. In 1707 wegens de stad Brielle voor 3 jaren gecommitteerd in het college der admiraliteit op de Maas te Rotterdam (2), trad hij als stadsdoctor en ontvanger van de arme middelen af (3), maar na verloop van de 3 jaren, kreeg hij die betrekkingen wêer (4). Dat Dr. Fr. P. Gomar in 1718 in zijn plaats werd aangesteld tot stadsdoctor, was een gevolg van zijn zitting nemen in het college van gecommitteerde Raden (5). Tot de functiën, die hij waarnam, behoorde ook die van regent van het Vrouwenhof (6). De door mij gepubliceerde naamlijsten vermelden Dr. Antony Tael 16 maal als schepen, 2 maal als raad in't College der Magistraten, 5 maal als burgemeester. Den i4den December 1725 werd hij te Brielle begraven, zijne weduwe den i2den April 1733. Ter vervanging van Dr. Anthony Taal werd zijn zoon Mr. Cornelis Taal in 1726 tot vroedschap gekozen. Reeds in 1714 werd hij benoemd tot schepen en daarna nog onderscheidene malen. In 1716 en 1738 trad hij op als raad in 't college der Magistraten, in 1734, 1737, 1740 en 1742 als burgemeester. Den 28sten Februarij 1733 werd hij door de Magistraten benoemd tot penningmeester van de groote visscherij. Van 1726— 1743 fungeerde hij als ouderling van de Waalsche Gemeente. Den 4den December 1740 te Brielle als jongman ondertrouwd met Maria Adriana van der Goes, jonge dochter te Delft, ging hij derwaarts om te trouwen met een attestatie dd. 18 December 1740. Den i7den October 1743 werd hij te Brielle begraven. Zijne weduwe verhuisde naar Delft en aldaar trad zij voor de 2de (1) In 1713 werd zij op belijdenis aangenomen tot lid van de Herv. kerk. Acta van 22 Januarij 1713. (2) Res. Vroedschap 1 October 1706, Res. Holl. 14 Januarij 1707. (3) Res. Vroedschap 21 April 1707. (4) Res. Vroedschap 5 Mei 1710. (5) Res. Vroedschap 1 October 1717. (6) Res. Mag. 30 Augustus 1726. maal in den echt met Mr. Adriaan Mouchon wedr. te Delft, na 24 April 1746 te Brielle ondertrouwd te zijn. De Raad der Gemeente Brielle ontving den 1 sten April 1803 het bericht, dat Maria Adriana van der Goes onlangs te Delft was overleden en daardoor een legaat van f 4000, door haren eersten man bij testamentaire dispositie van 31 December 1740 aan het weeshuis te onene vermaakt, kon uitbetaald worden (1). Behalve de genoemde ontmoette ik nog een paar andere personen met den geslachtsnaam Tael. Vooreerst Simon Evertsze Tael, in 1645 te Brielle op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Hervormde kerk en 14 Julij 1647 aldaar als weduwenaar ondertrouwd met Maertje Pieters, weduwe van Pieter Fijt (2). En in de tweede plaats Adrianus Taal, gehuwd met Sophia de Veth, ujj wie mj won corneha, gedoopt 24 September 1741. XI. VAN HELSDINGEN. In de eerste helft der 17de eeuw leefde Elisabeth van Helsdingen, eerst de echtgenoote van Philips van der Goes, vervolgens van Abraham Commersteyn; zie op van der Goes en Commersteyn. In de Acta van 30 April 1648 vinden wij onder de op belijdenis aangenomen personen genoemd Swaenhald (?) van Helsdingen j. d. In de Acta van 4 Januarij 1652 is genotuleerd, dat met attestatie van Middelburg was ingekomen Petronella van tisdingen. \\ ellicht dat hier van Helsdingen gelezen moet worden. Er was iemand van dien naam. Immers in 1653 trouwde Willem Bartelsze van Butten j. m. met Petronella van Helsdingen j. d. Zie op van Butten. Sara van Helsdingen j. d. is 8 Julij 1674 te Brielle ondertrouwd met Abraham Steijaert, weduwenaar, «commissaris ter recherge ende monsteringe op de Mase.» Met attestatie dd. 22 Julij naar Hoogvliet om te trouwen. De eerste vrouw van dezen man was Barbara van Egmond (Egmont), die als j. d. met hem trouwde te Geervliet, na 23 Maart 1664 te Brielle ondertrouwd te zijn. Abraham Steijaert, van wien de Acta van 1 Mei 1659 melden, dat hij op belijdenis werd aangenomen. en Hip. van oc ^^^ i •• w ' 1 uu j Hal Illj tegelijk met Barbara van Egmont j. d. uit Delft gekomen was met kerkelijke attestatie, won bij die Barbara: Odelia, gedoopt 28 Januarij 1665, getuigen Johan Moenaen, juffr. Odelia Bets en juffr. Odelia van Sevelen. Ariaentje, gedoopt 6 Julij 1666, getuigen Jacobus en Geertruit Steijaert. Geertruit, gedoopt 18 Augustus 1667, getuigen Mr. Andries van der Goes, Heere van Naters, en zijne huisvrouw Geertruut van der Moere. Pieter, gedoopt 14 Augustus 1669, getuige Dirck Vün -gmont, in plaats van Jacobus Steijaert. (1) Ress. 11 November 1751 en 1 April 1803. ( ) Van dezen Simon Tael spreekt ook eene akte van 28 Maart 1652. Bij zijne tweede vrouw, Sara van Helsdingen, won Abraham Steijaert: Adriana, gedoopt 19 Mei 1675, getuigen Dirk van Egmont en Geertruyd Steijaerts. Antony, gedoopt 6 Mei 1676, getuigen Willem van Butten, juffr. Maria \\ ens, huisvrouw van den commissaris Govert du Boys. Adriana, gedoopt 7 December 1677, getuigen Johan van Neurenbergh, Dirk van Egmont en Geertruyt Steijaert. Barbara, gedoopt 1 Augustus 1670, getuigen Dirck van Egmont en juffr. Anna van Stralen. Anthony, gedoopt 17 Februarij 1682, getuigen Willem van Butten, Maria van Wou (Wouw). Anthonia, gedoopt 2 November 1683, getuigen Dirck van Egmond, Maria van Wouw «geseijdt van Butten». Daniël, gedoopt 31 Januarij 1687, getuigen Pieter van Hooghwerf, Odilia Steijaerts. Saia Catiijna, gedoopt 20 April 1692, getuigen Pieter van Hoogwerf, Odilia Steijaert. Vijf kinderen van Abraham Steijaert werden begraven 10 October 1680, 12 Januarij 1681, 29 Junij 1683, 3 Mei 1689 en 2 Julij 1694; hij zelf werd begraven 19 Augustus 1707, zijne weduwe Sara van Helsdingen 25 November 1707. In 1682, ióqi, 160? en 1606 werd Abraham Steijaert verkozen tot schepen. Den 2 5sten September 1708 zijn te Brielle getrouwd Anthony van Helsdingen j. m., wonende «tot Maersen», en Barbara Steijaert j. d. wonende te Brielle, volgens de Acta van 26 April 1697 toen op belijdenis aangenomen. De Acta van 23 October 1710 vermelden de aankomst der echtelieden met attestatie van Maarssen. HPl¬ ee htpaar won : Abraham, gedoopt 14 December 1710, getuigen Pieter van Hoogwerf, vroedschap, en Odilia Steijaert. Anna Maria, gedoopt 21 Februarij 1712, getuigen Johannes Hagelis en Maria van Austenraad, representeerende Pieter van Helsdingen en Geertruyd Chasteleyn. Petrus Jacobus, gedoopt 8 Februarij 1715, getuigen Geertruyd Chastelein en Jacob van Helsdingen. Hendrik Anthony, gedoopt 1 Augustus 1721, getuigen Jacob van Helsdingen en Geertruid Chastelein. Den 2 5sten Januarij 1721 werd een kind van Anthony van Helsdingen begraven, 3 September 1733 zijne vrouw Barbara Steijaert, hij zelf s Februarij 1737. In 1716 I724> I727> '733 en 1735 werd hij gekozen tot raad in het college der Magistraten; in 1713, 1717, 1719,1720, 1722, 1725, 1726 en 1734 tot schepen; in 1728 en 1732 tot buigemeester. Op de lijst der Vroedschappen komt hij voor sub n°. 1 c;7. Blijkens eene vroedschapsresolutie van h Maart 1736 werd hij toen op verzoek als vroedschap ontslagen «met behoudinge van dezelve honneur en rang, als andere Ileeren in gelijke geval gehad» hadden. In 1726 en later werd hij benoemd tot heemraad (1), (1) Hess. Vroedsch. 2 Junij 1726, 1 Juni 1727, 31 Mei 1728. in 1729 tot Gecommitteerde Raad voor 2 jaren (1); toen hij als zoodanig in 1730 zitting zou nemen, trad hij af als thesaurier van de stad (2). Mr. Abraham van Helsdingen, als vroedschap sub n°. 173 vermeld, is 4 November 1736 te Brielle, zijne woonplaats, ondertrouwd met Adriana Margareta Ruymveld, wonende te 's-Gravenhage. Met attestatie dd. 18 November" naar Den Maag om te trouwen. De kerkeraadsacta van 20 October 1737 vermelden het echtpaar, als ingekomen van's-Gravenhage met attestatie. Het echtpaar won: Barbara, gedoopt 6 September 1737, getuigen Jacob Haak en Sara de Haas. Maria, gedoopt 21 October 1738, getuigen Maria van Assendelft, weduwe van Jan Daniël Ruymveld, Gerard Nicolaas Ruymveld. Antoni, gedoopt 18 Maart 1740, getuigen Jacob van Helsdingen, Engelina Johanna Abo, gerepresenteerd door George van Hoogwerff en Johanna Hobma. Jan Daniël, gedoopt 20 Junij 1741, getuigen Maria van Assendelft, weduwe van Jan Daniël Ruymveld, Gerard Nikolaas Ruymveld. Geertruyd, gedoopt 23 Augustus 1743, getuigen als voren. Daniela Gijsberta, gedoopt 30 Januarij 1745, getuigen als voren. Pieter, gedoopt 30 Julij 1746, getuigen als voren. Cornelia Philippina, gedoopt 20 October 1748, getuigen Gerard Nicolaas Ruymveld, Cornelia Philippina Emants. Geertruyd, gedoopt 9 Mei 1751, getuigen George van Hoogwerf en Johanna Hobma. Twee kinderen van Mr. Abraham van Helsdingen zijn te Brielle begraven 28 Mei 1745 en 30 Junij 1753. Het lijk van het 2de kind werd van Rotterdam naar Brielle getransporteerd. Van 1740—1746 was Mr. Abraham van Helsdingen ouderling der Waalsche Gemeente te Brielle. In 1736, 1738, 1741, 1743 en 1746 werd hij gekozen tot schepen, in 1737 tot raad in het college der Magistraten, in 1745 en 1747 tot burgemeester, in 1743 tot penningmeester van de groote visscherij en pilotage op de Maas (3), in 1750 tot raad in de admiraliteit te Rotterdam (4). Den 8sten September 1753 verzocht en verkreeg hij als raad in die admiraliteit zijn ontslag, daar hij «kortelings had bekomen een ampt bij het collegie ter Admiraliteit, tot Amsterdam resideerende». De betrekking, welke hem werd opgedragen, was die van «Commis van de hoofdelijke betaaling ter Admiraliteit te Amsterdam», en zij verplichtte hem 8 van de 12 maanden te Amsterdam te zijn. Den 29sten September 1753 gaf hij (1) lies. Vroedsch. 1 October 1729. (2) Hes. Vroedsch. 17 Januarij 1730. (3) Res. Mag. 9 November 1743. (4) Res. Yroedsch. 1 October 1750. aan de Magistraten te kennen, dat hij Den Briel «met der woon moest verlaten» en derhalve niet in staat was verschillende kleine commissiën, «als regent van het gasthuijs, item van het weeshuijs, keurmeester van de vismarkt, hoofdman van het metselaers en glasemakersgilde en brandmeester van het wijk», waar te nemen. Op zijn verzoek werd hij terstond uit al die betrekkingen ontslagen. Weldra liet hij het huis, dat hij te Brielle bewoond had, en andere vaste goederen verkoopen. In de vroedschapsvergadering van 24 Februarij 1754 werd met het oog daarop gezegd, dat er duidelijk door gebleken was dat de heer van Helsdingen «van intentie was dese stad geheel en al te verlaten», en op voorstel van den burgemeester Gallas werd besloten den heer van Helsdingen vriendelijk per missive uit te noodigen binnen 14 dagen «desselfs sentiment en gedagten ontrent desselfs vroedschapsplaets» mede te deelen en hem te vragen «offzijnEd. van gedagten zoude zijn de vroedschapsplaetse binnen dese stad op die wijze te kunnen blijven behouden, dan off voornemens was daervan insgelijks binnen een daertoe te bepalen tijd te desisteeren». In de vroedschapsvergadering van 12 Maart 1754 was van Helsdingen zelf tegenwoordig en hij verklaarde aan zijn medeleden, dat hij «voor en tot dese stad, als de plaets zijner geboorte, had een zeer groote inclinatie en derhal ven niet getermineert was deselve voor altoos te verlaten, dat hij tot Amsterdam maer een huijs had gehuurt en ondertusschen binnen dese stad altoos domicilium zoude blijven houden en oversulks dat zig nog niet konde termineeren en bepalen off van desselfs vroedschapsplaetse zoude willen desisteeren dan niet, als zijnde het nederleggen van een vroedschapsplaetse en van een wettig verkregen radicale qualiteijd een zaek voor hem en zijn famillie van veel gewigt, en dat er geen redenen zijn uijt te denken waerom men met verhaesting in desen zou te werk gaen». Hij eindigde zijne verklaring met het verzoek aan de Heeren om met hetgeen hij gezegd had genoegen te nemen en hem «vooreerst om geen nader declaratoir te presseeren». De verklaring werd voor notificatie aangenomen en aan eene commissie werd opgedragen haar te examineeren en te onderzoeken of zij conform de «octroyen en praevilegien der stad» was. Van Helsdingen bleef zich intusschen beschouwen als vroedschap, verscheen den nden April 1754 ter vergadering en gaf toen in overweging maatregelen te nemen om fransche landbouwers, die om den wille van de religie hun vaderland verlaten hadden, naar Voorne te lokken (1). Dit blijk van belangstelling in het welzijn der stad kon de Heeren, die den i2den Maart geprotesteerd hadden «tegens de cessie en het voteeren van den Heer van Helsdingen als vroedschap» (1) Zie de resolutie door mij medegedeeld in De Navorsclier 1879, blz. 64 en 65. niet bewegen zich bij het aanblijven van genoemden Heer neer te leggen; integendeel, den 11 den April herhaalden zij hun protest, en den 29sten Mei 1754 werd door de meerderheid van de Vroedschap «goedgevonden, dat den Heer van Helsdingen door het vertrecken en verlaten van dese stad naer Amsterdam, desselfs vroedschapsplaetse heeft gequiteert en verlaten en dus zig selfs ontvroedschapt, en derhalven desselfs vroedschapsplaetse te verklaren te zijn vacant, ten eijnde daerover ter bequamer tijd te disponeeren». De meerderheid vond dit goed, na van de commissie, welke tot onderzoek was benoemd, bij monde van den burgemeester Gallas, te hebben gehoord, dat, volgens het octi ooi van 21 Aug. 1620, wanneer een vroedschap kwam te sterven of te vertrekken, de overige leden van de Vroedschap een plaatsvervanger mochten verkiezen, en dat volgens eene resolutie van 7 April 1691 een vroedschap te Brielle «een apart huijs moest bewonen.» De Heeren Beels, burgemeester, van Leeuwen, de la Bassecour, van der Sluijs en van Dam, sustineerden op grond van eene Statenresolutie van den 9den Aug. 1658, dat de vergadering niet bevoegd was de vroedschapsplaats, door van Helsdingen ingenomen, vacant te verklaren en eenen anderen vroedschap te kiezen. Ondanks hun protest werd er den 30sten Mei besloten den Heer van Helsdingen mede te deelen wat er was goedgevonden, opdat hij zich daarnaar regelen zou en den «geregtsbodens te gelasten» den Heer van Helsdingen, ingeval hij in de stad mocht zijn, wanneer er eene vroedschapsvergadering moest worden belegd, niet meer «aen te spreken als vroedschap», en hem te waarschuwen om niet «boven» te komen, daar hij niet «geadmitteert» zou worden. Wederom met protest van dezelfde Heeren vond de Vroedschap den 2den Junij 1754 goed te bepalen den 24sten Junij a. s. over te gaan tot de vervulling van de vacante vroedschapsplaats, opengevallen door het vertrek van Mr. Abraham van Helsdingen, doch deze bepaling kon niet worden gehandhaafd. De zaak werd door de protesteerende Heeren gebracht voor de Staten van Holland. Het door hen ingediende request aan de Staten werd door dit College in handen van de Vroedschap gesteld om bericht, en den Edel Achtbaren Heeren werd medegedeeld dat «omtrent deese saake nietwes geinnoveert» mocht worden, totdat de Edel Mogenden hun besluit zouden hebben genomen. Het bericht, dat door den burgemeester Gallas opgesteld werd, lokte, van de protesteerende Heeren een «separaat berigt» (1) uit; het «separaat berigt» eene memorie van de Heeren Gallas c. s., (1) Dit „Separaat Berigt" werd evenals het Bericht van Gallas c. s. I gedrukt. Een exemplaar berust in het BrieTsche Archief. In het „Sepa- | raat Berigt" wordt eene passage aangehaald uit het bekende werk van I an Mathijsze en van dat werk wordt daar gezegd: „dat uitmuntent i en 0"vergehjkelijke Stuk der oudheid, op welkers besitting en bewaaring W1J 1 ^ onse roem draagen, behelsende de aloude politique regee- m deze memorie weer een memorie van de tegenpartij en de Staten stelden al de ingekomen stukken in handen van eene Commissie om de vergadering te dienen van advies. Den 2 3Sten Augustus 1754 bracht de Commissie rapport uit en de conclusie was «dat door hare Edele Groot Mogende behoorde te worden verklaart, dat Burgemeesteren en Vroedschappen der stad Brielle niet bevoegt zyn geweest om Mr. Abraham van Helsdingen buiten desselfs toestemminge van sijne Vroedschapsplaats vervallen te verklaaren etc (ij. Eenige gedeputeerden (waaronder die van Brielle) verzochten «copie» van het rapport «om daar op te verstaan de intentie van de Heeren haare Principaalen», en «definaale resolutie» werd «uitgesteld tot nadere deliberatie». Het bericht hiervan is het laatste, dat aangaande de zaak in de Resolutiën der Staten wordt aangetroffen. In de Resoluties der Brielsche Vroedschap vindt men vermeld, dat 10 Oct. 1754 het Rapport commissoriaal werd gemaakt, maar de Heeren, in wier handen het rapport werd gesteld om het te examineeren en de Vroedschappen te dienen van advies, leverden geen advies in, en van de zaak vindt men in de Resolutiën van de Vroedschap evenmin meer gewag gemaakt als in de Resolutiën van de Staten. In eene Vroedschapsresolutie van 25 April 1755 wordt nog gememoreerd, dat van Helsdingen 9 Mei 1754 verklaard werd «vervallen te zijn van desselfs vroedschapsplaetse», maar van een besluit der Staten is nergens sprake. Dat van Helsdingen, ofschoon hij geene enkele vroedschapsvergadering meer bijwoonde'na die, welke den nden April 1754 werd gehouden, om zijn vertrek naar Amsterdam geen plaatsvervanger kreeg, blijkt uit eene Vroedschapsresolutie van 7 Dec. 1758, welke aldus aanvangt: «Den heer burgemeester van Hoogwerf heeft voorgedragen dat, vermits het overlijden van den Heer Mr. Abraham van Helsdingen, alsnu indisputabel een vroedschapsplaets vacant was geworden in de Regeering deser stad, of haar Ed. Gr. Achtb. niet souden kunnen goedvinden een dag te beramen tot het vervullen van de voorsz. vacante vroedschapsplaetse». Eene M. S. aanteekening van J. Kluit luidt aldus: «Op den 2den December 1758 overleedt tot Amsterdam Mr. Abraham van Helsdingen, in den ouderdom van 48 jaren . . . hebbende zijn WelEd. Gestr. dit ampt (het ambt van Commies enz. te Amsterdam) met veel loff bedient; schoon sommige hem hebben nagegeven, dat de al te grote ambitie onder een van zijne gebreeken moeste gestelt worden, soo is evenwel seker ring, regten, costumen, herkoomen, gewoontens en gebruiken seedert meer als 400 jaaren sonder interruptie of infractie in deese Stad heilig geobserveert en nagekoomen." (1) De belangstellende, die de conclusie in haar geheel wil lezen wordt verwezen naar Res. Holl. 1754, 23 Aug., blz. 743. Over de zaak kan men voorts raadplegen Ress. Holland 1754 6 Junij, blz. 468 en 469, 20 Julij, blz. 660; Ress. Yroedschap 29 Junij 15 Julij 20 Aug. 1754. ' dat zijn WelEd. Gestr. een Heer was, die de geleertheidt seer was toegedaan, waarin de Historiën in de eerste plaats kunnen gestelt worden, en men kun niet ontkennen, dat door de werksaamheidt van desen Heer de nieuwe beschrijving van den Lande van Voorne hunne netheidt aan denselven te wijten heeft, zijnde deselve ten meestendeele uit zijne versamelingen en aantekeningen opgestelt, waarvoor zijn WelEdele Gestrenge de eer heeft weggedragen, dat dit deel, zijnde het 17de deeJ der Hedendaagsche Historie off Tegenwoordige Staat van ajle volkeren aan denselven gunstig is opgedragen.» Op de medegedeelde lijst der gedoopte kinderen van Mr. Abraham van Helsdingen komt geen Gerard Nicolaas voor. Intusschen had Mr. Abraham een zoon van dien naam, geboren te Rotterdam, toen de vader aldaar, als raad in de admiraliteit vanwege den Briel, woonachtig was. In 1779 werd hij te Brielle erkend als poorter (1), en den isten Oct. van dat jaar koos men hem tot schepen. In plaats van Mr. Willem Jager, vertrokken als pensionaris naar Schiedam, werd Mr. Gerard Nicolaas van Helsdingen in 1780 te Brielle aangesteld als pensionaris (2). Den 23sten Oct. 1786 werd hij door de Vroedschap in die betrekking gecontinueerd, maar in het volgende jaar verliet hij den Briel wegens zijne benoeming tot «secretaris van des generaliteits Rekenkamer». Als stoffelijk blijk van erkentelijkheid voor de diensten, door hem in zijne betrekking aan de stad bewezen, werd hem volgens Vroedschapsbesluit van 16 Dec. 1787 een gouden snuifdoos met het stadswapen er op en eene toepasselijke inscriptie ter waarde van f 410 vereerd (3) Nog heb ik te vermelden Geertruij van Helsdingen, geboren te «Maarseveen», die als j. d., wonende te Brielle, aldaar den igden Julij 1735 in het huwelijk trad met Mattheus Sonnemaens (Sonnemans), j. m. geboren te Maastricht, en 21 Januarij 1736 begraven werd, nalatende een kind, Antonia Maria, gedoopt 10 Januarij 1736. Bij dien doop waren getuigen Antony van Helsdingen en Mevr. Maria Walop. De kerkeraadsacta van 21 Januarij 1725 noemen Geertruid van Helsdingen onder de op belijdenis aangenomen personen. Volgens de registers der begravenen werden te Brielle begraven 4 Mei 1728 juffr. Geertruy Chasteleyn, huisvrouw van Pieter van Helsdingen, 16 Nov. 1732 de Heer Pieter van Helsdingen, 14 Oct. 1734 de Heer Pieter van Helsdingen, 10 Nov. 1734 juffr. Anna Maria van Helsdingen, volgens de Acta van 17 April 1729 overgekomen met attestatie van Delft. De Acta van 29 Oct. 1728 vermelden Pieter van Helsding, over- (1) Res. Vroedsch. 9 April 1779, Res. Mag. 10 April 1779. De kerkeraadsacta van 13 Januarij 1781 vermelden Mr. Gerard Nicolaas van Helsdingen als overgekomen uit Den Haag met attestatie. (2) Res. Yroedsch. 13 Nov. 1780. (3) De doos werd geleverd door Chr. P. Haagen te 's-Gravenhage. gekomen met attestatie van Amsterdam, en de Acta van 17 Julij 1763 noemen onder de met attestatie overgekomen lidmaten Pieter van Helsdingen, van 's Gravenhage. XII. TAERLING. Meester Adriaen Terlincx (ook Terling en Taerling genoemd) Willemsze, eertijds «pater vant St. Catherine Susterhuys (1) binnen de steede van den Briel», maakte den 7den Maart 1602, toen hij te's-Gravenhage woonde, zijn testament en bepaalde daarin dal «sijne eenighe universeel erffgenamen» zouden zijn «de arme weeskinderen van den vondelyngen ofte weeshuyse binnen der steede van den Briel.» Zooals hij beschrijven liet, moesten de «regierders» van dat gesticht, waartoe zijn overleden ouders hadden behoord, van zijne nalatenschap «coopen seeckere jaerlijcxe eeuwighe rente den penn. sesthien, wel geypotikeert ende verseeckert, tot behoeft' van de voersz. weeskinderen tot haer wijn ende suyeker als iemant van deselve sullen sieck ende cranck weesen, sonderlinghe om de voersz. weeskinderen op heylige drie cooninghen avont, weesende de geboortdach van den testatoer, te distribueeren elck weeskint twee witte brooden elck van een halve stuyver, ende elck een vierendeel pinte france wijns, alle jaere eeuwelijcke ende erffelijcke gheduyrende.» Aan de | executeurs, Mr. Cornelis Duijn van Amsterdam en Dirck Goelen «Castelleyn van den Hove van Hollandt,» beiden te 's-Gravenhage woonachtig, droeg Taerling op te zorgen voor de uitkeering van een legaat aan Geertruyt Starck Jansdr., de trouwe hulpe niet alleen van hem, maar ook van zijn oude moeder en «miserable overleeden suster». Behalve het legaat bestemde hij voor haar «alle sijne cleere, alle den huysraet ende imboel van wollen ende linnen, beddens, slaeplaeckens, fluynnen, tafellakens, servetten ende andere linden, oeck alle sijn gheprinte ende geschreven boucken, groot ende cleijn, oeck alle andere sijne schriften, niet raeckende sijne beneficiael ofte patrimonieele schriften». In 1604 werd aan t testament eene codicille toegevoegd, waarbij Taerling aan de toen bij hem inwonende Elisabeth van Duvenvoerde een legaat vermaakte met eenige goederen, waaronder «tgheschreeven bouck van den geslachte van Duvenvoerde ende alle andere caertgens, daer de wapenen van die van Duvenvoerde in staen; een cleijn conterfeytsel (van Taerling) bij Harman van der Maste gheschildert, een wagheschotte tresoerken bij Pieter Jobsen schrijnwercker gemaeckt etc». Voorts besprak hij toen nog 25 car. guldens voor een nicht te Naaldwijk. (1) Over dit Zusterhuis handelde ik in Fruins Bijdragen Reeks Hl. D. H. bl. 136—161, en in „Het Brielsohe Archief' (Utrecht, Beiiers), bl. 116-129. «bij doods* van deze nicht, «gecoemen van vaders zijde», en Margriete Pietersdr., geheeten, zou het legaat zijn voor «de achtergelaeten kinderen van Marittge Pieters dochter, haer overleeden suster.» Gelijke som vermaakte hij aan «zijns moeders broeders kinderen ofte kintskinderen», aan «zijns moeders susters kinderen ofte kintskinderen ende zijns moeders halve susters kinderen ofte kindtskinderen». Van Den Haag verhuisde Taerling, na het maken van deze codicille, naar Delft en den isten Junij 1605 liet hij aldaar beschrijven dat, in plaats van Dirck Ghoelen, executeur zou zijn Harman van der Mast te Delft. Dat hij in 1610 te Delft gestorven is, blijkt uit een paar lijsten van munten in het sterfhuis van Mr. Adriaen Taerling gevonden (1); één dier lijsten werd den i2den Mei 1610 gemaakt en vermeldt den inhoud van een kist, welke geopend werd «ter presentie van Jan Jansze Taerlingh, als last hebbende van de weesvaders van den Briel, ende Cornelis Pietersze Burchvliet» (2). Daar Taerling in zijn testament de bepaling liet opnemen, dat hij begraven moest worden «in de parochij kercke van de plaetse daer hij overlijden» zou, zal zijn stoffelijk omhulsel te Delft ter aarde besteld zijn. Tot de geschreven boeken, die Geertruyt Starck mocht erven, zal behoord hebben een belangrijke, door Adr. Taerling vervaardigde Kroniek van Den Briel. Op 't l'aatst der voorgaande eeuw werd het Handschrift nog gebruikt door Jan Kluit bij het schrijven van zijn in MS. bestaand werk over Brielle. Op blz. 16 van 't eerste deel van dat werk leest men: «Eindelijk heb ik ontdekt uit een zeer wel geconserveert Manuscript van Adriaan Teerling, een geboren Brielenaar, (1) Tot de gevonden munten behoorden een „sittert", een „Albertus penn", een „schots stuck mette swaerden", „ses hongers ducaten", 22 „france cronen", 2 „corte cruyccn", een „italiaens pistolet", een „gouden vlies", een „halve Albertijn", „oude ende nieuwe rosenobels", een „silvere keysers gulden", een „france teston", 5 „engelse schellingen", 4 „crabbelaers", 3 „ouwe silvere vliesen", 2 „portugaelse testons", 2 „schrickenburgers", 14 „witte oirtgens", 22 „sitters ende souverains". (2) In de Rekening van de goederen der Regulieren te Rugge over 1622 leest men fol. 48 onder de uitgaven van renten: „Dirck Burchvliet over een jaer renten, spreeckende opt beneficie van Ariaen ^Villemsze Taerlingh etc." 't Eerst vond ik van dit beneficie melding gemaakt in de Rekening der goederen van de Regulieren over 1582, die fol. 36 dezen post heeft: „Betaelt Adriaen "Willemsze Teerling, eertijts pater van de Catharijnen in den Brielle, de somme van 12 ponden 10 schellingen over 5 jaeren verloopen renthen specterende aen zijne benefitie, sprekende opte goederen van desen convente etc." Zie ook de Rekening der geestel. goederen over 1591, fol. 8 verso en 9, waar mede sprake is van „Adriaen Taerlings vicarie". Eene Resolutie der Brielsche Vroedschap, dd. 13 April 1610, luidt: „Alsoo met den overlijden van Mr. Adriaen Taerling is vacerende seecker benefitie van acht gemeten lants, specterende tot den ontfanck van den ontfanger Abraham Commersteijn, daervan de collatie staet aen tgemeene lant, es verstaen dat de penningen sullen betaelt worden aen den voorsz. Commersteijn ende blijven tot sijnen ontfanck, totdat naerder op dese saecke sal wesen gedisponeert." die in t jaar 1572 Priester te Oostvoorn was, en in 't jaar 1602 dit werkje heeft geschreven, 't welk tans word bezeten bij mijn vriend den heer Hendrik Kruine, notaris en procureur binnen deze stad (Brielle), dat de kerk etc.» Waar het MS. beland is, kan ik tot mijn spijt niet zeggen. Zooals is medegedeeld, was bij de opening der kist met munten tegenwoordig Jan Jansze Taerling. Den 25sten Julij 1598 werd deze man door de Regeering te Brielle «geaccepteert als inner deser stede» Ci) en vandaar dat hij in plaats van Taerling wel Inner genoemd is (2). Den 5den Febr. 1622 werd hij «genomineert tot vader vant weeshuys tot assistentie van de andere vaders». Uit Res. 26 Junij 1623 blijkt, dat hij toen met Gerrit Arensze Meeuwesteijn een «pampieremolen» had. Hij behoorde tot de hoofden van de partij der contra-remonstranten en kwam daardoor in 1618 in de Regeering der stad. Op de lijst der Vroedschappen komt hij voor sub n*. 11. Driemaal is zijn naam te vinden op de lijst der schepenen; tweemaal trad hij op als raad in 't college der Magistraten; den isten Oct. 1624 werd hij verkozen tot burgemeester in de bank; de laatste betrekking mocht hij geen jaar bekleeden, daar hij 21 April 1625 stierf in den ouderdom van 67 jaren. In 't oudste der Brielsche trouwregisters leest men: «getrout den 5 Junij 1605 Jan Jansze Inner weduwenaer ende Catharina Bols, jonghe dochter van Mechelen, beijde wonende in den Briel.» In hetzelfde Register is vermeld, dat 31 October 159.5 getrouwd zijn «Jan Jansze, cleermaecker, wewenaer, ende Janneke Lenaertsdr., weduwe wijlen Bartholomeus Lambrechtsze apteecker, beijde van den Briel.» Dit echtpaar kreeg de volgende kinderen: Jan, gedoopt 11 Januarij 1595, getuigen Gerrit Arensze, Geertge Jans; Maritge, gedoopt 31 Januarij 1596, getuigen Pieter Melsze, Neeltge Lenerts en Maritge Harmans; Leentge, gedoopt 1 April 1598, getuigen Abel Fransze, Antony de backer en Maritge Arents; Janneken, gedoopt 16 Aug. 1600. Met het oog op deze kinderen mogen wij aannemen, dat de kleermaker, die in 1593 trouwde met Janneke Lenaercsdr., dezelfde persoon is geweest als Jan Jansze Taerling. Van dezen toch vond ik 6 kinderen: i°. Arien, 20. Roosje, 30. Jan, 40. Maritge, 50. Leentge, 6° Jannetje. i°. Arien (ook Adriaen en Aren genoemd) Jansze, gehuwd met Ariaentje Craens, zie op Craen art. I, waar kinderen zijn vermeld, die het echtpaar kreeg. De volgende Resoluties geven inlichtingen aangaande dezen zoon. Res. Mag. 23 Nov. 1624: «Is Arien Jansze Taerlingh, bode deser stede, op zijn versouck geaccordeert het conchergeschap van den Doele deser stede (1) Zijn borgen waren Jacob de Milde en Gerrit Jansze Delfl. (2) Ress. Yroedsch. 26 Dec. 1618, 15 Jan. 1619. -at bij provisie ende tot wederseggen van de heeren Magistraten behoudelick dat hij ende sijne huijs- vrouwe hen gedienstich ende behoorlijck tot contentement van de heeren Magistraten alsmede de officieren ende schutterye sullen draghen.» Res. Mag. 9 Dec. 1624: «Es in de vergaderinge gecompareert Jan Pietersze Lelievelt, verthonende dat de heeren Magistraten opt versoeck van Ariaen Jansze Taerling boode, sijnen swager, denselven geaccordeert hadden het consergeschap van de Doelen, waervan den voorsz. Taerling de heeren ten hoogsten was bedanckende vant faveur, ende alsoo ten aensiene vant overlijden van sijn huijsvrouwen vader alsmede sijne jegenwoordige sieckte den voorsz. dienst niet konde waerneemen, verclaerde daervan te desisteeren, sulcx dat de heeren daerinne disponeren naer haer welgevallen omme tvoorsz. consergeschap aen eenen anderen te vergunnen.» Res. Mag. 24 Dec. 1624. «Es opt versoeck van Jan Taerünck, burgemeester, de weduwe van Aren Jansze Taerling geaccordeert het vierendeel jaers tractements, daer haer sal. man als boode in gestorven es etc.» Den i2den April 1626 werden in ondertrouw opgenomen Adriaen de Vale wedr. (1) en Ariaentge Craensdr. weduwe van Adriaen Jansze Taerlync, maar het huwelijk kwam niet tot stand. In de Acta van de Classis van Voorne en Putten dd. 21 April 1626 leest men: «Ds. Joannes 1'Empereur heeft versocht 't advys der Broederen over een seker casus, voorgevallen in den Briel, van een vendrich (de Vale), sijnde lidtmaet der gemeente, dewelcke. in de Clundert leggende, met eene dochter aldaer ondertrouwt sijnde, drie huwelicksche geboden sonder verhinderinge hadde, welcke dochter, hem daerna niet begeerende te trouwen, hem eene schriftelicke afscheydt ten overstaen van Schepenen hadde gegeven, waeromme hij nu versocht in den Briel met een ander te trouwen. Deze casus matrimonialis rijpelick overwogen sijnde, is geresolveert den vendiich voorsz. met de tweede niet en mach getrouwt werden, maer dat de laetste huwelickse belofte voor crachteloos moet gehouden worden.» De Brielsche kerkeraad gedroeg zich naar dit advies (2) en de «uutroepinge» werd gestuit. (1) Den 6den Oct. 1619 trouwden te Brielle Adriaen de Yaele schrijver van de compagnie van den Heer, van der Noot, j. m en Iseeltge Claes van der Loeten j. d. Den 8sten Nov. 1620 gedoopt SrP;V°0n VaU Adliiaenrde Vallée en Neeltjen Claesdr., getuigen Niclaes Reyersze van der Loeten en Geertruyt Cornelisdr Zie over Geertruyt Cornelis e Valee wat ik schreef in Bijdragen van Fruin »\ ^ ,blz- 20i; Den 26sten JunÜ 1629 is te Brielle getrouwd Adriaen de Valee wedr. „voor desen capiteyn van sijne Ma* van Sweden met jufvr. Barbara de Bollekool, weduwe wylen Joncheer Ludolf van Lansbergen, in sijn leven capiteyn van een compagnie voetknechten ten dienste van de geünieerde Nederlanden." Eene Mas Res van 4 Oct. 1631 luidt: „Is juffrou Barbara de Bollecool, weduwe van Adriaen de Vale, geadmitteert publycque herberge soo van wijn als byer te mogen houden." J (2) Acta van 24 en 25 April 1626. Dat Adriaen Jansze Taerling drie kinderen naliet, blijkt uit eene akte van transport dd. 12 Januarij 1626, welke aldus begint: «Compareerde voor Schepenen der stede van den Brielle Jan Pietersze Leüevelt ende Symon Ghijsbrechtsze, poorters deser stede, voor haer selven ende in desen tsamen vervangende Roosgen Jansdr. ende Jannetje Jansdr., haere zusters, mitsgaders Willem Govertsze als voocht van de drije naerghelaeten weesen van Adriaen Jansze Taerlingh , alle erffgenamen van wijlen Jan Jansze Taerlingh, in sijn leven burghemeester deser stede etc.» (1). Eène dezer weezen heette Cornelia, in de Registers Cornelia Arents of Adriaens en in de Kerkeraadsacta van 2 Maart 1645 Cornelia Teerlings genoemd. Den 24sten Sept. 1641 trouwde deze Cornelia als j. d. met meester Jacob Duijnesteijn (Dunesteijn) wedr. (2), chirurgijn, en zij schonk hem een zoon Adriaen, gedoopt 4 Aug. 1648, getuigen Henrick Endthoven, jufvr. van der Poth en Pieter Jansze. Den 7den Dec. 1649 hertrouwde Cornelia Arents met Gerrit Jansze Pijnakel, j. m., chirurgijn. De naam van dezen man is op verschillende wijzen geschreven. Men vindt Pijnaekel, Pinakel, Pijnaekel, Pinacker, Pijnaecker, Pijnacker (3). Cornelia schonk hem: Johannes, gedoopt 7 Junij 1650; i) uit t vervolg der akte blijkt, dat Jan Jansze Taerling Sr. in cu me vernoem; ie r ar ij s en te Kouaen. (2) Den 5den Sept. 1628 te Brielle getrouwd Jacob Willemsze Duneteijn, chirurgijn, en Swaentje Arents j. d. Den 6den Aug. 1637 was le man blijkens een akte van dien datum 33 jaar oud. Behalve den in PT1 fplrflf O-Dnnflmrlon A T i. .... teK" genoemden Adriaen, kreeg Jacob Duijnesteijn ten minste nog 3 kinderen, 1°. Willem Jacobsze Duijnesteijn j. m. den 26sten Februari) 1668 getrouwd met Maijke Yerdooren, weduwe van mr. Grerrit Pijnakel. 2°. Judith Jacobs Duijnesteijn j. d., 9 Nov. 1655 getrouwd met Roelant Jansze wedr., schonk haren man: Swaentje, gedoopt 14 Februarij 1657, getuige Willemintien Jacobs; Ariaentje, gedoopt 1 Januarij 1658, getuige Annetje Jans; Jacob, gedoopt 25 Februarij 1661, getuigen Johannes Penninck, Willemtge Duijnesteijn, Annetje Jans; Sivertien, gedoopt 17 Sept. 1664, getuigen Johannes Penninck jn Maria Duijnesteijn. Als wed. van Roelant Jansze trouwde Judith Jacobs te Hellevoetsluis met Gillis Jacobsze van Glon, wedr. te Helleiroetsluis, na 7 April 1670 te Brielle ondertrouwd te zijn. Te Brielle ïverd zij als weduwe van Gillis Jacobsze den 8sten April 1683 begraven. 5°. Willemtje in 1657 volgens de kerkeraadsacta van 30 Aug. 1657 op lelijdenis aangenomen tot lid der gemeente. De grootvader dezer kinleren, Willem Danielsze Duijnesteijn, was stadsbode (Res. 27 Mei 1625) m concierge op 't stadhuis (Ress. 20 Julij 1616, 17 Oct. 1620 13 Nov [621). Hij overleed in 1632, Ress. 21 Februarij 1632, 8 Mei 1632* Behalve de dochter, in de laatste resolutie bedoeld, en den genoemden Facob, had hij een zoon Daniël, die evenals de vader stadsbode werd ïess. 16 Sept. 1628 en 11 Sept. 1632. In 1631 werd hem vergund .publycque herberge" te houden. (Res. 15 Nov. 1631) en in 1634 werd uj deken van het tappersgilde, Res. 23 Sept. 1634. In Res. 15 Oct 644 komt hij voor als koster. Den 4den Sept. 1629 trouwde hij met 'ietertje Jans Berchof j. d. Weduwnaar gewordeu, hertrouwde hij te Iwartewaal met Grietje Robbrechts j. d., na 21 Oct. 1646 te Brielle mdertrouwd te zijn. Uit dit huwelijk: Daniël, gedoopt 26 Sept. 1649 geuigen Pieter Jansze, Floortgen Willems, Cornelia Arens, Willem Daniels )uijnesteijn. Bij Res. Mag. 21 Aug. 1649 werd Jacob Danielsze, oud 4 jaren, nagelaten weeskind van Daniël Duijvesteijn uitbesteed en oevertrouwd aan iemand, die hem moet opleiden tot schrijnwerker 'ie ook Res. Yroedsch. 19 April 1653. (3) Pijnacker leest men in de Kerkeraadsacte van 4 Jan. 1657. Adriaen, gedoopt 8 Oct. 1652; Leentje, gedoopt 6 Junij 1654, getuigen Michiel Mager, Fijtgen Teunis en Grietje Gerrits; Johannes, gedoopt 26 Sept. 1656; Arent, gedoopt 4 Maart 1659, getuigen Leendert Har mans Vasthoff en Maertgen Aernts. Den 4den Mei 1660 is de huisvrouw van mr. Gerrit Pinaecker te Brielle begraven. Den i8den Nov. 1660 werden twee kinderen van hem «in één kisge» begraven. Hij hertrouwde 4 Januarij 1661 met Jacomina Quirijns, weduwe van Dirck van der Stee, dochter van den vroedschap Quirijn Quirijnsze (1), die hem een zoon schonk, Crijn genaamd, gedoopt 12 Januarij 1663, getuigen Meijnsje Arnts, Adriaene Hendrix en Jan Pietersz. van der Polder. In Julij 1663 hertrouwde mr. Gerrit te Oostvoorne met Maria Verdoorn j. d., na 3 Junij te Brielle ondertrouwd te zijn. In eene aanteekening van 11 April 1665 (Bodtboeck, begonnen 1660, p. 212) is sprake van Maria Verdoorn weduwe van G. Pijnaeckel (2). Den 3isten Oct. 1632 ondertrouwden te Brielle en trouwden daarna te Rotterdam Claes Baerentsze Cater, wedr. te Rotterdam, en Grietje Gerrits, wed. van Jan Arentsze Pijnaecker, wonende te Brielle. Dat hier de ouders van den vermelden chirurgijn zijn genoemd, leert ons eene akte van 19 Julij 1664, waarin niet alleen sprake is van «Quirijn Gerritsz Pijnakel, naergelaeten weeskint van sal. Jacomijna Quirijns, overleden huijsvrouw van mr. Gerrit Pijnakel», maar waarin men ook leest van Grietje Gerrits van Tongeren, wed. van Claes Cater, moeder van mr. Gerrit Pijnakel, wonende te Brielle, en Adriaen Verdoorn, vader van de tegenwoordige huisvrouw van mr. G. Pijnakel, wonende te Gorkum (3). Eene zuster van Cornelia Adriaens Taerling was Geertruyt Arens Taerlingh, die 3 Nov. 1643 te Brielle als j. d. trouwde met Luijaert Hermansze j. m. Deze man had tot geslachtsnaam Vasthoff of van Vasthoff, en gelijk hij in plaats van Luijaert wel Luwaert, Luard, Leeuwart, Livaert en Leendert genoemd is, zoo heet zijn vrouw niet alleen Geertruijt, maar ook Grietje en Gerritje. Als kinderen van dit echtpaar kwamen mij voor: Arientie, gedoopt 22 Oct. 1646, getuige Cornelis (zeker te lezen Cornelia) Ariens; Adriaen en Margrieta, (1) Dat zij een dochter van dezen man was, blijkt uit eene aanteekening van 1664, voorkomende p. 196 van het Bodtboeck, begonnen 1660. (2) Met wie Maria Verdoorn hertrouwde, vermeldt een voorgaande noot. (3) Den 19den Dec. 1651 werden gedoopt Maria en Sophia, kinderen van Willem Pietersze Tijbouth en Grietje Jana, en waren getuigen Gerrit Jansze Pijnaecker en Grietje Gerrits, Maerten Pietersze en Sophia Teunis. — Dat er later nog een mr. Gerard Pijnackel leefde, blijkt uit eene akte van 1 Oct. 1676, die na mr. Gerad (Gerard) Pijnackel vermeldt Ds. Johannes Heijnsius, pred. te Goedereede en Adrianus Heijnsius te Brielle, erfgenamen ab intestato van zal. Nicklaes Heijsius, commissaris te Nijmegen, hun broeder, en voogden van 't weeskind van Jacomina Heijsius. In plaats van Heijnsius en Heijsius, wat de akte heeft, moet men Heijnius lezen. — De doopregisters van de eerste helft der 18de eeuw noemen kinderen van Aart de Breur en Aaltje Pijnaker. gedoopt 7 Februarij 1649, getuigen mr. Jacob Duijnesteijn en Cornelia Arents Taerlinck; Adrianus, gedoopt 6 Januorij 1658, getuigen mr. Gerrit Pijnakel en Maertgen Ariens; Maria, gedoopt 1 <5 Aug. 1660, getuigen mr. Gerrit Pijnaecker, Jacomintje van der Poth en Maertge Ariens. In 1672 werd Luard Vasthoff vroedschap. Zie op Vasthoff. De derde wees, die Arien Jansze Taerling naliet, zal geweest zijn Maertje (ook Maritgen genoemd) Arens of Ariens, die den 29sten Mei 1640 als j. d. te Brielle trouwde met den weduwenaar Claes Claesze van der Mast, veelal Mast genoemd, blijkens Res. Mag. 16 Sept. 1651 van beroep metselaar. Het echtpaar won: Annetge, gedoopt 10 Julij 1646, getuigen mr. Jacob Duijnesteijn, Geertruit Ariens; Roosgen, gedoopt 7 Februarij 1649, getuigen Symon van der Poth en Leentje Jans; Arent, gedoopt 21 Junij 1650, getuigen Gerrit Pijnakel en Geertruit Arents. Den 20sten Oct. 1626 trad Claes Claesze van der Mast voor de eerste maal in den echt met Annetge Aernouts van Hillingsbergen j. d., welke vrouw den 30sten Meij 1638 begraven werd (1). Dat er in 1649 3 kinderen van haar in leven waren, blijkt uit eene schuldbekentenis van 9 April 1649, welke aldus begint: «Compareerde.... Jacomijntge Reijersdr. wed. van Jan Cornelisze Coppert, dewelcke bekende schuldigh te wesen aen de drije naergelaten weeskinderen van Annetgen Aernouts, daer vader van is Claes Claesze Mast etc.» Eene andere schuldbekentenis dd. 29 Junij 1663 begint aldus: «Compareerde Joris Jacobsze van der Kudde als getrout hebbende Arijaentje Claesdr., naergelaten weeskint van Claes Claesze Mast, dewelcke bekende schu.ldich te wesen aen de andere twee onmondige weeskinderen van den voorsz. Claes Claesze Mast etc.« (2). Drie kinderen van Claes Claesze van der Mast werden begraven 16 Junij 1619, 16 Februarij 1622 en 3 Oct. 1638. Zooals uit de laatstvermelde schuldbekentenis blijkt, trouwde zijne dochter Ariaentje of Adriaentje als j. d. met Joris Jacobsze van der Kudde (Cudde) j. m. Den ódén Mei 1663 werden zij te Brielle in ondertrouw opgenomen en zij trouwden elders. Het echtpaar won: Maertge, gedoopt 25 April 1664, getuigen Maertge Arnts, Thonis van der Salm. Jacob, gedoopt 16 Aug. 1665, getuigen Luaert Harmensze Vasthoff, Annetje Claes. Maria, gedoopt 22 Februarij 1668. Catharijntje, gedoopt 10 Oct. 1670, getuigen Ary Mast, Annetje Mast. (1) Den SOsten Oct. 1639 werd hij in ondertrouw opgenomen met Willempje Jans wed. van „Gillis Bernard coster", maar deze vrouw stierf als bruid. (2) In eene aanteekening van 1652 (Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 485) is sprake van een huis, in het bezit gekomen van „de twee onmondige voorkinderen van Claes Claesze Mast, geprocreert bij Aiinetjen Aernouts", en weer verkocht door Claes Mast als vader en voogd van die kinderen. Catharina (i), gedoopt 8 Dec. 1671, getuige Annetje Claes. Cornelia, gedoopt 1 Nov. 1673, Setui&e Geertruit TeerJing. Jacomijntje, gedoopt 25 Julij 1676, getuigen Johannes Havicius, Anna Poort. Nicolaes, gedoopt 22 Februarij 1678, getuigen Ariaen Claesze Mast, Annetje Claesdr. Mast. Jacob, gedoopt 27 Aug. 1679, getuigen Ary Claesze Mast, Annetje Claesdr. Mast. Jacob, gedoopt 36 Januarij 1681, getuigen Arije Claesze Mast, Maertje Pieters. Annetje, gedoopt 10 Mei 1682, getuigen Arien Claesze Mast, Maertje Pieters. Van Joris Jacobsze van der Kudde werden twee kinderen begraven 24 Sept. 1679 en 28 April 1681; zijn vrouw werd begraven 9 Dec. 1685, hij zelf 4 Januarij 1686. De aanteekening, die het laatste vermeldt, noemt hem timmerman. Ariaen (Arien, Ary) Claesze Mast j. m. 31 Mei 1070 te Brielle ondertrouwd met Anna Poort j. d. te Schiedam, met attestatie van 15 Junij naar Schiedam om te trouwen. Den i7den Aug. 1677 werd een kind van dit echtpaar, Elisabet, gedoopt, waarbij getuigen waren Willem Poort en Maria Poort. Den 2 7sten Dec. 1678 hertrouwde Ary Claesze Mast wedr. met Adriana van Vorsten j. d. Dit paar won: Maria (2), gedoopt 13 Oct. 1679, getuigen D. Johannes Havitius, Adriaentje Claesze Mast. Lena, gedoopt 5 Aug. 1681, getuige Cornelia Venloo. Simon, gedoopt 27 Dec. 1682, getuige Ariaentje Claes Mast. Niclaes, gedoopt 22 Aug. 1684, getuigen Joris van der Cudde, Ariaentje Claes Mast. Arien, gedoopt 6 Aug. 1686, getuigen Jan van Vasthof, Petronella Warbol. Bij den doop van het laatste kind was de vader niet meer in leven. Den i3den Nov. 1685 werd hij begraven; 4 zijner kinderen werden begraven 31 Aug. 1681, 6 Januarij 1683, 18 Februarij 1685, 16 Mei 1687. In de aanteekening van 31 Aug. 1681 wordt hij genoemd «glasemaker.» Annetje Claesdr. Mast, ook in de Thesaurie-rekeningen over 1678—1679 en 1681—1682 fol. 19 verso (1) De kerkeraadsacta van 26 April 1691 vermelden dat op belijdenis werd aangenomen Catrijntje Joris van der Cudde. (2) Den 27sten April 1706 zijn te Brielle getrouwd Wouter Emmer ij, j. m. van 's Gravenhage, wonende te Brielle, en Maria Mast j. d. Kinderen van dit echtpaar: Pieter, gedoopt 15 Mei 1707, getuige Helena Havicius; Adriana, gedoopt 29 Julij 1708; Adrianus, gedoopt 30 Dec. 1710, getuige Geertruij Vasthof; Pieter, gedoopt 14 Februarij 1714, getuige Dirkje Emmerij. — Wouter Emmerij begraven 17 Sept. 1715. — Zijne weduwe, in Aug. 1716 hertrouwd met Adriaan Pothoven j. m. geboren te Heusden, won bij dezen man: Sophia, gedoopt 13 Julij 1717; Reinier, gedoopt 25 Jannarij 1719. Maria Mast, wed. van A. Pothoven, 2 Dec. 1726 begraven. — In 1691 met attestatie van Voorburg te Brielle gekomen juffr. d'Emmerij. vermeld, zal wel dezelfde persoon zijn als Anna Mast j. d. 18 Februarij 167b te Brielle getrouwd met Ds. Johannes Havicius j. m. en 4 Julij 1680 aldaar begraven. Dit echtpaar kreeg twee kinderen: Helena, gedoopt 3 Maart 1677, getuigen Joris van der Kudde en Aefje Cornelis; Isaac, gedoopt 21 Junij 1680, getuigen Isaac de Gruter en Ariaentje Mast. Den 4den Julij 1680 werd een kind begraven. Joh. Havitius kwam in 1671 met attestatie uit Rotterdam te Brielle (Acta 24 Oct. 1671), waar hij benoemd was tot conrector aan de latijnsche school (Res. Vroedsch. 4 Mei 1671). In 1682 kreeg hij de benoeming tot conrector te Gorkum en hij volgde die benoeming op (Res. Mag. 7 Februarij 1682). Bij Magistraatsresolutie van 10 Maart 1 691 werd vergund het weeskind van den conrector Johannes Havitius in het Brielsche weeshuis op te nemen. Helena Havitius j. d., 28 Oct. 1708 te Brielle ondertrouwd met Jan Willemsze van Dalen wedr., stierf als bruid en werd 29 Nov. te Brielle begraven. Den ioden Nov. 1602 zijn te Brielle getrouwd Claes Claesze j. m. en Femmetgen Willemsdr. j. d. Dat deze lieden de ouders waren van Claes Claesze van der Mast, blijkt uit het Bodtboeck, begonnen 1624, blz. 2152 verso, waar men eene aanteekening van 1634 vindt, beginnende met de woorden: «Alsulcken huijs ende erve als Femmetgen Willemsdr. wed. wijlen Claes Claesze Mast metselaer etc.» Van 't echtpaar kwamen mij de volgende kinderen voor Claes, gedoopt 17 Aug. 1603, getuigen Antony Backer, Pieter van der Eijde, Annetje Cornelis; Willem, gedoopt 4 Dec. 1605; Willem, gedoopt 12 Maart 1607 (1). Deze Willem zal geworden zijn de jonkman Willem Claesze van der Mast, die den 7den Mei 1641 te Brielle trouwde met Neeltje Louis j. d. Eene aanteekening van 1 Februarij 1642 (Bodtboeck 1641, blz. 42 verso) luidt: «Alsulcken boomgaert.... als Willem Claesze Mast ende Neeltgen Louis in haer leven beseten heeft etc.» Een broeder van Claes Claesze zal vermeld zijn in eene akte van 15 Februarij 1656, aldus aanvangende: «Compareerde voor Schepenen der stede van den Brielle Niclaes Mathijsze van der Mast ende Johannes van der Mast, beijde voor haer selven ende in desen vervangende hare minderjarige susters, al te samen naergelaten kinderen ende erffgenamen van wijlen Mathijs Claesze van der Mast, geprocreert bij Maertgen Jansdr., haer moeder etc.» 2°. Roosje Jans, gehuwd met Anthony Tael, zie op hem art. X. Dat die Roosje een dochter was van Jan Jansze Taerling. blijkt uit Resoluties van 26 September en 13 Nov. 1627. De eerste luidt: «Is Jan Pietersze (1) Den 20sten Nov. 1607 werd gedoopt Willem, zoon van Engel Willemsze en Maritgen Pieters, en getuigen waren toen: Claes Claesze Mast, Dirkge Joosten, Jacob Goversze. Lelievelt, als oom ende voocht van Daniël Anthonisze Tael, soone van Antony Tael, geconsenteert ordonnantie van ioo £ op den ontfanger Abraham Commersteyn, als wesende het leste derde jaer subsidie, den voorn. Tael bij marginelle appostille op de requeste van Jan Jansze Taerlingh, sijnnen grootvader, tot vervallinge van de costen van desselffs stadiën bij den Vroetschappe geaccordeert» (i). 3°. Jan Jansze Taerling. In de kerkeraadsacta van 2 Sept. 1621 wordt onder de nieuwe leden « Jan Jansze Taerling de jonge» vermeld. Deze zoon zal bedoeld zijn in eene Resolutie van de Brielsche Vroedschap van 26 Dec. 1618, luidende: «Es Jan Jansze Inner ten respecte hij zijnnen zoon hout op de studie, geremitteert den derden penn. van sijnne respective vicarie met t'gunt daervan es verloopen». Sprekende over Adriaen Jansze Taerling, haalde ik eene akte van transport aan van 12 Jauuarij 1626. In die akte zijn de erfgenamen genoemd van Jan Jansze Taerlingh, en van Jan Jansze Taerlingh jr. is er geen sprake. Men mag daaruit besluiten dat hij in 1626 niet meer in 't land der levenden was. 40. Maritge Jans, gehuwd met Simon Gijsbrechtsze van der Poth, vroedschap, zie op Van der Poth. Eene Resolutie van 27 Dec. 1625 luidt: «Sijn in de vergaderinge van de Magistraet verschenen Jan Pietersze Lelievelt ende mr. Simon Gijsbrechtsze, erffgenaemen nomine uxorum in de naergelaeten goederen van sa. Jan Jansze Taerlingh etc.» 50. Leentge Jans, gehuwd met Jan Pietersze Lelievelt, vroedschap, zie op hem art. XIII. Weduwe geworden, hertrouwde zij den 28sten Oct. 1631 met Willem Adriaensze Goutswaert wedr., vroedschap, zie op hem. Andermaal weduwe, trad zij den 20sten Oct. 1641 in den echt met Henrick Lucasze Nouts wedr. (2) De eerste vrouw van dezen man was Maertje Cornelis wed. van Adriaen van der Meer, in leven vroedschap. Hij trouwde met haar den 2ysten Aug. 1630 en inde aanteekening daarvan heet hij «Hendrick Lucasze van Eijnthoven» (3). Den 8sten Aug. 1651 is te Brielle begraven de vrouw van Hendrick Lucasze Nouts. Den ' 8sten Oct. 1652 hertrouwde hij met Margarieta Weimans, weduwe van Cornelis Cleiburg. Den yden Nov. 1653 werd hij begraven. Dat hij kinderen naliet, blijkt niet alleen uit eene aanteekening van 13 Maart 1655, voorkomende blz. 559 van het Bodtboeck, begonnen (1) In eene akte van 24 Junij 1630 wordt Anthony Tael genoemd „swager" van Jan Pietersze Lelievelt. (2) In 1608 werd te Oude Tonge als predikant bevestigd Anthonis Adriaensze Nout van Schiedam. In 1644 werd hij emeritus. (3) In een akte van 11 Januarij 1651 vond ik hem als inner en boelhuismeester te Brielle. Ook in Res. Mag. 14 Febr. 1649 is als zoodanig van hem sprake. — Hij verscheen toen in de vergadering met Leentgen Jans de Taerlinck, zijne huisvrouw, bijgestaan door haren schoonzoon Michiel Mager. Uit Res. Mag. 11 Nov. 1653 blijkt, dat hij, in leven zijnde, „gestelt" werd tot „vader van den H. Geest te Maerlant." 1641, maar ook uit eene aanteekening van 1664, op blz. 691 van hetzelfde boek, luidende: «Alsulcken huijs ende erve als Heijndrick Lucasze Nouts ende Leentje Jans Taerlijngh tselve best gepossideert hebben ende alsnu bij hare kinderen ende erfgenamen vercocht is etc.» Eene dochter van Hendrik Nouts zal geweest zijn Maria Nouts, als j. d. den 24Sten Sept. 1652 te Brielle getrouwd met Petrus Kintsius, predikant te Ilellevoetsluis. Deze man, ook Kinthius genoemd, werd in 1651 predikant te Hellevoetsluis; van daar vertrok hij in 1655 naar Heenvliet, alwaar in 1693 Dr. Cornelius Akkersdijk werd beroepen, omdat Kinthius gestorven was. Jan Kinthius kwam in 1690 met kerkelijke attestatie van Heenvliet te Brielle (Acta van 26 Oct. 1690). Johan Kinthius j. m. 4 April 1694 ondertrouwd met Maria Bos j. d.; met attestatie dd. 21 April naar Simonshaven (1) om te trouwen. Zij te Brielle begraven 5 Junij 1711, hij 19 Mei 1716. Den 9den Maart 1695 werd van het echtpaar een kind gedoopt, Niclaes, en getuigen waren Pieter Kinthius en juffr. Cornelia van der Fuijk. In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Maria Bosch. Den isten Oct. 1707 werd de vader gekozen tot raad in het college der Brielsche Magistraten, den isten Oct. 1710 tot schepen. — Den 2.1 sten Sept. 1688 zijn te Brielle getrouwd Pieter Kinthius j. m. (2) te Rotterdam en Helena van der Houven (van der Hoeven) j. d. (3). Van dit echtpaar werden te Brielle twee kinderen gedoopt, Anna, den 25sten Februarij 1691, en Maria, den 22sten Oct. 1694, getuigen Maria Boom en Jaquemijntje van der Hoeven. Op belijdenis te Brielle aangenomen Anna Kinthius in 1708, Maria Kinthius in 1712 (Acta van 25 Oct. 1708 en 28 Julij 1712). Den 29sten Oct. 1719 zijn te Brielle ondertrouwd Petrus Kintsius j. m. geboren te Simonshaven en wonende te Leiden, en Maria Kintsius j. d. geboren en wonende te Brielle; met eene attestatie dd. 14 Nov. naar Brielsch-Nieuwland om te trouwen. Den igden Maart 1744 Brielle begraven Maria Kintius weduwe van Willem van Rije. 6°. Jannetje Jans Taerling j. d. te Brielle 27 Oct. 1630 ondertrouwd en daarna te Zwartewaal getrouwd met Johannes Pythius (4) (ook Pitius genoemd) we- (1) Henrieus Kinthius, predikant te Wadenoijen, ging in 1690 naar Simonshaven; hij stierf aldaar en in zijne plaats werd in 1698 tot predikant beroepen de proponent Louis de la Coste, te Dordrecht. (2) De kerkeraadsacta van 31 Oct. 1688 vermelden dat met attestatie van Heenvliet te Brielle kwam Pieter Kint. (3) In een doodenregister staat dat 12 Aug. 1725 begraven werd Johanna VerhoefF wed. Pieter Kintius. (4) Johannes en Samuel Pythius, broeders, werden om hunne remonstrantsche gevoelens in 1619 ontslagen, de eerste als predikant van Aarlanderveen, de tweede als predikant van Waerder (Acta Syn. te Leiden 1619, artt. 27 en 37). In 1627 werden zij weêr, na bij de 5 jaren te Amsterdam stichtelijk te hebben geleefd, met de kerk verzoend (Acta Syn. te "Woerden 1625 art. 61). Die verzoening had plaats te Brielle (Acta Classis 8 April 1625), en in de vergadering der Classis van 20 Aug. 1626 werd bericht dat Joannes naar Zwartewaal was beroepen. duwenaar en predikant te Zwartewaal. In 1626, toen hij te Middelharnis woonde, kreeg Joh. Pythius het beroep naar Zwartewaal en zijn ontslag als predikant dier gemeente gevraagd en bekomen hebbende, werd hij in 1658 opgevolgd door Engelbert Pythius. In de Rekening van den in • 1665 geconsenteerden 200sten penning komt als eigenares van eene vicarie op blz. 6 verso voor Jannetje Jans Taerlingh weduwe van Ds. J. Pitius. De kerkeraadsacta van 28 Julij 1667 vermelden deze weduwe als ingekomen met attestatie van Middelharnis. Eene akte van 18 Februarij 1669 bevat de verklaring van Gualther Mager en Cornelis Steen, afgelegd op verzoek van de kinderen van Jannetje Jans, in leven wed. van Ds. Joh. Pithius, dat genoemde Jannetje op den 22Sten Nov. 1668 te Brielle gestorven en den 28sten Nov. te Zwartewaal begraven is. Engelbert Pythius, zoon van Johannes Pythius, was, voordat hij zijn vader te Zwartewaal opvolgde, predikant te Korendijk, waar hij in 1656 als proponent kwam. In 1674 ging hij van Zwartewaal naar Willemstad. Zooals uit Res. Vroedschap 12 Aug. 1645 en Ress. Magistraat 16 Nov. 1647, 20 Nov. 1649 en 19 Februarij 1650 blijkt, werd Engelbert door de Brielsche Regeering aangenomen als extraordinaris alumnus. Zijn broeder Frangois werd in 1642 benoemd tot ondersecretaris van Den Briel op een tractement van f 250 (1). Den ioden Oct. 1645 trouwde hij te Brielle met Petronella Sem j. d., dochter van Otto Sem, vroedschap. Blijkens eene akte van 29 Oct. 1646 leefde de substituut-secretaris toen nog, maar den igden Maart 1647 moesten de Brielsche Magistraten eenen anderen ondersecretaris kiezen wegens het overlijden van Francois Pitius. Zijne weduwe hertrouwde 7 Februarij 1651 met Jan Eliasze Venlo weduwenaar, zie op Venlo. — Een derde zoon van Johannes Pythius droeg den naam zijns vaders. Eene akte van 4 Februarij 1662 gewaagt van Ds. Johannes Pitius «gewesene predicant in de duijtsche gemeente tot Jarmuijden in Engelant». Den 2isten Februarij 1662 trouwde hij te Brielle met Claesje van der Houff (Hoeff) j. d., wonende te Brielle, die hem schonk Maria, gedoopt te Brielle 16 Nov. 1662, getuigen Ds. Engelbertus Pythius en juffr. Johanna van der Poth. Den i2den April 1663 werd de gewezen leeraar van «Jarmuijden» beroepen te Rockanje en hij bleef aldaar tot aan zijn dood werkzaam. Den 28sten Mei 1676 werd te Rockanje een predikant beroepen in plaats van den overleden leeraar Joh. Pythius. In 1699 vergunden de Brielsche Magistraten aan de weduwe van Ds. Johannes Pitius de bewoning van een der «huijskens int pesthuijs» (2). Magdalena Pythius, in 1664 op belijdenis aangeno- (1) Res. Mag. 30 Sept. 1642. (2) Res. Mag. 24 Oct. 1699. Vroeger was het pesthuis een klooster der Cellebroeders. Zie mijne verhandeling over dat klooster in Fruins Bijdragen R. III., D. I., blz. 135 en volgg. men te Brielle (Acta van 24 Januarij 1664), trouwde aldaar als jonge dochter den 20sten Sept. 1667 met Cornelis Steen j. m., en zij won bij hem Catrina, gedoopt 30 Sept. 1668, getuigen Hendrik Steen en Catrina Steens. In 1671 hertrouwde Magdalena buiten Den Briel met Johan Schrijver j. m., na aldaar den 4den Oct. 1671 met hem ondertrouwd te zijn. Het echtpaar won: Frangois, gedoopt 13 Sept. 1Ó72; Petronella, gedoopt 13 Maart 1674 (1); Elisabeth, gedoopt 9 Mei 1677; Johanna, gedoopt 3 Maart 1679; Frangois, gedoopt 12 Mei 1682. Als getuigen staan geboekt Petronella Venlo, Balthasar Sem, Anna van Campen, Melchior van Warendorp, Cornelia van Allen, Elias Venlo en Johanna van der Polder. Den 27sten Nov. 1680 werd een kind van Johan Schrijver begraven en in de aanteekening daarvan heet hij «wijncoper». Den 15den November 1689 werd Johan Schrijver begraven. Den ioden Junij 1691 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna buiten Den Briel getrouwd Ds. Antonius Didericus Hornovius, j. m. van Utrecht, en Magdalena Pitius wed., wonende te Brielle. Een volgend Trouwregister bevat de aanteekening dat 26 Oct. 1721 ondertrouwd zijn Anthonius Diderikus Hornhoven, predikant in Prinseland, wedr. van Magdalena Pitius, en Petronella Thomée, onlangs te Brielle gewoond hebbende. Met attestatie van 10 Nov. 1721 naar Prinseland om te trouwen. Uit een doodenregister is mij gebleken dat Magdalena Pythius, huisvrouw van Ds. Hornovius, den 20Sten Mei 1708 te Brielle begraven werd. In de Kerkeraadsacta van 26 April 1696 leest men: Maria Pijthius, met attestatie gekomen van Rotterdam (2). De door mij aangehaalde akte van transport dd. 12 Januarii 1626 gewaagt van Willem Govertsze als voogd van de drie nagelaten weezen van Adriaen Jansze Taerlingh. De daar bedoelde Willem Govertsze Taerlingh trad als j. m. den 2 5sten Maart 1607 in het huwelijk met Maritgien (Maertge) Arents j. d. te Brielle. Als weduwenaar van Maertge Arents hertrouwde hij 8 Maart 1644 met Burgjen Arents (3), weduwe van (1) In de aanteekening van den doop van dit kind is de vader getiteld „diaken." (2) Den lOden Sept. 1623 werd te Brielle gedoopt Susanna, dochter van Frans Houpuschi en Catharina Pitti, getuigen Susanna Tyboude en J. Houpuschi. — In 1654 zijn met attestatie van Zierikzee te Brielle gekomen mr. Pieter Pittij chirurgijn, zijn vrouw N. van den Broecke en zijn dochter Lucretia Pittij (Acta van 29 Oct.). — In de Waalsche kerk zijn te Brielle gedoopt 24 Februarij 1793 Marie Charlotte, geboren 10 Februarij, 24 Februarij 1799 Jean GeorgeChristien, geboren 19 Februarij, kinderen van Adriaan Geij en Jeanne LouiseFrédérique van Pittius. Johanna Juliana Maria van Pittius, was „maraine" van 't eerste kind. In 1793 was Amsterdam haar woonplaats en 23 Mei 1793 werd zij te Brielle begraven, oud 32 jaar. (3) In eene aanteekening van 1642 (Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 56) is sprake van Jacob Arensze, zwager van Willem Govertsze Taerlingh. Cornelis Cornelisze Camp, wonende te Geervliet. De Acta van 29 April 1644 vermelden dat deze vrouw met attestatie van Geervliet te Brielle kwam. In 1627 werd Willem Govertsze Taerlingh verkozen tot diaken. Den 24sten Julij 1645 was hij niet meer in 't land der levenden. Eene akte van dien datum begint aldus: «Wij Burgermeesters, Schepenen ende Raden der stede van den Briele doen cont.... hoe dat door den overlijden van Willem Govertsze Taerlinck, in sijn leven inwoonder ende poorter der voorsz. stede, als gewesene laetste besitter van zeeckere vicarie ende memorie landen, die bij octroij van de Ed: Mo: lleeren Staten van Hollant opten 17 Sept. 1640 int openbaer sijn vercocht, wij als collateurs van de voorsz. vicarie ende memorie deselve hebben geconfereert.... op Heijndrick Govertsze Taerlinck.... als sijnde de eenige broeder van den voorsz. Willem Govertsze ende de ouste naeste in den geslachte van de fondateurs van de voorsz. vicarie ende memorie landen etc.» (1). Uit eene aanteekening van 6 Januarij 1646 (Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 214) mogen wij besluiten dat hij schoenmaker of leerlooijer was en blijkt dat hij niet kinderloos stierf. Zij luidt: «Alsulcken loijerie ende de erve daer annecx.... als Willem Govertse Taerlingh tselve lest gepossideert heeft ende alsnu bij sijne kinderen ende erffgenamen wederomme vercoft is etc.» Eén zijner kinderen, Tanneken Willems Taerling, trouwde als jonge dochter den 9den Oct. 1635 te Brielle met Jacob Arentsze van Dijck j. m., wonende op de «Schoenmerct», en schoenmaker van beroep (2). Weduwe geworden, trouwde zij den i7den Maart 1643 met Jacob Abrahamsze, wedr. van Neeltje Sanders. Eene zuster van Tanneken zal geweest zijn Roosje Willems Taerling, in 1636 op belijdenis aangenomen (Acta van 28 Februarij 1636) en als j. d. den 27sten October 1637 te Brielle getrouwd met Jan Willemsze Franck j. m., wonende op de Schoenmarkt. In het doopregister van 1646 en volgende jaren leest men, dat den 24sten Februarij 1649 gedoopt werd Christiaan, zoon van Jan Willemsze Franck en Christina Wilms Teerlingh. In plaats van Christina moet er Roosje staan. Eene akte van 28 Januarij 1656 spreekt van Roosje Willemsze Taerlijngh weduwe van Jan Willemsze Vranck (3). Hendrick Govertsze Taerlingh, te Brielle begraven 25 December 1659, was schoenmaker (4), fungeerde (1) In een akte van 8 Oct. 1631, waarin genoemd worden de erfgenamen van Jan Claesze Knecht, komt voor Neeltgen Jacobsdr., nagelaten weduwe van Jan Claesze Knecht, „geassisteert met mr. David Jacobsze van der Heul ende "Willem Govertsze Taerlingh." (2) In eene aanteekening van 2 Januarij 1641 (Bodtboeck, begonnen 1624, pag. 388) wordt Willem Govertsze Taerlingh genoemd schoonvader van Jacob Arentsze schoenmaker. Zie ook Acta des kerkeraads van 1 Januarij 1637. (3) Blijkens die akte trad als borg voor de weduwe op Jan van Butten „exploitier vant Comptoir van de gemeene middelen te Brielle." (4) Zie Bodtboeck, begonnen 1624, blz. 110. ü een tijd lang als diaken (Res. Mag. 29 Julij 1645) en komt in eene aanteekening van 1647 voor als «capiteyn deser stede» (Brielle)(i). In het Bodtboek, begonnen 1660, blz. 3, treft men eene aanteekening van dat jaar aan, luidende: «Alsulcken huijs ende erve, genaemt de swarte laers, als Hendrick Goversze Taerlijngh tselve lest bij Jacobmijntje Maertens van Andelgem, sijnne eerste overleden huijsvrouwe in lijftochte gemaect ende alsoo beseten heeft etc.» In de kerkeraadsacta van 29 Februarij 1624 heet deze eerste vrouw Jacomijntje van Antelgem. Haar doop vindt men in het doopregister van 1 593 —1600, wanneer het meldt dat 1 Nov. 1 598 gedoopt werd Jacobmijntje, dochter van Maerten van Andelgem (ook Andelinghe en Andelegem gespeld) en Centge Cornelis. Den 28sten Julij 1654 is Henrick Govertsze Teerlinck, weduwenaar, hertrouwd met Jannetje Seroien (Serojen, Seroeijen) j. d., die hem een dochter schonk Jacomina, gedoopt 6 April 1656, getuigen Chenoijs, Michiel Mager en Lijsbet van Wercken. Den 22Sten Nov. 1661 is Jannetjen Seroijen als weduwe van Henrick Govertsze Teerlinck hertrouwd met Pieter Mowet (2), weduwenaar te Rotterdam, en als weduwe van dezen man werd zij den 14den Nov. 1681 te Brielle begraven. — Jacomina, de vermelde dochter van Hendrick Govertsze Taerling en Jannetje Seroijen, trouwde als j. d. den 8sten Junij 1672 met Dirk Stopman j. m. notaris en procureur (3). Het echtpaar won: Hendrik, gedoopt 13 Januarij 1675; Anna, gedoopt 4 Nov. 1676; Jan, gedoopt 25 Januarij 1678; Joanna Maria, gedoopt 28 Januarij 1682; Gualther, gedoopt 28 Maart 1683; Jacob, gedoopt 29 April 1685; Jacob, gedoopt 21 Junij 1686; Dirck, gedoopt 25 Februarij 1688; Michaël, gedoopt 19 April 1689; Johanna Maria, gedoopt 28 Januarij 1691; Michaël, gedoopt 26 Julij 1Ö93; Dirk, gedoopt 17 Mei 1697. Als doopgetuigen staan geboekt: Ds. Johannes Magerus, Johanna Seroijen, Jacobus Stopman, Jannetje Stopman, Maria Magerus, Gualther Magerus, Johan Pesser, Jacoba Vromans, Cornelia Houkwater en Anna Stopman. Drie kinderen van Dirk Stopman werden te Brielle begraven den 3isten Januarij 1680, den 5den Mei 1682 en den i8den Junij 1685. Hij zelf werd den i7denDec. 1697 en zijne weduwe den isten April 1698 begraven. In de aangehaalde akte van 24 Julij 1645 is Hendrick Govertsze Taerling (4) genoemd de eenige broeder van Willem Govertsze Taerling. Wij moeten daaruit niet (1) Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 279. In 1653 trad hij af als „capiteijn vant witte vendel," Res. Mag. 22 Maart 1653. (2) Op blz. 103 van 't Bodtboeck, begonnen 1660, heet hij Pieter Movet. (3) De echtelingen werden in hetzelfde jaar op belijdenis aangenomen, zie Acta 28 Julij 1672. (4) Uit Res. Mag. 26 Febr. 1650 blijkt, dat Heijndrick Govertsze Taerlijnck „oom ende blootvoocht" was van Jannetgen Jans, weduwe van „Jan van "Woirden, in leven secretaris van Hellevoete." besluiten, dat ook vóór 1645 er maar twee broeders geweest zijn. Den 2den Dec. 1601 zijn te Brielle getrouwd Jan Govertsze «cleermaeker» j. m. en Truijtge Jans j. d., en dit echtpaar won: Annetghen, gedoopt 13 Sept. 1602, getuigen Jan Jansze, Toenis Jansze en Roosghe Goverts; Govert, gedoopt 6 Febiuarij 1604, getuigen Arien Pouwelsze, Maritghen Jansdr. huisvrouw van Matheus Gerbode en Nelletghe Ilarmans; Tan. eedooot iq Nov. 1606, getuigen Maerten Le- naertsze, Jan Crijnsze en Catharina Bols. Dat de kleermaker Jan Govertsze den naam Taerling voerde, is boven allen twijfel verheven door eene akte van 4 Dec. 1638, welke aldus aanvangt: Compareerde.... Govert Jansze Taerlingh, poorter deser stede (Brielle), soone ende medeerffgenaem van Truijtgen Jansdr., in haer leven weduwe van sal. Jan Goversze Taerlingh, sijnnen overleden vader ende moeder sal., dewelcke verclaerde te sederen ende volcomen affstant te doen.... aen ende ten behouve van Jannetgen Jansdr., sijnne sustei, • 1 • i_ ende dat namentlijcken van de ernenisse, aie nem, mmnarant. door doode van de voorsz. ïruijigen Tansdr. siinne moeder.... es opgecomen etc.» — Den gden Maart 1627 zijn te Brielle getrouwd Govert Jansze Taerline- i. m. M en Stoneliintie Uorneiis 1. o. ucu — o ' w 2Qsten Aug. 1660 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te- Schiedam eretrouwd Tan Govertsze leerling, j. m _ _ _ . , • j n van Den Briel, en Maria Jans ). d. van ocnieaam. echtoaar won (2) een ongenoemd kind, gedoopt 10 Julij 1663, getuigen Arien Pietersze (de uotnj en 1 e- tronella Teerlinx (V). Den 4den Mei iööo is jan uo- vertsze Teerlingh, weduwenaar, getrouwd met Cornelia •van Cleijburch, weduwe van Roelant Lathouwer. In een aanteekening van 1661 (Bodtboeck, begonnen 1660, hl 7 cïï wordt Tan Govertsze Taerling «cleermaecker» — j j j — genoemd, 't Laast vond ik den man vermeld als getuide den nden Mei 1668 bij den doop van een kind O ' # T van Arnt Pietersen Both en Cornelia Ariens. — Het Kohier van den voor 1660 geconsenteerden 2oosten penning noemt op blz. 25 Hendrick Goversze Taeilincyh — Petronella Teerlingh j. d. is den 2Qsten Julij 1668 te Brielle ondertrouwd en daarna te Oostvoorne getrouwd met Pieter Jacobsze de Valck weduwenaar. Den 18den Auer. 1602 zijn te Brielle getrouwd Hu- hrprht van Dieuvoorden j. m. van Mechelen en Roosgen Govers j. d. In plaats van Van Dieuvoorden vindt men ook geschreven Duvoorden, van Duvenvooide, van Fivuenvoorde. van Dvvoort. Het echtpaar kreeg: Stoffel, gedoopt 25 Junij 1603, getuigen Janneke Jans, Jan /i\ t~ sui/ntaAlraTiin£r van 1636 komt Govert Jansze ^1 j ±11 ecxic — o - - Taerling voor als yerkooper van eene „erve ofte loeyerye" (Bodtboeck, V\Ar»rtnnün ir.9A hlz 303 versot. UCgvUllVi» j.vsaa.1-) — / ^ ro> laten Anril lfi59 werd een ongenoemd kind gedoopt van Jan Goversen en Maria Jans. Is hier Jan Govertsze Taerling bedoeld, dan i • 1 1 1 . . J - .1-1. ■werd dit kind geboren, voordat de ouders ooor uen euni YT aicu. (3) In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Maertge Jans. ■ Crijnsze, Hendrick Jansze, Annetge Pieters; Annetge, gedoopt 24 Julij 1605, getuigen Willem Govertsze, Joos de Groote, Truijtge Jans, Jannetge Jans; Cornelis, gedoopt 27 Sept. 1606, getuige Adriaentge Cnjns; Cornelis, gedoopt 20 Nov. 1607, getuigen Glaude van Dyvenvoorde, Pieter Matthijsze, Catalijntge Bols. Ook met het oog op de doopgetuigen zal er wel geen bezwaar zijn om deze Roosgen Govers te noemen eene 7,ici-f»r van Hendrick Govertsze Taerling en de twee broeders, van wie wij hebben gesproken. In eene akte van 25 Januarij 1632 is sprake van Hubrecht van Duvoorde «backer». Den isten Oct. 1589 werd gedoopt Catalijna, dochter van Jacob Lenaertsze en Tanneken Staerlincx. Of hier aan een schrijffout moet worden gedacht en de naam dezer moeder, die in eene aanteekening van 13 Dec. ic87 Tanneken Jacobs heet, Taerlincx was, kan ik met ' t • 1 * 1 _ „ ^ \ r-\ V* Ot beslissen. Den naam bteerling vono ik uu* m — doopregister van 1646 en volgende jaren, hetwelk Frangoys Steerling vermeldt als getuige op den 22sten Januarij 1658 bij den doop van Johan, zoon van Frangoys Bornevelt en Margneta brouwers. XIII. LELIEVELT. De naamlijst der Vroedschappen vermeldt sub n°. 39 Jan Pietersze Lelievelt. Bij zijne verkiezing tot vroed¬ schap in 1626 schijnt het met oest te zijn toegegaan. Op den nden Maart 1628 nam de Vroedschap het * % 1 _ AK 1 4-1 an volgende besluit: «Is verstaen dat men ae lesuiuwcu ende 't gepasseerde op den n ende 17 Novembns 1 * nr\_ 1626 in de vergadennge van oen vroeibuiaFFt uU pende de proceduijren, gepleecht in de verkiesinge van Jan Pietersze Lelievelt tot vroetscnap in piacwc wan mr David van der Heul, sal casseren ende annul- ipren pnHfl tot meerder annestie (sic!) ende vergetenis int memoriaelbouck roeijeren, sulex gedaen is.» Uit . , / 1 1'M.i. J„l. Ress. Vroedschap 7 April en 31 Mei 1032 diijki uat Lelievelt toen overleden en vroedschap was tot aan zijn dood. In 1627 en 1629 werd hij gekozen tot raaa in 't college der Magistraten, maar schepen wera mj evenmin als burgemeester. Evenals Jan Jansze Taer- - < . / _ \ \\T~\\r ling was hij «inner» or boelliuismeester {*)• ambacht hij uitoefende, voordat hij «inner» wat,, uiijtv.. uit onderstaande aanteekening van zijn 2de huwelijk. In Res. 29 Januarij 1622 komt hij voor ais oiaKen. Dat hij «capiteijn vant oraingievendel» en «regent vant ieprooshuijs» was, zeggen ons Kesoiuues van u 1 c- bruarij 1628 en 7 April 1031. (1) Zie Ress. 6 Januarij 1623, 15 Februari] 1625, 26 Aug. 1828. In een Trouwregister vindt men, dat den 4den Oct. 1620 te Brielle getrouwd zijn Jan Pietersze «cleermaecker», weduwenaar (x), en Leentje Jans j. d. Ofschoon deze Jan Pietersze niet Lelievelt heet, is het toch zeker dat hier Jan Pietersze Lelievelt is bedoeld. Zijn vrouw, Leentje Jans, was een dochter van den vroedschap Jan Jansze Taerling, zie op hem art. XII en door zijn huwelijk met haar was hij een zwager van de vroedschappen Anthony Tael en Mr. Simon Gijsbrechtsze van der Poth (2). Bij zijn vrouw Leentje Jans kreeg Jan Pietersze: Jannetjen, gedoopt 26 Sept. 1621, getuigen: Jan Jansze Taerling, Maiitje Hendrix, Maritje Jansdr.; Jan, gedoopt 30 Sept. 1622, getuigen: Jan Jansze Taerling, Alaritje Heijndrix, Jannetje Jansdr.; Jannetje, gedoopt 25 Dec. 1623, getuigen: Jan Jansze Taerlingh, Jannetje Jans, Ariaentje Jans. Den 2den Oct. 1622 werd een kind van Jan Pietersze Lelievelt begraven. In de Rekening van den in 1625 geconsenteerden aoosten penning komt op fol. 24 de post voor: «Jan Pietersze Lelijevelt met zijn dochterken XX £.» Men besluite daaruit niet, dat hij maar ééne dochter had; hij had er twee, Jannetje en Pietertje. In 1641 werd op belijdenis te Brielle aangenomen Jannetge Jans Lelivelt j. d. (3) Den 22sten Oct. 1641 zijn te Brielle getrouwd Michiel Mager j. m. (4) en Jannetge van Lelijveit j. d. Het echtpaar won: een ongenoemd kind, gedoopt 16 Sept. 1646, getuigen: Fran^ois de Pottere (5) en Maijken Benoijs; Maria, gedoopt 10 Mei 1648, getuigen: Catrina van der Burgh en Gerrit Mager; Claes, gedoopt 7 Dec. 1650, getuigen: Claes Mager, Simon van der Poth, Maria Seroyen en Maria Nouts. Eene akte van 30 Julij 1644 noemt Michiel Mager «deurwaerder van de domeijen van Voorne»; akten van 27 Mei 1648, 29 April 1649, 11 Januarij 1651 (6) en 20 Junij 1653 noemen hem secretaris van de gemeente Vier Polders; uit eene akte van 26 Julij 1655 blijkt dat Simon van der Poth en Ds. Petrus Kinthius zich constitueerden als borgen voor Michiel Mager als inner en boelhuismeester te (1) Zijn eerste vrouw werd 6 Mei 1619 te Brielle begraven. (2) In de kerkeraadsacta van 15 Januarij 1630 is sprake van Jan Pietersze Leliveldt met zijn huisvrouw, zijn vrouws zuster Jannetje Jans en zijn zwager mr. Simon. Zie voorts lies. 26 Sept. 1626 en 24 Junij 1630. (3) Acta van 29 Aug. 1641. (4) De kerkeraadsacta van 28 Februarij 1636 vermelden onder de op belijdenis aangenomen personen Michiel Claesze Mager. (5) Michiel Mager was getuige in 1646 bij den doop van een kind van Frans de Potter en Eva van Ommeren; in 1655 bij den doop van een kind van "Willem Hamelton en Judith van den Bergh; in 1664 bij den doop van een kind van Hendrick Jansze en Aeltge Jacobs. (6) Deze akte vermeldt als borgen voor M. Mager: Ds Petrus Magerus, predikant te Brielscli-IS" ieuwland of Yier Polders en rector te Brielle, en Heijndrick Lucasze Nouts, inner en boelhuismeester te Brielle. Deze Nouts wordt in een akte van 26 Julij 1670 genoemd schoonvader van Jannetje van Lelievelt. Brielle. Lene akte van ió April 1657 noemt hem dijkgraaf en secretaris van de Oude en Nieuwe Streuijten. Blijkens een akte van 12 Nov. 1664 (1) leefde hij toen nog, maar in 1668 was Jannetje van Lelievelt weduwe. Bij eene akte van 23 Julij 1668 droeg Jannetje van Lelievelt, weduwe en «boedelhouster» van zal. Michiel Mager, wonende te Brielle, in eigendom aan Pietertje van Lelievelt, weduwe van zal. Thomas van Son, wonende te Rotterdam, over het «ofiitie van het inner ende vendumeesterampt» te Brielle. Den ioden Xov. 1680 is te Brielle begraven de weduwe van Michiel Magerus. — Hare zuster, Pietertje Jans Lelievelts j. d. werd in 1631 op belijdenis aangenomen (2). Den i4den Januarij 16^5 zijn te Brielle ondertrouwd Thomas van Son, weduwnaar, wonende te Rotterdam, en Pietertjen Jans Leliveldt, mede aldaar wonende. Zij hadden «bescheijdt om tot Rotterdam te trouwen». De kerkeraadsacta van 24 Januarij 1669 vermelden Petronella van Lelijveit, weduwe van Thomas van Son, met attestatie van Rotterdam te Brielle gekomen. In overeenstemming met de vermelde akte van overdracht j dd. 23 Julij 1668 wordt Pietertge van Lelivelt, wed. j van Thomas van Son, in het Kohier van den in 1669 geconsenteerden 200sten penning genoemd «inster deser stede», 't Laatst zag ik van haar, in vereeniging met hare zuster, gewaagd in eene akte van 26 Julij 1670. Na den dood van Jan Pietersze Lelievelt trad zijne weduwe Leentje Jans in den echt met den weduwenaar en vroedschap Willem Adriaensze Goutswaert; zie op hem. XIV. VAN DER POTH. Simon Gijsbrechtsze van der Poth, op de lijst der vroedschappen voorkomende sub n°. 42, mocht zijn gouden feest als vroedschap vieren; 52 jaar bekleedde I hij toch die betrekking. Tweemaal trad hij op als raad in 't college der Magistraten, in 1629 en 1632; 9 jaar was hij schepen; 5 keeren, in 1641, 1646, 1649, 1657 en 1672 werd hij gekozen tot burgemeester. Den isten Oct. 1657 benoemde men hem tot thesaurier-ordinaris van de stad; in 1636 werd hij in plaats van P. van der Nieustadt verkozen tot raad in de Admiraliteit te Rotterdam, voor 3 jaren; in 1658 werd hij daartoe wederom verkozen ter vervanging van Mr. Jacob Commersteyn en in 1660 werd er besloten hem als raad in gezegd College te continueeren (3); met het oog op (1) Deze akte noemt hem executeur van 't testament van Cornelis Cleij burgh, in leven schepen te Brielle. Uit een akte van 26 Oct. 1654 blijkt dat M. Mager gesteld werd tot administreerende voogd van de weeskinderen van Aryen Pietersze Polderman. (2) Acta van 28 Aug. 1631. (3) Ress. Vroedschap 11 Aug. 1636, 24 Maart 1658, 24 Nov. 1660, Res. Holl. 4 Oct. 1636. ziin hooge jaren verzocht hij in 1672 eene aanstelling Poth voorgedragen de groote foelen ende insolentien ad vitam en men stond Jjn verzoek toe, zoodat in op voorleden nacht hij de capite^n la Fevre Rn* :ijn hooge jaren verzoent n;j in 1072 eene nau^^iut, id vitam en men stond zijn verzoek toe, zoodat in iet doodenregister kon opgeteekend worden, dat den 3den Sept. 1680 begraven werd Simon van der Poth : Aug. 1702 werd de weduwe van Ds. Jacobus Stochius, Maria, te Brielle begraven; hare dochter Cornelia den 6d™ Maart 1707. Den 24»ten Sept. 1751 is te Brielle getrouwd Pieter Dresselaars, weduwenaar van Maria Elisabeth Stochius. (1) ln 1692 op belijdenis aangenomen, Acta van 24 April. Zij is ook Netje en Johanna genoemd. De vroedschap Jacob van der Goes deed den 20"en Aug. 1613 te Brielle den eed als poorter. Omtrent zijn geslacht zijn ons in enkele akten onderscheidene bijzonderheden medegedeeld. Eene akte van 2 Julij 1649 begint aldus: «Compareerden— de Heeren Jacob ende Adriaen van der Goes, soonen van wijlen den Heer Andries van der Goes, in sijn leven Raet ende Rentmeester generael van Zuijt-Holland van wegen sijnne Con. Maj'., voor hem selven ende als oomen ende vooghden van Phillippine van der Goes, dochter van wijlen haer boeder d'1 leer Philips van der Goes (1), ende in dier qualite benetfens haeren broeder d'IIeer Aernoud van der Goes, ende haere suster juffr. Johanna van der Goes, midtsgaders de kinderen ende descendenten van wijlen haer broeder d'IIeer Matheus van der Goes, erffgenamen van wijlen haer broeder d'IIeer Andries van der Goes, in sijn leven Entretenu van sijnne Maj1., overleden binnen Brussel, ende hebben geconstitueert.... Mr. Peter de Bije, licentiaet in de rechten, haeren neve, omme uijt den naeme ende van wegen hen, comparanten, ende hunne mede-ertige- namen te aenvaerden alle de goederen, bij den voorn. Andries van der Goes, haeren broeder sal. naergelaten.» Eene akte van 30 Oct. 1656 vangt aldus aan: «Compareerden de Heeren Jacob van der Goes, Heere van Natres (2), ende Adriaen van der Goes, Raet ende Rentmeester-Generael van de Domeijnen slants van Voorne, elcx in qualiteijt als erffgenamen voor een 5de part in de goederen, bij den Heer Carel (3) ende juffr. Constantia ende Johanna van der Goes metten doot ontruijmt ende naergelaten, soo voor haer selven als vervangende ende haer sterck makende voor den Heere Aernout van der Goes, out rekenmeester van Hollandt, als erffgename voor gel. 5de part, ende voor de naergelaten kinderen ende kintskinderen van wijlen den Heer Matheus van der Goes, samen erffgenamen voor noch een 5de part in de voorsz. goederen, dewelcke in dier voorsz. qualiteijt verclaerden te constitueren.... Mr. Pieter van Dam, advocaet van de geoctroijeerde O. I. Compe., woonnende tot Amsterdam, (1) In de Kerkeraadsacta van 4 Sept. 1636 worden eerst eenige personen genoemd die tot het avondmaal zijn toegelaten „met belijdenisse", dan een paar „van de stilgesetene", en in de 3° plaats eenige::, die met attestatie zijn gekomen. Tot de 2 „van de stilgesetene" behoort jufvr. Elisabeth van Helsdingen wed. van Philips vau der Goes. In 1637 hertrouwde de weduwe met Abraham Jansze Commersteijn, zie op hem. In 1648 op belijdenis aangenomen te Brielle Philippina van der Goes, j. d.. Acta van 30 April 1648. (2) In een akte van 25 Mei 1650 heet hij „Heere van Natris ende Pancras gorsch". (3) Den 20"" Maart 1621 werd door de Brielsche Regeering „verstaen te maecken een obligatie van f 1000 op Carel van der Goes", en in de Thesaurie-Rekening over 1624—1625 vindt men den post: „Betaelt aen de Heeren weesmeesteren der stede van den Brielle ten behouve van Jannetgen Mees, als actie hebbende van Carel van der Goes over een jaer intrest van 1000 £, etc." omme uit den name van haer Heeren constituanten te compareren ter camere van de O. I. Compe. ende aldaer uit haren name te transporteren.... ten behouve van Mr. Heijndrick van Bleijswijck, Secretaris der stadt Delft (i), erffgenaem wegens sijn huijsvrou l hilippina van der Goes van het resterende 5de part in de voorsz. goederen, alle alsulcke vierde vijffde parten in 600 guldens ter voorsz. Camere staende ten name en rekeninge van den voorn. Heer Carel van der Goes, als haerluijden bij overlijden van denselven is aengecomen.» Dezelfde Heeren Jacob en Adriaen van der Goes machtigden bij akte van 11 Maart 1657 Mr. Andries van der Goes «out-schepen der stadt Delff (2) om aan en ten behoeve van den notaris Willem van Assendeltlt te transporteeren «twee 5de parten in een huijs, genaemt de vergulde scheijnckan, gelegen aen de westsijde van de Voorstraet binnen Delff». Als schepen trad Jacob van der Goes 21 malen op, den eersten keer in 1618, voor 't laatst in 1655; in 1635 werd hij gekozen tot raad in 't College der Magistraten, 10 maal tot burgemeester, 't eerst in 1620, 't laatst in 1650, en 6maal tot schout, in de jaren 1627, 1637, 1646, 1649, 1634 en 1657. Hij begon zijn loopbaan te Brielle als commies «vant comptoir van de gemeene middelen onder den ontvanger Jacob van Alblas.» (3). In plaats van dezen trad hij in 1614 op als «ontfanger van de gemeene lants middelen over 't quartier van Voorne ende Putten» (4) en hij bekleedde die betrekking tot in 1656, toen hij op verzoek ontslagen en vervangen werd door Gillis de Gerbode (5). In 1640 werd hij door de Vroedschap gecommitteerd voor 2 jaren in het College van de Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland, maar hij aanvaardde dien post niet, daar hij hem onvereenigbaar achtte met zijn ontvangerschap (6). Tot de andere door hem bekleede posten behoorden die van «capiteijn» en heemraad (7); in 1621 werd hij genomineerd tot directeur van de W. I. Compagnie (8). In 1661 vertrok hij naar Delft (9). Eene vroedschapsresolutie van 21 Julij 1663 gewaagt van f 1000, gelegateerd aan het weeshuis te Brielle door Jacob van der Goes, in leven Heer van Natres etc. Den nden Junij was hij reeds gestorven. Eene (1) Eene akte van 29 April 1658 gewaagt van Elisabeth van der Burgli, weduwe van Cornelis Arensze Bleijswijck, te Dellt. (2) Blijkens eene akte van 21 Februarij 1662 stelde zich toen Andries van der Goes, „vroetscliap ende raet der stadt Delft", tot borg voor Jacob van der Goes. (3) Akte van 23 April 1608, Bodtboeck begonnen 1609 blz. 5 en 100, Ress. 6 Mei 1614, 26 Junij 1631. (4) Ress. 16 Mei 1614, 20 April 1619, 13 Febr. 1621, 26 Junij 1631, 2 Mei 1651; Res. Holl. 1614 fol. 73. (5) Res. Vroedsch. 27 Februarij 1656, Res. Holl. 16 Maart 1656. (6) Ress. Vroedsch. 4 Maart en 22 April 1640. (7) Ress. 13 Mei 1623, 25 April 1638, 6 Mei 1640, 8 Junij 1648, 10 Junij 1652. (8) Res. 24 Julij 1621. (9) Res. Vroedsch. 13 Junij 1661. Magistraatsresolutie van 20 Jan. 1652 luidt: «Es juffr. Magdalena Briels vercooren tot moeder int Weeshuijs deser stede in plaetse van juffr. van der Goes, die overleden es.» Eene obligatie van 2 Julij 1652 spreekt van ƒ 1000, het «arme weeshuijs» van Brielle gelegateerd door wijlen juffr. Emmerentia Berckx, huisvrouw van Jacob van der Goes. De Thesaurie-Rekening over 1668—1669 heeft fol. 51 verso den post: «betaelt Jacob van der Goes erffgenamen een jaer rente ten lijve van Susanna van der Ilaept etc.» Aernout (Aernoult) van der Goes, broeder van Jacob, deed den 2den Januarij 1615 te Briella den eed als poorter en werd in 1620 tot't avondmaal toegelaten (1). In 1627 koos men hem tot schepen. Drie jaren fungeerde hij als «capiteijn» (Res. 8 Febr. 1625) Den i9den April 1629 werd hij door de Vroedschap voor 3 jaren gecommitteerd in de Rekenkamer van Holland. In 1632 moest er, dewijl Aernout van der Goes naar Dordrecht vertrokken was, een andere vroedschap worden gekozen (2). Matheus van der Goes, mede een broeder, vond ik nog vermeld in een akte van 23 April 1608, luidende: «Compareerde Jacob van der Goes, commis van den Heere ontfanger Jacob Alblas, d'welcke.... belooft mr. Pieter van der Meer, raet ende pensionaris der stadt Delft, costeloos ende schadeloos te bevrijen van de borchtochte, bij denselven mr. Pieter van der Meer ten behouve van Matheus van dei' Goes als rentmeester van de goederen van den convente van Emsteijn gedaen, etc.» In de Thesaurie-Rekeningen over de jaren 1636—1637, 1637—1638 en 1639—1040 leest men : «Betaelt den Heere Jacob van der -Goes van wegen de weeskinderen van Matheeus van der Goes over een jaer interest etc.» In 1628 was Matheus, naar het schijnt, nog in leven. Fol. 14 verso van den in 1Ö28 geconsenteerden 200sten penning vindt men den post: «Betaelt Jacob van der Goes van wegen de kinderen van den Heere Matheus van der Goes sijnnen broeder etc.» Jacobs broeder Adriaen van der Goes werd in 1625, toen hij burgemeester van Delft was, benoemd tot rentmeester van de domeinen van Voorne (3) en hij bekleedde die betrekking tot in het jaar 1058, toen hij wegens zijn hoogen ouderdom op verzoek ontslagen en vervangen werd door Mr. Johan Tedink Berkhout (4). De Kerkeraadsacta van 26 Februarij 1626 vermelden, dat met attestatie van Delft te Brielle kwamen Adriaen van der Goes en zijne huisvrouw Catharina van der Burch (5J. (1) Acta 31 Dec. 1620. (2) Res. Yroedsch. 31 Mei, 19 Sept. 1632. (3) Res. Holl. 10 Julij 1625, blz. 86. Met hem waren op het drietal, waaruit de benoeming geschiedde, geplaatst Mr. Jan Gans en Mr. Jacob Briell. (4) Res. Holl. 2 Aug. 1658, Res. Yroedsch. 16 April 1658. (5) Dat Adriaen van der Goes in 1620 te Brielle woonde mag men waarschijnlijk besluiten uit eene aanteekening van dat jaar, voorkomende in het Bodtboeck, begonnen 1616, pag. 94, en gewagende van „de erve van Sr. Adriaen van der Goes." S2£ Den 2o,ten April 1626 werd een kind van Adriaen van der Goes begraven. Evenals Jacob van der Goes bekleedde hij onderscheidene jaren de betrekking van ouderling der I lerv. Gemeente (1). Dat hij op zijn ouden dag uit Brielle naar Delft verhuisde, zegt ons de Rekening van den in 1665 geconsenteerden 200,,en penning, welke fol. 38 verso en 39 den volgenden post heeft: «Adriaen van der Goes, gewesene rentmeester van Voorne, voor sijn capitael getaxeert op 100 £; noch als ertfgenaem voor een vierde part in de goederen van den lieer Willem van der Burgh, bij overschrijvinge van de stadt Delft, 17 ende noch als erfgenaem voor een vijfde part van Johanna van der C'oes, bij overschrijvinge als vooren, 8 £, alles naer advenant den iooo"" penn.; dan alsoo denselven wederom naer Dellt vertrocken ende aldaer over eschreven es ... memorie.» Onder de Magistraatsresoluties van 1662 vindt men eene aanteeker ig, welke aldus begint: «Op huijden den 28s,en Sept. 1662 sijn vergadert geweest opt stadthuijs der stede van den Briele de Meeren burgemeesteren ende regierders derselver stede ter eenre, ende d'Heer Mr. Daulus Briel, hooch-bailliu ende opperdijckgraeff der voorsz. stede ende lande van Voorne, d'Heer Jacob O verhei jn, vroetschappe derselver stede, ende Mr. Franco van der Goes, van wegen d'Heer Adriaen van der Goes, gewesene rentmeester van den voorsz. lande, ende d'Heer Jacob van der Goes, Meere van Natres ende Pancras Gorsch, sijnnen vader ende oom respective etc.» De hier genoemde zoon van Adriaen van der Goes, Mr. Franco van der Goes, werd in 1649 te Brielle geadmitteerd als poorter (Res. Mag. i2junij 1649) en ondertrouwde als j. m. den i5den Sept. 1647 te Brielle met jonkvrouwe Antonia van Foreest, wonende te 's-Gravenhage; met att. dd. 29 Sept. naar Den Haag om te trouwen. Dit echtpaar, welks overkomst uit Den Haag te Brielle in de Kerkeraadsacta van 1 Julij 1649 vermeld staat, won: Adriaen, gedoopt 19 Sept. 1649, getuigen: juffr. Catharina van der Burch en Mr. Andries van der Goes; Jan, gedoopt 29 Januarij 1651, getuigen- jufïr. Johanna van der Goes, Adriaen van der Goes en Jor. Derck van Foreest (2). De Kerkeraadsacta van 4 Sept. 1642 vermelden onder de van Leiden met attestatie overgekomen personen niet alleen «Doctor Franco van der Goes», maar ook «Doctor Andreas van der Goes». Den 5den Dec. 1647 nam de Brielsche vroedschap Andries van der Goes in plaats van Ileijndrick Boom aan ' tot stadsprocureur voor den Move van Holland; volgens de Rekening van den burgemeester-thesaurier over 1651 — 1652 was de jaarwedde, aan die betrekking verbonden, 6 £ Den 22sten Oct. 1654 besloot de Vroedschap den stadsprocureur bij missive te ontslaan. Als procureur voor den Ilove van Holland kwam hij mij nog voor in eene vroedschapsresolutie van 9 Julij 1655. Na den 3den Nov. 1647 te Brielle ondertrouwd te zijn met Jonkvrouwe Machtelina Doublet, wonende te s-uravenhage, ging Mr. Andries van der Goes met attestatie dd. 17 Nov. derwaarts om te trouwen. Den i8denAug. 1667, bij den doop van eene dochter van Abraham Steijaert en Barbara van Egmont, waren getuigen Mr. Andries van der Goes, Ileere van Natris etc., en vrouwe Geertruut van der Moere, zijn huisvrouw (1). Den 3oBten Maart 1670 zijn te Brielle ondertrouwd Jonkr. Jan van der Goes j. m., geboortig van Delft, «vaendrager onder den Heer Gapt. van Assendelft», en juli'r. Janna Akers, weduwe van Mr. Eduard Akers, wonende te Bergen-op-Zoom; met attestatie dd. 16 April 1670 om elders te trouwen. Den 12dcn Nov. 1692 is te Brielle gedoopt Andries, zoon van «den heer capit. Jacob van der Goes» en vrouwe Maria Wendelina van Goens: getuigen waren vrouwe Johanna Christina Zas van den Bossche, huisvrouw van Voickert van Goens, «raedt en oudt burgemeester tot Schiedam», representeerende vrouwe Maria Dulcia Spieringh, vrouwe van Naters, en de Heer Adriaen van der Goes, Ileere van .Naters. De Kerkeraadsacta van 26 October 1691 noemen onder de met attestatie overgekomen personen jullr. Maria Wendelina van Goens, van Schiedam. De Registers der i7de eeuw gewagen nog van Jan Marinusze van der Goes (2) en Adriana van der Goes (3), maar sporen van verwantschap tusschen deze personen en de vermelde vroedschappen ontdekte ik niet. Philip Jacob van der Goes, de 3de der genoemde vroedschappen, kwam uit Den Haag te Brielle en kreeg aldaar den 2den Februarij 1772 het poorterrecht. In 1774, 1776 en 1778 werd hij verkozen tot schepen. Hij was ontvanger van de verpondingen over den lande van Voorne en werd in 1779 aangesteld tot secretaris van de Provinciale Rekenkamer van Holland. Tengevolge van die aanstelling werd hij den 1 5dtn Maart 1779 als vroedschap en regeerend schepen op verzoek ont- (1) Zie o. a. Acta van 5 Oct. 1631, 30 Sept. 1635, 9 Oct. 1639, 8 Oct. 1651 en 31 Oct. 1655. (2) In eene akte van 12 April 1652 is sprake van Crispijn Foreest, gehuwd met Margrieta Bornstra, te Leiden. (1) Onder de getuigen bij den doop van een ander kind van hetzelfde echtpaar, op den 28"teD Januarij 1665, wordt genoemd de heer Johan Aloeriaen. (2) Den 26"«" Mei 1658 zijn te Brielle ondertrouwd Jan Marinusze van der Goes j. m. en Neeltjen Isbrants (Eleonora Isebrants) weduwe van Gerrit Hansen. Met att. dd. 9 Junij naar Oostvoorne om te trouwen. Het echtpaar won: Marinus en Jacob, gedoopt 9 April 1660, getuigen Cornelis Jacobsze, Mels Jansze en Grietje Daniels. (3) Den 144en Sept. 1642 te Brielle ondertrouwd Henricua van Rossem, wedr., en Adriana van der Goes j. d. te Meerkerk; met att. dd 2 Oct. naar Meerkerk. m. slagen. Den 9den Mei 1779 is hij met eene den 7den Mei te 's-Gravenhage afgegeven attestatie te Brielle ondertrouwd met Henrietta van Kretschmar; met attestatie dd. 23 Mei naar Den Ilaag om te trouwen. Over Adriaan van der Goes, in 1727 gehuwd met Cornelia Maria Taal, zie men op Tael. Met kerkelijke attestatie kwamen van Delft te Brielle Maria Adriana van der Goes in 17411 en Elisabet van der Goes in 1744 (Kerkeraadsacta van 16 April 1741 en 11 Oct. 1744). Over Maria Adriana van der Goes, eerst gehuwd met Cornelis Taal en daarna met Mr. Adriaan Mouchon, zie men op Tael. Den i8den Maart 1749 zijn te Brielle getrouwd Mr. Willem Adriaan van der Goes, weduwenaar, wonende te Leiden, en Johanna van Almonde, j. d., geboren en wonende te Brielle. XVIII. VAN DER HEUL. In de laatste jaren der i6de eeuw behoorde tot de Brielsche regeeringspersonen Jacob Jansze van der Heule (0 en als lid der regeering werd hem herhaaldelijk iets opgedragen. In 1593 werden hij en Jan Commersze gecommitteerd naar Amsterdam om aldaar «te handelen tot aenneminge van een nijeuwen rectoor» (2). In 1595 werd hij gecommitteerd om «te reijsen aen alle de secretarissen in den lande van Voorne ende te beclaegen de giften van de geestelicke landen, die de Heeren Staeten doer heurluider gecommitteerden hadden doen vercoopen,» en in hetzelfde jaar kreeg hij de opdracht om zich op de hoogte te gaan stellen van «de maniere van procederen, in de naest gelege steden geobserveert» (3). Eenige jaren fungeerde hij als boekhouder van de St. Catharinakerk (4); den is,en Oct. 1597 werd hij gekozen tot weesmeester en kort daarop werden hem tijdelijk nog andere «offitien» opgedragen. Eene aanteekening van 14 Oct. 1597 luidt: «Gecommitteert bij provisie ende geduyrende den tijdt dat Frederick Cornelisze zijnen dyenst als Raedt ter admiraliteyt zall continueren tot de bedieninge vant fabryckmeesterschap, fortificatiemeesterschap ende t' penningmeesterschap van de middelen, gedestineert tot het maecken van de nyeuwe vaert, den persoon van Jacob Jansze van der Heule, : mitz conditie dat, zoo wanneer Frerick Cornelisze zijnen dienst ter admiraliteyt veriaeten ende zijne residentie wederomme binnen deser stede nemen zall, den voorn, van der Heule van dezelve offitien zal desisteren.» Dat hij als fabriekmeester stierf, leert ons eene Re- | solutie van 9 Oct. 1600, welke aldus begint: «Gede- (1) Zie o. a. Ress. 15 Julij 1595, 6 April 1596. (2) Res. 16 Februarij 1593. (3) Ress. 21 Januarij, 28 Oct. 1595, 30 Januarij 1596. (4) Res. 12 Nov. 1594. libereert sijnde off mits den overlijden van Jacob Jansze van der Heule geweest fabrijeqmeester deser stede etc.» De Rekening der St. Cath. kerk over 1590—1600 vermeldt aan haar hoofd Jacob Jansze van der Ibule als kerkmeester, maar zij vermeldt tevens 's mans begrafenis. De laatste post van de rubriek «ontfanck van de sepulturen ende het luijden van de groote clocke» luidt: «Ontfangen van de sepulture van Jacob Jansze, bouckhouder van de kereke, die opten 8en October (1600) in de kereke begraeven es....x sc. gr.» Op een grafzerk, in de St. Cath. kerk nog aanwezig, staat te lezen dat den 6den Oct. 1600 stierf Jacob Jansze van der Heul en den i8den Aug. 1605 zijn vrouw Joosken Jans. Volgens de Rekening van de St. Cath. kerk over 1604—1605 werd Joosgen Jansdr. den 2i6ten Aug. begraven. Vreemd is het, dat in de Thesaurie-Rekening over 1607—1608 fol. 26 verso, onder de uitbetaalde renten, nog voorkomt de post: «d'wed uwe van Jacob Jansze van der Heul, die opgebracht heeft 120 £ etc.» Dezelfde Rekening heeft fol. 39 dezen post: «Betaelt Jan Jacobsze van der Heule van wegen synnen broeder Salomon Jacobsze 123 ponden.... over de afflossinge van een jaerl. losrente van 10 £— bij Jacob Jansze haren vader za: in de capitaele leeninge opgebracht etc.» Jacob Jansze van der Heule kreeg meer kinderen dan de twee, die daar zijn genoemd. Ik vond er vijf, misschien zes. i°. Jan, 20. Salomon, 30. David, 40. Elisabeth, 50. Judith, 6°. Neeltge (?). i°. Jan Jacobsze van der Heul werd den i2den Januarij 1606 op zijn verzoek ontslagen van het «stedebodeampt», maar den 8sten Sept. 1612 werd hij weer aangenomen «tot bode mits conditie dat hij tselve niet meer en sal mogen resingneren». Niet alleen als bode, maar ook als procureur was hij werkzaam (1). Wegens «onbehoorlijckheden», door hem in zijne betrekking gepleegd, werd den isten April 1622 door de Schepenen besloten Jan Jacobsze te suspendeeren voor 6 maanden zoowel «van sijn boodeampt als procureurampt», maar reeds den nden April kwam men op dat besluit terug en werd de man «in genade» aangenomen. Ruim een jaar daarna stierf hij. Den 28s,en Junij 1623 werd hij begraven. Zijne weduwe en kinderen abandonneerden den nagelaten boedel ten behoeve van de crediteuren (2). Den 5den Nov. 1605 trouwde hij als j. m. met Pietertgen Pieters j. d. van Spijkenisse. Het echtpaar won Willempjen, geduopt 11 Julij 1621, getuigen: Joris Edmeston en Maritje van der Meulen. Blijkens eene akte van 27 Julij 1627 was Pietertje Pietersdr., wed. van Jan Jacobsze van der Heul, toen 42 jaar oud (3). (1) Ress. 13 Deo. 1603, 26 Oct. 1607, 3 Januarij 1609, 29 Oct. 1617, 27 April 1619, k5 Februarij 1623. In eene akte van 2 Junij 1606 wordt hij „geswooren roedrager" genoemd. (2) Res. 8 Julij 162:i. (3) De akte bevat een getuigenis van haar, afgelegd ter requisitie van Lenaert Willemsze Potael „oudt-capiteijn deser stede (Den Briel). In 1631 werd een huis gekocht door de kinderen van Jan Jacobsze van der Heule (1). Één dier kinderen, Willemtge Jans van der Heul j. d., is den i8den Februari) 1641 getrouwd met Pieter Dirksze Das j. m., van welk echtpaar de volgende kinderen geboekt staan: Pietertjen, gedoopt 22 April 1648, getuige Lijsbeth van der Ileul; Cornelis, gedoopt 10 Juli; 1650, getuige Pietertje Dircx; Jacob, gedoopt 7 April 1652, getuigen: Daniël le Sueur en Neeltjen Jans van der Heul; Ammerensie, gedoopt 18 Februari) 1654, getuige Machtelt Pieters; Jacob, gedoopt 25 April 1657, getuige: Anna van der Heul; Pieter, gedoopt 19 Januarij 1661, getuige: Geertruda Corssen. In een akte van 8 Oct. 1649 is sprake van Pieter Dircxze Das timmerman (2). Daar onder de vermelde doopgetuigen voorkomt N eelt je Jans van der Heul, mogen wij aannemen dat een dochter van Jan Jacobsze van der Heul ge| weest is Neeltje van der Heul, die gehuwd was met Cornelis Jansze en haren man schonk: Ariaentje, gedoopt 23 Nov. 1654, getuigen Willem Cornelisze en Yda Davids van der Heul; Soetie, gedoopt 1 April 1659, getuige: Geertruda van Limburgh. Annetje Jans van der Heul zal mede eene dochter van Jan Jacobsze geweest zijn. Deze Annetje trouwde als j. d. den 9den Februarij 1638 met Court Lambrechtsze, korporaal, en als weduwe van Court (3) den 268ten Januarij 1653 met Juriaen Michielsze soldaat. In 1660 voer die man naar O. Indië en schreef mr. Abraham Braem, chirurgijn, aan zijn «behoude oom» (behuwdoom) Jan Randack te Middelburg op verzoek van Annetje van der Heul, «aengehoude moeder» van Gillis Juriaensze j. m.,een brief om genoemden Gillis naar O. I. te helpen expediëeren (4) De Kerkeraadsacta van 24 Januarij 1675 noemen Annetje van der Heul, met attestatie gekomen van Delft. Of hier Annetje Jans van der Heul (5) bedoeld is, kan ik niet zeggen. Blijkens Ress. 1 Mei 1632 en ti Junij 1633 werden bij Pietertge van der Heul door de Brielsche Regeering een paar kinderen besteed. Misschien was deze Pietertje mede een dochter van Jan Jacobsze van der Heul. 20. Salomon Jacobsze van dei Heule is den 215""1 Julij 1600 als j. m. te Brielle ondertrouwd met Annetghe Gerrits j. d. van Delft; met attestatie naar Delft om te trouwen. De Kerkeraadsacta van 2 Julij 1626 vermelden «Salomon Jacobsze van der Heule ende Maritje Wolphertsdochter (1) Bodtbocck, begonnen 1624, blz. 156. (2) In een akte van 5 Januari) 1626 leest men van Dirck Cornelisze Das timmerman, gekozen tot adelborst. (3) Dat Court in 1642 nog leefde, blijkt uit do Acta van 2 Jan. 1642, vermeldende dat op belijdenis werd aangenomen Annetge Jans van der Heul, huisvrouw van Court Lambrechtsze. (4) Deze bijzonderheden zijn vermeld in een akte van 10 Aug 1668. (5) Annetje van der Heul komt voor als getuige den 6d™ Mei 1657 en den 22,ten April 1659 bij don doop van kinderen van Michiel Michielsze, en 9 Februarij 1670 bij den doop van een kind van Jan Mooijweer. m — sijne huijsvr.» met attestatie gekomen van Delft (1). Twee aanteekeningen van 1623 (Bodtboeck begonnen 1616, blz. 166 verso en 169 verso) noemen Salomon van der Heul «coopman» te Delft. Eene akte van borgtocht dd. 31 Maart 1626 begint aldus: «Compareerde... Salomon Jacobsze van der Heul poorter deser stede (Brielle), dewelcke in conformite van den appoinctemente van de Fd. Heeren gedelegueerde rechters ter judicature van tcollegie der Admiraliteijt tot Rotterdam, in date den 27 Martij lestleden (naerdat de geannoteerde ende geïnventariseerde goederen van David van der Heul, sijnen broeder, volghens denzelven appoinctemente behoorlijck bij luijden, hen des verstaende, ten overstaen van twee schepenen waeren gepriseert) hem selven verclaerde te constitueren tot borge etc.» Dat hij na zijne terugkomst uit Delft te Brielle aldaar als procureur werkzaam was, doch slechts voor een korten tijd, zegt ons eene Resolutie van 25 Nov. 1620, luidende: «Üpt versouck van de weduwe van Salomon van der Heul, door haeren broeder gedaen, dat deselve mocht werden gedechargeert ende ontslaegen van de curatele van verscheijden desolate boelen, haeren man sa: in sijn leven opgedraegen etc.» Daar de Rekening der St. Cath. kerk, loopende van 1 Nov. 1625—31 Oct. 1626, van zijne begrafenis zwijgt, moet Salomon in de maand November gestorven zijn. 30. David Jacobsze van der Heul was een contraremonstrantsch ijveraar en werd dientengevolge in 1618 lid van de vroedschap, zie onder n°. 17. Blijkens eene akte van 25 Aug. 1634 was hij toen 54 jaar oud. Daar hij chirurgijn was (2), vindt men in de registers «mr.» vóór zijn' naam. In 1611 werd hij aangenomen tot «stadtschirurgijn» en hij deed den 2den Mei als zoodanig den eed «in conformite vant boeck van Jan Mathijsze.» Den 2 39ten Aug. 1612 nam de Vroedschap een besluit betreffende zijn tractement, dat aldus is genotuleerd: «Is mr. David Jacobsze stadtschirurgijn in plaetse van 7 toegevoucht 14 £ gr. vlaems tsjatrs, te verdeelen over de stadt ende Godtshuijsen, midts dat hij geene medicamenten ofte salven sal brengen tot laste van de stadt, olte dat hij oock vet sal genieten van den armen, die hij buijten de huysen sal bedienen.» Later werd zijn tractement verhoogd. Res. Vroedschap van 23 Aug. 1619: «Opt versouck van mr. David, statschierurgin, omme in consideratie van redenen, bij hem verthoont, zijn tractement hem verhoocht te w?erden naer de redelickheijt van zijnnen arbeijt, moeijten, costen, stanck(!) ende anders: es verstaen ende geresolveert, dat men hem sal thoevoegen in plaets van 14 £gr. 2ö£tsjaers, te weeten, vant weeshuijs 6 £ gr., van de stadt 4 £ gr., (1) De Thesaurie-Rekening over 1617—1618 heeft fol. 30 dezen post: „Betaelt Saelmon Jacobsze van der Heul van wegen zijnnen schoonvader Wolphert Jacobs van den Berch etc." Bes. van 6 Februarij 1610. \an t'Gasthuijs 4 £ gr., t'mannenhuijs 8 £ gr., t'vrou- j wenhuijs 2 £ gr. endeden H. Geest te Maeriant 2 £ gr., j met die conditie dat hij niemant sal cuijreren dan bij ; consent van den burgemeester, ten waere het eerste verbant, t'vvelcke sal staen tot discretie van den voorsz. sierurgijn; sal oock niemant vant lant cureren, ten zij hij daervan betaelt wert, off bij de perticulieren off van weegen t'lant. » Uit eene Res. van 31 Oct. 1615 blijkt dat hij 3 jaar «captein» was, en uit Ress. van 15 Februarij en 18 Mei 1621 dat hij ontvanger was van den iooo"en penning. In hetzelfde jaar, waarin hem die laatste post werd opgedragen, werd hij in plaats van Jan Craen gekozen tot raad in de Admiraliteit te i Rotterdam en moest hij dus aftreden als stadschirurgijn (1). Als raad in de Admiraliteit den i6ten Oct. 1624 aan de beurt van aftreding zijnde (2), verzocht hij aan de Vroedschap den i6ten Julij van dat jaar gecontinueerd te worden in die betrekking, maar de verlangde continuatie was in strijd met hetgeen vroeger bepaald was en de HH. besloten Van der Heul «van sijnen dienst te bedancken», waarop deze vroeg, «dat men hem wederomme soude gelieven te beneficieren mette diensten, ten tijde van sijn vertreck ter admiraliteyt ' aen een ander gegeven.» Dat verzoek werd aangehouden en den 26sten Nov. 1624, toen mr. Johan Schim overleden was, werd aan David van der Heul weer het «statsmeesterschap» door de Magistraten geaccordeerd. ! Daarop volgde, dat hij den 4den Mei 162^ na den dood van Jan Jansze Taerling verkozen werd tot burge1 meester en dat in zijne plaats den 22sun Mei 1625 tot stadschirurgijn werd aangesteld mr. Simon Gijsbrechtsze. Op de lijst der schepenen komt de naam van D. van der Heul 4 maal voor. Den isten Nov. 1626 werd er besloten dat er in plaats van David van der Heul een andere vroedschap zou worden gekozen, en de reden, waarom Van der Heul zijn ontslag kreeg, was droevig. Als raad ter Admiraliteit op de Maas had hij zich met andere raden aan trouwelooze handelingen schuldig gemaakt en het gevolg was dat hij door een aeurI waarder gedagvaard werd om te compareeren voor den Hoogen Raad, zijne goederen onder sequestratie gesteld werden, en hij op de voorpoort in Den Haag gevangen gehouden werd. Men leest daarvan onder de Resoluties het volgende: Res. Mag. van 7 Maart 1626: «Is Willem Danielsze Dunesieijn studtsbode gestelt tot bewaeringe van de geannoteerde goederen, door las. van de Ho: Overicheyt, van David van der Heul, diefugitijff is, voor desen geweest sijnde raedt int collegie ter admiraliteijt tot Rotterdam. Is gesien de commissie van (1) Ress. van 11 Julij en 4 Oct. 1621. (2) Onder de Ress. van 19 Aug. 1623 vindt men: „Missive aen mr. David van der Heul te schrijven oinme twee jongens van Annetge Bastiaensdr. te bestellen op de eerste gelegene vaert tsij naer Oostofte West-Indijen ofte op eenige andere vaert, gemerct de moedor mette zelve (overmidts haere groote stouticheyt) geeuen raet en weet." ÜH : den deurwaerder van den Ho. Rade, gegeven bij de gedelegeerde rechteren, van wegen de Staeten Generael ter judicature van de mesusen, gepleecht bij de Raden ter Admiraliteijt tot Rotterdam, gecommitteert, ende is denselven deurwaerder geaccordeert de clocke omme den persoon van mr. David van der Heul inne te daegen ende verdachvaerden, om sijnne saecke tegens den 23 Martij eerstcoemende in den Ilaege te coemen verantwoorden.» Res. Vroedsch. van 4 Mei 1626: «Opt versouck van Salomon van der Ileule (1) omme te mogen hebben brijeyen van voorschrijvens in faveur van sijnen broeder David van der Ileule, in den Ilaege op de voorpoort gevangen, is geresolveert door de gedeputeerdens, van stadts wegen eerstdaechs reijsende in den Hae^e, op de fouten ende misusen, bij den voorsz. van der Heul gepleecht, te inquireren, ende alsdan naer gelegentheyt van saecken behoudens eer ende eet int faveur van den voorn, van der Heul aen de Staten Generael ende gedelegeerde rechteren van stadts wegen alle mogelijcke devoir te doen.» De uitslag van de ingestelde inquisitie is niet medegedeeld. Sprongen de Edel Achtbare Heeren voor hunnen voormaligen ambtgenoot in de bres. dan werden hunne pogingen niet met den gewenschten uitslag bekroond. In 't MS. van Jan Kluit staat opgeteekend: «Mr. David van der Heul wierd nevens vier andere Raaden benevens de Fiscaal bij sententie van den 27 Dec. 1626 infaam verklaart, sommige gebannen, andere in swaare geldboetens, met den andere tot een somma van ƒ 174906, gecondemneert en mr. David wierd als vroedschap afgezet; vide Aitsema ie deel (fol.) pag. 530.» In 1629 was David van der Heul te Brielle terug en den i3den Aug. van dat jaar ontbood hem de Vroedschap ten Raadhuize en eischte toen van hem «acte van de Ho: Mo. Heeren Staten Generael» waarbij dezen hem vergunden «sijn domicilium te mogen houden binnen deser stede» (Brielle). De man verklaarde «geen schriftelijcke acte van prolongatie van de Staten te hebben, maer dat sijnne laeste acte gesien ende gevisiteert was bij de heeren burgemeesteren Gellinchuijsen ende van der Mast in der tijt, dat de Heeren Staeten Generael naederhant op sijn iteratijff versouck hem mondelingh hadden toegestaen alhijer sijnne woonplaets te mogen houden». Aan Van der Heul werd daarop geordonneerd binnen 8 dagen «alsnoch te exhiberen acte van sijn admissie»; bleef hij in gebreke, dan zou «op sijnne saecken naer behooren gelet werden.» Dat de akte van admissie overgeleverd werd, staat niet gemeld, maar zegt ons de omstandigheid dat hij te Brielle bleef wonen. (1) Dat deze broeder bor;j voor David van der Heul bleef, blijkt ' uit het hier boven medegedeelde begin van een akte van borgtocht j dd. 31 Maart i626. Den 22,ten Mei 1632 verscheen hij in de vergadering der Magistraten als afgevaardigde van het «Cosmien Damiani-gilde» en den nden Oct. 1635 koos de Vroedschap hem tot pestmeester. Eene Resolutie van dien dag luidt: «Es mr. David van der Heul aengenomen tot pestmeester deser stede (1) ende es denselven toegeleijt tot sijn intrede vant voorsz. ampt de somme van 200 car. guldens met een rosenobel tot een vereeringhe voor sijn huijsvrouw, ende sal voorts tot tractement genijeten de somme van 150 car. guldens jaerl. etc.» Dat hij op zijn ouden dag nog andere betrekkingen bekleedde, vond ik niet vermeld, wel dat hij op zijn ouden dag voor de 4de maal trouwde. Den 4den Aug. 1602 trouwde hij als j. m. met Adriaentge Jans j. d. (2), die hem schonk: Jacob, gedoopt 13 Aug. 1603, getuigen: Joostgen Jans, Jan Jacobsze en Annetge Gerrits; Ydetge, gedoopt 31 Julij 1605, getuigen: Salomon Jacobsze en Grijetge Jans. Den i4den Aug. 1607 werd de moeder begraven. De 2de vrouw van David van der Heul was Fransjen Cornelisdr. en deze schonk hem: Joost, gedoopt 21 Mei 1619, getuigen: Salomon van der Heule, Abraham Commersteijn en juffr. van der Goes; Johannes, gedoopt 28 Oct. 1620; Jeremias, gedoopt 5 Dec. 1621, getuigen: Jannetie van Diemen, N eelt jen Arens en Grietje Cornelis (3). Voor de 3de maal trad David van der Heul in den echt met Martijntje Sems, wede. van Reijnier Donteclock, in leven predikant te Poortugaal (4); met attestatie ging het paar naar Zwartewaal om te trouwen, na 11 Aug. 1629 te Brielle ondertrouwd te zijn (5). Voor de 4de maal trouwde hij den 24sten Sept. 1647 met Neeltje Jans van Cleijburgh, weduwe van Arij Pietersze de Goede (6). Deze 4de vrouw was den 9den Junij 1653 niet meer in leven. Een akte van 9 Junij 1653 begint aldus: «Compareerde etc. Huijch Pietersze Verhouff ende Sara (1) Eene instructie voor den pestmeester van het jaar 1626 plaatste ik in De Navorscher 1880, blz. 177—179. (2) In de Kerkeraadsacta van 18 Maart 1603 leest men: „sijn aengenomen mr. David Jacobsze Verheulen met sijn huis vrouwe Jannetgen Jans. In plaats van Verheulen zal men Van der Heul en in plaats van Jannetgen, Adriaentge te lezen hebben. Familie van Adriaentge Jans zal vermeld zijn in eene akte van 20 Junij 1631, luidende: „Compareerde mr. David Jacobsze van der Heul ende Heijndrick Jansze van Eijnthoven, als man ende voocht van Ydetgen Jansdr., universeel erffgenaem van Jan Jansze Bonezee, haeren broeder, in huwelijck gehadt hebbende Maritgen Willemsdr., geexecuteerde etc." (3) In de Rekening van den voor 1625 geconsenteerden 200"" pennin< treft men fol. 3 deze twee posten aan: „Mr. David van der Heul voor hem ende sijnne kinderen etc." - „Denselven voor sijnne kinderen , geprocreert bij Fransgen Cornelisdr. etc (-1) Zie op Sem art. XV. (5) Ia eene akte van 20 Julij 1647 leest men van David van der Heul, weduwnaar en voogd van Lijsbeth Pansers en haar nagelaten dochtertje. (6) Toen Neeltje den 27"ten Februarij 1635 te Brielle trouwde met Arien Pietersze de Goede, secretaris van Vier Polders, was zij weduwe van Jeroen (Jeronimus) Meeuwesteijn. In een akte van 4 Oct. 1636 Pieters Verhouff, beijde woonende binnen deser stede (Brielle), soo voor haer selven als in desen vervangende Leendert Jansze van Cleijburch, woonende tot Rotterdam, item Mathijs Jansze ende Jacob Jansze van Cleijburch, beijde woonende tot Middelburch, alle te samen oomen ende meuij, soo van halve als heele bedde, ende midtsdien naeste bloetvoochden van de twee naergelate weeskinderen van za: Cornelia Jans van Cleijburch, in haer leven lest weduwe van mr. Davit van der Heul, overleden binnen deser stede, dewelcke verclaerden te constitueren Dirckje Ke- velaers, weduwe van Cornelis de Jongh, administrerende voochdesse van de voorsz. weeskinderen etc.» In 't Bodtboeck, begonnen 1641, bl. 409, leest men van een huis, verkocht door Neeltge Jansdr. «laest weduwe van mr. David van der Heul», en in margine staat: «gijfte gegeven den 23 April 1650». In 1650 leefde dus de weduwe nog. Dat Neeltje reeds in 1649 weduwe van David van der Heul was, zegtons hetzelfde Bodtboeck, waarin op bl. 337 verso gelezen wordt van een huis, door de kinderen van mr. David van der Heul zal. verkocht aan Neeltge Jans, wede. van David van der Heul, terwijl in margine staat: «gijfte gegeven den 16 Januarij 1649.» In een akte van 2 April 1653 leest men. «Compareerde mr. Jacob van der Heul ende Willem Potael, schout van Rockaengie, als getrout hebbende Margreta van der Heul, soo voor haer selven als bij desen vervangende de verdere kinderen ende erfgenamen van Davit van der Heul etc.» (1) Hoeveel kinderen David van der Heul naliet, is nergens geboekt. Ik vond A. Jacob, B. Margaretha, C. Frederik, D. Yda, E. Teuntge, ook Toontge of Antonia genoemd. A. Jacob had evenals zijn vader mr. vóór zijn naam, omdat hij chirurgijn was. Terwijl hij in eene Resolutie van den Magistraat van 19 Junij 1632 gewezen stadschirurgijn wordt genoemd, nam hij later die betrekking weêr waar. Den 2den Maart 1641 stelden de Magistraten hem in plaats van mr. Hans Berchoff, die overleden was, tot stadschirurg aan op een tractement van 150 car. gulden, en in een akte van 7 Julij 1657 komt hij nog in die betrekking voor. Eene akte van 4 Junij 1654 noemt hem chirurgijn van de Admiraliteit te Rotterdam. Den 21sten Oct. 1629 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Delft getrouwd mr. Jacob van der Heul j. m. en Josina Joosten van der Stout (Stouth) j. d. te Delft. Als kinderen van 't echtpaar staan geboekt: Catharina, gedoopt 24 Junij 1646, getuigen: luitenant komt De Goede voor als notaris. In eene aanteekening van 1646 (Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 225) is sprake van de weduwe en erfgenamen van Adriaen de Goede. (1) Res. 11 April 1622 luidt: „Es mr. David geaccordeert te mogen monsteringe passeren met sijnnen dienaer voor sijn soon, alsoo hij buijten gaet woonen". Abraham van der Aleulen en Margrieta Poutaels (lees: Potaels); Josina, gedoopt 15 Maart 1650, getuigen: Ida en Ariaentje van der Heul. Den 28"®" Nov. 1662 hertrouwde Jacob van der Heul (1) met Maria Verschuire, weduwe van Arien Meeusze de Haes (2). Den i2den Aug. 1646 was Jacob van der Heul, met Josintie Bax, getuige bij den doop van een kind van Abraham van der Mijl en Barbara Bax. Misschien behoorden deze ouders tot de familie van Jacob van der Heul en was ook aan hem verwant de notaris en procureur Johan Izaacze Troost, die blijkens eene akte van 26 Sept. 1646 Mr. Jacob van der Heul en Frangois de Pottere tot borgen had. Omtrent de familie van de eerste vrouw van Jacob van der Heul worden wij ingelicht door eene ' akte van 21 Nov. 1647, welke aldus aanvangt: «Compareerde etc. Willem Jorisze Laeckencooper, vroedschap ; der stede van den Brielle, als vader ende vooght van | sijnne onmondige kinderen, geprocreert bij Maria Joosten | van der Stoudt, ende als oom ende vooght van het I naergelaten weeskint van Joosten Stoudt, mr. Jacob 1 van der Heul als man ende vooght van Josina Joosten i van der Stoudt, Willem Willemsze van der Mael, als i i getrout hebbende Neeltge Cornelis ende noch als oom 1 ende vooght vant naergelaten weeskint van Maertgen i Cornelis dr., geprocreert bij Cors Cornelisze de Vinck, ende Michiel Leendertsz Wijngert, als vader ende vooght van Ptr. Michielsze, naergelaten weeskint van Maertge Cornelis dr., alle erffgenamen van sal: Sr. Aren Dorrenboom, haeren neve, overleden in den Hage etc." — Eene dochter van mr. Jacob van der Heul, Adriaentjen van der Heul (3), trouwde als j. d. den gdcn April 1658 te Brielle met Abram Braem j. m. (4) Dat 's mans vrouw eene dochter was van mr. Jacob van der Heul, zegt ons het Kohier van den in 1669 geconsenteerden 200sten penning, dat fol. X den volgenden post heeft: «de kinderen van mr. Jacob van der Heul op 2000 sê, dan alsoo Abraham Braem, getrout hebbende één van de kinderen, heeft verclaert in Dec. 1667 geen f 2000 i gegoet te sijn etc (5). Evenals zijn schoonvader was ; Abr. Braem chirurg. Zijn vrouw overleefde hem en | hertrouwde in 1679 met Hendrick Daele wedr., na 24 Sept. ondertrouwd te zijn. — Volgens de Kerkeraadsacta j werden in 1650 op belijdenis aangenomen niet alleen (1) De Thesaurie-Rekening over 1651—1652 heeft fol. 7 verso onder de ontvangsten den post: „van mr. Jacob van der Heul van de 5e erve etc." In de Thesaurie-ltekening over 1666—1667 leest men in | plaats daarvan fol. 10: „Van mr. Jacob van der Heuls kinderen etc." 1 Mr. Jacob was dus toen niet meer in leven. (2) Zie over dezen man mijne Bijdrage over Tromp, blz. 36, 37 en 55. (3) In de Kerkeraadsacta van 7 Maart 1650 komt zij voor onder de op belijdenis aangenomen personen en zij heet daar Ariaentje. (4) De Kerkeraadsacta van 1 Maart 1657 vermelden Abram Braam, ingekomen met attestatie van 's Gravenhage. (5) Eene akte van 19 Dec. 1665 vermeldt dat mr. Jacob van der Heul boig werd voor zijn zwager mr. Abraham Braem als administrateur van den boedel van Frans Hendricxze Hovenier. m de genoemde Ariaentje van der Heul, maar ook Marijtje van der Heul j. d., in 1658 Mijcke van der Heul, in 1662 Aeltje van der Heul j. d., in 1672 Josijntje van der Heul. Deze jonge dochters zullen wel kinderen geweest zijn van mr. Jacob van der Heul. De Kerkeraadsacta van 26 Januarij 1666 vermelden, dat met attestatie uit Den Haag te Brielle kwam Maijken van der Heul, en de Acta van 22 Julij zeggen hetzelfde van Aaltje van der Ileulj.d. Maijken van der Heul, vermoedelijk dezelfde als dein 1650 aangenomene Mijcke van der Heul, trouwde als j. d. den 7den Februarij 1668 met Melchior Henricsze van Wolleswinckel j. m., wonende te Delft (1), en zij schonk haren man Josina, gedoopt 14 Januarij 1670, getuigen: Alida en Josina van der Heul (2). Den 2Ósten Maart 1680 zijn te Brielle getrouwd Alida van deiHeul j. d., wonende te Brielle, en Henricus van der Strande (Stranden) j. m. (3) van 's Gravenhage. Het echtpaar kreeg: Jacobus, gedoopt 28 Dec. 1681, getuigen: Maria van der Heul en Josina van der Heul; Marijtje, gedoopt 2 Mei 1685, getuigen: Pieter van der Strande, Marijtje van der Heul en Josina van der Heul. Drie kinderen van Hendrik van der Strande, die vroedschap werd, werden begraven den i8dea Junij 1682, den 8*ten Januarij 1683 en den 2 4sten Mei 1685; juffr. Alida van der Strande werd 8 Februarij 1697 begraven. Haar man hertrouwde in 1700, zie op Van der Stranden. Josina van der Heul j. d. trouwde den 298te0 Januarij 1692 met Pieter Verhouff, weduwenaar, wonende te Delfshaven. Als weduwe van Pieter Verhoef hertrouwde Josina van der Heul den 89ten Maart 1707 te Brielle met Pieter Steijaert, weduwenaar te Haarlem. De Kerkeraadsacta van 24 Julij 1710 vermelden onder de met attestatie ingekomen personen Josina van der Heul, van Haarlem (4). Zooals wij hebben medegedeeld, werd in 1650 met Ariaentje van der Heul op belijdenis aangenomen Marijtje van der Heul. Aan deze zullen wij wel hebben te denken, als wij in een trouwregister vinden opgeteekend, dat den 7den April 1670 te Brielle ondertrouwd en daarna elders getrouwd zijn Jan Fijck van Linschooten, weduwenaar, wonende «tot Ouwerkerck op den IJssel», en Maria van der Heul, j. d., wonende te Brielle in de Nobelstraat (5). B. Margaretha van der Heul j. d., wonende te Dor- (1) ln de Kerkeraadsacta van 28 Julij 1667 staat opgeteekend, dat met attestatie van Delft te Brielle kwam Melsert Hendricks van "W olleswinckel. (2) In de aanteekening van dezen doop heet de vader Melser Wolliswindel(!). (3) Op belijdenis werd in 1681 te Brielle aangenomen Hendrik van Strande (Acta van 23 Januarij 1681). (4) Yoor Alida en Josina van der Heul, mondige en meerderjarige dochters te Brielle, geld geleend hebbende van Daniël van Iiiele, secretaris van Brielle, bleef, blijkens eene akte van 16Februarij 1675, borg Jan de Hartogh, bode van baljuw en leenmannen. ' (5) Ook Ariaentje woonde vóór haar huwelijk in die straat. drecht, is 7 Julij 1643 te Brielle getrouwd met V\ illem Potael (Pottael), weduwenaar van Adriana Speelmans, wonende te Brielle (1). Het echtpaar kreeg: Cornelis, gedoopt 1 Julij 1648 (2); Francina, gedoopt 17 Dec. 1651. Den 4den Dec. 1653 is de vrouw van Willem Leendertsze Potael begraven (3), den i8ten Julij 1654 een kind van hem. Den 8$te" Nov. 1654 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Rokanje getrouwd Willem Potael, weduwenaar, schout van Rokanje, en Sophia Santvoorts, weduwe van Ilillebrant van Cougeleburg, beiden te Brielle wonende. Den i7dcn Maart 1660 werd een kind begraven van Fitge Santvoorts wedc. van W. Potael. De weduwe kwam mij nog voor in het Kohier van den in 1669 geconsenteerden 20051"1 penning, fol. 14. Eene akte van 23 Julij 1656 begint aldus: «Compareerde Willem Potael, Cornelis Santvoort ende Willem de Vogell, alle respective brouwers in de 3 brouwerijen binnen deser stede (Brielle) etc.» (4). Dat de vrouw van Willem Potael reeds in 1659 weduwe was, zegt ons eene aanteekening van dat jaar, blz. 710 (1) Yan Dordrecht gekomen Margarita van der Heul, huisvrouw van Willem Potael; aldus leest men in de Kerkeraadsacta van 5 Nov. 1643. (2) In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Margrieta Davidts. (3) Leendert (Lenaert) Willemsze Potael was „capitein vant vendel van de voetbogen", Ress. van 11 Februarij 1617 en 21 Nov. 1626. Dat hij tot de remonstrantscliuezinden behoorde, blijkt uit Res. van 3 Mei 1627 I11 de Rekening van den in 1625 geconsenteerden 200ste™ penning staat fol. 15 de post: „Leendert Willemsze Potael met zijn weeskindt etc." Den 2S"en Junij 1626 werd een kind van hem begraven. BI. 376 verso van het Bodtboeck, begonnen 1624, komt eeiie aanteekening voor van 1640, welke gewaagt van een huis, laatstelijk bewoond door Leendert Willemsze Potael, en „alsnu bij sijnne kinderen eudo erö'genamen vercocht". Blijkens eene akte van 7 Juljj 1C38 hadden Evert Hermansze van Leeuw, „exploictier van den Hove van Hollant," en zijne vrouw Cornelia Gedions tot borgen Leendert Willemsze Potael en Wouter Lambrechtsze van Groenewegen. — Eene akte van 17 Julij 1647 spreekt van Cruijne Leendertsze Potael, minderjarige zoon van Leendert Willemsze Potael. Den 1011™ Sept. 1652 trouwde deze Cruijne als j. m. met Pieternella van Aken j. d. Blijkens eene akte van 9 Februarij 1657 werd Cruijne Potael „coopman tot Amsterdam", en was zijn vrouw toen de eenige dochter en universeele erfgename van zal. Jan Claesze van Aecken. In de Rekening van den voor 1665 geconsenteerden 200sten penning vindt men fol. 38 dezen post: „de weduwe van Jan Claesze Cramer gestelt op 3000 i', dan alsoo haer de helft es afgedeelt bij Cruijne Potael, woonende tot Amsterdam, als getrout hebbende een dochter van den voorsz. Jan Claesze etc." Op bl. 628 van 't Bodtboeck, beg. 1641, leest men van een „sevende part in de nieuwe meestove" te Brielle, door Cruijne Potael verkocht, en i. m. staat: „Gijfte gegeven bij Willem Potael als procuratie hebbende den 30 Sept. 1656." In de Kerkeraadsacta van 27 Oct. 1667 staat: met attestatie gekomen van Amsterdam Pietertje Jans van Aecken, huisvrouw van Crijn Potael. De man, te Brielle teruggekeerd, was „commijs opt gemeene lants coniptoir" aldaar (Bodtboeck 1660, bl 355, akte van 24 Nov. 1674); hij bekleedde die betrekking tot aan zijn dood; den 22»*^ Maart 1680 werd hij te Brielle begraven, zijne ] weduwe den 12den Mei 1683. Misschien is zij bedoeld in het Doopi register, hetwelk vermeldt, dat ,juör. Petronella Potaal in Nov. 1670 1 getuige was bij den doop van een kind van Harman van Leeuwen en Soetje Yerburch. (4) Na den dood van Potael zette zijne weduwe de zaak voort; zelfs kocht zij in 1667 van Cornelis Santvoort de helft van de brouwerij, genaamd het „gecroonde hart" (Bodtboeck, 1660, blz. 327). van 't Bodtboeck, begonnen in 1641. Eene akte van 30 j April 1661 noemt haar «moeder endevoochdesse van hare j onmondighe weeskinderen». Den 20"en Januarij 1647 was, j volgens eene bewaard gebleven attestatie van 4 Mei 1647, Willem Potael in het «Vergulden Hooft» met zijn twee «swagers», om het huis van zijn zuster te verkoopen (1). Den i5denDec. 1640 kocht Willem Potael «alsulcken huijs ende erve als de vice-admirael de With tselve lest gc- possideert heeft, staende ende leggende aen de noortsijde vant Maerlant» (Bodtboeck, 1624, blz. 386). C. Frederick van der Heul j. m. (2) is 29 Oct. 1628 te Brielle ondertrouwd en vervolgens te 's Gravenhage getrouwd met Jannetje Gerrits j. d., wonende te 's Gravenhage. Den i4den Dec. 1638 is Frederick Davidts (1) Den lsten Januarij 1630 zijn te Brielle getrouwd Jacob Cornelisze Musch j. m. en Annetje Leenderts Potael j. d. Blijkens eene akte van 18 Februarij 1633 was Jacob Musch toen 26 jaar oud. Zijne moeder was Agnieta Willemsdr. van Coesvelt (Bodtboeck, 1624, blz. 160 verso). Toe.i Jacob Musch in 1626 door de schutters tot „vendrich" gekozeu -was, kwam de Yroedschap daartegen op, omdat de gekozene iemand was, die de „verboden vergaderingen gefrequenteert" had en dus tot de Remonstranten behoorde (Ress. 6, 15, 30 Dec. 1626, 5 en 10 Jan. 1627). In 1634 verkreeg hij „commissie van sijn Ex'ie., omme tot dienste vant lant ende bescherminge van de cleijne visscherije a's capiteijn hem in zee te mogen begeven" en op zijn verzoek actordeerden de Magistraten hem voor 3 maanden 't gebruik van „twee metale stucken, tanderen tijde capiteijn Pieter Cornelisze vergunt" (Res 3 Maart 1634). In eene akte van 15 Mei 1638 is sprake van iemand, die „laest gedient heeft opt fregat van capiteijn Jacob Cornelisze Musch". Eene aanteekening van 1631 (Bodtboeck, 1624, blz. 166 verso) begintaldus: „Alsulcken huijs ende erve, genaempt de drije bellen, als Jacob Cornelisze Musch, getrout hebbende Annetgen Leendertsdr., mede erfifgenaem in de achtergelaten goederen van Lambrecht Woutersze etc." In eene akte van 15 April 1647 leest men van „Annetgen Leendersdr. Potael, wede. van sa: cap. Jacob Cornelisze Musch". Den 13den Maart 1654 was Anna Leenderts Potaels getuige bij den doop van Cornelia, dochter van Lambrecht van Groenewegen en Gerbina van Cleijburgli. j In de Rekening van den voor 1665 geconsenteerden 200,teu penning, fol. 41 verso, vindt men een post, luidende: „de weduwe, ofte kinderen j van capteijn Musch op 3000 £, dan alsoo deselve weduwe, op haere : doleantie van soo veele niet gegoet te sijn, es gestelt op 2000 £ etc." , Den 54en Februarij 1641 zijn te Brielle getrouwd Anthony Verburch j j. m. en Arijaentge Potael j. d. Den 13den Maart 1654 werd een kind van Antonis Arensze Yerburch begraven. In 1644 kocht Anthony Verburch een huis van de weduwe van Adriaen Antonisze (Bodtboeck, 1641, blz. 150). In eene aanteekening van 1665 (Bodtboeck, 1660, blz. 239)' komt Antony Yerburch voor als executeur van 't testament van Arijaentje Claes, laatst wede. van Jan Pouwelsze van Hamburgh. Het Kohier van den voor 1669 geconsenteerden 200'ten penning gewaagt fol. 9 van de weduwe van Anthony Arentsze Yerburch. Eene akte van 27 Mei 1675 j noemt deze weduwe schoonmoeder, en Adriaen Verburgh schoonbroeder j van Harman van Leew (Leeuwen) „out-raet deser stede" (Brielle). — : Cornelis Leendertsze Couter, 5 Julij 1639 getrouwd met Cornelia Sis- j mus j. d., hertrouwde 23 Junij 1643 met Cornelia Potaels (Pottaels) j. d. In den ouderdom van 36 jaar stierf C. Couter (Koutter) en 20 Oct. 1654 werd hij begraven. Zijn zoon Leendert stierf 5 April 1664, 20 jaar, 2 maanden en 14 dagen oud, zijne vrouw den 14dei1 Junij 1668 j in den ouderdom van 45 jaar, maar vóór haren dood hertrouwde zij te Oostvoorne met Dirck Kevelaer, weduwenaar, na 27 Junij 165£ te Brielle ondertrouwd te zijn. — Anna Cornelisdr. Potaels, gehuwd met Willem de Jongh, zie op De Joiigh. — Over Dr. Cornelis Potael, gehuwd met Elisabetli Commersteijn, zie men op Commersteijn. (2) Als zoon van David van der Heul wordt hij vermeld in eene akte van 5 Mei 1631 van der Heul hertrouwd met Sara Pieters Verhouff j.d.(i). Den ioden Aug. 1633 werd een kind van hem begraven. ! In eene akte van 4 Januari) 1653 is sprake van «Fredrick van der Heul, schrijver van den schepe van den Heer Admirael Tromp, leggende ontrent de Mase». Dat hij i in 1657 niet meer leefde, blijkt uit een aanteekening j van dat jaar, voorkomende bl. 644, Bodtboeck begonnen 1641, en gewagende van Sara Pieters Verhouf wede. van Fr. van der Heul. D. Yda van der Heul j. d. is 10 Dec. 1630 te Brielle getrouwd met Jan Pietersze Verhouff j. m., en als weduwe van dezen man is Idetge 10 Dec. 1641 hertrouwd met Jan Blondel «canonyer deser stede» (2). Blijkens eene akte van 9 Junij 1633 was Jan Pietersze Verhouff toen 25 jaar oud en werd hem door Jacob Jacobsze, «backér» te Amsterdam, geld gezonden «tot coopinghe van rogge». Eene akte van 21 Mei 1632 noemt als borgen van Jan Pietersze Verhouff mr. David ' Jacobsze van der Heul en Jacobmijntgen Leendertsdr. ! van Luchtenburch,weduwe van Pieter Danielsze Verhouff. Den 6den April 1633 verklaarden mr. David en mr. Jacob van der Heul «henselven te constitueren tot waer| borgen als principale debiteur voor Jan Pietersze van der Houff (Verhouff), voor de bevrijdinghe ende j guarantschap van seeckere schuijte, bij Abraham van ! der Heul (3), wonende tot Delft, uijt den name van I den voorn. Verhouff nu onlancx vercoft ende gelevert». j In eene aanteekening van 1651 komt Idetgen Davitsdr. | voor als weduwe van Jan Blondel (Bodtboeck, 1641, I bl. 445). In 1661 leefde zij nog; den isten Maart van l dat jaar toch was Yda van der Heul met Jacobus Besemer getuige bij den doop van een kind van Corstiaen Jacobsze Wingaert en Annetje Jans. Eene I aanteekening van 1668 (Bodtboeck, begonnen in 1660, bl. 357) spreekt van een huis, «lest beseten» dooi «zal. Yda Davits van der Heul, \vede. van Joan Blonde ende alsnu bij desselfs collatrale erfgenamen vercoft» E. Teuntge Davids van der Heul j. d., in 1648 01 belijdenis aangenomen (Acta 3 Sept.), trouwde 15 Me 1657 als j. d. met Claes Isaacsze j. m. In de aanteekening van dien trouw en ook elders heet zij Toontje vai (1) In eene aanteekening van 1649 (Bodtboeck, 1641, bl. 354) hee j zij Saertje van der Houff, en wordt als kooper van haar huis genoem i Huijch van der Houff. (2) Isaac Blondel, begraven 25 April 1683, was schoolmeester e ! voorlezer bij de Waaleche gemeente te Brielle. Zie mijne geschieden: ; dier gemeente in 't Bulletin II, blz. 243. De acta van 2 Junij 164 vermelden Michiel Feermans en Elisabet Blondel, zijne vrouw, m< attestatie gekomen van Dordrecht. Het echtpaar won: Pitronella, g< «loopt 5 Nov. 1647; Elias, gedoopt 26 Januarij 1653, getuigen: Johanm Blondeel en Sara Feermans (3) Abram van der Heul was 17 Maart 1656 getuige bij den doe vau Jacomintge, dochter van Anthony Tijbouth en Jannetje Stern In akten van 14 Maart en 18 Junij 1667 is sprake van Catrina vi Nedervoen, weduwe van Abraham van der Heul te Delft. Zieov Abram Joostz. van der Heul enz. Algemeen Nederlandsch Familiebla 1387, blz. 8. SSL l ) i r > 1 it d n is 6 51 'i 8 11 e: d der Heul. Het echtpaar won: Martintje, gedoopt 15 Februarij 1658, getuige: Jacomina Donteclock (1); Isaacq, gedoopt 18 Februarij 1659, getuigen: Leendert Isaax en Maddeleentjen Leenderts; Yda, gedoopt x Aug. 1660, getuigen: Jacob en Ida van der Heul; David, gedoopt 11 Julij 1661, getuigen: Elisabet, Jacob en Ida van der j Heul; een ongenoemd kind, gedoopt 28 Sept. 1662, | getuigen: Maddelena Leenderts, Leendert Isaacks en J Geertruijt Pieters; Maddelena, gedoopt 25 April 1664; Maddeleentge, gedoopt 6 Sept. 1665, getuigen: Yda Davids van der Heul en Leendert Isaacx; Maddeleentje, gedoopt 22 Maart 1667 (2); Jacomijntge, gedoopt 9 Aug. 1669, getuige: Amarentia de Laet (3). Deze Teuntge of Toontge Davids van der Heul is zeker dezelfde persoon als Antonia van der Heul, in eene akte van 30 Oct. 164b vermeld als «naergelaten weeskint ende medeerffgename van Martijna Semsdr.; zie die akte in art. XV over Sem. 4°. Elisabeth (Lijsbeth) Jacobse van der Heule j. d. is 13 Mei 1607 te Brielle getrouwd met Barent Willemsze van Dijck j. m., «secretaris van Nieu-Hellevoet», wonende te Brielle. In eene akte van 14 Mei 1632 wordt Elisabeth Jacobs van der Heul genoemd «wede. van Barent van Dijck». In eene resolutie van 31 Dec. 1632 komt de weduwe voor als «pachster van de stadts-bijerimpost». Den 5den Julij 1658 was Lijsbet Jacobs van der Heul met Anna van Dijck en Cornelis Tael getuige bij den doop van Joris, zoon van Jacobus de Jongh. Dat zij kinderen had, leert ons eene akte van 22 Nov. 1664, waarin Eeuwout Pietersze Duijst bekent schuldig te wezen aan de kinderen van Elisabeth Jacobs van der Heul, wede. van Barent van Dijck, ƒ 450. Op bl. 644 van het Bodtboeck, begonnen 1641, in eene aanteekening van 1657, vindt men vermeld Annetje Barens van Dijck. 50. Judith Jacobs van der Heule j. d., vermeld in de Kerkeraadsacta van 29 Februarij 1624, onder de op belijdenis aangenomen personen. 6°. Neeltge Jacobs is met een vraagteeken achter haren naam door mij vermeld onder de kinderen van Jacob Jansze van der Heul, omdat ik haar niet Van der Heul vond genoemd. Mijn vermoeden, dat zij een dochter was van Jacob Jansze van der Heul, steunt alleen op eene akte van 8 Oct. 1631, aldus aanvangende: «Compareerde Neeltge Jacobsdr., naergelaten weduwe van Jan Claesze Knecht, coorenmeeter, geassisteert wesende met mr. David Jacobsze van der Heule ende Willem Govertsze Taerlingh etc.» (1) Hoe verkeerd de namen vaak zijn opgeteekend, toont de aan> teekening van dezen doop, die als moeder vermeldt Jorisjen Davits, en waarin de getuige Jacomina Dondercloot heet. 1 ! (2) In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Teuntje r Daniels van der Heul. (3) In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Trijnge Davids van der Heul f sr Aan het vorenstaande heb ik nog het volgende toe te voegen. Reijer van den Berghe (Berge), 15 Nov. 1644 als j. m. getrouwd met Sara van Dijck j. d. (1), trad in 1660 te Delft in den echt met Anna van der Heul, j. d. aldaar, na te Brielle 16 Mei ondertrouwd te zijn. Den ^ j»«en Mei 1665 waren Reijer van den Bergh en Anna van der Heul (2) getuigen bij den doop van een kind van Arien Jacobóze van Distelhuijsen. In de Thesaurie-Rekening over 1 Oct. 1668—30 Sept. 1669, fol. 44 verso, komt Anna van den Berghe voor als weduwe van Reijer van den Berg. Den i9d-Nov. 1675 trouwde Anna van der Heul, weduwe van Reijer van den Berge, te Brielle met Cornelis Tael, weduwenaar, oudburgemeester; zie op Tael. In de Thesaurie-Rekening over 1684—1685 kwam mij Anna van der Heul 't laatst voor. Den nden April 1683 zijn te Brielle ondertrouwd en vervolgens elders getrouwd Hendrik Iluijgen Couwenoord j. m., kleermaker, en Maria Harmans (Hermans) van der Heul j. d., wonende te Rotterdam. Het echtpaar won: Leuntje, gedoopt 18 Januarij 1684, begraven 8 Aug. 1684; Leuntje, gedoopt 6 Mei 1685, getuigen: | Matthijs van den Handel (Andel) en jutfr. Maria Mosterdijck. Den 2 2sten Januarij 1688 werd nog een kind van Hendrick Iluijgen Couwenoort begiaven, en den i5den Februarij 1688 zijn vrouw. De weduwenaar is den 27""1 Maart 1689 te Brielle ondertrouwd en daarna te Rotterdam getrouwd met Hillegond van Etteren, j. d. wonende te Rotterdcirn* Den 4den Maart 1704 werd te Brielle begraven juffr. Maria van der Huel (Heul). De Kerkeraadsacta van 28 April 1684 vermelden Maria van der Heul onder de op belijdenis aangenomen personen. XIX. VAN DER CRAP. De vroedschap Augustinus van der Crap, n°. 192 op de Naamlijst, zag "te Brielle het levenslicht. Zijn vader was Hendrik van der Crap, in x711 op belijdenis tot lidmaat der Hervormde Kerk aangenomen te (1) Met attestatie van Alkmaar te Brielle gekomen Reijnier van den Berge en Sara van Dijck, zijn huisvrouw. Aldus leest men in de Acta van°30 Oct. 1648. In de Acta van 2 Mei 1641 staat dat Reijer Tobijas van den Berge met attestatie van Middelburg te Brielle kwam , en in de Acta van 3 Maart 1644 , dat Reijer Tobias van den Berg met attestatie van Rotterdam te Brielle kwam. — In 1654 teekenden Willem van den Berge en LijsbBth Jacobs van der Heul, wed», van B. var Dijck, eene akte van borgtocht voor Reijer van den Berg. (2) Anna van der Heul was 26 Oct. 1666 getuige bij den doop var een kind van Pieter de Winter; 5 Junij 1668 bij den doop van eer kind van Johannes Moijweer; en 15 April 1681 bij den doop van eet I kind van Willem de Brujjn en Rosa van Hoogwerf. ïrielle (1), alwaar hij zich met zijne familie in 1702 had gevestigd. Eene Magistraatsresolutie van 3 Junij 1702 uidt: «Is Hendrik van der Crap bij provisie vooreen aar aangestelt tot Capitain van den buijsconvoijer, die roor desen jare bij de stad sal werden geequipeert, en lat op de oude ordres van alhier met zijne familie ,-aste woonplaatse te moeten houden, en soodanige /erdere ordres en instructie als waarop vorige capi;ains zijn aangenomen geweest.» Den i7dcn Junij 1702 deed hij te Brielle den eed als poorter en den 2gaten April 1703 werd hij «voor de aanstaande teelt ils capitain op den buijsconvoijer gecontinueert.» Als «capitain» komt hij nog voor in Res. Mag. 12 Nov. 1703, maar in latere resoluties heet hij geen «capitain» meer. Uit enkele Ress. Mag. blijkt, dat hij biandei werd. Res. Mag. 7 Maart 1711 luidt: «Op de requeste, gepresenteert bij Hendrik van der Krap, omme onder de straat voor desselfs pakhuis of brandenje op 't Maarland te mogen leggen een spoelingkuip ende een riool tot in de haven etc.» Res. Mag. 29 Junij 1712: «Is goetgevonden de twee knegts, die in de branderije van Hendrik van der Krap arbeiden of gearbeid hebben t'apprehenderen.» Eene Res. Mag. 20 Julij 1711 leert ons, dat hij destijds was «commis van den ontfanger der gemeenelands middelen binnen dese stad (Brielle).» In de Kerkeraadsacta van 26 Oct. 1703 komt onder de met attestatie ingekomen personen voor Maria Gravius van Delft. Daar deze Maria de huisvrouw van Hendrik van der Crap was, zal hij vermoedelijk uit Delft te Brielle gekomen zijn. Bij Maria Gravius, die 4 April 1703 te Brielle begraven werd, won hij aldaar Zacharias, gedoopt 21 Maart 1703, getuigen. Ds. Zacharias Gravius en Anna van der Giessen (2). Den (1) Acta van 23 April 1711. (') Ds. Zacharias Gravius, van Klaaswaal te Brielle gekomen, werd aldaar den 25*» Sept. 1683 als predikant bevestigd en was er als zoodanig werkzaam tot aan zijn dood. Hij stierf den 26"- Maart 1706 en werd 2 April begraven. Zijne weduwe Anna van der Giesen (Giessen) werd 28 April 1715 te Brielle begraven. Het echtpaar won aldaar: Petrus, gedoopt 24 Mei D.91, getuigen: Petrus Texelius en iuffr. Ida de Wit; Jan Aelbert, gedoopt 2 Aug. 1693, getuige: Anna Baronesse van Schagen; Margarita, gedoopt 11 Nov. 169a, getuigen: Ds. Johannes Gravius en Geertruijd Gravius; Henrick, gedoopt 26 Jan. 1698, getuige: Isabella van Walcheren, vervangende Johanna Gravius. Den 5J» Mei 1693 werd „de soon", 14 Jan. 1700 een kind van Ds. Zacharias Gravius begraven. Over Jan Albert Gravius zie men op Poortermans. In 1690 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Geertruijdt Gravius (Acta van 26 Jan. 1690), in 1700 Magdalena Gravius ! (Acta van 28 Oct. 1700), in 1707 Jacoba Gravius (Acta van 27 Oct. | 1707; zij is nog eens als aangenomen vermeld in de Acta van Jan. 1703). Als weduwe van Cornelis Krijger is Magdalena Gravius 1'. JNov. ! 1754 te Brielle begraven. Haar eerste man was Pieter Poortermans , zie op Pooi termans. Den 28*» Mei 1719 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 12 Junij te Nieuwenhoorn getrouw Cornelis I Krijger wedr. en Magdalena Gravius wed., geboren te Brielle. In de : aantekening van haar huwelijk met Pieter Poortermans wordt Magdalena Gravius genoemd „jonge dochter van Claeswael en met j. d. van Brielle. C. Krijger Magdalena won bij Anna, gedoopt 4 Febr. 17-0, 1 getuide: Jacoba Gravius. Blijkens Res. Mag. 11 Julij 1711 werd C. 9den April 1703 werd een kind -van Hendrik van der Krap begraven. Den i9den Jar.uarij 1706 hertrouwde hij te Brielle met Commerina Beuckelaer j. d., dochter van Johan Beuckelaer, organist en klokkenist, en Anna van der Velde, geboren te Brielle en aldaar gedoopt den 2Ósten April 1686. Bij Commerina won Hendrik van der Crap de volgende kinderen: Michiel, gedoopt 15 Maart 1707, getuigen: Johannes Beukelaer en Anna Beukelaer. Johannes, gedoopt 20 Maart 1708, getuigen: Johan Beukelaar en Magdalena Beukelaar. Magtelina, gedoopt 31 Maart 1709, getuigen: Willem Pool en Elsalina Schrevelius. Michiel, gedoopt 21 Sept. 1710, getuige: Elsalina Schrevelius. Anna, gedoopt 15 Januarij 1713, getuigen: Jan Beukelaar en Magdalena Beukelaar. Augustinus, gedoopt 12 Februarij 1715, getuige: Elselina Schrevelius. Hendrik, gedoopt 8 Junij 1717, getuige: Magdalena Beukelaar. (1) Drie kinderen van Hendrik van der Crap werden begraven op 27 Junij 1707, (2) 8 Mei 1714, 23 Mei 1720. Op den laatsten datum was zijne vrouw weduwe. Krijger, geboren te Overschie, toen poorter te Brielle. — Den 21»ten Maart 1719 zijn te Brielle getrouwd "Willem Head wedr. en Anna Gravius j. d. geboren te Brielle. In plaats van Head vindt men ook Heath. hij werd herhaaldelijk aangesteld als „capitain van de buijsconvoije"; zie Ress. Mag. 22 Mei 1710, 20 April 1715, 8 April 1719. Het echtpaar won Willem, gedoopt 19 Sept. 1719.Nalatende 3 kinderen, werd Willem Heath te Brielle begraven. — Den 9den Maart 1727 zijn te Brielle ondertrouwd en met att. van 25 Maart te Nieuwenhoorn getrouwd Jan Petit j. m. geboren en wonende te Leiden, en Jakoba Gravius j. d. geboren en wonende te Brielle. (1) Over het geslacht Beukelaar zie men wat ik schreef in De Navorscher 1882, bl. 347—349. Aan het aldaar vermelde kan ik nog dit toevoegen. Jan Maertensze Beuckelaer, smid van beroep (Ress. Mag. 24 Maart 1646, 16 Nov. 1652), was „capiteijn vant Witte Vendel" (Res. Mag. 20 Febr. 1647). Blijkens Res. Mag. 28 Junij 1653 was 's mans huisvrouw toen weduwe. — Willem Beukelaer werd 27 Dec. 1653 door de Magistraten „gestelt tot ondermajoor van de burgerwacht." Den 29ïten Jan. 1680 werd een kind van hem begraven. — Over Annetje Jans Beuckelaer zie men op Yan Son. — Eene Res. Mag. 20 Nov. 1700 spreekt van „Jan Beuckelaar sub', van den stadtsmajoor ende te gelijck poortsluijter van de Waterpoort" Willem Beuckelaer, zoon van Jan Beuckelaer den organift, werd 31 Mei 1707 aangesteld tot „knegt van de vismarct." Bij Res. Mag. 28 Aug. 1717 werden Johan Beukelaer, oom en voogd van den minderjarigen Frederik Beukelaer, en Pieter Godefroij Lambinon, mede voogd, gemachtigd om het „moederlijk bewijs" van dien Fredeiik te besteden tol zijn „uitrustinge na Oostindien". Den 22rten April 1719 werd Yman Beuckelaer aangesteld tot „concherge van het raedhuijs". Ten behoeve van Dordrecht werd 27 Julij 1720 voor de 5 te Brielle geboren kinderen van Jan Beuckelaar, Willemina, oud 10 j , Lucia, oud 8 j., Cornelia, oud 6 j., Cornelis, oud 3 j. en Maria oud 2 j., eene akte van indemniteit gegeven door de Brielsclie Magistraten. (2) Op dien datum leest men in 't doodenregister: „een kint van Hendrik Krap." Hier zal wel H. van der Crap zijn bedoeld, ofschoon men ook den naam Crap vindt. Den 2den Sept 1710 werd gedoopt Marij, dochter van Jan Crap en Sara van der Burgh. Den 10den Mei 1725 werd gedoopt Johanna, dr. van Jan Pietersz. en Katharina Krap, getuigen: Jan Krap en Margarita Frans. Wanneer hij begraven werd, zegt het doodenregister niet. (1) Als weduwe van Hendrik van der Crap is Kommerina Beukelaar den 27s,en Dec. 1722 te Brielle ondertrouwd en daarna te Oostvoorne getrouwd met Abraham de Kort, weduwnaar. Den 6den Oct. 1747 werd zij te Brielle begraven. Magtelina van der Crap (Krap) werd in 1726 te Brielle op belijdenis aangenomen als lidmaat der Herv. Kerk (Acta van 20 Januarij 1726). Den 3o"en Mei 1732 zijn te Brielle getrouwd Magdalena van der Krapj.d. geboren en wonende te Brielle, en Abraham Arondens j. m. , wonende te Rotterdam. Den 3osten Sept. 1742 zijn te Erielle ondertrouwd Augustinus van der Crap, j. m. geboren te Brielle en woonachtig te Vlissirgen, en Maria Abigaïl Lambinon, j. d. geboren en wonende te Brielle. I. m. leest men: «Op verkreegene vergunning van de Heeren Staaten van Holl. en Westvr. hebben deeze persoonen 3 geboden op één dag gehad. Met attestatie na Vlissingen den 2en Oct.» Deze Maria Abigaïl was eene 11 Aug. 1715 gedoopte dochter van Pieter Godefroid Lambinon (2) en Commerina de Graaf (zie op Lambinon en de aldaar aangehaalde artikels). De Kerkeraadsacta van 11 Julij 1756 vermelden onder de met attestatie ingekomen personen Augustinus van der Krap en zijne huisvrouw Maria de Heer, van Batavia. In 1795 werd Augustinus als vroedschap ontslagen. Den iS^11 April 1775 werd hij aangesteld tot penningmeester van de groote visscherij en pilotage op de Maas; den ioden Oct. 1783 werd hij in die betrekking vervangen door Dr. Gérard Fauvarcq, maar den i8den April 1790 aanvaardde hij haar wederom (Ress. Vroedsch. 4 en 18 April 1790). Den i9den Jan. 1759 werd hij aangesteld tot hoofdman van het St. Jans-of groenmansgilde. Tot schepen werd hij gekozen in de jaren 1756, 1758, 1762, 17^5. 177°» 1775» 1776» 1779. J781. 17Q°» 17Q2 en 1794; tot raad in het College der Magistraten in het jaar 1763; tot burgemeester in 1764, 1770, 1775, 1779, 1782 en 1792; tot leenman van Voorne in 1770 1 en 1771. Den i5ten Oct. 1766 werd hij voor 3 jaren, aanvangende 1 Mei 1767, gecommitteerd tot raad in de (1) De laatste resoluties, welke van hem melding maken, zeggen ons, dat hij geen voorspoed had in zijn zaken. Ress. Mag. 31 Julij 1717 „Op het declaratoir, gedaan bij Sr. Willem Pool, schoonvader van Commerina Beukelaar, huisvr. van Hendrik van der Krap, datgcmelte Commerina als last hebbende van den voorn, haaren man, genoodsaekt was derselver gemeene boedel te abandoneren, gelijck hij uit hare naem was doende bij desen, versoekende dat wij daarop de noodige ordere geliefden te stellen: waarop bij ons goedgevonden is te autoriseren Willem van Walcheren en Nicolaas Langestraat tot curateursin denselven boedel, met magt omme alle de goederen te inventariseren, tot gelde te maeken, de crediteuren te betaelen, indien de penningen soo verre konnen strccken etc." Res. Mag. 2 April 17)8: „Sijn de curateurs in den boedel van Hendrik van der Krap gequalificeert om de branderije ende de behouften, tot de branderij en stokei ije behoorende, te verkoopen." (2) Den 8!t;n Juljj 1713 werd hem door de Magistraten vergund te Brielle als notaris werkzaam te zjjn. Rekenkamer van Holland. Den i,ten Oct. 1771 werd hij voor 2 jaren, aanvangende 1 Mei 1772, aangesteld als raad in het College van de Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland. Van Mei 178410130 April 1790 had hij zitting in het College ter Admiraliteit op de Maas (Ress. Vroedsch. 1 Oct. 1783 en 1 Oct. 1786). Den 5dea Nov. 1806 is hij te Brielle overleden in den ouderdom van 91 jaar en 8 maanden, nalatende eene vrouw en één kind. Den 3islen Jan. 1807 werden zijne goederen aangegeven voor het collateraal en in de memorie van aangifte leest men: «de heer Augustinus van der Crap heeft bij testamente, den nen Aug. 1803 .... gepasseert, tot zijn eenige en universeele erffgenaame gesteld zijne eenige dochter vrouwe Commerina Jacoba van der Crap, weduwe van wijlen Mr. Johan Gerard van Oldenbarneveld genaamd Tulling, en bij haar voor-overlijden hare twee kinderen, in huwlijk verwekt bij denzelven Heere van Oldenbarneveld genaamd Tulling, jonkvrouwen Johanna Catharina Elisabeth en Anna Charlotta Emilia van Oldenbarneveld genaamd Tulling, onder conditie nogthans dat, bijaldien zijn Hr. Testateurs Egtgenoote, Vrouwe Maria de Heere, op zijn overlijden nog in leven was, in dit geval etc.» — «Bij acte codicillair, den i3enAug. 1803 gepasseert, zijn door den Heere Augustinus van der Crap gemaakt de volgende legaten: «Aan zijne twee kleindochters Jonkvrouwen Johanna Catharina Elisabeth van Oldenbarneveld genaamd Tulling en Anna Charlotta Emilia van Oldenbarneveld genaamd van Hemert, bij zijn testateurs dogter vrouwe Commerina Jacoba van der Crap in huwlijk verwekt door nu wijlen Johan Gerard van Oldenbarneveld, genaamd Tulling, off bij voor-overlijden derzelver nagelaatene wettige descendenten bij repraesentatie ieder eene somma van f 250.» «Aan zijne testateurs vier behuwdkleinkinderen met naamen Vrouwe Van Oldenbarneveld gen. Tulling, huisvrouwe van den Heere van Hemert, Vrouwe Johanna Moralla Elisabeth van Oldenbarneveld gen. Tulling, huisvrouwe van den Heere J. A. de Wit, Vrouwe Henrietta van Oldenbarneveld gen. Tulling, huisvrouwe van den Heere van Landsbergen, en Mr. Cornelis van Oldenbarneveld, door den Heere Mr. Johan van Oldenbarneveld gen. Tulling in eerder huwlijk verwekt bij Vrouwe van Hoeij, off bij voor-overlijden van een ofl meer derzelve, dier natelatene wettige déscendenten etc.» «Aan zijn testateurs halve zuster juffrouw Anna Agneta de Kort, weduwe Abraham van Rheene, dogier van zijn Heer testateurs moeder Commerina Beukelaar, in huwlijk verwekt door den Heere Abraham de Cort, eene somme etc. «NB. Dezelve juffr. Anna Agneta de Kort, reeds lang vóóroverleden zijnde, vervalt het legaat.» «Aan zijne twee niglen Hendrica en Commerin; Arondens, nagelaatene dogters van zijn overleeden< zuster juffrouw Magdalena van der Crap, in huwlijk verwekt door den Heere Abraham Arondens etc.» De genoemde eenige dochter Commerina Jacoba van der Crap, in 1770 aangenomen op belijdenis (Acta van it; Julij 1770), is 13 Aug. 1780 te Brielle ondertrouwd met Johan Gerard van Oldenbarnevelt gen. Tullingh, met attestatie van Monster dd. 11 Aug. Met attestatie dd. 27 Aug. is het paar te Monster getrouwd. Volgens eene mij door den heer A. J. E. van der Crab verstrekte opgave werd Commerina Jacoba van der Crap geboren te Batavia 12 Julij 175 3, en overleed zij te Monster 18 Maart 1829; werd Mr. Johan Gerard van Oldenbarneveld gen. Tullingh 27 Febr. 1737 geboren en was hij advocaat-fiscaal van de Admiraliteit, daarna bij het Comité tot de Algemeene Zaken van het bondgenootschap te Londen en laatstelijk advocaatfiscaal bij de Commissie van 's lands-advocaten tot de zaken van de marine; overleed hij 13 April 1803, weduwnaar van Maria Margaretha Henrica van Hoeij, zoon van Johan Gerard, majoor bij de cavalerie, en van Johanna Morilla van Cattenburgh. XX. COMMERSTEIJN. Het Brielsche geslacht Commersteijn is op de lijst der vroedschappen door drie leden vertegenwoordigd, Abraham Jansze Commersteijn (n°. 6), Mr. Is;.a: Commersteijn (n°. 30) en Mr. Jacob Commersteijn (n°. 69 en 122). De stamvader van het geslacht was Jan Commersze (1), vermeld in de door Marcus uitgegeven «Sententien», blz. 159, waar men leest: «Aernt Danielsz, Pierre Machielsz, Jehan Commersz et Jehan Lenaertsz, fort eulx meslez des Nouvelles Preschez, et esté semeurs entre les Consistorians et fort favorise les briseurs d'Imaiges et esté envoyez de la part des Sectaires en Commission vers le Prince d'Orenges et de Brederoede.» Dat Jan Commersze de nieuwe religie voorstond, blijkt ook uit de Resoluties van 25 en 31 Maart 1567, door mij medegedeeld op blz 134 en 135 der «Brielsche Archieven» (2). De laatste resolutie leert ons bovendien, dat hij «backer» was. Na de verlossing van Den Briel in 1572 teruggekeerd in de stad, werd hij onderscheidene malen als ouderling van de Hervormde gemeente bevestigd (3). Behalve deze werden ver- (1) In Res. Holl. 23 Sept. 1598, bl. 378, is hij verkeerdelijk Jan Corneliszen genoemd. (2) Zie ook de aanteekening van 15 Nov. 1568, op bl. 175 van de Bijdragen van Nijhoft' en Fruin, Reeks III, Deel II. (3) Zie Kerkeraads.icta vau 5 Nov. 1575, 30 Oct. 1580, 12 Oct. 1584, 17 Oct. 1586, 2 Oct. 1592, 26 April 1596, 9 Oct. 1598. In de Acta der Classis van Yoorne enz. dd. 5 Julij 1574 leest men: „Quamen de broederen der classe te samen, ende de rekeninge van verreysde ende verteerde oncosten voor den tyt van 17 dagen, die Gerardus Gallinaceus ende Jan Commersse op den Synodum tot Dordrecht geweest hadden, gedaen zijnde, beliepen in alles 22 g. 16 st., beloopt voor de | dienairen der classe 11 g., 8 st. etc." schillende betrekkingen door hem waargenomen. Na 1572 behoorde hij in de stad zijner woning tot de regeeringspersonen; nu vond ik hem als schepen (1) vermeld en dan als burgemeester. In de laatste betrekking komt hij 0. a. voor in eene aanteekening, welke op bl. 9 van 't 3de Memoriaelboeck gevonden wordt en luidt: «lp den 13" Decemb. 1575 heeft Cornelis Ariensze, burgermeester, versocht van Jan Commersze, burgermeester (2), te weten de namen van den persoonen, in de Vroetschap althans wesende, dwelcke de zaeke nyet toe gedaen en zijn, seggende dat zijne Excie. hem tzelve belast heeft te vernemen, alsoe denzelven Jan Commersze zeijde in presentie van zijne Excie. ende eenige van zijne Staeten, dat sommige van den gerechte aldaer present waren, de zaeke nyet zoe well toegedaen zijnde, alst behoorde: waerop den voorsz Jan Commersze denzelven burgermeester voor antw. gegeven heeft, seggende. als ick de handt van zijne Excie. zie, dat hij tzelve begeert, zall alsdan antwoorden naer behooren, maer en begeeide se up dese tyt nyet te nomineren. Tot welcken eynde die van de Vroetschap voorsz. protesteerden, als heml vrij ende ontschuldich kennende van tgheene voors. es. Maer heeft daernaer denzelven Jan Commersze gezeyt, dat hij op nyemant anders susspitie vandt tgundt voors. es en heeft, dan alleenlyck op Cornelis Jacobsze, Carele Gans ende liuygh Willemsze, seggende: all had ghijluyden all twater van de zee, ghij en zoudt u nyet schoon wassen. Verclaerde daernaer de voorsz. Jan Commersze, dat zijne intentie noeyt geweest en es, dat yemant van de voorsz. persoonen heml. viantlycken jegens de gemeene zaeke gedragen hebben, dan in alle contributien ende andere dergelycke zaeken gewillichlyck laeten vinden, ende de eenige oorsaeke, waeromme hij geseyt heeft in presentie van zijne Excie. ende eenige van zijne Staeten, datter van de Vroetschepe waren, die de zaeke nyet toegedaen en zijn, zoe dat well behoorde, es, dat dezelve Cornelis Jacobsze, Carele Gans ende lluych Willemsze ingelanden zijn daer de nyeuwe haven geleyt werdt ende haer landen daerinne verliezen, ende dat zij om zulcke redenen liever hadden, dat de zaeke van de nyeuwe haven anders waere, dan tzelve nu tegenwoordich es.» Den 30""1 Julij 1574 werd de «acte op de doorgravinge tot het ontset der Stadt Leyden» (3), den 4den Junij 1575 de «articulen van verbonde» tusschen de steden van Holland en Zeeland (4) (1) Als schepen fungeerde hij 27 Dec 1577, 25 Aug. 1580, 31 Jan. en 6 Febr. 1585, 29 Nov. en 5 Dec. 1589; zie de laatste bladzijde van de Rekeningen van 't "Weeshuis van den H. Geest over 1572—1573, 1577 en 1585—1586; van het Ziekenhuis over 1581—1582. (2) Yan Jan Commersze, burgemeester, leest men ook in de Rekening van den burgemeester-thesaurier over 1573—1574, bl. 44 verso; in die over 1578-1579, bl. 9 verso; in de Rekening van het Ziekenhuis over 158*—1582, bl. 18. (3) Zie Ress. Holl. 1572 en 1573, bl. 11. (4) Zie Res. Holl. 4 Junij 1575, bl. 362. door Jan Commersze, als gedeputeerde van Den Briel, geteekend en herhaaldelijk kreeg hij eene opdracht van de Staten van Holland (1). In eene Resolutie, den 9den Februarij 1577 door «Burgemeesters ende die van den gerechte van den Brijele» genomen, komt hij voor als «bouckhouder van de Leproesen.» Den 15den Februarij 1 578 werd hij door de Stedelijke Regeering «gesurrogeert ende gestelt als commissaris opte alimentatie van de predicanten in de plaetse van Carel Gans». Eene aanteekening van 1578 luidt: «Up huijden soe heeft Jan Commersze gedaen den behoorlycken eedt in handen van de burgemeesters ende regierders dezer stede, omme zijnen dyenst ende ontlangerschap van de geestelijke goederen voor een derde part ende tincommen van de pastorien, alles gedestineert tot onderhout van de predicanten, wel ende getrouwelycken te bedienen ende exerceren, naer vermoegens sijne commissie, hem bij de Staeten van Ilollant daertoe verleent. Actum coram omnibus opten 13®" Dec. 1578» (2). Den i4den April 1578 werd Jan Commersze op zekere voorwaarden «geeligeert tot der ontfanck van den iooen penning, voor den jaere 1578 geaccordeert». In 1580 werd hij bij loting tusschen hem en Jan Lenertsze «genomineert omme bij de Staten te werden gecommitteert tot den ontfanck van den 50®" penning» (Res. 17 April 158U). Eene Resolutie van 13 Sept. 157^ luidt: «Ten selven dage hebben die burgemeesters ende die van den gerechte deser stede gelicht ende themwaerts genomen van Jan Commersze, commissaris van den Staten van Hollandt, alsulcke 54 hoeden calcx, als mijnen lleeien den Staten leggende hadden in de forte upt hooft deser stede etc». Commissaris van de Staten heet Jan Commersze ook in eene Res. van 25 Nov. 1581. In eene aanteekening van 5 Sept. 1587 leest men: «Up huijden soe hebben mijnen Heeren Burgemeesters ende Regierders der stede van den Brijelle gecommitteert Jan Commersze, oudt-burgemeester, tot het fortificatiemeesterschap van den Brijelle voor den tijt van eenen jaere etc.» Den 3den Oct. 1587 werd hij gecommitteerd «tot den opsichte ende administratie van de fortificatie aen de nijeuwe wallen deser stede,» maar reeds den 15den Mei I588 werd hem door de Magistraten «opgeseijt zijne commissie als fortificatiemeester omme redenen den Heeren voorn, daertoe moveerende», en de Vroedschap besloot den i4den Mei bij die resolutie te persisteeren. Den 3den Februarij 1601 was Jan Commersze (1) Zie Ress. Holl. 14 Oct 1575, bl. 694, 11 Junij 1577, bl. 105. (2) Op Jan Commersze als ontvanger van de geestelijke goederen hebben betrekking Ress. Holl. 3 Maart 1583, bl. 54; 15 Sept. 1587, bl. 259; 23 Sept. 1588, bl. 378; 22 Nov. 1588, bl. 465 en 466; 3Febr. 1589, bl. 46 en 47; 10 Maart 1589, bl. 163; 7 Julij 1589, bl. 460; 21 Maart 1594, bl. 78; 2 April 1594, bl. 86; 19 Apiil 1594, bl. 97; 9 Junij 1594, bl. 196; 14 Sept. 1595, bl. 412; 25 April 1596, bl. 152; 13 Dec. 1596, bl. 554; 11 Junij 1597, bl. 266; 15 Dec. 1597, bl. 585; 7 Oct. 1598, bl. 343; 29 April 1599, bl. 162; 28 Mei 1599, bl. 200; 17 Aug. 1600, bl. 277. dood (i); eene Resolutie van dien dag luidt: «Es gestelt tot gasthuijsmeester, in plaetse van Jan Commersze, burgermeester za: (2), Vincent Cornelisze, ende Elsgen Pietersdr., sijne huijsvrouwe, tot moeder vant selve gasthuijs». In Res. Holl. 15 Dec. 1597, bl. 585, wordt als oudste zoon van Jan Commersze genoemd Abraham Jansze Commersteijn. De 1 hesaurie-Rekening over 1586 1587 vermeldt behalve dezen zoon, drie dochters. Onder de rubriek «lijfrenten vercocht in mei je 1578» vindt men fol. 9 verso de volgende posten: «Jan Commerssoon ten lijve van Abraham Jans een jaer renten etc. Dezelve ten lijve van Catrijna Jansdr. etc. Dezelve ten lijve van Cornelia Jansdr. etc. Dezelve ten lijve van Lysbeth Jansdr. etc.» Deze posten komen ook voor in de Thesaurie-Rekeningen over 1593—Ï594» *59^—1597» *600 1601 en 1602 — 1603. De Rekeningen over de jaren 1603 — 1607 ontbreken; in die over 1607 — 1608 treft men de rente ten lijve van Elisabeth Jansdr. niet meer aan; zij was dus gestorven. In plaats van een post ten haren behoeve heeft de Rekening fol. 29 dezen post: «Jan Commersze (3), die ten lyve van Thobias ende Jan, synne twee soonen, geprocreert bij Nelletgen Gerritsdr., elcx voor de helft, opgebracht heeft etc». De Thesaurie Rekening over 1613—1614 vermeldt Catharina Jansdr. als overleden. De Rekening over 1624—1625 spreekt nog van Abraham Jans en Cornelia Jansdr., alsmede van Tobias en Jan, maar in die over 1626—1627 is van Cornelia Jansdr. geen sprake meer, en in die over 1636—1637 vindt men fol. 38 verso: «Johan Commersze ten lijve van Tobias ende Jan, sijnne twee soonen, geprocreert bij Nelletgen Gerritsdr., elcx voor de helft 75 £, dan alsoo Tobias es overleden etc. (4).» In de Rekening over 1651 — 1652 leest men dien post fol. 29 verso aldus: «Johan Commersteijn (5) ten lijve van Tobias ende Jan, sijnne twee soonen, geprocreert bij Nelletje Gerrits, elcx voor de helft 75 ponden, dan alsoo Tobias is overleden etc». De Rekening, welke op die over 1651 — 1652 volgt en loopt over 1666—1667, (1) De Rekening der St. Cath. kerk, expireerende 31 Oct. 1C00, ■vermeldt Jan Commersze niet onder de begraven personen. Hij is dus na dien datum gestorven. (2) Eerst in 1596 werd Jan Commersze gasthuismeester. Een Res. van 6 Dec. 1603 luidt: „Heeft Cornelis Meusze stierman zijn huijs endo erve, staende ende leggende int noorteijnde, geabbandonneert ten behouve van de wed. ende ertfgenaemen van Jan Commersze burgemeester za:." (ó) Daar Jan Commersze den 3den Februarij 1601 niet meer leefde, moet er in deze en volgende Rekeningen achter Jan Commersze gezet ■worden za:. (4) In de Rekening, welke aan die over 1636—1637 voorafgaat en loopt over 1626—1627, wordt van beide zonen gesproken. (5) Deze plaats is de eenige, waarin Jan Commersze genoemd wordt Commeisteijn. ffl vermeldt geen lijfrente meer ten behoeve van Jan, den broeder van Tobias. Eene procuratie van 1 Maart 1606 begint aldus: «Nelletgen Gerritsdr., wede. wijlen Jan Commersze, in j zijn leven out-burgemeester deser stede, geassisteert met Abraham Jansze Commersteijn, haren soon ende gecooren voocht in dese saecke, voor haer selven ende in desen vervangende zijnne andere broeders ende susters, alle kinderen ende erffgenamen van den voorn. Jan Commersze, constitueren ende maecken machtich mits desen Pieter Cornelisze, dienaer des goddelicken Woorts tot Alckmaer, haeren neeff, omme uut den naeme ende van wegen hen, constituanten, penningen te ontfangen etc». 't Laatst vond ik van de weduwe van Jan Commersze gesproken in de Rekening van het Weeshuis en den j Heiligen Geest over 1619—1620, fol. 3 verso. Dat j Nelletje Gerrits, ook Neeltge genoemd, niet de eerste vrouw van Jan Commersze geweest is, is mij gebleken uit het oudste der aanwezige Doopregisters, hetwelk vermeldt dat den 17"" September 15^9 bij den doop van Antonis, zoon van Jan Engelsze en MachteltTonisdr., getuigen waren Pieter Cornelisze backer, Job Pietersze en Neeltgen Jans, de huisvr. van Jan Commersze (1). Als kinderen van Jan Commersze-staan, blijkens het medegedeelde, geboekt: i°. Abraham, 20. Catrijna, 3°. Cornelia, 40. Elisabeth, 50. Tobias, 6°. Jan. 1. Abraham Jansze Commersteijn, in 1618 door den Prins aangesteld tot vroedschap, bleef in de Regeering tot aan zijn dood. Uit eene Resolutie van 19 April 1644 blijkt, dat hij toen gestorven was. Reeds vóór 1618 was hij een lid der Stedelijke Regeering; den lSten Qct> 1(n^ -werd hij gekozen tot raad in 't College der Magistraten; in 1603, 1606, 1608, 1610, 1614 en 1616 tot schepen; in 1613 tot burgemeester. In 1619 behoorde hij niet alleen tot de vroedschappen, die opnieuw aangesteld werden, maar werd hij ook benoemd tot burgemeester en nog driemaal, in 1621, 1624 en 1634, werd hij tot dezelfde betrekking geroepen; op de lijst der Raden in't College der Magistraten van ibi8— 1794 komt de naam van Abraham Jansze Commersteijn 4 maal voor, en op de evenzeer door mij gepubliceerde lijst van Schepenen in die jaren treft men's mans naam negen maal aan; den islen Oct. 1643 werd nij voorde (1) Den 24'ten Sept. 1586 bij den doop van Job, zoon van Cornelis Jopsze „int Nyeuwelant", waren getuigen de hui.-vrouvy van Jan Commerfcze en zijne dochter. Den 17den .Mei 15S7 was de huisvrouw van Jan Commersze getuige bij den doop van twee kinderen van Grietje Claesdr., wed. van Dr. Antonius Daelman Jan Oommersze was getuige den 24»"n April 1588 bij den doop van Gcertruda, dochter van "Willem Angustinus van Doesborch en Maria Pietersdr. van „isintruijen ; den 298tcn Oct. 1599 bij den doop van Maritgen, dochter van Arent Roelantsze en Matgen Bastiaens. Den 29rt"> Nov. 1587, bij den doop van Jan, zoon van Joris Clae.-ze en Barbara Michiels, was getuige de zoon van Jan Commersze. KI laatste maal tot schepen gekozen; den i9den April 1644 moest hij wegens zijn overlijden worden vervangen. Den 15den Dec. 1 597 werd hij door de Staten van Holland aangesteld om zijn' vader Jan Commersze als ontvanger van de geestelijke goederen bij te staan, en hij volgde zijn' vader in die betrekking op (1). Van de Hervormde Gemeente, die hem in 1594 onder hare leden opnam, werd hij in 1604 ouderling (Acta van 6 Sept. 1 594 en 17 Oct. 1 i6o^).Tot defuncties, die hij waarnam, behoorden die van penningmeester van de «groote visscherije ende haringhvaert deser stede» (Brielle) (2); die van weesmeester (blijkens eene akte van 6 Maart 1631), die van boekhouder van het gasthuis (Res. Vroedsch. 17 Februarij 1609). Bij Vroedschapsresolutie van 6 Mei 1640 werd hij «met pluraliteijt van stemmen gesurrogeert, in plaetse van den oudt-burgemeester Jacob van der Goes, die van de commissie, op hem gedecerneert, afstant gedaen heeft, int collegie van de Heeren Gec. Raden voor den tijt van twee jaeren.» Omtrent het jaar zijner geboorte worden wij ingelicht door eene Magistraatsresolutie van 26 Julij 1631, luidende: «Is Abraham Commersteijn, oudt-burgemeester, als 60 jaeren (3) oudt sijnde, geaccordeert remissie van de nachtwaecke.» In eene akte van Januanj 1626 worden "1 obias en Jan j Commersteijn zijné broeders genoemd. De Kerkeraadsacta van 26 Maart 1632 vermelden een legaat van f 100 «van de huijsvrouwe zal: m. van den Heere Borgemeester Commersteijn», aan de Diakonie vermaakt. In de Thesaurie-Rekening over 1636—1637 leest men fol. 58 verso: «Betaelt't Suijdteijnsche Gasthuijs deser stede een jaer renten, den penninc 20, van 120 £ capitael, bij Maria van Vesanevelt tselve huijs gelegateert etc.» In de Rekening der St. Catharina Kerk over 1650—16ji staat fol. 23 verso deze post. «Van de stadt van den Briel over een jaer interest van 120 £ capitael jegens den penning XX, dese kercke gelegateert bij den burgemeester Commersteijn sal. etc.» Blijkens eene obligatie van 19 Mei 1648 vermaakte hij ook aan het Weeshuis te Brielle 120 ponden. Als j. m. trouwde Abraham Commersteijn den ndcn Februarij 1596 te Brielle met Maritgen Andries j. d. van Leiden, ook genoemd Maria Andries van Vesanevelt (4), dochter van Andries Jaspersze van Vesanevelt. (1) Zie Ress. Holl. 15 Dec. 1597, bl. 585; 26 Oct. 1605, bl. 287; 24 Noy. 1606, bl. 308; 21 Oct 1611, bl. 207, en Ress. van de Brielsche Regeering van 20 Jan. en 16 Junij 1601, 3 Jumj 1606, 13 April 1610, 12 °Aug. en 5 Oct. 1613, 13 Febr. 1615, 2 Maart en 21 Mei 1619, 3 Dec. 1622. Eene akte van borgtocht van 12 Dec. 1606 noemt Andries Jaspersze van Yisanevelt (Vesanevelt'*, vroedschap van Leiden, en I Cornelis Anthonisze, secretaris van Brielle, als borgen voor Abraham Commersteijn, ontvanger van de „ecclesiastique" goederen. (2) Ress. Mag. 22 Mei 1625, 30 Aug. en 21 Nov. 1626, 20 April 1631. (3) Dit komt overeen met zijn eigen verklaring, in 1619 gedaan en j door mij medegedeeld in 't Archief voor Nederl. Kerkgeschiedenis van Acquoy en Rogge, D. III. blz. 391. (4) De Thesaurie-Rekening over 1624—1625 heeft fol. 10 dezen post „Ontfangen van Doctor Cornelis van Vesanevelt, woonende tot Leijden, In 1632 hertrouwde hij te Amsterdam met Belijtje Gijsbrechts j. d. aldaar, na 15 Aug. ondertrouwd te zijn, en den i9den Mei 1637 te Brielle met Elisabeth van Helsdingen, weduwe van Philips van der Goes. Bij Maritgen Andries, die in 1619 nog leefde (1), won hij: Maritgen, gedoopt 1 Maart 1,98, getuigen: Jan Willemsze, Nelletgen Gerrits en Maritgen Pieters. Isaac, gedoopt 18 Julij 1599, getuigen: Jan Commersze, Andries Jaspersze en Maritgen Pieters. Den 2 5a,en Julij 1608 werd een kind van Abraham Commersteijn begraven. Dit kind was Maritge noch Isaac. Maritge trouwde in 1619 met Otto Sem, vroedschap, zie op Sem. Isaüc werd meester in de rechten en in 1622 vroedschap. Van die over 1607—1608 af (2), maken de Thesaurie-Rekeningen gewa'g van Abraham Commersteijn, die «ten lijve van Maritgen ende Isaacq, synetwee kinderen, geprocreert bij Maritgen Andriesdr., opgebracht heeft etc», en van andere kinderen is er in die Rekeningen geen sprake. In die over 1642 —1643 leest men: »dan alsoo Mr. Isaack Commersteijn is overleden, comt hier voor d' eene helft etc.» Mr. Isaas Commersteijn werd in 1624 gekozen tot schepen. In 1625 trad hij als vroedschap af, daar hij den 22sten Sept. van dat jaar werd benoemd tot secretaris van de stad en de weefkamer met conditie dat, «indijen hij hijernaemaels sijn secretarisschap quame te verlaten, hij wederomme» zou «werden vroetschappe mette eerste vacerende plaetse ende gestelt in den graet ende opte plaetse, daer hij te vooren stondt, ten waere daer eenige merckelijcke redenen ter contrarie waeren.» Hij bleef secretaris tot aan zijn dood. Eene Magistraatsresolutie van 20 en 21 Oct. 1641 luidt: «Es binnengestaen den E. out-burgemeester Commersteijn, te kennen gevende dat Godt Almachtich gelijeft heeft sijnnen soon, mr. Isaac Commersteijn, secretaris deser stede, van dese werelt wech te nemen, tot wiens behouve sijn E. affstant gedaen liadde vant ontfangerschap van de Ecclesiasticque goederen, onder seeckere schriftelijcke conditiën, met hem aengegaen ; dat denselven sijnnen overleden soone metten eersten deser es getreden in de bedieninghe vant jaer 1642 overt quarlier van Voorne ende van wegen t' quartier van Putten, dat maer ontbrack twee maenden ende eenighe dagen tot het voorsz. jaer 1642, oversulex de weduwe 1000 ponden in aflossinge van een obligatie van 1600 £, staende op den naem van de weduwe van Cornelis Huijbrechtsze etc". In de Thesaurie-Rekening over 1626—1627 leest men fol. 46: „Betaelt Dr. Cornelis van Vesanevelt tot Leijden over een jaer lijffrenten staende ten lijve van Jan Willemsze Verdam etc". — Pieter van Vesanevelt is vermeld in eene akte van 10 Dec. 1669, aangehaald in art. XV. (1) Zij was 10 Nov. 1619 getuige bij den doop van een kind van Bastiaen Leendertsze Ramatraet (Ramstaert) en Janneken Ariaens. (2) In deze Thesaurie-Rekening komt Abraham Commersteijn voor als voogd van Heijndrickgen Cornelisdr., nagelaten wees van Cornelis , , "Willemsze Lantman. le¬ ende kinderen, midtsgaders sijn E., uut krachte van contract, billicken gerechticht waeren tot de gagien ofte de administratie vant voorn, ingetreden jaer, versouckende dat goet mochte werden gevonden henluijden hijerinne te willen belijeven; ende voorders soo de E. Heeren Magistraten mochten goetvinden te treden tot nominatie ende recommandatie van t'voorn, offitie, gelijck t' selve in den jaere 1578 op sijnnen vader Johan Commersen, doen ter tijt burgemeester, in den jaere 1597 op sijn persoon, ende in den jaere 1637 resignatie versouckende aen de Ed. Groot Mo: Heeren Staten van Hollandt ende Westvrijeslant, in den persoon van sijnnen nu overleden soone es gedaen, dat dengenen , die t' voorz. offitie, t' sij bij de E. Mo: Gecommitteerde Raden ofte den wel gemelten Heeren Staten, op de recommandatie van de Magistraet mochte becomen , denselven mocht gehouden ende verbonden blijven t' gemaecte contract, met sijnnen soon aengegaen, te presteren: Waerop gedelibereert sijnde, es verstaen enz.» (1). Den 23'"" Nov. 1624 werd mr. Isiüc Commersteijn tijdelijk stadsthesaurier. Uit Res. Mag. van 15 Maart 1642 blijkt, dat hij ook als curator van de Latijnsche school fungeerde. Den 7dcn Maart 1623 trouwde hij met Susanna van Velsen, dochter van Jacob Jansze van Velsen. (Zie over hem wat ik schreef in 't Algemeen Nederlandsch Familieblad, jaarg. IV, bl. 95.) Den i2den Maart 1641 hertrouwde IsóSj met Magdalena de Jongh j. d., welke vrouw, als weduwe van mr. Isé-ac Commersteijn, in 1642 werd aangenomen tct lid der Herv. Gemeente (2). Den 3dcn Januarij 1633 werd een kind van mr. Is;.ac Commersteijn begraven. Het register, waarin de namen van 'smans gedoopte kinderen werden geschreven, is , even als het doopregister van 1607—1616 (3), niet meer aanwezig; maar ik kan toch zeggen, dat Mr. Istac Commersteijn vijf, misschien zes kinderen kreeg, die volwassen werden: A. Johan, B. Andreas, C. Jacob, D. Susanna, E. Adriaija,F.Maria(?). (1) Pieter yan Almonde werd met de betrekking begunstigd. Zio Res. Holl. 1 April 1612, blz. 101. (2) Acta van 5 üov. 1642. Yan de weduwe is nog sprake in do Rekening van den burgemeester-thesaurier over 1645—1646, fol 17 verso. (3) Omtrent het gemis van dit register vond ik de volgende verklaring: „Compareerde Ds. Leonardus Harleus, bedienaer des H. Evangeliums binnen deser stede (Biielle), dewelcke verclaerde waraclitigh te wesen, hoe dat hij, deposant, lange ende veelejaeren aen den anderen alhijer sijn voorsz. ampt bekleet heeft, geduijrende welcken tijt hij der noeyt en heeft gesijen ofte gevonden, maer siltijt ende noch vermist wert liet register van den jaere 1007 tot den jaere 1616 inc'uijs, waeiinne volgens de ordere der kercke ordinaiis sijn aengetey kent ofte genoteert de namen der kinderen, alhyer in de Christelijcke kercke gedoopt sijnde, noehte dat liij, deposant, van sijnne voorsaten van t'selve register noyet en heeft gehoort olte verstaen, anders als dat gepresumeert wert t selve in den jaere 1618 ende 1619 ten tijde der kerckelijcke verschillen, in de voorsz. jaeren ontstaen, als doen weghgeraeckt te sijn. Ac.um coram Johan Sclirobbeling ende Pieter van den Berghe, schepenen, den 15Jcl1 Maert 1651." Met het gezegde Doopregister ontbreken de kerkeiaadsacta van Junij 1606 tot 1618 en het Trouwregister van 1608—1618. Zie de opgave van de aanwezige registers in mijne Bijdrage over Tromp, bl. 19—15. A. Johan Commersteijn. In de ten jare 1884 versehenen Bijdragen en (Mededeelingen van het Historisch Genootschap te Utrecht, komt bl. 114 een «Extract genealogie van Maria Commersteyn» voor, dat het volgende inhoudt: «Abraham Commersteyn, Burgemeester te Brielle, 1619—1634. — waarbij o. a. Dr. Johannes Commersteyn, Med. stud. te Utrecht in 1650 r= i°. Dorothea van Os, 2°. 1654 Alida Reael (1) (Reiniersd. en Maria Oetgens van Waveren) waarbij Maria Commersteijn — Nicolaas Schellingwou t (zij hertrouwt met Mr. Gerard Schatter) waarbij Alida Schellingwou = 1704 f 1717 Johan Willem van Ripperda f 1737. (1) Hij woonde als student in de £choutensteeg bij Hendrik "Walter." Dat het niet overbodig is, voordat men over Brielsche personen en toestanden schrijft, de Brielsche Archieven te raadplegen, toont ook dit extract. Dr. Johannes Commersteijn was geen zoon, maar een kleinzoon van Abraham Commersteijn. In eene akte van 18 Aug. 1653 leest men van «een gemeth, 227 roeden weijelants, genaemt het Kraeyenest, hem constituant (Doe: Jan Commersteijn) aengecomen door doode ende ovei lijden van wijlen Abraham Commersteijn, in sijn leven out-burgemeester der voorsz. stede (Brielle), zijn constituants overleden grootvader.» Hier is dus geconstateerd wat ik zei de van de betrekking, waarin D\ Joh. Commersteijn tot Abraham Commersteijn heeft gestaan. Een stap verder brengt ons eene akte van 12 April 1667, welke aldus begint: «Compareerden etc. de heer Mr. Jacob Commersteijn, out-burgemeester ende ontfanger van de gemeene lants middelen alhier (Brielle), ende de heer Andries Commersteijn , capitein van een compagnie voetknechten ten dienste van de Vereenichde Nederlanden , garnisoen houdende binnen deser stede , dewelcke verclaerden hem selven te constitueren tot borgen ende mede als principael voor de getrouwe bedieninge van den heer Doe: Joan Commersteijn , haer Ed. broeder, gestelt tot den staet ende officie van ontfanger van de convoyen ende licenten, metten gevolge ende aencleven van die, binnen de stadt Haerlem.» De vraag is nu, wie de vader was dezer broeders? En op die vraag wordt het antwoord gegeven door een Register van allerlei akten, waarin het volgende voorkomt: «Gelijcke procuratie gepasseert bij den heere Andries Commersteijn, serjant-majoor van een regiment infanterije ten dienste deser landen, commandeur van Hellevoetsluijs, soone van den heer Ysaacq Commersteijn, secretaris deser stede (Brielle), die een soone was van den heer Abraham Commersteijn, out-burgemeester ende vroetschap deser stede ende joffr. Maria van Vesanevelt, op den burgemeester Mr. Jacob Commersteijn, sijn broeder Actum j coram et dato ut supra» (10 December 1669). De vader van Dr. Johan was dus Mr. IsaiLc Commersteijn; den i4den Mei 1652 trouwde de doctor te Brielle, niet met D. van Os, maar met Adriana Warrebol (Warbol) j. d. In de bruidsdagen beviel Adriana. Althans men leest in het Doopregister, dat 6 Mei 1652 gedoopt werd Isaacq, zoon van Johannes Commersteijn en Adriana Warbol, getuigen: Willem de Jongh, Jacobus Commersteijn en Adriana Commersteijn (1). Den 8»,en Au^. 1654 werd een kind van Dr. Johan Commersteijn te Brielle begraven. Dat hij reeds in 1659 te Haarlem woonde, zegt ons eene aanteekening van dat jaar , vervat in het Bodtboeck, begonnen 1641, bl. 695, waar men leest van een «boomgaert met alsulcke servituijten als Docr. Johan Commersteijn, woonachtich tot llaerlem, tselve lest beseten heeft.» In de Rekening van den voor 1665 geconsenteerden 200sten penning staat fol. 21 deze post: «Leendert Warbol voor sijn capitael op 8000 £; noch als getrout hebbende een dochter van Cornelis de Jongh op 4000 £, ende noch voor de erffenisse van sijn susters kindt, geprocreert bij Docter Johan Commersteijn, etc.» Of Dr. Johan Commersteijn een dochter Maria kreeg, zullen waarschijnlijk de Haarlemsche registers kunnen beslissen. Men ziet uit het medegedeelde, dat het Extract, ofschoon voorkomende in éèn der werken, die door het Historisch Genootschap te Utrecht zijn uitgegeven en als uitstekende bronnen plegen te worden beschouwd, niet betrouwbaar is. B. Andreas of Andries Commersteijn, in eene Magistraatsresolutie van 2 Mei 1651 genoemd minderjarige zoon van wijlen Mr. Isaac Commersteijn, en in eene akte van 13 Nov. 1651 broeder van Susanna en Mr jacob Commersteijn. Blijkens eene akte van 14 Apn 1649 was hij toen «woonachtig tot Amsterdam.» Twei akten, de ééne van 2 Nov. 1652, de andere van 1 Dec 1653, noemen hem «coopman», woonende te Biielle Eene'akte van 1 Mei 1664 spreekt van «decompagm van den Heer Capiteijn Andries Commersteijn, jegen wuordich alhier gearriveert omme garnisoen te houden. Zie voorts de onder A vermelde akten van 12 Apri 1667 en 10 Dec. 1669. Den 3dcn Junij 1657 zijn t Brielle ondertrouwd Andreas Commersteijn, wonend aldaar, en juffr. Geertruit van Beaumont, wonende 1 | 's Gravenhage. I. m. van de bladzijde, die zulks ve. meldt, leest men: «hebben bescheid om te trouwe I in s'Gravenhaege den 17 Junij 1657». Weduwena. I geworden, ging Andries met eene attestatie dd. 8 Maa 1665 naar Oostvoorne om te trouwen met juffr. Heylic (Alida) Schrobbelingh, weduwe van Jacob Overheiji in leven vroedschap, na 22 Februarij te Brielle onde trouwd te zijn (2), en hij won bij die vrouw: Ja (1) Men houde in 't oog, dat 't doopregister, hetwelk dit vermei tal van foutieve opgaven heeft. /o\ T„ n «n rifn fifiraten 200»ten penning, geconsenteerd gedoopt 5 April 1667; Susanna Mary, geaoopi 15 1670; Andriesa, gedoopt 14 Nov. 1673, getuigen: Mr. Jacob Commersteijn en zijn huisvrouw Mana Bocardus, en Cornelis de Haes (1). Bij den doop van Andriesa was de moeder, in de aanteekening dier plechtigheid verkeerdelijk Helena genoemd, weduwe van Andries Commersteijn «1'. collonell». Den i7den Mei 1676 zijn te Brielle ondertrouwd «Peter la Fevre, capt. van een compangnie voetknechten ten dienste deser land»n, ende vrouwe Heijlida Schrobbelingh, weduwe van wijlen den heer Andries Commersteijn, in sijn leven luijtm. collonel, capteijn ende commandeur op t fort van Ilellevoetsluijs, midtgaders IIoogh-Heemraedt van den lande van Putten, woonende alhier (Brielle)» I. m. staat: «hebben met permissie van de Heeren Burgemeesters ende Regeerders deser stede attestatie gelicht op den 30 May 1676, om buijten te trouwen.» Den 2g»t=ri Sept. 1707 werd Heijlidi, «laast wede. van Pieter La Febre capit.». te Brielle begraven (2). Den i4den Februarij 1694 zijn te Brielle ondertrouwd en vervolgens gegaan met attestatie naar Oostvoorne den 2den Maart «Jan Everard Zas van den Bossche (3) j. m., capiteijn ten dienste deser landen, ende jutfrouw Andrisa Commersteijn (4), j. d., beide hier (Brielle) woonachtigh.» Het echtpaar won: Andries, gedoopt 30 Dec. 1694, getuigen: Mevr. Heijlida Schrobbeling, wed=. van Pieter le Feoie, en Jac. Kommersteijn, oud-burgemeester en vroedschap. Wendelina, gedoopt 30 Junij 1697, getuige.1 : de : secretaris Gerbrand Sas van den Bosse, mr. Jacob ! Commersteijn, burgemeester, en mevrouw Maria Bocardus. , 1 Jacob, gedoopt 24 Januarij 1699, getuige: Heijlida ï Schrobbelingh, wede. van capiteijn Pieter le Fevre. Gerbrand, gedoopt 7 Aug. 1701, getuige als voren. Maria, gedoopt 12 Junij 1703, getuigen: mr. Jacob e Commersteijn en Mevr. Maria Bocardus. Jan, gedoopt 11 Sept. 1705, getuige: Heilida Schrob- » beling. 1 voor sijn capitael op 4000 £, ende noch voor do erffenisse van sijn S schoonvader Schrobbelingh op 9000 £ noch als getrout hebbende e de weduwe van Jacob Overheijn, bij overschrijvinge vant Suijtlant op r_ 75000 £ etc." Den 30,ten Januarij 1667 was Alida Schrobbelingh, huisvrouw van kapt. Andries Commersteijn, getuige bij den doop van I een kind van Hendrick Beuijs en Johanna Canijn. lf (1) Den 26sten Aug. 1669, bij den doop van Antony, zoon van Corrt neiis de Haes en Heijltje van der Noor.lt, waren getuigen An^nes la Commersteijn en juffr. Maria van den Berch. Zie over Cornelis de Haes . mijne bijdrage over Tromp, blzz. 32 en 33- „ ' (2) In eene akte van 1 Febr. 1677 heet hij „Lefebre , elders „le Febre . r" (3) In de doopregisters genoemd Jan Eduard Sas van den Bosch en n van den Bosse. - In Maart 1696 werd Hendrik Sas van den Bossche, ' kapitein ten dienste van den Staat, aangesteld tot commandeur militair dt, te Brielle en te Hellevoetsluis (Res. Mag. 5 Mei 1696). Eene Res. ! Yroedsch. 5 Nov. 1724 vermeldt zijn dood. in ' f4) De Acta van 24 Januarij 1696 vermelden dat op belijdenis werd VV . . j •• "Ji C3~„ rlnn UrvaonVlQ " gedoopt 5 April 1667 ; Susanna Mary, gedoopt 15 Aug. (1) Men houde in 't oog, dat 't doopregister, hetwelk dit vermeldt, tal van foutieve opgaven heeft. . (2) In 't Kohier van den eersten ?00«" penning, geconsenteerd in 1668, vindt men fol. 14 verso deze posten: „Capiteijn Commersteijn aangenomen „vr. Andrisa uommersteijn geseyui .«a C: Den 2 3',ün Februarij 1706 werd te Brielle begraven Andriesa Commersteijn, echtgenoote van Johan Eduard Sas van den Bosch, kapt. ter zee (1). Eene dochter van Andnes Commersteijn uit zijn huwelijk met Geertruid van Beaumont zal geweest zijn Elisabeth Commersteijn (2), als j. d. den 2islen Junij 1676 te Brielle ondertrouwd met Cornelis Pottael (Potael) (3) j. m. I. m. staat: «dese persoonen hebben attestatie om buijten te trouwen gelicht ende betaelt tot boete 5 silvere dukatons, den 5 Julij 1676». Het echtpaar won: Margaretha, gedoopt 11 Mei 1677; Geertruijd, gedoopt 23 Sept. 1678; Margarita, gedoopt 30 Oct. 1679 ; Geertruijd Jaquemina, gedoopt 5 Januarij 1681, getuige: Johanna van Riele gezegd Boxtel; Andries, gedoopt 8 Oct. 1683; Andries, gedoopt 7 Nov. 1684; Wilhelm, gedoopt 26 Nov. 1687. Drie kinderen van Dr. Cornelis Potael, die twee jaar schepen was (4), werden te Brielle begraven, 28 Sept. 1680, 9 Nov. 1682 en 2 Dec. 1683. C. Jacob Commersteijn, meester in de rechten, werd in 1647 gekozen tot onder-secretaris van de stad Brielle op een tractement van 400 £■ (Res. Mag. 19 Maart 1647) en als zoodanig op verzoek den jdea Sept. 1652 ontslagen. Op de lijst der Schepenen komt zijn naam 16 maal voor, voor de eerste maal trad hij als schepen op in 1652, voor de laatste maal in 1708. In 1664, 1671 en 1693 werd hij gekozen tot raad in het College der Magistraten; in 1649 en voor de 2de maal, na in 1672 ontslagen te zijn, in 1686 tot vroedschap (5); in 1659 en daarna nog 9 maal tot burgemeester. In 1654 benoemde de Vroed- (1) Den 54en Junij 1706 werd op verzoek van juffrouw Heijlida I Schrobbeling, laatst weduwe van kapitein Pieter le Febre, door haar gedaan als „grootmoeder maternel van de naergelate weeskinderen van capitein Johan Eduard Sas van den Bossche", door de Magistraten provisioneel aangesteld „tot voogd en reddinge van den boedel van den voorn, capitein" Hendrik Masson. Zie Ress. Mag. 29 Mei en 5 i Junij 1706. — Eene Res. Mag. 8. Oct. 1707 luidt: „ Gelesen zijnde een requeste bij de heeren Mr. Jacob Commersteijn, oud-burgemeester, Hendrik Sas van den Bosse, commandeur over het guarnisoen deser stad, ende Cornelis Potael, oud-burgemeester tot Sevenbergen, naeste bloedvrinden over de onmondige erfgenamen van Mevrouw Heijlida Schrobbeling, laest weduwe van den capitain Pieter la Febre, is goedgevonden den heer Geerard Slaats, die bi) gemelte vrouwe op den 1 lden Sept. 1707 was gestelt tot administrerende voogd over hare voorsz. onmondige erfgenamen, daarvan te ontheffen etc." Vgl. Ress. Mag. 13 j en 27 Aug. 1712, 15 Aug. 1716. (2) Elisabeth Commersteijn in 1676 op belijdenis aangenomen, Acta j van 23 Januarij 1676. (3) Leden van 't geslacht Potael zijn vermeld in art. Van der Heul. Aan het daar medegedeelde kan ik nog toevoegen, dat 22 Mei 1623 te Brielle begraven werd Cornelis Willemsze Potael, den 14den Aug. 1619 een kind van Cornelis Willemsze Potael, en den 2den Junij 1623 een kind van de weduwe van Cornelis Willemsze Potael. Wegens oproerigheden werd bij door de Stedelijke Regeering veroordeeld om in biddende houding I vergeving te vragen enz. Zie Res. 20 Oct. 1619. Eene aanteekening van 1624 (Bodtboeck, begonnen 1616, bl. 178) spreekt van zijne i weduwe en nagelaten kinderen. (4) Zie de Naamlijst op 1680 en 1681. (5) Res. Vroedsch. 5 Aug. 1686: „Es bij eenparigheijt van alle de schap hem tot raad in het College ter admiraliteit te Rotterdam voor 3 jaren in de plaats van A. van Bramen, en in 1657 werd hij als zoodanig gecontinueerd (Ress. Vroedsch. 16 Febr. 1634 en 6 Febr. 1657). In 1658 gekozen om zitting te nemen in het College van Gecommitteerde Raden, trad hij af als raad in de admiraliteit (1), maar nog in hetzelfde jaar trad hij ook als Gecommitteerde Raad af, wegens zijne benoeming tot ontvanger van de «gemeene lants middelen te Brielle", loco Mr. Gillis de Gerbode (2). Van deze betrekking deed hij afstand, toen hij den isten Oct. 1693 door de Vroedschap gekozen was om tegen Mei 1694 als Gecommitteerde Raad op te treden, en in zijne plaats werd tot «ontfanger van de gemeene middelen van Brielle en Voorne» aangesteld Barend van Dijk (3). In 1661 werd hij in plaats van Jacob van der Goes benoemd tot heemraad. In 1653 en daarna nog 7 maal werd hij gekozen tot schout. In 16&8 werd hij ad interim aangesteld tot waarneming van het ambt van baljuw, vaceerende door het overlijden van Mr. Paulus Briell; 't interim duurde kort; Jhr. Jacob Frederik van Schagen werd nog in hetzelfde jaar definitief aangesteld (4). Als curator van de Latijnsche school, welke betrekking hem in 1653 werd opgedragen, was hij tot aan zijn dood werkzaam (5). Den 2 5sten Dec. 1708 werd hij begraven. Den i7deJ Nov. 1648 trouwde hij te Brielle met Sara Schrobbeling j. d., welke vrouw hem schonk Isaac, gedoopt 13 Oct. 1649, getuigen: Johan Schrobbelingh, Maddelena Commersteijn (6), Willem S win nas en Johannes Commersteijn. Den i4den Nov. 1660 werd de huisvrouw van den burgemeester Jacob Commersteijn begraven (7). De weduwenaar, ondertrouwd te Brielle den 2den Februarij 1670 met juffr. Maria Bocardus (8), weduwe van Samuël Trip, wonende te Dordrecht, ging Heeren "Vroetschappen ende oock bij billjet van d'heer Buijs (absent sijnde) tot vroetschap geeligeert den Heere out-burgemeester mr. Jacob Commersteijn, naerdat bij acte onder dato den 31 Julij lestleden gebleecken was, dat sijn Ed. bij sijne Hoogheijt den Heere Prince van Orangie daertoe admissibel verclaert was. Ende heeft denselven aen handen van den Heere Bailliu belooft op den eet, bij sijn Ed. voor desen als vroetschap gedaen, wederomme het voorsz. vroetschapampt aen te nemen etc." (1) Res. Yroedsch. 24 Maart 1658. (2) Res. Holl. 15 Mei 1658, Res. Yroedsch. 27 Mei 1658. (3) Res. Holl. 20 Nov. 1693, bl. 502. (4) Ress. Holl. 19 Junij 1688, bl. 357, 23 Julij 1633, bl. 453. (5) Ress. Mag. 22 Maart 1653, 30 Sept. 1710. (6) Hier zal, vermoed ik, bedoeld zijn Magdalena de Jongh, in 1641 gehuwd met Isaac Commersteijn en in 1642 weduwe. (7) Den 30st'n Januarij 1656 bij den doop van Aeltje, dochter van Jan Thijssen en Sijtgen Cornelisse, en den 20',cn April 1659 bij den doop van Jan, zoon van Jacobus Overheijn, was getuige Sara Commersteijn. Met deze Sara zal waarschijnlijk wel bedoeld zijn Sara Schrobbeling, de vrouw van Jacob Commersteijn. (8) Den 18den Nov. 1674 was zij getuige bij den doop van een kind van Hendrick Buijs en Johanna Canijn. Haar man was 30 Jan. 1667 getuige bij den doop van een kind van dezelfde ouders. Voorts fungeerde hjj als getuige 30 April 1652 en 10 Aug. 1655 bij den doop om te trouwen met attestatie van 18 Febr. derwaarts. Uit eene Vroedschapsresolutie van 1665 blijkt, dat hij een zwager was van Dr. Willem Swinnas (1) en uit eene Magistraatsresolutie van 24 Jan. 1711 dat zijne weduwe Maria Bocardus toen nog leefde. D. Susanna, in eene akte van 13 Nov. 1651 genoemd zuster van Andries en Jacob Commersteijn. Den i3den Oct. 1654 is Susanna Commersteijn j. d. te Brielle getrouwd met Nicolaus Massis j. m. predikant der Waalsche Gemeente aldaar. Met echtpaar won: Daniël, gedoopt 14 Nov. 1656, getuigen: Daniël Massis, «regent van het franse collegie tot Leijden», en juffr. Sara Schrobbelingh. Isaacq, gedoopt 30 Mei 1658, getuigen: mr. Commersteijn, Dr. Massis en juffr. Geertruut Slachmulder. Nicolaas, gedoopt 16 Junij 1660, getuigen: Isaacq Courtenius en juffr. Jacoba Houtmans, huisvrouw van Daniël Massis. . (een ongenoemd kind), gedoopt 9 Aug. 1663, getuigen: Jacobus Massis en juffr. Catharina Loenius. Daniël, gedoopt 29 Dec. 1665, getuigen: kapitein Andries Commersteijn en juffr. Jacomina Houtman. Susanna, gedoopt 25 Januarij 1668, getuigen: Louisa Massis en Johan Massis. Maria en Sara, gedoopt 13 April 1670, getuigen: Johan Cuneus, Johan van de Perre, Maria Bocardus en Sara Silverkroon. Den 5den Dec. 1660 werd een kind van Ds. N. Massis begraven. Zie voorts over dezen leeraar, die 14 April 1680 hertrouwde met Antonia Sem, weduwe van Everard van Campen, wat ik schreef in het «Bulletin de la Commission pour 1'histoire des Eglises Wallonnes», T. 1. p. 170—172. Susanna Commersteijn was 13 Februarij 1667 getuige bij den doop van een kind van Cornelis Vogelaer. E. Adriana Commersteijn j. d. is den 3isten Julij 1646 getrouwd met Dr. Willem Swinnas j. m. Het echtpaar won: Susanna, gedoopt 14 Mei 1647, getuigen: Eva Willems van Goeree en de onder-secretaris Commersteijn. Isaac, gedoopt 7 Julij 1648, getuige: Maddelena de Jongh (2). van kinderen van Sybert of Syvert Arentse en Catelina de Vries; 16 Jan. 1653 bij den doop van een kind van Daniël van Riele en Jacomina van Gelliticliuijsen; 10 Oct. 1656 en 8 Jan. 1664 bij den doop van kinderen van Jacob Overheijn en Helena Schrobbeling; 21 Mei 1658 bij den doop van een kind van Everard van Campen en Antonia Sem. (1) „Es bij de Heer Johan van Aelmonde, out-burgemeester, jegens het verkijesen ofte eligeren van Doe: Willem Swinnas tot out-schepen deser stede, wel expresselijcken geprotesteert,als sustinerendedenselven Swinnas nevens de Heer burgemeester mr. Jacob Commersteijn, sijnnen swager, in de schepenenbanck t'samen niet te mogen dienen ende strijdende jegens t'privilegie, versouckende t'selve protest aengeteijekent te werden: waerop gedelibereert sijnde, es bij pluraliteijt van stemmen de voorsz. electie geapprobeert ende verstaen deselve met t'voorsz. octroy niet strijdicli te sijn." lies. Vroedsch. 1 Oct. 1665. (2) Alleen in de aanteekening van dezen doop is de naam der moeder vermeld. Johanna, gedoopt 13 Oct. 1649, getuigen: Eva Willems van Goeree, mr. Jacob Commersteijn en Jan Swinnas. Isaac, gedoopt 16 Oct. 1650, getuigen: Jan Commersteijn en Sara Schrobbeling. Eva, gedoopt 5 Dec. 1651, getuigen: Eva Willems van Goeree, Sara Schrobbelingh en Andries Commersteijn (1). Jan, gedoopt 1 Oct. 1652, getuigen: Andries Commersteijn, Adriana W7arbol en Susanna Commersteijn. Jan, gedoopt 26 Maart 1655, getuigen: grootmoeder Swinnas en Ds. Massis, oom van het kind. Eva, gedoopt 13 Februarij 1656, getuige: juffr. Commersteijns (2). Maria, gedoopt 15 Dec. 1657, getuige: Andries Commersteijn. Willem, gedoopt 4 Oct. 1661, getuigen: de burgemeester Joban van Aelmonde en juffr. Massis. Jacob, gedoopt 26 Dec. 1662, getuigen: Eva Willems van Goeree, burgemeester Jacob Commersteijn en Dr. Nicolaes Massis. Clara, gedoopt 18 Januarij 1664, getuigen: Jan Swinnas, juffr. Petronella Venlo. Eene akte van 23 Februarij 1657 begint aldus: «Compareerde Doctor Willem Swijnas (Swinnas) als medeerffgenaem nomine uxoris van Abraham Commersteijn, sijnnen grootvader etc.» Zie voorts op Swinnas. F. Maria Commersteijn. (?) Ik plaats achter dezen naam een vraagteeken, omdat ik alleen kan zeggen, dat de Rekening der St. Catharina-kerk over 1650—1651 dezen post heeft: «Van de erffgenamen van Maria Commersteijn, die op den eersten Augusti (1651) in dekereke begraven is etc.» 2°. Catrijna Jansdr. In de doopregisters komt meer dan ééne Catharina of Trijn Jansdr. voor, maar eene aanwijzing, dat de eene of de andere eene dochter van Jan Commersze was, heb ik niet gevonden, zoodat ik van de dochter Catharina alleen kan zeggen wat reeds is medegedeeld, dat de Thesaurie-Rekening over 1613 — 1614 haar als overleden vermeldt. 30. Cornelia Jansdr., genoemd in de Kerkeraadsacta van 10 Sept. 1596, die het volgende te lezen geven: «zijn met bewillinge van de broederen totten avontmael toegelaten Neeltgen Jans ende Lijsbeth Jans, de dochteren van onsen broeder Jan Commerszoon.» 40. Elisabeth Jansdr., zie onder 30. Een akte van Januarij 1626 begint aldus: «Compareerde . . . d'erentfeste Thobias Commersteijn, ingenieur ten dienste van de geünieerde Provintien, residerende in sGravenhaghe, ende Joan Commersteijn, woonende binnen de stadt (1) In de aanteekening van dezen doop staat de naam des vaders evenmin opgeteekend als die der moeder. (2) Juffr. Commersteijn kwam mij ook voor in eene aanteekening van 6 Oct. 1666, vermeldende dat toen, bij den doop van een kind van Harman van Leeuwen en Soetjen Yerburgh, getuigen waren Hendrick 1 Buijs en juffr. Commersteijn, representeerende Ariaentje Potaels. Amstelredamme, voor haer selven ende in desen vervangende de naergelaten kinderen van Elisabeth Jans dochter (i), haere suster zal., haere medeerffgenamen, dewelcke verclaerden geconstitueert te hebben de respective secretarissen van Dircxlant ende in den Nieuwenhoorn omme .... voor de Gerechten van Dircxlant ende Nieuwenhoorn aen haer comparanten Broeder Abraham Commersteijn, oudt-burghemeester, vrije gifte te geven etc.» Den ioden Sept. 1600 zijn te Brielle getrouwd Willem Adriaensze Goudtsmidt, weduwenaar, en Elisabeth Jans j. d. Het echpaar won: Marijtgen, gedoopt 1 Januarij 1603, getuigen: Adriaen Willemsze, Maertgen Jacobs, Neeltgen Jan (Jans). Elisabeth, gedoopt 27 Maart 1605, getuigen: Nelletge Gerritsdr., Jan Willemsze Verdam, Aertge Hubrechtsdr. Jan, gedoopt 3 Sept. 1606, getuigen: Abraham Jansze, Jan Willemsze en Neeltgen Gerritsdr. Zie voorts op Goutsmidt. 50. Tobias Jansze Commersteijn j. m. is 13 Oct. 1602 te Brielle getrouwd met Geertghen Herckendr. van Houten, wonende te Alkmaar. De Kerkeraadsacta van 5 Nov. 1602 vermelden hare overkomst met kerkelijke attestatie van Alkmaar, en daar heet zij Geertgen Hareken dochter. Den 3o8len Junij 1607 werd «tkint» van Tobias Commersteijn begraven. Het doopregister van dien tijd maakt van geen kind gewag. Eene resolutie van 24 Oct. 1609 luidt: «Es Thobias Commersteijn opte brieven van admissie van den Rade Pro: in date den lesten Januarij 1609, omme tnotarisschap te mogen exerceren, toegelaten d'exercitie vant selve notarisschap binnen deser stede. Es denselven voorts geaccordeert sijn poorterschap.» Den ioden Mei 1611 werd Thobias Commersteijn aangenomen tot «onder-secretaris in de secretarie» te Brielle op een tractement van 200 car. guldens. In Res. IIoll. 4 Mei 1618, blz. 105, leest men van eene commissie voor den Heer Verdam met den ingenieur Commersteijn om de fortificatiën van Brielle te visiteeren en een «kaerte daervan te maecken.» Zie voorts de akte van Januarij 1626, aangehaald onder 40. 6°. Jan of Joan Commersteijn woonde, blijkens de | sub 4 aangehaalde akte, in 1626 te Amsterdam. Iets meer zeggen ons de Brielsche Archieven aangaande dezen zoon van Jan Commersze niet. Mij is bericht, dat hij, 28 jaar oud, 26 Mei 1613 trouwde met Aefje Ghijsberts, 30 jaar oud, en dat hij apotheker was. Betreffende deze en andere bijzonderheden zullen de Amsterdamsche registers waarschijnlijk met goede vrucht kunnen worden geraadpleegd. Den ioden Dec. 1600 werd gedoopt Abraham, zoon van den kleermaker Dirck Gerritsze en Commertgen (1) In de Thesaurie-Rekeningen over 1624—1625 en 1626—1627 staat deze post: „Betaelt den burgemeester Commersteijn over een jaer interest van 276 £ hooftgelt, ten behouve van sijn susters kinderen gefurneert etc." Jans, en getuigen waren Abraham Jansze Commersteijn, Abraham Jacobsze, Maritghen Willems en Annetghe Reiniers. Dat Abraham Jansze Commersteijn getuige was, geeft grond om te vermoeden, dat Commertgen Jans eene dochter was van Jan Commersze, maar dat vermoeden vindt geen voldoende bevestiging, wanneer men de getuigen nagaat, welke tegenwoordig waren bij den doop van de andere kinderen, welke het echtpaar kreeg (1), en vandaar dat ik geen vrijmoedigheid heb om de vrouw van Dirck Gerritsze voor te stellen als eene dochter van den stamvader der Commersteijns. Misschien dat tot zijn geslacht behoord heeft Leendert Commersteijn, wien, blijkens eene resolutie van 11 Sept. 1621, werd «geaccordeert de mate als meter, in plaetse van Claes Groen, sijnnen schoonvader.» Andere personen, Commersteijn geheeten, kwamen mij niet voor. XXI. SCIIROBBELING. Op de lijst der vroedschappen treft men sub n°. 62 Jan (Johan) Dirksze Schrobbeling aan. Den 2den Nov. 1625 zijn te Brielle getrouwd Jan Dircksen Schrobbelink, j. m. van Delft, en Maritie Arents j. d., beiden wonende te Brielle. Hij werd in 1640, zij in 1642 op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Ilerv. Kerk (Acta van 8 Nov. 1640 en 4 Sept. 1642). In de Acta heet zij Maertie Aeries. Den 2den April 1638 werd een kind van Jan Schrobbelingh begraven, zijne huisvrouw den 2 i"en Nov. 1657, hij den 2Ó5,en Aug. 1660; den 238tea stierf hij. Tot aan zijn dood bleef hij vroedschap (2). Als (1) Den 28'tta Dec. 1586 werd gedoopt Martijntge; 24 Junij 1588 Martijntge; 20 Aug. 1589 Josijna, getuigen: Pieter Claesze, Jan Pijl „de swaertveger", en de huisvrouw van Michiel den schrijnwerker; Jan, gedoopt 12 Januarij 1592, getuigen: Jan "Willemsze, Lodewijk Cornelisze, Jan Hendriksze en de huisvrouw van Toenis Willemsze wever; Martijntgen, gedoopt 16 Julij 1595, getuigen: Gerrit Jansze, Arent Rochusze, Cornelis Tuenesze en Maritgen Jans; Adriaentge, gedoopt 19 Julij 1598, getuigen: Jan Joosten, Jan Gillisze en Lijsbeth Jans; Aeltghe en Sara, gedoopt 23 Maart 1603, getuigen: Reinier Donteclock, Machtelt van Couverden, Maritghe Willems, Jacob Gerritsze, Aeltghe Jans en Lijsbeth Clockstelders. — Commertge Jans was getuige 23 Nov. 15S6 bij den doop van Judith, dochter van Willem Jacobsze en Trijn Stevensdr.; 10 Junij 1587 bij den doop van Jan, zoon van Michiel Jacobsze schrijnwerker en Toentge Jans; 19 Maart 1590 bij den doop van Isaiic, zoon van Jaques Yercammen en Susanna; 27 Februarij 1600 met haren man Dirck Gerritsze bij den doop van Cornelis Hermansze en Maritgen Jans. (2) In het Register van de Vroedschapsresoluties, dat met 1 Oct. 1659 aanvangt, staat bl. 1 verso achter den naam van Johan Schrobbeling: obiit den 23 Aug. 1600; en bl. 17 verso vindt men de notulen van de vroedschapsvergadering, gehouden 21 Aug. 1660, en daarin leest men: „Es Jacob Overheijn met eenparicheijt vau stemmen geëligeert ende vercooren tot vroetschappe deser stede, in plaetse van d'Heer Johan Schrobbelingh, die overleden es." Volgens die notulen was Schrobbelingh dus reeds den 21stea Aug. gestorven. Met het oog op den datum van zijne begrafenis vermoed ik, dat de bewuste vroedschapsvergadering later gehouden is. De naamlijst der vroedschappen vermeldt, dat Schrobbeling in 1660 ontslagen is; 't jaartal 1660 moet niet in de kolom der ontslagenen, maar in die der overledenen staan. sa schepen trad hij elfmaal op, voor de eerste maal den ioden Mei 1637. In 1640 werd hij gekozen tot raad in het College der Magistraten, in 1648, 1651 en 1658 tot burgemeester. Eene akte van 10 Nov. 1632 spreekt van «Jan Dirricxsze Schrobbeling ende sijnne mede reders.» Hij was een tijd lang hoofdman van het St. Christoffels gilde (Res. Mag. 26 Julij 1630) en «quartiermeester vant blaeuwe vendel" (Res. Mag. 13 Dec. 1632). Eene Magistraatsresolutie van 22 Dec. 1657 gewaagt van een legaat van 400 car. guldens, door de vrouw van den burgemeester Schrobbeling vermaakt aan het weeshuis te Brielle. Sara Schrobbelingh, in 1649 op belijdenis aangenomen (Acta van 29 April 1649), trouwde in 1648 met Mr. Jacob Commersteijn, zie op Commersteijn. Ileijlida (ook Alida en Melena genoemd) Schrobbelingh huwde in 1654 Jacobus Overheijn, zie op hem. Daarna Andries Commersteijn en voor de 3de maal Pieter le Febre, (1) zie op Commersteijn. XXII. OVERHEIJN. Den i5den Dec. 16154 zijn te Brielle getrouwd Jacobus Overheijn (2) j. m., wonende te Zuidland, en Ileijlida Schrobbeling j. d. te Brielle. Van het echtpaar werden te Brielle de volgende kinderen gedoopt: Adriaen, gedoopt 10 Oct. 1656, getuigen: Arentien Overtheijn, Maria Arnts, huisvrouw van den burgemeester Jan Schrobbelingh, en Mr. Jacob Commersteijn; Jan, gedoopt 20 April 1659, getuigen: Jan Schrobbelink, burgemeester Pieter de Jongh en Sara Commersteijn; Adrianus. gedoopt 13 Januarij 1664, getuigen: mr. Jacob Commersteijn en juffr. Maria de Jongh (3). Den i3den April 1660 werd een kind van Jacob Overheijn begraven. De Kerkeraadsacta van 31 Oct. 1658 vermelden Ileijlida Schrobbeling, huisvrouw van Jacob O verhein, gekomen met attestatie van Zuidland. In 1660 werd Jacob Overheijn m Onder de Magistraatsresoluties van 8 Oct. 1707 leest men: „Cte lesen zijnde een requeste, bij de Heeren Mr. Jacob Commersteijn, oud-burgermeester, Hendrik Sas van den Bosse, Commandeur over het i guarnisoen deser stad, ende Cornelis Potael, ond-burgermeester tot I Sevenbergen, naeste bloed vrinden over de onmondige erfgenamen van Mevrouw Heijlida Schrobbeling, laest weduwe van capt. Pieter la Febre, is goedgevonden den Heer Oeeiard Slaats, 11 Sept. 1707 gestelt tot administrerende voogd, daervan te ontheffen etc." — Stephanus le Febre, fransche schoolmeester te Veere, werd in 1703 als zoodanig te Brielle aangesteld, maar reeds in 1704 was de post weer vacant. Hij was niet goed bij het hoofd en het gedrag zijner vrouw was niet loffelijk; zie Ress. Vroedscli. 24 Dec. 1703, 17 Nov. 1704, Res. Mag. 30 Aug. 1704. — Den 31"ten Nov. 1663 werd gedoopt Wouter, den9den 1 Aug. 1665 Janna, kinderen van Jan la Fevre en Gijsbertje Wouters, ! getuigen: Pieter en Margrieta la Fevre. — In Mei 1589 werd een kind gedoopt van Niclaes de Febre en Ariaentge Pieters, (2) Men leest ook Overtheijn. (3) Het doopregister noemt de moeder een paar malen Helena in plaats van Heijlida. gekozen tot raad in het College der Magistraten, in 1661 en 1663 tot schepen; op de lijst der Vroedschappen komt hij voor sub n°. 83; zooals die lijst vermeldt, stierf hij den 5den Aug. 1664. Zijne weduwe hertrouwde tweemaal, zie op Commersteijn en Schrobbeling. Eene akte van 14 Oct. 1672 vangt alsdus aan: «Compareerde— ! Lijsbeth Pieters van Duijne, wed6, van Mels Jansze j Zeijneman, woonende binnen dese stede (Brielle), soo , voor haer selven als bij desen vervangende de verdere erfgenamen van grootmoeders moederszijde zalr. Adriaan Overheijn, overleden soone ende eenige erfgename van den Heere Jacob Overheijn etc.» De vader van Jacob Overheijn zal geweest zijn Adriaen Jacobsze Overheijn te Zuidland, vermeld fol. 61 verso van de Rekening van den voor 1625 geconsenteerden 2005"11 penning(1), en als oud-ouderling van Zuidland in de Acta der Classis van Voorne van 27 Julij 1638. In het Kohier van den voor 1659 geconsenteerden 200aten penning leest men, onder het hoofd «Suijtlant,» fol. 26, van de weduwe van Adriaen Jacobsze Overheijn. XXIII. VAN ORTEGEM. Den 27,ten September 1620 deden eenige personen te Brielle «den behoorlijcken eet als poorters» en onder hen bevond zich «Jan Jansze Oftegem Backer», elders van Ortegem (Orteghem) genaamd. In eene Magistraatsresolutie van 28 Junij 1614 heet hij «backer in den bonten Osch». Blijkens eene akte van 18 Oct. 1627 was hij toen 50 jaar oud. Na den dood van Willem Dunesteijn, den 2isten Februarij 1632, werd Jan Jansze Ortegem, «geaccordeert het bodeampt ende vrije roede deser stede» (Brielle), welke betrekking hem jaarlijks 90 ê, gaf (Res. 25 Sept. 1632). 't Laatst vond ik hem genoemd in eene akte van 23' Februarij 1636 (2). In 1622 werd hij gekozen tot schepen. Resoluties van 31 Oct. en 5 Dec. 1626 leeren ons, dat hij fungeerde als «capiteijn vant blaeuwe vendel». Den i9den Mei 1625 trad hij, als weduwenaar, in het huwelijk met Lijsbeth Lenards van Cleijburgh j. d. Den 2dea Aug. 15Q1 werd gedoopt Lijsbeth, dochter van Lenert Cornelisze Cleijburch en Neeltge Cornelis. De Registers maken melding van twee kinderen van Jan van Ortegem, i°. Leendert, 20. Josina. (1) Deze Rekening noemt ook Willem Jansze Overtheijn (fol. 61), Adriaen Lenaertsze Overtheijn, heemraad (fol. 60), beiden te Zuidland, en Cornelis Jansze Overtheijn te Abbenbroek (fol. 55). Eene akte van 24 Mei 1634 spreekt van Cornelis Arentsze jonge Overtheijn te Zuidland. (2) Eene Res. Mag. van 25 Februarij 1634 begint aldus: „Compareerde de weduwe van Melis Jansze Bijstervelt, geassisteert met Jan Jansze Ortegem, stadtsbode, als haeren gecooren voocht in dese saacke etc." ~85j l°. Leendert (Lenaert) Jansze van Ortegem, in 1647 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta % an 3l Oct. 1647), trouwde als j. m. den 5den Januarij 1649 met Maria Booms j. d. Het echtpaai 'won. een ongenoemd kind, gedoopt 28 Dec. i65o, getuigen: Gerrit Jorisze, Willem Buis, Willemina Booms en Lijsbet van Ortegem; Leendert, gedoopt 4 Oct. 1654, getuigen: Willem Ariensze Buijs en Willemintgen Booms. In 1677 werd Leendert van Ortegem te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 27 Januarij 1677)- Den 3isten Maart 1664 werd Leendert Jansze Ortegem begraven. In l65o traden, blijkens eene akte van 20 Mei, als zijne borgen op Gerrit Jorisze, gerechtsbode, en Leentje Cornelis, weduwe van Heijndrick Booms, in leven schoolmeester. Maria Booms hertrouwde in i656, zie op Boom. Het kind, dat 28 Dec. i65o gedoopt werd en niet genoemd is, zal geweest zijn Johan ol Jan van Ortegem, op de lijst der Vroedschappen vermeld sub n°. 114 en in 1670 op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Oct. 1670). In 1672 werd hij te Brielle geadmitteerd als notaris (Resol. Mag. 17 Dec. 1672). Eene akte van 28 April 1676 vangt aldus aan: «Compareerde etc. Sr. Abraham de Kourt, woonende tot Hellevoetsluijs, ende Maria Boom, lest wede. van sal. Marinus van der Hoe\e, woonende binnen deser stede (Brielle), dewelcke — verclaerden haer selven te constitueren tot borgen voor Johan Ortegem, commijs ten komptoire van den Heer Johan Tedingh Berchout, raet ende rentmeester generael van de domeijnen slants van \ oorne . Den 24 April 1674 zijn te Brielle getrouwd Johan van Ortegem (Oortegem) j. m. en Susanna de Kourt (Court) j. d. Het echtpaar won: Clara, gedoopt 1 Mei 1675, getuigen: Abraham de Court en Clara Dacquet; Abraham, gedoopt 3 Februarij 1677, getuige . Clara D'acquet; Abraham, gedoopt i5 Februarij 1678, getuigen: Clara d'Acket en de secretaris \Villem Hoijer. Den 8sten Dec. 1680 werd een kind van Johan van Ortegem begraven, hij zelf den 3de' Mei 1680 (1). Zijne weduwe hertrouwde den 4dcn Aug 1682 met Jacobus van der Hoeve, weduwenaar wonende te Goes. Clara van Ortegem staat in de Acta van 22 Juli 1694 vermeld als ingekomen met attestatie van »te: Goes". Den I7den Aug. 1694 trouwde zij alsj. d met Marinus Smijtegeldt j. m., wonende te Goes 20. Josina Jans van Ortegem, in 1648 op belijde nis aangenomen tot lidmaat (Acta van 2 Januari 1648), trouwde als j. d. den 28s,en Dec. 1649 nie Willem Arentsze (Ariensze) Buijs j. m., (1) e: (1) Den 29sten April 1680 besloot de Vroedschap om den volgende dag eenen anderen vroedschap te kiezen in plaats van Jo an va De Acta van 4 Mei i65i vermelden hem onder de personei welke op belijdenis werden aangenomen. — Den i3 enJulij i65g w< zij schonk haren man : een ongenoemd kind, gedoopt 28 Dec. i65o, getuigen: Jacob Arentsze Helleman en Lijsbet Willems; een ongenoemd kind, gedoopt 26 April i653, getuigen: Leendert Jansze en Maertgen Ariens; Johannes, gedoopt 2 Maart 1654, getuigen : Leendert Jansze, Maria Booms en Josintge Fransen; Elisabeth, gedoopt i5 Oct. i656, getuigen: Jacob Cornelisze Hoftman en Annetge Gerrits. Uit eene akte van 2 Januarij i657 is mij gebleken, dat Willem Arentsze Buijs bakker en dekenmeester van het bakkersgilde was. Zijne weduwe is 7 Oct. l65g hertrouwd met Reijer Jacobsze van Distelhuijsen j. m., en dezen man schonk zij: Jacomintge, gedoopt 11 Julij 1660, getuigen: Reijer van den Bergh en Neeltjen Reijers; Jacomijntge, gedoopt 11 Oct. 1661, (2) getuige: Ariaentje Jacobs; Cornelia, gedoopt 24 Oct. 1666, getuige: Ariane Jacobs; Jacobus, gedoopt 22 Sept 1669, getuigen: Leendert Hugensze Steenwijck en Ariaentje Jacobs van Distelhuijsen. (3) De Acta van 1 Maart i657 ^ er melden Reijer Jacobsze van Distelhuisen, gekomen met attestatie van 's-Gravenhage. Eene akte van 10 Maart 1655 vangt aldus aan: «Compareerde etc. Reijer van den Berge, als administrateur in den boedel van Jacob Reijersze van Distelhuijsen, (4) woonnende alhier, Mr. Abraham de Court ende Maerten Santvoort, beijde woonnende op de Hellevoetsche Sluijs, 'tsamen crediteuren van sal. Tonis Pieteisze ^an Noorwegen... verclaerden te constitueren ... den persoon A'an Reijer Jacobsze van Distelhuijsen, woonnende tot Rotterdam etc." In deze akte zullen wel vader en zoon zijn genoemd. Den 7den Sept. !632 trouwden te Brielle Jacob Reijersze van Distelhuijsen wedr., (5) en Arijaentje Arents j. d., beiden te Brielle. Den i5den Aug. 1634 is de weduwenaar Jacob Reijersze van Distelhuijsen hertrouwd met Jacomijntje Willems j. d. Den 7den Nov. i65i zijn te Brielle getrouwd Jacob Reijersze van Distelhuisen wedr. te Hellevoetsluis, (6) en Maertje Henricx van Rij, weduwe van Simon Engelsze. Een broeder van Reijer Jacobsze van Distelhuijsen zal geweest zijn Arien Jacobsze van Distelhuijsen, van wien den 3isten Mei i665 een kind Jacob gedoopt werd in't bijzijn der getuigen Reijer van den Bergh en Anna Josina van Ortegem getuige bij den doop van een kind van Cornelis Buijs en Neeltgen Boots. (2) In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Trmtien Tans. (3) Den 6d™ Julij 1679 werd een kind van Reijer van Distelhuijsen f4) Eene akte van 9 April 1649 noemt dezen Jacob en Reijer van den Berge borgen voor Jacomijntge Reijers dr., wed" van Jan Cornelisze Coppert. (5) Jacob Reijersze wed'', is 7 Mei i63o getrouwd met Annetje Ockers j. d. Den io'icn Maart 1626 zijn getrouwd Jacob Reijersze i. m. en Lijsbeth Gijsbrechts j. d. . . (6) In 1652 kwam Jacob Reijersze van Distelhuisen met attestatie van Hellevoetsluis te Brielle (Acta van 4 Januarij i652). Blijkens eene akte van 22 Julij 1649 woonde hij toen te Hellevoetsluis. I schepen trad hij elfmaal op, voor de eerste maal den ioden Mei 1637. In 1640 werd hij gekozen tot raad in het College der Magistraten, in 1648, 1651 en 1658 tot burgemeester. Eene akte van 10 Nov. 1632 spreekt van «Jan Dirricxsze Schrobbeling ende sijnne mede reders.» Hij was een tijd lang hoofdman van het St. Christoffels gilde (Res. Mag. 26 Julij 1630) en «quartiermeester vant blaeuwe vendel" (Res.Mag. 13 Dec. 1632). Eene Magistraatsresolutie van 22 Dec. 1657 gewaagt van een legaat van 400 car. guldens, door de vrouw van den burgemeester Schrobbeling vermaakt aan het weeshuis te Brielle. Sara Schrobbelingh, in 1649 op belijdenis aangenomen (Acta van 29 April 1649), trouwde in 1648 met Mr. Jacob Commersteijn, zie op Commersteijn. Ileijlida (ook Alida en Ilelena genoemd) Schrobbelingh huwde in 1654 Jacobus Overheijn, zie op hem. Daarna I Andries Commersteijn en voor de 3de maal Pieter le Febre, (1) zie op Commersteijn. XXII. OVERHEIJN. Den i5den Dec. 16^4 zijn te Brielle getrouwd Jacobus Overheijn (2) j. m., wonende te Zuidland, en Ileijlida Schrobbeling j. d. te Brielle. Van het echtpaar werden te Brielle de volgende kinderen gedoopt: Adriaen, gei doopt 10 Oct. 1656, getuigen: Arentien Overtheijn, Maria Arnts, huisvrouw van den burgemeester Jan Schrobbelingh, en Mr. Jacob Commersteijn; Jan, gedoopt 20 April 1659, getuigen: Jan Schrobbelink, burgemeester Pieter de Jongh en Sara Commersteijn; Adrianus, gedoopt 13 Januarij 1664, getuigen: mr. Jacob Commersteijn en juffr. Maria de Jongh (3). Den 13den April 1660 werd een kind van Jacob Overheijn begraven. De Kerkeraadsacta van 31 Oct. 1658 vermelden Ileijlida Schrobbeling, huisvrouw van Jacob Overhein, gekomen met attestatie van Zuidland. In 1660 werd Jacob Overheijn (1) Onder de Magistraatsresoluties van 8 Oct. 1707 leest men: „Gelesen zijnde een requeste, bij de Heeren Mr. Jacob Commersteijn, oud-burgermeester, Hendrik Sas van den Bosse, Commandeur over het j guarnisoen deser stad, ende Cornelis Potael, ond-burgermeester tot | Sevenbergen, naeste bloedvrinden over de onmondige erfgenamen van Mevrouw Heijlida Schrobbeling, laest weduwe van capt. Pieter la Febre, I is goedgevonden den Heer Geeiard Slaats, 11 Sept. 1707 gestelt tot administrerende voogd, daervan te ontheffen etc." — Stephanus le Febre, fransche schoolmeester te Veere, werd in 1703 als zoodanig ! te Brielle aangesteld, maar reeds in 1704 was de post weer vacant. | Hij was niet goed bij het hoofd en het gedrag zijner vrouw was niet loffelijk; zie Rees. Vroedsch. 24 Dec. 1703, 17 Hov. 1704, Ees. Mag. I 30 Aug. 1704. — Den 31»teQ Nov. 1063 werd gedoopt "Wouter, den9dei1 1 Aug. 1665 Janna, kinderen van Jan la Fevre en Gijsbertje Wouters, 1 getuigen: Pieter en Margrieta la Fevre. — In Mei 1589 werd een kind gedoopt van Niclaes de Febre en Ariaentge Pieters, (2) Men leest ook Overtheijn. (3) Het doopregister noemt de moeder een paar malen Helena in plaats van Heijlida. gekozen tot raad in het College der Magistraten, in 1661 en 1663 tot schepen; op de lijst der Vroedschappen komt hij voor sub n°. 83; zooals die lijst vermeldt, stierf hij den $den Aug. 1664. Zijne weduwe hertrouwde tweemaal, zie op Commersteijn en Schrobbeling. Eene akte van 14 Oct. 1672 vangt alsdus aan: «Compareerde— i Lijsbeth Pieters van Duijne, wede. van Mels Jansze | Zeijneman, woonende binnen dese stede (Brielle), soo , voor haer selven als bij desen vervangende de verdere erfgenamen van grootmoeders moederszijde zalr. Adriaan Overheijn, overleden soone ende eenige erfgename van den Heere Jacob Overheijn etc.» De vader van Jacob Overheijn zal geweest zijn Adriaen Jacobsze Overheijn te Zuidland, vermeld fol. 61 verso van de Rekening van den voor 1625 geconsenteerden 200sten penning (1), en als oud-ouderling van Zuidland in de Acta der Classis van Voorne van 27 Julij 1638. In het Kohier van den voor 1659 geconsenteerden 200sten penning leest men, onder het hoofd «Suijtlant,» fol. 26, van de weduwe van Adriaen Jacobsze Overheijn. XXIII. VAN ORTEGEM. Den 2 7s,en September 1620 deden eenige personen te Brielle «den behoorlijcken eet als poorters» en onder hen bevond zich «Jan Jansze Ortegem Backer», elders van Ortegem (Orteghem) genaamd. In eene Magistraatsresolutie van 28 Junij 1614 heet hij «backer in den bonten Osch». Blijkens eene akte van 18 Oct. 1627 was hij toen 50 jaar oud. Na den dood van Willem Dunesteijn, den 2is,en Februarij 1632, werd Jan Jansze Ortegem, «geaccordeert het bodeampt ende vrije roede deser stede» (Brielle), welke betrekking hem jaarlijks 90 £ gaf (Res. 25 Sept. 1632). 't Laatst vond ik hem genoemd in eene akte van 23' Februarij 1636 (2). In 1622 werd hij gekozen tot schepen. Resoluties van 31 Oct. en 5 Dec. 1626 leeren ons, dat hij fungeerde als «capiteijn vant blaeuwe vendel». Den i9den Mei 1625 trad hij, als weduwenaar, in het huwelijk met Lijsbeth Lenards van Cleijburgh j. d. Den 2den Aug. 1591 werd gedoopt Lijsbeth, dochter van Lenert Cornelisze Cleijburch en Neeltge Cornelis. De Registers maken melding van twee kinderen van Jan van Ortegem, i°. Leendert, 20. Josina. (1) Deze Rekening noemt ook Willem Jansze Overthejjn (fol. 61), Adriaen Lenaertsze Overtheijn, heemraad (fol. 60), beiden te Zuidland, en Cornelis Jansze Overtheijn te Abbenbroek (fol. 55). Eene akte van 24 Mei 1634 spreekt van Cornelis Arentsze jonge Overtheijn te Zuidland. (2) Eene Res. Mag. van 25 Februarij 1634 begint aldus: „Compareerde de weduwe van Melis Jansze Bij ster velt, geassisteert met Jan Jansze Ortegem, stadtsbode, als haeren gecooren voocht in dese saacke etc." ~K !« &9S i°. Leendert (Lenaert) Jansze van Ortegem, in z 1647 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 2 3l Oct. 1647), trouwde als j. m. den 5den Januarij e 1649 met Maria Booms j. d. Het echtpaar won: 2 een ongenoemd kind, gedoopt 28 Dec. i65o, ge- g tuigen: Gerrit Jorisze, Willem Buis, Willemina Booms t en Lijsbet van Ortegem; Leendert, gedoopt 4 Oct. I 1654, getuigen: Willem Ariensze Buijs en Wille- § mintgen Booms. In 1677 werd Leendert van Or- 1 tegem te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta ( van 27 Januarij 1677). Den 3isten Maart 1664 ^ werd Leendert Jansze Ortegem begraven. In i65o traden, blijkens eene akte van 20 Mei, als zijne boi- s gen op Gerrit Jorisze, gerechtsbode, en Leentje < Cornelis, weduwe van Heijndrick Booms, in leven < schoolmeester. Maria Booms hertrouwde in i656, zie op Boom. Het kind, dat 28 Dec. l65o gedoopt werd en niet genoemd is, zal geweest zijn Johan of Jan van Ortegem, op de lijst der Vroedschappen vermeld sub bn°. '114 en in 1670 op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Oct. 1670). In 1672 werd hij te Brielle geadmitteerd als notaris (Resol. Mag. 17 Dec. 1672). Eene akte van 28 April 1676 vangt aldus aan: «Compareerde etc. Sr. Abraham de Kouit, woonende tot Hellevoetsluijs, ende Maiia. Boom, lest wede. van sal. Marinus van der Hoeve, woonende binnen deser stede (Brielle), dewelcke — veiclaerden haer selven te constitueren tot borgen voor Johan Ortegem, commijs ten komptoire van den Heer Johan Tedingh Berchout, raet ende rentmeester generael van de domeijnen slants van Voorne . Den 24 April 1674 zijn te Brielle getrouwd Johan van Ortegem (Oortegem) j. m. en Susanna de Kourt (Court) j. d. Het echtpaar won: Clara, gedoopt I Mei 1675, getuigen: Abraham de Court en Clara Dacquet; Abraham, gedoopt 3 Februarij 1677, getuige . Clara D'acquet; Abraham, gedoopt i5 Februarij 1678, getuigen: Clara d'Acket en de secretaris \\ illem Hoijer. Den 8sten Dec. 1680 werd een kind van Johan van Ortegem begraven, hij zelf den 3 en Mei 1680 (1). Zijne weduwe hertrouwde den 4dun Aug. 1682 met Jacobus van der Hoeve, weduwenaar, wonende te Goes. Clara van Ortegem staat in de Acta van 22 Julij 1694 vermeld als ingekomen met attestatie \an »ter Goes". Den I7den Aug. 1694 trouwde zij alsj. d. met Marinus Smijtegeldt j. m., wonende te Goes. 2°. Josina Jans van Ortegem, in 1648 op belijdenis aangenomen tot lidmaat (Acta van 2 Januarij 1648), trouwde als j. d. den 28sten Dec. 1649 met Willem Arentsze (Ariensze) Buijs j. m., (1) en (1) Den 29sten April 1680 besloot de Vroedschap om den volgenden dag eenen anderen vroedschap te kiezen in plaats van Johan van De Acta van 4 Mei i65i vermelden hem onder de personen, 11.~ aanppTinmen. —Den l3 en Tulij 1659 was ij schonk haren man: een ongenoemd kind, gedoopt 8 Dec. i65o, getuigen: Jacob Arentsze Helleman n Lijsbet Willems ; een ongenoemd kind, gedoopt 6 April i653, getuigen: Leendert Jansze en Maerten Ariens; Johannes, gedoopt 2 Maart 1^54, geuigen : Leendert Jansze, Maria Booms en Josintge "ransen; Elisabeth, gedoopt i5 Oct. i656, getuigen: Jacob Cornelisze Hoftman en Annetge Gerrits. Jit eene akte van 2 Januarij 1657 is mij gebleken, lat Willem Arentsze Buijs bakker en dekenmeester ,'an het bakkersgilde was. Zijne weduwe is 7 Oct. [65g hertrouwd met Reijer Jacobsze van Distelhuijsen j. m., en dezen man schonk zij: Jacomintge, geloopt 11 Julij 1660, getuigen: Reijer van den Bergh ïn Neeltjen Reijers; Jacomijntge, gedoopt 11 Oct. 1661, (2) getuige: Ariaentje Jacobs; Cornelia, gedoopt 24 Oct. 1666, getuige: Ariane Jacobs; Jacobus, gedoopt 22 Sept 1669, getuigen: Leendert Hugensze Steenwijck en Ariaentje Jacobs van Distelhuijsen. (3) De Acta van 1 Maart 1657 vermelden Reijer Jacobsze van Distelhuisen, gekomen met attestatie van 's-Gravenhage. Eene akte van 10 Maart i655 vangt aldus aan: «Compareerde etc. Reijer van den Berge, als administrateur 111 den boedel \an Jacob Reijersze van Distelhuijsen, (4) woonnende alhier, Mr. Abraham de Court ende Maerten Santvoort, beijde woonnende op de Hellevoetsche Sluijs, 'tsamen crediteuren van sal. Tonis Pietersze van Noorwegen... verclaerden te constitueren ... den persoon van Reijer Jacobsze van Distelhuijsen, woonnende tot Rotterdam etc." In deze akte zullen wel vader en zoon zijn genoemd. Den 7dul Sept. *632 trouwden te Brielle Jacob Reijersze van Distelhuijsen wedr., (5) en Arijaentje Arents j. d., beiden te Brielle. Den i5den Aug. 1634 is de weduwenaar Jacob Reijersze van Distelhuijsen hertrouwd met Jacomijntje Willems j. d. Den 7den Nov. i65i zijn te Brielle getrouwd Jacob Reijersze van Distelhuisen wedr. te Hellevoetsluis, (6) en Maertje Henricx van Rij, weduwe van Simon Engelsze. Een broeder van Reijer Jacobsze van Distelhuijsen zal geweest zijn Arien Jacobsze van Distelhuijsen, van wien den 31sten Mei i665 een kind Jacob gedoopt werd in't bijzijn der getuigen Reijer van den Bergh en Anna Josina van Ortegem getuige bij den doop van een kind van Cornelis Buijs en Neeltgen Boots. , „ . (2) In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Trintien ^ (3) Den 6dcn Julij 1679 werd een kind van Reijer van Distelhuijsen begraven. , , .. (4) Eene akte van 9 April 1649 noemt dezen Jacob en Reijer van den Berge borgen voor Jacomijntge Reijers dr., wed" van Jan Cornelisze Coppert. (5) Jacob Reijersze wed'', is 7 Mei i63o getrouwd met Annetje Ockers j. d. Den ioden Maart 1626 zijn getrouwd Jacob Reijersze i. m. en Lijsbeth Gijsbrechts j. d. (6) In 1652 kwam Jacob Reijersze van Distelhuisen met attestatie van Hellevoetsluis te Brielle (Acta van 4 Januarij 1652). Blijkens eene akte van 22 Julij 1649 woonde hij toen te Hellevoetsluis. (1) Den 29sten April 1680 besloot de Vroedschap om den volgenden dag eenen anderen vroedschap te kiezen in plaats van Johan van De Acta van 4 Mei i65r vermelden hem onder de personen, welke op belijdenis werden aangenomen. — Den i3 en Julij i65g %\ s van der Heul. Behalve deze, kwamen mij nog andere personen, Van Distelhuijsen genaamd, voor, (i) maar onder hen zijn geen kinderen van Jacob Reijersze. XXIV. VAN RIELE. Jacob Aertsze (Arentsze) van Riele, N°. 3 op de lijst der Vroedschappen, trad als schepen op in de jaren 1601, i6o5, 1607, 1609, 1610, 1612, 1617, en daarna nog een paar malen, zooals uit de door mij gepubliceerde lijst van Schepenen blijkt; als burgemeester in de jaren 1608, 1610, 1619 en 1621, als raad in het College der Magistraten in 1600, 1611 en 1616. Den 2den Mei 1614 werd hij ontslagen als boekhouder en gecontinuëerd als vader van het »Leprooshuijs." (2) Den is,en Oct. 1621 leefde hij nog, maar kort daarna stierf hij. Eene resolutie van 26 Oct. 1621 luidt: «Es den Burgemeester (1) Een akte van 8 Nov. 1629 spreekt van Reijer Reijersze van Distelhuysen, poorter te Brielle, die misschien bedoeld is in het Trouwregister, hetwelk vermeldt dat 23 Maart 1627 getrouwd zijn Reijer Reijersze j. m. en Godelieve Jacobs j. d. — Adriaen (Aren of Arijen) Reijersze van Distelhuijsen was volgens eene akte van 21 Sept. 1637 gehuwd met Leuntge Cornelis, nagelaten dochter van zal. Cornelis Jansze, in leven stadsmetselaar te Brielle, wiens moeder was Geertruijt Elten. Den 3don Maart 1629 was hij, volgens eene akte van dien datum, 34 jaar oud; volgens een akte van 2 Nov. 1634 was hij toen 40 jaar. In een doopregister vindt men, dat 6 April 1594 gedoopt werd Arent, zoon van Reijer Jansze en Ariaentge Arents, getuigen; Arien Arentsze, des vaders stiefmoeder, wonende te Delft, en Maritgen Hermans, de huisvrouw van Claes Lenertsze, wonende te Bergen op Zoom. Als pachter van imposten of accijnsen komt hij voor in akten van 3i Julij 1627, i5 en 22 Sept. i63i, 14 Mei i632, 8 Aug. 1634, i5 Julij en 6 Nov. i636, en Ress. 16 en 23 Februarij i632. — Jan Cornelisze Copper (Coppert), die wel borg bleef voor Adriaen Reijersze van Distelhuijsen (blijkens akte van i5 Sept. i63i), trouwde den 3ost,>n Aug. 1628, als wedr. woonachtig te Rotterdam, met Jacomijntje Reijers, wed'', van Tobias van den Éerge, zie voorts op Van den Berge. — Den 22sten Aug. i65i, bij den doop van Abraham, zoon van Hendrick van Berghem en Ariaentje Ariens, was getuige Nelletge Reijers van Distelhuijsen. — Ariaentjen Arents van Distelhuijsen is 1 Mei i635 getrouwd met Arien Jacobsze. — Neeltje Arents van Distelhuijsen j. d. is 17 Dec. 1641 getrouwd met Arent Jansze Coppert j. m., zie op Coppert. — Den 1 i',on Junij 1645 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Rotterdam getrouwd Reijer Ariensze van Distelhuijsen j. m. en Aechghe (Aechje) Claes j. d. te Rotterdam. Het echtpaar won; Cornelia, gedoopt i5 Dec. 1649, getuigen; Arien Jansze Copper, Leuntje Cornelis en Ariaentge Ariens; Jacomintge, gedoopt 8 Oct. i65i, getuigen: Jacob Reijersze en Jacomina Reijers. De Thesaurie-Rekening over 1666—1667 heeft fol. 3o verso den post; «Betaelt weesmeesteren wegens de kinderen van Aechje Claes, geprocreert bij Reijer van Distelhuisen etc." Den 3ostPU Aug. 1654 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Werkendam getrouwd Reier Arentsze van Distelhuisen, wedr., »beenhaoker", en Maijke Cornelis j. d. van Poortugaal, wonende te Dordrecht. Het echtpaar won ; Aegje, gedoopt 20 Junij i655, getuige; Ariaentje Ariens; Arent, gedoopt 3o Aug. 1657, getuige; Neeltje Cornelis ; een ongenoemd kind, gedoopt 7 Mei i65g, getuigen : Neeltje Reijers en Reijer van den Berch. In akten van 6 Mei i65o en 25 Aug. 1661 wordt Reijer Arensze van Distelhuisen genoemd »exploictier van des gemeen lants middelen" te Brielle. (2) De aanteekening, die zulks vermeldt, zegt van hem, dat hij toen was «gecommitteert opte auditie van de Reeckeninge." Couwenhoven genomineert tot out-schepen in plaetse van den overleden burgemeester Jacob Aertsze van Riele." De overledene was gehuwd met Janneken Pieters, die, als weduwe van Jacob Aertsze van Riele, den 3den Januarij 1623 begraven werd. De Doopregisters vermelden de volgende kinderen van het echtpaar: Jacob, gedoopt 2 Januarij i5gi, getuigen: Jacob Allertsze, Trintgen Arents en Trijntge Derx. Ploentge, gedoopt 11 Oct. l5g2, getuigen: Jacob Pietersze, Maritge Pieters dr. en Maritge Hendricx. Susanna, gedoopt 10 Oct. i593, getuigen: Simon Aertsze. Lijsbeth Aerts en Lijsbeth Bouwens. Ploentgen, gedoopt 8 Nov. i5g5, getuige: Trijn Aerts. Maritgen, gedoopt 16 Nov. 15g7, getuige: Trijn Arents. Aert, gedoopt i3 Februarij 1600, getuige: Leentge Aerts. Pieter, gedoopt 19 Dec. 1601, getuigen: Claes Reijersze en Trijn Arents. Arent, gedoopt 14 Maart 1604. Daniël, gedoopt 27 Oct. 1606, getuige: Trijntgien Aerts dr. Eene Procuratie van 2 Februarij 1626 leert ons, dat Jacob van Riele nog andere kinderen won. Zij begint aldus: »Compareerde voor Schepenen der stede van den Briele Pieter van Riele, Aert van Riele, Haesgen van Riele wede wijlen Daniël van Gellinchuijsen, in sijn leven secretaris deser stede. Pleuntge Jacobs dochter van Riele ende Maertge Jacobs dochter van Riele, alle mondige kinderen van Jacob Aertsze van Riele, in sijn leven burghemeester deser stede, ende Jannetgen Pieters dochter, beijde za:, mitsgaders Arien Jacobsze, burgemeester, ende Leendert Jacobsze Palingh, dijckgraeff, beijde van tZuijtlant, van weghen de vijer onmondige kinderen van den voorn. Jacob Aertsze van Riele ende Jannetge Pieters dochter, (1) dewelcke verclaerden te constitueren Franchois van Gellinchuijsen, oudt-burghemeester-thesaurier van den Briele, ende Jan Adriaensze Brouwer, omrae de naergelaten goederen van den voorn. Jacob Aertsze van Riele ende Jannetgen Pieters te regeren etc." Omtrent 8 kinderen van Jacob Aertsze van Riele (2) (1) Eene aanteekening van 2 Mei 1623 luidt; «Es de Magistraten overgelevert bij de mondige, mitsgaders de bloetvoochden van de onmondige kinderen van Jacob Aertsze van Rielle ende Jannetgen Pieters dr., beijde zal., seeckere acte, daerbij dselve kinderen ende bloetvoochden genomineert hebben tot voochden van de voorsz. onmondige kinderen ende directeurs van den boel van den voorsz. van Rielle ende Jannetgen Pieters zal. de persoonen van Daniël van Gellinchuijsen, behoutsoone van den voorn, van Rielle ende Jannetge Pieters, Jan Adriaensze brouwer ende Willem Allertsze van Couwenhoven, behoude neven van de voorsz. kinderen etc." (2) Jacob Aertsze fungeerde als getuige 18 Oct. 1598 bij den doop van Toentghen, dochter van Willem Claesze en Ariaentghe Jacobs, en 20 Januarij 1602 bij den doop van Aechtghe, dochter van Joris Jansze en Neeltghen Cornelis. Den 8sten Julij 1654 werd Apollonia, als huisvrouw van Cornelis de Haes, (i) te Brielle begraven. Zij zal behoord hebben tot de vier in 1626 onmondige kinderen, van welke in de vermelde Procuratie van 2 Februarij 1626 gewag is gemaakt. 8° Hendrick van Riele vond ik alleen vermeld in enkele Thesaurie-Rekeningen. In die over 1666 — 1667 staan fol. 36 verso achtereenvolgens deze posten: - »Betaelt Ds. Jacobus van Riele een jaer intress van 200 £ etc. Betaelt Hendrick van Riele een jaer intress van 200 £ etc. Betaelt Aert van Riele een jaer intress van 1000 jg etc." Dat tusschen de posten ten behoeve van Jacobus en Aert van Riele geplaatst is die ten behoeve van Hendrick van Riele, zal wel een aanwijzing zijn, dat wij hier met drie broeders hebben te doen. De Rekening over 1668 — 1669 spreekt, daar Jacobus van Riele in 1667 stierf, alleen van Hendrick en Aert van Riele. De Rekening over 1678 1679 maakt geen gewag meer van Hendrick van Riele. Bij inzage van de lijst der kinderen Aan Jacob Aertsze van Riele ontmoet men ondei de getuigen Trintgen of Trijn Aerts (Arents), Lijsbeth Aeits, Leentge Aerts en Simon Aertsze. In dezepeisonen zullen wij wel kinderen hebben te zien \ an denzelfden man, die de vader was van Jacob van Riele. Trijn (Trijngen) Aerts (Arens dr.), gehuwd met Jacob Cornelisze Cleiburch, schonk haren man: Magdalena, gedoopt 26 Sept. i586, getuigen: Jacob Allertsze, Maritgen Hendricx dr. en Maritgen Cornelis dr.; Cornelis, gedoopt 12 April i589, getuigen: Jan de Langue, secretaris, Gerrit Jansze «vleijschouw ei , en Hilleken Jacobs j. d. In 1578 werd Jacob Cornelisze Cleiborch verkozen tot diaken (Acta van Oct. 1578 en 7 Julij i579). In eene Resolutie van 27 Januarij i586 is sprake van «Jacob Cornelisze Cleijburch, schoudt van Oostvoor en." Ook elders leest men van dien schout, (2) maar het is niet waarschijnlijk, dat hij de man van Trijntge Aerts van Riele was. (3). Er waren in dien tijd twee personen, ge¬ naamd Jacob Cornelisze Cleijburch. Terwijl de Thesaurie-Rekeningen over 1596 1597 en 1602 l6o3, de eerste fol. 18 verso, de tweede fol. 17 verso, gewagen van «Jacob Cornelisze Cleijborchs weduwe", en in de Thesaurie-Rekening o\ ei 1600 1601, fol. 22, de post voorkomt : »Betaelt d'erf- genamen van Jacob Cornelisze Cleijburch etc. , leest men in een doopregister, dat 19 December i6o3, bij den doop van Maritgen, dochter van Hans Gotens en Neeltghe Gerrits, getuigen waren Jacob Corneliszoon Cleijburgh, Allert Jacobsze en Ariaentge Arents, en in het Bodtboeck, begonnen 1609, in eene aanteekening van 1616, blz. 156 verso, dat door Jacob Cornelisze Cleijborch een huis verkocht werd. Trijn Aerts ontmoette ik 't laatst in de Thesaurie-Rekening over 1607—1608, welke fol 25 verso dezen post heeft: nCatharina Aerts dr., weduwe van Jacob Cornelisze Cleijburch, opgebracht hebbende 120 £ etc." Lijsbeth Aerts trouwde met Jacob Allertsze van Couwenhoven, zie op Van Couwenhoven. Leentge of Helena Aerts werd in 1601 de huisvrouw van Niclaes Reijersze van der Loeten, zie r\-r\ Vci-n rler T.neten. Simon van Riele vond ik alleen nog vermeld in de Thesaurie-Rekeningen over 1637-1638 en 1639-1640, fol 54, welke aldaar dezen post hebben: «Betaelt Symon van Rielle over een jaer interest van 440 £ etc." Dien post vindt men ook in de ThesaurieRekening over 1642—1643, niiiar hij luidt daai fol. 47: »Betaelt den Secretaris Daniël van Riele over een jaer intress van 440 £, staende op den naem van Symon van Riele etc." (1) Op belijdenis werden tot lidmaten aangenomen in 1661 Cornelis Huijgensze van Rielen, in 1687 Cornelis van Riele (Acta van 4 Maart 1661 en 24 April 1687). XXV. VAN DER LOETEN. Nicolaes Reijersze van der Loeten, n° 8 op de lijst der Vroedschappen, was reeds vóór 1618 een (1) Zie over dezen man mijne Bijdrage over Tromp, bl. 29 en 3o. (2) Den 22stcn Junij i588, bij den doop van twee kinderen van Andries Yemantsze en Maijken Jans »vuijt het Nijeuwelant", was getuige Jacob Cornel.sze Cleijburch «Schoudt van Oostvooren. — Den 5den Nov. i58g was de huisvrouw van «JacobCornelisze Cleijburch van Oostvooren" getuige bij den doop van een kind van Lenert Pietersze en Aeltgen Huijgen. —Misschien is de schout Jacob Cleijburch ook bedoeld in eene aanteekening van 5 Junij 1587, vermeldende dat toen gedoopt werd Dirck, zoon van Aert Lambrechtsze van Nes en Maritgen IJmants dr., getuigen: Neeltgen IJmants, Jacob Matheusze en Jaocb Cornelisze Cleijborch. , _ , (3) Van Jacob Cornelisze Cleijburch is sprake in het Bodtboeck, begonnen 1577, bl. i5, 3i, 284 en 3o2 verso, in aanteekeningen van de jaren i577. i59° en i59i; in het Bodtboeck, be¬ gonnen 1592, bl. 49 verso, in eene aanteekening van 1594; in eene aanteekening, vermeldende dat 14 Januanj i594 Jacob Cornelisze Cleijburch en Lijsbeth Bastiaens getuigen waren bij den doop van Matheus, zoon van Harman Pietersze en Maritgen Jans ; en in de Rekening der geestelijke goederen over 1578—1579, 8 jersey (1) Den 2isto" Aug. i59i werd gedoopt Janneken, dochter van Simon Arentsze en Machtel Jans, getuigen : mr Joost Alblas, Pieter Cornelisz schout en Grietgen Cornelis d'\ Misschien dat hier Simon Aertsze van Riele bedoeld is. Arent voor Aert komt meer voor. Jan, gedoopt 3i Januarij 1690, getuigen: Pieter 'tjong en Susannetje Jans van den Broek; Susanna, gedoopt 5 October 1692, getuige : Susanna van den Broeck (1). Den i3den Junij 1694 is begraven de vrouw van Jacobus 't Jongh. Aan Willem Swinnas, broeder van Johanna, Eva en Clara, werd op zijn verzoek door de Vroedschap »geaccordeert de stadtsnominatie als burssale in het Theol. Collegie tot Leijden" (Res. Vroedsch. 27 December 1680). In 1688 werd hij benoemd tot conrector aan de Latijnsche school te Brielle (Res. Vroedsch. 6 September 1688), en bij Magisstraatsresolutie van i3 December 1692 weid hij als zoodanig ontslagen wegens zijne benoeming tot leermeester in de eerste school te Haarlem. De Kerkeraadsacta van 3i October 1688 vermelden dat \\ illem Swinnas te Brielle kwam met attestatie an Sommelsdijk. Den 27stcn Februarij i65o zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Rotterdam getrouwd met attestatie dd. 17 Maart Johannes Swinnas j. m. van Brielle en Martijntje van Haven j. d. te Rotterdam. De hier genoemde Johan, broeder van Dr. Willem Swinnas, wordt in een akte van 12 October 1672 genoemd nposmeester" (lees postmeester), wonende te Brielle. De Kerkeraadsacta van 6 Julij 1658 noemen onder de op belijdenis aangenomen personen D. Godefridus Swijnas m. d. Volgens opgave van den Heer j a. Dorrenboom (Familieblad 1887, bl. 180) trouwde den 28sten April 1666 te Sluis Godefridus S wij nas j. m. Med. dr. met Maria Barra j. d. van Sluis. XXVII. 's-GRAVEZANDE. No. 197 vermeldt als vroedschap Cornelis s-Gravezande. Over zijne benoeming tot vroedschap zie men op Warrij art. V. In hetzelfde jaar, waarin hij benoemd werd, bezweek hij te 's-Gravenhage aan eene uitterende ziekte op den 3osKn October, slechts 20l/a jaar oud. Zijn eenige broeder Maximiliaan, in 1764 te Brielle op belijdenis aangenomen (2), gaf aan de Vroedschap bericht van zijn overlijden in een missive, den 3ostcn October uit Den Haag geschreven. In de Kerkeraadsacta "\an 11 October 1761 staan als ingekomen van Delft met attestatie vermeld Mevrouw Maria de Rave, weduwe wijlen den Heer Mr. Cornelis 's-Gravezande, Mejuffrouw Ida Paulina de Rave (i) en de Heer Cornelis 's Gravezande. In het Register der begravenen van het jaar 1764 onder 10 bericht dat het lijk van vrouwe Maria de Rave, weduwe van Mr. Cornelis 's-Gravezande, naar Delft werd vervoerd. De lijst der door Cornelis s Giavezande nagelaten goederen gewaagt van een grafkelder in de Oude Kerk te Delft, in de noordkapel, voor de helft toekomende aan de er\en \an vrouwe Gornelia 's Gravesande, weduwe Moitier. Mr. Cornelius Swalmius was executeur van het testament van Cornelis en voogd over diens minderjarigen broeder en universeelen erfgenaam Maximiliaan. Den 3iflen Julij 1667 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie dd. 14 Augustus elders getrouw d Aelbrecht Bastiaensze 's-Gravesand, weduwenaar, en Aechje Jans, weduwe van W illem Arentsze Brouwenaer. Deze Aelbrecht zal wel niet behoord hebben tot de familie van Cornelis 's Gravezande, wiens vaderstad Delft schijnt geweest te zijn. XXVIII. WARBOL. Den 20stcn Mei i63i zijn te Brielle getrouwd Cornelis Lenardsze (Leendertsze) Warbol (\\ arrebol) j. m. en Annetjen Cornelis j. d. Den 17 on April 1640 hertrouwde Annetje Cornelis, weduwe van Cornelis Warrebol, met Willem de Jong j. m. Op bladzijde 67 van het Bodtboeck, begonnen 1641, leest men in eene aanteekening van 1642 van een huis »met alsulcke servituijten ende vrijheden als Jobtgen Anthoms ende nae haei ^de onmondige kinderen van Cornelis Leendeitsze Warrebol (2), haere erffgenamen, gepossideert hebben gehadt ende nu bij de bloetvrunden ende voochden van de voorsz. weeskinderen is vercocht. In de Thesaurie-Rekening over 1642 1643 vindt men fol. 27 een post, luidende: «Maerten Dirc kxze Cevelaer, quondam Neeltgen Mathijs, die gcfmneeit heeft 2000 £ etc." Later is er bij geschreven : »nu de kinderen van Cornelis Warrebol , en in e Thesaurie-Rekening over i65i — i652 leest men den post aldus: «de kinderen van Cornelis Warbol, quondam Neeltje Matthijs." Deze Neeltje is mis- (1) Op verzoek van Pieter van Hoogwerf en Jacob Stehouwer om »ontslaeginge van de voogdije van f 600, die Adriana t Jong '3 testamente van Susanna van den Broek, weduwe van Pieter Jacobsze *t Tong, sijn gemaekt", werd die voogdij den 2os1'" Aug. 171S coor de Magistraten opgedragen aan Johan Swinnas «bloedvrind \an Adriana 't Jong." (2) Acta van 14 October 1764. (1) In de Acta van 12 Julij 1767 komt Ida Taulina de Rave voor als ingekomen met attestatie van Den Haag. M In i63i bleef Cornelis Warbol, blijkens eene akte van 8 December i63i, borg voor Lenaert Lenaertsze Mathol te Schiedam «ende namentlijck voer alsulcken arrest als de keurmeesters van den haringh ende visch op seeckeren hanngh van den voorn Mathol, die reets affgescheept was, hadde gedaen doen . In i632 kocht hij volgens eene akte van 10 Ju ij «twee derde parten in een houckerboot". In i632 stelde hij zich, blijkens eene akte van 2 December 1632, tot borg voor Quinjn Boei] te Zienkzee, schipper op Engeland. schien verwant geweest aan Matthijs Warrebol, die als j. m., wonende »in de brouwerije vant Roo paert", i Junij i636 te Brielle ondertrouwd en daarna te Delft getrouwd is met Johanna de Rota j. d. te Delft, welke vrouw als weduwe van Matthijs Warrebol den 6dcn Julij i638 te Brielle getrouwd is met Willem Meeuwensteijn j. m. In i652 trouwde Adriana Warbol met Dr. Johannes Commersteijn, zie op Commersteijn art. XX. Deze Adriana was een kind van Cornelis Leendertsze Warbol (i) even als Leendert Warbol, die op de lijst der Vroedschappen voorkomt sub n°. 86 en herhaaldelijk Leendert Cornelisze Warbol genoemd is. (2) Toen Leendert Warbol den 8sten December 1661 bij meerderheid van stemmen tot vroedschap gekozen was, werd daartegen door 9 vroedschappen »expresselijcken geprotesteert ende gesustinecrt den voorz. Warbol niet eligibel te sijn tot vroetschappe, als in den Vroetschappe hebbende sijn ende sijnner huijsvrouwen behoude vaders (3), ende dat sulcx soude sijn strijdende jegens de octroije, dicterende dat vader ende soon t' samen niet en mogen sijn in den Vroetschappe". In 1664 werd hij gekozen tot raad in het College der Magistraten, in 1662 en i665 tot schepen. Wegens zijn overlijden werd hij in die laatste betrekking den 25stcn Februari] 1666 vervangen door Maarten Burgvliet. Den i5dcn September 1654 is Lenaert Warrebol j. m. te Brielle getrouwd met Maria de Jong (de Jongh) j. d. (4), wier vader was Cornelis de Jongh (5). Het echtpaar won: Cornelis, gedoopt 17 November 1656, getuigen: Petronelle de Rota en Glaudij de Jongh. Leendert, gedoopt 25 Junij i658, getuigen: Willem de Jongh en zijne huisvrouw. Andreas, gedoopt 5 Maart 1660, getuigen: Simon van der Poth en juffrouw Maria de Jongh (6). Andries, gedoopt 18 Junij 1661, getuigen: Simon van der Poth en juffrouw Maria de Jongh. Pitronella, gedoopt 17 September 1662, getuigen: Simon van der Poth, juffrouw Pitronella Rota. (1) Zie Rekening van den in i665 geconsenteerden 20osten penning, fol. 20 verso. (2) In de Thesaurie-Rekening over i65i—i652 leest men fol. 25 verso van eene rente ten lijve van »Lenaert Cornelisze Warbol, daer moeder af is Annetje Cornelis". (3) Volger.s hetgeen gt notuleerd is waren i October 1661 vroedschappen de Heeren Jacob van der Goes, Simon \an der Poth, Aert van Riele, Pieter van den Berge, Willem Jorisze Laeckencooper, Isa&c van Son, Pieter de Jongh, Johan van Almonde, B. Sem, J. Iserman, J. van Divoorde, J. Venlo, A. Cleijburch, A. Nolthenius, Willem de Jongh, A. Coppert, W. h. a Nocque, J. Overheijn, Mr. C. Cleuterbock, Mr. W. Br. van der Hagen. De vaders, door de protesteerende Heeren bedoeld, zoek ik in deze opgave te vergeefs. (4) In 1 655 werden de echtelieden op belijdenis aangenomen. Acta van 29 April 1655. (5) Zie Rekening Tan den in 1665 geconsenteerden 2oosten penning, fol. 20 verso en 45 verso. (6) In de aanteekening van den doop van dit ki.id heet de vader Leendert Warbouth. Anna, gedoopt 26 Augustus 1664, getuigen: Glaudij de Jongh en Aletta Bijls. Drie kinderen van Leendert Warbol werden begraven i5 Augustus, 4 September 1660 en 3i Augustus 1661. In April 1669 is zijne weduwe hertrouwd met Dirck Kevelaer weduwenaar; zie op Kevelaer. Slechts twee kinderen van Leendert Warbol kwamen, zoover wij weten, tot gevestig- j den stand, Cornelis en Petronella. Cornelis Warbol, in i6g5 op belijdenis aangenomen, (1) en op de lijst der Vroedschappen vermeld sub n°. 116, is als j. m. 11 September i6g5 te Brielle ondertrouwd met Aletta Rees j. d. te Rotterdam, waar hij heenging om te trouwen met attestatie ad. 25 September. Het echtpaar won : »Leendert, gedoopt 18 Maart 1699, getuigen: Cornelis Cleijburgh en Pitronella Warbol; Barent, gedoopt 9 Februarij 1701. Den I2den Julij 1701 werd een kind van Cornelis Warbol begraven, hij zelf 21 December 1706. Zijne weduwe hertrouwde in 1711 met Willem van Rest, zie op Van Rest. Op de lijst der schepenen komt Cornelis Warbol 14 maal voor; voor de eerste maal werd hij in 1679 tot schepen gekozen; tot raad in het College der Magistraten werd hij benoemd in 1690 en I7o3; tot burgemeester in 1689, 1691, 1699 en I7o5; tot raad in de admiraliteit te Rotterdam in 1686 (2); tot penningmeester van de groote visscherij in 1689 voor 2 jaren (3). In 1694 werd hij nwegens de stad Brielle gecommitteerd ter auditie van des gemeene LandsRekeningen van Holland" (4); in 1684 en later werd hij heemraad (5). Zijne zuster Petronella Warbol is alsj. d. den 12de" Julij 1682 te Brielle ondertrouwd en daarna elders getrouwd met Johan van Vasthoff, ondersecretaris van Brielle (6), en zij schonk dezen man: Maria, gedoopt 11 Mei 1683; Leendert, gedoopt 7 Junij 1684, getuigen: Cornelis Tael en zijn huisvrouw Anna van der Heul; Geertruijt, gedoopt 27 Mei i685, getuigen: de burgemeester Hendrik Buijs en juffr. Anna van der Heul. Twee kinderen van Jan van Vasthoff zijn begraven 25 Mei i683 en 17 Junij 1684. In 1705 werd op belijdenis aangenomen Geertruydt Vasthof (Acta van 20 Januarij 1705). Den iidcn December 1689 werd de onder-secretaris Johan van Vasthoff (7) begraven en zijne weduwe Petronella Warbol hertrouwde in 1691 buiten Den Briel met Cornelis Arentsze Kleij- > (1) Acta van 21 April i6q5. (2) Res. Holl. 18 December 1686 blz. 704; Res. Vroedsch. 17 December 1686. (3) Res. Mag. 9 April 1689. (4) Ress. Vroedschap 1 Octobor 1694; Res. Holl. 10 Maart i6g5 bladz. 98. (5) Ress. Vroedsch. 5 Junij 1G84, 5 Junij i685, 9 Junij 1687. (6) Hij werd door de Magistraten benoemd tot onder-secretaris den 24st,'n Julij 1677, op een tractement van f. 25o. (7) In 1675 werd hij lid van de Waalsche Gemeente te Brielle en van 1683 tot 1688 was hij ouderling dier gemeente. burg j. m., na 6 Mei te Brielle ondertrouwd te zijn. Het echtpaar won: Catharina, gedoopt 16 Maart 1692, getuigen: Jan Anensze Cloosterweg en Jannetje Kleijburgh; Leendert, gedoopt 9 November 1694, getuige: Anthonette Cevelaer; Maria, gedoopt 4 Januarij 1696, getuigen: Cornelis Warbol en Aletta Rees. Den ioden Mei 1698 werd een kind van Cornelis Kleijburg begraven; hij zelf 16 December 1703; zijne weduwe Petronella Warbol 10 September 1736. Zonder te kunnen zeggen of er, en zoo ja, welke verwantschap bestaan heeft tusschen haar en de genoemde Warbols, vermeld ik nog, dat Jannetje Warrebols, weduwe van Bartholomeus Avesteur, 25 November 1676 te Brielle trouwde met Coenraedt Jansze j. m., en dat Maria Warbol, weduwe van Cornelis Scharendijk, 7 Januarij 1730 te Brielle getrouwd is met Teunis Kune wedr. XXIX. LANGEREIS. No. 154 van de lijst der Vroedschappen noemt Mr. Cornelis Langereis. In 1707 werd hij te Brielle geadmitteerd als poorter en uit de Magistraatsresolutie van 20 Augustus 1707, welke zulks vermeldt, blijkt dat de nieuwe poorter afkomstig was uit Hoorn. Toen hij nog aldaar woonde en advocaat voor het Hof van Holland was, trouwde hij als j. m. 19 Junij 1705 te Brielle met Barbara Catharina Leenmans j. d. wonende aldaar. In plaats van Paulus de Jager werd hij den 22sten April 1709 door de Brielsche Magistraten tot onder-secretaris benoemd. Den 23s,en April 1712 werd hij in die betrekking gecontinueerd. In 1713 verwisselde hij de betrekking van onder-secretaris met die van pensionaris te Brielle. De Vroedschap benoemde hem tot de laatste betrekking bij resolutie van 27 Maart 1713. Hij nam haar waar tot in 1716, toen hij gekozen werd tot vroedschap. Op de lijst der schepenen komt 's mans naam I 3 maal voor, in 1718 trad hij voor 't eerst als schepen op, in 1744 voor de laatste maal; in 1720 werd hij benoemd tot raad in het College der Magistraten; in 1726, 1732, 1737 en 1741 tot burgemeester; in 1742 en 1743 tot heemraad (1); in 1728 tot raad in de admiraliteit te Rotterdam (2); in 1733 en 1736 tot ontvanger van de verpondingen te Brielle (3). In 1737 aangesteld tot raad en rentmeester-generaal van de domeinen in Voorne en de Beijerlanden (Ress. Holl. 12 Julij en 8 Augustus 1737, bladzijden 357 en 460), vroeg en verkreeg hij ontslag als (1) Ress. Vroedsch. 26 Mei 1742, 2 Junij 1743. (2) Res. Vroedschap 1 October 1728. (3) Ress. Vroedschap 4 Maart 1733, 14 Februari] 1736. , boekhouder van het weeshuis (i). Het rentmeester- ( schap nam hij waar tot aan zijn dood (2). Den 1 l6dcn November 1708 werd een kind van Mr. Cornelis Langereis te Brielle begraven, zijne vrouw i5 November 1734, hij zelf 3i Maart Hij en zijne echtgenoote werden in 1710 op belijdenis te Brielle aangenomen als leden der Hervormde Kerk (Acta van 19 Januarij 1710). XXX. BEELS. Mr. Theodorus Beels (3), n°. 177 op de lijst der Vroedschappen, geboren te Amsterdam, werd 22 Junij 1737 te Brielle beëedigd als poorter. Als j. m. den 2Ösen Februarij 1741 te Brielle ondertrouwd met Maria van Roijen, j. d. van Maassluis, ging hij derwaarts om te trouwen met eene attestatie dd. 12 Maart. In 1762 en 1774 werd hij gekozen tot raad in de Admiraliteit op de Maas (4); in 1760 tot penningmeester van de groote visscherij op de Maas (5), van welke betrekking hij in 1762 wegens zijne benoeming tot raad in de admiraliteit (6) afstand deed. In 1741 en 1743 werd hij gekozen tot raad in het College der Magistraten; op de lijst van schepenen vindt men zijn' naam i5 maal; voor de eerste maal trad hij in 1739 als schepen op, in 1773 voor de laatste maal. In 1751, 1753 1766, 1770 en 1773 werd hij benoemd tot burgemeester. De betrekking van rentmeester-generaal van de domeinen in Voorne en de Beijerlanden, waarmede hij in 1767 begiftigd werd (7), nam hij waar tot in 1775, in welk jaar hij van haar afstand deed en kort daarop den 85tcn Junij, ten gevolge van eene beenbreuk, 68 jaren en 6 maanden oud, stierf, eene weduwe nalatende. Den ioden Junij werd hij begraven. Een tijdgenoot van den gestorvene, Jan Kluit, heeft van hem getuigd: »hij was van een zagten inborst, zeer geacht bij voorname luiden, zeer mededeelzaam in 't geven van liefdegaven aan de armen». Een in 1776 gemaakte lijst der goederen, welke door hem werden nage- 1 laten, heeft een post, die aldus luidt : »een obligatie staande ten naame van Pieter Allard en Isaak van de Walle, als voogden over Dirk Beels etc." Een andere post luidt : »de helft in een i (1) Res. Mag. 5 October 1737. (2) Res. Vroedschap 29 Maart 1745. (3; Zorder s ontmoette ik dezen naam een enkele maal. In een doopregister vindt men, dat 4 Junij 1649 gedoopt werd Willem, zoon van Andries Beel en Elisabeth Willems. (4) Ress. Vroedschap 1 October 1762, 1 October 1774. (5) Res. Vroedsch. 1 October 1750, Res. Mag. 10 April 1751. (6) Ten gevolge van zijne benoeming tot raad verhuisde hij naar j Rotterdam en lezen wij in de Acta van i3 Julij 1766, dat met atj testatie van Rotterdam waren ingekomen Mr. Th. Beels en zijne huisvrouw Maria van Roijen. (7) Res. Holl. 6 Maart 1767, bl. 192. obligatie ten name Casparus Beels in dato i Meij 1754." Dezelfde lijst gewaagt van eene rente ten lijve van vrouwe Catharina van Roijen, «althans oud 66 jaren." XXXI. DE MIRELL. Mauritius de Mirell, in 1684 te Brielle op belijdenis aangenomen, (1) is i3 Augustus van hetzelfde jaar te Brielle als j.m. ondertrouwden daarna buiten de stad getrouwd met Maria Hoijer j. d., welke vrouw hem schonk: Wilhelm, gedoopt 4 Augustus 1686, getuigen: Willem Hoijer, Maria Burcken, huisvrouw van Ds. Adrianus Hoijer. Francois, gedoopt 6 Julij 1688, getuigen: Francois de Mirell en Sara de Mirell. Elizabeth, gedoopt 5 November 1690, getuigen: Willem Hoijer en Catharina Hage. Maria Johanna, gedoopt 25 Augustus 1693, getuige: Johanna de Mirell. Wilhelmus, gedoopt 23 October 1695, getuigen: Willem Hoijer en Catharina Hage. Willem, gedoopt 3i Julij 1699, getuigen: Willem Hoijer en Helena Hoijer. Twee kinderen van Mauritius de Mirell werden begraven 7 November 1689 en 27 Julij 1696; zijn huisvrouw Maria Hoijer 29 Maart 1712, hij zelf 12 September 1736. In 1709 trad hij af als stadschirurg (Res. Mag. 16 Maart 1709). Van 1709 tot 1724 nam hij provisioneel de betrekking waar van secretaris van Voornc. De vier kinderen, die in leven bleven, waren : l°. Francois, 20. Elizabeth, 3°. Maria Johanna, 40. Willem. i°. Francois de Mirell, in 1709 op belijdenis aangenomen (2), is 24 Mei 1716 als j. m. te Brielle ondertrouwd met Anna Maria Hobma j. d. wonende te 's Gravenhage. (3) Om te trouwen ging hij naar Den Haag met attestatie dd. 7 Junij. Het echtpaar won: Adrianus, gedoopt 22 October 1717, getuigen: Mauritius de Mirell en Adriana van Egmont. Mauritius, gedoopt 18 October 1718, getuigen: Mauritius en Elisabeth de Mirell. Dominicus, gedoopt 28 Februarij 1721, getuigen: Abraham Hubers, in plaats van Dominicus Hobma, en Adriana van Egmont. Maria Elizabeth, gedoopt 22 December 1722, getuigen: Mauritius en Elizabeth de Mirell. (1) Acta van 28 Julij 1684. (2) Acta van 25 Julij 1709. (3) De A- ta van 18 Octcber 1716 vermelden hare overkomst uit Den Haag met attestatie; de Acta van 27 Julij 1 7 1 9 die van Johanna Hobma. Jan Andries, gedoopt 29 September 1724, getuige: Johanna van Egmont, weduwe van Andries van Leeuwen. Twee kinderen van Francois de Mirell werden begraven 29 December 1719 en 24 Januarij 1727, hij zelf 17 Julij 1759, zijne weduwe Anna Maria Hobma (1) 20 November 1780. Zij stierf aan verval van krachten in den ouderdom van 91 jaar en 4 maanden, en liet 3 kinderen na. Francois de Mirell, op de lijst der Vroedschappen vermeld sub n°. 159, trad in 1750 als vroedschap af ten behoeve van zijnen oudsten zoon Dr. A. de Mirell. Op de lijst der schepenen treft men zijn naam 14 maal aan; in 1715 trad hij voor de eerste maal als schepen op. In 1721, 1725, 1728 en 1731 werd hij gekozen tot raad in het College der Magistraten; in 1727, i73o, 1735, 1740, 1743, 1 746 tot burgemeester. In plaats van Pieter van Hoogwerf werd hij in 1726 benoemd tot penningmeester van de groote visscherij op de Maas (2), welke betrekking hij tot in 1733 waarnam (3). Van 1724 af fungeerde hij als secretaris van Vocrne; in 1748 trad Mr. Cornelis Hoijer als zoodanig op. Nog bekleedde Francois de Mirell het ambt van ontvanger van de »gemeene landtsmiddelen over de stad Brielle en quartier van dien", welke betrekking hij behield, toen hij in I75o als vroedschap aftrad (4). 's Mans oudste zoon, Adrianus de Mirell, in 1742 met kerkelijke attestatie uit Leiden te Brielle gekomen (5), komt op de lijst der vroedschappen voor sub n°. 186. Den 24sten September 1775 traden te Brielle in den echt Dr. Adriaan de Mirell en jonkvrouwe Adriana Johanna van Hoogwerff, zuster van Pieter van Hoogwerft Georgez., in 1786 kolonel en kapitein ter zee. Kinderloos is de vrouw gestorven den 29sten December 1785 aan eene beroerte, ruim 65 jaren oud. Haar echtgenoot werd in 1748, 1758, 1772 en 1782 gekozen tot raad in het College der Magistraten; in 1756, 1768 en 1783 tot burgemeester. Op de lijst der schepenen treft men zijn naam 18 maal aan, in 1742 trad hij voor den eersten keer als Lch^pen op. In 1777 werd hij benoemd tot raad in de admiraliteit te Rotterdam (6). Uit enkele re¬ soluties blijkt dat hij geruimen tijd fungeerde als thesaurier-ordinaris der stad (Ress. Vroedschap 1 October 1760, 1766 en 1772). Hij stierf den 8slcn Julij 1802 aan verval van krachten in den ouderdom van 85 jaren. (1) In 1 723 werd zij benoemd tot moeder van het weeshuis, Res. Mag. 20 November 1723. (2) lies. Vroedschap 1 October 1 726, Res. Mag. 1 Maart 1727. (3) Res. Mag. 21 Februarij 1733. (4) Ress. Vroedschap 20, 26 Julij en 2 Augustus 1750. (5) Acta van 14 Oct. 1742. (6) Res. Vroedschap 1 October 1777. Den 2Ost0n Dec. 1802 werd aan de Municipaliteit van Brielle medegedeeld dat de overledene f 3ooo gelegateerd had aan het Weeshuis, f 3ooo aan het Gasthuis, f3ooo aan het Vrouw enhof en f 3ooo aan de St. Catharinakerk te Brielle. De lijst van 's mans nagelaten goederen vermeldt onder de obligaties ééne dd. l3 September 1702 ten name van Johanna de Mirell (1) en ééne dd. 21 Mei 1703 ten name van Johanna Isabella de Mirell. Voorts vindt men gewaagd van een losrentebrief van i665 ten name van Simon Hobma, van een obligatie van 1704 ten name van Johan Hobma, van eene obligatie van 1744 ten name van Maria Hobma, van eene obligatie van 1747 ten name van Jacoba Hobma, van eene obligatie van 1768 ten name van Elisabeth Hobma en van eene obligatie van 1790 ten name van Mr. Hendrik van Hoogwerff. Maria Elizabeth de Mirell (2), zuster van Dr. Adriaan, is als j. d. 23 Augustus 1762 te Brielle getrouwd met Mr. Cornelis Hoijer j. m., geboren te 's-Gravenhage, in 1746 niet kerkelijke attestatie uit Den Haag te Brielle gekomen (3). Het echtpaar won : Willem, gedoopt 12 November 1754, getuigen: Willem Hoijer en Aletta van Brakel. Frangois, gedoopt 19 September 1756, getuigen: Frangois de Mirell en Anna Maria Hobma. Gerrit Pieter, gedoopt 25 April 1758, getuigen: Mr. Gerrit Hoijer en Aletta van Brakel. Het laatste kind werd 12 Augustus 17C0 begraven. De moeder volgde 5 September 1761, de vader 12 September 1786. Hij stierf aan verval van krachten in den ouderdom van 67 jaren 10 maanden en 18 dagen, nalatende twee zonen. Zie voorts op Hoijer. 2°. Elizabeth de Mirell, in 1708 op belijdenis aangenomen (4), trad als j. d. den 9den Julij 1733 te Brielle in den echt met Boudewijn Hoogwerff weduwenaar, wonende te Rotterdam. 3°. Maria Johanna de Mirell werd in 1712 te Brielle op belijdenis aangenomen (5). 4°. Willem de Mirell, in 1721 op belijdenis aangenomen (6), werd in 1720 geadmitteerd als notaris (7). In 1722 werd hij gekozen tot raad in het college der Magistraten, in 1726 tot schepen, maar hij mocht het jaar, waarvoor hij tot schepen benoemd was, niet tot den einde toe dienen. Den I2den Februarij 1727 werd hij begraven. (1) Den 23sten September 1708 werd te Brielle begraven juffr. Johanna Mirel. Den 2den Maart 1725 Johanna du Mirel, jonge doch ter. In plaats van du zal men de te lezen hebben. (2) In 1740 op belijdenis aangenomen, Acta van 17 April 1740. (3) Acta van 16 Octoberi746. (4) Acta van 26 Julij 1708. (5) Acta van 28 Julij 1712. (6) Acta van 25 April 1721. (7) Res. Mag. 11 Mei 1720. Nog heb ik mede te deelen dat de Acta van 23 Julij 1699 de overkomst vermelden van Sara de Mirel, weduwe wijlen Gerrit Verbeek (?), en Johanna Isabella de Mirel, met kerkelijke attestatie van Kuilenburg, en dat volgens de Acta van 26 April 1703 de laatste dame toen was ingekomen met attestatie van Delft. XXXII. VAN REST. Willem van Rest j. m., geboren en wonende te Brielle, (1) is 20 September 1711 aldaar ondertrouwd met Aletta Rees, weduwe van Cornelis Warbol, en ging om te trouwen met attestatie dd. 5 October naar Oostvoorne. De lijst der Vroedschappen noemt hem sub n° i56. In 1712 werd hij gekozen tot raad in het college der Magistraten, in 1715 en daarna nog 2 maal tot schepen. In 1700 werd hij door de Magistraten geadmitteerd als notaris en procureur (2). Den 9den April 1719 werd hij begraven. Zijne vrouw overleefde hem, zooals blijkt uit Res. Mag. 22 April 1719. De vader van Willem van Rest zal geweest zijn Gerrit van Rest, die als j. m. den lsten Mei i663 te Brielle trouwde met Maria Laeckenkoopers j.d. Dat Gerrit van Rest landmeter was, blijkt uit eene Magistraatsresolutie van 3 Maart i655. Den 24sten September 1718 moest eene andere dame tot moeder van 't Gasthuis worden benoemd wegens 't overlijden van Maria Lakenkooper, weduwe van Gerrit van Rest. Den I4den April 1694 werd begraven Cornelia van Rest, dochter van Gerrit van der Rest. Dewijl Van Rest in deze aanteekening Van der Rest is genoemd, zal men wel als dochter van hem mogen aanmerken Maria van der Rest, in i683 op belijdenis aangenomen (3), en Sara van der Rest, in 1693 op belijdenis aangenomen (4) en 7 Augustus I7o5 begraven. Evenals Willem zal misschien Gideon van Rest, 24 December 1723 te Brielle als j. m. begraven, een zoon van Gerrit van Rest zijn geweest. De Acta van 26 April i685 vermelden de overkomst van Gideon van Rest met kerkelijke attestatie uit Rotterdam. In 1706 en 1721 werd Gideon van Restte Brielle gekozen tot raad in het College der Magistraten, in 1719 en 1723 tot schepen. Eene Resolutie van de Magistraten van 28 Februarij I7!9 luidt : »Is (1) Res. Mag. 22 October 1718 luidt: »Is de heer Willem van Rest geaccordeert om voor dit jaar desselfs \ ette beesten voor sijn deur te mogen setten en verkoopen, sonder gehouden te sijn descl.e op de ordinaris marctplaats te brengen om de besmettelijkheijd onder het rundvee." (2) Ress. Mag. 24 en 3i Julij 1700. (3) Acta van 29 Januarij i683. (4) Acta van 23 April 1693. de concert met den fabrijcq deser stad te maken een bestecq, op hetwelke het dempen en vullen van het gat in den dijk aan de z. zijde ; van de haven deser stat sal werden besteet, alsmede omme vooraf te willen gaan peijlen de canalen van de Maas, soo voorbij dese stadt als Maasluijs, ten dien einde de noodige materialen tot kosten deser stat te mogen doen maken, soodanige vaartuigen en personen tot zijne hulpe te verkiesen als noodigh oordeelen zal, ende alsdan daarvan een nette kaart te maken, waarop men seker kan gaen." Den 4den November 1719 berichtte Gideon van Rest aan de Magistraten, dat «zijn commissie was vernieuwt als commijs over de Graeffelijkheits tol van Geervliet, gelegen onder de stadt Brielle, door Mr. Johan de With, ontfanger principael van de Graaflijkheits tollen, met versouck hem daarin te mainteneren". XXXIII. SLAETS. Gerrit of Gerard Slaets (Slaats), n°. 129 op de lijst der Vroedschappen, is, toen hij woonde te Rotterdam, als j. m. 5 Mei 1680 ondertrouwd te Brielle en daarna buiten de stad getrouwd met Maria van Son, j. d. te Brielle, die hem schonk Cornelis, gedoopt 5 December 1684, getuige: Cornelia van Son. Drie kinderen van G. Slaats werden begraven 27 April 1681, i5 December 1682 en 20 April i685. De aanteekening, die de begrafenis van het 2de kind vermeldt, noemt Gerrit Slaets xsilversmit". De moeder der kinderen werd 11 April 1727 begraven, Gerard Slaats 23 Maart 1731 en juffrouw Margareta Slaats .22 September 1738. Margarita Slaats was met Gerard Slaats 9 September 1707 getuige bij den doop van een kind van Mr. Pieter Molewater en Adriana de Gaaij. Onderscheidene malen werd Gerard Slaats gekozen tot heemraad (1); in 1709 werd hij benoemd tot raad in het college der Magistraten, in 1693, 1700, 1705, 1710, 1714, 1717, 1721, 1724, 1727 tot burgemeester; 18 maal komt zijn naam op de lijst der schepenen voor, in 1684 trad hij voor de eerste maal als schepen op. Den I2den Mei 1728 deelde de burgemeester Fr. de Mirell aan de Vroedschappen mede, dat zijn collega Slaats «sedert eenigen tijt iterative reijsen, selffs op het versoek van sijn Ed. en andere regenten hadde geweijgert de vergadering van den Vroetschappe, Scheepenbanck, Magistraet of nodige besognes te beleggen, waardoor de saken als wierden gestremt". (1) Ress. Vroedsch. 3i Mei 1694, 6 Junij 1701, 5 Junij 1702, 4 Junij 1714, 3i Mei 1715, 1 Junij 1716, 3 Junij 1720, 1 Junij 1721 en 1722, 3o Mei 1723, 6 Junij 1724, 4 Junij 1725. I lehoorde te werden voorsien". De reden van de weigering van Slaats is niet genotuleerd. Er staat Heen beschreven, dat de Vroedschap bepaalde, dat, ngeval Slaats in 't vervolg weer weigerachtig nocht zijn, het oudste lid 's mans taak op zich ;ou nemen. In 1728 trad Slaats als burgemeester if en men koos hem sedert niet meer voor een egeeringspost. Andere personen, den geslachtsnaam Slaats voeende, hebben te Brielle, zoover ik weet, niet geeefd (1). XXXIV. VAN BERCHEM. Op de lijst der Vroedschappen treft men twee Heeren Van Berchem aan, Mr. Maximiliaan van Berchem (n°. 176) en Mr. Jacob van Berchem (n°. ig5), vader cn zoon. De vader werd I October 1756 aangewezen om als raad in de admiraliteit et Rotterdam zitting te nemen. In 174° werd hij gekozen tot raad in het college der Magistraten, in 1733, 1734, 1739, 1744, 1747, 1748» j75i tot schepen, in 1760 en 1754 tot burgemeester. In 1726 werd Maximiliaan van Berchem bij de Waalsche Gemeente te Brielle op belijdenis aangenomen als lidmaat en later fungeerde hij bij haar als ouderling. Te Voorburg geboren, trad hij als j. m. 22 December 1733 te Brielle in den echt met Adriana Molewater j. d., geboren te Brielle. Het echtpaar won : Anna Isabella, in de Waalsche kerk gedoopt 29 Augustus 1734, getuigen : Jacob van Berchem en Adriana Molewater, geboren De Gaay. In het begin van Mei 1749 werd juffrouw Anna Isabella van Berchem begraven ; den 27sten September 1734 vrouwe Adriana Molewater, huisvrouw van M. van Berchem. De weduwnaar is 27 November 1735 te Brielle ondertrouwd met Francina Greenwood j. d. wonende te Voorburg, alwaar het paar trouwde met eene attestatie dd. 11 December. Het echtpaar won: Jacob, gedoopt 11 September 1736, getuigen: Jacob van Berchem, Jacoba Elisabeth Ghijs. Jacoba Elisabeth, gedoopt in de Waalsche kerk 25 Augustus 1737, getuigen : Francis Greenwood en zijn huisvrouw Jacoba Elisabeth Greenwood, geboren Ghijs. Maria Anna Francina, gedoopt 7 Maart I739> getuigen : Daniël Wobma, Susanna Francina Pichet (?). (1) In eene akte van i3 Augustus i65o vond ik gewag gemaakt van Mr. Ymant Slaet te Rotterdam. Deze man, Jan Pietersze Moliers en Dirck Jansze Buijs waren curateuren over de twee nagelaten kinderen van Willemtge Huijge, overleden te Rotterdam, geprocreëert bij Pieter Cornelisze Duijff. —In 1634 werd Joannes Slatius, predikant te Heusden, te vergeefs tot predikant te Brielle beroepen, Ress. Vroedschap 8 Februarij, 28 Maart en i5 Mei 1634. fi Francis, gedoopt in de Waalsche Kerk 5 Maart 1741, getuigen als bij het 2dc kind. Drie kinderen van Maximiliaan van Berchem werden begraven 12 Junij 1741, 16 Sept. 1741, 16 November 1741. Het laatste dezer begraven kinderen kwam dood ter wereld en te gelijk met het kind werd de moeder begraven. Den 24sten November 1761 werd de vader ter aarde besteld. Volgens een tijdgenoot van den overledenen. Jan Kluit, stierf hij reeds den i8den November. In de M. S. Jaarboeken diens tijdgenoots leest men voorts aangaande Mr. Maximiliaan van Berchem : «hij is ook een voornaam lidt geweest van het Heemraadtschap 's landts van Voorne en heeft eerlange ten behoeve van desselfs eenigen soon afitstandt gedaan als lit in het Collegie van Leenmannen van denselven lande. Zijn WelEd. Gebor. die een schrander en doorsigtig staatsman was, heeft in alle desselfs hooge ampten dermate uitgeblonken, en deselve met soo veel lofï bekleet, dat hij wel van veele is gevreest, maar van verre meerder is gelieft geworden, als [ hebbende den stadts in gesetenen in hem een ware burgervader moeten missen, die geen moeite ontsagh, wanneer hij door zijn vermogen aan brave luiden eenige diensten konde bewijzen, om deselve te bevorderen. Zijn WelEd. Gebor. was een egte afstammeling uit het oude adelijke huis van Beijeren, en van 's moeders zijde uit Jonkheer W. van Treslong, die in den jare 1572 in deze stadt Nederlands vrijheidt heeft helpen vestigen." De vroedschapszetel, door den dood van Maximiliaan ledig geworden, werd ingenomen doorzijn' zoon Mr. jacob van Berchem, die evenals zijn vader niet alleen lidmaat, maar ook ouderling werd bij de Waalsche Gemeente te Brielle. Den 2 2ften Junij 1760 is hij te Brielle ondertrouwd met Sara Amelia Mortier, wonende te Utrecht, werwaarts hij heenging om te trouwen met eene attestatie dd. 6 Julij. Het doopregister van de Waalsche gemeente te Brielle gewaagt van twee kinderen van het echtpaar: i°. Maximilien, baptisé le 20 Septembre 1761, né la veille du dit jour ; il a eu pour marraine sa grand-mère Made. Marie Mortier, née Augier; 2° Jacob Pierre, né le 12 Janvier 1763. II a eu pour | parrain Mr. Pierre Mortier, sononcle maternel. Den 2gsten januarjj jy53 -werd de moeder begraven. De weduwnaar is 29 April 1764 te Brielle ondertrouwd met Anne Marie Magdelaine de Illensj.d., wonende te Lausanne in Zwitserland. Met attestatie naar Lausanne den 6den Mei. In zijne vaderstad wedergekeerd, nam Jacob van Berchem zich voor een reis te gaan doen door Duitschland, Zwitserland, Italië en Frankrijk, welke reis ten hoogste twee jaren zou duren. Op den morgen van denzelfden dag, waarop hij de buitenlandsche reis aanvaardde, bracht hij aan den burgemeester Mr. Leendert Voogd een afscheidsbezoek en hij noodigde hem uit aan de Vroedschap mede te deelen, dat hij wej 1761, né la veille du dit jour ; il a eu pour marraine sa lacht binnen twee jaren terug to zullen zijn, en verwachtte dat door zijne afwezigheid hij «geen ïadeel oft praejuditie zoude komen te lijden on;rent zijn vroedschapsplaats." Den 25 R" September 1764 voldeed Mr. Voogd aan het hem ged;ine verzoek, en «vermits de heer van Berchem gelurende zijn aanwesendheijd in deese stad, zedert jijn retour uijt Zwitserland niet heeft kunnen goedvinden, zig bij monde ofl geschriite direct aan laar Ed. Groot Achtbaare, de Heeren van den Vroedschappe te addresseeren," werd de mededeeling van den burgemeester door de \ roedschappen voor lotificatie aangenomen. In de vroedschapsvergadering van i3 September 1765 kwam ter talel eene missive van Jacob van Berchem, geschreven uit Lausanne 18 Augustus 1765, houdende bericht dat hij door de bevalling van zijne gemalin vooralsnog niet terug kon keeren, en verzoek om «door zijne absentie niet geprejudicieerd te worden in zijne vroedschapsplaats." Het besluit, dat na deliberatie genomen werd, is aldus genotuleerd : «is goedgevonden de missive aan te neemen voor notificatie, zonder op het daarbij gedane versoek eenige reflexie te neemen." Den I4den April 1766 nam de Vroedschap kennis van eene missive uit Lausanne dd. I April 1766, waarin Jacob van Berchem meedeelde, dat door een samenloop van omstandigheden zijn terugkeer onmogelijk was, waarom hij verplicht was zijn «vroedschapsplaatse in de schoot van de Ed. Gr. Achtbaare needer te leggen." De missive hield in het «billijk verzoek aan de Ed. Gr. Achtbaare om geen zwarigheijd te willen maaken hem zijnen rang en alsulke voorregten te laten behouden als waarvan andere leeden in zulk geval jouisseerden." De Heeren besloten \ an Berchem te ontslaan «van sijne vroedschapsplaatse, behoudens nogtans al sulke honneurs als alle andere afgetreede Vroedschappen jouisseerden, met behoud en verblijft in dessells rang als afgetreede vroedschap, sooals sijn Ed. tot heeden toe was geplaceert geweest, namentlijk de agtiende in rang. Van den afgetredene valt alleen nog te melden, dat hij in 1760 en 1762 werd gekozen tot schepen. Als doopgetuige noemde ik hierboven meer dan eens Jacob van Berchem. Deze Jacob zal de vader geweest zijn van Maximiliaan van Berchem. Ineen register van begravenen leest men: »1 Julij 1744 de heer Jacob van Berchem generaal major." Behalve de genoemden, leefden nog andere personen, van Berchem genaamd, te Brielle. In de i6de eeuw Sara van Berchem, gehuwd met Jacob van Velsen. Zie over het echtpaar mijne Aanteckeningen betreffende het geslacht van Velsen, in 't Algemeen Nederl. Familieblad, 1887, blz. 93 en volgenden. Onder de daar genoemde doopgetuigen komt voor Gabriel van Berchum. Men zal in plaats van van Berchum wel van Berchem hebben te lezen. In de I7de eeuw, en wel 3o Aug. 1646, werd te Brielle op belijdenis aangenomen Henrick Henricksze van Berchem. Deze man, ook wel van Berghem en Bergem genoemd, won: Angenieta, gedoopt i5 April 1647> getuige. Arnt Pietersze. . Abraham, gedoopt 23 Aug. 1648, getuigen: Arent Jansze, Neeltje Reijers en Abraham Hennx. Cornelia, gedoopt 29 Aug. 1649, getuigen: Arent Coppers en Leuntje Cornelis. ^ Abram, gedoopt 7 Aug. i65o, getuige: Neeltje Reijers. _ . _T n ^ Abraham, gedoopt 22 Aug. i65i, getuige: Nelletge Reijers van Distelhuijsen. Van het laatste kind is vermeld, dat zijn moeder was Ariaentje Ariens. De andere doopaanteekcningen noemen geen moeder. Blijkens eene akte van 29 Mei 1646 was Heijndrick van Berchem toen omstreeks 28 jaar oud; eene akte van 21 Julij i65i noemt hem «gewesen pachter van stadts wijn excijns." ... Den 3isten Maart i655 fungeerde als getuige bij den doop van Cornelia, dochter van Joannes Cor- deloix en Joanna du Pret, Sara van Berchem (?) (ij- De Kerkeraadsacta van 26 April 1725 vermelden onder de met attestatie ingekomen personen Chris- tina van Berchem, van Geertruidenberg. Den isten Maart 1726 werd gedoopt Anna Wendelina, dochter van Hendrik Adolf van der Schaut cn Christina van Berchem. Alida van Berghem kwam, volgens de Acta van 17 April 1735, met attestatie van Amsterdam te Brielle. XXXV. COBMOIJER. Mr. Johan Cobmoijer, n°. 147 op de lijst der Vroedschappen, werd bij vroedschapsbesluit van 1 October 1721 gecommitteerd tot raad in de Admiraliteit te Rotterdam en bij besluit van 1 October 1727 tot raad in de Rekenkamer. In I7°8> 1710» 1711, 1714, 1716, 1717, I720 14 Mei en 1 Oct. 1725, 1731 en 1732 werd hij gekozen tot schepen, in I7i5, I7Ï9» I725 en tot burgemeester. Den 27sten Julij no5 werd hij te Brielle geadmitteerd als poorter. Volgens de Iver- (1} 't Kan zijn, dat hier bedoeld is Sara van Kerchum, die als i d i3 Nov. i65y getrouwd is met Robbrecht Nummerich j. m. schout van Rockanje. Van dit echtpaar werden 3o Oct. i658, i Jan 1660 25 Tunij 1662, 26 Julij i665 en 4 Nov. 1668 kinderen gedoopt, en terwijl in de aanteekeningen daarvan de vader nu Nimmeneh dan Munnerich en Minrich heet, wordt de moeder nu Sara van BJher^ dan Sara van Kerckem en dan weer Sara van Kercken of Sara Kercken genoemd. Onder de doopgetuigen komt voor Gernt van Berchem ook genoemd Gerrit Claesz Kercken, Gernt van Kercken, Gerrit Claesze van Kerchem. Den7denFebr. 1660 werd een kmdyan het echtpaar begraven en in de aanteekenmg daat van heet de vader R. Numrich. keraadsacta van 21 April 1707 kwam hij te Brielle met attestatie uit Den Haag. Den 3 Oct. 17x9 is hij in de Waalsche kerk te Brielle getrouwd met Maria Francoise Fagel weduwe van den Heer Albert Coene (Coenen), welke vrouw hem schonk Frangoise Katharina, gedoopt 1 Julij 1721, getuige: vrouwe Frangoise Fagel, huisvrouw van W. van Erpecum, «fiscaal van Braband en de Landen van Overmaas etc." Den i4den Nov. 1722 werd een kind van Mr. Johan Cobmoijer begraven. Uit eene vroedschapsresolutie van 7 Nov. 1740 blijkt, dat hij toen gestorven was. Zijne weduwe werd te Brielle begraven 1 Maart 1755. In 1684 werd te Nieuw-Helvoet beroepen de proponent Marinus Cobmoijer, die aldaar als ledikant werkzaam was tot in 1714> m welk Jaar hlJ naar Wassenaar vertrok. XXXVI. DE WINTER. In de vergadering der Classis van \ oorne en Putten, gehouden i3 Junij i634, onderging Isaacus de Winter met goed gevolg het «examen praepa- ratorium." , Pieter de Winter, als vroedschap vermeld sub n . 89, werd in i657 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 1 Nov. i657). Uit akten van 16 Februarij en 29 Aug. i654 en 27 Sept. 1662 (1), alsmede uit Ress. Mag. 6 November i65l en 3 Tulii 1660 blijkt, dat hij bode was van baljuw en leenmannen van Voorne. De Rekening van «Willem Kavser, ontfanger van de arme middelen , over x5y3—1674, noemt Pieter de Winter «penning" meester van de generale dijekagie van Voorne. In 1664 1666, 1668, 1669 en 1671 werdhij gekozen tot schepen, in i665 tot raad in het College der Magistraten, in 1670 tot burgemeester. Den 3enJanuarij 1655 is hij als j. m. te Brielle ondertrouwd met Amerentia van Kouchelenburch j. d. te Rotterdam, waar hij trouwde met attestatie dd. 17 Januanj. Het echtpaar won : Pieter, gedoopt 16 Dec. i655, getuigen: Diderick van Leeuwen en Catnna de Wit; Maria, gedoopt 26 Sept. 1657. I. . m. staat eene aanteekening, vermeldende dat dit kind naderhan naar de moeder (2), die weldra overleed, in p aa s 1 ,ron Maria F.merentia eenoemd is. (1) Deze akte noemt hem en Lysbeth Aerts, mondige en bejaarde dochter borgen voor Reijer van den Berge. Den 3osten April i65s, fgen (2) ZiTheet daar' Emerentia van Cougelenburgh. Als doopgetuige fungeerde 26 Sept. i657 Catrina van Cougelenburgh. Den 2 5sten Nov. i65g is de weduwnaar hertrouwd met Susanna Kroeser (Croeser)j. d. van Leiden (i) en hij won bij die vrouw: Abraham, gedoopt 6 Oct. 1662, getuigen: Johan de Winter en Cornelia Croeser. Isaacq, gedoopt 20 Januarij 1664, getuigen: Adriaen Coppers, Maximiliaen van de Kellenaer, juffr. Eva van Kouwenhoven, huisvrouw van Casper Clotterbeeck (Clotterboocke). Isaacq, gedoopt 27 Mei l665, getuigen: Jan de Winter en Maria Croeser. Abraham, gedoopt 26 Oct. 1666, getuigen: Jan de Winter, Elsje de Winter, Anna van der Heul. Susanna, ged. 25 Nov. 1667, getuigen: Mouris Croeser en Cornelia Coppers. Susanna, ged. 5 Jan. 1670, getuigen: Adriaen Croeser, Belia de Winter, Anna van den Berch voor Maria Croeser. Jacob, gedoopt 29 Julij 1673, getuigen: Adriaen Croeser, juffr. Maria van den Berch, vervangende juffr. Magdalene Briel van Ellemeet. Adrianus, ged. 23 Jan. 1675, getuigen: Adriaen Copper en juffr. Cornelia Croeser. Petronella Susanna, gedoopt 29 Mei 1676, getuigen : Johan de Winter, Adriaen Croeser, Cornelia Croeser. Bij den doop van het laatste kind was de vader niet meer in leven. Den I2den Sept. 1660 werd een kind van Pieter de Winter »mannenboode" begraven (2). Zijne weduwe, Susanna Croeser, is 16 Nov. 1677 hertrouwd met Christianus Wittewrongel, weduwnaar, predikant te Brielle. Een grafzerk vermeldt, dat juffr. Susanna Croeser, weduwe, 28 Nov. 1679 gestorven is. Isaac de Winter, op de naamlijst der Vroedschappen vermeld sub n°. l37, werd in 1688 op belijdenis aangenomen (3), in 1687 geadmitteerd door de Magistraten als notaris te Brielle (4) en in 1693 gekozen tot onder-secretaris op een tractement van f. 25o (5). Op verzoek werd hij in 1699'als onder-secretaris ontslagen. (6) In 1692, 1699, 17OI> 1703 en 1706 werd hij gekozen tot schepen, in 1702 tot raad in het College der Magistraten, in 1705 tot burgemeester. Als j. m. is hij 20 Januarij 1697 ondertrouwd met Maria Fremous, j. d. te Leiden (7), waar hij trouwde met attestatie van 3 Februarij 1697. (1) De Acta van 1 Januarij 1660 vermelden hare overkomst met attestatie van Leiden. (2) De Thesaurie-Rekening over 1681—1682 heeft fol. 40 verso een post, luidende : «Betaelt Pieter de Winters kinderen een jaar interest enz." (3) Acta van 22 Januarij 1688. (4) ï.es. Mag. 28 Junij 1687. (5) Res. Mag. 26 Sept. 1693. (6) Res. Mag. 16 Februarij 1699. (7) De kerkeraadsacta van 25 Julij 1697 noemen haar Mana F remaut. Elders heet zijne vrouw Maria Fremeaux. Het echtpaar won : Pieter, gedoopt 26 Nov. 1697, getuigen : ClaudeFremeaux, Isaac Fremeaux, juffr. Maria Harlaeus, genoemd Haghe; Susanna Francina, gedoopt 12 Junij 1699, getuige: Maria Clicque, huisvrouw van Abraham Fremeaux; Pieter, gedoopt 5 Oct. 1700, getuigen: Johan Haghe, juffr. Anna Sauchelle, huisvrouw van Isaac Fremeaux. Twee kinderen van Isaac de Winter werden begraven I Maart 1698 en 29 Julij 1699, hij zeli 3 Junij 1707, zijne weduwe (1) 11 Nov. 1738. Mr. Pieter de Winter, n°. 166 op de lijst der Vroedschappen, werd in 1724, 1726, 1727* I729> 1730, 1732 en 1735 gekozen tot schepen, in 1723 en 1731 tot raad in het College der Magistraten, in 1733 tot burgemeester, den ioden Junij 1737 tot raad ter Admiraliteit te Rotterdam loco Mr. Jacob Briell, overleden. De Rekening der St. Catharina kerk te Brielle, over het jaar 1739) heeft fol. 3 verso den post : «Den 2 5 Febr. 1739 ontiangen voor drie uuren luijdens met drie klokken over de dood van de heer oud-burgerineester Pieter de Winter, die in Delft overledenen aldaar begraaven is, de somme van f. 48." Volgens eene opgave van Jan Kluit stierf Pieter de Winter in 1738, maar met het oog op den meègedeelden post is zulks niet waarschijnlijk. In i656 werd te Brielle op belijdenis aangenomen tot lidmaat der kerk Johannes de V intei (Acta van 5 Mei i656). Den llden Maart 1657 is te Brielle ondertrouwd Johannes de Winter, j. m. van 's Gravenhage, en Belia Cock j. d. van Dordrecht, waar hij trouwde met eene attestatie dd. 3i Maart. Deze Johannes de Winter, die 1 November 1661 getuige was bij den doop van een kind van Johannes Valus, zal een broeder geweest zijn van den eerstvermelden Pieter de Winter. Den 2osten Nov. l63g zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Brielle of »int Nieuwelant' getrouwd F 1 anchoisde Winter, soldaat, en Marijtie Cornelis j. d.; het paar won: Barentie, gedoopt 19 Dec. 1646, getuige: TrintjenAelbrechts (2); Jannetje, gedoopt 24 Maart i653, getuigen: Gerrit Arents en Maeitge Jans. Eene akte van 18 Sept. i653 spreekt van Jacob de Winter, notaris te Amsterdam ; de Kerkeraadsacta van 24 Mei 1670 noemen G. de Winter, predikant «tot Zijp;" die van 24 Julij 1704 vermelden Cornelia de Winter, met attestatie gekomen van Monnikendam. Of bovengenoemde personen verwant geweest zijn aan de Vroedschappen, van welke ik sprak, kan 1 c (1) Den 2osten November 1723 werd vrouwe Maria Fremeau, weduwe van I. de Winter, benoemd tot moeder ^regentes) van het Weeshuis. , , , „ (2) In de aanteekening van dezen doop heet de vader Frans en komt de naam der moeder niet voor. '0 & T (Brielle), juffr. Eleonora van Stepraet, getrout hebbende Jonchr. Phillips van Schoonhoven, luitenant van den Grave van Hornes, woonende tot Grave (i), ende juffr. Anna van Stepraet, mede jonge juffr. (2), woonende mede alhier (Brielle), alle mondige kinderen ende erfgenamen (3) van wijlen Jhr. Godaert van Stepraet f4)." XL. VAN WALCHEREN. In het jaar 1641 trouwden Isaack Willemsze van Walcheren (5) en Jan Willemsze van Walcheren (Walgeren), beiden jongelieden. Jan trouwde te Utrecht met Nelletge Cornelis van Steen j. d. aldaar met attestatie van 27 Mei, na 12 Mei te Brielle in ondertrouw te zijn opgenomen. Isaack, «kleermaecker," trouwde te 's Gravenhage met attestatie van 19 April, na 3l Maart te Brielle ondertrouwd te zijn, met Anneken Engelbrechts j. d. te 's Gravenhage, ook Anna van Onna (6) genoemd. Deze vrouw (1) Te gelijk met Anna Stipraet werd in i636 op belijdenis te Brielle aangenomen jufvr. Leonora Stipraet (Acta van 3 Januarij). Eleonora schonk haren man te Brielle twee kinderen, Angenes Willemijn en Emmerens Anna, gedoopt 20 Junij 1649, getuigen: Jr. Willem van Stepraet, jufvr. Angenes van Stepraet, Jonkr. Willem Spieringh van Schoonhoven, en jufvr. Johanna van Schoonhoven, toegenaamd Flad. De kerkeraadsacta van 23 Julij i665 vermelden de overkomst van het echtpaar uit Grave. Eene akte ran 26 Junij 1666 noemt Jhr. Philips van Schoonhoven kapitein, in garnizoen te Rammekens. Volgens eene akte van 3 Sept. 1667 was hij toen «uijtlandich ende in slants dienst op zee." Uit eene akte van 3o Oct. 1668 blijkt, dat de «compagnie van Capt. Phillips de Schoonhoven" toen te Brielle in garnizoen was, en uit eene akte van 6 April 1671, dat de kapitein zich toen ophield te Meurs, en dat zijne vrouw nog leefde. In 1667 kwamen, volgens de Acta van 28 Julij, te Brielle met attestatie van Halsteren «Mevr. Anna Deers douagiere van den Capiteijn Willem Wierigh van Schoonhoven" en jufvr. Anna Willemina van Schoonhoven. Blijkens de Acta van 26 Julij 1668 werd op belijdenis aangenomen Johanna Agnes van Schoonhoven. Den 28""1 Julij 1680 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna buiten Den Briel getrouwd Johan van der Knippenburch «hoogschout der stad ende graafschappe Meurs," en Johanna Angnees Maria de Schoonhoven te Brielle. In de Thesaurie-Rekening over 1681—1682, p. 23 verso, is sprake van een jaar interest, betaald aan Charlotte Elizabeth de Schoonhoven, In de Rek. over 1684—1685 leest men daarvoor : »Betaalt Pieter Molewater, voor desen Charlotte Elizabeth van Schoonhoven, een jaer etc." Den 16 April 1755 werd in Den Haag begraven Agneta van Schoonhoven (Familieblad, 1887, t>lz. 33). (2) In 1649 kwam jufvr. Anna Stepraet met attestatie van Vianen te Brielle (Acta van 4 Maart). In de Thes. Rekening over 16G8 1669 vindt men fol. 16 den post: xOntfangen i3 Nov. 1668, uit handen van de weduwe van den Heer Mr. Gillis de Gerbode, voor hooffde van de erffgenamen van juffr. Anna van Stepraet etc." (3) De hier genoemde zusters zijn ook genoemd in eene akte van 26 Junij 1666, welke akte tevens gewaagt van een neef dier zusters van vaders zijde, Vincent Schrijvers, in leven burgemeester "tot Maeseijck, gehuwd met Maria Wijnckens. (4) Van dezen jonkheer vond ik twee broeders vermeld, Frede!an Stepraedt «wonende tot Thoor aen de Maeskant van Ma- seijck (akte van 23 Junij 1644), en Willem van Stepraed, genoemd in eene Procuratie van i3 Maart 1647, in welke procuratie sprake is van «Thoor aen de Maeskant bij Maesdijck." (5) Veelal is hij Isaac van Walcheren of Isa&c Willemsze genoemd. Isaiic Willemsze van Walcheren leest men in eene akte van 8 April 1644. (6) Engelbrecht Adriaensze van Onna, weduwnaar te 's Gravenhage, trouwde 19 Nov. 1641 te Brielle met Barbara Foppe, weduwe van Leendert Gerritsze Meeuwesteijn. In 1643 werd Engelbrecht te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 26 Februarij 1643) werd begraven den i5den Sept. 1654; zij schonk haren man in 1647 een' zoon, Gijsbrecht, gedoopt 17 Nov. 1647, getuigen: jufvr. Van der Meer, Arien Erckenbouth, Grietje van Onna, Nelletje Cornelis. Twee kinderen van Isaiic Willemsze en Anna van Onna werden begraven 10 April i65i en3o Aug.1654. Den 2den Sept. 1657 zijn te Brielle ondertrouwd en vervolgens te Rockanje getrouwd met attestatie van 16 Sept. Isaac van Walcheren, weduwnaar, en Maria (Maijken) Hoochwerf (Hoogwerf, Hoogewerff) j. d. te Brielle. Het echtpaar won: een ongenoemd kind, gedoopt 10 Julij i658, getuigen : Thonis van Hoogewerff en Maria van Hoogewerff. Aechjen, gedoopt 22 Februarij 1660, getuigen : Antonij de Vlieger en Lijsbet Hoochewerff. Isabella, gedoopt I Maart 1662, getuigen: David van Walcheren en Margrieta Noormans. Den i8den Aug. i658 werd een kind van Isaac van Walcheren begraven. Zijne dochter Aechjen, ook Agatha genoemd, is in 1677 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 23 April) en 25 Februarij 1685 aldaar ondertrouwd en daarna buiten Den Briel als j. d. getrouwd met Gerard Hoijerj. m., schout van Zwartewaal; zie op Hoijer. Een grafzerk in het kerkgebouw der Hervormde Gemeente te Zwartewaal vermeldt, dat zij stierf 25 Maart 171:9, oud 60 jaren en 4 maanden. Hare zuster Isabella, in 1680 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Oct.) is 28 Dec. 1692 als j. d. te Brielle ondertrouwd en daarna buiten Den Briel getrouwd met Willem Lakenkoper (Lakenkooper) j. m. Het echtpaar won : Justus, gedoopt 1 Maart 1693, getuige: Cornelia Meeuwesteijn. Maria, gedoopt 2 Sept. i6g5, getuigen: Gerrit Hooijer en Agatha van Walcheren, echtelieden. Josina, gedoopt 14 Mei 1697, getuige: Magdalena Lakenkooper. Isaac, gedoopt 16 Junij 1699, getuigen: Gerhardus Hoijer en Agatha van Walcheren. Willem, gedoopt 21 April 1702, getuigen: Gerard Hoijer, Paulus Laeckenkooper, Agatha van Walcheren. Gerrit, gedoopt 5 Sept. 1704, getuigen: Gerrit Hoijer, Agatha van Walcheren, vervangen door jufvr. «Anna van der Giessen, gesegt Gravius." Een kind van Willem Lakenkoper werd 27 Junij 1694 begraven, zijne vrouw Isabella 18 Januarij 1715. Zie voorts op Lakenkoper. Willem (Wilhelm) van Walcheren, op de lijst der Vroedschappen vermeld sub n°. 99, zal vermoedelijk een zoon zijn geweest van Isaiic Willemsze van Walcheren. In i663 werd Willem op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 26 Julij). Als j. m. is hij 3o Julij 1662 ondertrouwd en daarna met attestatie dd. 16 Aug. te's Gravenhage getrouwd met Margariete Noormans j. d. Deze vrouw schonk hem : Sandrijna, gedoopt i Februarij 1660, getuigen: Martintge van Leeuwen, Lauwerens Dusonet. Catrina, gedoopt 25 November 1661, getuigen : Cornelia van Leeuwen en Pieter van Butten. Everardt, gedoopt l5 Januarij 1664, getuigen: Harman van Leeuwen, Willem Beuckelaer, Josina' en Elisabet van Leeuwen. Cornelia, gedoopt 2 Julij 1666, getuigen: Harman en Lijsbet van Leeuwen. 3°. Meijntje of Menxje Bartels j. d. is 16 Mei 165 1 te Brielle getrouwd met Adolf Evertsze (Eduwaertsze) van Solingen, »soldaet onder de compie. van Capt. van Valkenburg", bij wien zij won : een ongenoemd kind, gedoopt 3 Februarij 1652, getuigen : Jan van Butten, Willem van Butten, Annetje Jans; Eduwaert, gedoopt 17 Mei 1655, getuigen: Josintie Bartels, Gedeon van Leeuwen. Adolf Evertsze van Solingen (1) is 26 September 1655 ondertrouwd en daarna met attestatie van 14 October te Schoonhoven hertrouwd met Cornelia Dorpmans j. d. van Schoonhoven, en 26 Maart 1662 ondertrouwd en met attestatie van 9 April te Nieuwenhoorn hertrouwd met Susanna van Strangeloo j. d. 4. Willem Bartelsze van Butten, dien de lijst der Vroedschappen vermeldt sub n° 121, isalsj.m. | 6 Mei i653 te Brielle getrouwd met Petronella van Helsdingen j. d., die te Brielle ter wereld bracht Barsabe, gedoopt 9 December 1654, getuigen : Bartelt jansz., Annetje Jans, Cornelia Hendricks. In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Pitronella Hendrix. Uit Den Briel verhuisde het echtpaar naar Oudenhoorn. Eene akte van 20 April 1657 noemt Willem van Butten schoolmeester en «collecteur van den impost van de zeep" te Oudenhoorn, en eene akte van 1 October 1657 school; meester en bakker aldaar. Uit de Kerkeraadsacta van 1 Mei i65g blijkt, dat de echtelingen Oudenhoorn weêr voor Den Briel verlieten. Aldaar werd hun een zoon geboren, die 3o September 1661 gedoopt werd, bij welke plechtigheid getuigen waren Johannes van Butten en Tanneken van Leeuwen. Den I9dcn October 1661 werd een kind van Willem van Butten begraven en 23 Februarij i663 stierf de moeder, oud 36 jaren (2). Den 4den December i663 is Willem hertrouwd met Maria van Wouw, ook Maria Jans genoemd, weduwe van Gijsbrecht van den Oven. In onderscheidene akten is van hem sprake (3), en nu komt hij voor als «pachter van de wijnen", dan als pachter van het gemaal en dan (1) Den 6d™ November i65o is Bastiaen Jansze van Solingen, j.m. te Dordrecht, getrouwd met Clara de Valois j. d. te Brielle. Den 2&sten Mej j 692 zijn te Brielle getrouwd Frederik van Oldenburg j. m. en Maritje van Solingen j. d. In 1757 is met attestatie van Delft te Brielle gekomen Pieternelletje van Solingen (Acta van 16 Januarij). (2) Een grafzerk vermeldt zulks evenals den sterfdatum en den leeftijd van Bartel Jansze van Butten en diens huisvrouw. (3) Zoo in akten van 3i Januarij en 12 Julij 1661 en van 20 Augustus 1675. als pachter van de «ronde mate". In 1682 en 169° is hij gekozen tot raad in het college der Magistraten, in 1684, 1686, 1688. 1689, 1693, 1694, 1696, 1699, 1701 en 1702 tot schepen, in 1695 en later tot heemraad (1). Den 29'*-'" Januarij 1704 is hij begraven, zijne weduwe Maria van Wouw 17 September 1 706 (2). Zooals het artikel over Van Walcheren vermeldt, trouwde Geertrui van Butten met Willem van Walcheren en schonk zij dezen man drie kinderen. Met het oog op de doopgetuigen, welke die kinderen en later kleinkinderen van Willem van Walcheren hadden, alsmede op de omstandigheid, dat de eerste zoon van het echtpaar Willem genoemd werd, zal men wel mogen aannemen dat Geertrui eene dochter was van Willem Bartelsze van Butten. Den 2isten Julij i6g3 werd te Brielle gedoopt Elisabeth, dochter van Geertruijd van Butten. Het bericht daarvan vermeldt vader noch getuigen. Dat hier de weduwe van Willem van Walcheren bedoeld is, durf ik niet zeggen. 5°. Pieter van Butten j. m. is i3 Junij i655 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 10 Julij te 's Gravenhage getrouwd met Hillegond (Hilletge) Jans van der Speek j. d. te 's Gravenhage. Het echtpaar won: Barsabee, gedoopt 9 Mei i656, getuigen: Jan van Butten en Annetje Jans. Johannes, gedoopt 2 September 1657, getuigen: Gedeon van Leeuwen en Tanna van Butten. Arien, gedoopt 26 October i658, getuigen: Jacob Bartesse (3) en Josina van Butten. Barsabee, gedoopt 16 October 1662, getuigen: Jan van Butten, Petronella Helsdingh. Twee kinderen van Pieter van Butten werden begraven 21 Februarij 1660 en 2 Augustus 1661. In dat jaar werden de echtgenooten op belijdenis aangenomen (Acta van 4 Maart). In eene aanteekening van i5 December i663 (Bodtboeck, beg. 1660, blz. 174) komt Pieter van Buttens weduwe voor als koopster van het huis van Bartel Jansze van Butten op de «Schoemarct", door diens kinderen en erfgenamen verkocht. Den 7den December 1664 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie te «Nieuland" getrouwd Hubrecht Seilmaecker, weduwnaar (4), en Hillegont Jans van der Speek, weduwe van Pieter van Butten. (1) Ress. Vroedsch. 6 Junij i6g5, 5 Junij 1696, 2 Junij 1698. (2) Maria van Butten was 20 Maart 1663 getuige bij den doop van Cornelis, zoon van Hendrik de Vrij en Maria Isermans, 6 Februarij 1666 bij den doopj van een kind van Arnoldus Bruijnhoven en Jannetje van der Veen, 22 Januarij 1670 bij den doop van Jan, zoon van Claes Willemsze en Ariaentje Jans. (3) Misschien moet hier Johan Baitelsze worden gelezen. Indien er Jacob moet staan, dan ligt het voor de hand om van Bartel Jansze van Butten te zeggen, dat hij nog een zoon Jacob had. (4) Josintie van Butten en Maarten van der Fuijck waren 8 Januarij 1662 getuigen bij den doop van een zoon van Huijbrecht Seijlmaker ; Jan van Butten en Maria Jans 9 Januarij 1667 bij den doop van eene dochter van Huijbrecht Seijlmaker en Hillegondt van der Speek. Volgens de Kerkeraadsacta van 14 April 1771 kwam met attestatie van Delft te Brielle Dingena Leening. Den 3lstcn December 1780 zijn te Brielle ondertrouwd en vervolgens met attestatie dd. 24 Januarij 1781 te 's Gravenhage getrouwd Bartholomeus Linscie van Diemen j. m., geboren te Maastricht, en Dina Leening j. d., geboren te Hellevoetsluis, beiden te Brielle wonende. XLIV. VAN SCHOOR. Pieter Jansze van Schoor, op de lijst der Vroedschappen vermeld sub n°. 22, had misschien tot vader Jan Jansze van Schoor, van wien sprake is in eene resolutie van 3i December i5jg, luidende: Up huijden soe es bij die van den ouden ende nijeuwen gerechte deser stede geordonneert, dat Jan Jansze van Schoor als beschuijtstooter hem zall reguleren vant loon, gelijck Adriaen Thonissoon, zijn voorsaet, genoten heeft etc." Tot schepen werd Pieter Jansze van Schoor gekozen in 1621 en daarna nog 10 maal; tot raad in het College der Magistraten in 1620 en 1624; tot burgemeester in 1626, i63o en i635. Den i3den Februarij 1621 koos men hem tot hoofdman van het St. Jozefsgilde; den isien Junij 1621 tot «ontfanger generael van alle de Godtshuijsen, in plaetse van den burgemeester Willem Allertsze van Couwenhoven, op een tractement van f 3oo jaerlijcx" en nog eenige emolumenten. Als weduwnaar is hij 18 Maart i635 te Brielle ondertrouwd en vervolgens te 's Gravenhage getrouwd met Anna Leijgniers, weduwe van Cornelis Jorisze Vaster, wonende te 'sGravenhage. In de Acta van 3 Mei i635 heet die vrouw Anneken Leniers, elders Anna Leiniers. Uit eene Vroedschapsresolutie van 3 September 1642 blijkt, dat Van Schoor toen overleden was. In de Rekening van den in 1643 geconsenteerden 200slen penning leest men fol. 2. verso: «Pieter Jansze van Schoor es deser werelt overleden ende sijnne erffgenamen werden hijernaer getaxeert tot... Memorie". Eene codicille werd den I4den Maart 1642 door Pieter Jansze van Schoor geteekend, en op den is;cn September 1642 geopend en gelezen. De man is dus tusschen 14 Maart en 1 September 1642 gestorven. Zijne huisvrouw was zijne «geïnstitueerde erffgename"; na haar overlijden moesten de volgende legaten uitgekeerd worden: 3ooo ponden ,,te 40 grooten 't pondt", aan het «aerme weeshuijs"te Brielle (1); 200 ponden aan het «Suijteintsche gasthuijs"; aan het «oude mannen ende vrouwenhuijs (1) De testateur bepaalde, dat van den intrest de weeskinderen «jaerlijcx een vrolijcke maeltijt" moesten hebben op zijn sterfdag. Op de nakoming van die bepaling moest gelet worden door zijne »vrunden, te weten het geslachte van de Bogaerts . eek een somme van 200 ponden"; 400 ponden aan de diakonie der gereformeerde kerk te Brielle (1). Uit eene Magistraatsresolutie van 29 Julij 1673 en eene Vroedschapsresolutie van 21 Mei 1674 blijkt, dat de huisvrouw toen overleden was en de legaten uitgekeerd werden. In 1643 hertrouwde Anna Leiniers met Ds. H. Schulius of Schuilius, en na diens dood met Johan van 's Gravenpolder. Zie wat ik mededeelde in De Navorscher, 1884, blz. 108 —lil (2). XLV. DE MOUCHERON. No. 5g van de Naamlijst der Vroedschappen vermeldt Mr. Mathias of Matheus de Moucheron. In 1641, 1643 en 1645 werd hij benoemd tot schepen; in 1643 tot burgemeester; in 1646 committeerde de Vroedschap hem in de Rekenkamer van Holland (Res. Vroedsch. 16 Januarij 1646), maar 7 Mei 1646 stierf hij. Een extract uit de «testamentaire dispositie van Mr. Mattheeus de Moucheron", dd. 3o October 1645, luidt : «heeft noch lestelijcken gemaect ende gelegateert, sulex hij doet bij desen, aent Weeshuijs deser stede van den Brielle de zomme van 2000 'car. guldens, te 40 grooten vlaems de gulden, aent Weeshuijs, te betalen 5 jaren naer zijn testateurs overlijden ende eerder niet, welcke voorsz. zomme hij testateur wilt ende begeert, dat ten behouve vant voorsz. huijs zal werden beleijt ende verseeckert op goet vast hijpoteecq, ende daervan gemaect sal werden een renteDrien, onlosbaer ende altijt geduijerende." Dat aan het verlangen van den testateur werd voldaan, zegt ons een nog aanwezige losrentebrief dd. 3 Februarij i653. Eene akte van i3 April i632 begint aldus : «Wij, Burgemeesteren, Schepenen ende Raden der stede van den Brijele, oirconden dat voor ons gecompareert es de E. Heere Pijeter van Leijden geseijt Leeuwen, Opperdijckgraeff van den lande van Voorn ende Bailliu deser stede, getrout hebbende joffrou Maria de Moucheron, soo voor hem selven vervangende ende sterek maeckende mitsgaders de rato caverende voor Mathias de Moucheron, sijn huijsvrouwen broeder, kinderen van za: joffrouwe Elisabeth Martijns, die een dochter was van za: Martijn Borwoutsze, welcken Martijn Borwoutsze broeder was van za: Claes Borwoutsze, ende soon van za: Borwout Willemsze ende Margrieta Maertens dr., ende sulex descendenten \an Cl). Zie Res. Mag. 20 Junij 1643. (2) Behalve de aldaar vermelde, ontmoette ik nog een paar personen, genaamd Schul. Den loden Junij 1601 werd te Brielle gedoopt Jan, zoon van Harman Jansze Schul en Lisbeth Jans, getuige. des mans moeder Neeltgen Arents. Blijkens de Acta van 28 Januarij 1672 werden op belijdenis te Brielle aangenomen Maerten van Roeijen en zijne huisvrouw Annetje Jans Schul. t* denselven Barwout (i) Willemsze ende Margrieta Maertens dr., ende in dijer qualite medeerffgenamen ex testamento van s' moeders sijde van za: Mr. Gerardt Duijck de Jode, overleden binnen der stadt Leijden, ende verclaerden geconstitueert ende machtich gemaect te hebben.... Johan van Velsen, notaris ende procureur binnen der stadt Delff, sijnen neve, omme van sijnent wegen, beneffens de vordere erffgenamen van denselven Mr. Gerardt Duijck de Jode, te procederen etc." In de Rekening van den voor i665 geconsenteerden 200sten penning leest men fol. 2 : »Mr. Dirck van Leeuwen, soone van de heer Jonchr. Pieter van Leijden geseijt Leeuwen, overleden bailliu, voor sijn capitael mitsgaders voor de erffenisse van sijn voorsz. vader ende oom Mr. Mathias de Moucheron, t' samen getaxeert op 99000 £, dan alsoo denselven vanhier metterwoon es vertrocken tot Leijden etc." De Kerkeraadsacta van 2 Maart 1628 vermelden de overkomst van »joffr. Maria de Moucheron", huisvrouw van den baljuw van Voorne, uit Den Haag. Kort te voren was zij getrouwd, zie op Van Leeuwen. In de Kerkeraadsacta van 16 Augustus l63o leest men van een legaat van f 100, den armen gemaakt door »de weduwe van Moucheron, schoonmoeder van den Heere Bailliuw". In eene aanteekening van 1606 (Bodtboeck, begonnen i5g8, blz. 142 verso) is sprake van een »hu ijs met de actie van een brouwerie", genaamd »St. Catharijnen Clooster", door de erven van Hans van Nederveen verkocht aan Balthasar de Moucheron (2). Dezen Balthasar vond ik driemaal genoemd in een Register van allerlei akten uit de jaren l6o5 — 1608. Dat Register bevat eerst eene akte, die aan haar hoofd heeft: «Tacxatie van goederen ende gesteenten hijernaer volgende, gedaen bij mij ondergeschreven Johan Sneewater, goutsmidt ende juweelier, woonende in sGravenhaege, op huijden den 4en April 1606 in den Brielle, ter requesitie van Balthasar de Moucheron". Alsdan volgt een lijst van edelgesteenten, ruim 3 bladzijden in folio. Zij maakt o. a. gewag van een «diamant van 122 charat", getaxeerd op 10000 £, van een »diamant van 16 charat", getaxeerdop ruimi6666£, van een «witte robijn van 20 carat", getaxeerd op 1000 £, van een »topas van i3 carat", getaxeerd op 25oo £, van een »topas van drijen l3 carat", getaxeerd op 3ooo £ enz.enz. Na de gezegde akte vindt men in het Register eene andere akte, aan wier hoofd geschreven staat : »Facture van de gesteenten, gecomen uut Oost-Indien, onder het beleijt van den Generael Joris Spilberch, met de schepen tSchaep ende tLam; ende naerdat d'selve andermael zijn oversien ende gesorteert in presentie van joffrouwe Elisabeth van Crompvliet, als procuratie hebbende van haren man Sr. (1) Men zal te lezen hebben Borwout. (2) Zie mijne Bijdrage over het klooster van St. Catharina in Fruins Bijdragen, Reeks III, D. II, blz. i5i en volgg. Balthasar de Moucheron, in date den i5en December i6o5, geassisteert met Sr. Pierre Lijmoine ende haeren substituijt mr. Jan Sneewater, juwelier, die bij de voorn. De Moucheron tot d'voorsz. sorteringe es affgesonden, alsoock ter presentie van Symon Perduijn, voor hem selven ende, soe hij procedeert, Pieter van Hecke, Johan Rademaecker de jonge, Franchois Somermans en Gerard de Bruijn, nomine Pr. van der Hage, als medereeders, alles gelegt in een groote ijsere kiste met drije slooten, daervan den principalen slotel wert bewaert bij den voorn. Perduijn, den tweeden bij Pr. van Hecke, ende den 3en bij den voorn. Spilberch, bij acte van de heeren Magistraten van Middelborch van date den 24™ Junij i6o5." De alsdan volgende opgave van doozen met gesteenten is ruim 6 bladzijden in folio groot. Enkele bladzijden verder bevat het Register eene akte van 3 Augustus 1606, luidende : «Compareerde Matheus de Plancques, woonende tot Rotterdamme, met Anthony de Plancques, zijnnen soone... dewelcke hem hebben geconstitueert borge voor Palamedes Stevens van Luijck, als geobtineert hebbende van schepenen deser stede sententie ten laste van Balthasar de Moucheron, aen den heere Balliu ofte zijnnen stedehouder, omme d'selve costeloos ende schadeloos te bevrijen ende indempneren van alle lasten... die de voorsz. heere balliu ofte zijn stedehouder soude mogen lijden, omme yet geattempteert te hebben jegens het mandament van apel, bij den voorz. de Moucheron opte voorn, sententie geimpetreert, ingevalle zij goetvonden den voorn, de Moucheron tot meerder verseeckertheijt van den voorn. Palamedes op sheeren gevanckenis te doen verseeckeren etc." XL VI. VA NGELLINCKHUIJSEN. Blijkens een nog aanwezige zerk werden in de Groote kerk te Brielle begraven Hendrick van Gellinckhuijsen, gestorven 22 Januarij 1592, en zijne huisvrouw Cornelia Ooms van Wijngaerden, gestorven 26 Januarij 1601. Eene Resolutie van 17 December 1587 luidt : »Up huijden soe hebben mijn heeren die burgemeesters, oudt ende nyeuwe gerechte der stede van den Brijele gebooden ende geordonneert de huijsvrouwe van den Commissaris Gellinckhuijsen de garnizoenen binnen dezer stede te geven hare volle tonne turffs etc." Eene aanteekening van 29 October l588 begint aldus : «Ten zeiven daege soe heeft Gellinckhuijsen, commissaris van de fortressen buijten dezer stede etc." Zoowel in die aanteekening als in de vermelde resolutie is Hendrick van Gellinckhuijsen bedoeld (1). Zooals zijne (1) Den i2den Julij i587 was »de commissaris van de schantzen Gellinchuijsen" getuige bij den doop van Cornelis, kind van Lenert weduwe in 1601 aan de Staten van Holland mede- < deelde, werd haren man omstreeks i587 de ad- i ministratie opgedragen «van den turf, kaeissen ende andere nodige reparatien van de forten buyten den Briele ende binnen die stede" en kreeg zij die administratie na den dood haars mans met consent \an de Staten. Eene resolutie der Brielsche Regeering dd. 14 October 1600 luidt: «Geaccordeert Cornelia van Wijngaerden, als hebbende de administratie van de uytdeelinghe van den turff ende keerssen voor de garnisoenen deser stede, mitsgaders d opsichte van de forten van Cleijburch ende tMeeuwenoort, in plaetse van Jacob Jansze van der Heule za:, heuren adjunct ende medehelper te mogen nemen ende gebruijcken haren soon Daniël van Gellinckhuijsen". In 1601 wendde de weduwe zich tot de Staten van Holland met het verzoek, dat haar zoon Daniël, oud omtrent 27 jaren, »die haer in de voorsz. last ende dienst eenige jaren daerin hadde geassisteert", in hare plaats met de gezegde administratie mocht worden belast. Dat verzoek werd toegestaan en 21 September 1601 deed de zoon den vereischten eed in handen van de Gecommitteerde Raden (1). Daniël van Gellinchuijsen (2), op de lijst der Vroedschappen voorkomende sub n°. 9, deed 12 November i5q8 te Brielle den eed als poorter en werd in i6o5, 1607, 1608, 1610, I6i3, I6i5 en 1618 gekozen tot schepen, in 1620 tot burgemeester. In 1621 trad hij als vroedschap af, dewijl hij den 26st'n Tanuarij van dat jaar, in de plaats van Cornelis Anthonisze van der Wolff (3), die secretaris \an de Tacobsze -glaesmaecker" en Weijntge Mees; en i5 October i58g bij den doop van Abraham, zoon van Egbert Vrericxze snijder en Tanneke lacobs dr. Den 25st"n October i5g2 bij den doop van Jacob zoon van Joris Pietersze en Trijn Simons, waren getuigen Jaco lansze, de weduwe van Gellinchuijsen en Grietje Claes de weduwe van Dr. Daelman. Den i3den November i5g4 bij den doop Van Esaias zoon van Bartelmees Ariensze en Jannetge Pieters, waren getuigen: Lenert Jansze, Lenert Cornelisze, juffr. Gellinchuijsen en lobgen Lenerts. Den igden Februarij i5g5 was juffr. van Gellinchuijsen getuige bij den doop van een kind van Eduwaert Hont en Annetgen lans; den 6den Maart i5g5 bij den doop van een kind van jan Andriesze en Heijltge Pieters. Den 8sten October i5ggi was de weduwe van Gellinchuijsen getuige bij den doop van Maritgne, dc c'iter vau Cornelis Arensze. (x) Res. Holl. ig September 1601, blz. 364. „ b) Eene Resolutie van 6 Julij 1602 luidt: »Es bij mijn E. Heeren een vrede geleijt tusschen Niclaes Meijnertsze ende Daniël van Gellinckhuijsen, dat sij den andren niet en sullen misseggen ofte misdoen met woorden ofte met wercken op peijne van te verbeu- rel?3)llDenndie2denetSeptember i3g8 deed Van der Wolff te Brielle den eed als substituut van den secretaris Jacob de Milde en den 6den Mei i6o5, volgens het boek van Jan Mathijsze, den eed as secretaris van de stad en de weeskamer. In 1621 werd hij benoemd tot secretaris van de Staten van Holland, welke betrekking hij bekleedde tot aan zijn dood in 1640, Ress. Holl. 23 Januarij 1 21, blz 18 12 Maart 1640, blz. ig, 16 Maart 1640 blz. 28. Bij zijn aftreden als secretaris van de gemeente werd hem door de Vroedschap een .vergulde coppe" vereerd, ter waarde van f 218 (Ress. Vroedsch. 19 en 26 Julij 1621). Den 2osten September 1626 vond de Vroedschap goed hem »in recompense van de goede ende menichvuldige diensten, de stadt van den Brielle bewesen sedert den tiit van sijn secretaris ampt van de Staeten, tot een gratuiteyt te vereeren met een paer vergulde schaelen ter waarde van 1S0.of 200 carolus gulden, en aan de Heeren, die ter dagvaart zouden Staten van Holland geworden was, benoemd wera ot secretaris van de stad en de weeskamer, nadat rooraf bepaald was, dat, als , ,yemant uyt den ,'roetschappe Secretaris werde ende dat hij daernae ;ijn secretarisschap quame te verlaten, hij wederomme ;al werden vroetschappe met de eerste vacerende Dlaetse ende gestelt in den graet ende opte plaetse, daer hij te voren stont, ten ware daer wierden senige merckelijcke redenen ter contrarie." Op den dag zijner benoeming tot secretaris deed Daniël den eed volgens ,,het bouck van Jan Mathijsze". Bovendien was hij werkzaam niet alleen als ,,commis van de forten (i), maar ook als apotheker (2). Eene grafzerk zegt ons, dat hij den llden September 1025 gestorven is. Als j. m. is hij I September 1596 getrouwd met Susanna Dammans j. d., ook genoemd Susanna Anthonis, die hem schonk . Heinrick, gedoopt I Junij i5g7, getuigen: Mr. Jacob Barleus rector en de weduwe van Heinrick van Gellinchuijsen. Anthonis, gedoopt i5 October i6o3, getuigen. Tobias Gellinchuijsen en Anna Simons. Jacob, gedoopt 6 October 1604. Cornelia, gedoopt 23 November 1607, getuigen: Dr. Meijs, Machteltge van Coevoerden en Martijntge Maertens. gaan, werd opgedragen het geschenk te koopen; doch het blijk van dankbaarheid werd niet toen, maar eerst later gegeven aan smans dochter Catharina bij haar huwelijk met Mr. Johan Gans, over wien men raadplege mijne Bijdrage over Tromp, blz 82. Eene Resolutie van 26 Maart 1628 luidt : Is geresolveert, dat de vereeringe, dewelcke op den 20 September 1626 was verstaen, dat men van stadts wegen doen soude aen den heere secretaris van der Wolff sal gedaen werden aen sijnne dochter, die met den heere Mr. lohan Gans tegenwoordich gaet trouwen, te weten een paer silv'er vergulde schaelen ende daertoe een oxhooft eyngels dij er op haere bruylofft". Den 2rsU'n Januarij i63o besloot de Vroedschap Van der Wolff te vereeren met »een glas in sijn nieuw getimmerte". Den 24sten Maart 1602 is hij als j. m. te Brielle ondertrouwd en daarna in Den Haag getrouwd met Machtelt van Couverden j d. te s-Gravenhage, bij wie hij won: Anthonis, gedoopt 19 October i6o3; Catharina, gedoopt 20 Februarij i6o5, getuige: juffr. Catharina van Wijngaerden, huisvrouw van den raadsheer Vrancke; Cathariria., gedoopt 25 Februarij 1607. Den 5den November 1606 werd een kind begraven. Den 4den Augustus i63i nam de Brielsche Vroedschap Mr. Anthonis van der Wolff, zoon van den secretaris, aan tot »der stede advocaet". In eene akte van 2g Junij i663 vond ik vermeld .Mr. Anthonij van der Wolf bailliu van der Gouda . Blijkens eene akte van g Mei 1608 betaalde de secretaris Cornelis Anthonisze 36 ponden aan Heijndrick Jansze »in voldoeninge van alle pretentien, die Heijndrick soude mogen hebben opt 4de paert van seecker huijsgen, in de cromstraetsteech tot Delff, achtergelaten 1 bij Marijtgen Cornelis dr. za." Misschien was deze Marijtgen eene zuster van den secretaris. In eene aanteekening van i63o (Bodtboeck, begonnen 1624, blz. 144) is hij vermeld als «erffgenaem van Lijsbeth Thonis dr. sijnne halve suster . — Machtelt van Couverden was 23 Maart i6o3 getuige bij den doop van Aeltge, dochter van Dirck Gerritsze en Commertge Jans Bij den doop van Madalena, dr. van Thomas Willemsze en Abigael Joris, waren getuigen juffrouw van Coevoorden, Jan Pijl en Dirck Gerritsze. In de Thesaurie-rekening over i636—1637 is blz. 42 sprake van »Hi legont Loncx, naergelaeten dochter van juffrou Magdalena van Couverden, geprocreert bij Dirc Loncq. (1) Res. 11 November 1614. (2) Zie o. a. de aanteekening van zijn eerste huwelijk in het Trouwregister. & Den I4den September 1610 werd een kind van Daniël van Gellinchuijsen begraven. Weduwnaar geworden, trouwde hij met Haesgen Jacobs van Riele, die hem schonk Aert en Magdalena. Zie op Van Riele. Dezelfde grafzerk, welke den dood van Daniël vermeldt, leert ons dat Haesge als weduwe van Daniël l3 Januarij l633 gestorven is. Van de genoemde kinderen van Daniël van Gellinchuijsen (1) zal Heinric bedoeld zijn in eene Magistraatsresolutie van g Mei 1626, luidende: »Is bij Franchois Gellinchuijsen, burgemeester-thesaurier, versocht dat de goederen van sijnen cosijn Heijndrick Gellinchuijsen, leggende jegenwoordich ten huijse van Abraham van Braemen, mochten werden gebracht tot sijnen huijse, ten eijnde d'selve behoorlijck mochten werden gebeneficieert, ende daernaer ten behouve van degeenen, die bevonden sullen werden best daertoe gerechticht te sijn, vercocht te werden etc." Den 2Ósti:n Mei 1626 zijn te Brielle getrouwd Maurice de Castilleros en Cornelia van Gellinchuijsen, beiden te Brielle woonachtig. Deze Cornelia zal de dochter van Daniël geweest zijn, welke in 1607 werd gedoopt. De man is ook in eene akte van 27 Maart 1627 De Castilleros genoemd, maar in eene aanteekening van 1627 (Bodtboeck, begonnen 1624, blz. 96) leest men van »Maurice de Castelego, getrout hebbende Cornelia van Gellinchuijsen," kooper van een huis »als toe te behooren plach Haesge Jacobs dr., weduwe wijlen Daniël van Gellinchuijsen". Eene akte van 28 October i63o vermeldt Mauritius de Castellego als »luictenant van de compaingie van capiteijn Guilliame de Pichee (Pisset?)". Wij zullen wel aan familieleden van Maurice hebben te denken, als men leest, dat «jouffrau Maria Castigliego" j. d. ,3 April 1622 te Brielle getrouwd is met «monsieur Jaques Marechal, capitein d'armes van de compagnie van Johan Castigliego", en dat 17 Februarij 1623 gedoopt is Hadriana Magdalena, dochter van Jaques Mareschal en Maria de Castilljego, waarbij getuigen waren Mauritz Castilljego, juffrouw Hadriana Treslong en juffrouw Christina Jans (2); dat in 1621 met attestatie van Nijmegen te Brielle is gekomen «capiteijn Jean Castellejos" (Acta van 6 Mei 1621), dat «capiteijn Castilios" begraven heeft «sijn huijsvrouw" den I9den September 1023, dat in 1643 «capiteijn Johan de Castilleos op 3ooo £ getaxeert" werd (Rekening van den in 1643 geconsenteerden 200stcn penning, fol. 9 verso) (1); dat in 1646 op belijdenis te Brielle is aangenomen Johanna Castiliego j. d. (2); dat 10 October 1660 te Brielle ondertrouwd en daarna te Dordrecht getrouwd zijn Adriaen van der Meulen j. m. te Dordrecht en Cornelia Castiliego (3) j. d. te Brielle; en dat in 1666 getrouwd zijn Eva Castillegos j. d. en Dr. Willem Swinnas, zie op Swinnas. Bij Haesje van Riele kreeg Daniël van Gellinckhuijsen eene dochter Magdalena, die in 1622 gedoopt werd. Waarschijnlijk hebben wij aan deze Magdalena te denken, als wij in de Acta van 2 Julij 1643 lezen, dat met kerkelijke attestatie van Oostvoorne te Brielle kwam Magdalena Gellinchuijsen j. d., en als wij in een Trouwregister vermeld zien, dat Abraham Nolthenius met attestatie dd. 27 November i65o te Oostvoorne trouwde met Magdalena van Gellinchuijsen ]. d., na te Brielle ondertrouwd te zijn den i3den November. Dit echtpaar won: een ongenoemd kind, gedoopt 3o September l65l, getuigen: Aert van Riele burgemeester, Susanna van Gellinckhuijsen. Jacobus, gedoopt 7 Februarij 1654, getuigen: burgemeester Van Riele, Maria van Riele. Sijburchje, gedoopt 25 April l655, getuigen: Cornelis van der Werff, Maria van Riele, huisvrouw van Reinier van der Loeten. Daniël, gedoopt 2 September i657, getuigen: Daniël van Riele en Susanna van Gellinckhuijsen. Johannes, gedoopt 6 October i658, getuigen: Reijnier van der Loeten en Cornelia Nolthenius. Maria, gedoopt 3o April 1661, getuigen: Daniël van Riele, Nicolaas Kouwenhoven en Susanna van Gellinckhuijsen. Henrikus, gedoopt 3o April 1664, getuigen: Aert van Riele burgemeester, juffrouw Anna de Castilleios. Deze kinderen werden door mij met andere bijzonderheden betreffende Nolthenius reeds vermeld in De Navorscher, 1882, blz. 25o en 251, doch zijn hier andermaal opgenoemd, dewijl in de opgave in dat Maandschrift eene misstelling voorkomt (4). Dat in de aanwezige doopregisters niet alle kinde- (1) Daniël van Gellinchuijsen was 22 September i6o3 getuige bij den doop van Bastiaen, zoon van Bastiaen Cornelisze Cock en Neeltge Cornelis; 10 April 1604 bij den doop van een kind van Willem Wesselsze en Maijken Cornelis; 18 September 1607 bij den doop van een kind van Charles Wijckhuijs, schoolmeester. (2) Huisvrouw van den »vendrich van Castellejos , Acta van 6 Mei 1621. (1) De naam van dezen kapitein, die volgens eene Ms. aanteekening van Van Wijn begraven zou zijn in de St. Pieterskerk te Brielle, komt in onderscheidene resoluties van de Brielsche Regeering voor. In Res. 16 Februarij 1618 leest men van den luitenant Johan de Castilios ; in Res. 12 December 1622 van de compagnie van Castelgo ; in Res. 8 April 1623 van «capiteijn Casteljego"; in Res. 3 Junij 1627 van de compagnie van »capt. Johan Castellejos"; in Res. 6 Julij 1627 van het uittrekken van de compagnie van »capt. Joan de Castellios". In het Brielsche Archief berust eene »Aenteijckinge van de namen van de nieuwe aengenomen soldaten tot ver6terckinge van de compaingie van den capt. Johan de Castillegoden 23 Januarij 1621." (2) Den 2den Maart 1649, bij den doop van Susanna, dochter van Pieter de Jongh en Maria de Jongh, was getuige Johanna de Castilloos. (3) In eene nog aanwezige obligatie van 22 April 166S heet zij Cornelia de Castiljeos. C4) In het aangehaalde artikel van De Navorscher is Abraham Nolthenius genoemd secretaris van Rockanje, St. Annen polder en de Strenii'en. In plaats van Streniilen moet er Streuiiten staan. m. .fs ren van Daniël van Gellinckhuijsen (i) opgeteekend zijn, bewijst een Vroedschapsresolutie van 29 NoI vember 1640, waarbij »de ordinaris beurse van I alumnus deser stede in de triviale schole", bij veri trek van Christianus Edmeston naar Leiden, gegund I werd aan »Daniël van Gellinchuijsen, naergelaeten soone van Daniël van Gellinchuijsen, in sijn leven secretaris". Zie ook Ress. Vroedsch. 3o NovemI ber 1641 en 7 Julij 1642 en Res. Mag. 7 Augus! tus 1641. Een broeder van Daniël van Gellinchuijsen was Francois van Gellinchuijsen (2), evenzeer vroedschap, op dé lijst vermeld sub n° 34, zooals blijkt uit Res. 29 November 1646 in dat jaar gestorven. In de dagen van den strijd tusschen de Remonstranten en Contra-remonstranten, behoorde hij tot de laatsten (Res. 3o Januarij 1617). Dat hij evenals zijn broeder apotheker was, leert ons o. a. eene Resolutie van 6 November 1627 (3). In 1627 werd hij gekozen tot thesaurier (Res. 6 December 1627). Als boekhouder van de Groote Kerk komt hij voor in Res. 26 Februarij 1622; als rentmeester van het St. Catharina-convent in de Rekening van het Ziekenhuis over l636 —l638, blz. 5. Op de lijst der schepenen treft men zijn naam 10 maal aan, in 1620 trad hij als zoodanig voor de eerste maal op, in 1641 voor de laatste maal. In 1622, 1627, 1629, i63i, 1633 en 1637 werd hij benoemd tot burgemeester. Den isien Januarij 1634 committeerde de Vroedschap hem voor 2 jaren «int collegie van de gecommitI teerde Raden", met de verplichting het »thesaurier| schap" neèr te leggen. Onder de Vroedschapsresoluties van 8 Mei i636 leest men: »Is goetgevonden, dat men den heer burgemeester Gellinchuijsen bij missive aenschrijven sal, dat hij sijnne cessie int collegie van de heeren gecommitteerde Raden gelieve te continueren, soo lange als tselve met fatsoen kan geschieden ende anders sal wesen gedisponeert". Bij Vroedschapsresolutie van 2 September 1642 werd hij voor 6 jaren benoemd tot raad in de admiraliteit te Rotterdam. Dat hij aldaar, vóórdat zijn diensttijd verstreken was, stierf, zegt ons eene Magistraatsresolutie van 8 December 1646, aanvangende: »Sijn gecommitteert omme haer op woensdag te laten vinden tot Rotterdam int sterfhuijs van den burgemeester Franchois van Gellinchuisen, de heeren Johan Swinnas (4) en Mr. Gillis de Gerbode etc." De overledene won bij Willemtjen Gijsbrechts van der Poth: Cornelia, gedoopt 4 Oc- tober 1619, getuige: Susanna Gijsbrechts. De huis- (1) Misschien was een dochter van hem Annetjcn van Gellinckhuijsen, jongs dochter, in 1621 tot het avondmaal toegelaten, Acta van 3i Dec. 1621. (2) In eene aanteekening van 1602 (Bodtboeck i5g8, blz. 72 verso) is sprake van Daniël van Gellinchuijsen, broeder en voogd van zijn onmondigen broeder Francois van Gellinchuijsen. (3) Zieook Res. 3o Januarij 1621. (4) Deze Johan Swinnas trad in de plaats van Fr. van Gellinchuijsen in 1647 als raad in de admiraliteit op (Res. Holl. 9 Januarij 1647 blz. 8). & vrouw van Francois van Gellinchuijsen werd 24 October i638 te Brielle begraven (1). Hij hertrouwde met Maria (Maeijke) Seroyen (2), die als zijne weduwe in 1647 uit Rotterdam te Brielle terugkeerde (Acta van I Maart 1647) en aldaar 12 September 1660 begraven werd. De genoemde dochter Cornelia zal wel bedoeld zijn in de Iverkeraadsacta van 3o April 1637, vermeldende dat op belijdenis werd aangenomen Cornelia Gellinchuijsen j. d., en in het Trouwregister, hetwelk zegt dat Cornelia van Gellinckhuijsen j. d. 3 November 1637 te Brielle is getrouwd met Joost Verbies j. m. te 's-Gravenhage. Onder de met attestatie ingekomen personen is in de Acta van 2 Julij 1643 genoemd Cornelia van Gellinchuijsen, huisvrouw van Joost Verbies. Te Brielle werd haar man vroedschap, zie op Verbies. Cornelia, weduwe geworden, trouwde 28 Maart l656 met den weduwnaar Henrick Wijntjens (Wijntgens, Wintges), en zij schonk dezen man: Maria, gedoopt 8 October i656, getuigen: Cornelia van Gellinchuijsen (3) en Willemintgen Jans. Jacomintge, gedoopt 10 November i658, getuigen: de secretaris Van Riele en juffr. Maria van Gellinckhuijsen (4). In eene akte van 2 September 1661 komt Cornelia van Gellinchuijsen voor als weduwe van Hendrick Wijntjens en het doodenregister vermeldt, dat zij als weduwe van dien man l5 Februarij 1686 te Brielle begraven is. In eene Vroedschapsresolutie van 10 December 1646 leest men niet alleen van »de weduwe ende erffgenamen van sa: Franchois van Gellinchuijsen", maar ook van »de voorsz. weduwe ende kinderen", en uit eene Magistraatsresolutie van 21 December 1647 blijkt, dat Francois twee dochters naliet. Op de verklaring van Joost Verbies, »als getrout hebbende Cornelia van Gellinchuijsen, naergelaten doehter van Franchois van Gellinchuijsen", dat hij »den boedel, bij den voorn. Franchois metter doot geruijmpt ende naergelaten", abandonneerde en repudieerde «tot behouff van de gemeene crediteuren", volgt in die resolutie deze aanteekening: uwelcke verclaeringhe ende abbandonatie mede in persoone es gedaen bij de weduwe van den voorsz. (Franchois) Gellinchuijsen, soo voor haer selven als haer onmondich weeskint". Dat weeskind zal genoemd zijn in eene Vroedschapsresolutie van 22 November 1648, welke aldus aanvangt: »Gedelibereert sijnde opt versouck van den burgemeester Sijmon van der Poth, gedaen van wegen sijnne nichte, (1) Van Willemtge Gijsbrechts dr. vond ik nog gewaagd in eene akte van i3 September 1627. (2) Maike Serojen werd in 1627 °P belijdenis aangenomen (Acta van 4 November). Den 27sten Februarij 1654 was Maijken Seroijen getuige bij den doop van een kind van Daniël van Riele. (3J Aldus leest men in het doopregister. Gelijk zoo vaak, is ook hier eene verkeerde opgave. De als getuige vermelde Cornelia was de moeder. (4) Den 29sten December 1649 was Maria van Gellinchuijsen getuige bij den doop van Elisabeth, dochter van Petrus Magerus. Jacobmina van Gellinchuijsen, dochter van wijlen den burgemeester Franehois van Gellinchuijsen etc." Het is wel mogelijk dat Hendrick van Gellinckhuijsen meer kinderen kreeg dan de genoemde zonen Daniël en Fran^ois. Den 7den November 1593 werd gedoopt Henrick, zoon van Joris Mota en Jannetge Heinrix, getuige: jufïr. Van Gellinckhuijsen. Den 27sten September l5g5 werd gedoopt Hendrick, zoon van Mr. Simon Gillisze chirurgijn (i) en Nelletgen Hendricks, getuigen: Mr. Adriaen van Rotterdam, Allert Jacobsze, de rentmeester Willem Gans, Daniël Gellinckhuijsen, Aechte Jans. Wanneer men de getuigen nagaat, is er wel eenige grond om in deze Jannetge en Nelletge, ook Neeltge genaamd, dochters van Hendrick van Gellinckhuijsen te zien en ik wil daarom ook de andere kinderen van de gezegde echtparen hier vermelden. Van Joris Mota (2) en Jannetge Hendricks staan nog geboekt; Willem, gedoopt 29 November i5gö, getuigen: Gerritge Jooris, Susanneke Dammans, Jooris Simonsze; Machtelt, gedoopt 11 November l5g8. Van Mr. Simon en Nelletgen of Neeltgen: Grietge, gedoopt 3 Februarij l588, getuigen: Dr. Majoranus medicus, Willem Lenertsze, Maritge Jans; Witte, gedoopt 1 October i58g, getuigen: Adriaen Lenaertsze, Anna Sijmons dr. en Arintge Jans; Gillis, gedoopt 20 October l5gi, getuigen: Willem Toenisze, Bartelmeus apotheker, Cornelis Jacobsze, Trijn Simons en Fijtge Maertens; Maritge, gedoopt i3 October i5g3 (3), getuigen: Mr. Joost Alblas, Jacob Cornelisze Muijs, Pieter Fransze, de huisvrouw van Claes Reijersze; Hendrick, gedoopt 4 Februarij 1598, getuigen: Pieter Cornelisze, schout, Pieter Maenezee, Reijer Jansze »lijndrayer", Clara Hendrix; Leentge, gedoopt 16 April 1600, getuigen: Jacob de Milde, secretaris, Nelletge Hendricks van Rotterdam, Leentge Willems; Helena, gedoopt 10 Februarij 1602, getuigen: Claes Reijersze, Jacob Alblas, Lijsbeth Aerts. Den 2isten Augustus i6o5 is Mr. Sijmon Gillisze, weduwnaar, hertrouwd met Marijtgen Jacobs j. d. Als kinderen van Hendrick van Gellinchuijsen kunnen nog andere personen in aanmerking komen. Eene resolutie van 17 April 1621 spreekt van de weduwe van Claes Gellinchuijsen. — Den 6den Mei 1607 waren bij den doop van Cornelis, zoon van Tacob Ambrosius en Tobge Cornelis dr., getuigen: Cornelis Roelantsze, Michiel Arentsze, Lambrecht Cornelisze en Susanna Gellinckhuijsen. — Als n°. 8 op de lijst der predikanten van de Hervormde Gemeente te Middelharnis heeft B. Boers, in zijne (1) Den 3isten December 1604 werd te Brielle begraven de moeder van Mr. Sijmon Gillisze. (2) Bij den doop van Jan, zoon van Joris Lenaertsze (Mota), 19 April i5g3, waren getuigen: Jacob Jansze van Velsen, Joris Willemsze Mota en Maritge Jacobs, huisvrouw van Gerrit Nastelraet. Met den in den tekst genoemden Joris Mota zal Joris Willemsze Mota bedoeld zijn. (3) In de aanteekening van dezen doop is de vader genoemd Mr. Simon Melisze. m — Beschrijving van Gocdetccdc cu Ovcvflcikkcc, op blz. 284, geplaatst: »Tobias Gelinkhuizen of Collinkhuizen 1609—1611. Beroepen van Waarden. Vertrokken naar Woerden". De hier bedoelde predikant heette Tobias van Gellinchuijsen (i): aldus schreef hij zelf zijnen naam. In 1609, nadat er eene predikantsvacature te Middelharnis ontstaan was, weid er in de Classikale vergadering, 26 Januarij te Brielle gehouden, besloten met genoemden leeraar, die te Brielle verwacht werd, te spreken over de bediening van Middelharnis. Het resultaat was, dat de man het beroep naar die gemeente aannam. In de vergadering van l3 Julij 1609 werd hij, na lezing van de door hem ingeleverde attestaties »soo van de kereke als van de Classe van Woerden" (2) als lid der Classe aangenomen. In 1611 kwam er bij de Classe een verzoek in van de burgerlijke en kerkelijke overheden te Middelharnis, om Gellinchuijsen, die beroepen was te Hazerswoude en te Middelharnis «goede stichtinge" deed, niet naar Hazerswoude te laten trekken; aan dat verzoek werd gehoor gegeven, maar nog in hetzelfde jaar werd Gellinchuijsen met goed gevolg te Woerden beroepen. Kort vóórdat hij het beroep derwaarts ontving, diende een kleermaker van Middelharnis eene aanklacht in tegen \ an Gellinckhuijsen wegens onzuiverheid in de leer. Hij zou, volgens den kleermaker, »geleert hebben het tgene met Godts Woort ende de leere, die tot noch toe in de kereken geleert is, soude strijden" (Acta j Classis 3l Mei 1611). — Eene akte van 22 Januarij j 1637 noemt Simon Gijsbrechtsze (van der Poth) en Mr. Johan van Gellinchuijsen, woonachtig te Haarlem, als borgen voor Franehois van Gellinchuijsen in diens kwaliteit als ontvanger van de » Reguliere ende conventuale goederen", en in de Thesaurie-Rekening over 1626—1627 vindt men fol. Sj den post: »Betaelt aen Franehois van Gellinchuijsen voor ende ten behouve van Mr. Jan van Gellinchuijsen, woonende tot Haerlem, over een jaer interest van 2000 ponden etc." Hendrick van Gellinckhuijsen kan van één of meer dezer vier personen de vader, maar hun vader kan ook een broeder van Hendrick geweest zijn. Dat hij ten minste één broeder gehad heeft, is mij gebleken uit eene akte van 16 November 1625, luidende: »Wij Burghemeesteren, Schepenen ende Raden der stede van den Briele doen cont.... dat wij ons hebben geconstitueert.... tot cautionnarissen.... voor Franehois van Gellinchuijsen ende naementlijck voor de lichtinge ende opbeuringe van alle alsulcke erffenisse.... als den voorn. Gellinchuijsen mitsgaders de weduwe ende kinderen van za: Daniël van Gellinchuijsen, in sijn leven secretaris, tsamen door de doot ende overlijden van wijlen Elisabeth van Gellinchuijsen, des voorn. Franehois ende Daniël van (1) Zie over hem Res. Holl. 7 Mei i6o3, blz. 143. (3) Bij Boers zal t. a. p. in plaats van Waarden moeten gelezen worden Woerden. Gellinchuijsens ooms dochter, in haei leven weduwe van Pieter Lomp, gestorven sijnde binnen de stadt van Uijtreght, achter Sincte Peters aldaer, is opgecomen ende aenbestorven binnen de stadt Groeningen etc." In eene akte van i3 September 1627 wordt deze Elisabeth genoemd «weduwe van Joncheer Pietej> Lomp . Een broeder van Hendrick kan bedoeld zijn in het" Trouwregister, hetwelk bericht dat den 25sten Mei i6o3 getrouwd zijn Aren Pietersze j. m. en Maritge Jacobs Venlo, weduwe wijlen Jan van Gellinchuijsen. Zonder iets met zekerheid over het vaderschap te kunnen zeggen, vermeld ik nog 3 leden van het geslacht Van Gellinckhuijsen. In 1643 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Jacomina Gellinckhuijsen j. d. (Acta van 23 April 1643). De Acta van I Maart 1647 vermelden de komst van «Jaquemijntjen van Gellickhuisen j. d." met attestatie van Rotterdam. Die van 4 Mei l65l noemen Jacomijna Gellinchuisen, gekomen met attestatie van 's-Hertogenbosch. De Acta van 3i October 1647 deelen mede dat Susannetje Gellinckhuijsen met attestatie van Rotterdam te Brielle kwam. Blijkens eene akte van 29 Junij 1663 woonde juffr. Susanna van Gellinchuijsen toen nog te Brielle, en bij den doop van meer dan één kind van Abraham Nolthenius en Magdalena van Gellinchuijsen was zij getuige (zie boven). De Thesaurie-Rekening over 1666 —1667 heeft den'volgenden post: «Betaelt Susanna van Gellinchuisens erffgenamen een jaer intress etc." In 1661 werd volgens de Acta van 29 December te Brielle op belijdenis aangenomen Henrick Gellinckhuisen. De Brielsche Magistraten admitteerden 17 Februarij i663 Henricus van Gellinchuijsen als notaris en procureur te Brielle. Volgens de Acta van 26 April 166 3 kwam hij aldaar met attestatie van Dordrecht. J • XLVII. MEIJS. Dr. Jan Jacobsze Meijs, n°. 14 op de lijst der Vroedschappen, en in 1618 voor de eerste en laatste maal opgetreden als schepen, werd in l6o5 benoemd tot stadsdoctor. Eene -Resolutie van 21 Junij i6o5 luidt: »Up huijden soe hebben mijn Heeren aenge- nomen Jan Jacobsze Meijs, doe : in de medecijnen, tot ordinaris doe: deser stede, onder conditie dat denselven sal hebben ende genijeten voor elcke visitatie vijer st. ende sal hem voorts tot gagie worden betaelt de somma van 240 guldens, te betalen alle vijerendeel jaers een vijerde paert, te weten dat hij zijnne gagie sal ontfangen 100 guld. van den burgemeester-tresaurier, 100 guld. van den ontfanger 'ommersteijn ende de resterende 40 guld. van Jan "raen, ontfanger van de arme middelen— mitz dat lij den armen ende onvermogenden om Godtswille inde voor nijet sal dienen; ende sal den voorsz. doe : :ijn wachtvrij, ende soe wanneer hij selffs sal huijsïouden ende menageren, sal oock vrij zijn van stats vijn ende bijerexcijns. Ende es dese aenneminge bij >rovisie voor den tijt van twee jaeren, binnen welccen tijt de stadt ende den doe: den anderen sullen seprouven, ende soe zij malcanderen wilden veriaeten, sullen den anderen een vijerendeel jaers te vooren vaerschouwen". In 1607 werd hij »gecontinueert", net deze bepaling »dat hij sal gaen op alsulcken apo:eecq als de luiden hem belasten" (Res. 6 Junij 1607). Op zijn verzoek werd hij in 1609 weder «gecontinueert" en bij de condities werd gevoegd: »mitz dat hij hem soo weijnich uijt der stadt sal absenteren, als mogel: sal sijn, ende met consent van den burgemeester" (Res. 25 Mei 1609). Bij resolutie van 18 Maart 1619 werd zijn tractement met f. 100 verhoogd, maar in 1620 werd het wegens het vertrek van Dr. Swinnas weer teruggebracht op f. 240 (Ress. 18 April 1620, 28 April 1621). Als boekhouder van de St. Catharina-kerk fungeerde hij een korten tijd (Ress. 20 April en 17 Augustus 1619, 14 Augustus 1621). In de Rekening van de St. Catharina-kerk over 1621 1622 leest men onder de ontvangsten, fol. 3 verso en 4: »Van Maertge Pieters wed®. Sr. Docter Meijs over de sepultuire van haer man, die begraven lis den loen dito (Februarij 1622) etc". Wie zijne ouders waren, leert ons het in 1609 begonnen Bodtboeck, dat blz. 4 spreekt van een erf »als Neeltgen Jans wede. wijlen Jacob Matheeusze Meijs sa: vercoft heeft". In margine staat: »den 7en Novemb. 1609 bij Willem Danielsze gesubstitueert van Jan Jacobsze Meijs, procuratie hebbende van sijn moeder . Blijkens eene aanteekening, in 1606 geschreven (Bodtboeck, begonnen 15g8, blz. 140) was Jacob Matheusze Meijs toen nog in leven. Dat en met wien de weduwe van Dr. Jan Meijs hertrouwde, zegt ons blz. 291 verso van het in 1624 begonnen Bodtboeck, welke eene aanteekening heeft van i636, aldus beginnende. i)Alsulcken huijsende erve.... als Nicolaes van Elger, woonende tot Schoonhoven, getrout hebbende Maertge Pieters dr. weduwe wijlen Johan Meijs, in sijn leven doctor medicine" etc. Het doopregister van het jaar 1607 vermeldt Dr. Jan Meijs alleen als getuige (1), het register van 1619 als vader. Den I7den Februarij 1619 werd gedoopt Pieter, zoon van «Docter Jan Meijs" en «Maritjen Pieters dr.", getuigen. Daniël van Gellinckhuijsen, Hilletje Jacobs en Theuntjen Theunis dr. (1) Den 29sten Augustus 1607 waren bij den doop van Marijtge, dochter van Willem Anthonisze en Gerritge Pieters, getuigen: Jan Jacobsze Meijs, Haesge Jacobs dr., Neeltge Anens. Den 23sten November 1607 was Dr. Meijs getuige bij den doop van een kind van Daniël van Gellinchuijsen, zie op dezen. »v In de Rekening van den in 1025 geconsenteerden 2oosten penning treft men fol. 4 verso dezen post aan : »de dochters van Jacob Matheeusze ende tweeskint van Jan Meijs 8000 £ 40 £" (1). Een akte van 7 Februarij l638 begint aldus : «Compareerde voor Schepenen der stede van den Briele Hilletgen Jacobs dr. Meijs ende Magdaleentgen Jacobs dr. Meijs, jonge dochteren, moeijen ende bloetvoochdessen van Jacob Meijs, naergelaten soone van wijlen doctor Johan Meijs ende Maertgen Pieters Loos dr. (2), mitsgaders mede Joorden Gillisze ende Corstiaen Gillisze, kinderen van Idetgen Meijs, ende sulcx naeste neven ende mede bloetvoochden van den voorsz. Jacob Meijs, ende hebben in dijer qualiteijt ge- constitueert Maertgen Jacobs dr. Meijs, haer- luijder comparanten suster ende moeije respective, spetialycken omme haer te vervougen tot Schoonhoven in den sterffhuijse van de voorsz. Maertgen Pieters Loos dr., ende aldaer met de vrunden ofte erftgenamen van wijlen Nicolaes van Elger, naesaet van den voorsz. doctor Johan Meijs, te procederen tot scheijdinge van de goederen, naer luijt ende innehouden van de huwelijcxe voorwaerden tusschen den voorsz. Nicolaes van Elger ende Maertghen Pieters dr. voor het aengaen van haerluijder huwelijck gemaect, in date den 6en Junij i633." In het Bodtboeck, begonnen 1641, komt blz. 491 eene aanteekening voor van een huis »als Hilletje Jacobs Meijs gepossideert heeft ende alsnu bij haere erfgenamen vercoft is." In margine staat : »Geaccordeert ofte gifte gegeven den 1 Februarij i653 bij Jorden Gillisze" (3). Eene attestatie van 25 Julij l65i vangt aldus aan : «Compareerde Leentge Jacobs dr., wedL. van Jacob Heijndricxe Schrijver, Hilletge Jacobs Meijs out 78 jaeren ende Maertge Jacobs Meijs out 71 jaeren, alle woonende binnen deser voorsz. stede etc." In het laatst aangehaalde Bodtboeck vindt men blz. 685 eene aanteekening van l658, welke aldus begint : »Alsulcken huijs ende erve, genaemt de roode Gans, als Roelant Meeuwesteijn van wegen Johan Meijs, erfgenaem ab intestato, nevens \ da Meijs sijne suster, van de dochters van Jacob (1) Ook in de Rekening van den in 1643 geconsenteerden 20osten penning komt fol. 4 de post voor: ,, de dochters van Jacob Matheusze ende tweeskint van doctor Johan Meijs voor haer capitael 6000 £ etc." (2) Hieruit blijkt dat Dr. Johan Meijs ten minste twee kinderen won; de 17 Febr. 1619 gedoopte Pieter schijnt vroeg gestorven te zijn. (3 Zie ook blz. 498 van hetzelfde boek. Den 25sten Januarij x 653 accordeerden de Magistraten aan de erfgenamen van Hilletgen Jacobs Meijs ,,erffhuijs" te mogen houden. Matheusze Meijs mette rechten deser stede innegewonnen heeft etc." De Rekening van den voor i665 geconsenteerden 20os,en penning heeft fol. 28 dezen post: ,,de kinderen ende erfgenamen van Corstiaen Gillisze Meijs op nooo£, als te weten: Willem de Jongh ende Leendert de Jongh, beijde overgeschreven op Rotterdam, ijder met 1000 £; item Doc.r. ]oan Mens als getrout hebbende Maria de Jongh, overgeschreven op Sevenhuijsen onder Rotterdam voorsz., met 3ooo £ (i); noch Johan du Boijs, als getrout hebbende Ida Meijs, vertrocken en overgeschreven op der Gouda, met gelijcke 3ooo £; ende comt alhier over de resterende 3ooo £ tot laste van Johan Meijs i5 £." Den i2den Mei 1684 werd de vrouw van Johan Meijs te Brielle begraven, hij zelf 3o Nov. 1692 (2). Den i8den November i653 zijn te Brielle getrouwd Ida Meijs j. d. en Jan du Bois j. m. van Schiedam. Eene akte van 6 October 1668 noemt juflr. Yda Meijs wedü. van den commissaris Johan du Boijs, en Joris van Eeckeren, notaris en procureur, beiden wonende te Brielle, als borgen voor de erfgenamen van Elsje Wessels, in leven weduwe van Cornelis Harmansze van Leeuwen. De weduwe ontmoette ik nog in het Kohier Aan den in 1669 geconsenteerden 200sten penning fol. 20 en in eene akte van i5 Oct. 1669. johan en Ida Meijs waren, zooals is medegedeeld, erfgenamen van Corstiaen Gillisze Meijs. In akten van 26 November 1646 en 28 Nov. i65o komt deze Corstiaen voor als Schout van Rockanje; in aanteekeningen van 1648 en 1649 (3) als testamentaire voogd van juffr. Alida Tromp, nagelaten weeskind van Aeltgen Jacobs Arckenbout (4); in eene aanteekening van 1649 als testamentaire voogd van het weeskind van Cornelletje Thomas (5); in eene akte van 10 Mei i65i als administreerende voogd van Arv Pietersze Clooster, nagelaten (1) Den 8sten Aug, i656 zijn te Brielle getrouwd Dr. Joan Mensch j. m. en Maria de Jongh j. d. In eene aanteekening van 1662 (Bodtboeck, begonnen 1660, blz. 97) leest men van een huis als »Dr. Joan van Ments in huijwelijck hebbende Maria Leenders de Jongh daer bij erffenisse van haer moeder, de wed0, van Corstiaen Gillisze Meijs, aengecomen is." (2) Eene akte vang Jan. 1668 luidt: „Compareerde Johan Meijs ende Franck Gerritsze van der Velde, woonende binnen deser stede (Brielle), soo voor haer selven ende bij desen vervangende Jan Cornelisze Copper, woonende tot Swartewael, te samen testamentaire voochden over de erffgenamen van Diewertje Jochums in haer leven wed0, van Abraham Smit etc." — In het Bodtboeck, begonnen 1660, komt Johan Meijs op blz. 33 voor in vereeniging met Johan du Bois, en op blz. 223 staat hij geboekt in eene aanteekening van i665 als kooper van een »seste part in de oude meestoove" te Brielle, laatstelijk in bezit van „Dr. Joan van Ments, woonende tot Sevenhuisen." (3) Bodtboeck, begonnen 1641, blzz. 327, 33o, 349. (4") Zie over die dochter van Tromp mijne Bijdrage over den zeeheld, blz. 7. (5) Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 341. $ wees van Pieter Corstiaensze Cloostei (i) cn Anaentge Jacobs dr. Blijkens eene akte van i5 Dec. i65o bleef hij met Jan Adriaensze de Vogel, penningmeester van de »generale dijckagie van \ oorne , borg voor Cornelis de Jongh, secretaris van Roc• kanje. Den 20s,en Mei 1654 werd de weduwe van Corstiaen Gillisze Meijs te Brielle dooi haie kinderen en erfgenamen begraven. Hoe zij heette, leert ons het Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 549, waar men geschreven vindt van een »sevende part in de nieuwe meestove" te Brielle, laatst in bezit van »Neeltje Cornelis, lest wed®, van Coistiaen Meijs." In hetzelfde boek vindt men blz. 636 eene aanteekening van i657, beginnende : »Alsulcken huijs ende erve als Joorden Gillisze Meijs soo voor hem selven ende als oom ende bloetvoocht van de kinderen van Corstiaen Gillisze Meijs metten rechte deser stede ingewonnen heeft." Joorden Gillisze Meijs leefde daarna niet lang. ! Eene aanteekening van 2 Februarij l658 spreekt van een huis met »servituijten als Joorden Gillisze Meijs tselve in sijn leven lest gepossideert heeft (Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 665). In de Rekening van den in i665 geconsenteerden 200s,en penning treft men fol. 42 verso dezen post aan : Joorden Gillisze Meijs op 2000 £, dan alsoo denselven insolvent overleden es, als blijct bij de Rekeninge van den ioooen penn. l655 fol. 20 verso.... memorie." XLVIII. GHIJS. Mr. Nicolaas Ghijs vermeldt de Naamlijst der Vroedschappen sub n°. 149* In 1713, I7i4en 1717 werd hij benoemd tot schepen, in 1716 tot burge- ... /—* , . O J1 ,1 Ui « 4-/s X)1 /-> 11 ft meester. Den 23MC" bept. 1700 ueeu mj ic den eed als poorter. De Kerkeraadsacta van 17 April 1712 berichten de overkomst van Mevrouw Antonia Pieterson, huisvrouw van den heer Gijs, pensionaris, met kerkelijke attestatie uit s Gra\enhage. Mr. Ghijs werd pensionaris van Den Bnel in 1708 (2); toen hij den l3den Maart 1713 totvroedschap gekozen was, deed hij overeenkomstig de hem gestelde voorwaarde van het «pensionaiisschap" afstand. In 1718 verliet hij Den Bnel voor Den Haag wegens zijne benoeming tot raadsheer in het hof van Holland; (3). In 1717 werd Ghijs met 3 andere heeren te Brielle gekozen tot thesaurier, maar bij de uitkomst bleek, dat hij geen financier was. Reeds in Den Haag gevestigd zijnde, moest hij als burgemeester-thesaurier, welke betrek king hij van I Oct. 1716 tot I Oct. 1717 bekleedde, nog rekening doen, en toen de rekening opgemaakt was, was er een te kort van circa f. 4000. Door afstand te doen van een deel zijns tractements als raadsheer, werd het te kort na lang dralen door Ghijs gebracht op circa f. 3ooo, maar geheel mocht hij zelf de schuld niet afdoen. Toen de zaak in handen gegeven was van een Haagschen advocaat, inde Resoluties derBrielscheRegeering Clooterbroek (Clotterbooke) genaamd, stierf de raadsheer. Eene Vroedschapsresolutie van 6 December 1722 spreekt van Hester Antonia Pieterson, weduwe van wijlen Mr. Nicolaes Ghijs, en uit genoemde en latere resoluties blijkt, dat de weduwe door het wanbeheer van haren echtgenoot nog met onaangename dingen moest lastig worden gevallen (1). Jacoba Elisabeth Ghijs, echtgenoote van Francis Greenwood, staat als doopgetuige geboekt, zie op Van Berchem. XLIX. WELHOUCK. In de Thesaurie-Rekening over i6i3 —1614 leest men fol. 33 dezen post: «Betaelt Cornelis van Santen als rentmeester van de onmondige kinderen van Cornelis Cornelisze van Welhouck over een jaer intrest etc." Denzelfden post vindt men in andere Rekeningen. In die over 1624—1625 en 1626—1627 begint de post aldus: »Betaelt aen de voochden van de kinderen van Cornelis Cornelisze W elhouck etc." Op de Rekening over 1626—1627 volgt die welke loopt over 1636—1637 en volgens deze Rekening, fol. 43 verso, werd dezelfde interest uitbetaald aan »de naesaet van Jacob van der Vorst nomine uxoris." In 1607 zijn te Delft getrouwd Aechgen Cornelis van Welhouck j.d. aldaar en Cornelis Hartichvelt, zie op Hartigvelt ; te Rotterdam in 1624 Aefjen Welhoucx wed®. Eeuwout van der Horst aldaar en Willem van Couwenhoven, zie op Van Couwenhoven. De Kerkeraads acta van 2 Mei 1624 berichten de komst van Hugo Welhoeck en Petronella van Galen, ziin huisvrouw (2), met kerkelijke attestatie van Delft. _ - — v TXT 11 1 J Den 6dcn Juli] 1624 deed Hugo van v\ emoeciv ie Brielle den eed als poorter. In Res. 11 Januarij i625 komt hij voor als diaken; in Ress. Mag. 7 April i63i en 23 Oct. i632 als boekhouder van »den (1) Als testamentaire voogd van dezen Arij komt hij ook voor in eene akte van 19 April i652 en hij heet daar Christiaen in plaats van Corstiaen. (2) Res. Vroedsch. 23 Sept. 1708. (3) Res. Vroedsch. 14 Maart 171S. d) Men kan over de zaak raadplegen Ress. Vroedsch. 12 Sept. en 24 Oct., 5, 19, 21 en 26 Dec. 1718, 2 Januarij, i3 en 27 Maart 1719, 24 Maart, 3o Junij, 14 Julij.n Aug., 14 Sept., 4, 6, 10 en 24 Dec. 1721, 4 en 12 Jan., 2 Febr., 9 Maart, 6 Dec. 1722, 8 Oct., 3o November 1723, 8 Aug., 24 Sept. 1725, 26 Mei, 20 Junij 1726. (2) Elders heet die vrouw Gael. m. I m H. Geest te Maerlant." In 1632 werd hij gekozen tot vroedschap (zie hem sub n° 45), in 1627, 1628, i63i en i635 tot schepen, in 1634 en i636 tot raad in het College der Magistraten, in i635 tot burgemeester. Den 5den Januarij i638 werd hij te Brielle begraven. Eene aanteekening van 1664 (Bodtboeck, begonnen 1660, blz. 192) gewaagt van een boomgaard laatstelijk in 't bezit van »juffr. Petronella Gael,' in haer leven wede. van d ' heer Huigo Welhouck" en alsnu door hare »collatraele eiflgenamen verkocht aan Govert du Bois »commissaris van de recherge." (i) Eene Magistraatsresolutie van 10 Mei 1664 vermeldt de ontvangst van twee legaten van juffr. Petronella Welhoucx, één van 600 £ ten behoeve van het Weeshuis en één van 400 £ ten behoeve van het Oude Vrouwenhuis te Brielle. In de Rekening van den voor i665 geconsenteerden 200Sten penning leest men fol. 46 verso: »de weduwe van Huijgo Welhouck op 40000 £, dan alsoo deselve es overleden ende op haer erfgenamen, tot Leijden woonachtich, overgeschreven etc." 'in de Thesaurie-Rekening over 1666—1667 staat fol. 46 verso de post: »Betaelt Mr. Gernt van Vredenburch, eertijts Petronella Welhoucks een jaer intress van 800 £ etc. Volgens de Kerkeraadsacta Min 8 Sept. 1644 werd toen op belijdenis aangenomen Agatha Welhoecx j. d. Deze dochter van Hugo overleefde hare moeder niet. Eene Magistraatsresolutie van 2 Dec. 1645 luidt: ,,Opte notificatie, gedaen bij den burgemeester Almonde, hoe dat hem als thesaurier deser stede bij jouffr. Petronelle Welhoucx was ter hant gestelt de somme van 160 £, omme daervan te maecken rentebrieff tot last van de stadt, ten behouve vant Oude Vrouwenhuijs, o\er seecker legaet, bij Agatha Welhoucx, haere dochter, t' selve Vrouwenhuijs gemaect, omme daervooren ten behouve van de oude vrouwen jaerlijcx op haer sterffdach, wesende den 3octl October, gecocht ende genoten te werden een hal ft schaep, een kinnetgen goet bijer ende anders, volgens de maeckinge daeivan sijnde: es verstaen t' voorsz. huijs bij de voorsz. maeckinghe niet gebeneficieert, maei veel meer belast te sijn, ende dienvolgende goet gevonden de voorsz. juffr. Welhoucx te refereren, dat mijnne heeren t' voorsz. legaet metten voorsz. (1) In margine staat: ,,Gifte gegeven bij Claes Jansze van Tol, schipper van Leijden, uit cracht van sijn spetiale procuratie, gepasseert voor den notaris Willem van Vredenburch tot Leijden, in dato den 6 Junij 1664, bij Jan Gael ende Arm.na (?i Gael, wed . van Mr. Corn. van Schilperoort, bijde erffgenamen, den 9 l66, - in de Thesaurie-Rekening over i65i—1652 leest men onder het hoofd «uitgeven van lijffrenten,,juffr. Petronella Gael, wed' van den burgemeester Welhouck, een jaer rente van 5o ponden ten lijve van Cornelia van Schilperoort etc.; deselve een jaer rente ten lijve van Nicolaes ende Gerrit Gael, ijder van 25 ponden, dan alsoo Gerrit Gael is overleden etc. Ook in latere Rekeningen komen deze lijfrenten voor en als moeder van Cornelia van Schilperoort is daar genoemd Emmerentia Gael, van Gerrit o Gerard Gael juffr. Berckel. last niet en connen accepteren, als alleenlijck uutkeerende de jaerlijcxe renten vant voorsz. capitael, sonder int verder te willen sijn gehouden." In de Thesaurie-Rekening over i65i —i652 komt lol. 42 de post voor: »Betaelt juff. Petronella Welhouck over den intresse van 160 ii capitael, bij testamente van haer dochter d'ouden vrouwen int hol gemaect etc." Hierboven is medegedeeld een post, voorkomende fol. 46 verso in de Rekening \an den voor i665 geconsenteerden 20os,en penning, betreffende de weduwe van Hugo Welhouck. Op den kant van de bladzijde, waarop die post wordt aangetroffen, leest men : »de wij le van dese partije in de rekening van den iooosten penn. d' a°. i656 bij overschr. aen de stadt Rotterdam werd geleden 10000 £ tot laste van de erffgenamen van haer overleden dochter, soo werdt etc." Eene akte van Februarij 1627 begint aldu s »Compareerde voor Schepenen der Stede van den Briele Gerard van der Mast, vroetschappe deser stede, nomine uxoris, voor hem sehen ende als spetiale procuratie hebbende van Gerardo W elhouck, voor hem selven ende hem sterck gemaect hebbende voor sijnen broeder ende swagers, gepasseert voor Schout, Burgemeesteren, Schepenen ende Raden der stadt Delft, in date den 2cil Julij 1626, ende heeft hij, comparant in dijer qualiteit geaucthori- seert den eersamen Jacob Pietersze, heurlijeder rentmeester, woonende in Groeningerlandt, omme de wooninge ende landen, hen gesamentl. te beure gevallen uijtten boedel van heuren schoonvader enae grootvader respective te coope te doen stellen etc." Het Kohier van den voor i65g geconsenteerden 200sten penning noemt onder de personen te Nieuwenhoorn Jan Jooste Welhouck. DEIJM. Eene akte van 2 Dec. l633 spreekt van Thomas Deijrns, oud 36 jaren, arbeider aan de fortificatiewerken en inwoner te Brielle. Den 29s,en Dec. i637 zijn te Brielle getrouwd Maerten Deijm j. m. procureur voor den Hove van Holland (1), te 's Gravenhage, en Margrieta Panser j. d. te Brielle, blijkens eene akte \an 22 November 1649 zuster van Hendrick Panser. Als procureur van de stad Brielle had hij een jaaiwedde van 6 £ (Rekk. van den burgemeester-thesaurier over 1660 —1661, blz. 36, 1670 1671, blz. 43). Den 2den Januarij 1694 werd in zijn plaats een andere stadsprocureur benoemd. Martinus of Maerten Deijm, weduwnaar, wonen- (1) Als procureur ontmoette ik hem reeds in eene akte van 9 April j 63a. m. de te Hellevoetsluis, is 24 Maart 1686 te Brielle ondertrouwd en daarna elders getrouwd met Maria van Almonde j. d. te Brielle (I). Den I7dl"n Dec. 17jg werd Maria van Almonde, wede. van Maerten Deijm, te Brielle begraven. Den 3den Aug. 1664 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te 's Gravenhage getrouwd Maerten Burchvliet j. m. te Brielle en Maria Deijm j. d. te 's Gravenhage (2). Het echtpaar won: Johannes, gedoopt 16 Aug. l665, getuigen : Maria de Jongh, huisvrouw van burgemeester Pieter de Jongh, van wege Cornelia Burchvliet, grootmoeder van het kind, en Maerten Deijm, procureur, grootvader van het kind. Cornelia, gedoopt 29 Mei 1667, getuigen: Margrieta Deijm en Mr. Jacob Deijm advocaat. ' Johannes, gedoopt 21 Julij 1669, getuigen: Margrieta Deijm in plaats van jufir. Geertruijd Musch, Mr. Joan van Bancken en Mr. Johan van der Stael. Geertrui, gedoopt 28 Junij 1671. Maerten, gedoopt 11 Oct. 1673, getuigen: Maerten Deijm en Catrijna van der Werven. Den 2 3sten Februarij 1724 is Maria Deijm, wede. van M. Burchvliet, begraven. De Kerkeraadsacta van 22 Julij 1666 vermelden de komst van Mr. Johan Deijm, advocaat, met kerkelijke attestatie uit Den Haag. Als j. m. is hij 20 Sept. 1671 te Brielle ondertrouwd en te 's Gravenhage met attestatie dd. 3 Oct. getrouwd met Agatha van der Stael te's Gravenhage. In 1670 en 1678 werd hij verkozen tot schepen. Den ioden Januarij 1679 werd Eduard Goudsmit gekozen als schepen ter vervanging van Mr. Johan Deijm, die gestorven was. Den I7den Aug. 1672 is te Brielle gedoopt Maerten, zoon van Simon Brand en Geertruijd Deijm, ge- 1 tuigen: Maerten Deijm, Maria Deijm en Maerten Burchvliet. Volgens de Kerkeraadsacta van 28 Januarij 1694 kwam met attestatie van Gorkum te Brielle Matta Deijm. Den 6den Junij 1698, bij den doop van ! Tobias, zoon van Jacob Swaen en Johanna Gonswachtens, was getuige Mevr. Matta Deijm wed . van Joh. van der Stael. Den 25sten Januarij 1715 i werd deze weduwe te Brielle begraven. In 1670 verzocht de procureur Maerten Deijm aan de Vroedschap in het proces tegen de erven van de borgen voor Pr. van Almonde gebruik te mogen maken van de diensten zijns schoonzoons Mr. Johan van der Stael (Res. Vroedsch. 3o Nov. 1670). (1) In 1673 werd Maria van Almonde op belijdenis aangenomen (Acta van 26 Oct.). De Acta van 24 April 1 7 10 vermelden de overkomst van Maria van Almonde, wed". Deijm, met kerkelijke attestatie van Hellevoetsluis. (2) De Kerkeraadsacta van 23 October 1664 vermelden de komst van Maria Deijm met attestatie uit Den Haag. Dezelfde Acta berichten de aanneming van Maerten Burgvliet op belijdenis. Blijkens eene akte van 7 April 1671 was Mr. J. van der Stael toen advocaat voor het Hof en den H. Raad in Holland, woonachtig te 's Gravenhage. In 1673 werd hij pensionaris van Gorinchem (Res. Vroedsch. 9 Junij 1673). Den nde" Februarij 1708 werd te Brielle geadmitteerd als poorter Mr. Johan Deijm, zoon van den „commissaris Maerten Deijm". Den I2den Junij 1718 zijn te Brielle ondertrouwd en met att. dd. 26 Junij te Utrecht getrouwd Jan Deijm en Alida van Bueren. Op de lijst der Vroedschappen komt Mr. Johan Deijm voor sub. no. i5o. In 1711, 1714, I7i6, 1718, 1720, 1726, 1728 en 1729 werd hij gekozen tot schepen; in 1715, 1717 en 1722 tot raad in het College der Magistraten, in 1719 tot schout, in 1718, 1721, 1726 en 1729 tot burgemeester. Den is,en Oct. 1723 werd hij gecommitteerd om voor 2 jaren (ingaande Mei 1724) wegens Den Briel zitting te nemen in het College van Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland. Hij fungeerde ook als thesaurier (1) en als curator van de latijnsche school (2). Den I7den Dec. 1732 is hij te Brielle begraven. Alida van Bueren (3) hertrouwde 16 Maart 1734 te Brielle met Cornelis Hendrik van Leeuwen j. m. geboren te 's Gravenhage en wonende te Brielle. Zie op Van Leeuwen. LI. VAN ALMONDE. Het geslacht Van Almonde is op de lijst der Vroedschappen door 5 personen vertegenwoordigd : Pieter van Almonde (no. 33), Johan van Almonde (no. 70), Adriaan van Almonde (no. in), Mr. Pieter van Almonde (no. i33), en Mr. Willem van Almonde (no. i53). In De Navorscher, 1881, blz. 579—58l, en i885, blz. 47 — 52, zijn door mij reeds onderscheidene bijzonderheden betreffende dit geslacht, voornamelijk ontleend aan de doop-, trouw- en doodenregisters, medegedeeld. Het volgende beschouwe men als een naoogst. De vader van Pieter van Almonde wasjanjansze van Almonde, vermeld in eene Resolutie van de Staten van Holland d.d. i5 Dec. i6o3. Eene procuratie van i5 Julij 1605 spreekt van ,,Jan Jansze Almonde de jonge'*, waaruit men misschien mag besluiten dat 's mans vader toen nog leelde. (1) Res. Vroedsch. 12 April 1718. (2) Res. Mag. 3i Jan. 1733. (3) Huisvrouw zijnde van Mr. J. Deijm, werd zij tot moeder van 'tweeshuis verkozen, Res. Mag. 24 Sept. 1718. Eene attestatie van i April i632 begint aldus : »0p huijden compareerde voor schepenen der stede van den Brijele Jan Jansze van Almonde, gewesene secretaris int Suijtlandt (i), oudt ontrent 60 jaren, dewelcke.... verclaerde op den eedt bij hem in cas sijns notaris ampt gedaen etc." Als secretaris van Zuidland kwam hij mij 't eerst voor in de Rekening van den H. Geest en het Weeshuis te Brielle over i5g6 tot i5g7, blz. i5. In l63l werd hij te Brielle geadmitteerd als notaris. In de Thesaurie-Rekening over 1624 tot 1625 staat fol. 44 deze post: „Betaelt Jan Jansze Almonde als man ende voocht van jouffrou Maria Hiola over den interest van 1800 £ etc." Denzelfden post vindt men fol. 49 van de Rekening over 1626 tot 1627, maar in de daarop volgende Rekening, loopende over 1 October i636 tot 3o September 1637, leest men dien post fol. 43 verso aldus : «Betaelt Johan Pasquier over een jaer interest van 1800 £ etc.", en lol. 5o verso staat de post : »Betaelt de kinderen van desen rendant (Pieter van Almonde) quondam Jan van Almonde over een jaer interest etc." In de Rekening van den in 1025 geconsenteerden 2oosten penning komen onder het hoofd nSuydtlant" fol. 60 de volgende posten voor: »Jan Jansze van Almonde secretaris met sijn kinderen 80 £." »Tan Paschier (2) desselffs Almonde behoude soon 20 &. (1) Van Jacob Jansze van Almonde, secretaris van Oudenhoorn, berust in het archief van het Classicaal Bestuur van Brielle een brief, gedateerd 2 November 1619. (2) Willem Claesze won bij Maritge Paschiers (Passchiers : Elisabeth en Susanna, gedoopt 26 September i5g3; Pieter, gedoopt 3 December i5g5. —Den 3den April 1600 werd gedoopt Magdaleentge, dochter van Lieven Arentze, metselaar, en Maritge Paschiers, getuigen; Huijbrecht Lievensze metselaar en Truijtge Lenaerts. Van hetzelfde paar werd 19 October 1602 gedoopt Arien, getuigen : Claes Claesze en Crijntge Corstiaens. Den 5den December '1601 was Ma ritghen Passchiers getuige bij den doop van Pieter, zoon van Joost Pietersze en Dignum Willems. — Eene resolutie van 5 Mei 1594 luidt: »Es geaccordeert Joost Paschier backer, voor zoe veel zijn ambacht aengaet, burger te wesen, mits voldoende tgildegolt." — Meijnsghen Passchiers was 27 October 1602 getuige bij den doop van een kind van Dr. A. van Dale en Clara Reijers. — Yefghe Passchiers was 25 Januarij 1604 getuige bij den doop van een kind van Pieter Jansze bakker en Yefghe Willems. Den 26sten Augustus 1606 zijn getrouwd Jan Dirksze wed1', en Yefghen Passchiers j. d. Het paar won : Ariaentgien, gedoopt 10 Junij 1607, getuigen : Pieter Mathijsze, Pieter Laurensze en Yefgen Willems. — Den i5den October 1634 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Zwartewaal getrouwd Hubrecht Paschiers, soldaat, en Lijsbeth Jans, weduwe van Court Jansze. In i655 werd op belijdenis aangenomen Hubrecht Paschier (Acta van 3o December,. — In eene akte van 1 Augustus i652 is sprake van Lijsbeth Cornelis, huisvrouw van Pieter Antonisze te Rotterdam, dochter van Cornelis Jansze »bierwercker" en Maeijcke Passchiers, welke ouders te Brielle gestorven zijn. — Het Kohier van den in i65g geconsenteerden 200sten penning vermeldt Witte Passchiers te Oude Tonge. — Den 24Sten Februarij i65S zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 11 Maart te Zuidland getrouwd Theodorus van Bramen (Braem) j. m., predikant »int Brielse Nieulant , en Sara Paschier j. d. te Zuidland. — Den gden Augustus 1 697 werd gedoopt Willemijntje, dochter van Paschier en Grietje Willems. — Volgens de Acta van 12 October 1760 kwam Antje Pasgier met attestatie van Zwartewaal te Brielle. In de Rekening van den in 1628 geconsenteerden 200sten penning leest men deze posten: »Beaelt Johan van Almonde, secretaris tot Suijtlant, over een jaer lijffrente ten lijve van Cornelia van Almonde verschenen etc." „Betaelt denselven als rentmeester van den heere van Suijdtoort over een jaer losrenten etc." Cornelia trad als j. d. in 1640 in het huwelijk met Isaac van Son, weduwnaar, zie op Van Son. In de Rekening van den in 1643 geconsenteerden 200sten penning staat fol. 4 verso deze post : «Isaac van Son mette erffenisse van sijn huijsvrouwen vader Jan van Almonde getaxeert op 2000 £ etc." Den I4den Augustus 1661 werd Cornelia te Brielle begraven. Behalve Cornelia en de vrouw van J. Paschier hadjanjansze van Almonde nog eene dochter Grietje, in 1604 getrouwd met Daniël Jansze Parve (ook wel Perve genoemd). In plaats van den overleden Abel Fransze werd deze Daniël 1 Februarij 1614 te Brielle verkozen tot schepen. In Dc Navorsclier berichtte ik, dat een kind van hem begraven werd in 1618. Den 4tle" Julij 1607 werd een kind van Daniël Jansze begraven en misschien is hier Parve bedoeld (1). Eene akte van 22 Julij 1606 begint aldus: »Up huijden compareerde— Daniël Jansze Perve ende Jacob Pouwelsze Bosschenblij, nagelaeten kinderen van za : Neeltgen Rochus dr., ende constitueerden hen selven borgen ten behouve van de wede. ende d'erffgenamen van Huijch Cornelisze Cramer za. etc." Eene Vroedschapsresolutie van 26 September 1608 luidt: »Es geaccordeert met Dirck Dircxze, engelsman, wonende tot Rotterdamme, Cornelis Arensze Beaumont, timmerman, ende Daniël Jansze Parve, laeckencooper, poorters deser stede, dat sij binnen deselve stede sullen stellen een volmolen etc." (2). In akten van l5 Julij en 24 October l63i komt Parve voor als pachter van den impost op »de wolle laeckenen"; in eene akte van' 3o Maart 1626 en in onderscheidene resoluties (3) als curateur in of administrateur van een boedel. Zijne vrouw Grietje van Almonde werd verdacht van tot de Remonstranten te behooren en werd deswege lastig gevallen. Eene akte van Junij 1627 luidt : "Compareerde voor Schepenen der stede van den Brijele Heijndrick Meeuwesteijn, stadthouder van den Ed. Heere Joncheer Pieter van Leijden geseijt Leeuwen, hooch bailliu ende opperdijekgraeff van den lande van Voorne ende der stede van den Brijele, (1) Ik zeg misschien, omdat het oudste doopboek gewaagt van een Daniël Jansze, gehuwd met Maritge Pieters, van wien kinderen werden gedoopt 17 September 1589 en 25 Maart 1592. (2) Zie Thesaurie-Rekening over 1607 tot 1608 fol. 42. In 1610 werd de molen verkocht, zie Bodtboeck, begonnen 1609, blz. 9 verso. (3) Ress. Mag. 19 December i6i5, 21 December 161S, 3o November 1624, 16 December 1624, 16 Januarij 1627, 12 Maart 1628, 20 Augustus 1631, 11 December 1632, 26 November i633. ende heeft hij, comparant, opten eedt, bij hem in sijn voorsz. ampt gedaen, getuijcht ende ver* claert waerachtig te zijn, dat opten l3en Junij lestleden smorgens omtrent de clocke 9 uijren, wesende sondach, hij deposant is gegaen naer t'Maerlandt, omme te sijen off de Remonstranten weder bij den anderen zouden vergaderingen (lees vergaderen), ende commende gegaen voorbij de huijsinge van Jan Pietersze smidt, aen de suijtsijde vant Maerlandt, heeft hij, deposant, alsdoen gesijen, dat Grijetgen van Almonde, huijsvrou van Daniël' Jansze Perve, mede quam gegaen, ende zijnde voor de huijsinge van Arien Jansze schuitvoerder, anders genaempt Arien Jansze wa \va, ende aldaer een weijnich gestaen hebbende, heeft hij, deposant, gesijen, dat de huijsvrou van den voorn. Arien Jansze bij de voorsz. Grijetgen van Almonde is gecomen, d'welcke te samen datelijck metten anderen sijn gegaen in de poorte, responderende opte schuijere, daer de Remonstranten ordinaris haere vergaderingen houden, ende ten voorsz. dage oock een uijre daernaer sijn gestoort: ghevende hij, deposant, voor redenen van wetenschap, alsoe de voorn. Grijetge van Almonde is een vroupersoone, die niet wel op haer leden ende cjualijck ter gangh is, dat hij over sulcx d'selve perfectel. heeft connen kennen. Compareerden mede Jacob Ysbrantsze ende Gillis Thijsze, sheeren dienaers, mitsgaders Cornelis Gerritsze van Montfoort, dewelcke bij solempneelen eede verclaerden waerachtich te zijn, dat sijluijden ten voorsz. daghe omtrent de clocke 10 uijren metten voorn. Ed. Heere Bailliu, geadsisteert sijnde metten voorsz. stadthouder, zijn gegaen naer de voorsz. schuijere, ende aldaer gecomen sijnde, verclaeren sij, deposanten, dat sij de voorn. Grijetge van Almonde alsdoen wel perfectelijck hebben gesijen sitten, vergeselschapt met veel andere persoonen, zijnde dselve Grijetgen Almonde gecleet met een rooden borstrock ende hebbende een swart vrouwenmanteltgen aen, ende oock haer schorte over haer hooft etc." Eene andere akte luidt: «Compareerde.... Rusgen Cornelis dr., huijsvrou van Arien Jansze schuijt- voerder rechtel. gedaecht sijnde omme getuij- genisse der waerheijt te geven ter requisitie van Daniël Jansze Perve (1), ende heeft zij, comparante... getuijcht waerachtig te zijn, dat zeeckeren tijt geleden, sondaechs smorgens, als de laetste vergaderinge van de Remonstranten opt Maerlandt binnen deser stede is gesteurt, sij, deposante, is comen gaen met een mandeken groen warmoes aen haer arm voorbij de huijsinge van Mees Cornelisze, alwaer zij, deposante, vondt staen praten Grijetgen van Almonde, huijsvrou van den (1) Dat Daniël Jansze Parve tot de Remonstranten behoorde, blijkt uit Res. Vroedsch. 3 Mei 1627. 0 voorn. Perve, jegens de huijsvrou van den voorn. Mees Cornelisze, dewelcke zij, deposante, vraechde off sij mede wilde, waerop de voorn. Grietgen van Almonde, geantwoort hebbende jae, is terstondt met de voorn. Rusgen Cornelis dr. naer haer deposantes huijs gekeert, ende hebben tsamen haer passagie genomen deur seecker poortgen, responderende opte schuijere, daer de Remonstranten heure vergaderinge houden, ende sijn alsoe gecomen in des deposantes huijsinge, welckèn deurganck vant voorsz. poortgen sij, deposante, verclaert ordinaris (als gereetst ende gemackelijcxst sijnde om in ende uijt haer huijs te comen) te gebruijcken. Eijntelijck verclaerde sij, deposante, dat de voorn. Grijetgen van Almonde wel een uijre lanck bij haer, deposante, heeft sitten praten, ende is daernaer van haer, deposante, gescheijden, sonder dat sij weet waer de voorsz. Grijetgen van Almonde is heengegaen Actum den 27en Julij anno 1627. Blijkens eene akte van 26 November 1638 leefde Daniël Jansze Parve toen nog; eene Magistraatsresolutie van i5 September 1646 spreekt van zijn weduwe. Die resolutie luidt: »Es de weduwe van Daniël Jansze Parve toegestaen omme onder cautie de restituendo van Pieter van Aelmonde, burgemeester-thesaurier, ende Isaac van Son, schepen, te mogen lichten alle alsulcke penningen, monterende ter somme van f. 240 als bij den gerechte van Steenbergen onder den Secretaris sijn geconsigneert over t' gunt geprocedeert es van de naergelaten goederen van Heijndrick Pringel canonijer, overleden tot Steenbergen voorsz." Volgens eene akte van i3 Maart i65l woonde Margrieta van Almonde, wede. van D. Parve, toen nog te Brielle, maar in i657 verkocht zij haar huis, »'staende ende leggende aen de plaets Welle op den houck van de St. Antonijstraet" (Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 643) en zij vertrok naar Rotterdam. In de Rekening van den voor i665 geconsenteerden 200ste" penning leest men fol. 3o : »De weduwe van Daniël Parve op 5ooo £, dan alsoo deselve al in den jaere i658 metter woon es vertrocken tot Rotterdam ende aldaer overgeschreven memorie." (1) (1) Vóór haar bevond zich te Rotterdam Rochus Parve als j. m. 2 Julij 1641 te Brielle, waar hij toen woonde, getrouwd met Jannetge Jans dr. Voorne j. d. aldaar. In eene akte van 24 Januarij i655 en in eene aanteekening van 1648 (Bodtboeck, beg. 1641, blz. 335) vond ik Rochus genoemd »coopman tot Rotterdam. De bedoelde aanteekening luidt : ,-Alsulcken huijs.... als Rokus Parve, coopman, woonende tot Rotterdam, soo voor hem selven ende als actie ende transport vercregen hebbende van Heijndrick Jansze ende Andries Andriesze als erfgenamen van Jan Gijsbrechtsze \00r11e, met den rechten deser stede ingewonnen heeft etc. Als kooper van het Brielsche wleprooshuijs" komt Rochus Parve voor in Res. Mag. 3o November 1652. In Res. Vroedsch. 11 Januarij i658 is sprake van de weduwe van Rochus Parve te Rotterdam. Den isten Mei 1629 zijn te Brielle getrouwd Dr. Johan Parve en Maria Pansers, weduwe van Isaac "lristeijn. Het echtpaar won eene dochter Maria. Van deze dochter werd 29 Maart 1658 een m Pieter Jansze van Almonde was eerst getrouwd , met Dignum Quacx en vervolgens met Maria van Cleijdijck (i), zie De Navorscher t. a. p. Van wien | kind begraven. Ongehuwd beviel zij 26 Februarij 1657, zooals akten van 19 April en 3i Mei 1657 ons zeggen. Hare moeier, zuster van Jan en Lijsbeth Panser, was blijkens eene aanteekening van April 1647 (Bodtboeck, 1641, blz. 259) toen weduwe. Dat de weduwe te Brielle woonde en in i663 nog leefde, leeren ons akten j van 29 Julij 1652, i3 Mei i65S en eene aanteekening in het Bodt- | boeck, begonnen 1660, blz, 144. , ^ , In het Brielschs Archief berusten eenige stukken, behoorende tot eene obligatie ten name van »Capitein Engel de Ruijter dd. i3 1 anuarij 1672. Tot die stukken behooren : I. Eene akte van transport dier obligatie door Dirk van der Hagen aai. Jannetje Parve, j weduwe van den heer Wijbrant Lijcochthon, dd. 3 November 1707. II. Een extract uit het testament van vrouwe Jannetje Parve, weduwe van Yzaac van Norden »in zijn leven Hecre van beijde de Eemnessen." Het testament werd gepasseerd voor Isaac Costerus, notaris te Amsterdam, waar de testatrice woonde, op den i3den Mei 1728. Zij vermaakte zeker bedrag in obligaties aan Antonij van Helsdingen, vroedschap te Brielle, en eveneens aan Jacob van Helsdingen. In 1735 werd het aan Antonij van Helsdingen gelegateerde uitgekeerd door de executeuren van het testament Johannes Hagelis en Jeronimus de la Croix. III. Een extract uit de akte van scheiding der obligaties, aan Ant. van Helsdingen gelegateerd door 1 Parve. In overeenstemming met het testament \an J. Par\e waren na den dood van a. van Helsdingen in i737 de obligaties het eigendom van «het nagelatene kind en kindskind van Antony van Helsdingen", en moesten zij dus worden verdeeld »in twee deelen, namentlijk aen Mr. Abraham van Helsdingen vroedschap van Brielle voor de eene helft, en aen Anthoma Maria Sonnemaens, eenige nagelatene dogter van juffr. Geertruijd van Helsdingen in haer leven huisvrouw van den heer Mattheus Sonnemaens, vendngh van een compagnie voetknegten ten diensten dezer landen voor de wederhelfte." IV. Eene akte van 27 Julij 1737, welke aldus begint . „Compareerde voor mij, Johanms Lambertus Scherping jr openbaer notaris binnen Brielle.... Mr. Abraham van He.sdu.gen, vroedschap der stad Brielle, mitsgaders Leenman \an den lande \an Voorne, nagelaten zoon van wijlen Anthony van Helsd.ngen, voor zijn selven, ter eenre, ende George van Hoogwerti oud-burgemeester der stad Brielle en Mattheus Sonnemaans vendngh woonende tot Leijden, als vader en benevens Mr. Abraham \an Heldingen en George van Hoogwerf!" bij acte van dato den 2J Meij 1737 aengestelde voogden over de goederen van Anthoma 1 Maria bonnemaens. minderjarige nagelatene dogter van jutfr. Geertruijd %an Helsdingen, ter andere zijde, welke juffr. Geertruijd van Helsd.n gen in haer leven mede is geweest een dogter van Anthonij van Helsdingen, welke Mr. Abraham van Helsdingen en Anthoma Maria Sonnemaens zijn gesubstitueerde legatarissen van wijlen vrouwe Jannetje Parve in leven wed', wijlen Izaacq van Norden etc. V. Eene akte van transport der gezegde obligatie door C. H. van Naerssen en A M van Naersen, geboren Sonnemaens, echtelieden, aan de Regenten van het Weeshuis te Brielle, dd. 3o December 1753. In het bovenstaande heeft men enkele gegevens voor eene genealogie van het geslacht, waartoe de bekende geleerde Steyn Parve heeft behoord. , ^ _ (1) Deze Maria zal wel bedoeld zijn in de Acta van 4 September i636, vermeldende dat op belijdenis werd aangenomen Maertgen Jacobs Cleijdijck ,j. d. Den i6den Mei 1666 was juffr^ Maria Cleijdijck getuige bij den doop van een kind van Wouter Breeman van der Hagen en Cornelia de With. Hare zuster Cornelia, j. d. van Den Briel, trouwde 27 April i643 te Rotterdam met Jonan van Haelen, wedr. van Utrecht; beiden woonden te Rotterdam. Eene akte van 18 Mei i637 spreekt van Jan Adriaensze de Vogel, administreerende voogd van de kinderen van Annetgen Cleijburchs, »geprocreert bij Jacob Cornelisze Cleijdijck." In de Rekening der Godshuizen over 1624 tot 1 625 wordt fol. n3 verso nog gewag gemaakt van Jacob Cornelicze Cleijdijck schout, maar in de Rekening van den voor 1625 geconsenteerden 20osten penning leest men tol 13 verso: •> Annetgen Jacobs weduwe van Jacob Cornelisze Cleijdijck met haer kinderen etc." — Het Bodtboeck, begonnen 1624, ee t blz. 80 eene aanteekening van April 1627, vermeldende »cap. Witte Cornelisze" als kooper van een huis, laatstelijk in bezit van Annetgen Jacobs dr., in haar leven weduwe van Jacob Cornelisze Cleijdijck, «geweest sijnde schout van Oostvoorn . — Het Bodtboeck, begonnen 1714, bl. 9, noemt Cornelis Kluit als kooper van een huis, aat stel ijk in bezit van Maria Wildschut, wedp. van Jacob Cleijdijk. m zijne eerste vrouw eene dochter was, leert ons eene Vroedschapsresolutie van 9 Julij 1634, aanvangende : „Is bij den Burgemeester Almonde (Pieter van Almonde) den Vroetschappe vertoont acte van cautie, gepasseert onder de handen van Jan van Almonde ende Arent Cornelisze Ouacq, sijnnen vader ende schoonvader respective etc." In de Rekening van den voor 1625 geconsenteerden 200sten penning leest men fol. 7 deze posten : „Adriaen Cornelisze Quacq voor sijn capitael etc." O Leentge Jordens, huijsvrouwe van den selven Quacq, met haer ongehuwelijcte kinderen etc." »De kinderen van den voorn. Ouacq, geprocreert bij Ariaentge Cornelis dr. etc." Deze Adriaen of Arent Ouacq werd 1 October 1604 (1), 1611 en 1614 verkozen tot schepen, I October 1608 en 1613 tot raad in het College der Magistraten, 1 October 1612 en 1616 tot burgemeester, 1 Februarij 1614 tot boekhouder van het Weeshuis. Zijn schoonzoon Pieter van Almonde werd in 1023 en daarna nog i3 malen geroepen om als schepen te dienen, de laatste maal in 1656; als raad in het College der Magistraten trad hij op in 1625 en 1655; tot burgemeester werd hij benoemd in 1628, i63o, i633, i636, i63g, 1642, 1645, 1648, i65o, i653 en 1656; tot schout in i65i. In 1657 trad hij uit de stedelijke Regeering, dewijl hij eerst ,,bij provisie" (2) en weldra definitief (3) werd aangesteld tot baljuw van Den Briel en Voorne. In het jaar zijner aanstelling stierf hij. Hij moet den 7den julij 1657 overleden zijn. Eene Vroedschapsresolutie van 6 Julij i657 spreekt nog van hem als een levende en in Res. 8 Julij is sprake van het «overlijden van d' heer Pieter van Aelmonde, gewesene bailliu". In leven bekleedde hij behalve de genoemde nog andere betrekkingen. Hij fungeerde als penningmeester van de groote visscherij en haringvaart (4); als hoofdman van het Schippersgilde (Res. Mag. 4 Augustus 1657); als stadsthesaurier (5); als ontvanger van de ,,ecclesiastique" goederen (Res. Mag. 8 Maart 1642, Res. Holl. 11 April 1642,101. 101); als boekhouder van het »sieckhuijs" of nleprooshuijs" (Ress. : Mag. 6 Mei en i3 Junij 1625); als vader en regent van het gasthuis (akte van 3o Julij i632); als ontvanger* generaal van de verpondingen van Voorne (Res. Vroedsch. 11 Oct. l65o en akte van 4 April i653). (i; In de aanteekening van deze verkiezing heet hij Adriaen Cornelisze int Vosgen. (2) Res.. Holl. 19 Januarij 1657. Res. Vroedsch. 21 Jan. 1657. (31 Res. Holl. 21 Maart 1657, Res. Vroedsch. 3 April 1657. (4) Rek. van den burgemeester-thes. over i65i tot i652, blz. 14 verso; Ress. Mag. 22 April 1640, 4 April 1657, Ress. Vroedsch. 21 Aug. 1652, 23 Julij i656. (5, Rekening van den ontvanger van de goederen van het Broodzusterhuis over 1637 tot i638, blz. 10 verso, over 1648— 1649, blz. i3; Ress. Vroedsch. 1 Januarij 1634, 17 Nov. i636, i5 Januarij i65o, 2 Maart i653, 1 Oct. 1657, Res. Mag. 2 Maart 1655. Bij Magistraatsresolutie van 14 Maart i652 werd hij «vutten naem ende van wegen de stede van den Briele gestelt ende gecommitteert tot directeur over de nieuwe equipagie van de 7 schepen, bii de 5 steden opter Mase, als Dordrecht, Delft, Rotterdam, Schijedam ende den Briele bij provisie belooft ende aengenomen tot naerder beveijlinghe van de see ende conservatie van de navigatie ende commersije te equiperen ende metten aldereersten in see te brengen." Bij Res. Vr. 2 September i652 werd hij, ondanks zijn verzoek om ontslag, als zoodanig gecontinueerd. Dat hij apotheker (1) en bierbrouwer (2) was, heb ik reeds in De Navorscher medegedeeld. Voor meer dan eéne betrekking werd vereischt dat hij borgen stelde, en hij kreeg steeds borgen. Eene akte van 19 October 1637 noemt Adriaen Cornelisze Quacq en Daniël Jansze Perve als borgen voor Pieter van Almonde in zijn qualiteit van «ontfanger van de capittele «■•oederen tot Abbenbrouck." In i653 bleven volgens 1 eene akte van 4 April voor hem als ontvanger-generaal van de verpondingen van Voorne borg Joan van Aelmonde vroedschap en Johan Pasquier, secretaris te Zuidland. Bij de uitkomst bleek evenwel, dat Pieter van Almonde als financier of administrateur het vertrouwen, dat in hem gesteld werd, met verdiende. Als stadsthesaurier bleven voor hem borg Ar ent (Adriaen) Cornelisze Quacq en de notaris Jan Tansze van Almonde en de erfgenamen dier mannen hebben de nadeelige gevolgen van het beheer van Pieter van Almonde, dat althans in den laatsten tijd ziins levens een wanbeheer was, ondervonden. Toen de man overleden was, moesten er ettelijke duizenden guldens aan stad en land worden betaald, en de erfgenamen der borgen (3) waren de verantwoordelijke personen. De zaak werd een rechtszaak en eerst in 1677 werd er een accoord getroiten bij j eene akte van 12 Januarij, welks aanvang door mij 1 in De Navorscher is medegedeeld (4). m Zie Hess. Vroedsch. 19 September 1622, 3 October 1628, rj \iQO a "Mov 1627 28 October 1629. (2,' Rekening v.' h. Broodzusterhuis over i637 tot i63S, blz^ 17 zt ° w«k™e leverde „og bier aan het Oude Vrouwer.hu», IWr ete^dif r UT-, te Schiedam met Petronella Gillis Twistenburch j. d na te LtJllp waar beiden woonden, ondertrouwd te zijn den loden FeBrielle, waar D«a ^ vermdd in akten van I4 januari] 1647*13 JulÖ 1648 en 17 Julij i654, als koopman in eene akte van 1 T^Lt'RHelsche archief berusten onderscheidene stukken be■4' *n hf 7f e he Men kan ook over haar raadplegen P.ess. VrSS. ,6 September en .* No.ember ,M7. .. Jan»»,,. Vroedsch. b - . v September i658, 21 Januari], 24 4 F?brU MP, 3f lülii i~65q 22 Maart ,660, 2 November 1665, Apnl, 27 Me! 3i Jub] * l5 September, 3o Novem- 3 Septembe ^ ,anuarij, 27 April, 2, 16 November 1671, i3 No- v, .f\no ~i5 lanuarij 9 Junij, 28 Augustus 1673, 4 Februari] vember l672' ^ ^nuan] 9 ^ l6 0ctober i676, 5,12 1675, 2, 25 April, 7' J J. September 1682. Januari], 2, », 29 — j —-■> ------ Pieter van Almonde won zoowel bij zijne eerste ls bij zijne tweede vrouw kinderen. In eene aan" sekening van 1607 is sprake van »Maria Cleijdijck ls moeder ende voochdesse van hare 4 onmondighe inderen, geprocreert bij Pieter van Almonde (1), en n eene Vroedschapsresolutie van 2 3 September i657 eest men van de voorkinderen van Pieter van Vlmonde. In De Navorscher zijn t. a. p. enkele anderen genoemd. Ik kan er nog bijvoegen, dat hij ;en zoon, Adriaen, had (2), die, mr. in de rechten geworden, in 1649 werd aangenomen als pensionaris te Brielle, eerst bij provisie en vervolgens definitief. Nadat hem in i652 vergund was een reis naar Frankrijk te doen, werd hem op verzoek van de Staten van Holland, die hem gecommitteerd hadden iiomme van wege desen staet in Engelant geemploijeert te werden tot arbiter over de questien ende pretentien, breeder gementioneert int 3oe are van de vreede ende aliantie, met die van de republijcque van Engelant gemaect ende geslooten, geaccordeerd naar Engeland te gaan. (4) In i655 kreeg hij zijn ontslag als pensionaris van Brielle wegens zijne benoeming tot raadsheer in het Hol van Holland (5). In de vergadering, waarin hem zijn ontslag werd gegeven, werd tevens besloten hem Bgansch erntstich ende vrundelijcken" te verzoeken, «overmits de singulijere kennisse, die hij was hebbende van de saecken, die noch niet en waren aflgehandelt, tot de aenstaende vergaderinge (van de^Staten van Holland) noch in den dienst als pensionaris te continueren." In i658 vertrok hij als raad naar Indië (Res. Vroedschap 28 Januarij 1660). In eene akte, 23 September i657 door Mr. Adriaen van Almonde geteekend, gewaagt hij van zijn „behoude broeder Johan Pasquier" en van zijn «broeder Johan van Aelmonde." De eerste huwde Maria van Almonde in 1654, de tweede Geertruit van Immersael in i656, zie De Navorscher t. a. p. In akten van 24 November i65o, 4 April i653 en 19 Januarij 1654 zijn Johan van Aelmonde vroedschap en Johan Pasquier (6), secretaris van Zuidland, genoemd als borgen voor Pieter van Almonde als ontvanger van de verpondingen van Voorne. De in deze akte genoemde Johan van Almonde (6), die vroedschap werd, was niet de zoon, maar een 'D zie De Navorscher i885, blz. 51. ->) Dat deze Adriaen een zoon was van Pieter van Almonde, blijkt uit Ress Vroedsch. 25 Maart 1652, 23 Sept. 1657. 3 Res. Vroedsch. 28 Junij 1649. 4) Res. Vroedsch. 8 Mei 1654. (5 Res. Vroedsch. i5 Mei i655. (6) Den i7den Mei i658 bij den doop van Maria, dochter van Maximiliaen de la Fosse en Maria van Braem, was getuige Sara (6^ In eene aanteekening van i63S (Bodtboeck, begonnen 1624, blz '340) heet hij Jan Jansze van Almonde. Als broeder van Pieter van Almonde komt hij voor in Ress. Vroedsch. 27 Mei i659, 3i Juli] 1659, 24 Maart 1670. & Si 1 broeder van Pieter van Almonde (l). Bij de opruiming, die in 1672 werd gehouden, is ook Johan A'an Almonde als vroedschap ontslagen. In i65o, i652, i655, i65g, 1668, 1670 en 1671 werd hij gekozen tot schepen, in 1643, l65i, i653, 1662 en 1669 tot raad in het College der Magistraten, in 1654 en 1666 tot burgemeester, in i63g en 1643 tot diaken, in 1668 en 1678 tot ouderling. Een tijd lang fungeerde hij als boekhouder van het «Suijteijndsche Gasthuijs" (Rek. van den burgemeester-thes. over 1660—1661, blz. 76, en Rek. Thesaurie over 1668 —1669 bl. 17). Evenals zijn broeder Pieter was hij apotheker (Res. Mag. 22 Januarij l63g) en hij leverde niet alleen geneesmiddelen, maar ook olie en verven (2), ja, eene Magistraatsresolutie van 1 Junij 1641 spreekt van «suijckerwerck, bancket ende anders," geleverd door Jan van Almonde, apotheker, voor den maaltijd, aan Zijne Hoogheid bij zijne komst in de stad aangeboden. Dat zijne vrouw eene zuster was van die zijns broeders Pieter, zegt ons de Rekening van den in 1643 geconsenteerden 200s,en penning, waarin men fol. 6 leest: «Johan van Aelmonde mette erffenisse van sijn vader ende als getrout hebbende een dochter van Adriaen Cornelisze Quacq, geprocreert bij Ariaentge Jacobs dr., getaxeert op 5ooo £ etc." (3). Onder de kinderen, die Johan van Almonde volgens de aanwezige doopregisters kreeg (4), komen niet meer dan twee zonen voor, Jacob en Cornelis genaamd. Dat hij er meer won, is bekend en blijkt uit hetgeen ik in De Navorscher mededeelde. Van een zoon Adriaen is daar niet gesproken, maar hij had ook een zoon van dien naam. In eene akte j van 7 Mei i665 is sprake van de overdracht van een «zevende part in de nieuwe meestoove aen de z. sijde van de Langestraet" door Johan van Almonde, oud-burgemeester, aan nsijnen zoone Adriaen van Almonde", en in de Kerkeraadsacta van 8 April 1681 leest men dat Adriaen Almonde in de plaats van zijn gestorven vader Johan Almonde rekening van de Leenbeurs deed. Deze Adriaen van Almonde, in 1679 vroedschap geworden, werd g maal verkozen tot schepen, voor de eerste maal in 1669, voor de laatste maal in 1715 ; in 1667 tot raad in het College der Magis- (1) Fol. 4 verso van liet Kohier van den 1669 geconsenteerden 200stPPJjg£graeff." Zooal', Almonde te kennen gaf, had de op perdijkgraaf »ordre gegeven eerst aen 's heeren dienaers ende daernae aen den stadthouder van der Hoedt, omme hem (Almonde) ^men ende beenen aen stucken te slaan." Het bevel « as met opgevolgd maar de stadhouder had hem bedreigd «de armen en beenen aen stuck zullen slaan, indien hij «niet en (luame te swijgen. 714 begraven werd, trad q maal als schepen op, : eerst in 1692, 't laatst in 1711 ; in 1694 als raad n 't College der Magistraten; in 1702 en 1709 als mrgemeester; in I7°4 en i?10 a^s schout. Den -sten Oct. 1699 werd hij verkozen om voor den tijd j ,'an 2 jaren, ingaande Mei aanst., zitting te nemen ^ n het College van de Gecommitteerde Raden. In { 1699 en 1710 werd hij benoemd tot ouderling; in 1710 tot curator van de latijnsche school (Res. Mag. 3o Sept. 1710), in 1704 tot thesaurier (Res. Vroedsch. 11 Februarij 1704), in 1710 tot penningmeester van de groote visscherij (Res. Mag. 4 Maart 1710). Nog fungeerde hij als boekhouder van de St. Pieterskerk, als Regent van het Vrouwenhof en als Regent van de armen te Maerland (Res. Mag. 22 Dec. 1714)- Na den dood van haren man verklaarde Mevrouw Pieter van Almonde, geboren Buis, aan de Magistraten, dat zij van plan was zich te houden «aan de huwelijkse voorwaerden, bij haai en haar man zalr. gemaeckt, sig geensints als erfgenaem begeerde te dragen ende haar mans boedel ten behouve van desselfs gemeene crediteuren quam te abandonneren." Mr. Willem van Almonde, geboren in Indie, toonde op den I7den Nov. 1714 aan de Brielsche Magistraten eene «acte van naturalisatie cjuoad honores, bij hem van de Souverain geobtineert den 20 September laastleeden", en de Magistraten namen het bericht voor notificatie aan. In 1716, 1718, 1719 en 1723 werd Mr. Willem van Almonde verkozen tot schepen; in 1711 (i), 1715 en 1720 tot raad in het College der Magistraten; in 1723 tot burgemeester. Toen in 17-4 het ambt van baljuw van Den Briel en Voorne vacant was geworden door den dood van Jacob Frederik baion van Schagen Heere van Heenvliet, verzocht Mr. Willem van Almonde aan en verkreeg hij van de Brielsche Vroedschap ter erlanging van de vacante betrekking brieven van voorschrijving aan de Staten van Holland met het gevolg dat hij den i5 <-n Sept. 1724 aangesteld werd tot baljuw en oppeidijkgraaf (Ress. Vroedsch. 7 Sept. en 3 Oct. I724)- Bij de aanvaarding van die betrekking trad hij af als vroedschap en hij bekleedde haar tot aan zijn dood. Hij stierf den I4de" Julij 1749» oud 5g jaren. Den 2istcn Julij 1749 kwam bij de Brielsche Magistraten een verzoekschrift ter tafel, ingediend door Philippus van Almonde, zoon van Mr. Willem van Almonde. Na de mededeeling dat hij den 23^" Februarij 1749 den ouderdom van 24 jaren bereikt had en van plan was veniam aetatis te vragen, verzocht hij aan de Magistraten brieven van voorschrijving daartoe. Gezien het «consent van des suppliants eenige zuster" en de seclusie van de weeskamer, accoi- (1) Tegen zijne benoeming tot raad, den 1*» Oct. 1711 fschi«d: werd door verscheidene leden van de V roeds< laP SeF° ^ wijl Mr. Willem, geb. in Indië, nog niet genaturaliseerd was, Ress. Vroedsch. 12 Oct. en 2 Nov. 1711. deerden de Magistraten het verzoek. Dat Mr. Willems dochter, Johanna van Almonde, als j.d. 18 Maart 1749 is getrouwd met Willem Adriaan van der Goes wedr., wonende te Leiden, is in «De Navorscher" t. a. p. vermeld. Aan hetgeen aldaar uit de registers is overgenomen moet nog toegevoegd worden, dat den i6den Sept. 1718 een kind van Mr. Willem van Almonde begraven werd. Ten slotte heb ik nog te spreken van een broeder van de vroedschappen Pieter en Johan van Almonde, bedoeld in eene Resolutie van de Magistraten dd. 17 Julij i63i, luidende: «Is bij den burgemeester Almonde (Pieter van Almonde) geproponeert, dat bij sijn broeder sa. onder andere legaten den armen gelegateert was een somme van 3oo car. gulden, twelck hij nae voorgaende communicatie met sijnne medeerlfgenaemen goet gevonden hadde tarme weeshuijs alhijer te offereren, op conditie dat, bijaldien in tijt ende wylen int voorsz. geslachte eenige tot extreme armoede mochten geraecken, aen deselve soude gedacht werden." Dat] de gestorven broeder Adriaen heette, leert ons de Thesaurie-Rekening over ió36—1637, waarin men fol. 5o verso leest: «Betaelt tweeshuijs deser stede over een jaer interest van 3oo £ bij Adriaen van Almonde tselve huijs gelegateert, verschenen etc." Misschien vindt de heer N. Scheltema, gep. hoofdofficier en militie-commissaris te Gouda, die reeds jaren lang bezig is met het opsporen van bouwstoffen voor het samenstellen van eene genealogie van Almonde, in het door mij medegedeelde iets, dat hem dienstig kan zijn. Moge de verdienstelijke man op zijn hooggeklommen leeftijd nog lust en gelegenheid hebben om te publiceeren wat hij met zooveel moeite en zorg heeft bijeengebracht! LIL FANNIUS. Mr. Cornelis Fannius werd den 5den Maart i656 door de Vroedschap te Rrielle aangesteld tot pensionaris, bij provisie voor 3 jaren. De Acta van 3i Aug. l656 vermelden de overkomst van hem en zijne huisvrouw Catharina van Siepesteijn met kerkelijke attestatie van 's Gravenhage. Op verzoek van Mr. Cornelis Fannius consenteerde de Vroedschap hem den 6di:n Aug. i658, «dat de kinderen, die hem Godt Almachtich geduijrende den tijt sijnner functie als pensionaris, t' sij buijten ofte binnen den tijt sijnner commissie, ter dachvaert ofte elders, mitsgaders buijten ofte binnen der stede van den Briele, in wettigen huwelijcke soude mogen comen te verleenen, aengenomen ende gehouden souden werden ingeboorne der voorsz. stede, qualificerende, habiliterende ende verclaerende deselve derhalven capabel omme alle ampten ende offtcien binnen der voorsz. stede te mogen bedienen, ende dat sij voorts sullen genieten alle digniteijten, privilegien ende voordeelen, die andere ingeboorne van de voorsz. stede sijn genietende." Den i6c:i Maart i65g continueerde de Vroedschap Mr. Cornelius Fannius, pensionaris, voor 3 jaren, maar reeds in 't volgende jaar verliet hij Den Briel. Den 28s,l" Januarij 1660 rapporteerde hij aan de Vroedschap, dat hij, ter vervanging van Mr. Adriaen van Almonde, als raad naar Indië vertrokken, benoemd was tot raad in den Hove van Holland (1) en hij vroeg en verkreeg toen zijn eervol ontslag als pensionaris. De resolutie, die zulks vermeldt, eindigt aldus: «Ende hebben wijders haere Achtbaerheden den heere pensionaris gegunt ende geaccordeert, dat de kinderen, die hem Godt geduijrende sijn leven sal verleenen, sullen wesen ende t' allen tijden gehouden werden als poorters ende borgers deser stede ende dat d'acte, hem desen aengaende op den elffde augusti i658 verleent, daermede sal werden geamplieert." Den 3lsten Maart 1708 werd te Rrielle geadmitteerd als poorter Mr. Cornelis Fannius, «soone van den heer van oud-Haarlem." De Acta van 26 Oct. 1708 berichten zijne overkomst met attestatie uit Den Haag. Den io,!cn Junij 1714 zijn te Brielle ondertrouwd en met att. dd. 24 Junij te Haarlem getrouwd Cornelis Fannius, heer van Kortenbos, j. m. geb. te 's Gravenhage en wonende te Brielle, en Judith Guldewaghen j. d. geboren en wonende te Haarlem. Het echtpaar won Anna Margaretha, gedoopt 19 Januarij 1718, getuigen: Abraham Guldewagenen Mevrouw Johanna Parret. Den 5den Febr. 1719 trad Mr. C. Fannius op als ouderling bij de Waalsche Gemeente zijner woonplaats. In 1712, 1715, 1716 en 1718 werd hij verkozen tot schepen, in 1714 en 1717 tot raad in het College der Magistraten; 5 jaren was hij vroedschap, zie hem op de Naamlijst sub. n°. i5i. Den 26*'"' Nov. 1719 werd hem ontslag gegeven als vroedschap, nadat hij had medegedeeld, «dat de Heeren der stad Haarlem hem hadden begunstight met een van haere postmeester ampten." LIII. LAMRINON. Aan hetgeen ik in De Navorscher jaarg. 28, bl. 5oi en 5o2, en jaarg. 29, blz. 175 en 176, en in het Rulletin de la Commission pour 1'histoire des Eglises Wallonnes T. I. p. 174 en 175 en T. II. p. 307 en 308 heb medegedeeld, heb ik slechts (1) In 1658 gaf de Vroedschap hem als sollicitant naar de betrekking van «raet ordinaris in den Hoogen Rade," vacant door het overlijden van Mr. Anthi ny de Wael, "favorabel voorschrijven," maar te vergeefs (Res. Vroedsch. 1 6 Sept. 1658). JÉ weinig toe te voegen. Bij Res. Mag. 6 Jan. 1714 werd de notaris Pieter Godefroy Lambinon gecommitteerd tot ontvanger van de verpondingen te Brielle loco Mr. Isaiic de Brauw, overleden. Commerina de Graaf trad als weduwe van Pieter Godefroi Lambinon, vroedschap (n° 155), in 1722 in den echt met Pieter Bax, zie op Bax. Haar eerste man werd in 1716 en 1718 gekozen tot schepen. Frederik Lambinon werd in 1740 gekozen tot raad in het College der Magistraten. Johanne Ivruijne, zijne huisvrouw, voor de tweede maal weduwe geworden, hertrouwde 10 Junij 1745 met Gerard Knol, j. m. geboren te 's Gravenhage en wonende te Brielle. (1) Den 3osU'n Sept. 1742 zijn te Brielle ondertrouwd en met att. dd. 2 Oct. 1742 te Vlissingen getrouwd Augustinus van der Crap j. m. geboren te Brielle en wonende te Vlissingen, en Maria Abigaïl Lambinon j. d. LIV. VERBIES. Joost Verbies, N°. 66 op de lijst der Vroedschappen, werd den 22ste" Nov. 1629 door de Brielsche Magistraten bij provisie aangesteld tot tweeden klerk ter secretarie en den 2 7stur' Nov. aanvaardde hij die functie, na te hebben beloofd, zich «in sijn ampt nae behooren onder de gehoorsaemheijt van de Magistraet ende Secretaris" te zullen «comporteren, sonder yets te releveren ofte yemande tot eenige registers ofte anders te admitteren als dengeenen die tbehoort." In Nov. i63o oordeelde de Vroedschap, dat de «besoingien van de secretarye" niet zoo menigvuldig waren, dat er nevens den Secretaris twee klerken en een jongen noodig waren. Bovendien bedacht het College dat, «vermits de sobere incompsten van de stadt, het in haer vermogen niet en was, drie persoonen eerlijcken nae verdiensten te tracteren ende gagieren," en men vond den ioden Nov. i63o goed aan Joost Verbies voor de bewezen diensten i5o car. guldens te geven en hem aan te zeggen «dat de gelegentheijt van de stadt niet toeliet int voorsz. tractement te continueren," en dat hij dus werd bedankt. Joost schijnt toen naar Den Haag te zijn gegaan; althans toen hij in 1637 met Cornelia van Gellinckhuijsen trouwde (zie op Van Gellinckhuijsen), woonde hij te 's Gravenhage. In 1643 kwam Cornelia van Gellinckhuijsen, huisvrouw van Joost Verbies, met kerkelijke attestatie uit Den Haag te Brielle. De (1) Bij haren tweeden man kreeg zij Simon Anthonij, gedoopt 28 Maart 1700, getuigen: Willem Hendrik van der Salm en Gijsberta Knoll. Den 2^Pn Januarij 1755 is Gerard Knol begraven. Dat hij apotheker en dat zijne weduwe een voorzoon Vermaet had, blijkt uit Res. Vroedsch. 5 Februarij 1755. In 175 1 en 1753 werd Gerard Knoll gekozen tot raad in het College der Magistraten. Acta van 2 Julij 1643, die zulks vermelden, spreken niet van de overkomst van Joost, maar in de Actn un 3 Januarij 1647 leest men, dat te Brielle met Van <)ostvoorne kwam Justus Verbies. Den 25 en Mei 1647 werd Joost Verbies te Brielle verkozen tot schepen en daarna nog eens, den isten Oct. 1649; in 1648 nam hij zitting in 't College der Magistiaten als raad; in 1647 werd hij benoemd tot sc out. Bij Loinelia van Gellinckhuijsen won hij te Brielle: Louwerentia,- gedoopt 19 Dec. i652, getuigen: Daniël van Riele en Agatha Jans; loost, gedoopt 12 Junij i653. Den 26sle" Januarij i65l Wen (-Gn kbd van Joost Verbies begraven en den 11 b ebruarij 1654 een kind van de weduwe van Joost "Verbies. Blijkens eene Vroedschapsresolutie ^an 1 Januarij i653 was Joost Verbies toen reeds gestorven. Hoe hij zijne weduwe naliet, zegt ons *ekenin.e van den v00r i665 geconsenteerden 2oosl' " penning, die fol. 39 verso dezen post heeft: «de weduwe van Joost Verbies op 1000 £, dan als00 deselve es geinvolveert met veele ende merckelijcke schulden ende notoire niet gegoet... soo comt t' selve pro memorie." Dat de weduwe in i656 hertrouwde, is in het artikel over Gellinckhuijsen bericht. De Acta van 1 Sept. 1661 vermelden, dat op belijdenis werd aangenomen Catarina Verbies j. d.; hetzelfde staat in de Acta van 24 Julij 1664 van Cornelia \ erbiest. De Acta van 26 Oct. 1673 noemen onder de met attestatie van 's Gravenhage te Brielle gekomen personen Joost Casteleijn en zijn huisvrouw Wilhelmina Verbiest, de Acta van 25 Julij 1697 Catharina Verbiest. Deze Catharina, Cornelia en Wilhelmina zullen dochters van Joost Verbies zijn geweest. Ten aanzien van Wilhelmina wordt die meening versterkt, als men leest, dat bij den doop van Hermanus, zoon van Joost Casteleijn (1) en Willemina Verbies, op den 22sle'' Maart 1673, getuigen waren Jacob van der Velde, Cornelia van Gellinckhuijsen en Abraham Vlietland. Joost Casteleijn werd in 1673 te Brielle geadmitteerd als poorter en tevens als notaris en procureur (Res. Mag. 3 Junij 1673). Den 23sten Januarij 1701 werd juffrouw Katrina Verbies te Brielle begraven. (1) De naam Casteleijn komt eenige malen in Brielsche Registers voor. In Resol. 29 Mei 1 56 1 is sprake van Anthonis Castelleyn te Goedereede - De Acta van 22 Julij 1666 vermelden als ingeomen met attestatie van Sommelsdijk Grietje Cornelis Casteleijn. \ olgens de Acta van 27 Julij 1690 werd toen op belijdenis aangenomen Corneha Casteleij. Wellicht heeft men hier Casteleijn te lezen —- Volgens de Acta van 17 Oct. i75! kwamen met attestatie van Ooltgensplaat te Brielle Dirk Minheer en zijn huisvrouw lohanna Kastelein. Het echtpaar won te Brielle: Sara, gedoopt 10 Oct. 175-» • Georgms, gedoopt 3 Sept. 1 754, getuige : Georgius Minheer- Gerrlt' gedoopt 29 Junij 1756; Gerritje, gedoopt 16 April 1758- Maria' gedoopt 3i Maart 1761; Gerrit, gedoopt 1 Jan. 1764. ' ' Den io'1-n jan ^781 is Dirk Minheer begraven, nalatende 2 kinderen, oud 62 jaren en 9 maanden. Misschien heeft ook tot de verwanten van Joost Verbies behoord Thomas Verbies, die bij zijne vrouw Dorothé Davids een zoon won, Jacob, gedoopt i3 Maart I7o5, getuige: Cathrijne Caspars. De vader van Joost Verbies was Dr. Harman \ erbies, die als j. m., van Dordrecht, wonendein Den Haag, zijnde advocaat voor den Hove van Holland, te Brielle is getrouwd den 7 29 Mei i754) 29 Mei i755, (6) Als zoodanig komt hij voor in Res. Mag. 2 Mei 1750. " Johanna Jacoba, gedoopt 9 Nov. 1736, getuigen: Jan van Stamhorst en Alida Elias. Johanna Jacoba, gedoopt 17 Februarij 1743, getuigen: Willem van Stamhorst en Anna de la Bassecour. Den i6den Nov. 1774 werd een kind van N. de la Bassecour, den 5dcn Januarij 1740 zijne dochter Johanna Jacoba begraven. Zijne weduwe overleed te 's Gravenhage den jde" Mei 1770 en haar stoffelijk omhulsel werd te Brielle ter aarde besteld. Jacobus Wilhelmus de la Bassecour werd in 1756, Johanna Jacoba in 1762 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 11 Julij 1756 en 11 April 1762). De Acta van 1 Julij 1762 vermelden de komst van Mr. Jacob Willem de la Bassecour met attestatie uit Den Haag te Brielle, waar hij den 26sleI1 Januarij 1762 benoemd was tot pensionaris; den nde" Januarij 1765 werd hij als zoodanig gecontinueerd, maar aangesteld tot Raad ordinaris in den Hove van Holland, vroeg en verkreeg hij den 20ste" Maart 1765 van de Brielsche Vroedschap zijn ontslag als pensionaris. Den 28slen Julij 1765 is hij te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 11 Aug. te Heenvliet getrouwd met Susanna Maria van Alderwerelt, geb. en wonende te 's Gravenhage. Hij overleed te 's Gravenhage en zijn lijk werd 27 Mei 1767 te Brielle begraven. Den 2Ós(en Aug. 1766 zijn te Brielle getrouwd Mr. Carel Johan Bosschaerd (1) en jonkvrouwe Johanna Jacoba de la Bassecour. Den iodeu Januarij 1770 is overleden vrouwe Anna Maria de la Bassecour, weduwe van Mr. Ivaspar Burman, in leven Raad in de Vroedschap te Utrecht. In het Brielsche Archief berusten 6 bewijzen van eigendom, behoorende tot een obligatie ten name van Mr. Casper Clotterbooke, eertijds Jacob van Couwenhoven, i. d. 1 Mei 1668. Behalve de genoemde bijzonderheden betreffende Anna Maria de la Bassecour leeren ons die stukken nog het volgende. De gezegde obligatie werd door Mr. Jacob de Kempenaer, advocaat te 's Gravenhage, in 1772 verkocht aan de Brielsche Regeering. Zij was hem «aengekomen van Mr. Jan Burman, raad en rentmeester-generaal der Bede van Braband, kwartier van Antwerpen, wonende te Utrecht, volgens transport op den ioen Sept. 1770." Deze Mr. Jan Burman was een zoon van Mr. Kaspar Burman en vrouwe Anna Maria de la Bassecour. Den 2dcl1 Nov. 1769 maakte deze vrouwe, weduwe zijnde, haar testament en verklaarde daarin tot hare erfgenamen: i° de twee nagelaten kinderen van haren oudsten zoon, wijlen Mr. Jacob Fabrice Burman, genaamd Kasper en Pieter Burman; 20 haren tweeden zoon Mr. Jan Bur- ft. (1) De Thesaurie-Rekening over i5o5—i5o6 spreekt fol. 19 van Dirck Bosschairt. Ook latere Rekeningen noemen hem .— De Acta van 4 Januarij i65a noenien Elsje Jacobs Bosschaert, met attestatie gekomen van 's Gravenhage. — Volgens de Acta van 23 April 1723 werd od belijdenis a ancrpnnmpn tr»v>anr»ocï t3/-»oe<-»vi uenjuenis aangenomen jonannes üosschart. man ; 3° hare dochter Eva Maria Burman, gehuwd met Charles Reij de Carle, kapitein; 40 de 3 nagelaten kinderen (i) van hare jongste dochter, wijlen Angelina Burman, in leven gehuwd met Mr. Johan Frederik van Senden, raad in de Vroedschap te Utrecht. \ olgens eene akte van boedelscheiding d.d. i3Nov. 1743 waren Franciscus Burman, «lieutenant Collonel van een Regiment infanterije", en Mr. Kaspar Burman, de echtgenoote van Anna Maria de la Bassecour, kinderen van Mr. Pieter Burman, in leven professor te Leiden, gestorven aldaar 7 April 1741, en Eva Clotterbooke, 22 Aug. 1743 gestorven op den huize Batesteijn. Deze Eva Clotterbooke was eene dochter van Mr. Casper Clotterbooke en Eva van Couwenhoven, welk echtpaar behalve Eva nog 4 kinderen naliet, genaamd Thomas, Willem, Jacomina en Kaspar. Zie verder op Clotterbooke en Van Couwenhoven. LVI. VAN SON. Isaac van Son, op de lijst der \ roedschappen vermeld sub n° 58, trouwde, toen hij te Rotterdam woonachtig was, voor de eerste maal te Brielle den 8 a" Nov. i633 met Neeltje Jooris, weduwe van zal: Niclaes Crijnssen, wonende in de Nobelstraat te Biielle (2). Den 28st " Mei i635 zijn te Brielle door den echt ~\eibonden «Isaac Aan Son, weduwenaer, "\\ onende in de Nobelstraet, ende Annetje Jans Beuckelaers jonge dr., mede wonende aldaer." Voor de 3de maal trouwde Isaac van Son te Brielle i3 Nov. 1640 met Cornelia van Almonde j. d., den i4Jcn Aug. 1661 te Brielle begraven, zie op Van Almonde. Den 20 c Oct. 1646 werd I. van Son door de Magistraten «geaucthoriseert omme ten behouve van de stadt te doen maecken eenighe coopere maten, ellen ende gewichten om gehouden te werden tot leggers in be■\\ aeringhe opt Stadthuijs ende mede omme te doen slaen eenighe stempels vant a. b. c. tot het ijcken van de voorsz. maten, ellen ende gewichten" (3). Bij Res. Mag. 22 April 1645 werd hij «gestelt tot wisselaer en in die Resolutie wordt hij «goutsmit" genoemd (4). Den 5Jl" r\ov. i65o toonde hij aan de Magistraten «sijnne commissie, hem verleent bij de Ho: Mog: Heeren Staten Generael van date den 2 7cn Octobris laetstleden als ontianger van de convoeijen" te Brielle in plaats van Nicolaes Cornelisze Arckenbout, die van gezegde betrekking vrijwillig afstand (1) Deze kinderen heetten Johsnra Elisabeth, Kasper en Jacob Fabrice van Senden. (2) In eene aanteekening van 1634 (Bodtboeck, begonnen 1624, blz. 248 versoi komt I. van Son voor als kooper van «alsu'icken i halvcn huijs ende erve als Nicolaes Crijnsze ende Neeltgen Joris dr., beijde sal,, lest gepossideert lebben ende alsnu van wegen Crijn Claesze, henluijder naergelaten weeskint", wederom vercocht cs." (3) Zie ook Res. Mag. 9 Nov. 1647. (4) Zie ook Res. Mag. 3o Januarij i655. gedaan had. In 1634 werd hij bij de Herv. Gemeente te Brielle verkozen tot diaken (Acta van 8 Oct. 1634). Op de lijst der schepenen komt zijn naam 15 maal voor, in 1637 werd hij voor de eerste maal geroepen die betrekking te bekleeden, den rsten Oct. 1666 voor de laatste maal. Weinig tijds na dien isten Oct stierf hij; wegens zijn overlijden werd er den 7den Nov. 1666 een ander in zijn plaats tot schepen verkozen. In 1646, 1652, 1656 en 1659 werd hij benoemd tot raad in het College der Magistraten (1). In het Kohier van den voor 1668 geconsenteerden 200s,en penning leest men fol. 3: «de kinderen van Isaac van Son op 3ooo 4; dan alsoo denselven overleden es ende 3/4 gegaen aen sijnne twee dochters ende t' resterende V4, d eene helft aen t' naegelaten weeskint van sijnne voordochter, geprocreert bij Harper Molewater, ende d ander helft aen Davit van Son sijnnen voorsoone in Oost-Indien etc." In het Kohier van den voor 1669 geconsenteerden 2Costcn penning staan fol. 3 verso deze posten: «de dochters van Isaac van Son voor de /4 van 3ooo £ etc." — «t' Weeskint van Toontgen van Son, geprocreert bij Harper Molewater voor x/4 van 3uoo £ etc." Over deze Antonia van Son, in i656 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 5 Mei i656) en in 1661 gehuwd met Harper Molewater, zie men mijne bijdrage over Tromp blz. 12 en i3. De twee dochters, welke 3/4 van de erfenis kregen, zullen geweest zijn Cornelia van Son en Maria van Son, als jonge dochters op belijdenis aangenomen, Cornelia in 1660, Maria in 1662 (Acta van 4 Maart 1660 en 26 Oct. 1662). Den 29s,en Mei 1701 is te Brielle begraven juffr. Cornelia van Son (2). Over Maria van Son, in 1680 getrouwd met Gerard Slaets zie men op Slaets. Den i3dc" April i6o3 werd te Brielle gedoopt Catarina, dochter van Abraham Willemsze van Son en Jannetghen Sanders. Misschien zijn hier de ouders van Isaac van Son genoemd, en is hetzelfde echtpaar bedoeld, als men in het doopregister leest, dat 25 Aug. 1604, in tegenwoordigheid van de getuigen «Evert de vleijshouwer", Lijsbeth N. en Wilfem Jansze, gedoopt is Willem, zoon van Abraham N. en Jannetgen X. Nog' ontmoette ik de volgende personen met den geslachtsnaam Van Son. Ihomas van Son, weduwnaar, wonende te Rotterdam, is te Brielle ondertrouwd 14 Januarij i635 met Pietertjen Jans Leliveldt, mede te Rotterdam woonachtig. Zie op Lelieveld. Den 28',U1 Oct. 1646 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie dd. 11 Nov. te Rotterdam getrouwd Ds. Segerus van Son en Johanna Groenrijs J. d. van Delfshaven, wonende te Rotterdam. Ju E,e" .I-den Januar'i i649. bij den doop van Willem, zoon van j Willem WijntgM en Willemina Jans, waran getuigen de heer Van Son en Maria Harmans. (2, Juffr. Cornelia van Son was i5 April i095 getuige bij den doop van Gerrit, zoon van Bartholomcus de Haes en Anna van der Mast t 9t Den 22'ten Sept. 1647 is te Brielle gedoopt een ongenoemd kind van Ds. van Son en Jannetie Cornelis, waarbij getuigen waren Willem van Son en ïetertjen van Lelivelt. De Kerkeraadsacta van 1 Mei 1647 vermelden de komst van Jannetjen Cornelis huisvrouw van Ds. van Son, met kerkelijke attestatie van Rotterdam. Ds. Segerus van Son was eerst predikant te Poortugaal en daarna te Brielle. Den 11'" Februarij 1646 werd hij door den Brielschen kerkeraad beroepen; het beroep keurde de Vroedschap den 19 Februarij goed en 22 Mei 1646 werd de beroepene te Brielle bevestigd. In de kerkeraadsvergadering van 14 Sept. 1647 kwamen gedeputeerden van Rotterdam binnen met verzoek Ds. van Son die beroepen was «tot sesten predicant" te Rotter, (*)' ,Waar hij geboren en opgevoed was, te ontslaan. Kerkeraad en Vroedschap bewilligden, ofschoon ongaarne, in het verzoek. De Vroedschap merkte op dat bij vertrek van Van Son, de Brielsche gemeente slechts een predikant zoude hebben, en dat het dus wen schel ijk was dat «Van Son noch eenigen tijt in den dienst alhijer mocht verblijven." De kerkeraad was het daarmede eens en bepaalde dat »Ds. van Son de kercke van den Briel soo lange soude bijblijven totdat sij effectivelijck den dienst van een ander predicant soude genieten." In de Classicale vergadering 19 Nov. 1647 te Brielle gehouden, verzocht Ds. van bon wederom eene «behoorlijcke attestatie." Aan zijn verzoek werd voldaan en hij vertrok naar Rotterdam. De Kerkeiaadsacta van 1 Julij 1660 vermelden de overkomst van Hillegont van Son (?) j. d. met attestatie uit Den Haag. De Acta van 24 Januarij 1669 noemen onder de met attestatie van Rotterdam gekomen personen niet alleen Petronella van Lelijvelt, wede. van Thomas van bon, maar ook Helena Pelt, huisvrouw van Jan van Son. Deze Helena schonk haren man te Brielle: Pieternella, gedoopt 5 April 1669, getuigen: Ds. Johannes Magerus, Apollonia van den Ende, Jannetje un Lelievelt; Apollonia, gedoopt 27 Mei iö72.Johan van Son vond ik nog genoemd in eene Resolutie van 1 Nov. 1672, door mij medegedeeld in het artikel over Van der Poth, en in eene akte van i3 Oct. 1674. Den 13den Oct. 1675 zijn te Brielle ondertrouwden daarna met attestatie dd. 29 Oct. te Rotterdam getrouwd Doen Hagen j. m., wonende te Brielle, en Milca van Vlierden, wed", van Abraham A an Son, wonende te Rotterdam. Jilles (Gilles) Jansze van Son won bij Jannetje Bastiaens van \\ illegen driemaal een kind, dat Engeltje werd genaamd. Het istu werd gedoopt 3 Aug. 1696, het 2du 1 Februarij 1699, het 3de 28 Oct. 1703. Getuigen waren Annetje Bastiaens van Willegen, Abraham Ruijtemeijer, Teuntje Heindriks. (i) Volgens de mededeeling der gedeputeerden telde de gemeente te Rotterdam toen circa 5ooo lidmaten. Thomas van Son Jans zoon, in 1701 met attestatie van Rotterdam te Brielle gekomen (1) en aldaar poorter geworden (2), won bij Margarita Waghensveldt een zoon, Thomas Adriaen, gedoopt 29 Aug. 1702, getuigen: Gerard Slaets in plaats van Michiel van Son, juffr. Adriana Cuijlenburgh «geseght van den Bergh" bij representatie van Mevr. Judith van Son. Den 2ysten nov 1701 werd Thomas van Son bij de Walsche Gemeente geïnstalleerd als ouderling, maar, omdat zijn gedrag niet was als dat eens opzieners behoorde te zijn, werd hij reeds den 27sten Sept. 1702 ontslagen. Volgens eene akte van transport van obligaties woonde Thomas van Son in 1713 te Delft (3). Gerrit van Son j. m., korporaal, is 28 Sept. 1721 te Brielle ondertrouwd met Christina Tijsse, geb. te Nijmegen en wonende te Breda. Zie over dit paar j Res. Mag. 14 Maart 1722. Den 21sten Maart 1725 is te Brielle gedoopt Johannes, zoon van Albartus van Son en Kristijn van Dijk, getuige Helena Klaassen. Den 20sten April 1728 werd te Brielle gedoopt Maria, dochter van Nicolaes Alebos van Son en Helena Margaretha van Son. Eene schuldbekentenis van 28 Nov. 1728 spreekt van «monsr. Nicolaas Alebos van Zon ende juffr. Helena van Zon (4), egte luijden wonende binnen dese stad" (Brielle) en van juffr. Johanna van Zon, wonende te Delft, zuster van ! het echtpaar. Blijkens die schuldbekentenis stond i Nicolaas toen gereed te vertrekken naar Batavia als «corporaal militair," was hij in dienst van de O. I. Compagnie «voor de camer Zeelant", en heette zijn vader Casparus van Zon, in leven «coopman in dienst van de geoctrooijeerde Nederlandsche O. I. Comp. op Batavia, in de maand October 1724 aldaar overleden." De Acta van 12 Julij 1744 noemen Jannetje van Zon, met attestatie gekomen van Heusden. De Acta van 12 Oct. 1760 vermelden de komst van ! Johannes van Son en Dorothea Blom, echtelieden, met attestatie van Zierikzee. Het echtpaar won Valentijn, gedoopt 14 Februarij 1762. Den 3iften Aug. 1760 zijn te Brielle getrouwd Willem van Son j.m., geboren «inhetBriels-Nieuwland", en Johanna Ederveen (van Eederveen) j. d. geboren te Woudenberg in Utrecht. De echtgenoote werd begraven te Brielle 20 April 1769. Haar man was haar «eenige en universeele" erfgenaam. Volgens de Acta van 12 April 1767 werd toen op belijdenis aangenomen Willem van Son. Volgens een Register van poorters kreeg den l8den Sept. 1773 te Brielle het recht van poorter Gillis (1) Acta van 27 Oct. 1701. (2) Res. Mag. 26 April 1701. (3J De obligaties werden door hem overgedaan aan Mr. Roelman Pittenius, advocaat te 's Gravenhage. (4) Zij zelve schreef haren naam Helena van Son. Johannes van Son «van Negapatnam op de kust Coromandel." Jonkvr. Magdalena Constantia van Son is in 1794 gehuwd met Mr. Daniël Jakob Heeneman; zie op Heeneman. LVII. GEVAERTS. De Kerkeraadsacta van 24 April 1692 noemen onder de met attestatie ingekomen personen Mr. Ocker Gevaers van Dordrecht. Den 1 iden Dec. 1690 was Mr. Ockerus Gevaerts door de Brielsche Vroedschap benoemd tot pensionaris en den i6den Dec. deed hij als zoodanig den »behoorlijcken eedt." Den I4den Junij 1693 is hij als j. m. te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 28 Junij te Delft getrouwd met Maria Arnaudina Briel j. d. te Delft, en hij won bij die vrouw te Brielle: i° Johan, gedoopt 9 April 1694, getuigen: Adriaen van Hoogeveen, juffr. Anna Margareta Brassers, voor Mevrouw Van Beaumont, wed. wijlen Johan de Wit. 2° Elisabeth Magdalena, gedoopt 6 Julij l6g5, getuigen : juffr. Magdalena van Beaumout, Hugo Repelaar. 3° Paulus, gedoopt i5 Februarij 1697, getuigen: Mr. Jacob Briel, juffr. Anna Margarita Brasser, representeerende juffr. Magdalena van Beaumont. 40 Ocker, gedoopt 25 Dec. 1698, getuigen: Mr. Herbert Briell, Mr. Jacob Briell, representeerende Mr. Jacob van der Waeijen. 5° Elisabeth Magdalena, gedoopt 19 Januarij 1700, getuigen: Mr. Jacob Briel, representeerende den Heer Grietman Jacob van der Waeijen, Mevrouw Commerstijn. Den i5den Februarij 1699 werd een kind van het echtpaar, den 4'le" Februarij 1701 werd de huisvrouw van Mr. Ocker Gevaerts begraven. Den 3osteu Julij 1703 verzocht hij aan de Vroedschap, »uijt consideratie dat zijne familie zijn tegenwoordigheijt meer requireerde als de bedieninge toeliet,"' als pensionaris te worden ontslagen. Bij dat verzoek volhardde hij, toen men hem «met de beweeglijkste redenen en motiven" trachtte te bewegen de betrekking te blijven bekleeden en hij kreeg toen zijn eervol ontslag. Uit eene Vroedschapsresolutie van l5 Sept. 1703 blijkt, dat hij toen reeds naar Dordrecht was vertrokken, alwaar hij volgens J. Kluit «in den out-raad" zitting nam. Toen den 6den April 1723 een kind van Jacob Briel werd gedoopt, was daarbij getuige de heer Ocker Gevaerts en in de aanteekening van dien doop staat achter 's mans naam «oud burgemeester der stad Dordregt." Op de lijst der Vroedschappen treft men sub n° 199 aan Mr. Ocker Gevaerts Heere Jans zoon (i). In 1765 werd deze Ocker te Brielle poorter (2) en lid der Waalsche Gemeente aldaar door indiening van eene attestatie uit Dordrecht zijne geboortestad. In 1767 en 1773 werd hij benoemd tot raad in het College der Magistraten; in 1766, 1768, 1769, 1772, 1784, 1787 en 1792 tot schepen; in 1772, 1775, 1779 en 1782 tot bui "gemeester; in 1769, 1770 en later tot leenman van Voorne. \an 1767 tot 1772 diende hij als ouderling bij de Waalsche Gemeente. In 1770 werd hij aangesteld tot penningmeester van de groote visscherij en pilotage op de Maas (3) en hij bekleedde die betrekking tot in 1775 (4). Den io(Ien Maart van dat jaar werd hij in plaats van Mr. Theodorus Beels benoemd tot raad en rentmeester generaal van de domeinen in den lande van Voorne en de Beijerlanden. In 1790 trad hij als zoodanig af. Den islen October 1789 werd hij door de Vroedschap gecommitteerd om voor 2 jaren, aanvangende 1 Mei 1790, zitting te nemen in het College van de Gecommitteerde Raden der Staten van Holland. Den nden Maart i/99 kwam bij de Brielsche Municipaliteit eene missive ter tafel van vrouwe A. C. Gevaerts, weduwe de Roo van Westmaas, waaruit bleek dat zij en haar behuwdbroeder Abr. Hendrik Onderwater waren executrice en executeur van het testament van wijlen Mr. Ocker Gevaerts Joh. zoon, den i6den Julij :793 gepasseerd, en dat de gestorvene vermaakt had eene obligatie van f 1000 aan de Nederduitsche Gereformeerde diakoniearmen, een dito obligatie aan de bransche gereformeerde diakoniearmen, een dito obligatie aan het gereformeerde Weeshuis en een dito obligatie aan het gereformeerde Gasthuis tt Brielle (5). LVIII. VAN DER MINNE. De Kerkeraadsacta van 14 Julij 1765 berichten de komst van Jacobus van der Minne te Brielle met kerkelijke attestatie van Maassluis. Deze Jacobus, geboren «onder het regt van den Vrijenban", trouwde 22 Mei 1760 te Brielle met Clara Spaan, weduwe van ^ermaat' geboren en wonende te Brielle. Den 3 Maart i;33 werd te Brielle gedoopt Klaartje, dochter van Ary Jacobsen Spaan en Magdalena schrijvers; bij de doopplechtigheid was getuide Klaartje van Duijn. Als j. d. is Klaartje 3i Mei 1762 te Brielle getrouwd met Jan Vermaat j. m. ge¬ (1) Res. Mag. 12 Januarij 1765. I2iden Me' 1714 W6rd door de B»elsche Magistraten geadmitteerd als poorter Joseph Gevaarts, geboren in Zeeland Van geUeken ^ ^ ^ heeren Gev*erts is mij niets (3) Res. Vroedsch. 1 Oct. 1770. (4) Res. Vroedsch. 27 Maart 1775. (5) Ress. Municipaliteit 11 Maart, 22 April, 3i Aug 5 Sent 1799. OM • boren onder Rugge, wonende te Brielle (1). Dezen man schonk zij eene dochter Neeltje, gedoopt 14 Oct. 1763, getuige Magdalena Schrijver. Den igden Junij 1764 werd Jan Vermaat te Brielle begraven. Zijne dochter Neeltje is ongehuwd te Brielle begraAen i5 Augustus 1775. De goederen, die zij naliet werden voor de helft geërfd door een halven broeder Haar voogd was Jillis Haak. Claia Spaan schonk haren tweeden echtgenoot, Jacobus van der Minne, twee kinderen: Johannes' gedoopt 29 Oct. 1766, getuige: Elizabeth van der Minne; Ane, gedoopt 12 Julij 1769, getuige: Magdalena Schrijver. Jacobus van der Minne is 4 Maart 1773 te Brielle begraven, zijne weduwe, Clara Spaan 1 September 1773. Evenals van den vader, staat van de moeder in het doodenregister vermeld, dat zij twee kinderen naliet, maar dit bericht moet foutief zijn, daar een kind van Jacobus van der Minne, Arij genaamd, 3 Mei 1770 werd begraven en de doopregisters slechts van twee kinderen van Jacobus van der Minne en Clara Spaan gewagen. De echtelingen ïeten geen twee kinderen na, doch één, Johannes van der Minne (2), door de Brielsche Magistraten 29 April 1786 aangesteld tot grossier in zout. Op de lijst der \ roedschappen treft men hem aan sub n° 227. Hij werd benoemd tot schepen in 1788, 1790, 1792, 1793 en 19 April i8o3; tot raad in het College der Magistraten in 1789. In 1806 werd hij gekozen tot lid van den Stedelijken Raad te Brielle (Ress. van den Raad van 16 en 23 Mei 1806), en bij Kon. Besluit van 12 Junij 1814 benoemd tot burgemeester van Brielle, werd hij als zoodanig den i8den Tunii o-einstalleerd. Hij bekleedde de betrekking van burgemeester tot 2 Januarij 1849, toen zijn eervol ontslag inging. In 1814 werd hij heemraad van Voorne. Oud 91 jaren en 10 maanden is hij 3o Augustus i858 te Brielle gestorven. Ofschoon het begraven in de kerken toen verboden was, werd het lijk van Joh. van der Minne, tengevolge van eene ontvangen vergunning, in de Groote Kerk ter aarde besteld. In het doodenregister staat achter zijn naam niet alleen oud-burgemeester, maar ook zoutzieder. Hij stierf als weduwnaar Aan Johanna Adriana Vermaat, dochter van Adrianus Vermaat, ook Arie genoemd (3), die als j. m. wonende te Brielle, na aldaar 19 Aug. '1750 j ondertrouwd te zijn, met attestatie dd. 2 Sept. in Den Haag (4), trouwde met Maria de Gelleke j. d. aldaar. Bij deze Maria won Adrianus Vermaat, die in i;5/ te Brielle werd benoemd tot schepen en in 1760 tot Raad in 't College der Magistraten, de volgende kinderen: ...l1' .1">e KerlJl Sept. i865 is L. M. van Kruijne te Brielle gestorven. Zijne echtgenoote stierf aldaar 7 Septembei 1867. Zij schonk hem de volgende kinderen : A. Hendrik Louis Mijnard, geboren 22 Oct. 1816, gestorven 7 Febr. i883. Deze zoon was in i855 griffier bij het kantongerecht te Brielle, werd notaris en trouwde als j. m. met Susanna Jacoba Petronella Egter j. d., die hem i(> Sept. 1868 een zoon schonk, die Louis Helenus Pietei Mijnard heette en 12 Dec. 1868 stierf. Als weduwe van Van Kruijne verliet S. J. P. Egtei in 1892 Den Briel en vestigde zich te 's-Gravenhage. B. Teunis Cornelis, geboren i3 Junij 1818. C. Anthony Wilhelm, geboren 18 Nov. 1819, gestorven 26 Junij 1824. D. Neeltje Anthonetta, geboren 10 Aug. 1821, 24 Mei 1855 te Brielle gehuwd met JeanJacques Auguste Bedloo de Bronovo, adjunct commies bij de Marine, wonende te Hellevoetsluis, geboren te Rotterdam 19 April 1821, zoon van Jean Jacques de Bronovo, gepensioneerd kapitein der Marine, 67 jaren oud, Ridder van de orde Aan den Ned. Leeuw, kommandeur der orde A an de Fikenkioon, wonende te Delft, en van Flisabeth Bedloo overleden. E. Anthony Wilhelm, geboren 3 Julij i825, ongehuwd oji Curacao 14 April i855 gestor\en. F. Louisa Helena Petronella, geboren 19 Maart 1827, is 20 Sept. i855 te Brielle getiouwd met Albert Antoine Gijsberti Hodenpijl, oiiicier \an administratie bij de Ned. Marine, geboien te Rotterdam 12 Jan. 1822, zoon van Isaac Gijsbeiti Hodenpijl en Maria Petronella Alida \\ ierts, beiden overleden. Tot de getuigen bij de sluiting van den echt behoorde Pieter Cornelis Meerburg, oud 45 jaren, med. dr. te Rotterdam, zwager van den bruidegom. Albert Antoine Gijsberti Hodenpijl is als gepensioneerd officier van administratie bij de Marine te Brielle gestorven op den 26su- November 1882. Zijn weduwe woont in Den Haag. G. Dionisius Johannes Adrianus, geboren 12 Dec. 1828. Hij is gehuwd en werd postdirecteur te Delft. 8°. Catharina Maria, gedoopt 24 Junij 1791, getuige: Maria de Gelleke. Als j. d. is zij 12 Mei 1819 te Brielle getrouwd met Cornelis Franciscus Croes j. m., oud 3i jaar, geboren te Goes en aldaar in de R. Catholieke kerk gedoopt, kapitein onder het 3de bataillon der 9'Il a^* Nat. Intanterie, in garnizoen te Delit, zoon Aan Johannes Petrus Croes en Wilhelmina de Paauw, welke ouders in 1819 overleden waren te 's-Gravenhage. De Kerkeraadsacta van 22 Jan. i83o vermelden Catharina Maria van Kruijne als ingekomen met attestatie van 's Gravenhage. Als weduwe van C.Fr. Croes is zij 27 Dec. i858 te Brielle gestorven. 9°. Johanna Adriana, geboren l3 Jan. 1794, gedoopt 15 Jan., waarbij getuige was Adriana Vermaat, weduwe van Jacob Rijsick. Deze dochter is 3 April 1823 te Brielle getrouwd met Wilhelmus Johan van de Poll j. m., geboren te Amersfoort, oud ruim 3o jaar, eerste luitenant in garnizoen te 's Gravenhage, zoon van Anthony van de Poll, sedert ruim 20 jaren rfwezig, en Johanna Jacoba Teschemaker te Amersfoort. In de aanteekening van dit huwelijk heet de moeder der bruid »trafiquante" en worden als getuigen genoemd Carel Dirk Yillerius, oud 34 jaar, wijnkooper, neef van de bruid, en Thomas Teschemaker, oud 21 jaar, zonder beroep, neef van den bruidegom, te Amsterdam. De naam der bruid luidt : Johanna Adriana Kruijne (genaamd van Kruijne). De Acta van 17 Jan. 1834 noemen onder de met attestatie ingekomen personen Johanna Adriana van Kruijne, van 's Gravenhage. Den 26ste" Sept. iS35 is Johanna Adriana als echtgenoote van kapitein W. J. van de Poll te Brielle gestorven. De ouders van Hendrik Kruijne zullen geweest zijn Teunis Jansze Kruijne en Lintje Ivroonenburg, echtelieden, in de Kerkeraadsacta van 22 Julij 1736 vermeld als gekomen te Brielle met attestatie van Zwartewaal. Den i7dL'n Dec. 1735 werd Teunis Kruijne, geboren te Zwartewaal, poorter te Brielle en aangesteld tot «capiteijn van de buijsconvoijer van weegens deezestad" (Brielle) loco Willem Heath, overleden. Eene dochter van Teunis zal geweest zijn Johanna Kruijne, gehuwd met Philip Vermaat, zie artikel LVIII. Als weduwe van Ph. Vermaat trouwde Johanna met Fr. Lambinon (zie artikel LUI), als weduwe van Fr. Lambinon den ioden Junij 1740 te Brielle met Gerard Knol (Knoll), j. m. geboren te 's Gravenhage, over welken man men zie art. LUI. Hij werd 2 Jan. 1755 te Brielle begraven. Zijn weduwe trouwde in 1773 met Jan Overgoor, zie artikel LVIII. Ook zal een zuster van Hendrik Kruijne geweest zijn Petronella Kruijne als j. d., geboreu te Zwartewaal, 24 Mei 1752 te Brielle getrouwd met Lewis Blanc j. m. geboren te »Edenburgin Schotland". Het echtpaar won : Lena Jennetta, gedoopt 1 Mei 1753, getuigen: Teunis Kruijne, Johanna Kruijne; Louis Anthonij, gedoopt 3 Mei 1764, getuigen : Gerard Knoll, Johanna Kruijne. Een kind van Lewis Blanc werd 28 Junij 1752 begraven. De Acta van ig Jan. 1755 noemen onder de op belijdenis aangenomen personen Petronella Kruijne, huisvrouw van Louis Blanc, Reeds in de i7de eeuw leefden er te Brielle personen, die Kruijne of Cruijnen heetten. Den 5den Sept. 1621 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Nieuwenhoorn getrouwd Lenard Jacobsze Paling, j. m. uit Zuidland en aldaar wonende, en Jannetjen Cruijnen j. d. van Nieuwenhoorn, wonende »int Suydt-eynde" te Brielle. Corsje Cruine werd in i653 op belijdenis aangenomen (Acta van i3 Junij i653). Eene akte van 3 April 1654 gewaagt van een )) custingbrief" van 20 Oct. 1643 ten behoeve van de kinderen van Gijsbrecht Cruijne, Volgens de Acta van 23 Jan. 1670 kwamen Leendert Cruijne en Willemtie Jacobs zijn huisvrouw met attestatie van het «Brielsche Nieulant" te Brielle. Den 23sten Maart 1698 werd gedoopt Cornelis, zoon van Jan Jansze Kruijne en Jannetje Cornelis. \ an verwantschap van één dezer lieden met Hendrik Kruijne is mij niet gebleken. Zooals ik vermeldde, trouwde H. Kruijne met L. M. Villerius. Naar aanleiding hiervan volge eene kleine bijdrage voor een genealogie Villerius. Een zwager van H. Kruijne zal geweest zijn Michiel (Machiel) Villerius, die, te Heenvlietgeboren, 23 Nov. 1776 te Brielle poorter en tegelijkertijd als wijnkooper geadmitteerd werd. Als j. m. is hij te Brielle getrouwd 11 Maart 1778 met Neeltje van der Woel j. d., gestorven 16 Febr. i832, oud ruim 71 jaar, geboren te Brielle, dochter van Leendert van der Woel en Adriana Kluijt. Het echtpaar won: 1. Catharina Rosetta, gedoopt 3 Januarij 1783, begraven 12 Sept. 1783. 2. Leendert, gedoopt 16 Febr. 1786, getuige: Adriana van der Woel geb. Kluit. In 1801 werd hij op belijdenis aangenomen (Acta van 11 Oct. 1801). 3. Jacob, gedoopt 19 Mei 1786, getuige: Trijntje "Villerius geb. Roosenberg. Hij was broodbakker, werd in 1829 aangesteld tot bidder, in i83g tot gemeentebode te Brielle. Den 5',en April 1807 is hij als j. m. getrouwd met Helena Adriana van der Woel j. d. geboren te Brielle (1) en aldaar 8 Febr. 1808 gestorven. Het echtpaar won Michiel Louis, geboren 24 Julij 1807, gedoopt 26 Julij (getuige: Aplonia Melsert), gestorven als klerk 9 Oct. 1843. Den 12den Sept. 1821 is Jacob Villerius hertrouwd met Hermpje de Baan j. d., oud ruim 21 jaar, geboren te Geervliet, dochter van Marcelis de Baan en Geertrui] Verhell. Bij deze vrouw won hij : A. Apolonia Cornelia, geboren g Nov. 1821, ongehuwd gestorven 1 Julij i85o. Haar werd 10 Aug. 1848 een zoon geboren, Antonius, die 24 Mei i85o erkend werd door Antonij Douglas, oud 27 jaar, landmeter bij het kadaster, te Assen. (i) Zij werd aldaar gedoopt 20 Febr. 1791 en was eene dochter van Cornelis van der Woel en Aplonia Melsert. m B. Marcelis Leendert, geboren i Mei 1823, eerst zeilmaker, daarna zeeman, i5 Jan 1847 getrouwd te Brielle met Ida Langenberg, geboren te Maassluis 20 Oct. 1821. Het echtpaar won: Jacob, geboren 16 Sept. 1847; Marcelis Leendert, geboren 16 Dec. 1849. C. Carel Dirk, geboren 3i Jan. 1825, gestorven l5 Junij 1828. D. Jacob Adrianus, geboren 8 Sept. 1826, gestorven 17 Junij 1829. E. Geertrui Willemina, geboren 8 Junij 1828, gestorven 23 April 1845. F. Carel Dirk, geboren 10 Febr. i83o, gestorven 2 Dec. i83i. G. Carel Nelis, geboren 21 Febr. 1832, gestorven 11 Febr. i833. H. Neeltje, geboren 11 Maart 1834. I. Hermpje, geboren 29 Dec. i835, gestorven 2 Aug. 1843. K. Jacob, geboren 5 Dec. i836, gestorven 3 Febr. 1837. Jacob Villerius is als gemeentebode gestorven 18 Jan. 1854; zijne huisvrouw H. de Baan stierf 2 Mei 1837. 4. Adriana, gedoopt 25 Julij 1787 (getuige: Adriana van der Woel, geboren Kluit), begraven 14 Januarij 1788. 5. Karei Dirk, gedoopt 16 Nov. 1788, 1 Aug. 1824 als wijnkooper en echtgenoot van Gezina Maria Mulet te Brielle gestorven. Hij trouwde met die vrouw te Brielle 23 Dec. 1814; zij werd te Brielle geboren en aldaar gedoopt i5 Julij 1785, en was eene dochter van Henricus Theodorus Mulet, overleden te Harlingen, waar hij als kapitein in garnizoen was, en Commerina de Gruijter, die als weduwe te Amsterdam woonde. Bij de sluiting van den echt waren getuigen Cornelis van der Woel, broodbakker, oom van den bruidegom, Leendert en Pieter de Gruijter, wagenmakers, neven van de bruid. Het echtpaar won: Henrietta Theodora, geboren 27 Junij 1816, gestorven 5 Mei 1817; Michiel Hendrikus Adrianus, geboren 22 Aug. 1817; Neeltje Helena, geb. 27 Oct. 1818; Commerina, geboren i5 Junij 1820. 6. Adriana, gedoopt 18 Aug. 1790, begraven te Brielle 11 Julij 1793. 7. Neeltje, te Brielle begraven, oud 2 jaren, l3 Maart 1795. No. 7 werd geboren te Heusden, waar de vader reeds woonde bij de begrafenis van No. 6 en als koopman gestorven is. Dat hij te Heusden nog een zoon won, blijkt uit het Brielsche doodenregister, hetwelk vermeldt, dat 22 Jan. 1817 stierf Adrianus Villerius, klerk, oud 20 jaar, zoon van Neeltje van der Woel, weduwe van Michiel Villerius. Evenals Michiel Villerius werden Geertruij Jacoba Villerius en Catharina Ida Villerius geboren »bin- m nen de steede Heenvliet." (i)Zij trouwden de eerste in 1806 met B. J. Verheij, zie artikel LVIII, de tweede in 1808 met Fran^ois Hoijer, zie op Hoijer. De Kerkeraadsacta van 12 April 1807 noemen onder de op belijdenis aangenomen personen Carel Villerius. Hier zal wel bedoeld zijn Carel Dirk Villerius, in 1788 geboren. In de Thesaurie-Rekening over 1684—1685, pag. 3, komt als pachter van de «stadts wijn ende meeaccijns" voor Rochus Villerius. In September 1609 werd tot rector van de Latijnsche school te Brielle aangenomen Franciscus Villerius. In 1622 werd hem een zoon geboren, Nicolaus, gedoopt 16 Maart 1622. Den nde" Aug. 1619 werd een kind van hem begraven. Blijkens Res. Vroedsch. van 20 Mei 1625 was de rector toen overleden. Eene akte van 1 April 1626 spreekt van Maertge Claes dr., weduwe van Franciscus Villerius, in leven rector. Den 4» Sept. i654 zijn te Brielle getrouwd Jacobus Ridderus, wed1'., pred. te Middelharnis, en Maria Welle, weduwe van Ds. Joh. Courtenius. Het huis, genaamd Pa'a^s. ln l649 door Joannes de Court te Brielle gekocht 'Bodtboek beg. 1641, p. 358), werd in 1662 door Ds. Ridderus als echtgenoot van de weduwe van Ds. J. de Court en de kinderen van Df ^°urTt v«"kocht (Bodtb. 1660, p. 74). Tot die kinderen zal behoord hebben Susanna de Court, huisvrouw van Mr. Heijndrick Vost?, in 1641 gekomen te Brielle met attestatie van Goedereede T^Cta iVan I Me' l64^' Misschien ook Maria de Court, weduwe van Daniël Radeus, met attestatie van «Hellevoet" te Brielle gekomen in 1 64S Acta van 3 Sept. 1648). —Jacob de Court, schoolmeester, kwam m 1621 te Brielle met attestatie van Vlaardingen (Acta van 11 Nov. I.62I1,'J~ Eene MaS- Resolutie van 17 Maart 1646 spreekt van Hendrick de Court en eene Res. Mag. van 12 April i653 van diens weduwe Cruijniera Arents. — Volgens een grafzerk in de Groote Kerk te Brielle werd aldaar 12 Febr. 1670 begraven Johan Courte ius, oud 26 jaar. —Maijke de Coert (misschien de huisvrouw van Ds. T. de Coert) was i3 Oct. 1649 getuige bij den doop van een kind van Jan Jasperse; Isaac Courtenius 16 Junij 1660 bij den doop van een kind van D1-. N. Massis en Susanna Commersteijn. — In 1672 kwamen met attestatie van Hellevoetsluis te Brielle Mr. Abraham de Court en Clara Dacquet, Susanna de Court, Johanna de Court /Acta van 21 April 1672). Eene akte van 28 April 1676 noemt Abraham de Kourt te Helvoetsluis en Maria Boom, laatst weduwe van Marinus van der Hoeve, als borgen voor Johan Ortegem. Deze Ortegem was gehuwd met Susanna de Kourt, zie op Ortegem. Den 8sten Dec. 1680 werd begraven de weduwe van Abraham de Court. Den 22sten Dec. 1724 werd te Brielle gedoopt Anna, dochter van Jan van Wesel en Elisabet de Court. — De Registers spreken ook van personen, die Koerts en Koerten heetten. In 1661 werd op belijdenis aangenomen Geertruijtje Koerts j. d. Den i8d>" Julij 1666 zijn te Brielle ondertrouwd Jan Simonsze Meijweer j. m. en Geertruit Courts j. d. Den 19"" Febr. 1662 was getuige Geertruit Coerten bij den doop van een kind van Thomas Abrams. — Den 2llel' April i683 is gedoopt een kind van Philips Willemsze en Lijsbet Koerten. (i) De Acta van 28 Febr. i658 berichten de overkomst van Cornelia Croesers met att. van Delft. De Acta van 27 Julij 1690 die van Catharina Croeser, met attestatie van Bergen op Zoom. Over Susanna Kroeser zie men op De Winter. Over Gerardus Croesert en Margrite Crousers zie men blz. 96 van 't Alg. Ned. Familieblad, jaarg. 1887. De Acta van i3 Oct. 161 g vermelden dat Pieter Adriaensze (Arentsze) Croeser gekozen werd tot diaken. Den 1597 hertrouwd met den apotheker Cornelis van der Veer, weduwnaar van Anna van der Veen, en is als weduwe van dien apotheker 10 December 1723 begraven. Soetje Kopper, het eenige kind van Johan, dat niet vroegtijdig schijnt gestorven te zijn, werd in 1692 op belijdenis aangenomen (Acta van 23 Januarij 1692) en trouwde met Noach Fauvarque; zie op Fauvarcq. Jacob Arensze Copper j. m. is 4 April 1679 te Brielle getrouwd met Cornelia van der Baen (ook Ne eitje Cornelis genoemd), weduwe van Arij Melze van Heesteren. Het echtpaar won : Lena, gedoopt i3 December 1679, getuige : Marietje Jans. Helena, gedoopt 5 Februarij l683, getuige : Maertje Huijge. Ariaentje, gedoopt 3o Junij 1686, getuige : Maertje Jans. Adriana, gedoopt 19 Maart 1688, getuige: Anna van Heesteren. Den 4den September 1680 werd een kind van Jacob Arensze Copper begraven. Den 29ste" September 1690 is de vader begraven en het bericht dier begrafenis noemt hem «grutter"; den gde" Mei 1709 werd begraven Neeltje van der Baan, weduwe van Jacob Kopper. Helena Copper (Coppers), in 1700 op belijdenis aangenomen (Acta van 22 Julij 1700), is als j. d. 6 Maart 1703 te Brielle getrouwd met Jan van der, Duijn (Duin) j. m. Het echtpaar won : Elisabeth, gedoopt 21 September 1704, getuigen: Jorisje van der Sluis, Cornelia van der Duin. Jacoba, gedoopt 28 Augustus 1707, getuige : Adriana Kopper. Jorina, gedoopt 29 Maart 1709, getuige: Cornelia van der Duijn. Jacobus, gedoopt 20 Maart 1711, getuige: Adriana Coppers. n) Dr. Jacob Copper word in 1678 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 28 Julij 1678;. In 1679 werd hij diaken bij de Waalsche Gemeente te Brielle. In 1682 vroeg en verkreeg hij zijn ontslagals diaken en hij vertrok naar Leiden. Te Leiden Med. D1. zijnde, trouwde hij aldaar met Lijdia van Toornvliet j. d. te Leiden, na 22 Maart 1682 te Brielle ondertrouwd te zijn. Cornelis, gedoopt i5 April 1714, getuigen: Cornelis Cluijt, Adriana Coppers. Adrianus, gedoopt 2 Februarij 1717, getuigen : Dirk van der Hoek, Cornelia van Heteren. Arij, gedoopt 24 Augustus 1721, getuigen: Cornelis Kluit, Adriana Koppers. Als weduwe van J. van der Duijn is Helena Koppers 28 Mei 1733 begraven. Adriana Copper, in 1705 op belijdenis aangenomen (Acta van 23 Julij 1705), trouwde als j. d. met den weduwnaar Cornelis Hendriksze Cluijt, in 1704 op belijdenis aangenomen (Acta van 20 Januarij 1704). Deze Cornelis Cluijt was een kleinzoon van Cornelis Arensze Kluit (1), omtrent wiens leeftijd we worden ingelicht door eene attestatie van 22 April i632, welke aldus begint: «Op huijden compareerde voor Schepenen der stede van den Brijele Cornelis Arentsze Cluijt, oud 34 jaren etc." Volgens aanteekeningen, bij de familie Kluit berustende, zou Cornelis Arentsze Cluijt in 139^ geboren en l5 December 1669 overleden zijn. De laatste opgave kan ik niet controleeren, dewijl de Rekening der St. Catharina kerk over 1669 —1670 ontbreekt. De opgave van i5g5 als geboortejaar (2) is in strijd met de vermelde attestatie en onder de in l5g5 te Brielle gedoopte kinderen heb ik geen Cornelis, zoon van Arent, gevonden; maar evenmin onder de kinderen, in i5g8 te Brielle gedoopt, waarom ik meen te mogen zeggen, dat Cornelis Arentsze niet te Brielle het levenslicht zag. Den 26sle" Mei i637 zijn te Brielle getrouwd Cornelis Arentsze Cluijt j. m. en Jannetje Cornelis j. d. Als weduwnaar van Jannetje Cornelis is Cornelis Arentsze 2 Maart 1643 te Brielle getrouwd met Soetge Hendrics j. d. Blijkens de Kerkeraadsacta van 2 September 1649 werden te Brielle op belijdenis bij de Herv. Gemeente aangenomen tot lidmaten Cornelis Cluijt en zijn huisvrouw. Omtrent 's mans maatschappelijke positie geven een paar posten in kerkelijke rekeningen het gewenschte licht. In de Rekening der St. Cath. kerk over i657 -i658 staat fol. 40 de post: »Betaelt Cornelis Cluit voort brengen van vijer voer sandt voor de kercke, voort voer 14 sc 2 £ 16 sc." De Rekening der (i) Misschien was een broeder van hem Jan Kluijt, die als soldaat 29 Febr. 1640 te Brielle trouwde met Jannetie Thomas j. d. Den ogsten Junij i652 werden de moeders van het weeshuis te Brielle door de Magistraten gemachtigd om het kind van Jan Cluijt van het noodige te voorzien. 12) Deze opgave, elders Czie De Navorscher 1892, p. 342) overgenomen, stemt overeen met ééne van de gezegde aanteekeningen, aldus luidende : «Cornelis Arentse Kluit is geweest sergiant in het witte vaandelen staat in die kwaliteijt in het witte bort op de krijghraatskamer in den Doele der stad Brielle geschildert, alle naart leven, door meester van Vink in 1662, staat de 5 in rang en was toen out 67 jaaren." Dezelfde aanteekening, door een ander geschreven, heeft in plaats van meester vctn Vink nv. van der Fuik. si. Pieterskerk over 1007-1009 heelt lol. ig dezen post: «Betaelt Cornelis Cluijt voor het rijden ende opdragen van 3ooo oude leijen.... 3o sc." Eene Magistraatsresolutie van 29 Januarij i65o luidt : )) Sijn genomineert ende geeligeert omme voor desen aenstaenden jaere als deeckenmeesters vant voermansgilde te dienen Cornelis Gillisze Keijser ende Cornelis Arentsze Cluijt". Tweemaal kwam Cornelis Cluijt mij voor als kooper van een huis in de Langstraat te Brielle (Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 209 en 495). Den 1 QJ<-n Julij 1679 werd te Brielle begraven de huisvrouw . van Cornelis Arensze Kluijt. t Laatst vond ik van Cornelis Cluijt gesproken in eene akte van 19 October 1667. Hij liet twee zonen na, Arent Cornelisze Kluijt, te Brielle begraven 23 October 1682, en Hendrick Cornelisze Kluijt, te Brielle begraven 25 September 1708 pro Deo. Den 23ste" Augustus 1671 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie buiten Brielle getrouwd Hendrick Cornelisze Cluijt j. m., wonende in de Langstraat, en Aaltje Troost j. d. wonende in de Nobelstraat. Als huisvrouw van H. Kluit is Aeltje Troost 17 April 1707 te Brielle pro Deo begraven. Henrick Cluijt, in 1672 op belijdenis aangenomen (Acta van 28 Januarij 1672), won bij Aaltje Troost : i°. Cornelis, gedoopt 18 Maart 1672, getuige : Soetjen Hendrix. 2°. Geertruijd, gedoopt 24 December 1673, getuige: juffr. Geertruijd Pansters (Panser?). In 1699 werd Geertruijd Kluijt op belijdenis aangenomen (Acta van 24 October 1699). Den i8den November 1749 is Geertruij Kluijt te Brielle begraven. 3°. Cornelis, gedoopt 7 Junij 1676, getuige: Soetje Cluijts. 4°. Johannes, gedoopt 18 December 1680, getuige: Annetje Ackersdijck. In 1704 werd Jan Cluijt te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 20 April 1704). Den i5(len Januarij 1704 zijn te Brielle getrouwd Jan Cluijt j. m., geboren te Brielle, en Cornelia van der Poel j. d. Het echtpaar won te Brielle: Abraham, gedoopt 18 Mei 1704, getuigen: Hendrik Cluijt, Helena van der Poel; Hendrik, gedoopt 1 Maart 1707; Alida, gedoopt 29 Maart 1709; Helena, gedoopt 11 October 1711; Alida, gedoopt 24 Junij 1714; Alida, gedoopt 5 April* 1716. Vier kinderen van Johannes of Jan Kluit werden te Brielle begraven, 2 pro Deo i5 Maart 1707 en i5 Mei 1712, en 2, waarvoor betaald werd, i5 Julij 1714 en 1 Augustus 1715. Bij den doop van 4 der genoemde kinderen was getuige Geertruijd Kluijt. Den i6de11 September 1719 werd door de Magistraten aan Jan Kluijt, uit Den Briel naar Hellevoetsluis vertrokken, op zijn verzoek „eene acte van decharge" geaccordeerd voor zijn twee kinderen, Abraham en Alida. De in 1716 gedoopte en in 1737 te Brielle op belijdenis aangenomen Alida is 21 Januarij 1748 als j. d. te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 7 Februarij te Hellevoetsluis (1) getrouwd met Leendert de Ruiter weduwnaar van Elisabeth Ravestein, wonende té Hellevoetsluis. 5 . Soetje, gedoopt 26 Julij 1682, getuige: Cornelia van Zas. In 1704 werd Soetje Kluit te Brielle op belijdenis aangenomen (Act?, van 20 Januarij 1704). De Acta van 24 Julij 1707 vermelden de komst van Soetjen Cluijt met attestatie van Geervliet en in de Acta \an 25 Julij 1720 staat onder de ingekomen personen Soetje Kluijt met attestatie van 's Gravenhage. Den 26ston Junij i758 is Soetje Kluit te Brielle begraven. 6° en 7°- Maerten en Adrianus, gedoopt 22 Junij 1685, getuigen: Johan Schrijver, Magdalena Pythius, Maria. Deijm. Beide kinderen werden 1 Julij i685 te Brielle begraven. 8°. Louisa, gedoopt 10 Augustus 1688, getuige: Hendnna van den Briel. In 1712 werd deze dochter te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van l5 Januarij 1712). De Acta van 18 Julij 1728 noemen Louisa Kluijt, met attestatie gekomen van Leiden. Den 2Östc:n Februarij 1770 werd zij te Brielle begraven. N°. 3 van de genoemde kinderen, Cornelis Hendriksze Kluijt, was timmerman (2) en is als j. m., wonende in de Langstraat, 17 Januarij 1702 te Brielle getrouwd met Geertruijdt Jans Kraeghweght (Craegwegh, Kraegweg) j. d., 17 Mei 1711 te Brielle begraven. Den iht™ Maart 1712 is Cornelis Cluijt hertrouwd met Adriana Copper (Koppers) en hij won bij zijne beide vrouwen deze kinderen: A. Hendrik, gedoopt 3i Maart 1704, getuigen : Hendrik Kluijt, Geertruijd Kluijt. Dit kind werd 4 Mei 1704 pro Deo begraven. B. Catharina, gedoopt 24 April 1705, getuige: Maria Hooghlandt. Den 27sten Mei 1727 zijn te Brielle getiouwd Catharijna Kluijt j. d. geboren te Brielle, en Wiggert Mathol j. m. geboren te Maassluis. Het echtpaar won te Brielle : Catharijna, gedoopt i5 Februarij 1729, getuigen: Cornelis Kluijt, Alida Kluijt. Den 22ste" Junij 1729 werd een kind van Wiggert Mathol begraven. De moeder werd begraven i3 Februarij 1729. De weduwnaar hertrouwde 6 September 1729 met Jorinavan der Duijn j. d. geboren te Brielle. en werd begraven 22 October 1744, nalatende 6 kinderen. (1) Met attestatie van Helvoet kwam in 1733 te Brielle Elisabeth Kluit (Acta van 19 April 1733,1. Den 11 <1™ Sept. 1768 zijn te Brielle getrouwd Cornelis Kluit j. m., geboren te Hellevoetsluis en wonende te Spijkenisse, en Trijntje Pols j. d. geboren te Brielle. Dat ook te Brielsch-Nieuwland of Vier Polders, nabij Brielle, alsmede te Breda de naam Kluit bekend was, zeggen ons eene aanteekening van 3 Febr. 1688 in een Brielsch Register van begravenen, luidende: »Den 3 Febr. een kint van Cornelis Simonsze Cluijdt, van den armen, uijt Nieulant, en eene aanteekening in een trouwregister, volgens welke den 3of,en Sept. 1696 te Brielle ondertrouwd en te Breda getrouwd zijn Felix Hinderman j. m. soldaat en Mechlina Kluijt j. d. te Breda. 2) Zie het Register der begravenen op 8 Mei 1708 en de Rekening van de St. Cath. Kerk over 1711—1712, p. 21 verso. > C. Aaltjen, gedoopt 27 Januarij 1708, getuige: Gertruij Kluijt. Den 8steu Mei 1708 werd dit kind begraven. D. Alida, gedoopt 7 Julij 1709, (1) als j. d. 17 Februarij 1737 te Brielle getrouwd met Claas Winkel, weduwnaar, geboren te Brielle (2). Den 27sl®n Julij 1728 trouwde Klaas Winkel als j. m. met Adriana van der Hoek j. d. geboren te Brielle, aldaar begraven i3 Junij 1736, nalatende een kind. Zij schonk haren man : Jan, gedoopt 8 Mei 1731 (3), getuige: Sara Winkel; Dirk, gedoopt i3 Junij 1734, getuige: Jacoba van der Hoek. Twee kinderen van Claas Winkel werden begraven i3 October 1734 en 6 Junij 1736. Bij Alida Kluijt won hij : a. Cornelis, gedoopt 9 Maart 1738, getuige: Adriana Koppers. Als j. m. is hij 6 Mei 1764 te Brielle getrouwd met Jacoba Leisenaar j. d. geboren te Brielle, 5 Januarij 1740 gedoopte dochter van Christoffel Leisenaar (Leijdsenaar) en Catharina Travaer (4). Het echtpaar won Nikolaas, gedoopt g September 1768, getuige: Clara Winkel. Nalatende eene weduwe en een kind, is Cornelis W inkel 12 Februarij 1770 te Brielle begraven. Nalatende een kind, is Jacoba Leijsenaar, als weduwe van C. Winkel, te Brielle gestorven 25 Maart 1814, oud 74 jaar- b. Klara, gedoopt 24 Maart 1741, getuigen: Hendrik Kluit, Barendina van der Velde. Als j. d. is Clara Winkel 26 Maart 1769 te Brielle getrouwd met Gerrit Fonds j. m. geboren te Maassluis en wonende te Brielle. Het echtpaar won: Maartje, gedoopt 3l December 1769. c. Geertrui, gedoopt 17 Maart 174^ 10 JunÜ 1747 begraven. d. Salomon, gedoopt l5 Mei 1746, 13 Julij 1789 te Brielle begraven, nalatende 2 kinderen. Alsj.m. trouwde Salomon Winkel 18 Maart 177° te Brielle met Stoffeltje Delia j. d. geboren te Brielle, begraven 28 December 1781. oud 36 jaar. Salomon won bij haar: Alida, gedoopt 27 Januarij I771? Ariaantje, gedoopt 3 November 1773, begraven 27 September 1779; Jan, gedoopt 9 December 1781. Den 4den April 1784 is Salomon Winkel hertrouwd met Alida Boers. (1) In 1730 werd op belijdenis aangenomen Alida Kluijt lActa ven 23 Julij 1730). (2) Den i o,leu Oct. 1704 werd gedoopt Claes, zoon van Jan Claesze Winkel en Clara Salomons van Hengelen. Den 26s"''1 April 1709 werd van hetzelfde echtpaar eene dochter Catrijntje gedoopt, en in de aanteekening van dien doop heet de moeder Clara Salomons Hengeleveldt. f3) Tan Winkel j. m. is 1 Junij 1764 te Brielle getrouwd met Barbaravan der Schild j. d., geboren te Brielle. Het echtpaar won: Adriana, gedoopt 24 Febr. 1766, begraven 5 Januarij 1782. Nalatende een weduwe, is Jan Winkel 10 April 1785 gestorven. Als weduwe van J. Winkel is Barbara van der Schilt, oud circa 58 jaren, 22 Junij 1797 te Brielle begraven. (4) In 't Trouwregister dier dagen leest men dat 17 Nov. 1737 getrouwd zijn Christoffel Lijsenaar j. m. en Catharijna Tavair j. d„ beiden geboren te Breda. e. Gerrit, gedoopt 16 Maart I749> begraven 3i Oct. I754- . . Als huisvrouw van Claas Winkel is Alida Kluit 2^ Junij 1752 begraven, nalatende 4 kinderen. Nalatende 3 kinderen en een kindskind is Nicolaas Winkel, oud 78 jaar en 3o dagen, 26 October 1782 te Brielle begraven. E. Jacoba, gedoopt 14 Junij 1713, getuigen : Johan van der Duijn en Helena Copper. Dit kind werd begraven 29 Maart 1714» F. Heindrick, gedoopt 23 December 1714, getuige: Geertruijd Cluijt. In 1741 werd Hendrik Kluit op belijdenis aangenomen (Acta van 22 Januarij 1741). Den 13de" Januarij 1737 zijn te Brielle ondertrouwd en 29 Januarii (1) aldaar getrouwd Hendrik Kluijt j. m. en Barendina van der Velde (Velden) j. d., geboren te Brielle. Het echtpaar won: een ongenoemd kind, 6 April ij3y begraven; Adriana, gedoopt 10 Februarij 1739 (getuige: Adriana Koppers), begraven 25 Februarij 1739; Cornelis, gedoopt 9 September 1742 (getuige: Adriana Koppers), begraven pro Deo 14 October 1749! Adriana, gedoopt 11 Mei 174/ (getuiSe: deeltje Kluijt), ongetrouwd 3i Januarij 1770 te Brielle begraven (2); Jacob, gedoopt 24 Augustus 1749, getuige: Jacoba Tij me van Segwaerdt. Volgens de aanteekeningen, bij de familie Kluit berustende, is deze Jacob in Maart 1768 overleden aan de Kaap de goede Hoop. De vader, Hendrik Kluijt, is 3 September 1766 te Brielle begraven, de moeder, Barendina van der Velden, als weduwe van H. Kluit, 1 September 1786. Zij stierf op het Vrouwenhof, oud 70 jaar. G. Neeltje, gedoopt 26 Januarij 1717 (getuigen: Johan van der Duin en Helena Koppers), begraven 4 April 1720. H. Jacob, geboren 6 December 1718. Ik plaats hier dezen zoon op grond van de familie-aanteekeningen, van welke ik sprak, en niet op. grond van het Brielsche doopregister dier dagen; in dat register komt Jacob niet voor (3). In de Kerkeraadsacta van 20 October 1737 staat, dat Jacob Kluit op belijdenis werd aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente. Den ioden Julij 1742 zijn te Brielle getrouwd Jacob Kluit, j. m. geboren te Brielle, en Jacoba Magerus j. d.; zie op Magerus. Jacob Kluit werd 29 Mei 1758 te Brielle begraven. Hij won bij J. Magerus: Cornelis, gedoopt 6 December 1744! Catharina, gedoopt 18 September 1746, begraven 17 November 1746; Adriana, gedoopt i3 October 1747, in 1765 op belijdenis aangenomen (Acta van (1) Er staat in 't Register 29 Dec., wat een schrijffout is. (2) In 1768 werd Adriana Kluit, Hendriks dr., te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 17 Julij 1768;. (3) Dezelfde aanteekeningen gewagen van een 6 Oct. 1720 dood ter wereld gekomen kind van het echtpaar. Daar ook van dit kind geen melding gemaakt is in 't Register der begravenen, vermoed ik dat het echtpaar enkele jaren buiten Den Briel heeft gewoond. 14 Tulij 1765), begraven als j. d. 20 Januarij 1778, Catharina, gedoopt 3i Maart i754, begraven 9 Oc- t0br Tohannes, gedoopt 8 Februarij 1722 getuigen: Johan van der' Duin, Geertruy Kimt. Hij wer lm 174" op belijdenis aangenomen (Acta van i5 Apn 17I*) en is overleden te Brielle 28 September 1811, nalatende 7 kinderen uit 3 huwelijken. Als j. m. is Tan Kluit 10 October i745 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 27 October te Oudenhoorn getrouwd met Maria van der Linde j. d geboren te Oudenhoorn. Deze vrouw werd 2 October 1762 te Brielle begraven en Jan Kluit hertrouwde 22 Februarij 1763 met Sophia Jongejan, weduwe van Maarten van der Straaten (1), 9 September 1729 te Brielle gedoopte dochter van Jakob Jongejan en Helena Ydel. Deze 2l,e vrouw werd 7 April 1766 begraven en 4 October 1767 is Jan Kluit hertrouwd met Catharina Mack (2), weduwe van Antony Feteris ziin 3'" vrouw werd 23 November 1779 begraven oud 48 jaar, nalatende 4 kinderen Bij de gemelde vrouwen won Jan Kluit de volgende kinderen: I. Cornelis, 6 Jannarij 1746 te Oudenhoorn geboren 29 Junij I8l3 te Brielle overleden nalatende 4 kinderen. In i763 is hij op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente (Act. van 17 Tulij 1763). In eene aanteekening \an -6 December 1788, voorkomende in het doodenregister, heet hij hoofdgaarder, in, eene aanlKekenin- van 1813 oud-ontvanger. Den 6 April i768 is hij te Brielle als j. m. getrouwd me Keeltje Jongejan j. d. geboren te Brielle, 1 Mei i744 gedoopte dochter van Jacob Jongejan en He lena Ydel (3), 3 Februarij 1789 te Brielle begraven, nalatende 5 kinderen. Als weduwnaar van IS . Jonfreian is Cornelis Kluit Jansz. 3o Augustus 17 89 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van i3 eptember te Geervliet getrouwd met Cornelia Hoogendiik i. d. geboren en wonende te Geervliet, dochter van Dammis Hoogendijk en Trijntje Reijkar. Deze 2de vrouw is te Brielle gestorven 24 Februarij 1821, oud 80 jaar. Bij zijne eerste vrouw won Cornelis : a. Maria, gedoopt 24 Junij 1768, begraven 11 Augustus 1768. . . b. Tacob, gedoopt 29 October 1769, getuige: Maria Tongejan. Hij is 4 September i838, volgens de aantekeningen van de familie Kluit, te Schiedam waar hij trouwde in 1800 met Trijntje Spieringshoek en 7 kinderen won, gestorven. Den i6den Juruj 1881 is e Brielle getrouwd Helenus Martinus Kluit, oud 2 iaar boekhouder, wonende te Haarlem, geboren te Schiedam, zoon van Jacob Kluit en Anna 1 egina Boers, met Bartha van den Blink j. d. geboren te Brielle. „ . . , • c. Jan, gedoopt 11 October 1771 (getuige Adriana Kluit), begraven 26 December 1788. d. Helena, gedoopt 24 Januanj 1776, 5^ December 1802 als j. d. te Brielle getrouwd met Leendert Vrii i m., geboren te Brielle, 2 September 1774 Se doopte zoon van Anthonij Vrij en Hermina Bnede. Het echtpaar won: Anthony, m de Waalsche kerk gedoopt 18 November 1804, begraven 28 November i8o5; Neeltje Cornelia, geboren 5 Junij 1806; Anthony Herminus, geboren 28 Maart 1808, overleden 25 December 1816; Cornelis Johannes geboren 16 Maart 1810, gedoopt in de Waalsche kerk 25 Maart. e. Jacobus, gedoopt 12 October 1777> eöia\e i5 Tanuarij 1778. f. Maria, gedoopt 24 Mei 1781, begraven -2 - ÜC^bMaria, gedoopt 3 September 1783, ongehuwd 5 December 1816 gestorven. h. Martina, gedoopt 22 Julij 1785, 27 Juli] 1806 te Brielle getrouwd met Wiggert Mathol. Het echtpaar :t won: Wiggert, geboren 21 Julij 1807, gedoopt 26 1 Tulij, (getuige: Bartha Mathol geb. Jonas), ges or\en n 25 November 1807; Wiggert, geboren 1 December ;; 1809, gedoopt 10 December, getuige: Adriana Lant- heer, huisvrouw van Cornelis Mathol W z.; Cornelis, h geboren 28 Mei 1812, 2 maal getrouwd en 16 Mei ia i854 gestorven; Geertrui Bartha, geb. 12 Januarij '•9 i8i5, in 1840 getrouwd met Pieter Jongejan, 27 % April 1866 te Rotterdam overleden; Jacobus Heienus, 3 geboren 11 Februarij 1817, gestorven 11 April 186 e; Ariaantje Cornelia, geboren 3 Jan 1819;1^eejltje w nelia, geboren 16 Februarij 1821, onge u ö ■pt ven 3o Mei i853; Elisabeth, geboren 8 Octobei 1823, :n' bestorven 28 Januarij i825; Martina Elisabeth, gebo- £ ren 7 Augustus 1825, ongehuwd gestorven 17 Julij eU 1883 ; Jan Marius, geboren 22 Julij 1828, ongetrouwd en gestorven i5 Jan. 1848. / \ n.n I2den Tulij i757 zijn te Brielle getrouwd Maarten van der (1) Den 1- J J Oud-Beierland, en Sophia Jongejan j. d. Stïaaten Ji Brille Uit dit huwelijk: Arij. gedoopt 2 Junij 1758. l»»b- ^°°*< *> Nov' '7"° (geh"ge: ^^e'SfeJÜ Fcbr .7=7 1 i! li» ^reeltie-Helena, gedoopt .8 Febr. 1728 (gewon bij haar behahe . j • , -. huisvrouw van Nicolaas tuige: Neeltje Jongejan), 14 Me, 177J $1™*™ ürie\\e txowNipkens, gerechtsbode met wle"Z']. L*hia „edoopt 9 Sept. 1729. de! begraven, nalatende Lgra.e» getrouwd ,n= Jil, |en J j,_1,i,; ,6 )a„. „34 (getuige: Antonta 25 Sept. x754. Leenueri, g ^ j gedoopt 29 Jongejan P*° P® . An8tonia jongejans 23 April 1777 begraven, Ti L kinderen en eene Veduwe, Jannetje Volkert, met wie hi " 1767 ÏÏ Brielle trouwde; Arij, gedoopt 25 Aug. 1741,J 12 Juli) 1707 « d de hinderen en een weduwe, Wille- Maart 1800 begraven, 4 te Brielle trouwde mina van Boekhoven me ^ ; t Q overleden als huisvrou* Maria gedooptg J"ni 747^ kinderen; Leendert, gedoop van Cornelis d.b Breur nalaten 4 ^ ^55 begraven ? Ai8' t17 ial§ dë vade^ dezeJ kinderen, was diaken bij de Herv Jacob Jongejan, de gn is , l Dec. 1777 begraven, na Gemeente (Acta van 3 Oct. 74^ weduwe, Helena Ydel ST5dA.r.78" bï«vS. oud ™im 73 jaar, nai.tende 3 kinderen e, 16 kindskinderen. De vader dezer kinderen, banketbakker en zouu va„ Wiggert Mathol en Geertruida Timmerman, stierf 16 j Jan. 1833, zijne weduwe M. Kluit 23 April 1870. i 1 Cornelis, gedoopt 8 Nov.1786,begraven 24 Febr. 1789. II. Jacobus, gedoopt 1 Sept. 1747, begraven 18 Nov. 1747. III. Adriana, gedoopt 11 Aug. 1748, begraven 2 Oct. 1748. IV. Jacobus, gedoopt 5 Oct. 1749, begraven 5 Nov. 1749. V. Adriana, gedoopt 23 Julij 1751, gestorven te Brielle 30 Maart 1826. Den 1 lde11 April 1773 is Adriana Kluijt (1) alsj.d. te Brielle getrouwd met Pieter Dorsman j. m., in den ouderdom van circa 37 jaren 10 Januarij 1785 te Brielle begraven, nalatende een zwan. gere weduwe en 4 kinderen. De weduwe is 27 Aug. 1786 te Brielle hertrouwd met Jakobus in 't Veld (Velt). P. Dorsman won bij haar: a. Cornelis, gedoopt 23 Januarij 1774, begraven 15 Julij 1777. b. Jan, gedoopt 15 Oct 1775, begraven 4 Oct. 1779. Celia (Selia), gedoopt 2 Julij 1777, als j. d. 28 Oct. 1798 te Brielle getrouwd m etMr. Arnoldus Brocx, j. m. geboren te Waalre, wonende te Brielle. volgens de genoemde aanteekeningen gestorven te s-Gravenhage 22 Jan. 1861. Het echtpaar won te Brielle: Johannes Manuel, geboren 7 Mei 1799, gedoopt 12 Mei, (getuige Maria Jacoba Dorsman) ; Pieter Jan, geboren 2 Sept. 1800, gedoopt 7 Sept. (getuige: Adriana in 't Veld geb. Kluit), begraven 1 Sept. 1803. Den 20stenJunij 1806 stierf te Brielle een kraamkind van 't echtpaar, 4 dagen oud. en elders won het daarna nog 4 kinderen. d. Maria Jacoba, gedoopt 4 April 1779, getuige Jacoba Kluit. Als j. d. is zij 10 Aug. 1806 te Brielle getrouwd met Pleun van der Bijll j. m., laatst gewoond hebbende te Leiden. Het echtpaar won te Brielle: Petronella Maria, geboren 1 Aug. 1807, gedoopt 9 Aug. (getuige Maria Hanssen, huisvrouw van J. H. Lauts). gestorven 27 Nov. 1811 ; Pieter Adriaan, geboren 8 Sept. 1809, gedoopt 17 Sept., getuige Adriana Kluit, huisvrouw van Jacobus in 't Veld; Pieter Marius, geboren 29 Oct. 1811 ; Jakobus Marius Cornelius, geboren 18 Mei 1814. De vader dezer kinderen was apotheker ; hij verloor zijne vrouw 28 Dec. 1844 en stierf 8 Nov. 1848, oud 71 jaar en ruim 8 maanden. Hij was een zoon van Wouter van der Bijll en Pie- ternella de Gruiter. e. Cornelis, gedoopt 20 Sept 1780. (1) In 1769 is op belijdenis aangenomen Adriana Kluit (Acta van 16 Julij 1769). /. Adriana, gedoopt 2 Junij 1782, 14 Julij 18U5 als d. te Brielle getrouwd met Christiaan Reijtenbagh . m. geboren en wonende te 's-Gravenhage. g. Pietemella, gedoopt 17 April 1785 (getuigen: Cornelis Kluit Jansz, Adrianus Dorsman, Johanna Dorsman geb. Brants), 2 Junij 1811 te Brielle alsj. d. getrouwd met Johannes Plaat Christz. j. m. geboren in Den Haag en wonende te Sommelsdijk. Jacobus in 't Velt, 6 Maart 1817 overleden als „commis bij de convoyen en licenten" te Delfshaven, in den ouderdom van 62 jaar, won bij Adriana Kluit: а. Johanna Adriana, gedoopt 23 Dec. 1787, 16 Maart 1814 te Brielle getrouwd met Carel August Fredrik Willem Wollweber, kapitein, geboren in „Kersberg in Silesien" 10 Oct. 1788, zoon van Jan Daniël Wollweber, Directeur bij de Kon. Pruisische Regeering, en Eleonora Amalia van Bredon, te Berlijn. б. Cornelia, gedoopt 15 Julij 1789, begraven 22 Sept. 1789. c. Jan, gedoopt 17 Julij 1791. d. Johanna Jacoba, geboren 10 Febr. 1794. VI. Jacobus, gedoopt 15 Maart 1754 ; volgens de aanteekeningen der familie Kluit verongelukt in straat Sunda 23 Aug- 1770. VII. Jacoba, gedoopt 30 October 1756, begraven 9 Dec. 1758. VIII. Jacoba, gedoopt 16 Jan. 1759, alsj.d. 6 April 1783 te Brielle getrouwd met Hendrik Noot (1) j. m. luitenant. Het echtpaar won te Brielle : a. Anna Geertruida, gedoopt 22 Junij 1783 (getuigen : Jan Kluit, Adriana Kluit Jansdr.), als j. d., te Deventer wonende, te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 27 Dec. 1807 te Deventer getrouwd met Wijbrand Adriaan de Jongh, j. m. geboren te Lommei, kapitein in het 3^ Regiment Kon. Hollandsche jagers. Volgens de aantt. van de familie Kluit had het huwelijk plaats op den 29sten Jan. 1808, werd De Jongh geboren 5 Febr. 1757, stierf hij Mei 1821 en won hij bij A. G. Noot: Jan Jacobus, geboren te Doesburg 23 Sept. 1808, en Henrietta Elisa, geboren Maart 1811. b. George Michel, gedoopt 13 Jan. 1785 (getuige George Michel Bazin). c. Jasperina Henrietta, gedoopt 25 Jan. 1792, getuigen : Johannes Noot, Catharina Kluit. d. Jan Cornelis, geboren 12 Febr. 1795, gedoopt 15 Febr. met Cornelis Kluit Jansz. als getuige. Cl) Den 11 den Julij 1711 werd te I'rielle poorter Jacobus Hendriksze Noot, geboren te 's.Hertogenbosch. Den óden Mei 1711 trouwden te Brielle Jacobus Ilendricksze Noot j. ra., geb. te Vlijmen, en Annetje Jans, j. d. geboren te Geerkercken. m e. Grerrit, geboren 14 Mei 1797. f. Pieter, geboren 4 Julij 1799, gedoopt 7 Julij, ge tuige Alida Klompenhouwer. Volgens de aanteekeningen van de familie Klui stierf Hendrik Noot 1 Febr. 1822, oud 68 jaren, al generaal-majoor en lid van het hooge militaire gerechts hof te Utrecht; won hij nog bij Anna Geertruida Johannes, geboren te Bergen op Zoom 22 Nov. 178^ en gestorven 29 Nov. 1784; Anth. Adriaan, 19 Oct 1787 geboren te Tiel; Maria Jacoba, 15 Aug. 1789 geboren te Hasselt; en stierf George Michel 24 Tulii 1788. J IX. Maria, gedoopt 12 Junij 1761, begraven 15 Julij 1761. ' J X. Johannes, gedoopt 22 Sept. 1762 (getuige Alida Kluit), is 24 Julij 1791 als j. m. te Brielle getrouwd met Lena Voorsluis j. d., 17 April 1767 gedoopte dochter van Ewoud Voorsluis en Klasina van der Schild. Jan Kluit Jansz, gestorven te Brielle 27 Dec. 1840, in leven grutter, won bij Lena Voorsluis, gestorven 10 Sept. 1847, deze kinderen : a. Jan, gedoopt 18 Januarij 1792, 12 Aug. 1812 te Brielle getrouwd met Maria Adriana Lutz, dochter van Jan Pieter Lutz, directeur van het postkantoor te Brielle en I etronella Sandifort. Het echtpaar won : Helena Pietronella, geboren 7 Julij 1813, 12 Maart 1835 te Brielle getrouwd met Charles Mac Lean, geboren te Coevorden en aldaar gedoopt 2] Nov. 1790, 1« luitetant bij het leger in O. f., gedomicilieerd te Brielle, zoon van den weleerw. Charles Mac Lean en JohannJ Sara Thielen, echtelieden, zonder beroep, te Klundert (1) ; Johanna Maria, geb. 6 Sept. 1815, gestorven 23 Maart 1818; Johanna Maria, geb. 25 Sept. 1819, 3 Julij 1841 te Brielle getrouwd met Jacob Israël Hess, muziekmeester, geboren te „Gend" 5 Oct. 1817, wonende te Brielle, zoon van Israël Abraham Hess, gezichtkundige, en Marie Anne Drievoet, te Middelburg; Jan Pieter, geb. 11 Maart 1829, 28 April 1852 getrouwd met Johanna Adriana Schrijnders, in 1852 tabaksfabrikant te Brielle, later klerk in de bank van leening aldaar; M. A. Lutz stierf 2 Febr. 1845 en de weduwnaar trouwde 18 Sept. 1845 met Maria Oostbaan, zich ook schrijvende Maria Christina Oostbaan, geb. te Ilpendam en aldaar gedoopt 16 Maart 1788, wonende te Edam, weduwe van Hendrik Bakkenist (gestorven te Edam 1 Mei 1832), dochter van Jan Oostbaan, overleden, en Marie Stokking te 's Gravenhage. Jan Kluit is 9 Julij 1859 te Brielle gestorven, zijne tweede vrouw 14 Febr. 1857. Hij was lid van den Stedelijken Raad en commies ten postkantore te Brielle , bovendien staat hij te boek als winkelier, koopman en boekhandelaar. (1) Een kind van dit paar, Charles Jan Pieter, werd 19 Febr. 1835 te Brielle geboren. ib. Wouter Johannes, geboren 6 Aug. 1793, gedoopt 11 Aug. (getuige Ewoud Voorsluis), begraven 17 Sept. 1793. c. Johannes, geboren 10 Maart 1797, gedoopt 19 Maart (getuige Johanna Voorsluis), 11 Junij 1824 te Brielle getrouwd met Jakoba Willemina Jongejan, 25 Dec. 1800 te Brielle geboren dochter van Leendert Jongejan (1) en Catharina van Heusden. Johannes Kluit was timmerman en woonde te Rotterdam. Hij stierf aldaar 1 Julij 1832 en zijne weduwe J. W. Jongejan te Brielle 20 Aug. 1876. Den lsten Julij 1825 werd aan het echtpaar te Rotterdam een zoon geboren, Jan Leendert, die te Brielle boekdrukker en boekhandelaar werd en 2 Julij 1851 aldaar trouwde met Johanna Maria Weiman, geb. te Brielle 18 Sept. 1829, gestorven 11 Sept. 1862.' Als weduwnaar hertrouwde hij 18 Mei 1865 met Maria Adriana Knape geb. te Brielle 9 Dec. 1839. Bij zijn twee vrouwen won hij 20 kinderen : Johannes, geb. 17 Dec. 1851, gestorven 7 Jan. 1862; Pieter Wilhelm, geb. - Febr. 1853, gestorven 13 Oct. 1853; Pieter Wilhelm ?eb. 28 Jan. 1854 ; Willem, geb. 25 Jan. 1855, gestorven 5 Dec. 1860; Leendert Marius, geb. 26 Jan. 1856, gestorven 17 Julij 1856; Jacobus, geb. 27 Maart 1858; fohannes Marius, geb. 27 April 1859, gestorven te Nijnegen; Wilhelmina, geb. 30 Julij 1860; Jacoba Willemna, geb. 22 Oct. 1861; Johannes, geboren 4 Sept. 862, gestorven 16 Julij 1863; Peterke, geb. 17 Febr. 866; Johannes, geb. 2 Oct. 1867 ; Jasper, geb. 16 Febr. 1869; Willem, geb. 1 Nov. 1870, gestorven 12 Julij 1880; Marinus, geb. 25 Nov. 1872, gestorven 19 Jan. 1891; Leendert, geb. 11 Mei 1874, gestorven 15 April 1875; Helena Catharina, geb. 4 Jan. 1876; Leendert, geb. 18 Aug. 1877; Anna Clasina Maria, geb. 11 Julij 1879; Willem, geb. 14 Aug. 1882, gestorven 13 Maart 1886. d. Marinus, geboren 8 Mei 1799, als j. m. 6 Dec. [ 1820 te Brielle getrouwd met Helena Adriana de Breur j. d. (2), 21 Maart 1790 gedoopte dochter van Cornelis de Breur, rijksopzichter der fortificatiën te Brielle, en Maria Jongejan, was grutter, is 18 Julij 1866 te Brielle gestorven en won bij zijne vrouw, gestorven 4 Mei 1847, deze kinderen : lo. Helena Maria, geboren 9 Maart 1821, 19 Oct. 1843 getrouwd met Antony Abraham van der Eist (3), 30 April 1819 te Rotterdam geboren en aldaar wonende, zoon van Frans Jacobus van der Eist, koopman, 6 Oct. 1854 te Rotterdam gestorven, (1) Deze Leendert Jongejan was kassier in de bank van leenine te Brielle. 6 (2) Bij de sluiting van het huwelijk was getuige Jan Willem van Rijn, luitenant ter zee le klasse, broeder van de bruid. (3) Getuigen van dien echt waren Pieter Gerardus van der Eist, oud 27 jaar, te Rotterdam, broeder, en Stoffel Hoek, oud 56 jaar, boekhouder bij de Marine te Hellevoetsluis, aanbehuwde oom van den bruidegom. Anna van der Eist, weduwe van St.s Hoek, stierf te Brielle 7 Nov 1 QH4 J rtn •. ion, uuu 5 werd hij in plaats van Mr. Andreas van der Sluis, die zijn ontslag kreeg, aangesteld als secretaris van het heemraadschap van Voorne. Zijne vrouw, Alida Kluit, is 10 Jan. 1848 gestorven. De dochter, Johanna Catharina, stierf 22 Mei 1843. Zij is 24 Febr. 1825 te Brielle getrouwd met Ulrich Johannes Lautsz j. m. (2), geb. te Brielle 21 Maart 1803, wijnkooper en teekenmeester, zoon van Johannes Hendrik Lautsz en Maria Hanssen, gestorven 22 Mei 1815. Het echtpaar won : Maria Johanna Hendrika, geb. 10 Jan. 1826, ongehuwd gestorven 30 Sept. 1872; Alida Pietronella, geb. 28 Febr. 1828, 30 Oct. 1856 te Brielle getrouwd met Christiaan Fredrik Muller (3), apotheker, geb. te Leiden 31 Julij 1815, gestorven te Brielle 15 April 1884; Johannes Hendrik, geb. 11 April 1829; Pieter, geb. 24 Oct. 1830» gestorven 28 Jan. 1847 (4); Ulrich Johannes, geb. 29 Sept. 1832, gest. 31 Dec. 1850; Johanna Cathari- (1) Jan Klompenhouwer is 22 Nov. 1794 te Brielle begraven, oud 74 jaar, 9 maanden en 17 dagen, nalatende een weduwe en een zoon ; zijn weduwe J. Puls 19 Jan. 1802, oud 79 jaar en ruim 4 maanden. Behalve Pieter won het echtpaar: Gerrit, gedoopt 22 Nov. 1/61, begiaven 29 Dec. 1761; Aaltje, gedoopt 5 Febr. 1764, begraven 25 Oct. 1770. (2) Getuigen bij de sluiting van den echt waren twee neven van den bruidegom, Johannes Bartholoroeus Jonas, oud 31 jaar, apotheker te Brielle, en Willem Pieter Jonas,oud 28 jaar, secretaris van Hellevoetsluis. (3; Getuigen van dien echt waren Pieter Muller, oud 52 jaar, notaris te Leiden, broeder, en Johannes Muller, oud 26 jaar, burgemeester van Valkenburg, neef van den bruidegom. (4) Het lijk van dezen jongeling was het laatste, dat, volgens de wet, in de kerk begraven werd. Nog één werd aldaar ter aarde besteld (zie op Van der Minne), maar dit had plaats ten gevolge van eene bijzondere vergunning. na, geb. 11 Sept. 1835, gest. 5 April 1852; Ida, geb. 18 April 1838, gest. 14 Mei 1839; Nicolaas Ulrich, 1 geb. 23 Sept. 1839, gest. 5 Nov. 1839. De vader TJ.J. 1 Lautsz is 19 Sept. 1872 te Rotterdam gestorven. Zijne ; dochter, Alida Pietronella, vertrok, als weduwe van Chr. i F. Muller, met eene dochter in 1892 uit Brielle naar \ Haarlem. 1 XIV. Catharina, gedoopt 30 Mei 1770, overleden 4 j Sept. 1808, als huisvrouw van Mr. Helenus Marius van < Andel, nalatende 5 kinderen. Als j. d. trouwde zij met < Mr. H. M. van Andel j. m. 6 Sept. 1795 te Brielle, en ; de weduwnaar hertrouwde 12 Junij 1811 te Brielle met Johanna Helena van Oosten j. d., geboren te Brielle en aldaar gedoopt 26 Oct. 1777, dochter van Gabriel Leonard van Oosten en Catrijna Blankert. Zij stierf 7 Julij 1824. Den 17den Oct. 1822 is haar man in den ouderdom van 54 jaar gestorven. Hij was een zoon van Pieter van Andel (1) en Neeltje Captein (Kaptein) (2), gedoopt 14 Oct. 1768. In leven was hij notaris (3) en lid van den Stedelijken Raad te Brielle, (4\ Bij Catharina Kluit won hij : a. Pieter Cornelis, geboren 25 Junij 1796, gedoopt 3 Julij (getuige Elisabeth van Andel geb. Preuijt), begraven 1 Augustus 1796. b. Catharina, geboren 8 Dec. 1797, gedoopt 10 Dec. (getuige Alida Klompenhouwer, geb. Kluit), 15 Aug. 1823 te Brielle gehuwd met Hermanus Kluit j. m., geboren te Dordrecht 17 Febr. 1798, apotheker te Dordrecht, zoon van Adriaan Kluit, apotheker, en Maria T Neeltje Petronella, geboren 10 Februarij 1800,14 Nov. 1839 te Brielle getrouwd met Pieter Roeland Scheers, oud 46 jaar, grondeigenaar, zonder beroep, gedoopt te Nijmegen 27 Oct. 1793 en aldaar wonende , zoon van Derck Scheers en Helena Schiff, in 1839 beiI den overleden. Bij de sluiting van het huwelijk was getuige Anthony Hendrik van Kruijne , wethouder aanbehuwde oom van de bruid. d. Pieter, geboren 8 Mei 1801, in 1823 schout van Brielsch Nieuwland of Vier Polders, was als zijn vader notaris, stierf te Brielle 11 Dec. 1874 en won bij Stephania Gerriëtta Johanna Brocx, die te Brielle in den ouderdom van 69 jaar en 6 maanden 22 Mei 1880 overleed, geboren werd te Goor en eene dochter was van Mr. Arnoldus Brocx en Celia Dorsman, de volgende kinderen: (1) Gestorven 31 Oct. 1/88. (2) Gestorven 12 Junij 1769. (3) In 1796 verzocht hij met goed gevolg aan de Stedelijke Regeering brieven van voorschrijving om als notaris te woraen aangesteld (Res. Municipaliteit 4 Julij 1796). (4) In 1814 werd hij vroedschap (Res. Vroedsch.18 Junij 1814.) In 1795 koos de Provisioneele Raad hem tot zijn secretaris (Res. Prov. Raad 30 Jan. 1795). 1. Cecilia Catharina, geboren 10 April 1832, 22 Oct. 851 te Brielle getrouwd met Abraham Gijsbertus van Vnrooij, predikant te Vier Polders, 16 Oct. 1822 te 'alt-Bommel geboren, zoon van Peter Gijsbert van Lnrooij, apotheker, en Anna Margaretha van Tricht, vonende te Zalt-Bommel. Bij de sluiting van het huvelijk waren getuigen: Antonie Johannes Wouterusvan \nrooij, oud 35 jaar, med. dr. te Brummen, Peter jijsbert van Anrooij jr. oud 23 jaar, phil. nat. candiiaat te Leiden, broeders van den bruidegom, en Adrilan Kluit, oud 27 jaar, candidaat-notaris te Dordrecht, leef van de bruid. De predikant van Vier-Polders werd aldaar weduwnaar, verhuisde naar Kampen en hertrouwde. 2. Helenus Marius, geboren 12 Julij 1833, werd mr, in de rechten en advocaat te 's-Gravenhage ; ten gevolge van eene opdracht van de Regeering ging hij met een wetenschappelijk doel naarW. Indië, en stierf te s-Gravenhage, waar hij in den echt trad met Johanna Kraijenhoff. 3. Catharina Stephania, geboren 23 Sept. 1834, gestorven 15 Junij 1842. 4. Arnoldus Hugo, geboren 13 Aug. 1836, werd Med.dr. ; na aan het krankzinnigengestichtte Zutphen verbonden te zijn geweest, werd hij directeur van het rijkskrankzinnigengesticht te Medemblik ; benoemd tot inspecteur, vestigde hij zich te Leiden. Hij huwde Caroline Koch, die hem zonen en dochteren schonk. 5. Stephania Henriëtta Johanna, geb. 28 Febr. 1838, is 15 Mei 1862 te Brielle getrouwd met Mr Jan Arend van Hoek, substituut-griffier te Goes, geboren te Oostburg 9 Aug. 1833, zoon van Christiaan Marinus van Hoek, overleden te Amersfoort 3 Mei 1849, en Maria Catharina van Valkenburg, overleden te Middelburg 8 Julij 1856. Bij de sluiting van het huwelijk, dat met kinderen gezegend werd, waren getuigen: Abraham Canneman, oud 57 jaar, gep. kapitein der genie te Venlo, Jacobus Maria Hennequin, oud 45 jaar, wethouder te Sluis, aangehuwde broeders van Van Hoek, Gabnel Leonard van Oosten Slingelandt van Cabauw en Zevender, oud 56 jaar, rentenier te Schoonhoven, aanbehuwde oom van de bruid. Mr. Van Hoek, die te Utrecht studeerde, is thans officier van justitie te Middelburg. 6. Pieter, geboren 24 Febr. 1840, werd te Leiden mr. in de rechten, was te Brielle als procureur werkzaam en volgde nog bij het leven zijns vaders hem als notaris op. Hij was lid van den stedelijken Raad te Brielle en in de laatste jaren zijns levens wethouder. Hij stierf 10 Sept. 1890. Bij Mathilde Maria Fetscherin, dochter van Franz Fetscherin te Bern, met wie hij 18 Oct. 1867 te Bern trouwde, won hij een zoon Pieter, geboren 21 April 1871, gestorven 20 Oct. 1878. 7. Maria Jannette Petronella, geboren 11 Septembei .. 11* r *! ^ «4 D!a4a» A kfolilrr 1844, te Brielle getrouwd lo Junij met neier nordudui m f Hendrik Ge,a«dS Thesingh, kapitein bij de vesting- Seijn, .eeraar aa» d. ^ ^ artillerie, geboren te Hazerswoude 25Jnn„ 1834, zoon Roennondzoon -n Casp r Se„ j van Egbert Hendrik Geraerds Thesingh en Franco,* Plas Voordat Dr. Se.jn te Koe ^ ^ ^ Agatha Lijdia Hubrecht, te Brummen. Getuigen bij was h,j rector van y d j rf en te den echt waren 2 broeders Paulus Hendrik Geraerds bij zijne echtgenoote, die te Roermond DenHaagis \ u Alirla creboren 1 Mei 18Q3, gestorven laar Martinus Nijhofï, getrouwd met Mej. Coo . '"iT?^1^76* 22 Aorii 1828 te Brieiie 3. Catbarina, geborenif Februarij 1833, 9 November r= rHSr: 5=f« r: sssrartfr^K =r SSss&r&ss "J~ at" trsarr leden te Goes Januarij io-o, c MiH^lhnra Rii de sluiting des huwelijks den Broecke te Middelborg (•). Tot de getuigen b.j de seeuw, te M.dd«lbur* * J oud sluiting van bet huwelijk ^boorde >ban„«^uwer w-n getu.gen Ant bony ^ ^ ^ ^ dUd u^B^r) uTt Z korte levensbericht, dat 'nes'de Kanter, oud 52 jaar, makelaar te Middelburg, de stad Brielle ( ). Uit net johannes Luteijn, wiens echt kinder- ntat ^in tTwee^ad va^Voo ne Cten enz. Zs is gebleven, werd agent der Nederlandsche Bank. V10 bffiktdat hij in 1824 te Zoclen zijne 4. jacobus, geboren 29 junij 1834, werd makelaar V ™heid' als predikan begon en haar in 1X26 te Middelburg; hij trouwde met Mejufvrouw Tak, won looruette te BHelle to^ hl 1862," «oen hij op verzoek b.j haar kinderen en Het haar als weduwe achter. i «tvina Na het neerleggen van zijn 5. Joanna Alida, geboren - Decembei werd hH lid van den Gemeenteraad en tot aan 6. Benjamina Petronella Wiliemina, geboren 30 Jun.j ambt werd hj .... T}en 5den 1037 4 Tulii 1860 getrouwd te Brielle met Emi f" d°iWi8Wstierf hTbTjöhan'na Alida van Andel Rudoii von Eichstorff, med. doctor te Brielle, gebo junij 1868 stierf Hij. bij j ^ ^ wjnterswijk .4 Qctober 1828, zoon van Pietei W°nn ' k CTphoren en gestorven 17 April 1830. Frederik Lodewijk von Eichstorff, overleden, en Man< 1 Jacobu g „eboren 8 Dec. 1831, 23 Josefine Louise Remacle te Achttienhoven. Kinderloo* A 1 1^7 te Liirgehuwd me, Dr. Guillaume Pan! L 0r. Von Eichstor« te Brielle 22 Nov. 1868 gestor April 1867 te Brielle genuwo Februari] 1875 hertrouw. m Eene dochter van dit echtpaar, Catbarina Johanna de Kanter, «boren te M» —<• f- >»« » rf"' Aoril 180b te Middelbuig, waar üj lijdelijk vertoefde. Ook te Mtd- g stierf har. moeder A. van den Broecke. - Volgen, de A.ta van den lirielschen kerker.ad van M julij 170? waren oen .« Brtelle Ee- komenme. alt.«Ue van •» -»» Gen. Willen, de Kante, en Adn.n. van der Voorn. (**) lohannes B.omver, j. m. geboren te Schelluinen, is 21 April 1799 te Brielle gehuwd met Sara Geertruid van Andel, j. d. geboren te Brielle. ® _ - . ... 1 rrnn j i.t— tmn van Andel en Mat?— aldaar nedoopt 30 Julij ino, uutuic. v*u o dalena Sieber. Door den dood van Neeltje Kaptein, 12 Me, 1769 begraven, weduwnaar geworden, trouwde Pieter van Andel met attestatie van 24 junij 1770 te 's Gravenl.age met Magdalena Sieber van s Gravenhage In 1785 wefd aan johannes Brouwer, wonende te 'sGravenhage, vergund te Brielle als notaris te fungeeren (Re, Mag. 31 Dec 1785). In 1814 behoorde hij tot de vroedschappen (Res. Burgemeesters en Vroedsch 18 junij 1814). De Provisioneele Raad van Brielle benoemde W 1 Februriü 1795 tot 2den secretaiis ; in 1803 werd hij met Van S au b«»ediEd (Re, Raad 18 „.narij «OS,. Hen ,8de» October 1816 werd hij tot secretaris van de stad gekozen en hij nam die betrekking waar tot aan zijn dood. Hij stierf 24 Januarij 1838 (Res. Raad 28 Februaiij 1838), als weduwnaar, oud ruim 74 jaar. Hi, was een zoon van Franciscus Johannes Brouwer en Christina Johanna Beverio. Seijn, leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Roermond, zoon van Casper Seijn en Johanna van der Plas. Voordat Dr. Seijn te Roermond leeraar werd, was hij rector van het Gymnasium te Brielle. Hij won bij zijne echtgenoote, die te Roermond stierf en te Brielle begraven werd, 2 zonen en eene dochter. Na zijn eervol ontslag als leeraar bekomen te hebben, vestigde hij zich te 's Gravenhage, waar zijne dochter johanna Alida den 21ste» September 1892 getrouwd is met Wouter Nijhoff, zoon van den bekenden boekhandelaar Martinus Nijhofï, getrouwd met Mej. Cool. 3. Catharina, geboren 9 Februarij 1833, 9 November 1855 te Brielle getrouwd met Johannes Luteijn, koopman te Middelburg, aldaar geboren 25 Junij 1828, zoon van Steven Luteijn, lid der Provinciale Staten van Zeeland, en Wilhelmina Suzanna Cornelia Risseeuw, te Middelburg. Bij de sluiting des huwelijks waren getuigen Anthony Hendrik van Kruijne, oud 70 jaar, wethouder, oud-oom der bruid, en Jacobus Johannes de Kanter, oud 52 jaar, makelaar te Middelburg, oom der bruid. Johannes Luteijn, wiens echt kinderloos is gebleven, werd agent der Nederlandsche Bank. 4. Jacobus, geboren 29 Junij 1834, werd makelaar te Middelburg; hij trouwde met Mejufvrouw Tak, won bij haar kinderen en liet haar als weduwe achter. 5. Joanna Alida, geboren 2 December 1835. 6. Benjamina Petronella Wiliemina, geboren 30 Junij 1837 4 Julij 1860 getrouwd te Brielle met Emi Rudolt von Eichstorff, med. doctor te Brielle, geboren te Winterswijk ~4 October 1828, zoon van iieter Frederik Lodewijk von Eichstorff, overleden, en Mane I Josefine Louise Remacle te Achttienhoven. Kinderloos is Dr. Von Eichstorff te Brielle 22 Nov. 1868 gestorven en zijne weduwe is 11 Februarij 1875 hertrouwd met Mr. Jacob Dirk Veegens, geboren te 's Gravenhage 22 Januarij 1845, zoon van Daniël Veegens, griffier van de Tweede Kamer, en Anna Maria van Baaien te 's Gravenhage. Vóór zijn huwelijk was Mr. \eegens een korten tijd ten kantore van Mr. H. Ph. de Kanter, commissionair in effecten, werkzaam, waaraan de te Brielle nog bestaande firma De Kanter en Veegens herinnert. Bij het sluiten van zijn huwelijk was hij Procureur bij de Rechtbank te 's Gravenhage ; weldra volgde hij zijn vader als griifier der Tweede Kamer op en hij legde die betrekking neer om het lidmaatschap der Tweede Kamer te aanvaarden. 7. Johanna Maria, geboren 29 Oct. 1838, 17 Mei ! 1861 te Brielle getrouwd met Willem Jacob Berdenis I van Berlekom, ontvanger der registratie en domeinen, i wonende te Heerlen, geboren te Middelburg 27 Junij 1 1834, zoon van Johannes Jacobus Berdenis van Berlekom, gestorven te Middelburg 31 Januarij 1846, en Maria . i • t? «■» Mi^^alKnrrr Trvfr A a rrafutapn Kil Catharina Ermerins te Middeiourg. 101 ae getuigen dij m m de sluiting van den echt behoorde Mr. Daniël Alexan der Berdenis van Berlekom, oud 33 jaren, advocaat broeder van den ontvanger. Van Heerlen werd Willen Jacob verplaatst naar Brielle ; van daar ging hij als ontvanger naar Zwolle en van Zwolle naar 's Hertogenbosch. Tijdens zijn verblijf te Brielle won hij bij Johanna Maria de Kanter: Maria Catharina, geboren 27 Maart 1866 ; Benjamina, geboren 29 Augustus 1869 ; Johannes Jacobus, geboren 23 September 1872. Te' Heerlen werd aan het echtpaar een zoon geboren, Hubert Philippus, die te Leiden in de rechten promoveerde, commies werd ter provinciale griffie van ZuidHolland en te Arnhem in het huwelijk trad met eene dochter van Dr. L. H. Slotemaker At, eerst predikant in de Ned. Herv. Kerk, en sedert 7 April 1878 predikant der Remonstrantsche Gemeente te Arnhem. De jongste zoon. Johannes Jacobus. werd in Februarij 1893 bevorderd tot surnumerair bij de registratie en geplaatst te 's Hertogenbosch; 8. Helenus Marius, geboren 12 Mei 1840, gestorven 8 Januarij 1841. 9. Helenus Marius, geboren 17 November 1841, ongehuwd in het buitenland gestorven en begraven 10. Clara, geboren 24 Januarij 1S43. 11. Hubert Philippus, geboren 19 Julij 1844, werd 8 j Junij 1866 te Leiden mr. in de rechten, vestigde zich in zijne vaderstad als advocaat en werd aldaar spoedig procureur. Na den dood zijns vaders trad hij ook als commissionair in effecten op en was in die betrekking een korten tijd werkzaam met zijn vriend Mr. Veegens waardoor de firma De Kanter en Veegens ontstond Hij werd lid van den Gemeenteraad, van de Provinciale Staten van Zuid-Holland, schoolopziener, penningmeester van het Hoogheemraadschap van Voorne, voorzitter van het Waterschap De Noordsluis enz. Jaren lang was hij bij de Hervormde Gemeente eerst diaken, vervolgens tot op zijn vertrek uit Brielle ouderling. In 1892 werd hij benoemd tot lid van de Synodale Commissie. Uit Den Briel vertrok hij in 1890 naar Haarlem ten gevolge van zijne aanstelling tot directeur van de brandwaarborgmaatschappij, opgericht door de Hollandsche Maatschappij van landbouw. Ook te Haarlem is hij werkzaam als advocaat en procureur en in 1891 werd hij afgevaardigde ter Tweede Kamer der StatenGeneraal voor het hoofd-kiesdistrict Bergum. Een welgelijkend portret en een nauwkeurig, zeer waardeerend ; artikel over den ijverigen man kan men vinden in het ] te Vlaardingen verschijnend blad De Nederlander, nom- < mer 35, 8 Januarij 1892. Bij zijne eerste echtgenoote e Johanna Dorothea Rebecca van Hasselt, te 's Graven- ( hage geboren dochter van Sjoerd Folkert van Has- I selt, in leven secretaris van de Synode der Nederland- 2 sche Hervormde Kerk, en Dorothea Lijdia Louisa van I i t — . ■ Loc» won hij: Emil Rudolf, geboren 7 Deeembe, , l«b9, gestorven 15 Februarij 1872; Sjoerd Folkert, i geboren 25 Januarij 1871, gestorven 12 Maart 1871. Den , 10d«n November 1872 stierf de moeder, oud 28jarenen7 • maanden. Zij werd begraven tegelijk met een levenloos, 9 November 1872 ter wereld gekomen kind. Voor de maal trad Mr. De Kanter in den echt te Leiden met een dochter van den Leidschen predikant Rutgers van er Loeff, Romelia, en bij haar won hij : Johanna Dorothea Rebecca, geboren 13 Februarij 1876; Abraham, geboren 22 Mei 1878; Johanna Alida, geboren 22 Tanuanj 1880 ; Hubert Philippus, geboren 17 Junij 1881; Jacobus, geboren 1 September 1882; Benjamin Willem, geboren lo Junij 1884; Romelia Ellegonda Duranda, geboren 15 September 1886; Johannes, geboren 28 December 1887; Wijnand, geboren 11 Mei 1890 December 1891 te Haarlem gestorven. ,n12' .C°rnel,a Roelandina, geboren 29 October 1846 2. Julij 1868 te Brielle gehuwd met Mr. Pieter Blussé, griffier bij het Kantongerecht te Brielle, geboren te Dordrecht 20 Maart 1838, zoon van Jan Jacob Blussé te Dordrecht en Maria van den Akker, overleden. Tot de getuigen bij de sluiting van den echt behoorde Jan Jacob Blussé Jr, oud 34 jaar, te Dordrecht, broeder van Mr. Pieter, die Brielle verliet voor Schiedam van daar als Oost-Indisch ambtenaar naar Oost Indië ging, vervolgens ambteloos werd, en zich eerst te arijs, daarna te Velp bij Arnhem vestigde, waar hij zich nog aan de schilderkunst wijdt. Bij zijne echtge- j noote won hij een zoon. f. Jan, geboren 18 April 1804, begraven 9 Aueustus 1804. & i si Cathanna Eüsabeth Sara, geboren 21 Augustus 1808 gedoopt 11 September (getuigen: Hugo van Andel, Adriana Kluit, huisvrouw van J. In 't Veld) 3 Mei 1839 te Brielle getrouwd met Gabriel Leonard van Oosten Slingeland, geboren te Schoonhoven 12 April 1806 en Wethouder aldaar, zoon van Daniël Slingeland, overleden, en Maria van Oosten, wonende te Schoonhoven. Onder de getuigen bij de voltrekking van den echt was Mr. Leendert Slingeland, oud 34 laar, Secretaris van Schoonhoven, broeder van Gabriel Leonard. Uit het medegedeelde blijkt, dat Jan Kluit bij zijne 3 vrouwen veertien kinderen won. Welke betrekking lij bekleedde, is mij gebleken uit een papieren kind lat hij heeft nagelaten en dat één zijner afstammelingen, de heer C. de Breur Kluit, op mijn verzoek aan de jemeente Brielle heeft geschonken voor haar archief )at papieren kind is een Handschrift, 21 deelen in 4«.' .even deelen behelzen een geschiedbeschrijving van Jnelle, Voorne, Putten en Flakkee, en hebben tot titel: „Den Ouden en Nieuwen Briel, beschouwt in zijne opkomst, aanwas, koophandel, lotgevallen, geschiedenissen, gebouwen, schutterijen en gildens enz., van de vroegste tot op de tegenwoordige tijd, zijnde een supplement op C. van Alkemade's Beschrijving van de stad Briel enz. Hier is bijgevoegt eene Beschrijving van de landen van Voorne, Putten, Goedereede en Flacque, met de steeden en dorpen daarin gelegen en alle ressorterende onder de voorsz: stad." Dertien deelen hebben tot titel: „Brielsche Jaarboeken" en bevatten eene uitvoerige beschrijving van hetgeen in de jaren 1747—1795 te Brielle en in de omstreken is voorgevallen. Het 21st9 deel is een Register op de eerstgenoemde 7 deelen. Het geheele werk legt een welsprekend getuigenis af voor den ijver en de kunde van den Schrijver en is eene uitnemende bron voor ieder, die over Brielsche zaken of gebeurtenissen.wil handelen. Evenals zijn zoon Cornelis (*) was Jan Kluit een warm patriot(**), en ondetscheidene dingen getuigen, dat zijn hart vurig klopte voor zijne vaderstad Welke betrekking hij bekleedde, zegt ons een uitvoerig stuk van zijne hand, te vinden in zijn Brielsche Jaarboeken en getiteld: „Memorie van consideratien over de clai»destijne wijze, door welke de slijters en tappers in brandewijn en gedisteleerde wateren binnen de stad Brielle het stadts- soo wel als het gemene lands recht, op deeze middelen geëmaneert, komen te fraudeeren, voorgestelt en overgelevert aan de Edele groot agtbaare Heeren Burgermeesteren en Vroedtschappen der stadt voorn., door Jan Kluit, hooftgaarder van het voorsz. middel van wegens het gemene land van Holand binnen gemelde stadt residerende." In eene akte van 18 Junij 1785 heet hij „hoofdgaarder van de collective geineene lands middelen" te Brielle. Dezelfde akte noemt | Cornelis Kluijt Jansz. „hooftgaarder van diverse be schreeve gemeene lands middelen" te Brielle, en Jacob Kluijt Jansz. „exploictier van het comptoir der verpondingen" van Oost en Westvoorne en aan de overzijde van Flakkee. Ik wil hier alleen nog bijvoegen, dat de vermelde kundige schrijver Jan Kluit in plaats van Johannes Sandifort in 1757 verkozen werd tot luitenant van het »blauwe vendel" en dat een met olieverf ge* schilderd portret van den voormaligen luitenant, mede een geschenk van den heer C. de Breur Kluit, ten stadhuize in de kamer van Burgemeester en Wethouders aan den wand hangt. (*) Dat Cornelis Jansz. Kluit een patriot was, is met verwijzing naar »De Politieke Kruyer" N 198 (deel 4, blz. 628) en N° 289 (deel 6, bl. 429) in »De Navorscher," 1892, bl. 342, door Mr. W. P. Sautijn Kluit herinnerd. (**) In 1787 ondervond hij daarvan de gevolgen. Men zie daarover mijn opstel: »Op het Marktplein te Brielle in September 1787", in »Eigen Haard", 1883, blz. 190 en 191. K. Neeltje, gedoopt 6 Februarij 1724 (getuige Helena Koppers), in 1747 op belijdenis aangenomen (Actavan 16 April 1747), als huisvrouw van Leunis de Breur, nalatende een kind 19 September 1749 te Brielle begraven. Den 24,ten Januarij 1745 is zij als j. d. te Brielle getrouwd met Leunis de Breur j. m., 8 December 1715 gedoopte zoon van lan Leunisze de Breur en Elisabeth Arends van Dyk (*), 19 Augustus 1780 te Brielle begraven, nalatende een zoon. Het echtpaar won: Johannes, gedoopt 1 Junij 1745, 28 September 1748 begraven; Cornelis, gedoopt 22 October 1747, als gepensioneerd rijksopzichter der fortificatiën te Brielle aldaar gestorven 26 Maart 1827, als j. m. 7 Junij 1772 te Brielle getrouwd met Maria Jongejan, j. d., te Brielle geboren en 9 Junij 1747 gedoopte dochter van Jacob Jongejan en Helena Idel (IJdel), 19 April 1810 te Brielle gestorven, nalatende 4 kinderen. Het echtpaar won: Leonardus, gedoopt 28 Februarij 1773; Helena, gedoopt 25 December 1775, begraven 7 October 1777; Jacob, gedoopt 2 Augustus 1778 ; Jan, gedoopt 26 Julij 1780, begraven 1 December 1790 ; Neeltje, gedoopt 1 Februarij 1784, als i. d. 2 Januarij 1803 te Brielle getrouwd met Jan Willem van Rijn, j. m., geboren te Utrecht, luitenant ter zee (**) ; Helena Adriana, gedoopt 21 Maart 1790, in 1820 getrouwd met Marinus Kluit. L. Cornelis, fgedoopt 13 Maart 1726, getuigen : Geer- M. Adrianus, (truij Kluijt, Helena Koppers. Cornelis, werd begraven 26 Februarij 1730, Adrianus in Mei 1726. N. Adriana, gedoopt 26 December 1727 (getuige : Helena Koppers), 1 September 1728 begraven. O. Adriana, gedoopt ,8 Maart 1730 (getuige: Gertruijd Kluijt), in 1752 op belijdenis aangenomen (Actat van 16 Januarij 1752), 14 Februarij 1803 te Brielle begraven als huisvrouw van Leendert van der Woel, nalatende 2 kinderen. Den lo^en April 1759 is zij te Brielle getrouwd mer L. van der Woel j. m. geboren te Hellevoetsluis, 14 September 1808 te Brielle overleden, oud 76 jaar, nalatende 2 kinderen. Het echtpaar won: a. Neeltje, gedoopt 20 Julij 1760 (getuige: Neeltje Jongejan), in 1778 gehuwd met M. Villerius, zie op Kruijne. b. Cornelis, gedoopt 8 Augustus 1762 (getuige : Alida Kluit), begraven 29 Augustus 1763. c. Nicolaas, gedoopt 30 December 1764 (getuige : Antonia Jongejan), begraven 25 Februarij 17<3. d. Cornelis, gedoopt 11 November 176f, als j. m. 25 Mei 1790 te Brielle getrouwd met Apolonia Mel- (*) Lijsbet van Dijk is als weduwe van Leunis de Breur 31 December 1744 te Brielle begraven. (**) Een kraamkind van dit echtpaar werd 28 April 1803 te Brielle begraven. m ser (Melsert) j. d. Het echtpaar won: Helena Adriana, gedoopt 20 Februarij 1791, 8 Februarij 1808 overleden als huisvrouw van Jacob Villerius, zie op Kruijne; Martina Elisabeth. geboren 2B Julij 1793, gedoopt 28 Julij (getuige: Josina Melsert), in 1814 getrouwd met Johannes Zeijlmans van Emmichoven ; Johanna Jacoba, geboren 22 Julij 1801, gedoopt 26 Julij met Johanna Jonas als getuige, begraven 22 Augustus 1801; Cornelis Johannes, geboren 24 Mei 1810, gedoopt 3 Junij, ge* tuige: Petronella Melsert. De moeder, dochter van Martinus Melsert en Elisabeth van der Lugt, is 15 Junij 1819 te Brielle gestorven, oud 49 jaar. De vader overleed 1 Januarij 1830. De vader der genoemde 14 kinderen, Cornelis Hendriksze Kluijt, is 26 April 1736 te Brielle begraven, nalatende 6 kindei en. Zijne weduwe, Adriana Koppers, werd 13 April 1763 begraven. Den 16den September 1720 werd Cornelis Kluijt door de Magistraten, in plaats van den overleden Pieter Poortermans, aangesteld tot „fabrijcq" binnen de stad Brielle en deed hij als zoodanig den voorgeschreven eed. Behalve de genoemde, ontmoette ik nog andere personen, die den naam Copper of Coppert droegen. Ik laat ze hier volgen. Mogelijk dat er onder hen zjjn, die aan den vroedschap, dien ik vermeldde, verwant waren. In 1293 was er te Brielle een schepen, genaamd Har Coppert Hughenzone, zie Van Alkemade, Beschr. van Brielle I p. 72. Den 25slen Junij 1620 gaf de Vroedschap aan „Claes Copper, stierman op eene van de lootsbooten,' zijn ontslag. Den 2den Junij 1622 werd Claes Coppers begraven, 26 Mei 1610 een kind van Claes Coppersze. In 1603 kocht Claes Coppers een huis aan de z. zijde 1 van het „Maerlant", van Maerten Claesze „capiteijn' i (Bodtboeck, beg. 1598, p. 96 verso). -.Claes Copperszoon int Oosterlant" was 9 September 1590 getuige bij den doop van een kind van Cornelis Jansz. en Maritgen Jans dr. (*) Den I9den Junij 1594 werd, met Jopge Arents en Machtelt Gerrits als getuigen, gedoopt Arien, zoon van Claes Copperszoon en Maritgen Arents. Vermoedelijk zal hier wel overal dezelfde persoon zijn bedoeld. Wat de doopaanteekening betreft, moet ik ! opmerken, dat de vader Claes Copperszoon in een paar andere aanteekeningen Claes Jacobsze heet. Dezelfde vader zal toch wel, naar ik denk, bedoeld zijn, als men leest, dat 5 December 1590 gedoopt werd Neeltgen, dochter van Claes Jacobsze en Maritgen Arens, en dat 20 September 1592 gedoopt werd Ja- (*) Tweemaal ontmoette ik Engel Coppersze als getuige. Den 8den Maart 1591 werd gedoopt Maritge, dr. van Arijen Pietersze en Anneken (?; Arents, getuigen: Engel Coppersze en Annetga Lauwen (?) met Maritge Lenaerts. Den 30»t«n November 1597 Pieter, zoon van Cornelis Pietersz. en Barbel Cornelis, getuigen: Cornelis Willemsze, Engel Coppersze., Anna Lenerts. Den 25slen Junij 1620 gaf de Vroedschap aan „Claes (?) Arents, getuigen: Engel Coppersze en Annetga Lauwen (?) met :ob, zoon van Claes Jacobzse en Maritgen Arents, ten doop gepresenteerd door Jopgen Arents. De schrijver der laatste aanteekening schreef Claes Maertensze, maar boven Maertensze werd geplaatst Jacobsze, zoodat blijkbaar bij vergissing Maertensze werd geschreven. Den 14den December 1624 werd „Jacob Claesze Coppersz. geadmitteert tot lootsman van den Briele." Deze Jacob zal een zoon geweest zijn van den in 1620 ontslagen stuurman. Eene attestatie van 21 Junij 1674 bevat eene verklaring van 4 ouden van dagen, afgelegd ter requisitie van Huijg Ctaasze Kouckendorp, getrouwd met Jannetje Jacobs te Brielle, , Sander Jansze Torenvliet, veerman van Brielle op Maassluis, en van Jacques Manrijke, schoolmeester te Oudenhoorn, en inhoudende dat zij 50 en meer jaren geleden zeer wel hebben gekend „eene Lijsbeth Jans van Torenvliet, die lest weduwe was van eenen Claas Ooppersz, die in de wandelinge wierde genaamt Lijsbeth Lonis naar haar eerste man, eerst gewoont hebbende ende herberge houdende op het oude hooft deser stede (Brielle) ende daarnaar in het noort eijnde binnen deser stede, alwaar deselve comende te overlijden, metter doot naergelaten heeft 4 wettige kinderen, met namen Jan Lonis7.e, Maartijntje Lonis, Jannetje Lonis ende Jacob Lonisze, die deselve bij haren eersten man, die gesegt wert genaamt geweest te sijn Lonis Korijnsze, badde geprocreert." Uit hetgeen verder in de akte vcorkomt blijkt, dat de requiranten wettige kindskinderen waren van Lijsbeth Jans en dat Sander Jansz., naar den vader van Lijsbeth, Van Torenvliet werd genaamd. Zooals ik in een noot heb vermeld, trouwde Dr. Jacob Copper met een Van Toornvliet te Leiden. Eene akte van 1 December 1631 spreekt van 3 broeders Coppert, ook Copper genaamd. In haar bekent Cornelis Jansze Coppert, wonende „in den banne van Swartewael/' schuldig te wezen aan Aren Tobsze, nagelaten weeskind van Job Arentsze, eertijds schout „vant Nijeuwelandt" 300 car. guldens, en verklaren Jan Jansze Coppert, wonende „in den banne vant Cleijn Oosterlandt" en Jacob Jansze Coppert, wonende te Geervliet, dat zij voor Cornelis Jansze Coppert, „haren broeder", zich tot borgen stellen. Dat Cornelis 7 Februarij 1650 overleden was en hoe zijne weduwe heette, zegt ons eene akte van dien datum, waarin men lees, dat Jan Gerritsze Noordermeer, wonende onder „den banne van Rugge", en Aefïje Gerrits, wed. van Cornelis Jansze Coppert, wonende onder den banne van Swartewael," broeder en zuster van Cornelis Ger. ritsze Noordermeer, wonende onder den „banne van Oostvooren", voor dezen borg bleven. In het kohier van den in 1659 geconsteneerden 200*ten penning, pag. 13, heet haar overleden man Copper. \ 't Laatst vond ik van Aeffje gesproken in een akte van 4 Januarij 1668, gewagende van een obligatie, door Jan Abrahamsze Smith (*), man van Maertje Meeus, overgedragen aan Gilles Pietersze Hoijcr, welke obligatie door „Willem Jansze Clapmus als principal ende Aeffje Gerrets, wed», van Cornelis Jansze Copper, op den 15"1 Maert 1666 ten behouve van Maertje Meeus'' voor den notaris gepasseerd was. Eene akte van 1 Maart 1667 bevat een schuldbekentenis van Jan Cornelisze Copper, wonende onder „den banne van Swartewael", ten behoeve van Catrijna van Nederveen, weduwe van Abraham van der Heul, te Delft. Wat deze zoon van Cornelis Copper was, blijkt uit eene akte van J 3 April 1655, aldus aanvangende : „Compareerde Jan Cornelisze Coppert ende Cornelis Cornelisze Kuijper sijn bouknecht etc.' Tot de familie zal wel behoord hebben Kornelis Kopper, in 1698 met attestatie van Zwartewaal te Brielle gekomen (Acta van 23 Januarij 1698). — Jan Jansze Coppert, in „Cleijn Oosterïandt", een bij Brielle gelegen polder, wonende, is in eene akte van 29 Dec. 1631 „landtman" genoemd. Eene akte van 5 Julij 1631 gewaagt van Pieter Cornelisze Huijsman in den ban van Rugge als zijn borg. Hij bleef borg voor Joris Arensze te Oostvoorne en in de akte, waaruit zulks blijkt, gedateerd 11 Augustus 1625, heet hij „Jan Copperse lantman." Den '23sten Februarij 1631 zijn te Brielle ondertrouwd Jan Jansze Coppert, weduwnaar, wonende „int Cleijn Oosterïandt", en Annetjen Francken j. d. wonende te „Ouwerschie". Den lsten November 1644 zijn te Brielle getrouwd Jan Jansze Copper j. m. »uijt Oosterlant" en Grietge Jans j. d. uit Rugge en aldaar wonende. Den 3den Junij 1657 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 17 Junij buiten Den Briel getrouwd Jan Jansze, weduwnaar te Rugge, en Leentje Leenderts, weduwe van Gerrit Jansze „lantman", wonende in de Tente (Tinte). Het doopregister noemt den man van Leentje Leenderts Jan Jansze Kopper. Hij won bij Leentje: Neeltje, gedoopt 17 Mei 1658 j Leendert, gedoopt 8 Februarij 1669, getuige: Catharina Jacobs. Den 23sten Maart 1664 werd gedoopt Cornelis, zoon van Jan Jansze, getuigen: Jan Leendertsze en Maertge Jans. Daar de aanteekening van dezen doop niets meer vermeldt, durf ik niet met zekerheid zeggen, dat hier een Copper bedoeld is. Den 9(Jen Maart 1668 werd gedoopt een kind van Jan Jansze Copper ; de naam van het kind is evenmin vermeld als die van de moeder. — Als bor¬ (•) In eene akte van 9 Januarij 1688 worden Johan Meijs en Franck Gerritsze van de Velde te Brielle, alsmede Jan Cornelisze Copper, te Zwartewaal, genoemd «testamentaire voochden over de erffgenamen van Dieuwertje Jochums. in leven wed. van Abraham Smit", moeder van »Jan Abrahamsze Smit." en voor Jacob Jansze Copper te Geervliet zijn in eene 'kte van 12 April 1649 genoemd Pieter Jansze Noorlermeer „int Brielsche Nieuweland" en Jan Gerritsze 'Toordermeer. Den 19*» Januarij 1644 zijn te Brielle getrouwd Corïelis Pietersze Coppert j. m., wonende „in den banne /an Rugge", en Maertge Dircs j. d. te Brielle. Elders leet deze vrouw Maeijken of Maijken Dircx. Den 23sten Augustus 1647 werd met Annetje Jacobs als geLuige te Brielle gedoopt Grietjen, dr. van Cornelis Copper en Maijken Dercx. In 1647 kocht Cornelis Pietersze Coppert een huis in het Zuideinde te Brielle (Bodtboeck, beg. 1641, p. 279) en het echtpaar woonde aldaar, blijkens eene akte van 11 Maart 1647. Eene akte van 30 April 1649 zegt, dat Marijtgen Dircx dr., huisvrouw van Cornelis Pietersze Coppert, toen 40 jaar oud was. In het zoo even aangehaalde Bodtboeck komt blz. 627 eene aanteekening van 1656 voor, luidende : „ Alsulcken huijs ende erve, genaemt de drie Coningen.... als Maeijcken Dirricx dr., wed®, van Cornelis Pietersze Copper, tselve lest beseten heeft ende alsnu bij de erf- j genamen van desselfs naergelaten weeskint wederomtne ! vercoft is, staende int suijteijnde. Den nden September 1652 werd te Brielle gedoopt Catharina, dochter van Wouter Harmense en Trintien Kopper. Den 20sten Oct. 1652 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 14 Maart 1653 te Hellevoetsluis getrouwd Jan Copper j. m. „vaerende opt schip van den ouden Boer", en Annetje Arents j. d. „op de schiptimmerwerf." Den I9den Febr. 1658 werd te Brielle gedoopt Elisabeth, dochter van Jan Coppers en Jannetje Arents, getuige: Nelletje Jacobs. Pieter Jacobsze Copper, in eene akte van 12 October 1665 voorkomende als scheepstimmerman, is als weduwnaar, wonende te Brielle, 14 November 1655 aldaar ondertrouwd en daarna buiten Brielle getrouwd met Hester Teunis j. d. van Heenvliet. Den 26»ten Mei 1658 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 15 Junij buiten Brielle getrouwd Pieter Jacobsze Copper, weduwnaar, „aen de noordsijde vant Maerlant", en Leentje Cornelis j. d. „in 's Heer Daniels ambacht" te Brielle. Uit het laatste huwelijk Cornelis, gedoopt 19 September 1659, getuige: Maertge Pieters. De eerste vrouw van Pieter Jacobsze Copper zal waarschijnlijk vermeld zijn in het Trouwregister, als het bericht, dat 11 Junij 1652 te Brielle getrouwd zijn Pieter Jacopsze j. m. „aen de suijdsijde vant' Maerlant", en Annetje Cornelis j, d. „op de scheeptimmerwerf." De schrijver dezer aanteekening schreef den naam der vrouw aldus, maar boven Cornelis staat Jans, wat als een verbetering zal moeten worden aangemerkt. In het Bodtboeck, beg. j » komt blz. 295 eene aanteekening voor van 1667 luidende: Alsulcken huijs, schuijr ende erve metten ge volge van een scheeptimmerwerff, daervan den eijgen dom de stadt competeert., als Pieter Jacobsze Kopper scheeptimmerman, op den 2« Meij 1665 daer bij coop< aengecomen ende 't sedert gepossideert heeft, ende ni ij desselfs weduwe ende erfgenamen vercoft is, staende m de Nieuwe straet aen de westsijde van de haven de«e, stede.' Den ücn April 1666 zij.n ,e Brjelle onder(rouwd en met attestatie van 1 Mei buiten Den Briel getrouwd gieter Copper, soldaat, en Lysbeth Jans j. d. wonende te Utrecht. Met kerkelijke attestatie zijn te Brielle gekomen ïohannes Kopper in 1666 van Haarlem (Acta van 28 ctober 166b); Dirck Jacobsze Copper eh Adriaentje Wilhelms in 1672 van Nieuw Beierland (Acta van 28 Januarij 1672); Maria Coppers j. d. in 1673 van Amsterdam (Acta van 24 Januarij 1673); Hendrik Koppers in van (Acta van 12 Julij 1767). Op belijdenis werd te Brielle tot lidmaat aangenomen Matthijs Copper soldaat, in 1672 (Acta van 21 April 167^). Den 16ta. September 1679 is met Engeltje Willems als getuige gedoopt Claes, zoon van Klaes Kopper, overleden, en Lijsbeth Jans. Den l^den Mei 1686 zijn getrouwd Cornelis Jacobsze van Heusden j. m. en Lijsbet Dirx j. d. beiden te Brielle. at deze Lijsbet den geslachtsnaam Koppers had, zegt ons het register der begravenen, hetwelk vermeldt, dat 16 Julij 1/40 te Brielle begraven werd Lijsbeth Koppers, wed. van Cornelis van Heusden (1). Het echtpaar won: Jacobus, gedoopt 15 Junij 1687, getuige: Grietje Cornelis; Annetje, gedoopt 7 November 1688, getuige: Geertje Jans; Maria, gedoopt 24 December 1690, getuige: Ariaentje Gerrits; Annetje, gedoopt 15 November 1693, getuige: Geertje Jans; Stoffeltje, gedoopt 12 Februarij 1696, getuige : Annetie Heindncks. Den 30sten October 1695 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 18 November elders getrouwd Joost Gerritsze j. m., onlangs te Brielle woonachtig, en Joosje Arents, weduwe van Jan Arentsze Kopper, beiden te Nieuwenhoorn. Den 3den Augustus 1698 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 22 Augustus te Delft getrouwd Cornelis Copper j. m. te Brielle en Maria Koedijck j. d. te Delft Het echtpaar won: Johannes, gedoopt 23 November 1701, getuigen: Gerrit Brouwer, Annetje Brouwer Den 16dea October 1703zijn te Brielle getrouwd NicoKoppers (Kopper) j. m., in garnizoen te Hellevoet- i (1) Lijsbeth Dirks Kopper was 24 September 1719 getuige bij den doop ' ^van een k.nd van Arie van Vliet en Maartje Cornelis van Heusden. 1 , sluis, en Helena Hooghwerfj. d., geboren te Brielle. Het echtpaar won Lijsbeth, gedoopt 1 Maart 1.05 (getuige Ariaentje van Groenwegen), begraven 12 Maart 1705 , Den 27sten October 1738 is Lena van Hoogwerf begra- ' VenofnWed-e Van NiC°lae9 Schen<*, soldaat, met wien zij 23 Dec. 1^08 is getrouwd. ■ oQG^ertJf C°ppers' wduwe van Cornelis Decker, is 28 October 1707 te Brielle begraven Den 12den Mei m6 zijn te Brielle'getrouwd Johannes Jacobse Kopper (Copper) j. m., geboren te Brielle, en Adnaantje Willems j. d., geboren te Delfshaven. Het^echtpaar won: Willemijntje, gedoopt 25 Februarij 1716, getuige: Willemtge Jans Hollaard; Jakob, gedoopt 24 September 1719, getuige: Arentje Koppels. Den 29ste0 October 1730 werd begraven Gerrit Kopper. LXVIII. TRIP. No. 131 van de Naamlijst der Vroedschappen vermeldt Jacob Trip. In 1689, 1691 en 1693 werd hij verkozen tot schepen. Den 9den Februarij 1694 besloot de Vroedschap „mits den overlijden van de heer Jacob Trip op morgen te treden tot electie van een ander heer tot vroetschap." Het Register der begravenen maakt van em geen gewag, zoodat mag ondersteld worden, dat hij niet te Brielle gestorven en begraven is. In 1673 werd te Brielle op belijdenis aangenomen „julfr. Alargareta Trip" (Acta van 27 Julij 1673) en deze dame is als j. d. te Brielle getrouwd den 18*» Jul.j 1663 met Matthias Trip j. ra„ „Commissaris der stad Amsterdam." Eene akte van 24 April 1677 begint, „Compareerde Otto van Ca.npcn ende Johan Trip. beyde van competenten ouderdom, etc.1' In het art. over Commerstein is melding gemaakt van Maria Bocardus, weduwe van Samuël Trip, wonende te Dordrecht. LXIX. MELVILL. Mr Jan Melvill, als vroedschap voorkomende op de Naamlijst sub n». 201, is „casueel op zijn buitenplaats te Oostvoorne op den 29sten September 1788 overleden en hij werd in die gemeente begraven. Voor het collateraal werden zijne nagelaten goederen aangegeven door Pieter Melvill „als ab intestato eenige en universeele erfgenaam van zijnen overleedenen broeder Mr. Jan Melvill." Tot de vaste goederen, die hij naliet, behoorden een woonhuis en hof, gelegen in de Heerlijkheid Andel, in den lande van Altena, een wojmg met land te Oostvoorne, van ouds genaamd Steeztcht en meer dan 15 „gemeeten" met een tuinnanshuis, van ouds genaamd „het huis te Goudhoek." I - 'm Mr. Jan Melvill werd in 1765, 1767, 1769, 1771, 1772, 1774, 1775 en 1780 gekozen tot schepen, in 1768 en 1776 tot raad in het College der Magistraten, in 1774 en 1780 tot burgemeester. Den lsten October 1777 werd hij gecommitteerd in het College van Gecomteerde Raden van de Staten van Holland voor 2 jaren, in te gaan 1 Mei 1778. Van Mei 1782 tot Mei 1785 was hij gecommitteerd in de Provinciale Rekenkamer van Holland. Den lsten Mei 1776 werd hij verkozen tot leenman van Voorne, in 1782 werden hij en J. H. Swalmius als leenmannen bedankt. In zijn M. S. Jaarboeken zegt J. Kluit: „Men verwagte de demissie van deze twee heeren zeker, want dezelve hadden zich kort ' te voren in de vergadering van de Vroedschap sterk laten zien over het vrij en voor een onafhankelijk volk verklaaren van de dertien staten van Amerika." In 1779 werd J. Melvill benoemd tot penningmeester van de generale dijkage van Voorne loco Mr. Cornelis Hoijer. In 1787 ondervond hij de gevolgen van zijn staatkundige gevoelens. J. Kluit schrijft in zijn Jaarboeken : „De nieuw opgebouwde buiteplaats van den heer burgemeester Melvil (te Oostvoorne) konde den haat van het canalje niet passeeren; men verwoestte in den tuin alles wat er los of vast was". En elders : Toen men op den 19 September (1787) druk bezig was met de markt (te Brielle) te schuuren (*), had het graauw al getracht moedwil te plegen aan 't huis van den burgemeester Melvill , welke op zijn nieuw gebouwde buitenplaats in Oostvoorn, aan de Zandpad, voor de eerste zomer logeerde, 't Kanalje begeerde dat deze Heer in de stad zoude komen (want diverse hadden zich geretireerd), en ofschoon deze allerkundigste heer, welken reeds door een ongeluk een been was afgezet, niet zoo wel weg konde als andere, moest hij evenwel komen. Een hoop muitelingen rende met vier wagens na Oostvoorn, alwaar zij dezen heer, in zijn kamer zittende, aantroffen. Eén uit dezen woesten hoop, Coenraad Warner, gewezen soldaat en nu schoenlapper, schiet ter kamer in, grijpt dezen heer, een man van het eerste fatzoen, bij de borst, hem toevoegende : dondersche hond en verrader, wat let mij dat ik u niet vaneenruk. Er waren onder den troep evenwel nog luiden, die bedaarder dachten; Pieter en Ary Borstlap (schoon ieverige Oranje-klanten) waren expres door den burgemeester van Dam van Aarden op deze expeditie afgezonden om den heer Melvill in allen opzigte te beschermen, en dus rukte de eerste van deze twee broeders dezen roervink van dien heer af en (*) Men kaa hierover raadplegen een opstel van mijne hand, getiteld »Op het marktplein te Brielle in September 1787" en geplaatst in «Eigen Haard», 1883, blz. 190 en 191. * dreigde alle, die denzelven heer zouden willen molesteeren of beledigen, met een pak slagen zouden betaalt worden. Om nu deze vertooning des te luisterijker te maken, moest men de Waterpoort (van Brielle) inrijden, terwijl de wagens (vooral daar de burgemeester op zat en die Pr. Borstlap met zijn broeder naast hem tot bescherming had) met groote afhangende vlaggen pronkten. Men reed alzoo de geheele Voorstraat door, voorbij het stadhuis, alwaar als na gewoonte die plaats opgepropt van 't graauw stondt; en hier viel het, dat men de wagens tegen hield, ja men wilde len burgemeester dwingen (schoon hij maar één been had) van de wagen af te komen, om NB. voor het Stadhuis op de knieën te vallen. Anders was hun plan geweest, dien heer aan de Waterpoort van de wagen te doen gaan, en hem van daar achterwaarts gezeten op een horde door de stad te sleepen; dog daar men de waarheid altoos hulde doen moet, moet men tot lof van burgemeester Van Dam zeggen, dat deze zich met zeer veel stoutmoedigheid daartegen heeft verzet, voegende met een forschen aandrang daarbij: wat b meent gij te doen 1 Zult gij de handen aan een fatsoenlijk man slaan, ik zal dat nooit gedoogen. 't Scheen dat de heer Van Dam hun nader plan ontdekt had, dat, zoo men zeide, was om onder de aanvoering van een dronken beeldhouwer en Joh. Klein den burgemeester Melvill met de wagen te doen rijden tot voor zijn huis, en dan was het voornemen hem van de wagen te rukken en vaneen te scheuren. Doch er waren al weder luiden, die beter dachten ; schipper Ewout Voorsluis en Pieter Borstlap, hiervooren genoemd, twee robuste knapen, ondersteund door eenige andere, verij- ; delden dit boos voornemen, namen en hielpen den burgemeester van de wagen af, rameiden onder den woesten hoop en bragten denzelven ongeschonden in zijn huis. Op deze defensie schoot er van een ongelooflijke toeloop van volk, die zich steeds rondom de wagen had bevonden, een goed gedeelte af, daar de beeldhouwer Opmeer onder was, welke deze prooi uit de handen der beschermers meenden te rukken, en nu deerlijk daarin werden teleurgesteld." De Kerkeraadsacta van 14 Januarij 1 770 noemen onder de met attestatie ingekomen personen Jan Melvill, van Dordrecht. Den 29sten November 1773 werd door de Vroedschap in plaats van den overleden advocaat Coel tot stadsadvocaat aangesteld Mr. Adrianus Melvill, advocaat voor de Hoven van Justitie in Holland. Den 25sten September 1782 kwam bij de Vroedschap een missive ter tafel, geschreven te 's-Gravenhage 18 September 1782 door den „heer capiteijn" Pieter Melvill, houdende bericht dat zijn broeder Mr. Adriaan Melvill was overleden. m LXX. LAKENKOOPER. — VAN HOOGWERFF. — HOOGERWERFF. In Julij 1599 zijn te Brielle getrouwd Maerten Ger- ritsze j. m. en Neeltgen Frederixs j. d. Het echtpaar won : Neeltgen, gedoopt 8 April 1600, getuigen: Frederick Cornelisze, Gferrit Jansze, Macheltge Frans. Vrerijck, gedoopt 18 Augustus 1602, getuigen: Jan Vrerixze, Maritghe Gerrits, Maritghe Simons. Marijtge, gedoopt 13 Februarij 1605, getuigen : Neeltge Maertens, Maerten Maertensze, Maertge Fredericx dr. IJngetgen, gedoopt 27 April 1607, getuige : Lijsbeth Willems. Ware het doopregister van 1608 en volgende jaren nog aanwezig, dan zouden we misschien nog meer kinderen kunnen vermelden. Dat dit echtpaar genoemd moet worden in het artikel, dat over het geslacht Lakenkooper handelt, is mij gebleken uit meer dan ééne akte. De Thesaurie-Rekening over 1607-1608 spreekt fol. 35 alleen van. „Maer- I ten Gerntsze Lakencooper,;, maar eene akte van 3 Junij 1625 noemt „Neeltge Fredricx dr. weduwe van Maerten Gerritsze laeckencooper" en eene akte van 13 Januarij 1627 gewaagt van „de 3 naergelaten kinderen ende erffgenamen van sal: Maerten Gerritsze laeckencooper, geprocreert bij Neeltge Frericx dr." Ook in een akte van 11 April 1627 vond ik van de weduwe gewag gemaakt. Een broeder van Maerten Gerritsze was Toris Gerritsze, gehuwd met Lijsbeth Willems. Van dit echtpaar staan de volgende kinderen geboekt: j Willem, gedoopt 23 December 1590, getuigen: Neeltge Thijs dr., Maritge Gerrits, Crijn Cornelis. j Neeltge, gedoopt 10 April 1593, getuigen : Maritgen Gerrits, Maritgen Lambrechts. j Maritge, gedoopt 22 October 1595. j Willem, gedoopt 7 Junij 1598. Gerritge, gedoopt 16 Julij 1600, getuige: Ariaentge Jans van Dordrecht. > Willem, gedoopt 8 September 1602, getuigen: Gis- ! brecht Arensze, Janneke Jans. , (xerrit, gedoopt 26 September 1604, getuigen : Ni- A claes Isaackx van Dordrecht, Wijnetge Theunis. In de é aanteekening van dezen doop heet de moeder Lijsbeth g Brauwers. Gerrit, gedoopt 20 Maart 1607 , getuigen: Tonis * Gerritsze, Jacob Jansze Helm, Jannetge Lenaerts. te De onder de doopgetuigen vermelde Tonis Gerritsze ï zal wel een broeder en de 3 maal genoemde Maritge bi Gerrits een zuster geweest zijn van Maerten Gerritsze B en Joris Gerritsze. In de doopregisters dier dagen komt ce ^meer dan één vader voor, die Tonis, Toenis of An- | * thonis Gerritsze heette (lj, maar daar onder de doopgetuigen ook Maritgen Lambrechts genoemd is, zal als broeder van Maerten en Joris aan te merken zijn Thoenis Crerntsze, die gehuwd was met Maritgen Lambrechts dr en van wien 19 Dec. 1590 een zoon, Lambrecht, gedoopt werd. Getuigen bij dien doop waren Bastiaen Lambrechts, Gijsbrecht Adriaens, Maritgen Simons, Neeltge Maertens. De registers, die van meer dan één persoon, Thonis Gerritsze geheeten, spreken, gewagen slechts van één vader, die den naam Joris Gerritsze had, en in de doopaanteekening van 16 Julij 1600 heet de vader niet eenvoudig Joris Gerritsze, wat men in de andere doopaanteekeningen geschreven vindt, maar er is bijgevoegd „snijder Dat hij een broeder van Maerten Gerritsze was, blijkt, als men de doopgetuigen nagaat, en wordt boven allen twijfel verheven door de omstandigheid , dat Joris Gerritsze elders evenals Maerten genoemd is „Laeckenkooper" , zeker wel naar het [ bedrijf, dat door de broeders werd uitgeoefend (2) I In de Kerkeraadsacta van 10 November 1604 leest men, dat tot het avondmaal werd toegelaten Joris Ger- i LfenC°0pen Eene ^solutie van 6 September ( 1614 luidt: »Es Joris Gerritsze Laeckencooper geaccor- i deert ordonnantie op Jan Craen, ontfanger van de arme middelen, ter somme van 20 gulden 17 sc. 6 d. over seeckere goederen ende kleren gelevert ten behouve van twee kinderen". In de Rekening der St Cath kerk ove, MM-1O0, fol 15, staat de post: „Betadtfot Gerritsen laeckencoper over leverantie van 3 dweiilen I (1) In Julij 1S92 zijn te Brielle ondertrouwd en in Aum,«t„. r getrouwd Anthonis Gerritsz., ^rencooper", wedr., en ElmbethTeu van Bommel weduwe van Wouter de Neeft. In 't doopregister heet eze m«n ook Tuems en zijn huisvrouw Lisbeth Aerts dr. Raets de Ra de kaedt en Lijsbeth Arents. Het echtpaar won : Gerrit, gedoopt Isa 17 15951 8etU,gen: MiChid T°PSZe H:rdenb^, Haesge ! Isaacks ; Laurentia, gedoopt 13 October 1596; Maritgen. gedoopt 6 ' December 1698 getuigen: Willem Arensze van Spijkenisse, Heijltge Anthonis, Anneken de Ra; Aert, gedoopt 15 December 1600 • Eme- enUa, gedoopt 1 Mei 1602, getuige: Aeltghen Wouters. - Als kinderen an Toenis Gerntsze en T'Anneken Pouwels staan geboekt • P-uw^l :ed. 25 October 1595, getuigen: Trijn Gerrits, Neeltge Maertens • Pau' Vef t S T 159?' getUlgeD: Willem Jan«*> Clae. Cornelisze r M ^TDS' uDnetge Jans'-Den 23sten Januarij 1600 werd geloopt Maddaleentghe, dr. van Toenis Gerritsze en Annetge CorneHs etuigen: Gernt Jansze, Neeltge Maertens. ' (2) Meer personen vond ik aldus genoemd. Eene Resolutie van 6 ;ugus.us l567 gewaagt van Adriaen Joostensze Laeckencoeper. Den October 1595 trouwden te Brielle Cornelis Jacobsze j. m. en Mach- j ^ gen Bauwen» dr., weduwe van Waernaer Harmansze Lakencooper ene akte va8 2 April 1607 spreekt van Pietertgen Lenaerts dr we:W?Rr JaC°b Baren"e Laeckencooper. In eene akte van 14 Septem-r is genoemd Jorden Gillisze Laeckencooper. Ook buiten Den u naam bekend' In akten van 21 December 1626 en 4 De- Tnber 1628 .s sprake van Jan Wisselsze Laeckencooper, te Nieuwenhoorn ten van 28 November 1661 en 4 September 1662 noemen Jan rentsze Lakenkooper, te Spijkenisse. soo nu so dan gelevert ten dienste van beijde de kercken etc." Eene akte van 10 December 1631 spreekt van »den eersamen Joris Gerritsze, vroetschappe deser stede (Brielle), out 71 jaren". In het Bodtboeck, beg. 1624, p- 216 verso, staat eene aanteekening van 9 Oct. 1632, volgens welke Willem Jorisze een huis in de »cappoenstraete" kocht, laatstelijk in bezit van Joris Gerritsze, »in sijn leven out-burgemeester ende vroetschappe". Eene Vroedschapsresolutie van llJ September 1632 handelt over de verkiezing van een vroedschap loco Joris Gerritsze, overleden. Hij zal dus in September 1632 overleden zijn. Op de lijst der Vroedschappen ziet men zijn naam sub n° 12 aldus : Joris Gerritsze van Hoogwerff (Laeckencooper). Bij het opmaken van de Naamlijst schreef ik 's mans naam op die wijze, na kennis genomen te hebben van de lijst der Vroedschappen, door Jan Kluit vervaardigd en in H. S. aanwezig. Met de opmerking dat in de Resoluties der stedelijke Regeering Joris Gerritsze Lakenkoper staat, noemde Kluit onzen vroedschap Joris Gerritsze van Hoogwerf. Ofschoon ik Joris Gerritsze nergens Van Hoogwerf genoemd vond, is het toch te verklaren, dat Kluit hem dien naam gaf Van de twee zonen, die hij naliet, Willem en Gerrit, noemde de één zich Laeckencoper en zijn afstammelingen volgden zijn voorbeeld, terwijl de ander en diens nakomelingen zich noemden en genoemd werden Van Hoogwerff. Joris Gerritsze Laeckenkoper behoorde tot de mannen, die om hunne contra-remonstrantsche gevoelens in 1618 door Prins Maurits op het kussen werden gebracht. Tot schepen werd hij gekozen in 1619, 1620, 1622, 1624, 1626, 1628, 1629; tot raad in het College der Magistraten in 1618, 1621, 1627, 1630; tot burgemeester in 1628. Omtrent zijn zoons Willem en Gerrit en hunne afstammelingen kan ik het volgende mededeelen. A. Willem Jorisze Laeckencooper, n0. 57 op de Naamlijst der Vroedschappen, is 25 Nov. 1669 gestorven. Hij werd benoemd tot raad in het College der Magistraten in 1641, tot burgemeester in 1662, tot schepen in 1637, 1638, 1643, 1646, 1648, 1649, 1652, 1657, 1659, 1662, 1666 en 1667. In Ress. Mag. 1 Maart en 17 Junij 1656 komt hij voor als „ontfanger van de arme middelen." Uit de laatste resolutie blijkt, dat hij zelf zijn' naam aldus schreef: Willem Joris Lakencooper. In Trouwregisters leest men, dat 7 April 1630 te Brielle ondertrouwd en 28 April te Delft getrouwd zijn Willem Joorissen j. m. en Maria Joosten van der Stoudt j. d. te Delft; voorts dat 21 Aug. 1646 te Brielle getrouwd zijn Willem Jorisze, weduwnaar, vroedschap, en Cornelia Olario j. d. (1). | 0) «Willem Jorisze Laekencoper was 29 April 1654 getuige bij den zegt ons de Kekening der bt. Lath. kerk over lbdü — 1633, die fol. 16 dezen post heeft: „Betaelt Willem Jorisze Laeckencooper voor twee dweijlen 18 sc." Eene akte van 15 Julij 1631 gewaagt van Willem Jorisze Laeckencooper, 26 jaar oud. Deze bepaling komt niet overeen met het doopregister, volgens hetwelk de laatste Willem gedoopt werd 8 September 1602. Onder de in 1605 gedoopte kinderen treft men geen Willem Jorisze aan, maar men vindt op 27 Julij 1605 het begin van een doopaanteekening en de schrijver, die is blijven steken, had wellicht in de ruimte, die open is gebleven, den doop op te teekenen van een Willem Jorisze. Eene akte van 4 December 1655 noemt Willem Lakenkooper een neef van de weduwe van Abraham Hero van der Werp, „tafelhouster van leeninge." Zooals ik in De Navorscher 1884, blz. 497, berichtte, ging de lombard te Brielle in 1634 van Abraham Ormea c. s. over aan Abraham Hero van der Werp, die 19 November 1653 te Brielle begraven werd. Zijne weduwe Margreta Kelfkens verkocht in 1658 het huis op „het groote Kerchof", waarin de bank van leening gehouden werd, aan Nicolaes Pers (Bodtboek, beg. 1641, blz 675). Den 20sten Februarij 1646 zijn te Brielle getrouwd Willem Hamelton j. m. en Anna Hero van der Werp j. d. In de Thesaurie-Rekening over 1666 — 1667 staat fol. 33 verso de post: >Betaelt Margreta Hero een jaer intress etc." Waarschijnlijk was deze Margreta een Van der Werp. De Kerkeraadsacta van 1 November 1646 noemen onder de op belijdenis aangenomen personen Cornelia Olario, huisvrouw van Willem Jorisze. Zij overleefde haren man ; 't laatst vond ik haar vermeld in de Thesaurie-Rekening over 1681 — 1682. De post van aan haar betaalde rente staat niet mser in de Rekening I over 1684— 1685, Dat Willem Jorisze bij zijn eerste vrouw kinderen won, zegt ons eene akte van 21 November 1647, waarin hij voorkomt als vader en voogd van zijne onmondige kinderen, verwekt bij Maria Joosten van der Stoudt. Over de familie van die vrouw zie men die akte in artikel XVIII, handelende oyer Van der Heul. Daar het doopregister, waarin gezegde kinderen werden vermeld, niet meer aanwezig is, kan ik niet zeggen, met hoe veel kinderen 't eerste huwelijk van Willem Jorisze gezegend werd, maar ik meen een drietal gevonden te hebben. doop van Helena, dochter van Leendert Jansze de With. Den li'" Ja- doop van Helena, dochter van Leendert Jansze de With. Den li'" Ja. nuarij 1665 werd een kind van Ds. Chr. Wittewrongel en Maria Ketelaars gedoopt, waarbij getuigen waren Apolonia Wittewrongel en Pieter Engelgraeff, wiens plaats werd vervuld door Willem Lakencooper. Cornelia Olario was getuige bij den doop van 2 kinderen van Arent Coppers, zie op Copper. » De Kerkeraadsacta van 29 October 1654 noemen on er de op belijdenis aangenomen personen Lijsbet Laeckenkooper en Maria Laeckenkooper. Deze lidmaten zullen dochters uit het eerste huwelijk zijn geweest. enige bezwaar, om zulks ten aanzien van Maria aan e nemen, is dat ook een dochter uit het 2de huwelijk • Tac genaarad ls- Mar«a Laeckenkooper is als j. d. in bb; getrouwd met Gerrit van Rest, zie art. XXXII. JLhzabeth Laeckenkooper i. d. is 10 Maart 1677 te Brielle getrouwd met Marcus de Joncker weduwnaar. Volgens de Kerkeraadsacta van 23 October 1664 wam met attestatie van Delft te Brielle Johannes aekenkoper (1). Om Van dezen Johannes te zeggen dat hij een zoon van Willem Jorisze was, heb: ik geen enkelen grond. Wel kan met zekerheid worden gezegd dat een zoon was Joost of Justus Laeckenkooper, als J- m. 19 Augustus 1659 te Brielle getrouwd met Cornelia Meeuwestein j. d (2). Den 20*ten April 1658 werd hem door de Magistraten vergund als notaris te Brielle "zaam te zijn en tegelijkertijd werd hij „aengenomen lfreUr V°°r de v'Jerschaer" van Den Briel. In 1668 bleven Willem Jorisze Lakenkooper en de vroedschap Adriaen Cleijburgh (3) voor hem borg als secretaris van „den banne van Oostvoorne", zooals eene akte van 11 September 1663 zegt. In 1658 werden Cornelia Meeuwesteijn j. d. en Joost Laeckenkooper, notaris, op belijdenis aangenomen (Acta van 28 Februarij en 29 Augustus 1658). Den 17den April 1680 werd Justus te Brielle begraven, een kind van hem den 25*ten nPf i"!!6'^110 Vr°UW Cornelia, als zijne weduwe, 5 1 «Jf1J WOn bij Cornelia de volgende kinderen : w,, '1Thelmus' Sed°opt 1 Augustus 1660,* getuigen': Laeckencoper en Cornelia Olario' zijn huisvrouw, Adriaen Cleijburgh. Deze zoon Willem is in 16- 2 getrouwd met Isabella van Walcheren, zie op Van Walcheren art. XL. In 1684 werd hij op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente (Acta van 28 April lb84). Den 20sten April 1680 vertoonde hij aan de Bnelsche Magistraten „brieven van commissie als contrarolleur van de convoyen ende licenten van de a en Generael van dato den 26 Maert 1680." Den lse° Juhj 1684 werd hij te Brielle geadmitteerd als notaris en procureur. Den 27Sten Februarij 1712 werd hij door de Magistraten aangesteld tot collecteur van den ; „s a simpost, genaamt het klopje van't gemaal". Zijne i Deia/11 I6?r 1W°0Dde b'ijkeDS 6ene akte Va° 17 SePt<™ber 1607 te J e ft Lenaert Claesze Laeckencooper, welke man eerst te Brielle leefde • zie Ress. 5 Junij 1593 en 15 Maart 1597. ' \ (!) Den 28- November 1663 was Coraeli. L.kencope, bij 1 de. Joop „„ lbd v„ wmem ^ ( P 8 ««e b S: toSjr1661 bii d™d- - - «; w" jo°"gc,ui6e wj d" d°°p - - l huisvrouw Isabella werd begraven 18 Januarij 1715 twee kinderen van hem 27 Junij 1694 en 19 October 1704 Twee Willems Lakenkooper werden begraven 27 November 1720 en 10 September 1723. De één was de vader, de ander de zoon. De dochters van Willem Lakenkooper, Maria en Josina, werden in 1714 op belijdenis aangenomen (Acta van 26 April 1714) Maria trouwde als j. d. in 1724 met Cornelis van Ysendoorn (zie op Van Ysendoorn) en is als diens vrouw 6 Febr. 1724 begraven. Josina Lakenkoper j. d is 6 April 1723 te Brielle getrouwd met Jan Albert (Aalbert, Albregt) Gravius, weduwnaar. Zijne eerste vrouw '.ie men in t art. Poortermans. Wiens zoon hij was, zegt eene noot over Gravius in artikel XIX, handelende over Van der Crap. Den 13den April 1733 werd Jan Albert Gravius benoemd tot onder-secretaris loco Willem de Graaft", gepromoveerd tot vroedschap, en hij nam die betrekking waar tot aan zijn dood (Res. Mag. 20 December 1760) Den 3den juUj 1734 ste)de de Vroedschap hem aan ^ «commissaris over de notarissen (binnen Brielle) en het district van de verpagtinge". Josina Lakenkooper, be graven 22 November 1725, schonk hem een zoen, Zachanas, gedoopt 1 Maart 1724, waarbij getuigen waren Cornelis Krijger en Magdalena Gravius. Het kind werd 9 Mei 1(24 begraven, de vader 29 November 1760. Zooals in art. XL gemeld is, won Willem Laeckenkoper een zoon, genaamd Isaac. De Acta van 24 April 1722 noemen onder de met attestatie ingekomen personen lsaak Lakenkoper, van Den Haag. Van 1721-1724 was hij diaken bij de Waalsche gemeente. Den 29*ten Maart 1<24 1S lsaak te Brielle gestorven en 4 April begraven. Onder de stukken van eigendom , behoorende tot een obligatie en in het Brielsche Archief berustende bevindt zich een extract uit de akte van scheiding des boedels, nagelaten door Isaac Lakenkoper, in leven minderjarig jongman en apotheker te Brielle. Uit dat extract blijkt, dat executeurs van Isaac's testament waren Frangois Pieter Gomar, vroedschap, en Willem Hoijer, procureur voor de Hoven van Justitie in Holland. Door het overlijden van Isaac's zuster Jozina, zonder kinderen, moest volgens het testament de nalatenschap in twee gelijke porties worden verdeeld; de ééne helft moest komen aan de „vrunden van s' vaders zijde", de indere aan die van ,,s' moeders zijde". De verdeeline geschiedde 26 April 1726. De vrienden van moeders ujde waren de genoemde Willem Hoijer en zijn broeder ïeter Hoijer. De „vaderlijke vrunden bestonden inde volgende personen als Anna Lakenkoper, minderjarig :int van Paulus Lakenkoper, voor 1/5 part in de helfte les boedels, Cornelia en Sibilla Mandemaker, d'eerste neerder-, en d'andere minderjarige kinderen van Cornelia .akenkoper, verwekt bij Herman Mandemaker voor elijk V6 part, Magdalena Lakenkoper, getrout met Henricus van der Ulft, onder belasting van fidei commis, mede voor »/# part, Cornelia en Magdalena Heath, beijde minderjarige kinderen van Jacoba Lakenkoper, verwekt bij den Capiteijn Willem Heath, mede voor /5 Pa,% ende Jacob, Joost ende Gijsenburgh, kinderen van Pieternella Lakenkoper, verwekt bij Jacob van Gijsenburgh, voor 't resterende 1/5 part." 2. Paulus, gedoopt 27 Januarij 1662, getuigen: Adriaen Cleijburgh, Lambrecht van Groenwegen majoor, Catrina Meeuwensteijn. Dat Paulus in het huwelijk trad en eene dochter Anna had, zegt het zoo even vermelde extract. 3. Maria, gedoopt 20 Augustus 1663 (getuigen: Maria Focquendijk, Jacobus de Jongh), in 1684 op belijdenis aangenomen (Acta van 30 September 1684). Jacob Anthonisze van Boekhoven, j. m. van NieuwBeijerland, woonachtig te Brielle, 29 April 1681 aldaar getrouwd met Catharina Meeuwesteijn, weduwe van Cornelis van der Vecht, is 6 Maart 1685 te Brielle hertrouwd met Maria Lakenkoper j. d. De man heet in de aanteekening van dien hertrouw en ook hier en daar in het doopregister Van Boechoven. Hij won bij Maria: Maria, gedoopt 11 Julij 1687, getuige: Cornelia Meeuwestein; Cornelia, gedoopt 20 Augustus 1688, getuige : Cornelia Lakenkoper; Josina, gedoopt 12 Oot. 1692, getuige: Magdalena Lakenkooper; Anthonij, gedoopt 18' November 1696, getuige: jacoba Lakenkooper; Joost, gedoopt 20 Julij 1700; Maria, gedoopt 20 November 1705, getuige: Cornelia Lakenkoper. Den 30sten November 1717 is Jacob Boekhoven begraven, zijne huisvrouw 29 Januarij 1706. Zes kinderen van het echtpaar werden begraven 31 Julij 1699, 21 Junij 1702, 18 September 1704, 25 December 1*05, 30 Junij 1721, 19 Januarij 1725. 4. Cornelia, gedoopt 11 Augustus 1665 (getuigen: Willem Laekencoper, oud-burgemeester, Adriaen Cleijburgh oud-burgemeester, Catrina Meeuwestein, weduwe van Jacobus de Jongh), in 1684 op belijdenis aangenomen (Acta van 30 September 1684), is 4 April 1694 te Brielle als j. d. getrouwd met Herman (Harmen) Mandemaecker (Mandemaker)j. m. Het echtpaar won: Hermannus, gedoopt 9 September 1696, getuigen : „Major" Mandemaker, Crunira van der Breink (1); Cornelia, gedoopt 21 Julij 1699, getuige: Maria Boekhoven; Justus, gedoopt 21 Augustus 1701, getuige : Ma;dalena' Lakenkooper; Sybilla, gedoopt 2 November 1703, getuige: Clara Mandemaker. Den 3den December 1701 is een kind van Herman Mandemaker begraven , (1) Den 6den November 1686 zijn te Brielle gebouwd Harman Mandemaker, weduwnaar, »major militair" van 't garnizoen te Brielle en Cruiniertje Cornelis van eer Bleijnck j. d. van Rhenen. Hij is 23 April 1<00 zij 5 Januarij 1719 begraven. De eerste vrouw van Harman Mandemaker werd begraven 19 Tunii 1685. de vader 23 Mei 1721, de moeder 12 Januarij 1725. Den 17den April 1725 zijn te Brielle getrouwd Herman Mandemaker. j. m geboren te Brielle, en Maria Kromvinger (Cromvinger,) j. d. geboren te Schiedam (1). Het echtpaar won: Hermannus, gedoopt 31 Maart 1726 getuigen: Cornelia Mandemaker, Niklaes Cromvinger • Maria, gedoopt 28 December 1728, getuigen: Klaas Kromvinger, Maria Schouten; Cornelia, gedoopt 26 Januarij 1732 ; Clasina. gedoopt 22 November 1735, getuige: Maria Kromvinger; Arent, gedoopt 13 Mei 1738, getuige: Johanna Cromvinger. Nalatende 4 kinderen, is Harmen Mandemaker 16 October 1745 begraven. Een zuster van den schoonzoon van Justus Lakenkoper zal geweest zijn Anna Clara Mandemakers, als j. d. 23 November 1704 te Brielle getrouwd met Herman ter Horst van „Dinghsperloo" j. m. In het doopregister heet die man Herman Reehorst (2) en hij won bij Anna Clara, die 2 December 1706 begraven werd, Johanna, gedoopt 20 September 1705, getuige: Cruijniertje Mandemakers; Sibilla, gedoopt 28 Aovember 1706, getuige: Lijsbeth Mandemaker. o. Catharina, gedoopt 7 September 1668 (getuigen: Leonard Jongejan, Cornelia Olario, huisvrouw van Willem Lakencoper), op belijdenis aangenomen in 1691 (Acta van 26 April 1691). 6. Magdalena, gedoopt 26 October 1670 (getuige : de huisvrouw van Adriaen Cleijburgh oud-burgemeester), in 1691 op belijdenis aangenomen (Acta van 26 April 1691), is 18 Augustus 1705 te Brielle als j d getrouwd met Willem van Herwijnen, weduwnaar. Als weduwe van Willem van Herwijnen, die blijkens eene aanteekening in het doodenregister dd. 19 Junij 1683 kleermaker was, is Magdalena Lakenkooper" te Brielle 19 Februarij 1721 getrouwd met Hendricus van der Ulft j. m. geboren te Zutfen. Als diens vrouw is Magdalena 22 Januarij 1728 begraven, en Hendrikus van der Ulft is 13 Maart 1729 hertrouwd met Kommerina van Alfen j. d. Hij werd 11 Februarij 174/ begraven zij 4 Mei 1747. 7. Isabella, gedoopt 5 Augustus 1672, getuige • Cornelia Olario, weduwe van Wilhelm Lakenkooper. 8. Jacoba, gedoopt 17 Augustus 1674 (getuigen : Adriaen Cleijburch, Elisabeth Laeckenkooper), in 1695 op belijdenis aangenomen (Acta van 27 October 1695) is als j. d. 22 November 1705 te Brielle getrouwd met Willem Heat (Heath) j. m. (3) Het echtpaar won : Willem, ge- (1) In 1723 kwamen te Brielle met attestatie van Schiedam Klaas Kromvinger en Marijtje Schouten, Jannetje en Maria Kromvinger Klaas Kromvinger is 20 November 1729 begraven, zijne weduwe Mantie Schouten 20 Januarij 1742. (2) Den I4den October 1703 zijn te Brielle getrouwd Gerrit Rheehorst j. m. «capiteijn des armes" en Johanna Pieters Verlegh weduwe van Dirck Wiggersze. (3) De Acta van 24 October 1699 noemen Adriaan Heath (waar- I aoopt ó rebruarij 1706, begraven 27 Februarij 1706; Cornelia Maria, gedoopt 28 October 1707 (getuige : Cornelia Lakenkooper), 10 April 1742 als j. d. te Brielle getrouwd met Joris van der Schild j. m.; Magdalena, gedoopt 20 Augustus 1709 (getuigen: Wilhelm van Herwijnen, Magdalena Lakenkoper), ongehuwd gestorven en 28 Februarij 1761 begraven (1); Willem, gedoopt 3 Jannarij 1712, begraven 9 October 1713. In 1706 was de vader luitenant ter zee, in 1716 kapitein van een „buijsconvoijer.' Den 6^en September 1716 werd zijne huisvrouw Jacoba Lakenkooper begraven en als weduwnaar is Willem Heath (Head) 21 Maart 1719 te Brielle getrouwd met Anna Gravius j. d. geboren te Brielle, die hem een zoon schonk, Willem, gedoopt 19 September 1719. De moeder, Johanna Gravius, is 20 September 1719 begraven. Nalatende 3 kinderen, is W, Heath te Brielle begraven 1 September 1735. Zie voorts over hem de noot over Gravius in artikel XIX (2). 9. Petronella Anna, gedoopt 3 October 1677. Zooals reeds gebleken is uit hetge&n is medegedeeld van het extract der akte van scheiding des boedels van Isaac Lakenkooper, trouwde deze dochter met Jacob van Gijsenburgh, en won zij bij dezen man zonen. In de Brielsche Registers vond ik alleen, dat 13 April 1705 gedoopt werd Justus, zoon van Jacobus Ghiessenburgh en Pieternelle Anna Lakenkooper, waarbij getuige was Jacoba Lakenkooper. Bij zijne tweede vrouw, Cornelia Olario, won Willem Jorisze Laekencoper de volgende kinderen : 1. Petrus, gedoopt 16 October 1648, getuigen : burgemeester Bernardijn Ormea, Margrieta Kelfkens. In 1671 werd Dr. Pieter Laeckenkooper te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Julij 1671). Op de lijst der Vroedschappen komt hij voor sub no. 101, Tot schepen werd hij gekozen 1 October 1673 en 1676, tot raad in het College der Magistraten in 1675. Den 2den November 1676 werd er wegens zijn overlijden een ander tot schepen gekozen. 2. Isabella, gedoopt 28 November 1649, getuigen: Gerrit Jorisze, Margrieta Kelfkens. 3. Anna, gedoopt 5 Maart 1651 (getuigen : Margrieta Kelfkens, Aeltje Jans dr.), in 1669 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Januarij 1669). schijnlijk een milicair) en zijn huisvrouw Martina van deo Broek, met attestatie gekomen van Hulst. (1) Zij zal bedoeld zijn in de Acta van 17 Januarij 1745, vermeldende dat op belijdenis werd aangenomen Magdalena Hiat. (2) In die noot staat: C. Krijger Magdalena won bij Anna. Men leze C. Krijger won bij Magdalena : Anna, De eerste vrouw van C. Krijger, Elisabeth Haij, werd begraven 24 December 1717. 't 4. Isabella, gedoopt 7 Augustus 1653, getuige: Elisabeth Joosten van de Nore. In plaats van van de Nore zal van d«r Stoutk gelezen moeten worden. In 1671 werd Isabella Laeckenkooper te gelijk met Dr. Pieter Laeckenkooper op belijdenis aangenomen (Aota van 24 Julij 1671). 5. Abraham, gedoopt 30 Augustus 1654, getuige : Margrieta Kelfkens. - 6. Maria, gedoopt 27 febi 1656, getuige: Margrieta Kelfkens. 7. Cornelia, gedoopt jl9 Februarij 1659, getuigen: Niclaes Pels en zijn huisvrouw. In plaats van Pels zal er Pers gelezen moeten worden. In 1676 werd Cornelia Lakenkoper op belijdenis aangenomen (Acta van 23 Julij 1676). In 1685 kwamen met attestatie van Leiden te Brielle Mr. Gomarus en Cornelia Lakenkoper, echtelieden; zie de kinderen van dit echtpaar in art. III, handelende over Gomarus. De echtgenoote van Gomarus zal wel de in 1659 gedoopte dochter van Willem Jorisze zijn geweest. Cornelia Laekenkooper werd als huisvrouw van Gomarus begraven 3 November 1723. 8. Willem, gedoopt 4 December 1661. De aanteekening van dezen doop noemt den vader alleen Willem Jorisze, vermeldt den naam der moeder niet, en geeft Lijsbet Jans op als getuige. 9. Wilhelmus, gedoopt 25 Dec. 1662, getuigen: Mr. Casper Cleuterbeeck (Clotterbooke) en Cornelia Meeuwesteijn Drie kinderen van Willem Jorisze Lakencooper werden begraven 31 October 1651, 13 September 1654 en 21 October 1661. Uit Leiden, van waar Cornelia Lakenkoper in 1685 met haren echtgenoot te Brielle kwam, verhuisden in 1708 naar Brielle nog 3 personen, die denzelfden geslachtsnaam voerden. De Acta van 26 Julij 1708 noemen onder de met attestatie ingekomen lidmaten: „Grabriel Lakenkooper, de jufferen Isabella en Maria Lakenkooper." In het „Separaat Berigt" van 6 Brielsche Vroedschappen d. d. 23 Julij 1754, waarvan ik gesproken heb in art XI, dat over Van Helsdingen handelt, leest men : „onder anderen heeft Gabriel Lakenkoper, die in het jaar 1710 Vroedschap geworden en in het jaar 1715 overleeden is, nooit anders als by zyn Swaager Gomar ingewoond, sonder ooit iets, dat eenige schyn van een apart Huyshouden had, gehouden te hebben." m Ts het juist, dat de huisvrouw van Gomarus de 19 Februarij 1659 gedoopte dochter van Willem Jorisze Laeckencooper was, dan hebben we in Gabriel alzoo een zoon van dien man te zien, wiens doop men verzuimd heeft op te teekenen in het Brielsche Register dier dagen, en die in 1708 met twee zusters terug! keerde naar zijne vaderstad. Die zusters werden te Brielle begraven, Isabelk 16 November 1719, Maria 4 December 1725. Zij s^' ijnen ongehuwd gestorven te zijn. Dat was ook het geval met Gabriel Lakencooper, die 3 Januarij 1716 begraven werd. Wen vindt hem op de Naamlijst der Vroedschappen sub n°. 148. In 1712 werd hij gekozen tot schepen. Daar ik van Cornelia Olario niet gevonden heb dat zij te Brielle begraven is, vermoed ik dat zij als weduwe met hare kinderen naar Leiden vertrokken en aldaar gestorven is. Misschien verliet zij Den Briel in 1679. Eene Magistraatsresolutie van 4 Maart 167S luidt: „Esgoetgevonden op Dijnsdach toecomende t,e liquideren mette weduwe van den heer Willem Jorisze Lakenkooper, , noopende de slooten van de Rekeningen van de Armen van Maerlant, van de St Pieterskerck te Maerlant, ende andere saken, die de stadt met haer uitstaende heeft." B. Gerrit Jorisze is reeds genoemd in art. X, dat handelt over Tael. Zooals aldaar is bericht, is Jannetje, dochter van Anthony Tael, als j. d. 22 Julij 1642 getrouwd roet Gerrit Jorisze, weduwnaar, en won het echtpaar eene dochter Roosje, gedoopt 14 Maart 1646 met Leentje Jans als getuige. De eerste huisvrouw van Gerrit is vermeld in het Trouwregister, als men leest dat 2 April 1630 trouwden Gerrit Joorisze j. m. en Maeijke Willems j. d. Eene akte van 23 April 1664 begint aldus: „Compareerde voor Reijnier de Neeff notaris ende Gerrit Jorisze gerechtsboode binnen deser stede (Brielle) enz." Eene akte van 10 April 1674 spreekt van Gerrit Jorisze van Hoogwerff. Dat hij in 1678 stierf, zegt ons eene Magistraatsresolutie van 17 Dec. 1678. Een kind van hem zal reeds vermeld zijn in art. XI, namelijk Maijken, getrouwd met Isaac van Walcheren (1). Zijn huwelijk werd nog gezegend (1) Daar de eerste vrouw van Gerrit Jorisze Maeijke heette, zal er wel geen bezwaar zijn om in de echigenoote van Isaac van Walcheren een kind van Gerrit Jorisze te zien. Zooals ik in *rt. XI berichtte, won Isaac in 1658 een ongenoemd kind, en waren toen doopgetuigen Thonis van Hoogewerff en Maria van Hoogewerff. Ik vermoed dat het doopregister, waarin dit vermeld staat en hetwelk zoo vele foutieve opgaven heeft, ook hier verbeterd moet worden, en dat in plaats van Thonis van Hoogewerff" gelezen moet worden Gerrit Jorisze van Hoogwerff. De doopgetuigen van het eerste kind waren dan de ouders van de moeder; Maeijke toch en Maria worden verwisseld. Den 19den November 1690 werd de weduwe van Isaac van Walcheren begraven. 85- met 2 zonen en 3 dochters : I. Joris, II. Elisabeth, III. Helena, IV. Jan, V. Roosje. I. Joris Gerritsze van Hoogwerff ontving in 1653 permissie om werkzaamheden, tot de betrekking van bode behoorende, te verrichten buiten bezwaar van de stedelijke schatkist. Een Magistraatsresolutie van 6 December 1653 luidt: „Opt versouck van Joris Gerritsze, soone van Gerrit Jorisze, bode deser stede, es denselven bij provisie ge.accordeert ende geaucthoriseert omme neffens de andere stadtsboden mede alle insinuatien te mogen doen, eijschen uut te brengen ende op begraeffenissen te dienen ende aenspreecken, dat mede den voorsz. Joris Gerritsze met de heeren sal mogen reijsen, soo wanneer sij hem souden mogen van node hebben, sonder nochtans daervooren eenich tractement te genieten ofte in de emolumenten van de voorsz. boden te participeren". Den Briel had 4 boden (1) en weldra was Joris Gerritsze vast aangesteld evenals zijn vader. In 1681 was hij de oudste bode en werd hij ,,camer-bewaerder." Res. Mag. 22 Februarij 1681 : „Gedelibereert sijnde op het versouck, gedaen bij Joris van Hoochwerff, outste boode deser stede, es eenparichl. den voorsz. Hoochwerff aengestelt alleene tot ordinaris kamerbewaerder van de raetkamer der heeren van den Vroetschappe, Magistraet, Schepenen ende andere collegien ende corrparitien, van deselve dependerende, mits behoudende het ordinaris boodetraotament ende emolumenten als bevooren, uitgeseijt dat de 20 guldens, hem toegevoucht voor het invorderen van het lampjes geit. . . oock sal wesen gemortificeert etc." Den 29sten Januarij 1707 besloot de Brielsche Magistraat om te adviseeren Joris van Hoogwerf op zijn verzoek te ontslaan om zijn' hoogen ouderdom als voogd over Johan Gallas en diens eenigen broeder Mr. Eduard Gallas als zoodanig aan te stellen. Nog in hetzelfde jaar stierf de man; den 20sten November 1707 werd hij begraven. In 1664 is hij getrouwd met Cornelia van Cleijburgh, een dochter van Pieter Lenardsze Cleijburgh, die hem drie zonen schonk, Pieter in 1665, Gerrit in 1666 en nog een Gerrit in 1669; zie op Cleijburch. Den31sten October 1692 werd begraven „Gerrit Hoogwerff, soon van Joris Gerritsz Hoogwerff", zoodat alleen Pieter zijn vader overleefde. Die zoon heet in de verschillende registers nu Pieter van Hoogwerff, dan Pieter Hoogwerf. Hier volge wat ik van hem vond. De Kerkeraadsacta van 20 October 1685 noemen onder de met attestatie ingekomen personen Petrus van Hoogwerf, van Leiden. Op de Naamlijst der Vroed- (1) Res. Mag. 17 Januarij 1654 : »Opt versouck van de 4 boden deser stede es deselve toegevoucht de somme van 120 pd. tot coopinghe van 4 nieuwe mantels, mits dat sijluijden daertoe sullen moeten nemen laecken sijnde van eenderleij kouleur." m scnappen trett men Pieter van Hoogwerff aan sub n°. 143. Den 17den November 1727 vroeg en verkreeg hij zijn eervol ontslag als vroedschap. Tot schepen werd hij verkozen in J 702, 1709, 1716, 1723 en 1724, tot raad in het college der Magistraten in 1707 en 1719, tot burgemeester in 1718 en 1722. Den lsten October 1718 werd hem opgedragen het „penningmeesterschap van de groote visserije en pilotagie op de Mase" binnen de stad(Brielle)en hij nam die functie waar tot den lstenMaart 1727. In plaats van Mr. Frangois Adriaen van Leijden, die wegens Den Briel voor 3 jaren, ingaande Mei 1725,gecommitteerd was in het college van de Gecommitteerde Raden ter admiraliteit op de Maas, werd wegens diens overlijden op den 25sten Augustus 1726 voor den tijd, dien hij nog zitten moest, gekozen Pieter van Hoogwerff en, ofschoon hij 17 November 17^7 aftrad als vroedschap, werd hem vergund in gezegd college den bestemden tijd te blijven zitten. Den eersten April 1737 is hij te Brielle begraven. Als j. m. is hij aldaar 12 Mei 1686 ondertrouwd en daarna buiten Den Briel getrouwd met Odilia Steijaert j. d., in 16^3 op belijdenis aangenomen (Acta van 29 Januarij 1683), begraven te Brielle 19 Augustus 1727. Het echtpaar won : Ï.Joris, gedoopt 2 Maart 1687, getuigen : Joris Hoogwerf, Cornelia Cleijburg. 2. Abraham, gedoopt 27 Mei 1688, getuigen: Abraham Steijaert, Sara van Helsdingen. 3. Barbara, gedoopt 26 Augustus 1689, getuigen als bij n°. 2. 4. Joris, gedoopt 7 October 1691, getuigen: Joris van Hoogwerf, Cornelia van Cleijburgh. 5. Cornelia, gedoopt 22 September 1693, getuigen als bij n°. 4. 6. Abraham, gedoopt 4 September 1695, getuigen als bij n°. 2. • en 8. Gerardt en Pieter, gedoopt 25 December 1697, getuigen: Joris van Hooghwerf, Cornelia van Cleijburgh, Pieter Steijaert, Machtelina Broeser. 9. Pieter, gedoopt 12 Junij 1705, getuigen : Pieter Steijaert, Magtelina Broeser. Drie dezer kinderen werden begraven 7 Maart 1687, 24 Junij 1688 en 11 Mei 17u3. Deze kinderen waren n°. 1, 2 en 8. Twee der kinderen verhuisden naar het buitenland en kwamen in 't vaderland terug, Abraham n°- 6 en Gerard n. 7. Dit is mij gebleken uit het doopregister, waarin men leest, dat 22 Mei 1731 te Brielle gedoopt zijn Pieter Michaël, geboren „tot Rochelle in Vrankrijk" 3 Junij 1727 ; Odilia Maria Magdalena, geboren te „Rochelle" 15 October 1728; George Andreas, geboren te „Rochelle" 3 Januanj 1730. Als ouders dezer kinderen staan geboekt Abraham van Hoogwerff en Maria Magdalena Stuckeij, en als doopgetuigen bij n°. 1 en 2 Pieter van Hoogwerff en Barbara van Hoogwerff, bij n°. 3 George van Hoogwerff en Johanna Hobma. Nog werd op denzelfden dag gedoopt, met Pieter van Hoogwerff en Barbara van Hoogwerff als getuigen, Pieter Johan, geboren te „Rochelle" 13 Julij 1729. zoon van Gerard van Hoogwerff en Maria Florentia Crusius. Onder de aanteekening van den doop dezer kinderen staat een NB. yan den volgenden inhoud : „Deze vier voorgemelde kinderen hebben de welgemelde ouders, woonende tot Rochelle, aldaar, om der persecutie wille, niet konnen nog mogen laten doopen, waaromme haaren doop heeft moeten uijtgestelt worden tot op deze tijd toe.' Abraham van Hoogwerff en zijne huisvrouw M. M. Stuckeij kregen te Brielle nog een zoon, Abraham, gedoopt 28 Junij 1733, getuigen: Pieter van Hoogwerff en Anna Katharina Vonk. Vader en moeder zijn te 's Gravenhage overleden en te Brielle begraven, de eerste 21 Mei 1779, de tweede 3 November 1774. Hun dochter Odilia Maria Magdalena zal wel bedoeld zijn in het Register der begravenen, hetwelk op 3 April 1778 te lezen geeft: „Mejuftr. Odilia van HoogI werff, huijsvrouw van James Simon, in 's Hage overleeden, en na hier getransporteert." Hun zoon Pieter Michael van Hoogwerff stierf te Rotterdam en zijn lijk werd 22 Junij 1764 te Brielle ter aarde besteld. N°. 3, 4, 5 en 9 van de genoemde kinderen van Pieter van Hoogwerff werden te Brielle op belijdenis aangenomen, Barbara in 1708 (Acta van 26 julij 1708), Joris en Cornelia in 1711 (Acta van 23 April 1711)] Pieter in 1724 (Acta van 27 Julij 1724). Cornelia stierf ongehuwd en werd te Brielle begraven 29 September 1723. Pieter van Hoogwerff Jr. werd 1 October 1727 gekozen tot schepen, maar reeds 29 November 1727 werd hij als zoodanig op verzoek ontslagen, dewijl hij door de Heeren van de Admiraliteit op de Maas begunstigd was met het >commisschap der stad HaerlemZijn broeder Joris, eerst in de registers Joris, daarna George van Hoogwerff genoemd, bleef te Brielle en werd aldaar 31 April 1774 begraven, nalatende een zoon en twee dochters. Volgens Jan Kluit stierf hij den >27sten April en was hij een „allereerlijkst regent, zeer mildadig voor de armen en afkeerig van weitsche pragt. Op de Naamlijst der Vroedschappen treft men George van Hoogwerff aan onder n°. 171. Den 19den November 1727 werd hij in plaats vau zijn vader Pieter van Hoogwerff tot vroedschap gekozen en 31 October 1757 trad hij als zoodanig en als commissaris van de Ambachtsheerlijkheid Zwartewaal (1) af. Volgens J. Kluit deed hij (1) Van 1724 1839 was de ambachtsheerlijkheid van Zwartewaal het eigendom van Brielle. Men zie mijne artikelen over die Heerlijkheid, voorkomende in het Weekblad van Voorne en Putten, jaargang 1893, nummers van 24 en 31 Januarij, 7 en 28 Februarij, 7 14 21 en 28 Maart. 1 ' %pj \ afstand van zijn vroedschapsplaats en trad hij in 1762 al als ontvanger van de verpondingen 's Lands van Voorne ten behoeve van zijn zoon, die dan ook in zijn plaats werd gekozen. Den 29««» Augustus 1711 werd Joris van Hoogwerff toegestaan te Brielle als notaris werkzaam te zijn I„ 1715 werd h,j aangesteld tot „servijsmeester" te Brie Ie ,n plaats van Hendrick van Stranden, over. 179," !vïo ,Mag' ' Ju"ij 1715)' In 1714. 17|6. 17'8, 1721, 1728, 1731, 1733, 1735, 1737, 1748 en 1749 werd ij benoemd tot schepen, in 1725, 1730, 1782, 1734 tot raad in het college der Magistraten, in 1735, 1738, 1741 . en 17o2 tot burgemeester. Tweemaal werd hijafgevaardigd naar het College van de Admiraliteit op de Maas (1 Oct, 1744 en 1753). Ook was hij heemraad (Ress. Vroedsch. 5 Junij 1735, 2Junij 1736). Den 26stcn Februanj 1,19 is Joris van Hoogwerff te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 14 Maart te s trravenhage getrouwd met Johanna Hobma, die als huisvrouw van Joris 5 Januarij 1774 te Brielle begraven werd, nalatende een zoon en twee dochters. Over 1 7fi?T fana H°bma' als weduwe van Fr. de Mirell in 80 begraven , zie men op De Mirell. D«. Abraham Hu.jberts was gehuwd met Maria Hobma, die hem schonk Dominicus, gedoopt 25 December 1720, getui- Z" M °TWICÜ* H°bma' Anna Hobma genaamd -De Mirell ,n plaats van Adriana van Egmont. Genoem- de predikant kwam van Asperen te Brielle, waar hij 0 Augustus 1705 bevestigd werd, 7 Augustus 1736 en 10 Augustus begraven werd. Joris of George van Hoogwerff „on bij Johanna I xiobma de volgende kinderen: j «.Pieter, gedoopt 20 Maart 1720 (getuigen: Pieter van Hoogwerf, Od.lia Steijaart), begraven 30 Dec. 1720. 1?dnana Johanna' gedoopt 21 April 1722, getuigen : ! ominicus Hobma, Adriana van Egmondt, Johanna van Egmondt. Deze dochter, in 1739 op belijdenis aangenomen (Acta van 19 Julij 1/39) is in 1775 ge trouwd met Dr. Adriaan de Mirell en als diens huisvrouw 2 Januarij 1786 begraven. Zie op De Mirell °dilia Kornelia, gedoopt 19 Maart 1724 (getuigen Pieter van Hoogwerff, Odilia Steijaart), begraven 17 Mei 1734. d. Maria Elisabeth, gedoopt 6 Maart 1726 (getuigen: Abraham Huijbers, Maria Hobma, Elisabeth Hobma) begraven te Brielle 26 Junij 1762. '■ *ieter' f'ootf -3 April 1728 (getuige: Pieter van Hoogwerf), begraven 14 April 1730. f. Dominicus, gedoopt 30 October 1729, getuigen- Abraham Huijbers, Maria Hobma. In 1749^ deze zo„„ te nelle op belijdenis aangenomen (Acta van 13 April 1749), en de Acta van 17 October 1751 berichten _ zijne komst te Brielle met kerkelijke attestatie yan eiden, waar hij mr. in de rechten werd. Op de lijst Du der Vroedschappen heeft hij nummer 191. Tot schepen werd hij gekozen in 1751, 1754, 175 J, 1758 en 1759, tot raad in het College der Magistraten in 1755, tot burgemeester in 1758. Volgens Jan Kluit was hij ook secretaris van den lande van Putten en ontvanger der verpondingen 's lands van Voorne. Den 5den Apn! 1 <6x is hij te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 19 April te Rotterdam getrouwd als j. m. met jonkvrouwe Elisabeth Vonk de Neijn, j. d. geboren en wonende te Rotterdam, en begraven te Brielle 30 November 1761. De weduwnaar is 19 Junij 1763 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 3 Julij te Amsterdam getrouwd met jonkvrouw Maria Jacoba van Schoonhoven, wonende te Amsterdam. Hij stierf 6 October 1771 en werd 10 October begraven, nalatende eene weduwe zonder kinderen. Op zijn sterfbed zegde hij aan de Diaconie der Waalsche Gemeente, die hij van 1761-1769 als ouderling diende, f. 1000 toe en zijne weduwe deed die toezegging gestand. Zijne nalatenschap kwam voor 2/3 aan zijne huisvrouw M. j. van Schoonhoven, voor % aan zijn ouders. Hij was ook in 't bezit van leenland in Rugge en leenopvolger was zijn eenige nagelaten broeder Pieter van Hoogwerff. Pieter, gedoopt 9 Januarij 1731, getuige : Pieter van Hoogwerff. In 1751 werd Pieter van Hoogwerf, zoon van George, op belijdenis aangenomen (Acta van 17 October 1751). Hij stierf kinderloos 27 October 1809. De Kerkeraadsacta van 11 October 1772 noemen onder de met attestatie ingekomen personen Pieter van Hoogwerf en Johanna Christina Dutry van Haeiten (1), van Rotterdam. Het echtpaar won te Brielle: Georgina Johanna, gedoopt 9 April 1773 (getuigen: George van Hoogwerff, Johanna Hobma), begraven 20 November 1778. In de aanteekening dier begrafenis heet de vader kapitein ter zee. Den Ibten October 1793 werd Pieter van Hoogwerff te Brielle verkozen tot schepen. Onder no. 221 vindt men zijn' naam op de lijst der Vroedschappen. Hij ! was eigenaar van het buitengoed Bethlehem, onder Oostvoorne, welks verkoop hem 1 December 1795 op zijn verzoek werd geaccordeerd door den i Provisioneelen Raad van Brielle. Hij maakte zijne uisvrcuw tot zijn eenige en universeele erfgename, en na haar dood moest zijn nalatenschap geërfd worden „deels door de Heeren D. A. de Nijn van Hoogwerff in 's Hage, Mr. Marinus Hoog, Ds. Thomas Hoog, beiden te Rotterdam, Mr. Pieter Hendrik ! Hoog te Brielle, Mr. Hermanus Hoog te Dordrecht, Mr. Willem Hoijer te Brielle, en bij de kinderen van I 1; Den 27sten Februarij 1734 werd te Brielle poorter Willem Denijs j toj, geboren te Amsterdam. I wijlen den heer Frangois Hoijer, overleden te Amsterdam ; en deels door Mr. Elias Dutrij van Haeften, jonkvrouwe Cornelia Maria Dutrij van Haeften (reeds vooroverleden), vrouwe Anna Maria Dutrij van Haaften, wede. F. W. Schatz, en de twee kinderen van wijlen vrouwe Johanna Dutrij van Haaften, in leven wede. den Heer Mr. Willem Joachim de Laver, met namen vrouwe Geertruida Maria de Laver, wede. Dabinetz,en vrouwe Maria Cornelia de Laver, huisvrouw van Adriaan Willem Storm de Grave". h. Barbara Sara, gedoopt 9 Januarij 1733, getuigen: Pieter van Hoogwerff, Barbara van Hoogwerff. Deze dochter werd in 1749 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 13 April 1749). In 't Brielsche Archief berust een extract uit het 13 December 1778 gepasseerde testament van vrouwe Sara Barbara van Hoogwerff, huisvrouw van Mr. Joan Gerbrand van Mierop, oud-schepen van Rotterdam/wonende te Rotterdam. Bij dat testament legateerde zij aan het Weeshuis te Brielle f 2000. Het extract is gedateerd 4 Februarij 1779 ; de testatrice zal dus toen niet meer in leven geweest zijn. i. Frangois Adriaan, gedoopt 5 April 1735 (getuigen: Frangois de Mirell, Anna Maria Hobma), begraven 9 Junij 1735. II. Elisabeth Gerrits van Hoogwerff, in 1653 getrouwd met Willem Hoijer, zie op Hoijer. III. Helena Gerrits van Hoogwerff is 17 November 1654 als j. d. te Brielle getrouwd met Jan Jansze Cloosterwech j. m. Het echtpaar won : Jan , gedoopt 28 November 1655, getuige : Lijsbet Gerrits. Gerrit, gedoopt 25 November 1657, getuigen: Gerrit Jorisze, Lijsbet Gerrits. Trintie, gedoopt 18 Mei 1659, getuigen : Joris Gerritsze bode en Grietjen Jans. Gerrit, gedoopt 10 Februarij 1662, getuige: Lijsbeth Gerrits. Maijke, gedoopt 14 December 1663, getuigen: Cornelia Olario, Willem Hoijer. Maijke, gedoopt 8 April 1665, getuigen: Willem Hoijer, Cornelia Cleijburchs. Jan, gedoopt 11 Januarij 1667, getuigen : Gerrit Jorisze van Hoochwerff, Cornelia Cleijburgs. Den lOden juiij 1668 zijn te Brielle getrouwd Marcus Lambrechtsze de Joncker j. m. van Rotterdam, wonende te Brielle, en Helena Gerrits van Hoochwerff, weduwe van Jan Cloosterwech. Het echtpaar won: Lambrecht, gedoopt 28 April 1669, getuigen: Lambrecht de Joncker, Jannetj<; van Hessen. Gregorius, gedoopt 13 Maart 1672, getuigen: Joris Hoogwerf, Cornelia Kleijburg. Anthonij, gedoopt 21 Junij 1673, getuigen : Jan Ger- j ritsze Hoogwerf, Rosette Hoogwerf. ] m Den 25sten Januarij 1658 werd een kind van Jan Jansze Cloosterwecht begraven. Jan Gerritsze van Hoogwerff werd den 17^en December 1678 in plaats van zijn overleden vader door de Magistraten overeenkomstig de belofte, door hen den 22stea April 1668 hem gedaan, aangesteld tot ge- !Tht*!b0de Van BrieUe- Bij" Magistraatsresolutie van 25 Mei 1680 werd de bode Jan van Hoochwerff aangesteld tot „concherge van het stadthuijs", maar hij mocht niet lang meer werkzaam zijn. Eene Res. Mag van 21 Februarij 1682 luidt: „Es Evert Gijsbertsze dé Bie geeligeert tot stadtsboode deser stede, in plaets van Jan Gerritsze van Hoochwerff, die overleden is, op een tractament van 54 guldens tsjaers". Den 20sten Februarij 1682 werd „Jan Gerritsze Hooghwerff stadtsbode" begraven. Den 9den Januarij 1678 is hij te Brielle getrouwd als j. m. met Beatrix Tybout j. d. Het echtpaar won: Anthonij, gedoopt 8 December 1677 • Anthonij, gedoopt 21 November 1679, getuigen: Jannetje Steurs, Joris van Hoogwerff. Den 24sten December 1679 werd een kind van „Johan Hoogwerff bode" begraven. Zijne huisvrouw was eene dochter van Anthony Pietersze Tybout, gestorven 31 Maart 1657, en Jannetje Steurs. Het echtpaar won: Hester, gedoopt 2b December 1648, getuigen : Jan Steur, Beatrix Steurs: tT-uX' uged°°pt 5 Noven»ber 1651, getuige : Beatrix Ihijbouth ; Beatrix, gedoopt 8 April 1654, getuigen- Jan en Ariaentje Tybouth; Jacomintge, gedoopt 17 Maart 1656, getuigen: Abram van der fluel, PietroneUa van Boerbergh, Barbara van Nederveen. Antony Tybout was „slotemaker" en „isercramer", zie Acta van 26 Februarij 1637, Ress. Mag, 21 Mei 1650, 12 December 1654, Rek. St. Cath. kerk 1657—1658, p. 39 verso. Ook de vader Pieter Tiebout was „isercramer" zie Rek. St. Cath. kerk 1621-1622, p. 25. De Acta van 3 November 1622 noemen Cornelia Willems, huisvrouw van Pieter Tiebout, met attestatie gekomen van Breda. — Willem Pietersze Tibouth won bij Grietje JansBeatrix, gedoopt 6 October 1647; Pieter, gedoopt 31 Augustus 1649; Margrieta, gedoopt 16 Julij 1651Maria en Sophia, gedoopt 19 December 1651 • Cornelia gedoopt 19 October 1654; Johannes, gedoopt 20 Maart 16o8 ; Antonia, gedoopt 18 Januarij 1660: een ongenoemd kind, gedoopt 18 September 1663. — In Res. Mag. 1 Mei 1631 en in een akte van 16 Maart 1645 is sprake van Jan Tijbout. V. Roosje van Hooghwerff j. d. is 12 September 1673 te Brielle getrouwd met Willem de Bruijn, weduwnaar. Het echtpaar won: Janneten, gedoopt 19 Augustus 1674, getuigen: Gerrit Joris Hoogwerf, £lisabet Hoogwerf; Anthony, gedoopt 8 December 1675, getuigen: Jan van Hooghwerff, Cornelia CleijJurch, huisvrouw van Joris van Hoochwerff; An. ;» m thoni, (1) gedoopt 20 Januarij 1677, getuigen: Joris Hoogwerf, Elisabeth Hoogwerf; Helena, gedoopt 11 Februarij 1678, getuigen: Joris van Hooghwerff, Elisabeth van Hooghwerff, oom en „moeije" van moederszijde ; Gerrit, gedoopt 21 Februarij 1680, getuigen : Jan van Hoogwerf, Maria Hoijer; Anthonij, gedoopt 15 April 1681, getuigen: Jan van Hoogwerf, Anna van der Heul, huisvrouw van burgemeester Cornelis Taal; Elisabeth, ge doopt 20 Junij 1683, getuigen: Joris van Hooghwerf in de plaats van Willem Hoijer, Maria Hoijer. Twee kinderen van Willem de Bruijn werden begraven 20 Julij 1680 en 13 Junij 1684; 26 Junij 1685 werd begraven Willem de Bruijn, 2 November 1685 de weduwe van Willem de Bruijn. In de Thesaurie-Rekening over 1692-1693 is sprake van de weeskinderen van Willem de Bruijn. Folio 33 staat de post: „Betaalt de weeskinderen van Willem de Bruijn een jaar interest van | 250 pond etc." I Op de Naamlijst der Vroedschappen vindt men niet alleen den naam Van Hoogwerff, maar ook den naam Hoogerwerff. N°. 123 is Gerbrant Hoogerwerff, N°. 142 Cornelis Hoogerwerff. Deze mannen, vader en zoon, zijn in de Registers niet altijd Hoogerwerf of Hoogerwerff, maar ook wel Hoogwerf genoemd. In ééne Resolutie heet de vader Hoogwerf, de zoon Hoogerwerf. Men leest toch in Res. Vroedsch. 10 Januarij 1707: „Is tot vroedschap geeligeert de heer Cornelis Hoogerwerf, soon van wijlen den oud-burgemeester Gerbrand Hoogwerf." In Res. Mag. 15 Augustus 1682 staat, dat „tot I poorter geadmitteert" werd „Sr. Gerbrant Hoochwerff" I Eene aanteekening van 1665, voorkomende in het Bodtboeck, begonnen 1660. p. 231, gewaagt van een I huis, aan Hendrick Beuijs verkocht door „Gerbrant l Dimmensze Hoochwerff." In 1636, 1687, 1689, 1690, 1693 en 1695 (2) werd Gerbrand Hoogerwerff gekozen tot schepen, in 1688 tot raad in het college der Magistraten, in 1692 en 1694 tot burgemeester. In de aanteekening, die zijne benoeming tot vroedschap vermeldt, heet hij „captein Gerbrant Hoogerwerff." In 1694 werd hij aangesteld tot penningmeester van de groote visscherij (Res. Mag. 23 Januarij 1694); in (1) Dat kinderen van Willem de Bruijn dezen naam ontvingen, laat zich verklaren uit de omstandigheid, dat Willem de Bruijn j. m. 10 Mei 1671 ondertrouwd is met Hester Tybouts, j. d., dochter van Anthonij Tybout. —Een andere Willem de Bruijn trouwde als j. m. 6 September 1672 met Cornelia Tijbouts, j. d. (2) In de gedrukte Naamlijst van schepeneo, voorkomende in mijn werkje »De Brielsche Archieven», staat op p. 180 onder de schepenen 1 October 1695 werden gekozen, Abr. Hoogerwerff. Abr. is een drukfout. Er moet staan Gerbrant. i Op de Naamlijst der Vroedschappen vindt men niet 1691 en later werd hij heemraad (Ress. Mag. 4 Junij 1691, 2 Junij 1692, 1 Junij 1693). Als j. m. is Gerbrand Hogerwerf! 19 October 1683 te Brielle getrouwd met Magdalena van Vlierd, weduwe van Arent de Vos. ! die 4 Maart 1689 begraven werd. De weduwnaar is 3 December 1690 te Brielle ondertrouwd jen daarna elders getrouwd met Adriana van Someren j. d. te Rotterdam. Terwijl de Kerkeraadsacta van 26 April 1685 berichten, dat Gerbrand Hoogwerf op belijdenis aangenomen werd, vermelden de Acta van 26 April 1691 de komst van Adriana van .Someren met attestatie van Rotterdam. I Bij zijne beide huisvrouwen won Gerbrant: Cornelis, gedoopt 2 September 1685, getuigen : Hendrik Buijs, Cornelis Hoogwerf, Cornelia Hoogwerf, Maria Nieuwenhoven. Cornelis Hoogerwerf werd in 17U6 en 1708 gekozen tot raad in het College der j Magistraten, in 1/11 tot schepen. Den llden Maart 1713 vroeg en verkreeg hij zijn eervol ontslag als ' vroedschap wegens zijn vertrek uit Brielle. Agneta, gedoopt 11 October 1686, getuige : Cornelia Hooghwerf. Cornelia, gedoopt 14 November 1691, getuigen: Cornelis Hooghwerf, Johan van Someren, Sara van Someren. Wilhelmus, gedoopt 30 Januarij 1693, getuigen: Johan van Someren, Maria van Nieuwenhoven, Sara van Someren. ƒ acob, gedoopt 26 Februarij 1694, getuigen: Mr. Jacob Commersteijn, Cornelia Hoogerwerf. Cornelia, gedoopt 4 Maart 1695, getuigen: Iman Hofïer Vierling, Johan van Someren, Cornelia Hoogerwerf, Maria Hofïfer, Sara van Someren. Wilna, gedoopt 30 September 1696, getuigen: Johan en Sara van Someren. Hendrik, gedoopt 22 April 1693, getuigen: Pieter van Almonde en Adriana Buijs. Gerbrand, gedoopt 13 December 1699, getuigen: Cornelia Hogerwerf (1), Cornelis Hogerwerf, Maria Hoger- | werf, Jan en Sara van Someren. Bij den doop van het laatste kind was de vader gestorven. Den 3<*en November 1699 werd hij begraven. Zeven kinderen van Gerbrant Hoogerwerff werden begraven 13 Januarij 1688, 25 April 1692, 24 April 1694, 17 December 1695, 10 Julij 1698, 3 September 1699, 22 Mei 1702. Het kind, dat evenmin als Cornelis ong gestorven is, was Cornelia, in 1695 gedoopt. Eene Res. Mag. van 24 November 1714 luidt: „De leer Burgemeester Slaats te kennen gegeven hebbende lat door het insolvent vallen van den boedel van Mr. ifsaac de Brauw en juffr. Adriana van Someren de roogdije van de vaderlijke goeden van juffr. Cornelia (1) Deze Cornelia zal bedoeld zijn in 't register, dat vermeldt, dat 20 Junij 1700 te Brielle begraven werd juffrouw Cornelia Hoogerwerf. 4 Hoogerwerf, haare dogter, geprocreert bij den heer Gerbrand Hoogerwerf, niet konden blijven behouden, en dat de naeste vrinden van gemelte juffr. Hoogerwerf hadden versogt, dat de maniantie van dien ende haar verder interest bij Heeren Weesmeesteren deser stad mogt werden waargenomen, alsmede de maniantie van haar grootmoeders goederen, geweest zijnde onder de voogdije van den heer oud burgemeester Mr. Pieter van Almonde, ende derselver regt tot laste van denselven boedel (1): op hetwelcke gedelibereert sijnde, is goedgevonden Heeren Weesmeesteren te authoriseren omme het interest van de voorn, juffr. Cornelia Hoogerwerf naar vereisch waar te nemen". Mr. Isaac de Brauw, in 1698 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 23 April 1698), in 1702 te Brielle benoemd tot schepen, werd 29 November 17IS ! aldaar begraven. Als j. m. is hij 30 Maart 1704 te Brielle ondertrouwd met Adriana van Someren, weduwe van Gerbrandt Hooghervverf. Den lö^en April 1704 werd hem toegestaan „omme binnenshuijs te trouwen" en ten behoeve van de armen betaalde hij daarvoor f 65 en 13 stuivers (Res. Mag. 26 April 1704). Het echtpaar won: Isaac, gedoopt 25 September 1705, ge tuigen: Johan Erkelens, Sara van Someren ; Henrica. gedoopt 20 Januarij 1708, getuigen: Pieter van Al monde, Adriana Buijs. Uit Res. Mag. 3 Maart 1708 blijkt, dat Mr. Js. de Brauw ontvanger van verpondingen was.' De naam De Brauw komt nog tweemaal in de Brielsche Registers voor. Den 9den junjj 1754 zij-n in de Waalsche kerk te Brielle ondertrouwd Robert Douglas kapitein, in garnizoen te Brielle, j. m. geboren te Edinburg, en Helene de Brauw j. d., geboren en wonende te Bergen-op-Zoom. Den 22steo November 1767 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie dd. 29 November naar Hulst gegaan om te trouwen Cornelis de Brauw j. m. geboren te Zierikzee, luitenant-kolonel, en jonkvrouwe Alida Charlotta Albertina Paris j. d. geboren en wonende te Hulst. Naar aanleiding van den naam Van Someren wil ik hier nog vermelden dat 19 Junij 1635 te Brielle getrouwd zijn Eva van Someren j. d. te 's Gravenhage < en Franchois de Potter, weduwnaar te Brielle. Eva van . Someren was 31 October 1649 getuige bij den doop | van een kind van Pieter Arentse van der Leek en Jan- I neken le Sueur. In de Rekening van den in 1625 ge- \ consenteerden 200steo penning, p. 21 verso, heet Frans > de Potter „exploictier". Eene akte van 31 Julij 1632 1 noemt Franchois de Potter secretaris van Rugge en 1 Klein-Oosterland; als secretaris van Rugge komt hij ook 2 voor in akten van 16 Augustus 1636 en 28 Mei 1638 C en die van 1636 zegt van hem, dat hij toen 39 jaar e oud was. In Ress. Mag. 13 julij 1647 en 8 Januarij 1650 is spra e van „Franchois de Pottere waert in den Toelast. Den 4den Januarij 1647 werd een kind gedoopt van oenraet Wolpers en Anneken van Someren, waarbij getuigen waren Eva Potters en Margrieta Potters. Den 8..=» Mei 1766 iS gestorven en 12 Mei te Brielle begraven Da. Patroculns Luijken, wiens wednwe Anna a van Someren in 1775 nog leefde. In het Register der dooden, loopende van 1719—1748 vindt men nog twee personen, die Hoogerwerf genoemd zijn en wien de titel van heer werd gegeven. Den 18den [ ovember 1739 werd begraven „de heer Jan Hogerwerff , den 25s 1692> 1693> iara' en _1709 werd hij gekozen tot schepen; in t0t^aad m het College der Magistraten, 10 Jan. 1689 6 Oct. 1698 en 18 Dec. 1707 tot burgemeester V?-1 !°lSChOUt* Zooals uit eene aanteekening van iJ 1()80 in het Doodenregister blijkt, was hij postmeester. Den 1*'- 0ct. 1694 werd hij voor 3 jaren ingaande Mei 1695, gecommitteerd als raad ter admiraliteit te Rotterdam loco Johan Hage (Res. Vroedsch. L f'i- 1' RCS" HolL 14 Dec- 1694> P- 547). ^en 5 « Julij 1688 werd hij gekozen tot heemraad van Voorne. Den 1-n Qct. 1705 werd hij benoemd in het College van de Gecommitteerde Raden voor 2 jaar ingaande Mei 1706. In 1696 werd hij rentmeester van' ! de domeinen te Brielle en op Voorne en Putten (Res. 21 Se?* 1696, P- 328). In 1706 werd hem tot t een grafplaats geaccordeerd een „capel aan de Noord- < sijde van de (Catharina) kerk" naast die van den heer ' van Leeuwen van Leijden (Res. Mag. 31 Maart 1706) Ê Den 8- Febr. 1714 is hij te Brielle begraven, nalatende ™eie.r. . ,en minderjarige kinderen (Res. Mag. 3 Febr. 1714) Als j. m. is hij 3 Sept. 1679 te Brielle ondertrouwd en vervolgens met attestatie van 17 Sept. te Amsterdam getrouwd met Catharina de Lange j. d. aldaar. Bij Catharina, te Brielle begraven 23 Febr 1713 won Jacob van der Poel de volgende kinderen: Jacob, gedoopt 19 Julij 1680, getuigen: Gerard Somer Maria van der Poel, Volkera Elisabeth de Lange. Johanna gedoopt 29 Nov. 1682, getuigen : Jan van Velsen (1) Sara van der Penne, representeerende Adriaen Almonde, Maria van Almonde. Lucretia gedoopt 20 Febr. 1684, getuigen: Adriaen van Almonde, Maria van Almonde, Pieter de Lanse Pieter, gedoopt 25 Dee. 1685, getuigen: AdrLn .Drasser, Josina Comans. Jacob, gedoopt 16 Maart 1687, getnigen: Wigbolt Muijlman, George van der Poel, Adriaen Brasser en zijn huisvrouw Josina Comans Jacob gedoopt 20 Junij 1688, getnigen: Adriaen | Brasser, Josina Comans. Maria, gedoopt 5 Jan. 1690, getuigen i Adriaen Brasser, Anna Margareta Brasser. Jacoba gedoopt 6 Mei 1691, getuigen; Adriaen rasser, Geertruijdt Brasser. Jacob gedoopt 25 Dec. 1692, getuigen: Adriaen Brasser, Anna Margarita Brasser. Jacob, gedoopt 28 Mei 1694 (2), getuigen: Jacob Commersteijn en zijn huisvrouw Maria Bochardus Catharina, gedoopt 15 Jan. 1696, getuigen : Pieter de Langhe, Geertruijdt Stuijlingh, gerepresent. door George van der Poel en Mevrouw de weduwe Van der Stael. Volkera Elisabeth, gedoopt 22 Oct. 1697, getuigen • George van der Poel, Johanna van der Poel Jacoba gedoopt 30 Dec. 1698, getuige: Lucretia van der Poel. Josina, gedoopt 9 Dec. 1699, getuige: Johanna van der Poel. Zes ongenoemde kinderen van Jacob van der Poe' 7^en>TVen 24 Julij 168°' 22 JuliJ 1687, 17 Julij 1688, 12 Aug. 1691, 6 April 1694 en 3 Nov. 1704. Maria van der Poel werd 24 Sept. 1706, Catrina van der Poel 17 April 1707, Volkera 16 Jan. 1711 begraven. Jacoba van der Poel werd in 1717 bij de Ned. Herv. Ge- - JliuA Aa"teekeninS"' betreffende het geslacht Van Velsen (Fa- Jn 2 •»: ! ' F' ! Cn VOlgg0 is deze ->an van Velsen niet vermeld. » Junij 1687 werd Joan Pesser van Velsen verkozen tot schepen. (2) Eene Res. Mag. 7 April 1714 luidt: »Op het versouk, gedaen >ij de Heeren P,eter van der Poel en Mr. Willem van Almonde met overeenkomst van Heeren Weesmeesteren deser stad, te samen als oogden van Jacob van der Poel, ten einde het ons gelieven mogte den emelten Jacob van der Poel in detentie of gijseling te houden, totdat eselve op d'een of d'andere manier naar Oost-Indien sal sijn geholen etc." 1 6 m meente te Brielle op belijdenis aangenomen als lidmaat (Acta van 8 Jan. 1717). Lucretia van der Poel werd 19 Nov. 1730 begraven als huisvrouw van Willem van Almonde, met wien zij 26 Dec. 1712 te Brielle als j. d. getrouwd is. Het echtpaar won : Johanna, gedoopt 3 Dec. 1713, getuige: Mevrouw Johanna weduwe wijlen Jacob van Almonde. Jacoba Catharina, geboren 30 Dec. 1715, gedoopt 1 Jan. 1716 bij de Waalsche Gemeente, die in den vader een ouderling had. Het kind werd „presentée au Baptème par Monsieur Pierre van der Poel, conseiller échevin, et ancien de cette Eglise, et par Mademoiselle Jeanne van der Poel, ses parain et maraine." Philipina, gedoopt 19 Sept. 1717, getuigen: Adriaan | van Almonde, burgemeester, Maria van Almonde. Jacob, geboren 5 Sept. 1718, gedoopt 11 Sept. in de Waalsche kerk; de „maraine" van het kind was zijn tante Elizabeth van Almonde. Elisabeth, gedoopt 7 Febr. 1720, getuigen : Elisabeth van Almonde, Johan Deijm, Alida van Buren. Jacob, gedoopt 25 Maart 1722, getuigen: Cornelis van Almonde voor Adriaen van Almonde, Alida van Bueren, huisvrouw van burgemeester Deijm, voor Apollonia van Almonde. Cornelia Wilhelmina, gedoopt 14 Nov. 1723, getuigen : Cornelis Willem van Outhoorn, Cornelia Maria Tael. Philip, gedoopt 25 Febr. 1725, getuigen: Gerard Slaats, Maria van Son. Pieter van der Poel werd in 1707 aangenomen op belijdenis als lidmaat bij de Waalsche Gemeente te Brielle, en was van 1715—1717 ouderling bij die Gemeente. Den 12den Junij 1707 en 1 Oct. 1708, 1710 en 1715 werd hij gekozen tot schepen. Den lOden jan> 1717 werd hij te Brielle begraven. In de Stadsrekening over 1454—1455 wordt fol. 13 verso gesproken van Jan van der Poel te Schoonhoven. In de Rekening over 1453—1454 fol. 14 verso heet hij Jan van Poel. De Rekening over 1463—1464 heeft onder het hoofd: „Ontfangen van poorters," fol. 2, den post: „Item Goossin Goossinsze van der Poel tot poorter ontf. op den 2^a dach in Oust, borge Jan Cornelisze .... 11 sc. VI d. gr." Behalve deze ontmoette ik nog onderscheidene personen, Van der Poel geheeten, maar van verwantschap van één hunner aan de vroedschappen is mij niet gebleken. Ik vermeld hier alleen nog Cornelis Willemsze van der Poel, in 1646 „gewesene predicant in Frederick—stadt de Parayba in Brasil'' en in dat jaar beroepen en bevestigd in de gemeente Den Bommel, alwaar wegens 's mans overlijden den 12den Maart 1652 beroepen werd Cornelis van der Wiel, proponent. Eens kwam mij de naam Van de Poel voor. D*. Jo- hannes Mess, predikant te Katwijk aan Zee, 23 Jan. 1752 te Brielle beroepen en aldaar bevestigd 9 April 1752, was getrouwd met Margaretha Johanna van de Poel. Bij haar won hij te Brielle: Johanna Reinalda, gedoopt 19 Septj 1752, getuigen: Matthias Dier, Johanna Mess; Sara Petronella, gedoopt 4 Maart 1755, getuige : Sara Catrina van de Poel, weduwe Jacob de Glimmer; Petrus Gerardus, gedoopt 1 Febr. 1761, getuigen : Reinier Willem Mess, Judith Jolitemps. Den 22sten Febr. 1762 werd de moeder begraven. Om gezondheidsredenen vroeg en verkreeg de vader in 1764 zijn emeritaat. Eene dochter van het echtpaar zaJ geweest zijn Maria Johanna Judith Mess, in 17'4 te Brielle op belijdenis aangenomen. LXXIV. CLOTTERBOOKE. Eene akte van 26 Febr. 1646 begint aldus : „Compareerde Sr. Thomas Clueterbouck, coopman alhier (Brielle), dewelcke verclaerde te hebben geconstitueert.... Barent Pietersze Smengen, laeckencoper tot Steenwijck, omme uijt den name ende van wegen hem, comparant, te ontfangen alle alsulcke somme van penningen, als hem, comparant, competerende sijn van Heijndrick Engebrechtsze, laeckencooper tot Wolvenga etc." Mr. Casper Cleuterboeck, ook genaamd Clotterbooke en Clotterbeecke, zoon van Thomas (1), komt in eene akte van 16 Oct. 1657 voor als „Advocaet voor den Hove van Hollant". Op de Naamlijst der Vroedschappen is hij vermeld sub n°. 84. Tot schepen werd hij gekozen in 1662, 1663, 1665, 1668, 1670 en 1671; tot burgemeester van Brielle in 1664, 1669 en 1671. Ik vond hem als ouderling bij de Waalsche Gemeente in de jaren 1064—1674. Den 14<ïen Aug. 1661 zijn te Brielle ondertrouwd Mr. Caspar Cleuterboeck en „joffrouw" Eva van Couvvenhoven j. d. te Rotterdam. Zij trouwden te Rotterdam met attestatie van 29 Aug. 1661. De Acta van 29 Dec. 1661 noemen onder de met attestatie te Brielle gekomen personen „jofïr. Eva van Kouwenhoven" van Rotterdam. Wiens dochter zij was, zegt de Rekening van den in 1665 geconsenteerden 200sten penning, welke fol. 57 deze posten heeft: „Mr. Caspar Clotterbooke als getrout hebbende Eva van Couwenhoven bij overschrijvinge van die van Rotterdam 125 pond." Denselven in qualite voorsz. voor de erffenisse van den heer Willem van Couwenhoven haren vader zal. bij overschrijvinge als vooren 145 pond." In het Kohier van den voor 1669 geconsenteerden 200sten penning staat fol. 16 deze post: (1) Thomas Clotterbooke was gehuwd met Jacomina Ormea ; zie het belangrijk opstel van den Heer J. G. Frederiks, getiteld: Ormea, en geplaatst in 't Algemeen Ned. Familieblad, blz. 109 en volgg - » „Mr. Caspar Clotterbooke op 22000 pond, noch van wegen sijn huisvrouweEva van Couwenhoven op 58000pond, ende noch voor de erffenisse van den Heer Mr. Barnardijn Ormea op 6656 pond etg." Mr.Casper won bij Eva: Thomas, gedoopt 29 Julij 1662, getuigen: Cornelis Ormea, Mr. Allart van Couwenhoven en juffr. Agatha van der Horst. Willem, gedoopt 21 Oct. 1663, getuigen: Abraham Ormea Heer van „sGrravenslooth", Cornelis van Couwenhoven, oud-schepen van Rotterdam, en juffr. Catrina van Couwenhoven, huisvrouw van Frangois Rees. Jacomina, gedoopt 1 Mei 1665, getuigen : Frangois Rees, oud-thesaurier van Dordrecht, en juffrouw Catrina van Couwenhoven, zijn huisvrouw. Eva, gedoopt 28 Oct. 1668, getuigen: Ds. Jacobus van Couwenhoven, juffr. Helena de Reus, huisvrouw van Cornelis van Couwenhoven, oud-schepen en bewindhebber der „O. I. Compagnie ter camer tot Rotterdam", en Mevrouw Catrina van der Beecke, huisvrouw van Abraham Ormea , Heer van „s Graevenslooth, Batesteijn etc.'' Caspar, gedoopt 19 Nov. 1669, getuigen: Frangois Rees en juffr. Catharina van Couwenhoven, zijn huisvrouw. Blijkens een in t Brielsche Archief berustend extractuit de akte van de „scheiding van den boedel .van Mr. Caspar Clotterbooke" had die scheiding plaats 6 Jan. 1681 en traden toen als voogden van de genoemde 5 kinderen op A. van Couwenhoven,C. van Couwenhoven en Jacobus van Couwenhoven. Den 6denjunjj ^82 verzochten die voogden de benoeming van een derden voogd in plaats van Ds. Jacobus van Couwenhoven, maar aan dat verzoek weid niet voldaan. De Thesaurie — Rekening over 1 Oct. 1678 30 Sept. 1679 heeft fol. 24 verso den post: „Betaelt Mr. Caspar Clotterbokes erven een jaar interest etc. Mr. Caspar was dus toen reeds gestorven. Den 10'leiJ November 1662 was hij getuige bij den doop van een kind van Jan van Dijvoort en Neeltje Cloosters; den 25sten Dec. 1662 bij den doop van een kind van Willem Lakencooper. Zijne huisvrouw was 20 jan. 1664 getuige bij den doop van een kind van Adriaen Coppers, en 24 Nov. 1664 bij den doop van een kind van Jan van Dijvoort. Willem Clotterbooke, in 1695 te Brielle op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Ned. Herv. Gemeente (Acta van 21 April 1695), werd in 1694 gekozen tot vroedschap (de Naamlijst vermeldt hem sub n°. 134), 16 f ebr. 1694 en 1 Oct. 1695, 169i< en 1701 tot schepen, 1691, 1698, 1700 en 1702 tot raad in het College der Magistraten. Den 30sten Aug. 1703 werd hij te Brielle begraven. Blijkens eene Magistraatsresolutie van 11 Dec. 1717 woonde Jacomina Clotterboke destijds te Utrecht. Hare zuster Eva trouwde met Pieter Burman en was de moeder van Mr. Kasper Burman. „Mr. Caspar Clooterboeke , adv. voor de Respective Hoven van Justitie in 's Hage", werd den 23sten Aug. 1722 door de Brielsche Magistraten aangesteld tot advocaat van de stad loco Mr. Johan van Almonde, overleden. Enkele leden van 't geslacht Clotterbooke, te 's Gravenhage begraven, zie men genoemd Alg. Ned. Familieblad IV, blz. 36. LXXV. ORMEA. Aan hetgeen ik in De Navorscher, 1884, blz. 493 en volgg., betreffende dit geslacht heb medegedeeld, heb ik slechts dit toe te voegen. Bernardijn Ormea, vroedschap (No. 60 op de Naamlijst), was 18 Oct. 1648 getuige bij den doop van Petrus, zoon van Willem Jorisze Lakencooper en Cornelia Olario. Eene aanteekening van 29 April 1616 luidt: Naerdat Schipio, taeffelhouder van leeninge, van wegen sijnnen soone Bernardijn Ormea, Jacob Panser, woonende op Maeslantsche sluijs, Willem Gans, rentmeester van Voorne, voor sijnnen soone Willem Gans ende sijnnen neef Niclaes Rhijn, hen verloopen hebbende met het breecken van de goede luijden stoupen naerdat sij schultbekenninge gedaen ende leetwesen betoont hadden, de saecke voorts hadden gesubmitteert aen mijnen heeren van de Magistraet, omme bij henluijden getermineert te werden, wat sij verder voor de reparatie van de schaede ende anders souden betaelen, is de voorsz. Ormea gecondemneert in 12 gulden, den voorsz. stedehouders soon (Panser) in 6 gulden ende den voorsz. Gans ende Rhijn elcx in 3 gulden te betaelen binnen 2 X 24 uijren op peine van executie." In 1644 kocht Mr. Bernardijn Ormea van Abraham Ormea „twee huijsen ende erven, staende ende leggende nefifens den anderen opt kerckhoff" te Brielle (Bodtboeck, begonnen 1641, pag. 165). Men raadplege voorts over Ormea het belangrijke, in 't vorige artikel aangehaalde opstel des heeren J. G. Frederiks. LXXVI. VAN CEULEN. Den 18den Sept. 1712 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 3 Oct. te Oudenhoorn getrouwd Mr. Pieter van Ceulen, j. m., wonende te Oudenhoorn, en Adriana de Jongh, weduwe van Johan van der Heijm, wonende te Brielle (1). (1) Jan van der Heijm j. m. van Vlissingen, wonende te Brielle, is aldaar 2 Dec. 1703 ondertrouwd en met attestatie van 23 Dec. te Hellevoetsluis getrouwd met Adriana de Jongh j. ö. te Hellevoetsluis. In 1700 werd Jan van der Heijm te Brielle op belijdenis aangenomen JActa van 29 Jan. 1700). Den 15"" Junij 1710 werd te Brielle begraven »de heer commissaris Johan van der Heijm." m Bij Res. Mag. van 20 Nov. 1723 werd tot moeder (regentes) van het Weeshuis te Brielle aangesteld juffr. Adriana van den Broek, huisvrouw van Mr. Pieter van Ceulen. Het huwelijk van Mr. Pieter met deze juffrouw vond ik in de Brielsche Registers niet vermeld. Op de Naamlijst der Vroedschappen komt Mr. Pieter Ceulen van voor sub n°. 162. Hij werd gekozen tot schepen 1 Oct. 1713, 1717, 1721, 1722,1724, 22 Dec. 1725 en 1 Oct. 1727. In 1725 werd Pieter van Keulen verkozen tot ouderling bij de Herv. Gemeente te Brielle (Acta van 30 Sept. 1725). Den 24sfen Dec. 1730 werd hij begraven. In Res. Mag. van 19 Dec. 1722 is sprake van den heer Van Ceulen als „oom en naeste bloetvoogd van de kinderen van Adriaan van Leeuwen, onder welke kinderen een Wouter was. Den 19den Junij 1723 kwam bij de Magistraten ter tafel een request van Mr. Pieter van Ceulen, Jan Westhuijssen en Heijltje van Heukelom, weduwe van Jan Preuijt, als voogden over de goederen en het weeskind van Jan Preuijt, in leven zeilmaker. Pieter van Ceulen zal een zoon zijn geweest van Johannes Van Ceulen (ColoniusJ, die 1 Junij 1670, toen hij predikant te Lillo (1) was, te Brielle beroepen en aldaar 19 Oct. 1670 bevestigd werd. Den 3deu Mei 1672 zijn te Brielle getrouwd Ds. Johannes Colonius, weduwnaar, en juffr. Agatha dejongh j. d., wonende te Brielle. Het echtpaar won: Petrus, gedoopt 11 Mei 1674, getuigen: Pieter de Jong, oud-burgemeester van Brielle, Nicolaas Hendrix, schepen en raad van Vlissingen, gerepresenteerd door Pieter de Winter, oud-burgemeester van Brielle, en juffr. Maria de Jong ; Maria Agatha, gedoopt 16 Febr. 1676, getuigen : Jonas de Jong, schepen te Haarlem, Petrus Henrici, advocaat, juffr. Maria Stalius(?) weduwe van Martijn van den Boss, gerepresenteerd door Lijdia Muijs, huisvrouw van Ds. Christianus Wittewrongel (2) ; Johanna, gedoopt 17 Dec. 1677, getuigen: (1) De Kerkeraadsacta van 22 Jan. 1671 noemen onder de met attestatie te Brielle gekomen personen Cornelia en Barbara van Assendelft, van Lillo. (2) D«. Chr. Wittewrongel kwam van Noord-Scharwoude als leeraar te Brielle, waar hij 3 Junij 1663 bevestigd werd, en volgens een grafzerk 24 Oct. 1679 overleed. Als weduwnaar is hij 17 Febr. 1664 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 9 Maart te Amsterdam getrouwd met Maria Ketelaers j. d. te Amsterdam. De Acta van 24 Julij 1664 vermelden hare overkomst met attestatie van Amsterdam. Het echtpaar won: Nicolaus, gedoopt 11 Jan. 1665, getuigen : jufifr. Apolonia Wittewrongel en Pieter Engelgraeff, wiens plaats vervuld werd door Willem Lakencooper; Maria, gedoopt 28 Febr. 1666, getuigen: Mr. Pieter Engelgraeff, vervangen door D'. Josias van de Kapelle, juffr. Apolonia van de Welle, weduwe van D\ Petrus Wittewrongel, vervangen door Johanna Snel, huisvrouw van Mr. Johan Snel. Toen Maria gedoopt werd, was de moeder niet meer in leven. De vader hertrouwde met attestatie van 24 Junij 1668 te Amsterdam met Lidia Muijs van Holij j. d. te Amsterdam, na 10 Junij 1668 te Brielle ondertrouwd te zijn. De Acta van 25 Oct. 1668 noemen Lydia Muijs van Holij als overgekomen met attestatie van Amsterdam. Bij haar won Wittewrongel: m Daniël Hendrix,gerepresenteerd door Mr. Jonas dejongh, vroedschap en schepen te Brielle, juffr. Johanna de Sondt, huisvrouw van Jonas de Jongh, Elisabeth Bleiswijck, gerepresenteerd door Maria de Jongh, huisvrouw van Marten Prickman. Met attestatie van 2 Sept. 1682 is Ds. Joh. Colonius, weduwnaar, te Bleiswijk getrouwd met Ida Valckenier (1), weduwe, wonende „tot Bommel", na 16 Aug. 1682 te Brielle ondertrouwd te zijn. Ds. Colonius, die ook als curator van de Latijnsche School fungeerde (Res. Mag. 13 Junij 1693), overleed te Brielle 23 Mei 1693 en werd aldaar 29 Mei begraven. Volgens eene mededeeling van den heer J. van der Baan in De Navorscher, 1886, blz. 7, werd Johannes van Ceulen geboren te Utrecht en aldaar in 1649 als student aan de hoogeschool ingeschreven. Benoemd tot conrector aan de Latijnsche school te Vlissingen, kwam hij aldaar Jan. 1651 met attestatie van IJzendijke, waar hij, nadat hij proponent was geworden, eene betrekking, hetzij als hulpprediker, hetzij als onderwijzer in de oude talen, schijnt bekleed te hebben. Den l^ten Sept. 1658 werd hij bevestigd als predikant te Lillo. In 1669 werd hij te Rotterdam beroepen, maar dit beroep werd door den Magistraat aldaar geëxcuseerd. De weduwe, die hij naliet, Ida Valckenier stierf 16 Febr. 1738 te Kleef in den ouderdom van 100 jaar. Als j. m. huwde hij te Vlissingen Sara Heyndricks j. d., geboortig van Brugge. Ida Valckenier was, toen zij met J. van Ceulen trouwde, weduwe van Samuel Wisselius, predikant te Zalt-Bommel. De oudste dochter van Ds. Colonius, Maria, won bij Antonius Keppel, advocaat te Utrecht, heer van Oosthoek de Bilt, een zoon, Bemhardus, geboren 12 Nov. 1685, gestorven als predikant van Monnikendam 21 Mei 1756. In het Trouwregister der Waalsche kerk te Brielle leest men: „1681. Le 26 de Decembre fut faite la benediction du mariage de Monsieur Anthoine Keppel, advocat demeurant a Utrecht, et de Madelle Maria van Keulen, fille de Monsieur Jean van Keulen, ministre Petrus, gedoopt 5 Sept. 1674, getuigen : Martijn du Pree, vervangen door Cornelis lael, oud-burgemeester, Maria Wittewrongel, huisvrouw van Jacob van den Broeke (?), vervangen door Geertruijd Passers, huisvrouw van Jacob Muijs van Holij. Den 16'" Nov. 1677 is D\ Chr. Wittewrongel hertrouwd met Susanna Croeser, weduwe van Pieter de Winter, die 5 Dec. 1679 te Brielle begraven werd. Maria Wittewrongel, in 1678 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 27 Jan. 1678), is als j. d. met attestatie van 29 Aug. 1678 te Heenvliet getrouwd met Mr. Johan van der Burght j. m., advocaat voor het Hof van Holland, wonende te 's-Gravenhage, na 14 Aug. 1678 te Brielle ondertrouwd te zijn. — In 1622 was er te Brielle een compagnie van kapitein Anthony Mus van Holy, zie Ress. Mag. 3 en 7 Junij 1622. In een akte van 24 Sept. 1657 is sprake van Arent Muijs van Holij, notaris te Dordrecht. (1) De Kerkeraadsacta van 26 Febr. 1626 noemen onder de met attestatie te Brielle gekomen personen Abraham Valckenier, van Schiedam. Den 26""1 Maart 1694 werd te Brielle begraven Pieter Valkenier. de 1 Eghse Flamande de cette ville." Ofschoon haa vader predikant was bij de Ned. Herv. Gemeente rouwde Maria niet alleen in de kerk der Waalscht emeente maar werd zij ook een lidmaat dier Gemeente Den 24ste. Mei 1681 werd „Johannes van Keulen soone van Ds. Johannis van Keulen," te Brielle „gead mitteert tot poorter". n f air!ao«Agatha Va" Ceulen is als j' d- te Brielle 4 Uct. 1693 ondertrouwd en met attestatie van 19 Oct elders getrouwd met Wouter Cupius j. m. te Rotterdam. o S°rne f als j' m-> ™nende te Rockanje, 9 Nov. 1681 te Brielle ondertrouwd en daarna buiten Brielle getrouwd met Soetje Potaal (1) j. d. te Brielle, is als weduwnaar van Soetje, die 6 Dec. 1682 begraven werd, 19 Dec. 1683 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 2 Jan. 1684 te Rockanje getrouwd met Sara van Ceulen j. d., in 1683 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 29 Jan. 1683). De Kerkeraadsaca van _> Jan. 1684 noemen Cornelis Mosterdijk als ïn£eQ " met attestatie van Rockanje. DenlldenDec. 683 werd hij te Brielle geadmitteerd als poorter. Bij bara van Ceulen won hij : Cornelis, gedoopt 11 Sept. 1685. Sara Ida gedoopt 12 Nov. 1686, getuigen : Ds. Joh. Colonius, Ida Valckenier. Johanna Magdalena, gedoopt 27 Febr. 1889, ^etuieen: Ds. Johannes van Ceulen, Ida Valkenier MaSrduMpl. ged00Pt 13 °Ct' 169°' getUige: ^ Johannes, gedoopt U April 1693, getuige: Geleijn Mosterdijck, Ida Valckenier. Toen het laatste kind gedoopt werd, was de vader met meer in leven. Den 4den jan. i693 werd ^ heef Capiteijn Cornelis Mosterdijk" te Brielle begraven. Dr,e kinderen van hem werden begraven 11 Febr. 1683, 28 Aug. 1689 en 26 Julij 1694. Als weduwe van C. Mosterdijk is Sara van Keulen laait lbJote Brielle ondertrouwd en met attestatie van 10 April buiten Den Briel getrouwd met Ds. Anthony van Leeuwen j. m. Uit Ress. Mag. 4 Jan. 1687 3 Jan. en 30 Julij 1688 en 10 Dec. 1689, en Res' Vroedschap 2 Julij 1685 blijkt, dat Anthonius van Leeuwen een „alumnus" was „in het Staten Collegie tot Leijden op de nominatie van de stadt Brielle" en in de theologie studeerde. Bij Sara won A. van Leeuwen (ook van Leeuw genoemd) : Johannes Anthonius, gedoopt 28 Febr. 1696, getuigen : Herman van Leeuwen, Maria van Keulen, huisvrouw van Mr. Anthonij Keppel. a/xvm ' gCvCh' F°tael 216 meD VerSchillende aanteekeningen in irt. XVIII over Van der Heul. f Soetje, gedoopt 23 julij 1697, getuigen: Herman , van Leeuwen (van Leeuw), Maria Magerus. Agatha Maria, gedoopt 20 April 1699, getuigen: 1 C^deT Cn Z'Jn huisvrouvv Maria Agatha van Wouter, gedoopt 30 Julij 1700, getuigen: Wouter upius en zijn huisvrouw, vervangen door Harmen van Leeuw en Maria Magerus. va„W°RUt,e,r' ged0°Pti 10 Febr' 17°2' : Willem u"Jn en Ju(fr- Maria van Wouw, vervangende Wouter Cupius en echtgenoote. Met het oog op de doopgetuigen zal er wel geen bezwaar z,jn om Sara van Cenlen ecne dochter van US. Joh. van Ceulen te noemen. Den 15 gedoopt 19 Dec. 1700. Barbara Cornelis Ha,jmeetman, weduwe van Jan Pietersze van Keuen is b Dec. 1705 hertrouwd met Arien Pietersze VoorslmJs j. m. van Poortugaal. Cecilia (Celia) var Ceulen j. d, m 1715 op belijdenis aangenomen (Act, z14 April "1B)iis 3 Dec-1713 te RrtlirV 'i "■ geb0re" te DeIft en wo»e"de Aur m'fi i r J deze" man: Zoetj,i' üedo°P< 30 g. 1716, Johannes, gedoopt 6 Febr. 1718. Als weduwe van Joh. van Malen trouwde Cecilia 5 Dec. 1723 April mqKete!&T Cn a,S weduwe van dezen 14 April 1739 met Anj Kleijman j. m.. Cecilia is als diens weduwe 25 April 1760 begraven. - Jannetje Jans van 20 oTt' 172oV20 T beIiJdeniS aangenomen (Acta van 0 Oct. 1720), ,s als j. d. 31 Mei 1722 getrouwd met Jan Kornelisze Boekhoven weduwnaar, en als weduwe 1736 eTi r (°°k Bokhoven genoemd) 17 April 6 met Johannes Dorsman j. m. Als huisvrouw van £ Dorsman 1S jannetje 18 0ct. 1749 begraven, nalaende een kind. - Den 2"« Junij 1697 zijn getrouwd Tan6 ^ u;eUle" (Van KeuIen)> weduwe vanCorn. Jansze van der Wael, en Jacob Arentse Voorsluijs j. m. _ ieter Pietersze van Ceulen j. m. 26 Mei 1693 getrouwd Oct 0ssemans J- begraven 24 beth R •• m , 2 13 PietCr bebouwd met Elisa- 29 MeMJ74r VanPiCter Roos » h'j werd begraven Mei 1748, zijne weduwe 23 Jan. 1751. Auff°'l7n n CnUlen '' 4' geboren te Erielle' is 20 4 W , w-if ondererouwd attestatie van 4 Sept. te Willemstad getrouwd met Abraham de Kort J.m. van Gormchem, sergeant. Als diens huisvrouw is Corneha J6 Junij 1720 te Brielle begraven en A. de Kor, hertrouwde met Commerina Beukelaar, weduwe van H. van der Krap, in jan. 1723; zie op Van der Crap. leternelle van Keulen j. d„ geboren te Brielle, is Dec' 1726 ,e Br'elle getrouwd met Dirk Vermeer J. m en als diens weduwe, oud 76 jaar en 7 maanden, nalatende een zoon, 28 Sept. 1779 begraven. Matthijs Arendze de Kater, als j. m. 16 April 1726 e Brielle getrouwd met Elisabeth Brouwenaars Cl) j d js 26 April 1729 aldaar hertrouwd met Ne eitje van Keulen j. d. geboren te Brielle, die als weduwe van M. de Kater 28 Sept. 1779 stierf, oud ruim 81 jaar. Jan Vermeer, zoon van haar zuster, was de erfgenaam harer goederen. Neeltje en Pieternelletje van Keulen werden op denzelfden dag begraven. LXXVI. POORTERMANS. In eene akte van 19 October 1667 leest men : „Wij ry.. \ cu wonende Aup. ,7«defn ma?Lz°et>' 30 (1) In een akte van 29 Mei 1663 wordt gesproken van Aren Claesze B-ouwenaer d,e tot huisvrouw had Aeltje Benninghs en bij haar een Een •W0D', tje genaamd- D't meisje was erfgenaam van Annetje nings, hare tante, wier goederen geadministreerd werden doorjoan van Keulen, koopman te Amsterdam Willem Lakenkooper ende Mr. Abraham Bosvelt (1) schepenen der stede van den Briele, kennen ende' oirconden dat op huijden voor ons gecomen is Lijsbeth Pieters wed. van zal: Mels Jansze Zeijneman, in sijn leven stadtsbode deser stede, dewelcke bekende schuldich te wesen aen Comelis, Jacob ende het na ergelaten weeskint van Huijbrecht Pietersze Poortermans, gesamentl. erfgenamen van Jacob Aertsze Zeijneman' soone van zal. Aert Jacobsze Zeijneman, geproccureert bij Machteltje Pieters dr. Poortermans, overleden suster van de voorsz, Comelis, Jacob ende Huijbrecht Poorter- mans de somme etc Gelijck mede sij compa- rante bekende schuldich te wesen aen Claertje Comelis weduwe van Pieter Huijbrechtsze Poortermans, ende aen deselve haer leven langh geduijrende ende langer niet e ooft te voldoen intresse van noch een somme van 487 gulden jegens gelijcke penninck 20, die de kinderen van haer comparante alsmede de erfgenamen van den voorsz. Aert Zeijneman voor de wederhelft sijn competerende ende die de voorsz. Claertje Comelis in liftochte is 1 besittende etc." Eene akte van 29 Junij 1665 begint aldus : „Compareerde etc. Comelis ende Jacob Pietersze Poortermans, beijde de eijgen oomen, naeste bloetverwanten ende gestelde voochden van Lieven Huijbrechtsze Poortermans, eenich naergelaten weeskint van Huijbrecht Pietersze Poortermans ende Maria Jans van Hoendesbergh^ beijde gerecht (lees: geëchte) luijden op den 4 ende o October 1664 alhier overleden, welcke Maria Jans geïnstitueerde erfgename was van Willem ijntie Bastiaens, alhier op den 28™ Augustij 1665 mede o vereden haere voordochter, geprocureert bij Bastiaen Haensberge, haeren eersten man, dewelcke in dier qualite voor haere voorsz. broedeis weeskint verclaerden ontfangen te hebben door handen van Huijbrecht Waelewijns ende Adriaen Willemsze van Braeckel, weesmeesteren der stadt ende lande van Heusden etc." Pieter Hubrechtsze Poortermans won dus bij Claertje Comelis 3 zonen, 1° Hubrecht, 2° Comelis, 3° Jacob 1° Hubrecht Pietersze Poortermans is als j. m. den 20sten Februarij 1652 te Brielle getrouwd met Heiltje negerts j. d. Den Junij 1653 is hij aldaar hertrouwd net Maria Jans, weduwe van Bastiaen Arents Haesberch Volgens het Doopregister won TTnKrpohf- i\/r—/o\ , . . ' "V ivxauct 4 Jans de volgende kinderen : (1) \olgens dekerkeraadsacta van 26 Julij 1663 kwam Abrahamus Bosveld, advocaat, met attestatie van Sommelsdijk te Brielle. Hii werd 1 October 1667 en 1669 gekozen tot schepen. Den 9'" Junij 1656 was hij met den v.ce-admiraal Witte Cornelisze de With en Catrina Tisse getuige bij den doop van Witte, zoon van Mr. Woltherus Breman van der Hage en Cornelia de With. (2) Eén keer vond ik haar Maertgen genoemd. Lieven, gedoopt 14 Oct. 1651 (1), getuigen : Pieter Hubertsze Poortermans en Clara Cornelis dr. Johannes, gedoopt 24 Sept. 1654, getuige: Cornelis Cornelisze. Claertje, gedoopt 18 Oct. 1656, getuige: Claertje Cornelis dr. Pieter, gedoopt 15 Dec. 1657, getuigen : Pieter Hubrechtsze en Claertje Cornelis dr. Jannetgen, gedoopt 16 Aug. 1661, getuigen als voren. Zooals uit de genoemde akte van 29 Junij 1665 blijkt, stierven de kinderen van Hubrecht Poortermans, met uitzondering van Lieven, vroegtijdig. Eén er van werd 18 Aug 1661 begraven. Hubrecht oefende hetzelfde ambacht uit als zijn vader. In het Bodtboeck, begonnen 1660, staat blz. 77 deze aanteekening: „Alsulcken huijs ende erve . . , als Pieter Huibrechtsze metselaer tselve lest gepossideert heeft ende alsnu bij sijnne naergelaten weduwe vercoft is. Cooper: Hubrecht Pietersze Poortermans metselaer. Gifte gegeven den 10den Dec 1661." Lieven Poortermans (2) is als j. m. den 4n rimmt VII uuaiiia 11ICL attestatie van 18 April te Nieuwenh OOfn CfPfrnnurrï viin Johan Albert Gravius j. m. (4) en Elisabeth Poorter- (1) Zij zal bedoeld zijn in Res. Mag. 10 Oct. 1717, welke gewaagt van het «huisje van Maria Poortennans wed*.'' (2) De Kerkeraadsacta van 27 April 1 708 vermelden zijne aanneming op belijdenis. (1) Aan het aldaar gemelde kan nog dit toegevoegd worden. De Brielsche Magistraten vergunden 12 Nov. 1718 aan de juffrouwen Anna en lacoba Gravius. ,omme sout en seep in 't gros te mogen verkoopen." In Res. Mag. 30 April 1718 is sprake van de meerderjarige kinderen en de voogden van de minderjarige kinderen van juffr. Anna van der Gijsen, weduwe van D'. Zacharias Gravius. Bij Res, Mag. van 14 Oct. 1720 werd^ Johan Gravius aangesteld tot makelaar le Brielle. Den 7 Dec. 1780 werd te Oudenbosch gedoopt Ida Agneta, dochter van Antonius de Stoppelaer en Anna Antonetta Rijcken, en getuigen waren Daniël Gravius, secretaris op Texel, en A. Kikkert, echtelieden. Met consent van hare voogden Pieter Poortermans en Joan de Stoppelaar verzocht en verkreeg gezegde Ida Agneta de Stoppelaar in 1782 brieven van voorschrijving ter verkrijging van veniam aetatis. (2) Acta van 19 Julij 1733. (3) Magdalena Gravius hertrouwde met Cornelis Krijger. (4) Zoon van D'. Zacharias Gravius; zie de noot bij het artikel Van der Crap. mans j. d., beiden geboren en woonachtig te Brielle. Het laatste echtpaar won : Zacharias, gedoopt 18 Febr. 1720, getuige: Jacoba Gravius ; Anna, gedoopt 6 Mei 1721, getuigen : Cornelis Krijger en Magdalena Gravius. Elisabeth Poortermans werd als huisvrouw van J. A. Gravius 25 Mei 1721 begraven. Haarman hertrouwde, zie op Lakenkooper. Twee kinderen van Jan Gravius werden begraven 3 Mei 1720 en 20 Junij 1721. Met dezen Jan zal wel Jan Albert bedoeld zijn. — Dat het huwelijk van Hendrik Steen, die in 1708 op belijdenis aangenomen (Acta van 27 April 1708) en 17 Julij 1723 aangesteld werd tot keurmeester van de vischmarkt te Brielle, met kinderen gezegend werd, is mij niet gebleken. Eene Res. Mag. 2 Oct. 1723 luidt: „Is gelesen een missive van den Ed. Hove van Hollandt met bijgevoegde requeste, aan gem. Hove gepresenteert bij offte van weegens Elisabet Poortermans, huijsvrouw van Hendrik Steen, en in onse handen gestelt omme daarop te hooren des Suppl. man Hendrik Steen mitsgaders de voogden over de minderjarige erfïfgenamen van Jacob Poorterman, daarinne gemelt, en gem. Hove alsdan te dienen van advies etc." Uit Res. Mag. 4 Oct. 1723 blijkt, dat er „procedueren" hangende waren over de „samenleeving ende cohabitatie offte separatie tusschen de suppliante en haaren man H. Steen." — Met het oog op de datums, waarop Elisabeth Theunis en Elisabeth Huberts gedoopt werden, acht ik het voor waarschijnlijk, dat Elisabeth Theunis dr. de vrouw werd van H. Steen. C. Hubrecht Poortermans j. m. (1) is te Brielle 2 Mei 1683 getrouwd met Maritje Tonis Hooglant j. d. Het echtpaar won: Lijsbet, gedoopt 29 Mei 1685, getuigen: Cornelis Poortermans, Maritje Boot. Teuntje, gedoopt 19 Julij 1686, getuigen : Adriaen van den Andel, Jannetje Jacobs. Elisabeth, gedoopt 31 Jan. 1690, getuigen: Theunis Poortermans, Maritie Boot. Cornelis, gedoopt 9 Nov. 1692, getuigen : Theunis Poortermans, Marijtje Pieters Boot. Lijsbeth, gedoopt 10 Jan. 1694, getuigen: Pieter Poorterman, Marijtje Boodt. Huijbertje, gedoopt 25 Dec. 1695, getuigen: Teunis Poorterman, Pieter Poorterman, Marijtje Boots. Toen het laatste kind gedoopt werd, was de vader niet meer in leven. Kinderen van hem werden begraven 17 Mei 1684, 11 Aug. 1686, 25 April 1690, 17 Oct. 1691, 20 Jan. Ib93, 3 Maart 1696. In aanteekeningjen o (1) In 1686 is Huijbrecht Poortermans op belijdenis aangenomen, Acta van 25 Jan. 1686. Ofschoon ik dezen Huijbrecht nergens Huijbrecht Cornelisze genoemd vond, zal er wel geen bezwaar zijn om in hem den 5 Julij 1660 gedoopten zoon van Cornelis Pietersze Poorter- niaos te zieo. * van 1691 en 16J4 heet hij kapitein. Waarom hij dus is genoemd, blijkt uit Res. Mag. 28 Mei 1688: „Es Hubreght Poortermans aengestelt tot capitain van den buijsconvoijer, die wegens dese stadt tot protextie van de grootte visscherije sal werden geequipeert." Zijne dochter Elisabeth werd in 1711 op belijdenis aangenomen (Acta van 23 Julij 1711); zie over haar onder B. 3. Jacob Pietersze Poortermans werd in 1668 te Brielle op belijdenis aangenomen tot lidmaat van de Hervormde kerk (Acta van 25 Oct. 1668). Den llden Oct. 1682 werd begraven de huisvrouw van „Kapteijn Poortermans." Vermoedelijk was die vrouw de echtgenoote van Jacob Pietersze. Den 26steo Dec. i'702 werd te Brielle begraven „de out capt. Jacob Pr. Poortermans.'' Tegen het einde der 18de eeuw vestigde zich te Brielle Michaël Simon van der Meer Poortermans, geboren te Westzaan. Door de Brielsche Magistraten werd hem den 203ten Dec. 1783 vergund te Brielle als notaris werkzaam te zijn en hij verliet Maassluis voor Den Briel. De Kerkeraadsacta van 11 April 1784 vermelden hem als ingekomen lidmaat, die van 10 April 1785 berichten de overkomst van Antonetta Petronella Koole (Kooien) en een Trouwregister zegt ons, dat genoemde Michaël als j. m. met attestatie van Maassluis dd. 30 Sept. te Brielle den 3d«> Oct. 1784 ondertrouwd en met attestatie van 18 Oct. te Maassluis getrouwd is met gezegde Antonetta, j. d, geboren en wonende te Maassluis. Als kinderen van dit echtpaar staan geboekt: Pieter, gedoopt 16 Sept. 1787, begraven 3 Oct. 1787, oud 16 dagen ; Jacob, gedoopt 7 Dec. 1788, begraven 23 Dec. 1788, oud 15 dagen; Jakob, gedoopt 31 Oct. 1790, begraven 27 Jan. 1791, oud 3 maanden. De aanteekening der begrafenis van het laatste kind noemt Michaël „auditeur militair". Naar aanleiding van hetgeen betreffende Hugo van x\ndel gemeld is, wil ik ten besluite van dit artikel nog mededeelen wat ik betreffende het geslacht van dien Van Andel gevonden heb. In de Stadsrekening over 1669—1670 staat fol. 66 de post: „Betaelt Adriaen van den Andel, in voldoening van tgene hij bij publijcke aenneming bedongen heeft, voor het repareren van het Oosterhooft deser stede etc." En in de Rekening over 1670—1671 fol. 61 verso : „Betaelt Adriaen van den Andel timmerman over het repareren van het hooft deser stede volgens de twee bestecken daervan sijnde etc." Vóór dezen Adriaen was er geen Van Andel of Van m den Andel te Brielle. Ik heb er althans geen gevonden. Adriaen schijnt zich te Brielle gevestigd te hebben na de aanneming van een niet onbelangrijk werk. Men zie over dit werk, dat publiek aanbesteed werd, Ress. Vroedsch. 5 Jan. en 24 Febr. 166b, Ress. Mag. 3 en 31 Maart 1668. In het doopregister heet de timmerman Adriaen Adriaensze van Andel, en in de Kerkeraadsacta van 22 Jan- 1671 is zijne aanneming tot lidmaat op belijdenis vermeld. Bij zijne huisvrouw Theuntje Theunis won hij te Brielle : Adrianus, gedoopt 27 Mei 1668, getuigen: Adriaen Antoinesse, Anneken Dercks. In de aanteekening van dezen doop is de moeder niet genoemd. Adrianus, gedoopt 7 Oct. 1672, getuigen: Henricksken Theunis, Arien Theunisze. Anthoni, gedoopt 23 Mei 1675, getuigen: Cornelis Hooghart, Adriaentjen van Andel. Maria, gedoopt 3 Sept. 1677, getuige: Ariaentje van Andel. In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Femken van Andel, waarvoor Teunken gelezen zal moeten worden. Johannes, gedoopt 20 Dec. 1680, getuige: Beertjen Hooghlants. In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Deurken van Andel. Twee kinderen van Adriaen van den Andel werden begraven 1 Febr. 1681 en 29 Mei 1710. Den l3denJan. 1682 werden de huisvrouw van Adriaen van den Andel timmerman en een kind van hem begraven. Den 23sten Maart 1683 is Adriaen van den Andel weduwnaar getrouwd te Brielle met Jannetje Jacobs Hage weduwe, die als zijn huisvrouw 10 Julij 1703 begraven werd. Den 23sten Febr. 1706 is Adriaen van Andel, weduwnaar, te Brielle getrouwd met Macht eitje Theunis Vos, weduwe van Abraham Regeert. Hij werd begraven 14 Febr, 1712. Bij eene Magistraatsresolutie van 13 Febr. 1712 werden Hendrik Kool en Adriaan Mattheus van den Andel „gestelde testamentaire voogden in den naargelaten boedel van Adriaan van den Andel" op hun verzoek „aangestelt tot sequesters in plaatse van voogden in dien boedel." Den 19den Nov. 1700 zijn te Brielle getrouwd Anthony van Andel j. m, en Geertruijdt Ester j. d. In het doopregister heet die vrouw tweemaal Geertruij Essers en eens Geertruijd Dirksen. Het echtpaar won : Theuntje, gedoopt 1 Febr. 1701, getuigen: Adriaen van Andel, Jannetje Huijghen. Dirck, gedoopt 8 Aug. 1?04, getuige: Jannetje Huijghen. Adriaan, gedoopt 15 Aug. 1706, getuigen: Adriaan van Andel, Margjen V.... (?). Den 12den Oct. 1704 werd een kind van Anthony van Andel begraven. Den 7den Maart 1710 zijn te Brielle getrouwd Hans Kaij, soldaat, en Geertruijdt Essers, weduwe van Anthony van Andel (1). Dat de toen overleden Anthony van Andel, wiens begrafenis ik in het register der begravenen niet vermeld vond, een zoon was van Adriaan van Andel, zegt ons eene Res. Mag. van 26 Jan. 1715, luidende: „Sijn Heeren Weesmeesteren versogt ende gequalificeert om aan de weduwe van Anthony van den Andel voor de alimentatie van haar twee kinderen, weekelijks, of soo nu en dan, uit de penningen van deselve haare kinderen, van Adriaan van den Andel haar grootevader ter weeskamer berustende, iets te geven." Een dochter van Adriaan van den Andel zal geweest zijn Anthonia van den Andel, als j. d. 3 Julij 1691 te Brielle getrouwd met Hendrik Cool (Kool) j. m. Het echtpaar won: Theuntje, gedoopt 13 Nov. 1693, getuigen : Adriaen van Andel, Jannetje Haghe; Theuntje, gedoopt 18 Jan. 1695, getuigen : Adriaen van Andel, Marijtje Poortermans; Theuntje, gedoopt 22 Junij 1696, getuigen : Adriaen van Andel, Jannetje Huijgen ; Teuntje, gedoopt 10 Sept. 1697, getuigen: Adriaan van Andel, Jannetje van Andel; Elisabeth, gedoopt 20 Oct. 1699, getuigen: Cornelis Hoogland, Maritie Poortermans; Hendrik, gedoopt 5 Dec. 1700, getuige: Maritie de Neef; Hendrik, gedoopt 3 Maart 1702, getuige : Maartje de Neeff; Marietje, gedoopt 21 Maart 1710, getuigen: Maria Hooghlandt, Elisabeth Poortermans ; Hendrik, gedoopt 10 Mei 1712, getuige: Elizabeth Hooglant. Negen kinderen werden begraven 5 Febr. 1694, 25 Mei 1695, 18 Oct. 1696, 4 April 1698, 8 Dec. 1699, 11 Dec. 1701, 29 Nov. 1702, 21 Dec. 1706, 6 Julij 1710 en 4 Dec. 1712. Antonia van den Andel (van den Handel) en Hendrik Kool werden in lü9l op belijdenis aangenomen (Acta van 26 Oct 1691). Zij werd begraven 17 Dec. 1713, hij 5 Mei 1719. Uit het doodenregister op 21 Dec. 1706 en 4 Dec. 1712 blijkt, dat H. Cool bakker was. Den 24sten Oct. 1666 werd gedoopt Hendrick, zoon van Hendrik Cool, waarbij getuige was Willemtge Cornelis (2). (1) Den 27'"" Dec. 1722 werd te Brielle pro Deo begraven Geertruij van Andel. Misschien is hier deze weduwe bedoeld. (2) Over Louisa Josina Cools zie men art. II. — In de Rekening der geestel. goederen over 1591 leest men pag. 10 verso van „Huych Cools vicarie." In de Rek. dier goederen over 1614 staat fol. 16 verso de post: «Van Erckenraede Duijst weduwe van Mr. Adriaen Coels als procuratie hebbende van IJde Grameije, gijfter van seecker vijcarie geconfereert op Jacob Grammeij sijns neve etc. «Eene Res. Mag. van 7 Sept. 1618 luidt: »In de vergaderinge van den Magistraet deser stede verschenen zijnde de Heere Dirck Duijst van Voorhout, Raet van zijnnen Gena : den Grave van Arenbeich, vvoonende tot Sevenberch, versouckende dat de Heeren Magistraten souden willen geven hantlichtinge aen Matheeus de Geerboode, als gesubstitueerde van Erckenraet Duijst, weduwe wijlen Mr. Adriaen Cools, als procuratie hebbende van IJda Grandemeij, jegenwoordich gijffster van seeckere vicarie, laest gestaen hebbende opten naem van de voorsz. Mr. Adriaen Cools, geconfereert op Jac. Grandimeij zijn neven etc." Met Adriaen Adriaensze van den Andel vestigde zich te Brielle Mattheus Adriaensze van den Andel, evenals Adriaen ook van Andel genoemd. Den 28sten April 1675 zijn te Brielle getrouwd Mattheus Adriaensze van den Andel j. m. en Jannetje Huijgen j. d. Het echtpaar won : Mariken, gedoopt 8 Maart 1676, getuigen: Adriaen van Andel, Adriaentje Ariens. Leentjen, gedoopt 29 Dec. 1677, getuige: Lena Huijgen. Hugo, gedoopt 8 Febr. 1679, getuige : ArentjeHuge. Adriana. gedoopt 21 Mei 1683, getuigen: Adriaen van Andel, Jannetje Haghe. Adriaen, gedoopt 18 Nov. 1685, getuigen : Adriaen van Andel, Maritje Hermans. Lena, gedoopt 5 Sept. 1687, getuigen: Heindrick Couwenoort, Anna Gerrits. Adrianus, gedoopt 1 Oct. 1688, getuigen: Adrianus van den Andel, Jannetje Jacobs Hage. Hugho, gedoopt 28 Aug. 1693, getuige : Anna Gerrits Marijtje, gedoopt 12 Junij 1695, getuige: Anthonia van Andel. Hugo, gedoopt 15 April i 698, getuigen: Arentie „ Huijgen, Hessel Hakke. Drie kinderen van Mattheus van Andel, die in 1681 te Brielle op belijdenis werd aangenomen (Acta van 23 Jan. 1681), werden begraven 1 Nov. 1684, 19 Jan. 1686 en 1 Oct. 1687. De moeder, Jannetje Huijgen, werd begraven 14 Mei 1719, de vader 23 Julij 1717. Van de vermelde kinderen zijn niet op jeugdigen leeftijd gestorven : 1. Adriana, 2°. Adriaen, 3«. Marijtje, 4o. Hugo. 1°. Adriana van Andel, in 1701 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 14 April 1701), is aldaar 10 Aug. 1706 als j. d. getrouwd met Johannes Vosberghen j. m, van Gorinchem. Het echtpaar won: Maria, gedoopt 5 Oct. 1708, getuigen: Mattheus van Ande, Jannetjen Huijgen ; Catharina, gedoopt 31 Aug. 1710, getuigen : Mattheus van Andel, Maria Winckel; Mattheus, gedoopt 28 Mei 1713, getuige: Maria Winkel; Jannetje, gedoopt 5 Dec. 1714, getuige: Maria van den Andel; Mattheus, gedoopt 8 Maart 1716 (getuige: Maria Winkel), begraven 7 Mei 1717; Jannetje, gedoopt 20 Junij 1718, getuige: Jannetje Haasdijk; Johanna, gedoopt 25 Oct. 17^9 ; Mattheus, gedoopt 2 Nov. 1721. Behalve Mattheus werden nog 5 kinderen begraven 7 Mei 1709, 31 Mei 1713, 4 Mei 1715, 5 Aug. 1717 en 26 April 1720. Als weduwe van Jan Vosbergen is Adriaantje van den Andel 3 Sept. 1723 te Brielle getrouwd met Jacob Rebel, weduwnaar, wien zij schonk Annetje, gedoopt 1 Nov. 1724. J. Rebel werd 8 Sept. 1729 begraven en Adriana van den Andel is als diens weduwe 2 April 1730 te Brielle getrouwd met Leendert Egbertsze van Drongelen, weduwnaar. Als huisvrouw van dezen man is Adriana van den Andel 10 Dec. 1732 te Brielle begraven. 2°. Adriaen Mattheusze van Andel is als j. m. 30 April 1709 te Brielle getrouwd met Marijtje Jans Winckel j. d., te Brielle geboren (1). In 1709 werden Adrianus van den Andel en Maria Winkel op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Oct. 1709), Het echtpaar won : Matthaeus, gedoopt 21 Maart 171U, getuigen: Matthaeus van Andel, Adriana van Andel; Mattheus, gedoopt 12 Mei 1711, getuigen als voren ; Jacobus, gedoopt 20 Dec. 1712, getuigen als voren; Jan, gedoopt 22 Julij 1715, getuigen: Jan Claasz Winkel, Claartje Salomons; Antoni en Maria, gedoopt 30 Aug. 17]ó, getuige: Adriana van Andel. Vier kinderen werden begraven 29 Mei 1710, 27 Sept. 1715, 11 Sept. 1716 en 23 Junij 1721. Als huisvrouw van Adriaen van Andel werd Marijtje Winckel 2 Aug. 17z2 begraven. Eene Magistraatsresolutie van 24 Augustus 1720 luidt: „Vermits het stil swijgende vertreck van Ads. van Andel uijt dese stad en dat denselven nog een merkelijke somme van penningen aan dese stadthesaurie weegens verscheide gepagte imposten is verschuldt.... soo sijn gecommitteert de heeren Mr. F. Adr. van Leiiden, fohan Cobmoijer en Pieter van Hoogwerff, om op de beste en sagste manier de saeken en boedel van gem. van Andel te redden etc." Den 5den October 1720 verzocht Adrianus van den Andel aan de Brielsche Magistraten „brieven van voorschrijvinge aan de Staaten van Holland omme tot deurwaarder van des gemeene ands middelen gecreert te werden" en er werd besloten aan zijn verlangen te voldoen. Eene Mag. Res. van 15 Mei 1723 luidt: „Op huijden sijn de twee kinderen van Adriaan van den Andel, het eene getiaamt Jacob van Andel bij Jan Claasse Winkel voor 3 jaaren tot 30 g. 'sjaars, en 't andere genaamt Mattheus van den Andel bij de weduwe Vosbergen mede voor 30 guld. 'sjaars besteet." Jakob van Andel . m., geboren te Brielle, is 30 October 1735 aldaar getrouwd met Geertruij Koomans j. d., geboren te Dostvoorne. Den 5<3en Augustus 1746 werd Jacob van ^.ndel, in 1736 op belijdenis aangenomen (Acta van J2 April 1736), begraven. Als weduwe van Jacob (1) Zij was eene dochter van Jan Claasze Winkel. Na diens dood was er een dispuut tusschen Hugo van Andel, als voogd over de minderjarige kinderen van Marijtje Winkel, en Jacob Brielanus, gehuwd met Sara Winkel, alsmede Nicolaas Winkel, mede erfgenamen van [an Claasze Winkel; zie Res. Mag. 23 Oct. 1734. van Andel is Geertruij Cooman 16 Augustus 1763 begraven. — De broeder van Jacob, Mattheus, zal bedoeld zijn in het doodenregister, dat op 23 Maart 1741 bericht, dat een kind werd begraven van „Mattheus Andel soldaat". 3°. Marijtje, 12 Junij 1695 gedoopt, zal bedoeld zijn in het doodenregister, vermeldende dat 23 Junij 1764 begraven werd „juffr. Maria van Andel jonge dochter". 4°. Hugo van den Andel is als j. m. 18 Junij 1720 te Brielle getrouwd met Cornelia Kuijpers j. d., geboren te Brielle en aldaar begraven 22 Augustus 1721. Voor de tweede maal trouwde hij in 1722 met de genoemde Elisabeth Poortermans. Welke kinderen hij bij haar won. heb ik hiervoren reeds medegedeeld. In 1722 werd Hugo van den Andel op belijdenis aangenomen (Acta van 24 April 1722) en in 1749 werd hij benoemd tot ouderling van de Ned. Herv. Gemeente (Acta van 28 September 1749). In Res. Mag. 3 Junij 1719 komt hij voor als zoon van Mattheus van den Andel en Jannetje Huijgen; in Res. Mag. 19 December 1733 als voogd over Catharina Vosbergen en als vleeschhouwer (1). Den 3dcn April 1734 werd hij in plaats van Cornelis Swartwout, overleden, aangesteld tot voogd over Mattheus en Jacob van Andel, kinderen van zijn broeder Adriaan van Andel, verwekt bij Maria Winkel- Den 4den November 1752 werd Hugo van Andel, vleeschhouwer, door de Brielsche Magistraten aangesteld tot keurmeester van bet vleesch in plaats van Gabriel Warnar, overleden. Zooals ik gemeld heb. stierf hij, nalatende twee dochters en een zoon. Die zoon was Pieter, de dochters heetten Francijna en Jantje of Jannetje. Francina van Andel, in 1745 op belijdenis aangenomen (Acta van 17 Januarij 1745), is als ongehuwde juffer te Brielle overleden 27 December 1794. Haar erfgenaam was haar volle zuster Jannetje van Andel. Jannetje van Andel, in 1749 op belijdenis aangenomen (Acta van 13 Julij 1749), is ongehuwd 15 Januarij 1806 te Brielle gestorven. Haar erfgenamen waren Hugo van Andel en Mr. Helenus Marius van Andel, elk voor de helft, „behalven welke de overleedene geene nadere ol gelijke maagschap heeft nagelaten, bestaande zij aan haar in de derde graad." Bij haar testament, 12 Junij 1800 gepasseerd, bestemde zij een legaat voor de kinderen van haren in 1806 gestorven neef Mr. Arend van Andel, en een legaat voor het kind van wijlen haren neef Fredrik Willem van Andel. Pieter van Andel j m., geboren te Brielle, is 5 Februarij (1) Den 20"" Aug. 1718 werd om het slachten van een ziek beest Anthony van den Andel veroordeeld door de Magistraten tot de betaling eener boete. Misschien was deze Anthony een broeder van Hugo van Andel en verzuimde men zijn doop in het doopregister te vermelden. 1758 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 25 Februarij te Oostvoorne getrouwd met Neeltje Kaptein j. d. geboren te Schiedam. Den 12Barent de Keyser in den Hollantscen thuijn". — In de Rekening der St. Cath. kerk over 1555—1556 staat p. 14 de post: «Betaelt Jan Pietersze de Keyser ende tot zijnen huijse gehaelt zijn 80 kannen Rijnse wijns etc". — In de Rekening over 1556—1557 leest men fol. 14 : „Betaelt Lenaert in de Keyser voor 60 kannen Rijnse wijn voor de kercke, tot zijnen huijse gehaelt etc." — Dat de naam Keijser ook buiten Brielle bekend was, blijkt uit de Rekening der St. Pieterskerk over 1578—1579, welke fol. 1 verso dezen post heeft: »Van Lenerdt Gillis zoon Keijser, die bruijckt vijftalve gemeten ende een quartier lants (in den Nijeuwenhooren) om vrij geit siaers 30 sc. gr." Dezelfde post in de Rekening over 1586—1587 luidt : »Vaa Lenert Gillisze Keijser nu Jan Pancransze etc." * In eene aanteekening van 23 October 1564 (Memoriaelboeck, begonnen 1543, p. 123) is sprake van een huysbryeff, noch inhoudende 69 ponden grooten vlaems... spreeckende opt huys ende erve van Leenert Adriaensze Keyser, staende in de cappoenstraete." De Rekening van het Ziekenhuis buiten Brielle over 1592—1593 werd den 9den Februarij 1594 goedgekeurd ten overstaan van eenige leden der Brielsche Regeering en tot hen behoorde Lenert Cornelisze Keijser, raad. Van dezen man is ook sprake in enkele Rekeningen van den burgemeester-thesaurier. In de Rekening over 1570—1571 leest men fol. 38 verso : „Betaelt Lenert Cornelisze Keyser van zeepe ende ruesel bij de winder van de suytspeuye gehaelt etc." In de Rekening over 1571 — 1572, fol. 23 verso, onder het hoofd : „Vuytgeven van verbrande erven daervan de stede den burgeren te baete compt van elcke roede hart dackx 3 sc. 4 gr. daer die stede geen recompense van hebben en sall'': „Betaelt Lenert Cornelisze Keijser van 7 roen ende 3 voet hardt dack van elcke roede 3 sc. 4 gr. etc." Misschien is dezelfde Lenert bedoeld op de volgende bladzijde, die dezen post heeft: „Betaelt Lenert die Keijser voor een sack terwe 12 sc. gr." In de Rekening over 1573 —1574, fol. 83 : „Betaelt Lenaert Cornelisze Keijser voor hem selven 4 beslagen schoppen ende voor Hubrecht Pietersze 19 besleghen schoppen etc.w In een lijfrentebrief van 5 Mei 1578 staat: „Wy Burgemeesters ende Raiden, oudt ende nieuw Gerechte . .. doen te weten dat wij ... vercocht hebben up ons ende onser voorsz. stede (Brijele ende Maer- j landt) Pouwels Pietersze Stuer tot behouff ende ter lijfven van Cornelis ende Jan Lenerts, zoenen van Lenert Cornelisze Keijser, alsoe lange als zij twee ofte eenen van hem beijden leven sullen ende nijet langer 1 twee ponden etc." In de Thesaurie-Rekening over 1600—1601 staat fol. 6 : „Cornelis, die overleden es, ende Jan Lenaerts zoon en Keijsers een jaer renten etc." In de Rekening over 1609—1610 komt die post nog voor; niet meer in de Rekening over 1613—1614. A. Cornelis Lenaertsze Keijser, in 1592 te Brielle toegelaten tot het avondmaal (Acta van 7 Julij 1592), trouwde met Maritgen Daniels, dochter van Daniël Cornelisze Tael, en 2 jan. 1600 met Lijsbeth Willems j. d. Eene Resolutie van 22 April 1600 noemt de twee burgemeesters, alsmede Daniël Cornelisze Tael en Jan Lenaertsze Keijser als gecommitteerden om de goederen van Cornelis Lenaertsse Keijser„laeckencooper" ten voordeele van de crediteuren te verkoopen. Den 20sten December 1600 leefde hij nog, maar kort daarna stierf hij. Eene aanteekening van Junij 1601 (Bodtboeck, beg. 1598 p. 62 verso) spreekt van den verkoop van het huis van wijlen Cornelis Lenaertsze Keijser. In 1597 bleef Cornelis Lenaertsze Keijser borg voor Jacob \ lenaertsze „veerman op Hellevoetsche sluys" (Res. 31 Dec. 1597). In de Thes. Rek. over 1536—1597 leest men fol. 1 verso: „Van den bierexcijns van 6 weecken ... is beschreven bij Willem Heijndricxze ende Cornelis Lenaertsze Keijser, etc.'' Den lsten October 1598 werd de laatste verkozen tot schepen. Vijfmaal vond ik hem als doopgetuige genoemd, 28 Augustus 1594 bij den doop van Henrick, zoon van Willem Domesze en Tuentgen Henricks; 28 December 1597 bij den doop van Claes, zoon van Jan Lambrechtsze en Maritgen Claes; 20 Junij 1599 bij den doop van Willem, zoon van Gerrit Arijens Meeuwesteijn en Catherijne Jeroens; 5 September 1599 bij den doop van Jacobmijntge, dochter van Egbert Frerixze en Jannetge Jacobs; 20 December 1600 bij den doop van Janneke, dochter van Daniël Adriaensze en Proenjen Adriaens. De huisvrouw van Cornelis Lenaertsze Keijser was 6 April 1594 getuige bij den doop van Lijsbeth, dochter van Jan Smith en Ida Arents dr. Andere bijzonderheden zijn medegedeeld in art. X, handelende over Tael. Aldaar zijn vermeld drie kinderen, die Cornelis Lenaertsze Keijser won bij Maritge Tael bij Lijsbeth Willems won hij : Willem, gedoopt 10 December 1600. Tot de 3 vermelde kinderen behoort Cornelis, in 1595 gedoopt. Deze zoon, Cornelis Cornelisze. Keijser, wordt in een akte van 5 November 1629 genoemd „gesworen bode", oud 34 jaar. Den 17den januarjj 1619 deed hij den eed als stadsbode en hij fungeerde als zoodanig tot aan zijn' dood. De Magistraten stelden den 24sten Junij 1652 Mels Jansze Seijneman aan tot stadsbode loco Cornelis Cornelisze Keijser, overleden. In eene Magistraatsresolutie van 30 Junij 1628 komt hij voor als „exploictier van de gemeene middelen". Den llden 1632 werd hem geaccordeerd het „conchergieschap opt stadthuijs",maar als concierge fungeerde hij niet lang. Den 2den November 1634 werd door de Magistraten besloten hem tegen Mei „zijn dienst als concherge op 't stadthuijs" op te zeggen. Bij Sara Pieters won Cornelis Keijser: Maritjen, gedoopt 16 April 1619, getuigen: Jan Pietersze, Geertjen Cornelis dr. en Neeltjen Jans dr.; Pieter, gedoopt 22 Mei 1622, getuigen: Cornelis Hendriksen, Elbert Dame. Twee kinderen van Cornelis Keijser werden begraven 22 Mei 1623, 10 October 1633. Tot die twee behoorde Pieter niet. Van hem is sprake in twee Vroedschapsresoluties van 22 September 1638 en 25 September 1646. Bij die resoluties werd Cornelis Cornelisze Keijser, „deser stede messagier ende stadtsbode", toegestaan des noode zijn dienst te laten waarnemen door zijn zoon Pieter Cornelisze Keijser. In 1646 werd hem nog toegezegd, dat „naer sijn doot ofte bijt vergeven vandt ampt" die zoon „in favorable recommandatie'' zou * i worden genomen, maar na den dood des vaders werd niet Pieter, maar, zooals reeds is bericht, een ander gekozen. Dat de stadsbode ook een zoon Jan kreeg, zegt ons eene Vroedschapsresolutie van 31 Mei 1655, luidende: „Opt raport, gedaen bij de heeren weesmeesteren deser stede, aengaende het accoort bij haer E : als oppervoochden van Jan Cornelisze Keijser, soone van Cornelis Cornelisze Keijser, in sijn leven bode der voorsz. stede, opt behagen van den Vroetschappe aengegaen met S1. Elias Tael, coopman, woonende tot Amsterdam, nopende de collatie ende het besit van seeckere vicarije landen, etc." Behalve de genoemde, zal de stadsbode nog 3 kinderen hebben gehad. Ik meen toch, dat als zijn kinderen nog aan te merken zijn I. Maeijke Keijsers, II. Cornelia Keijsers, III. Cornelis Cornelisze Keijser. I. Maeijke Keijsers j. d in de „Komestraet" te Brielle is 2 Mei 1645 te Brielle getrouwd met Ewout Pietersze Duijst j. m. Het echtpaar won : Sara, gedoopt 21 Januarij 1646, getuigen : Maritgen Jans, Sara Pieters, Jan Michielsze Been, Arnt Pietersze Duijst. Pietertjen, gedoopt 5 Julij 1647, getuigen : Cornelis Keijser, Cornelia Keijsers, Ewouth Arndts Duijst. Catharina, gedoopt 21 Februarij 1649, getuigen : Cornelis Keijser, Cornelia Keijsers. Pieter, gedoopt 10 April 1651, getuige : Jan Pietersze. Aeltgen, gedoopt 11 Augustus 1655, getuigen: Mr. lan Schol en zijn huisvrouw Geertrui Hubrechts, Jan Keijser, Yda Derx. Sara, gedoopt 4 Mei 1657, getuigen: Pouwels Pie:ersze van Hoecke, Cornelia Keijsers. Cornelis, gedoopt 4 Maart 1659, getuigen : Pouwels Pietersze van Hoeclc, Cornelis Keijser, Catharina Keijsers. Ewouth, gedoopt 5 Junij 1665, getuigen: Maritgen Pieters, Pouwels Pietersze, Cornelia Keijser. In 1645 werd Maijke Keijsers, huisvrouw van Ewout Duijst, te Brielle op belijdenis aangenomen. Uit een akte van 3 October 1671 blijkt dat zij en haar man toen overleden waren ; dat zij aangewezen hadden als voogd over de 4 door hen nagelaten onmondige kinderen Cornelis Tael; dat deze geen voogd wilde wezen en daarom ontslagen werd, waarop tot voogden werden gekozen Joost Dirckxe van Putten, „oom ende eenighste mansoir van svaders sijde van de weeskinderen," en Cornelis Keijser alsmede Bartholomeus van Bergen, ,oom ende neeff respective ende naeste bloetvrunden iran smoeders wegen van de weeskinderen". Volgens ïen akte van 28 April 1676 woonde de genoemde Van Putten te Wormer en uit haar mag afgeleid worden iat Ewout Duijst handelde in „wolle wijnckelwaren". \ls doopgetuige fungeerde Maijke Keijsers bij de volgende kinderen: 14 Julij 1649 bij Martintie, dochter m van Jacob Claesze en Grietjen Cornelis; 24 October 1652 bij Annetge, dochter van Heiman en Neeltie Claes ; 17 November 1653 bij Cornelis, zoon van Jacob Claesze en Grietjen Cornelis; 21 Mei 1654 bij Hubrecht, zoon van Jan Dirksze Schol en Geertje Hubrechts; 14 December 1659 bij Lijsbet, dochter van Arnt Pietersze van der Vuijst en Lijsbet Abrahams; 23 Mei 1660 bij een kind van Arien Willems en Maertge Pieters; 15 Januarij 1664 bij Lubbertus, zoon van Hendrick Hendricksze en Leentje Willems. II. Cornelia Keijsers j. d. in de ..langestraet te Brielle is 6 Junij 1650 te Brielle getrouwd met Jan Henricksze van der Waet j. m. Als weduwe van dezen man trouwde zij 28 Julij 1654 met Paulus Pietersze van Houck j. m. en zij won bij dezen man : Sara, gedoopt 24 September 1656, getuigen : Ewout Pietersze Duijst, Maijken Keijsers, Jan Keijser, Maijken Elias; Pieter, gedoopt 5 Januarij 1659, getuigen : Ewout Duijst, Aeltje Bastiaens; Cornelis, gedoopt 19 October 1661, getuige: Maijke Keijsers. In eene akte van 17 December 1666 komt Cornelia Keijsers, die in 1648 te Brielle als j. d. op belijdenis werd aangenomen (Acta van 3 September 1648), voor als nagelaten weduwe van Pouwels Pietersze van Leijden, wonende te Brielle (1), en wordt als broeder van dezen man genoemd Thomas Pietersze van Leijden. Den 23sten Januarij 1667 zijn te Brielle getrouwd Jan Aelbrechtsze IJsendoorn, weduwnaar, en Cornelia Keijsers, weduwe van Paulus Pietersze van Houck (van der Houck). Over dezen Jan Aelbrechtsze en het kind, dat hij bij Cornelia won, zie men op Van IJsendoorn. Den 15<ïen Junij 1670 hertrouwde Jan Aelbrechtsze. Eene Magistraatsresolutie van 16 Maart 1652 luidt: „Sijn de moeders vantweeshuijs geordonneert omme het kint van Pieter Been, besteet bij Cornelia Keijsers, te willen versijen met een schortge ende schortecleetghe". Cornelia Keijsers was doopgetuige 5 Januarij 1651 bij Jannetje, dochter van Gerrit Barentse: 12 Januari 1656 bij jacob, zoon van Jacob Jansze en Jaepje Cornelis; 24 Junij 1668 bij Cornelis Cornelisze (Wijngaert) en Nelletge Everts ; 24 October 1668 bij flarman, zoon van Daniël van Herff en Jacomina Meijdrancks. III. Cornelis Cornelisze Keiser, j. m. in de „langestraet te Brielle is 12 Januarij 1655 aldaar getrouwd met Maertje Jacobs van Valckenburch (2). Het echtpaar won : (1) Misschien is deze weduwe bedoeld in de Acta van 23 Oct. 1664, vermeldende onder de met attestatie te Brielle gekomen personen Cornelia Keisers van Hellevoetsluis. — In 1708 kwam te Brielle Annetje Jacobs Keijser, met attestatie van Hellevoetsluis. Den 13'" April 1696 werd te Brielle gedoopt, met Eva Cornelis als getuige, Jacoba, dochter van Jan Pietersze Schalck en Annetje Jacobs Keijser. (2) Maertge Cornelis, weduwe van Jacob Jansze van \ alkenburch, is 11 Febr. 1648 te Brielle getrouwd met Simon Ockertse weduwnaar. — Den 6'" Mei 1653 zijn getrouwd Wouter Jacobsze Capitein wed' en Maritge, gedoopt 6 Februarij 1656, getuigen: Pouwels Pietersze, Swaentge van Valckenburgh, Neeltje van Valckenburch. Sara. gedoopt 5 April 1658, getuigen : Cornelia Keijser, Maijke Keijsers. Cornelis, gedoopt 26 Julij 1659, getuigen : Adriaen Hendrix, Maijke Keijsers, Grietje Jans. Cornelis, gedoopt 14 Junij 1661, getuige: Cornelia Keijsers. Jannetje, gedoopt 26 November 1662, getuigen: Jannetje Jacobs, Pouwel Pietersze. Volgens het doopregister, waarin de doop dezer kinderen is opgeteekend, werd 16 Januarij 1663 gedoopt Catrina, dochter van Cornelis Keijser en Lijsbet van Leeuwen. Eén van de vele onnauwkeurigheden, die in dit doopregister worden aangetroffen. In plaats van Cornelis Keijser moet gelezen worden Cornelis de Rijck. In een akte van 6 November lb66 komt Cornelis Keijser voor als „collecteur van de bieren." Hij zal wel bedoeld zijn in het doodenregister, vermeldende dat 19 Julij 1687 begraven werd „de dochter van Cornelis Keijser." Den 29sten October 1693 werd Cornelis Keijser begraven. Onder de door mij genoemde kinderen van Cornelis Lenaertsze Keijser vindt men geen dochter Geertje. Neeltje van Valckenburg j. d. Den 29"" April 1664 zijn getrouwd Adiianus Heijnius j. m. en Neeltje Jacobs van Valckenburch, weduwe van Wouter Jacobsze Kapitein. — Den 3'" Oct. 1677 werd aan Adrianus Heijnius toegestaan om te Brielle »bijschole te mogen houden." Adrianus Heijnius wed', is 26 Aug. 1676 getrouwd met Maria Hol- landts j. d. Den 22"" Jan. 1664 zijn getrouwd Pieter Cornelisze van der Linde (Lind) j. m. en Swaentje Jacobs van Valckenburch. Als weduwe van Pieter is Swaentje 27 April 1666 getrouwd met Pieter Claesze Vermeule j. m. van Oud-Beijerland. — Joost Danielsze Kerckhoven j. m. is 4 Julij 1666 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 19 Julij te »Gorcum" getrouwd met Jannetje Jacobs van Valckenburch j. d., in 1665 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 22 lan. 1665). Als weduwe van Joost is Jannetje 21 Aug. 1676 hertrouwd met Joost Evertsze Leegeweght j. m. — Den 29"" Aug. 1666 zijn te Brielle ondertrouwd Eewout Goutswaert wed', schoolmeester te Ileinenoord, en Magdaleentje Jacobs van Valckenburch j. d. — Den 16'" Oct. 1667 zijn getrouwd Daniël van Valckenburch j. m. en Ariaentje Abrams j. d. Daniël, in 1668 op belijdenis aangenomen (Acta van 26 April 1668), won bij Ariaentje: Heijndrickje, gedoopt 11 Julij 1668, getuige: Johanna van de Polder loco Ariaentie Maes; Maria, gedoopt 29 Dec. 1669, getuige: Alida Houwaert; Jannetje, gedoopt 2 Febr. 1672, getuige: Adriaentje Hendrix; Jacobus, gedoopt 19 Maart 1673, getuigen: Andries van Valckenburch, Johanna van de Polder; Abraham, gedoopt 11 Aug. 1675, getuigen: Abraham Cunne, Leentje Arents; Jannetje, gedoopt 15 Nov. 1676, getuigen: Leentje Dirckx, Hilletje Elias. — In eene Res. Vroedsch. 21 Oct. 1576 is sprake van Hubrecht van Valckenburch, brouwer in het couvent van St. Catharina te Brielle; in Ress. Vroedsch. van 8 en 15 Maart 1578 van Mariken Jans dr., weduwe van Hubrecht van Valckenburch, en hare »cleyne kinderkens." Dat de man een dochter van dien naam had, is mij echter gebleken. Eene Procuratie van 16 Julij 1635 begint aldus: „Compareerde voor Schepenen.... Cornelis Cornelisze Keijser, bode deser stede, dewelcke uijt crachte van seeckere procuratie, op hem gepasseert bij Elias Jansze, mede bode tot Dordrecht, sijnnen swager, etc." Eene aanteekening van 1612 (Bodtboeck, beg. 1609, p. 75 verso) luidt: „Alsulcke 4 lijnen lant als lest possesseur van es geweest Daniël Cornelisze Tael ende Elias Jansze, als getrout hebbende Geertge Keijsers, erffgenaem van den voornoemden Tael, alsnu vercoft heeft etc." In twee akten van 6 Mei 1637 is sprake van Geertgen Keijsers, weduwe van Elias Jansze, wonende te Dordrecht. Schrijvende over Elias Jansze Venlo, art. XXXVII, dacht ik aan de mogelijkheid dat Geertgen weduwe van dien man was, maar die mogelijkheid is geheel buitengesloten door hetgeen aldaar en hier is medegedeeld. Toen Geertje weduwe was, was Elias Jansze Venlo nog in leven. In genoemd artikel schrappe men dus wat er aangaande Geertje Keijsers staat. In akten van 31 December 1630 en 5 Januarij 1631 is sprake van Maria Keijsers, huisvrouw van Gillis Venant. En in een akte van 6 November 1634 leest men van Weijntge Cornelis Keijsers, overleden huisvrouw van >Cornelis Bom van Cranenburch, wonende op de hoochstraet tot Rotterdam", die bij testamentaire dispositie aan het „arme weeshuijs" te Brielle vermaakt had 300 car. guldens. Misschien waren ook deze Marie en Weijntje kinderen van Cornelis Lenaertsze Keijser. Den 23steD Mei 1623 zijn te Brielle getrouwd Heijndrick Boogerse van der Block j. m. te Delft en Catha. rina Keijsers j. d. van Brielle. Deze Catharina kan de 13 April 1597 gedoopte dochter van Cornelis Lenaertsze Keijser geweest zijn, maar daar Jan Lenaertsze Keijser mede eene dochter Cathariua had, kan de echtgenoot van Van der Block ook een kind van Jan zijn geweest. Den 7den April 1629 werd Heijndric Block „gestelttot keurmeester van den verschen visch" door de Brielsche Magistraten en deze Block zal wel van der Block zijn geweest. Den 15den Januarij 1633 was Heijndric van der Block, blijkens eene Magistraatsresolutie van dien datum, „pachter van het cape —, vijerboet- ende tonnegelt opter Mase." Den 31sten Maart 1633 werd de huisvrouw van Heijndric van der Block begraven en 18 October 1633 is de weduwnaar getrouwd met Maeijke Jonckers j. d. Den 20sten October 1638 is hij begraven en Maijken Henrix Joncker, zijne weduwe, hertrouwde 5 Junij 1640 met Laurens van Lancker weduwnaar. B. Jan Lenaertsze Keijser is als j. m. in 1594 getrouwd met Leentgen Jordens en won bij haar 5 kinderen , Trijntghe , Lenert, Catharina , Jannet- ghen en Lenaert; zie op Van der Noort. In de Rekening der St. Cath. kerk over 1609—1610, pag. 13 verso, staat de post: „Betaelt Jan Lenaertsze Keijser over de coop van een copere croone etc." Den Isten October 1609 werd Jan Lenaertsze Keijser gekozen tot schepen. Als doopgetuige fungeerde hij 22 Julij 1593 bij Gijsbrecht, zoon van Crijn Lenertsze : schipper en Jannetgen Gijsbrechts; 11 December 1594 bij Neeltgen, dochter van Jan Lambrechtsze en Maritgen Claes dr. Bij den doop van Susanneken, dochter van Engel Willemsze en Maritgen Pieters, 10 Februarij 1599, was getuige Jan Keijser. Dat hier Jan Lenaertsze Keijser bedoeld is, is niet zeker, daar er in die dagen nog een Jan Keijser was. Immers, 12 Januarij 1597, bij den doop van een dochter van Maerten Jansze en Madeleen Jans dochter, was getuige Maritgen de huisvrouw van Jan Keijsers. Leentgen Jordens heette de vrouw van jan Lenaertsze Keijser en als weduwe van dezen trouwde zij te Brielle 19 December 1622 met Ariaen Cornelisze Quack oud-burgemeester, schoonvader van den burgemeester Almonde (Res. Vroedsch. 9 Julij 1634), begraven 1 November 1637. De echtgenoote, die hij had vóór zijn huwelijk met Leentge, werd begraven 8 Februarij 1622. Volgens eene akte van 3 April 1606 bleef Arent Cornelisze Quacq, vroedschap van Den Briel, borg voor Harper Maertensze Tromp, zie mijne bijdrage over Tromp, blz. 3. Den lsten October 1612 en 1616 werd Adriaen Cornelisze Quacq- gekozen tot burgemeester. In 't college der Magistraten nam hij meermalen zitting als schepen (Ress. Vroedsch. 1 October 1604(1), 1611, 1614), en 1 October 1608 en 1613 als raad. Den lsten October 1615 werd hij benoemd tot schout. In eene Resolutie van 17 Januarij 1606 komt hij voor als regent van het weeshuis; tot boekhouder van dat huis werd hij aangesteld 1 Februarij 1614. Uit Res. Vroedsch. van 6 December 1628 blijkt, dat hij leenman van Voorne was. De Naamlijst der Vroedschappen vermeldt sub n°. 97 Willem Keijser (Kaiser). De vader van dezen vroedschap was Johan (of Jan) Keijser en het is mij niet gebleken van wien deze Johan afstamde. Wat ik vau hem vond, volgt hier. Den 5de° Maart 1641 zijn te Brielle getrouwd Jan Keijser j. m. van Brielle en Cornelia van Egmont j. d. te Rotterdam. Wiens dochter deze Cornelia was, is mij gebleken uit de Rekening van den voor 1643 geconsenteerden 200sten penning, die fol. 7 dezen post heeft: „Jan Keijser olijslager, als getrout] hebbende de dochter van Claes Matheusze, bij overschrijvinghe van (1) In deze resolutie heet hij Adriaen Cornelisze int Vosgen. die van Rotterdam .... 25 pd." Den 22sten November 1650 werd Jan Keijsers huisvrouw begraven en met attestatie van 23 Maart 1653 hertrouwde hij buiten Brielle met Catarijntje Jacobs j. d., na 9 Maart 1653 aldaar ondertrouwd te zijn. Deze Catharina, een dochter van Jacob Hage (zie op Hage), is als weduwe van Jan Keiser in 1689 hertrouwd met Willem Hoijer (zie op Hoijer). Bij Catharina Hage won Jan Keijser: Gijsbrecht, gedoopt 24 December 1657, getuigen: burgemeester van der Poth en Cornelia Gerrits; Hendrick, gedoopt 23 Mei 1660. In de aanteekening van den doop van t laatste kind is de moeder niet genoemd en is als doopgetuige vermeld Bellemij Bellemijsen. Den 29ste° Mei 1685 werd Sr. Johan Keijser begraven; twee kinderen van hem werden begraven 20 September 1654 en 9 Januarij 1658. Dat Johan bij Cornelia van Egmont meer dan één kind won, zegt ons eene Magistraatsresolutie van 25 October 1664, luidende : „Gedelibereert sijnde opt versouck, gedaen bij Sr. Johan Keijser, es denselven met approbatie ende toestant van Willem Keijser, sijnnen geoctroijeerden, mondigen soone, toege staen omme onder beneficie van seeckere naedere cautie ende hypotecquatie, bij den voorsz. Keijser op den 19en September 1664 lestleden ten behouve van sijnne kinderen, geprocreert bij Cornelia van Egmont, alhijer ter weescamer gestelt, te mogen lichten alle alsulcke penningen, als bij Mr. Johan Comans ter voorsz. weescamer sijn gefurneert etc''. In de Thesaurie-Rekening over 1666—1667 staat fol. 20 verso de post: „Betaelt Johan Keijsers kinderen een jaer intress etc". In de Thes. Rekening over 1668—1669 iuidt die post fol. 20 verso aldus: „Betaelt Elisabeth Venlo, eertijts Jan Keijsers kinderen (1), een jaer intress etc". De vermelde zoon Willem wendde zich in 1664 tot de Brielsche Magistraten met een verzoek. Res. Mag. 5 julij 1664: „Opt versouck, gedaen bij Willem Keijser, out 21 jaeren, soone van Johan Keijser, poorter ende burger deser stede, omme te mogen hebben voorschrevens ende recommandatie aen de Ed Groot Mo. Heeren Staten van Hollant ende Westvrijeslant tot becominghe van brijeven van veniam aetatis, es hem tselve versouck toegestaen." In 1666 werd Willem Keijser op belijdenis aangenomen (Acta van 28 October 1666). (1) Misschien heeft tot de kinderen behoord Johanna Kaiser., in 1681 op belijdenis aangenomen te Brielle (Acta van 23 Jan. 1681). Bij Henricus van Ulft, predikant te Ouddorp, won Johanna Keijser eene dochter Johanna, over wier goederen, haar vermaakt door Doenardus Hage, op verzoek der ouders in 1719 gesteld werd tot administrateur Frangois de Mirel loco Jacob Stedehouder (Res. Mag. 22 April 1719). Johanna Keijser stierf als weduwe van Ds. H. van Ulft. Zie art. XLI1I. — Blijkens de Acta van 18 Jan. 1699 werd toen te Brielle op belijdenis aangenomen Anna Keijsers. Tot schepen werd hij gekozen in 1673, 1676, 1678 (1 Mei), 1682, 1684 en 1685, tot schout in 1678, tot raad in 't College der Magistraten in 1683 en 1687, tot burgemeester in 1675 en 1688. In 1683 ontving hij de aanstelling tot rentmeester van de geestelijke goederen in Voorne en Putten (Res. Holl. 8 Julij 1683, p. 169, Res. Vroedsch. 12 Julij 1683). Met attestatie van 3 Mei 1672 is hij als j. m. te Rotterdam getrouwd met Eva van Couwenhoven, j. d., dochter van Ewout van Couwenhoven, na 17 April 1672 te Brielle ondertrouwd te zijn. Bij Eva, te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 24 October 1670), won Willem Jansze Keijser (Kaiser) de volgende kinderen : Jan, gedoopt 31 Januarij 1674, getuigen : Jan Keijser, Catharina Keijser, Willem van Couwenhoven. Cornelia, gedoopt 20 Eebruarij 1'575, getuigen : Everwijn van Benthem, Eleonora Kaiser, Maria van Couwenhoven. Cornelia, gedoopt 25 Maart 1676, getuigen : Catharina Kaijsers, Everwijn van Benthem. Catharina, gedoopt 17 Mei 1678, getuigen: Jan en Catharina Keiiser. Ewout, gedoopt 24 September 1679, getuigen : Catharina Hage, huisvrouw van Jan Kaijser, Maria van Kouwenhoven Ewouts dochter. Catharina, gedoopt 20 December 1680 (getuige: Catharina Hage), ongetrouwd begraven 6 Julij 1723. Eva, gedoopt 14 Januarij 1682, getuige: Catharina Hage. Willem, gedoopt 20 October 1683, getuige: Catharina Kaiser. Jan. gedoopt 28 Maart 1685, getuige: Catharina Kaisers. Maria, gedoopt 28 Junij 1686, getuigen: Catharina Hage, Maria van Couwenhoven. Ewout, gedoopt 31 October 1687, getuige : Catharina Haghe. Adriaen, gedoopt 2 Eebruarij 1689, getuige: Magdalena van Couwenhoven weduwe Rees. Vijf kinderen werden begraven 15 Februarij 1680, 19 Junij 1681 (de zoon), 27 Mei 1632, 27 April 1689, 2 Januarij 1692. Toen het laatste kind, Adriaen, gedoopt werd, was de vader niet meer in leven. Uit Res. Mag. van 10 Januarij 1689 blijkt, dat hij toen reeds gestorven was. Het Register der in die dagen begravenen maakt geen melding van zijne begrafenis. Zijn stoffelijk omhulsel zal elders ter aarde besteld zijn. Eva van Kouwenhoven, weduwe van Willem Keijser, vond ik nog vermeld in eene Res. Mag. van 30 September 1710. De in 1676 gedoopte dochter zal bedoeld zijn in het Trouwregister, hetwelk bericht dat juffr. Cornelia Keijser j. d., wonende te Brielle, met attestatie van 9 September 1703 te Nieuwenhoorn getrouwd is met Johannes Ciriacii, „vendrig van de compagnie van den majoor baron de Leefdael", in garnizoen te Brielle, na 26 Augustus 1703 te Brielle ondertrouwd te zijn. Het echtpaar won: Willem, gedoopt 8 Junij 1704, getuigen : Willem Kaiser, Eva van Couwenhoven. De Acta van 20 Januarij 1702 noemen onder de met attestatie te Brielle gekomen personen den heer Cyriacius, van Hulst. Elders is de naam van Cornelia's echtgenoot nog anders geschreven. Men leest, dat 21 November 1708 een kind begraven werd van „capitain Seriacij" en dat 5 Januarij 1730 begraven werd juftr. Cornelia Keijser, huisvrouw van „Johan Salomon Cerasie". Een broeder van Johan Salomon zal geweest zijn Hendrik Casper Ciriacij, met attestatie van 's lands vloot in 1703 te Brielle gekomen (Acta van 25 Januarij 1703). Deze Hendrik Casper had tot vrouw Johanna Martien (Martijn) en het echtpaar won te Brielle: Johanna Magdalena, gedoopt 30 December 1699, getuigen: Mons>'. Daniël Martien, Monsr. Joh. Salmon Ciriaci, juffr. Anna Helena Ciriaci, juffr. Margrita Remak; Catharina Theodora, gedoopt 27 Maart 1701, getuigen : Joost Sum, Theodorus Ciriacij, Louise Saelebos, Johanna Remack; Daniël Salmon, gedoopt 10 December 1703, getuigen : Daniël Martijn, Johannes Salmon Ciriacy, Anna Helena Ciriacy, Sara Lotte de Vlammig ; Pieter, gedoopt 22 September 1705, getuigen : Pieter de Beverij, Catarina Keijzer. In 1733 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Johanna Cijriaci (Acta van 19 April 1733). In 1727 kwam Eve Ceriacij te Brielle met attestatie van Doornik en diende die attestatie in bij den kerkeraad der Waalsche Gemeente. Den 19den September 1727 werd te Brielle begraven de heer Willem Keijser. Deze Willem zal de in 1683 gedoopte zoon van Willem Keijser geweest zijn. Willem Keijser werd in 1711 op belijdenis aangenomen (Acta van Januarij 1711); in 1709 werd hij gekozen tot raad in het College der Magistraten, in 1711 en 1712 tot schepen. Eene zuster van Willem Jansze Keijser zal geweest zijn Leonora Keijsers, in 1669 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 25 Julij 1669) en 20 December 1671 te Brielle ondertrouwd en daarna „int Nieuwland" getrouwd met Everwijn van Benthem „vaendrich". Volgens de Acta van 25 April 1671 kwam deze Van Benthem te Brielle met attestatie van Vollenhoven. De Thesaurie-Rekeningen over 1678—1679 en 1684 —1685 hebben den post: „Betaelt Eleonora Kaiser een jaar interest etc." In de Rekening over 1692— 16W3 wordt die i post gemist. Den 21sten Februarij 1702 werd te Brielle begraven juffr. Eleonora Keijsers. Misschien heeft tot de familie van Everwijn behoord Jan Jansze van Benthem, j. m. te Brielle, 5 Augustus 1640 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 20 Augustus te Rotterdam getrouwd met Grietje Jans, j. d. van Rotterdam. Behalve de genoemde personen leefden te Brielle of in de nabijheid dier gemeente in de 17de eeuw en later nog anderen, die den geslachtsnaam Keijser droegen. Eenigen wil ik hier nog vermelden. Hubrecht Jansze Keijser, soldaat, is 16 September 1635 te Brielle ondertrouwd en daarna te Zwartewaal getrouwd rnet Lijsbeth Mattheus j. d. te Brielle. Hubrecht, i in 1646 op belijdenis aangenomen te Brielle (Acta van 30 Augustus 1646), won bij Lijsbeth: Willem, gedoopt 24 Maart 1647; Willem, gedoopt 4 October 1648; Willem, gedoopt 12 Maart 1651. Hubrecht leefde nog in lti53 blijkens een akte van 8 Februarij 1653. Ineen aanteekening van 1667 (Bodtboeck, beg. 1660, p 345) is sprake van een huis, door de weduwe van Huibrecht Jansze Keijser geabandonneerd aan de Leenbeurs. Den 16den April 1640 zijn te Brielle getrouwd Cornelis Gillisze Keijser, j. m. in de langstraat te Brielle, en Soetje Jans j. d. Een dochter van Cornelis werd gedoopt 2 Maart 1649, waarbij getuige was Niesjen Arens. Herhaaldelijk werd Cornelis Gillisze Keijser gekozen tot dekenmeester van het voermansgilde (Ress. Mag. 19 Jan. 1647, 29 Jan. 1650). Eene aanteekening van 1640 (Bodtb. beg. 1624, p. 379 verso) luidt: ..Alsulcken halven huijs ende erve ... als de weduwe van Gillis Cornelisze lest beseten heeft ende alsnu bij Michiel CorneHsze nomine uxoris vercocht. staende in de Langhestraet. Cooper : Cornelis Gillisze Keijser." In 1661 kocht Soetje Jans, weduwe van Cornelis Gillisze Keijser, een tuintje (Bodtb. 1660, p. 43). Cornelis Claesze Keijser was veerman van Den Briel op Maassluis, Den 6den November 1651 werd hem vergund door de Magistraten om de bediening van het veer over te dragen aan Cornelis Dirksze Kevelaer. Den 7den Junij 1639 zijn te Brielle getrouwd Cornelis Claesze j. m. van Brielle en Dimmetje Corvinck j. d. van Goedereede. Dat deze Cornelis den naam Keijser had, zegt ons de Thesaurie-Rekening over 1666 —1667, p. 32, waar men leest: „Betaelt de weesmeesters wegens het kint van Dimmetje Corvincx, geprocreert bij Cornelis Claesze Keijser, een jaer intress etc.'' Di kind heet in de Thes. Rekening over 1678—1679, p. 35, Cornelis Kaijser, en zal bedoeld zijn in het Doopregister, vermeldende dat 24 Februarij 1647 gedoopt werd een kind van Cornelis Claesze en Immetie Cornelis, waarbij getuige was Grietje Crijns. In plaats van lmnietje Cornelis zal wel gelezen moeten worden Dimnietje Corvincx. Den 8sten November I60O is Cornelis Claesze Keiser, weduwnaar, te Brielle getrouwd met Aeltjen Aerts Steur, weduwe van Jan Cornelisze van der Bel te Hellevoetsluis; en wederom weduwnaar geworden, is hij 28 Maart 1660 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 12 April te Vlaardingen getrouwd met Geertje Wlllems , weduwe van Abram Claesze Immerzeel, te Vlaardingen. De Rekening van den voor 1665 geconsenteerden 200sten penning heeft fol. 42 dezen post: „Cornelis Claesze Keijser op 3000 pond, dan alsoo denselven metter woon es vertrocken tot Vlaerdingen ende overgeschreven tot Schiedam etc." .Aren (ArentJ Tonisze Keijser komt in akten van 11 December 1656 en 27 December 1657 voor als schout en herbergier te Spijkenisse Den 14den November 1668 werd te Brielle een kind gedoopt van Derck Keijser, waarbij getuige was Christina Brenck. In April 1677 zijn te Brielle getrouwd Maarten Keijser, soldaat, in garnizoen te Hellevoetsluis, en Jannetje Hendricks, weduwe van Jan van Keulen. Den I9den Maart 1679 zijn te Brielle getrouwd Arien Pietersze Keijser j. m en Leentje Aelbrechts j. d. Een kind van 't echtpaar werd begraven 21 October 1681. Een kind van Arij Keijser werd begraven 16 Febr. 1691. In 1683 werd te Brielle geadmitteerd als poorter Jan Keijser „lootgieter ende leijdecker van Haerlem." In de Rek. der St. Cath. kerk over 1711 —1712 vindt men van hem gewaagd. Den llden Februarij 1714 werd Jan Keijser begraven. Den 24sten April 1699 werd gedoopt Jacob, zoon van Rodolph Keijser en Lijsbeth Jans, getuigen: Jacob Snijder en Barbar Cappel. Den 30sten December 1703 werd gedoopt Johanna, dochter van Cornelis Jansze Keijser en Geertruijdt Jacobs, getuige: Ingetje Jans. Den oden November 1719 werd gedoopt Johannis, zoon van Jan Pieters Knevel en Pieternelletje Keisers, getuige: Heijndcrijna Keijsers. Den lsten Mei 1729 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 19 Julij te Rugge (nabij Brielle) getrouwd Jan Keijser, j. m. onder Rugge, en Adriana Hassevelt (Hasevelt) j. d. geboren te Brielle. Sr. Jan Keijser is 15 Maart 1738 begraven, nalatende een kind ; juffr. Adriana Hasevelt, weduwe van Jan Keijser, 27 September 1752. Johannes Keijser en Judith Rikra zijn in 1731 met attestatie van Maastricht te Brielle gekomen (Acta van 22 Julij 1731). Bij Racheltje L. Visser won Willem Keijzer: Leendert, gedoopt 26 Maart 1742, getuige: Marijtje Vermeer; Leendert, gedoopt 12 Mei 174.3, getuige: Maria van der Meer; Jan, gedoopt 12 Tulij 1746. Den 9den April 1742 werd begraven een kind van W. Keijzer, den 14deo November 1761 zijn huisvrouw, den 9den April 1771 hij zelf, nalatende een zoon, den 16den Junij 1763 Leendert Keijser j. m. Den 12den Januarij 1766 zijn te Brielle getrouwd Tan Keijzer j. m, geboren aldaar, en Anna van der Hoeft j. d. geboren te Nieuwenhoorn. Willem Keizer j. m., geboren te Brielle, is 21 Februarij 1790 aldaar ondertrouwd en met attestatie van 9 Maart te Zuidland getrouwd met Magdalena Bijl j. d., aldaar geboren. Den 21sten Maart 1790 is gedoopt Cornelia, dochter van Johan Philip Keijser en Catharina Rumpen (Rampen ?). Den 18den Maart 1792 zijn te Brielle getrouwd Gerrit Keijser j. m. en Maartje Landheer j. d. LXXIX. MEEUWESTE1JN. Gerrit (Gerard) Arensze (Adriaensze, Ariensze) Meeuwesteijn, in 1591 aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente te Brielle (Acta van 8 Januarij 1591), was vóór 1618 één van de hoofden der doleerende broeders (1) en werd dientengevolge door Prins Maurits in 1618 vroedschap gemaakt. Men vindt zijn' naam op de lijst der Vroedschappen sub n°. 15. In het College der Magistraten nam hij slechts eenmaal zitting, in 1624 als raad. In eene Res. Vroedsch. van 11 Maart 1609 wordt hij genoemd „schout vant Cleijn Oosterlandt", in eene Resolutie van 19 Maart 1622 „capteijn" van de schutterij. In eene aanteekening van 1590 (Bodtboeck, begonnen 1577, bl. 278) heet hij „boode deser stede" en in die betrekking werden hem verschillende zaken opgedragen (2). Uit eene akte van 6 Maart 1631 blijkt, dat hij in leven president van het College van weesmeesters was. Den 4deo Mei 1626 werd hij te Brielle begraven, nalatende eene weduwe Cathalina Jeroens dr., ook genoemd Lijntje en Catherijne Jeronimus dr. Den 3den Februarij 1627 werd aan de weduwe door de Magistraten vergund „wijnneeringe te mogen doen." Blijkens eene akte van 8 Mei 1627 was zij toen 70 jaar (1) Zie Res. 80 Jan. 1617 en blz. 80 mijner bijdrage : De Remonstranten en Contra-Remonstranten in het land van Voorne enz., voorkomende in het »Archief voor Nederl. kerkgeschiedenis" van Acquoy en Rogge, Deel III. (1) Zie Ress. 14 Jan. 1589, 27 April 1598, 20 Oct. 1612; Bodtboeck 1592, bl. 10 verso; Bodtb. 1598, bl. 11; Akten van 8 Junij en 22 Julij 1605. oud. In 1629 leefde zij nog (zie Bodtboeck 1624, bl. 133). In 1632 of 1633 stierf zij (l). De Rekening der St. Cath. kerk over 1 November 1632—31 Oct, 1633 vermeldt haar niet onder de in dat jaar begraven personen. Den 7den September 1597, bij den doop van Mees, kind van Willem Meeszoon en Ariaentge Arents, waren getuigen : Huijch Lenertsze, Stijntge Huijbrechts, Ariaentge Ockers en Lijntge de huisvrouw van Gerrit Arentsze Meeuwesteijn. Den 28s'en Maart 1604 was Gerrit Ariensze Meeuwestein met Neeltgen Pieters getuige bij den doop van Annetge, dochter van Lambrecht Bastiaensze en Stijntgen Ariens. Deze Stijntge en Ariaentge Arents zullen zusters van Gerrit Meeuwesteijn zijn ge weest. Den 5den October 1624 werd door de Magistraten aan Gerrit Adriaensze Meeuwesteijn toegestaan te „vercoopen de naergelaten goederen van Grijetgen Arens dr. zijne nichte". Gerrit Adriaensze Meeuwesteijn won bij zijne huisvrouw deze kinderen : Adriaen, gedoopt 8 Februarij 1587, getuigen: Allert Jacobsze, Gerrit Antonisze, Maritgen Lenerts. Jacob, gedoopt 5 Maart 1589, getuigen : Pieter Cornelisze backer, Henrick Louwerisze, Anneken Jans, Leentge Rochus. Paulus, gedoopt 7 April 1591, getuigen: Anthonis Gerrytsze, Sybrant Sijmonsze en Neeltgen Crijns. Henrick, gedoopt 7 Julij 1593, getuigen: Jan Jansze, Jacob Cornelisze, Neeltgen Willems. Lenert, gedoopt 19 Februarij 1595, getuigen : Ariaen Rochusze, Pieter Jansze, „timmerman in den Doel", en Annetge Lenaerts. Willem, gedoopt 7 December 1597, getuigen: Willem Cijtle (?), Claes Reijersze, Maritgen Lenaerts Benoij. Willem, gedoopt 20 Junij 1599, getuigen: Cornelis Lenaertsze Keijser, Huijbrecht van Ravenswaeij (?), Fijtgen Borrits, de huisvrouw van Arijen Jansze Boelhouwer. Jeronimus, gedoopt 9 Junij 1602, getuigen: Pieter Danielsze „glasemaecker", Gisbrecht Willemsze, Niesgen Jeroens. Te Brielle werden begraven 7 Januarij 1598 een kind van Gerrit Arensze Meeuwesteijn, 2 April 1619 Willem Meeuwesteijn, zoon van Gerrit Arensze Meeuwesteijn Hier volge wat ik vond betreffende de kinderen 1°. Adriaen, 2°. Jacob, 3°. Paulus, 4°. Henrick, 5°. Lenert, 6°. Jeronimus. 1°. Adriaen (Arijen of Aren) Gerritsze Meeuwesteijn was gehuwd met Grietje Cornelis dr., die hem schonk Ampelonia, gedoopt 6 November 1620, getuigen: Leenard Meeuwesteijn, Lijntjen Gerrits en Grietjen Arents dr. In 1626 was Grietje weduwe. In de Acta van 2 (1) Vgl. Bodtboeck, begonnen 1624, blz. 192 en 206. K Julij 1626 toch staat, dat op belijdenis werd aangenomen Grietjen Cornelis dr. weduwe van Adriaen Gerritsze Meeuwesteijn. Op blz. 198 van het 1598 begonnen Bodtboeck staat achter den naam van Adriaen mannetibode. Hij was dus bode van de leenmannen van Voorne. In 1630 leefde zijne huisvrouw nog blijkens eene akte van 24 Augustus 1630; in 1634 is zij waarschijnlijk gestorven (1). 2°. Jacob Gerritsze Meeuwesteijn. Van dezen zoon kan ik alleen zeggen dat hij in 1622 nog leefde. Hij fungeerde toen evenals in 1621 als doopgetuige bij een kind van zijn broeder Leendert; zie hierna. In Res. Vroedsch. 24 Junij 1621 is sprake van een verzoek van ïacob Arentsze Meeuwesteijn ten behoeve van zijn zoon Leendert Meeuwesteijn. In plaats van Jacob Arentsze moet aldaar Gerrit Arentsze worden gelezen. 3°. Paulus (Pouwels) Meeuwesteijn vond ik ook Pouwels van Meeuwesteijn genoemd (Ress. 29 Augustus 1613, 20 Julij 1616). In 1616 deed hij den eed als procureur (Res. 3 September 1616) en hij was niet alleen als procureur, maar ook als notaris werkzaam (Ress. 5 Junij 1627, 26 Januarij 1630 en akten van 22 Maart 1652 en 20 Maart 1658). Een tijd lang werd hem in 1617 „zijn practijcke als procureur voor de vierschaere ontseijt", omdat hij een schildwacht grof behandeld had, en toen daarop volgde, dat hijdeheeren Magistraten „zeer inreverentelicken" bejegende, werd hij »te gijsel geleijt" en eerst ontslagen, nadat hij leedwezen betuigd, God en de justitie om vergeving gebeden en een boete betaald had (Ress. 29 en 30 Augustus, 9 September 1617). In 1619 werd hem opgedragen „het secretarisschap van Rugge ende Cleijn Oosterlant" (Res. 18 October 1619). Doopgetuige was hij 3 Januarij 1651 bij een kind van Lambrecht van Groenewegen en Gerbina Cleijburgs; 26 Januarij 1653 en 1 Maart 1656 bij kinderen van Adriaen Cleijburch. In de Rekening van den voor 1665 geconsenteerden 200sten penning, fol. 33 verso, leest men: „Pouwels Meeuwesteijn getaxeert op 10000 pond, dan alsoo denselven es comen te overlijden, geen goederen naerlatende etc.'' Blijkens het doopregister was hij 10 Julij 1658 nog in leven, maar eene aanteekening van November 1659 gewaagt van 4 huisjes, laatstelijk in bezit van Paulus Meeuwesteijn, in leven notaris en procureur en door zijne kinderen en erfgenamen verkocht (Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 729). Paulus trouwde met Cathalina Roelandts en bij haar won hij : Magdalena, gedoopt 2 October 1618, getuigen: Gerrit Adriaensze Meeuwestein, Pieter Aernoutsze, Pieter Croon en Ariaentje Gerrits dr. (1) Zie Bodtboeck, beg. 1624, blz. 257 verso. Maria, gedoopt 31 Januarij 1621, getuigen: Jeronimus Meeuwesteijn, Jaquemijntje Lenards en Grietjen Jans dr. Den 13den Februarij 1635 is Pauwels Meeuwesteijn, „procureur ende notarius publicus, wonendein deCap poenstraet", hertrouwd met Neeltjen Ariens (Arents) Fockendijck. weduwe van Cornelis Cornelisze Brouwer, en bij deze vrouw, in 1635 op belijdenis aangenomen (Acta van 28 Junij 1635), won hij: Maritge, gedoopt 20 Augustus 1645, getuigen: Maddelena Bouwens en Gerbia Cleijburch. In plaats van Bouwens moet waarschijnlijk Brouwers gelezen worden. De naam der moeder is in dit en de volgende doopberichten niet vermeld. Jacomintgen, gedoopt 25 Augustus 1648, getuige: Maddelena Brouwers. Gerrit, gedoopt 21 November 1649, getuigen: Roelant Meeuwesteijn, Lambrecht van Groenewegen. Maria Cleijburghs. Magdalena, gedoopt 29 Augustus 1651, getuigen: Adriaen Cleijburch (1), Gerbia Cornelisse van Groenwegen. Aldus staat er. Er zal misschien moeten gelezen worden Gerbia Cleijburch en Lambrecht van Groenewegen. In een akte van 8 Maart 1669 is sprake van eenig „lant, belast met een somme van 700 guld. capitaels, die Lambrecht van Groenewegen, borger majoor binnen de stadt van den Briel, daerop spetiaelick heeft verseeckert ten behouve van desselfs kinderen, off bij afflijvicheijt de wettige descendenten van Neeltje Arens dr. Fockendijck zal., in haer leven huijsvrouw van zal. Paulus Meeuwesteijn, volgens het verlijt daervan sijnde, gepasseert voor schout ende schepenen van Oostvoorn in dato den 22en Meij 1656'\ In 1644 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Maria Meeuwesteijn j. d. (Acta van 30 Junij 1644). 't Kan wel zijn, dat deze Maria een kind was van Paulus en ook bedoeld is in het Trouwregister, dat vermeldt, dat 2 April 1645 te Brielle ondertrouwd en 28 Mei te Amsterdam getrouwd zijn Giliaem Ingenraem, j. m. te Amsterdam en Maria Meuwesteijn, j. d. in de „Nobelstraet" te Brielle. Dat Paulus Meeuwesteijn meer kinderen won dan de genoemde, blijkt o. a. uit Res Mag. van 17 October 1637, waarbij „Roelant Meeuesteijn, soone van Pauwels Meeuesteijn, geadmitteert" werd „tot procureur voor deser stede vijerschaere." In 1639 werd dezen Roelant toegestaan ook als notaris te fungeeren (Res. Mag. 24 Februarij 1639). Als j. m., wonende in de (1) Deze Adriaen was getrouwd met Maria Fockeiidijck ; zie op Cleijburch. m. „Capoenstraet", is hij 28 Augustus 1640 te Brielle getrouwd met Johannavan Egmondt j. d. In 1641 werden de echtgenooten op belijdenis aangenomen (Acta van 1 Januarij 1641). Als weduwnaar is Roelant 3 November 1654 getrouwd met Ida van der Noort, weduwe van Abram Santvoort, in leven apotheker (Res. Mag. 6 November 1654). De Acta van 30 December 1655 noemen onder de op belijdenis aangenomen personen Ida Gillis dr. huisvrouw van Roelant Meeuwesteijn. Driemaal was Roelant doopgetuige bij kinderen van Adriaen Cleijburg en Maria Arents Fockendijck (zie op Cleijburg) ; voorts was hij 5 Januarij 1652 getuige bij den doop van een kind van Lambreclit van Groenewegen en Cornelia Arents Fockendijck, en 24 Mei 1653 bij den doop van een kind van Hendrick Steen. Den 21sten Maart 1660 werd Roelant begraven. Idetge Gillis, zijne weduwe, leefde nog 16 October 1660 (Bodtboeck, 1660, bl. 31), maar was 3 Junij 1662 gestor ven ; zie op Van der Noort. Als kinderen van Roelant en Ida staan geboekt: Een ongenoemd kind, gedoopt 18 Augustus 1652, getuigen : Pauwels Meeuwesteijn, Maria Fockendijcks. Daar het doopregister, waarin de aanteekening van dezen doop voorkomt, zich onderscheidt door slordigheid van bewerking, zal men met 't oog op het jaartal 1652 wel aan eene misstelling hebben te denken. Heijltje, gedoopt 3 Februarij 1658, getuigen : jufïfr. Maria van Noort, Adriaen Cleijburch. Op belijdenis werden te Brielle aangenomen in 1674 Catharina Meeuwesteijn (Acta van 25 Januarij 1674), en in 1678 Heiltje Meeuwestein „in de comanstraet" (Acta van 21 April 1678). Deze lidmaten zullen dochters van Roelant geweest zijn. Catharina Meeuwesteijn j. d. is 12 September 1684 te Brielle getrouwd met Evert de Bije j. m., 26 Junij 1658 gedoopte zoon van Gijsbrecht Willemsze de Bije. Het echtpaar won: Gijsbrecht, gedoopt 8 Junij 1685 ; Roelandt, gedoopt 16 Maart 1687, getuige: Heijltje Meeuwesteijn ; Ida, gedoopt li September 1689, getuigen: Anthonij van den Be.gh en zijn huisvrouw Adriana Cuijlenburgh; Cornelia, gedoopt 29 Maart 1697. getuigen : Willem Romij, Heijlida Meeuwesteijn. Den 14Alsulcke 4 lijnnen warmoeslant ... als Guliame van den Berge t'selve lest gepossideert heeft ende nu bij desselffs kinderen ende erffgenamen vercoft es etc." (2) Arij Pietersze Both, 10 Oct. 1694 begraven, is getrouwd 26 Jan. 1659 met Willemijntje Booms j. d.; Mei 1661 te Schiedam met Annetje Jans j. d. aldaar; Febr. 1668 met Cornelia Arents j. d. te Brielle. De laatste vrouw heet in het doopregister Cornelia Ariens Goutwegers. m. aangenomen (Acta van 24 April 1692). Den 17den November 1719 is Klaare van den Bergh begraven. Jacobus, gedoopt 20 Julij 1672, getuigen : Mattheus de Goijer, Marijtje van den Berg. Jacobus, gedoopt 15 October 1673, getuigen : Tobias van den Berch, Maria van den Berch. Lauwerijntje, gedoopt 3 October 1674, getuigen: Matheus de Goijer, Marijtje van den Bergh. Den 4de° April 1660 werd een kind van Isbrandt van den Berge begraven. IJsebrant van den Bergh en zijn huisvrouw Maartie Leenderts, in 1656 op belijdenis aangenomen (Acta van 5 Mei 1656), werden begraven de eerste 18 Mei 1683, de 2de als weduwe van Isebrant van den Bergh 6 Januarij 1702. In 1695 werd op belijdenis te Brielle aangenomen Laurensje van den Bergh (Acta van 27 Januarij 1695). Den 4den April 1713 zijn te Brielle getrouwd Laurentia van den Bergh j. d. en Leendert de With j. m. geboren te Schiedam en wonende te Brielle. Het echtpaar won : Tan, gedoopt 25 September 1714, getuige: Magdalena de Wit. Den 16den October 1754 werd te Brielle begraven jufïr. Laurentia van den Berg, huisvrouw van den heer Leendert de With. Den 14den Februarij 1755 deelde Mr. A. van der Sluijs aan de Brielsche Vroedschap mede, dat de heer L. de With hem had ter hand gesteld „de obligatien, door zijn Ed. overledene huiisvrouw, juffrouw Laurentia van den Bergh, aen het Gasthuijs en Vrouwenhof gelegateert, als namentlijk f 4000 aen het Gasthuijs en f 200 aen het Vrouwenhofï." Is deze Laurentia de in 1674 gedoopte dochter van IJsbrand van den Berge (ook van den Bergh genoemd) geweest, dan heeft die dochter een hoogen leeftijd mogen bereiken. Den lsten October 1726 werd Leendert de With te Brielle gekozen tot raad in het College der Magistraten Van daar dat hij een heer is genoemd. Maria van den Berch, dochter van Jacob van den Berge (Bergh), is 13 April 1670 als j. d. te Brielle ondertrouwd en daarna elders getrouwd met attestatie van 27 April met Matheus Jorisze de Goijer weduw- ' naar. Den 2den Mei 1662 trouwde deze Matheus als j. m., met Neeltje Cornelis, bij wie hij won: Joris, gedoopt 16 Augustus 1665. Bij Marijtje van den Berch won hij: Jacobus, gedoopt 19 Januarij 1676, getuigen: Ysbrand van den Berch, Maertje Leenderts de Voocht; Jacobus, gedoopt 4 November 1678, getuigen als voren. Matheus, weer weduwnaar geworden, trouwde 8 November 1682 i met Lijsbet van Duijn j. d., in het doopregister Lijsbet Robbrechts genoemd; zie op 25 Mei 1683. IV, Marten van den Berge, in 1598 gedoopt, zal bedoeld zijn in eene aanteekening van 1622, vermeldende Tobias van den Berge als kooper van „alsulcke 5 lijnen lants als Maerten van den Berge in m sijn leven beseten heeft" (Bodtboeck, begonnen 1616, p. 138). V. Willem (Guillarre) van den Berge (1) is als j. m. 1 October 1622 getrouwd te Brielle met Sara Pieters j. d., die hem een dochter Maijken (2) schonk, welke 23 Augustus 1623 met Cornelia Pieters en An. netjen Goossens als getuigen gedoopt werd. Sara werd 11 December 1625 begraven en de weduwnaar hertrouwde 17 November 1626 met Grietje Huijgen, j. d. Eene akte van 26 Maart 1629 noemt als borgen voor Abraham van den Berge Dirck Cornelisze Buijs „exploictijer van den Hove van Hollandt" en Willem van den Berghe (3) „backer." Willem van den Berge is ook bakker genoemd in de Rekening van den 200s*en penning voor 1625, p. 21 verso, in akten van S November 1627 en 24 Maart 1634, en in de Rekeningen van de Cath. kerk over 1621 — 1622 en 1632—1633, die een post hebben voor door Willem van den Berge „backer1' geleverd brood voor het Avondmaal. In plaats van Cruijne Potael, vertrokken naar Amsterdam, werd Willem van den Berghe den 2den November 1652 door de Magistraten gekozen als „broot weger." Dat Willem niet alleen bakker was, maar ook op den leeftijd van 53 jaar, dien hij toen had bereikt, „hem selven was generende met meeden", zegt ons eene akte van 15 September 1654. Blijkens eene akte van 7 Mei 1657 (4) leefde hij toen nog, maar de Re¬ (1) Hij werd in 1622 toegelaten tot het avondmaal, d. w. z. hij werd toen lidmaat der Herv. Gemeente (Acta van 28 April 1622). (2) In een akte van 2 Junij 1608 vond ik eene naamgenoote van Maijke met eenige familieleden genoemd. In haar leest men : »Compa- i reerde Woulter van der Poel, als man ende voocht van Maijken van den Berge Heijndricx dr., ende Jan der Velcke, als man ende voocht van DimpDa van den Berge, beijde dochters ende behoude soonen van Heijndrick van den Berge, mede present, ende in desen vervangende, Joachim van den Berge Henricx zoone, in den jare 1590 overleden, dewelcke in crachte van de procuratie van hare voorsz. huijsvrouwen gepasseert voor schepenen ende wethouderen van den dorpe van Vorst in Brabant, bekenden in hare eijgene namen, in qualiteijt als vooren, ende oock van wegen den voorn. Joachim van den Berge, haren broeder, ten vollen al voldaen te zijn van alle tgunt henluijden uut crachte van den testamente van haeren oom Michiel van den Berge was competerende, ende dat uut handen van Marijtgen Jacobs, weduwe van de voorsz. Michiel van den Berge .... Ende de voorsz. Marijtgen Jacobs dr. met Abel Fransze, haren gecooren voocht in desen, bekende van gelijcken ten vollen voldaen te wesen van de erffenisse van haer voorn, mans vaderlicke ende moederlicke goet, soe van tgene hem voor zijnne contingente portie alsmede als actie ende transport hebbende van Christina van den Berch zijnne za: suster was competerende etc." (3) Eene akte van 9 Febr. 1627 noemt Willem van den Berghe als borg voor Arien Lenertsze Boutkanne. Voor Reijer van den Berge bleven in 1625 blijkens eene akte van 25 Sept. 1625 borg Cornelis Tael en Willem van den Berge ; in 1654, blijkens eene akte van 28 Julij 1654, Willem van den Berge en Lijsbet Jacobs, weduwe van Barent van Dijck. (4) Op verzoek van Lijsbeth Jacobs, huisvrouw van Crijn Arentsze kening van den 200sten penning voor 1665 gewaagt op p. 31 van „de erfgenamen van Willem van den Berge." In het Kohier van den 200sten penning voor 1668 staat fol. 18 de post: „D'erffgenamen van Willem van den Berge op 3000 pd., dan alsoo deselve bestaen in veele onvermogende, uutlandige persoonen.... memorie." VI. Abraham van den Berge j. m. is 24 Maart 1626 te Brielle getrouwd met Jannetge Mees j. d. In 1625 werd hij op belijdenis aangenomen, in 1626 zijne huisvrouw (Acta van 4 September 1625 en 2 Julij 1626). Als pachter van imposten had hij tot borgen Willem, Pieter en Jacob van den Berge, Dirck Cornelisze Buijs, Jan Cornelisze Coppert, Adriaen de Vale, Heijndrick Evertsze Verharst, Leendert Gerritsze Meeuwesteijn en Aren Reijersze van Distelhuijsen (Akten van 29 Maart 1628, 25 Maart en 4 Augustus 1630 en 1 October 1632j. Eene akte van 28 Februarij 1631 noemt als zijn borg Mr. Symon Gijsbrechtsze chirurgijn. In 1643 kocht Abraham Willemsze van den Berge een huis in de Nobelstraat, genaamd „het vergulden Hooft" (Bodtboeck, beg. 1641, p. 118) en als „waert int vergulden Hooft" komt Abraham van den Berge in onderscheidene resoluties voor (Ress. Mag. 14 November 1643, 24 November 1646, 19 Maart 1650, 4 Maart en 16 December 1651, 3 Februarij 1657, 9 Maart 1658). In de Rekening der St. Cath. kerk over 1650 —1651, pag. 36, staat een post voor avondmaalswijn, door Abraham van den Berghe geleverd. Toen er in 1658 een concierge voor de „Stadts Doelen" gekozen moest worden, waren er 4 sollicitanten, Abraham van den Berge, Dirck Kevelaer, Jacobus de Jongh en Robbert Nummerich, en bij loting werd de eerstgenoemde gekozen (Res. Mag. 29 Junij 1658). Den 27sten October 1660 is Abraham van den Berge begraven. Zijn weduwe bleet in de Doelen. In de Rekening van den burgemeester-thesaurier over 1662—1663 leest men fol 24: „Van de weduwe van Abraham van den Berghe concherge in de Stadts doelen over een jaer recognitie ofte pacht van de voorsz. doelen, verschenen bamis 1663.... 150 pd." „Het vergulden Hooft," dat aan Lambrecht van Groenewegen(i) verhuurd was (akte van 16 Julij 1663), werd in 1662 verkocht. Cater, legde hij in die akte de verklaring af, dat genoemde Lijsbeth de eenige wettige dochter was van Jacob IJsbrantsze, 25 a 26 jaar geleden gestorven. (1) Den 3den Sept. 1661 werd Lambrecht van Groenewegen, »waert int vergulden Hooit," verkozen tot »majoor van de burgerwacht." Eenc aanteekening van 1662 (Bodtboek, begonnen 1660, p. 127) luidt: „Alsulcken huijs ende erve, genaemt hei vergulden Hooft, als Evert van Campen van wegen de oomen ende bloetvoochden van de kinderen ende erffgenamen van Pieter Jacobsze de Jongh metten rechten deser stede innegewonnen heeft welck huijs toe te behooren plach Jannetje Meeus, weduwe ende boelhouster van Abraham van den Berghe, staende ende leggende in de Nobelstraet". In de Rekening van den burgemeester-thesaurier 1669—1670 leest men fol. 27 : „De weduwe van Abraham van den Berge, concherge in deser stadts Doelen, is schuldich geweest over een jaer recognitie oft pacht van de voorsz. Doelen 125 pd., verschenen bamis 1670; maer alsoo deselve insolvent is comen te overlijden etc." — Den 3lsten October 1654, bij den doop van Jannetge, dochter van Maertge Claes, weduwe, waren getuigen Abraham van I den Berge en Judith van den Bergo. Den 21sten September 1630 werd door de Magistraten aan Abraham van den Berge consent gegeven om te Brielle te fungeeren als notaris en procureur. In 1641 werd door Schout en Schepenen van Brielle een klacht ingediend tegen Abraham van den Berge, die een „acte van arrest in stucken gescheurt" had, wegens resistentie en beleediging van de justitie. De Magistraten hoorden hem „in sijnne defentie'', en nadat hij om vergeving gevraagd had, namen de heeren in acht dat hij een „publijcq persoon" was, „agerende voor deser stede vijerschaere", derhalve geroepen „de justitie in alle poincten te obedieren ende voor te staen", en zij deporteerden hem van „sijnne diensten als notaris ende procureur." Tegelijkertijd ordonneerden zij hem „te vertrecken in de raetcamer vant stadthuijs ende aldaer te verblijven ter tijt toe hij de justitie ende de condemnatie, daeromme tarrest was gedaen, soude hebben voldaen" (Res. Mag. 14 Jan. 1641). Abraham diende een „ootmoedige supplicatie" in en den 17den Januarij 1641 besloten de Magistraten hem „uijt de civile detentie" te ontslaan met de ordonnantie om „Godt ende justitie om vergifïenisse te bidden ende te verclaeren, dat de begaene faute hem van herten leet" was. Tevens legden zij hem een boete op van 25 car. gulden ten behoeve van de armen en bepaalden dat hij gedeporteerd zou blijven „van sijn ampten als notaris ende procureur". Na de inlevering van een tweede ootmoedige supplicatie werd hem den 2den Februarij 1641 toegestaan weer als notaris en procureur werkzaam te zijn, maar men zeide hem aan dat „hij hem voortaen in woorden ende wercken beter reguleren'" moest en dat „mijnne heeren bij faulte dit ende t' naervolgende in sijn persoon naer merite" zouden „doen straften''. In 1644 kwam er van Abraham van den Berge „een exorbitante declaratie van costen, m bij hem als procureur verdient aen de erftgenamen van eenen turffschipper", en zoowel om zijn „afpersing" als om „sijn stout ende trots spreecken" werden de gelden, waarop hij volgens de gedane taxatie aanspraak had, volgens besluit van de Magistraten „geappliceerd ten behouve van de armen" (Res. Mag. 26 November 1644). Dat hij als procureur en notaris werkzaam bleef, toonen akten van 3 September 1649, 28 Junij 1650 en 18 Junij 1654 (1). Ik heb niet kunnen ontdekken, dat de waard Abraham van den Berge en de notaris Abraham van den Berge twee verschillende personen waren. De waard Abraham van den Berge stierf in 1660 en na diens dood vond ik niet meer gewaagd van den notaris Abraham van den Berge. Men mag ook met 't oog daarop aannemen dat Abraham van den Berge waard en notaris geweest is. Waarschijnlijk leverde het notariaat niet genoeg op voor een „menschwaardig" bestaan en werd daardoor de notaris genoopt ook op te treden als waard (2). Eene Magistraatsresolutie van 29 October i650 maakt ons bekend met een zoon van Abraham van den Berge (3). Zij luidt: „Opt versouck, gedaen bij Abraham van den Berghe, notaris ende procureur binnen deser stede, van wegen Guilliaume van den Berghe sijnnen soone, gewesene klerck ter secretarije derselver stede, es den voorsz. Guilliaume van den Berghe geadmitteert tot procureur voor de vijerschaere alhijer, ende es densslven voorts brief van voorschrijvens geaccor- ! deert, omme gecrëeert te mogen werden tot het ampt van notaris". Den 19den Novomber 165 J kon Guilliaume van den Berge „sijnne brieven van commissie ende (\) Uit deze akte blijkt, dat Abraham van den Berge, notaris en procureur, »gecoren voocht" was van Maertge Gerrits dr., weduwe en «boelhouster" van Leendert Arensze de Wit, in leven schepen en wonende »onder den banne van de Nieuwe Goote." (2) Nadat ik het bovenstaande schreef, heb ik een bewijs gevonden, dat de waard en de notaris één persoon zijn geweest. Eene aanteekening van 1651 (Bodtboek, begonnen 1641, p. 473) luidt : «Alsulcken huijs ende erve, genaemt het Gulden Hooft, als Pieter Jacobsze de Jongh, als getrout hebbende Helena Coulters, ende Claes Koulters... metten rechte deser stede innegewonnen hebben voor de somme van 300 car. guldens volgens de sententie van Burgermeester ende schepenen deser stede .... 'twelck toe te behoren plach Abraham van den Berge, notaris ende procureur alhier, staende in de Nobelstraet." (3)Denl8den Dec. 1650 werd gedoopt Jannetje, dochter van Philip Abrahamsze van den Bergh en Grietje Arents, waarbij getuigen waren David Joosten Mortier, Jan Melsze Bijsterveld, Ariaentje Antonis, Catarine Jans. Deze Philip Abrahamsze zal geen zoon van Abraham van den Berge en Jannetje Mees zijn geweest, maar tot een Delftsch geslacht hebben behoord. Ik vermoed dit, omdat de getuige David Joosten Mortier als j. m. 4 Junij 1645 te Brielle, waar hij woonde, ondertrouwd en met attestatie van 22 Junij te Delft getrouwd is met Catelijntje Jans van den Bergh j. d. wonende te Delft. m creatie vertoonen, „bij hem geoptineert tot de bedjeninge van het notarisampt" en hij werd door de Magistraten geadmitteerd als notaris te Brielle. Dat de notaris ook imposten pachtte, zeggen ons eene akte van 29 Julij 1652, die als zijne borgen noemt Willem Hamelton en Maria Pansers, weduwe van Dr. Johan Parve, en eene Res. Mag. van 27 September 1653. Den 23*ten Julij 1652 is Guilliaume van den Berge j. m., notaris, j te Brielle getrouwd met Margaretha Parve j. d. Het echtpaar won Abraham, gedoopt 19 Januarij 1655, getuigen : Abraham van den Bergh, Jannetje Meermans. In de aanteekening van dezen doop is de moeder niet genoemd. Met Jannetje Meermans zal zijn bedoeld Jannetje Mees, de moeder van Guilliaume van den Berge. Den 29»ten Mei 1661 zijn te Brielle ondertrouw den daarna met attestatie van 20Junij te „Suilichem" getrouwd | Guilljame van den Berge, weduwnaar te Brielle, en Catarina Snelle van Nieuwerveen j. d , wonende te „Suilichem". Bij deze vrouw won G. van den Ber<*e : o Bartholomeus, gedoopt 18 Maart 1663, getuige : Lauwerensje van den Berge. Tobias, gedoopt 26 Maart 1664, getuigen: Reijer van den Berge, Jannetje Mees. Johanna, gedoopt 2 Augustus 1665. In de aanteekeningen van den doop dezer kinderen is alleen de vader genoemd. Eene Magistraatsresolutie van 6 Augustus 1667 luidt: „Opt veisouck, gedaen bij Abraham Steijaert, gestelde curateur in den desolaten boedel van Guilliaume van den Berghe, omme sijn reeckeninghe van denselven boedel te mogen doen etc." Den 8sten October 1667 werden de weesmeesteren te Brielle door de Magistraten „geauthoriseert omme van wegen t' weeskint van Guilliaume van den Berge, als mede-erfgename van Margareta Aelmonde, in haer leven weduwe van Daniël Parve", zeker boomgaardje te verkoopen. Den 19dea Februarij 1668 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 4 Maart buiten Den Briel getrouwd Abraham de Roos, j. m., van Schoonhoven, en Catarina van Nieuwerveen, weduwe van Guilliame van den Berge, wonende te Brielle Cl). 0) Abram Roos won bij Catarina van Nieuveen (aldus staan de namen in het doopregister): Frans, gedoopt 9 December 1668, getuigen: Ariaentie Gerrits Roos en Wilhelmus van Nieuveen, predrikant te «Suijlichem." liet doopregister, waarin dit voorkomt, vermeldt ook, dat 3U Julij 1652 een kind gedoopt werd van Thijs Pieterse Roos en Irintien Jans, en dat 7 September 1670 gedoopt werd Margriet, dochter van Jan Roos, vaandrig, en Alegonda Goudebloms. Den 16den December 1753 zijn te Brielle getrouwd Abraham Roos j. m. geboren te Nieuwenhoorn en wonende «in den Hitzeri," en Cornelia de Wilde j. d. geboren te Rotterdam en wonende te Brielle. — De Rekening der St. Pieters kerk over 1552—1553 gewaagt p. 6 van de «sepul- m VII. Pieter van den Berge j. m. is 5 October 1632 getrouwd met Maertjen Jooris, weduwe van Jan Leendertse de Wit. De Kerkeraadsacta van 5 Augustus 1639 gewagen van een legaat van f 120, den armen gemaakt door „Marijtie Jooris zal. gewesene huijsvrouwe van Pieter van den Berge". De weduwnaar is 1 Mei 1640 hertrouwd met Maria Gillis van der Noort j. d.; zie op Van der Noort. De Naamlijst der Vroedschappen ! vermeldt Pieter van den Berge sub. no. 55. Hij werd gekozen tot schepen in 1639, 1640, 1645, 1646 1648 1650, 1652, 1653, 1655, 1657, 1659 en 1661; tot raad in het College der Magistraten in 1651, 1654, 1658 en 1660 ; tot burgemeester in 1652, 1656,1659. Als diaken komt hij voor in Res. Mag. 15 December 1646. Als „laeckencooper" leverde hij ten behoeve van armen waren, welke uit de stedelijke kas werden betaald CRess. Mag. 20 Februarij 1644, 22 Julij 1645, 22 September 1646). Den lö^en Juljj 1651 werd hem opgedragen „omme te doen maecken een roode philipe beurs, binnen met root leer gevoert tot bewaringhe van de sleutels van deser stadts poorten". Hij was doopgetuige niet alleen bij een kind van Anthony van | der Noort (zie op Van der Noort) en bij kinderen van ! Adriaen Copper (zie artikel LXVII), maar ook bij een kind van den rector Johannes Hellenius (1), gehuwd met Sophia van Zweiffel (ook van Zwijffel en van Sweeffel tuere van Neele Jan Roose.» — Den 23sten Februarij 1589 werd gedoopt Pieter, zoon van Bartholomeus Rose en Digne Jans. Den 13den Februarij 1594 zijn te Brielle. hun woonplaats, getrouwd Bartolomeus Roose, weduwnaar uit *Westfalen," en Adriaentge Arents dr. weduwe van Jacob Cornelisze Ketelaer, van Oostvoorne. — Den 2£sten November 1599 werd aan Pieter Arentsze Roos vergund in 't oude mannenhuis te komen. — Met attestatie van 25 Januarij 1668 zijn te Rotterdam getrouwd Gerrit van Nieuwerveen. j. m. van 's-Hertogenbosch> «varende voor schrijver opt schip van Capt. Wijnbergen," en Jannetje Jans van der Heicogel (?) j. d. te Rotterdam. (1) In 1656 werd Joh. Hellenius (HeJenius), rector te Vianen, benoemd tot rector te Brielle (Res. Vroedsch. 27 Nov. 1656, Res. Mag. 3 Februarij ! 1657). Als zoodanig kreeg hij in 1668 ontslag wegens zijne benoeming ! tot conrector te Haarlem (Res. Vroedsch, 28 December 1668). Bij Sophia won hij te Brielle: Sophia Helena, gedoopt 26 Februarij 1658. getuigen: Pieter van den Berge, Francijntje Carels ; Jacob, gedoopt 10 Julij 1661 ; Eleonora, gedoopt 27 October 1662, getuigen: burgemeester A. van Riele, Mevrou v van Ellemeet; Angenes Sophia, gedoopt 12 Maart 1666, getuigen: burgemeester De Jongh, Geertruda van Stepraet. — Aan Abraham Helenius, zoon van den rector en student »int Collegie theol. tot Leijden", werd den 5den Januarij 1661 »25 pond toegevoucht voor de dedicatie van theses, bij hem publice gedisputeert." Den I4den November 1661 was dien zoon de »ordinaris beurse van de stadt" in genoemd collegie toegestaan. Den 4den Mei 1665 werd hem voor 4 jaren f. 100 jaarlijks toegezegd. Ia plaats van Jacobus Stochius die geworden was «deunvaeider van den ontfanger particulijer van de' verpondinge van Voorne", werd Abraham Helenius in 1667 benoemd tot conrector te Brielle (Res. Vroedsch. 19 Junij 1667). Benoemd te Dordrecht, kreeg hij in 1671 zijn ontslag (Res. Vroedsch, 13 Maart 1671). — In 1666 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Wilhelmus Elellsniu s. m genoemd), fcene akte van b April 1630 noemt als borgen voor Abraham van den Berge, nevens Willem en Jacob van den Berge, Pieter van den Berge en andere personen. Pieter van den Berge, 9 November 1661 gestorven, won bij de twee vrouwen, die hij had, kinderen. Terwijl men in de Thesaurie-Rekening over 1642—1643, p. 42, leest van de kinderen van de overleden huisvrouw van Pieter van den Berge, en in het Bodtboeck, begonnen 1624, p. 370 verso, van de „naergelaten weeskinderen van Maritgen Joris dr."( vindt men in de Rekening van den 200s'en penning voor 1643 vermeld, hoeveel kinderen Pieter bij Maritjen won. Fol. 25 verso staan de volgende posten: „Pieter van den Berge, alsoo hem de helft van de goederen bij sijn huijsvrouwen voorkinderen es afïgedeelt, getaxeert op 2000 pd. etc." „De voornoemde voorkinderen, geprocreert bij Jan Leendertsze de With etc." „Noch de twee kinderen van den voorsz. van den Berge, geprocreert bij de voorsz. Maertgen Joris dr. etc." Maertgen schonk Pieter van den Berge alzoo twee kinderen en die twee zullen geheeten hebben Laurentia en Joris. In 1660 trouwde Pieter van Dam met Laurentia van den Berge j. d. Deze Laurentia zal een kind van Pieter van den Berge geweest zijn. Bij kinderen van Pieter van Dam en Laurentia van den Berge waren doopgetuigen jufifr. Maria van den Berge en Joris van den Berge (van Bergen). Deze Maria van den Berge zal de huisvrouw en Joris een zoon van Pieter van den Berge geweest zijn. Joris van den Berge j. m. van Brielle is 26 Mei 1658 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 9 Junij 1658 te Rotterdam getrouwd met Ariaentje Verstolck j. d. van „Beierlant", wonende te Rotterdam. Het echtpaar vestigde zich te Rotterdam. Dit is mij gebleken uit het Kohier van den 200sten penning voor 1668, Fol. 3 staat de post: Pieter van Dam op 3000 pd. fit. . . . 15 pd. Solvit bij Pieter van Dam den 6en Febr. 1669". In margine werd eene aan teekening geplaatst, luidende: „Solvit bij Pr. van Dam voor sijne goederen jegens 1400 pd. de somme van 7 pd., 18 April 1668. Blijvende de resto tot laste van sijn huisvrouwen erfgenamen gereserveert, als te weten op Joris van den Berge tot Rotterdam jegens 2400 pd., Pieter van den Berges weduwe jegens 300 pd., Harper Molewater als getrout hebbende Heijltje van den Berge jegens 300 pd., Guilljaem van den Berge (Berg) ende Antonij van den Berge elexgel. 300 pd."(l) (1) Cornelis Simonsz van der Poel j. m. van «Portegaal," wonende te Brielle, is aldaar 17 Maart 1686 ondertrouwd en daarna buiten Den Briel getrouwd met Lena (Helena) Joris van den Berg j. d. van »Cra- k? In 't artikel, dat over Van der Noort handelt, is vermeld, dat Pieter van den Berge bij Maria Gillis van der Noort won in 1647 Heijltge, in 1650 Maria, in 1651 Maria, in 1654 Anthony en m 1658 weer een Anthony. Heijltge zal wel bedoeld zijn in de Acta van 23 April 1665, noemende onder de op belijdenis aangenomen personen Hilletje van den Berge j. d. In 1667 is Heijltje of Heilida van den Berge getrouwd met Harper Molewater; men zie over dit echtpaar mijne Bijdrage over Trorrp, blz. 13. De genoemde Heijltje komt in het zoo even aangehaalde Kohier voor onder de erfgenamen van Laurentia van den Berge, huisvrouw van Pieter van Dam. Men vindt er geen Maria als erfgename genoemd. De in 1651 gedoopte dochter van Pieter van den Berge, Maria, was dus in 1668 niet meer in leven. Pieters zoon, Anthony van den Berge, werd vroed schap. Men vindt zijn naam op de lijst sub no. 119. Hij werd gekozen tot schepen in 1683, 1685, 1686,1688, 1691, 1693 en 1694; tot raad in het College der Magistraten in 1687, 1689 en 1695; tot schout in 1684; tot burgemeester in 1690 en 1696. In 1687 deed Cornelis Warbol afstand van het „heemraetschap van den lande van Voorne" en den 9den Junij van dat jaar koos de Vroedschap in plaats van Warbol Anthony van den Berge. In 1689 droeg de Vroedschap hem voor voor het penningmeesterschap „van de generale dijckagie van Voorne" (Res. Vroedsch. 25 April 1689). Den 6den Februarij 1699 werd hij te Brielle begraven. Den 20s-en October 1705 werd te Brielle begraven Adriana van Kuilenburgh (1), weduwe van Anthony van den Berge (Berch). Dat het huwelijk van deze Adriana en Anthony van den Berge gesloten werd te Brielle, heb ik niet gevonden. Daar Joris van den Berge in 1668 te Rotterdam woonde, vermoed ik dat ook Anthony aldaar zich vestigde, in het huwelijk trad en zijn eerste huwelijksjaren doorbracht. Dat Anthony van den Berge een dochter kreeg, Maria genoemd, is mij niet uit een Brielsch doopregister gebleken , maar uit een register van de voormalige Waalsche Gemeente te Brielle. Dat register, thans te Leiden berustend en getiteld : „Regitre des personnes examinées et regues a la Communion lingen," wonende te Brielle. Misschien was deze Lena een dochter van j Joris van den Berge. Het echtpaar won: Joris, ged. 27 Julij 1687 ; Sijmen, ged. 17 April 1689 ; Grietje, ged. 26 April 1690; Grietje, ged. 13 Februarij 1692; Joris, ged. 12 October 1694 ; Grietje, ged. 4 Maart 1696 ; Gerrit, ged. 3 Junij 1698 ; Maartje, ged. 22 Augustus 1700; Simon, ged. 24 Januarij 1702. Doopgetuigen waren Maeijken Aerts, Neeltje Jans Schol en Baertje Cornelis. Het doodenregister dier dagen noemt Cornelis van der Poel timmerman. (1) Den 25sten September 1640 zijn te Brielle getrouwd Jan Claesze van Aken, weduwnaar, en Cruijniertge Arents, weduwe van Jan Dircxse van Cuijlenburgh. Met attestatie van 2 Julij 1724 zijn te Rockanje ge- m depuis 1671—3812", noemt op het jaar 1696 Marie van den Berg (Berge), dochter van den burgemeester van den Berg (Berge). Deze Maria van den Berge is in 1696 getrouwd met Eduard Gallas en werd 7 September 1703 te Brielle begraven. Men zie artikel II. Dat Adriana van Cuijlenburgh kinderloos stierf, mag men afleiden uit een akte van transport van 2 lijfrentebrieven ten lijve van Eduard Gallas, waarvoor het geld was opgebracht door Adriana van Cuijlenburgh. Die akte dd. 21 Februarij 1714 begint aldus: Willem Muller, wonende tot Utrecht, als last en procuratie hebbende van jufferen Johanna van der Heul en Cornelia van der Heul, bejaarde ongehuwde dogters, te samen geïnstitueerde erfgenaamen (1) van juffr. Adriana van Cuijlenburgh, weduwe van den heer Anthony van den Bergh, in sijn leven burgermeester der stadt Brielle, volgens haere testamentaire dispositie, 31 Julij 1705 tot Utreght gepasseert etc." Volgens het aangehaalde Kohier van 1668 waren de erfgenamen van de huisvrouw van Pieter van Dam, behalve de weduwe van Pieter van den Berge, Joris,' Heiltje, Guilljaem en Anthony van den Berge. In het artikel over Van der Noort is geen zoon van Pieter van den Berge, genaamd Guilljaem, vermeld. Maar dat Pieter een zoon van dien naam won, zegt ons niet alleen het Kohier van 1668, maar ook een post, voorkomende in eene Rekening van 1054 en luidende : „Ontfangen den 22" December 1653 van den burgemeester Pieter van den Berge ende denselven opgebracht heeft de somme van 550 ponden capitael tot aencoop van een lijffrente van 50 gelijcke ponden tsjaers ten lijve van Guilliaume van den Berge ende Heijltgen van den Berge, sijnne kinderen". Evenals Joris verhuisde Guillaume van den Berge naar Rotterdam, en hij tweemaal, en voor de tweede maal uit Rotterdam te Brielle komende, bracht bij eene huisvrouw mede. Tot het een en ander moet men besluiten, als men nagaat lo. dat in de Kerkeraadsacta van 26 April 1668 als ingekomen met attestatie van Rotterdam vermeld staat Guilliam van den Bergh j. m.; 2°. dat het Kohier van den 200sten penning voor 1669 fol. 4 dezen post heeft: „Guillaume van den Berge es overgeschreven op Rotterdam dus „iet"; en 3o. dat de Kerkeraadsacta van 23 October 1675 onder de met attestatie ingekomen personen noemen „Guiljam van den Berch en sijne huijsvrouw", van Rotterdam. Die huisvrouw heette Maria van Leeuwen en bij haar won Guillaume te Brielle: Jannetta, gedoopt 6 April 1676, getuigen: Adriaen van Leeuwen, Jannetje van der Kempen. Pieter, gedoopt 8 October 1677, getuigen: Joris van den Berch, Jannetje van Leeuwen, Engeltje Romengus (?). Men vindt Guillaume van den Berge als vroedschap sub no. 106 op de Naamlijst. Tot schepen werd hij gekozen in 1676 en 1678. Dat hij vóór 3 Maart 1679 overleed, zegt ons eene Vroedschapsresolutie van dien datum, waarbij werd goedgevonden een vroedschap te kiezen loco „Guilljaume van den Berge, overleden". Den lOden December 1679 zijn te Brielle ondertrouwd Gualter Magerus , oud-burgemeester, en Maria van Leeuwen, weduwe van „Guiljam van den Berg" wonende te Rotterdam. Van al de andere personen, die Van den Berge of Van den Berg heetten en te Brielle leefden, noem ik er slechts een viertal. Pieter Steen, als j. m. 5 September 1684 te Brielle getrouwd met Geertruijd Rodenburg j.d , 27 Februarij 1685 begraven, is 29 Mei 1685 hertrouwd met Maria van den Berge j. d., die hem schonk : Hendrik, gedoopt 30^ Januarij 1686 (1), getuigen: Jacobus Steen (2), Lijntje Steen ; Cornelis, gedoopt 20 December 1686 • Marijtje, gedoopt 27 Julij 16e8. Die kinderen van Pieter Steen, wijnkooper, in 1610 op belijdenis aangenomen trouwd Kornelis Kap, weduwnaar, en Elisabeth van Kuijlenburg j d lSwn !.e *0ckanje- Als weduwe van Kap is Elisabeth 12 September vin' we„ g6trOUWd mCt WÜIem Ho°gendiik' wed, Als weduwe mn TJ5 Z1J JnlÜ 1773 16 BrieUe begraven" Den Julij 1<00 werd Maria van Kuijlenburgh te Brielle begraven. (1) In art. XVIII is in een noot vermeld, dat Salomon Jacobsze van der Heul tot schocnvader had Wolphert Jacobsze van den Berch. (1) Hendrick Steen j. m. is 14 April 1711 getrouwd met Elisabeth roortermans j. d. (2) Jacobus Steen, in 1676 op belijdenis aangenomen (Acta van 23 January 1676), bakker, is als j.m. 4 July 1679 getrouwd met Maertje Pieter. Iflon * 'geD' J' d"' b!? W1C h'J W0D 1 Heindtick' gedoopt 29 November 80, getuige: Catharina Steen ; Pieter, gedoopt 15 December 1682. getuigen : Pieter Steen, Annetje Pieters. De moeder werd 6 Februarij 1685 begraven. Bij Catharina Jans won Jacobus Steen een zoon Jacobus gedoopt 5 September 1687, getuige: Ariaentje Jans. Den 23sten April 1690 ,s Jacobus Steen, wed,, ondertrouwd en daarna elders getrouwd met Susanna Genius j. d. te Abbsnbroek, en bij haar won hij • Hendrik, gedoopt 14 Maart 1692, getuige: Catalina Steen ; Catharina eedoopt Februarij 1694, getuige: Debora Steen; Arnoldus, gedoopt 31 Januarij 1696, getuigen: Michiel Genius, Anna Maria Genius - Susanna, gedoopt 17 Februarij 1697 (getuige: Willemina van Isendoörn) begraven 23 September 1713; Arnoldus, gedoopt 27 December 1699 getuigen: Jan Schenk, Apollonia Genius; Apollonia, gedoopt 1 December 1702. Vijf kinderen van Jacobus Steen weiden begraven 3 December 1680, 31 Mei 1683, 22 October 1687, 19 Januarij 1700 12 in1U1676°IA~tTe Brit6 rrden °P bdijdeDiS aaQgenoraen AaShi* Steen, m 1676 (Acta van 23 April 1676), Willem Jansze Steen in 1682 (Acta IfiQof AJaDU,TJ l682^ Deb0ra Steen in 1692 tActa van 23 October 1692), Arnoldus Steen in 1754 (Acta van 13 Januurij 1754). Apollonia Steen kwam ia 1,34 met attestatie van Den Haag te Brielle (Acta van .. P" ^ en IS aldaar als huisvrouw van Melchert van Kleijnenberg 16 Julij 1767 gestorven. —De i ***, 1468 gewaagt fol. 8 verso van Dirc Steen te Leiden, leverancier van vc*»i « i WCIUCII UC^raVCII jé£é jVICl 1685, 19 November 1687 en 19 Augustus 1688. Hij werd begraven 22 Februarij 1690. Bij Geertje Pieters Rodenburgh won hij Henricus, gedoopt 9 Februarij 1685, getuigen: Jacobus Steen, Catrina Steens. Maria van den Berghe, weduwe van Pieter Steen, is in 1702 getrouwd met Pieter Poortermans, weduwnaar, en 1£ November 1703 begraven; zie op Poortermans. Pietei Steen was een zoon van Hendrik Steen, in 1649 op belijdenis aangenomen (Acta van 28 December 1649) getrouwd met Catharina Steens (Catrina Cornelis), bi wie hij won : een ongenoemd kind, gedoopt 20 Juli 1646, getuigen: Annetie Steens, Maijken Cornelis flarmanus, gedoopt 3 Januarij 1649, getuigen: Wijnt jens en zijn huisvrouw; Herman, gedoopt 23 Octobei 1650 (in da aanteekening van dezen doop heet de vader Henrick Harmansze en zij bevat verder niets moeder noch getuigen zijn genoemd); Jacobus, gedoopt 24 Maart 1651; Hendrick, gedoopt 24 IVlei 1653, getuigen : Roelant Meeuwesteijn, Machtelt Tolen; Anna gedoopt 16 November 1654, getuigen : Ritsert Tolen Geertrut van Bon; Wendelijntje, gedoopt 11 Augustus 1655, getuige: Pieter Jansze van Hoecke ; Pieter, ge doopt 22 Julij 1657, getuige: Weijndeltjen Kleijnen : Elisabeth, gedoopt 4 December 1658, getuige: Cornelia Kerckoms.Hendrick Steen was wijnkooper(Res. Vroedsch. 30 April 1647). Zijne dochter Wendelina Steen, in 1674 op belijdenis aangenomen (Acta van 25 October 1674), is als j. d. 7 October 1676 te Brielle getrouwd met Arend Thomee j. m. van Delft. Het echtpaar won: Pieternelle, gedoopt 3 April 1678, getuigen : Hendrik Steen, Gerritje Claes van Amerongen ; Hendrick, gedoopt 16 Junij 1680, getuige: Catharina Steen; Cathrijntje, gedoopt 1 November 1682, getuige : CaI thrijntje Steen. Den 25sten Junjj 1683 werd begraven de huisvrouw van Mr. A. Thomee, chirurgijn; den 9den Julij 1680 werd een kind van hem begraven. Den 16den September 16-1 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna elders getrouwd Arent Thome, wedr., en Helena Gilderdon j. d. te Brielle. In 't doopregister heet die vrouw Gillardon en in ;t doodenregister Gyllerdon. Het echtpaar won: Agatha, gedoopt 17 Junij 1696, getuige: Anna Dupre; Daniël, gedoopt 23 September 1698, getuige: Francina Gillardon ; Geertruijdt, gedoopt 8 December 1702, getuige: Francina Gillardon; Maria, gedoopt 30 October 1707, getuige: Petronella Thome. Den 31sten Maart 1713 werd begraven Arent Thomee, herbergier; den 22sten November 1737 jufïr. Helena Gijllerdon weduwe Arent Thome. Den 18den junjj 1720 zijn te Brielle getrouwd Tieleman Hoijnk van Papendregt, j. m., vaandrig, in garnizoen te Brielle, geboren te Dordrecht, en Agatha Thomé j. d, geboren te Brielle. Het echtpaar won: Anna Katharina, gedoopt 9 Junij 1722, * getuige: Helena Gillerdon weduwe Thomé. In 1730 werden te Brielle op belijdenis aangenomen Geertruijda Maria Thomé (Acta van 22 October 1730). De ouders van Helena Gillardon zullen geweest zijn Daniël en Agatha Gillardon (Gillerdon). Dit echtpaar won te Brielle: Quirijn, gedoopt 15 April 1675, getuigen: Heinderick en Maria Swartvelt; Francijna, gedoopt 8 October 1677. Den 18, geboren en wonende te Rossum, is 14 Aug. 1791 te Brielle ondertrouwd met Adnana van der Loo j. d., geboren te Sprang en mede wonende te Rossum, waarheen zij gingen om te trouwen met attestatie van 30 Augustus. Kort vóór hun huwelijk woonden beiden te Brielle. Evenals Neeltje van der Salm, die met Jan Rijswijk den echt trad, zullen wel meer van de genoemde personen behoord hebben tot het geslacht van de vroedschappen Van der Salm. LXXXIII. KEVELAER. I ïn eene aanteekening van 1580 (Bodtboeck, begon- "fn ^',pag' 76 verso) leest men van een huis, „voor d een helft toebehoorende aan Bastiaen Bellaert, voor er helft aan de erfgenamen van Adriane Kevelaers, en door de eigenaars verkocht Misschien heeft tot die erfgenamen behoord Maerten Claesze kevelaer, schrpper, die 5 April 1597 door de I Brielsche Regeering gekozen werd tot „cap.. op een ! schrp van oorlooge, twelck binnen deser stede tot de- worden.Va" ^ gr°0te Visscherie Seequijpeert" zou Een zoon van dezen Maerten zal geweest zijn Pieter Maertensze Kevelaer, die als j. m„ wonende te Brielle I7r h-4 ,2'J Maeria"dt". aldaar 14 Septem- , (Wh> T, me' ,a"ne'Je CIaes van Kerckom (Kerchum) d. In 1651 werd Pieter aangesteld tot '™r V3n het Kuipersgilde (Res. Mag. 27 Mei Z, . B1,Jkens eene akte van 20 December 1653 was berrit Claesze van Kerchum een zwager van Pieter en ^ ,eter toen 111 aar weldra stierf hij. Bij Res Mag. van 27 December 1653 werd Willem Beuckelaer m „gestelt tot ondermajoor van de burgerwacht in plaetse van Pieter Maertensze Kevelaer, die overleden es." In de Rekening der St. Catharina-kerk over 1653—1654 vindt men den post: »Van de wede. ende erfgenamen van Pieter Maertensze poortier, die opten 25en (December 1653) in de kercke begraven is voort recht van de kercke ... 6 pond." Den 24sten Januarij 1654 werden tot »curateurs in den boedel, naergelaten bij Pieter Maertensze Kevelaer", gesteld Gerrit Claesze van Kerchum en Cornelis van der Wijel. Eene akte van 24 Oct. 1665 begint aldus : „Compareerde... d'Heeren Weesmeesteren deser stede als oppervooghden van de onmondige weeskinderen, soo van Maertje Claes geprocureert bij Arij Phillipsze Emmerseel, als van Pieter Maertensze Kevelaer geprocureert bij Jannetje Claes, te samen erffgenaemen ab intestato van zal. Jannetje Claes van Rossum, naergelaeten ende overleden weeskint van Jannetje Claes, geprocureert bij Claes Aiensze van Rossum". — Eene akte van 3 October 1665 vangt aldus aan: „Compareerde... Arij Phillipsze Emmersael endeMaerten Pietersze Kevelaer, beijde burgers deser stede, dewelcke verclaerden haerselven te constitueren tot borgen voor de gemeene erffgenaemen van Annetje Claes van Rossum, overleden weeskint van zal. Annetje Claes, ge- \ procreert bij Claes Aiensze van Rossum". Deze Maerten Pietersze zal vermoedelijk wel bedoeld zijn, als men Maerten Kevelaer in eene aanteekening van 1668 (Bodtboeck, 1660, pag. 361) aantreft als kooper van een huis, laatstelijk in bezit van Nijclaes Ambrosius van Kerchem, en als men in een Trouwregister vermeld vindt, dat 18 December 1667 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 8 Januarij 1668 te Nieuwenhoorn getrouwd zijn Maerten Kevelaer j, m. en Marij ; Pauwels, j. d. uit Nieuwenhoorn, wonende te Brielle. Den 26sten Mei 1668 werd de bode Joris Hoogwerf? „gestelt tot curateur in den boedel van Maerten Kevelaer backer''. Aan de vermelde Adriane Kevelaers zal ook wel verwant zijn geweest Maerten Dircxze Kevelaer, vermeld pag. 11 verso van de Rekening van den burgemeesterthesaurier over 1558—1559. Dirrick Maertsze Kevelaer vond ik als verkooper van een huis genoemd in eene aanteekening van 1592 (Bodtboeck, beg. 1577, p. 322). Een kind van Dirrick Maertsze Keveler werd 10 November 1586 te Brielle begraven. In plaats van Domis Comelisze werd den 29=*en Mei 1632 Maerten Dirksze Kevelaer „gestelt tot bouchouder vant oude vrouwenhuijs". Akten van 12 October 1626 en 15 Junij 1629 noemen dezen Maeiten „brouwer int roode paert" en in de eerste akte is sprake van zijn huisvrouw. Misschien is hij bedoeld in het Trouw. register, hetwelk bericht, dat 25 Februarij 1601 te Brielle getrouwd zijn Maerten Dirrixze j. m. en Magdaleentge Cornelis j. d., welk echtpaar won : Daentgien, gedoopt 26 November 1606, getuigen : Cornelis Hubrechtsze, Neeltgien Martens en Neeltge Willems. Blijkens eene akte van 18 Junij 1632 was Maerten toen 56 jaren oud (1). In het Bodtboeck, begonnen 1641, pag. 86, vindt men eene aanteekening van 1642, vermeldende den verkoop van het huis, waarin Maerten woonde (2) en dat gelegen was „in de Nieustadt in den Rijetbrouck". Die aanteekening luidt: „Alsulcken huijs ... als Jacob Bonstoe, woonende tot Schijedam, nomine uxoris, als erftgenaem van Maerten Dirricxze Kevelaer t'selve lest gepossideert heeft etc." Dat Maerten toen gestorven was, zegt ons ook de Thes. Rekening over 1642—1643, welke onder de „uutgeven van renten" fol. 27 den post heeft: »Maerten Dirckze Cevelaer, quondam Neeltgen Mathijs, die gefurneert heeft etc.", terwijl boven den naam van Maerten door eene andere hand is geschreven : „nu de kinderen van Cornelis Warrebol." Er was niet alleen een Maerten Dirksze Kevelaer, ' maar ook een Dirck Dircksze Kevelaer. De Rekening ! van den voor 1625 geconsenteerden 200sten penning noemt fol. 22 „de dochter van Dirck Dircxze Kevelaer." Eene akte van 6 April 1626 spreekt van Dirckge Dircx dr. »naergelaten weese van Lijsbeth Gerrits dr. (3), geprocreert bij Dirck Dircxze Kevelaer." Den 23sten Januarij 1629 zijn te Brielle getrouwd «Abraham Stoffelsze van Bedaf, woonende in Sommelsdijck", en Pleuntje ljsbrants dr., weduwe van Dirck Dircxsze Kevelaer, wonende te Brielle. In de Rekening der St. Cath. Kerk over 1653—1654 staat tol. 8 deze post: „Van Pleuntjen ljsbrants, die opten 17 Febr. 1654 haer soon Cornelis Kevelaer begraven heeft etc." Dirckje Dirks Kevelaer trouwde als j. d. den 7den April 1630 te Brielle met Jacob de Vogel j. m. Wiens zoon deze Jacob was, zegt ons eene aanteekening van 1656 (Bodtboeck, beg. 1641, pag. 628), luidende : »A1- (1) In die akte is vervat de verklaring van Maerten Dircksze Kevelaer en Jan Fransze Santvoort, brouwers en burgers te Brielle, dat zij zijn «rechte bloetvrunden van Thonis van Acxsele »en dat" Willem Thonisze van Acxsele, wonende tot Danswijck, es een wettige ende natuijerlijcke soone van genoemden Thonis Gerritsze van Acxsele, in wettigen huwelijcke geprocreert bij TaDneken Pouwels van Wachteren binnen de stadt ende baronie van Breda." (2) Zie Rekening van den in 1625 geconsenteerden 200"" penn., fol. 33 verso. (3) Dat deze Lijsbeth eene zuster was van den vroedschap Gerrit van der Mast, is mij gebleken uit een post, in de Rekening van den in 1643 geconsenteerden 200"" penning, luidende: «Cornelis de Jongh, als getrout hebbende de weduwe van Jacob Jansze de Vogel, met haer weeskinderen, ende noch als medeerfgenaem van haer oom Gerrit van deiMast etc." sulcken huijs ende erve.... als Jan Adriaensze de Vogel daer bij coope aengecomen is ende lest beseten heeft . . . ende soodanich als de kinderen van Jacob de Vogel, als medeerfgenamen van den voorsz. Jan Adriaensze de Vogel, haren grootvader, daer bij erffenis sijn aengecomen etc." Als weduwe van Jacob de Vogel is Dirkje 11 Aug. J643 te Brielle getrouwd met Cornelis Leendertsze de Jongh j. m. Als weduwe van dezen De Jongh is Dirkje 10 April 1681 te Brielle begraven (1). In de Rekening van den voor 1665geconsenteerden 200sten penning komen fol 15 en volgg. deze posten voor: „Dirrickje üirricx dr., weduwe van Cornelis de Jongh, met hare kinderen, sijnde 4 in getalle, geprocreert bij Jacobus de Vogel, als met namen Johan, Jacobus, Elisabeth ende Gerrit de Vogel, voor haer capitael tsamen getaxeert op 12000 pond ; dan alsoo de voorsz. kinderen hiernaer elcx apart werden gestelt etc." „Johan de Vogel, een van de voorsz. kinderen, gestelt op 1500 pond; dan alsoo denselven insolvent ende gelast met vele schulden overleden es etc." (2). »Jacob de Vogel, mede een van de voorsz. kinderen, mede gestelt op 1500 pond; dan alsoo denselven es woonachtich in Vranckrijck, ende al sijnne goederen heeft medegenomen etc." „Maerten Prickman, als getrout hebbende Elijsabeth de Vogel etc." »Gerrit de Vogel etc." (3). Eene Magistraatsresolutie van 24 December 1633 luidt: „Is Jacob Jansze de Vogel ordonnantie geaccordeert van 43 pond over gelevert loot aen de stadt". In de Rekening der St. Cath. kerk over 1637 —1638 leest men den post: „Betaelt Jacob Jansze de Vogel over gehaelt loot". Welke betrekking de 2de man van Dirkje bekleedde, zegt ons eene akte van 7 Augustus 1645, welke aldus aanvangt: „Compareerde Cornelis Dircksze Kevelaer, dewelcke verclaerde te hebben getransporteert aen handen van Cornelis de Joügh, secretaris van Rockaingien, sijn comparants swager, alsulcke erffenisse als hem, comparant, door doode van Dirck Dircksze (1) In eene akte van 9 Junij 1653 komt Dirkje Kevelaers, weduwe van Cornelis de Jongh, voor als «administreerende voochdesse van de twee weeskinderen van Cornelia Jans van Cleijburch en David van der Heul. De Thes. Rek. over 1 Oct. 1651—30 Sept. 1652 gewaagt nog van rente, betaald aan Cornelis de Jongh. (2) Joan de Vogel werd 21 Dec. 1660 te Brielle begraven. Bij Res. Vroedsch. 6 Dec. 1855 werd Jan de Vogel, nagelaten zoon van Jacob de Vogel, «geaccordeert voorschrijvens omme te mogen becomen veniam aetatis." (3) Eene akte van 1 Junij 1652 spreekt van Gerrit de Vogel, minderjarigen zoon van Jacobus de Vogel. In het Kohier van den voor 1669 geconsenteerden 200"" penn. staat de post: Gerrit de \ogels erffgenamen, soo voor sijn vaderlijcke als grootvaderlijcke erffenisse etc." m Cevelaer, sijn comparants vader, es aenbestorven volgens seeckere testamentaire dispositie van den voorn. Dirck Dirckse Kevelaer, gepasseertin den jaere 1626 ; alsmede noch een legaet, hem, comparant, aengecomen ende gemaect bij Maerten Dircksze Cevelaer, sijnen oom etc." Bij eene Magistraatsresolutie van 6 November 1651 werd aan Cornelis Claesze Keijser, veerman tusschen Den Briel en »Maeslantsche sluijs", toegestaan shetselve veer te mogen overgeven aen Cornelis Dirricxze Kevelaer". Akten van 7 November 1651 en 24 November 1653 gewagen van Cornelis Dirksze Kevelaer veerman. Eene akte van 4 Mei 1654 begint aldus : „Compareerde Cornelis Cornelisza de Geest, veerman van deser stede op Maessluijs, dewelcke bekende schuldich te wesen aen Dirck Kevelaer, woonende alhier, de somme van 1200 car. guldens, hercomende ende sijnde per reste van een somme van 1500 car. guldens, die bij eenen Sr. Nijcolaes Dirricxze, Cornelis Dirricxze Cevelaer, sijns comparants predecesseur, een broeder van den voorsz. Dirck Kevelaer, in betaling vant selve veer voor desen was geleent ende nu bij denselven Nicolaes Dirricxze in eijgendomme gegeven is aen den voorsz. Dirck Kevelaer etc." De Kerkeraadsacta van 30 Junij 1650 vermelden de overkomst van Dirck Kevelaer en Catharina van den Bos, echtelieden, met kerkelijke attestatie uit Den Haag. Van dit echtpaar werd te Brielle 7 Mei 1651 gedoopt Tobias, en getuigen waren bij die plechtigheid, volgens de opgave in het Doopregister : Derck Kevelaer, Jacobus de la Rore, Maria Baes en Geertrut van den Bos. Dirck Kevelaer wed1', is 27 Junij 1655 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 11 Julij te Oostvoorne getrouwd met Cornelia Potael, weduwe van Cornelis Kouter (1). Den lsten April 1669 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 14 April te Heenvliet getrouwd Dirck Kevelaer wed"-, en Maria de Jong, weduwe van Leenaerd Warrebol. Bij deze vrouw won Dirck: Andries, gedoopt November 1670, getuigen: Simon van der Potb, Petronella de Rota, Amerencia ,..(?) Apollonia, gedoopt 27 Maart 1672, getuigen: Petronella Rota en Anna van Bedafif (2). Anthonette. gedoopt 16 April 1673, getuigen: Simon van der Poth, Petronella Rota. Cornelia, gedoopt 5Augustus 1674, getuige: Constantia de Koek, huisvrouw van Const. 1'Empereur. Eene dochter van Dirck Kevelaer werd begraven te Brielle 19 September 1680, hij zelf 24 November 1679. (1) Zie betreffende deze vrouw eene noot over Potael in artikel XVIII. (2) Den 7'" April 1660, bij den doop van een kind van Gillis de |onck (te lezen de Jongh), waren getuigen Derck Kevelaer en Hester Abrams Bedaf. m Onderscheiden resoluties en akten (1) noemen Dirck Kevelaer herbergier of waard in „De Toelast", in „de Nobelstraet" (Res. Mag. 16 Julij 1672) of in de „Capoenstraet" en „achter uitcomende in de St. Anthonij straet" (2). Dat in die herberg door aanzienlijke personen vertoefd werd, blijkt o. a. uit Res. Mag. van 2 Sept. 1651, luidende: »Es Dirrick Kevelaer, waert in den Toelast, geaccordeert ordonnantie op seeckere sijnne overgeleverde declaratie van 243 pd. 16 sc. opten Burgemeester Aelmonde ter somme van 220 pd. in voldoeninghe van deselve declaratie, ter saecke van t' gene bij sijn Ex.tie van Brederoede ende andere Gedeputeerde uut de Vergaderinge van de Ed : Groot Mo : Heeren Staten van Hollant ende Westvrijeslant t' sijnncn huijse es verteert". Zooals uit heartikel over Gallas—Sandra blijkt, werd na Dirck Kevelaer Jan Gallas waard in »De Toelast" (3). In 1672 werd Dirck Kevelaer raad in de Vroedschap ; zijn' naam vindt men op de Naamlijst sub. n° 104. In 1673 en 1678 werd hij gekozen tot schepen, in 1672 en 1677 tot raad in het College der Magistraten. Een tijd lang fungeerde hij als penningmeester van de groote visscherij (zie Res. Mag. 6 Mei 1679 en Rekening van den burgemeester—thesaurier over 1678—1679 p. 4) en den 9den November 1678 werd hij door de Vroedschap „gecommitteert in de Kamer van auditie van des gemeenelants Rekeningen van Holland, op Meije 1679 te bededen." Anthonette Kevelaer, in 1694 met kerkelijke attestatie van Rotterdam te Brielle gekomen (Acta van 28 Januarij 1694), is aldaar 7 Augustus 1695 als j. d. ondertrouwd en vervolgens met attestatie dd. 21 Augustus buiten Brielle getrouwd met Leonard Ackershoeck j. m. (4). Het echtpaar won: Maria, gedoopt 11 Nov. 1698, getuige: Cornelia Kevelaer. Elisabet, gedoopt 4 Maart 1698, getuigen: Adriaen Akkershouk (5), Margarieta Akkershouk. (1) Ress. Mag. 30 Julij 1650, 3 Junij 1651, 12 Oct. 1652, 18 April 1654, Acte van 5 Jan. 1663. (2) Aldus leest men in 't Bodtb., beg. 1641, blz. 410 en 733. In 1650 werd de herberg door Frans de Pottere aan Dirck Cevelaer verkocht. (3) Aan hetgeen aldaar over A. J. Sandra gezegd is, kan nog toegevoegd worden, dat hij te Hellevoetsluis den 27sten April 1783 is gestorven in den ouderdom van 56 jaar. De betrekking van leenman van Voorne bekleedde hij tot aan zijn dood. (4) Leendert Ackershoek in 1701 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 28 Januarij 1701).— Den 20sten Augustus 1690 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna buiten Brielle getrouwd Nicasius Hanneman j. m., wonende te 's-Gravenhage, en Clara Akkershouk j. d., wonende te Brielle. De Acta van 26 October 1687 vermelden Clara Ackershouck, met attestatie gekomen van Maassluis. (5) Adriaen Ackershouck, commissaris, werd in 1676 lid en was van 1679—1683 en van 1689—1695 ouderling bij de Waalsche Gemeente te Cornelis, gedoopt 16 Julij 1700, getuigen-.Daniël Cahoen, Petronelle Warrebol. Elisa, gedoopt 17 Maart 1702, getuigen: Arije en Johanna Akkershoek. Dirk, gedoopt 16 Mei 1704 (1), getuigen : Petronella Warrebol, Lambert Akkershoek (2). Margarita, gedoopt 26 Maart 1706, getuige : johanna Akkershoeck. Margarita, gedoopt 26 April 1707, getuige : Johanna Ackershoek (3). Cornelis, gedoopt 25 Augustus 1711, getuige: Petronella Warbol. Vier kinderen van Leendert Akkershoek werden begraven 14 Augustus 1699, 2 Oct. 1703, 26 Mei 1706 en 12 Mei 1709. Hij zelf werd begraven te Brielle 25 December 1711. In 't bericht dier begrafenis heet hij, evenals in eene aanteekening van 1709, majoor. Antonetta Kevelaer werd als weduwe van Leendert 4 April 1732 begraven. Maria Akkershoek, j- d. geboren te Brielle, is 6 Januarij 1732 aldaar getrouwd met Jakob Vermeer j. m. geboren te Biert. Het echtpaar won : Antonetta, gedoopt 18 April 1734 (4), getuige: Margrijta Akkershoek. Arij, gedoopt 14 Julij 1737, getuige: Margarita Akershoek. Den 20sten Februarij 1731 zijn te Brielle getrouwd Nikolaas Heinsbergen j. m. (5) en Margarita Akkershoek j. d. (6), beiden geboren en wonende te Brielle. Het echtpaar won : Dirk, gedoopt 20 December 1731, getuige: Geertje Langstraat. Leonardus, gedoopt 15 Januarij 1734, getuige: Maria Akkershoek. Den 8sten Augustus 1730 zijn te Brielle getrouwd Dirk Akkershoek, j. m. geboren aldaar, en Leentje Brielle. Een Res. Mag. 3 December 1712 luidt: »Is d";n Secretaris gelast te schrijven aan Adriaan Ackershouk tot Nimwegen ten einde deselve ordere sal hebben te stellen, dat desselfs schulden alhier werden betaalt". (1) In de aanteekening van dezen doop heet de vader verkeerd Lambert Akkershoek. (2) De Acta van 31 October 1688 berichten de overkomst van Lambertus Ackershoeck, met attestatie van Maassluis. (3) Den 2den Augustus 1710 werd te Brielle begraven juftr. Johanna Akkershouck. (4) In de aanteekening van dezen doop heet de vader Voormeer. (5) Nicolaas Heinsbergen, in 1720 op belijdenis aangenomen (Acta van 26 April 1720), werd in 1733 diaken bij de Herv. Gemeente. (6) De Acta van 22 April 1731 vermelden de overkomst van Margarita Akkershoek met attestatie van Rotterdam. In 1736 werd eene naamgenoote, Margrietje Akkershoek, te Brielle op belijdenis aangenomen. i-angendoen j. d. geboren te Oostvoorne. Het echl paar won: Leendert, gedoopt 22 Mei 1731, getuige: Antonett Kevelaar. Geertrui, gedoopt 22 Maart 1735. Nalatende 2 kinderen, werd Dirck Ackershoek l; April 1736 begraven. Eén dier kinderen werd 4 De cember 1736, Leendert Ackershoek 25 Februarij 174( begraven. Cornelia Kevelaer j. d. is 21 Mei 1697 te Briellc getrouwd met Daniël Kahoen j. m. (1). Het echtpaai won: Jacob, gedoopt 5 Februarij 1698, getuigen: Jacob en Rachel Cahoen. Dirk, gedoopt 23 Augustus 1699, getuige: Antonetta Kevelaar. Den 25sten Maart 1698 werd een kind van D. Cahoen begraven, den 8*ten December 1699 zijne huisvrouw, en hij hertrouwde met Bartha Gallas (2); zie art. II. LXXXIV. MAGERUS. Van 1585 1616 was Den Briel verpand aan de Engelsche kroon en had dientengevolge Engelsch garnizoen. In eene akte van indemniteit, door mij medegedeeld in Fruins Bijdragen, Reeks III. D. II, blz. 180 en volgg., was door de Algemeene Staten beloofd dat binnen Den Briel „voor de Engelsche Garnisoenen tot coste van de geünieerde provintien een kercke gerepareert ende geaccommodeert" zoude worden. Aan die belofte werd voldaan en in de gerestaureerde kerk van het voormalige St. Jacobs Gasthuis, nog bestaande en de kleine kerk genoemd, trad een Engelsch predikant op. wiens naam ik 't eerst vermeld vond in eene aanteekenmg van 1591, inhoudende dat „Mr. Michiel Saroys eyngelse predicant" aan het „maerlantsche kerckhoff int raes" een huis (3) kocht (Bodtboeck, beg. 1577, blz. 304 verso). Zijn naam is in die aanteekening verkeerd gespeld. De naam des predikants moetSeroijen, Seroien of Seroeijen worden geschreven (4). Uit eene Res. Mag. van 25 October 1603 mogen wij besluiten, dat hij als predikant weinig te doen had. Zij luidt: (1) Beiden werden in 1695 op belijdenis aangenomen (Acta van 27 Januarij 1695). (2) Over den boedel, dien zij naliet, zie men Res. Mas 8 September 1717. P (3) In 1593 werd dat huis van hem gekocht door de Stedelijke Regeering, Res. 21 Januarij 1593. (4) Volgens de kerkeraadsacta van 9 Januarij 1601 werd »van nieus «ten avontsmael toeghelaten Nicolaus Seroyen, broeder van Mr. Miclnel, engels predicant". !„Op huijden soe hebben mijn heeren Buegemeesters ende Regierders der stede van den Brielle geconseneert r. Michiel Seroeijen, eijngelsch predicant, de urgerije, soe binnen deser stede als daerbuijten, als oc or te dienen ende de medicamenten te bereijden voor dengenen daarvan hij sal werden versochs, sonder dat yemant vermoegen zal hem daerinne eenige verhinder,nge ofte belet te doen". In 1606 werd den predikant wederom een dienst gedaan. Eene Res. ™SCf^.Van 24 November i6°6 luidt: „Upt versouck van Mr. Michiel Seroeijen, predicant van de Engelsche arnisoenen, ende de recommandatie, gedaen bij den ;i;utne"ant gouverneur, van den persoon van den voorsz. Mr. Michiels soon, genaempt Jan Seroeijen, omme, soe wanneer den tijt van Niclaes Froen int Collegie theol. ot Leyden sal zijn geexpiereert,... in zijnne plaetse aldaer e werden gestelt: es ten aensien van de goede correspondentie, die den voorsz. Mr. Michiel Seroeijen althoos met den Magistraet heeft gehouden, den dienst ij hem de stadt gedaen, ende dat zijnnan soon alhijer ïs geqooren, ende in faveur van den voorsz. heere -ïeutenant Gouverneur, hem tselve geaccordeert" (1). u het Bodtboeck, begonnen 1616, komt blz. 185 verso 'ene aanteekening uit het jaar 1624 voor, welke het 'olgende inhoudt: „Alsulcken halven huijs ende erve Is Claes Pietersze timmermad voor hem selven ende irocuratie hebbende van de erfïfgenamen int generae! an sijn huisvrouwen vader sa : mr. Michel Serroiie nde particuliere procuratie van Thomas Seroeii, ende oorts m aller manieren als derffgenamen van den oorn. Serroeij tselve lest beseten ende gepossideert nebben, staende ende leggende int noorteijnde. Cooper mr David van der Heul, raet ter admiraliteyt tot Rotterdam I. m. staat: „Gifte gegeven bij Claes Pietersze timmerman den len Junij 1624". Uit deze aanteekening blijkt niet alleen dat Mr Michiel gestorven was (2), maar ook dat hij een schoonzoon had. Den I3den Januarij 1608 is genoemde timmerman te Brielle getrouwd met Jannetje Seroijen j. d. Het echtpaar won : Wouter, gedoopt 20 Mei 1618, getuigen: Jan Ariensze, Martitjen Benoits van Gijssenburg (3) en Jonge Mari. (1) Wat deze alumnus van Den Briel geworden is, is mij gebleken uit kerkeraadsacta van 25 September 1620, welke gewagen van johar. nes Seroyen, predikant te .Schoonderwoerdt inde classe van Buijren". (2) Reeds de Rekening van den Heiligen Geest over 1619-1620 spieekt op blz. 2 van de weduwe van Mr. Michiel Seroyen. (3) Den 6d.n Augustus 1606 zijn te Brielle getrouwd Wouter Seloyeo, med. dr., j. m., en Maritgien Gijssenburchs j. d., ook wel genoemd Maria, Maijken en Maertge Beroijs In 1611 was Dr Wouter nog» leven (Bodtboeck, beg. 1609, p. 34 verso), maar niet meer in 1617. In dat jaar werd besloten Michiel Seroeij, nagelaten weeskind Niclaes (1), gedoopt 7 April 1620, getuige : Catarina Seroijen. Johannes, gedoopt 29 Mei 1622, getuigen: Maertie Benoit en Michil Serojen. Het echtpaar kreeg meer kinderen dan de genoemde en Claes Pietersze heette Mager of Magerus. Eene Magistraatsresolutie van 7 December 1626 luidt: „Is de soon van Claes Pietersze timmerman, genaemt Petrus Magerus, in plaetse van Michael Seroeijen, geadmitteert tot deser stede alumnus". En eene Mag. Res. van 20 November 1632: „Compareerde in de vergaderinge van de Magistraet Do. Petrus Magerus, soone van Claes Pietersze Mager, soo voor hem selven als in desen vervangende sijnne onmondige broeders ende susters, te kennen gevende dat, alsoo den boedel van sijnnen voorn, vader was geinvolveert met verscheijden schulden, hij oversulcx verclaerde den voors. boedel te abandonneren etc." Dat Claes Pietersze kort te voren was overleden, zegt ons eene Res. Mag. van 25 September 1632: „Is Arijen Cornelisze Copper, schrijnwercker, gecommitteert tot poortsluijter ofte substituijt van den majoor, in plaetse van Claes Pietersze Mager, die overleden is". Den llden Mei 1632 was Claes Pietersze Mager door de Magistraten „gestelt tot poortsluijter". De Rekening der St. Cath. kerk over 1632 — 1633 heeft dezen post: „Ontfangen over de sepulture van de weduwe van Claes Pietersze timmerman, die begraven es den 12 November 1632 etc." 1°. Petrus Magerus, waarschijnlijk 's mans oudste zoon, een alumnus van Den Bnel (2), kwam in 1630 als student met attestatie uit Leiden te Brielle (Acta- van Dr. Woulter Seroeij, te besteden bij den rector der latijnsche school (Ress. Mag. 18 en 25 November 1617). In eene aanteekening van 1659 is nog sprake van Maeijcke lienoijs, weduwe van Wouter Seroijen (Bodtboeck, begonnen 1641, p, 706). Haar genoemde zoon Michiel werd een alumnus van Den Briel (Ress. Vroedsch. 16 November 1619," 4 November 1622, 5 April 1623, 6 en 7 December 1626, Ress. Mag. 13 Mei 1623, 14 September 1624, 16 Mei 1626). In 1632 werd Michiel rector te Brielle. Den 7den Maart 1642 koos de Brielsche Vroedschap wegens het overlijden van Seroeijen een' anderen rector. Den 17den Augustus 1632 is Michael Seroijen, rector te Brielle, getrouwd met Lijsbeth Tobias j. d. Beiden werden te Brielle op belijdenis aangenomen, hij in 1627, zij in 1637 (Acta van 1 Julij 1627 en 31 December 1637). De Acta van 28 Februarij 1630 berichten zijn overkomst met attestatie uit Wijk bij Duurstede. Eene Res. Mag. van 21 Junij 1642 spreekt van het weeskind van den gestorven rector Michiel Seroeijen. — Over Maijke of Maria Seroyen zie men het artikel over Gellinchuijsen. — Over Jannetje Seroijen, in 1634 op belijdenis aangenomen (Acta van 2 November 1634), en in 1660 weduwe van Hendrick Govertsze Taerlingh (Bodtboeck, begonnen 1660, pag. )3 zie men art. XII. — De Kerkeraadsacta van 4 Julij 1619 vermelden de komst van Michiel Seroijen, met attestatie, uit O. Indië. (1) Misschien is deze Niclaes bedoeld in de Kerkeraadsacta van 4 Maart 1661, vermeldende dat op belijdenis werd aangenomen Nicolaus Magerus j. m. (2) Ress. Mag. 24 April 1627, 12 October 1630. van 31 October 1630) en werd den 4den Mei 1631 beroepen tot predikant in de gemeente Vier Polders, genaamd „het Nieuwelant" of „het Brielsche Nieuwlant". De Brielsche Vroedschap accordeerde hem als predikant dier gemeente den 4den September 1632 een „jaerlijcxe huijshuijre van 42 pd.", en den 18den Mei 1637 voegde zij hem „voor de dedicatie van seecker boucxken, op rijm gemaect, geintituleert: De stemme Petri op den pincxterdack, de somme van 30 car. guldens" toe. In plaats van den gestorven Michael Seroeijen verkoos de Vroedschap op den 7den Maart 1642 Petrus Magerus tot rector der latijnsche school en hij nam die betrekking tegelijk met zijn predikantsbetrekking waar tot aan zijn dood. in 1653 (1). Den 18den April 16(£3( is hij te Brielle getrouwd met Gerritje Toris j. d. Den 7den Mei 1641 is hij hertrouwd met Elisabeth van der Wercken j. d. van Dordrecht, wonende te Leiden, en bij die vrouw won hij : Elisabeth, gedoopt 29 December 1649, getuigen: Maria van Gellinckhuijsen, D. Johannes van Noije, Gijsbrecht van den Oven. Jannetie, gedoopt 21 Februarij 1651, getuigen : Claes Claesze Mager, Cornelia Seroien (2). In eene akte van 15 Maart 1654 is sprake van Elisabeth van de Wercken, weduwe van Ds. Petrus Magerus, „jegenwoordich woonende" te Brielle, en van „haere kinderen"' Blijkens eene akte van 6 Mei 1645 bleven Petrus Magerus en de Vroedschap Pieter van den Berge (die in 1632 trouwde met Maertjen Joris) borg voor Michiel Mager, secretaris van de gemeente Vier Polders of „het Nieuwelant (3). 2o. De 2de zoon van Claes Pietersze Mager zal geweest zijn Michiel Mager (4), die, als j. m. in de „Capoenstraet" te Brielle, aldaar 22 October 1641 getrouwd is met Jannetje van Lelijvelt j. d. Het echtpaar won : Een ongenoemd kind, gedoopt 16 September 1646, getuigen : Frangoijs de Pottere en Maijke Benoijs. Maria (5), gedoopt 10 Mei 1618, getuigen: Catrina van der Burgh en Gerrit Mager. (1) Res. Vroedsch. 29 Junij 1653. (2) In de Rekening der St. Cath. kerk over 1650—1651 staat fol. 13 de post: »Van de erffgenamen van Cornelia Seroeijen, die op dito (22 Augustus 1651) in de kercke begraven is etc." (3) De Kerkeraadsacta van 24 October 1671 vermelden Michiel Mager, met attestatie gekomen van Rotterdam. Hier zal wel niet bedoeld zijn de man, die in 1645 secretaris van Vier Polders was. (4) De Acta van 28 Februarij 1636 noemen onder de op belijdenis aangenomen personen Michiel Claesze Mager. (5) Misschien is deze Maria bedoeld in de Kerkeraadsacta van 22 April 1666, vermeldende dat op belijdenis werd aangenomen Maria Magerus. De Acta van 22 Januarij 1671 noemen Maritje Magerus j. d. met attestatie gekomen van Rotterdam. Claes, gedoopt 7 December 1650, getuigen : Claes Mager, Simon van der Poth, Maria Seroijen, Maria Nouts. Bij Resolutie van den Magistraat van 28 September 1647 werd Michiel Mager „gestelt tot den ontfanck van een parcente van de innecomende ende een halff parcente van de uutgaende goederen binnen deser stede (Brielle)". Uit Res. Mag. 27 Februarij 1655 en Res. Vroedschap 13 Februarij 1661 blijkt, dat Michiel Mager „inner ende boelhuijsmeester'' werd. Eene akte van 1 Februarij 1669 spreekt van „Jannetje van Lelievelt, weduwe van Michiel Mager, gewesene inster . Den lOden November 1680 werd de weduwe van Michiel Magerus begraven. Zie voorts op Lelievelt. 3°. Wouter Mager, 20 Mei 1618 gedoopte zoon van Claes Pietersze Mager, zal bedoeld zijn, als men inde Kerkeraadsacta van 1 Januarij 1654 onder de met attestatie ingekomen personen vermeld vindt Wouter Mager met zijne huisvrouw, van Delft. Die huisvrouw heette Trintie Ambrosius en van het echtpaar werd 19 Mei 1655 een kind gedoopt, Pieter, waarbij getuigen waren Mighiel Mager en Elisabetk van de Wercken. Den 30sten Junij 1654 werd een kind van Wouter Mager begraven. Eene akte van 1 Februarij 1669 noemt Wouter Mager „rouper op de boelhuijsen deser stede Briel". Den 29*ten Mei 1655 was Wouter Mager getuige bij den doop van een kind van Jesse Framerij j 15 Maart 1661 bij den doop van een kind van Jan Claessen Suijtlant en Lijsbet Hendrix; 30 April 1668 waren Wouter Mager en Catrina Ambrosius getuigen bij den doop van een kind van Hendrick Jansze en Aeltje Jacobs. Zonder min of meer gegronde vermoedens te opperen omtrent het vaderschap, vermeld ik nog de volgende personen, Mager of Magerus genoemd. Nicolaus Magerus, als student met attestatie van Leiden te Brielle gekomen in 1661 (Acta van 29 December 1661), werd, te Brielle proponent zijnde, 18 Augustus 1663 als predikant beroepen te Middelharnis. Als j. m. is hij 17 Augustus 1664 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 31 Augustus te Sommelsdijk getrouwd met Barbara Flore j. d. te Sommelsdijk. Als predikant van Middelharnis gestorven zijnde, werd 25 Mei 1719 een ander in zijne plaats beroepen. Michaël Magerus, proponent te Brielle, werd den lOden jUnij 1667 beroepen als predikant te Oostvoorne, waar hij werkzaam bleef tot aan zijn dood in 1680. Nicolaus Mager, te Brielle in 1664 op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Januarij 1664), is als j. m., toen hij gerechtbode was en woonde in de „Capoenstraet , 17 April 1667 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 6 Mei buiten Den Briel getrouwd met Geertje Backers j. d. Als kinderen van dit echtpaar staan geboekt: Margriet, gedoopt 2 November 1667, getuigen: Wouter Mager en Catrina Ambrosius. Joannes, gedoopt 26 Februarij 1669, getuigen als voren. Johannes, gedoopt 19 November 1670, getuigen; Wouter Mager, Jannetje Magerus. Nicolaes Magerus, die 19 Mei 1680 op verzoek als bode ontslagen werd, werd begraven 16 November 1696; Niclaes Magers weduwe 16 April 1702. Jannetje (Janneken) Magers (1), j. d. wonendein de „Capoenstraet", is 26 Julij 1671 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 9 Augustus buiten Den Briel getrouwd met Cornelis van der Schildt (Schilt) j. m. Het echtpaar won: Joris, gedoopt 8 Junij 1672, getuigen: Huibrecht van der Schilt, Maria Magerus. Catharina, gedoopt 6 Augustus 1673, getuigen : Michaël Magerus, Maria Magerus. Wouter, gedoopt 28 Augustus 1674, getuigen: Nicolaes Magerus, Geertje Magerus (2). Loonie, gedoopt 1 April 1676, getuigen: Huijbrecht van der Schildt, Willemtje van der Vecht. Een kind van Cornelis van der Schilt (3) werd begraven 26 Julij 1686; den 22sten April 1682 werd begraven Cornelis van der Schilt „boode op den Haegh'' (4). Den 10den Julij 1701 werd begraven Jannetje Magerus, weduwe van Van der Schilt. Aldus leest men in het doodenregister. Intusschen leest men in een trouwregister, dat 17 November 1683 te Brielle getrouwd zijn Janneken Magerus wed. en Carel Moeraal j. m. Zijn de aanteekeningen juist, dan zijn er twee personen geweest met den naam Jannetje Magerus. Maria Magerus, j. d. in de „Capoenstraet'', is 9 Mei 1674 te Brielle getrouwd met Hendrick van Os (Osch) j. m. Het echtpaar won : Wouter, gedoopt 5 Junij 1675 (5), getuigen: Niclaes Mager, Janneken Mager. Wouter, gedoopt 16 Augustus 1676, getuigen : Nicolaus Magerus, Jannetje Magerus. Margaretha Josina, gedoopt 30 Maart 1678, getuigen: juffrouw Geertruijd Brasser, Nicolaes Magerus. Hendrik van Osch is 21 Februarij 1680 hertrouwd met Maria Durry j. d. Den 25sten juüj 1681 is hij begraven en het bericht daarvan noemt hem „coster". (1) In 1665 werd op belijdenis aangenomen Jannetje Magers, Acta van 22 Januarij 1665. (2) In 1700 werd Wouter van der Schilt op belijdenis aangenomen, Acta van 22 Julij 1700. (3) Cornelis van der Schilt werd in 1670 op belijdenis aangenomen, Acta van 24 April 1670 (4) Zie Res. Mag. 1 Februarij 1681. (5) In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Mager. Gualter (Walter) Maeger is in 1666 op belijdenis te Brielle aangenomen- Den I0den December 1679 is Gualter Magerus te Brielle ondertrouwd en daarna te Rotterdam getrouwd met Maria van Leeuwen, weduwe van Guiljam van den Berg, te Rotterdam (1). Zij schonk hem een zoon Michaël, gedoopt, 25 December 1681; getuigen waren : D. Johannes Magerus, Maria Magerus. Den 4den October 1680 werd een kind van Gualter Magerus begraven, den I3den Maart 1682 zijne huisvrouw, hij zelf den 22*ten Junij 1687. Op de lijst der Vroedschappen komt hij voor sub n0. 98. In 16/2, 1673, 1675, 1678 en 1686 werd hij verkozen tot schepen; in 1676 en 1686 tot burgemeester. In enkele aanteekeningen staat „Dr" vóór zijn naam. Ds. Johannes Magerus j m,, predikant te BrielschNieuwland, is 15 Augustus 1683 aldaar gehuwd met Martha Cleijburg j d. te Brielle. In 1664 kwam Johan nes Magerus, student, met attestatie van Leiden te Brielle (Acta van 23 October 1664). In 1666 den 2Ssten April werd hij als proponent te Brielsch Nieuwland beroepen en hij was aldaar predikant tot aan zijn dood. Hij werd te Brielle begraven 24 September 1706; zijne weduwe Martha den 17den Mei 1735. In 1694 werd Ds. Joh. Magerus te Brielle benoemd tot conrector der latijnsche school (Res. Vroedsch. 2 April 1694, Res. Mag. 3 April 1694). Hij won bij Martha: Michael, gedoopt 4 Maart 1685, getuigen: Adriaen Cleijburgh, Gualther Magerus, Maria Magerus. Maria, gedoopt 27 April 1686, getuigen: Adriaen Cleijburgh, Gualther Magerus, Cornelia Cleijburgh. Johanna, gedoopt 30 September 1687, getuigen: Adriaen Cleijburgh, Ds. Nicolaus Magerus, predikant te Middelliarnis, Maria Magerus. Adriaen, gedoopt 5 September 1689, getuigen: Adriaen en Cornelia Cleijburgh. Gualter, gedoopt 21 September 1691, getuige: Maria Magerus. Cornelis, gedoopt 6 December 1693, getuigen: Dirk Stopman, Cornelia Kleijburg. Martha, gedoopt 17 Junij 1696, getuigen: Jacob Steijaert, Cornelia Cleijburg In 1707 werden op belijdenis aangenomen Maria en Johanna Magerus, wonende in het Noordeinde (Acta van 23januarij 1707). Den 25sten November 1751 werd begraven juffrouw Maria Magerus ongetrouwd; den 7den October 1767 juffrouw Johanna Magerus; den 28sten April 1723 Martha Magerus. Bij Res. Mag. 21 No (1) In Res. Mag. 13 Augustus 1682 is sprake van de «bloetvooch" den van de naergelaten weeskinderen van de overleden huisvrouwe van Gualther Magerus, Maria van Leeuwen. 11 vember 1716 werd toegestaan het verzoek van Jacob Steiaart, „als voogd over eenige penningen, aankomende Cornelis Magerus, minderjarig jongman, uit de nalatenschap van juffr. Magerus, sijn meui, omme deselve penningen aan gemelte Magerus tot sijnne uitrustinge na Oostindien te overhandigen." In Res. Mag. 27 October 1708 is sprake van Michiel Magerus, minderjarigen zoon van Martha Kleijburg wede. Deze zoon zal bedoeld zijn, als men leest dat in 1709 werd aangenomen op belijdenis Michiel Magerus, aan de N. zijde van het „Maareland'' (Acta van 24 October) en dat 17 Junij 1708 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 6 Julij te Rotterdam getrouwd zijn Michiel Magerus, j. m. geboren te Brielle en Aletta van Loopwijck j. d. van Rotterdam. Zij werd begraven 9 November 1708 en hij hertrouwde 23 Februarij 1710 te Brielle met Lijsbeth van Adrichem, weduwe van Joost Sim (te lezen : Sum), dochter van Pieter Gerritsze van Adrichem (Res. Mag. 28 Jan. 1719). De Kerkeraadsacta van 27 Julij 1719 vermelden de overkomst van Michiel Magerus en zijne vrouw Elisabeth, met attestatie van Zwartewaal. Bij Res. Mag. 23 September 1719 werd hij aangesteld tot „marckt voerman." Pieter Magerus,in 1686 op belijdenis aangenomen (Acta van 25 Januarij 1686), is 2f) Maart 1685 als j. m., wonende in de „Capoenstraet", te Brielle getrouwd met Adriaantje Jans j, d. Den 27sten Mei 1686 is hij begraven. Maria Magerus, j. d. te Brielle, is 30 November 1695 aldaar getrouwd met Herman (Harman) van Leeuw, wedr. te Hellevoetsluis. In de aanteekening van zijn 1ste huwelijk heet die man Herman van Leeuwen. Den 18den Januarij 1701 werd H. van Leeuwen begraven. Maria Magerus, weduwe van Leeuwen, is in 1706 met attestatie van Hellevoetsluis te Brielle gekomen (Acta van 22 Julij 1706). Den 2den Februarij 1714 is de weduwe te Brielle begraven. Zie voorts op Van Leeuwen. Den 18den Augustus 1697 zijn te Brielle getrouwd en met attestatie van 3 September 1697 naar Zwartewaal gegaan om te trouwen Jacobus Cleij, j. m. te Delft, en Catharina Magerus j. d. te Brielle. Johan Magerus j. m. te Brielle is 31 October 1706 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 14 November te Rotterdam getrouwd met Johanna Poortegael (ook Poortugael genoemd) j. d. van Maassluis, wonende te Rotterdam. Het echtpaar won : Hugo, gedoopt 22 Februarij 1708, getuigen : Jacob en Catharina Portugaal. Johannes, gedoopt 6 Mei 1710, getuigen: Jacobus Poortugaal en Catharina Poortugaal. De vader werd begraven 28 Januarij 1710, een kind van hem 18 Julij 1710. Hij en zijne vrouw woonden, toen zij in 1708 op belijdenis werden aangenomen, in het Noordeinde te Brielle (Acta van 22 Januarij 1708). a In de Vroedschapsresolutie van 27 Januarij 1709, waarbi Johannes Magerus gekozen werd tot vroedschap (zk hem 0p de Naamlijst sub n° 146), heet hij „capitain", In 1697 werd hij gekozen tot raad in het College der f7arraten:.den lste° JanuariJ en den ls,en October lWJ werd hij gekozen tot schepen. Er zai wel geen bezwaar zijn om in de genoemde personen afstammelingen te zien van Clacs Pietersze Mager en Jannetje Seroijen. Tot hetzelfde geslacht zal waarschijnlijk behoord hebben jacoba Magerus (1) geboren te Heenvliet, die als j. d. 10 Julij 1742 te' Bnelle getrouwd is met Jacob Kluit; zie op Kluit in het artikel over Copper. Volgens aanteekeningen be- reffende het geslacht Kluit, het eigendom derBrielsche amilie Kimt, zou Jacoba Magerus te Nieuwenhoorn gestorven z,jn 30 Jnnij „81, oud 63 jaar, B maanden en Zö dagen. In de 17de eeuw trouwd(, ,e Briel|e ^ ^ ^ ^ dÜTot ,,a§ev V°erde " Va" Zuidland afkomstig was. Den iSMe» November 1651 toch zijn te Brielle ge- ronwcI Cornelis Pietersze j, m, van Zuidland, wonende „s Heer Daniels ambacht" te Brielle, en Lijsbet een erts j. d. In de aanteekening van dit huwelijk staat de man niet als een Magerte boek, maar uit andere aanteekmgen blijkt, dat hij den naam Mager voerde (2), Bij Lijsbeth Leenderts won hij : Krfirixr(3fed0°Pt ' 0C'°ber 1656' ge'Uige : Mar«ric,a gen Pteters ged°0f" ^ Au8ustus 1660, getuige: Maertd jacob, gedoopt 6 Julij 1662, getuige : Neeltje Leen- FreTrÏtje' ged°°Pt 23 °C'°ber 1667' getui«e : Grie|je Jafobt'^')ged00P' 21 Maa" 167°' getuiSe: Neeltje GerriÏ",)e' ged°°Pt M Ja"Uarij l6?S' getuige : APlon« Den 16d» Augustus 1673 is Cornelis Pietersze Maeger, weduwnaar, wonende in het Noordeinde te Brielle aldaar getrouwd met Lijsbeth Baltums j. d, En den , ttai bti,d"u ——■ J— m» ; Zi« doopaanteekeoiogen „» 23 0cl„b«, ^ r-*zr-t " doopgetuige mag deze Pieter voor een zoon van Corn r P' 7 h Mager worden gehouden. Hetzelfde kan ik niet zeggen van Piet« gT 1 xirvader corneiis piete—-et~^ 1 (4) In de aanteekening van dezen doop heet de vader alleen Po K I 31 i 7den October 1674 is Cornelis Pietersze Mager opnieuw : ondertrouwd en daarna te Rotterdam getrouwd me" dam R ' iaM Su'jderl0<,sen J- d- wonende te Rotterdam. Bij deze vrouw won hij: geJrFrIeksged0°Pt 6 DeCember 1675' 8«"«e ■■ Griet- n«t°nieS' g.ed°°.pt.15 1677, getuigen: An- netje Claes, Lavijntje Carels. ClAndries, gedoopt 2! Julij 1680, getuige: Annetje Tr^f^sged0°Pt 21 SCPtember 1681 ' Huijge'f' gedOOP' ^ Maar' 1684' gC,Ui«e: M>je DiePrbruged:opt 7 Aprii 1686 ■ge,uig- NeehjerAd;,fdOOPt 25 DeCember 1687' *««•' Vier kinderen van Cornelis Mager „tuijnder" werden >oTe" l m°' ? Md 1684' lti86. 20 December '689. Gieltje Claes, weduwe van Corneli Mager, werd begraven 23 November 1707, en Cornelis Pietersze Mager eenige jaren te voren, den 7 den £)e. cember 1696. Pieter Comelisze Mager werd begraven 18 November 1681. Maartie Corn. Mager in het Noordeinde isin 1700 op belijdenis aangenomen. Misschien 3 T li?6 Maertie bed°eld de 21 September 1681 gedoopt Manjtje Cornelis dr. Jacob Comelisze Mager j. m. (1), wonende in het Noord, d is !!4 Maart 1080 te Bne|le gelrouwdme( Saa tjeP,eters weduwe van Antonie Bastiaens, die 25 beptember 1688 begraven werd, na het aanzijn te lebben geschonken aan Pieter, gedoopt 25 Julij 1681 getuige: Lijsbeth Pieters. De weduwnaar trouwde 24 April 1089 met Trijntje Arents j. d. en won bij haar Lijsbeth, gedoopt 27 Maart 1690, getuige- ArilenhV Arens Den 29- Ju„ij 1680 w'efd Comelisze Mager „tuijnder". Zijne weduwe Trijntje Arens trad 1 Maart 1693 in den echt met Maarten fcTaartensze Quak j. m. - Pieter Jacobsze Magher j II. geboren te Brielle, trouwde aldaar 7 q I i! 1704 me. Johanna de Vos, j. d, die 20 OctoberT?^ Jegraven werd. Een kind van Pieter Ma^er * "erd » Aprf 1706 begraven. Piter Mager "„Xw iaar, ,s 19 Januarij 1710 getrouwd met Meertje Theu" - «n Dobbe, j. d. geboren te Brielle. 8^, Mae' an 20jun,j 1722 werd Pieter Magher, die in 1711 op ehjdents werd aangenomen (Acta van 18 Januari ), aangesteld tot dekenmeester van het St. Jans- op Mid"i* a"s"onra '-°b "*» <*«• « • —van het St. Jans- gilde. Volgens eene grafzerk stierf Maertje van Dobbe den 19den j/[ej 1730, oud 65 jaar. Haar man werd 19 Januarij 1745 begraven. — Elisabeth Mager j. d., geboren te Brielle, trad 11 April 1719 te Brielle in den echt met Jacob de Hoijer (den Hoijer) j. m. geboren te Brielle. Het echtpaar won: Cornelis, gedoopt 11 Augustus 1720, getuige: Aaltje Hoijers; Cornelis, gedoopt 5 April 1722, getuige als voren. Den lsten October 1720 werd een kind begraven. Als huisvrouw van Jacob den Hooijer werd Lijsbet Mager 22 Februarij 1733 begraven, nalatende een kind. De Kerkeraadsacta van 27 April 1713 vermelden als aangenomen op belijdenis Lijsbeth Mager op de Botermarkt. Neeltje Cornelis Mager j. d., wonende in het Noordeinde, is 12 Mei 1697 te Brielle getrouwd met Pieter Cornelisze Kater j. m., die 27 Augustus 1702 hertrouwde met Trijntje Hendricks van der Weer j. d. Bij zijn 1ste vrouw won hij : Lijsbeth, gedoopt 31 Mei 1699, getuige : Trijntje Cornelis ; Cornelis en Jacob, gedoopt 7 November 1700, getuige als voren; Cornelis, gedoopt 12 Maart 1702, getuige : Maartje Cornelis. Den 25sten Augustus 1699 werd een kind, den 22sten Mei 1702 werden een kind en de huisvrouw van Pieter Kater begraven. Trijntje Cornelis Mager, j. d., wonende in het Noordeinde , is 18 Januarij 1699 te Brielle getrouwd met Hendrick Steenhuijse (ook genoemd Van Steenhuijse), j. m. uit Zwitserland. Het echtpaar won : Catharina, gedoopt 19 Januarij 1701, getuige: Neeltje Cornelis; Marcus, gedoopt 26 Augustus 1703, getuige: Jannetje Quak. Een kind werd begraven 18 Januarij 1711; Trijntje Mager, huisvrouw van H. Steenhuijse begraven 24 Mei 1711; hij zelt 3 Junij 1711 en het bericht van zijne begrafenis noemt hem „tuinder". Misschien was aan de laatstgenoemde personen verwant Elisabeth Mager, die haren man Albertus van Roose, ook Aalbert Veroozen genoemd, schonk: Frederik, gedoopt 1 November 1750; Cornelis, gedoopt 12 November 1752. In latere tijden leefden er geen personen meer te Brielle, die den naam Mager of Magerus voerden. Ik vond alleen, dat 6 Augustus 1782 te Brielle begraven werd Catharina Cornelia, dochter van Otto Magerus van Buttler „capiteijn onder het 2e battaillon van het Regiment van den lieutenant-generael Prince van Baden-Dourlach," LXXXV. VAN DER FUIJCK. In het Bodtboeck, begonnen 1624, leest men pag. 205 in eene aanteekening van 8 Junij 1633 het volgende : m „Alsulcken huijs ende erve, genaempt de drije com- passen als Maerten Thonisze compasmaecker ende Neeltgen Jacobs dr. sijnne overleden huijsvrouwe deselve lest gepossideert hebben ende in dijer vouge bij de gemeene erfïgenaemen van deselve Neeltgen Jacobs dr. nu wederom vercocht es, staende ende leggende aen de noortsijde vant Maerlant: cooper Maerten Thonisze compasmaecker." Enkele bladzijden verder, pag. 211, vindt men eene aanteekening van den verkoop van een aan het huis „de drije compassen" grenzend huis, mede laatstelijk in het bezit van Maerten Thonisze en zijn overleden huisvrouw, en gekocht door Isaac Maertensze „blockmaecker." Hetzelfde huis zal bedoeld zijn in het Bodtboeck, begonnen 1641, bli. 133, waar men leest van een huis aan de noordzijde van het „Maerlant", laatstelijk in't bezit van Isaiick Maertens zal. en nu door zijn erven verkocht. In .638 werd een huis aan de noordzijde van het „Maerlant" verkocht door Abraham Maertensze „compasmaecker" (1) (Bodtboeck, beg. 1624, pag. 335). In het Bodtboeck, beg. 1641, blz. 175, leest men : „ Alsulcke schilderijen, aencomende eennen Ferdinandus ... schilder tot Haerlem, als Abraham Maertensze compasmaecker, woonende binnen deser stede, als pant metter minne tot sijnner verseeckertheyt sijn in handen gestelt voor de somme van 70 car. guldens, uut saecke van verteerde costen,bij den voorn. Ferdinandus tot sijnnen huijse verteert, Isser imant, die eenich recht ofte actie op de voorsz. schilderijen heeft te pretenderen, die come binnen de 3 saterdaechse ban geboden voor de vercoopinghe derselver ofte swijge hijer naemaels. Geaccordeert op maendach te roupen ende dinsdach te vercoopen". Iets anders behelst de aanteekening, welke in 1644 of 1645 geschreven is, niet. Zij vermeldt geen kooper. De schilderijen van Ferdinandus, wiens geslachtsnaam den maker der aanteekening onbekend was, zullen dus niet verkocht zijn. In de Thesaurie-Rekening over 1624—1625 staat Maerten Thonisze „compasmaker" te boek als kooper van eene erve tusschen „de roode ende noortpoorte". De Thesaurie-Rekening over 1626 —1627 vermeldthem bovendien als kooper van „de oude corps de guarde ende derve annecx, gelegen opt Maerlant bij de waterpoorte" (fol. 13 verso). Als eigenaar van de eerstgenoemde erve staat in de Thes. Rek. over 1636— 1637, fol. 11, te boek Abraham Maertensze „compasmaecker", maar fol. 12 vindt men Maerten Thonisze nog als kooper van „de oude corps du garde". Men leest aldaar onder het hoofd „ontfangh van renten ge- (1) Den 20sten Februarij 1633 zijn te Brielle ondertrouwd en vervolgens te Rotterdam getrouwd Abraham Maertensze, j. m. van Brielle, en Fijtjen Theunis, j. d. van Goikum, beiden wonende te Rotterdam. procedeert uyt de vercoopinge van de oude corps du garde ende erve etc.": Van Maerten Thonisze compasmaecker over den coop van de oude corps du garde etc." — Onmiddellijk daarop volgt: „Van Thonis Maertensze 12 pond 5 sc. over een jaer interest.... ter saecke van den coop van de erve annecx de voorsz. corps du garde etc." In de Thes. Rek. over 1637— 1638 leest men fol. 11 verso: „Van de erffgenaemen van Maerten Thonisze compasmaecker over den coop van de oude corps du garde etc." En dan volgt vveêr: „Van Thonis Maertensze 12 pond 5 sc. etc." In de Thes. Rek. over 1642—1643 komt Abraham Maertensze „compasmaecker" nog voor als eigenaar van de erve tusschen de noord- en de roode poort, maar de Thes. Rek. over 1651 —1652 vermeldt als eigenaar Aert Ottho van Rijnswoude. Van de rente, door Thonis Maertensze betaald, gewaagt die Rekening nog, maar in de Thes. ! Rek. over 1666—1667 luidt de post: „Van Abraham Maertensze we04 genoemd en niet tot zijn eer. De man was een dronkaard, vocht in het openbaar en maakte zich ook aan andere ongeregeldheden schuldig, zoodat hij telkens door eene Commissie uit den Kerkeraad aangesproken en de kerkelijke tucht op hem toegepast moest worden. Onderscheidene malen werd hij met verzwijging van zijn' naam voorgesteld aan de gemeente, opdat men voor hem zoude bidden, en enkele keeren werd door tusschenkomst van vrienden voorkomen, dat een zwaardere straf op den onverbeterlijken zondaar toegepast werd. Nu sprong Ds. Corput, predikant te Dordrecht, voor hem in de bres (Acta van 11 November 1595), dan kwamen een paar „cousins'' (1), dan weer de rentmeester Gans en Boudewijn Vincentsze voor hem tusschen beiden (Acta van 10 Julij 1602), en meer dan eens ook Dirck Cocx, gewezen rector der Latijnsche school (2) en schoonvader van Pieter Cornelisze, zooals blijkt uit de Kerkeraadsacta van 28 October 1588, 11 Augustus en 20 October 1595, alsmede zijne huisvrouw (Acta van 21 Februarij 1601). Evenals in de Kerkeraadsacta heet de genoemde bakker in de Resoluties der Brielsche Regeering „Pieter Cornelisze backer" (Res. 27 Augustus 1594). Eene Res. van 30 Julij 1594 noemt hem eenvoudig „Pieter de backer". 's Mans geslachtsnaam vindt men in de Rekening der St. Cath. kerk over 1609—1610, fol. 2 verso, waar men leest: „Ontfangen over de sepultuijre van Pieter Cornelisze Burchvliet, die opten 7" Januarij (1610) in de kereke begraven es etc." Dat deze Burchvliet dezelfde persoon is geweest als Pieter de backer, blijkt o. a. uit een brief, in 1603 door Ds. N. van (1) In de Acta van 7 November 1595 leest men van »Claes Corstiaensze tinnegieter met zijn broeder, die den papieren molen heeft, beijde cousins van Pieter Cornelisze backer." (2) Zie wat ik over dezen rector mededeelde in het 1ste Stuk van »De Brielsche Archieven," blz. 8—12, 2de Stuk, blz. 197—199, en Fruins Biidraeen, Reeks III. Deel II, blz. 170 175. * "SS Dam geschreven en waarin men, zooals ik reeds elders (1) neb vermeld, het volgende leest: hij (Donteclock) weet wel te zeggen, dat eenige van qualiteyt den sone van Pieter de Backer (die alle dage wordt verwacht dat hij van Geneven sal wedercomen) sullen practiseren mettertijdt hier in den dienst te crijgen'. Met dien zoon is bedoeld Cornelisze Pietersze Burgvliet. Voordat ik van dien zoon spreek, deel ik mede dat lieter Cornelisze Burgvliet (2) een dochter won, genaamd Marijtge. Den 26*ten September 1604 zijn te Brielle getrouwd Andries Jansze de Jong j. m. en Marijtgen Pieters van Burchvliet j. d., beiden van Den Briel. Het echtpaar won : 1». Catrijntge, gedoopt 10 Augustus 1605, getuige: Marijtge Dirrickx dr. In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Maert- j gen Pieters dr. De getuige Marijtge Dirks dr. zal de huisvrouw van Pieter Cornelisze geweest zijn ; 2° Jan gedoopt 15 October 1606, getuigen : Dr. Seroyen, Jan Jansze Almonde en Lijsbeth Jansdr. In de aanteekening van dezen doop en ook elders heet de vader "dries Jansze de Jonge en er is bijgevoegd dat hij „apoteecker" was. Den 13 men op blz. 25 verso van een stuk laDd,„v,canegoet", laatstelijk in bezit van Jan Jacobsze Musch, BuXeTzal! 'Q ^ ^ ROtterda,,,"• " ^ C°rDelisze (3) Uit deze kantteekening, behoorende bij eene aanteekening, vermeldende den verkoop van een huis, laatstelijk in het bezit van de ergenamen van zal. Pieter Cornelisze Burchvliet, mag men afleiden at Pieter Cornelisze niet meer dan twee kinderen naliet. ' De reeds vermelde zoon van Pieter Cornelisze Burg. vliet, Cornelis Pietersze Burgvliet, was een alumnus van Den Briel. Eene Vroedschapsresolutie van lljulij 1601 luidt aldus: „Geaccordeert Cornelis Burchvliet, van wege deser stede geweest sijnde int Collegie Theologie tot Leijden, hem voor den tijt van twee jaeren te mogen transporteren tot Geneve in Vranckrijck, omme sijne studie in Theologie te vervolgen, omme uaernae des te bequaemsr te mogen sijn, den dienst des H: Ev: (waertoe hij tot noch toe es onderhouden ende opgequeeckt) te mogen betreden ten dienste deser stede, waertoe hij gehouden wert ende midts desen hem verbonden ende aen mijn heeren verobligeert heeft, omme hem tot allen tijden tharen ende derselver stede dienst te laten gebruijcken, daertoe versocht sijnde, sonder hem buuten consent ende wille van mijn heeren voornomt in eenige andre steden ofte personagien dienst te laten gebruijcken ofte hem andersins verbinden. Ende sal hem daertoe tot sijn onderhoudt des jaers versorcht ende bekeert(i) werden de somme van 300 ca: guldens, ende bovendien tot sijn reijsgelt int gins gaen ende wederom comen telcken 100 ca: guldens, mits dat de I voornomde Burchvliet gehouden wert hem in alderneersticheijt ende getrouwicheijt in sijne voorsz. studie te bevorderen, omme te mogen geraken ende comen tot sulcke beroupinge ende dienst als hij wert opgetrocken, ende tot dien eijnde van tijt tot tijt aen de dienaren des H: E: binnen deser stede van sijne gelegenheijt endecomportement te schrijven ende met deselve goede correspondentie te houden. Ende is expresselijcken gestipuleert, dat evenverre denselven Burchvliet hem tot eenige andre oeffeninge quaeme te begeven, ende tvervolch van den dienst des H: E: quaeme te verlaten, ofte oock sijne voorsz. belofte ende verbintenisse niet naer en quaeme ende mijn heeren midtdien gefrusteert (1. gefrustreert) waren van de hope, die sij van hem sijn hebbende, dat in sulcken gevalle denselven ende sijnen vader verbonden ende gehouden sullen sijn te betaelen ende restitueren alle de penningen, die uut saecke voorsz aen hem sullen wesen bekeert ende verstreckt. Waertoe denzelven Cornelis Burchvliet ende Pieter Cornelisze synen vader hen voor mijn heeren burgermeesteren, oudt ende nieuw gerechte deser stede hebben verbonden ende geobligeert". In 1603 kwam Cornelis Burg Ult Geneve teru£ (*) en de kerkeraad van Den (1) D. i. uitgekeerd, zie Verdam op bekeren. (2) In de dagen, waarin zijne terugkomst verwacht werd, werd er ten hu,ze zijner ouders gedanst, waartegen de kerkeraad opkwam AeU 25 April 1603: .1, dc .erg.de,i„El,e .„orjh.conji, j"' ,t , b",'l°f' "" "•i" « -„dé toelaeten.jaeselfs gheen snaerenspel, de jonghe luijden evenwel hebben ghedanst ten huijse van Pieter Cornelisze Backer." Acta van 5 Mei ml : m Briel vond goed dat hij zich eens liet hooren. In de Kerkeraadsacta van 30 Mei 1603 leest men: „Also Cornelis Pieterszoon, de sone van Pieter de backer, bij mijn heeren op het Stadthuijs was ghevveest, versoeckende opten predickstoel gehoert te moghen worden, met besloten deuren, so hadde de burgemeester Jacob Allertsze Dammium hijervan angesproocken, welke hem voor antwoort gaf, dat de kerekeraedt wel tevreden was Cornelis Pietersze te hooren, om te vernemen wat hij geproffiteert ende wat gaven hem de Heere gegheven heeft, maer vonden geraden dat (1) hem een text sal gheven, hetwelke bij Dammius den kerekeraedt angedient sijnde, hebben de broederen goetgevonden, dat Cornelis Pietersze bij de dienaren een text gegheven sal worden, die hij als voren verhandelen sal". Kort daarna gaf de Brielsche Magistraat Cornelisze Pietersze vrijheid om voor een tijd elders als predikant op te treden. Res. van 10 Julij 1603 : „Opt versouck van Cornelis Pietersze Burchvliet, van wegen ende tot laste deser stede int Colegie Theologie ghestudeert hebbende, es denselven geaccordeert ende geconsenteert, hem op eenighe plaetze voor een tijt te verbinden ende hem selven met prediken te exerceren, alles ter tijt ende wille (wijle) thoe, totdat hij van Burgemeesteren ende Regierders deser stede wederroupen zal werden". Wellicht dat tot dit besluit heeft medegewerkt, dat het niet wenschelijk was Cornelis Pietersze bij 't leven zijns vaders in Den Briel als predikant te hebben. Die vader toch scheen onverbeterlijk. Terwijl hij vroeger wel dronken op „een molenaers carré" thuis was gebracht, moest de kerkeraad hem in 1604 weer laten aanspreken, omdat hij in beschonken toestand de lange poort was ingekomen en op den weg was blijven liggen (Acta van 2 en 16 Julij 1604). Waarheen de zoon vertrok, zegt het Trouwregister, hetwelk bericht, dat 29 Augustus 1604 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 12 September te „Nieucoop" getrouwd zijn Cornelis Pietersze Burchvliet van Den Briel, „dienaer des goddelicken woorts tot Nijeucoop", en Margrijete Verdelff Gerrits dr. j. d , wonende te Amsterdam. In de ThesaurieRekening over 1626—1627 heet deze vrouw Margareta a>Is ons voorghecommen dat Pieter Cornelisze backer ofte sijn huijs vrouwe haer camer ten besten hebben ghegheven voor de jonghe luijden, die in de bruijloft van Velsens dochter waereQ ghevveest, omme te spelen ende te dansen, twelck henluijden niet toeghelaeten was gheweest tot Velsens. Hiervan is de huijsvrouwe aenghesproocken ende bekende dat sulxs op haer versocht was ende dat sijt toeghelaeten hadde, maer en dochte niet, dat (men) dat soo qualick soude ghenomen hebben Is haer angheseijt, soo se totten avontmael wilde commen, dat met verswijghinghe van haer name wat soude voorghestelt worden, maer seijde dat se afblijven soude." (1) Hier te lezen . dat m-ti. m Gerrits Delös. In 1605 verlangde de Vroedschap den predikant van „Nieucoop" weer eens te hooren en de man trad op een vrijdag in de St. Catharina kerk voor de gemeente op (1), maar toen er in 1606 eene predikantsvacature ontstaan was te Brielle, verhief zich geen enkele stem, opdat Burgvliet beroepen zou worden. Ter voorziening in de vacature werd met goed gevolg Libertus Fraxinus beroepen. Tijdens de werkzaamheid van dezen leeraar stierf Pieter Cornelisze Burgvliet, en niet zoodra had Fraxinus de begeerte te kennen gegeven om Den Briel te verlaten, of de Brielsche Regeering kwam met haren voormaligen alumnus Cornelis Burgvliet voor den dag. In plaats van Fraxinus kwam Burgvliet te Brielle, maar over en door deze plaatsvervanging begonnen te Brielle de onlusten, tusschen de Remonstranten en Contra Remonstranten, door Willem Crijnsze beschreven in eene Notitie, welke door mij is medegedeeld in het Archief voor Nederlandsche Kerkgeschiedenis, onder redactie van de Hoogleeraren Acquoy en Rogge, D. III, blz. 357 en volgg. Evenals zijn collega Theophilus Rijckewaert, werd Cornelis Burgvliet om zijn remonstrantsche gevoelens afgezet. In de „ Capita accusationum tegens Cornelium Burchvlietium" komt het volgende voor: „Dat hij is onordentelijc in de kereke van den Briel ingedrongen, opt simpel beroep van den Magistraet, tegens alle vermaningen, waarschouwingen, wille ende danc van den kerekenraedt, die noyt in zijn beroep hebben willen consenteren noch eenige beroepbrief schrijven, uijt oorsaeck dat veie quade geruchten hem naerliepen, als dat hij was lichtveerdich, seer leugenachtich, dronckig (1) Kerkeraadsacta van 30 November 1605 : »Alsoo de vergaderinghe verstont uut Lenaert Jansze, dat mijn Heeren op den 29en November geresolveert hadden, dat Cornelis Pietersze Burchvliet des vrijdaechs daeraen in dese kereke soude prediken, opdat sij sijne gaven mochten hooren, ende dat dese resolutie van mijn heeren door ijmant ofte eenighe uut den haere den dienaeren deser stede soude aengeseijt j worden, opdat sij daervan niet onwetende en souden wesen, heeft dese handelinghe van mijn heeren de vergaderinghe vreemt gedacht ende van quaede consequentie ende strijdende teghen het recht der kereke ende acte des Nationalen Sinodi, daerom ooc met de meeste stemmen goetghevonden is, mijn heeren te remonstreren dat, alhoewel de vergaderinghe gheen swaricheijt en maeckte, dat Cornelis Pietersze alhier sijne gaven hooren late, nochtans mijn heeren niet toecomt ijemant door alsulcke haere resolutie te authoriseren den predickstoel te betreden ende alsoo het oordeel der dienaeren te voorcomen." Acta van 2 December 1605: «Willem Crijnsze ende Frederijck Cornelisze hebben rapport gedaen van tgene haer opgeleijt was, te kennen gevende .... dat mijn heeren geantvvoordt hadden haere meijninghe niet geweest te sijn de kereke in haer recht eenichsins fe vercorten, dat ooc haere resolutie sodanich niet en was geweest als ons aengedijent was, maer alleenlick dat sij goetghevonden hadden Burchvliet te hooren ende dat hetselfve door eenighe uut den haere op de dienaeren versocht soude worden: aen welcke verclaringhe van mijnen heeren de vergaderinghe haer heeft laten ghenoeghen." ofte gulsich, oncuijsch, speelachtich met de caert ende teerlingen, ende frequenteren van suspecte plaetsen. Maer is geproclameert van den Secretario uijt het gestoelte der Magistraeten, ende is ettelijcke raaenden daernae van den predicstoel bevesticht achtervolgende seker accoort, gemaeckt tusschen de Gedeputeerde van den Magistraet ende den Kerckenraet, meer uijt drang ende dwang om niet alles het onderste boven te werpen, als op hope dat zijn dienst ende comportement eenige vrucht schaffen soude. Heeft hem ooc meermael onsuijver verclaert in de leere te zijn Van gelijcke heeft ooc Burgvliet doorgaens de parthije der Remonstranten gehouden int voorstaen van de onwettige incominge eeniger derselver. Heeft ooc noch, in den Briel zijnde, verscheijden mael met zijne lichtveerdicheijt ergernisse gegeven. Noch heeft de Classis tegens Burgvliet, dat hij hem (heeft) laeten gebruijcken tot handhavinge van de schandelijcke daet ende lasteringe der waerheijt, die Adrianus Romanus binnen Goedereede heeft met openbaer gedruckten brief geattenteert" (1). Na zijne afzetting leefde Cornelis Burgvliet niet lang meer (2). Den 24e» Augustus 1622 werd hij te Brielle begraven. Den 21en September 1613 werd hij benoemd tot curator der Latijnsche school. Eene Magistraatsresolutie van 24 Julij 1621 luidt: „Sijn tot directeurs der Westijndische Compagnie genomineert den burgemeester van der Goes, den rentmeester Briel, Heijnderick Beuijs ende Cornelis Pietersze Burchvliet". Deze nominatie bewijst wel, dat Burgvliet weer een persona grata was bij de Stedelijke Regeering, ofschoon zij contra-remonstrantsch was. Misschien is ook hier van toepassing: cherchez la femme. In de Kerkeraadsacta (1) Zie over RomaDus en zijn gedrag De Brielsche Archieven, Stuk I, blz. 72—83. (2) In eene MS. Notitie van Willem Crijnsze leest men : »De Arminiaensche predicanten in onsen classe sijn : 1. Jacobus Carpentier in Middelharnisse. 2. Hugo Steur in Oostvoren j die van den Briel sijn op sondach voorleden bij hem ter predicatie geweest. 3. Nicolaus Tijckmaker in Geervliet, wil reconsilieren metten classe ; moeten hiervan het advijs des Sinodi hooren. 4. Johannes de Vries op de Stadt op Harinckvliedt. Is noch in loco ende doet veel quaets. 5. Nannius Geijsteranus in den Briel. Is tegenwoordich in den Hage. 6. Cornelis Burghvliet, wonende in den Briel. Is gesuspendeert van de Gedeputeerde des Sinodi, totdat hij de kercke sal genoech gedaen hebben, ende hem middelertijdt stille houden, ende sal alsdan beroe- ] pelicken sijn. Hout hem geensins stille etc. 7. Abrahamus la Faille, gesuspendeerde predicant van de Nieuwe Tonge, woont in den Briel. j 8. Gerardus Velsius, gesuspendeerde predicant van Rocangie, woont < tot Rotterdam, comt noch somtijts in Rocange ende rockent sijn volck 1 vast op. ] van 6 Mei 1621 vindt men, onder het hoofd: „tot den avondmael sijn toegelaten met belijdenisse", 3 personen genoemd, en dan onder het opschrift: »stille gesetenen" 4 personen, waaronder Grietje Gerrits dr. huisvrouw van Cornelis Burchvliet. Over deze vrouw, die in 1624 hertrouwde met Gerrit van der Mast, zie men verder op Van der Mast art. XVI. Den 27en October 1605 werd te Brielle gedoopt Dirrick, zoon van Cornelis Burchviet en Margareta Gerrits dr. Getuigen waren Pieter Cornelisze, Andries Jansze en Pieter Gerritsze. Dat het echtpaar meer kinderen kreeg, zegt ons een akte van 11 October 1631, welke aldus begint: , Compareerde voor schepenen der stede van den Brielle Hugo Welhouck, medeschepen der voorsz. stede, ende Andries Jansze de Jonge (lj, als naeste vrunden van de onmondige kinderen van Cornelis Burch vlijet ende Grijetgen Gerrits dr., beijde sa:, te kennen gevende, dat sij, comparanten, in de voorsz. qualiteijt van meeninge sijn te procederen tot het maecken van den staet ende inventaris van den boedel ende achtergelaten goederen van wijlen Heijndrick Burchvlijet, broeder van de voorsz. onmondige kinderen". In de Rekening der geestel. goederen over 1614 leest men : »Cornelis Pietersze Burchvlijet, predicant, besijcht seker offitium, specterende int Catrinen Susterjs (2), gedefereert op Dirck Cornelisze sijnnen soon importerende voort derde paert ontrent 15 pond tsjaers, van de welcke den 3en penning hem met desen jare tot wederseggen is geremitteert, dus hijer memone" (3). Die remissie was hem toegestaan „tot behouff van de studie van zijnnen soon Dirck" • zie Ress. Mag. 3 Januarij en 11 Julij 1615. 't Laatst'zag ik dien zoon vermeld in het Doopregister, hetwelk bericht dat 2o Augustus 1647 gedoopt werd Maria, dochter van Pieter de Jongh, waarbij getuigen waren: Andries de Jongh, Derck Burchvliet en Maertee Cornelis. & (1) Deze twee personen waren ook «administrateurs onder benefitie z~.it-boedei ***•££ (2) Zie over dit klooster wat ik schreef in Het Brielsche Archief Geschttd- en Letterkundige Naoogst, blz. 116—129, en Fruins Bijdragen, Reeks III, Dl. II, blz. 136—161. (3) In de Rek. geestel. goederen over 1588 staat fol. 27: .Ontfangen van P.eter Cornelisze backer 16 ponden 5 schellinghen in volder betaelinge yant 3e paert zijnder vicarie, ghefondeert op Dominicus «u..„ «.» ,«■„» Rek. Im, ,0„f„ge„ p.Jr v9uwmsmn% 1U pxaais van ciuteiingen. De genoemde zoon van Cornelis Burgvliet, Heijndrijck Burchvliet, wonende in de Nobelstraat te Brielle, trouwde 20 Maart 1629 te Brielle met Annetge de Vogel, wonende in de „Capoenstrate" te Brielle. Eene attestatie van 14 Februarij 1633 luidt: „Compareerde.... Aert van Rijelle schepen, dewelcke ter requisitie van Jan Adriaensze brouwer verclaerde waerachtich te wesen, dat hij, comparant, naert overlijden van de huijsvrouwe van Hendrick Burchvliet, ende namentlijcken als wanneer den voorn. Burchvliet noch woonachtich was binnen der stadt Rotterdam, uijt de mont van de wijnckelmeijt van den voorsz. Burchvliet gehoort heeft, dat sij de wijnckel hadden overgeslagen ende bevonden, dat den voorn. Heijndrick Burchvliet bij deselve noch hadde gewonnen ende geprospereert, alhoewel hem sijnne siecten ende andere saecken vrij merckelijcken veel hadden gecost". Eene zuster van Dirk en Hendrik zal geweest zijn Maria Burgvliet, vermeld in de Thesaurie-Rekening over 1636 — 1637. Terwijl in de Thes. Rek. over 1626—1627, fol. 54, de post voorkomt: „Betaelt aen Margareta Gerrit Delfïs van wegen haeren soone Dirck Burchvlijet over een jaer interest van 1000 pond capitael de somme van 62 pond 10 sc.", leest men dien post in de Thes. Rek. over 1636—1637 fol. 52 aldus: „Betaelt Hugo Welhouc van wegen Maria Burchvliet over een jaer interest van 1000 pond capitael .... 62 pond 10 sc." Eenige maanden nadat de predikant Cornelis Pietersze Burgvliet begraven was, werd te Brielle het stoffelijk omhulsel ter aarde besteld van Vincent Lucasze Burchvliet. Deze man toch werd 5 Maart 1623 begraven. In het Trouwregister heet die man Vincent Lucasze van Burgh j. m. van Den Briel, „lest gewoont hebbende binnen Dordrecht." Den 24sten Februarij 1602 trouwde hij te Brielle met Goeltgen (Gooltgen) Claes dr., weduwe wijlen Willem Claesze schipper van Den Briel. Het echtpaar won : Baudewijn, gedoopt 9 Februarij 1603, getuigen : Abel Fransze, Willem Bauwensze, Maritgen Crins. Lucas, gedoopt 9 Februarij 1605, getuige: Maritghe Pieters. Maritgien, gedoopt 21 Januarij 1607, getuige: Jobje Claes dr. Een kind van Vincent Lucasze werd begraven 12 Junij 1619; de vader 5 Maart 1623. Uit het Bodtboeck, begonnen 1598, pag. 106, blijkt dat hij bakker was. Van zijne weduwe, Gooltgen Claes dr. (1), is nog (1) Blijkens eene akte van 24 Maart 1629 bleef zij toen borg voor Jan Woutersze Knol. sprake in eene aanteekening van 1635. voorkomende in het Bodtboeck, beg. 1624, pag. 284 verso. In de Rekening van den in 1643 geconsenteerden 200sten penning leest men fol. 8: „Lucas Burchvlijet voor de erffenisse van sijn moeder, de huijsvrouwe van Vincent Lucasze Burchvlijet, gestelt op 3000 pond .... XV pond." „De weduwe van Vincent Lucasze Burchvlijet es overleden ende haere kinderen daermede hijervooren verhoocht.... memorie". Fol. 4 verso van dezelfde Rekening heeft dezen post: „Johannes Burchvlijet voor sijn capitael mette erffenisse van sijn moeder, de weduwe van Vincent Lucasze Burchvlijet, 6000 pond etc." Lucas Vincentsze Burchvliet is als j. m. 17 Februarij 1630 te Brielle getrouwd met Jannetje Gillis j. d. Tot de 4 personen, die 1 October 1630 benoemd werden tot „visitateurs van ellen, maten ende gewichten", behoorde Lucas Vincentsze Burchvliet. Den 31sten October 1643 werd hij met 2 anderen „gecommitteert tot keurmeester ende vinder van de slachtbare beesten omme alle questien ende differenten, ter saecke van dijen resulterende, te decideren." In 1635 leefde hij nog Blijkens eene akte van 16 Augustus 1635 bleef toen borg voor hem Johan van Dijck, oud-burgemeester (1). Hij zal in 't begin van 1649 overleden zijn, daar bij Res. Mag. 1 Mei 1649 aan de weduwe van Lucas Centsze Burchvlijet vergund werd „erffhuijs te mogen houden". Den 9den Februarij 1651 werd begraven de dochter van de weduwe van Lucas Centsze Burgvliet. Bij Res. Vroedsch. 15 Maart 1654 werd aan die weduwe vergund een lijfrente te kocpen op de stad ten lijve en ten behoeve van Vincent Lucasze Burchvlijet, haren zoon, welke rente in 1661 vergroot mocht worden (Res. Vr. 28 Mei 1661). In de Thesaurie-Rekeningen over 1666—1667 en 1668—1669 vindt men den post: „Betaelt Jannetje Gillis wede. van Lucas Burchvliet een jaer renten ten lijve van haren soon Vincent Lucasze etc." In de Thes. Rek. over 1678—1679 luidt die post: „Betaelt Vincent Burgvliet, soone van Lucas Burgvliet, geprocreëert bij Jannetje Gillis etc." De weduwe zal dus toen dood zijn geweest. Van Vincent Burchvliet staat opgeteekend, dat hij als j. m. van Brielle 24 Februarij 1669 aldaar ondertrouwd en met attestatie van 11 Maart te Rotterdam getrouwd is met Maria van Abeel j. d. van Rotterdam. De Kerkeraads- (1) In 1630 en 1631 bleven, blijkens akten van 22 Julij 1630 en 25 Maart 1631, borg voor hem zijne moeder Gooltgen Claes dr. en Maria van Nes (Maeijke Pieters dr.) weduwe van Jan Woutersze Knol. Uit Res. Mag. van 30 Mei 1631 blijkt dat Jan Gijsbrechtsze en Lucas Burchvliet borg bleven voor Anthonis Gijsbrechtsze, pachter van het havengeld enz. I acta van 28 Julij 1672 vermelden de overkomst van ( Vincent Burgvliet en Maria Burgvliet met attestatie van , Rotterdam. Te Brielle won het echtpaar: Jacobus, gedoopt 15 Januarij 1673, getuigen: Jurvaes Ham en Anna van Abeel zijn huisvrouw; Abraham, gedoopt 20 Junij 1674, getuigen: Jerefaes Ham en Anna van Abeel; Tieter en Bartholomeus, gedoopt 23 September 1678, getuigen: Pieter van den Berg, Pieter van Abeel, Maria Bottkesius (?), Grerrit Burgvliet, Anna van Abeel. Den 24sten Februarij 1Ü82 werd een kind begraven, de moeder 13 October 1680, de vader 27 Julij 1690. Uit de aanteekeningen van de begrafenis der ouders blijkt, dat Vincent Burgvliet „stadsrouper" was. Toen hij te Rotterdam woonde, zal hem geboren zijn Lucas Burgvliet, die als j. m. 8 Maart 1693 te Brielle ondertrouwd en buiten Brielle vervolgens getrouwd is met Jacomijna Gardenier j. d. van Rotterdam. In 1691 werd Lucas Burgvliet op belijdenis aangenomen, zijne weduwe in 1693 (Acta van 25 Januarij 1691 en 22 October 1693) (l). Den 7dea jUnij 1693 werd Lucas Burgvliet stads „roeper' begraven te Brielle. Den 27*ten December 1693 zijn te Brielle getrouwd Jaquemina Gardenier, weduwe van Lucas Burghvliet, en Frangois van der Meer j. m van Schiedam. Pieter Burgvliet, j. m. geboren te Brielle, is 27 Maart 1703 te Brielle getrouwd met Adriana van Beijeren j. d., die 26 Februarij 1705 te Brielle begraven werd. Den 27^n Mei 1707 is Pieter Burgvliet, weduwnaar, getrouwd met Catharina van Heusden j. d. van 's-Gravenhage. Het echtpaar won: Maria, gedoopt 16 Augustus 1709. Een kind van Pieter Burgvliet werd begraven 30 Augustus 1709, hij zelf 7 Februarij 1721 , zijne weduwe Catharina van Heusden 26 Maart 1746. — Vincent Burgvliet was niet het eenige kind van Lucas Vincentsze en Jannetje Gillis. De Thesaurie-Rekening over 1692 1693 heeft fol. 41 verso een post, luidende: „betaalt de kinderen van Lukas Burgvliet etc.'', en een akte van 20 Februarij 1670 vangt aldus aan: „Compareerde etc. Mr. Gerrit Burghvliet, churigijn, wonende tot Leijden, ende Vincent Burghvliet, woonende tot Rotterdam, beijde soonen ende eenige erffgenamen van Lucas Burghvliet, overleden alhier etc." De Thes. Rek. over 1692-1693 heeft den post: „Betaalt Gerard Burgvliet een jaar interest etc." De Rekening van den in 1643 geconsentesrden 200*™ penning gewaagt, zooals ik reeds meldde, van twee zonen van Vincent Lucasze Burgvliet. Lucas had eer broeder Johannes, die als j. m. 25 Julij 1634 te Brielle getrouwd is met Cornelia Martens (Maertens) j. d. Ir sene akte van 10 September 1637 wordt Jan Vin;entsze Burchvliet genoemd „lakencooper" te Brielle. 3ij Res. Mag. 27 Februarij 1644 werd hij met anderen gecommitteerd om de collecte voor de huisarmen te tiouden. Eene aanteekening van 1648 vermeldt hem nog als kooper van een huis (Bodtb. beg. 1641, pag. 320), maar in eene akte van 8 December 1654 is sprake van Cornelia Maertens, weduwe van Jan Burchvliet. Den 6den Junij 1665 werd die weduwe (1) door de Brielsche Magistraten „gestelt tot moeder (regentes) van het Suijteijntsche gasthuijs" loco Elisabeth Jacobs van der Heul, die was overleden. Op de lijst der Vroedschappen komt sub n°. 94 voor Maerten Burgvliet. In 1664 trouwde hij met Maria Deijm en hij won bij haar 5 kinderen, zie op Deijm. Bij de inzage van de opgave der namen van die kinderen en van de doopgetuigen blijkt, dat deze vroedschap een zoon was van Johannes Vincentsze Burgvliet en Cornelia Maertens. In 1666 (25 Februarij en 1 October), 1669 en 1671 werd hij gekozen tot schepen, in 1670 tot raad in het College der Magistraten, en den 19den Mei van dat jaar ter vervanging van Willem Swinnas, die overleden was, tot „ordinaris thesaurier." Twee kinderen van hem werden begraven 25 September 1680 en 5 Maart 1683. In de aanteekeningen der begrafenis heet hij „capiteijn Martinus Burgvliet". Zooals is medegedeeld, won hij twee dochters, Cornelia en Geertrui. De Kerkeraadsacta van 29 Januarij 1683 vermelden de aanneming op belijdenis van Cornelia Burgvliet; de Acta van 28 Januarij 1694 de overkomst van Matta Deijm en Cornelia Burghvliet met attestatie van (xorinchem; de Acta van 26 April 1703 de overkomst van de juffrouwen Gertruda en Maria Burgvliet, met attestatie van 's-Gravenhage. Den 28*ten December 1741 is juffr. Cornelia Burgvliet te Brielle begraven, den 22*ten Mei 1743 Geertruid Burgvliet, ongetrouwd. Het Kohier van den in 1669 geconsenteerden 200steu penning noemt Pieter Burchvliet, getrouwd met Margreta de Jongh. In welke betrekking deze Pieter gestaan heeft tot Maerten Burgvliet, is mij niet gebleken. LXXXVII. VAN CRANENBORCH. Op de lijst der Vroedschappen komt sub no. 1 voor Pieter Jacobsze. Dat hij reeds vóór den 10<*en September 1618 vroedschap was, zegt ons eene Resolutie van 4 Junij 1603, luidende : „Es geresolveert, dat men den (1) In 1693 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Catharina Gardenier, in 1694 Lijsbeth Gardenier (Acta van 22 Januarij 1693 en 22 April 1694). (1) Blijkens een akte van 26 Junij 1662 bleef zij borg voor Aem Jansze »lootsman", die geld schuldig was aan Maerten Prickman. -* naem van den burgemeester Pieter Jacobsze wederomme zal stellen int borretgen van den Vroetschappe, daer d'selve te vooren heeft gestaen, ende dat hij als Vroetschappe zall waecken". In eene straks mede te deelen doopaanteekening heet deze vroedschap Pieter Jacobsze van Cranenborch (l). Slechts eenmaal vond ik dien naam aan Pieter Jacobsze toegekend. In de Kerkeraadsacta der Herv. Gemeente van 4 November 1578 staat als nieuwe communicant vermeld Pieter Jacobsze „bij de Suijdpoorte"; in de Acta van 3 Mei 1580 Aechtgen Jans dr. „bij die Zuijdtpoort, moeder van Pieter Jacobze"; in de Acta van 2 September 1583 Aeffgen Jacobs dr., huisvrouw van Pieter Jacobsze „int Suijdteijnde". In 1580 en later werd Pieter Jacobsze verkozen tot ouderling. Uit de aanteekening van zijn tweede huwelijk blijkt dat Pieter Jacobsze korenkooper was. Dat hij ook een „trijpwerckerije" had, zegt ons eene Vroedschapsresolutie van 20 September 1609, luidende : „Es geaccordeert met Pieter Jacobsze, out-burgemeester, jegenwoordich gecommitteert int Collegie van de admiraliteijt van Zuijt-Hollant, dat van den len November 1639 af sal cesseren den vrijdom van den exchijns ende consumptien, soo van State als Stadts wege, die den voorn. Pieter Jacobsze uijt saecke van de trijpwerckerije, volgende den contracte met hem gemaect, tot noch toe heeft genoten, ende sal gehouden sijn ende blijft verbonden mits desen de voors. neringe met noch acht werckende webben tot Meije eerstcomende 1610 te continueren, op peijne van de restitutie van 400 guld., in den voorn, contracte begrepen. Ende na Meije 1610 heeft hij belooft ende belooft mits desen de voorn, neringe te continueren noch anderhalf jaer". Het in deze resolutie bedoelde contract is aldus genotuleerd : „Conditiën daerop mijnen Heeren de soon van Pieter Jacobsze burgemeester gesint zijn met zijnne neringe van trijpt, blom caffwercken ende anders in de stadt te ontfangen. Actum bij oudt ende nijeuwe gerechte den 29en November 1605. Mijnnen Heeren sullen den voors. Pieter Jacobsze tot tmaecken van de commoditeijt van huijsinge, solderinge ende andere bequaemheijt, omme de weefiftouwen op te stellen, subsidieren met een somme van 400 ca: guldens in gereeden gelde, ende sal de Stadt (1) In een akte van 6 November 1634 vond ik gewaagd van C°rnelis van Cranenburch te Rotterdam, wiens gestorven huisvrouw, Weijntge Cornelis Keijsers, 300 car. guldens vermaakt had aan het Weeshuis te Brielle. — Den 7den October 1635 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Delft getrouwd Eduward Thomasze Hollandt j. m. te Brielle en Maritjen Jacobs van Cranenburgh j. d. te Delft. Den 23sten October 1640 is genoemde man, weduwnaar, getrouwd met Grietje Jacobs j. d. — Den I4den April 1675 is gedoopt Catharijntje, dochter van Jan Janssen en Pietronelletje Jans van Cranenborgh. buijten zijnnen costen achter zijnne huijsinge ^tot de haven thoe de straete een roede doen plaveijen ende een nijeuwe trap op de haven tot behouff van de voorn, neringe doen maecken, mitz dat den voors. Pieter Jacobsze hem sal verbinden ten minste op te stellen acht touwen ende d' voors. neringe te continueren den tijt van vijer jaeren. Ende soe d' voors. neringe den tijt van 4 jaeren gecontinueert wert met d' voors. 8 touwen ten minsten, sal den voorn. Pieter Jacobsze d' voors, 400 guldens vrij sonder restitutie behouden. Maer d'selve geen 4 jaeren continuerende, sal alsdan gehouden zijn d' voors. 400 guld. te restitueren, ende te betalen een jaer naerdat d' voors. neringe sal cesseren 100 guld. ende alle jare 100 guld. te volder betalinge thoe. Mijnnen Heeren sullen den voorn. Pieter Jacobsze vergunnen voor hem ende zijnne familie vrijdom van alle consumptien, soewel van Staten als Stats middelen, geauijrende soe lange hij d' voorn, neringe met 8 touwen sal continueren, mitz dat den voors. Pieter Jacobsze sal betaelen alsulcke gerechticheijt van loeijen, segelen, impositien ende anders, als de heeren Staeten ende andere steden, daer d' voors. neringe mede es, daervan genijeten. Ende sal oock den outsten soon van den voors. Pieter Jacobsze betaelen der Staeten ende Stats gerechticheijt vant gemael, soe lange hij t' ambacht van backen es doende. Es mede den voors. Pieter Jacobsze voor hem, zijnnen soon ende de gesellen, het ambacht doende, vergunt vrijdom van de burgerwacht, mede soe lange als d' voors. neringe sal continueren, ende es hem vergunt tot zijn transportgeit d' somma van 50 guldens; ende sal dit contract innegaen opten lei> Meije 1606 eerstcommende". Herhaaldelijk werd Pieter Jacobsze gekozen tot schepen. De Rekening van den H. Geest te Brielle over 1585—1586 werd gesloten den 29sten November 1589 en daarbij was tegenwoordig Pieter Jacobsze schepen. Dezelfde betrekking bekleedde hij in Januarij en Maart 1592 (1). Den 25sten Januarij 1601 werd hij in plaats van Hugo Willemsze van Cleijburch zal. gekozen tot schepen en den lsten October 1601 trad hij op in het College der Magistraten als oud-schepen. Den lsten October 1599 trad hij in dat College op als raad. Den 18den Januarij 1594 deed Jhr. Johan van Egmond den eed als baljuw in handen van Pieter Jacobsze, die toen „burgemeester in de bancke" was. Den lsten October 1598 werd Pieter Jacobsze gekozen tot burgemeester- (1) Zie de Rekening van het Ziekenhuis over 1589—1590, laatste bladzijde, en de Rekening van het Zuid-eindsche Gasthuis over 1589— 1590, laatste bladz. thesaurier. Den 10dea September 1618 werd hij door Prins Maurits weer op het kussen gebracht en hij werd niet slechts tot schepen, maar ook tot burgemeester benoemd. Den lsten October 1619 nam hij als oud schepen zitting in het College der Magistraten, maar toen er in December 161'J een andere baljuw gekozen moest worden, was hij voor de contra-remonstranten, wier hoofd hij geweest was in den strijd tegen de Arminianen, de aangewezen man voor die betrekking en ter aanbeveling van zijn persoon vaardigde de kerkeraad der Herv. Gemeente den predikant Willem Crijnsze af naar den Prins met het volgend schrijven: „Wy dienaeren des Goddelicken Woordts, Ouderlingen ende Diakonen der Gemeynte Jesu Christi in den Briel, overlegt hebbende hoe noodigh het is niet alleen voor haere kercke in t' byzonder, maer oock voor alle de kercken, onder haeren Classi resorterende, in den landen van Voorn, Putten ende Overflaque, dat l se moghen worden voorsien met een vroom ende god saeligh officier, als die door ervaerentheyt hebben geleerdt, wat groote ende bynae irreparabele schaede de voornoemde kercken ontfangen hebben door den laetst afgaenden Bailliu van Voorne: so ist dat wy hebben gedeputeert ende deputeren mits desen onsen waerden ende lieven medebroeder Willem Crynsze, bedienaer des Goddelicken Woordts in de Gemeijnte voornoemt, omme hem t' addresseren aen myn Heere den Prince van Orangien etc. ende aen syne Princelicke Excellentie van onsen t' wege ende uut den naem aller der voornoemder kercken ootmoedighlick in den naeme Jesu Christi te versoecken, dat het syne Princelicke Excellentie gelieve tot het voorseyde ampt te ordonneren den eersaemen ende eerwaerdigen Heer Burgemeester Pieter Jacobsze, van welcken alle de kercken onses Classis (gelyck oock wy) haer ten vollen versekeren wel geaccommodeert ende voorsien te sullen wesen, als genoeghsaeme preuven daervan hebbende. Biddende dat syne Princelicke Excellentie gelieve desen onsen 1. medebroeder geloof te geven in alles wat hy desen aengaende mondelinge voorstellen sal. Gedaen in onse kerckelicke vergaederinge desen 25en Decembris 1619 ende netfens onsen opgedructen tegel onderschreven by my Tobias Damman Dienaer des Goddelicken Woorts in den Brielende scriba Consistorij". De aanbeveling had het gewenschte gevolg. Den 24ste° December 1619 werd hij verkozen tot baljuw van Den Briel en Voorne (Res. Holl. 24 December 1619 p. 315 en 319). Den 2d«* januarij 1620 deed hij te Brielle den volgenden eed:" Dat sweer ick Balliu der stede van den Briel te wesen, des Heeren recht te bewaren ende justitie te administreren allen dengeenen, die het aen m mij versoucken ende begeeren, naer den rechten ende keuren van de voors. stede, weduwen ende weesen te beschermen, des stats privilegien, vrijheden, keuren ende gerechtichheden in allen poincten onverbreeckelick te houden ende voorts alles te doen dat een goet ende getrou balliu schuldich es ende behoort te doen. Soo waerlick moet mij Godt almachtich helpen". Dien eed gedaan hebbende, werd hij van den eed als schepen ontslagen; den 29sten Januatij 1620 kreeg hij zijn ontslag als vroedschap. Eene Vroedschapsresolutie van dien dag luidt: „Gedelibereert zijnde op de saecke van den out-burgemeester Pieter Jacobze, die bij zijnne Furst. Genade den Prince van Oraingie naer voorgaende nominatie van mijn Heeren de Staten van Hollant es vercoeren tot Bailliu der stede van den Briel ende lande van Voorne, ofif men denselven als vroetschap soude continueren ofte hem eerlick ende danckelick licentieren, ende op de saecke alles gemoveert, dat in consideratie compt, oock de prejuditie, die de stadt in tijt ende wijlen daeruijt soude coemen te lijden: es verstaen ende geresolveert dat de persoon van den voorn. Balliu den Vroetschappe es aengenaem, dan dat men alevenwel niet can verstaen dat hij sonder prejuditie ende de posteriteijt soude connen continueren, ende dat men daaromme denselven sal bedancken van de goede diensten, bij hem als vroetschap gedaen, ende hem stellen in gel. vrijheijt ende in denselven graet, als andere balliuen hebben gestaen; sullen evenwel de Vroetschappen niet naelaeten met hem alle goede vrundscbap ende correspondentie te houden". Pieter Jacobsze bleef baljuw tot aan zijn dood. Behalve in het College van de Admiraliteit op de Maas (Res. Holl. 28 September 1606, Ress. Vroedsch. 7 en 26 September 1606), had hij ook zitting in het College van Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland. Bij Resolutie van 3 November 1618 werd hij in 't laatste College gecommitteerd loco Jan Willemsze Verdam, die moest altreden, dewijl hij opgehouden had vroedschap te zijn. Den lOden November 1622 werd Pieter Jacobsze begraven. Hij stierf met achterlating van een „desolaeten" boedel, dien Frans van Nes, stadhouder, zijne zusters en moeder niet dan „onder benefitie van inventaris" wilden aanvaarden. Men zie Ress. Mag. 11 November en 3 December 1622, 7 October 1623 en 15 Februarij 1625. In de Kerkeraadsacta van 20 Junij 1623 staat: „Is goetgevonden dat Ariaentie Frans, weduwe van Pieter Jacobse bailliou saliger, overmits de grote ergernisse, die genomen wert over het faillissement van het sterfhuijs haeres mans, voor dese reise noch van het avontmael des Heeren sal afblijven." In de Acta van 29 December 1623: „De saecke van de weduwe des baillious Pieter Jacobse wederom, als meenichmael voor desen, overwogen sijnde, is goetgevonden, dat sij op haer selfs beproevinge tot het H. Avontmael des Heeren sal toegelaeten werden, bereit blijvende tusschen beiden altijt dien eet te presteren, dewelcke de curateurs van haeres mans boel nae behoren haer souden voordragen". Als kinderen van Pieter Jacobsze en Aefifgen Jacobs dr. staan geboekt: Catharina, gedoopt 15 November 1587, getuigen : de raadsheer Nijeustadt.Pouwels Steur en Soetgen Cornelis. Hester, gedoopt 7 April 1589. Grietgen, gedoopt 21 September 1590, getuigen: Jacob de Milde, Lenert Jacobsze, Pouwels Pietersze Steur en juffr. Alblas. Den 5<*en Augustus 1592 zijn te Brielle getrouwd Pieter Jacobsze „corencooper", weduwnaar van Den Briel, en Adriaentgen van Nes j. d. van Schoonhoven. De Kerkeraadsacta van 8 September 1592 vermelden deze vrouw onder de personen, die tot liet avondmaal werden toegelaten. Den 2 lsten Maart 1593 bij den doop van Lenert, zoon van Gerrit Ambrosius en Maritge Lenerts, was getuige „Ariaentge Franss", de huisvrouw van Pieter Jacobsze. De vader van de 2de vrouw van Pieter Jacobsze heette dus Frans van Nes (IJ. Als kinderen van Pieter Jacobsze en Adriaentge van Nes staan vermeld: Frans, gedoopt 11 Januarij 1595, getuigen: Jacob de Milde, Jacob „ de Lindraijer" en Grietgen van Welije. Frans, gedoopt 4 Augustus 1596, getuige : Maritgen van Nes. Aefgen, gedoopt 21 September (te lezen December) 1597, getuigen: Jacob Pietersze, zoon van Pieter Jacobsze, en Grietgen Jans „de moije". Jan, gedoopt 12 September 1599. Maritgen, gedoopt 29 October 1600, getuige : Claes Reijersze van Gorcum. Aeffgen, gedoopt 24 Julij 1602, getuigen: Adriaen van Nes, schout te Noordeloos, Sandrina Gardijns, van Schoonhoven, en Grietgen Cornelis Cobax. Aechtgen, gedoopt 1 Augustus 1604, getuigen : Catarijne Pieters dr., N. Pauwelsz Steur. Sandrina, gedoopt 3 November 1606, getuigen : Aechtgen Jans, Jacob Pietersze, Catharijna Pieters. (1) Den 16den Fe'oruarij 1594 trouwden te Brielle Jacob Cornelisze j. m. van Schoonhoven en Judith Frans j. d. mede van Schoonhoven. Deze Judith zal eene zuster van Adriaentge van Nes geweest zijn. Ik zeg dit ook met 't oog op het bericht, dat Pieter Jacobsze 3 September 1595 getuige was bij den doop van Cornelis, zoon van Jacob Cornelisze en Judith Frans. — Ariaentgen van Nes was met Cornelis Keiser, Jan Jobsze en Neeltge Thijs den 20sten December 1600 getuige bij den doop van Janneke, dochter van Daniël Adriaensze en Proenjen Adriaens. * Bij deze kinderen (1) moeten nog gevoegd worden de onder de doopgetuigen vermelde Jacob en waarschijnlijk Amerentiana of Emmerentia Pieters, als j. d. van Brielle 16 Augustus 1592 te Brielle getrouwd met Jacob Gerritsze j. m. Dat deze vrouw eene dochter van Pieter Jacobsze was, blijkt, naar ik meen, uit de opgave der getuigen bij den doop harer kinderen. Zij won bij Jacob Gerritsze: Soetge, gedoopt 8 Februarij 1595, getuigen: Lenaert Claesze, Otto Jansze, Lisbeth Willems, Madeleentge Hendriks; Pieter, gedoopt 12 Maart 1597, getuigen : Pieter Jacobsze, Lenert Michielsze en Grietje Jans; Gerrit, gedoopt 1 September 1599, getuigen : Jan Jansze, Neeltghe Jacobs en Judith Cornelis ; Pieter, gedoopt 18 December 1602, getuigen: Dirk Gerritsze, Pieter Danielsze en Ariaentghe Frans; Pieter, gedoopt 21 December 1603, getuigen : Adriaentgen van Nes en Marijtgen Gerrits. Vier kinderen van Pieter Jacobsze werden begraven 26 Junij 1596, 31 Maart 1607, 2 Julij 1607 en 6 Julij 1608. Blijkens eene akte van 21 Junij 1628 leefde zijn weduwe toen nog. Catharina Pieters, dochter van Pieter Jacobsze uit zijn eerste huwelijk (2), in 1619 na belijdenis aangenomen tot lid der Herv. Gemeente te Brielle (Actajjvan 2 Januarij 1619), huwde als j, d. den 17den Maart 1626 met Willem Crijnsze, weduwnaar, predikant te Brielle. Zij werd 13 November 1637 begraven. Over haren echtgenoot handelde ik in 't Archief voor Ned. Kerkgeschiedenis van Acquoy en Rogge, D. III, blz. 338 en volgg. De kinderen uit het 2e huwelijk van Pieter Jacobsze noemden zich Van Nes. Zijn zoon Frans vond ik een enkelen keer Frans Pietersze, maar overigens Frans van Nes, soms verkeerdelijk van Es genoemd. Toen zijn vader baljuw was geworden, werd hij aangesteld tot zijn stadhouder. Eene Resolutie der Vroedschap van 29 Januarij 1620 luidt: „Es den Balliu thoegestaen dat hij zijnnen soon Franchois van Nes sal mogen stellen als sijn stedehouder, mits conditie dat den balliu sorge sal dragen, dat geene vexatien ofte exactien werden gepleecht, daerop mijn Heeren sullen letten, versouckende dat den heere Balliu t' selve van gelicken wil doen; dat oock den voorn, stedehouder (1) In Maart 1595 werd te Brielle gedoopt Catharina, dochter van Jan Andriesze van Gael (?) en Heijltge Pieters, waarbij getuigen waren mr. Jacob Barleus, rector, Ariaentgen van Nes en juffr. Van Gellinchuijsen. Misschien was deze Heiltje eene dochter van Pieter Jacobsze. (z) Eene aanteekening van 1624 (Bodtboeck, begonnen 1616, p. 182 verso) luidt: „Alsulcken huijs ende erve.... met alsulcke servituijten als de moeder van den heere Pieter Jacobsze, in sijn leven bailliu, ende de grootmoeder van Catharina Pieters, dochter van den voors. bailliu za: tselve huijs heeft beseten ende bewoont staende ende leggende int Suijteijnde." hem in zijnne conversatie matelick sal dragen, niet in de camer nochte de vergaderinge van de Vroetschappen ofte Magistraet coemen dan met behoorlick con- 1 sent ende als hij t' selve sal hebben laeten weeten, ende dat hij int gaen met dooden, int sitten op publicque plaetsen ende anders hem sal houden onder de Magistraet. Verstaen nochtans mijn heeren dat hij in de administratie van de justitie sal nemen ende houden zijn plaets als representerende den persoon van mijn heere den balliu. — Heeft den voorn. Franchois van Nes gedaen den eet in conformiteijt van den eet van den balliu". In 1626 kreeg hij zijn ontslag als stadhouder. Res. Vroedschap 9 Februarij 1626: „Op de propositie van den E. Heere bailliu Jo. Pieter van Leijden geseijt Leeuwen, in de vergaderinge van leenmannen slants van Voorne, burgemeesteren ende regierders der stede van den Brielle gedaen, nopende de dimissie ende ontslaeginge van Francoeijs van Nes van sijn stadthouderampt van den lande van Voorne ende stede voors., is den voorn. Fr. van Nes bij den voorn, heere Bailliu, leenmannen, burgemeesteren ende Vroetschappen voors. van sijn eedt ontslaegen bij schriftelijcke acte, denselven bij de respective boden van de voorn, collegien toegesonden". Dat hij daarna te Brielle als notaris en procureur werkzaam was, is mij gebleken uit akten van 29 December 1629 en 9 December 1630 en uit eene Res. Mag. van 6 April 1630. Bij die resolutie werd „Fr. van Nes notaris op sijn versouck geadmitteert voor de vijerschaere deser stede als procureur te mogen ageren", waarop hij „in handen van den burgemeester Gellinchuijsen den behoorlijcken eedt" deed. Bij Res, Mag, 12 Junij 1629 werd hij gesteld „tot vendrich" van de comp. waard gelders, door Schiedam, Schoonhoven en Brielle te lichten. Den 19deD Julij 1626 trad hij als j. m. te Oostvoorne in den echt met Adriana Musch j. d. Eene akte van 9 December 1630 vermeldt beiden nog als levend, maar den 5den Julij 1638 werd begraven de weduwe van Frans van Nes. Dat Frans bij den dood zijns vaders geen broeder, maar alleen zusters had, blijkt uit Res. Mag. 11 November 1622, luidende: „Es verthoont bij Frans van Nes, stedehouder, dat sijnen vader sal. Pieter Jacobsze bailliu nu was overleeft ende sijnnen moeder ende susters als oock hij niet en begeerden te aenvaerden den naergelaten boel van sijnnen vader etc. Een zuster van Frans van Nes was Maritgen (ook Maijken genoemd) Pieters van Nes, in 1622 lidmaat der Herv. Gemeente te Brielle geworden (Acta van 1 September 1622). Den 2den Maart 1621 zijn te Brielle getrouwd Jan Woutersze Cnol j. m., wonende „aen de plaetse Welle", en Maritje Pieters van Nes j. d., wonende „int Suijdt-eijnde". Het echtpaar won: Jacob, gedoopt 11 Februarij 1622, getuigen: Pieter facobsze van Cranenborch, baljuw, Wouter Pietersze Cnol en Catharina Pieters. Pieter, gedoopt 25 April 1623, getuigen: van Es, nagelaten weduwe van Pieter Jacobsze, baljuw, en Frans van Es. In plaats van Van Es in deze aantaekening te lezen Van Nes. Den 19den October 1626 werd een kind van Jan Woutersze Knol begraven. Blijkens eene akte van 1 Junij 1627 leefde de vader toen nog, maar eene akte van 9 December 1630 spreekt van „Maeijke Pieters dr.", nagelaten weduwe van zaliger Jan Woutersze Knol. Als pachter van imposten kwam Jan Knol mij voorin Resoluties van 20 en 27 November 1621, 28 Februarij 1627 en in akten van 20 Februarij 1626 en 1 Junij 1627. Eene akte van 22 Junij 1635 begint aldus: „Compareerde voor Schepenen der stede van den Brijelle.... Maeijken van Nes, naergelaten weduwe van Jan Woutersze Knolt poortersse deser stede, geadsisteert metten E. Willem Crijnsze, bedienaer des Goddelijcken Woorts, haren swager ende gecoren voocht in desen, ende verclaerde sij comparante te constitueren. . . . Beatricx van der Burch, weduwe van N. Trepkens, commijs, wonende tot Delff(l), omme. . . inne te vorderen de erffenisse ende goederen, haer aenbestorven door doode van Jacob Jansze Knol haren soone, geprocreert bij den voors. Jan Woutersze Knol, overleden tot Vianen etc." Den 18den juiij J632 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Noordeloos getrouwd Jan Tijbout, weduwnaar (2) te Brielle, en Maijke Pieters, weduwe van Jan Woutersze Knoll. Toen zij zwanger was, scheidde Maijke van haren man bij akte van 11 Februarij 1633, in af- (1) Eene akte van 19 Julij 1636 noemt Govert Pietersze Knol, wonende te Delft, als borg voor de erfgenamen ab intestato van Jacob Jansze Knol, zoon van Jan Woutersze Knol en Maeijcken Pieters van Nes. (2) Den 29sten Junij 1627 zijn getrouwd Jan Pietersze Tijbout j. m., wonende »in de Catt", en Hester Cornelis j. d. — Het Brielsche slop, dat het »Catteslop" heette, had zeker zijn naam van dat huis. Ook na den niet onverdienstelijken arbeid van den als student ontslapen C. J. Biemond is eene behandeling der Brielsche straatnamen niet oveibodig. Ter staving ééne bijzonderheid slechts. Plokker schreef in zijn werkje over Den Briel, p. 65 : »In de resolutien de stadr vindt men nog van meerdere straten gemeld, die nu niet te vinden zijn, zooals : de Nieuwpoortsche straat, het Kraamslop, alsmede de Gerbarestraat, die omtrent de scheepstimmerwerf moet gelegen hebben." Zooals meestal schreef Plokker ook hier Jan Kluit na en foutief. Een Kraamslop heeft nooit te Brielle bestaan en wordt ook niet in de Resoluties vermeld. Maai Kluit schreef niet Kraamslop, maar Kraaneslop. Ook Kluit heeft van de »Gerbaarestraat, die omtrent de scheepstimmerwerf moet gelegen hebben", gewaagd, maar uit de bron, waaraan hij den naam dier straat ontleende en waarnaar hij verwezen heeft, is mij gebleken, dat hij verkeerd heefl gelezen. De resolutie, waarnaar hij verwees, spreekt niet van de »Ger baarestraat", maar van de »Servaes" straat. In plaats van de resolutif op te slaan, schreef Plokker maar na, noemde een «Gerbarestraat", die nimmer bestond, en Biemond, die op zijn kompas zeilde, schreef, dat d< Gerbarastraac haren naam ontving naar de H. Gerbara. (1) Eene akte van 19 Julij 1636 noemt Govert Pietersze Knol, wonende te Delft, als borg voor de erfgenamen ab intestato van Jacob Jansze Knol, zoon van Jan Woutersze Knol en Maeijcken Pieters van Nes. (2) Den 29sten Junij 1627 zijn getrouwd Jan Pietersze Tijbout j. m., wonende »in de Catt", en Hester Cornelis j. d. — Het Brielsche slop, dat het »Catteslop" heette, had zeker zijn naam van dat huis. Ook na den niet onverdienstelijken arbeid van den als student ontslapen C. J. Biemond is eene behandeling der Brielsche straatnamen niet oveibodig. Ter staving ééne bijzonderheid slechts. Plokker schreef in zijn werkje over Den Briel, p. 65 : »In de resolutien de stadr vindt men nog van meerdere straten gemeld, die nu niet te vinden zijn, zooals : de Nieuwpoortsche straat, het Kraamslop, alsmede de Gerbarestraat, die omtrent de scheepstimmerwerf moet gelegen hebben." Zooals meestal schreef Plokker ook hier Jan Kluit na en foutief. Een Kraamslop heeft nooit te Brielle bestaan en wordt ook niet in de Resoluties vermeld. Maar Kluit schreef niet Kraamslop, maar Kraaneslop. Ook Kluit heeft van de »Gerbaarestraat, die omtrent de scheepstimmerwerf moet gelegen hebben , gewaagd, maar uit de bron, waaraan hij den naam dier straat ontleende en waarnaar hij verwezen heeft, is mij gebleken, dat hij verkeerd heeft gelezen. De resolutie, waarnaar hij verwees, spreekt niet van de »Ger baarestraat", maar van de »Servaes" straat. In plaats van de resolutie op te slaan, schreef Plokker maar na, noemde een «Gerbarestraat", die nimmer bestond, en Biemond, die op zijn kompas zeilde, schreef, dat de Gerbarastraac haren naam ontving naar de H. Gerbara. schrift in 't Brielsche Archief berustende. Van Maeijken van Nes vond ik nog gesproken in eene Magistraatsresolutie van 29 October 1644. Dat in 1625 van de kinderen van Pieter Jacobsze er maar 3 in leven waren, en wel Fr. van Nes, Catharina en Maria Pieters, mag men afleiden uit eene akte van 30 December 1625, welke aldus aanvangt: „Wij schepenen van den Briele kennen ende oirconden dat op huijden voor ons gecompareert zijn Franchois van Nes stadthouder, ende Catharina Pieters, mondige ende ongehuwelijcte dochter, mitsgaders Jan Woutersze Knol als man ende voocht van Maria Pieters dochter, alle drije kinderen van wijlen den heere Pieter Jacobsze in sijn leven bailliu .... ende hebben sij comparanten . . . ter begheerte van Jacob van Velsen oudt-burgemeester ende D. Willem Crijnsze cum sociis als beschadichde ende geprefereerde borghen in den desolaten boedel van den voorn. Pieter Jacobsze . . . verclaert dat zijluijden hebben geapprobeert alsulcken wettel, brijeff van indempniteijt als haeren vader voor Schepenen opten 14en Junij 1613 ten behouve van Pieter Pouwelsze Steur heeft gepasseert, waerbij den voors. Pieter Jacobsze tot sijnen laste heeft ghenomen alsulcke 1713 guldens als den voorn. Pieter Pouwelsze Steur genoten heeft van sijn za: grootmoeder Aechgen Jans dr. etc." De laatste zinsnede zegt ons dat Pieter Jacobsze niet het eenige kind van Aechtgen Jans was. Hij had ten minste nog een zuster, Grietje, en waarschijnlijk nog een broeder Lenert, Grietgen Jacobs was gehuwd met Pouwels Steur. Den 2den 1590 werd te Brielle gedoopt Pieter (1), zoon van Pouwels Steur en Grietgen Jacobs, getuigen; de huisvrouw van Pieter Jacobsze en Perrijntge Pieters. Grietgen schijnt spoedig na dien 2den Mei gestorven te zijn. Men vindt althans als kinderen van Pouwels Steur en Haeske Isaacx vermeld Gerrit, gedoopt 19 Julij 1591, getuigen: Daem Isacx en zijn huisvrouw; Isac, gedoopt 14 Augustus 1592, getuigen : Dammas Isacxze en Helena Pieters; jan, gedoopt 12 September 1593, getuigen : Pieter Cornelisze brouwer van Delft en Arent Jansze Steur. In de aanteekening van den doop van Isac heet de vader Pouwels Pietersze Steur burgemeester. Lenert Jacobsze komt onder de getuigen voor bij den doop van een kind van Pieter Jacobsze. Den 26sten December 1586 werd te Brielle gedoopt Neeltgen, dochter van Lenert Jacobsze en Fijtgen Claes dr., waarbij getuigen waren Pouwels Steur en Aechtgen Jans. (1) In de Thesaurie-Rekening over 1607—1608 komt fol. 41 deze post voor: «Betaelt Pr. Jacobsze oudt-burgemeester als erffgenaem van de weese van Pouwels Steur, genaempt Pr. Pouwelsze Steur, 92 ponden etc." Fol. 40 vindt men den post: «Betaelt Pieter Jacobsze 92 ponden 10 schell. over dafflossinge van een jaerl. losrente... bij Aechgen Jans sijnne moeder in de capitale leeninge opgebracht etc." Naar aanleiding van den naam Van Nes, dien de kinderen uit 't 2de huwelijk van Pieter Jacobsze droegen, wil ik hier nog enkele personen vermelden, die mede dien geslachtsnaam hadden. In de Stads-Rekening over 1457—1458 leest men fol. 1 verso den post: „Item Tyelman Goedscalcxze van Nes tot poorter anghenomen opten lesten dach van Februario, borge Tyelman Oem Dircxz, daerof ontf.... II sc. VI d. gr." In de Stads-Rekening over 1476—1477 staat fol. 5 verso de post: „Item ontf. van Thielman van Ness van tbra ambocht van den tonnen 7 pond etc." In de Stads-Rekening over 1478 — 1479 heeft de rubriek „ontfanghen van lijfrenten" p. 6 verso den post: „Item vercoft Joncfrouwe Adriane van Nes Gerijts dochter van Tempel out 43 jaer of daerontrent haer leven lanck etc." In de Rekening over 1479—1480 staat „van den Tempel." Tot de regeeringspersonen in de 2de helft der 16Je eeuw behoorde Andries Lambrechtsze van Nes. Den 22sten Februarij 1576 was hij schepen,den 27sten December 1577 en den 2<3en Januarij 1578 raad, in Maart 1583 en Januarij 1585 schepen. Verschillende functies werden hem opgedragen. Hij was weesmeester, „servitiemeester" enz. Men zie Ress. van 13 Augustus 1576,1 en 5 Januarij, 9 Maart, 9 April 1577, 27 September 1578, 10 Mei en 8 September 1580, 7 October 1581, 1 December 1582, 3 December 1583, 29 December 1584, 31 October en 12 December 1587. Een zoon van hem zal genoemd zijn in de Thesaurie-Rekening over 1586 —1587, die onder de in Mei 1578 verkochte lijfrenten dezen post heeft: „Andries van Nes ten lijve van Salomon Andriesze een jaer renten etc." In de eerstvolgende Rekening, loopende over 1593—1594, komt die post niet meer voor. Den 5den Junij 1587 werd gedoopt Dirck, zoon van Aert Lambrechtsze van Nes en Maritgen Ymants dr., waarbij getuigen waren Neeltgen ïmants, Jacob Matheusze, Jacob Cornelisze Cleijborch. Eene aanteekening van Augustus 1579 (Bodtboeck, beg. 1577, p. 52 verso) vermeldt „Cornelis Lambrechtsze van Nes backer." Ook op p. 93 komt Cornelis van Nes voor. In eene resolutie van 22 October 1591 is sprake van de „ontslaeginge van David van Nes onder cautie juratoir." In aanteekeningen van 1596 (Bodtb. beg. 1592, p. 22) en 1599 (Bodtb. beg. 1598, p. 11) leest men van Grietgen Cattendijcx weduwe wijlen David Andriesze van Nes. Den 15den Mei 1592 zijn te Brielle getrouwd Jacob van Nes j. m., van Antwerpen, wonende te Brielle, en Neeltgen (?) j. d. Cornelis Jansze van Nes is vermeld in aanteekeningen van 1641 (Bodtb. beg. 1624, p. 382 en Bodtb. beg. 1641, p. 24). Een persoon van dien naam leefde ook later te Brielle. Den 21sten Februarijl706 werd aldaar gedoopt een kind van Cornelis Jansze van Nes en Susanna Gerrits van der Meer, genaamd Marietje, en getuige was Marietje van Nes. Met attestatie van 30 Mei 1666 zijn te Oostvoorne getrouwd, na 2 Mei te Brielle ondertrouwd tezijn,Jacob Jansze van Nes j. m. te Oostvoorne, en Pieternelle de Wit, j. d. van Brielle, wonende te Oostvoorne. De Brielsche rector Jordanus van de Pavort was gehuwd met Cornelia van Nes, die haren man schonk: Anna, gedoopt 6 October 1669, getuigen: Anna van Nes weduwe van kapt. van Nes, Adriaan Copper en zijn vrouw; Aletta, gedoopt 21 April 1673, getuige: Johan van Nes. Magdalena van Nes was 7 Mei 1670 getuige bij den doop van Daniël, zoon van Daniël Vosmaer en Annetje de Neefl. In een akte van 6 April 1671 is sprake van Jan Jopsze van Nes te Oostvoorne. Den 26sfen Julij 1699 is gedoopt Stijntje, dochter van Jan Bartelsze van Nes en Marijtje Cornelis. LXXXV1II. ISERMAN. In 1644 trouwden te Brielle twee Isermans. Den 8sten Mei van dat jaar traden in den echt Jan Janssen Iserman j. m. wonende „int Oosterlandt"(l), en Ida Bastiaens j.d. wonende te Wateringen. — Den 13den December 1644 zijn getrouwd Johannes lserman j. m., wonende te Abbenbroek, en Margareta Sismus j. d. te Brielle. Beide Isermans vestigden zich te Brielle. De eerste, Jan Jansze, kocht in 1645 een huis in het Dijkslop, genaamd de wilde zee (Bodtboeck, beg. 1641, p. 188 en 713) en bij Ida won hij : Aeltie, gedoopt 6 April 1653, getuigen: Arien jansze Isermau (2) en Anna Vrancken. Den 6den Februarij 1661 is Jan Jansze lserman, weduwnaar in het Dijkslop, te Brielle ondertrouwd en daarna elders getrouwd met Annetje Maertens, weduwe van Jacob Jacobsze, en hij won bij deze vrouw: Maerten, gedoopt 5 October 1661, getuige: Maijke Pieters; Ariaentie, gedoopt 20 Januarii 1665, getuige: Annetie (1) Van dit huwelijk zijn twee berichten in het register, en het ééne heeft in plaats van «wonende int Oosterlandt" de woorden ^wonende onder dese parochie." (2) Het Kohier van den voor 1659 geconsenteerden 200sten penning noemt fol. 2 Aren Jansze Yserman onder de bewoners van Oostvoorne. Het Kohier van den voor 1669 geconsenteerden 200sten penning heeft fol. 14 den post: »de weduwe van Aren Jansze lserman overgeschreven bij Rugge." Claes; Jan, gedoopt 20 November 1669, getuige: Maertje Maertens. De tweede der genoemde Isermans, die met Margareta Sismus trouwde, werd vroedschap te Brielle; op de Naamlijst vindt men hem sub. no. 74 met een mr. vóór zijn naam. De man was geen meester in de rechten, maar chirurgijn. Den 4 April 1675 Maerten Prickman, weduwnaar, en Maria de Jonghj. d., dochter van Pieter de Jongh. Bij zijne tweede vrouw won Maerten: 1. Maria, gedoopt 15 Maart 1676, getuigen: Pieter de Jongh, burgemeester, juffr. Maria Bleiswijck. In 1692 is te Brielle op belijdenis aangenomen Maria Prikmans in de Nobelstraat (Acta van 25 Julij 1692). Den 5den Julij 1699 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 19 Julij te 's Gravenhage getrouwd Frans Carel Goudentz Hertrigh de Hertier, „luitenant onder .YSC het Regiment Zwitsers van den kolonel Lochman", en Maria Prickman, wonende te 's Gravenhage. 2. Andreas, gedoopt 17 Januarij 1683, getuigen : Ds. Johannes Colonius, juffr. Johanna de Sondt. 3. Andra, gedoopt 20 Maart 1685, getuigen: Mr. Jonas de Jongh, Maria Deijm weduwe Burghvliet. Twee kinderen van Maerten Prickman werden begraven 16 Julij 1683 en 21 November 1690; hij werd begraven 4 Mei 1688, zijne huisvrouw, „juffrou Maria Prickmans', 6 Maart 1699. Op de Naamlijst der Vroedschappen komt Maerten Prickman voor sub no. 124. In 1682, 1686 en 1687 werd hij benoemd tot schepen. Kinderen van Maerten Arentsze Prickman zullen ook wel geweest zijn: Gerrit Prickman j. m. van Den Briel, 26 October 1659 aldaar ondertrouwd met Maria Slingerlant j. d. te Rotterdam (1); Ingetje Prickmans j. d. wonende aan de n. zijde van het „Maerland te Brielle, 13 Junij 1677 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 27 Junij te Nieuwenhoorn getrouwd met Aelbreght Schevelingh j. m. te Brielle; Jacob Prickman j. m. van Den Briel, 9 October 1678 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 23 October te Rotterdam getrouwd met Geertruijdt Holtenus j. d. van Rotterdam. Van Aelbrecht Schevelingh werden 9 kinderen begraven 7 April 1680, 15 Junij 1681, 12 Junij 1682, 25 April 1687, 13 Mei 1688, 13 Augustus 1691, 31 October 1692, 26 November 1695, 13 Mei 1697. De vader is 19 Augustus 1716 begraven, de moeder 10 Januarij 1703. De 4de huisvrouw van Maerten Arentsze Prickman was, zooals ik berichtte, Anna Sismus. Eenige leden van het geslacht Sismus vermeldde ik in De Navorscher, 1880, blz. 390. Aan hetgeen daar staat gedrukt, kan nog het volgende toegevoegd worden. Mr. Jan Sismus werd 19 Januarij 1599 poorter te Brielle. Eene akte van 8 Augustus 1605 begint aldus: „Up huijden compareerde voor Schepenen der stede van den Brielle joffrouwe Catharina van Heemskerck met mr. Jan Sismus sierurgijn, haren gecooren voocht in dese saecke, d'welcke constitueerde haer selven borge voor jonckvrouwe Suijsanna van Treslong, weduwe wijlen Pieter Moens, als moeder ende voochdesse van hare kinderen, bij den voorn. Pieter Moens geprocreert etc." Den lldeQ December 1621 werd „Mr. Jan Sismus, overmits sijnne jaren hebbende, van de bur- gerswacht ontslagen." Uit eene Vroedschapsresolutie) van 3 Mei 1627 blijkt dat mr. Jan Sismus Jr. tot de „remonstrantsgesinde" (1) Gerrit en Maria Prickman waren in 1669 getuigen bij den doop van een kind van Wolpheit Slingerlant; zie op Slingerlant. l m behoorde. In lb44 werd een huisje, door Mr. Johan Sismns „in zijn leven beseten", door zijn kinderen en erfgenamen verkocht (Bodtboek, beg. 1641, p. 14). Den 20sten April 1626 is hij getrouwd met Maertge Jacobs Verhouve, weduwe van Mr. Johan Schim. In de Acta van 2 Januarij 1620 vindt men onder de personen, die tot het avondmaal werden toegelaten, Maritjen Jacobs, huisvrouw van Mr. Jan Jansze Schim. Den 30sten December 1618 werd gedoopt Jannetjen, kind van Mr. Jan Schim en Maritjen Verhouve, getuige: Jannitjen Jans van der Zandtvaerts. Bij Resolutie van 17 Julij 1621 werd Mr. Johan Schim in plaats van Mr. David van der Heul benoemd tot stadschirurgijn. In 1622 werd zijn tractement van f. 156 op f. 100 gebracht (Res. Vroedsch. 10 Junij 1622). Hij was bij de Herv. Gemeente diaken (Res. 5 Augustus 1623). In 1622 werd hij schepen. In 1634 werd Mr. Simon Gijsbrechtsze eigenaar van een huis, laatst in bezit van Mr. Johan Schim zal. en door de voogden van „desselffs naergelaten weeskinderen vercocht"(l). Over Cornelia Sismus, gehuwd met Cornelis Couter, zie men eene noot in art. XVIII. Sara Sismus j. d. is December 1646 te Brielle getrouwd met Adriaen Houcwater j. m. Het echtpaar won een ongenoemd kind, gedoopt 9 Augustus 1648. Bij dien doop waren getuigen Catharina van Schilperoort, Johannes Iserman, Ariaen Ariensze Schrap. Op den 3den Februarij 1651 is een kind van Adriaen Houckwater begraven. Blijkens eene akte van 7 Augustus 1646 was Adriaen Houckwater toen circa 19 jaar oud. In 1653 was hij aangesteld tot collecteur van den impost van het gemaal, blijkens eene akte van 22 Maart 1653, maar spoedig stierf hij. Den 12den April 1653 werd aan de weduwe van Adriaen Houckwater door de Brielsche Magistraten „geaccordeert erffhuijs te mogen houden". Van Cornelis Sismus is sprake in eene Vroedschapsresolutie van 20 Februarij 1657, luidende: „Es te kennen gegeven bij ofte van wegen Corn. Sismus, appoteecker, woonende tot Haerlem, van wegen de vrunder ende erffgenamen van s' vaders sijde ter eenre, ende Jacob Golsius, secretaris der weescamer tot Sirricxsee, van wegen de vrunden ende erffgenamen van s' moeders sijde, van sa: Cornelia Lambrechts van Dalen, in haer leven weduwe van Jan Arentsze Verdam, overleden alhijer, ter andere sijden etc." Over Margaretha Sismus en Dr. Jacobus Sismus zie men op Iserman. (1) In Resol. van 6 December 1616 komt Willem Jansze Schim voor als »gecommitteerde van Maeslantsche Sluijs", en in Res. van 7 October 1623 Leenert Jansze Schim, mede als gecommitteerde van de »visserie van Maessluijs." xc. NOCQUE. - ANNOCQUE. In eene „Ordonnantie van de brantladders ende haecken" van 1 December 1579 wordt genoemd „Mels Pieterssoon schoemaecker." Bij Maritgen Pieters dr. won deze man: Jan, gedoopt 24 Augustus 1586, getuigen : Maerten Dionyesze en Francina Jans dr. Hetzelfde echtpaar zal wel bedoeld zijn in het bericht, dat in Februarij 1589 gedoopt werd Stijntgen, dochter van Mels Pietersze en Maijken Pieters dr., waarbij getuigen waren: Andries Pietersze, Susanna, de huisvrouw van Velsen, en Magdalena Matheus. Den 5deQ Februarij 1592 zijn te Brielle getrouwd Maritgen Pieters dr., weduwe van Mels Pietersze schoenmaker, en Christoffel Willemsze, adelborst onder de compagnie van den heer gouverneur. Eene akte van transport dd. 14 September 160o luidt aldus: „Op huijden compareerde Marijtgen Pieters dr. weduwe wijlen Mels Pietersze schoenmaecker, geassisteert met Sacharias Melsze haeren soon, d' welcke bekende... in rechten vrijen eijgendomme overgedragen te hebben ten behouve van Pieter Melsze schoenmaecker, haren soon, alsulcken derde paert van een loeijerie ende boomgaertgen, als zij comparante heeft leggende in de veijnckelstraete etc." Vreemd is het, dat Marijtgen Pieters hier nog of alleen weduwe van wijlen Mels'Pietersze is genoemd, terwijl zij toch in 1592 hertrouwde. De genoemde zoon Zacharias is vermeld in het Trouwregister, hetwelk bericht, dat 14 Mei 1606 te Brielle getrouwd zijn „Sacharias Melszoon schoenmaicker, jonghgheselle, ende Idetgen Bouwens (Bauwens) dr., beijde woonende in de Nobelstraet ende beijde van den Briele." Dit echtpaar won Galeijn, gedoopt 31 Maart 1607, getuigen : Simon Cornelisze, Claes Galeijnsze, Trijntgen Cornelis, Lijsbeth Bauwens. Meer dan van den zoon Zacharias kan ik van den zoon Pieter mededeelen. Den 27sten Februarij 1606 transporteerde Marijtgen Pieters dr., weduwe wijlen Mels Pietersze schoenmaker, geadsisteerd, niet met haren zoon Zacharias, maar „met Willem Cornelisze snijder, haeren gecooren voocht in dese saecke", verschillende goederen aan haren zoon Pieter Melsze schoenmaker. In de kerkeraadsacta der Herv. Gemeente dd. 9 Maart 1593 leest men, dat tot de nieuw aangenomen leden der gemeente behoorde „Pieter Melsze schoemaecker". In 1605 en later werd hij diaken bij die Gemeente (Acta van 12 October 1605, 13 Januarij 1619J. Den lsten September 1614 bekende hij aan de Vroedschap ten zijnen huize verboden vergaderingen te hebben ge- houden. Hij behoorde dus tot de contra-remonstranten en een ijveraar geweest zijnde, werd hij na de verandering der Regeering door Prins Maurits een magistraatspersoon. Tot de nieuwe Vroedschappen, in 1618 door den Prins aangesteld, behoorde Pieter Melsze in den Horen (Res. Vroedschap 10 September 1618). Elders heet deze man Pieter Melsze Nocque (Ress. Vroedschap 1 October 1619,1620,1621). Op de Naamlijst der Vroedschappen vindt men hem sub n° 16. Als schepen trad hij op in 1619 en 1621, als raad in het college der Magistraten in 1620. Den 23sten Augustus 1619 werd hij in plaats van Jan Arensze brouwer „gecommitteert tot servitiemeester" op een tractement van f100 'sjaars; hij komt als zoodanig voor in eene Res. Vroedsch. van 26 Junij 1621, en hij zal de betrekking hebben waargenomen tot aan zijn' dood. In eene Res. Vroedsch. van 28 Junij 1627 is sprake van de weduwe van Pieter Melsze Nocque, „in sijn leven servijsmeester deser stede". Dat hij, toen hij „servijsmeester" was, schoenmaker bleef, althans leverancier van leer, zegt de Rekening der St. Cath. kerk over 1618—1619, die fol. 25 verso dezen post heeft: „Betaelt Pr. Melsze Nocke van dat hij een vet leer vel, om te leggen over de klaviren vant speelwerck, aen de kerck gelevert heeft etc." In eene aanteekening van 1622 (Bodtboeck, begonnen 1616, p. 135 verso) is sprake van Trijntgen Cornelis, weduwe van Pieter Melsen Nocque, en door deze aanteekening wordt boven allen twijfel verheven, dat Cornelis Melsze schoenmaker en Cornelis Melsze Nocque één en dezelfde persoon zijn. Immers men leest in het Trouwregister, dat 5 October 1597 te Brielle ondertrouwd en daarna te Rotterdam getrouwd zijn „Pieter Melsze schoemaecker, weduwenaer van den Briele, ende Catrijne (Trijntge) Cornelis, jonghe dochter van Rotterdamme." Pieter won bij dk vrouw : Mels, gedoopt 30 Aug. 1598, getuigen : JacobJansze van Rotterdam, Arien Rochusze en Ingetghe Arents. Maritgen, gedoopt 3 April 1600, getuige: Maritgen Cornelis, zuster van de huisvrouw. Mels, gedoopt 10 Februarij 1602, getuigen: Jacob Dirxze en Arent Gerritsze. Pieter, gedoopt 20 Junij 1604, getuigen: JanJansze, Catrijntgen Reijers, Teuntgen Pieters. Den 6den Januarij 1622 ,werd Pieter Melsze Nocque begraven. De huisvrouw, die hij had vóórdat hij met Trijntje Cornelis trouwde, werd 16 October 1596 begraven. Misschien (1) dat zijn huwelijk met Trijntje zijn 3de echt was. In het doopregister vindt men, als kind van Pieter Melsze en Susanna Willems, Mels, gedoopt 1 Julij 1599, getuigen: G-ijsbrecht Willemsze, „des kints beste moeder de weduwe van Mels Pietersze, en Lijsbeth Mels; en als kinderen van Pieter Melsze en Maritge Lenaerts: Lijsbeth, gedoopt 15 November 1592, getuigen: Neeltje Pieters van Rotterdam, Jacob Matheuszoon en Maddaleentge Cornelis; Susanna, gedoopt 20 November 1594, getuigen : Maritge Arents, Neeltge Lenaerts, Jan Jansze, Gisbert Willemsze en Anthonis Gerritsze ; Mels, gedoopt 18 October 1596, getuige: Maritge Pieters. In 1634 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Pieter Pietersze Nocque (Acta van 6 Julij 1634). In dezen Pieter zullen we den zoon te zien hebben van Pieter Melsze Nocke, die in 1604 gedoopt werd. Den 31sten Januarij 1634 zijn te Brielle getrouwd Pieter Pietersze Nocke j. m. en Ariaentge Goutswaert j. d. De man heet in de verschillende registers nu Nocke, dan Van Nocke. In 1637 bleef, blijkens eene akte van 2 April 1637, Matheus Harmansze Schol borg voor Pieter Pietersze van Nocque. Op de lijst der Vroedschappen heeft Pieter van Nocque n°. 64. In 1642,1644 en 1647 werd hij verkozen tot schepen, in 1646 en 1648 tot raad in het college der Magistraten. Den 20sten September 1649 is hij gestorven (1). Zijne weduwe, Ariaentje Goutswaert, is 5 April 1650 getrouwd met Jan Venlo; zie op Venlo art. XXXVII. Den 5den Augustus 1638 werd een kind van Pieter van Nocke begraven. Dat hij een kind heeft nagelaten, zeggen ons een paar aanteekeningen van 1651, in het Bodtboek, begonnen 1641, blz. 444 en 4o8, welke gewagen van de voogden van het nagelaten weeskind van Pieter van Nocque en Ariaentje Goutswaert, beiden zaliger. Eene aanteekening in hetzelfde boek, van het jaar 1657, op blz. 632, noemt Pieter van Nocque, wonende te'Rotterdam, en dat deze Pieter het bedoelde weeskind was, blijkt uit een akte van 6 Februarij 1657, welke gewaagt van Pieter van Nocque, kindskind van Willem Arentze Goutswaert, wonende te Rotterdam. Na van afstammelingen van „Mels Pieterssoon schoemaecker" te hebben gesproken, keer ik nog eens tot den man en zijne gade Maritjen Pieters terug. Weduwe zijnde, transporteerde die gade, zooals ik heb medegedeeld, een derde deel van een „loeijerie ende boomgaertgen in de Veijnckelstraete" ten behoeve van haren zoon Pieter. Op blz. 242 van het oudste der aanwezige Bodtboeken vindt men, dat genoemd derde deel door Marijtje Pieters gekocht werd. (1) Er was in die dageD ook een Pieter Melsze schipper. Zie mijne Bijdrage over Tromp, blz. 45. (1) Stintge, dochter van Mels Jansse en Elisabeth Pieters, werd gedoopt 26 Mei 1649, en daarbij waren getuigen: Hendrick Maecker, Fieter van Nocque en bnsabeth Pieters. n\ Er'staat geschreven: „Alzulcken loeijerije ende boomgaertgen, met 5 guldens 1 st. tsjaers vuijtgaende, als de voorgenomde erfgenaemen bij den inner ende hoochsten boode vercocht hebben, staende ende leggende achteromme in de venckerstraete." Als koopster van een l/8 deel is vervolgens genoteerd Maritje Pieters en in margine staat: „den XIII Junij 1592 voor derde part bij Andries Pietersze. Eodem die voort 3e part bij Jan Willemsze". Wie de „voorgenomde erfgenaemen" zijn, blijkt uit hetgeen onmiddellijk voorafgaat en luidt: „Alzulcken huijs ende erve.... als Pieter Michielsze nocke oudt burgemeester tzelve in zijn leven beseten heeft gehadt ende zijne erffgenaemen ... vercocht hebben etc." Als kooper van een deel staat er onder vermeld „Andries Pietersze nocke", en in margine vindt men: „den 15 April 1589 Lij Jan Willemsze als vader ende voocht van zijn weese ende Maritgen Pietersdr. weduwe van Mels Pietersze, beijde voor 2 deelen." Op grond van deze aanteekeningen mogen we, naar ik meen, wel aannemen dat Mels Pietersze en Andries Pietersze Nocke zonen waren van Pieter Michielsze Nocke, en Jan Willemsze een behuwdzoon. Pieter Michielsze Nocke kwam mij herhaaldelijk voor als lid der stedelijke Regeering (1). Den 19den Januarij en 25s[en Augustus 1580 was hij raad (2); den 27sten December 1577, den 2den Januarij 1578 en den 31sten Januarij 1585 schepen, den 27*ten October 1580 burgemeester (3). Den 13den April 1588 werd hij met twee anderen „gecommitteert tot de decisie van de questien vallende opte middelen ende imposten binnen deser stede ende lande van Voornt'. In het oudste Bodtboek ontmoette ik Andries Pietersze Nocke nog tweemaal, p. 162 en p. 255, als verkooper eerst van een huis, daarna van een boomgaard, en 31 Mei 1586 werd hij door de Stedelijke Regeering „gestelt" tot „sequester in den boel van Willem Arensze cuijper otrnne de goederen te brengen aen een corfstock ende daernaer te disputeren opte preferentie." Den 28sten Junij 1589 werd gedoopt Johannes, zoon van Andries Pietersze en Aechghe Jansdr., waarbij getuigen waren: Pieter Corstiaensze Gellenckhuijsen en Ariaentgen Aerdts. Dat hier Andries Nocke bedoeld is en dat de genoemde Jan Willemsze zijn zwager was, vindt bevestiging in de aanteekening, volgens welke 22 Februarij 1587 gedoopt werd Aelt- SS (1) Res. 1 November 1583. (2) Rek. St. Pieterskerk 1571—1572, laatste bladzijde; Rek. Zuideindsche Gasthuis 1577—1578, blz. 24. (8) Rek. St. Pieterskerk 1578—1579, fol. 12; RekeDiDgen H. Geest te Urielle over 1572—1573, p. 30, over 1574—1575, p. 25 verso, over 1577—1578, p. 18. gen, dochter van Jan Willemszoon van Leemputten, en die nog vermeldt: „de vader heeft zijn kint gepresenteert met Aechtgen Jans, de huisvrouw van Andries Pieterszoon Nocke'. Den 22sten Maart 1592 zijn te Brielle getrouwd Jan Willemse van Leemputten, verver, weduwnaar, en Neeltgen Pieters, weduwe van Jan Cornelisze, koperslager. Den 24sten Mei 1589 accepteerde Jacob Jansze, schout „vant Cleijn Oosterlant", voor een jaar „de voochdieschap van de weese van Janneken Pietersdr., overleden huijsvrouwe van Jan Willemsze van Leemputten". Den 19de° September 1598 deed Jan Willemse van Leemputten den eed als poorter; in 1599 werd bepaald dat alleen Jan Willemsze van Leemputten „twijnmaecker" mocht verkoopen „swarten twijn ofte grauwen" (Res. Vroedsch. 9 Februarij 1599). Zie ook over hem Res. 22 September 1590. Nevens Nocque staat boven dit artikel Annocque. Ook deze naam was reeds in de 16de eeuw te Brielle bekend. Hij werd gedragen door Jan Robbrechtszei die waarschijnlijk lid was van de Stedelijke Regeering op 1 April 1572. Blijkens eene resolutie van 10 October 1570 zat hij toen in het „oudt ende nyeuw Gerechte der stede van den Brielle", en ook 31 October 1567 volgens eene resolutie van dien datum. In Mei 1568 was hij schepen (Resoluties van 19 en 22 Mei 1 1568). Dat hij Annocque heette, is mij gebleken uit de Rekening van het Zuid eindsche Gasthuis over 1565 — 1566, waarin fol. 16 verso Jan Robbertsze Annocque vermeld staat als lid der Stedelijke Regeering op 31 December 1567. Een broeder van Jan Robbrechtsze zal genoemd zijn in eene aanteekening van 1590, voorkomende in het Bodtboek, begonnen 1577, p. 268, en luidende : „Alzulcken erfpachtbrijefï, verleden bij Pieter Willemsze den brabander ten behouve van Vincent Annocquee Robbrechtsze, van 4 guld. tsjaers, houdende up zeker coolthuijn, leggende bij de caijbrugge buijten de lantpoorte van Geervliet etc." In hetzelfde Bodtboek, p. 182, vindt men eene aanteekening van 1586, luidende: „Alzulcken huijs ende erve... als Hilletgen Jans dr. weduwe wijlen Adriaen Annocque Vincentsze vercocht heeft, staende ende leggende in de Cappoenstraete". Deze Adriaen zal een zoon van Vincent Annocque Robbrechtsze geweest zijn evenals Barthout Vincentsze Annocque. In mijne Bijdrage, getiteld: „De voormalige kerk van het Zuideindsche Gasthuis te Brielle, in 1528 een kweekplaats van de „nyeuwe religie" aldaar", geplaatst in De Navorscher, 1879, bl. 441—456, heb ik medegedeeld, dat in 1568 tot pastoor van gezegde kerk ouden. Hij behoorde dus tot de contra-remonstranten n een ijveraar geweest zijnde, werd hij na de veranlering der Regeering door Prins Maurits een magisraatspersoon. Tot de nieuwe Vroedschappen, in 1618 loor den Prins aangesteld, behoorde Pieter Melsze in len Horen (Res. Vroedschap 10 September 1618). Llders heet deze man Pieter Melsze Nocque (Ress. /roedschap 1 October 1619,1620,1621). Op de Naamijst der Vroedschappen vindt men hem sub n° 16. lis schepen trad hij op in 1619 en 1621, als raad in iet college der Magistraten in 1620. Den 23sten Augusus 1619 werd hij in plaats van Jan Arensze brouwer ,gecommitteert tot servitiemeester" op een tractement 'an f100 'sjaars; hij komt als zoodanig voor in eene les. Vroedsch. van 26 Junij 1621, en hij zal de berekking hebben waargenomen tot aan zijn' dood. In :ene Res. Vroedsch. van 28 Junij 1627 is sprake van ie weduwe van Pieter Melsze Nocque, „in sijn leven >ervijsmeester deser stede". Dat hij, toen hij „servijsneester" was, schoenmaker bleef, althans leverancier /an leer, zegt de Rekening der St. Cath. kerk over 1618—1619, die fol. 25 verso dezen post heeft: „Be:aelt Pr. Melsze Nocke van dat hij een vet leer vel, )m te leggen over de klaviren vant speelwerck, aen ie kerck gelevert heeft etc." In eene aanteekening van 1622 (Bodtboeck, begonnen 1616, p. 135 verso) is sprake van Trijntgen Cornelis, weduwe van Pieter Mel>en Nocque, en door deze aanteekening wordt boven illen twijfel verheven, dat Cornelis Melsze schoenmaker ïn Cornelis Melsze Nocque één en dezelfde persoon eijn. Immers men leest in het Trouwregister, dat 5 Dctober 1597 te Brielle ondertrouwd en daarna te Rotterdam getrouwd zijn „Pieter Melsze schoemaecker, weduwenaer van den Briele, ende Catrijne (Trijntge) Cornelis, jonghe dochter van Rotterdamme." Pieter won bij di« vrouw: Mels, gedoopt 30 Aug. 1598, getuigen : JacobJansze van Rotterdam, Arien Rochusze en Ingetghe Arents. Maritgen, gedoopt 3 April 1600, getuige : Maritgen Cornelis, zuster van de huisvrouw. Mels, gedoopt 10 Februarij 1602, getuigen: Jacob Dirxze en Arent Gerritsze. Pieter, gedoopt 20 Junij 1604, getuigen: JanJansze, Catrijntgen Reijers, Teuntgen Pieters. Den 5de° Januarij 1622 werd Pieter Melsze Nocque begraven. De huisvrouw, die hij had vóórdat hij met Trijntje Cornelis trouwde, werd 16 October 1596 begraven. Misschien (1) dat zijn huwelijk met Trijntje zijn 3de echt was. In het doopregister vindt men, als kind van Pieter Melsze en Susanna Willems, Mels, gedoopt 1 Julij 159D, getuigen: Gijsbrecht Willemsze, „des kints beste moeder de weduwe van Mels Pietersze, en Lijsbeth Mels ; en als kinderen van Pieter Melsze en Maritge Lenaerts: Lijsbeth, gedoopt 15 November 1592, getuigen: Neeltje Pieters van Rotterdam, Jacob Matheuszoon en Maddaleentge Cornelis; Susanna, gedoopt 20 November 1594, getuigen : Maritge Arents, Neeltge Lenaerts, Jan Jansze, Gisbert Willemsze en Anthonis Gerritsze; Mels, gedoopt 18 October 1596, getuige : Maritge Pieters. In 1634 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Pieter Pietersze Nocque (Acta van 6 Julij 1634). In dezen Pieter zullen we den zoon te zien hebben van Pieter Melsze Nocke, die in 1604 gedoopt werd. Den 31sten Januarij 1634 zijn te Brielle getrouwd Pieter Pietersze Nocke j. m. en Ariaentge Goutswaert j. d. De man heet in de verschillende registers nu Nocke, dan Van Nocke. In 1637 bleef, blijkens eene akte van 2 April 1637, Matheus Harmansze Schol borg voor Pieter Pietersze van Nocque. Op de lijst der Vroedschappen heeft Pieter van Nocque n°. 64. In 1642, 1644 en 1647 werd hij verkozen tot schepen, in 1646 en 1648 tot raad in het college der Magistraten. Den 20sten September 1649 is hij gestorven (1). Zijne weduwe, Ariaentje Goutswaert, is 5 April 1650 getrouwd met Jan Venlo; zie op Venlo art. XXXVII. Den 5den Augustus 1638 werd een kind van Pieter van Nocke begraven. Dat hij een kind heeft nagelaten, zeggen ons een paar aanteekeningen van 1651, in het Bodtboek, begonnen 1641, blz. 444 en 458, welke gewagen van de voogden van het nagelaten weeskind van Pieter van Nocque en Ariaentje Goutswaert, beiden zaliger. Eene aanteekening in hetzelfde boek, van het jaar 1657, op blz. 632, noemt Pieter van Nocque, wonende te'Rotterdam, en dat deze Pieter het bedoelde weeskind was, blijkt uit een akte van 6 Februarij 1657, welke gewaagt van Pieter van Nocque, kindskind van Willem Arentze Goutswaert, wonende te Rotterdam. Na van afstammelingen van „Mels Pieterssoon schoemaecker" te hebben gesproken, keer ik nog eens tot den man en zijne gade Maritjen Pieters terug. Weduwe zijnde, transporteerde die gade, zooals ik heb medegedeeld, een derde deel van een „loeijerie ende boomgaertgen in de Veijnckelstraete" ten behoeve van haren zoon Pieter. Op blz. 242 van het oudste der aanwezige Bodtboeken vindt men, dat genoemd derde deel door Marijtje Pieters gekocht werd. (1) Er was in die dagen ook een Pieter Melsze schipper. Zie mijne Bijdrage orer Tromp, blz. 45. (1) Stintge, dochter van Mels Jansse en Elisabeth Pieters, werd gedoopt 26 Mei 1649, en daarbij waren getuigen: Hendrick Maecker, Pieter van Nocque en Elisabeth Pieters. Er'staat geschreven: „Alzulcken loeijerije ende boomgaertgen, met 5 guldens 1 st. tsjaers vuijtgaende, als de voorgenomde erfgenaemen bij den inner ende hoochsten boode vercocht hebben , staende ende leggende achteromme in de venckerstraete." Als koopster van een 73 deel is vervolgens genoteerd Maritje Pieters en in margine staat: „den XIII Junij 1592 voor derde part bij Andries Pietersze. Eodem die voort 3e part bij Jan Willemsze". Wie de „voorgenomde erfgenaemen" zijn, blijkt uit hetgeen onmiddellijk voorafgaat en luidt: „Alzulcken huijs ende erve.... als Pieter Michielsze nocke oudt burgemeester tzelve in zijn leven beseten heeft gehadt ende zijne erffgenaemen ... vercocht hebben etc." Als kooper van een deel staat er onder vermeld „Andries Pietersze nocke", en in margine vindt men: „den 15 April 1589 bij Jan Willemsze als vader ende voocht van zijn weese ende Maritgen Pietersdr. weduwe van Mels Pietersze, beijde voor 2 deelen." Op grond van deze aanteekeningen mogen we, naar ik meen, wel aannemen dat Mels Pietersze en Andries Pietersze Nocke zonen waren van Pieter Michielsze Nocke, en Jan Willemsze een behuwdzoon. Pieter Michielsze Nocke kwam mij herhaaldelijk voor als lid der stedelijke Regeering (1). Den 19den Januarij en 25sten Augustus 1580 was hij raad (2); den 27*ten December 1577, den 2den Januarij 1578 en den 31 sten januarij 1585 schepen, den 27sten October 1580 burgemeester (3), Den 13den April 1588 werd hij met twee anderen „gecommitteert tot de decisie van de questien vallende opte middelen ende imposten binnen deser stede ende lande van Voorne . In het oudste Bodtboek ontmoette ik Andries Pietersze Nocke nog tweemaal, p. 162 en p. 255, als verkooper eerst van een huis, daarna van een boomgaard, en 31 Mei 1586 werd hij door de Stedelijke Regeering „gestelt" tot „sequester in den boel van Willem Arensze cuijper omme de goederen te brengen aen een corfstock ende daernaer te disputeren opte preferentie." Den 28sten Junij 1589 werd gedoopt Johannes, zoon van Andries Pietersze en Aechghe Jansdr., waarbij getuigen waren: Pieter Corstiaensze Gellenckhuijsen en Ariaentgen Aerdts. Dat hier Andries Nocke bedoeld is en dat de genoemde Jan "Willemsze zijn zwager was, vindt bevestiging in de aanteekening, volgens welke 22 Februarij 1587 gedoopt werd Aelt- (1) Res. 1 November 1583. (2) Rek. St. Pieterskerk 1571—1572, laatste bladzijde; Rek. Zuideindsche Gasthuis 1577—1578, blz. 24. (3) Rek. St. Pieterskerk 1578 — 1579, fol. 12 ; Rekeningen H. Geest te Krielle over 1572—1573, p. 30, over 1574—1575, p. 25 verso, over 1577—1578, p. 18. gen, dochter van Jan Willemszoon van Leemputten, en die nog vermeldt: „de vader heeft zijn kint gepresenteert met Aechtgen Jans, de huisvrouw van Andries Pieterszoon Nocke'. Den 22sten Maart 1592 zijn te Brielle getrouwd Jan Willemse van Leemputten, verver, weduwnaar, en Neeltgen Pieters, weduwe van Jan Cornelisze, koperslager. Den 24«{en Mei 1589 accepteerde Jacob Jansze, schout „vant Cleijn Oosterlant", voor een jaar „de voochdieschap van de weese van Janneken Pietersdr., overleden huijsvrouwe van Jan Willemsze van Leemputten". Den 19den September 1598 deed Jan Willemse van Leemputten den eed als poorter; in 1599 werd bepaald dat alleen Jan Willemsze van Leemputten „twijnmaecker" mocht verkoopen „swarten twijn ofte grauwen" (Res. Vroedsch. 9 Februarij 1599). Zie ook over hem Res. 22 September 1590. Nevens Nocque staat boven dit artikel Annocque. Ook deze naam was reeds in de 16de eeuw te Brielle bekend. Hij werd gedragen door Jan Robbrechtszei die waarschijnlijk lid was van de Stedelijke Regeering op 1 April 1572. Blijkens eene resolutie van 10 October 1570 zat hij toen in het „oudt ende nyeuw Gerechte der stede van den Brielle", en ook 31 October 1567 volgens eene resolutie van dien datum. In Mei 1568 was hij schepen (Resoluties van 19 en 22 Mei 1568). Dat hij Annocque heette, is mij gebleken uit de Rekening van het Zuid eindsche Gasthuis over 1565 — 1566, waarin fol. 16 verso Jan Robbertsze Annocque vermeld staat als lid der Stedelijke Regeering op 31 December 1567. Een broeder van Jan Robbrechtsze zal genoemd zijn in eene aanteekening van 1590, voorkomende in het Bodtboek, begonnen 1577, p. 268, en luidende : „Alzulcken erfpachtbrijefï, verleden bij Pieter Willemsze den brabander ten behouve van Vincent Annocquee Robbrechtsze, van 4 guld. tsjaers, houdende up zeker coolthuijn, leggende bij de caijbrugge buijten de lantpoorte van Geervliet etc." In hetzelfde Bodtboek, p. 182, vindt men eene aanteekening van 1586, luidende: „Alzulcken huijs ende erve... als Hilletgen Jans dr. weduwe wijlen Adriaen Annocque Vincentsze vercocht heeft, staende ende leggende in de Cappoenstraete". Deze Adriaen zal een zoon van Vincent Annocque Robbrechtsze geweest zijn evenals Barthout Vincentsze Annocque. In mijne Bijdrage, getiteld: „De voormalige kerk van het Zuideindsche Gasthuis te Brielle, in 1528 een kweekplaats van de „nyeuwe religie" aldaar", geplaatst in De Navorscher, 1879, bl. 441—456, heb ik medegedeeld, dat in 1568 tot pastoor van gezegde kerk werd aangesteld HeerBarthout Vincentsze Annocque, F en opperde ik het vermoeden, dat die pastoor over- g gegaan zal zijn tot de nieuwe religie op grond k van het doopregister, waarin men leest, dat 11 Fe- 1 bruarij 1587 gedoopt werd Adriaen, zoon van Bartout 1 a Nocke en Dirckge Hugen, getuigen: Jacob Jansze, r Thonis Gerritsze en Hilleken Jans dr.; en dat 7 Augustus 1594 een ongenoemd kind werd gedoopt van c Bartolt Annocke Vincentsze en Dirickgen Huijge dr., 2 waarbij getuigen waren Guilliaume Jansze, Jacob Jansze ( Velsen, Lisbeth Willems, de huisvrouw van Freric (?) 1 Cornelisze. Men ziet uit de aanteekeningen, vervat in het Doopregister, dat in plaats van Annocque ook ge- 1 schreven werd a Nocke en Anocke, en wat toen geschied- 1 de, vindt men ook in latere aanteekeningen. Eens vond ik Barthout Anocque genoemd van Nocken. In de Kerkeraadsacta van 31 December 1599 is onder de personen, die met „bewilliginghe van de broederen totten avontmael toegelaten" werden, genoemd Barthout van Nocken notaris. Er valt naar mijn oordeel niet aan te twijfelen, of hier is Barthout Vincentsze Anocke bedoeld, de voormalige geestelijke, die evenals Merula (1) bij zijne geestelijke eene wereldlijke betrekking, die van notaris, bekleed, en na zijn overgang tot de nieuwe religie, de eerste prijs gegeven en de laatste betrekking behouden zal hebben. In de Rekening der St. Pieterskerk over 1573—1579 staat fol. 11 de post: „Betaelt Barthout Vincentsze Annocque als secret. (secretaris) van Rugge over seker oncosten, hem competerende van de 27, gem. lants, die bij die van den gerechte vercocht sijn etc." Den 9Willem Huijgo a Nockque, laeckencooper" te Brielle, borg voor Nicolaes Pietersze Zeijl te 's Gravenhage. Ook elders heet hij a (a) Nocque, zooals in Res. Vroedsch 3 Junij 1658. In de Rekening van den voor 1665 geconsenteerden 200sten penning leest men fol. 22 verso van de weduwe van Willem Huijgo a Nocque, in het Kohier van den voor 1669 geconsenteerden 200sten penning, p. 12 verso, van de weduwe van Willem a Nocque. In akten van 17 Januarij en 11 April 1664, en 23 Maart 1667 leest men weer vanSara Waesbergen (van Waesbergen) weduwe van Willem Annocque. Ook van Nocque vond ik hem genoemd in eene aanteekening van 1659 (Bodtboek, beg. 1641, p. 723), luidende: „Alsulcke coorenkasse ende erve . . . als Corn. Cleijburch sa: deselve in sijn leven beseten heeft ende nu bij d' heer Willem van Nocque, jegenwoordich schepen deser stede, als behouder vader van de 3 naergelaten kinderen van Pieter Cleijburch als erfifgenamen van den voorsz. Corn. Cleijburch, haeren oom, vercocht heeft." Op de lijst der Vroedschappen komt Willem h Nocque of Annocke voor sub no. 82. Hij werd verkozen tot schepen 20 November 1649, 22 April 1657, en 1 October van de jaren 1658, 1660 en 1661. Den 9d" Maart 1663 is hij gestorven. De weduwe van den heer Willem Annocque is begraven 5 April 1680. 3. Vincent Annocque, vermeld in eene aanteekening van 1653 (Bodtboek, begonnen 1641, p. 501), luidende : „Alsulcken huijs ende erve . . . als Annetje Jacobs sal. in haer leven weduwe van Vincent Annocque tselve lest gepossideert heeft etc." Ook dezen Vincent An- nocque vond ik van Nocque genoemd, en wel in eene aanteekening van 1640 (Bodtboek, begonnen 1624, p. 370 verso), gewagende van een huis, dat >toe te behooren plach Annetgen Jacobs, weduwe van Vincent Barthous van Nocque." Misschien was een zoon van dit echtpaar Gillis Vincentsze van Nocque, volgens de Re-, kening van den voor 1625 geconsenteerden 200s'en penning wonende in den polder „tWeergors". Dezelfde Rekening maakt fol. 74 verso gewag van Vincent Annocque, secretaris te Piershil, en in het Bodtboek, begonnen 1641, pag. 387, komt als kooper van een huis in 1650 voor Vincent Annocque. Of wij hier met denzelfden persoon en met een zoon van Vincent Annocque hebben te doen, durf ik niet beslissen. Als kinderen van Vincent Annocque noem ik nog: 1. Annetje Anoque j. d. 21 Febr, 1634 getrouwd met Marten Cornelisze den Osch weduwnaar, die als weduwnaar 30 November 1627 te Brielle trouwde met Josijntjen Jonckers j. d. (1). Den Qden April 1635 zijn te Brielle getrouwd Dirck Cornelisze 't Hoen, weduwnaar, wonende te Oud-Beijerland, en Annetje Vincents Annocque, weduwe van Marten Cornelisze de Osch. In eene aanteekening van 1652 (Bodtboek, begonnen 1641, p. 488) is sprake van een huis als „Dirck Cornelisze tHoen, wedr. van sal. Annetje Vincents Annoc que, ende misdien voor een derde part erfgenaem in de goederen van Annetje Jacobs, sijns huijsvrouwe moeder bij erffenisse aengecomen, gepossideert heeft.'' 2. Neeltge Vincents Annocque j. d., wonende in het Noordeinde te Brielle, 19 Augustus 1640 aldaar getrouwd met Roelof Hendricxse, soldaat. Den 2den September 1646 werd een ongenoemd kind gedoopt van Roelofï Hendrix en Neelke Sents, getuige: Annetje Jacobs. Den 9den Augustus 1648 werd gedoopt een ongenoemd kind van Roelant Hendrickse van Noorthoorn en Aeltje Vincente Annocht. Den 23sten Februarij werd een ongenoemd kind gedoopt van Rolant Henricxse en Neeltje Vincente. Aldus leest men. Daar het Doopregister, waarin die opgaven staan, zooveel foutieve op gaven heeft, is het niet gewaagd om aan te nemen, dat in deze 3 aanteekeningen hetzelfde echtpaar is bedoeld en wel het echtpaar, dat 19 Augustus 1640 getrouwd is. 3. Barthout Vincentsze Annocque j, m. in het Noordeinde 11 December 1640 te Brielle getrouwd met Stijntge Jacobs j. d. Het echtpaar won: Cornelis, gedoopt 28 Februarij 1646, getuige: Stijntje Jans; Dievertje, gedoopt 6 Maart 1648, getuigen: Lisbet Henrix, Willem Jacobsze, Maritgen Jans; Huijch, gedoopt 24 Augustus (1) Den 15den December 1624 zijn te Brielle ondertrouwd Arien Cornelisze den Osch, weduwnaar, wonende in de Fieteressenstraat, en Trijntjen Jans dr., weduwe van Frans Norting, in leven luitenant. — Den 25sten Mei 1636 zijn te Brielle getrouwd Arent Arentse den Osch j. m., wonende in de Pieteressestraat, en Petronelle Jacobs j. d. 1650, getuigen : Willem Huijgenze Annocque, Lijntje Jans Bogaert. Den lO^en April 1658 zijn te Brielle getrouwd Barthout Vincentsze Annocque, weduwnaar, en Lijsbeth Arents, weduwe van Cornelis Dirkse Both. Huijgh (Hugo) Barthoutse Annocque j. m. (1) is 7 Mei 1680 getrouwd te Brielle met Martijntje Claes j. d, Het echtpaar won: Aeltje, gedoopt 5 Februarij 1681 (getuige Maria Claes), begraven 16 April 1681. Claes, gedoopt 22 P'ebruarij 1682, getuige: Maria Claes. Albarthout, gedoopt 23 Augustus 168getuige: Maertje Crijnen. Willem, gedoopt 22 November 1690 (getuige Brechtje Barents), begraven 24 Maart 1691. Willem, gedoopt 3 Februarij 1692, getuige : Brechtje Barents. Omtrent de kinderen, die niet vroeg gestorven zijn, I Claes, II Albarthout ot Barthout, en III Willem, nog het volgende: I. Claes Huijghen Annocke j. m. 5 Februarij 1709 te Brielle getrouwd met Maertje Cornelis Waterman j. d. te Brielle geboren. Hij is 13 Februarij 1737 begraven. II. Barthout Annocke is als j. m. 15 Julij 1708 getrouwd met Engeltje Adriaens Labijn j, d. geboren te Brielle. In de aanteekening van dit huwelijk is Barthout genoemd van Ocken. Het echtpaar won : Hugho, gedoopt 4 September 1708, getuige: Martijntje Claes; Martijntjen, gedoopt 1 Julij 1712, getuige : Parine Labe; Maria, gedoopt 30 Augustus 1716; Hugo, gedoopt 14 September 1723, getuige: Maartje Kornelis; Lavijntje, gedoopt 4 September 1725. In het Doopregister heet de vader, die 5 Aug. 1745 begraven werd, nu Bart Anocke, dan Bartel Anokke, Bartel Huijgen, Barthold Huijgens Enooken en Barthout Huijghen van Nocke. Ook de naam der moeder, die 9 Junij 1742 begraven is, is verschillend gespeld. Zij heet Labij, Lebbij, Labe, Labi en Lebin. Zes kinderen werden begraven 15 September 1708, 21 Julij 1712, 21 Januarij 1719, 26 Mei 172Ü, 16 Junij 1720, 9 Junij 1722. De dochter Martijntje, in 1736 te Brielle op belijdenis aangenomen, en in de Acta van 22 April 1736, die zulks vermelden, Martijntje Anokke genoemd, is als j. d. te Brielle getrouwd 2 Maart 1738 met Jan Plooij j. m. geboren te Brielle. Het echtpaar won : Anna, gedoopt 30 Mei 1738, getuige: Anna Stolk; Barthoud, gedoopt 10 Januarij 1740, getuige: Engeltje Laabij ; Bartholomaeus, gedoopt 51 Maart 1741, getuige: Engeltje Labij; Jan, gedoopt 13 October 1743; Engel, gedoopt 6 Mei 1746; Cornelia, gedoopt 22 November 1748; Bartha, gedoopt 21 April 1754, getuige: Anna Stok. Den 6d<=n (1) In 1668 werd 't kind van Barthout Annocque, genaamd Huijgh, in 't Weeshuis toegelaten (Kes. Mag. 31 Maart 1668). November 1769 isMartijntje a Nocke, weduwe van Jan Plooij, nalatende 2 kinderen, begraven. III. Willem Annocke j. m. is 8 Mei 1718 getrouwd met Neeltje Louwkuise, geboren te Brielle. Den 16den Julij 1780 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 4 Augustus te Oud-Beijerland getrouwd Jakob van der Wal j. m. van Steenwijk, gewoond hebbende te Brielle, en Geertruij Annocque j. d. geboren en wonende te Oud-Beijerland. In 1793 was, blijkens een attest van 14 September 1793, Pieter Isaac Annokke, gehuwd met Anna Margaretha Pipersberg, kastelein in het logement, genaamd „het Klein Schippershuis" te Rotterdam. XCI. LEENMANS. Eene Magistraatsresolutie van 24 Augustus 1680 luidt: „Es bij Docr. Antonij Leenmans geexhibeert opene brieven van sijne promotie als medicijna doctor, op den 14 Octob. 1669 van den Rector ende professoren der Universiteijt van Leijden geoptineert: waerop denselven is toegestaen ende geadmitteert tot sijnne practijcque binnen dese stede. Ende is voorts denselven Doctor Leenmans op sijn versouck geadmitteert tot poorter deser stede, tot dien eijnde afgelecht hebbende den behoorl. eet, is hem het poorterrecht daertoe staende geremitteert". Volgens de Kerkeraadsacta van 24 October 1680 kwam Dr. Antonij Leenmans te Brielle met kerkelijke attestatie van 's Gravenhage. Den llden Februarij 1681 is hij als weduwnaar van 's-Gravenhage te Brielle getrouwd met Maria Wens, weduwe van den commissaris Govert du Bois. Den 23sten November 1708 is zijne huisvrouw begraven, en hij hertrouwde met Alida Slingerland, begraven 26 December 1724. In het Trouwregister der Herv. Gemeente vond ik dat huwelijk of den ondertrouw niet aangeteekend. Op de lijst der Vroedschappen komt Dr. Leenmans voor sub n. 120. Tot schepen werd hij gekozen in 1683, 1699,1700, 1702, 1703, 1705, 1707,1709; tot raad in het College der Magistraten in 1704 en 1710; tot burgemeester in 1698, 1703, 1708. Den lsten October 1711 werd hij benoemd tot raad in het College van de Gecommitteerde Raden voor een tijd van 2 jaren. Den 12den April 1725 is hij begraven. Te Brielle werden op belijdenis aangenomen Theodora Leenmans in 1687 (Acta van 23 Januarij 1687), Geertruijd Leenmans in 1692 (Acta van 25 Julij 1692), Anthonia Catharina Leenmans in 1695 (Acta van 21 April 1695). Deze drie lidmaten zullen, evenals Barbara Catharina Leenmans, die in 1705 trouwde met Mr. Cornelis Langereis (zie op Langereis art XXIX), dochters geweest zijn van Dr. Antonij Leenmans. Den 26sten December 1689 werd begraven „de dochter van mijn heer Leeman". Hier is Leenmans bedoeld en de dochter, die toen begraven werd, zal Theodora geweest zijn. De andere, die ik noemde, trouwden. Jacob Stedehouder, die in 1704 trouwde met Catharina Hage (zie op Hage), trad als weduwnaar 13 October 1711 in het huwelijk met Gertruda Leenmans j. d. In 1712 werd Jacob Stedehouder gekozen tot schepen, in 1713 tot raad in het College der Magistraten ; 10 Maart 1719 werd hij begraven. Als weduwe van Jacob Stedehouder werd Geertruij Leenmans 7 Februarij 1725 te Brielle begraven. Anthonia Catharina Leenmans j. d. is 13 April 1700 te Brielle getrouwd met Hendrick Stopman j. m. De Kerkeraadsacta van 26 April 1696 noemen Hendrik Stopman, met attestatie van „Haeg" te Brielle gekomen. Den 3den Maart 1696 kwamen bij de Magistraten twee requesten ter tafel, één van Jaques du Marchie, secretaris van Rockanje, die geadmitteerd wilde worden als notaris, en een ander van Hendrick Stopman, „soone van den procureur Dirck Stopman", die admissie verzocht als notaris en procureur. Beiden werden toegelaten, maar Stopman mocht niet lang werkzaam zijn. Den 21sten Julij 1700 werd hij te Brielle begraven. Zijn vader Dirck Stopman (1) werd in 1664 te Brielle toegelaten als procureur en notaris (Ress. Mag. 12 April en 12 Julij 1664). In 1657 was hij, blijkens eene akte van 12 Januarij 1657, klerk bij den notaris Roelant Meeuwesteijn. In 1672 trouwde hij met Jacomina Taerlingh; zie op Taerling art. XII. Aan het daar medegedeelde kan toegevoegd worden dat nog 4 kinderen van Dirck Stopman begraven werden 30 September 1689, 5 Junij en 14 Augustus 1693,11 Augustuo 1694. Tot zijn kinderen behoorde eene Anna. In 1696 werd Anna Stopman te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 26 April 1696). De Kerkeraadsacta van 24 Julij 1707 noemen onder de met attestatie ingekomen personen Anna Stopmans van Sas van Grent. Den 15den November 1699 zijn in de Waalsche kerk te Brielle getrouwd Anna Stopman, j. d., dochter van wijlen den notaris D. Stopman, en Abraham Jacob de Traytorrens „natif d'Yverdun en Suisse, sergeant dans le Regiment Suisse de Lochman". In het Register der Ned. Herv. Gemeente wordt 's mans naam gespeld Traitorens en het deelt mede dat hij destijds te Bergen op Zoom in garnizoen was. In 't Doopregister der Ned. Herv. Gemeente, begonnen 1693, staat dat 21 (1) Eene zuster van Dirk Stopman zal geweest zijn Jannette Stopman, in 1672 te Brielle op belijdenis aangenomen tegelijk met DirkStopman en zijne huisvrouw (Acta van 28 Julij 1672). Junij 1718 gedoopt werd Antoni, dochter van Anna Stoptnan en... . (pater ignotus). 't Kind van Anna Stopman werd 16 Julij 1720, zij 15 Mei 1729 begraven. Een zwager van den onbekenden vader was Jan Stopman. De Kerkeraadsacta van 26 Julij 1708 noemen onder de met attestatie overgekomen personen Jan Stopman en Harn van den Bosch, van „ter Goes". Bij Res. Mag. 15 Maart 1708 werd het verzoek van Jan Stopman te Goes om te Brielle geadmitteerd te worden als apotheker, zonder „andermaal sijne proef te doen", geaccordeerd. Bij Maria, in de Doopregisters genoemd van den Bossche, won Jan Stopman : Johan nes, gedoopt 21 October 1708, getuigen: Johan van Castel, Hillegonde de Langhe ; Jakomina, gedoopt 9 November 1710, getuige: Maria Mosterdijk; Daniël, gedoopt 26 Julij 1712, getuige : Anna van den Bossche ; Daniël, gedoopt 8 November 1713, getuige als voren; Anna Maria, gedoopt 18 Januarij 1715, getuige als voren; Maria, gedoopt 8 October 1717. Jakomina Stopman, in 1728 op belijdenis aangenomen (Acta van 29 October 1728), is 15 November 1735 als j. d. te Brielle getrouwd met Willem de Leeuw j. m, geboren te Breda. Vier kinderen van Jan Stopman werden begraven 26 Augustus 1712, 14 Julij en 27 Augustus 1715, 3 October 1716. Den llden Junij 1721 werd Jan Stopman begraven. Weinig tijds nadat de Vroedschap Dr. Leenmans te Brielle zich had gevestigd, arriveerden aldaar met kerkelijke attestatie van Bellevoetsluis Herbert van der Beeck en zijne huisvrouw Belia Ariaens Leenmans (Acta van 23 October 1681). Van verwantschap dezer vrouw aan Dr. Leenmans is mij niets gebleken. Andere personen, Leenmans genaamd, kwamen mij niet voor (1), wel enkele die Leemans heetten. XCII. HUIJGENS. Den 2den Mei 1716 werd te Brielle geadmitteerd „tot burger en poorter" Mr. Maurits Huijgens (Huigens) geboren „even buiten den Haag". In 1719, 1721,1724 en 1726 werd hij gekozen tot schepen ; in 1723 tot raad in het College der Magistraten. Op de lijst der Vroed schappen komt hij voor sub no. 163. Iets meer dan : hij kwam, werd magistraatspersoon en stierf, valt van van hem niet te berichten. Den 9den September 1727 werd hij te Brielle begraven. (1) Den 14den Junij 1778 zijn te Brielle getrouwd Joost Leenmans j. m. en Henderijntje de Soet. Daar deze Joost in het Doopregister viermaal Leemans genoemd is, weet ik niet of 't Trouwregister zijn naam juist opgeeft. Na Mr. Maurits Huijgens kwamen nog drie personen van elders te Brielle, die denzelfden geslachtsnaam had den: Elisabeth Huijgens, geboren te Bergen op Zoom en als j. d. 29 Augustus 1761 getrouwd te Brielle met Pieter Kruijs weduwnaar; Abraham Adriaan Huijgens, van Hellevoetsluis, 18 Mei 1796 te Brielle poorter en 1 Julij 1797 aldaar vader geworden van een zoon Willem, verwekt bij zijne echtgenoote Willemina Margaretha Anna de Bruin; en Willem Burghart Huijgens, mede van Hellevoetsluis, 30 April 1798 te Brielle poorter geworden. De genoemde Abraham Adriaan Huijgens werd 19 Mei 1796 te Brielle geadmitteerd als procureur. XC1II. VAN DIJCK. De echtelieden Jan Jobsze en Aeltgen Jans dr. zagen zich de volgende kinderen geboren : Lijsbeth, gedoopt 26 Maart 158d, getuige: Lijsbeth Arents. Jan, gedoopt 16 Mei 1590, getuige: Mijntge Jacobs „int Hemelrijck". Jobgen, gedoopt 15 April 1592, getuige: Maritgen Pieters. Jobgen, gedoopt 7 Junij 1595. Lenaert, gedoopt 8 Januarij 1597, getuige: Jopgen Claes. Lisbeth, gedoopt 21 October 1598, getuigen: Geeltgen (Gooltgen) (?) Claes „sijn suster", Cornelis Lodewijcks. Jan, gedoopt 3 October 1601. Viermaal vindt men in 't Doopregister, waarin deze kinderen vermeld staan, achter den naam des vaders „backer". Twee kinderen van Jan Jobsze (Jopsze) backer werden begraven 20 Augustus 1600 en 28 Mei 1605. Kort na dezen 28sten Mei stierf de vader en Aeltge Jans dr., weduwe van Jan Jobsze, trouwde 4 Junij 1606 met Abel Fransze, weduwnaar (1). Deze Abel stierf Januarij 1614 (i) en als zijne weduwe is Aeltje (1) Den 8sten November 1505 zijn te Brielle getrouwd Abel Frans zoon j. m. en Catrijne Reijeis j. d., die in 1599 tot het avondmaal werd toegelaten (Acta van 4 Mei 1599) en 24 November 1604 begraven werd. Het echtpaar won Catrijntje, gedoopt 25 November 1604, 28 November 1604 begraven. Abel Fransze was getuige 1 April 1598 bij den doop van Leentge, kind van Jan Jansze en Jannetgen Lenaerts; 9 Februarij 1603 bij den doop van Baudewijn, kind van Cent Lucasze en Gooltgen Claes; 30 September 1603 bij den doop van Leentje, kind van Maerten Lenaertse en Grijetgen Cornelis ; 12 Maart 1606 bij den doop van Abraham, kind van Guilliaume van den Berghe en Laurensgien Coemans ; 26 November 1606 bij den doop van Rocus, kind van Adriaen Rochusze en Lijsbeth Jans. (2) Een grafzerk meldt zulks in overeenstemming met de ThesaurieRekening over 1613—1614, die fol. 33 den post heeft: »Betaelt 1 Febr. 1614 Aeltgen Jans dr. weduwe van Abel Fransze etc." Dezelfde Jans dr. t laatst vermeld in de Thesaurie-Rekening over 1G26—1627, die fol. 47 dezen post heeft: „Betaelt Aeltgen Jans dochter, weduwe van Abel Franchoisz etc." De volgende Thesaurie-Rekening loopt over 1636 1837 en zij heeft den post fol. 42 verso aldus: „Betaelt derffgenaemen van Aeltgen Jans dr. weduwe van Abel Francoeijsz. etc." De eerste man van Aeltgen Jans dr. werd niet als de tweede een regeeringspersoon (Abel Fransze werd in 1611 en 1613 gekozen tot schepen), maar wat de vader niet werd, werd de zoon. Aeltgen won bij Jan Jobsze een zoon Jan en deze Jan komt op de Naamlijst der Vroedschappen voor sub no. 44, waar men vindt Jan Jansze van Dijck, gestorven 24 Januarij 1650. Dat deze vroedschap een zoon was van Aeltgen Jans dr. en Jan Jobsze, is mij gebleken uit de Rekening van den voor 1625 geconsenteerden 200s'«n penning, die fol. 8 verso deze posten heeft: „Aeltge Jans dochter weduwe van Abel Franchoisz voor haer capitael etc." „Jan Jansze van Dijck haer soone voor sijn capitael etc." Jan Jansze van Dijck, in 1624 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 26 Junii 1624), in 1632 „capiteijn vant orangievendel" (Res. Mag. 31 Julij 1632), werd verkozen tot schepen in 1627, 1631, 1633, 163(5, 1638 1640, 1643, 1647 (12 Januarij); tot raad in het College der Magistraten in 1628, 1647 en 1649; tot burgemeester in 1632, 1638 en 1641 (4 Mei). Den lldenjunij 1634 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Amsterdam getrouwd Johan van Dijck, vroedschap, en juffr. Maria Jakot, wonende te Amsterdam. De Kerkeraadsacta van 2 November 1634 noemen onder de met attestatie ingekomen personen Maria Jacot, huisvrouw van Jan van Dijck, van Amsterdam. Die huisvrouw werd 16 Februarij 1638 te Brielle begraven. Den 27sten December 1643 zijn te Brielle ondertrouwd Johan van Dijck, oud-burgemeester van Brielle, en Theodora Gooi, wonende te Rotterdam, waar zij met attestatie van 4 Januarij 1644 trouwden. De Kerkeraadsacta van 28 April 1644 noemen Theodora Gooi, gekomen met attestatie van Rotterdam. Den 5den Mei 1654 zijn te Brielle getrouwd Herman Schuil „raet ende veertich der stadt Leiden", en Theodora Gooi, weduwe van Johan van Dijck. Blijkens een akte van 30 Januarij 1662 leefde Theodora toen nog en was haar man destijds burgemeester van Leiden. Eene akte van 1 October 1654 begint aldus: „Compareerde.... Sr. Antonij Tierens, woonende tot Delf, vervangende Rekening heeft fol. 5 verso den post: »Ontfangen van Niclaes Cornelisze Arckenbout als kerckmeester ten Brielle bij Abel Fransze de kercke gelegateert, omme tegen den penn. 16 beleijt te werden ende beleijtte blijven de somma van 144 pond.» Zie over dit legaat van Abel Fransze Res. Mag. 27 November 1615. m ende hem sterck makende voor d'heer Adriaen van der Goes, raet ende vroetschap der stadt Schiedam, te samen administrateurs in den boedel van sa. d'Heer Burgermeester Johan van Dijck, dewelcke uit crachte van sekere procuratie bij de wede. ende erfgenamen van den voorn. Joan van Dijck gepasseert etc." In de Rekening van den voor 1665 geconsenteerden 200ste« penning staat fol. 20 deze post: „de voordochter van Johan van Dijck, woonachtich tot Amsterdam, voor haere goederen, alhier gelegen, getaxeert op 18000 pd. dan alsoo deselve jegenwoordich es getrout met Alexander de Bije, professoor tot Amsterdam voorsz., ende aldaer overgeschreven . .. memorie." Behalve Jan Jansze van Dijk vermeldt de Naamlijst der Vroedschappen Barent (BernardJ van Dijk (n°. 96) en Reinier van Dijk (n°. 144). Deze mannen stamden niet at van Jan Jobsze backer, maar van zekeren Willem van Dijk, die een zoon Barent had, welke zoon reeds door mij genoemd is in artikel XVIII, alwaar is medegedeeld dat Barent Willemsze van Dijck j. m., secretaris van Nieuw-Helvoet, in 1607 getrouwd is met Elisabeth Jacobs van der Heule j. d. In 1609 werd aan Barent van Dijck door de Magistraten vergund om te Brielle als notaris werkzaam te zijn (Res. Mag. 7 Maart 1609). Toen de Rekening van den in 1625 geconsenteerden 200sten penning opgemaakt werd, was Barent niet meer in leven; fol. 23 verso toch leest men: „Lijsbeth Jacobsdr. weduwe van Barent van Dijck met haer kinderen". Blijkens eene akte van 28 Julij 1649 bleef de weduwe met Jacomijntje Reijers, weduwe van Jan Cornelisze Coppert, borg voor Reijer van den Berghe ; in 1654 bleef zij voor denzelfden man borg met Willem van den Berge, zooals blijkt uit een akte van 28 Julij 1654. Over de weduwe zie men voorts op Van der Heul. Ik vond 5 kinderen van Barent van Dijck, I. Annetje, II. Willem, III. Sara, IV. Helena V. Joosjen. ' 1. Annetje van Dijck j. d. is in 1627 op belijdenis aangenomen ^Acta van 30 December 1627) Den 31sten October 1628 zijn te Brielle getrouwd Joris van Steenbergen, geboren te Meurs, en Annetie Barents van Dijck j. d. Joris van Steenbergen, die in 1629 op belijdenis werd aangenomen (Acta van 3 Januarij 1629), was apotheker (Ress. Mag. 28 October 1629 en 25 October 1631). Uit de Res. van 25 October 1631 blijkt, dat Joris van Steenbergen gestorven was. Zijne weduwe werd begraven 25 Mei 1660. Haar eenige dochter (1) trouwde 14 Augustus 1657 te Brielle als j. d. met Jacobas de (IJ Zie de Rekening van den in 1665 geconsenteerden 200sten penning, fol. 19 verso. M Jongh j. m. en werd als diens huisvrouw 15 October 1660 begraven. II. Willem van Dijck is als j. m. 26 Mei 1637 te Brielle getrouwd met Hillegondt Blocx j. d. (1). Zooals blijkt uit Ress Mag. 15 October 1644, 25 Januarij 1648, 12 Februarij 1650, en Res. Vroedschap 18 April 1651 (2), was Willem van Dijck apotheker. „Overmits de quade huijshoudinge met sijn vrou" moest Willem van Dijck in 1647 in „'s Heeren gijselcamer" logeeren. Blijkens eene akte van 21 November 1647 machtigde zijne huisvrouw, Hilletge Claesdr., „Andries Jansze, woonende int Wout in den lande van Voorne" en Paulus Meeuwesteijn, notaris en procureur te Brielle, om „te helpen decideren de differente poincten tusschen haer ende haer man bestaende noopende de oneenigheijt van haerluijder huwlijck etc.", en het kwam niet tot een scheiding. Op verzoek van Willem van Dijck en „d'intercessije van sijn moeder ende vrunden" werd hij „met toestant van sijn huijsvrouwe" uit „sijnne detentie" ontslagen op den 19den December 1647, en werd hem „geconsenteert omire wederom met sijn huijsvrouwe in huijshoudinge te treden, onder conditie ende belofte dat hij hem jegens sijn vrou ende eenen igelijcken wel zoude dragen ende van den dranck wachten" (Ress. Mag. 6 en 9 November, 19 December 1647). In 1648 werden Willem van Dijck en Hilletge Claesdr. zijne huisvrouw op belijdenis aangenomen (Acta van 3 September 1648). Den lsten October 1653 compareerde voor schepenen Mr. Franchois van Appeldoorn, chirurgijn te Brielle, en leverde een klacht in tegen Willem van Dijck, die hem in de „herberge van den Toelast" uitgescholden en met zijn „rottingh" zoo geslagen had, dat zijn arm „noch zeer blaeu" was. Eene aanteekening van 1659 luidt: „Alsulcken huijs ende erve als Evert van Campen van wegen Jofir. Laurentia Gans metten rechten deser stede innegewonnen heeft.... alles volgens de sententie van schepenen deser stede van dato den 30en Januarij 1659, welck huijs ende erve toe te behooren plach Willem van Dijck, apoteker, staende ende leggende in de Capoenstraet". Misschien mag uit deze aanteekening, vervat in het Bodtboeck, begonnen 1641, afgeleid worden, dat de apotheker toen gestorven was. Den 26sten Februarij 1669 staat wel als doopgetuige geboekt Willem van Dijck, maar er was in dien tijd ook een Willem Andriesze van Dijck, in 1642 getrouwd en in 1646 hertrouwd. (1) Den 29sten Maart 1653 werden Willem van Dijck en Abraham van den Berge, notaris en procureur, »gestelt tot curateurs over de goederen naergelaten bij Nicolaes Block." (2) Deze resolutie leert ons, dat er te Brielle destijds 5 apothekers waren, Willem Hamelton, Abraham Santvoort, Pieter de Jongh, Johan van Almonde en Willem van Dijck. In de aangehaalde Magistraatsresolutie van 9 November 1647 is sprake van de „alimentatie van de kinderen" van Willem van Dijck en Hilletge Claesdr. Tot die kinderen zal behoord hebben Barend (ook Bernard genoemd) van Dijck, die vroedschap en 11 December 1707 te Brielle begraven werd. De Kerkeraadsacta van 26 Julij 1663 noemen onder de met kerkelijke attestatie ingekomen personen Barend van Dijk j. m., van Delft. Tot schepen werd hij gekozen in 1672, 1674, 1678 (5 Februarij), 1679, 1680, 1685, 1690, 1691, 1693, 1696, 1697, 1699, 1700, 1703,1704 en 1706; tot raad in het College der Magistraten in 1669, 1692, 1701 en 1705; tot burgemeester in 1678, 1681, 1690 (16 November), 1695 en 1707. Den 22*ten November 1679 werd hij loco Dirck Kevelaer, overleden, benoemd tot penningmeester van de groote visscherij. Van dat penningmeesterschap, alsmede van „het boeckhouderschap van de St. Catharina kercke ende van het Commissarisschap van de huijwel. saken" deed hij 19 April 1688 afstand, dewijl hij 1 Mei 1688 voor 2 jaren zitting ging nemen in het College van de Gecommitteerde Raden van Holland, dat hem bij besluit van 1 October 1687 was opgedragen. Na het verstrijken van de 2 jaren trad hij weer op als penningmeester van de groote visscherij en bekleedde die betrekking tot den 23sten Jannarij 1694, toen hij er afstand van deed en Gerbrant Hoogerwerff, oud-burgemeester, in zijne plaats werd gekozen. In 1703 en later was hij heemraad van Voorne (Ress. Vroedsch. 5 Junij 1703, 2 Junij 1704). In 1693 werd hij in plaats van Jacob Commersteijn benoemd tot ontvanger van de gemeene middelen van Brielle en Voorne (Res. Holl. 20 November 1693 p. 502). In eene akte van 11 Januarij 1668 staat Mr. Barent van Dijck. Hij had dien titel van Mr. als chirurgijn. Vele jaren was hij stadschirurgijn, voor welke betrekking hij 3 September 1691 bedankte, waarop in zijn plaats Mr. Mauritius de Mirel werd benoemd. Den 24sten October 1666 zijn te Brielle ondertrouwd en daarop met attestatie van 7 November te R otterdam getrouwd Baerent van Dijck j. m. van Brielle en Geertruijt Berckelius (van Berkel) j. d. van Rotterdam. (1) (1) De Kerkeraadsacta van 27i December 1666 noemen onder de met attestatie te Brielle gekomen personen Helena Berckelius, weduwe van Ds. Berckelius, en Geertruijd Berckelius, huisvrouw van B, van Dijck, van Rotterdam; de Acta van 22 April 1700 Maritie van Berkel, van Rotterdam. Den 3den September 1727 is te Brielle begraven Maria van Berkel, huisvrouw van Jan den Baars, en 1 Maait 1729 is aldaar begraven de heer Jan den Baars. Dat deze Jan in 't bericht van 1727 eenvoudig J. den Baars, en in 't bericht van 1729 heer is genoemd, is een gevolg van zijne benoemiog tot schepen. Die benoeming is niet medegedeeld in het Register der Resoluties, maar als schepen kwam hij mij voor in Ress. Mag. 20 en 27 September 1727. Hij zal benoemd zijn tot schepen loco Mr. M. Huijgens, 9 September 1727 Het echtpaar won : Helena, gedoopt 14 September 1667, getuigen: Helena Berckelius, weduwe van Ds. Berckelius, Cornelis lael en Josina van Dijck, zijn huisvrouw ; Hillegond, gedoopt 26 Mei 1669, getuigen: Cornelis Taal en zijn huisvrouw Josina van Dijck; Josijna, gedoopt 22 Januarij 1675, getuigen: Anna van der Heul, Cornelis Taal; Reinharda, gedoopt 25 Februarij 1680, getuigen: Nicolaes Berckelius, Cornelis Tael en juffr. Anna van der Heul; Reijnier, gedoopt 3 Mei 1682, getuigen als voren. Den l»ten April 1680 werd een kind van Barent van Dijck begraven, 5 Junij 1682 zijn huisvrouw. Hillegonda en Helena van Dijck werden in 1688 op belijdenis aangenomen (Act» van 99 Anr;i i£Qö\ cr:i \ ~ JL J . I I I I * legonda van Dijk is 23 Januarij 1734 te Brielle begraven, Helena van Dijk 7 Februarij 1752, ongetrouwd. Josina van Dijk huwde Paulus Snellen, zie op Snellen. Reijnier van Dijk, in 1708 op belijdenis aangenomen (Acta van 26 Julij 1708) werd in hetzelfde jaar in plaats van zijn vader vroedschap en schepen. Ook in 1711, 1712 en 1714 werd hij tot schepen verkozen ; tot raad in het College der Magistraten in 1710; in 1711 en later tot heemraad van Voorne (Ress. Vroedsch. 2 Junij 1711 en 6 Junij 1712;. Van 1710-1715 was hij ouderling bij de Waalsche Gemeente. Den 8sten April 1714 zijn te Brielle ondertrouwd en vervolgens met attestatie van begraven. De uit Rotterdam gekomen Van Berkels zullen verwant zijn geweest aan Adriaen van Berckel, koopman te Rotterdam, vermeld m een akte van 4 April 1635. In eene Magistraatsresolutie van ] 3 Maart 1653 zyn genoemd johan van Berckel «ontfanger generael van Hollant» en Adnaen van Berckel «ontfanger ter admiraliteijt tot Rotterdam». Nog ontmoette ik de volgende personen : Willem Arentsze Berckel, 8 Augustus 1604 getuige bij den doop van een kind van Jacob van Alblas verrnrfd"- V3n Cle'jbUrgh; WUlem Adriaensze te Sommelsdijk, veimeld in een var. iq ~ — .. J 1 diW c v~i' US- Ke,Jnerus Berckel, pre- ! s h l SC,hle^m' ln Cene 3kte Van 31 Augustus !628 voorkomende als .behoude broeder» van Apolonia Moijses dr. van Nederveen te B D9af'ateD 1WfiCdnUWe Van Pieter Pouwelsze Steur; Catharina van v aI a getUige bijdCn d°°P Van een kind vaD J°han Almonde; juffr. Berckel, moeder van Gerrit Gael, vermeld in Thes HubrZ pT ]666-1667' P'49 Aaltjen Berkels, die haren man Hubrecht Palier een zoon schonk, Hendrik, gedoopt 21 Julij 1673 getuigen : Andnes Berkels en Maritjen van Straten; Aeltje Ariens'van Berckel, met attestatie van Heenvliet tp .,„1 • _ _ _ ... — *'v-uv, iu iuy* (Acta van 22 July 1694), aldaar als j. d. 20 Mei 1696 getrouwd met Cornelis Heindncksze Besemer j. m. te Piershil, over welk echtpaar men zie mijne Bijdrage over Tromp, blz. 70 en 71 ; Frank Corn. van Be,kei, te Brielle ~ °P bel,JdeD1S ogenomen (Acta van 22 April 1700) ;Jenneken ogermants van Berkel j. d., geboren te Brielle, 17 Februarij 1726 aldaar getrouwd met Joost Waerdenburg j. ln. . Jan Bogaerlman van Berkel, weduwnaar, 16 Maart 1727 te Brielle getrouwd met Leentje van der Pot, weduwe van Jan de Vogel; Jakob Jansze van Berkel j. m. 20 April 1 <27 te Brielle getrouwd met Vrouwtje Hassevelt j. d — Van den genoemden Jan den (of de) Baars is misschien een zuster geweest Maria Hf» i A i -r-v ^ 7. J* u » gcuuieo ie Kotterdam, 4 Mei 1721 te Brielle, waar zij woonde, ondertrouwd en met attestatie van 24 Mei 1721 te Oostvoorne getrouwd met Cornelis Ruijgrok, weduwnaar, geboren te (rppru ipf 0n r\.1i i —nvutuuc ic wungenspiaat. , April te Rotterdam getrouwd Reinier van Dijck j. m. , te Brielle en Susanna Uijtenbroeck j. d. te Rotterdam. Den 28sten October 1727 is Reinier van Dijck te Brielle begraven. In het „Separaat Berigt", waarvan sprake is in artikel XI, komt een betoog voor over eene Vroed■ schapsresolutie van 7 April 1691, waarbij bepaald werd dat men, om vroedschap te kunnen worden, moest bewonen een „apart huijs", en men leest aldaar: „vooral is heel notabel een geval seer paralel met het teegenwoordige, namentlijk van Reinier van Dyk, vroedschap deeser Stad, die veele jaaren agter een, ja tot sijn dood toe, te Rotterdam gewoond, en op zyn best genoomen de naam gehad heeft van by sijn Susters vuur en ligt te houden, sonder dat hem ooit deese Resolutie heeft geobsteert, of sonder dat men ooit gedagt heeft hem uit kragte van dien te ontvroedschappen teegensdien Heer heeft de Regeering niets anders gedaan, als dat men hem heeft geinsinueert, dat hy, soo lange als hy buiten de Stad woonde, niet sou jouisseeren van de douceurs van de Regeering, en onder beneficie van die verklaaring heeft men hem ongehindert te Rotterdam laaten woonen en sijn radicale qualiteit behouden." III. Sara van Dijck, in 1640 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van Maart 1640), is 15 November 1644 als j. d. getrouwd met Reijer van den Berghe j. m. (1), die 16 Mei 1660 ondertrouwd is met Anna van der Heul; zie art. XVIII. Sara van Dijck was 14 Mei 1659 getuige bij den doop van een kind van Mannus van der Hoeven en Maria Boom. De Rekening der St. Cath. kerk, loopende van 1 November 1659 31 October 1660, vermeldt de begrafenis van Sara niet. Zij zal dus na 14 Mei 1659 en vóór 1 November 1659 gestorven zijn. IV. Helena van Dijck j. d. is in 1641 op belijdenis aangenomen (Acta van 28 Februarij 1641). De Kerkeraadsacta van 3 Januarij 1647 noemen onder de met attestatie ingekomen personen Helena van Dijck j. d., van „Nieupoort". In 1661 werd te Brielle een huis gekocht door Helena van Dijck, ook genoemd Lena Barents van Dijck (Bodtboek, begonnen 1660, p 63) In een akte van 18 April 1669 is sprake van „de doodinge van seeckere obligatie bij Cornelis Leendertsze Aldoot op den 17 Meij 1666 voor schepenen deser stede (Brielle) ten behouve van Helena van Dijck gepasseert", door welke „doodinge" genoemde Cornelis een zekere geldsom bekende schuldig te zijn aan Cornelis Tael. V. Joosjen (Josina) van Dijck is als j. d. in 1646 # — * waj xT Mei 1659 getuige bij den doop van een kind van Mannus van der Hoeven en Maria Boom. De Rekening der St. Cath. kerk, loopende van 1 November 1659 31 October 1660, vermeldt de begrafenis van Sara niet. Zij zal dus na 14 Mei 1659 en vóór 1 November 1659 gestorven zijn. IV. Helena van Dijck j. d. is in 1641 op belijdenis aangenomen (Acta van 28 Februari; liun (1) De Kerkeraadsacta van 3 Maart 1644 noemen onder de met attestatie ingekomen personen Reijer Tobias van den Berg van Rot terdam. 61 getrouwd met Cornelis Tael, weduwnaar; zie art. X. Den lsten October 1664, bij den doop van Barent, zoon van Johannes Feermans en Maria Pieters, was getuige Joostjen Barents, huisvrouw van Cornelis Tael. De Brielsche Registers noemen nog tal van personen, die den naam Van Dijk droegen, maar sporen van verwantschap tusschen één hunner en Jan Jansz van Dijk of Barent van Dijk heb ik niet ontdekt (1). Ik wil daarom alleen nog gewagen van een echtpaar, dat te Brielle in de 16de eeuw heeft geleefd en tot welks afstammelingen een Haagsche notaris behoord heeft. Volgens de Kerkeraadsacta van 8 September 1592 kwam te Brielle „met getuichnisse van Dordrecht Maijken Bartelomees van de Corput dochter, huisvr. van Hans van Dijck". Hetzelfde echtpaar is natuurlijk bedoeld in het Trouwregister, hetwelk vermeldt dat 5 Julij 1592 te Brielle ondertrouwd en vervolgens met attestatie te Dordrecht getrouwd zijn Jan Adriaensze van Dijck, weduwnaar van Mechelen, wonende te Brielle, en Maria van den Corput Bartholomeus dr. van Breda, j d. wonende te Dordrecht. Wie Maria vóórging, zeggens ons de Kerkeraadsacta van 8 Julij 1586, volgens welke te Brielle waren gekomen „Hans van den Dijck (2) ende Claerken Fotens syn huijsfrou, met getuijchenisse van Rotterdam"' Als kinderen van „Hans van Dijck, messemaecker" en Maijke (Maritgen) Corputs of van de Corput Bartholomeusdr. (3) staan geboekt: Bartholomeus, gedoopt 23 October 1594, getuigen: Bartholomeus de Corput, Aechtgen Eewouts; Hendrick, gedoopt 15 Mei 1596, getuigen: Heinrick van de Corput, Lijsbeth Jans dr. de huisvrouw van Claes van Dam; Johanna, gedoopt 3 December 1597, getuige: Jan van Corput kapitein; Hendrick, gedoopt 23 Mei 1599, getuigen: Melchior van den Broeck, Maijken de Bont (Bout?); Catelijne, gedoopt 22 October 1600, getuigen: Thomas Bie (?) engelschman, (1) Dit geldt ook >Barend van Dijck j. m. van den Ham", 21 Augustus 1718 te Brielle ondertrouwd en met att. van 30 Augustus te Amsterdam getrouwd met Keeltje Cornelis Timmerman, j. d. van Brielle, en evenals Barend te Amsterdam woonachtig. (2) Jan van den Dijck »messemaecker" was 25 Junij 1589 getuige bij den doop van een kind van Cornelis Jansze zeeman. Hans van Dijck was 20 Augustus 1599 getuige bij den doop van een kind van Carel Vinck. (3) Den 5den October 1603 zijn te Brielle ondertrouwd en vervolgens te Dordrecht getrouwd Abraham van de Corput, weduwnaar van Breda, procureur voor de stad Dordrecht, en Commertghen Cornelis dr., weduwe van Pieter Cornelisze huistimmerman, gewoond hebbende te Brielle. Den lOden April 1604 was Abraham van de Corput getuige bij den doop van een kind van Willem Wesselsze en Maijken Cornelis. Den 28sten Maart 1604 was Marijtgen Cornelis Corput getuige bij den doop van een kind van Vincent Jansze van der Bije en Jacomijntgen Adams Schepers. JK Catelijne Wouters (?); Hans, gedoopt 25 Mei 1603, getuigen: Ds. Reinerus Donteclock, Aechtghen Euwouts, weduwe van Jan Stoffelsze. Eene aanteekening van 13 December 1602 luidt: „Up huijden soe heeft de weduwe van Hans van Dijck messemaecker (1) gerepudieert de goederen, bij haer za : man naegelaeten, ende tot dien eijnde de sleutelen nedergeleijt in gebannen vierschare". Den 14den Maart 1623 zijn te Brielle getrouwd Bartholomeus Jansze van Dijck, j. m. van Brielle, wonende te Dordrecht, en Jannetgen Egberts van Beijlen j. d. wonende te Brielle. Blijkens eene akte van 12 Mei 1648 was Jannetje Egberts toen 54 jaar oud. Eene akte van December 1625 spreekt van Jannetgen Jacobs dochter, weduwe van zal. Egbert Fredericxze van Beijlen, schoonmoeder van Bartholomeus van Dijck. Bartholomeus van Dijck kwam in 1623 met attestatie van Dordrecht te Brielle (Acta van 4 Mei 1623), ging uit Brielle naar Sommelsdijk, en kwam in 1627 uit Sommelsdijk te Brielle terug. De Acta van 30 December 1627 noemen onder de met attestatie ingekomen personen: „Berthelmeus van Dijck ende Jannetjen Egberts sijne huijsvr. met Jannetje Jans, de moeder", van Sommelsdijk. In de aangehaalde akte van December 1625 alsmede in akten van 2 October 1626 en 26 Mei 1628 (2) heet de moeder niet Jannetje Jans, maar Jannetje Jacobs. In 1646 was Bartholomeus van Dijk blijkens eene akte van 3 Mei 1646 brouwer te Willemstad. Eene akte van 23 April 1650 noemt hem weer poorter te Brielle. Hij was te Brielle teruggekomen, oud en aan lager wal, zoodat hij ondersteuning behoefde en kreeg (Res. Mag. 24 Julij 1649). Hij werd te Brielle „poortsluijter ende poortier in de Waterpoort" (Res. Mag. 22 September 1653J; als zoodanig moest hij geschorst worden, maar hij werd weer hersteld in zijn ambt (Res. Mag. k7 December 1653). In 1666 schijnt hij gestorven te zijn. In Mei 1666 werd het huis met erve, laatstelijk in zijn bezit, door zijn erfgenamen verkocht (Bodtboek, begonnen 1660, p. 262). Zijne dochter Maria van Dijck is als j. d. 2 Junij 1643 te Brielle getrouwd met Dirc Snep j. m. In 1644 werden Dirck Arentse Sneb en zijne vrouw Maria van Dijck op belijdenis aangenomen (Acta van 30 Junij 1644). Den 3den Maart 1653 werd aan Johannes van Dijck, zoon van Bartholomeus van Dijck, poorter van (1) Misschien was een zuster van Hans Magdaleentgen van Dijck gehuwd met Jan Pietersze van der S (?), van welk echtpaar 2 Maart 1597 een kind, Lijsbeth, gedoopt werd. (2) Uit deze akte blijkt, dat Jannetje Jacobs toen zoo krank was, dat zij wel sterven zou; voorts gewaagt zij van Aechjen Willems dr. «n'aergelaten weese van Willem Arentsze voerman ende Saertgen Egberts dr", dochter van Jannetje Jacobs, en een later bijvoegsel noemt Harman Aertsze Geijlevoet als echtgenoot van Aechje Willems. m Brielle, „geaccordeert voorschrijvens aen de Gecommitteerde Raeden omme tot notaris geadmitteert te werden De Magistraat voegde er de conditie bij, dat hij zonder „naerder last" 't ambt niet zou exerceeren te Brielle „ten aensien van de veelheijt van de notarissen aldaar. Dat hij in Den Haag notaris werd, zegt ons eene akte van 27 April 1666, aldus aanvangende: „Compareerde.... Dirck Snep, woonende tot Dordrecht, als getrout hebbende Maria van Dijck, dochter ende mits de repudiatie van Johannes van Dijck, notaris in den Hage, haren broeder, voor schepenen van Dordrecht op den 20en April lestleden gedaen, unieversale ende simpele erffgename in den boedel ende goederen van wijlen Bartholomeus van Dijck haeren vader, tot Dordrecht overleden etc." XCIV. VAN DAM. De Rekening der St. Cath. kerk over 1529—1530 heeft pag. 4 een post van 20 schellingen, ontvangen „van Jan ^ Pier Dams sepulture, groote clocke ende testament". De Rekening dier kerk over 1527—1528 heeft onder het hoofd „ontfanck van zeghelghelt" een post, luidende : „Van Jan Pier Dam als scepene", en de Rekening over 1528-1529 vermeldt onder de uitgaven „van reparacie" pag. 13 : „Betaelt Jan Pier Dam van drie wageschoten ende twee bladen tsamen 3 sc. 2 gr." Afstammelingen van Hendrik Kruijne hebben zich Van Kruijne genoemd, en zoo kunnen afstammelingen van Jan Pier Dam den naam Van Dam aangenomen hebben, maar ofschoon Gerrit en Pieter van Dam, die op de lijst der Vroedschappen voorkomen sub no. 67 en no. 115, evenals Jan Pier Dam, leveranciers van hout waren, heb ik geen voldoende gegevens om Jan Pier Dam (1) tot een voorvader van de gezegde vroedschappen te maken. De grootvader van Gerrit Jacobsze van Dam zal ge- (1) Nog enkele malen kwam mij de naam Dam voor. In een Rekening der geestel. goederen over 1601-1602 wordt onder de rubriekinkomen van de pastoriegoederen te Ouddorp, P 51, gesproken van ornelis Arensze Dam. In de Rekening dier goederen over 1615 leest men pag. 48 van Adriaen Dam en Leonora Lenaerts dr. zijne huisvrouw, waarschijnlijk te Goedereede. Twee kinderen van Cornelis Dams en Jannetje Jans, Jan en Pouwelijn, werden gedoopt 18 September 1654 en 21 Junij 1656. Den 26sten December 1661 werd gedoopt een kind van Jan Pietersze en Ariaentje Dams. Hetzelfde paar zal bedoeld zijn, als men leest, dat 14 Maart 1660 gedoopt werd Pieter, zoon van Jan Pietersze en Annetje Dams. — Nelletge Damme was 23 Octoberl646 getuige bij den doop van Catrina, dochter van Jacob Hendrix en Trijntje Barten. —Den lsten Februarij 1650, bij den doop van Jacob, zoon van Henrick Jacobsze en Ariaentje Claes, waren getuigen Jan Walraeven Sara Pieters en Maertje Damius. ' weest zijn Gerrit Gerritsze van Dam, vermeld in eene Magistraatsresolutie van 17 Mei 1561 en in de Rekening van den burgemeester-thesaurier over 1595—1596 pag. 29 verso (1). Welk ambacht die man uitoefende, zegt ons eene aanteekening van 1600 (Bodtboeck, begonnen 1598, pag. 41), waarin sprake is van „Gerridt Gerridtsze van Dam decker". Den 16den Augustus 1592 zijn te Brielle getrouwd Jacob Gerritsze, j. m. van Den Briel, en Amerentiana (Emerentia) Pieters j. d. Het echtpaar won : Soetgen, gedoopt 8 Februarij 1595, getuigen: Lenaert Claesze, Otte Jansze, Lisbeth Willems, Madelentge Hendricks; Pieter, gedoopt 12 Maart 1597, getuigen: Pieter Jacobsze, Lenert Michielsze, Griete Jans; Gerrit, gedoopt 1 September 1599, getuigen: Jan Jorisze, Neeltghe Jacobs en Judith Cornelis; Pieter, gedoopt 18 December 1602, getuigen: Dirck Gerritsze, Pieter Danielsze en Ariaentghe Frans; Pieter, gedoopt 21 December 1603, getuigen: Adnaentge van Nes en Marijtgen Gerrits. Op den 18den April 1607 werd de huisvrouw van Jacob Gerritsze begraven en de weduwnaar hertrouwde 18 December 1607 te Brielle met Annetge Claes j. d. Dat de genoemde Jacob Gerritsze den geslachtsnaam Van Dam voerde, zegt ons eene akte van 27 Junij 1625, aldus aanvangende: „Compareerden voor Schepenen der stede van den Briele Gerrit Jacobsze van Dam ende Pieter Jacobsze van Dam, gebroeders, beijde kinderen ende erffgenamen van Jacob Gerritsze ende Emmerentia Pieters dr., beijde za:, dewelcke verclaer- den van haere vaderlijcke ende moederlijcke erffenisse wel ende deuchdelick voldaen te wesen bij Annetge Claes dochter, haere gewesene stieffmoeder als in hu- welijck gehadt hebbende den voorn. Jacob Gerritsze van Dam, haer comparanten vader". Die vader, nog door mij vermeld gevonden in Ress. 5 Julij 1612 (2) en 13 Julij 1619, werd 27 Augustus 1623 te Brielle begraven. Gerrit Jacobsze van Dam, op de lijst der Vroedschappen no. 67, werd in 1626 op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente (Acta van 1 Januarij 1626), en is 5 Julij 1626 als j. m. te Brielle getrouwd met Stijntge Pieters j. d. Betreffende de familie van die Stijntge worden wij ingelicht door eene (1) In de Rekening van den burgemeester-thes. over 1558—1559 vindt men p. 28 den post: »Betaelt Aert Pouwelsze twee stedekannen wijns, die gesconcken zijn Jan van Dam commissaris, tot 12 gr. de stoop, facit 4 sc. gr." Deze Jan van Dam zal geen Briellenaar zijn geweest. — Eene Resolutie van 18 April 1587 luidt: «Mijnen heeren hebben geaccordeert Dirrick Gerritsze van Dam van Heijde, gevangen binnen Nymmegen, de somme van 400 ca. guldens tot zijne verlossinge, die betaelt zullen werden bij den burgemeester-tresorier in handen van Gerrit Jansze". (2) In deze Resolutie komt hij voor als »serjant" bij de schutterij. • akte van 1 Mei 1649, luidende : »Wij Burgemeesteren, Schepenen ende Raden der Stede van den Briele, gelegen int Graefïschap van Holland, doen cont eenen ygelijken .... hoe dat wijluijden seer wel hebben gekent eenen Pieter Mathijsze ende Maeijke Jans dr., sijnne huijsvrouwe, dat mede de voorn. Pieter Mathijsze ende Maeijken Jans dr. hebben naergelaten drije wettijge kinderen, als met namen : Maeijke, Stijntge ende Cornelia Pieters dochteren, wesende de voorn. Maeijke Pieters dr. getrout aen Warnart Poppe, bocxemaker tot Amsterdam, Stijntge Pieters aen Gerrit van Dam, Vroetschap deser stede, ende Cornelia Pieters aen Abraham van 01denhoven,peltijer tot Amsterdam voorsz., voor redenen van wetenschap gevende, dat de voorn. Pieter Mathijsze ende Maeijke Jans dr., sijnne huijsvrouwe, lange ende veele jaeren aen den anderen als poorters ende burgers binnen onser voorsz. stede hebben gewoont ende aldaer beijde overleden ende begraven sijn". Gerrit Jacobsze van Dam was timmerman (Res. Mag. 4 April 1648) en, ofschoon vroedschap, stadstimmerman of »fabrijck" (Res. Vroedsch. 31 Augustus 1632, Ress. Mag. 12 Maart 1633, 10 November 1646, 14 December 1647, 4 April 1648,1 Februarij 1635). Een tijd lang fungeerde hij als »capiteijn vant orangie-vendel" (Ress. Mag. 6 Januarij 1647, 4 April 1648). In 1651, 1653 en 1655 werd hij gekozen tot schepen, Zijne huisvrouw Stijntge Pieters werd bij Res. Mag. van 18 Julij 1654 benoemd tot moeder (regentes) van het weeshuis loco Maria de Vogel, in leven huisvrouw van Quirijn Quirijnsze vroedschap. Den 15den April 1657 moest de Vroedschap besluiten tot de electie van een vroedschap ter vervanging van Gerrit van Dam »overleden". Den 13dec December 1653 heeft hij *550 ponden capitael gefurneert tot coopinge van een lijffrente van 50 ponden tsiaers ten lijve van Jacobus, out 21 jaren, ende Pieter van Dam, out 19 jaren, sijnne twee soonen, daer moeder van is Stijntgen Pieters dr." In de Rekening van den in 1665 geconsenteerden 200sten penning, fol. 9 verso en 10, leest men: „ Jacob ende Pieter van Dam, beijde kinderen ende erfgenamen van Gerrit van Dam, voor haer capitael 4000 pd.; dan alsoo Jacob van Dam es vertrocken naer Oost-Indien, ende alhier geene goederen heeft gelaten , soo comt alhier voor hoofde van Pieter van Dam 2000 pd. fct X pd." Pieter van Dam werd in .1659 op belijdenis te Brielle aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente (Acta van 27 Februarij 1659). Evenals zijn vader was hij leverancier van hout (Res. Vroedsch. 21 Junij 1660) en fungeerde hij als kapitein bij de schutterij. Op de lijst der Vroedschappen treft men zijn naam aan sub no. 115. In 1680, 1682 en 1684 werd hij gekozen tot schepen, in 1683 tot raad in het College der Magistraten. Den | 2den April 1686 werd hij te Brielle begraven. Alsj. m. is hij aldaar 25 Mei 1660 getrouwd met Laurentia van den Berge j. d. en bij haar won hij : Gerard, gedoopt 16 Maart 1661, getuigen : Reinier van der Loeten (1), juffr. Maria van den Berge. Pieter, gedoopt 29 April 1664, getuigen: Maria van Bergen, Joris van Bergen. Men zal in plaats van Van Bergen hebben te lezen Van den Berge. Den 28sten Julij 1671 is Pieter van Dam, weduwnaar en „oudt capiteijn van de burgerije ', te Brielle getrouwd met Maria Harlaeus j. d., in 1663 te Brielle op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente (Acta van 2o Januarij 1C63). Zij was eene dochter van Ds. Leonardus Harleus (2), eerst predikant „in de Lier", daarna te Brielle, alwaar hij 13 Junij 1638 beroepen en 29 Augustus bevestigd werd. Hij kwam er met zijne huisvrouw Sophia van Ophoven (Acta van 4 November 1638). In de Kerkeraadsacta van 7 Maart 1670 leest men : „Den 3 Maert is D. Leonardus Harlaeus seer christelijck ende godtsalichlijck in den Heere ontslapen, hebbende den predickdienst ontrent 31 jaren ende een halfï met seer goede stichtinge waergenomen ende hem selven in alles als een bijsonder voorbeelt van vrede ende eenigheijt in dese vergaderinge gedragen". Pieter van Dam won bij Maria Harleus: Sophia, gedoopt 26 Mei 1672, getuigen: Johan van Ophoven (3) en Maria van der Mast zijne huisvrouw, Margrieta Harleus (4). Leonardus, gedoopt 25 November 1674, getuigen als voren. Sophia Christina, gedoopt 7 November 1681, getuigen: Johan van Ophoven, Margreta Harleus, Jacob van Dam, Maria Baijlij. Twee kinderen van Pieter van Dam werden begraven 5 Junij 1661 en 10 September 1679. Jufvr. Sophia van Dam werd begraven 29 Junij 1698. In 1690 trouwde Maria Harleus als weduwe van Pieter van Dam met Johan Hage, zie op Hage. (1) In het Kohier van den voor 1669 geconsenteerden 200sten penning staat fol. 3 verso en 4 de post: «Pieter van Dam soo voor hem selven als voor de erflfenisse van Reijnier van der Loeten, als van sijn huijsvrouwen vader tsamen etc." (2) Den lOden Julij 1661, bij den doop van Jacob, zoon van Joh. Hellenius, waren als getuigen tegenwoordig Ds. Harleus en de burgemeester Commersteijn, als curatoren van de Latijnsche school, en jufvr. Maria Harleus, «dochter van Ds. Harleus." (3) In 1649 kwam te Brielle met attestatie van Delft Alida van Ophoven (Acta van 1 Julij 1649). (4) Op belijdenis werd in 1660 te Brielle aangenomen Margrieta Harlaeus j. d. (Acta van 29 April 1660). Deze Margrieta zal een dochter van Ds. Harlaeus en eene zuster geweest zijn van Alida Harleus, die als j. d., ie Brielle wonende, 31 Julij 1674 te Brielle getrouwd is met Gerardus Harleus, med. dr., j. m. wonende te Arnhem. 8 Tot het geslacht van de vermelde Vroedschappen zullen de volgende personen hebben behoord. Lijsbeth Gerrits van Dam j. d., wonende te Brielle, 25 October 1620 te Brielle ondertrouwd en daarna te Rotterdam getrouwd met Boudewijn Willemsze j. m. timmerman te Rotterdam, Heijndrick Gerritsze van Dam (1) 7 Junij 1620 getrouwd te Brielle met Sara Matthijs dr. Het echtpaar won : Gerrit, gedoopt 9 Mei 1621, getuigen : Annetje Claes en Grietje Jans dr. Den 26®ten Januarij 1631 is Henric Gerritsze van Dam, weduwnaar te Brielle, ondertrouwd met Barbar Jacobs, weduwe van Jan Adamsze. Het paar trouwde te Oostvoorne. Dat ook dit huwelijk niet ongezegend bleef, blijkt uit eene akte van 22 December 1654, waarin de echtgenooten verklaren toe te staan dat hun zoon Jan Heijndricxze van Dam, zich „onthoudende" te Enkhuizen, in den echt trede met Annetje Jochums, weduwe. Dat Heijndrick Gerritsze van Dam nog eene dochter won, zegt ons eene Res. Mag, van 2 September 1656, waarin sprake is van het onderhoud van de dochter van Heijndrick Gerritsze van Dam in het Gasthuis, Uit Res. Mag. van 6 Februarij 1655 blijkt, dat de vader toen gestorven en in leven „poortier" was. Als poortier in de suijtpoort" komt hij ook elders voor (Ress. Mag. 30 Januarij 1644 en 24 Augustus 1652). Den 21sten Augustus 1632 gelastten de Magistraten aan Heijndric Gerritsze van Dam „poortsluijter" en zijne huisvrouw om „metten anderen in huishoudinge te treden ende rustelijck ende vredelijck, als echteluijden toestaet, te leven, op peine van uijt de stadtgeset te werden". - Gerrit Hendricse van Dam is als j. m. 22 November 1643 te Brielle getrouwd met Jannetje Jans j. d. In het Doopregister van 1646 staat, dat 18 October 1646 gedoopt werd Dingenum, kind van Gerrit Henrixse. De naam der moeder is niet vermeld; alleen staat als getuige te boek Lisbet Jans. Den 28sten April 1647 is Gerrit van Dam ondertrouwd en met attestatie van 25 Mei te Oostvoorne getrouwd met Saertge Jans j. d. Het echtpaar won : Jacob (2) gedoopt 24 Maart 1652, getuige : Jannetje Jans ; Jacob gedoopt 21 November 1654; Hendrick, gedoopt 9 Junij genoemd ' T,'°UWregister dier daSeQ is deze man verkeerdelijk Verdam (2) Daar de echtelingen 't kind Jacob noemden, is het mogelijk dat tot hun geslacht hebben behoord Jacob Jansze van Dam, als weduwnaar wonende te Br.elle, 25 November 1618 te Brielle ondertrouwd en met' attestatie .in Beyerlant" getrouwd met Neeltjen Pieters j. d. van He- Ïanngu' ~de ?*°Uerdam : JaC°b JaC°bSZC Van Dam> in een ^te ebruauj 1628 vermeld als burger van Den Briel: en Arien Jacobsze van Dam als j. m. 9 April 1690 te Brielle ondertrouwd en daarna buiten Brielle getrouwd met Willemina Pauwels (Paulus) j d e otterdam. Het echtpaar won: Jacob, gedoopt 28 Augustus 1691 1693SCn t ' aCltltelt JanS' S°etje JaC0bs ; Ma»jcke, gedoopt 21 Januarij 1693, getuige: Jansje Willems. J i 1656, getuige: Neeltje Marinus. Den 26*teu Augustus 1656 werd door de Magistraten „int wceshuijs geaccepteert Gerrit Gerritsze, naergelaten weeskint van Gerrit Heijndricxze van Dam ende Jannetje Jans dr out 12 jaeren". ' Waarschijnlijk zal tot de familie der Vroedschappen Van Dam ook behoord hebben Reijnier van Dam, in de Kerkeraadsacta van 13 Februarij 1622 vermeld als catechisant. In de Thes. Rekening over 1637 1638 leest men fol. 45 verso : „Betaelt Reynier van Dam quondam Nicolaes Reijersze van der Loeten over een jaer interest etc." In de Thes. Rekening over 1639 1640 vindt men dien post aldus: „Betaelt Reijnier van der Loeten een jaer interest etc." De ouders van den derden Vroedschap, die den naam Van Dam droeg, Johannes van Dam (n°. 188 op de Naamlijst), zijn genoemd in het Trouwregister, hetwelk bericht dat 29 Mei 1699 te Brielle getrouwd zijn Abraham van Dam j. m. te Brielle, „laetst gewoont hebbende tot Rotterdam", en Petronella Schrijver j. d. wonende te Brielle. Het echtpaar won : A. Apollonia, gedoopt 4 Mei 1700, getuigen : Wijbrandt van Dam, Goletta de Bergh. B. Jan, gedoopt 19 Mei 1702, getuigen: Magdalena Pijthius, Otto Venlo. C. Phihppus, gedoopt 13 Januarij 1704, getuigen : Imand Peltenburg, Elisabeth van Dam. Pieternella Schrijver, in 1691 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 25 Januarij 1691), werd als weduwe van Abraham van Dam 4 Februarij 1725 begraven ; haar man 21 November 1704. Hij werd in 1700 te Brielle op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente (Acta van 22 Julij 1700). A. Apollonia van Dam, in 1722 op belijdenis aangenomen (Acta van 24 April 1722), is 29 November 1729 te Brielle, hare geboorteplaats, als j. d. getrouwd met Willem van Poppel (v. Popel, v. Poppelle) j m geboren te „Bueren". Het echtpaar won: Balthasar' gedoopt 3 October 1730, getuigen : Johan van Dam! Elisabeth van Dam; Petronella, gedoopt 6 Januarij 1733, getuigen: Phihppus van Dam, Susanna van Breugel. Willem van Poppel werd 10 April 1733 te Brielle begraven, een kind van hem 13 December 'weauvve, nalatende een kind, 9 December 1734 (1). i I ((1} E' noS eeDe weduwe van denzelfden haam. Öen 8stén Au gustns 1730 toch werd te Brielle begraven jufvrouw Aplonia van Dam weduwe van Daniël van Polen. 1 ■1 B. Jan of Johannes van Dam werd vroedschap, in 1753, 1754, 1759, 1760 en 1763 schepen, in 1749 en 1761 raad in het college der Magistraten. Uit een, thans te Leiden berustend, Register der voormalige Waalsche Gemeente te Brielle is mij gebleken dat Jan van Dam apotheker was. Als j. m. is hij 31 Augustus 1728 te Brielle, zijn geboortestad, getrouwd met Maria Elisabeth van Aarden (Aerden) j. d. geboren te Rotterdam, wonende te Brielle (1). Het echtpaar won : Abraham Cornelis, gedoopt 16 April 1730, getuigen : Willem van Poppelen, Apolonia van Poppelen. Cornelis, gedoopt 20 Februarij 1733. Petronella, gedoopt 8 April 1740. Twee kinderen werden begraven 4 September 1731 en 17 December 1742. Jan van Dam. in 1724 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 30 April 1724), werd 1 Maart 1764 te Brielle begraven, Maria Elisabeth van Aerden als zijne weduwe 17 Maart 1779, in den ouderdom van 70 jaren en 6 maanden, nalatende een zoon. Den 2den October 1761 vroeg en verkreeg Johannes van Dam zijn ontslag als raad in de Vroedschap om zijn zwakheid en leeftijd en hij verzocht bij die gelegenheid zijn eenigen zoon met de door zijn aftreden vaceerende vroedschapsplaats te begunstigen. Aan dat verzoek werd voldaan en Dr. Cornelis van Dam van Aerden werd vroedschap in zijns vaders plaats. Men vindt hem op de Naamlijst der Vroedschappen sub. n°. 194. In 1752 werd Cornelis van Dam op belijdenis te Brielle aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente (Acta van 16 Julij 1752). De Acta van 16 October 1757 vermelden de overkomst van Doctor Cornelis van Dam met attestatie van Leiden. Als schepen werd hij gekozen in de jaren 1758; 1762, 1764, 1767, 1768, 1770, 1771, 1773, 1774,1777,1778, 1781, 1783, 1786, 1788, 1790, 1791 en 1793; als raad in het College der Magistraten in 1765, 1775, 1779,1782 en 1785; als burgemeester trad hij op 7 Maart 1763, en voorts 1 October van de jaren 1766, 1769, 1772, 1776, 1780, 1783, 1786, 1789, 1793. Den 21*ten October 1769 werd hij door de Brielsche Magistraten aangesteld tot administrateur en rentmeester van de goederen aankomende „de Mennoniten armen van de oude (1) In Res. Mag. 9 April 1650 is sprake van Laurens van Aerden »bruijcker van de Regulijere lantstede in Dirricxlant." — Den 20sten Februarij 1707 werd te Brielle, in tegenwoordigheid van Maria Ponderus als getuige, gedoopt Maria, dochter van IJman van Gijbland en Cornelia van Aerden.. Den 8sten November 1726 is Cornelia van Aerden, huisvrouw van Iman van Gijbland, begraven ; den lsten December 1727 IJman van Gijbland. — Den 8sten September 1779 is gedoopt Rachel, dochter van Elias van Aarde en Arentje Weeda. Vlaamsche Gemeente binnen den Briel" (1); 21 Januarij 1765 door de Vroedschap tot Curator van de Latijnsche school; 8 Augustus 1778 en 13 Maart 1786 door de Magistraten tot stadsdoctor; 7 Maart 1763 tot hoofdman van het bakkersgilde; in Junij 1786 werd hij uit eene nominatie van de Vroedschap aangesteld door hun Ed. Groot Mogenden tot „ontfanger van des gemeenelands middelen over Briele, Voorne, Putten en Over-Flacquee"; in April 1767 tot „ontfanger van de Ecclesiastique goederen"; in 1767 en later werd hij leenman van Voorne, in 1776 heemraad van Voorne. In 1803 werd hij lid van den Stedelijken Raad (Res. van den Raad 18 Januarij 1803). In den ouderdom van ruim 73 jaren is hij, ongehuwd, te Brielle gestorven den 5den April 1806. Bij akte van donatie inter vivos dd. 2 November 1782 schonk hij een huis en erve aan Eva Maria van Dam, weduwe van Jan van Eijsden, zijn volle nicht; en bij gelijke akte van 6 November 1786 mede een huis en erve aan Mejuffrouw Catharina Hogerwaard. De executeurs van 's mans testament, tevens zijn erfgenamen, waren Jan Marcus Heeneman en Mr. Pieter Hendrik Hoog; de laatste was nomine uxoris zijn erfgenaam. Door de erfgenamen werd aan het Weeshuis te Brielle f 2000 in effecten geschonken ; zie Res. van den Raad dd. 20 Junij 1806. C. Philippus van Dam, chirurgijn (2), is 13 Junij 1730 te Brielle als j. m. getrouwd met Susanna van Breugel j. d., geboren te Brielle. Zij was eene dochter van Justus van Breugel en Eva Maria Bacherus, gedoopt 28 December 1703 (3). Het echtpaar won: Abram, gedoopt 1 Mei 1731, getuigen: Willem van Poppel, Apollonia van Dam. Eva Maria, gedoopt 22 Februarij 1735, getuigen: Johannes van Boeijmeer, Jannetje de Zeeuw. Philippus, gedoopt 14 Mei 1737, getuigen: Johannes van Dam, Maria Elisabeth van Aarden. Den llden Julij 1735 werd een kind van Philippus van Dam begraven; den 25sten Februarij 1737 werd hij zelf begraven, nalatende een kind; den llden ja. nuarij 1738 werd een kind van Susanna van Breugel, weduwe van Ph. van Dam, begraven. Deze weduwe is 21 December 1738 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 4 Januarij 1739 te Rotterdam getrouwd met Ieman Jacquet j. m. geboren te Hellevoetsluis en wonende te Brielle (4). (1) Bij Resolutie van 7 October 1797 werd de administratie dezer goederen gecombineerd met die der »arme middelen." (2) In 1732 werd hij bij de Herv. Gemeente verkozen tot diaken (Acta van 28 September 1732). (3) Zie over Van Breugel wat ik schreef in De Navorscher, 1880. (4) Den lOder. Augustus 1772 werd IJman Jacquet verkozen tot schepen. Hij kwam in 1738 te Brielle met attestatie van Maassluis — — m Eva Maria van Dam, op belijdenis aangenomen als lidmaat der Herv. Gemeente te Brielle in 1753 (Acta van 15 Julij 1753), is aldaar 18 Januarij 1761 ondertrouwd en met attestatie van 2 Februarij te Amsterdam getrouwd met Jan van Eijsden j, m. geboren en wonende te Brielle. Het echtpaar won: Maria, gedoopt 25 December 1761, getuige: Maria Buijs. Philippus, gedoopt 31 Augustus 1764, getuigen: Iman Jacquet, Susanna van Breugel. Maria Cornelia, gedoopt 31 Mei 1769, getuigen: Cornelis van Dam van Aerden, vrouwe Maria Elizabeth van Aerden, weduwe van Johannes van Dam. Als weduwe van Jan van Eijsden is Eva Maria van Dam, in den ouderdom van 64 jaren en 9 maanden, 27 November 1800 te Brielle begraven, nalatende twee dochters. Behalve de vermelde kwamen mij nog de volgende personen, die Van Dam (1) heetten, voor: Nicolaes van Dam, predikant te Brielle van 1585 tot 1606. Joris Pietersze van Dam, wonende te Hellevoetsluis, vermeld in een akte van 30 October 1628. Blijkens eene akte van 5 Mei 1636 was hij toen overleden en was hij in leven „gerechte oom ende naeste bloetvoocht van Jan Jansze int riet'', nagelaten weeskind van Jan int rijet". Jan Arentsze van Dam, gehuwd met Cornelia Lambrechts van Dalen, vermeld in het Bodtboeck, begonnen 1641, in aanteekeningen van 1646 en 1648, pag. 250, 325 en 328. Op blz. 642 van hetzelfde Bodtboeck, alsmede in 't Bodtboeck, begonnen 1624, in eene aan teekening van 1637, p. 326 verso, en in akten van (Acta van 20 April 1738). Bij Susaiina won hij: Maartje, gedoopt 8 November 1743, getuigen: Matthijs Jacquet, Susanna Wiljoo ; Johannes David, gedoopt 20 Augustus 1745, getuigen: Johannes Jungius en zijn huisvrouw Helena Jacquet, Een kind van IJman Jacquet werd 12 December 1743 begraven; de moeder werd begraven 3 November 1768, nalatende 2 kinderen; de vader 2 Junij 1775, nalatende een zoon en I een behuwddochter. Tn 1766 was hij boelhuismeester. — In 1681 kwamen te Brielle met attestatie van Hellevoetsluis David Jacquet en Anna Maria Jans, zijn huisvrouw (Acta van 23 October 1681)/In 1711 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Thijs Davidse Jacquet (Acta van 23 April); in 1714 Lena Jaquet (Acta van 26 April); in 1763 Johannes David Jacquet (Acta van 16 October). In 1765 kwam te Brielle met attestatie van Rotterdam Helena Jaquet (Acta van 14 Julij). Den 3den November 1770 is te Brielle gestorven Helena Jacquet Wood, huisvrouw van Jacob Hooghart; den 29sten November 1811, oud 40 jaren, Antoine Jaquet «canonnier", zoon van Jean Nicolas en Maria Fran. goise le Claire, geboren te «Valdjob, departement de Vosges". Louisa Maria Jaquet is op 14 Mei 1821 vermeld in het lidmatenboek der Herv. Gemeente te Brielle. (1) Betreffende Dirk van Dam, den bekenden Brielschen letterkundige, over wien men zie Van Alkemade, Beschr. van Den Briel, D. I, p. 102, heb ik geen bijzonderheden gevonden. i SS 10 April 1638 en 26 Augustus 1647 heet die man Jan Arentsze van der Dam. In eene aanteekening van 16u7 (Bodtb. beg. 1641, p. 635) is sprake van Neeltje van Dalen „in haer leven wede. van Jan Arensze van Dam". . Mr. Pieter van Dam, in eene akte van 30 October 1656 vermeld als „advocaet van de geoctroijeerde O. I. Comp., woonnende tot Amsterdam". Mr. Jacob van Dam j. m. in 1657 gekomen te Brielle met att. van. (?) ; zje Acta van 28 Junij 1657. Dirckje Huijbrechts van Dam, gehuwd met Heindrick Leendertsze Hossebos, won bij hem Dingenum, gedoopt 3 Februarij 1694. Francijntje van Dam, j. d. te Brielle, 15 Junij 1700 aldaar getrouwd met Mattheus Grafweght j. m. te Rotterdam. Als weduwe van Grafweght is Francijntje 22 December 1716 hertrouwd met Marten Jacobs wedr. Maria van Dam, weduwe van Gerardus Meijer, 24 November 1771 te Brielle getrouwd met Johannes Koningh, wedr. van Maria van Melser, en als diens huisvrouw begraven 11 Junij 1781, oud 33 jaar. Sophia Ehzabeth van Dam met attestatie dd. 23 Julij 1773 van Nijmegen 6 Augustus 1773 te Brielle getrouwd met Johan Georg Faber (1). XCV. SAND1FORT. De Rekening der geestelijke goederen over 1615 vermeldt fol. 100 verso als voorlezer, voorzanger en schoolmeester te Ouddorp „Eduart Sandifort." Dezelfde persoon zal bedoeld zijn in de Acta der Classis van Voorne en Putten van 3 Mei 1639, waarin als ouderling van Ouddorp voorkomt „Eduard Sandforth". In de nabij Ouddorp gelegen gemeente Goedereede werd geboren Hester Sandifort, die in 1719 op belijdenis te Brielle werd aangenomen tot lidmaat der Herv. Kerk (Acta van 28 April 1719) en in hetzelfde jaar met attestatie van 27 Augustus 1719 naar Leiden gegaan is om te trouwen met Johannes van Boeijmeer i. m., na als j. d. te Brielle den 13Jen Augustus ondertrouwd te zijn. Deze Johannes was een zoon van David van Boeijmeer (2) en Eva Maria Bacherus, ge- (1) Een doopregister van de eerste jaren der 19de eeuw vermeldt als kinderen van Johan George Faber en Willemina Groos: Johannes geboren 10 tebruarij 1803; Johannes, geboren 10 September 1806Prancina, geboren 13 December 1807 ; Jakob en Katarina, tweelingen! geboren 1 Mei 1809 ; Francina, geboren 31 Julij 1811. (2) David van Boeijmeer (Boeijemeer) is als j. m. 23 Augustus 1689 e Brielle getrouwd met Cornelia van Breugel j. d„ die hem schonk: Pieter, gedoopt 23 Junij 1690. De huisvrouw van David van Boeijmeer, hiruigijn, werd 20 Junij 1692 begraven en de weduwnaar hertrouwde >uiten Brielle met Eva Maria Bacherus (Baccherus) j. d., wonende te lotterdam, na 21 December 1692 te Brielle ondertrouwd te zijn. Behalve len vermelden Johannes won het echtpaar: Wolfert, gedoopt 26 Februarij m 10 April 1638 en 26 Augustus 1647 heet die man Jan Arentsze van der Dam. In eene aantepkpninn- / doopt 2 Februarij 1694 in tegenwoordigheid van Johannes en Catharina Bacherus (1) als getuigen. Hij won bij Hester: Eva Maria, gedoopt 20 December 1722, getuigen: Justus van Breugel en Eva Maria Bacherus. Den 5den Januarij 1723 werd de moeder begraven, en de weduwnaar hertrouwde 23 September 1725 met Jannetje de Seeuw (Zeeuw), weduwe van Pieter van Rij, die 1 December 1752 begraven werd. Den 19den November 1755 is de weduwnaar hertrouwd met Elisabeth van Heijnsbergen, weduwe van Henricus Boomhouwer, wonende te Maassluis. De Acta van 11 Januarij 1756 vermelden hare overkomst van daar met kerkelijke attestatie (2J. Den 27sten Julij 1767isJohan- 1696; Jacobus, gedoopt 30 Maart 1698; Jacomina, gedoopt 11 Maart 1699. Den 21 sten Mei 1698 werd een kind van Mr. David begraven, hij zelf 2 Februarij 1700. David van Boeijmeer werd volgens de Acta van 23 October 1681 op belijdenis aangenomen. De Acta van 23 April 1698 vermelden de overkomst van Eva Maria Bacherus met kerkelijke attestatie uit Rotterdam. Als weduwe van Mr. David is Eva Maria 14 Maart 1702 te Brielle getrouwd met Justus van Breugel j. m., wien zij schonk: Susanna, gedoopt 28 December 1703 ; Magdalena, gedoopt 20 November 1705 ; Cornelis, gedoopt 9 Augustus 1707, getuigen : Gerardus Blancken en Catharina Bacherus; Magdalena Catharina, gedoopt 8 October 1709, getuigen als voren. Den 4den Julij 1727 werd de moeder te Brielle begraven. In 1717 werden te Brielle op belijdenis aangenomen Jan en Jakomijntje Boeijmeer (Acta van 8 Januarij 1717). Den 7den October 1727 zijn te Brielle getrouwd Adrianus van der Beek j. m., geboren te Delft, en Jacomijna van Boeijmeer j. d., geboren te Brielle. Nalatende 2 kinderen, is Jacomina als weduwe van Monsieur Adriaen van der Beek 26 Januarij 1776 te Brielle begraven. David van Boeijmeer zal een zoon geweest zijn van Pieter Maertensze van Boeijmeer, blijkens eene akte van 14 Junij 1663 en eene aanteekening van 1657 (Bodtboeck, begonnen 1641, p. 650) timmerman van beroep. In een akte van 7 November 1670 is sprake van de weduwe van Pieter Maertensze Boeijmeer. Den 17den November 1648 werd gedoopt een ongenoemd kind van Pieter Maertensze van Boeijmeer (Boemer), getuigen: Maerten Pietersze van Boeijmeer, Maijken Huijberts en Anneken Pieters. Den 14den November 1655 is Pieter Maertensze van Boeijmeer, wedr., ondertrouwd en daarna te Oostvoorne getrouwd met Jacomina Daghs j. d. Den 16den Januarij 1658 werd gedoopt David, zoon van Pieter Maevtens. De moeder is niet genoemd. Getuige was Gerritje Jans. Wellicht was deze Pieter Maertens een Van Boeijmeer. Den 27sten September 1671 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 5 October te Rotterdam getrouwd Pieter Pietersze van Boeijmeer, j. m., van Den Briel, en Trijntje Philips j. d. van Rotterdam. Het echtpaar won: Pieter, gedoopt 16 Augustus 1672, getuige: Jacomijntje Daghs ; Maria, gedoopt 29 September 1673, getuige : de weduwe Boeijmeer, des vaders moeder; Pieter, gedoopt 20 September 1675, getuige: Jacomijntje Daghs. Den 14den Julij 1677 zijn getrouwd Pieter van Boeijmeer, wedr., en Maertje Pieters j. d. Den 12den April 1678 werd gedoopt Soetjen, dochter van Pieter Martens Boeijmeer en Maertje Pieters, getuige: Dingenom Jacobs. Hier zal bedoeld zijn Pieter Pietersze van Boeijmeer. Den 14den April 1680 zijn te Brielle getrouwd Claes Arentsze Benne j. m. van Geervliet en Maartje Pieters, weduwe van Pieter van Boeijmeer. Den 16den Februarij 1691 werd begraven een dochtertje van Pieter Boeijmeer, »uijt het weeshuijs." (1) Catharina en Johanna Baccherus zijn met kerkelijke attestatie uit Den Haag te Brielle gekomen, Acta van 23 Oct. 1692en 23Julij 1693 (2) De Acta van 22 October 1711 noemen onder de personen, die op belijdenis werden aangenomen, Blisabeth van Heijnsberghen. Er was dus meer dan één persoon van dien naam. Volgens de Acta van 23 October 1732 kwam Elisabeth Heinsberg met attest, van Deventer te Brielle. nes van Boeijmeer te Brielle begraven; zijne weduwe Elisabeth stierf 31 Julij 1781, in den ouderdom van 89 jaren en 1 maand, nalatende een zoon. Johannes van Boeijmeer fungeerde als diaken en als ouderling bij de Ned. Hervormde Gemeente (zie o. a. Acta van 1 October 1724 en 2 October 1745); werd in 1737 gekozen tot raad in het College der Magistraten, in 1743, 1748 en 1756 tot schepen. Den 14den September 1735 zijn te Brielle getrouwd Gerardus Sandifort j, m., geboren te Goedereede en wonende te Ooster Blokker, en Geertruijd Helena Snellen j. d., geboren te Rotterdam en wonende te Brielle, in 1731 aldaar op belijdenis aangenomen (Acta van 22 April 1731). Het huwelijk werd gezegend met 3 zonen, Paulus, Eduard en Jan Bernard, die in 1800 erfgenamen waren van eene tante; zie bp Snellen. Den 15 gedoopt 14 April 1775, begraven 17 Julij 1775. De aanteekening der laatste bijzonderheid noemt Marinus Sandifort junior „major dezer stad" ; tot „majoor en drilmeester van de Burgerij en Executeur van de Burgerwagt" werd hij aangesteld door de Magistraten den 27sien Maart 1773. Van het overlijden van den „major" vond ik in de registers geen bericht. Wel vond ik, dat den 20sten September 1789 te Brielle ten stadhuize getrouwd zijn D'. Christiaan Hendrik Donner, j. m. „van de Luthersche Religie", en Adriana du Fajan, weduwe, „van de Gereformeerde Religie'. Deze medicinae doctor stierf te Brielle 29 November 1794, in den ouderdom van 37 jaar en 10 maanden, nalatende eene weduwe. De weduwe stierf aldaar 25 Januarij 1799, oud 54 jaren. 2. Maria Sandifort zal wel bedoeld zijn in de Acta van 17 October 1773, vermeldende als ingekomen met attestatie van Middelburg Maria Sandifort. Den 26sten Mei 1793 zijn te Brielle getrouwd Johan Hendrik Schellé, weduwnaar (1), en Maria Sandifort j. d., beiden te Brielle woonachtig. Nalatende eene weduwe, is J. H. Schellé te Brielle gestorven 4 Maart 1803, 71 jaren ZjJ'ne weduwe, Maria Sandifort, stierf 3 December loo4, 81 jaar oud. 3. Eduard Sandifort werd in 1773 door den stadssecretaris Hogerwaard aangesteld tot klerk ter secre- (1) Den 22sten December 1792 stierf Martijntj. Kroot, huisvrouw van Jan Hendrik Schellé, oud 73 jaren. Visvrouw ta"e (Res. Mag. 23 Januarij 1773). Alsj.m. is Eduard Sandifort 12 Maart 1788 te Brielle getrouwd met Willemma Assenberg j. d., geboren te Brielle. Het echtpaar won Marinus, gedoopt 1 Junij 1788, gestorven -3 September 1788, 16 weken oud. In den ouderdom van 31 jaren en 5 maanden is Eduard Sandifort den 9den Mei 1789 gestorven, nalatende eene weduwe. De opgave van zijn leeftijd, in 't doodenregister voorkomende, stemt niet overeen met den datum van zijn doop. Den 4den September 1791 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 18 September te Hellevoetsluis getrouwd Wilhelmina Assenberg, wede. van E. Sandifort, en Pieter Steltsel, j. m>, geboren te „Welstein onder Keur-Paltz", soldaat in garnizoen te Hellevoetsluis. 4. Hillegonda Sandifort, in 1778 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 12 April 1778), is 16 Julij 1830 aldaar inden ouderdom van 72 jaren als weduwe van Hector Lislia gestorven. In de Kerkeraadsacta van 12 Julij 1789 komt onder de op belijdenis aangenomen personen voor Hector Lesly. En in een Trouwregister leest men, dat 15 October 1797 ter secretarie te Brielle getrouwd zijn Hector Leslie, weduwnaar van Adriana Bisschop, en Hillegonda Sandifort, j. d. geboren te | Brielle, beiden te Brielle woonachtig (1). 5. Sophia Maria Sandifort, in 1785 op belijdenis aangenomen (Acta van 16 Januarij 1785), is 23 Februarij 1789 te Brielle getrouwd als j. d. met Willem Christiaan van Breest Lankhorst j. m., zoon van Paulus Lankhorst en Jacoba van Rij, in 1788 op belijdenis aangenomen (Acta van 13 Julij 1788). Het echtpaar won : Paulus Jakobus, gedoopt 24 Mei 1789, getuige: Jakoba van Rij, weduwe van Paulus Lankhorst. Balladmus Pieter van Rij, gedoopt 2 Januarij 1791, getuigen : Balladinus Pieter van Rij Lankhorst en Elisabeth Maria Vermaet. Dit kind is 12 Augustus 1809 gestorven. Willem Cornelis van Wingerde, geboren 23 September 1792, gedoopt 26 September, getuige: Baladina van Rij. Marinus Adrianus, geboren 14 Mei 1795, gedoopt 24 Mei, getuige: Maria Sandifort. Anna Cornelia, geboren 28 October 179J, gedoopt 3 November, getuige : Willemina van Rij. (1) Een register van personen, die sedert 1 October 1765 't poorter, en burgerrecht te Brielle verkregen hebben, vermeldt: M. J Lesl ChriSt°Ph RatkC' V3n Breda' d" 23 ^«mbe; 1802. In het l.dmatenreg.ster der Waalsche Gemeente te Brielle heet meldt TH ?ne Marie JUliC RatkkC geb' Lesly' Cn dat «gi^er veroo a zij van Breda kwam, met attestatie van 1803 In den Tln °l60 j3ren iS "j kinded00S de° 24sten Juni: ]807 .£ Abraham Agathus, geboren 12 Maart 1802, gedoopt I 24 Maart, getuige Balladina van Rij. Dit kind is 12 Julij 1813 gestorven. ! Den 30sten Mei 1814 is Willem Christiaan van Breest Lankhorst te Brielle gestorven in den ouderdom van 45 jaren. Zijne weduwe, Sophia Maria Sandifort, is gestorven te Brielle 6 Junij 1827, in den ouderdom van 65 jaar. j 6. Petronella Sandifort werd in 1785 te Brielle op belijdenis aangenomen en is als j. d. den 12den April 1<89 te Brielle ondertrouwd met Johannes Pieter Lutz j. m. (1) Deze Lutz was eerst diaken en vervolgens ouderling bij de Waalsche Gemeente te Brielle (2). In 1814 werd hij gekozen tot vroedschap (3). Hij was directeur van het postkantoor te Brielle. Hij werd geboren te 's Hertogenbosch en had tot ouders Joannes Petrus Lutz en Maria Tibos. Den 28sten December 1835 is hij, 71 jaren oud, te Brielle als weduwnaar gestorven. Zijne bij Petronella Sandifort verwekte dochter, Maria Adriana, in 1809 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 22 Januarij), werd geboren te Grave, is 12 Augustus 1812 te Brielle getrouwd met Jan Kluit Jansz. en overleed als diens huisvrouw 2 Februarij 1845, oud 53 jaren. j 7. Johannes Sandifort zal bedoeld zijn in de Acta van 11 Julij 1817, vermeldende dat werd voorgesteld om tot lidmaat te worden aangenomen Johannes Sandivord. In het lidmatenregister heet die persoon Joh. Sandifort. | Den 19den Januarij 1736 zijn te Brielle getrouwd Johannes Sandifort j. m., geboren te St. Maartensdijk, en Maartje Breekhout, weduwe van Cornelis 't Gilde. Den 29sten October 1701 werd te Brielle gedoopt Maertje, dochter van Rochus Breekhout en Ariaentje Cents Visser. Als j. d. trouwde zij den 29sten April 1721 te Brielle met Cornelis 't Gilde j. m., welke man 22 November 1729 begraven werd. In 1723 werd Maartje, in de doop- en doodenregisters Maria Breekhout genoemd, op belijdenis aangenomen, haar 2de man jn 1733 (Acta van 29 Januarij 1723 en 19 April 1733). Johannes Sandifort won bij Maartje: Eduard, gedoopt 15 April 1736. Johannes, gedoopt 21 Junij 1737. ] ï (1) De Kerkeraadsacta der Ned. Herv. Gemeente te Brielle van 16 ' April 1797 vermelden onder de met attestatie ingekomen personen t »Johannes Peter Lutz uit het canton Bern". Helena Lutz van Den ( Bosch is als ingekomen genoemd in de Acta van 13 April 1788. i (2) Zie 't Bulletin de la Commission pour Vhistoire des Eglises Wallonrtes T. I., waar op p. 266 een lijst volgt van de ouderlingen en diakenen der Waalsche Gemeente te Brielle. (3; Res. van Burgg. en Wethouders dd. 18 Junij 1814. Abraham, gedoopt 3 April 1739. Maria, gedoopt 20 December 1740. Abraham, gedoopt 15 September 1744. Rochus, gedoopt 10 December 1747. Nalatende 4 (1) kinderen, zijn Maartje Breekhout en Johannes Sandifort te Brielle begraven, Maartje den 4den September 1773, haar echtgenoot 6 Maart 1779, in den ouderdom van 72 jaar en 7 maanden. In 1745 werd hij diaken bij de Hervormde Gemeente te Brielle (Acta van 3 October 1745). In 1757 verzocht en verkreeg hij zijn ontslag als luitenant yan het „blauwe vendel". Bij eene Magistraatsresolutie van 17 Mei 1738 werd hij aangesteld tot „wijnroeijer". Uit Res. Mag. 9 Januarij en 31 December 1762 blijkt, dat hij stadsfabriek en havenmeester werd, van welke betrekkingen hij in 1776 afstand deed (Res. Mag. 15 Junij 1776), Den 9den januarij 1743 werd een kind van Johannes Sandifort begraven. Dit kind zal de in 1739 gedoopte Abraham zijn geweest. Eduard Sandifort werd begraven 31 October 1753, Johannes Sandifort Joh. zoon is overleden 26 Maart 1821, oud ruim 83 jaren, zonder beroep, ongehuwd. De Municipaliteit te Brielle benoemde den lid en Januarij 1797 burger Johannes Sandifort Joh. zoon tot sluiswachter van het sluisje aan de N. zijde van het Maarland. In 1805 werd deze post opgeheven. In 1796 en later werd Joh. Sandifort Joh. zoon lid van de Municipaliteit te Brielle. De heerlijkheid van de „Oude en Nieuwe Streuijten" werd in 1781 publiek verkocht en eigenaars werden toen voor / 2250D de heeren jan en Rochus Sandifort. In 1763 werd op belijdenis aangenomen Maria Sandifort (Acta van 10 April 1763). Den 24sten juüj 1764 werd Maria Sandifort begraven. Abraham Sandifort werd in 1765 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 14 Julij 1765). Meer kan ik mededeelen betreffende zijn broeder Rochus. Mr. Rochus Sandifort, op de lijst der Vroedschappen voorkomende sub. n°. 213, werd den 7den April 1788 omdat hij patriot was, als vroedschap ontslagen. Den 25sten November 1780 en den 18den April 1795 werd hij aangesteld als hoofdman van het gilde van St. Christoffel of van de zakkedragers. Den lsten October 1777, 1779, 1782 en 18 November 1780 werd hij gekozen tot schepen, 1 October 1783 tot raad in het College der Magistraten, den 28sten Maart 1795 tot •aad der gemeente; den 21sten Maart 1796 benoemde le Provisioneele Raad van Brielle „burger" Sandifort ot president; in 1796 werd hij baljuw van Den Briel Res. van de Municipaliteit van 15 Mei 1796), Den 9den Maart 1798 werd aan de Municipaliteit van Brielle (1) Aldus zegt het doodenregister. ik kan er echter maar 3 tellen. Ü& 1$. door den president-schepen Reijtenbagh medegedeeld „een door hem ontfangen Decreet van 't Hoflf van Justitie van dato 14 Maart 1798, houdende dat Mr. ochus Sandifort door denzelven Hove was gesuspendeerd als Bailliuw, geduurende den loop der crimineele proceduures teegen hem geëmmaneerd, en dat hij raesident-scheepen inmiddels was gecommitteerd het officie waar te neemen". Den 26sten Maart moest Sandifort voor genoemd Hof verschijnen. Onder de resouties der Municipaliteit van 9 Augustus 1798 vindt men het volgende: „Is ingekomen een Eequest van r. ochus Sandifort, houdende om redenen daarbij' vermeld het nemen zijner dimissie als Bailluw dezer stad met verzoek van de vereischte kennisgeving daar ■ van aan het stemgerechtigd Volk van den Briel : waarop gedelibereerd en in achting genomen zijnde, dat hij Mr. Rochus Sandifort door den Hove van Holland bij Resolutie van den 14 Maart 1.1. in de post als Bailluw dezer stad is gesuspendeerd, is gere solveert den Suppliant te renvoijeren aan den Hove van Holland voorschreven." Als reden, waarom hij afstand wenschte te doen van zijn ambt, gaf hij in bedoeld request op dat de „veele en veelerhande zoorten van onaangenaamheeden, die hij had moeten souftreeren, den allerschaadelijksten invloed hadden gehad op zijn gezondheid." Den 20sten September 1798 besloot het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek, na de ontvangst eener missive, door den Agent van Justitie dier Republiek 12 September aan gezegd Bewind geschreven, tot Baljuw van Den Briel aan te stellen Mr. Willem Hoijer. Mr. Rochus Sandifort leefde niet meer, toen dat besluit werd genomen ; den 24sten Augustus 1798 werd hij te Brielle begraven, in den ouderdom van 50 jaren en ruim 8 maanden, nalatende eene weduwe en twee zonen. Die weduwe was Wilhelmina Huberta van Dolle (van Dollen) (1), overleden te Delft en aldaar 7 October 1803 begraven. Terwijl de Kerkeraadsacta van 15 October 1775 van Mr. Rochus Sandifort melden, dat hij te Brielle op belijdenis werd aangenomen, berichten de Acta van 17 Januarij 1773 dat ingekomen i was met kerkelijke attestatie van Leiden Wilhelmina ! Huberta van Dolle (2). Het huwelijk zal dus te Leiden gesloten zijn. Het echtpaar won : ^ Johannes Wilhelmus, gedoopt 11 April 1773, getui- c (1) Zij hertrouwde met Pieter van Grutten. (2) Den 24sten Mei 1797 kreeg zij van de Municipaliteit van Brielle op haar verzoek de vergunning om haren man, Mr. R. Sandifort, die zich schuldig maakte aan onmatig gebruik van sterken drank en daardoor haar en haren huisgenooten de ondraaglijkste bejegeningen aandeed, voor een jaar in een verbeterhuis te plaatsen. J. W. Sandifort Joh. Sandifort Johz., Ab. Sandifort ondersteunden het verzoek van hunne schoonzuster en moeder. » I van" W°t"h°erlfeandif0rt' ™ M""Ster' WCdUWe Willem Hendrik, gedoopt 19 julij 1778, getuigen- =" toST Mni0r' Hubartava° «unster, wede. < begr™28 ■ 5 18 Mei 1783' ! 178BC°ÏUS ,Bartholoraeus Rochus, gedoopt 7 Augustus , ' e" j f aanteekenmg van dezen doop heet de Van DoUem "" de Streut« en de moeder In. ',7.912 Werd Johannes Wilhelmus Sandifort te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 15 April 1792) en 3Dten October 1794 is te Brielle gedoopt, in tegen! Ie min "h dS getuige> Johan«a Wil- m na, geboren 18 October, onecht kind van Jan Willem Sandifort en Maria Sibilla Labee. Ruim 46 jaar oud is deze natuurlijke dochter (1) 28 September 1840 te Brielle gestorven Ook van Willem Hendrik Sandifort werd een onecht kind den BOsten JanuariJ j 799 ged t Dat kind, geboren 19 Januarij, had tot moeder Hen- h"'!? Graaff' WCrd begfaven 7 Maart 1800 en heette Willemina Hendrina Sandifort. Door den eerst- genoemden zoon van Mr. Rochus werd in 1796 een we ige verbintenis gesloten. Den 22sten Mei van dat jaar trouwden toch te Brielle Johannes Wilhelmus San■o -Oii mmde,'iang jongman, geboren en wonende te Brielle en Helena Bernardina Francina Texier, minderjarige jonge dochter, geboren te Suriname, en mede te ' Bé'rnleHT0''ende (2)' ^ ^ d"er Vr°™ 7783 ' overleden te Paramaribo 26 September 783, en vrouwe Andresa Henrietta Reijnsdorp, over- e en in de kolonie Suriname 30 Januarij 1802 (3). Als inderen van Johannes Wilhelmus Sandifort en Helena rsernardina Francina Texier zijn vermeld: Rochus Wilhelmus Hubertus, geboren 2 Julij 1796 gedoopt 6 Julij, getuigen: Mr. Rochus Sandifort en Wil! helmina Huberta van Dollen. Dit kind werd te Brielle begraven 31 Julij 1798, oud 2 jaren. Andresa Henrietta Francina, geboren 8 Junij 1797 gedoopt 18 Junij, getuige: Mr. Rochus Sandifort. Den 30sten October K97 is dit kind, 4 maanden en 14 dagen oud, begraven. K Jakob Salomon Rochus, geboren 22 Julij 1798 ae doopt 8 Augustus 1798. crpfinrrpn • TiU/vU C-.l-.__ _ « ( D w ja^uu ociiomon ae Bnseval des Borgnes en M'\ Rochus Sandifort. (1) De dochter volgde het voorbeeld der moeder. Zij beviel buiten echt van een zoon Ary, geboren 6 Julij 1819. (2) Haar tweede man was J. Overeem. (3) Na den dood van B. Texier trouwde zij met F. Gomarus. \ -*■ Henrietta Wilhelmina Huberta, geboren 27 September 1799, gedoopt 29 September, getuigen: Willem Hendrik Sandifort, Wilhelmina Huberta van Dollen, wede. R. Sandifort. Den 25sten November 1799 is Johannes Wilhelmus Sandifort, 23 Januarij 1798 te Brielle geadmitteerd als procureur, in den ouderdom van 26 jaar en ruim 7 maanden overleden, nalatende eene weduwe en twee kinderen. Zijne weduwe H. B. F. Texier overleed te Paramaribo den 3den November 1807. De nagelaten zoon studeerde te Leiden in de rechten (1) en als rechter in de rechtbank van eersten aanleg te Brielle trouwde hij aldaar 26 Julij 1838 met Anne Elisabeth Wilhelmine Huët, jonge dochter, oud 35 jaren, geboren te Vlissingen den 6den Januarij 1803, dochter van Ds. Samuel Theodore Huët, overleden te Brielle 4 December 1826, (2) en Jacoba Adriana Busken. Bij de sluiting des huwelijks waren o. a. getuigen Daniël Theodore Huët, oud 47 jaren, predikant bij de Waalsche Gemeente te Rotterdam, Conrad Busken Huët, oud 46 jaren, administrateur van 's Rijks schatkist, wonende te 's-Gravenhage, broeders van Anne E. W. Huët, en Jan Vincent Geistmann, oud 65 jaren, Rijksontvanger, zwager van Anna E. W. Huët. Het huvvlijk bleef kinderloos en Mr. Jakob Salomon Rochus Sandifort, lid der Arrondissements Rechtbank van Brielle, door den dood van Anne E. W. Huët op den 21sten Januarij 1840 weduwnaar geworden, trouwde den 23sten Februarij 1842 met eene zuster zijner overleden gade, genaamd Jeanne Sybille Huët, oud 42 jaren, geboren te Vlissingen 11 Julij 1799. Ook het 2de huwlijk was ongezegend en Mi. Jakob S. R. Sandifort, rechter in de arrondissements rechtbank te Brielle, overleed aldaar 13 Januarij 1865, oud 66 jaren en ruim 5 maanden. Zijne weduwe verhuisde van Den Briel naar Schoonhoven, waar zij, hoog bejaard, overleed. XCVI. VAN DER NOORT. In eene aanteekening van 1656, voorkomende in het Bodtboeck, begonnen 1641, pag, 612, is sprake van een huis en erve „als Maertjen Arens van Couwenhoven, lest weduwe van Gilles Jordensze (Joordensze) (1) In 1816 werd Jacob Salomon Rochus Sandifort bij de Ned. Herv. Gemeente op belijdenis aangenomen (Acta van 12 Julij 1816). Van 1825—1828 was hij diaken bij de WaalschejjGemeente te Brielle. (2) Zie over dezen predikant en zijne familie wat ik schreef in 't Bulletin de la Commission pour VHistoire des Eglises Wallonnts T. I. p. 199—20B. Verscheidene drukfouten komen aldaar voor. Op p. 201 reg. 18 van boven te lezen 23 févr. in plaats van 13 ; reg. 1 v. o. te lezen Beatrix; p. 202, reg. 1 v. o. te lezen conseil in plaats van contist.; p. 203 te lezen cons. holl. in plaats van cons. wall. van der Noort, in haer leven beseten heeft ende alsnu bij d'heeren weesmeesteren deser stede (Brielle) van wegen desselfs erfgenamen vercoft is". Ook eene aanteekening van 31 Mei 1653, in hetzelfde boek pag. 507, vermeldt gezegde weduwe en uit eene akte van 21 Maart 1654 blijkt dat zij toen nog in leven was. In het Trouwregister van 1635 leest men, dat den 21sten Augustus van dat jaar te Brielle getrouwd zijn Gilles Jordensze, „out-capiteijn", weduwnaar, en Maertgen Arents, weduwe van Maerten Thonis „compasmaecker". De eerste vrouw van Gillis heette Ideken Jacobs en bij haar won hij volgens de oudste, aanwezige doopregisters: Janneken, gedoopt 3 April 1589, getuigen : Neeltgen Jans, Leuntge Jorijs en Magdalena Jacobs; Joorden, gedoopt 15 Januarij 1593, getuigen: Magdalena Matheus, Leentgen Joordens, Pieter Melsze. Dat de doopregisters niet alle kinderen vermelden, zegt ons de Thesaurie-Rekening over 1607—1608, die fol. 29 dezen post heeft: «Gillis Joordensze, die ten lijve van Joorden ende Corstiaen, synne twe soonen, geprocreert bij Idetgen Jacobsdr., elcx voor de helft 100 gulden hooftgelts etc." Men vindt dezen post nog in de Thesaurie-Rekening over 1651 —1652 fol. 30. Den lOden April 1596 werd een kind van Gillis Jordensze begraven. Den 10den Maart 1602 zijn te Brielle getrouwd Gillis Jordensze „biersteker", weduwnaar, en Heijltgen Thonis (Teunis) j. d. van Brielle. Bij deEe vrouw won Gillis : Gerrit, gedoopt 7 December 1603, getuigen: Toenis Gerritsze, Jobghen Toenis, Maritghen Gerrits ; Jannetgen, gedoopt 15 November 1606. Den 18den December 1587 deed Gillis Jordensze „den eedt in handen van den burgemeester Carel Gans als biersteecker binnen dezer stede (Brielle) volgende den ouden haercomen". Den 27sten October 1612 ontsloegen de Magistraten Gillis Joordensze „van sijnnen dienst als capiteijn" met dankzegging voor „sijnnen goeden dienst". In eene akte van 23 Mei 1637 heet hij „outcapiteijn van de schutterije, out 71 jaeren". Onder de Magistraatsresoluties van 22 Februarij 1625 leest men : „Gillis Jordensze, out-capteijn, de heeren van de vergaderinge voordragende dat het oude mannen- ende vrouwenhuijs bij sijne moye sal. Neeltgen Mathijs dr. was gelegateert elcx de somme van 100 car. guldens etc." Den 21sten Mei 1628 werd Gillis Jordensze door de Magistraten „gestelt tot curateur in de naegelaten goederen van Jan Jansze cuijper". Behalve de genoemde had Gillis van der Noort nog drie kinderen, Maria of Maertge, lda en Anthony. In 1647 werd te Brielle op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente Maertge Gillis, huis- 1 1°" V Van Pleter van den Berge (Acta van 26 Februarij 1M3). Den ls.eo Mei 1640 zijn te Brielle getrouwd ïeter van den Berge, weduwnaar, vroedschap, en aria Gillis j. d. Dat deze vrouw Van der Noort heette, zegt ons o. a. eene akte van 18 December 1663 waarin sprake is van Maria van der Noort, weduwe van Pieter van den Berge. Als kinderen van Pieter van den Berge (ook Van den Bergh genoemd) en Maria vond ik geboekt: Heijltge, gedoopt 17 December 1647, getuigenLeentjejans, Marritgen Ariens. Maria, gedoopt 24 April 1650, getuigen: Abram van den Berge en Laurentia van den Berge. Maria, gedoopt 13 December 1651, getuigen : Willem van den Berch en Soetje de With. Anthony, gedoopt 14 December 1654, getuigen: Jans VandenBergh' ArentJanszeCoPPer, Ariaentje Anthony, gedoopt 22 December 1658, getuigen: Arenl Jansze Copper, Yda van der Noort. I Den 16den April 1654 Wfird eenkjnd yan Pietervan en erg begraven. Dat hij een lakenwinkel had, mag | men afleiden uit eene akte van 27 Mei 1675, waarin men leest: ,Compareerde .... de heer Harman van (van Leeuwen), out raet deser stede (Brielle), dewelcke bekende schuldig te wesen aen de gemeene' erfgenamen ende kinderen van juffr. Maria Gillis van der Noort, in haer leven weduwe van dheer Pr. Van den Berge, in sijn leven burgemeester deser stede de somme van 2104 gulden, spruitende ter sake van de coope ende overneminge van een wolle lakenwijnckel ende de waren ende goederen, daertoe behoorende etc." Zie voorts op Van den Berge. Den 27sten Februarij 1646 zijn te Brielle getrouwd Abraham Jansze Santvoort j. m. en Ida Gillis van der ^oort j. d. Uit eene akte van 31 October 1644 blijkt dat Abraham Santfoort toen omtrent 20 jaar oud, en i uit een Vroedschapsresolutie van 18 April 1651,'alsmede eene Magistraatsresolutie van 7 November 1654, < dat hij apotheker was. Den 20>ten November 1650 werd < hij begraven en den 28*ten September 1651 een kind ] van de weduwe van Abraham Santvoort. Den 3den November 1654 is Ida van der Noort, als weduwe van I Abram Santvoort, getrouwd met Roelant Meeuwestein, c weduwnaar, notaris en procureur. Zie op Meeuwestein.' e Blijkens eene aanteekening van 3 Junij 1662 (Bodtboeck, begonnen 1660, pag. 107) werd een huis, ge- " naamd de Clocke, laatstelijk in bezit van Yda van der Noort, in leven weduwe van Roelant Meeuwesteijn, (] toen verkocht door Johan Meijs en Cornelis de Haes als testamentaire voogden van de weeskinderen van 1 Roelant Meeuwesteijn en Yda van der Noort, aan ki Jacobus de Jongh, secretaris van Oostvoorne. r De Naamlijst der Vroedschappen vermeldt sub n°. 65 n ony van der Noort, gestorven 24 October 1649. feh U 1 VÓÓr Zijn naam Staat> moet door- d steden ' p Ja" K1UU gaf hCm diCn titd' maar in rd ik hem ner«ens docto' van rl* nt ZC Anthony een z°on was van Gillis fBodtlT ,00k ZGgt °' a' Cene aanteekening van 1645 (Bodtboeck, begonnen 1641, pag. 186), vermeldende der NOPCf m° TCn "COrencasse" Anthony Gillisze van der Noort (1). n 1648 werd bij de Hervormde Geen e e nelle tot diaken verkozen Antony Gil«se van der Noord. Den 24*ten April 1635 is Anthonis 1 isze als j. ra. te Brielle getrouwd met Ariaentjen Jans weduwe van Cornelis Michielsze. Als kinderen AoriM 4rhtP:ar Slaa" gebOCkt: GilIis' Sloopt 3 Apnl 1646, getuigen: Maijken Ariens, Marritje Jans ■ ian^en VedrPtM19 1649' g6tuigen : riete' , k T, Bergh Cn MaertSen Sijmons (2). Den 1-ten October 1647 werd Anthony van der Noort gekozen tot raad in het College der Magistraten, 1 October 1649 o schepen Zijne weduwe, Ariaentge (Adriana) Jans dr werd 20 Januarij 1660 te Brielle begraven. Haren geslachtsnaam leert men kennen uit eene aanteekening van 16o3 (Bodtboeck, begonnen 1641, p. 504), welke aldus aanvangt: „Alsulcken huijs ende erve als Evert van d'hmPenAVt WCgen Aerjaent'e Vijfponts, weduwe deser sted y ^ N°°rt' met de rechten tT uT u 1"gewonnen heeft etc." Op blz. 593 van hetze fde boek heet zij weer alleen Aerjaentje Jans. In plaats van Magdalena de Jongh werd Ariaentge Jans weduwe van Anthony van der Noort, 20Januarij 1652 benoemd tot moeder (regentes) van het Gasthuis bosten t!nmg fr V00r 1665 geconsenteerden 200sten pennlng heeft fol 23 verso den ; deren van Anthonij Gillisze van der Noort, getaxeert hebbend * T°' ki°d™ KS 1. Antony van der Noort, in akten van 17 en 18 'che ,T 1676 ge°°emd "Capiteij'n ™ •chep= der groote „sscherij, genaemt de vreede". akt®n Spreken van een aanval, door met messen fewapende matrozen op den gezegden kapitein gedaan . 8sten Mei j684 werd „Capt. Anthony van der Noort" IS t0 j ",kfpiteijn °P buiskonvoijer" werd hij „permanent capteijn van de ,GilHS J°rdenSZe werd in 1628 een „corencasse" verkocht ïodtboeck, begonnen 1624, pag. 114 verso). (2) Het doopregister noemt den vader verkeerdelijk der Wotrt er verontschuldiging van deze foutieve opgave ééne van de veTe) m aangev°erd worden , dat er in die dagen een persoon van 7 iam bestond. Immers den 17den Mei 1639 zijn te Brielle p ü „WC, v.. d„ Woerdl, dt, groote visscherije". Onder de op belijdenis aangenomen personen noemen de Acta van 26 October 1687 „capt. Anthonij van Noort". Hier zal wel dezelfde persoon zijn bedoeld. Voor Van der Noort vindt men meermalen Van Noort of Van Noord. 2. Cornelia van der Noort als j. d. in 1662 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 26 October 1662). Den I3den November 1667 zijn te Brielle ondertrouwd en vervolgens elders getrouwd Johan Mathol j. m., „ontfanger van de convoyen ende licenten tot Maessluis," en Cornelia van der Noort j. d. te Brielle. Als weduwe van J. Mathol is Cornelia in 1671 hertrouwd met Dirck van Egmond. Zie op Van Egmond. De Kerkeraadsacta van 24 Julij 1670 noemen onder de met kerkelijke attestatie ingekomen personen Cornelia van Noort, van Maassluis, en de Acta van 22 Januarij 1671 Neeltje van der Noort, van 's Gravenhage. 8. Heiltje van der Noort, in 1661 te Brielle getrouwd met Cornelis de Haes ; zie over 't echtpaar wat ik mededeelde in mijne Bijdrage over Tromp, blz. 32 en 33. Heijlida van der Noort werd begraven niet 25, zooals aldaar staat, maar 27 October 1690. 4. Athalia van der Noort, vermeld in de ThesaurieRekening over 1678—1679, die fol. 40 verso den post heeft: „Betaelt Athalia van der Noorts erven een jaar interest etc." Volgens de Kerkeraadsacta van 25 October 1663 werd in dat jaar op belijdenis aangenomen Attalia van Noort. Den 16den April 1651 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 6 Mei te 's Gravenhage getrouwd Pieter van der Maa, j. m. te 's Gravenhage, en Clara van der Noort j. d. te Brielle. Misschien was deze Clara eene zuster van Anthony van der Noort. Eene zuster van Gillis Jordensze van der Noort zal geweest zijn Leentgen Jordens, als j. d. 4 September 1594 te Brielle getrouwd met Jan Lenaertsze Keijser j. m. Het echtpaar won: Trijntghe, gedoopt 14 December 1597, getuigen: Cornelis Keijser, Idetghe Jacobs. Lenert, gedoopt 17 Maart 1599, getuigen: Cornelis Keijser, Gillis Jordensze, Neeltghe Thijs. Catharina, gedoopt 22 Februarij 1602. Jannetghen, gedoopt 18 Julij 1604. Lenaert, gedoopt 16 Julij 1606. In de aanteekening van den doop van het laatste kind heet de moeder niet Leentgen Jordens, maar Leentgen Joris. Den lsten Februarij 1598 werd een kind van Jan Keijser begraven. Zie voorts op Keijser. De geslachtsnaam Van der Noort of Van der Noordt werd te Brielle door nog enkele andere personen gevoerd. Neeltje Gerrits van der Noort j. d. is 6 Julij 1649 te Brielle getrouwd met Hugo Tobiasze Cortelaenj. m. In de Rekening van den voor 1665 geconsenteerden 200sten penning komt fol. 33 deze post voor: Huijgo Cortelaen, getaxeert op 6000 pd., dan alsoo denselven woonachtich es in s' Gravenhage ende aldaer overgeschreven memorie". Den 26sten April 1672 zijn te Brielle getrouwd Hendrick van Eeck, weduwnaar, en Neeltje Gerrits van der Noordt,weduwe van Hugo Cortelaen.Het echtpaar won: Hendrick,gedoopt 25 Julij 1673, getuigen : Jan Gerritsze van der Noord, Anna Hendrickx. De moeder werd 23 Januarij 1685 begraven (1). Jan Gerritsze van der Noort, j. m., wonende te Maassluis, is 11 Mei 1660 te Brielle getrouwd met Nelletje Isaax j. d. te Brielle. In 1661 werd hij te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 5 Mei 1661). Hij won bij Nelletje: Gerrit, gedoopt 16 April 1661, getuige : Neeltje Gerrits. Gerrit, gedoopt 20 Augustus 1662, getuigen : Pieter Cornelisze, Nelletje Gerrits. Clara, gedoopt 21 Augustus 1663, getuigen: Johannes van Loo, Neeltje Gerrits. Catrina, gedoopt 28 Julij 1666, getuigen: Pieter Cornelisze Huijsman (2) en Cornelia Vendeloo (Venlo), Den 15en (1) was, blijkt o. a. uit het doodenregister, hetwelk /ermeldt, dat 26 October 1708 begraven werd Neeltje 3oshuijsen, huisvrouw van Cornelis den Hoijer, stadsjode, Als gerechtsbode van de stad komt Cornelis voor n Res. Vroedschap 3 December 1702 en Res. Mag. 26 \pril 1710. Den 30*ten September 1682 werd hij „geconinueert als conchergie van het stadthuijs" en hij nam He betrekking waar tot aan zijn dood (Res. Mag. 17 (1) Zie over Van Boshuijsen een noot in het artikel Cleijburch. December 1718). Hij werd begraven 29 Novembei 1718. Bij Neeltje Lambrechts won hij : Aeltje, gedoopt 28 December 1668, getuige: Jacoh van Boshuijsen. Anna, gedoopt 22 Februarij 1668. Aeltje, gedoopt 5 Januarij 1670, getuigen: Johannes van Boshuijsen en Ariaentje van Boshuijsen. Stijntje, gedoopt 2 Junij 1673, getuigen: Lambrechl Jacobsze Hoijer, Catrina van Boshuijsen. Aeltje, gedoopt 5 Maart 1677, getuigen: Nicolaes van Boshuijsen en Catharina van Boshuijsen. Jacob, gedoopt 1 September 1679, getuigen: Lambrecht Hoijer, Aaltje Claas. Maria, gedoopt 12 October 1688, getuigen als voren. Den 16den October 1685 werd een dochter van Cornelis den Hoijer begraven. Op belijdenis werden aangenomen tot lidmaten der Herv. Gemeente „Aeltje Hoijer in de Capoenstraet" in 1690 (Acta van 26 Januarij 1690), „Stijntje Cornelis Hoijer op de Botermart" (1) in 1693 (Acta van 22 Januarij 1693), „Jacob Hoijer in de Capoenstraet" in 1702 (Acta van 20 Januarij 1702), „Marijtjen Hooijert in de Capoenstraat'' in 1706 (Acta van 22 Julij 1706). Daar een kind van 13 jaren niet op belijdenis zal zijn aangenomen, de dochter Aeltje aangenomen werd vóór Stijntje, en er, zooals uit hetgeen volgt blijkt, ook een Neeltje Cornelis Hoijer was, zal men in het doopregister, dat op 5 Maart 1677 van eene dochter Aeltje spreekt en aldaar eene overschrijving heeft, in plaats van Aeltje hebben te lezen Neeltje. Aaltje Hooijers, j. d. geboren te Brielle, is 14 December 1721 aldaar getrouwd met Frank Arendsze Klink, weduwnaar van Ariaantje Cente Visser, te Brielle woonachtig. Den 8sten September 1736 is zij als huisvrouw van Frank Klink begraven.— Stijntje (Christina) Hoijer, j. d. in de Capoenstraat, is 3 Mei 1695 te Brielle gehuwd met Aernoudt van der Bijl, j. m. van Den Briel, wonende te Rotterdam. Het echtpaar won te Brielle: Aeltje, gedoopt 18 April 1696, getuigen: Jacob Langestraet, Grietje Maertens van der Bijl; Aeltje, gedoopt 10 December 1698, getuigen als voren : Cornelia, gedoopt 23 Augustus 1701, getuigen: Cornelis Hoijer, Neeltje Hoijer; Johanna, gedoopt 30 October 1703, getuige: Neeltje Lambrechts van Gronsveldt; Maarten, gedoopt 26 Februarij 1706, getuige : Grietje Maertens; Cornelia, gedoopt 16 Maart 1710, getuige : Maria Hoijer ; Cornelis, gedoopt 11 September 1712, getuige: Aeltje Hoijer; Cornelia, gedoopt 15 Maart 1716, getuige : Aeltje Hoijer. De moeder dezer kinderen werd 21 April 1720 begraven. (1) De botermarkt werd in de Capoenstraat gehouden. In 't Trouw- register is ook sprake van Christina (Stijntje) Hoijer »in de Capoenstraet." j * — Neeltje Cornelis Hoijer, j. d. geboren te Brielle, is 8 December 1709 te Brielle getrouwd met Evert Heindricksze Mol, weduwnaar van Marijtje Bouwens. Zij werd 1 September 1729 begraven. — Jacob Hoijer ("de Hoijer), j. m. geboren te Brielle, is 11 April 1719 te Brielle getrouwd met Elisabeth Mager j. d. Zie de kinderen, die 't echtpaar won, in het artikel Mager. Den lsten October 1720 werd een kind van Jacob Hoijer begraven. Bij eene Magistraatsresolutie van 19 September 1722 werd aan Jan Bergman, aangesteld tot concierge, vergund de betrekking eenigen tijd te laten waarnemen door Jacobus Hoijer. Den lOden December 1759 werd jacob begraven. — Den 15den Augustus 1713 zijn te Brielle getrouwd Maria de Hoijer, j. d. geboren te Brielle, en Willem van Swieten j. m. geboren en wonende te 's-Gravenhage. Den 14den September 1714 werd te Brielle gedoopt Cornelia, dochter van W. van Swieten en Maria Hoijer, met Aeltje Hoijer als getuige. Den 30sten September 1714 is Maria Hoijer, huisvrouw van W. van Swieten, te Brielle begraven en haar man hertrouwde 5 Mei 1715 met Maria Kuijper j. d. geboren te Geervliet. IIT. Cornelis Claesze den Hoeijer trouwde in 1604. Eene aanteekening van 1 Junij 1604, voorkomende in het 4de Memoriaelboek van Den Briel, luidt aldus : „Es de trouwe van Cornelis Claesze den Hoeijer ende Annetgen Arens dr. voor mijnen Heeren bekent gemaect ende bevesticht". Uit de omstandigheid, dat het huwelijk gesloten werd voor de burgerlijke overheid en niet vermeld staat in het Trouwregister der Herv. Gemeente te Brielle, mogen wij afleiden, dat één van de echtelingen of beiden tot de Mennonieten behoorden. Als kooper van een huis ontmoette ik Cornelis den Hoeijer in eene aanteekening van 1603, te vinden in het Bodtboeck, begonnen 1598, pag. 87. Misschien was van hem een afstammeling Cornelis den Hoijer, ongehuwd te Brielle gestorvenen aldaar 11 April 1756 begraven. Den 6 onder-secretaris, zoon van Gillis Pietersze , Hoeijer Misschien was ook een zoon Bastiaen Hoijer die o0 December 166J getuige was bij den doop ian Derck (Dirk), zoon van Cornelis Engebrechtsze Brant en Jannetje Derx. Iets meer kan ik van Bastiaen niet mededeelen; aangaande Willem Gillisze Hoijer volge ï hier het een en ander. g !elte"j°g d" St' Cath' kerk ov« 1659-1660, , 2* staat de P°st: „Betaelt Willem Hoeijer over ■ s ee«cmaGri,a'r'tot hrschoon ™ * etc- Gelijke post komt voor in de Rekening ' ZlLT'Z wmera Hoijer had --^2 kiert t ' maar teVe"S WaS '"J eerst °PP<*- klerk ter secretarie te Brielle (Res. Mag. 11 junij 1600 verbolgens ondersecretaris (Res. Mag. 30 September' 1602) op een ,«clement van 250 pd. e„ 21 juUj V'oedschaP hem eenparig tot secretaris van de stad en de weeskamer (1). Volgens de Kerkeraadsacta van 2 September 1649 werd hij op belijdenis aangenomen als lidmaat der Herv. Gemeente en al, ^"ri?• d'e ®emeMte eerst diaken, vervolgens als ouderling (Acta van 28 September 1664, 30 SeD. .ember 1668, 2 October 1679, 1 October i696, 30 September 1696). In 1672 verscheen van zijne hand te Rotterdam b.j Gregorius de Joncker een geschriftje >n 4.o in druk, getiteld: „Herdenkinge der voorige ende nu eyndigende Eeuw derAel-oude ende Herstelde Hollandtsche Vryheydt. Toege eygent i„ -t gemeen etc T WMfS L V°0rstanders des Vaderlandts b L H°rhT u yer" geschriftje, waarin allerlei bijzonderheden betreffende Den Briel op rijm worden verme is zeer zeldzaam. De eerste vrouw van Willem Hoijer heette Elisabeth van Hoogwerf! (2), in de re- (1) Deo IM» Augustus 1669, bij de» doop v„ M„. Zlt 'T T r ,A11" ™ Co'°di* v«'°. getuigen': M.ertie m n u t " Hoiicr- M" subst. sec,eteris ,.1 M d0°P ™" dochter van der''lioeff111 B°°ms' waren 2etuigen Antonij van der Hoeff en Elizabeth van Hooghwerf. huisvrouw van Willij H.,^D,u »d,„ April 1«0, bS de» doop Dirck Lo7y.Tr E°selbreeht.ze B„ud eu Junetje Direks, w« E" F"" U"'° D,CtmÜ"1MS "" W»d, Dirok genaamd, gedoopt. y gisters Elisabeth of Lijsbeth Gerrits genoemd; zij was een dochter van Gerrit Jorisze van Hoogwerff, zie op Van Hoogwerff. Den 26sten Augustus 1653 is hij met die vrouw als j. d. getrouwd en hij won bij haar: Arien, gedoopt 26 Julij 1654, getuigen: Gilles Pietersze, Maertgen Brant, Neeltje Brant. Gerrit, gedoopt 3 September 1656, getuigen : Gerrit Jorisze, Lena Gerrits. Maria, gedoopt 15 November 1658 (1), getuigen: juffrouw Maria van Stepraet, weduwe, en Joris Gerritsze, bode. Pieter, gedoopt 9 October 1661, getuigen: Gillis Pietersze Hoijer en Helena Gerrits. Willem, gedoopt 28 November 1663, getuigen : Daniël van Riele, Cornelia Labencoper. Antonij, gedoopt 21 April 1666, getuigen : Jan Jansze Cloosterwegh, Cornelia van Cleijburgh. Helena, gedoopt 13 Mei 1668 (2), getuigen: Joris van Hoogwerff, Maria Booms. Anthonij, gedoopt 13 April 1670, getuigen : Joris van Hoogwerff, Joosje van Hoogwerff. Willem, gedoopt 22 November 1673, getuigen: Jan van Hoogwerff, Cornelia van Cleijburg, huisvrouw van Joris van Hcogwerff. Den 20;ten Februarij 1689 is Willem Hoijer te Brielle hertrouwd met Catharina Hage, weduwe, die 17 October 1704 te Brielle begraven werd. Hij werd aldaar begraven 18 Januarij 1709. Over zijne dochter Maria, in 1684 gehuwd met Mauritius de Mirell, zie men art. XXXI. Het oudste zijner kinderen, Arien, werd predikant. In plaats van Arien heet hij in de Registers Adrianus. Den 13den April 1671 werd door de Vroedschap op verzoek van Willem Hoijer, onder-secretaris, diens zoon Adrianus aangenomen als alumnus der stad en onderscheidene malen werd aan dien zoon voor de dedicatie van theses een zeker geldelijkbedrag vereerd (Ress. Mag. 29 October 1672, 2 December 1673,24 November 1674, 10 November 1675 en 12 December 1676). In 1677 werd door den Kerkeraad der Hervormde Gemeente van Brielle wegens de voortdurende zwakheid van twee predikanten besloten den proponent Hoijer te Leiden te verzoeken eenigen tijd den dienst in zijne vaderstad te helpen waarnemen (Acta van 26 September 1677). Toen er in 1679 een predikant te Brielle beroepen moest worden, werd op het gros geplaatst Adrianus Hoijer, predikant te „Colchester" (Acta van (1) Marijtje Hoijers werd in 1678 op belijdenis aangenomen (Acta van 21 April 1678). (2) Helena Hoijer werd in 1688 op belijdenis aangenomen (Acta van 22 April 1188). 7 December 1679). Den 2d«> December 1680 werd te Zwartewaal in plaats van Nicolaus Canzius beroepen Adrianus Hoijer, predikant „binnen Colchester". Den 11 den Dec. werd het beroep door de Classe geapprobeerd. In 1685, den 26*ten September, werd te Zwartewaal beroepen Henricus du Pon in plaats van Adrianus Hoijer, die naar Maassluis was vertrokken. Zooals reeds in art. XXXI is vermeld, heette de huisvrouw van Adrianus Hoijer Maria Burcken. De tweede zoon van Willem Hoijer, Gerrit, gemeenlijk Gerard genoemd, in 1676 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 23 Januarij 1676), werd schout van Zwartewaal. In 1678 was Pieter Brouwer schout aldaar; in 1679 fungeerde als zoodanig Gerardus Hoijer. In 1700 was Gerrit Hoijer nog schout, maar in 1702 werd de betrekking bekleed door Claas Hoogerwerft. In 1685 is Gerard Hoijer getrouwd met Agatha van Walcheren, over wie men zie art. XL. Volgens eene grafzerk in 't kerkgebouw te Zwartewaal is Gerrit Hoijer gestorven den lsten Augustus 1723 in den ouderdom van 66 jaren en 11 maanden. Tot eenige documenten, specteerende tot zekere obligatie en in 't Brielsche Archief berustende, behoort een akte, inhoudende „staat ende massa van den boedel, goederen en effecten op den 16 April 1764 alhier in 's-Hage metter dood ontruijmt en nagelaten door wijlen juffr. Aletta van Brakel, in leven weduwe ende erfgename van den heer Willem Hoijer, mitsgaders scheijdinge er delinge van denzelven boedel tusschen Mr. Gerrit Hoijer, adv.-fiscaal over de gemeene middelen over Holland, Paulus Hoijer van Brakel, procureur voor de resp. Hoven van Justitie in Holland, en Mr. Cornelis Hoijer, raad in de vroedschap en oud burgemeester der stad Brielle, zijnde te zamen de eenige nagelate kinderen en erfgenamen ab intestato van wijlen voorn, juffr. Aletta van Brakel wede. Hoijer etc." De echtgenoot van Aletta van Brakel, Willem Hoijer, was een zoon van den schout van Zwartewaal. In een akte van 23 Junij 1763 is van hem gezegd, dat hij in leven „oud procureur voor de resp. Hoven van Justitie in Holland" was en te 's-Gravenhage woonde. Zooals gezegd is, liet hij drie zonen na : A. Gerrit, B. Paulus, C. Cornelis. A. Gerrit Hoijer (Hooijer) is in de Kerkeraadsacta van 11 April 1745 vermeld als ingekomen met attestatie van Den Haag, waar hij geboren werd. Den 14den September 1744 deed Mr. Gerard Hoijer te Brielle den eed als poorter. Op denzelfden dag werd hij door de Vroedschap gekozen tot „ordinaris pensionaris" van Den Briel loco Mr. D. V. Meijners. In 1762 werd hij benoemd tot „advocaat fiscaal van des gemeene lands middelen voor Gecommitteerde » t I Raaden" loco Mr. Mattheus, overleden, en den 13de. Januanj 1762 kreeg hij zijn eervol ontslag als pen sionans. In 't Gemeente-archief berust van hem eer secreete missive dd. 7 Maart 1750, door hem al< gedeputeerde ter Statenvergadering geschreven, hou^ dende verslag van het verhandelde over een conventie tusschen de ministers van den keurvorst van Keulen aan de ééne zijde en die van den koning van Engehnd als keurvorst van Brunswijk Lunenburg en van Haar Hoog Mog. ter andere zijde. Nog bevat het arch.ef een akte van transport eener obligatie op 12 Mei 1728 door Frangois Pieter Gomar en Willem Hoijer als voogden over de minderjarige erfgenamen van Isaak Lakenkooper aan Gerrit Hoijer Willemszoon. U. Paulus Hoijer van Brakel werd den 6den Tuii} 1738 door de Brielsche Vroedschap aangesteld als stadsprocureur, na ontvangst van eene missive van den procureur Paulus van Brakel, houdende kennisgeving „dat op zijn afstand van zijne bedieninge van procureur voor de beijde Hoven zijn kleijnzoon Paulus oijer van Brakel in zijne plaatse tot procureur aangestelt was*. Hij beval zijn kleinzoon voor de benoeming tot stadsprocureur aan met de herinnering dat y de eer had gehad „deeze stad in haar voorvallende a aires den tijd van 34 jaaren te bedienen". Den 2den I Februarij 1686 werden Paulus van Brakel en Anthonij Pesser geadmitteerd te Brielle niet alleen tot poorers, maar ook tot „procureurs voor de vierschare" an Brielle. Bovendien werd aan Paulus van Brakel vergund te Brielle als notaris te fungeeren. In 1704 „procureur voor den Hove van Hollandt" geworden werd hij den 29sten Maart 1704 doQr de agistraten „aangenomen voor stadsprocureur, doch sonder weddens ofte tractement". Bij Cornelia van Reverhorst won Paulus van Brakel te Brielle : Aletta, gedoopt 8 October 1687, getuigen: Theodorus Grotenhoiï; Elisabeth Herleth, vervangen door Herman van Reverhorst, Maria van Reverhorst; Johannes, gedoopt 12 Augustus 1691, getuigen: Willem van Nieuwkerck en Margareta van Reverhorst in de plaats van Clara van Pelt, Johanna, gedoopt 10 Julij 1696, getuige: Margriet van Reverhorst. Den 18den November 1 686 werd een kind van Paulus van Brakel begraven. De Kerkeraadsacta van 26 Julij 1703 noemen onder de met attestatie ingekomen lidmaten Aletta van Brakel van • Delft. De naam Brakel kwam mij reeds voor in de Stads- , rekening over 1478-1479, p. 39 verso, waar sprake is van twee arbeiders Jacob en Jan Braeckel. Eene akte " van 29 Junij 1665 spreekt van Adriaen Willemsze van Braeckel, weesmeester te Heusden; eene akte van 19 d September 1670 van Jan Leenaertse van Braeckel te 2 Leerdam. Met attestatie zijn te Brielle gekomen J. | b t ' ,rSfa ,a" Brakel W' ïa° «Schair te Voorn" (?) • rn 1652 (Acta van 4 Julij 1662), Mathijs Jansze van ' ffi'm r Ka° "Ku'jck"' in 1667 (Acta ™ 28 April ' <7q« Va va" Brakel' van Berscn °P Zoom, in 1738 (Acta van 19 Januarij 1738), Catharina Brakel, van Schoonhoven, in 1749 (Acta van 13 April 1749. e Brielle zijn getrouwd den löden Maart 1733 Johan rïuu >!' m' "ch,rur^iJn in l' regiment van den kolonel Uibbez , in garnizoen te Brielle, en Eva Giers, i. d. geboren te Hellevoetsluis; den 7den Mei 1741 Jacob Brakel' Th **1™ * Cath^ van «rakel j. d., geboren te Oud-Beijerland (2). In Mei werd te Brielle begraven Aaltje Gerrits Brakel huisvrouwjan Leendert Braam. Leonardus van Brakel cwam in 1735 van Schellinkhout als predikant te Den Bommel en vertrok van daar in 1737 naar Arnemuiden. Rotterdam ^ **** ^ " 1?U * Pfedikant Van C. Cornelis Hoijer, geboren te 's-Gravenhage, werd ~ 'n.de rechten en deed den 24sten December , Je ®"eJIe den eed als poorter. Op de Naamlijst der Vroedschappen komt hij voor sub no. 181. Den 9 en November 1773 werd hij op verzoek als vroed- S1747P ,ÏÏag^nTOt SChCpen W6rd hiJ ^ekoze" ,1747' 1?i9' 17o°' 17^2 en 1760; tot raad in 't College der Magistraten in 1746, 1751 en 1754; tot burgemeester in 1759; tot thesaurier-ordinaris 5 November 17o3 loco Harper Molewater, overleden. In 1774 en den Junij, werd hij opnieuw bevestigd als „penningmeester van de generale dijkagie 's Lands van ' als secretaris van Voorne trad hij op in 1748. Op verzoek werd hij in 1779 als penningmeester en secretaris ontslagen. Als j. m. is hij in 1752 te Brielle getrouwd met Maria Elisabeth deMirelljmen zie over haar en hare kinderen art. XXXI. Toen Mr Cornelis Hoijer in 1786 stierf, liet hij 2 zone„ na,' I. Willem, II. Frangois. I. Willem Hoijer, in 1772 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 11 October 1772), werd meester ,n de rechten en trad in zijns vaders plaats als vroedschap op. Men vindt hem op de Naamlijst der Vroedschappen sub no. 208. Als patriot werd hij in 1/88 als vroedschap ontslagen. Hij was commandant van het in Oct. 1784 te Brielle opgerichte genootschap /an wapenhandel. Men zie mijne Bijdrage, getiteld : „Op iet marktplein te Brielle in September 1787", en"gekaatst in „Eigen Haard", 1883, p. 190 en' 191. In (1) Aan haren naam gaat vooraf »Jr. Johan vau Bloemendal" en eze Jonkheer kwam uit dezelfde gemeente tc Brielle als M. van Brakel ij zullen waarschijnlijk echtelieden geweest zijn. (2) De Kerkeraadsacta van 23 October 1740 noemen onder de op elijdems aangenomen personen Kaatje van Brakel. plaats van Leendert Warnaer, die op verzoek zijn ontslag kreeg, werd, volgens de MS. Jaarboeken van J. Kluit, op den 4den Augustus 1773 verkozen tot -capitein van 't Blauwe Vaendel" Willem Hoijer, en hij fungeerde als zoodanig tot in 1787. In 1779 werd hij aangesteld als ontvanger van de verpondingen over Voorne in de plaats van Van der Goes, vertrokken, Tot schepen werd hij gekozen in 1774, 1776, 1778, 1780 en 1782, tot raad in het College der Magistraten in 1781 en 1783. In 1795 werd hij president van den Provisioneelen Raad en daarna baljuw van Den Briel. In 1796 vervangen als baljuw door Mr. Rochus Sandifort, werd hij den 20*ten September 1798 door het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek wederom aangesteld tot baljuw en den 19den December 1798 werd hij als zoodanig beëedigd. Den 17den Mei 1803 werd hij door het Departementaal Bestuur van Holland benoemd tot hoofdofficier der stad Brielle. In 1814 en later meermalen werd hij benoemd tot burgemeester van Brielle. Bij besluit van 15 October 1822 werd hij op verzoek om zijn klimmende jaren ontslagen als burgemeester. In 1817 en 1826 werd hij benoemd tot lid der Staten van Holland (Ress. Raad 21 Mei 1817 en 1 Junij 1826). In 1824 werd hij opnieuw benoemd tot lid van den Stedelijken Raad (Res. Burgg. 16 Maart 1824;. Hij stierf als raad 19 Januarij 1831, oud ruim 76 jaar. Als j. m. is hij 2 September 1781 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 16 September te Dussen in Noord-Brabant getrouwd met Johanna Huberta Hoevenaar j. d. geboren te Dussen, die 7 Januarij 1832 te Brielle gestorven is in den ouderdom van 68 jaar; zij was eene dochter van Hubertus Hoevenaar, overleden te Dordrecht, en Hendrica Theodora van Brandwijk, overleden te Dussen. Zij schonk haren man de volgende kinderen : Cornelia Maria Elisabeth, gedoopt 13 April 1783 (getuigen: Mr. Cornelis Hoijer, Adriana Johanna de Mirell, geboren Van Hoogwerfï), begraven 12 October 1784. Hubertus Cornelis, gedoopt 10 julij 1785, getuigen : Hubertus Hoevenaar, Sara van Gijsen, Cornelis Hoijer. Frangois, gedoopt 4 Februarij 1787, getuigen : Franuigerij veroorsaakte en hetzelve strijdig was tegens eene waarschouwing, bij Burgemeesteren en Regeerders dezer stad op den 3i Januarij i785 tegens het draagen van cocardes, van welke couleur ie ook zouden mogen zijn, gearresteert en gepubhceert. Dan dat gemelde heer Hoijer aan den heer SU st. seci etans had tot antwoord gegeeven, dat hij zeer gaarne aan de ordre van heeren Burgemeesteren tZT , u°fu VOld°en' d°S dat hiJ zi§ ^ de noodzaakehjkheid bevond die cocarde te moeten dragen, als zijnde een order van het exercitie-genoodschap te Hoorn, waarvan hij de eer had officier te zijn, en welk genoodschap door de Regeeringeer gemelde stad was gelegaliseert, en voorts denzelve had verzogt, dit aan Heeren Burgemeesteren te willen communiceeren, van welke commissie gemelde heer subst. secretaris zig dan ook dadelijk had geacquitteert; dat heeren Burgemeesteren, nogtans hebbende geoordeelt met hetzelve antwoord geen genoegen te kunnen en te moeten neemen, maar integendeel verpligt te zijn om, zooveel in hun is voor de bewaring van de goede order en tranquiliteit onder de burgerij te waaken, en geensints met het bestaan van eene goede en wel gereegelde policie kunnende overeenbrengen dat perzoonen van buiten de stad inkoomende en zig eenigen tijd binnen deselve onthoudende, niet zouden zijn geassujetteert aan de wetten en particuliere ordonnantiën tot behouding van de rust en goede harmonie onder de ingezeetenen binnen zoodanige stad om bijzondere reedenen gemaakt en gepromulgeert, maar dat het inteegendeel aan de zoodanige zoude kunnen vrijstaan die te overtreeden en daartoe in te roepen andere steedelyke gebruijken en begrippen, binnen dezehe stad nimmer geadopteert of gewettigd, alzoo andermaal den heer subst. secretaris hadden gesonden aan meergemelden heer Hoijer en denzelven uit hunne naam doen declareeren, dat zij zig geensints konden gedragen aan ordres, welke in andere steeden mogten stand grijpen, en daarom zijn WelEdele alsnog vriendelijk heten verzoeken om ingevolge de hier voorgemelde Waarschouwing zig van het dragen van de cocarde te willen onthouden, ol dat wel andersints de gevolgen daarvan zoude moeten alvvagten^ dog met geen ander effect dan dat gemelde ! er Hoijer aan den heer subst. secretaris had ten mtwoord gegeeven, dat hij zig alsnog in de noodzakelijkheid bevond dezelve cocarde te blijven draaien log dat hij daarover na Hoorn zoude schrijven^ en m / vdn nei gevüi tennis geeven, ten einde te verneemen, hoe zig in dit geval te gedraagen, en inmiddels ter tijd en wijlen hij antwoord zoude hebben bekoomen, dezelve cocarde niet te zullen agterlaaten. Dat hij heer Praesident-Burgemeester, ziende de wijnige deference, welke gem. heer Hoijer een en andermaal had betoont voor de vriendelijke informatien en aanmaningen van heeren Burgemeesteren deezer stad, en hoe gemelde heer vermeende zig boven de observantie der geemaneerde en hem alsnu niet meer onbekende steedelijke waarschouwing van den 3i Januarij 1785 te kunnen stellen, en penetreerende de dangereuse gevolgen, welke uit dit en zoortgelijke voorbeelden voor het vervolg tot vilipendie van de auctoriteit van de Regeering deeser stad en tot omkeering van allen goede order en policie zouden kunnen en noodwendig moeten resulteeren, indien diergelijke onbehoorlijkheeden zonder eenige reflectie wierden gepasseert, alzoo hadde vermeent dit gebeurde te moeten brengen ter kennisse van hun Ed. achtb. en daarbij in consideratie te geeven, hoe het niet alleen dagelijks zoude kunnen gebeuren dat persoonen, gehoorende tot deeze of geene genoodschappen van burgerexercitien, in andere steeden gelegaliseert en erkend, met hunne uniformen, wapenen en zigtbaare kenteekenen van de Corps, tot welke zijlieden waren gehoorende, zig binnen deze stad vertoonden, maar dat ook dezelve zouden mogen willen sustineeren daartoe, niettegenstaande de steedelijke waarschouwingen, daarteegens binnen deze stad om bijzondere en wel doordagte reedenen geemaneert, bevoegtheid te hebben, waaruit wel ras eene vermindering van het gesag van de Regeering deezer stad voor het oog der goede burgers en ingezeetenen en eene verdeeldheid tusschen burgers en burgers zoude kunnen gebooren worden, en of dierhalven hun Ed. achtb. niet zouden oordeelen, dat hierin hoe eerder hoe beter behoorde te worden voorzien en dat kwaad in haare eersten oorspronk met allen nadruk teegengegaan ; dat hij heer PraesidentBurgemeester alzoo, op een gepast middel daartoe zijnde bedagt geweest, het hem was voorgekoomen, dat het geschikst tot dat einde zoude zijn, om de gemelde waarschouwing van den 3i Januarij 1785 te ampliieeren, proponeerendehet formeeren der gemelde ampliatie te stellen in handen van Heeren Burgemeesteren, vier voorsittende leeden en den secretaris : waarop gedelibereert en den heer Praesident-Burgemeester voor zijne gegeeve informatien en Heeren Burgemeesteren voor derzelver betoonde ijver en vigilantie in het maintineeren van de autoriteit van hun Ed. achtb. alsmeede van de goede order en tranquilliteit onder de burgers en ingezeetenen dezer stad zijnde bedankt, is goedgevonden en verstaan zig met het geproponeerde van de heer PraesidentBurgemeester in alles te conformeeren." Ten gevolge van dit besluit werd er den i6dtn Januarij 1786 eene geamplieerde «Waarschouwing" gearresteerd, waarin verboden werd »het dragen binnen deze stad en jurisdictie van dien van cocardes, hetzij swarte, oranje, of van wat couleur die ook zouden mogen zijn, alsook van particuliere kenteekenen van onderhoorigheid tot eenige Burger vrijcorps of genoodschap, hetzij al of niet gelegaliseert in de een of andere stad of plaats binnen of buiten deese provincie etc." Daar er verder niets meer van de zaak is gemeld, mogen wij aannemen, dat de partijman opgehouden heeft ergernis te geven en de zwarte cocarde in den zak heeft gestoken. In de Kerkeraadsacta der Ned. Herv. Gemeente van Brielle dd. 12 Julij 1789 staat onder de met attestatie ingekomen personen vermeld Francois Hoijer, van Hoorn. Bij zijne echtgenoote Alida Maria Loth won hij te Brielle eene dochter, genaamd Wilhelmina Maria Elizabeth, gedoopt 3o November 1788, waarbij getuigen waren Willem Hoijer en Johanna Huberta Hoevenaar. Uit de Kerkeraadsacta van g April 1802 blijkt, dat F. Hoijer toen te Amsterdam woonde. Aldaar werd hem een zoon geboren, Pieter Hoijer, gedoopt 20 Januarij 1799 en 3 December 1840 te Brielle getrouwd met Alida Jacoba Kraijenhoft van de Leur, toen 28 jaren oud, geboren te Brielle 23 Augustus 1812 en aldaar woonachtig, dochter van Mr. Adrianus Rudolphus Kraijenhofif van de Leur en Cornelia Elizabeth Kolft. Het echtpaar won Francina Alida Maria, geboren iojunij 1845, gestorven 2 Julij 1845. Toen Pieter Hoijer trouwde, leefden zijn ouders niet meer. In 1843 was hij ontvanger der directe belastingen te Brielle. In art. LXXX is gewag gemaakt van 4 zusters, Elisabeth, Maria, Petronella en Catharina Hoijer. Naar aanleiding van de mededeeling dat Pieter Hoijer trouwde met Alida Jacoba Kraijenhoft' van de Leur, wil ik dit artikel besluiten met eene bijdrage tot eene genealogie Kraijenhoft'. Mr. Adrianus Rudolphus Kraijenhoft van de Leur, geboren te Colombo op Ceijlon, kwam van Steenbergen te Brielle, waar hij den i6dtn September 1808 poorter werd. De Kerkeraadsacta der Herv. Gemeente te Brielle dd. 22 Januarij 1809 noemen onder de met attestatie ingekomen lidmaten Adrianus Rudolphus Kraijenhoft' van de Leur en Cornelia Elizabeth Kolft", echtelieden, van Steenbergen. Mr. Adrianus Rudolphus was eerst vrederechter en notaris (1), daarna officier van justitie te Brielle. Hij was een zoon van Cornelis Dyonisius Kraijenhoft" en Anna Jacoba van de Leur, en is te Brielle gestorven den 9den September i85o, oud ruim 70 jaar. (1) Den 2ostcn Januarij 1809 weid hij te Brielle als notaris geadmitteerd. Zijne echtgenoote C. E. Kolff, geboren te Middelharnis, dochter van Adrianus Quirinus Kolff en Hendrica van der Hoeven (beiden te Middelharnis gestorven), stierf te Brielle 3 October i85i, oud bijna 78 jaar. Mr. Adr. Rudolphus won bii C E. Kolff: J ' Cornelis Jacobus, in i835 oud 34 jaar en is,e luitenant ingenieur te Breda. 2. Jan Christaan Pieter, geboren te 's-Gravenhabe» gestorven te Brielle den i5■» «na. .„och, boiïk ï* S7 3™Ag'M A*h■ ™ *»- svMr». «5 noemt dezen Cornelis Buijs .vendrich van de schuttenje. Dat hij evenals zijn vader reeder was zeggen ons akten van ig Augustus i63oen 18 November i633. In i633 werd hij te Brielle op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente (Acta van 3 Maart i633). Den i6<"» September i63i zijn te Bnelle getrouwd Cornelis Heijndricxze tfuijsj.m. en Leentjen Arents j.d. Deze Cornelis Heijndricxze Buijs (1) was de man die in 1636 vroedschap werd. Tot schepen werd •1J Se 'ozen in i638, 1642, 1644 en 1646 ; tot raad in het College der Magistraten in 1637 en i643. Bij roec schapsbesluit van 7 Augustus i63g werd hij in plaats van Simon van der Poth voor 3 iaren gecommitteerd in het College ter Admiraliteit te Rotterdam. Den 29-" December 1646 is hij gestorven, üene akte van 26 Augustus 1647 noemt de weduwe van Cornelis Beuijs eene schoonzuster van Johan bchrobbelingh, vroedschap. In eene aanteekening van 1660 (Bodtboeck beg. 1660, p. 18) leest men van een boomgaard, verkocht door Leentjen Arens weduwe van Cornelis Beuijs ; de weduwe leefde dus nogm dat jaar. Dat zij 3o Januarij 1662 overleden was en \ erburgh heette, zegt ons een akte van dien datum zijnde een schuldbekentenis ten behoeve van de kinderen en erfgenamen van den heer Cornelis Beuijs en Leentje Verburgh (2). Tot die kinderen zal behoord hebben de derde der genoemde vroedschappen, Hendrik Buijs, gekozen tot schepen in 1667, 1669, 1670, 1672, 1677 en 1082, tot burgemeester in 1674. Den is,en Mei • 3 "fn ÏJ Zittm^r in het ColleSe van de Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit te Rotterdam en den 1"" Oct. i685 werd hij daartoe opnieuw gecommitteerd voor 3 jaren (3), maar wegens zijn overlijden moest in 1686 een ander in zijne plaats worden benoemd. Den 6"e» Junij l6y8 werd hij benoemd tot heemraad van Voorne. In een akte van 24 ov. 1670 komt hij voor als «collecteur van der stede recht van cape-, tonne- ende vierboetgelt». Volgens de Kerkeraadsacta der Herv. Gemeente te Brielle van 21 April 1672 kwam hij toen lidaar met attestatie van Oostvoorne. Den 2^" Notem ber 1664 zijn te Brielle ondertrouwd en met itte statie van 20 Nov. te 's-Gravenhage getrouwd Hendrik Buijs j. m. en Johanna Canijn j. d. te s-Giavenhage (4). Het echtpaar won: blijk! üi',a'^el PerS°°n Vt]n dien naam reeds vroeger te Brielle woonde en Rekem"gen der St. Pieterskerk over 1568- 1569, 1571-!c72' Beuiis In rt'' ^wagende van een erve, toekomende Cornelis Henricxsze al bli 2ooi penningepneiId0Ch,er ^ JaC°b Kanijn' V°^"s het Kohier van den m i Uornelis, gedoopt 20 November i665, getuigen: Cornelis de Haas en juffr. Cornelia Buijs. Cornelis, gedoopt 3oJan. 1667, getuigen: Alijda Schrobbelinck, huisvrouw van »capt. Andries Commersteijn", Mr. Jacob Commersteijn en Mr. Abram Bostell (men zal Boxtel te lezen hebben). Jacobus, gedoopt 22 April 1669, getuigen: Adriaen Brasser, „Constantia de Koek van Nerijnen", huisvr. van «Constantijn Lempereur ab Opwijck". Cornelis, gedoopt 23 Nov. 1670, getuigen als voren. Adriana, gedoopt 18 Dec. 1672, getuigen: Guilielmus (?) en juffr. Maria Hooghwerff. Helena, gedoopt 18 Nov. 1674, getuigen: Adriaen Brasser, burgemeester, Maria Bocardus, huisvr. van den ontvanger Jacob Commersteijn. De vader dezer kinderen werd 20 Dec. 1686 te Brielle begraven, zijn zoon 19 Sept. 1687. De dochter, Adriana Buijs, in 1694 op belijdenis aangenomen (Acta van 28 Jan. 1694), trouwde in 1694 met Mr. Pieter van Almonde; zie «De Navorscher", i885, blz. 49 en 5o. Zooals ik in mijne Bijdrage over Tromp, bl. 12, heb medegedeeld, trouwde in i658 Herper Molewater met Johanna Buijs. Vermoedelijk was deze Johanna eene zuster van Hendrick Buijs. Reeds in de i6d,J eeuw waren er te Brielle personen, die Buijs heetten. Onder het hoofd «ontfang van visschers neeringe» leest men in de Rekening der St. Pieterskerk over l5o6 — l5o7, p. 4 verso: "Van Jonge Neel Beuys mit zijn gezellen etc." Onder hetzelfde hoofd heeft de Rekening over i5og — i5io, p. 4 verso: »Van Arien Beuys mit zijn gezellen." — «Van Jacop Cornelisze Beuys etc." De Rekening over i5io—11, p. 5, vermeldt Arien Beuys en Cornelis Beuys; die over i5ii — i5i2 en i5l2 — 1513, p. 5, Arien Beuys en Heynkin Beuys. Onder het hoofd, ,Ontfanck van den heiligen houte" heeft de Rekening der St. Cath. kerk over i525 — 1526, p. 8 verso: „Van Heijne Beuijs eene tonne harincx etc." Deze Heijne komt ook nog voor in de Rekening dier kerk over i53i —1532, p. 8. De Rekeningen van het St. Antoniusgilde te Maerlant over 1534—i535 en i535 —1536 hebben p. 3 den post: ,,Van de erfgenamen van IJsbrant Volckricxze Tinnegieter, die noch schuldich zijn van den coop van thuijs ende erve van Jacob Beuijs etc." Onder het hoofd ,,ontfanck van visschers neeringe" is in de Rekening der St. Piet. kerk over 1537 — l538 genoemd, op p. 4 verso,Remijs Cornelisze Buijs, en in de Rekening over i53g —1540, p. 5 verso, Meeus Cornelisze Buyes. In de Acta van g Julij i575 leest men: ,,Noch sijn afgehouden van den avontmale Neeltgen Arien Geleijns ende Pluene Buijs, uut oorsake dat se int openbare op het kerekhof leelijck teghen malcanderen gekeven hadden, comende tsamen uut de predicatie." In eene aanteekening van i587 (Bodtboeck, begonnen i577, p. 196) is sprake van Jacob Jobse Beu ijs. Aelke of Aeltge Buijs was getuige 2 Nov. i588 bij den doop van een kind van Eewout Meijnaertsze en Pietergen Meijnerts dr.; 12 Febr. i5g2 bij den doop van 2 kinderen van Arthur Rogiersze adelborst; 12 Junij 1594 bij den doop van Aeltgen, dochter van Cornelis Jansze ,,bierwercker" en Crintge Tuenes. Van Aeltgen Beuijs is ook sprake in eene aanteekening van i5g8 (Bodtb., beg. i5g8, p. 7 verso). Den 2r1en Oct. i5g2 was Leene Buijs getuige bij den doop van Cornelis, zoon van Hessel Jansze en Trijn Pieters dr. Den i2dan Mei i5g3 zijn te Brielle getrouwd Thomas Benedictus van Swanenburch, weduwnaar, en Neeltgen Rochus Beuijs, weduwe van Cornelis Wittesze. Eene aanteekening van i6og (Bodtb. i5g8 p. igg verso) vermeldt als verkooper van een huis Cornelis Jacobsze Beuijs. Behalve dezen Cornelis Beuijs leefden nog onderscheidene personen, Buijs genaamd, in de iyde eeuw te Brielle en ook in de Registers der i8ie eeuw treft men gedurig dien geslachtsnaam aan. Slechts enkele personen, die dezen naam droegen, wil ik hier nog vermelden. Maerten Buijs richtte in i5g8 te Brielle een bierbrouwerij op (Bes. 28 Dec. i5g8). Die brouwerij, waarvan men leest in Ress. 3i Julij i5gg, 17 Maart 1600, i3 Febr. 1604, 26 Febr. i6o5, 25 Jan. 1608, verkocht hij aan ,,Jan Fransze, seijlmaecker tot Haerlem", en hij bouwde eene andere (Ress. 28 Dec. 1610, 6 April, 23 Sept., 3 Aug. i6i3, 6 Aug. i6i5). Dirck Cornelisze Buijs, met attestatie van Rokanje te Brielle gekomen (Acta van 1 Jan. 1626), was ,,exploictier van den Hove van Hollant" (Res. Mag. 6 Oct. i6.>g en akte van 3 Junij 1025), en werd in i636 te Brielle geadmitteerd als notaris (Res. Mag. 17 Mei i636). Als pachter van imposten komt hij o. a. voor in de ThesaurieRekening over i636—1637, p. 2 verso (1). Blijkens eene akte van 1 Febr. i638 leefde Dirck Buijs toen nog; eene aanteekening van g Febr. 1641 (Bodtb. beg. 1641, p. 4) gewaagt van een schuur, door zijn kinderen en erfgenamen verkocht. In i655 werd een huis, genaamd ,,de (1) Eene akte van 19 Julij 1636 noemt als zijn borgen Govert Pietersze Knol te Delft en Pieter Carpentijer te Rotterdam. mane , door de weduwe van DirrL- rn r Buijs verkocht (Bodtb. bes i6at ^ornelisz 1667 werd het huis t' ri i, ' P>', Ij in bezit van „Lijsbeth' Heijndricx leven weduwe van DirrL- r^ r ^ e ToT d^T Verkocht (Bod"tb,'SZ'l66o'JS ' ,t5') deurwaarder hrt^^H 1 * ^ ^ 3 Maart l653, f ™»°-d fes, Mag^ hij geadmitteerd te Brielle als nof • ,d 4 W 28 Maart i643). Na e^rstT P"3'. Ma«' j hebben ontvangen om °e berisping te (Res. Mag Tog Tan Tfi'Sn ^ ComPO^ement» ! IÖ58 „vfor 9eem"he d^^ Uj (l) in broode op s HetL g * Water ende te Mag. 2 Maart 1658). DeT^«"^Maart^w 'f h$: op verzoek van ziin Maait werd hij gerelaxeert onder belofte dat hiTh detentie hebben te comporterelVAk' ■'™ T'« toft dte rrr doopt 2 Dec. iL „ t ^ WOn: Dlrck. ft'! Geertje Cornelis- PieterUlffG*V Freclrick Buis en | getuigen: Bartel' Jansze' fan^PutL'T ^ van Butten) en Cornelis ri ' k u r. ezen : ! is, «-&?? SPWSME ! Job Gerritsze en Josina^anVrtegem6®' g"U'een: j MeaUrK'rsi tï'l'l2 ! genoemd) j d (4) Rn ^ Groenen en Groen beth, gedoopt 5 Tn® JIfi«f VTOUW Won hi' • Elisa- I van Velsen en Maertgen Hendrkx ■ {oh Gerr"SZe doopt 17 Tnlii ^ • ' J°"anna, ge- | en Geertrunt JpL,erLgHU:?en : H.endrick de 4 j kinderen van Cornelis Oir l r^lster» waarin de I bencht nog dat r 1 M^ ?M,S Vermeld st™. I 1656 gedoopt werd een kYnd van C ?® £ebruariJ | (Dirckse). Iets meer «tlt 'S Dercksen ; -t dien' Cornii^MVc^liS1^' i Jns eene Magistraatsresolutie van i3 Ai' * | 1672 was de notaris toen gestorven F i I van 12 Mei ifi7^ u* • *. Bene akte Magdalena Hendricx Boot j- ,lComPareerde Hendrik Boot Ï 5I 1 ' d°^ter ™n ^oot zal. (5), woonende tot Amsterdam, Corneli^rBuijsIe Maassfuis"'0 n0emt he'n aIs borS voor Frederick a4(Febr.ei6e4C3h),e'iedSn Werde" OP belijdenis aangenomen (Aca van 44f|S S== sas i '5/ Den 28 AIIPH «stuc »£_ ' nalate de ren weduwe en erfgenamen ^In 't^dn b^raven Heijndrick Boot gedoopt Anna, dochter van rwl d doopregister suat: 22Meirfi.fi lis Cornelisze; 20 Augustus fl» T en „AnnelJe kennis, getuige- ( W en Annetje Teunis, ge'uige • Grie'tie^Weif' Cornel,s' zoon va" Hendri k boot Hennckje, kind van Hendrick Boot en Am.ejien° ^fP,ember i654. gedoopt jan Houtingh en Neeltje Boot Ir ThomaSl getuigen: Mr S( Hendrick in phais van Derck en in -i- 1 . £ dooPaameekening zal men le lezen hebben. ' = 'aa,sle Teunis in plaats van Thomas ^ | W e dewelke verclaarde te constitueren r] heeren weesmeesteren der stadt Bri^ü ^ uut den naam van Bnele omme soo r Cornelis Boot haren"" COmpa1rante als van wegen ^ vorderen van de w^d °nm0ndl&e" broeder, af te Buijs de ontruijminp-p UWC VjD ornebs Dircxze • ...... als din ? va" so°danig huijs ende erve wijlen de heer CornH^ rfU1|S UUt de" boedeI van - ..T": ï'™: gewesene eerste huii«sv ^ meuiJe deeltje Boots, wien ofte hare decendemeTende in | broode op s' ZfrL 8 '? Water ende ' ! Mag. 2 Maart i658). ',?? ! °P verzoek van zijn vrouw ,t T gerelaxeert onder belofte dat hii J S1J"v 6 detentl( hebben te comporteren » ^ beter-^< (Bogodts) t dte ®,rie^rr°h7d -t Neel^oot: doopt 2 Dec I6a6 te paar WOn: Dlrck'. geGeertje Co™Us- kT"'8'? Fledrick Buis ge«U1(e„: Bartel ft burch; Dei, ^d™* 'ifTr* Cieij" Job Gerritsze en Josina van Ortegem® grtU,8e.n: Beuijs, weduwnaar, is 03 ]Upi u ' CorneIls Margariete van Groene (ook va r2 ertrouwd met genoemd) i d (4) Rj, a Groenen en Groen beth, gedoopt 5 ■run! ™UW Won «J = Hlisa- van Velsen en Maertgen Hendricx • J,°h Ger"tSZe doopt 17 Tulii T«f , . x ' J°hanna, ge- en Geertrult VLterk ® hT" : de ^ kinderen van Cornelis n; [ r^f1^.ter' waann de bericht nog dat,1Mvermeld staan, 1656 gedoopt werd L 5" en 18 Februari (Dirckse) ^ets meer sta'f van Cor"«lis Dercksen met dien Cornelis bedoel f •er °let' M'sschien dat kens eene oluti^ ™ JVr .m^t ~ Magdalena Hendricx Bont j- ComPareerde Hendrik Boot zaW5^ t ' "T**6 d°gter van Zal,(5)' Wo°nende tot Amsterdam, CornelifzeenBuSle Maasluis n°emt he,n aIs borK voor Frederick ^4 Febr.ei6e4C3h,,eIiedSn Werde" in °P belijdenis aangenomen (Acta van (3) In 1^49 gehuwd met Willem Arenten u •• ■wsESte? 's~ nalate de een weduwe en erlgenamen "in beg:raven Heijndrick Boot gedoopt Anna, dochter van S b doopregister staat: 22 Meiifix; •is Cornelisze ; 20 August ^lr lT ™ 'J 'ennis, getuige: ('o'rnef en Annetje Teunis, ge'uige - Grieti ^Weif' Cornelis' zoonvan Hendri' k Boot ÏnnnH • kl"d Van Hendrick Boot en An"e;ienÜThP,ember IÓ54, pedo°Pl J"n Hotuingh en Neeltje Boot Ir L A",,e,Je" Thomas, getuigen: Mr. Hendrick in plaats van Derck en in 'i- 1 , £ dooPaan,eel• parante ende haren " ende"U daar°P haai' ^m- e erfgenaem Ïinde br°eder als de naaste " gewesene^ eerste h NeeltJe B^ts, -t wien ofte hare , U1JSVrouwe van den voors. Buijs, = eijgendlenhear;ad„rTooe"tenh d« j TiïïZ Ct,&Veertwefd Z' Tr^eè Buijs Den 6- Maa8^6 d°Ch" Cornelis Cornelis Claesze Valck w ^ elIe &etrouwd J?ns, en Joh™ Bat Td'^ Cornelis, gedoont ft c echtpaar won : Buijs ; Doen David gedoopt ïF ?e'Ulg.e : Li>beth tuigen : Hester David's en keltje p'S "rj ^ Cornelisze Buiis had nW .11 leters. — Dirck maar ook een schoolmeester™ DenT^AZ°,°n' werd door de Vfamot ^ April 1640 zoon van «Dirrick R^"6" Ve^gund aan den oudsten Den 8s,en October ^ a te m°.gen houden, als poorter Tan Willp ^ ° rf6- t& BneIle den eed bij de Hervormd r ze BuiJs "laeckencooper"Mag. 3 FXuIn, ifi??ente W&S hiJ dlaken (Res! werd hij begraven In de Rek '^ N°Vember 1653 penning voor i665 leest men foTf v" 4 van Jan Willemsze R,,n0 ? 6 weduwe weneskT«° £ " ^^^eve0"00™ £L"'Z W Corn"l'ia Biüj^ j°d % -ij. etc." i:,rtiL?Cxrouwd met Bergen op Zoom"!" > • "1Gt attestatie van van Waldenburgh, ztjn huisvrouw^ Magh'eld en daarnf metlttestatie9 Z'Jn w"6"6 °'"1<;rtrouwd trouwd Gerrit Mauri'ts Buis i"' tC Schiedam geen Hendrina WühdaüJTT ? Het huwelijk werd met linder^ gezegend dam' Cl. VASTHOFF. Luard Vasthoff, N° 10 3 nn do 1 • schappen, heet in het KoWer Z tnto- Vr°?d- 1669, p. 9f Luert Harmansze Vasthoff ""h^ 8ekOZe" t0t '5 Mei .67 ' OctoS | 1674 en !675, tot raad in het College der Magistraten i October 1676, in welke betrekking hij 5 Julij 1677 wegens zijn overlijden moest vervangen worden. In de Magistraatsresolutie van dien 5den Julij leest men nog : «Es in de plaetse van den heer Luardt Vasthoff, die overleden is, geeligeert tot majoor de heer Wolphert Slingerlant op een tractament van i5o guldens ende 60 tonnen turffs tsjaers, gelijck den gemelten •heer Vasthoff toegevoucht is". Den 16^" Maart 1676 was het tractement van den stadsmajoor Luart van Vasthoft „voor sijnen goeden dienst" van f 100 gebracht op f i5o. Hij zal bedoeld zijn in Res. Mag. 27 September l653, luidende: »Opt versouck ende te kennen geven van Luert Harmansze cleermaecker, als quartiermeester vant eerste quartier vant Orangievendel, es denselven geconsenteert etc". Den ióden Augustus i665 waren hij en Annetje Claes getuigen bij den doop van Jacob, zoon van Joris Jacobsze en Ariaentje Claes. Zie voorts over Luart Vasthoff en zijn vrouw art. XII. In 1666 werden te Brielle op belijdenis aangenomen Margarita en Adriaentje Vasthoff. Over Harman van Vasthoff, in 1678 getrouwd met Jacomina van der Poth, zie men art. XIV. Op blz. 290 van het Alg. Ned. Familieblad, 1888. staat vermeld dat dit huwelijk gesloten werd te Overschie. Over Johan van Vasthoff, in 1682 gehuwd met Petronella Warbol, zie men art. XXVIII. Jan van Vasthoff en Petronella Warbol waren doopgetuigen bij een kind van Ary Mast en Adriana van Vorsten, zie art. XII. Geertruyd van Vasthoff trouwde in 1711 met Pieter Roest ; zie art IV. CII. VAN BRAMEN. N° 49 op de Naamlijst der Vroedschappen is Abraham van Bramen ; men vindt zijn naam ook van Brae* men en van Braem gespeld. Hij werd gekozen tot schepen 1 October 1032, 1634, i638, 1640, 1641, 1645, 1646, 1648 en 1664; tot burgemeester 1 October i655. In plaats van Mr. Jacob de Jongh van Ellemeet werd hij den 25ven Julij i65o door de Vroedschap gekozen tot raad in de Admiraliteit te Rotterdam en hij bekleede die betrekking van Mei l65o — Mei 1654 (Ress. Vroedsch. 8 Januarij i653, 16 Februari] 1654). Voordat hij in de Admiraliteit zitting nam, was hij «collecteur van des stadts verpondinghen" (Ress. Vr. 25 Julij i65o en 8 Januarij i653). In Res. Mag. 2 Mei 1618 leest men van «Abraham van Braem schrijnwercker"; in Res. Mag. 21 Julij 1629 van den schrijnwerker Abraham van Braemen en in Res. Mag. l5 September 1629 van den schrijnwerker Abraham van Bramen. In de Rekening der St. Cath. kerk over 1637—1638. p. 26, staat de post:. Betaelt Abraham van Bramen overt maecken van een schulseltge met een lessenaer voor de i voorleser 9 £." Blijkens eene akte van 24 October 1629 was Abraham van Bramen toen 34 jaar oud. Eene Vroedschapsresolutie van 16 Augustus i656 maakt melding van zijn overlijden en van zijne weduwe. Wie die weduwe was, zegt ons het Trouwregister, dat meedeelt, dat 29 Maart 1654 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van l3 April te Rotterdam getrouwd zijn Abraham van Braemen, weduwnaar, vroedschap en Gecommitteerde Raad ter Admiraliteit te Rotterdam, en Geertruit Bongerts, weduwe van Pieter de Wijn, te Rotterdam. Later leest men dat i5 April 1657 te Brielle ondertrouwd en mgt attestatie van 5 Mei te Zuidland getrouwd zijn Samuel Scherphoi, predikant te Zuidland (1), en Geertruit Bomgaerts, weduwe van Abraham van Braemen. Ook elders leest men Bomgaerts, zooals in 't Kohier van den 200',"',, penning voor 1659, P- 28 verso, waar geschreven staat : »Geertruijt Bomgaerts, weduwe van Pieter de Wijn, laest getrout met d' heer van Bramen ende nu met Samuel Scherphoff etc. Ook heet zij Boogaerts, zooals hierna zal blijken (2). Eene Res. Vroedsch. van 22 Junij 1654 luidt : «Alsoo d'heer Abraham van Bramen, Vroetschappe deser stede, nu Meve laestleden heelt affgeleyt sijn commissie als raet ter Admiraliteijt • tot Rotterdam ende wederomme hertrout aen seecker vrouwpersoon, aldaer woonachtich sijnde ende oepenbaere neeringe doende, ende denselven derhalven versocht sijnde, te willen verclaren oft hij van meeninghe es sijnne huyshoudinge ende residentie alhyer te blyven continueren etc. »\ oordat Abraham van Bramen met de gezegde Rotterdamsche dame trouwde, had hij tot vrouw Maria Commersteyn, dochter van Abraham Commersteyn (zie art. XX), eerst gehuwd met Otto Sem (zie art. XV). In het Bodtboeck, begonnen 1641, leest men op p. 37 eene aanteekening van 1641, luidende: «Alsulcken huysgen .... als Abraham van Bramen als getrout hebbende Maertge Abrahams, weduwe van Otto Sem, lest bij coope aengecomen is etc." En p. 218: «Alsulcken tuyntgen . . . als Abraham van Bramen vroetschap als getrout hebbende Maria Commersteyns tselve lest gepossideert heelt etc." I. m staat: «Gifte gegeven 4 Martij 1646." Dat Maria den 11 den October 1653 overleden was, zegt ons eene Magistraatsresolutie van dien datum, luidende: «Es bij forme van interpretatie ende decisie, gedaen tusschen d' heer Abraham van Bramen, weduwenaer van sa: Maria Commersteyns, ter eenre, ende de kinderen ende (1) Als proponent werd hij in 1650 te Zuidland beroepen en van daar ging hij in 1669 naar Tiel. (2) Den 26"" Junij 1670 werd gedoopt Catharina, dochter van Marcus Malcollen en Catharina Boomgaerds. erfgenamen \an de voors. Maria Commenstevn (i) er andere sijden, verstaen dat, alsoo deselve "Maria ommersteyn heelt naergelaten een dochter, dewelcke volgens de ordonnantie van de weeskamer deser ede verstaen moet werden notoirlijcken noch min- derjar,ch te s.jn etc." Den 9- Mei i623 werd een i Abraham van Bramen begraven. Meer an een kind van den man werd volwassen. Eene Res. Vroedsch. van 29 Nov. 1640 luidt: van \Y Cl raordmaris beurse vergunt aen den soon an Abraham van Bramen, mits hebbende texspec- wesen 'M* de °rdlnaris beurse, als sij vacant sal wm Ah h6S' S' Z1 Jan" 1643 : »°I* versouck . n Abraham van Bramen gedisponeert sijnde op het subsidie van Gillis van Bramen sijnnen soone engenomen tot extraordinaris alumnus deser stede' sommT V6n Van ,Bramen jaerlijcx toegevoucht de aE VrV120 etC-" Van den extra-ordinans Ma, 1 J van Bramen is nog sprake in Res. 1 y.„Maart maar den i3'- Aug. i645 Rrnm v Bramen' soone va» Abraham van amen Vroetschap" ordinaris alumnus. Van dien zoon leest men ook Res. Mag. 27 Jan. 1646. In Res. Mag. 8 Febr. 1648 is de voornaam van den alumnus van Bramen niet ingevuld. Eene Res. Ma27 Maart 1649 luidt : „Es Petrus Magerus, rector eser s e e Latinsche schoole, geaccordeert ordonnantie van 120 £, over een jaer onderhout ende subsidie jan Dirnck van Bramen, deser stede alumnus etc. Res. Mag. ig Febr. i65o : „Es ordonnantie geaccordeeit ten behouve van de soon van e heer Abraham van Bramen over een werendeel jaers subsidie tot vorderinge sijnner studiën als I a umnus in triviale schole, verschenen paesschen 1049. In latere resoluties is sprake van den alumnus Theodorus van Bramen. Res. Vroedsch. 22 April I O- "i-s Theodorus a Bramen, deser stede alumnus int Collegye Theologie tot Levden, geaccordeert de somme van 3o £.... voor de dedicatie van seeckere theses etc." Res. Vroedsch. i5Jan. i656: pt versouck bij requeste gedaen bij Daniël Radeus es denselven aengenomen tot ordinaris alumnus deser stede int Collegie Theol. tot Levden, alsoo deselve plaetse vermits het beroup van Theodorus van Bramen jegenwoordich es vacerende." Theodorus van ramen werd in i656 beroepen tot predikant in het «Brielsche Nieulant," waar hij in i658 stierf. In t Trouwregister staat, dat 24 Febr. i658 te Snelle ondertrouwd en vervolgens met attestatie van II Maart te Zuidland getrouwd zijn Theodorus van öi-aem j.m. «dienaer des Goddelijcken Woords int Bnelse Nieulant" en Sara Paschierj.d. te Zuidland. \ an een zoon Pieter is sprake in eene aanteekening van x663, voorkomende in het Bodtboek, begonnen 1660, p. 171, en luidende: »Alsulcken hu\ s ende erve als Pr. van Lanckere als procuratie hebbende van Sr. Pieter van Braem (1), soone | ende mede erfgenaem van wijlen d'heer Abraham van Braem, in sijn leven burgemeester deser stede, metten rechten deser stede innegewonnen heeft etc.... Cooper Pieter van Bramen." In 1646 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Margriete van Bramen j.d. (Acta van 3o Aug. 1646). Den 24M,n Mei 1648 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 7 Junij te Zwartewaal getrouwd Jesse Framerij «appointe onder sijne Genade Graeff Henrick van Nassouw" en Margrieta van Bramen j.d. Den 29s:en Mei 1655 werd gedoopt het kind van Jesse Framerij, getuigen : Geertrut Boogaerts huisvrouw van den heer Abraham van Braem en Sr. Wouter Mager. Den is,en Oct. i656 werd gedoopt Belia (2), dochter van Jesse Framerij en Margrieta van Braem. Den 8s,en Sept. 1654 werd een kind van Jesse Framerij begraven. Den 26""' Oct. i65g zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 28 Febr. 1660 buiten Brielle getrouwd Abram la Faillje j.m., soldaat, en Margriet van Braemen, weduwe van Jesse Framerij. Margrieta van Braem was 5 Junij i656 getuige bij den doop van een kind van Hugo van der Nol, Margrieta van Bramen 14 Junij i658 bij den doop van een kind van Hugo van der Noll en Leentjen Aients. Daar één harer kinderen de huisvrouw van Abraham van Bramen tot doopgetuige had, hebben wij reden om in haar een dochter van Abraham te zien. Dochters zullen ook geweest zijn Maria van Bramen, in 1652 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 4 Jan. i652) en Geertruijd van Braam, vermeld in Res. Holl. 24 Maart i656. Dezelfde personen zullen bedoeld zijn in de Kerkeraadsacta van 29 April i655, vermeldende als ingekomen met attestatie van Rotterdam (3) «juffr. Geertruijt Braem en Maria Braem j.d." Den 23^" Sept. 1657 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 7 October te Rockanje getrouwd Maximiliaen de la rosse, soldaat, en Maria van Braemen j. d te Brielle. Den 171- Mei l65g werd tg Brie]le'ge. (1) Van Braem leest men ook in hetzelfde boek p. 660 (2) Den 23«™ Februarij 1620 werd te Brielle gedoopt lacob, zoon van eA„btlafZe T a-'T" Ui™ ge'U'gen : Pieter Laurensze „smu" errata Dirncx dr. Met toog op den naam Belia, dien het kind vnn Mar- g eta van Bramen ontving, is niot ongegrond het vermoeden, dat Abraham van Bramen in de aanteekening van 23 Kehruarij 1620 bedoeld is en dat haf ah hu,s"°uw bei"jen dirks dr- h.et.e — 't Kan echter ook zijn dat Abraham van Bramen een zoon was van Jan van Bramen. Den qL, December 1651 werd gedoopt Maria, dochter van Jan Venlo en Petronella Sems en getuigen waren Maertgen Abrahams en Abrwm Jansze van Brae Moet hier m plaats van Van Brae gelezen wordtn Van Braem, d^n zou hier Jan als vader van Abraham van Bramen aangeduid zijn jaren te^Rouerdam. ** Admiralieit Ver,oefde Abraham'van Bramen enkele Maart ^/In erf^enamen is ook sPrake in een akte van 9 her^dfb5o:ck:nb;gonanrf6lTngen Va" 1656 en l657' 606 van doopt Maria, dochter van Maximiliaen de la rosse : en Maria van Braem, waarbij getuige was Sara Pasquiers. Met deze Sara wordt bedoeld de huisvrouw van Ds. Theod. van Bramen. Paschier en Pasquier worden verwisseld; zie art. LI. Eene akte van 14 April 1649 luidt : Wij Burgemeesteren ende Regeerders der stadt van den Briel attesteren voor de waerheyt, dat op huyden voor ons gekomen is de heer Abraham van Bramen, vroetschap ende schepen, dewelke verclaerde machtigh te maken I Monsr. Andreas Commersteyn, woonachtich tot Amsterdam, omme uyt sijn naem te eyschen ende 't ontj fangen van de E. Heeren Bewinthebberen van de W. I. Compagnie tot Amsterdam de somme van 320 guld. als reste van de verdiende gagie van Jacob van Bramen, gewesen Capt. in den dienst van de voors. Compagnie van een compagnie voetvo'lck gegaen naer Brasil, alwaer de voorn. Capt. overleden is etc." In 1726 kwam te Brielle met attestatie van Bergen op Zoom kapt. Willem van Rijssel en Mevr. Petronella Jakoba van Braam. Daar men in plaats van Van Bramen niet slechts Van Braam vindt, maar ook een enkele maal Braam, wil ik hier nog eenige personen vermelden, die alleen Braam zijn genoemd. Abram Braem, gekomen van 's Gravenhage, trouw; de in l658 met Adriaentjen van der Heul j. d; zie art. XVIII. In het doopregister, dat zoovele foutieve opgaven heeft, leest men op 2 5 November 1668 dat gedoopt werd »Jacob, getuijgen Mr. Abraham Braem ende Adriana Braam." De ouders zijn niet genoemd, maar vermoedelijk waren de ouders van het kind de als getuigen genoemde personen. Den 6'i,,n December 1669 was Abraham Braam getuige bij den doop van Abraham, zoon van Joannes Mens. Joannes Braem, in 1660 op belijdenis aangenomen (Acta van 29 April 1660), is als j.m. den 6rsze Tan der Loetel " ziin" zo " T,Ct|",UariJ 1654 begroef de baljuw te Brielle J on Balthasar van Leeuwen en weini^ tiids OcTober ?fi50Ct°b^ ,!654< Stier' hiJ V'" £ zoon Mr D^L , J " Brie"e begraven doOT W zoon Mr. Dirck van Leeuwen (3). Jonkheer Mr. Diederick van Leeuwen was toen zijn va er stierf, bruidegom. Den 2oSIe" September ■»*.«<• j-... van Delft was geworden. Van ^eyden, die pensionaris ... Levden van „Wassenaer ende Suydlwijck" en te trans "'Pdreercn voor de gerechten "na Hardenbol, vrouwe van Lyer Le^erwonnin"^ ^ "j°,,ffr0" Ca.haPaeu, staende in de jurisdictie van Wassenaer ' ge'laemP' het huis dj ende 5 roeden landt etc." Eene al ^\nran leter' zoon van Pieter de Winter zie od ' vindt mnter"h °P de NaamliJst der Vroedschappen vindt men hem genoemd sub n°. 75 In i65? i654 werd hij gekozen tot schepen. Blijkens eene d Ltk rroIutie r 4 ^ 1656 had Mre I verlaten n " Brid tOCn #metter aten. Dat hij naar Leiden vertrok zegt ons een post in de Rekening van den 200— nfnn n , I ^°or 1665, reeds medegedeeld in art. XLV Fol 11 erso van die Rekening staat: «Mr. Diderick van Leeuwen ende sijn broeder voor de erffenisse van I geta\eertmoDr^ath'aSJ^e ^oucheron' burgemeester" tof T t l P °° P •' danaIsoot' selve insgelijcx ot Leyden es overgeschreven etc " »• I36N M^'j K del' V''°edschaPP- vermeld, sub t ' IJÖ Fran?ois Adnaan van Leiiden van Leeuwem De Kerkeraadsacta van 28 October l6aï mate^de^H °ndeI de °p beliJdenis aangenomen lid- tot raad in het Co'llege I burgemeester in 1699, 1711 ivtq en 17J r "eMnde A^d V°°V3 ^ ^-^tee/Zin he^L ] en M Admi5ahteit °P de Maas, 1 October 1715 Brielle h " ^ Daar hlJ 17 Augustus 1726 te ntf uitdif„raVen rrd (I)' k°n h« h« «»'«d= 3tal ren'tmlt Tan V^4 ^ Wj aan»°"teld pnDne derde vroedschap, die Van Leeuwen heette drik vaneL^mhjSt V°°rkomt' is Mr- Cornelis HenBrielle oien te 'S-Gravenhage en te (ASrvan6: cST.f al^»d""Ï I °"a - ^ an Voorne op sijn versouck vonral heere h»'Hiu deser stede ende lande 4 Jan. 1640 Jen dT nooS van de C3Pelle' hem °p den snoch soodanich te approprie^en enrie Ca'harijnen kercke vergunt, te sonderen, als sijnne Ed. aireede sou fJ""6 graflsIede met een staketsel oen. midts nochtans ilat het ulas ov*r He "'ogen voorgenomen hebben ie 'J"ne. Kd-a'snaerhem siinnesuccesséuren «1 V°°?' caPelle comende, soo bij Jffe ycke reparatie, olte daervooren met de kercke d gehouden in goede ende (') Ken gedenksteen, nog n éen der dlesaengaend<' 'e ac orderen." -g. noemt „ Augus,us ^rluieTdusT'aï^ Kwk a- 1747» I75I, 1752, 1754, 1756, 1761 en 1762 ; tot raad in het College der Magistraten in 1728 : tot burgemeester in 1731, 1738, 1744, 1746, 1751 en 1762. Den r"'n October 1735 werd hij voor 2 jaren, ingaande Mei 1736, gecommitteerd in het College van Gecommitteerde Kaden van de Staten van Holland. Hij was ontvanger van de «arme middelen" en 22 December 1741 werd hij voor 6 jaren benoemd tot thesaurier-ordinaris van Brielle. Op verzoek kreeg hij 1 October 1745 zijn ontslag als ontvanger en thesaurier wegens zijne benoeming tot rentmeester van de domeinen in Voorne en de Beijerlanden. Tot de betrekkingen, die hij bekleedde, behoorde ook die van heemraad van Voorne. Den i6'le" Maart 1734 is hij als j.m. te Brielle getrouwd met Alida van Bueren, weduwe van Jan Deijm, wonende te Brielle, Hij werd 3 Maart 1763 te Brielle begraven. Volgens J. Kluit in zijn M. S. «Brielsche Jaarboeken" stierf hij 26 Februarij 1763 in den ouderdom van 67 jaren. Zijne weduwe, Alida van Bueren, stierf te Brielle den i4'1,n Augustus 1779, oud 83 jaar en 5 maanden. In 1777 schonk zij ten behoeve van de St. Catharinakerk een nieuw doophek en een nieuwen kansel. Men zie daarover No. 1270 van de «Nieuwe Brielsche Courant" van 17 Februarij 1887 en Ress. Mag. 16 Augustus 1777 en 9 Mei 1778, alsmede de Kerkeraadsacta van 3 Julij 1778. Behalve de genoemde Vroedschappen was er nog een regeeringspersoon te Brielle, die den naam Van Leeuwen droeg. Hij werd niet tot vroedschap, maar wel tot magistraat gekozen en was een kleinzoon eens kleermakers. Den 26sl"n Januarij 1603 werd gedoopt Evert, zoon van Herman Cornelisze en Joosgen Everts, en getuigen waren bij die plechtigheid Herman Evertsse, Pieter Jacobsze, Maritgen Jobs. Den lst'" Mei i6o5 is Harman Cornelisze «snijder", weduwnaar, te Brielle getrouwd met Centge Meus, weduwe van Hubrecht Heijndrixze schipper, en bij deze vrouw won hij Lijsbeth, gedoopt i5 Maart 1606, waarbij getuigen waren Hendrick Pietersze, Annetgen Lenaerts, Marijtgen Arens. Dat hij Van Leeuwen heette, zegt ons eene akte van 20 Februarij IÖ47, gewagende van Centgen Meeus dr., weduwe van Harman Cornelisze van Leeuwen. Drie kinderen van 't echtpaar werden, zoover mij bekend is geworden, volwassen personen: I. Cornelis, II. Evert, III. Willem, IV. Maertingen. I. Cornelis Hermansze (Harmansze) van Leeuwen is als j.m. den 2gMC" November 1622 te Brielle getrouwd met Maritje Pieters Verhouff. In de aanteekening van zijn huwelijk heet hij verkeerdelijk Ver Leeuwen'. Bij Maritje won hij een dochter Geertjen, gedoopt 12 November 1623, waarbij getuigen waren Pieter Danielsze, Evert Hermansze en Neeltgen Jans. Den 27s,en Sept. i63q zijn te i j Brielle getrouwd Cornelis Hermansze van Leeuwen, weduwnaar, en Elsje Wessels, weduwe van Arent Jansze Mensch. Akten van 22 Maart en 7 Augustus i652 leeren ons hem kennen als lakenkooper en volgens de eerste dier akten was hij toen 52 jaar oud. Dat hij tot de Remonstranten behoorde, mag afgeleid worden uit Res. Mag. 3l December i63g. Eene akte van 1 November 1634 noemt hem en Jacobmijntgen Leenderts dr. van Luchtenburch, weduwe van Pieter Danielsze Verhouft als borgen voor Huvch Pietersze Verhouff. Eene akte van 26 October i63o noemt Frans Jansze Blijdesteijn en Cornelis Harmansze van Leeuwen als borgen voor Job Pietersze Eleman. Eene akte van 14 Augustus 1654 gewaagt van Elsje Wessels, weduwe van Cornelis Harmansze van Leeuwen (Leeuw). Dat die weduwe 10 April 1658 nog leefde, bewijst eene procuratie van dien datum van Elsjen Wessels, weduwe, op Michiel Mager. Dat zij in Aug. i65g nog leefde, mogen wij afleiden uit eene aanteekening van 2 Augustus i65g (Bodtboeck beg. 1641, p. 719). De Rekening van den 200ste" penning voor 1665 heeft p. 29 den post: «De kinderen ende erfgenamen van Elsjen Wessels, weduwe van Cornelis Harmansze van Leeuwen, geproccreert bij Aren Jansze Mens, getaxeert etc." Eene akte van 6 October 1668 noemt juffr. IJda Meijs, weduwe van den commissaris Johan du Boijs, en Joris van Eeckeren, notaris en procureur, als borgen voor de erfgenamen van Elsje Wessels, in leven weduwe van Cornelis Hermansze van Leeuwen. Omtrent de kinderen van dezen man worden wij ingelicht door eene akte van 14 Aug. 1654, luidende: «Compareerde Elsje Wessels, weduwe van Cornelis Harmansze van Leeuw . . . dewelcke bekende . . . schuldich te wesen aen Christiaen van Leeuw, haren onmondigen ende minderjarigen soone, geproccreert bij den voors. Cornelis van Leeuw . .. de somme van 83o Car. guldens, procederende ter cause van de erffenisse ende het vaderl. goet vandt selve weeskint, dat sij, comparante, ten dien reguarde door intercessie van goede mannen den voors. Christiaen van Leeuw beneffens de 5 voorkinderen van den voors. Cornelis van Leeuw hadde belooft etc." Geertje Cornelis van Leeuwen j. d. is 4 Mei 1654 te Brielle getrouwd met Pieter Daket (1) j. m. van 's Gravenhage, wonende te Brielle. Een zoon van Cornelis Hermansze was Herman (Harman) Cornelisze van Leeuwen, evenals zijn vader ook Van Leeuw genoemd (2). In 1664 werd hij te Brielle op belijdenis aangenomen bij de (t) Zie over Clara Dacquet een noot in art. LXVI1. De Acta van 2April ?677 noemen als ingekomen lidmaat Clara D acquet, weduwe, van Hellevoetsluis. (2) Over Willem C jrneiisze van Leeuwen, gehuwd in 1653 met Catharina de Haes, zie men mijne Bijdrage over Tromp, p. 41, — Herv. Gemeente (Acta van 24 Jan. 1664). Den 28su"n Julij 1679 en den istfn October i683 werd hij verkozen tot schepen, in 1673 en 1679 tot raad in het College der Magistraten van Brielle. Eene akte van i3 April 1671 gewaagt van den «capiteijn Herman van Leeuwen." Blijkens eene akte van 27 Mei 1675 nam »Harman van Leeuw", oud-raad, van de kinderen van juffr. Maria Gillis van der Noort, in leven weduwe van Pieter van den Berge, over «een wolle lakenwijnckel" met »de waren ende goederen, daertoe behoorende". Den 3den Nov. i665 is hij als j. m. te Brielle getrouwd met Soetje Verburch(i) j. d. Het echtpaar won: Een ongenoemd kind, gedoopt 6 October 1666, getuigen : Hendrick Buijs en jufifr. Commersteijn, representeerende Ariaentje Potaels. Antonij, gedoopt 10 December 1669, getuigen: Hendrick Buijs, Petronella van Aken. Een ongenoemd kind, gedoopt November 1670, getuigen : Cornelis de Haes, Petronella Potaals. Cornelia, gedoopt 24 Julij 1672, getuigen: Johannes van Mosterdijck, Mevrouw Helena Commersteijn. Adriaen, gedoopt 27 Januarij 1679, getuigen : Hendrick Buijs, burgemeester, Heijlida Schrobbeling, huisvrouw van kapt. La Fevre. De moeder dezer kinderen werd 25 Januarij 1689 begraven. De vader hertrouwde in 1695 met Maria Magerus, zie op Magerus art. LXXXIV. Den i8den Januarij 1701 werd hij te Brielle begraven. Omtrent zijn zoon Anthony, gehuwd met Sara van Ceulen, zie men art. LXXVI, handelende over Van Ceulen. Een van de in het Doopregister niet genoemde kinderen zal vermoedelijk geweest zijn Andries van Leeuwen, in 1693 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 23 April i6g3) en in i6g5 getrouwd als j.m. met Johanna van Egmont j.d.; zie art. XLII. In het Register der begravenen in het jaar 1707 staat op 22 Augustus : »De Heer Andries van Leeuwen vervoert nae den Haghe." Het andere der ongenoemde kinderen zal misschien geweest zijn Adriana van Leeuwen, in 1692 op belijdenis aangenomen (Acta van 23 Januarij 1692). II. Evert Hermansze van Leeuwen, ook genoemd Eduwart en van Leeuw, was, toen hij in 1627 trouwde, «onder de Compagnie van den Heer van Brederode". Akten van i5 Januarij iö32, 19 Mei 1637, 10 Februarij 1646 en 7 December 1655 doen ons Evert kennen als deurwaarder of «exploitier van den Hove van Hollant" (2). Als secretaris van Rokanje en St. Annen Polder kwam hij mij voor in akten van 31 Julij 1632, 28 Mei 1635 en 20 Mei i636. Eene akte van 29 Mei 1638 noemt hem «gewesen secretaris van Rockaenge ende St. Annen Polder". Als borgen voor hem traden op zijn broeder Cornelis Harmansze van Leeuwen, Francois de Potter, secretaris van Rugge en Klein-Oosterland, Leendert Willemsze Potael, Wouter Lambrechtsze vanGroenewegen, Centgen Meeus dr. weduwe van Harman Cornelisze van Leeuwen, en zijn zwager Jacob Besemer (blijkens akten van 3i Julij 1632, 19 Dec. i635, 28 Mei en 7 Julij i638). Hij bleef borg voor Johan Troost, notaris en procureur te Brielle (blijkens akte van 3 Februarij 1638). Den 24slen Mei 1627 is Evert van Leeuwen getrouwd te Brielle met Cornelia van Spreeuwensteijn j.d. aldaar. De Acta van 3 Januarij i636 noemen onder de met attestatie ingekomen lidmaten «Cornelia Gedeons," huisvrouw van Evert van Leeuwen, van Rokanje. Eene akte van 28 Mei i638 noemt haar Cornelia Gedions, dochter van Clara van Spreeuwesteijn (1). Volgens akten van i5 en 29 Dec. 1646 en 8 Jan 1647 was zij medeerfgenaam van haren overleden oom Leendert Cornelisze van Spreeuwesteijn. Een zoon van Evert zal geweest zijn Gideon van Leeuwen, die in i65o trouwde met Tanneken of Janneken Bartels van Butten en over wie men zie art. XLI. Volgens eene akte van 2 Jan. 1656 was hij bakker en oud-dekenmeester van het bakkersgilde te Brielle; volgens een akte van 26 Julij 1666 «pachter van de brandewijnen". Bij den doop van Cornelis, zoon van Claes Teunisze en Yefjen Arents, op 9 0ct. i65o, waren getuigen Gedeon van Leeuwen, Maertje Claes en Heiltje Andries. Bij den doop van Eduwaert, zoon van Adolf Eduwaertse, op 17 Mei i655, waren getuigen Josintie Bartels en Gedeon van Leeuwen. Den 23s,en Jan. 1664 werd een kind gedoopt van Adolf Evertse en Susanna Stengeloo, en getuigen waren Gedeon van Leeuw en Maria Stengeloo. Eene akte van 29 Nov. 1661 begint aldus: »Compareerde Gedion van Leeuwe, burger deser stede, neef ende ooms soon van Willem van Leeuwe, laest gewoont hebbende tot Claeswael etc." Een dochter van Evert van Leeuwen zal geweest zijn Josina van Leeuwen, 11 April 1655 te Brielle ondertrouwd met Henrick Schade j.m. (2). De Kerkeraadsacta van 4 Maart 1660 noemen de personen, die op belijdenis weerden aangenomen, «Josijntie de Leew", huisvrouw van Schade. (:) Zus;er *an Adriaen Verburch en dochter van Anihonv Verburch en Ariaenije Potael; zie een noot in art. XVIII. (2) Zie ook RfS. Mag. 25 Jnnij 1644. (1) Den 19^" Junij 1647, bij den doop van een kind var. Jan Dirckye Schol en Getrtjen Hubrechts was getuige, Cornelia van Lteuwen. (2) Den 20itc" Sept. 1754 fijn te Brielle getrouwd Jan Groen, wedr. van Barber van dor Linden, en Geertje Schadé, laatst weduwe van lohannes var. der Klift. Den 27s,en Febr. 1675 zijn te Brielle getrouwd «Franchois du Pere, majoor vant guarnisoen" van Brielle, weduwnaar, en Josina van Leeuwen, weduwe van Hendrick Schade, »in sijn leven lieutenant van een compangnie ten dienste deser landen." Den 17,ir" April 1680 werd »Frar,chois du Pere, major militair", begraven te Brielle. Nog zal een dochter van Evert van Leeuwen geweest zijn Lijsbeth van Leeuwen, die als j.d., wonende in es' Heer Daniels Ambacht" te Brielle, aldaar 28 Sept. i65g ondertrouwd en daarna met attestatie van 12 Oct. te Oostvoorne getrouwd is met Cornelis de Rijcke, soldaat. Volgens een akte van g April 1 671 was Lijsbeth van Leeuwen, huisvrouw van Cornelis Rijcke, toen 3o jaar oud. Het echtpaar won: Maria, gedoopt 8 Sept. 1660 (getuige: Maria van Leeuwen), begraven 6 Nov. 1660. Maria, gedoopt i3 Nov. 1661, getuigen: Adam Eliam, Josina van Leeuwen. Catrina, gedoopt 16 Jan. i663, getuigen als voren. Evert, gedoopt i5 Oct. 1664, getuigen: Cornelia Gedeons en Gedeon van Leeuwen. Een ongenoemd kind, gedoopt 7 Sept. 1666, getuigen: Harman van Leeuwen, Tannetje van Butten. Johannes, gedoopt 1 5 Sept. 1669, getuigen: Josina van Leeuwen, Adam Eliam. Cornelis, gedoopt 20 Maart 1672. Cornelis de Rijcke, in 1 659 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 3o Oct. i659), kwam volgens de Acta van 24 Jan 1669 te Brielle met attestatie van »Rees". III. Willem van Leeuwen wordt door mij als broeder van Cornelis en Evert vermeld op grond van de akte van 26 Nov. 1661, waarvan ik sprak en die Gedion van Leeuwen noemt als ,,neefende ooms soon van Willem van Leeuwe, laest gewoont hebbende tot Claeswael." In 1654 kocht Willem van Leeuwen te Brielle een huis (Bodtboeck, beg. 1641, p. 525) en in 1662 werd dat huis, laatstelijk in zijn bezit, door een deurwaarder verkocht (Bodtboeck, beg. 1660, p. 80). In de Rekening van den 2 oosten penning voor i665 leest men fol. 42 verso den post: ,, Willem van Leeuwen op 2000 pd., dan alsoo denselven fugitijff ende insolvent overleden es als blijckt bij de rekening van den 200sten penning d'aü. i65g etc." IV Maertingen Harmans was de huisvrouw van Jakob Besemer, over wien men zie aanteekening 24 achter mijne Bijdrage over Tromp. Dat Jacob Besemer een dochter van Harman Cornelisze van Leeuwen tot echtgenoot had, zegt ons eene akte van 8 Jan. 1647, aldus aanvangende: ,,Op huijden compareerde . . . Centgen Meeus dr., weduwe van Harman Cornelisze van Leeuw, geassisteert met Jacob Besemer, haeren swager ende gecoren voocht in desen ende Cornelis Harmansze van Leeuw etc." In Res. Mag. 6 Sept. 1654 komt Jacob Besemer voor als „sergeant vant Oi'angie vendel," in de Acta van de Remonstrantsche Gemeente te Brielle dd. 3 Jan. 1647 als kerkeraadslid. In 1649 werd zijne huisvrouw bij die gemeente aangenomen als lidmaat (Acta van 7 Febr. 1649). Den r"1. Maart 1661 was Jacobus Besemer getuige bij den doop van een kind van Corstiaen Jacobse Wingaert en Annetie Jans. Nog ontmoette ik de volgende personen met den geslachtsnaam Van Leeuwen. Onder het hoofd ,,lijfïrenten" staat in de Thesaurie-Rekening over i586—i587 p. 12 verso en in volgende Rekeningen de post: «JonckvrouweJosijna van Leeuwen ende Barbara, die overleden es, een jaer renten etc." 't Laatst komt die post voor in de Rekening over 1600—1601, p. 8. In de Rekening over 1Ó02—i6o3 wordt hij gemist. In de Rekening over i563—1564, p. 8, en in de Rekeningen over i564—1565 en i565—1566 luidt die post aldus: , Jonckvrouwe Josyna van Leuwerden ende Barbara, die overleden es etc." Over Agatha van Leeuwen, gehuwd met Mr. Scipio Bovetis, zie men ,,De Brielsche Archieven', p. 53 en 57. Pieter van Leeuwen, schout van Zwartewaal, vermeld in akten van 18 Oct. 1627 en 22 Dec. Ib3l. Den 3d'" Nov. 1647 zijn te Zwartewaal getrouwd Thomas Aertsze Limburgh, weduwnaar te Brielle, en Neeltje Jans van Groenevelt, weduwe te Zwartewaal^). Dat zij weduwe van Pieter van Leeuwen was, zeggen ons eene akte van 7 Aug. 1649 en eene Res. Mag. van 6 Julij 1649. In de Rekening der St. Cath. kerk over 1660— 1661 staat p. 17 de post: «Van Tom as van Lijmborch schoenmaecker, die den i4den dito (Oct. 1661) sijn huisvrou begraven heelt etc." Maria van Leeuwen j. d. te Delft in 1642 aldaar getrouwd met Leendert Leendertsze de Jongh. Cornelis Arentsze van Leeuwen, vermeld in een akte van 4 Aug. 1644. Den bden Febr. i656 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 24 Febr. te 's Gravenhage getrouwd Arent (Arien) Jansze van Leeuwen j. m.van 's Gravenhage, wonende te Brielle, en Maertje Lambrechts j. d. te Brielle. Het echtpaar won : Wintgen, gedoopt 4 Maart 1657, getuigen: Maria Jacobs, Jan Lambrechtsze. Abram van Leeuwen in 1657 getrouwd met Cornelia De Jongh en in 1666 hertrouwd. Over Maria van Leeuwen, gehuwd eerst met G. van den Berch, daarna met Gualter Magerus, zie men de artt. LXXXI en LXXXIV. Den 24Sten April 1678 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Oostvoorne getrouwd Cornelis Jansze Wittebol, weduwnaar te Oostvoorne, en Sa- (1) De Acta van 2 Jan. 1648 vermelden hare komst te Brielle met att. van Zwartewaal. ra Adolphs van Leeuwen j. d. van 's Gravenhage wonende te Bnelle. De Acta van 26 April 1685 noemen Sara van Leeuwen, met attestatie \ s-Gravenhage te Brielle gekomen. Als we- d^e6™N , Wi"eb01 is Sara van Leeuwen den 6 November 1685 te Brielle getrouwd met Gernt van Oldenburg, weduwnaar van Grietje Hen- r. De" Februari; 1691 zijn te Brielle getrouwd Conrehs Dirkse van der Does, j.m. van «Wilmstad" n Marj Laurents Buijs, weduwe van Willem van Leeuwen, te Hellevoetsluis ren?'°rVd ,Zij" 'C BrieUe: '+ '692 Cla l 4°mfsze Viln Leeuwen, weduwnaar, en Hu«ln i % ?n del' Meer' "• van Aren Jg , -4 I^ebr. 1697 Cnjn Jansze Block weduwnaar, onder Ruwere en r ' Leeuwen j.d. JC Cornells van ODCbe1^na-JaC°1,SVan Leeuwen' in r7oi te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 28 Tanuarii plaats' '1 j 1703 te BrielIe' hare Seboortevan der W Ig UWd met Hendri<* Cornelisze begraven J m'' ^ 2& Feb'Uarij I7+8 Jacomijntje Pieters van Leeuwen j d. is I lunii i m4van 7 ^trouwd met Barent Corn. Donleed 21 Mei , «Ti ' "'°nen en den 25,M» April Stochius T?ai arina KluiJvers> weduwe van Jakob rits 3DeW6rd 29 Augustus i725, Mau2ie men ^Wi.'736 graven. Over Katharina RnÏLI769 Akwan,en te Brielle met attestatie van Hendrik St Ap°l0nla Leeuwen, huisvrouw van Hendrik Stevens, en Cornelia van Leeuwen cv hendrick jansze. Adolph^vat' LeeuwenriCht Sara Va" Leeuwen Sara Adams. en niet (») Me, hem kwam tegelijkertijd van Wageningen Hendrickje Cast. 1 nt dervroedschaP Hendrick Jansze (No 41 00 gebleken De Th6" geslac!ltsnaam h*d, » mij niet gebleken. De Thesaurie-Rekening over 1626-1627 11' °nS ^ij "deurwaerder" was In in ?63 ' tot e" ï633 rrd ®ekoze" to< -hepen? ~ ~ ot raad in het College der Magistraten en 22sten Julij 1634 moest er wegens zijn overlii- Den Z" " Zijne P'aats w°rden benoemd Den ssten Jan. ,620 werd gedoopt Lysabeth, dochter ' Hciudric Jansse en Maeritjen Hartens waar vervot'U'zal hri M>rit«en C°rnells' Zo°^'het olh zal blijken, was in 1649 bij den dooo van een kleinkind van Hendrick Jansze getuige Marj e Maertens. 't Ligt dus voor de hand om van den vroedschap Hendrick Jansze te zeggen dat hii ss M:rs tot huisvrouw had«^ t: door leest men ^ ^ lienning vo°r 1625 ieesi men lol. 4 verso onder het hoofd Nobel straet aen de oostsyde": ,,Heijndric Jans'z'e deur- 6ood"Trrjp rp"ad ende 12000 pd- voor f. ?eken'"« ™ den zoosten penning van HeiinH l^i ° plaatse: ,,de weduwe pd r"it 5, -»nive v°°,r haer caPitae| io°°o in 'd R(t! i 1 . 700r «"en post komen j , \ 1 'ln en 2°osten penning \ oor i665 de volgende posten voor: "(r'ei weduwe van Hendrick Jansze voor haer capjtael getaxeert op 8000 pd„ hetwelcke es gZ deelt ende geerft bij Lied.a Hendricx haere dochter voor een derde part, sijnde 2666 pd. :3 sc. 3 d'. iacit .... 13 5 sc. l2"JDartVaitem Utte" "°mine UXOris heeft geerft een 12 Pait, item een 24e part ende noch een 5e part facit . 1 5Ppd' ft"5™611 1133 Pd' 5 S° fac;Do:. HrPT ,rsc -anckere geiijcke por& van'MI »JC';en HeiJndricx dr., weduwe van Laurens vbfde , • Cn hare twee hinderen voor 3 s^Par«en .n2 een ,part, sijnde 399 pd. 5 »Dir'ck Sieckeman nomine uxoris tot Uijtrecht s.?en. repd.ende 2+e part- 1000 pd »Heijndrickje Coenraets ad idem 5 Dd " «Coenraet Willemsze tot Uijtrecht voor een i2e Part, sijnde 666 pd 13 sr ^ H 7 , denselven • d#» dan also° aenselven de voors. sijnne erffenisse alhier ter weescamer deser stede heeft opgelicht ende aldaer getransporteert heeft memorie." »De weduwe van Willem van Lanckre voor haer capitael 3ooo pd.; dan alsoo denselven notoirlijcken niet en es gegoet ende mitsdien t' sedert den jare i656 niet heeft gecontribueert, als blijct bij de Rekeninge van den iooo'; penninck 1667 fol. 7 verso, comt hier voor .... memorie." In het Kohier van den 1 oosten penning voor 1669 treft men dezelfde posten, op één na. aan, maar hier en daar gewijzigd: »Lidia Heijndricx dr. voor haer moeders erffenisse op 2666 etc." »Jan van Butten voor sijn capitael ende voor de erfienisse van sijn huijsvrouwen grootmoeder t' samen op etc." »Do. Henricus van Lancre es vertrocken naer de Vaert int stift van lTutrecht ende alhijer niet gegoet, dus hijer .... memorie." «Maeijken Heijndricx, weduwe van Laurens van Lancre, ende haere kinderen voor de erffenisse van Maertgen Maertens, op 3gg pd. etc." »Dirck Sijeckeman tot Uutrecht nomine uxoris voor de erffenisse van deselve Maertge Maertens etc." «Heijndrickje Coenraets ad idem etc." «De weduwe van Coenraet Willemsze tot Uutrecht als mede erffgenaem van de voors. Maertge Maertens etc." De genoemde dochter van Hendrick Jansze en Maritgen ol Maertje Maertens, Lydia Henrix, is als j.d. den 6 Februarij 1635 te Brielle getrouwd met Willem Pietersze van Lanckere j.m. Den i5irn November 1654 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 29 November te Rockanje getrouwd «Lidia Henricx, weduwe van Willem van Lanckre", en Gratiaen du Bois «vendrich". Eene akte van 28 April 1666 spreekt van Lidia van Lanckere, huisvrouw van den luitenant Gr. du Boijs, oud 46 jaar (1). De Rekening der St. Cath. kerk over i65g —1660 heeft p. 32 den post : «Betaelt Lijdia Heijndericx huisvr. van den luitenant du Boijs over geleverde iserwerck etc." Lidia zette dus de zaak van haren eersten man voort. In de Rekening der St. Catharina kerk over l65o—i65i staat p. 36 de post : «Betaelt \\ illem van Lanker over gelevert yserwerck ende spijckers etc." In 1645 werd aan Willem Pietersze van Lancre van wege de stad geld uitbetaald «over de reparat e bij hem gedaen aen de blaesbalck vant uutterste baecken." Den 1 gelen Augustus 1652 werd Willem van Lancre door.de Magistraten «gecommitteert tot majoor over de Burgerwacht" in plaats van Dirck van der Cort, overleden, op een jaarl. tractement van i5o pd. Hii deed als zoo¬ danig den volgenden eed : «Dat sweer ick majoor van de burgerwacht binnen der stede van den Briele te wesen, deselve stadt gehouw ende getrouw te wesen, mitsgaders de bevelen van burgemeesteren ende regierders der voors. stede te obedieren ende te gehoorsamen, alsmede de ordere opt stuck van de wachten, aireede gemaect ofte noch te maecken, getrouwelijcken naer te comen, ende voorts alles te doen, dat een goet ende getrouw majoor schuldich es ende behoort te doen. Soo waerlijcken moet mij Godt Almachtich helpen!" Den 3ok' " junij i653 werd een andere majoor aangesteld wegens het overlijden van Willem van Lancre. Nog eene akte van 23 Maart 1675 gewaagt van Lidia Heijndricks, niet als weduwe van Du Bois, maar als weduwe van Willem van Lanckere. Aan Du Bois schonk zij: Lidia, gedoopt 9 Aug. 1656, getuigen: Jan van Butten en Maria van Lanckeien; Lijdia, gedoopt 3o Aug. 1657, getuigen: Gijsbrecht de Bij en Jannetje Arnts. Willem Pietersze van Lanckere won bij haar: Leonardus, gedoopt 12 Maart 1647, getuige: Leonart Martens. Pieter, gedoopt 5 Sept. 1649, getuige: Marritge Maertens (1). Een ongenoemd kind, gedoopt 10 April i65i, getuigen. Maria Louwerens, Catiina Louvverens. Lijdia, gedoopt 5 Jan. i652, getuigen: Jan Beerntse (2), Maria van Lanckren, Henrickien van Lanckren. Den i5den Jan. 1654 werd een kind van de weduwe van Willem van Lanckere begraven. In de bovengenoemde Rekening van den aoosten penning voor i665 zijn na Lidia Hendriks vermeld een kleindochter van Hendrick Jansze, Maria van Lancre, gehuwd in 1648 met Jan van Butten en in 1673 met Johan \ lierveldt (3) (men zie over haar art. XLI), en een kleinzoon Henricus. Van dien kleinzoon spreekt eene Vroedschapsresolutie van 18 Febr. i652, luidende: »Gedelibreert sijnde opt versouck, gedaen bij de naergelaten weduwe van Heijndrick Jansze, in sijn leven \ roetschappe deser stede, als grootmoeder ende voochdesse van Hendrick van Lancre, ten eijnde denselven van Lancre, met het vaceren van de eerste plaetse van wegen de stadt van den Briele int Collegie Theol. tot Leijden, voor allen anderen mochte werden gepreteieert ende aengenomen als ordinaris allumnus der voors. stede etc.' Op 't verzoek werd eene gunstige beschikking genomen en in i658 kwam te Brielle met attestatie van Leiden Henricus van Lanckere proponent (Acta van 6 Julij i658). Den 22senJan. i65g werd hij beroepen tot predikant »van 't Brielsche Nieulant", van waar hij ging naar ,,de Vaert" in (1) Volgens het doopregister heette de dochter, die in 1620 geboren werd, niet Lidia, maar, zooals ik btiichtte, Lvsabeth. (1) De Acta van 28 Julij 1673 noemen onder de op belijdenis aangenomen lidmaten Pieter van Lancre. (2) ln plaats van Beerntse zal men Bartehze hebben te lezen. Maria van Lancre was gehuwd met Jan Bartelsze van Butten. t L3) Ir 'l T°uwreJgister faat' dat 9 Mei 1677 te Brielle ondertrouwd zijn Johan Flierveldt wedr. en Maria van 1' Anckeren j. d. de prov. I trecht. In zijn plaats werd te Brielsch Nieuwland den 28s>" April 1666 Johannes Magerus beroepen. Den 2 2ste" Julij i663 is Ds. Henricus \ an Lancre (a Lancre) te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 5 Aug. te Utrecht betrouwd met Sibilla Vos j. d. aldaar. De broeder van Willem, Laurens Pieterse van Lancre (Lanckèr) (1), is als j. m. 1 Aug. 1628 te Brielle getrouwd metMaertie (ook Maertge genoemd) Hendricks j. d. De echtelieden werden in i635 op belijdenis aangenomen (Acta van 1 Maart i635). Den 5ltn Junij 1640 zijn te Brielle getrouwd Laurens van Lancker wedr. en Maijken Henrix Joncker, weduwe van Henrick van der Block. Uit akten van 21 Oct. i63o, ig Aug. i63i, 4 Aug. 1634, 28 Aug. i636 en 3o Julij 1644 blijkt, dat Laurens van Lanckere, „deurwaerder" of , ,exploictier van des gemeen landts middelen" was. Den 1 Sept. 1646 werd aan de weduwe van Laurens van Lancre vergund „erffhuijs te mogen houden". Den 25*'cn Nov. i63; werd een kind van Laurens begraven. Eene akte van 5 Aug. 1647 spreekt van Maeijken Heijndricx dr. weduwe van Lauiens \an Lancre en Cornelis de Jongh, secretaris van Rockanje, testamentaire voogd van de nagelaten weeskinderen van Laurens van Lancre. Den 29',en April i65o is de weduwe getrouwd te Brielle. met Matheus Hermansze Schol, weduwnaar. Pieter van Lancre werd den 3is!en Mei i65g geadmitteerd door de Magistraten van Brielle niet alleen als notaris, maar ook als procureur en , ,taelman". Den 27slen Maart 1672 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 10 April te Geervliet getrouwd Pieter van Lanckeren(L'Anckeren) j. m. en Maria Moree (More) j. d. te Geervliet. Het echtpaar won : Laurentius (2), gedoopt 6 Junij 1674, getuigen : Mr. Cornelis Sijdervelt, secretaris ,,der stadt Geervliet", Maria van Lanckeren (3). Anthonis, gedoopt 26 April 1676, getuigen : Mr. >jjohan \an der Heijden de Gouda", Gerrit Pasquier, secretaris van Zuidland, juffr. Elisabeth Kuffelaers, huisvrouw van Cornelis Grave. Anna Maria, gedoopt 21 Nov. 1677» getuigen : Johan Flierveldt, Lijdia Hendrickx van L' Anckren, venangende Mr. Cornelis Sijderveldt, en juffr. Anna Grave. Anna Maria, gedoopt 25 Dec. 1678, getuigen : Jacob \ an Munster, Cornelia Hoeckwater, huisvrouw van Wolphert Slingerland. Den 85lrn Aug. 1679 werd een kind van den luitenant Pieter van Lancre begraven. Den 83,t"nMaart i68owerd begraven Pietei van Lanckre, notaris en procureur. (i> Als gebroeders komen zij voor in eene akte van 14 Febr. 1651. (2) Zie over Lnuiens van Lanckre het art Verbeeck. I-J3) De..Ac!a van 5 Mei 1661 noemen onder de oP belijdenis aangenomen lidmaten Marra van Lancre j. d Dat in de iyde eeuw de naam Van Lancker ook buiten Brielle bekend was, blijkt uit de aanteekening, welke inhoudt, dat 6 Aug. l65i te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 26 Aug. te Rotterdam getrouwd zijn Jan Gillisze van Lanckers j. m. te "Overschie", en Geertje Krijnen j. d. te Brielle. CVI. VAN COUWENHOVEN. \ an een zekeren Allert leefden in de i6r',; eeuw te Brielle ten minste 4 kinderen: A. Jacob Allertsze van Couwenhoven of van Coudenhoven. B. Engebrecht Allertsze. C. Machtelt Allerts. D. Mathu. Betredende dit viertal volge hier wat ik vond (i). A. Jacob Allertsze van Couwenhoven (Coudenhoven, Kouwenhoven), in den regel alleen Jacob Alleitsze genoemd (2), is volgens een grafzerk in de St. Cath. kerk te Brielle op den 5Jen Febr. 1616 in den ouderdom van 73 jaar gestorven (3). Omtrent zijne maatschappelijke positie kan men oordeelen bij lezing van de twee volgende resoluties. Res. i3 Febr. i58o: ,,Up huijden soe sijn mijnen heeren die burgemeesters ende regierders deser stede geaccordeert met Jacob Allerts soon, dat denzelven voor den tijt van 4 jaeren zall stellen alle de baeckens, tot elff in getaele, thout ende de houwers daerthoe te leveren, ende dat sjaers voor de somme van V £ ri ij ee" Paar 'amilieleden heb ik reeds in andere ariikelen gehan¬ deld en den belangstellende verwijs ik daarnaar. In art. LX XV (II kan men bijzonderheden vinden betreffende Eva van Couwenhoven, dochter van Ewout, gehuwd met Willem Keijser; in art. LXXIV betreffende Eva van Couwenhoven, dochter van Willem, gehuwd met Mr. Caspar Clottorbooke. In I laatste artikel genoemde predikant Jacobus van Couwenhoven was blijkens de Kerkeraadsacta der Herv. Gemeente van brielle dd. 24 5>ept. 1662 destijds predikant te Bergschenhoek. Later was er een predikant Cornelis van Couwenhoven. Proponent te Leiden zijnde, werd hij in 1709 predikant te Goedereede, waar hij 8 Jan. 1719 stierf. (2) Jacob Allertsze was getuige bij den doop van: Neeltge, dochter van Rcijer Jansze en Lijsbeth Bastiaens dr., op 24 Aug. 1586; 2 kinderen van 1 ranchoijs Gottens, van Mechelen, en Marlijntge Claesdr., op 7 Sept. 1586; Magdalena dochter van Jacob Cornelisze Cleijburg en Trijntje Arens dr., op 2b Sept. 1^86; Neeltge, dochter van Pieter Cornelisze en Barbar Harmens rJ" k°P 2 JUn'J rS87 ; Marlina, dochter van Jacob Pietersze en Ariaentge Jacobs, op 13 April 1588; 2 kinderen van Hugo Arentsze en Annetgen Gorijs; feamuel, zoon van Jan Toenisze en Annetge Aren»s, op 14 Tan. 1500- Dirck, zoon van Pieter Jacobsze en Neeltge IJemans, op ro Junij 1592 ; Jacob, zoon van Lenaert Jacobse en Cathrine Gerrits, op 11 Febr. 7596; Tuenis, zoon van Tuenis Cornelisze [en Jannetge Jans, op 5 Jan. 1597; Geertghe, dochter van A^am Gemtsze en Lijsbeth Willems, op 7 Nov. 1599; Leentge, dochter van Cornelis Willemsze en Maertgen Lenards, op ar Jan. 1G01 : 1 arytgen, dochter van Jan Cornelisze en Agnijtgen Hubrechts, op 3 April 1602; Lenert, zoon van Maerten Claesze en Marijtgen Lenerts, op 9 Oct. °2 • , !m°n' zoon van Jan Arentsze en Maritgen Jacobs dr„ op 26 Dec, 1605. Als doopgetuige vindt men Jacob Allertsze voorts in aanteekeningen van 19 April 1587, 21 Aug. 1588, 10 Jan. en ö Febr. 1597, 12 Junij 1602 en 13 Jan. 1606. De echtgenoot van Jacob Allertsze was getuige den i2den Junij 1580 bij den doop van e?n kind van Mees Tansze Mussevanger en Maritgen Frans; den i9den Maart 1589 bij den doop van een kind van Oerrit Jansze en Catarina van Aerschot, en voorts op 26 April is8o 10 Sept. en 14 Nov. 1590. 3 v ,J3' uDen 7den xFebr' l6t6 werd Cornelis Lenaertsze Gouwenaer gekozen tot schepsn loco Jacob Allertsze van Coudenhoven, overleden. gr. vis." Res. i Oct. i5g3 : ,,Upte requeste, van wegen Jacob Allertsze, oudt-burgemeester, gepresenteert, es geappostilleert: dat mijnnen heeren van den ouden ende nijeuwen gerechte accorderen hem te timmeren de 4 versochte huijsen sulcxs als men hem vvijsen zal. mitz latende oock een slop, als men hem mede zal wijsen ; ende dat hij de voorsz. timmeragie zal doen binnen 2 jaeren, mitz hem gevende, indijen hij timmert, quijtscheldinge van alsulcke lasten van schaftgelt als mijnnen heeren daerop hebben gestelt, met oock voor den tijt van 6 jaeren vrijdom ende exemptie van verpondinge' (1). Uit de laatste resolutie ziet men, dat Jacob Allertsze tot de Brielsche regeeringspersonen behoord heeft. De Registers der resoluties maken van i5g7 at" gewag van de benoemingen, welke jaarlijks werden gedaan, en mij is gebleken, dat hij tot schepen gekozen werd in i5g8. 1602, 1604, 1607 en 1609, tot raad in het College deiMagistraten in 1606, 1608 en 1610, tot burgemeester in 1597, 1600, 1602, 1607, 1609, i6l3 en xói5. Dat hij reeds vóór 1097 deel uitmaakte van de Stedelijke Regeering, zegt ons niet alleen de medegedeelde resolutie van 1 Oct. i5g3, maar staven ook andere resoluties (2) en verschillende Rekeningen (3). Eene Resolutie van 26 Oct. l585 luidt: »Up huijden soe hebben mijne heeren die burgemeesters ende regierders der stede van den Brijelle ondtslaegen Jacob Allertsze van zijn capiteijnschap vandt vendel van de cloveniers, alzoe dezelve in de vroetschap deser stede es, lastende ende bevelende de gemeene compaengie vant zelve vendel hem mede te ondtslaen van zijn voorsz. capiteijnschap ende een ander te kijesen vuijt deselve compaengie ende nijet vuijt de vroetschap." Toen Jacob de vóórlaatste maal de burgemeesterlij ke waardigheid bekleedde, beging hij naar 't oordeel der vroedschappen een fout, die ten gevolge had dat hij een tijd werd geschorst. Res. 16 Mei 1614 : «Gedelibereert zijnde opte faulte, bij den burgemeester Jacob Allertsze gecommitteert, de wij le hij de vroetschappe, alsoo wel hij daervan kennisse heeft gehadt, dat het offitie van den ontfanger Alblas vacant was ende dat Jacob van der Goes daernaer stonde , daervan niets en heeft geadverteert, maer t' voorsz. oflitie voor sijn soon sonder kennisse van de vroetschappe heeft gesolliciteert ende bij de Gecommitteerde Raeden provisionelick vercregen t' (1) Van beiitnmering van erven door Jacob Allertsze is ook sprake in Ress. J t8 Jan, 1590 en 26Junij 1602. Eene Resolutie van 6 April 1599 bavat een ! „accort", dor r de siedflijko Regeering met Jacob Allertsze gemaakt „nopende het maecken ende onderhouden van d? Kaeij'! opt Maerlant, beginnende aen de noortzijde etc.' (2) Ress. 3 Mei 1578, 15 Oct., 1588, 21 Jan., 25 Maart en 3oSept. 1589, 18 Jan. 1590. 22 Febr. 1591, 6 Aprii 596 (3) Volgens verschillende Rekeningen fungeerde hij als schepen op 2 Jan. 1578, in Jan. en Febr. 1585, op 23 Nov. 1589 ; als burgemeester in Jan. en Maart 159 . ontfangerschap van de geestelicke goederen, waerop gevolcht es dat den voorsz. burgemeester tot op huijden uijt d' exercitie van sijn ambt es gehouden : es verstaen ende geresolveert dat den voorsz. burgemeester provisionelick, hangende dese questie, wederomme als burgemeester eikent sal werden, zijn plaetse nemen ende compareren, gereserveert de stadt haere actie om die te institueren sulex zij bevinden sullen te behooren." Behalve de genoemde nam Jacob Allertsze nog andere betrekkingen waar. Ik vermeld nog dat hij in 1611 benoemd werd tot schout (Res. i Oct. 1611), dat hij in i587 gekozen werd tot dekenmeester van het vischkoopersgilde (Res. 3i Oct. i587), dat hij penningmeester van de groote visscherij was (D, dat hij een poos fungeerde als ontvanger van de geestelijke goederen (2) en dat hij 4 jaar zitting had als raad in 't College van de Admiraliteit te Rotterdam (3). De grafzerk, waarvan ik sprak, geeft behalve het medegedeelde nog te lezen, dat Maritge Cornelis dr., huisvrouw van Jacob Allertsze van Kouwenhoven, den 1 iden Febr. 1585 gestorven is. Weduwnaar geworden, hertrouwde Jacob Allertsze met Lijsbeth Arents (Aerts), zuster van Jacob Arentsze van Riele, vroedschap ; zie art. XXIV. Lijsbeth werd 25 Sept. i6o5 te Brielle begraven, en den i3'lHn Aug. 1606 trad jacob Allertsze voor de 3d maal in den echt met Xeeltgen Yemands, weduwe van Pieter Jacobsze Schipper. De Kerkeraadsacta der Herv. Gemeente dd. 4 Maart i586 vermelden, dat tot 't avondmaal werden toegelaten Jacob Allertsze (4) en zijn huisvrouw Lijsbeth Arents dr. Bij de twee eerstgenoemde vrouwen won Jacob Allertsze misschien meer, maar zeker de volgende kinderen : Allert. Maritge. Cornelis. Hugo. Aert, gedoopt 16 Sept. 1587, getuigen : Jacob Cornelisze Cleijburch (5), Pieter Jansze (6) en Leentge Aerts dr. (7). Eijnout, gedoopt 3o Nov. i588, getuigen : Engebrecht Allertsze, Pieter Jacobsze en Marijtgen Heijndricx dr. Maritge, gedoopt 24 Jan. 1590, getuigen : Allert Jacobsze en Maritge Jacobs. (1) Res. 14 Maart 1598 en Rekening van den burgemeester-thesaurier over 1610—1611, p iöverso. (2) Zie hierna op Aeit van Couwenhoven. (3) Res. Vroedsch. 13 Sept. 1605 ; Res. Holl. 28 Sept. 1606, p. 250. (4) In een attestatie van 26 [unij 1632 wordt wijlen Jacob Allertsze van Couwenhoven genoemd oud-oom van Aren Jansze Lijndraijer, „voorsoone van Jan Arentsze Lijndraijer, geprocreert bij Leuntgen Jans dr. sijne eerste huijsvrouwe". De 2de vrouw van dezen Jan Arentsze was Neeltgen Reijers dr. (5) Deze Jacob was gehuwd met een ztlster van Lijsbeth Aerts van Riele. (6) Een zwager van Jacob Allertsze; zie hierna. (7) Gehuwd met Nielaes Reijersze van der Loeten. & Haesge, gedoopt 3i Maart i5gi, getuigen : Jacob Jansze, Jacob Arentsze, Janneken Pieters en Arentge Willems. Jacob, gedoopt 28 Junij i5g2, getuigen : Cornelis Lodewijcxe en Trijntje Arents dr. Eijnout, gedoopt 7 Nov. i5g3, getuige: Trijn Aerts. Arien, gedoopt 20 Mei i5g8, getuigen : Aechtge Maertens en Machteld Bouwens. Maiitgen, gedoopt 17 Junij 1600, getuigen: Allert Jacobze, Cornelis Jacobze, en Huijch Jacobze, »sijne drie soonen", en Neeltge Tuenes. Adiiaen, gedoopt 2g Jan. i6o3, getuigen : Claes Reijersze, «capitein" Maerten Claesze en Aechtghe Maertens. Den 26s,en Aug. i5g8 werd een kind van den burgemeester Jacob Allertsze begraven. Daar het oudste der aanwezige doopboeken begint met 17 Aug. i586, valt er van den doop der eerstgenoemde kinderen niets mede te deelen. De drie zonen Allert, Cornelis en Hugo of Huijch zijn niet alleen in de vermelde doopaanteekening van 17 Junij 1600 genoemd, maar komen ook in Thesaurie-Rekeningen voor. ^Onder het hoofd »lijfrenten vercocht in Junij 1578" staan p. 14 recto en verso van de Thesaurie-Rekening over i586- 1587 de posten: .Jacob Allertsze ten lijffve van Allert Jacobsze een jaei renten etc." - «Dezelve ten lijve van Cornelis Jacobszoon een jaer renten etc." De Rekening over 1600-1601 heeft dezelfde posten en bovendien op p. 22 verso den post : «Betaeldt Jacob Allertsze oudt-burghemeester over een jaer lijftrenten, staende ten lijve van Allert Jacobsze ende Cornelis Jacobsze zijnne kinderen etc." j In de Rekening over 1607 - 1608 staat bovendien op p. 3i de post : »Jacob Allartsze burgemeester ten lijve van Hugo, Aert, Jacob ende Eynout, sijnne vijer soonen etc." Van een zoon Arien maakt geen enkele Thesaurie-Rekening gewag, en evenmin van een zoon Adriaen. Men mag dus aannemen dat die zonen spoedig na hunne geboorte overleden zijn. Van 8 kinderen, die volwassen werden, wil ik hier laten volgen wat mij bekend is geworden ; j die acht zijn : I. Allert, II. Maritge, III. Cor- I nelis, IV. Hugo, V. Aert, VI. Haesge (?), VII. Jacob, VIII. Eijnout. I. Allert Jacobsze van Couwenhoven, van wien sprake is in eene Res. Vroedsch. r8 Sept. 1601 : i „Geaccordeert Allert Jacobsze besijden sijn nieuwe getimmerde huijsen een erve .... tot het eijnde van des burgemeesters Jacob Allertsze cruijttuijn toe mits dat de voorsz. Allert Jacobsze d voorsz. erve sal approprieren tot een packplaetse omme sijnen haring inne te packen, tonnen ende ander gereetschap daerinne te leggen etc." (i) 1) Zie ook Res. Vr. 14 Mei 1602. ln eene Kes- Vroedsch. 12 Mei 1610 : ,, Es Alleit Jacobsze geaccordeert .... een lijnbane te maecken langs de voet van den wal etc." Als schepen trad Allert Jacobsze op, misschien reeds vroeger, maar stellig in i5g7, i5gg, 1601, i6o3, l6o5 en 1610. Bij Ariaentge Willems won hij : Maritge, gedoopt ig Mei i5gi, getuigen : Jacob Allertsze, Maritge Jacobs en Aechtge Barents. Willem, gedoopt 21 Junij i5g2, getuigen : Claes I ïetersze, Jacob Allertsze en Maritge Jacobs. Weduwnaar geworden, is Allert Jacobsze den ig'i"> Febr. i5g5 te Brielle ondertrouwd met Aechtgen Maertens j. d. van Schiedam. De Kerkeraadsacta van g Mei i5g5 vermelden onder de met attestatie ingekomen personen Aechtgen Maertens, huisviouw; \an Allert Jacobsze, van Schiedam 11). De lijfiente, die Jacob Allertsze ten lijve van zijn zoon Alleit in 1578 kocht, werd nog uitbetaald volgens de Thesaurie-Rekening over ióog—1610, maai niet meer volgens de Rekening over 1613 1614. De in i5g2 gedoopte zoon van Allert Jacobsze, Willem Allertsze, werd vroedschap (N°. 10 op dé Naamlijst). In 1618, 1620 en 26 Oct. 1621 trad hij op als schepen, in 1617 en iöig als raad in het College der Magistraten ; in 1620 werd hij tot burgemeester benoemd. Behalve deze nam hij nog onderscheidene andere betrekkingen waar. Hier vond ik hem gekozen tot „vader van den H. Geest te Maerlant ende brantmeester" (Res. 21 Jan. 1617), daar ontmoette ik hem als boekhouder van het oude mannenhuis (Res. 17 Maart 1618), elders zag ik zijne benoeming tot hoofdman van het schippersgilde (Res. 8 Jan. 1622). Den 2!en Maait 1621 besloot de Vroedschap voor 4 jaren een , ,ontfangei o\er alle de godtshuijsen" aan te stellen op een tractement van f 3oo. Voor die betrekking werd Willem Allertsze van Coudenhoven bij loting aangewezen, maar reeds in Mei 1621 verzocht en verkreeg hij als ontvanger-generaal zijn ontslag (Ress. 10 en 21 Mei 1621). In 1622 werd hij gecommitteerd in t College van de Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland (Ress. 16 Jan. en 25 April 1622). Bij besluit van g Sept. 1617 werd aan ,, Willem Aldersze van Coudenhoven cum sociis" vergund een , ,leverhuijs" te stellen op voorwaarde dat zij niet zouden „stoocken opwinden, die eenige stanck over de stadt ofte thooft 1) Allert Jacobsze was vaak doopgetuige. Den i7den Dec. 1603 werd gedoopt Maritgen. dochter van Hans Gotens en Neeltghe Gerrits, getuigenJacob Cornelisze Cleijburgh, Alleit Jacobsze en Ariaentghen Arents. Den aosten Junij 1604 werd gedoopt Arent, zoen van Lenart Hubrechtsze en susan na Arents dr., getuigen: Allert Jacobsze, Staes Jacobsze, Maritgen Arents, Marijtgen Alders. Den •'iden Nov. 1606 was Allert Jacobsze getuige oij den doop van Neeltgen, dochter van Jan Cornelisze en Mijntgen Jacobs, in den 23 Sept 1607 bij den doop van Jan, zoon van Claes Jansze Gootijns !n Adriaentge Arents dr. Nog komt Allert Jacobsze als doopgetuige voor n aanteekeningen van 8 Febr. 1587, 6 Sept. iöS9, 2I Jan. 1090, 16 Febr. t9?™ f?'' e" I1 Dec; IS91' 28 Dec' '594. =7 Sept. 1595, 12 Jan. 1597, i Jan. 1598 en 1 Aug. 1601. J 5y/' souden mogen causeren". Bij Magdaleentje Jacobs won Willem : Ariaentjen, gedoopt 22 Julij 1618, getuigen : Eijnoudt van Couwenhoven, Aechjen Baïents en Jannetjen Pieters dr. Weduwnaar geworden, is ,,Willem van Couwenhove, Gecommitteerde Raedt der Heeren Staten van Hollandt, residerende in S' gravenhage" den 24,T,M Maart 1624 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie te Rotterdam getrouwd met Aeijen Welhoucx, weduwe van Eeuwout van der Horst, wonende te Rotter- ! dam. Na dit huwelijk vertrok Willem naar Rotterdam. In de Rekening van den 200stn penning voor 1025, fol. 2 verso, leest men : Willem Allertsze van Couwenhoven voor hem ende sijn voorkinderen in capitael .... dan alsoo hij naer Rotterdam metter woon vertrocken es ende nevens sijnne huijsvrouwen goederen aldaer tacxabel hijer memorie (1). In de Thesaurie-Rekening over 1607 — 1608 komt onder het hoofd «lijffrenten" deze post voor : n Willem Allardtsz. soon van Allardt Jacobsze, geprocreert bij Ariaentgert Willems dr., in hooftgelt etc." Dezelfde post is nog geboekt in de Thesaurie-Rekening over i65i — i652, maar in de eerstvolgende der aanwezige Rekenipgen, loopende over 1666—1667, wordt hij gemist. In het Bodtboeck, begonnen 1641, komt p. 68 eene aanteekening voor van 1642 betreffende een ,,plaets, packhuijs ende erve", en daaronder staat: „cooper Willem van Couwenhoven burgemeester tot Rotterdam per naestinghe ex procuratie op Jan Arentsze Brouwer." In het Kohier van den 200sten penning over Brielle voor 1668 leest men fol. 3i verso den post: ,, Willem van Couwenhovens weduwe op i5ooo pond etc." Dat hier de weduwe van Willem Allertsze van Couwenhoven bedoeld is, kan ik niet met zekerheid zeggen. II. Maritgen Jacobs j.d. is 16 Aug. i5g2 te Brielle getrouwd met Lodewijck Cornelisze Erckenboudt (Arkenboudt) j.m., beiden van Brielle. Deze Lodewijck was de zoon van Cornelis Lodewijcksze Arckenbout, 1 Jan. 1608 begraven, in leven burgemeester, volgens aanteekeningen van 1607 (Bodtboeck, begonnen i5g8, p. i3o verso en i58 verso) en een akte van 16 Mei 1607, toen gehuwd met Beatris Gijsbrechts. Bij Maritge Jacobs won Lodewijck een zoon, Cornelis, gedoopt 7 Julij i5g3, waarbij getuigen waren Cornelis Lodewijcxze, Gijsbert Cornelisze en Elisabeth Cornelis dr. Weduwnaar geworden, hertrouwde Lodewijck Cornelisze in Sept. 1594 te Ooltgensplaat met Anneken Betten dr. j.d. uit ,,de Plaete", na 28 Aug. te Brielle ondertrouwd te zijn. Hij won bij die vrouw Gis- (i) Ook eene aanteekening van 1630 (Bodtboeck, beg. 1624, p, 159) 1 spreekt van „Willem Aldertsze van Couwenhoven out-burgemeester, tegen- < woordig woonende tot Rotterdam." Aldaar was v lgens akten van 23 Junij < 1663 en 19 Maart 1675 en Res. Vr. 10 Maart 1670 destijds secretaris Mr. 1 Allert van Couwenhoven. j brecht, gedoopt 22 Oct. i5g5, getuigen: Jacob Willemsze de Milde, Beatrix Gisbrechts, Claes Cornelisze. Den 5den Julij i5g8 hertrouwde Annetgen Betten, weduwe van Lodewijck Cornelisze Arckenbout, met Adriaen Jansze Steur j.m. Dewijl de Rekeningen der St. Cath. kerk over 1 Nov. i5g5 — 3i Oct. i5g6 en 1 Nov. i5g7 — 3i Oct. i5g8 de begrafenis van Lodewijck Cornelisze niet vermelden, zal hij gestorven zijn na 3i Oct. i5g6 en voor 1 Nov. i5g7. Dat zijn eerste huisvrouw, Maritgen Jacobs (1), eene dochter van Jacob Allertsze van Couwenhoven was, is ontwijfelbaar met het oog op 2 citaten, die ik aanvoeren kan. In de Kerkeraadsacta van 21 Aug. i5g2 staat : .,,Alzo opte bruiloften van de dochteren van Mr. Joost Alblas ende den burgemeester Jacob Allertsze gedanst is, zo zullen dezelve personen hijervan angesproocken worden Is geschijet ende is bevonden dat de burgemeester zijn devoir gedaen heeft om het dantzen te weeren, ende zo yemant hijerinne geërgert is, zal denzelven in de visitatie voir het avontmael dit angeseijt worden". — In een akte van 28 Nov. i63o leest men na eene verklaring van Hugo Jacobsze van C oudenhoven het volgende : »soo ist dat den voorn. Hugo van Coudenhoven derhalven ter secretarije van schepenen geexhibeert ende overgelevert heeft seeckere acte, verleden bij Jacob van Coudenhoven, Willem van Coudenhoven ende Cornelis Lodewijcxze Arckenbout, soo voor haer selven als vervangende ende de rato caverende voor haere andere mede erfïgenamen in den boedel van sal. haeren vader ende grootvader respective, gepasseert voor Albertus Troost, notaris tot Rotterdam, in date den i5de" deser maent Novembris (i63o) etc. Wiens boedel bedoeld is, zegt ons de aanvang der akte, aldus luidende : »Op huijden compareerde . . . Hugo Jacobsze van Coudenhoven, te kennen gevende dat hij opt aenhouden van de andere kinderen ende erffgenamen van sijnnen sa. vader Jacob Allertsze van Coudenhoven voor schepenen deser stede gepasseert hadde seeckere acte etc." De genoemde kleinzoon van Jacob Allertsze, Cornelis Lodewijcxze Arckenbout, was blijkens Ress. Mag. 3 Junij 1625 en 4 Mei 1627 voor het grootste deel eigenaar van een «taenhuijs metten gevolge van dien, gesproten uijt den boel van sijnen grootvader sa." In 1623 werd hij benoemd tot raad in het College der Magistraten, in 1626 tot burgemeester. Volgens Res. Mag. 3o Mei 1626 was hij toen ,,bouchouder van den H. Geest te Maerlandt." (1) Ook liter trouwde een Arckenbout met een Van Couwenhoven. De Rekening van den in 1653 geconsenteerden iooosten penning heeft p. 24 verso ien post: „Ontfangi^n den 27en April i655 van Mr. Johan van Couwenhoven ie somme van 550 ponden capitael tot aencoop van een rente van 50 geijcke ponden sjaers ten lijve van Maria van Couwenhoven, sijne dochter, ;ep-ocreert bij Maria Arckenbout." Zijn gezin vertrok in 1627 naar Rotterdam. Eene Magistraatsresolutie van i3 Junij 1627 luidt : „Is bij eenige in de Magistraet geproponeert, alsoo Cornelis Loduwijcxze Arckenbout, burgemeesterthesaurier, Meije voorleden met sijn familie ende huijsgesin tot Rotterdam was gaen woonen, off hij derhalven niet en was ontpoortert ende dienvolgende een ander in sijn plaetse tot burgemeesterthesaurier behoorde vercooren te werden: waertegens den voorn, burgemeester verclaerde, dat wel sijn huijsvrouwe ende familie van hijer vertrocken waeren, maer dat hij echter metter woon hijer was gebleven ende ten huijse van sijn oom Niclaes Arckenbout een camer hadde, alwaer hij vijer ende licht biande ; dat mede deser stede hantvesten dicteerden, dat wije vertreckt om woonens wille, dat die sij metterdaet ontpoortert, behoudelijck dat wie vertrect om sijn neringe te doen ende niet om buijten te blijven woonen met sijn huijsraet, dat die gehouden sal sijn binnen thali jaer weder thuijs te cöemen ofte soude ontpoortert werden ; dat derhalven contrarie de voors. hantvesten de heeren Magistraten tot disreputatie van sijn persoon diergelijcxs niet behoorden te statueren, te meer alsoo hij weeckelijcx eenige daegen alhijer in de stadt was ende aireede mits goetvinden van de heeren Magistraten ordre gestelt ende den secretaris versocht hadde, dat hij in sijn absentie de dachwerckers soude willen betaelen ; versochte derhalven dat de heeren tselve souden willen approberen ende den voorn, secretaris authoriseren in sijn aiwesen de stadtspachten te innen ende tontfangen ende de gebrekelingen te mogen executeren, ende daeivan uijtgeven te doen. Welcke saecke in ommevraege gebracht sijnde, is verstaen ende geresolveert, alsoo den voorn, heere burgemeester-thesaurier verclaerde dat hij, ten insichte sijnne huijsvrouwe eenige jaeren sieckelijck gegaen 'hadde, wel A\as geiesolveert tot Rotterdam bij provisie metter woon te gaen, om te beprouven ofit deselve aldaer soude konnen aerden, ende sulex niet sijnde, dat hij wellichtelijck in den Briel weder metter woon soude coemen, ende tselve oock niet strijdende ■\\as tegens de stadts hantvesten ende privilegiën dat den voorn, burgemeester in sijnnen dtenst tot bamisse sal continueren ende dat hij den secretaris tot de voors. chargie sal mogen gebruycken, die v^lcomentlijck geauthoriseert wert "de stadtspenningèn ten meesten dienste te mesnageren ende ontfangh ende uijtgeeff te doen." Dat de man zich later te Rotterdam voor goed vestigde zegt ons eene akte van 19 Jan. i63o, welke aldus aanvangt: ,.Compareerde voor schepenen der stede van den Brijele den E. heere Cornelis Loduwijcxze Arckenbouth, oudt-burgemeester der voors. stede, jegenwoordich woonende binnen de stadt Rotterdam, Annetgen Betten dr. weduwe | van za: Adriaen Jansze Steur, midtsgaders Jan Adriaensze Steur haren soone, dewelcke verclaerden, alsoo uijt crachte van seeckere testamentaire dispositie, gemaect bij wijlen Gijsbrecht Loduwijcxze Arckenbouth beroerende de erffe- nisse ende successie in de goederen bij den voors. Gijsbrecht Loduwijcxze Arckenbout, deser weerelt overlijdende, achtergelaten, proces was ontstaen etc." Uit het vervolg der akte blijkt, dat het geschil onderworpen werd aan het oordeel van arbiters, waartoe Willem van Coudenho-\en behoorde, en dat Cornelis Loduwijcxze Arckenbout erkend werd ,,voor eenich erffgenaem van Gijsbrecht Loduwijcxze Arckenbouth, sijnen overleden halven broeder van s' vaders sijde." Eene Vroedschapsresolutie van 18 Sept. i633 leert ons dat Cornelis Loduwijcxze Arckenbout toen nog te Rotterdam „woonachtig" was. III. Cornelis Jacobsze van Couwenhoven is als j. m den 8se" Oct. i5g5 getrouwd met Machteltgen Bauwens (Boudewijns) dr., weduwe van ,, W aernaer Harmansze Lakencooper". Beiden waren van Brielle. Het echtpaar won : Maiitgen, gedoopt 5 Maart i5gy, getuigen : Jacob Allertsze, Aechtge Martens, Stintge Tuenes. ^Jtge, gedoopt 3o Sept. 098, getuigen : Claes Corsse, Annetgen Mels, Jan Bauwensze. Boudewijn. gedoopt 12 Dec. i5gg, getuigen: Cornelis Mels, Lijsbeth Aerts. Boudewijn, gedoopt 23 April i6o3, getuide: Aechtghe Maertens. A/rFl? u11' uged°°pt. 24 Sept- l6°4; getuigen: Maet Huighen, Grijetgen Manese. Lijsbeth, gedoopt 6 Junij 1607, getuige : Neeltgien \ emants dr. Iwee kinderen van Cornelis Jacobsze werden begiaven 25 Oct. i5g8 en 10 Junij 1607. De Rekeningen der St. Cath. kerk, die zulks vermelden, noemen den vader »seijlmaker." Aldus heet hij ook in de aanteekening van den doop van het laatste kind. Dewijl de doopregisters van de jaren 1 08 i()i6 ontbieken. kan ik niet zeggen of het ec tpaar meer kinderen kreeg dan de genoemde. In de Thesaurie-Rekening over 1617 -1618 staat lol. 11 verso nog de post: „Jacob Allertsze ten ïjve van Cornelis Jacobsze een jaer renten etc." De Rekening over 1624-1625 spreekt niet meer ^an < ie uitbetaalde lijfrente. Eene Procuratie van 0 Jan. 1627 luidt: ,,Compareerde voor Schepenen der stede van den Briele Jan Pietersze Nicker woonende binnen de stadt Rotterdam, ende heeft lij, comparant, als man ende voocht van Fijtgen ornelis dr. van Coudenhoven ende sulex mede eitigename van wijlen Cornelis Jacobsze van Coudenhoven, (die in April anno 1623 mette Nassausche vlote onder tbeleyd van den Admirael Jaques 1. Heremite ende vice-admirael Schapenham van de I Hellevoetse Sluijs is tseijl gegaen voor opperseijlmaecker) geconstitueert ende machtich gemaect den eersamen Adriaen van der Meer, vroetschappe deser stede, mede nomine uxoris erffgenaem van den voors. Coudenhoven, omme uijtten naeme ende van weghen hem, constituant, te compareren voor den gerechte van Cleijn Oosterlandt ende aldaer vrije gifte te geven aen Jacob Jacobsze van Coudenhoven, brouwer in de Twee dimmende Leeuwen tot Rotterdam, van de nombre van 10 gemeten ende 100 roeden costbaer landts zijnde de voorn, perthijen van landen hem, constituant ende geconstitueerde, aengecomen door de doot ende afllijvicheijt van den voorn. Cornelis Jacobsze van Coudenhoven etc." De oudste dochter van Cornelis Jacobsze van Coudenhoven, Maritgen, in 1621 toegelaten tot 't avondmaal (Acta van 2 Sept. 1621), trouwde eerst met Arent Jansze, in 1620 met Adriaen Jacobsze van der Meer, die in 1625 te Brielle vroedschap werd, en als weduwe van Adr. van der Meer in i63o met Hendrick Lucasze Nouts van Eijnthoven j. m. Zie op Van der Meer. In 't Bodtboeck. begonnen 1641, leest men op blz. 5i dat »Heijndrick Lucasze seijlmaker" in 1642 een huis kocht, laatstelijk in bezit van Jacob Jacobsze van Coudenhohoven. Deze kooper zal Hendrick Lucasze Nouts zijn geweest. Jacob van Coudenhoven kocht het huis in i632 van »Maerten Claesze capiteijn" (Bodtb. beg. 1624, p. igi verso). Fijtjen Cornelis clr. van Couwenhove is den 6'tn Mei 1025 te Brielle getrouwd met Jan Pietersze Nicker j. m. aldaar. Blijkens de vermelde procuratie woonde Nicker in 1627 te Rotterdam. In 1572 had hij te Brielle een naamgenoot. In 't Brielsche Archief berust een Rekening, die 't volgende aan haar hoofd heeft: «Reeckeninge Niclaes Janssoon Kouckebacker, burghemeester-trechaurier der stede van den Bryelle, van alle tgene hy van weghen der voorschreve stede ontfanghen ende daerteghens wederomme vuijtgegeven heeft zedert bamisse anno i5ji ende expirerende den eersten Aprilis 1572 daeraenvolgende, als den grave van I der Marck binnen derzelver stede quam, maeckende den tijt van 6 maenden". Op de laatste bladzijde dier Rekening leest men : »Gehoort ende geslooten opt stadthuijs van den Briele bij burgemeesters, oudt ende nijeuw gerechte der voors. stede, up mate dat Jan Pietersse als burgemeester in de bancke 'ende dese rendant binnen 3 maenden eerstcommende gehouden sijn te verandtwoorden van de wijnexchijnsen binnen den voors. halven jare gevallen. Actum den 2 len Januarij i58o." In margine staat : »Up huijden soe heeft Jan Pietersze Nicker (1) verclaert, (i) Een broeder zal geweest zijn Pieter Pietersze Nicker, vermeld in de Rekeningen van den H. Geest en 't Weeshuis tc Brielle ov^r 1600—1601 (p. 24) en 1608—1609 (p. 29 verso). In de laatsle Rekening staat: „Van Willsm Pietersze van Campen, sjcretaris van Heenvliet, quondam Pieter ^8^ Pietersze Nicker, die schuldich es een jaerl. rente etc." I dat de penningen van desen wijnexcrns met zijnen goederen int incommen van Lume binnen deser stede van den Briele genomen ende hem afthandich zijn gemaect. Gehoort welcke verclaringe (nadijen hij presenteerde zulcx by eede te affirmeren), soe es den rendant ende den voon. Jan Pietersze bij den burgemeesters, oudt ende nijeuw gerechte daervan geremitteert ende quitgeschonden, sonder heml. in toecomende tijden daeromme te molesteren. Actum coram omnibus den i3"n Septembrisanno i58o." De Rekening van den voor 1025 geconsenteerden 200'e" penning, die bladz. 24 verso gewaagt van »d' ongehuwelijcte kinderen van Pieter Melsze Nicker" (1), heeft op blz. 14 verso den post: >,deongehijlicte dochter van Cornelis Jacobsse Coudenhoven 1000 pond facit 5 pond." IV. Hugo of Huijch Jacobsze van Coudenhoven zal wel bedoeld zijn in het Trouwregister, dat vermeldt, dat den 5'1'" Nov. 1606 te Brielle getrouwd zijn Huijch Jacobszoon j. m. van Brielle, wonende "Opt Maerlandt", en Idetghen Lucas j. d., wonende te Amsterdam. De Rekening van den 200s,en penning voor 1025 heeft op p. 3o onder de personen, die woonden op »t' Maerlandt aen de noortsijde", Huijch Jacobsze van Coudenhoven" (2). Eene Magistraatsresolutie van Maart 1641 luidt : »Opt versouck, gedaen bij de naeste vrunden ende bloetvoochden van s' vaders sijde van de naergelaten weeskinderen van Huijch Jacobsze van Coudenhoven, es deselve geconsenteert de huijsinghe, bij den voorn. Huijch Jacobsze naergelaten uutten boedel van wijlen Jacob Allertsze van Coudenhoven burgemeester, sijnnen vader, staende aen de noortsijde vant Maerlant, ten behouve van de voors. sijnne weeskinderen te mogen vercoopen, omme de penningen, daervan procederende, verstrect te werden tot reddinghe van den voors. boel uutte schulden ende liet equivalent tot nodich onderhout ende alimentatie van de voors. kinderen." In de Registers der resoluties kwam Huijch Jacobsze van Coudenhoven (3) mij 't eerst voor in eene Resolutie van 1 Aug. 1614, waarin hij en mr. David Jacobsze van der Heul genoemd worden als borgen voor Adriaen Jansze Merctvelt. In 1618 werd hij uit de »giselinge ' ontslagen, nadat hij, »geperpetreert hebbende jegens Nicolaes Reijersze van der Loeten sergiant (1) De huisvrouw van dezen man werd begraven 25 Febr. 1622. De Rening der Cath. kerk, die zulks bericht, heeft p. 21 verso den riost: „Betaelt Pieter Melse Nicker over t' voereïi van deselve leijen ... 6 pond etc." Onder den „ontfanck van huijsrenten" heeft de Rekening van al de godshuizen over 1621—1622 p. 65 den post: „Van Pieter Meisze Nicker uijt zijn huijs ende erve, genaempt t' Moorjaenshooft, op den houck vant booterslop in de Capoenstraet etc." — Den i4den Nov. 1638 zijn te Brielle ondertrouwd en vervolgens met attestatie van n Dec. „in 't Nieulant" getrouwd Cornelis Melsze Nicker, soldaat, en Hester Thonisj.d. Den i4den Oct. 1601 behoorde Cornelis Melsze Nicker tot de personen, die den eed deden als „bijerende wijnwereker.'' (2) Zie ook Res. Vr. 20 Febr. 1627. (3! Den 27sten Oct. 1599 bij den doop van een tweeling van Claes Huijbrechtze „seevarende man" en Vrauwe Thomas was getuige Huijch Jacobze „de sone van Jacob Allertsze". « major ende in sijn persoon jegens de stadt", erkend had te hebben misdreven enz. (Res. Vr io Dec. 1618). Den 27slen Aug. 1622 werd aan hem en anderen vergund »te mogen tappen." Als afslager van visch is hij vermeld in Res. Mag. 14 Nov. 1626 (1). als «canonier" en als «commijs int stuck van de fortificatie" van Brielle in een akte van 17 Mei 1627, als «opsijender over de nieuwe fortificatiewercken binnen der stede van den Brijelle, out 58 jaren," in een akte van 26 April i633. Eene akte van 6 Julij 1628 deelt mede dat hij »bij de testamentaire dispositie van Jacob Allertsze van Coudenhoven, sijnen vader sa: in date den 28^ Julij i6i5, niet verder en was geinstitueert als in sijn legitime portie ende dat den eijgendom van de resterende goederen was gemaect op sijne kinderen, midts dat hij daervan sijn leven langh soude genijeten het usufruct". Hoe veel kinderen hij won, zegt de akte niet. Twee kinderen van hem werden begraven 25 Mei 1623 en 21 Oct. 1626. Eene aanteekening van 4 Sepi. i638 (Bodtb. begonnen 1624, p. 348 verso) (2) noemt hem nog als kooper van een «boomgaertgen" en de Thesaurie-Rekening over i637-i638 heeft onder de betaalde lijfrenten nog den post : »Jacob Allertsze burgemeester ten lijve van Hugo Jacobsze etc.", maar in de volgende Rekening, loopende over i63g 1640, wordt die post niet gevonden en zij heeft p. 9 den post: „Van de weduwe van Huijch Jacobsze van Coudenhoven over den coop van de tweede erve etc." V. Aert van Couwenhoven verwierf den titel van meester en werd 27 Oct. 1612 loco Jan Jacobsze Craen verkozen tot schepen. Eenigen tijd was hij curator van de Latijnsche school (Res. Mag. 21 Sept. i6i3). Toen debetrekking van ontvanger der geestelijke goederen door het depoitement van Jacob van Alblas vacant was geworden, solliciteerde Jacob Allertsze van Couwenhoven, zooals uit de medegedeelde Resolutie van 16 Mei 1614 blijkt, naar dien post voor zijn zoon. Die zoon was Aert en de sollicitatie geschiedde niet te vergeefs. Mr. Aert van Couwenhoven werd in 1614 door de Gecommitteerde Raden provisioneel aangesteld tot ontvanger. Dat de Bnelsche Vroedschap met die keus geen vrede had, leert ons Res. Vroedschap 16 Mei 1614 luidende: »Es gehoort het rapport van de gecommitteerden, die zijn geweest in den Haege omme te spreecken met den heer advocaet ende de Gecommitteerde Raeden particulier, ten eijnde de commissie ende den eet van t' offitie v an t'ontiangerschap van de gemeene middelen, bij de (1) Zie ook Res. Mag. 13 Maart 1632. (2) Zie van hem ook geschreven in hetzelfde Bodtboeck p. 129, 327 en 347. heeren Gecommitteerde Raeden voorn, geconfereert op Jacob van der Goes, ende het rentmeesterschap van de geestelicke goederen, gegeven aen Mr. Aert van Coudenhoven, beijde laest bedient by Jacob van Alblas, souden werden gesurcheert tot de aanstaende vergaderinge van mijn heeren de Staten ; ende daerop gedelibereert sijnde, es verstaen dat men de gerechtichheijt van de stadt sal voorstaen ende vervolgen, sooveel mogelick es, ende dat men tot dien eijnde sal seijnden gecommitteerden in alle de steden, die stem hebben in de vergaderinge van de Staten van Hollandt, omme t' welcke te doen gecommitteert sijn Tan Willemsze Verdam, Cornelis Briell, Joris Edmestont ende den secretaris, omme malcanderen twee ende twee te verdeelen ende d' eene twee te gaen int noorden ende de andere twee int suijderquartier". Zooals zich verwachten liet, was de verhouding tusschen Mr. Aert en de Brieische Regeering gedurende de provisioneele waarneming van de betrekking niet welwillend. Resolutie van 3i Mei 1614: »Opt versouck van den burgemeester Jacob Allertsze ten eijnde den secretaris soude werden gelast omme voor sijn soon Mr. Aert van Coudenhoven te teijckenen met kennisse van de Magistraet acte van cautie voort ontfangerschap van de geestelicke goederen ende mede dat hem soude verleent werden acte van t' gunt hem aengaende es geteijckent : es verstaen ende geresolveert dat men den voorsz. Mr. Aert van Coudenhoven niet en kent als ontfanger ende dat men derhalve den secretaris niet can lasten d' voorsz. acte van cautie te teijckenen, gelickmenoockniet goet vmt den voorsz. burgemeester acte te geven van t' gunt hem aengaende es geteijckent". Res. 2 Julij 1614. »Es Mr. Aert van Coudenhoven op sijn versouck omme yemant uijt de Magistraet te committeren van de tienden op de stadt van Herkingen aengeseijt dat bij den Vroetschappen es geresolveert een dach van de vercoopinge te houden opten i5 Julij ende dat hij hem daernaer soude reguleeren, waerop den voorsz. Coudenhoven verclaerde t' selvé achtervolgende sijn last, die hij hadde, niet te connen doen, maer van meeninge was met eenen vuijtte Gecommitteerde Raeden van de Staten, die hij soude versoucken, evenwel met de saecke voort te gaen". De jonge man liet zich, zooals de laatste resolutie ons zegt, niet afschrikken en toen de Staten den 19 ler Julij 1614 bijeen waren gekomen, werd hij door hen verkozen tot de administratie van de geestelijke goederen (1). Slechts een korten tijd mocht hij de betrekking bekleeden. De Brieische Vroedschap vergaderde den laatsten December van 1614 en in de notulen dier vergadering leest men : «Es bij den burgemeester Jacob Allertsze versocht, dewijleden Heere (1) Res. Holl. 1614, fol. 73. belieft heeft zijnnen soon Mr. Aert van Coudenhoven, ontlanger van de geestelijcke goederen, uijt desen leven te halen, ende dat hij om t' voorn, offitie veel moeijte ende costen gehadt heeft, ende dat hij es een out man, dat hij int voorsz. offitie zijn leven lanck soude werden gecontinueert, waerop gedelibereert zijnde, es den voorsz. burgemeester Jacob Allertsze zijn versouck ontseijt." In de samenkomst der Staten van Holland, welke 4 Maart 1615 geopend werd, committeerde men voor het loopende jaar 1610 »tot den ontfangh van de Geestelijcke goederen in het Quartier van Voorn" Jacob Allertsze vau Couwenhoven, »omme te beter het jaer 1614, by synen soon wylen Mr. Aert van Couwenhoven bedient, te mogen redderen", maar werd bepaald dat de burgemeester Velsen daarna zou optreden (Res. Holl. i6l5 fol. 6). VI. Haesge is met een vraagteeken door mij vermeld, omdat het niet zeker, maar alleen met het oog op den tijd harer geboorte hoogst waarschijnlijk is, dat zij bedoeld is in eene Vroedschapsresolutie van i5 Maart 1617, luidende : «Es rapport gedaen bij den burgemeester Quacq ende oudt-burgemeester Commersteijn, als bij mijn heeren van den gerechte gecommitteert omme te handelen met Dirck Jansse Pesser, getrout hebbende de dochter van den burgemeester Jacob Allertsze van Coudenhoven, aengaende den coop van seecker stuck lants .... dat zij t' selve lant .... van denselven Pesser, present den out-burgemeester Jacob Aertsze, des voorn. Pessers oom, gecoft hebben voor de somme van 600 gulden etc." In een akte van 20 Maart i635 is sprake van Aeffgen Jans Pessers, wonende te Rotterdam. Misschien dat ook DirckJansze Pesser aldaar woonachtig was. — Later trouwde weer een Pesser met een Van Couwenhoven. Oen 3o'tn Julij 1690 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna elders getrouwd Johan Pesser, weduwnaar, en Magdalena van Couwenhoven, weduwe, beiden wonen| de te Brielle. Johan Pesser werd 8 Febr. 1681 poorter te Biielle en in 1682 aldaar op belijdenis aangenomen. De huisvrouw, die hij eerst had, werd 18 Oct. 1689 begraven, een kind van hem 29 Julij 1684. Hij was vcommissaris ter recherge." Bij Jacoba Vromans won hij : Sebastiaen, gedoopt 8 Sept. 1682, getuige : Clasina van Leeuwen ; Maria, gedoopt 7 Dec. i683, getuigen : Dirck Stopman, Agnees Vromans. Den 25ilen Junij 1687 werd tot schepen gekozen Joan Pesser van Velsen. — In eene Res. Mag. van 1 Aug. 1614 leest men van Jan Willemsze Pesse te Rotterdam. Vermoedelijk is bedoeld Pesser. In de Rekening der St. Cath. kerk over i5i8 — i5ig staat onder 't hoofd : wontfang van sepultueren", p. 5 de post : «Van Arien meester Pieter Pessers sepultuere ende groote clocke .... 14 s. gr." — Jacoba Pessers kwam, volgens de Kerkeraadsacta van 24 Oct. 1680, te Brielle met attestatie van Schiedam. — Den i5dsn Junij 1686 werd aan Anthonij Pesser vergund te Brielle te fungeeren als notaris. Den 2den Febr. 1686 was hij aldaar poorter en procureur geworden. VII. Jacob Jacobsze van Coudenhoven wordt genoemd in eene Res. Mag. 12 Oct. i6i3 : »Es Jacob Jacobsze van Coudenhooven, jegenwoordich pachter van den grooten afifslach van de visschen, geaccordeert vrijdom van de wachten, soo wanneer hij buijten es, ende anders niet." Den 4(1e!l Jan. 1621 (Memoriaelboeck, beg. 19 Sept. 1613, p. 224) werd gearresteerd een «Instructie voor Jacob van Coudenhoven aftslager van den harinck ende visch". In een reeds vermelde procuratie van 5 Jan. 1627 heet Jacob "brouwer in de Twee Climmende Leeuwen tot Rotterdam". Als brouwer komt hij ook voor in een akte van 20 Maart i635, welke aldus aanvangt: »Compareerde Rochus Cornelisze smit dewelcke verclaerde te abandoneren aen ende ten behouve van Jacob Jacobsze van Couwenhoven, brouwer tot Rotterdam, door overwijsinge van Aeffgen fans Pessers, mede wonende tot Rotterdam voors., die actie ende transport hadde van Eijnoult Jacobsze van Couwenhoven, seeckere huijsinge etc." En in eene aanteekening van i638, voorkomende in 't Bodtboeck, | begonnen 1624, p. 35o verso (1). Eene akte van overeenkomst over den koop van 4 lijnen weiland tus- i schen de Regenten van 't Weeshuis en dezen zoon van Jacob Allertsze dd. i5 Maart i635 is door hem onderteekend Jacob van Kouwenliove. Eene Magistraatsresolutie van 22 Julij 1649 luidt: "Sijn gecommitteert omme de stucken ende munimenten, welcke sijn consernerende d'heare Jacob van Couwenoven, ambachtsheere van de Streuijten, berustende ten huijse van Dirck Augustijnsze Xagge, te inventariseren de heeren etc." Als «ambachtsheere van de Streuijten" komt Jacob van Couwenhoven reeds voor in Res. Vr. 21 Aug. 1648, voorts in een akte van 16 April 1657 en in het Bodtboeck, begonnen 1660, p. 297, alwaar van een huis, laatstelijk in bezit van wijlen Mr. Niclaes van Couwenhoven en gekocht door Mr. Caspar Cleuterbouck, in margine geschreven staat: »Gifte gegeven bij de heer Jacob van Couwenhoven Heere van de Streuijten den 19" Martij 1667." De lijfrente, welke Jacob Allertsze ten lijve van zijn zoon Jacob kocht, is nog vermeld in de Thesaurie-Rekening over i65l — 1602, p. 3o verso, maar niet meer in de Rekening, loopende van 1 Oct. 1667 — 30 Sept. 1668. VIII. Eijnout Jacobsze van Couwenhoven verkocht in i63i een huis te Brielle, dat hij in 1624 gekocht (2) had, en in de aanteekening van den verkoop staat achter zijn naam : »woonende tot Rotterdam" (3). Eene akte van 3 Junij i638 begint aldus: »Op huvden compareerde voor schepenen Aernoult Wa- (11 In hetzelfde boek is van hem ook sprake op bhz. 197, 360 verso en I 282 verso. (2) Bodtb. beg. 1616, p. 179. (3) Bodib. beg. 1Ó24, p. 183. gensvelt, notaris tot Rotterdam, als gestelde curateur ofte administrateur over den boedel van Eijnoult van Coudenhoven, als blijct bij de acte van curatele in dato den i3 Jan. i633 schepenen vertoont etc." De lijfrente, die Jacob Allertsze kocht ten lijve van zijn zoon Eijnout, is nog vermeld in de Thesaurie-Rekening over 1642 —1643, maar niet meer in de eerstvolgende, loopende over i65i — 1652. B. Engebrecht Allertsze was 3o Nov. i588 getuige bij den doop van een kind van Jacob Allertsze van Couwenhoven In de doop- en trouwregisters vond ik voorts, dat Engebrecht Allertsze bij Aeltge Rochus (1) won: Janneken, gedoopt 22 Oct. i58g. Allert, gedoopt 22 Maart i5g2, getuigen: Pieter Jansze, Haesken Jans en Ariaentgen Willems. Rochus, gedoopt i5 Sept. i5g3, getuigen: Lodewijck Cornelisze, Nelleken Cornelis. Den i2den Junij i5g8 werd de huisvrouw van «Eijngebrecht Allertsze stierman" begraven en de weduwnaar Engebrecht Allertzoon »stierman" is 3 Jan. i5gg hertrouwd met Neeltghen Thoenis (Tuenes) j.d., bij wie hij won: Leuntghen, gedoopt 3o Julij 1600, getuigen: Bauwen de Timmerman, Lisbeth Aerts, Arijaen Tuenes. Lijsbeth, gedoopt 8 Jan. 1606, getuigen: Jacob Allertsze burgemeester, Maritgien Huijghen dr. Na lezing van het bovenstaande zal er wel bij niemand eeni'g bezwaar zijn om dezen Engebrecht een broeder van Jacob Allertsze van Couwenhoven te noemen. Den i4di;n Nov. i5gg, bij den doop van Lijsbeth, dochter van Bauwen Pietersze «scheepmaecker'' en Maritgen Jans, waren getuigen : Engelbrecht Aldertsze, Jan Lenaertsze, Mees Cornelisze (2). In eene Magistraatsresolutie van 3o Maart 1602 is sprake van een «custingbrieff bij Engebrecht Allertsze verleden." Bij den doop van 's mans zoon Allert in 1 5g2 was getuige Haesken Jans. Met het oog daarop deel ik hier nog mede dat van het echtpaar, Allert Pioenen en Haesken Jans, gedoopt werden de volgende kinderen: Ploentgen, gedoopt 3o Oct. 1 587, getuigen: Pieter Allertsze, Harman Ariensze en de huisvrouw van Jacob Allertsze. Jan, gedoopt 6 Dec. i5g2, getuigen : Toenis Cornelisz. »vuijt de Plate" (Ooltgensplaat), en Willem Willemsze van «Gorcum." Maritgen, gedoopt 3i Maart i5g5, getuigen : Mr. Simon, Allert Jacobsze en Claes »de lijndraijer." (1) Den I7dcn Aug. 1597 werd gedoopt Arijaen, kind van N. en Arijaen Rochus „alias Ruijters int Oosterlant", getuigen: Allart Jacobsze, Lijsbeth Aeris, Susanne van Velsen. (2) Bauwen Pietersze „schipstimmerman", weduwnaar, is 9 Sept. 1601 te Brielle ondertrouwd en daarna te Dordrecht getrouwd met Jopgen Thonis Wijnants dochter, van Dordtecht. Neeltgen, gedoopt 25 Sept. i5g6, getuigen : Aechtgen Maertens, Math (?) Huijghen en Anna Lenerts. Onder de getuigen komt voor Pieter Allertsze. Zou deze Pieter een broeder van Jacob Allertsze van Couwenhoven geweest zijn ? Mij ontbreken de noodige gegevens om die vraag bevestigend te beantwoorden. Den 20sien Dec. i5gg werd gedoopt Sara, dochter van Pieter Allertze en Quintinne Casant. Den 25i,e" Aug. 1604 werd gedoopt Adriaentgen, dochter van Pieter Allertsze en Pietertgen Pieters, getuigen : Gijsbert Simonsze, Beelitgen Hendricks, Joosgen Jans. C. Machtelt Allerts vond ik herhaaldelijk als doopgetuige genoemd. Den 24slen Oct. i5gg bij den doop van Trijntge, dochter van Claes Toenisze en Loenghen Jans, waren getuigen Jacob Allertsze, Machtelt Allerts en Neeltje Toenis (1). Het vermoeden, dat men op grond van deze aanteekening krijgt, dat Machtelt Allerts eene zuster was van Jacob Allertsze van Couwenhoven, wordt zekerheid, als men leest dat den gdcn Dec. i5go gedoopt werd Engebrecht, zoon van Pieter Jansze en Machtel Allerts, getuigen : Lijsbeth Arents, Ariaentge Willems en Bouwen Pietersze, en als men bedenkt dat Pieter Jansze den i6;en Sept. i587 getuige was bij den doop van een kind van Jacob Allertsze. D. Mathu heette eene andere zuster van Jacob van Couwenhoven. In het oudste der aanwezige doopboeken staat dat den 27sie" April i588 gedoopt wrerd Lijsbeth, dochter van Bouwen Pietersze ')schiptimmerman" en Maritgen Jans, waarbij getuige was «Mathu de suster van Jacob Allerts zoon". Voorts dat den 2',er) Sept. i588 Lijsbeth Aerts en «Mathu de suster van Jacob Allerts zoon" getuigen waren bij den doop van Maritgen, dochter van Joost Harmansze en Neeltgen Jans. Ik heb nog andere personen ontmoet, wier vader Allert heette (2), of die zelf den naam Allert droegen, maar ik had geen grond om één hunner voor familie te houden van den vroedschap WTilIem Allertsze van Couwenhoven. (1) Den 23sten Julij 1600 waren Pieter „den timmerman," Machtelt Allerts en Aeltgen Crijns getuigen bij den doop van Barthout, zoon van Crijn Barthoutszoon en Mariige Hubrechts. Den 29Sten Dec. 1600 was Machtelt Allerts getuige bij den doop var. Pieter, zoon van Joost Harmansze en Neeltghen Jans. (2) Neeltje Allerts j. d. 21 Maart 1593 te Brielle ondertrouwd en daarna te Oostvoorne tretrouwd met Bastiaen Willemsze wedr. te Oostvoorne. Neeltje Allerts was doopgetuige 10 April I59t, 11 Junij en en 8 Nov. 1595 en 30 Jan. 1600. Van de kinderen van Neeltje Allerts is sprake in Res. Mag. 15 Sept. 1618. — Cornelis Allertsze j. m. van Brielle 14 Oct. 1601 aldaar ondertrouwd en daarna te Geervliet getrouwd met Soetghen Cornelis dr., weduwe van Huijch Joosten, te Geervliet. — Marijtje Allerts j. d. van Brielle 16 Jan. 1605 te Brielle ondertrouwd, en daarna te Oostvoorne getrouwd met Jacob Cornelisze j. m. van Brielle. Twee kinderen van het echtpaai werden gedoopt 4 Dec. 1605 en 29 Dec. 1606. — Maertge Allerts dr. 11 Jan. 1604 getuige bij den doop van een kind van Jan Jansze en Jannetgen Cornelis. — Den 2gsten Nov. 1622 gedoopt Pieter, zoon van Lenard Allertsze en Jannetjen Pieters. De Naamlijst der Vroedschappen vermeldt behalve Willem van Couwenhoven nog een persoon van dien geslachtsnaam, namelijk Cornelis van Couwenhoven (N° 127). Den islen Oct. 1687 en 3 Oct. 1689 werd hij gekozen tot schepen enden l6ie" Nov. 1688 tot raad in het College der Magistraten. Den ig,|en Dec. 1690 werd hij te Brielle begraven. Wiens zoon hij was, vond ik niet gemeld. Blijkt uit het medegedeelde, dat onderscheidene afstammelingen van Jacob Allertsze van Couwenhoven Den Briel verlieten om zich elders te vestigen, er waren er ook die van elders te Brielle kwamen. De Kerkeraadsacta van 4 Nov. i655 noemen onder de met attestatie ingekomen personen Willem Couwenhove en Cathrina Loenius, van Batavia. Elders heet deze man Willem van Couwenhoven of van Kouwenhoven (1). Den 131 n April 1661, bij den doop van Govert, zoon van du Boijs (2) en Maria van Einden(Embden), waren getuigen de heer Willem van Kouwenhoven, Agata du Boijs en juffr. (1) In een aanteekening van 1660 (Bodtboeck, begonnen 1641, p. 733) komt de heer Willem van Couwenhoven voor als kooper van een huis, genaamd „den Thoelast." In een akte van 2 Maart 1657 als leenman van Voorne. Misschien dat hier de echtgenoot van Catharina Loenius bedoeld is. (2) Hier is bedoeld Govert du Bois, „commissaris van de monsteringe ende recherge op de Maze", in 1660 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 29 April 1660). Govert du Bois j. m. van Schiedam te Brielle ondertrouwd 14 Sept. 1659 met Maria Pieters >an Embden j. d. te Maassluis. Misschien was deze man verwant aan Govert du Bois, oud-burgemeester van Schiedam, van wien ik gewaagd vond in Res. Vr. 12 Julij 1655. Govert du Bois, weduwnaar, is 20 Febr. 1667 te Brielle ondertrouwd en daarna met att. van 7 Maart te Dordrecht getrouwd met Maria Wens, weduwe van Cornelis Haevershoeck, te Dordrecht. De Acta van 28 April 1667 vermelden de oveikomst dier vrouw met att. var. Dordrecht. Het echtpaar won: Govert, gedoopt 11 Nov. 1671, getuigen: Willem Wens, Agatha du Bois en Mnria van Bleijswijk, Ds. Joh. Dibbetius; Willem, gedoopt 8 Mei 1675, getuigen: Cornelia Menntch, huisvr. van Willem Wens, kapt. Elandt du Boijs; Cornelia, gedoopt 9 Mei 1677, getuigen: Mr. Abraham van Cleff, baljuw, raad en vroedschap te Schiedam. Cornelia van Meningen. Maria van Bleiswick weduwe van kapt. Elant du Bois. Een kind van den commissaris du Bois begraven 15 Dec. 1680. Dr. Antonie Lemans, weduwnaar van 's-Gravenhage, 11 Febr. 1681 te Brielle getrouwd met Maria Wens weduwe van G. du Bois. In 1680 op belijdenis aangenomen Godefridus (Govert) du Bois. (Acta van 28 Julij 1689). Als S. S. Min. Cand. kwam hij met attestatie van Leiden te Brielle (Acta van 28 Jan. 1694). Beroepen te Kruiningen, is hij als j, m. te Brielle 20 Nov. 1695 ondertrouwd en daarna met att. van 3 Dec. te Leiden getrouwd met Maria Swalmius j. d. van Maastricht, wonende te Leiden. Van Kruiningen ging hij in 1705 naar Spijkenisse en van daar in 1711 naar Schiedam. Behalve Johan du Bois, over wien men zie art. XLVII, ontmoette ik nog verscheidene personen, du Bois genaamd. De volgende mogen hier een plaats vinden. Den 2den Nov. 1594 te Brielle getrouwd Robbrecht dti Bois, wedr., engelsch soldaat, en Trijntje Simons weduwe. Van dezen man is ook sprake Bodtb. beg. 1577, p. 273 verso en in de Acta van 8 Julij 1586, waar men leest Robrecht Deboijs engelschman, toegelaten tot 't avondmaal. — Den 3den Julij 1650 gedoopt Jan, zoon van Jan du Boijs en Maria Simons. — Over Gratiaen du Bois „vendrich" 15 Nov. 1654 ondertrouwd te Brielle en daarna met att. van 29 Nov. te Rockanje getrouwd met Li-ia Henricx, weduwe van Willem van Lanckre zie men op Hendrik Jansze. — Den 2SSten Junij 1664 gedoopt Elisabeth, dochter van Ev, du Boijs, getuige: David van Lodensteijn. — Den nden Dec. 1664 2 kinderen gedoopt van Johannes Duijtse en Derckien Teunis, getuigen: juffr. du Boijs en Juffr. Lodensteijn. — Cornelis du Boijs, wedr., 25 April 1666 te Brielle ondertrouwd met Maertjen Huijgen j. d. te Nlieuwenhoorn. Den 6den April 1683 getrouwd Cornelis du Boijs wedr. en Lijsbet Jans j. d. — Begraven te Brielle 8 Sept. i682jacobus du Bois j. m.; 10 Sept. 1694 juffr. Ida de Bouijs, waarvoor wel gelezen zal moeten worden du Bois; 25 Jan. 1701 juffr. Dubois; 25 Maart 1748 Adriana du Bois, weduwe van Ds. Johannes Catrina Kouwenhoven. Den g'en Aug. i663 waren Jacobus Massis en juffr. Catarina Loenius getuigen bij den doop van een kind van Nicolaes Massis en Susanna Commersteijn. Catharina Loenius was toen niet meer de echtgenoot van Willem van Couwenhoven. Als diens weduwe trouwde zij den 23s,en Jan. i663 te Brielle met Ds. Daniël Massis, weduwnaar te Leiden, vader van Nicolaes Massis, over wien men zie wat ik schreef in het «Bulletin de la Commission pour 1' histoire des Eglises Wallonnes," T. I. p. 170 — 172. Nog eens ontmoette ik Catrina Loenius als doopgetuige, namelijk 1 Febr. 1665 bij den doop van Elisabeth, dochter van Cornelis de Blois en Elisabet de Blois. Met haar was toen getuige de heer Wijbrant Laurentius. Mr. Nicolaes van Couwenhoven, 8 Maart 1660 te Brielle benoemd tot pensionaris, deed den iod' ■' Mei 1660 den eed als poorter. Volgens de Kerkeraadsacta van 1 Julij 1660 kwam hij met attestatie uit Den Haag te Brielle. In de Rekening van den 200s,n penning voor i665 volgt op de posten: «Mr. Caspar Clotterbooke als getrout hebbende Eva van Couwenhoven bij overschrijvinge van die van Rotterdam 125 pond." «Denselven in qualite voorsz. voor de erftenisse van de heer Willem van Couwenhoven haren vader zal. bij overschrijvinge als vooren . . . 145 pond". deze post : «Mr. Nijclaes van Couwenhoven, pensionaris deser stede, voor de erffenisse van sijn vader bij overschrijvinge als vooren .... 240 pond." Den 2 is"'" Junij 1665 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 7 Julij te 's-Gravenhage getrouwd Nicolaes van Couwenhoven en juffr. Johanna van Beaumond, te 's-Gravenhage. De Kerkeraadsacta van 22 April 1666 noemen «Mevrouwe Johanna van Beaumond, huysvrouwe van den H. Pensionaris Couwenhoven", met attes- i tatie van Den Haag gekomen. Den 3os,r-n April 1661 was Nicolaes Kouwenhoven getuige bij den doop van een kind van Abraham Nolthenius en Magdalena van Gellinckhuijsen, en den 7,if>M Mei 1666 was Mr. Nicolaes van Couwenhoven pensionaris getuige bij den doop van een kind van Mr. Paulus Briel en Elisabeth van Beaumont. Eene Vroedschapsresolutie van 6 Nov. 1666 leert ons, dat de pensionaris toen overleden was. In 1667 Lijkbergen; 7 Nov. 174S juffr. Catharina Dubois. — Met attestatie te Brielle gekomen Pieternelle du Bois, van Hellevoetsluis, in 1705; Adriana en Katharina du Bois, van Oostvoorne. in I7r8 ; Steven du Bois, van Leiden, in 1726. — Den 2Ósten Febr. 1708 getrouwd David du Bois, chirurgijn, en Lijsbeth Maria Coets, weduwe van Jan Leendertsze Quack. — In 1710 te Brielle op belijdenis aangenomen Hugo du Bois, vermeld in Res. Mag. 8 Aug. 1716. — Jan du Bois j. m , geboren te Mierbeek in Brabant, 4 Oct. 1744 getrouwd met Johanna Hooghart j. d. Jean du Bois wedr. 31 Julij 1737 ondertrouwd, maar door den dood der bruid niet gehuwd. werd zijn huis in de «Capoenstraet" door zijn «collatrale erffgenamen" verkocht aan Mr. Caspar Cleuterbouck. Inmargine van de aanteekening daarvan (Bodtb. beg. 1660, p. 297) staat: «Gifte gegeven bij de heer Jacob van Couwenhoven Heervande Streuijten." De Rekening van de middelen, gedestineerd tot onderhoud van de armen, over 1673—1674, gewaagt op p. 6 verso van een legaat van 600 pond, door den overleden pensionaris aan de armen gemaakt. Zijne weduwe, Elisabeth van Beaumont, was 21 Julij 1672 getuige bij den doop van een kind van Mr. Paulus Briel. I en besluite laat ik hier nog enkele personen uit de i7de eeuw volgen, die den geslachtsnaam Couwenhoven of Van Kouwenhoven droegen. Den i5den Jan. i6o3 was doopgetuige Jan Couwenhoven. Den 4den Julij 1607 werd begraven de huisvrouw van Hans Kouwenhoven. Den 22sten Febr. 1622 zijn getrouwd Pieter Lenerdse, weduwnaar, en Maritje de Wits, weduwe van Jan Lenardse Couwenhoven. Maritgen Arnts van Kouwenhoven was 27 Dec. 1648 getuige bij den doop van Maria, dochter van j Abraham Maertense en Fijtgen Teunis. In i653 werd een huis verkocht door Maertje Arens van Couwenhoven, weduwe van Gillis Joordensze van der Noort, en in i656 een ander door hare erf- j genamen (Bodtb. beg. 1641, p. 507 en 612). Eene akte van 12 April 1661 spreekt van Jan Antonisze Couwenhoven en zijn huisvrouw Fenne Jans. De man is eenige jaren geleden gestorven, nalatende 3 wettige onmondige kinderen, Pieter, Hendrick en Aeitjen. De dochter woont nog bij haar moeder. De zonen zijn eenigen tijd geleden naar O. Indië gegaan en nog niet teruggekeerd. Een zuster des vaders, Elisabeth Antonis, was in 1661 niet meer in leven; hetgeen zij voor de gezegde kinderen naliet moest ontvangen worden te «Deijl ■ in Gelderlant." Den nden Dec. 1661 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 2 5 Dec. te Oostvoorne getrouwd Pieter Jansze Kouwenhoven j. m. en Neeltje Maertens j. d. CVII. VAN DER SCHILT. In de Kerkeraadsacta van 3 Jan. 1646 staan onder de met kerkelijke attestatie ingekomen personen vermeld Joris Hubrechtsze en Leuntge Cornelis, zijn huisvrouw, van Sommelsdijk. Van dit echtpaar werden te Brielle de volgende kinderen gedoopt: Huijbrecht, gedoopt 14 April 1647, getuigen : m Marten Claesze, Catrintje van der Hoeven. Cornelis, gedoopt 1 Nov. 1648, getuigen : Bartholomeus Huijbrechtsze, Tobias Abramsze en Geertie Aerts. Lowijs, gedoopt 22 Maart i65o, getuige : Job Wittensze en Geertje Aerts. Pieter, gedoopt 26 Mei i653, getuigen : Johannes Engelsze en Geertje Aerts. Pieter, gedoopt 22 Maart 1654, getuige : Annetje Jans. Arent, gedoopt 27 Julij i655. In de aanteekening van den doop van dit kind heet de vader Jan Huijbrechtsze. Dewijl de moeder Leentje Cornelis heet, wat meermalen in plaats van Leuntje Cornelis voorkomt, zal men in plaats van Jan Huijbrechtsze te lezen hebben Joris Huijbrechtsze. Johannes, gedoopt 25 Nov. 1657. In de aanteekening van den doop van het laatste kind (1) heet de vader Joris van der Schilt, en Van der Schilt was de geslachtsnaam (2) van het echtpaar, dat uit Sommelsdijk te Brielle kwam. In Res. Mag. 23 Sept. i65i leest men van «Joris Hubrechtsze van der Schilt, cooperslager". In de Rekening der St. Cath. kerk over iö5o—i65l, p. 27, heet de koperslager Joris Hubrechtsze van der Schilde, maar in de Rekening over i65g—1660, p. 28, leest men «Joris van der Schilt coperslaeger". Den 23s,en Oct. 1661 is Joris van der Schilt begraven. Blijkens eene akte van 3 Jan. 1657 bleven «Joris Huijbrechtsze van der Schilt coperslager" en Claertge Jobs, weduwe van Jan Fijte, borg voor Aren Gleijnsze te Rotterdam. I. Huijbrecht (ook Huijbert genoemd) Jorisze van der Schilt (van der Schildt) is als j. m. 14 Sept. 1670 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 28 Sept. buiten Den Briel getrouwd met Elisabeth Emmersael j. d. te Brielle. Weduwnaar geworden, hertrouwde hij 26 April 1673 met Willemtje van der Vecht, weduwe van Pieter Schultingh, en bij deze vrouw, ook Willemtje Willems van der Vecht (3) genoemd, won hij : Aplonia, gedoopt 10 Jan. 1674, getuigen: Cornelis van der Schilt, Magdalena van der Vecht. Willem, gedoopt 17 Maart 1675, getuigen : Cornelis Willemsze van der Vecht, Neeltje Willems van der Vecht. Joris, gedoopt 10 Jan. 1679, getuigen : Cornelis Jorisze van der Schildt, Magdaleentje Willems van der Vecht. Den 2isten Nov. 1681 werd Huibrecht van der (1) In de Acta van 22 April x666 komt Gijsbrecht van der Schild voor onder de op belijdenis aangenomen personen. Misschien was deze Gijsbrecht een zoon van Joris Hubrechtsze. (2) In de Stads-Rekening over 1454—1455 is blz. 28 sprake van Clays van der Scilde Willemsze. (3) 1° 1709 werd een Willemtje Jans van der Vegt op belijdenis aangenomen, Acta van 25 April 1709. .Schilt begraven, den 22s,en Jan. 1686 een kind van hem. Meer dan eens kwam hij mij voor als pachter van imposten (Thes. Rekening over 1678 — 1679 P- 2 verso, Res. Mag. 22 Nov. 1681). Zijne tweede huisvrouw Willemtje of Willemina van der Vecht (van der Vegt) trouwde als j. d. 6 Sept. 1661 te Brielle met Jan Arentsze (Ariensze) Part j. m. (i) en zij won bij dezen man : Ariaentje, gedoopt 16 Junij 1662, getu gen : Cornelis van der Vecht, Nelletie (Neeltje) van der Vecht ; Maria, gedoopt 26 Aug. i663, getuigen : Maertge Symons, Maertgen Ariens ; Arien, gedoopt 2 Nov. 1664, getuigen : Adriaen Cleijhurch en Maertge Arnts. Als weduwe van Jan Part is Willemtje van der Vecht te Brielle ondertrouwd 8 Mei 1667 en niet attestatie van 22 Mei buiten Brielle getrouwd met Pieter Schoulte, chirurgijn onder de compagnie van kapitein Treslongh. Elders heet deze chirurgijn Schultingh en Schuldingh. Hij won bij Willemina : Magdelena, gedoopt 3 Jan. 1668 ; Maria, gedoopt 14 Aug. 1669, getuige : Dignum van der Vecht ; Ermina, gedoopt ig Oct. 1670, getuigen : Cornelis van der Vecht en Maddelena van der Vecht. In 1660 werd Willemtje van der Vecht op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 3o Dec 1660). Den 6den Sept. 1712 is zij begraven. Haar vader Willem Willemsze van der Vecht (2), in 1642 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 8 Mei 1642), is als j. m. 8 Julij i63i te Brielle getrouwd met Ariaentjen Cornelis j. d., in een akte van 23 Mei i633 genoemd eene dochter van Cornelis Gerritsze Dehehant. In i652 deed Willem van der Vecht den eed als broodweger 'Res. Mag. 6 Oct. i652). Dat hij «brandewijnbrander" was, blijkt uit een akte van 26 Sept. 1644 en de Thes. Rekening over 1642 —1643, p. 10. Eene aanteekening van 10 April 1660 (Bodtboeck, begonnen 1660, p. 9) spreekt van een door Arent Coppersze (3) gekochte schuur met erve, laatstelijk in bezit van Willem van der Vecht zaliger, en door zijne kinderen (4) verkocht, liggende achter de brouwerij van het Roode Paard. Eene akte van 4 Febr. 1662 gewaagt van Willem en zijne vrouw als gestorvenen, en van hunne dochter Dignum van der Vecht. Deze dochter, ook Dingenum en Dingenom genoemd, in i663 op belijdenis aangenomen (Acta van 25 Oct. 1663), is als j. d. 17 Junij i663 te Brielle onder- (1) In Res. Vroedsch. 29 Julij 1621 is sprake van een Jan Part, die op zijn verzoek werd „omslagen uijt de schutterije." (2) Misschien was hij verwant aan Hubrecht van der Vecht, wien 11 Mei 1624 door de Magistraten vergund werd de kleederen van zijn huisvrouw te verkoopen „tot profl^te van sijn kint". (3) Den 2dcn Junij 1650 was bij den doop van een kind van Arent Coppersze getuige Willem van der Vecht. (4) Den 30"'" Dec. 1650 werd eene doch:er van Willem van der Veght begraven. trouwd en daarna met attestatie van 14 Julij te Nieuwenhoórn getrouwd met Henrick Aerentsze (Arentsze, Ariensze) j. m., ook genoemd Hendrick van der Karre. Het echtpaar won : een ongenoemd kind, gedoopt 9 Maart 1664, getuigen : Cornelis en Maddeleen van der Vecht ; Ariaentje, gedoopt 27 Junij 1666, getuige : Willemtgen van der Vecht ; Arentje, gedoopt i3 Mei 1669, getuige als voren ; Hendricksken, gedoopt 2 Oct. 1671, getuigen : Michiel «dootlegger", Wilhelmina van der Vecht. Als broeder van Wilhelmina van der \ echt is in de Thes. Rekening over 1681 — 1682 (1), p. 11, genoemd Cornelis van der Vecht, evenals de vader «brandewijnbrander" (2). Als j.m. is hij 20 Mei i65g te Brielle getrouwd met Ermtje van der Polder j.d., begraven 28 Maart 1660. Het echtpaar won : Hendrikje, gedoopt 1 2 Maart 1660, begraven 1 Aug. 1660. De vader hertrouwde 17 Febr 1678 met Catharina Meeuwesteijn j.d. Op belijdenis werden te Brielle aangenomen Xeeltje van der Vecht in 1661, Magdaleentje van der Vecht in 1664 (Acta van 4 Maart 1661 en 26 April 1664). Deze jonge dochters zullen wel zusters geweest zijn van Cornelis en Willemtje van der Vecht. Magdalena is als j.d. 3o Mei 1679 te Brielle getrouwd met Jan Meeuwesteijn weduwnaar, zie op Meeuwesteijn. Neeltje van der Vecht j.d. is 5 April 1667 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 17 April buiten Den Briel getrouwd met Jan Henricksze van Brec, weduwnaar, die als j.m. 22 Junij 1 663 getrouwd was met Willemtje Pieters j.d. Neeltje schonk haren man een dochter, Lijsbeth, gedoopt 1 Mei 1672, getuide: Magdalena van der Vecht. Den 4den Maart 1683 werd Jan Hendricksze van Bree dopper brouwer" begraven; zijne weduwe 23 Maart i683. Den isten Nov. 1695 is Lijsbeth Jans van Bree j.d. te Brielle getrouwd met Hendrick van der Hoeck j.m. In de doopregisters staan kinderen van dit echtpaar vermeld. Den 27sten Julij 1700 zijn te Brielle getrouwd Willem van der Schilt (Schild) j.m. en Maria van Mosterdijk j.d. Deze Willem zal de 17 Maart 1675 gedoopte zoon zijn geweest van Huijbrecht van der Schilt en W. van der Vecht. Hij werd in 1697 op belijdenis aangenomen (Acta van 26 April 1Ö97) en won bij Maria van Mosterdijk, begraven 23 April 1720: Johanna. gedoopt i3 Mei 1701, getuigen: Johanna van der Pot, Willem van Mosterdijk; Antonia, gedoopt 3o Mei 1704, getuige: Johanna van der Pot, weduwe van Johan van Mosterdijk; Hubertina, gedoopt 5 Mei 1712, getuigen: Hendrick van der Hoeck en Wrillempje van der Vecht; Hubrecht, gedoopt 11 Maart 1714; Johannes, gedoopt 1 Junij (1) Deze Rekening gewaagt op blz 55 van den heer Simon van der Vegt. (2) Zie ook Thes. Rek. over 1678 — 1679, p. n verso, en een akte van 20 Dec. 1669. 1716 (getuige: Willem van Mosterdijk), begraven 6 Julij 1716. Den i8dt'n Junij 1704 werd een kind van Willem van der Schilt begraven, hij zelf 17 Aug. 1717. Uit Res. Mag. 8 Sept. 1717 blijkt, dat hij stierfals «poortier van de Waterpoort en subst.majoor van de burgerije" te Brielle. Zijne dochter Johanna is als j.d. 14 Nov. 1719 gehuwd met Theodorus Bernardus Nolet (Noleth) j.m., geboren te Nijmegen. Het echtpaar won: Maria Johanna, gedoopt 22 Junij 1728. De Kerkeraadsacta van 18 Julij 1728 vermelden de komst van Th. Nolet en zijne huisvrouw J. van der Schilt te Brielle met kerkelijke attestatie van Zwolle. In Res. Mag. 22 April 1720 heet Th. Noleth 11 vendrig." De zoo even genoemde Acta noemen onder de met attestatie ingekomen lidmaten ook Hermannus Nolet luitenant, met attestatie van Kampen. II. Cornelis van der Schilt, zoon van Joris, trouwde in 1671 met Jannetje Magers (Magerus), begraven 10 Julij 1701 ; zie op Magerus, Den 27s,en Junij 1694 werd begraven Joris van der Schilt. Deze Joris zal de oudste zoon zijn geweest van Cornelis van der Schilt en J. Magerus. III. Johannes van der Schilt is als j.m. in 1692 getrouwd met Catrina van derNoort; zie op Van der Noort. Zooals daar is gemeld, won hij 6 kinderen, waaronder : A. Joris van der Schilt. Deze zoon zal bedoeld zijn in de Kerkeraadsacta van 26 Oct. I7i3, waarin staat dat op belijdenis werd aangenomen Joris van der Schildt, en in het Trouwregister, waarin men leest dat 10 April 1742 te Brielle getrouwd zijn Joris van der Schild j.m. geboren te Brielle en Cornelia Maria Heath (Hijat) j.d. Over deze vrouw, begraven 27 Maart 1747, zie men art. LXX op Lakenkooper. Het echtpaar won Johannes, gedoopt 6 April 1744, in 1769 op belijdenis aangenomen (Acta van i5 Jan. 1769). De vader werd begraven 11 Nov. 1761. Zijn zoon Johannes van der Schilt is 27 Maart i83o te Brielle gestorven, oud circa 86 jaar, als oud-raad der stad Brielle. Op de Naamlijst der Vroedschappen vindt men zijn naam sub n°. 224. Den i4den Febr. 1767 werd hij benoemd tot substituut-secretaris van Brielle in plaats van Everhard Gallas, die na zijn «clandestin vertrek" was ontslagen. Later werd hij benoemd tot proto-notaris of commissaris over al de notarissen te Brielle en in 't ressort van de stad, alsmede de secretarissen op 't platteland. (Ress. Vroedsch. 5 Maart 1774, 2 en 4 Sept. 1779). In 1788 en 1814 mocht hij, ofschoon benoemd tot vroedschap, substituut-secretaris blijven. Hij werd gekozen tot schepen in 1790, 1792 en 1793; tot raad in het College der Magistraten in 1794. In 1816 geïnstalleerd als raad, werd hij als zoodanig op verzoek in 1822 ontslagen. B. Johannes van der Schilt j.m., geboren te Brielle, is 18 Mei 1728 aldaar getrouwd met Johanna Cromvinger, weduwe van Johannes Banier. Het echtpaar won: a. Johannes, gedoopt 9 Sept. 1729, getuigen: Claes Kromvinger, Pieternelle van der Schilt. b. Klasina, gedoopt 28 Nov. 1730, getuigen: Maria Kromvinger, Herman Mandemaker. Johannes van der Schilt werd 9 Februarij 1731 begraven. Zijne weduwe hertrouwde 3o Nov. 1736 met Joost Rouda, weduwnaar van Willemijntje van der Boekhoudt, en zij werd als weduwe van J. Rouda begraven 25 Sept. 1762. a. Johannes Van der Schilt Joh. zoon, in 1753 op belijdenis aangenomen (Acta van i5 April 1753), is 29 April 1810 te Brielle gestorven, nalatende 3 kinderen (i). Als j.m. is hij 26 Mei 1765 te Brielle getrouwd met Cornelia Staal j.d. geboren te Schiedam, die 18 Jan. 1809 in den ouderdom van 76 jaar gestors'en is, 3 kinderen nalatende. Het echtpaar won : 1. Johannes, gedoopt 21 Maart 1766, als j.m. 29 Mei 1791 getrouwd met Aaltje van den Berg j.d., bij wie hij won: Johannes Staal, gedoopt 6 Mei 1792; Geertruij, geboren 7 Nov. 1793, gestorven 25 Maart 1852 als echtgenoot van Jan van der Reijden; Gerrit, geboren 5 Jan. 1796; jan, geboren 29 Aug. 1797; Teuntje, geboren 2 Nov. 1799, gestorven 20 Nov. 1809; Johanna, geboren 27 April 18o3 ; Johannes, geboren 9 Sept. 1 8o5. Aaltje van den Berg 1 3 Maart 1808, oud 3g jaar, nalatende 6 kinderen, gestorven zijnde, is Johannes van der Schilt |r. 25 Nov. 1810 hertrouwd met Maria van der Moor, weduwe, geboren te Maassluis, bij wie hij won: Cornelia, geboren 9 Oct. 1811, en die 6 Oct. 1812, oud 38 jaren, gestorven is. Hij is 3 Jan. i833, oud ruim 66 jaar, overleden. 2. Adriana, gedoopt 3o Aug. 1767, begraven 27 Mei 1771. 3. Jan, gedoopt 29 April 1769, als j.m. 11 Nov. 1798 te Brielle getrouwd met Dina Rietdijk j.d., geboren op Rozenburg. Het echtpaar won : Johanna, geboren 26 Aug. 1799; Joris, geboren 1 Oct. 1801, begraven 21 Jan. 18o5; Jacob, geboren 14 Febr. i8o3, begraven 23 Julij i8o3. 4. Adrianus, gedoopt i5 Sept. 1771, gestorven 19 Aug. l835, 28 April 1799 getrouwd met Wilhelmina Langendoen j.d., geboren te Oostvoorne, gestorven 5 Aug. i853, oud 73 jaar. Het echtpaar won: Johannes, geboren 8 Oct. 1800, gestorven 3o Dec. 1847; Maria, geboren 10 Julij 1802, gestorven 7 April 1848 als echtgenoote van Willem van Beugen; Adrianus, geboren 27 Sept. 1804, gestorven ongehuwd 27 Junij 1826; Willemina, geboren 3i Maart 1806; Cornelia en Jacoba, ge- (i| In 't Register staat dat hij 79 jaar oud was, maar dit strookt niet met den datum van zijn doop. boren 16 Jan. 1809. Jacoha gestorven 18 Maart 18og. b. Klasina van der Schilt, in 1753 op belijdenis aangenomen (Acta van 14 Oct. 1753), isalsj.d. i3 April 1766 getrouwd met Eeuvvert (Evvoud) Voorsluys j.m. Zij werd begraven 6 Sept. 1802, hij 23 Maart 1808, oud 62 jaar, nalatende 2 kinderen, Lena, gedoopt 17 April 1767, en Johanna, gedoopt 26 Dec. 1771. C. Pieter van der Schilt (1), in 1727 op belijdenis aangenomen (Acta van 19 Oct. 1727), begraven 1 Sept. 1749, is als j.m. 8 Oct. 1726 getrouwd met Katharina Leening j.d., geboren te Brielle, begraven 1 Febr. 1775, nalatende een zoon en een dochter. Het echtpaar won: Johannes, gedoopt 28 Nov. 1727, getuige: Pieternelle van der Schilt; Simon, gedoopt 23 Junij 173o, getuigen: Adrianus Leening en Johanna Keisers; Jan en Hendrik, gedoopt ig Febr. 1734, getuigen: Hendrik I ^eening, Neeltje Bakkers; Barbera, gedoopt 3o Junij 1739, getuige: Neeltje Leening. Jan, in 1734 gedoopt, stierf ongehuwd 7 Dec. 1809; twee kinderen werden begraven 14 April en i3 Julij 1734. Den 3o5"*n Dec. 1750 werd begraven Johannes van der Schilt. Deze Johannes zal geweest zijn de in 1727 gedoopte zoon van Pieter. Barbara van der Schilt (Schild), in 17-5g op belijdenis aangenomen (Acta van 14 Jan. I75g), is als j.d. 1 Junij 1764 getrouwd met Jan Winkel j.m. Het echtpaar won: Adriana, gedoopt 23 Febr. 1766, begraven 5 Jan. 1782. De vader overleed 10 April 1785, circa 54 jaar oud; de moeder 18 Junij 1 ygy als weduwe van T. Winkel. CVIII. VAN WASSENAER. In plaats van Adriaan Brasser werd den 7de" Julij i6g5 tot vroedschap verkozen Arent Baron van Wassenaer Heer van Voorschoten (N° i35 op de Naamlijst). In de Vroedschapsvergadering van 3 Sept. 1707 werd een missive gelezen van den heer ,,van \oorschoten nu Duivenvoorde" in dato 3l Aug. 1706, met bericht dat hij «wasbeschreven in het Collegie van de Ridderschap van Holland". Door 5 leden van de Vroedschap werd bij de Staten van Holland, toen de heer van Duivenvoorde lid van de Vroedschap bleef, een remonstrantie ingeleverd, «om te hebben eclaircissement of een medelid van de Ridderschap te gelijk kon zijn vroedschap van een stem hebbende stad". De meerder- (1) Later trouwde te Brielle een naamgenoot. Den isten Nov. 1786 zijn toch aldaar getrouwd Pieter van der Schilt j.m. te Nieuwenhoorn en Aaltje Koelof j.d. te Brielle. heid van de Vroedschap oordeelde dat het samen kon gaan en Van Duivenvoorde werd beschreven, wanneer er een Vroedschapsvergadering gehouden moest worden. De bedoelde 5 leden protesteerden daartegen (i) en in de Staten-vergadering bracht de zaak mede geschil, tengevolge waarvan de heer Van Duivenvoorde als vroedschap bedankte. In eene in Res. Vroedsch. van g Sept. 1708 opgenomen missive van Arent Baron van Wassenaer heere van Duivenvoorde schreef hij: ,,ik soude oock met vreugde en plaijsier op het betuijgen van UED. groot agtb. goedvinden gecontinueert hebben in dese honorabele mij seer weerde en aangename bedieninge (van vroedschap), indien niet door de machinatie van eenige in de vergaderinge van Holland dissentie was ontstaen over mijne cessie in UED. gr. agtb. vroedschap, zedert ik in de Ridderschap ben verschreven, welcke dissentie jegenwoordig soo verre gaet, dat ik geoordeelt hebbe om verdere verwijderingen en oneenigheden voor te komen, mijn eijgen interest en plaijsier te moeten sacrifieren ende de vroedschapsplaetse quiteren". Den i6den Oct. 1701 zijn te Brielle ondertrouwd Arent van Wassenaer Heer van Voorschoten en Jonkvr. Anna Margarita Bentinck. In margine staat dat de 3 voorstellingen op één dag werden gedaan. Den i5 Oct. 1703 werd besloten door de Vroedschap, wanneer de Heer van Voorschoten een zoon mocht krijgen, hem „van stads wegen te presenteren het peterschap". In de Vroedschapsvergadering van 28 Nov. 1703 werd medegedeeld dat genoemden Heer een zoon was geboren, en men vond goed zich te laten vertegenwoordigen bij den doop van dien zoon, die , ,Briellanus" zou worden genaamd. De Vroedschapsresolutie van 3 Dec. 1703 houdt het volgendein : ,,I)e heer Burgermeester Leenmans heelt gerapporteert dat zijn E. nevens den pensionaris hadde geadsisteert van stads wegen den doop van den geboren sone van den hr. van Voorschoten, genaemt zijnde Jacob Jan Briellanus, ende dat deselve soo in de kraamkamer als elders van stads wegen hadden vereert ses goude pistolen." Naar gewoonte werd den jonggeborene een «pillegave" vereerd. Res. Vroedsch. 11 Febr. 1704 : ,,Is den burgermeester Leenmans alsnog geauthoriseert, om den heer van Voorschoten gesondeert hebbende over het stuk silverwerk voor zijn soon tot een pillegave te vereeren, na zijn Hoog. Ed. behagen te doen maken en in te koopen, dog dat de waardije van dien niet en sal vermo- (1) Men kan over dit punt raadplegen Ress. Vroedsch. o. t-7 en firt 1707, 4 Nov. 1707, 12 Deo. 1707, 1 Jan. 1708, 9 Julij 1708, 10, 21, 26 Aug. en 9 Sept. 1708. gen te excederen de somme van 5oo guldens" (i). Uit Res. Vr. 14 Julij 1704 blijkt, dat de pillegave een «silver koelvat" was, dat „wat swaarder gevallen was, als men wel hadde gemeijnt", maar toch werd betaald. In de Vroedschapsvergadering van 3o Sept. 1717 werd gelezen een missive van den heer van Duivenvoorde «tot notificatie van het overlijden van desselfs eenigsten soon Joncheer Jacob Jan Brielanus, waarvan dese stad Peter was". In de 2de helft der i8d* eeuw werd de betrekking van baljuw van Brielle en Voorne waargenomen door 4 heeren Van Wassen aer. Pieter Baron van Wassenaer Heer van Starrenburg was baljuw van Sept. 1749 — Mei 1761; Jacob Arend Baron van Wassenaer Heer van Hazerswoude van Julij 1761 — 1767 ; Willem Lodewijk Baron van Wassenaer Vrijheer van beide de Katwijken van Sept. 1767 — Dec. 1787 ; Willem Fredrik Hendrik Baron van Wassenaer Vrijheer van beide de Katwijken van April 1788 — Febr. 1795. Kene Magistraatsresolutie van 2 Aug. 1721 gewaagt van een missive van M. C. van Aarssen Baronesse Douarière van Wassenaer te 's-Gravenhage, houdende bericht dat ,,alle de veere van Maassluijs op dese stad (Brielle) haar Ed. zijn toebehoorende." Eene akte van 29 Sept. 1646 noemt Pieter van Almonde als borg voor Jonkh. Jacob van Wassenaer Heere van Opdam. Deze jonkheer en de dijkgraaf Johan van der Steen waren blijkens Res. Mag. 9 Junij 1 653 eigenaars en «bedijckers van Kruijninger gorsinge buijten den Heijn ofte Cleijn Oosterlantsen dijck," De Stads-rekening over 1457—1458 heelt p. 11 verso den post: -Item gheschenct mijn heere van Berghen, mijn Heere van Wassenaer, Aervaen van Borsselen ende meer andere Heeren ende goede mannen een maeltijt tot Jan Willemsze ende coste II pd. III sc. 1 d. gr." In de Stadsrekening over 1460—1461 leest men p. 16: «Item gescenct Philips van Wassenaer een gelach ende coste 12 sc. etc." In de Stadsrekening over 1461—1462 p. 14: «Item geschenct Heer Philips van Wassenaer, als hij eerst ridder thuus comnien was tot zijnen willecomme een gelach etc." Ook de Rekening over 1462—1463 gewaagt van een «gelach gescenct Heer Philips van Wassenaer" en p. i3 leest men: »Item gezonden in den Hage mijnen Heere van Wassenaer . . een tonne gepact harijncx." De Rekeningen over (1) Op deze aanleekening volgt: „Is ordonnantie geaccordeerd aan Willem Turnhout van f 109; 8 — over leverantie van een half aam ouden Rijnssen wijn, aan den hr. van Voorschoten vereerd, wegens zijne goede diensten omtrent een cap. van ioooco gl. uijt dese stads loterije aan die van Voorschoten overgelaten, op de Heeren ordinaris-thesauriers." m 1463 —1464 en 1465 —1466 gewagen mede van Heer Philips van Wassenaer en in de Stadsrekening over 1476—1477 staat p. 18 verso de post: «Item als men mijn genad. joncfrouwe alhier hulde ende dat lant weder overgedragen wort mijn vrouwe van Bourgoen: als Duwary vrouwe, dair mijn Heere van der Vere als stedehouder, Pouwels Moesinc, meester Jacob Croesinck ende meester Jan Doesy by ende over geweest zijn, ende an gelde gescenct wort II £ gr., ende ten huse van Willem Geerijtsze die voirs. Heeren ende goede mannen ende mijn Heere van Wassenaer ende Heer Jan van Cats, die naquamen, ten huse van Elias Jansze tot Witte Costinsze ende Dirc Wolfs verteert wort mits tgebac, pastyen, ypocras, malevezeye, targie ende anders 6 £ 19 sc. 6 d." De Thesaurie-Rekening over i5o5—i5o6 heeft p. 12 verso den post: «Heer Symon Dircxze van Wassenaer overleden een jaer renten, hem verschenen voor zijn overlijden in Decembri i5o5 etc." Zie ook p. 2 5 verso. CIX. VAN HOUCKE. N°. 19 op de Naamlijst der Vroedschappen is Daniël Daniëlsze van Houcke (van Hoeck). Het 4tie Memoriaelboeck heeft op blz. 23 verso eene aanteekening van 19 Jan. 1599, bevattende 28 namen van personen, die «heurluyder poorterrecht gewonnen ende den behoorlijcken eet gedaen ' hadden en aldaar is ook genoemd Daniël van Houcke, ongetwijfeld de vader van den vroedschap Daniël van Houcke. Omtrent de maatschappelijke positie van dien vader worden we ingelicht door eene aanteekening op blz. 33 van hetzelfde boek, gedateerd 10 Aug. 1599 en luidende: «Jacob Gerritsze Verdam, Daniël van Houck, Elias Eliasze, Lenaert Jan Wittensze, Otto Jacobsze ende Sander Cornelisze, cousmakers, hebben bij eede belooft ende geswooren geene coussen binnen deser stede te vercoopen dan dije bij henluijden ofte binnen deser stede zijn gemaect, oock alle tlaecken daerthoe noodich binnen deser stede te doen scheeren." Van «Daniël van Houcke cousmaecker" is ook sprake in Res. 9 Oct. 1604. Den 26;len Julij i6o5 werd Daniël van Hoeck begraven. Bij Elisabeth Heijmans zijne huisvrouw, in 1598 tot het avondmaal toegelaten (Acta van 10 Maart 1598), won hij volgens de oudste, met 1 Aug. i586 begonnen doopregisters: Roelant, gedoopt 26 Julij 1587. Elizabeth, gedoopt 11 Junij i58g. Roelant, gedoopt 28 April i5gi. Pieter, gedoopt 18 April i5g3. Maddaleentge, gedoopt 2 Julij i5g5. Het echtpaar kreeg meer kinderen dan de genoemde. Aangaande een 5tal kan ik iets melden. I . Daniël, de vroedschap, zal de oudste zoon | zijn geweest. Op pag. 94 van het Bodtboeck, begonnen 1609, wordt Daniël van Houcke genoemd «lakencooper. Tot schepen werd hij benoemd in 1619 en 1620. Den 3oslc" Jan. 1621 werd hij als schepen wegens zijn overlijden vervangen. In eene Vroedschapsresolutie van 11 Mei 1619 komt hij voor als kapitein van «cleijveniers'' (kloveniers). Als j. m. trad hij den 6den Nov. i6o5 te Brielle in den echt met Neeltgen Jans dr. Als weduwnaar is hij getrouwd met Maritge (ook Maertge genoemd) Jans dr. De echtelieden werden in 1610 op belijdenis toegelaten tot 't avondmaal (Acta van 2 Jan. 1619). Den i3de» Jan. 1623 werd Maritgen Jans als weduwe van Daniël van Houcke begraven ; twee kinderen van Daniël werden begraven 10 Oct. 1608 en 31 Mei 1619. Bij Maritge Jans won hij Gijsbrecht, gedoopt 2 1 Aug. 1620, en nog twee zonen, Daniël en Laurens. Gijsbrecht was in 163o niet meer in leven. In eene akte van 25 Jan. i63o leest men: «Op huijden compareerde . . Maerten Arentsze backer, dewelcke bekende, schuldich te wesen aen Johan de Bruijne als administrerende voocht van de twee naergelaten weeskinderen van Daniël van Houcke, geprocreert bij Maertge Jans dr. beijde za: etc." Het echtpaar liet dus twee kinderen na en dat Gijsbiecht daartoe niet behoorde, zegt ons eene akte \an 3o Sept. iö3y, welke aldus aanvangt: «Alsoe de Heeren Burgemeesteren ende Regierders der stede van den Briele hebben goetgevonden dat Jehan de Bruijne als administrerende voocht o\ er de goedei en van Daniël ende Laurens van Houcke, naergelaten kinderen van Daniël Danielsze van Houcke, geprocreert bij Marijtgen Jans dr. za:, int openbaer soude doen roupen etc." In 't vervolg der akte staat: «Ende gemerct dat de laeste van de voors. twee kinderen, namentlijcken den voorn. Daniël van Houcke hem eenige jaeien heeft onthouden buijten s'lants ende dat tot noch toe gheen volcomen seeckerheijt en is van sijn overlijden." In 1637 waren Daniël en Laurens met meer in leven. Eene akte van i5 Dec. 1637 luidt: «Op huijden compareerde. . . . Pieter Danielsze \an Houcke, jegenwoordich woonende tot Amsterdam, eenighe oom ende mede erffgenaem van s vaders sijde voor een gerecht vijerde part in de eene helft van de goederen van Daniël Danielsze van Houcke, naergelaten soone van Daniël van Houcke ende Marijtgen Jans dochter sa:, te kennen gevende dat Jehan de Bruijne, als administrateur over de goederen van denselven Daniël Danielsze van Houcke, op huijden hem comparant ter secretarie heeft overgelevert de naervolgende goederen ende juweelen, bij den voorn. Daniël Danielsze van Houcke midtsgaders sijnnen broeder, Laurens van Houcke, naergelaten, als namentlijcken een goude waepenrijngh. . ende een silvere lepel, welcke lepel totnochtoe bij den voorn, de Bruijne es bewaert geweest voor de erffgenamen van Neeltgen Jans dr. sa:, eerste huijsvrouwe van den voorn. Daniël van Houcke, ende noch het naervolgende lijwaet, behoort hebbende ten lijve van den voorn. Laurens van Houcke sa: . . . alle welcke voors. juweelen ende andere goederen de voorn. Pieter Danielsze van Houcke verclaerde . . . ontfangen te hebben, alles met consent van Burgemeesteren ende Schepenen, mits dat denselven Pieter van Houcke daervan heeft uutgereijct ende vergoet aen het naergelaten weeskint van Catharina Jans dochter, die een nichte ende sulcx mede erftgename is geweest van s'vaders sijde van den voorn. Daniël Danielsze van Houcke, voor de contingente portie vant selve weeskint (jegenwoordich gealimenteert werdende int Weeshuijs deser stede) de somme van 28 stuvers 2 penningen etc." Dat Laurens reeds in 1634 dood was, blijkt uit eene aanteekening van dat jaar (Bodtboeck, begonnen 1624, p. 256), luidende : «Alsulcken huijs ende erve als bij de kinderen ende erffgenamen van Daniël van Houcke ende Maritgen Jans dr. is beseten ende alsnu vercocht bij Jehan de Bruijne als administi erende voocht van de kinderen van den voors. Daniël van Houcke, mitsgaders Jan Ghijsbrechtsze Voorne voor hem selven, ende Pieter van Almonde, burgemeester-thesaurier deser stede, als last ende procuratie hebbende van Franchois de Coninck, getrout hebbende Beatrix Ghijsbrechts dr. van Voorne, als mede erffgenaem van Laurens van Houcke, haeren broeder, staende ende leggende in de Cappoenstrate." 2 . I ieter, vermeld in de zoo even genoemde akte \an i5 Dec. 1637 als in dat jaar de eenige levende zoon, woonachtig te Amsterdam. 3°. Andries, vermeld in eene aanteekening van i63i (Bodtb. beg. 1624, p. 166 verso), waarin sprake is van een huis «genaempt de drije Bellen," staande «in de Cappoenstraet op de Schoenmerct," i en dat «plach toe te behooren de naergelaten weeskinderen van sal. Andries Danielsze van Houcke". Hoeveel kinderen hij naliet en hoe zijn huisvrouw heette, zegt ons eene Magistraatsresolutie van 20 Febr. 1627: «Is Jan de Bruijne, ondersecretaris, ils hebbende speciale procuratie van Pieter van Houcke, oom ende bloetvoocht van de 3 naergeaeten kinderen van Andries van Houcke ende Dorothea Cornelis dr. van svaders sijde, ende Vlaerten Mantels van smoeders sijde, nomine uxoris, )om ende voocht, geaccordeert erffhuijs te mogen | ïouden omme derselver naegelaeten goederen ten neesten proffijte van de voors. kinderen te ver- coopen." Omtrent de erfgenamen «van smoeders sijde" licht ons eene akte van 16 Sept. 1637 in: «Op huijden compareerde . . . Lenaert Mantels, soone van Maerten Lenaertsze Mantels ende Grietgen Cornelis dochter za:, voor hem selven ende in desen vervangende Cornelis Mantels ende Cornelia Mantels dochter, zijnen broeder ende suster respective . . . t'samen mede erffgenamen van s'moeders sijde in de goederen van de 3 naergelaten weeskinderen van Dorothen Cornelis dr., geprocreert bij Andries van Houcke za:, mitsgaders Dirck Aelbrechtsze lootsman als vader ende voocht over sijnne 3 kinderen, geprocreert bij Marijtgen Cornelis dochter, ende sulcx mede erffgenamen van smoeders sijde in de goederen van de voors. 3 weeskinderen van Dorothen Cornelis dochter ende Andries van Houcke, vervangende sij comparanten beijde te samen in desen de vordere erffgenamen van de voors. weeskinderen van s'moeders sijde etc/' 4°. Maritgen, ook Mayken genoemd. In het oudste der aanwezige Trouwregisters leest men op p. 45 verso dat 29 April ióoi te Brielle getrouwd zijn Jan Janse backer, weduwnaar, en Maritgen Daniels van Houcke j.d., «beide van den Briele". Het echt}>aar won Cateline, gedoopt 20 Febr. 1602, getuigen: Betgen Daniels en Daniël van Hoeck. 5°. Elisabeth of Lijsbeth, vermeld in eene Magistraatsresolutie van 21 Febr. 1626: «Is Salomon Jacobsze van der Heul gestelt tot curateur indendesolaeten boedel van Leendert Claesze Delftgaeu ende Lijsbeth van Houcke beijde sa., omme deselve ten proffijte van de crediteuren te administreren ende aen een kerffstock te brengen". Res. Mag. 17 Mei 1627: als Willem Jansze Oostdijck, curateur in den desolaeten boedel van Lenaert Claesze Delffgaeu, geauthoriseert hem te transporteren tot Delft ende aldaer aen de vrunden van den voorn. Delffgaeu te presenteren de 3 onmondige weesen, bij denselven naergelaeten, alsoo tonbehoorlijck is dat deselve souden coemen tot laste vant weeshuijs, naedien de voors. weesen vrunden van vermogen hebben". Res. Mag. 3 Julij 1627: »Geaccordeert de 3 weeskinderen van Lenaert Claesze Delffgaeu ende Lijsbeth Daniels dr. sa., met naemen Lijsbeth Lenaerts dr., out ontrent 12 jaeren, Machtelt Leenderts dr,, out 7 jaeren, ende Daniël Leendertsze, out 3 jaeren, te mogen coemen int weeshuijs deser stede, omme aldaer neffens andere weesen gealimenteert te werden". — Een broeder van Lenaert Claesze Delffgaeu | is zeker genoemd in Res. Mag. 3 Aug. 1613, vermeldende dat Jan Claesze van Delffgaeu den eed deed als procureur voor de »vierschare" van Den Briel. Den 2 3slen Dec. 1607 zijn te Brielle getrouwd Jan Claesse Delffgaeu j.m. en Nelletgien Jans j.d. Eene Res. Mag. 7 Jan. 1617 luidt: »Es Jan Been gestelt curateur in den boel van Jan Claesze Delffgaeu ende geaucthoriseert te moegen lichten soo veel penningen i' 1 1 . 1 1 1 • als hij sal behouven omme te lossen de goederen uijt de lommert etc." Den 20sten Oct. 1620 zijn te Brielle getrouwd Aernoudt van Melder, weduwnaar, schoolmeester te Oostvoorne, en Nelletjen Jans dr., weduwe van Jan Claesze Delffgaeuw. Zusters zullen vermeld zijn in de Thesaurie-Rekening over 1626—1627, p. 58 verso: «Betaelt aen Harman Diricxze Groenhout glaesmaecker als d'actie vercregen hebbende van Grijetgen Claes Delffgau, tot wvens lijve alsmede ten lijve van Machteltgen Claes dr. (die overleden is) de stadt van den Brijele hadde geconstitueert een lijffrente etc." (1) In de Rekening der St. Cath. kerk over 1622 — 1023 staat pag. 2 de post: «Van de weduwe van Daniël van Houcke over de sepulture van sijn suster, die begraven is den 14"1 November (1622) etc." Welke zuster hier is bedoeld, is mij niet gebleken. Eene akte van 2 5 Aug. 1628 gewaagt van Cornelis Cornelisze van Houcke te Brielsch-Nieuwland. Den i8den Mei i63i zijn met attestaties van Maasland en Nieuwenhoorn te Brielle getrouwd Lenard Gerritsze van Hoeck en Grietjen Cornelis dochter. Pieter Jansze van Hoecke was 11 Aug. i655 getuige bij den doop van Wendelijntje, kind van Hendrick Steen. In i685 werd predikant te Nieuwenhoorn Petrus van Hoecke ; in 1696 vertrok hij naar Edam. Of één dezer mannen verwant is geweest aan den vroedschap, kan ik niet zeggen. CX. NOLTHENIUS. In 't artikel, dat ik over Nolthenius in De Navorscher, 1882, p. 249—253, plaatste, komen een paar drukfouten voor. Blz. 2 52 leze men regels 4, 5 en 6 van boven aldus: ged. 25 April i655, gett. Cornelis van der Werff, Maria van Riele, de huisvr. van Reinier van der Loeten; Daniël, ged. 2 Sept. 1657, gett. Daniël van Riele en Susanna van Gellinchuijsen ; Johannes, ged. 6 Oct. i658. — Reg. 11 v. boven op blz. 252 leze men in plaats van Dec. 1 Oct. : Den I Oct. En op dezelfde blz. reg. 16 van onderen leze men Streuijten en niet Strenijten. Over de predikanten, van welke in dat artikel sprake is, kan men raadplegen De Navorscher, 1891, p. 475 en 477. Aan 't artikel heb ik nog toe te voegen dat de huisvrouw van Henricus Nolthenius den 3lslenOct. (1) Eene aanteekening van 1638 (Bodtb. begonnen 1624 p. 347 verso) spreekt van Cornelis Lenaertsze Delffgaeu. — Den sdl!" Sept. 1682 zijn te Brielle getrouwd Jan l.eenderts Delfgauw, weduwnaar, te Zevenhuizen, en Perina Jans Vermare, weduwe te Brielle. i6o7 getuige was bij den doop van Geertge, dochter van N. N. en Marijtge Joriaens; en voorts dat den 2ös,en Julij i683 door de Brielsche Magistraten met consent van de testamentaire voogden van julir. Maria Magdalena Nolthenius, jongste dochter van wijlen den oud-burgemeester Nolthenius, aan haar werden «geaccordeert brieven van recomandatie aan de Staten van Holland «tot becoming van brieven van veniam aetatis." CXI. MASON. Aan hetgeen ik in 't Alg. Ned. Familieblad, 1887, p. 94 en q5 en De Navorscher, 1880, blz. 68 medegedeeld heb, voeg ik nog het volgende toe. De Kerkeraadsacta van 4 Julij 1619 noemen onder de met attestatie ingekomen personen «capt. Nicolaus Maisson", van Utrecht. De Acta van 3o Oct. 1620 noemen Margriete Claes dr., huisvrouw van den «capiteijn Maeson", onder de personen, die van de «stille gesetenen" waren toegelaten tot het avondmaal. Bij eene akte van 3o Sept. 1 631 bleven Jacob van Velsen, oud-burgemeester, en Nicolaes Mason, «oudt capiteijn", borg voor Antonius Mason »ontfanger" van den 2oosu"" penning over Brielle «ende | resorte van dijen". Volgens eene akte van 20 Sept. 1627 was Margareta Claes dr., huisvrouw van «capt. Nicolaes Mason", toen 67 jaar oud. Den 28slen Mei i638 werd Grietgen Masons begraven. Antonius Mason komt als ontvanger van den 200sten penning voor in Res. Mag. 12 Febr. i633 en Res. Vroedsch. 1? Sept. 1634. Dirkje van Velsen, zijn echtgenoot, eerst gehuwd met Joris Edmeston, had bij dezen man kinderen. Hoeveel in i638, zegt ons de Rekening van den 200sten penning voor 1643, pag. 5 verso, waar men leest: «De weduwe van Anthonius Mason met haer voorkinderen lest gecontribueert hebbende . „ . . . heelt de anno i638 al verclaert, dathaere voorkinderen voornoemt, wesende 5 in getale, hebben haer eijgen vaderlijcke goet etc." Eene Vroedschapsresolutie van 10 Aug. i65i luidt: «Sijn weesmeesteren deser stede geauthoriseert de goederen van Nicolaes Mason, berustende ter weeskamer alhijer, voor de getrouwicheijt van denselven, als woonende bij een coopman tot Amsterdam, te mogen verbinden ende verobligeeren etc." Den 29s,en Julij 1652 werd «opt versouck van Nicolaes Mason, naergelaten soone van Anthonius Mason, denselven met toestant van de weesmeesteren als administrerende voochden van den voors. N. Mason, denselven geaccordeert attestatie omme aen de Staten van Hollant te versoucken veniam aetatis." Den i5den Maart i655 werd aan «Franchoijs Mason, staende jegenwoordich onder de voochdije van de weesmeesters van Brielle, met consent van sijnne naeste bloetvrunden toegestaan te verzoeken veniam aetatis. De Thesaurie-Rekening over 1666-1667 heeft p. 27 den post: «Betaelt weesmeesteren wegens Joris Masons erffgenamen een jaer intress etc." Zooals ik reeds heb bericht, won Mr. Willem Panser bij Margareta Mason in 1648 een zoon. Bij den doop van dien zoon waren getuigen juffr. Geertrut Musch en Martie Deijm. Met wien Margaretha hertrouwde, zegt ons eene akte van i3 Junij i65o: «Compareerde ... S' . Jacob van Ferden, coopman tot Bremen, als getrout hebbende juflr. Margreta Mason, laest weduwe ende geïnstitueerde erffgenaem van Mr. Willem Panser, in sijn leven adv., die mede erffgenaem was, soo van sal. Jan Panser Heijndricxe sijnnen vader als van Jacob Panser, sijnnen broeder sal., te kennen gevende dat hij, comparant, in de voors. qualite, op den i3 n deser aen S'. Heijndrick Panser, coopman alhijer, broeder van den voorn. Mr. Willem Panser sal : . overgedaen heeft alle de goederen .... bij den voors. Mr. Willem Panser naergelaten etc." In Res. Vroedsch. 2 Dec. 1608 is sprake van een engelschman Abdij Maesson, die ,,ten minsten 40 kinderen" een ambacht moest leeren. In 1624 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Jan le Mason, soldaat (Acta van 29 Febr. 1624). In 1628 kwam te Brielle met attestatie van Bergen op Zoom Jean Masson (Acta Aan 2 Maart 1628). De Kerkeraadsacta van 28 Jan. 1672 noemen onder de op belijdenis aangenomen personen Adriaentje Masson en als ingekomen met attestatie van Heusden Catharina van Masson. CXII. DE WIT — DE WITH. Lenart Jansze de Wit heet N° 18 op de Naamlijst der Vroedschappen. Hij werd benoemd tot schepen in 1619, tot raad in het College der Magistraten in 1621, tot burgemeester 10 Sept. 1618. Blijkens eene aanteekening van 1 Jan. 1622 ',Bodtboeck, begonnen 1616, p. 128) leefde hij toen nog, maar spoedig daarna stierf hij. In plaats van den overleden (1) burgemeester Lenaert Jansze werd den 2gsten jan 1622 Willem Arentsze de Vogel gecommitteerd om »opsicht te hebben opte brantemmers". Den 22s,en Oct. 1622 werd aan de weduwe en kinderen van Leendert Jansze de With vergund «erffhuijs te houden". Uit eene aanteekening van Oct. 1622, vervat in het genoemde Bodtboeck, blijkt (i) De Rekening der St. Cath. kerk over i Nov. 1621 — 31 Odober 1622 vermeldt zijn begrafenis niet. dat de weduwe heette Claertgen Jacobs. Twee zonen zag ik vermeld, I Jan en II Claes. I. Jan Lenaertsze de With (de Witt) j. m. is 21 April 1620 getrouwd met Maritge (ook Maertge genoemd) Joris dr. j. d. Het echtpaar won : Lenart, gedoopt i3 Dec. 1622, getuigen : Claes Leendertsze, Claes Crijnsze, Claertjen Jacobs. Twee kinderen van Jan Leendertse de With werden begraven 3o Nov. 1621 en 10 Maart 1626. In 1620 werd Jan Lenardsse de Witt j.m. op belijdenis aangenomen (Acta van 27 Febr. 1620). Eene resolutie van 16 Maait 1624 vermeldt Jan de Wit als diaken. Den 5den Dec. 1626 werd Jan Lenaertse de Wit verkozen tot «capiteijn vant blaeuwe vendel". Eene akte van 9 Febr. i63o gewaagt van Maertge Joris dr., weduwe van Jan Leendertsze de With. In Oct. i632 is Maertje Joris weduwe hertrouwd met Pieter van den Berge j. m. Dat zij haren eersten man (1) meer dan één kind schonk, zegt ons eene aanteekening van 1640 (Bodtboeck, begonnen 1624. p. 370 verso), waarin sprake is van een huis door Jan Leendertsze de With indertijd gekocht »ende alsnu bij de vrunden ende voochden van de naergelaten weeskinderen van Maritgen Joris dr. des coopers overleden huijsvrouwe wederom vercocht". Eén dier kinderen was Leendert Jansze de Wit, als j.m. den ioden Mei 1648 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 25 Mei te Rotterdam getrouwd met Catharina van Koukelbergh (Couckelenburch) j.d. aldaar. Het echtpaar won Helena, gedoopt 29 April 1654, getuigen: Willem Jorisze Laekencoper en Soetje Jans de With. Eene akte van 6 Mei i65i noemt Leendert de Wit als borg voor Johan van Noorden en een akte van 25 Julij i65i noemt Leendert Jansze de Wit als borg voor Aren Jansze Coppert ; uit een akte van 28 April i653 en uit Ress. Mag. 19 Oct. 1652 en 26 April i653 blijkt dat Leendert Jansze de With goudsmid was. Den 2den Nov. i65i was Leendert de With getuige bij den doop van een kind van Arent Coppers. Den 2is,en Aug. 1654 werd begraven een kind van de weduwe van Leendert Jansze de With. In i665 hertrouwde die weduwe met Cornelis Doncker, weduwnaar. Een zuster van Leendert Jansze de With was ongetwijfeld Soetje Jans de With, eerst gehuwd met Ds. Esajas de Court, daarna met Aren Jansze Copper(2). Zie art. LXVII. Den i3den Dec. i65i was zij getuige bij den doop van een kind van Pieter van den Bergh, en den 8su'n Oct. 1653 bij den doop van een kind van Hendrick Henrixse. II. Claes Leendertsze de Witt werd in 1622 op (1) Eene aanteekening van 1624 (Bodtb. 1616. p. 181) zegt ons dat er toen ook te Middelharnis een Jan Leendertsze de With woonde. (2) Bij den doop van kinderen van dezen Copper, 28 Julij 1654 en 2 Junij 1659, was getuige Catrina de With. Misschien was zij een zuster van Soetje. Catrina de Wit was ook getuige bij den doop van een kind van Pieter de Winter op 16 Dec. 1655. Djn istc" Junij 1668 was Jacomintge de Witt getuige bij den doop van etn kind van Arent Leenderse Baucam. belijdenis aangenomen (Acta van 28 Dec. 1622). Als broeder van Jan komt hij voor in eene akte van 28 Oct. i63o, luidende: «Compareerde... Claes Leendertsze de With, dewelcke verclaerde te constitueren... de heeren weesmeesteren deser stede, omme bij deselve van wegen hem, constituant, op te nemen de reeckeninge bij Maertge Joris dr., weduwe wijlen Jan Leendertsze de With, sijnnen broeder, te doen aengaende den boedel van haerenza: vader Leendert Jansze de With etc." Als j.m. is Claes Lenardsse de Witt den 24slen Oct. 1621 te Brielle ondertrouwd en daarna te Rotterdam getrouwd met Annetjen Arents j.d. wonende te Rotterdam. Den 24sten Aug. 1622 werd Annetjen begraven en de weduwnaar hertrouwde te Brielle den I7de" Jan. 1623 met Wijben Pieters j.d. In eene akte van 16 Febr. 1626 wordt hij genoemd een schoonzoon van Hubrecht Verbeecq, vroedschap. Volgens een akte van 19 Mei 1627 woonde hij toen te Schiedam. In de i8de eeuw kwamen enkele personen, genaamd de With, uit Schiedam te Brielle. De Acta van 28 Oct. 1700 noemen Catharina de Wit, van Schiedam; de Acta van 26 Julij 1708 Catharina Constad weduwe de With en Magdalena de With, van Schiedam. Den 27sten Junij 1711 werd te Brielle tot poorter geadmitteerd Leendert de Wit, geboren te Schiedam. Den 4den April 1713 trouwde deze Leendert als j. m. te Brielle met Laurentia van den Bergh j.d. Men zie over dit echtpaar art. LXXXI, handelende over Van den Berge. Dengden Sept. I766is De With te Brielle gestorven. Van zijne nalatenschap werden een huis en een schuldbrief geërfd door een kind en een kindskind van een halve zuster van Leendert de Witt; de rest bestond uit obligaties, en deze waren gelegateerd aan het Oude Vrouwenhuis te Brielle, dat daardoor circa f 16000 kreeg. Deze opgave is ontleend aan het Register van het collateraal, loopende van 1765 —1801. In zijne M. S. Brielsche Jaarboeken schreef Jan Kluit: «Op den g September dezes jaars (1766) overleed binnen deze stad den Heere Leend. de Wit in den ouderdom van 80 jaren en 6 maanden. Dezen Heer scheen een meer dan gemene zugt te hebben om mildadigheid te bewijzen aan Godshuizen; hiervan hadde hij reets preuven gegeven in den jare 1755, wanneer hij na het overlijden van desselfs huisvrouw jufir. I.. van den Berg op het Oude Vrouwenhoff twee huizen, alwaar vier oude vrouwen in onderhouden wierden, hadde doen demoillieeren en in desselfs plaats een geheel nieuw gebouw doen plaatsen met 6 wooningen, waardoor het gemelde Vrouwenhoff met twee vrouwen is vermeerdert, en de revenuen door denselven Heer daartoe zijn verordent geworden, gelijk wij ter zijner tijt gemelt hebben. Bij deze liefdegiften heeft hij sig niet bepaalt, maar heeft aan het gemelde Vrouwenhuis gelegateert een somma van 2i5oo gulden, 0111 uit desselfs revenuen aan ider der gemelde 10 vrouwen jaarlijks te betalen een somma van 5o gulden buiten de revenuen, die zij jaarlijks van de Regenten van het genoemde Hoff genoten. Behalven dit legaat heeft de heer de Wit ook nog gelegateert een somma van 1600 gulden aan 't Gasthuis, buiten en behalven nog 800 gulden, die hij reets bevorens voor gedagtenismalen aan de twee vorengemelde huizen gedonateert had. Dog 't scheen, dat de Regenten van het Vrouwenhoff weinig genoegen hadden in deze dispositie, doordien dit Godshuis in 't geheel bij dezelve niet bevoordeelt wierd, offschoon hetselve meerder behoeftig was dan eenig ander godshuis binnen deze stad, weshalven welgemelde Regenten te raden wierden middelen te beramen om derzelver jaarlijksche revenuen te vermeerderen door het verminderen van een seker aandeel vlees, broot, boter etc., dat aan de oude vrouwen van tijt tot tijt wierd uitgedeelt, ten zij dat dezelve vrouwen eenigermate renuncieerden en affstandt deden van een gedeelte van 't legaat ten behoeve van het Vrouwenhoff. Deze, hierdoor in de engte gebragt zijnde, resolveerden onderling om met de heeren Regenten met communicatie en goedvinden van de j erffgenamen van de heer de Wit te contracteeren, vooreerst dat zij genoegen namen, indien aan haar j jaarlijks in plaatze van 5o voortaan 40 guldens aan ider uit het legaat van den heer de Wit wierde uitgedeelt; ten tweede dat de 2 vrouwen, waarmede de heer de Wit in het jaar 1755 het Hoffje hadde vermeerdert, van nu aff aan weder zoude 'uitsterven en op het oude bepaalde getal van 8 | oude vrouwen werden gebragt, waardoor het huis de revenuen voor deze 2 vrouwen geschikt proffiteerde, in welken gevalle na overlijden van 2 der vrouwen de overige 8 weder jaarlijks de volle uitdeelingh van 5o gulden boven de ordinaris revenuen zouden genieten." Hetgeen Kluit verklaarde «ter zijner trt gemelt" te hebben, luidt aldus: «Op den 12 October van den jare 1754 is in deese stadt overleeden juffr. Laurentia van den Berg, huisvrouw van den heer Leendert de Wit, dewelke na haar doot in eene gants dierbaare nagedagtenisse blijft door hare godtvrugtige erffmakingen aan de dyakonij, het gasthuis en oude vrouwenhuis, waardoor zij met haar doot versagt heeft het verlies, dat de bedekte armen anders door haare onbekende mildadigheit zouden verlooren hebben, moetende de erffmakingen, door haar gedaan aan het gasthuis en oude vrouwenhoff volgens haare begeerte alleen werden gebruikt ten behouve van de oude lieden, in deselve huisen wonende, en geensints werden geëmploijeert tot reparatien olf eenige andere noodtwendigheeden. Maar alsoo den hoogen noodt van het Vrouwenhoff door bouwvalligheit vereiste een considerabele reparatie, dewelke naar vereis aan hetselve niet konde werden gedaan door den geringen staat der revenuen, die hetselve huis was hebbende, soo heeft het der mildadigheit van den heere L. de Wit goetgedagt, het edelmoedige voetspoor zijner huisvrouw in zijn leeven na te volgen en zijn gunst in het bijzonder te bewijzen aan dit bouwvallig Vrouwenhoff, door hetselve voor een gedeelte te doen affbreeken en daarvoor een geheel nieuw gebouw in plaats te setten, voorsien met 6 kameren, om door zodanig een getal van oude vrouwen bewoont te worden, waardoor denselven heer boven het ordinaire getal van 4 vrouwen, die in het affgebroken gebouw gewoont hadden, is uitgelokt geworden, en heeft sigh alleen niet willen bepalen met zijne genegenheit te bewijsen aan den opbouw van dit huis, ne maar heeft daarenboven hetselve geaugmenteert met 2 oude vrouwen, dewelke hij ter zijner keuse aldaar geplaast en voor welke hij de revenuen besorgt en geschonken heelt, om benevens de andere vrouwen in hetselve huis onderhouden te worden. Den eersten steen aan dit nieuw gebouw is gelegt op den 9 April door de twee gebroeders, de heeren Gerart en Jan Fauvarcq." Den isten Oct 1741 werd te Brielle gekozen tot raad in het College der Magistraten Dr. Jan de Witt, die i5 Febr. 1742 begraven werd. Na Leendert de Wit kwam nog te Brielle Maria de With j.d., geboren te Schiedam. Zij trouwde den I7den Julij 1719 met Jan Meijsterj.m. en den 28sten Mei 1720 met Gerard van Eijsden. Misschien dat onder de genoemde personen, die van Schiedam te Brielle kwamen, zich één of meer bevonden hebben, die afstamden van Claes Leendertsze de Wit, die in of omstreeks 1627 uit Den Briel naar Schiedam vertrok. Witte Corneliszoon de With, aangaande wien ik enkele bijzonderheden mededeeldein » De Navorscher", 1880. blz. 385 —3g6 en 1881, blz. 371 en volgg. komt I eenmaal, in i636, op de lijst der Sehepenen voor, maar op de Naamlijst der Vroedschappen staat zijn naam niet. Behalve Lenart Jansze de Wit, werd nog slechts één persoon van dien geslachtsnaam te Brielle vroedschap, namelijk Mr. Adriaan Matheus de Wit (N°. 212), geboren te Delfsha ven en i3 Aug. 1774 te Brielle poorter geworden. Hij werd gekozen tot schepen in 1776, 1778, 1781, 1783, 1784, 1786, 1791 en 1792, tot raad in het College der Magistraten in 1793, tot burgemeester in 1785, 1791 en 1794. I^en 28sten Jan. 1795 werd hij als regeeringspersoon ontslagen. In Dec. 1791 werd hij in plaats van burgemeester De Meij aangesteld door de Vroedschap tot thesaurier-orclinaris van Den Briel, ontvanger van de ordinaris en extraordinaris verpondingen enz. Den isten Oct. 1787 werd hij voor 3 jaar, ingaande 1 Mei 1788, gecommitteerd in de Provinciale Rekenkamer van Holland. Van 19 Oct. *794 I79^ en van 27 Oct. 1799 tot 1802 fungeerde hij als ouderling bij de Waalsche Gemeente te Brielle. J. Kluit heelt aangeteekend dat hij den i5den Julij i8o5 gestorven is. Het Brielsche Register van de in dat jaar overledenen maakt van hem geen gewag. Hij zal dus elders overleden zijn. CXIII. HALLING. In 1674 kwamen met kerkelijke attestatie uit Den Haag te Brielle Mr. Pieter Halling en zijne huisvrouw. Hoe die huisvrouw heette, leert ons eene Magistraatsresolutie van i5 Maart 1681, vermeldende dat in plaats van Cornelia Krouser, weduwe van Adriaen Kopper, werd aangesteld tot moeder (regentes) van het weeshuis Lambertina Veer, huisvrouw van Pieter Hallingh. In 1677, 1678, 1680 en 1681 werd Mr. Pr.Hallingh, N°. 108 op de Naamlijst der Vroedschappen, verkozen tot schepen, in 1681 tot burgemeester, in 1680 tot heemraad (Res. Vr. 3 Junij 1680). In 1679 solliciteerde hij naar »het ampt van den overleden heere Sixtij, in sijn leven secretaris van den Hove van Hollandt", en de Vroedschap beval hem door hare gedeputeerden ter Statenvergadering mondeling en schriftelijk aan (Ress. Vroedsch. 25 Sept. en 14 Nov. 1679)- Blijkens eene Res. Vroedsch. van 9 Oct. i683 was Mr. Pieter Halling toen gestorven. Den 7den Sept. 1688 zijn te Brielle getrouwd Leendert Hallinghs Kolver j.m. en Trijntje (Catharina) Paulus j.d. Kinderen van het echtpaar werden gedoopt 3i Mei 1689, 29 Mei 1691, 12 Maart 1694 en 22 Junij 1696, en begraven 3o Junij 1689 en i3 Junij 1691. Den 28sltn April 1705 is de weduwe van Leendert Hallinghse Kolver hertrouwd. In de Registers is de naam des mans ook Hallingh en Halling gespeld. Misschien was reeds bij hem de naam Halling geen geslachtsnaam, maar een voornaam. Als voornaam kwam hij mij meer dan eens voor. Den 2den Junij i5g6 zijn te Brielle getrouwd Aert Claesze j.m. van »Pieteishouck" en Adriaentge Hallincx j.d. van Brielle. Het echtpaar won : Hallinck, gedoopt 2 Maart 15g7 ; Claes, gedoopt 5 Nov. 1604. Inde Stadsrekening over 1453 — 1454 komt p. 2 verso, onder het hoofd »ontf. van der stede vrijheden", deze post voor: «ontf. van Jan Hallincxze van der vrvheit buten tzuutdense poerthuus etc". In de Stadsrekening over 1465 — 1466 is pag. 27 sprake van Willem Hallijncx. CXIV. VAN DER MEER. N° 35 op de Naamlijst der Vroedschappen is Adriaen van der Meer. Tot schepen werd hij gekozen in 1622, 1623, 1625 en 1627. Uit Ress. Mag. 11 Maart 1623 en 17 Mei 1624 blijkt, dat hij als diaken fungeerde. Eene Vroedschapsresolutie van 12 Maart 1628 leert ons, dat hij toen overleden en in leven hoofdman van het Schippersgilde was. Den 7den Julij 1620 zijn te Brielle getrouwd Adriaen Jacobsze van der Meer j.m., wonende te Heenvliet, en Maritjen Cornelis van Coudenhove (Couwenhove), weduwe van Arent Jansze (n, te Brielle. Het echtpaar won Lijsbeth, gedoopt te Brielle i3 Junij 1621, getuigen: Jan Jansze van Almonde en Cornelia van der Meer. Den 27sten Aug. i63o zijn te Brielle getrouwd «Hendrick Lucasze Nouts van Eijnthoven" j.m. en Maertje Cornelis, weduwe van Adriaen van der Meer, in leven vroedschap. Niet op de lijst der Vroedschappen, maar wel op die der Schepenen van Brielle komt voor Mr. Edmond van der Meer; hij werd in 1722 tot schepen gekozen. Dezellde persoon zal wel bedoeld zijn in Res. Mag. 5 Maart 1718: »Is tot burger en poorter binnen dese stad geadmitteert den heer Eginund van der Meer, gebooren tot Turin in Savoijen." De geslachtsnaam van der Meere kwam mij reeds voor in de Thesaurie-Rekening over i5o5 — i5o6, p. 20, waar de post geschreven staat: »Meester Willem van der Meere oft zijn erfven ende was coeper Pieter Zwijnant een jaer renten etc.'' In de Thes.Rekening over i5o6-i5o7 leest men p. 19 verso: «Meester Willem van der Meerens weduwe een jaer renten etc." En p. 25: »Der weduwe van mr. Willem van der Meere een termijn rente etc." In de Thes. Rekening over i5io-i5ii, p.20, staat de post: «Claes van Lier als getrout hebbende mr. W illem van der Merens weduwe een jaer renten etc." In 't Brielsche Archief berust een akte van accoord dd. i5 Nov. i553 tusschen de Brielsche Regeering en \ ranck Pietersze van der Meer met juffr. Ivatharina van der Meer, in geschil over zekere kade in de «Nyeuwe Gote." Een post in de Thesaurie-Rekening over i563 — 1564, p. 12, luidt: «Jonckvrouwe Dignum van der Meere een jaer renten etc." In latere Rekeningen, zooals die over 1609—1610, heet zij »joffr. Dingnum van der Meer." In de Rekening over 1613 —1614 luidt de post: »Betaelt aen Jan Weijmansze over een jaer verloopen renten . . . staende te boucke opten naem van joflrouwe Dingnum van der Meer etc." Cornelis Arentsze van der Meer was 24 Jan. i588 getuige bij den doop van een kind van Jacob jansze van Velzen en Susanna van Berchem. (t De Acta van 31 Aug. J621 vermelden de aanneming op belijdenis van Maritje Cornelis ran Couwenhove huisvr. van Adr. van der Meer. m m Blijkens eene akte van 23 April 1608 bleei Mr. Pieter van der Meer, raad en pensionaris van Delft, borg voor Matheus van der Goes als rentmeester »van de goederen van den convente van Emsteyn". Den aden Nov. 1621 werd te Brielle begraven de huisvrouw van Mr. Ysbrant van der Meer, chirurgijn te Maassluis. Den 26sten Julij 1626 zijn te Brielle ondertrouwd «Joncheer Jacob van der Meer van Berendrecht, capiteijn van een compagnie voetvolck ten dienste j van de Staten Generael," en «jufïrou Anna de la Sale". In margine staat : «hebben attestatie om te Noortgouw te trouwen". Blijkens eene akte van 24 Febr. 1629, waarin de jonkheer genoemd is Jacob van Meer van Berendrecht, was hij toen in garnizoen te «Valckenisse". Over Clara van der Meer, gehuwd met Pieter van Velsen, zie men wat ik schreef p. 94 Alg. Ned. Familieblad, jaarg. 1887. Eene aanteekening van i633 (Bodtboeck, beg. 1624, p. 242) gewaagt van den verkoop van een huis, dat «plach toe te behooren Clara van der Meer, weduwe wijlen Pieter van Velsen". Den I7den Sept. 1645 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 2 Oct. te Rokanje getrouwd Mr. Johan Rota en Maria van der Meer, beiden wonende te Brielle. Den 3osten Nov. i653 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna elders met attestatie van 29 Dec.. getrouwd Paulus van Russel «cappitein lt. van de compagnie van den collonel Renesse", in garnizoen te Enkhuizen, en Maria van der Meer, wonende te Brielle (1). In de Rekening van den 200sten penning voor 1665 staat fol. 26 de post: «Maria van deiMeer op 20000 pond, dan alsoo deselve in den jare l656 (2) al es getrout met eenen Poulis Russel, woonachtich tot Dousburgh in Gelderlant, ende tsedert alhier niet heeft gecontribueert als aldaer niet gegoet sijnde memorie". Eene aanteekening van l663 (Bodtboeck, beg. 1660, pag. 168) noemt «Paulus Russel stadthouder vant Richterampt van Dousburch." In 't Bodtboeck, beg 1641, wordt opp. 90 Roelandt Meeuwesteijn genoemd een «eijgen" j neef van juffr. Maria van der Meer, gehuwd met P. Russel. Van juffr. Maria van der Meer is ook in vereeniging met Abraham Hero van der Werp 0tafelhouder" sprake in een akte van 5 Aug. 1648. Den I7den Nov. 1647 bij den doop van een kind van Isaac Willemsze en Anna van Onna was getuige juffr. van der Meer. Juffr. Catharina van der Meer was 11 April i652 (1) Volgens een akte van 26 ]an. 1654 was P. van Russel toen nog te Enkhuizen en was de kolonel Renesse overleden. (2) Volgens 't Trouwregister in 1653. » getuige bij den doop van Pitronella, dochter van Frangois Carlevero en Eva Wessels. Eene akte van 3o Nov. i657 noemt Adriaen van der Goes, raad en rentmeester generaal van de domeinen van Voorne, als borg voor Franco van der Meer «oud-schepen ende veertich raet der stadt Delft." Eene akte van schuldbekentenis dd. 3l Aug. i658 gewaagt van Abraham en Ysaac Symonsze van der Meer alsmede de kinderen van Aren en Cornelis Symonsze van der Meer, te Maassluis. In 1684 kwamen te Brielle met attestatie van Rotterdam Willem Jacobse Lelijzee en Jannetje Meesdr. van der Meer (Acta van 3o Sept. 1684). Het echtpaar won te Brielle Mees, gedoopt 20 April 1688, getuigen : jannetje Mees en Neeltje Jans. Den 22sten Nov. 1701 werd de moeder begraven en de vader hertrouwde met attestatie van 3o April 1702 te Rotterdam met Aeghje Maertens j. d. aldaar. In i685 kwamen te Brielle met attestatie van Heenvliet de echtelieden Hendrick Gerritsze van der Bije en Dina van der Meer (Acta van 26 April i685). Den 2 7sten Dec. 1693 zijn te Brielle getrouwd Frangois van der Meer j. m. van Schiedam en Jaquemina Gardenier, weduwe van Lucas Burghvliet. De Acta van 28 Jan. 1694 noemen onder de ingekomen personen Frans van der Meer, van Schiedam. Hij won bij {.Gardenier: Catrijna, gedoopt i5 Oct. 1694, getuigen: Pieter van der Meer, Annetje Gerrits, Neeltje Jans ; Jacobus, gedoopt 8 Julij 1696, getuige : Lijsbeth Gardenier ; Pieter, gedoopt 18 Oct. 1699 ; Gerrit, gedoopt 16 Aug. 1701, getuigen : Pieter van der Meer, Annetje Gerrits Timmers. Van de overige personen, die in de Brielsche Registers geboekt staan met den naam Van der Meer, vermeld ik alleen nog Pietertje van der Meer als weduwe van Y. van der Horst, in leven «luitenant militair ten dienste dezer Lande", den 21 sten Oct. 1712 te Brielle begiaven. cxv. GOUTSWAERT. Adriaen Rochusze Goutswaert trad op als schepen in i5g8, 1600, 1602, 1604, 1606, 1607, 1609, 1611, 1612, i6i5 en 1617. Als «servitiemeester" komt hij voor in Ress. 1 Sept. 1616, 17 Maart 1617, 3 Febr. 1618. Na 3 Febr. 1618 en vóór 22 April 1618 is hij gestorven. Op den laatsten datum werd een schepen gekozen loco Adriaen Rochusze Goutswaert, overleden. Een zoon van dezen Adriaen was de vroedschap Willem Adriaensze (Arentze) Goutswaert, N°. 28 op de Naamlijst. Hij werd tot schepen gekozen | in 1621, 1622, 1625, 1626, 1628, 1629, i63l, i633, 1635, i63/, i638 en 1640, tot raad in het College der Magistraten in i63g, tot burgemeester in 1634. Evenals zijn vader was hij «servitiemeester" (Res. 20 Maart 1621). Als regent van het Gasthuis is hij vermeld in een akte van 3o Julij i632. Tot het avondmaal werden toegelaten in 1620 Willem Arentsze Goutswaert (Acta van 3o Oct. 1620), Ariaentje Lambrechts, huisvrouw van Willem Ariensze Goutswaert, in 1621 (Acta van 6 Mei 1621). Den 28sun Oct. i63i zijn te Brielle getrouwd Willem Adriaensze Goutswaert, weduwnaar, vroedschap, en Leentje Jans, weduwe van Jan Pietersze Lelijevelt, in leven vroedschap. In de Thesaurie-Rekening over 1639-1640, p. 58 verso, staat de post: «Betaelt Leentgen Jans dr., weduwe van Willem Adriaensze Goutswaert, in sijn leven servijsmeester deser stede, over twee jaeren gagie sijnnes dienst, verschenen 1 Meye 1640 etc. Den i*'en Dec. 1640 werd Jacob de Vogel gekozen tot schepen in plaats van Willem Adriaensze Goutswaert, overleden. Zijne weduwe j Leentge Jans is 20 Oct. 1641 hertrouwd met Henrick Lucasze Nouts, weduwnaar, en werd 8 Aug. i65i begraven, waarna Nouts den 8s,en Oct. i652 hertrouwd is met Margarieta Weimans, weduwe \ an Cornelis C leiburg (1). In de Rekening der St. Cath. kerk over 1625-1626 staat lol. 2 de post: «Ontlangen van Willem Arijense Goutswaert, die begraven heelt sijn soon den iien November (i625) etc. Behalve dien zoon won Willem Adriaensze een dochter. De Kerkeraadsacta van 28 April i633 vermelden de aanneming op belijdenis van «Ariaentje \\ ilms Goutswaerts dochter." Deze Ariaentje trouwde eerst met den vroedschap Pieter van Nocque (zie art. XC) en den 5ien April i65o met Jan Eliasze \ enlo (zie art. XXXVII). Rene aanteekening van 18 Febr. i65i (Bodtboeck, beg. 1641, p. 444) spreekt van «Aerjaentje Goutswaert, in leven huijsvrouwe van Jan Elijasze van Venlo." Ik vond gewag gemaakt van 3 zusters van Willem Adriaensze Goutswaert. Den 2. Deze Gerrit komt ook voor in de Rekening van den 20ostcn penning voor 1625, p. 6, en Res. Mag. 22 April .1634. Zie over Londerseel voorts het art. over Hage. De laatstgenoemde Rekening noemt ook Pieter Jacobsze Goutswaert te Oudenhoorn (p. 49 verso), en Neeltgen Baltems dr. weduwe van Claes Arentsze Goutswaert, alsmede de weeskinderen van dien Claes te Hekelingen (p. 69 recto en verso). Den 26sen Febr. 1634 zijn te Brielle getrouwd Jan Cornelisze Goutswaert, weduwnaar, te Nieuwenhoorn, en Gerbi Jans j.d. te Brielle. Het testament dezer echtelieden werd gepasseerd 29 Mei 1641. Zij woonden toen te Nieuwenhoorn en de man was secretaris van de «Oude en Nieuwe StreuytenEene akte van 4 Mei 1654 vermeldt «Corstiaen Jansze Goutswaert als testamentaire voocht ende administrateur in den boedel van Jan Cornelisze Goutswaert sijnen overleden vader." Genoemde Corstiaen, ook vermeld in akten van i5 Mei i656 en 1 Oct. 1657, woonde te Nieuwenhoorn en was blijkens eene akte van i3 Junij 1661 gehuwd met Claesje Dirricx Nagge, dochter van Dirck Jansze Nagge en Maertjen Arens. Den ioden Dec. i65g zijn te Brielle getrouwd Pieter Arentse Goutswaert, weduwnaar te «Hellevoetsluis", en Willemijntje Jans, weduwe van Arent Jansze Quack, te Brielle. ïn een akte van i5 Aug. i653 heet deze Pieter «waert op Hellevoetsluys". • In eene aanteekening van i663 (Bodtb. beg. 1660, p. 149) komt hij nog voor als echtgenoot van gezegde weduwe, maar in de Rekening van den 200s,en penning voor i665 leest men fol. 64: «Noch van die van den Gerechte vant Weergorsch ontvanj gen bij overschrijvinge van de stadt van den Briele tot laste van Pieter Arentsze Goutswaert als getrout hebbende de weduwe van jan Cornelisze Decker 1 etc." Eene akte van 29 April 1661 spreekt van Willem Cornelisze Goutswaert «schout van de Goorndijck," I en eene akte van 5 Junij 1662 van Abraham Jansze Goutswaert te «Rockaingie." Den 1 rien Julij 1664, bij den doop van Hendrickus, zoon van Johannes de Valoys en Jenneken Dercx, waren getuigen : Do. Henrickus de Valoys, Pieter van Vliet en Maria Goutswaert (1). Den 2gs:en Aug. 1666 zijn te Brielle ondertrouwd Eewout Goutswaert, weduwnaar, schoolmeester te «Heijnenoort", en Magdaleentje Jacobs van Valckenburch j.d. te Brielle. Leendert Warnaer (Warnar), in 1676 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 22 Oct. 167&), I is aldaar 29 Oct. i6?5 getrouwd met Neeltje J Dircks Goutswaerdt j.d. (2) te Brielle. Het echt- 1) Johannes de Valois, volgens de Kerkeraadsacta van 4 Jan. 1652 te Brielle gekomen met attestatie van Den Haag, is alsj.m. 2 Julij 1651 ald ondertr. en daarna met attestatie van 22 Julij buiten Brielle getrouwd met Jenneken Dircx van der Court j.d. van „Buijren", laatst gewoond hebbende te Rotterdam. Behalve den genoemden Hendrikus won het echtpaar: Pitronelle, gedoopt 18 Mei 1652, getuige: Maijke Rijcke; Petronella, gedoopt 17 Mei 1656 getuigen; Willem Essevelt, Henricus de Valoys en Piternella Jans; Willem' gedoopt 7 Jan. 1659, getuigen ; Willem Essevelt, Jannetje Lomne, Arienj Jansze Quack en Hilleeondt Greveraert ; Johannes, gedoopt 20 Maar 1667, getuigen: Hendriek de Valoys en Annetjen Pieters. Bij den doop van 't laatste kind was de moeder weduwe. Den isten Nov. 1661 werd gedoopt Derck, zoon van Johannes Valus, getuigen: Johannes de Winter, Gerbe Cornelis. Misschien moet in 't bericht van dezen doop, dat den naam der moeder verzwijgt, in plaats van Valus gelezen worden de Valois. Den I4den Mei 1658 werd een kind van Johannes de Valois begraven. De Kerkeiaadsacta van 30 Dec. 1621 noemen Willem de Valois en Appollnnia van Munck, te Brielle gekomen met attestatie van Sluis in Vlaanderen. Den 22Sten Febr. 1622 werd te Brielle gedoopt Cornelia, dochter van Willem de Valois, getuigen: Lieben de Valois, Susanna Pieters, Saertien Heits, Katelijne Roelants en Anneke Geins (?). De Acta van 4 Mei 1628 vermelden Willem de Valois en Appollonia zijn huisvrouw, te Brielle gekomen met attestatie van Sommelsdijk. Volgens de Acta van 1 Maart r647kwam toen te Brielle Apollor.ia de Munck, weduwe van Willem de Valois. De Thesaurie-Rekening over 1666—1667 gewaagt nog op p 33 van Apolonia de Munck, maar die over 1668 - 1669 niet meer. De genoemde Johannes de Valois, alsmede Henricus de Valois en Clara de Valois zullen kinderen van di' echtpaar geweest zijn. Henricus de Valois was een alumnus van Den Briel (Ress. Mag. 30 Jan. en 27 Sept. 1649, 16 April en 8 Oct 1650, 26 Aug. 1651 en 13 Junij 1654). In 1655 werd hij beroepen te Den Bommel, van waar hij in 1671 naar IJsselmonde vertrok. In 1683 werd in de gemeente Den Bommel beroepen'de candidaat Willem de Valois; in 1686 werd aldaar een ander beroepen wegens 't overlijden van Willem. — Den gden Oct. 1650 zijn te Brielle ondertrouwd Bastiaen Jansze van Solingen j. m. te Dordrecht en Clara de Valois j. d. te Brielle. Het echtpaar won : Johannes, gedoopt 1 Sept. 1651, getuigen: Claertjen Arnts en Anneken Carels ; Maria! gedoopt 25 Sept. 1652, getuigen: Angenieta Jans en Johannes de Valoys; Willem, gedoopt 25 Aug. 1657, getuigen : Johannes de Valoys en Angenieta Jans van Solingen ; Joannis, gedoopt 15 Dec. 1660, getuigen : Johannes j de Valoys en Angenieta van Solingen ; Hendriek, gedoopt 30 April 1664, getuigen : Appolonia de Valoys er. Ds. Henrickus de Valoys; Agnietje, gedoopt 15 Maart 1669, getuige: Trijntje van Proijen. Over Van Solingen zie men art. XL1. — Den 8sten Mei 1689 trouwden in de kerk der Waalsche gemeente te Brielle Paschal Petit, weduwnaar, „natif de Roüen en Normandie'', en Susanne Valois, „native de Chalons en Champagne." 2) Akten van 25 Junij en 4 Julij 1652 noemen Dirck Jacobsze Goutswaert, molenaar te Nieuwenhoorn. paar won: Anna Josina. gedoopt 27 Nov. 1676, getuigen : de huisvrouw van burgemeester Brasser en diens dochter Anna Margrita ; Gabriël, gedoopt 19 Febr. 1679, getuige: Meinsje Arents ; Anna, ! gedoopt 12 Mei 1682, getuige als voren ; Dirck en Adrianus, gedoopt 21 Maart 1684, getuige : Mensje Arents. Leendert, die stadhouder van den baljuw was, werd 14 Nov. 1694 begraven, zijn huisvrouw 1 Oct. 1694. Den i&den Dec. i685 zijn te Brielle getrouwd Mr. Pieter Goedhals, weduwnaar van Catharina van der Velden, te Brielle, en Dorothea de Wijn, weduwe van Mr. Cornelis van Goudswaart. Van de andere personen, die Goudswaert heetten en in de Brielsche Registers voorkomen, j vermeld ik alleen nog Dina Goudswaert, weduwe | Klapmuts, in 1721 met attestatie te Brielle gekomen van Hellevoetsluis. CXVI. HEIJNIUS. Op de Naamlijst der Vroedschappen vindt men sub N°. 5o Quirijn Ouirijnsze, ook Crijn Crijnsze genoemd. Hij werd gekozen tot schepen in 1628, i63o, i632, 1634, i635, 1637, 1644, 1646, 1647, 1649, i65i, ió52. 1654 en i656; tot raad in het College der Magistraten in 1639, 1641 en i65o, tot burgemeester in 1646 en i653. Den 3'ien Nov. i65fiwerd er wegens het overlijden van Quirijn een ander tot schepen verkozen. Uit meer dan ééne resolutie blijkt, dat hij »ser\itiemeester" en artilleriemeester van het Magazijn te Brielle was (Ress. Mag. 3o Sept 1642, 20 Mei 1645, 11 Junij i65o, Res. Vr. 4 Jan. 1648). Den 3osten Sept. 1642 werd hij genomineerd tot kerkmeester. Den is,en Oct. 1657 werd er wegens zijn overlijden een ander tot thesaurier-ordinaris benoemd. Den 27slen Aug. 1624 zÜn te Brielle getrouwd Crijn Crijnsze j.m. van Den Briel, wonende te Rotterdam, en Maritjen Willems j.d. wonende te Brielle. In 1624 werden te Brielle op belijdenis aangenomen «Crin Crinsen ende Maertie Wilms sijn huijsvrouw." Den igden Febr. 1654 werd de huisvrouw van den burgemeester Crijn Crijnsze begraven. Van wien zij eene dochter was, zegt ons eene Magistraatsresolutie van 18 Julij 1654, inhoudende dat Stijntge Pieters dr., huisvrouw van Gerrit van Dam, verkozen werd tot moeder (regentesk van het weeshuis loco «Maria ! de Vogel in haer leven huijsvrouwe van den burgemeester Quirijn Quirijnsze." Zij was van een dochter van den vroedschap Willem de Vogel; zie op De Vogel. Den igden Febr. 1654 werd zij begraven. Zij schonk haren man eene dochter Jacomina Quirijns, die als j.d. den i3den Mei 1657 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 2 Junij te Westmaas getrouwd is met Dirck van der Stee (i) j.m. woonachtig te Westmaas. Als weduwe van Van der Stee is Jacomina Quirijns den 4den Jan. 1661 getrouwd te Brielle met Mr. Gerrit Pijnaecker, weduwnaar, chirurgijn aldaar, over wien men zie art. XII. In 1664 kocht Adrianus Heijnius een «vierde part in een huijs, genaemt de Galeij," van Mr. Gerrit Pijnakel, die «daer bij erftenisse van den burgemeester Quirijn Quirijnsze aengecomen" was door zijn huwelijk met Jacomijna Ouirijns (Bodtb. 1660, p. 197). Dat Quirijn Quirijnsze 4 kinderen naliet en Heijnius heette, zegt ons de Rekening van den 200Mtn penning voor i665, p. 3 verso enz., waar men leest : «Do'. Johannes Heijnius, predikant tot Goedereede als erfgenaem voor een vierde part in de goederen van sijn vader Quirijn Quirijnse, desselis boedel getaxeert geweest sijnde op 9000 pond, comt voor sijn vierde part etc." «Nijclaes Heijnius mede erfgenaem voor gelijcke vierde part, dan alsoo denselven van hier metter woon es vertrocken tot Nimmegen in Gelderlant (2), sonder alhier gegoet te sijn, dus hiervoor .... memorie." «Adrianus Heijnius mede voor gelijcke vierde part etc." «Het naergelaten weeskindt van Mr. Gerrit Pijnaeckel, geprocreert bij Jacobmijna Heijnius voort resterende vierde part, dan alsoo vant voors. weeskints goederen ter weeskamer alhier es rekeninge gedaen etc." «Alsoo den voorn. Quirijn Quirijnsze voor sijn offitie als servitiemeester deser stede mede was gequotiseert op 3ooo pond, ende dat het voors. offitie, hetwelcke sonder eenich tractament wert bedient, sedert den jare 1654 in desselfs emolumenten meer als de helft es vermindert, sulcx dat daervan tsedert den jare i656 niet en is geconsequeert ofte verantwoort, soo dient tselve hier voor memorie." In 't Kohier van den 2oos,en penning voor 1669 mist men behalve den laatsten ook den eersten post. De Kerkeraadsacta van 4 Jan. 1657 vermelden onder de ingekomen lidmaten «Johannes Heijnius m. d.," van Utrecht. In i658 werd Johannes Heijnius, student in de Theol., wonende te Brielle, beroepen te Goedereede in plaats van Martinus Leo van Coolwijck, die vertrokken was. Den i3den Dec. 1675 werd hij beroepen te Bommenede. De bproepbrief begint aldus : «Alsoo de E. Classe van Voorne en Putten, tot wegneminge van alle (1) De Kerkeraadsacta van 13 Junij 1653 berichten de overkomst van Bartolomeus Nortere en Stephana van der Stee, zijn huisvrouw, met attestatie van s Gravenhage; die van 2 Nov. 16^6 de komst van Stijntje van der Stee met att. van Westmaas. (2) Zie over Nijciaes Heijnius een noot in art. XII en voorts art. XIV. £ sodanige onlusten als in de kerke van Goedereede een geruimen tijd herwaarts tot haar E. drouiheid waren ontstaan (van hoedanig ongemak de kerk van Bommeneede tot ons leetwesen ook niet geheel vrij en is), hadde goetgevonden de verplaatsing en verwisseling van de wedersijdse predikanten uit te werken, volgens resolutie genomen den 25 Junij 1675, en de E. kerkenraad van Goedereede albereids in conformite van de voors. resolutie onsen predikant D. Petrus van der Poel hadde beroupen, soo ist dat wij, ouderlingen en diakonen der kerke J. C. in Bommeneede, oud en nieuw, .... in de plaats van onsen herder en leeraar, die ons andersins weerd en liet is, beroupen hebben ... D. Johannes Heinius, leeraar des Godliken Woords tot Goedereede". Van Bommenede vertrok Heinius in 1682 naar Poederoijen. De beroepbriei van P. den Hartog luidde : «Alsoo de Classis van Voorne en Putten tot wegneminge van alle sodanige onlusten als in de kerke van Bommeneede eenige geruimen tijd herwaarts tot haare E. drouiheid waren ontstaan, hadde goedgevonden de verplaatsinge en verwisselinge van Ds. Johannes Heinius, predikant aldaar met Ds. Petrus de Hartog, predikant tot Pouderooijen (die sig daartoe niet ongenegen vondï, te effectueren, volgens resolutie genomen den 22 Junij 1682, en de E. kerkenraad van Pouderooijen Ds. Johannem Heinium tot haaren predikant albereids hadde aangenomen en beroupen, soo ist dat wij, ouderlingen en diakonen der kerke J. C. in Bommeneede... in de plaats van onsen herder en leeraar beroupen hebben ... Ds. Petrus de Hartog, leeraar tot Pouderooijen etc". Over Adrianus Heijnius zie men een noot in het artikel Keijser. Den 3den Oct. 1671 werd hem toegestaan een bijschool te houden en niet in 1677, zooals aldaar verkeerd is gedrukt. Den i2den April 1673 zijn te Brielle getrouwd Adam Pieters Heijnnius, j. m. van Breda, wonende te Brielle, en Elisabet Jacobs de Vos j. d. Andere personen, Heinius genaamd, kwamen mij liet voor. De Registers der 18de eeuw gewagen t'an een Jan Adolph Heine (1) en van een Duitscher Hein, die zich te Brielle vestigde. De Kerkeraadsacta van l3 April 1749 namelijk noemen Hans Henrich Hein, met attestatie van «Hilchen:>ach", en in de Acta van 16 April 1752 leest men mdermaal : met attestatie gekomen «Hans HenIrik Hein van Hilgenbach in 't Graafschap Nas;auw Siegen." Den 23sten Dec. 1753 zijn te Brielle getrouwd Hans Hendrik Hein j. m. gebo•en te « Hatem in het Nassau Siegense" en Catharina 'an Wetten j. d. geboren te «Gorinchem", laatst ge- (1) Den 22Sten Maart 1778 zijn te Brielle ondertrouwd en met att. van April te Nijmegen getrouwd Jan Adolph Heine, te Brielle, en Petronella tepelius, te Nijmegen. woond hebbende te Rotterdam, doch »nu beijde woonagtig alhier" (Brielle). Het echtpaar won : Anna, gedoopt 10 Sept. 1754; Johannes, gedoopt i3 Jan. 1756; Johannes, gedoopt 3i Julij 1757. Zouden deze echtelieden behooren tot de voorouders van de familie Hein, die in de 19de eeuw te Brielle geleetd heeft ? Te Leiden zal die vraag beantwoord kunnen worden. Ik zeg te Leiden, omdat het hoofd der gezegde familie en zijn zuster, Louise Magdalena Hein, in den ouderdom van 5i jaar en 7 maanden 18 Julij 1854 te Brielle, waar zij woonde, ongehuwd gestorven, te Leiden werden geboren. Het hoofd der familie, Johan Wilhelm Hein, zoon van Johan Pieter Hein en Geertruida van Enter, was procureur, enkele jaren burgemeester van Nieuw-Helvoet (aanteekeningen van i838 en 1840 noemen hem alzoo), daarna lid der Provinciale Staten van Zuid-Holland, tal van jaren lid van den gemeenteraad van Brielle, in de laatste jaren zijns levens lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Aan het werkzaam en nuttig leven van den in vele opzichten hoogst verdienstelijken man werd in 1880 een einde gemaakt. Hij stierf den 2Ös'en Oct. van dat jaar te Brielle, in den ouderdom van 76 jaar en 7 maanden en werd te Rokanje, van welke gemeente hij ambachtsheer was, begraven. Zijne echtgenoote, Maria Johanna Magdalena Faijan Ylielander, geboren te Rokanje, dochter van Benjamin Vlielander en Maria Faijan (beiden te Rokanje gestorven), is in den ouderdom van 48 jaar te Brielle gestorven den 2lswn Oct. 1861. Het echtpaar won de volgende kinderen : Benjamin, geboren 3 Junij i836, gestorven 10 Junij i836. Benjamin Marius, geboren 2 Dec. i838. Deze zoon is bekend als advocaat en lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Hij studeerde te Leiden en behaalde aldaar den titel van mr. in de rechten. Bij Kon. Besluit van 12 Sept. i85o werd hem vergund bij zijn naam te voegen Vlielandcr. Hij is gehuwd met Mej. C. R. G. Couperus, zuster van den bekenden Schrijver. Caroline Henriëtte Geertrui de, geboren 10 Junij 1840. Den 14-™ Nov. 1861 is zij te Brielle gehuwd met Nicolaas Hendrik Nierstrasz, oud 26 jaar, iste luitenant bij 't korps Ingenieurs, Mineurs en Sappeurs, geboren te Gorinchem 3i Dec. 1834, zoon van Cornelis Johannes Nierstrasz en Johanna de Jong (beiden te Gorinchem overleden, hij 2 5 Oct. i835, zij 6 Aug. 1849), wonende te Venlo. Johan Wilhelm, geboren 14 Junij 1842. Hij werd burgemeester van Nieuw-Helvoet, Nieuwenhoorn en Rokanje, en lid van de Prov. Staten van Zuid-Holland. Als eigenaar der ambachtsheerlijkheid van Rokanje noemt hij zich Hein van Rokanje. Hij huwde F. C. H. Wansleven, dochter van Ds. WTansleven, in leven predikant te Lochem, en woont te Nieuw-Helvoet. Hendrik Lodewijk, geboren 23 Oct. 1843. Adriaan Marij, geboren 23 Oct. 1843, gestorven 29 Dec. 1845. Rebecca Adriane, geboren 8 Dec. 1844, den IOI, I653, I655, i656, i658, 1660, i663, 1664, 1666, 1669, 1671, 3 Oct. 1672 en 1 Oct. 1675 ; tot 1 aad in het College der Magistraten 1 Oct. 1649, i665 en 1668 ; tot burgemeester 22 April 1657, 1 Oct. i658, 1660, 1664, 1669 en 1675 ; tot schout in 1661, 1669 en 1670. Den 121™ Aug. 1676 moesten er wegens het overlijden van Pieter de Jongh een schepen en een burgemeester worden benoemd. Eene Vroedschapsresolutie van 18 Aug. i65i zegt ons, dat hij apotheker, eene Magistraatsresolutie van 5 Junij 1649 dat hij diaken, eene akte van i3 Oct. 1674 Jat hij »r. rentmeester van de Espergne" was. Als »onti-ingei particulier van de verpondinge over den lande van Voorne" had hij borgen nooc ig^ en als zoodanig zijn in een akte van 29 April 10.-18 genoemd Leendert Warbol te Brielle en Elisabcth van dei Burgh, weduwe van Cornelis Arensze jswijck, te Delft. Den 3iMen Dec. 1641 is Pieter kam ,J'n ""f Va" 9 Au?' IÓ3r verklaren Johannes l'.oorkens, prsdiWillom rer:!'T' Me'jliaerl Pietersze Maerloo, schoolmeester te Oudenhoorn, ff Val°ys te Brielle en Susanna Walesius, wonende „tot Hooren" gC fch"ld'g te z,jn aan de „naergelaien weeskinderen van Neeltgen eimdricx ofte Vincent Bouwensze haeren voocht (2) Een dochter van hem zal geweest zijn Agatha de fongh in 1672 getrouwd met Ds. J. Colonius; zie art. LXXVI. Misschien is zij bedoeld in e Kerkeraadsacta van 4 Maart 1660, vermeldende de aanneming op belijdenis van Agatha de yonghe j.d J deJongh (i) j.m., wonende in de »Cappoenstraet" te Brielle, getrouwd met Maria de Jongh, j.d. in »sHeer Daniels Ambacht . W iens dochter deze Maria was, zal later blijken. De echtelieden werden in 1642 op belijdenis aangenomen tot lidmaten der Herv. kerk (Acta van 3 Julij 1642), en zij kregen de volgende kinderen : Maria, gedoopt 25 Aug. 1647, getuigen : Andries de Jongh, Dirck Burchvliet (2), Maertge Cornelis. Susanna, gedoopt 2 Maart 1649, getuigen : Andries de Jongh en Johanna de Castilloos (3). Maria, gedoopt 3 Febr. i65i, getuigen: Willem de Jongh en'Anna de Jongh. In de aanteekening van dezen doop heet de vader Pieter Jacobsze de Jongh en is de moeder niet genoemd. Jonas, gedoopt 27 Aug. i652, getuigen: Gerrit Verburgh en Elisabet Bleijswijck. Anna, gedoopt ig Nov. 1654, getuigen : Gerard Verburgh en Elisabeth Bleijswijck Jonas, gedoopt 6 Dec. 1654, getuigen : Willem de Jongh, Susanna Maes. (Anna, gedoopt in Nov. 1654 en Jonas in Dec. 1654. Eén van beide opgaven is natuurlijk foutief.) Andries, gedoopt 27 April i657, getuigen : Willem de Jongh en juffr. Overijns. In plaats van Overijns te lezen Overheijns (4), zie art. XXII. Den 8"l,n Nov. 1660 werd gedoopt een ongenoemd kind van Pieter Jacobse; er staat niet bij dat deze Pieter genaamd was de Jongh en ook de moeder is niet vermeld. Er is alleen aan toegevoegd dat juffr. Agata de Jongh getuige was bij den doop. Met het oog daarop is 't vermoeden niet ongegrond, dat het ongenoemde kind een spruit was van Pieter de Jongh. In de Rekening der St. Cath. kerk over i65o — i65l staat iol. 5 de post: »Van de heer Pieter de Jongh, die op den i5"n dito (Jan. 1651) sijn soon in de kercke begraven heeft etc." Twee andere kinderen van Pieter de Jongh werden begraven 5 Dec. i653 en 3 Junij i658. Susanna de Jongh j.d. te Brielle is 3 Aug. 1670 aldaar ondertrouwd en daarna met attestatie van 23 Aug. elders getrouwd met Daniël Meijerus, predikant te »Drijschoer". Maria de Jongh j.d., Pïeters 2dochter, is 9 (1) In denzelfden 'ijd leefde nog een naamgenoot te Brielle. Den 8stc" Oct. 1647 Wch zijn te Brielle getrouwd Pieter de Jongh j.m. en Helena Kouters j.d. Het echtpaar won : Jaeob, gedoopt 16 Oct. 1654, getuigen : Willem de Jongh en Adriara de Jongh. Eene aanteekening van 1651 (Bodtb. beg. 1641. p. 473) noemt den echtgenoot van Helena Kouters (Coulters) Pieter Jacobsze de Jongh. Eene aanteekening van 1662 (Bodtb. beg. 1661, p. 127) gewaagt van de ooms en bloedvoogden van de kinderen en erfgenamen van Pieter Jacobse ds; Jongh. (2) Maria de'Jongh, huisvrouw van den burgemeester Pieter de Jongh, was 16 Aug. 1665 getuige bij den doop van een kind van Maarten Burgvliet en Mat ia Deijm. (3) Men zal te lezen hebben Castileros; zie over dat geslacht art. XLVI. (41 Pieter de Jongh, burgemeester, was 20 April 1659 getuige bij den doop van een kind van jacobus Overheijn, en 13 Jan. 1664 waren Mr. Jaeob Commersteijn en juffr. Maria de Jongh getuigen bij den doop van Adrianus, zoon van Jaeob Overheijn en Helena Schrobbeling. April r 675 te Brielle getrouwd met Maerten Prickman, weduwnaar ; zie op Prickman. Jonas, de zoon van Pieter de Jongh, werd mr. in de rechten en komt op de Naamlijst der Vroedschappen voor sub N°. 109. Den 2 7s,en Febr. 1684 kwam bij de Vroedschappen eene missive in van Mr. Jonas de Jongh, geschreven uit Dordrecht, waarin hij om verschillende redenen verzocht een ander in zijn plaats tot vroedschap te kiezen. Aan dat verzoek werd voldaan. In 1677 werd Mr. Jonas de Jongh gekozen tot schepen. Den i7denjan. 1677 is hij als j.m. te Brielle ondertrouwd met Johanna de Sondt j.d. te Dordrecht. Het echtpaar won : Pieter, gedoopt 3 Dec. 1677, getuigen : juffr. Johanna Trip, juffr. Agatha de Jongh en Johan van Neurenbergh ; Andries, gedoopt 14 Maart 1679, getuigen : juffr. Maragreta (Margreta) Delbo en juffr. Maria Prickmans. Wie de grootouders waren van Pieter de Jongh en dat zijn vader een broeder, Jonas genaamd, had, leert ons eene akte van 12 Mei i653, luidende : »Wij Burgemeesteren, Schepenen ende Raden der stede van den Briele certificeren .... voor de waerheijt dat d' heer Pieter de Jongh, vroetschap ende outschepen, ende d' heer Willem de Jongh, jegenwoordich schepen der voorsz. stede, ons beijde seer wel bekent, zijn kinderen ende kintskinderen ende descendenten respective van Jaeob ende Jonas Pietersze de Jongh ende van Pieter Segersze de Jongh ende Catharina Andries Pieters etc." illem de Jongh, zoon van Jonas Pietersze de Jongh (1), komt op de Naamlijst der Vroedschappen voor sub N°. 80. Den i7den April 1640 zijn te Brielle getrouwd Willlem de Jong (de Jongh) j.m. en Annetje Cornelis, weduwe van Cornelis Wrarrebol (Warbol). Dat de geslachtsnaam dezer vrouw Potael was, is mij gebleken uit eene aanteekening van 16 Aug. 1664 (Bodtboeck, begonnen 1660, p. [96), luidende: «Alsulcken huijs ende erve met een stalling ende olijmolen daerachter annecx als wijlen d'heer Willem de Jongh, out-burgemeester, ende Anna Cornelis Potaels sijne huisvrouwe, beijde saliger, tselve lest gepossideert ende beseten hebben ende alsnu bij d'heer Lenaert Warbol, vroetschap deser stede, eenige soone ende erffgeïaem onder benefitie van inventaris van deselve ' 'Vnna Cornelis, vercoft is, staende ende leggende n de Nobelstraet." Den 28i,rn Febr. 1644 werden :wee leden van de Regeering »gecommitteert omme /an Sr. Willem de Jongh te coopen seec.kere pertie :alck." Willem de Jongh werd gekozen tot schepen [ Mei 1641. 1 Oct. 1647, 1649, 1652, i653, 1657, j 658, 1660 en 1661, tot schout in 1662, tot burge- 11) Op de Naamlijst der Schapenen, voorkomende in „De Brielsche Arhievfn", staat op p. 163 Willem Jacobsze de jongh. Men leze in plaats an Jacobsze yo/ias*zc. SLKfe meester 29 Xov. 1661. Den 6^en Mei 1652 was hij getuige bij den doop van een kind vanjohannes Commersteijn en Adriana Warhol. Den i2le" April I6Ó3 moest er een vroedschap worden gekozen in plaats van Willem de Jongh, overleden. In 1647 werden Willem en zijn huisvrouw Annetgen Cornelis te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 1 Mei 1647). Bij Annetgen, die 3o Sept. 1652 in plaats \ an de overleden Anthonette van Crimpen door de Brielsche Magistraten gekozen werd tot moeder of regentes van het gasthuis, won Willem de Jongh : Cornelia, gedoopt 23 Oct. 1646, getuigen: Cornelia Meeuwesteijn en Pieter de Jongh. Margi ieta, gedoopt 3o Oct. 1647, getuigen: Abiam \osmaer, Jacobus de la Rora en Margrieta de Jongh. Jacobus, gedoopt 6 Julij 1649, getuigen: Pieter de Jongh en Susanna Maes. In de doopaanteekening van 1 646 is de moeder niet genoemd; in de twee andere aanteekeningen heet zij Anna de Jongh. Anna de Jongh was 14 Mei i65i getuige bij den doop van Pieter, zoon van Jan Ariense en Xeeltje Leenders. Den ig ljn Xov. 1660, bij den doop van Adriana, dochter van Lambrecht van Groenewegen en Gerbina Cleijburchs, waren getuigen Adriaen Cleijburgh en Anna de Jongh. In het Kohier van den 200s,en penning voor 1 669 staat tol. li de post: «Willem de Jonghs erftgenamen op 4000 pond etc." Daar Abram \ osmaer (i) voorkomt onder de getuigen bij den doop van één der kinderen van Willem de Jongh, zal een zuster van Willem geweest zijn Adriana de Jongh, als j.d. van Brielle, te Delft tonende, 29 Maart 1643 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 17 April te Delft getrouwd met Abraham Vosmaerj.m. te Delft. De Kerkeraadsacta van 2 Julij 1654 noemen onder de te Brielle met attestatie gekomen personen Abraham Vos ma er en zijn huisvrouw Adriana de Jonghe. Het echtpaar won te Brielle Margrieta, gedoopt 3 Nov. 1658, getuigen: Willem de Jongh met zijn huisvrouw, en Anna van Steenbergen. Als collecteur of pachter van imposten komt Abraham Vosmaer voor in akten van 14 Sept. 1654 en 18 Dec. i656. Eene akte van 2 Nov. i665 spreekt van Adriana de Jong, weduwe van Abr. Vosmaer. In 1666 trouwde de weduwe met Johan Hage; zie op Hage. Den 23,,en i Aug. 1 66 1 zijn te Brielle getrouwd Daniël Vosmaer, j.m. wonende te Delft, en Annetjen Eduwards, weduwe van Jan Wisse (2) te Brielle. In 't doopregister heet die vrouw Annetie de Neef ol de Neeff (1) In de Rekening der Si. Cath. kerk over 1518 — 1519 staat p. 4 verso de post: „Van Vosmars sepuhure .... 20 sc. gr." .. n'jia1 in leven bikker, volgens eene aantekening van 1664 in t bodtb. beg. 1660, p. 177. Het echtpaar won te Brielle : Arent, gedoopt 20 JuliJ 1666, getuigen : Susanna van den Broeck, Reijer de Neef; Anna, gedoopt 24 Junij 1668, getuigen: Reijnier de Xeefit, Maria Meeuwesteijn; Daniël, gedoopt 7 Mei 1670, getuige : Magdalena van Xes. De Kerkeraadsacta van 3 Nov. 1661 noemen Daniël Vosmaer, schilder, te Brielle gekomen met attestatie van Delft. In 1662 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Marritje (Maria) Vosmaer (Acta Aan 18 Mei.) Den i2len Dec. 1662 zijn te Brielle getiouwd Maria Vosmaer j.d. en Joris van Eeckeren j.m. Als weduwnaar is Joris van Eeckeren 3o Mei 1666 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 13 Junij te Vlaardingen getrouwd met Elisabeth Peurmansj.d. aldaar, die als huisvrouw van J. van Eeckeren i3 Maart 1712 begraven werd. Den 26slen Junij 1660 werd den notaris Joris van Eeckeren, laatst gewoond hebbende te 's-Gravenhage, door de Bi ielsche Magistraten vergund te Brielle te tungeeren als notaris en procureur. Hij kwam mij als zoodanig nog voor in een akte van 1 Febr. 1677 (ij. Misschien is een broeder van Adriana de Jongh geweest Jacobus de Jongh, in 1667 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 3o Aug. 1657) en als j.m. 14 Aug. 1657 te Brielle getrouwd met Anna \an Steenbergen j.d.. eenige dochter van Joris van Steenbergen en Annetje van Dijck. Het echtpaar won: Joris, gedoopt 5 Julij 1658, getuigen: Anna \ an Dijck, Lijsbet Jacobs van der Heul en Cornelis Tael. Den 2iMcn Julij i658 werd een kind van Jacobus de Jongh begraven, zijn huisvrouw i5 Oct. 1660 en hij hertrouwde in 1661 met Catarina Meeuwesteijn; zie op Meeuwesteijn art. LXXIX. Eene aanteekening van 1662 noemt als kóoper van het huis »de Clocke" Tacobus de Jongh, secretaris van Oostvoorne ^Bodtboeck, begonnen 1660, p. 107). Den 20SIen Aug. i663 was Jacobus de Jongh nog in leven; hij was toen getuige bij den doop van een kind van Joost Lakencooper. De Naamlijst der Vroedschappen vermeldt nog twee personen, wier geslachtsnaam de Jongh was^ namelijk Cornelis Andriesze de Jongh (N°. 5i) en Andries de Jongh (N°. 61). Brielle zijn 20 Oct. 1591 getrouwd Pieter |ansze, bakker, j.m. van Antwerpen, wonende te Brielle, en Yeffken Willems j.d. van Brielle. De geslachtsnaam van dezen bakker was Van Eeckeren. Het echtpaar won: btijntge. gedoopt 23 Aug. 1592; Joannes, gedoopt 8 Mei 1594; Josijntge, gedoopt 27 Maart 1596; Willem, gedoopt 10 Dec. 1597; Abraham en ■-ara, gedoopt 12 Jan. 1600 ; Isaac, gedoopt 3 Maart 1602; Isaac, gedoopt Isac, gedoopt 9 Apr. 1606. Een kind werd begraven 16 Oct 1605. De echtelieden rangschikten zich onder de Remonstranten ; van hem is sprake in Ress. 22 Oct. 1613 en 4 Nov. 1614, van haar in Res. 26 Oct 1019. Men zie over hen ook 't „Archief voor Ned. Kerkgeschiedenis" van ^Cq,U°y en R°SSe' D- W, blz. 352—355. In eene aanteekening van 1640 (Bodtb beg. 1624, p. 384) is sprake van Yeffgen Willems dr. weduwe van Pieter jansze van Eeckeren. Van haar is ook gewaagd in eene aanteekening van 1644 (Bodtb. beg. i64r, p. 145). — Den Oct. 1682 is Ds. Pieter Krap poel remonstrantsch predikant te Brielle. aldaar getrouwd met Weijna van Eeckeren j.d., die 1 Dec. 1690 begraven is. Cornelis Andriesze de Jongh is zeker bedoeld in de Kerkeraadsacta van 28 Junij 1629, inhoudende dat met attestatie van «Rouan" te Brielle was gekomen «Cornelis Andriesse de Jonge". Hij werd gekozen tot schepen 22 Julij 1634 en 1 Oct. 1640 en 1642, tot raad in het College der Magistraten 2 Jan. i638 en tot schout in 1641. Den is,e" Junij i636 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Delft getrouwd Cornelis de Jong j.m., wonende in u's Heer Daniels Ambacht" te Brielle, en Petronelle de Rota (1) te Delft. Blijkens eene akte van 5 April i655 was deze Petronella eene zuster van Johanna de Rota, echtgenoote van Willem Meeuwesteijn. Volgens eene Vroedschapsresolutie van 17 Julij 1644 was Cornelis de Jongh, vroedschap, toen overleden. Daarmede is in overeenstemming eene aanteekening van 1644 (Bodtboeck, begonnen 1641, p. 174), gewagende van de weduwe van Cornelis Andriesze de Jongh. In i658 trouwde vPetronelle Rota, weduwe van de Heer Cornelis Jongh, in sijn leven vroedschap", met Simon van der Poth; zie art. XIV. Met het oog daarop is het vreemd, dat er na i658 nog gewaagd is van de weduwe van Cornelis de Jongh, zonder iets er bij. In iö3g kocht Cornelis Andriesze de Jongh een huis en erve, "Staende ende leggende aen de noortsijde vant Maerlant" (Bodtboeck, begonnen 1624, p. 362 verso), en in de Rekening van den 200ste" penning voor l665 vindt men, p. 45 verso, onder de lieden, die woonden op «t' Maerlandt aen de noortsijde": "de weduwe van Cornelis de Jongh op 10000 pond facit 5o pond." »Desselfs weeskinderen, sijnde 3 in getale, voor de erffenisse van haer grootvader op 10000 pond; dan alsoo een es getrout met Leendert Warbol, die ten dien reguarde hiervooren fol. 20 verso et ultra es verhoogt met 4000 pond, comt hier over de resterende 6000 pond 3o pond." In het Kohier van den 200hten penning voor 1669 vindt men wederom onder 't hoofd : «'t Maerlant aen de Noortsijde", fol. 27 verso en 28: «de weduwe van Cornelis Andriesze de Jongh op 10000 pond ft 5o pond". »Pr. Burchvliet als getrout gehat hebbende Margreta de Jongh op 3ooo pond ft. . . . 15 pond". «Glaudij de Jongh op 3ooo pd. ft . . i5 pd." Uit het bovenstaande ziet men hoe de 3 kinderen heetten, door Cornelis Andriesze de Jongh nagelaten, een dochter Maria, in 1654 gehuwd met (1) Zij zal bedoeld zijn, als men leest.dat 4 Oct. 1648 bij den doop van Pieter, zoon van Maerten Pieters cn Grietjen Claes, getuigen waren juffr. Pitronella de Jongh en Grietjen Pieters. $ Lenaert Warbol en daarna met Dirck Kevelaer (i), zie de artikelen XXVIII en LXXXIII; eene dochter Margreta (2), gehuwd met P. Burchvliet, zie art. LXXXVI; en een zoon Glaudij. Den isten Oct. 1675 werd die zoon gekozen tot raad in het College der Magistraten. Dat Cornelis Andriesze de Jongh een zoon was van Andries Jansze de Jongh, blijkt uit hetgeen in het laatstgenoemde artikel door mij is medegedeeld. Aan de aldaar vermelde bijzonderheden betreffende gezegden vader kan ik nog 't een en ander toevoegen. Den 6de" Maart i638 werd «Andries Jansze de Jonge, out 58 jaeren, om redenen, daertoe dienende, ontslaegen als hooftman van de burgerwacht." In 1612 en 1616 werd hij op den isten Oct. gekozen tot schepen, en na den dood van zijn zoon Cornelis werd hij opnieuw een regeeringspersoon. Hij werd niet alleen vroedschap (N°. 61), maar trad ook in de jaren 1641, 164.3, 1644, 1646 en 1647 als schepen op. Hij stierl 7 Junij 1649. In eene akte van 20 Febr. 1629 komt hij voor als leenman van Voorne; in akten van 26 Oct. i63o en 12 Jan. iö3g als voogd van Arijen Jobsze, weeskind van Jan Arentse, in leven schout van \ ier Polders; in een akte van 19 Junij i63i als executeur van het testament van Adriaen Cornelisze den Osch; in Res. Mag. 1 Febr. 1614 als weesmeester. Zooals reeds in art. LXXXVI is herinnerd, trouwde hij met Marijtgen Burgvliet en won hij bij haar volgens het doopregister 2 kinderen, Catrijntge en Jan, en volgens eene akte van 2 3 April i652 nog twee kinderen, Cornelis en Maria, gehuwd met den vermelden vroedschap Pieter de Jongh. Catrijntge vond ik genoemd in de Rekening van den 2oostcn penning voor 1625, die onder het hoofd: «s' Heer Daniels Ambacht", p. 10 verso, den post heelt: «Juffrou Catharina de Jonghe voor haer capitael 5ooo pond etc." En in de Rekening van den 200sten penning voor 1628, p. i3 verso, waar men leest: «Betaelt jouffr. Catharina de Jonghe over een jaer losrenthen etc." Eene akte van 23 Febr. i655 spreekt van juffr. Agatha de Jongh, wonende in «'s Heer Daniels ambacht". In de Rekening van den 200sten penning voor i665 vindt men op p. 3o verso onder de lieden, die in de «Langestraet" woonden, genoemd «Agatha de Jongh met haere suster, getaxeert op 8000 pond". Misschien was die zuster Catrijntje, de oudste dochter van Andries I ansze de TnnoJi pn har] rl p/p al 7nn nnl' ppn (1) Vóór haar huwelijk met Dirck Kevelaer verklaarde Maria de Jongh blijkens eene akte van 24 Jan. 1671, dat zij instond voor 't kostgeld, noodig voor Pieternella de Jongh, nagelaten weeskind van Pieter Jacobsze de Jongh, wonende ten huize van Willemintie Jans, weduwe van Tan lansze vanSchoonhoven. (2) In 1658 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Margrietie de Jongh j.d., Acta van 6 Julij 1658. dochter, Agatha genoemd (i). Het Kohier van den 200sten penning voor 1669 maakt op p. 19 verso alleen gewag van Agatha de Jongh en deze schijnt in 1671 gestorven te zijn. In het Brielsche Archief berust een obligatie d.d. 3 Maart 1671 ten behoeve van 'tWeeshuis te Brielle, groot 800 ponden, aan dat gesticht gelegateerd door zal. juffr. Agatha de Jongh. En eene akte van 3 Maart 1671 begint aldus: («Compareerde Mr. Jacob Commersteijn, burgemeester ende vroetschappe deser stede, ende Everart van Campen, notaris ende procureur alhier, dewelcke verclaerden haer selven te constitueren tot borgen.... voor Ds. Nicolaes Massijs, als getrout hebbende joffr. Susanna Commersteijn, ende dat namentlijck voor de opbeuringe ende den ontfangh van soodanige somme van 1000 car.guldens als den voors. Heere Massijs ofte wel desselfts huijsvrouwe bij zal. Jofïi. Agatha de Jongh, alhier binnen deser stede overleden, bij derselver testamente gelegateert zijn etc." b In art. XX is sprake van Magdalena de Jongh, echtgenoote van Mr. Isaac Commersteijn. Deze Magdalena zal eene zuster van Agatha geweest zijn. Den 20sten Jan i652 werd tot moeder of regentes van het Gasthuis te Brielle benoemd Arijaentge Jans, weduwe van Anthonij van der Noort, in plaats van juffr. Magdalena de Jongh. In art. XL\II is sprake van de kinderen en erfgenamen van Corstiaen Gillisze Meijs en men vindt er opgenoemd Willem de Jongh, Leendert de Jongh en Maria de Jongh, getrouwd met Dr. joan Mens. In het Trouwregister leest men, dat den 8sten Aug. i656 te Brielle getrouwd zijn »Doctor Joan Mensch" j.m. en Maria de Jongh j.d. In 't Bodtboeck, begonnen 1660, p. 97, leest men: «Alsulcken huijs.... als Docr. Joan van Ments, in huijweïjck hebbende Maria Leendersze de Jongh, daerbij erffenisse van haer moeder, de weduwe van Corstiaen Gillisze Meijs, aengecomen is etc." In 't Bodtboeck, P- 55o, staat eene aanteekening van 1655, waarin sprake is van een tuin, verkocht door de kinderen van Neeltje Cornelis, weduwe van Corstiaen Meijs. In de Rekening van den 200sten penning over i665 staat fol. 28 : «Docr. Joan Mens, als getrout hebbende Maria de Jongh, overgeschreven op Sevenhuijsen onder Rotterdam." Later schijnt de familie weer naar Brielle gekomen te zijn. Althans den gden Dec. 1692 werd aldaar begraven ..Doet, Johan van Mens", en den 6den Dec. 1669 werd aldaar gedoopt Abraham, zoon cn()l!ndc6zLt°iht Ag!Uha d!- IOngh ee" huis »in s'Heer Daniels ambacht'' li fc eeken,nK van dien koop (Bodtboeck, begonnen 1624, p- 167 Catharina dekjong"™ «SchePenen brieven. berustende onder jouffrou van Joannes Mens, waarbij getuigen waren Abraham Braam en Maertje Eijwidts (i). De naam der moeder is in de aanteekening van dien doop niet vermeld. Eene Magistraatsresolutie van 4 Mei 1657 luidt: »Is gclesen seker mandament van benefitie van inventaris bij Docr. Johan Mensch, als getrout hebbende Maria Lenaerts de Jongh, geinstitueerde universale erfgenaem van Aren Lenaertsze de Jongh, haren overleden broeder, op den igen April lestleden van den Hoogen Raede in Holland geoptineert etc." In een akte van 5 Nov. i655 komen Pieter de Jongh, vroedschap en schepen, en Arij Leendertsze de Jongh voor als «participanten in de oude meestove" te Brielle. Maria's broeder Willem Leendertsze de Jongh zag ik genoemd in eene aanteekening van i635 (Bodtboeck, beg. 1624, p. 272), gewagende van een huis, "Willem Leendertsze de Jongh nomine uxoris bij eiitenisse van Cornelia Frericx, sijns huijsvr. moeder, aengecomen." Hij zal bedoeld zijn in 't Trouwregister, hetwelk bericht dat 27 April i632 te Biielle getrouwd zijn «Willem Leendertsze de Jonge', wonende op de «Bierkaeije", en Maertjen Maertens j.d. De Rekening van den 2costen penning voor i6ö5 vermeldt fol. 28 Willem de Jongh als «overgeschreven op Rotterdam". Dat hij reeds in 1644 zich te Rotterdam bevond, blijkt uit eene procuratie van i5 April 1644, waarbij «Willem Leendertsze de Jongh, woonende te Rotterdam," door eenige personen gemachtigd werd «een coopvaeidie boot te transporteren ende in vrijen eijgendomme over te dragen." In 1657 kocht Willem Leendeitsze de Jong een «plaets met twee koorenkassen , laatstelijk in bezit van den oud-burgemeester Johan Schrobbelingh, «staende in de \ ischstraet" (Bodtboeck, beg. 1641, p. 638), maar in 1662 was zijn boedel «insolvent" en werd het huis met een «coornkasse in de Vischstraet" gekocht door Abraham van Leeuwen (2). Deze van Leeuwen was zijn schoonzoon. In margine van de bladzijde, welke den koop vermeldt, staat : «genaest bij Abraham van Leeuwen, als getrout hebbende Cornelia de Jongh, dochter van Willem Leendersze de Jongh (3), den 17 Martij 1662." Den i8den Maart 1657 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 3 April te Rotterdam getrouwd Abram Van Leeuwen (4), j.m. van Brielle, en Cornelia de (1) Den 30sien Mei 1680 en later werden kinderen gedoopt van Tohannes Mens en Beatrix Anthonis, ook Beatrix Pieters genoemd. Maar in 't Trouwregister vindt men dat 20 Aug. 1679 getrouwd zijn „Johannes Meurs wedr. en Beatrix Piers. — Den i9den Dec. 1767 werd te Brielle begraveD (oahnnes Beukelaer, huisvrouw van Jan Mens. (2) Bodtboeck, begonnen 1661, p. 92. (3) Volgens hït doopregister, dat zoovele verkeerde opgaven heeft werd ,en 34'»" Maart r66o gedoopt Leendert, zoon van Willem Leendertsze de ongh en Maertie Leenderts, getuige: Maria Leenderts. In plaats van Willem Leendertsze zal men Willem Arentsze hebben te lezen. Den Dec i6?6 |verd gedoopt Ariaentje, dochter van Willem Arentse Jongh en Maertjen Leenderts, getuige: Machtelt Arents, (4) Als pachter van imposten is hij vermeld in akten van 6 Maart 1663 D' voo"",s"! *k"nosm' _• Jongh j.d. te Rotterdam. Weduwnaar geworden, is Abram van Leeuwen in Sept. 1666 hertrouwd met Christina Eduwaerts, weduwe van Jan Jacobsze t' Jongh (de Jongh), na 5 Sept. te Brielle ondertrouwd te zijn (1). Van Maria's broeder Leendert, evenals Willem in de Rekening van den 200sie" penning voor l665 vermeld als «overgeschreven op Rotterdam", vond ik zi'n huwelijk opgeteekend. Den i6di;n Nov. 1642 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 1 Dec. te Delft getrouwd Leendert Leendertse de Jongh j.m. te Brielle en Maria van Leuwen j.d. te Delft. In een akte van 6 Jan. 1648 is Leenaerd de Jongh aangeduid als «coopman woonachtich tot Rotterdam." Een broeder van Maria de Jongh zal ook geweest zijn Cornelis Leendertsze de Jongh als j.m., «wonende op de Bierkaij", 11 Aug. 1643 te Brielle getrouwd met Dircge Dircs, weduwe van Jacob de Vogel, dochter van Dirck Kevelaer (2). In de Rekening van den 200si'-" penning voor 1643 staat p. 5 verso de post: «Cornelis de Jongh als getrout hebbende de weduwe van Jacob Jansze de Vogel met haer weeskinderen, ende noch als medeerffgenaem van haer oom Gerrit van der Mast, getaxeert op 6000 pond etc." Eene akte van 1 Junij i652 begint aldus: «Compareerde Jacob Gillisze van Lier, dewelcke bekende schuldich te wesen aen Gerrit de Vogel, minderjarige soon van Jacobus de Vogel, geproccreert bij Dircje Dirricx, de somme van 700 car. guldens, hem, comparant, bij Cornelis de Jongh, behoude vader van den voors. Gerrit de Vogel.... aengetelt etc." Cornelis Leendertsze de Jongh was ook blijkens eene akte van 3l Mei i652 toen nog in leven. Dat hij spoedig daarna stierf, zegt ons eene akte van 3 Febr. i653, waarin sprake is van Dirckje Dirricx, weduwe van Cornelis de Jongh. Als secretaris van Rockanje (3) staat hij vermeld in Res. Mag. van 11 Nov. 1648 en in akten van 7 Aug. 1645, i5 Dec. 1646 (4), 5 Aug. 1647 (5), 6 April 1648 en 3i Mei i652. Eene akte van i5 Dec. i65o noemt als borgen voor den secretaris Cornelis de Jongh Corstiaen Gillisze Meijs, schout van Rockanje, en Jan Adriaensze de Vogel. Den ioden April 1681 is Dirckje Dircks, weduwe van Cornelis de Jongh, begraven. Den 4den Maart 1607 zijn te Brielle getrouwd Lenart Willemsze de Jonghe j. m., «wonende op de (1) Jan Jacobsze de Jongh j.m. is 8 Mei 1648 getrouwd met Christina Eduwards j.d. Hij was bakker (Bodtb. beg. 1660. p. 67). — Pieter Jacobsze de Jongh j.m. te Brielle ondertrouwd 31 Aug. 1649 met Susanna lans van den Brouck (Broeck) j.d. te 's-Gravenhage. (2) Zie art. LXXX1II. (3) Blijkens een akte van 19 Mei 1636 leefde toen te Rockanje Incob Lenaertse de Jongh. (4) In deze akte heet hij Cornelis de Jonge en komt hij voor als borg voor Willemtge Jans, weduwe van Jan Jansze van Schoonhoven te Brielle. (5) Volgens deze akte was hij tesiamentaire voogd van de nagelaten weeskinderen van Laurens van Lancre en Maeijken Heijndricx dr. Kaije", en Neeltgen Cornelis Arckenbouts j. d. Vermoedelijk zullen deze echtelingen de ouders geweest zijn van Maria de Jongh en hare broeders. Een ! grafzerk in de Groote of St. Cath. kerk vermeldt, dat Leendert Willemsze de Jong gestorven is 5 Mei 1618. Er staat tevens op, dat Maritgen Arens dr., huisvrouw van Willem Lenaertsze de Jong, gestorven is 2 Maait i6i5. Van de andere personen, die De Jongh heetten en in Brielsche registers of akten genoemd zijn, vermeld ik slechts de navolgende. Cornelis Willemsze de Jong (i), gestorven 5 j Mei i632, en zijn huisvrouw Engeltje Cornelis Arkenbout, gestorven i5 Mei 1654. Jan Fransze Santvoort, gestorven 26 Jan. i636, oud 54 jaar, en Maria Willems dr. de Jongh, gestorven 24 Sept. l65o, oud 63 jaar. Aldus leest men op grafzerken in de Groote kerk. Een andere zerk vermeldt «cappitein Huige Willemsze de Jongh", gestorven 3 Dec. 1661, en zijn huisvrouw Eva Pieters, gestorven 2 Maart 1673. In i652 werd Huijch Willemsze de Jongh te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 4 Jan. 1652). Eene attestatie van 3o Junij 1645 luidt: «Op huijden compareerde Huijch Willemsze de Jongh, luit. van den Capt. Foran, dewelcke verclaerde waerachtich te wesen dat hij, deposant, in Junij j 1643 lestleden het schip van den voorn. capt. Foran heelt gecommandeert ende den 6-n dito is slaegs geweest jegens den viant, in welcke furie eenen Pieter Mathijsze, soldaet onder de comp. van den heere commanduer alhier (Brielle), ten dienste van den lande op den voors. schepe sijnde, sijn musquet van den viant in stucken ende schadeloos wiert geschooten ; gelijck mede waerachtich is, dat hij, deposant, heeft slaechs geweest op den ig"n Meije 1644 jegens twee Duijnkercker fregatten ende dat alsdoen Daem Francisco ende Jacob Duijs, beijde soldaten onder de voors. comp., beijde haere musquetten van den vijant mede in stucken ende schadeloos wierden geschooten etc." Eene Magistraatsresolutie van 8 Junij 1652 luidt: «Opt versouck, gedaen bij ofte van wegen Huijch Willemsze de Jongh, jegenwoordich luietenant op een schip van oirloge, es denselven geaccordeert brijeff van voorschrijvens aen de directeurs van de nieuwe equipagie opter Mase, ten eijnde omme te mogen vercrijgen de nominatie tot het capiteijnschap, t' welcke noch staet te verge- i ven, ende dat men denselven met eenen mede sal j recommanderen bij den burgemeester Aelmonde als (1) Tegelijkertijd leefden twee personen van denzelfden naam te Brielle Volgens eene Rekening der St. Cath. kerk werd t8 Febr. 1633 begraven Cornelis Willemsze de Jongh, en een zerk vermeldt, dat 10 Nov. 1654 stierf Arentje Jops, hnisvrouw van Cornelis Willemsze de Jongh, oud 56 jaar In 1631 verkocht Lennert Cornelisze Couter, landmeter, „twee derde parten in een huijs" aan Cornelis Willemsze de Jongh (Bodtb. begonnen 1624, p i88> hene akte van 26 Oct. 1665 gewaagt van Jopje Cornelis en LMsbeth Cornelis bejaarde dochters van Cornelis Willemsze de Jongh - ^ mededirecteur van wegen dese stadt over de voorsz. equipagie". Eene akte van 4 .Maart i653 brengt ons eenigszins op de hoogte van zijn gezin. Zij bevat het volgende: «Compareerde etc Maertjen Huijge, bejaerde dochter van Huijch Willemsze de Jongh, woonende binnen deser stede (Brielle), soo voor haer selven als in desen vervangende Gnetjen Huijge, woonende tot Swartewael, haer suster, tsamen geinstitueerde erfgenamen van Leendert Huijge de Jongh, haren broeder, overleden binnen deser stede, dewelcke verclaerden machtich te maken Jacob Jacobsze Pappot, omme hem te transporteren binnen der stadt Vlissingen ende aldaer van eenen capt. Phillip, aldaer woonacntich, ofte van andere sodanige persoonen, die des souden mogen aengaen, te mogen opbeuren alle sodanige beuijtgelden ende conquesten als den voors Leendert Huijge de Jongh, in sijn leven met den voors. capt. Phillip ter caepe varende, doort veroveren van twee prijsen, te weten een Groenlantsvaerder ende een Eijngels coolnaelder, sijn aencomende etc." Eene akte van 21 Oct. 1668 noemt mr. Johannes Braem (chirurgijn) zwager van IJefje Pieters, weduwe van Huijch Willemsze de Jongh, op wier huis Dirckje Dircks :vedre Jan Cornells de Jongh, een «ouden custinghbnefit spreeckende' had. Genoemde Braem trouwde in 1661 met Maertje de Jongh ; zie op Van Eene akte van 3o SePt- i647 bevat een schuldbekentenis van Huijch Willemsze de Ton-h ten behoeve van Gerrit de Vogel, en in een akte \an 2D Mei i635 staat : «Compareerde. . . Huijch Willemsze de Jongh, poorter deser stede, dewelcke verclaerde . . . getransporteert te hebben aen Niclaes Jeronimusze, cruijenier tot Rotterdam, alle alsulcken erftenisse als hem, comparant, nomine uxons voor een gerecht vierde part door doode ende overlijden van Joosge Jans Coppelstock, in haer leven weduwe van Jan Mathijsze Dijckman, in desselns goederen es opgecomen ende aenbestorven, ende dat in minderinge van t' gene den voorn. Nicolaes Jeronimusze ter saecke van geleverde wijnckelwaren van hem, comparant, competeerde . Den 27»"-" Nov. 1668, bij den doop van een kind van «Capt. George Boxel" en Johanna van Kiele was getuige „de burgemeester Fran?ois de Jongh . Een burgemeester van dien naam heeft Den Bnel niet gehad. Pieter de Jongh was niet op den 27-" Nov. 1668, maar toch enkele jaren in dien tijd burgemeester, en wanneer geen burgemeester van elders in het Doopregister bedoeld is, an zal in plaats van Frangois gelezen moeten worden Pieter. Den Mei 1681 zijn te Brielle getrouwd «Anthony Gaudisseau Bois," chirurgijn, j. m. en Anna de Jongh j. d. Den 25s,en Nov. 1681 werd gedoopt Joannes, zoon van „Anthonij du Gaudisaboijs" en Annetje Jans, getuigen : Lambert den Hoijer en Judith du Gaudisaboijs. Den 20s,en Nov. l68,4 g^oopt Nicolaes, zoon van «Antonis du Gaudisaubois en Anna de Jongh, getuigen : Cornelis den iJer en Neeltje Lamberts, Den 4d,>" Maart 1689 werd te Brielle begraven «Anthonij Gaudisseaubois Dezelfde man zal bedoeld zijn in het Register dei begravenen, vermeldende dat 25 Sept. 1682 begraven werd de moeder van «Anthonij du Bois chirurgijn . De Kerkeraadsacta van 20 Julij 1727 vermelden als met attestatie gekomen van Vlaardingen Jakobus Braat met zijn huisvronw Johanna de Tong en dochter Johanna Braat. Het echtpaar won Maria gedoopt 13 Mei 1729, getuige : Johanna Braet' Den 12 ' Maart 1730 werd een kind van Jacobus Braat begraven, den 4drn Junij 1744 hij zelf, en 26 Nov. 1748 zijn weduwe vrouwe Johanna de Jongh. — Te Brielle werden op belijdenis aangenomen Katharina Johanna Braat in 1736 Adrianus Braet in 1747 (Acta van 22 Apr. 1736 en i5 Oct. 1747,). Nicolaas Braat, in 1743 met attestatie van Paramaribo te Brielle gekomen (Acta van 20 Oct. 1743), werd aldaar begraven 4 Jumj I/44. In 1731 kwamen te Brielle met attestatie van Paramaribo Pieter Braet en Catharina de Lies ; in 1747 met attestatie van Gouda Johanna Ehsabeth Braat (Acta van i5 Jan. 1747). Reeds in de Registers der 17^ eeuw komt de naam Braet voor. Eene Res. Mag. van 21 Nov. 1620 luidt: «Es Eranchois Braet geadmitteert sijn nota11 schap binnen deser stede te mogen exerceren mits hem stil ende modest dragende, sonder eenigé ongerusticheijt te plegen, dat hij egeene acten sal maaken ofte uijtgeven, dienende tot naedeel van de authoriteijt van den Magistraet." Den 4den Nov. 1621 werd I-rans Braet «aengenomen tot procur1eUr-''.. Ult Res- Vroedschap 3 Mei 1627 blijkt dat hij tot de Remonstranten behoorde ; uit Res! 1 ag. 27 Jan. 1629, dat hij was "quartiermeester van de Cluveniers ofte witte vendel." In Aug. 1622 begroef hij de moeder van zijn huisvrouw. In de Rekening van den 20oMen penning voor 1628 is p. i3 verso sprake van Jobgen Cornelis dr. weduwe van «Francoeijs Braet". Den 24slen Dec. 1632 werd aan die weduwe eene „ordonnantie geaccordeert ter somme van 21 pd. over eenige waeren van stadtswegen gelevert etc." — Den 6den Sept. 1644 zijn te Brielle getrouwd Abraham Cornelisze \an der Geere j. m. te „Rosendael" (1) en Annetge Draets j. d. in de Nobelstraat. — Den ioden Febr 1647 trouwden te Brielle Jan Jaspersse j. m. en 1 rijntge Braets j. d. in de Nobelstraat. ' In Nov. 1794 is ie Brielle begraven Jan Ferken secretaris «i tokhouder va„ Rosendaal en Nisptn, in de Baronie van Breda' oud ruim ■2 jaar, nalatende eene weduwe. ' Ud rulm 1651 kwamen te Brielle met attestatie van Rotterdam Frans Fransze Braadt en zijn huisvrouw Trijntjen Henricx. — Den 9den Jan. 1661 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 28 Jan. te Spijkenisse getrouwd Antony van der Hooch j. m. en Maria Braets j. d. te Spijkenisse (in 1661 te Brielle op belijdenis aangenomen, Acta van 3 Nov. 1661). Het echtpaar won : Margrieta, gedoopt 20 Mei 1663 ; Jacoba, gedoopt 27 Mei i665, getuige : Aeghie Braets ; Johannes, gedoopt 12 Dec. 1668, getuigen: Jacob van der Hoogh en Maria de Bondt. Den 17Jen Mei 1729 zijn te Brielle getrouwd Egbert Memeling j.m., geboren te Zutfen, en Johanna de Jong j.d. Den iyr,e" Dec. 1737 Patroclus Luijken te Hellevoetsluis en Adriana de Ton!? te Brielle. Den 29s,en Sept. 1749 is te Brielle begraven Martinus de Jong «cadet". Jan Hendrik de Jong, weduwnaar geworden door den dood van Anna Dorothea Richters, begraven te Brielle 4 Oct. 1749, is 17 Nov. 1750 te Brielle getrouwd met Johanna Maria Delvos j. d., geboren te Rotterdam. Hij was toen «sous lieutenant onder het Regiment van den It.-generaal Baron de Villegas", in garnizoen te Breda. Dat in de 17 le eeuw een huwelijk met een moor te Brielle niet werd toegelaten, ondervond Jannetgen de Jongh. Res. Mag. 10 Dec. i65i : «Es Jannetgen de Jongh, woonachtich aen den Maerlantschen rooster, dewelcke haer in ondertrouwe heeft begeven ende op Sonnendach in de kercke alhijer haer eerste gebodt gehadt heeft met eenen Èmanuel Monij, varende voor bootsgesel opt schip van cap. Juijnbol, sijnde een Moor, geordonneert uut de stadt te vertrecken. Ende es goetgevonden, dat men de voors. geboden sal doen ophouden". In 't Trouwregister en in een akte van 2 Maart i652 (1) heet de moor Nonij j.m. CXXI. VAN DER SLUIJS. Den 3ib,tn Mei i8o3 is te Brielle gestorven Mr. Andreas van der Sluijs, oud circa 83 jaren. Op de lijst der Vroedschappen vindt men hem sub N°. 184. In 1745 werd hij poorter te Brielle en uit eene Magistraatsresolutie van 24 Sept. 1745 blijkt dat hij te Batavia werd geboren. De Acta van 22 April 1746 vermelden onder de op belijdenis aangenomen personen Andreas van der Sluijs en Magdalena van Welle, zijne huisvrouw. Deze vrouw, in 't doodenregister vrouwe Machteld van Welle genoemd, is 16 April 1785 te Brielle begraven, oud 68 jaren. De weduwnaar is i3 Nov. 1785 hertrouwd met (i) Blijkens die akte was Jannetgen de Jongh van onbesproken gediag. vrouwe Jakoba Catharina Knuijse, weduwe van den vroedschap Leendert de Meij; zie op De Meij. Den i3den Nov. 1797 is deze vrouw gestorven. Tot hetgeen haar man van haar erfde behoorde eene obligatie ten name van Jan Knuijze (1). De erfgenaam van Mr. Andreas van der Sluijs was vrouwe Margaretha Johanna de Meij, huisvrouw van Johan Jacob Hoffmeijster, zijn behuwddochter; zie op De Meij. Mr. Andreas van der Sluijs werd benoemd tot schepen in 1750, 1753, 1755, 1762, 1763, 1769, 1770, 1778, 1779, 1781, 1782, 1784, 1785, 1787, ï79°, 1791 en 1794; tot raad in het College der Magistraten in 1752, 1764, 1780; tot burgemeester in 1761, 1769, 1778, 1781, 1784, 1787, 1790 en I794> tot hoofdman van het Schippersgilde 28 Nov. 1761; tot ontvanger van de uecclesiastique" goederen over Den Briel, Voorne en Putten in Julij 1786 ; tot raad in het College ter Admiraliteit op de Maas 1 Oct. 1765 voor 3 jaren, ingaande 1 Mei 1766, 1 Oct. I771 voor 3 jaren, ingaande 1 Mei 1772, 23 Junij 1775 om te dienen tot Mei 1778; tot secretaris van Voorne in 1779 (Res. Vroedsch. 12 Aug. 1780). Wegens zijne benoeming in de Admiraliteit op de Maas, werd hij in 1765 op zijn verzoek ontslagen als rentmeester van het gasthuis, het weeshuis, de armen te Maarland, het Vrouwenhof en de St. Cath. kerk, alsmede als serviesmeester (Res. Mag. 16 Nov. 1765). Als serviesmeester komt hij reeds voor in eene Res. Mag. 11 Jan. 1755. I11 1795 trad hij om zijne politieke gevoelens van het tooneel af. Uit eene Resolutie van den Raad van Brielle van 14 Febr. 1806 blijkt, dat hij op zekere voorwaarde betreffende zijn graf in de Groote ol St. Cath. kerk f 609 vermaakte aan die kerk. CXXII. SNELLEN. Paulus Snellen,in 1724 vroedschap geworden (N°. 164 op de Naamlijst), trad op als schepen in de jaren 1725, 1727, 1728, 1731, 1732, 1734, 1735, 1737, ; 1738, 1742 en 1743, als raad in het College der Magistraten in 1729, 1733 en 1749, als burgemeester in I73o, 1736, 1742 en 1748, herhaaldelijk als heemraad van Voorne (Ress. Vroedsch. 5 Junij 1729, 3o Mei i73o, 4 Junij 1731). In 1739 werd hij gecommitteerd in het College ter Admiraliteit op de Maas (Res. Vroedsch. 28 Febr. 1739), in 1744 in de Rekenkamer van Holland voor 3 jaren, ingaande Mei 1745 (Res. Vroedsch. 1 Oct. 1744). 1725 werd hij op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 21 Januarij 1725). Den27st,"n October 1705 zijn te Brielle getrouwd Paulus Snellen, j. m. te Rotterdam, en Jo- (1) Er behoorde ook toe een rente „gefundeert op het beneficie van Aart Willemsze van Taerling." O sina van Dijck j. d. te Brielle. Deze Josina was eene dochter van Bernard van Dijk en Geertruijd van Berckel en werd 22 Januarij 1675 te Brielle gedoopt. In i6g3 werd zij te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 2 3 April 1693). De Acta van 21 Januarij 1720 vermelden hare overkomst uit Rotterdam met kerkelijke attestatie. Den 3isten December 1742 werd zij te Brielle begraven, haar man den 3i««' Augustus i745 in den ouderdom van 69 jaar. Volgens J. Kluit overleed hij den 29*en Augustus Op belijdenis werden te Brielle aangenomen Tohanna Snellen in 1726, Paulina Hillegonda Snellen in 1736 (Acta van 21 April 1726 en 22 April i736). Over Geertrui Helena Snellen, een zuster van dit tweetal, zie men op Sandifort. De volle naam van Johanna Snellen was Johanna Margaretha Snellen. Zij stierf te Brielle, ongehuwd, den 3d,-n Maart 1799, m den ouderdom van 88 jaren, 2 maanden en 9 dagen. Haar geheele vermogen, ook wat zij geërfd de V^n .Pai"ël Lagendaal, wiens testament op den 17 _n Julij 1772 voor den notaris Isaac Vroombroek te Rotterdam gepasseerd was, kwam aan hare zuster aulina Hillegonda. Tot hare nalatenschap behoorde een , .negende part in 14 obligatien, behoorendetesaamen aan haar en de verdere erifgenaamen van wijlen Johanna Snellen". Paulina Hillegonda Snellen overleed te Brielle den 2Januarij 1800, oud 82 jaar en I maand Hare nalatenschap kwam aan Paulus Sandit>. Eduard Sandifort en Jan Bernard Sandifort, «eenige nagelaaten zoons van wijlen Geertruij Helena Snellen wed*. G. Sandifort", eene volle zuster van de overledene. Uit de Rotterdamsche registers zal moeten blijken ol deze zusters kinderen geweest zijn van Paulus Snellen. Misschien heeft tot zijn geslacht ook be- oord Amerentia Snellen, in November 1670 getuige bij den doop van een kind van Dirk Kevelaer en Maria de Jongh. CXXIII. HEENEMAN. Den 2lslen November 1786 zijn te Brielle getrouwd Johan Marcus Heeneman j. m., „cap-" commandant van de lijf-compagnie van het Regiment Mariniers van den coll. van Salm, laatst in guarnisoen te Bergen opdenSoom en nu woonende alhier"(i), en Catharina Hogerwaard j. d. mede alhier. Het echtpaar won: Gijsbertina Maria, gedoopt 2 Maart 1788, getuigen : Gijsbert Heeneman, grootvader, Maria de Vnnt(P), grootmoeder van vaders zijde. Carolina Maria Elandina, gedoopt 26 Maart 1790, J,lLDe *C,Yan 14 April 1782 noemen onderscheidene personen, metat- getuigen: Mr. Carel Willem Hogerwaard ^1) en Maria van Staveren. I p. A""a Henfletta, gedoopt 24 April 1791, getuigen: Daniël Jakob Heeneman, Anna Henrietta Martina Heeneman. Op de lijst der Vroedschappen vindt men Tan Marcus Heeneman sub N°. 223. Als schepen trad hij op 1 Oct. 1789 en 1792; als raad in het College der Magistraten 1 Oct. 1787, 1790 en 1793. In 1793 wenschte de Prins hem gedurende den oorlog «in het militaire te emploijeeren met behoud van zijn vroedschapsplaats," en met voorkennis van Zijn Hoogheid en den Raadpensionaris verzocht hij aan de Vroedschap hem gedurende dien tijd te «dispenseeren, om als vroedschap te fungeeren." Den 9d- Maart 1793 kwam dat verzoek in behandeling en «uit hoofde der exteerende omstandigheeden" werd het verzoek toegestaan Den 3isten Mei 1789 besloot de Vroedschap Heeneman te begunstigen «met stads stem ter obtineenng van het ambt van Penningmeester van de Generale dijkagie van Voorne." Blijkens eene Resolutie van Burgemeesters en Vroedschappen van 17 Nov. 1814 was Jan Marcus Heeneman een paar jaren maire van Den Briel en was hij toen «commissaris van het District." In 1822 werd J. M. Heeneman, «ontvanger particulier van het District Brielle," benoemd tot raad der stad (Res. Burgemeesters en Vroedsch. van 22 Oct. 1822). Den ioden December 1822 werd hij voorwaardelijk benoemd tot burgemeester en als zoodanig kreeg hij in i823 zijn ontslag (Ress. Vroedsch. 24 Dec. 1822 en 21 Februarij 1823). Den 2Östen Jumj 1828 vroeg en verkreeg hij zijn ontslag als raad wegens zijn vertrek naar elders. Van 4 Jan. 1825 tot in 1827 fungeerde hij als ouderling bij de Waalsche gemeente zijner woonplaats. De Acta der Ned. Herv. Gemeente van 12 Oct. 1788 vermelden zijne overkomst met attestatie uit Den Haag. Zijne dochter Gijsbertina Maria Heeneman m 1804 op belijdenis aangenomen (Acta van i5 Julij 1804), is i5 November 1808 als j.d te Brielle getrouwd met Gerrit Lodewijk Henric Hooft j.m., geboren en wonende te 's-Gravenhage. Carolina Maria Elandina Heeneman werd in 1806 en Anna Henriëtta Heeneman in 1809 op belijdenis aangenomen (Acta van 12 Oct. 1806 en 16 April 1809). De laatste trouwde met Joan Carel Anne de Roo van Alderwerelt. Zie op Van Alderwerelt. Den i5den Sept. 1793 werd te Brielle poorter (1) Den 26"" Mei 1772 werd Mr. C. W. Hogerwaard aangesteld tot se cretaris van Brielle en hij nam die betrekking waar tot in 1795. Ook was be^dUrrf V Van lande van Putlen' Als zoodanig werd hij 9 Nov i77i befiedigd. Van 1790—1794 was hij ouderling bij de Waalsche Gemeente Hii .s beeraven te Brielle ,4 AuP. 1797. oud circa 6, jaren, nalatend "ene we m*n n'"™ doch'ers- — Betreffende den predikant Willem Hngerwaard zie men De Navorscher, 1886, p. 167, 168 en ao? alsmede de Ri.vt,, Ned'h GtS°hA/n °udheidkunde"- N. Reeks. VII, 218—223 %n de^BiblkT graphische Adversaria II. 127,128." Onderscheidene nprmn.n u " geheeten, zijn genoemd Alg. Ned. Familieblad, 1894 p. „aHoogerw**rd Mr. Daniël Jacob Heeneman, geboren te 's-Gravenhage. Den 29stew December 1793 is hij te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie d.d. 12 Januarij 1794 naar Amsterdam gegaan om te trouwen met Jonk vrouwe Magdalena Constantia van Son, wonende te Amsterdam. Toen hij trouwde, was hij pensionaris van Den Briel. Den i7de" September 1792 werd hij tot pensionaris benoemd ter vervanging van Mr. Jacop Camper, die aangesteld was tot «ontfanger van den Raad der colonien in America. In 1794 was het »ampt van commies van de Ridderschap en Edelen van Holland en Westvriesland' vacant door het overlijden van Mr. Hendrik Philippus Heeneman, en Mr. Daniël Jacob Heeneman, die zijn broeder wenschte op te volgen in het ambt, vroeger ook door wijlen zijn vader meer dan 3o jaren bekleed, verzocht en verkreeg den 6den April 1794 verlof van de Brielsche Vroedschap om naar die betrekking te solliciteeren. Hij solliciteerde met goed gevolg en den _ 3osten Junij 1794 kreeg hij zijn ontslag als pensionaris. Door Van Alkemade is in zijne Beschryving van Den Briel, D I. blz. 72, een stichtingsbrief van het Gasthuis medegedeeld van het jaar 1293 en daarin komt als schepen van Brielle voor «Heneman, Heer Gilliszone." Andere personen, genaamd Heeneman, vindt men in 't Alg. Ned. Familieblad, jaarg. 4, blz. 57. CXXIV. BRENDER A BRANDIS. Den 20sten Junij 1786 werd te Brielle poorter Mr. Charles Christoffel Brender a Brandis, geboren te Leiden. Dat hij lidmaat was der Herv. Kerk, zeggen ons de Acta van 14 Jan. 1787, die zijne overkomst uit Leiden vermelden met attestatie. Zijne huisvrouw heette Adriana Cornelia de With en bij haar won hij te Brielle Willem Frederik Charles, gedoopt 28 October 1787. Den 23sten Junij 1786 kwam bij de Vroedschap eene missive van 21 Junij 1786 ter tafel, afkomstig van den Baljuw Van Wassenaar, Vrijheer van de beide Katwijken, houdende kennisgeving dat door hem in plaats van G. L. van Oosten, die raad in de Vroedschap was geworden, tot stadhouder van Den Briel en Voorne was aangesteld Mr. Charles Christoffel Brender a Brandis. De Vroedschap vond goed dien persoon „voor aangenaam te verklaaren" en beëedigde hem. Hij bekleedde de gezegde betrekking tot in 1788, toen hij vervangen werd door Joost van Sina (Res.' Vroedsch. 4 Mei 1788). Hij trad als stadhouder af wegens zijne benoeming tot Vroedschap. Zie hem op de Naamlijst sub N°. 225. Den isten Oct. 1788, i7Ö9, 1791» 1793 trad hij opalsschepen, 1 Oct. 1792 als raad in het College der Magistraten. In 1789 werd hij door de Magistraten aangesteld tot hoofdman van het St. Jans- of Groenmansgilde, en in I792 tot hoofdman van het Schippersgilde. Uit Den Briel verhuisde hij naar Abbenbroek en in 1798 diende hij van daar uit een request in bij de Municipaliteit te Brielle, waarin hij zich betitelde «advocaat voor den Hove van het voormalig gewest Holland" en verzocht als notaris te Brielle te worden geadmitteerd. In 1796 had hij zulks reeds verzocht., maar zijn verzoek was den 9den Julij van de hand gewezen. In 1798 herhaalde hij zijn verzoek niet te vergeefs. Hij wees op het zware gezin, dat hij te onderhouden had, en bij Resolutie van 4 Oct. 1798 werd hem vergund te Brielle als notaris te fungeeren, maar hij moest daar ook komen wonen. Aan die voorwaarde voldeed hij. In i8o3 werd hij bij besluit van het Departementaal Bestuur van Holland dd. 11 Januarij en in 1808 bij Kon. Besluit van 20 October benoemd tot lid van den Raad te Brielle. Uit eene akte van overlijden van een dochter van Mr. Charles Christoffel is mij gebleken, dat hij officier werd bij de rechtbank van eersten aanleg te Brielle. Den 21 October 1837 is hij aldaar gestorven in den ouderdom van 86 jaren, in leven oud-officier enz. In de akte van overlijden wordt hij genoemd een zoon van Christoffel Christiaan Brander a Brandis en Charlotte Amelia Kelderman. Zijne huisvrouw stierf te Brielle 11 April 1827 in den ouderdom van 75 jaren. Zij was eene dochter van Ludolph Simon de With en Maria de W^itt en werd geboren te Zwammerdam. De Kerkeraadsacta van 11 Januarij 1807 noemen Christina Anna Elizabeth Brender a Brandis van Abbenbroek gekomen met attestatie. Zij was eene te Leiden geboren dochter van Mr. Charles Chistoffel en stierf te Brielle 8 April 1837, oud 58 jaren, ongehuwd. Een broeder van haar was Adriaan Mattheus Brender a Brandis, in 1809 met attestatie van Gorinchem te Brielle gekomen (Acta van 16 April 1809). Hij was aldaar Directeur der posterijen, werd geboren te Abbenbroek en stierf den i«'« Sept. i83g te Brielle, bijna 48 jaar oud. Nog is te Brielle gestorven i5 December 1819 vrouwe Anna Jacoba Brender a Brandis, oud 71 jaren, weduwe van Alexander Lodewijk Brender a Brandis, in leven «collonel commandant van het voormalig Regiment des Villates, groot-major van Sas van Gent," dochter van Christoffel Kristiaan Brender a Brandis en Charlotta Amelia Kelderman. cxxv. PREUIJT. Personen van dezen naam ontmoette ik in de Rekening der geestelijke goederen over 1578-1579 (1), die ondei het hoold: «Incomen der pastorie van Heenvliet," p. 26 dezen post heeft: «Ontfanghen van den ouden Jan Janszoon Preuyt 6 ponden 10 schellinghen over den pacht van twee gemeten 5o roeden lants, dezelve pastorie aencomende etc. En pag. 27 verso: «Ontfanghen van jonghe Jan Preut (lees Preuyt) 17 schellinghen over een jaer renten etc." In 1703 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Jan Jansze Pruijt (Acta van 26 April 1703). Hij werd geboren te Zwartewaal, kwam van daar te Brielle en trouwde den iode» Mei 1699 als j. m. met Annetje Jacobs Gouwentak, weduwe van Abraham Leendertsze van Claveren. Tweemaal beviel Annetje van een dood kind en den i8den Junij 1702 werd zij begraven. De weduwnaar is 20 September 1707 te Brielle hertrouwd met Neeltje Cornelis Breeckhout j. d. (2). Het echtpaar won: Jan, gedoopt 2 Dec. 1707, getuigen: Cornelis Pruijt, Jannetje Centen. Jan, gedoopt 17 Aug. 1710, getuigen: Cornelis Jansze Pruijt, Jannetjen Cente Visser. Den 2 dochter van Jan Marcus Heeneman, lid van den Raad te Brielle, en Catharina Hogerwaard. In 1817 was hij i«« luitenant bij 't 49ste bat. infanterie nat. militie, in garnizoen te IN amen, in iS35 kapitein bij 't algemeen depot der (1) Ress. Raad 20 Maarten 25 April i8ij. (2) Een achtste kind kwam 1 Oct. 1808 dood ter wereld. landmacht n> 33; in 1837 kapitein bij de infanterie. 2o. Isaac Gijsbert Cornelis, geboren 16 Oct. 1794. gedoopt ig Oct. 1794, in 1813 op belijdenis aangenomen (Acta van 11 Julij i8i3). Den 5den April i838 is hij te Brielle ongehuwd, oud 43 jaren, gestorven als ge pensioneerd luitenant ter zee is,< klasse. 30. Wilhelmina Constantia Henrietta, geboren 18 Maart 1797, in 1812 te Brielle op belijdenis aangenomen ( Acta van 12 April 1812), is den 6den December 1823 als j. d. te Brielle getrouwd met Willem George August Lochmann van Konigsfeldt j. m., oud 28 jaren, gedoopt te Wijk bij Duurstede 9 Aug. 1795, luitenant ter zee 2de klasse aan boord van Z. M. Fregat «de Kenau Hasselaar," liggende te Hellevoetsluis, zoon van Jacob Willem Lochmann van Konigsfeldt, rentenier, wonende te Wijk bij Duurstede, en van vrouwe Wilhemina Catharina Meijsenheijm, wonende aan de Bildt, echtelieden. Het echtpaar won te Brielle: Willem Constant Philip, geboren 16 April 1829; Johan Philip August, geboren 3 Junij 1831; Ernest August, geboren en gestorven 16 Februarij i83g. In i83i was de vader luitenant ter zee ie klasse. Volgens mondeling bericht moet hij te Nieuwesluis, waar hij opzichter van de sluis was, nog een dochter hebben gewonnen en van Nieuwesluis naar Roermond zijn gegaan. 40. Gasparina Anna Lucia, geboren 9 Mei 1799, gedoopt i3 Mei in tegenwoordigheid van M> . Gaspar van Alderwereld als getuige, in 181 5 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 14 Julij 1815), is 3o Oct. 1817 als j. d. te Brielle getrouwd met Dirk Johan van Winsheim j. m., oud bijna 20 jaar, geboren te Ede in Gelderland, kapitein bij 't bataillon infanterie der staande armee n°. 12, in garnizoen te Gorinchem, zoon van Gerard Wilhelm van Winsheim, majoor bij 't i3di bataillon infanterie te Amsterdam, en vrouwe Cornelia Elizabeth Boellaard, overleden te Tiel. Den 27str" December 1820 is de jonge vrouw te Brielle overleden, oud 21 jaar, nalatende een kind. Haar echtgenoot was toen kapitein bij de gde afdeeling Nat.Infanterie, in garnizoen te 's-Gravenhage. 50. Martina Wilhelmina Johanna, geboren 10 Junij 1801, gedoopt 20 Junij, waarbij getuige was vrouwe Martina Johanna Jacoba van Baarle, in 1816 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 12 Julij 1816), is als j. d. den 2Ös,en Maart i835 te Brielle getrouwd met Carolus Joannes Antonius Clodoaldus Adrianus Redemagni j. m., geboren te St. Nazarro (Sardinië) den 7don September 1741, oud 43 jaren, officier van gezondheid der 2de klasse, belast met den geneeskundigen dienst bij het garnizoen te Brielle, zoon van Bartholomeus Redemagni, overleden te Pavia 29 Sept. 1829, en Maria Humilitas Uberti, overleden te Pavia 21 Januarij 1819. Het echtpaar won een zoon, Charles Martinus Bartholomeus Willem, die 19 Junij i838 geboren en officier werd. De vader is te Brielle gestorven 27 Januarij 1868, oud 76 jaar en 4 maanden, als genees- en heelkundige. De moeder is te Groningen gestorven. 6°. Carolina Alida Anna, geboren 20 Dec. 1804, gestorven 24 December 1809. 7:\ Henrietta Carolina, geboren 21 Aug. 1806, gedoopt 3i Aug. 1806, waarbij getuige was Henrietta Francina Hoog, geboren Hoogerwaard, is als j. d. 20 Januarij 1832 te Brielle getrouwd met Lodewijk von Freijtag van Overstraaten, j. m., oud ruim 26 jaren, geboren te Bergen-op-Zoom in i8o5, luitenant ter zee 2'le klasse, zoon van Antony van Overstraaten, overleden te Bergen-op-Zoom 14 April 1809, en Lucia Rebecca Lemmers, hertrouwd met Johan Ferdinand Kursteiner, Commandant van de Willemstad. Het echtpaar won: Anthony Willem Ferdinand, geboren 1 April 1833; Constantijn Lucius Hendrik, geboren 7 October 1834 (i); Louise, geboren 23 November i835 (2). De vader is als luitenant ter zee iste klasse 23 Aug. 1844 overleden op Z. M. Korvet van oorlog Juno, ter reede van Paramaribo, oud ruim 3g jaar. De moeder is als weduwe van Lod. v. Overstraaten in den ouderdom van 3g jaar te Brielle gestorven 22 November 1845. De moeder der vermelde 6 kinderen, C. C. H. van Baerle, was 6 Dec. 1823 5i jaar oud en woonde in 1845 nog te Brielle. Mr. Willem Pieter de Roo van Alderwerelt had een broeder M'. Gaspar van Alderwerelt, die 7 April I7g8 te Brielle den eed deed als poorter. Hij werd geboren te Delft en is te Brielle gestorven 3 Mei 1837, ongehuwd, 73 jaar oud. CXXVII. DE MEIJ. In 1763 kwam van Gouda te Brielle met kerkelijke attastatie Leendert de Meij Jr. en hij diende zijne attestatie in bij den kerkeraad der Waalsche gemeente, die in hem van I76g—1775 een diaken had. Den 7den Mei 1763 werd hij te Brielle geadmitteerd als poorter enden gden Mei 1763 werd hem door de Brielsche Magistraten vergund te Brielle als notaris en procureur werkzaam te zijn. Op de lijst der Vroedschappen komt hij voor sub N°. 211. Als schepen trad hij op in 1773, 1778, 1780 en 1781. (1) Deze zoon is als kapitein der infanterie gepensioneerd en heeft gewoond te Arnhem. (2) Deze dochter is ongehuwd gestorven te 's-Gravenhage. C XX VIII. CLEIJBURCH. Op de Naamlijst der Vroedschappen treft men twee mannen aan, die den naam Cleijburch of Kleijburgh voerden, Adriaen Cleijburch (N° 78) en Leendert Kleijburgh (N° 158). Adriaen (1) Cleijburch, in 1649 te Brielie op belijdenis aangenomen tot lid der Herv. Gemeente (Kerkeraadsacta van 4 Maart 1649), was, zooals o. a. uit Res. Yroedsch. 17 Sept. 1656 blijkt, apotheker. Tot schepen werd hij gekozen in 1656, 1658, 1660, 1664, 1666 en 1668; tot raad in het College der Magistr aten in 1657 en 1661; tot burgemeester in 1668 en 1665. Den 25sten Nov. 1609 koos de Vroedschap hem tot gecommitteerde in de Admiraliteit te Rotterdam voor 3 jaar, ingaande Mei 1670; in 1672 kreeg hij als zoodanig zijn ontslag (Res. Vroedscli. 23 Oct. 1672). F.ene akte van 27 Aug. 1667 noemt Adriaen Cleijburg boekhouder van het Weeshuis. In de Rekening van den in 1G65 geconsenteerden 2C0sten penning leest men pag. 41: „Adriaen Cleijburgh mette erlïenisse van sijn grootmoeder op 8000 £ etc." Den 14den Febr. 1690 werd Adr. Kleijburgh te Brielle begraven; den 2den Jun. 1680 zijne hüisvrouw. Den '19den Jan. 1649 is Adriaen Kleiburgh j. m. te Brielle getrouwd met Maria Fockendijck j.d.(in 1648 op belijdenis aangenomen, Acta van 27 Febr. 1648). Eene akte van 3 Febr. 1650 vangt aldus aan: „Compareerde . . . Jan Pietersze zeeman ende Grijtje Jacobs dr., geëchte luyden, woonende binnen der stede van den Rriel, dewelcke verclaerden, hoe waer is, dat sy, comparanten, nu eenige jaeren herwaerts, uyt de middelen, aenkomende sijnscomparants dochter, genaempt Marijtge Jansdr, geprocreërt in sijn eerste huelijck by sal. Sielemetge (2) Jansdr., nu getrout sijnde met Adriaen Cleijburgh, 'tsedert haere minderjaericheyt tot haerer soulagement jaerlijcx een subsidie van 100 Car. guld. hebben genooten." Ook in het vervolg der akte leest men van Maria Jans, huisvrouw van den voornoemden Cleijburgh. In eene akte van 29 Mei 1655 is sprake van „Jan Pietersze zeeman, nu ontrent 5 weecken overleden," en van zijn dochter „Maertjen Jans, huysvrouwe van (1) Ook wel Arent en Aryen genoemd; zie Bodtboeck, beg 1641, bl. 465, en Res. Mag. 10 Mei 1653. (2) Waarschijnlijk moet hier Guillernetje worden gelezen. Arent Cleijburch, apotecaris binnen deser stede (Brielle)." Bij Maria Fockendijck won Adriaen Cleijburgh (1) de volgende kinderen: Magdalena, gedoopt 20 Nov. 1650, getuigen: Cornelia Arents en Roelant Meeuwestein. Cornelis, gedoopt 26 Jan. 1653, getuigen: Pauwelus Meeuwesteyn, Lambrecht van Groenwegen, Coi nelia Meeuwesteyn. Martha, gedoopt 19 Aug. 1654, getuigen: Jan Pietersze Seeman, Maritge Svmons. Cornelia, gedoopt 1 Maart 1656, getuigen: Pauwelus Meeuwesteyn, Gerbyna Cleijburchs. Johannes, gedoopt 13 Maart 1658, getuigen : Roelant Meeuwesteyn, Grietje Jacobs. Johannes, gedoopt 6 Jan. 1660, getuigen: Roelant Meeuwesteyn, Joost Lakencoper, Catrina Meeuwesteyn. Twee kinderen werden begraven 9 Julij 1651 en 6 Junij 1658. Martha en Cornelia werden in 1673 op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Jan. 1673). Martha trouwde met Ds. Joh. Magerus; zie op Magerus. Cornelia Cleijburgh, j. d. te Brielle, is 12 Sept. 1694 aldaar ondertrouwd en met attestatie van 26 Sept. buiten Brielle getrouwd met Jacob Steyaert Franszoon, weduwnaar, wien zij schonk Adriaen, gedoopt 3 Julij 1696, getuigen: Ds. Johannes Magerus en julïr. Martha Cleijburg. Als weduwe van Jacob Steyaert werd Cornelia Cleijburg 8 Oct. 1734 te Brielle begraven; haar man, die in 1696 bij de Herv. Gemeente gekozen werd tot diaken (Acta van 30 Sept. 1696), werd begraven 7 Febr. 1719. Maar broeder Cornelis Arentsze Kleijburg trouwde als j.m. in 1691 met Petronella Warhol, weduwe; zie op Warhol. In 1687 werd Cornelis Cleijburgh op belijdenis te Brielle aangenomen (A< ta van 1 Aug. 1687); in 1692 werd hij gekozen tot raad in liet College deiMagistraten. Blijkens eene akte van 5Apr. 1671 constitueerden zich Adriaen Cleijburgh en Leendert (1) Bij den doop van kinderen van Jacob Jorisze Morton en Maritgen Symons waren getuigen Adriaen Cleijburch op 21 Febr. 1651 en 11 Mei 1652, Maritgen Fockendijck op 24 Oct. 1649. Bij den doop van kinderen van Arnoud Bruynhoven en Jannetje van der Veen waren getuigen Maria Cleijburg op 16 Oct. 1660, Adriaen Cleijburg op 18 Nov. 1664 en 26 Aug. 1669. Adriaen en Maria Cleijburg waren 7 Sept. 1668 getuigen bij den doop van eene dochter van Leonard Jongejan en Catrina Meeuwesteyn, 16 Maart 1660 en 30 Jan. 1665 bij den doop van kinderen van Wolter Breeman van der Hagen en Cornelia de With. Den 3den Sept. 1655 bij den doop van een kind van Jan Jansze en Ariaentje Joris waS getuige Maria Cleijburgh. Den 12den Apr. 1661 was Adriaen Cleijburgh getuige bij den doop van een kind van Jan Jansze en Heesjen Wessels; 2 Nov. 1664 bij den doop van een kind van Jan Arysen Part. landmacht n, 33; in 1837 kapitein bij de infanterie. 2,,. Isaac Gijsbert Cornelis, geboren 16 Oct. !794, gedoopt 19 Oct. 1794, in i8l3 op belijdenis aangenomen (Acta van 11 Julij i8l3). Den 5den April i838 is hij te Brielle ongehuwd, oud 43 jaren, gestorven als ge pensioneerd luitenant ter zee iS!e klasse. 30. Wilhelmina Constantia Henrietta, geboren 18 Maart 1797> in 1812 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 12 April 1812), is den 6den December 1823 als j. d. te Brielle getrouwd met Willem George August Lochmann van Konigsfeldt j. m., oud 28 jaren, gedoopt te Wijk bij Duurstede 9 Aug. 17g5, luitenant ter zee 2de klasse aan boord van Z. M. Fregat «de Kenau Hasselaar," liggende te Hellevoetsluis, zoon van Jacob Willem Lochmann van Konigsfeldt, rentenier, wonende te Wijk bij Duurstede, en van vrouwe Wilhemina Catharina Meijsenheijm, wonende aan de Bildt, echtelieden. Het echtpaar won te Brielle: Willem Constant Philip, geboren 16 April 1829; Johan Philip August, geboren 3 Junij i83i; Ernest August, geboren en gestorven 16 Februarij i83g. In i83i was de vader luitenant ter zee ie klasse. Volgens mondeling bericht moet hij te Nieuwesluis, waar hij opzichter van de sluis was, nog een dochter hebben gewonnen en van Nieuwesluis naar Roermond zijn gegaan. 4°. Gasparina Anna Lucia, geboren 9 Mei 1799, gedoopt i3 Mei in tegenwoordigheid van M,. Gaspar van Alderwereld als getuige, in 181 5 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 14 Julij 1815), is 3o Oct. 1817 als j. d. te Brielle getrouwd met Dirk Johan van Winsheim j. m., oud bijna 20 jaar, geboren te Ede in Gelderland, kapitein bij 't bataillon infanterie der staande armee n°. 12, in garnizoen te Gorinchem, zoon van Gerard Wilhelm van Winsheim, majoor bij 't i3di bataillon infanterie te Amsterdam, en vrouwe Cornelia Elizabeth Boellaard, overleden te Tiel. Den 27*™ December 1820 is de jonge vrouw te Brielle overleden, oud 21 jaar, nalatende een kind. Haar echtgenoot was toen kapitein bij de gd<- afdeeling Nat.Infanterie, in garnizoen te 's-Gravenhage. 50. Martina Wilhelmina Johanna, geboren 10 Junij 1801, gedoopt 20 Junij, waarbij getuige was vrouwe Martina Johanna Jacoba van Baarle, in 1816 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 12 Julij 1816), is als j. d. den 26s,en Maart i835 te Brielle getrouwd met Garolus Joannes Antonius Clodoaldus Adrianus Redemagni j. m., geboren te St. Nazarro (Sardinië) den 7den September 1741, oud 43 jaren, officier van gezondheid der 2de klasse, belast met den geneeskundigen dienst bij het garnizoen te Brielle, zoon van Bartholomeus Redemagni, overleden te Pavia 29 Sept. 1829, e" Maria Humilitas Uberti, overleden te Pavia 21 Januarij 1819. Het echtpaar won een zoon, Charles Martinus Bartholomeus Willem, die 19 Junij i838 geboren en officier werd. De vader is te Brielle gestorven 27 Januarij 1868, oud 76 jaar en 4 maanden, als genees- en heelkundige. De moeder is te Groningen gestorven. 6°. Carolina Alida Anna, geboren 20 Dec. 1804, gestorven 24 December 1809. 7". Henrietta Carolina, geboren 21 Aug. 1806, gedoopt 3i Aug. 1806, waarbij getuige was Henrietta Francina Hoog, geboren Hoogerwaard, is als j. d. 20 Januarij i832 te Brielle getrouwd met Lodewijk von Freijtag van Overstraaten, j. m., oud ruim 26 jaren, geboren te Bergen-op-Zoom in i8o5, luitenant ter zee 2ie klasse, zoon van Antony van Overstraaten, overleden te Bergen-op-Zoom 14 April 1809, en Lucia Rebecca Lemmers, hertrouwd met Johan Ferdinand Kursteiner, Commandant van de Willemstad. Het echtpaar won: Anthony Willem Ferdinand, geboren 1 April 1833; Constantijn Lucius Hendrik, geboren 7 October ï834 (i); Louise, geboren 23 November 1835 (2). De vader is als luitenant ter zee i3te klasse 23 Aug. 1844 overleden op Z. M. Korvet van oorlog Juno, ter reede van Paramaribo, oud ruim 3g jaar. De moeder is als weduwe van Lod. v. Overstraaten in den ouderdom van 3g jaar te Brielle gestorven 22 November 1845. De moeder der vermelde 6 kinderen, C. C. H. van Baerle, was 6 Dec. 1823 5i jaar oud en woonde in 1845 nog te Brielle. Mr. Willem Pieter de Roo van Alderwerelt had een broeder Mr. Gaspar van Alderwerelt, die 7 April 1798 te Brielle den eed deed als poorter. Hij werd geboren te Delft en is te Brielle gestorven 3 Mei 1837, ongehuwd, 73 jaar oud. CXXVII. DE MEIJ. In 1763 kwam van Gouda te Brielle met kerkelijke attestatie Leendert de Meij Jr. en hij diende zijne attestatie in bij den kerkeraad der Waalsche gemeente, die in hem van 1769—1775 een diaken had. Den 7*™ Mei 1763 werd hij te Brielle geadmitteerd als poorter enden gden Mei 1763 werd hem door de Brielsche Magistraten vergund te Brielle als notaris en procureur werkzaam te zijn. Op de lijst der Vroedschappen komt hij voor sub N°. 211. Als schepen trad hij op in 1773, 1778, 1780 en 1781. (1) Deze zoon is als kapitein der infanterie gepensioneerd en heeft gewoond te Arnhem. (2) Deze dochter is ongehuwd gestorven te 's-Gravenhage. m CXXVIII. CLEIJBURCH. Op de Naamlijst der Vroedschappen treft men twee mannen aan, die den naam Cleijburch of Kleijburgh voerden, Adriaen Cleijburch (N° 78)enLeendert Kleijburgh (N° 158). Adriaen (1) Cleijburch, in 1649 te Brielle op belijdenis aangenomen tot lid der Herv. Gemeente (Kerkeraadsacta van 4 Maart 1649), was, zooals o. a. uit Pies. Yroedsch. 17 Sept. 1656 blijkt, apotheker. Tot schepen werd hij gekozen in 1656, 1658, 1660, 1664, 1666 en 1668; tot raad in het College der Magistraten in 1657 en 1661; tot burgemeester in 1663 en 1665. Den 25ste» Nov. 1669 koos de Vroedschap hem tot gecommitteerde in de Admiraliteit te Rotterdam voor 3 jaar, ingaande Mei 1670; in 1672 kreeg hij als zoodanig zijn onlslag (Res. Yroedsch. 23 Oct. 1672). Eene akte van 27 Aug. 1667 noemt Adriaen Cleijburg boekhouder van het Weeshuis. In de Rekening van den in 1665 geconsenteerden 2C0sten penning leest men pag. 41: „Adriaen Cleijburgh mette erffenisse van sijn grootmoeder op 8000 jêetc." Den '14den Febr. 1690 werd Adr. Kleijburgh te Brielle begraven; den 2den jun. 1680 zijne hüisvrouw. Den 19den Jan. 1649 is Adriaen Kleiburgh j. m. te Brielle getrouwd met Maria Fockendijck j.d.(in 1648 op belijdenis aangenomen, Acta van 27 Febr. 1648). Eene akte van 3 Febr. 1650 vangt aldus aan: „Compareerde . . . Jan Pietersze zeeman ende Grijtje Jacobs dr., geëchte luyden, woonende binnen der stede van den Briel, dewelcke verclaerden, hoe waer is, dat sy, comparanten, nu eenige jaeren lierwaerts, uyt de middelen, aenkomende sijnscomparants dochter, genaempt Marijtge Jansdr. geprocreërt in sijn eerste huelijck by sal. Sielemetge (2) Jansdr., nu getrout sijnde met Adriaen Cleijburgh, 'tsedert haere minderjaericheyt tot haerer soulagement jaerlijcx een subsidie van '100 Car. guld. hebben genooten." Ook in het vervolg der akte leest men van Maria Jans, huisvrouw van den voornoemden Cleijburgh. In eene akte van 29 Mei 1655 is sprake van „Jan Pietersze zeeman, nu ontrent 5 weecken overleden," en van zijn dochter „Maertjen Jans, huysvrouwe van (1) Ook wel Arent en Aryen genoemd; zie Bodtboeck, beg 1641, bl. 465, en Res. Mag. 10 Mei 1653. (2) Waarschijnlijk moet hier Guillenietje worden gelezen. Arent Cleijburch, apotecaris binnen deser stede (Brielle)." Bij Maria Fockendijck won Adriaen Cleijburgh (1) de volgende kinderen: Magdalena, gedoopt 20 Nov. 1650, getuigen: Cornelia Arents en Roelant Meeuwestein. Cornelis, gedoopt 26 Jan. 1653, getuigen: Pauwelus Meeuwesteyn, Lambrecht van Groenwegen, Cornelia Meeuwesteyn. Martha, gedoopt 19 Aug. 1654, getuigen: Jan Pietersze Seeman, Maritge Symons. Cornelia, gedoopt 1 Maart 1656, getuigen: Pauwelus Meeuwesteyn, Gerbyna Cleijburchs. Johannes, gedoopt 13 Maart 1(358, getuigen : Roelant Meeuwesteyn, Grietje Jacobs. Johannes, gedoopt 6 Jan. 1660, getuigen: Roelant Meeuwesteyn, Joost Lakencoper, Catrina Meeuwesteyn. Twee kinderen werden begraven 9 Ju lij 1651 en 6 Junij 1658. Martha en Cornelia werden in 1673 op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Jan. 1673). Martha trouwde met Ds. Joh. Magerus; zie op Magerus. Cornelia Cleijburgh, j. d. te Brielle, is 12 Sept. 1694 aldaar ondertrouwd en met attestatie van 26 Sept. buiten Brielle getrouwd met Jacob Steyaert Franszoon, weduwnaar, wien zij schonk Adriaen, gedoopt 3 Julij 1696, getuigen: Ds. Johannes Magerus en julïr. Martha Cleijburg. Als weduwe van Jacob Steyaert werd Cornelia Cleijburg 8 Oct. 1734 te Brielle begraven; haar man, die in '1696 bij de Ilerv. Gemeente gekozen werd tot diaken (Acta van 30 Sept. 1696), werd begraven 7 Febr. 1719. Haar broeder Cornelis Arentsze Kteijburg trouwde als j.m. in 1691 met Petronella Warhol, weduwe; zie op Warbol. In 1687 werd Cornelis Cleijburgh op belijdenis te Brielle aangenomen (Ac ta van 1 Aug. 1687); in 1692 werd hij gekozen tot raad in liet College deiMagistraten. Blijkens eene akte van 5Apr. 1671 constitueerden zich Adriaen Cleijburgh en Leendert (1) By den doop van kinderen van Jacob Jorisze Morton en Maritgen Symons waren getuigen Adriaen Cleijburch op 21 Febr. 1651 en 11 Mei 1652, Maritgen Fockendijck op 24 Oct. 1649. Bü den doop van kinderen van Arnoud Bruynhoven en Jannetje van der Veen waren getuigen Maria Cleijburg op 16 Oct. 1660, Adriaen Cleijburg op 13 Nov. 1664 en 26 Aug. 1669. Adriaen en Maria Cleijburg waren 7 Sept. 1668 getuigen bü den doop van eene dochter van Leonard Jongejan en Catrina Meeuwesteyn, 16 Maart 1660 en 30 Jan. 1665 bij den doop van kinderen van Wolter Breeman van der Hagen en Cornelia de With. Den 3den Sept. 1655 bij den doop van een kind van Jan Jansze en Ariaentje Joris waS getuige Maria Cleijburgh. Den 12den Apr. 1661 was Adriaen Cleijburgh getuige bij den doop van een kind van Jan Jansze en Heesjen Wessels; 2 Nov. 1664 bij den doop van een kind van Jan Arysen Part. Jansze Jongejan tot borgen voor Cornelis Cleijburgh, „gestelt tot den staet ende oifytie van ontfanger van de convoyen ende licenten" te Brielle. Hij werd begraven 16 Dec. 1703. Zooals in 't artikel over Warhol is medegedeeld, won hij bij Petronella VVarbol 3 kinderen ; bij den doop van één dier kinderen was getuige Jannetje Kleijburgh. Eén der kinderen heette Maria en de Acta van 14 April 1715 vermelden als aangenomen op belijdenis Maria van Kleijburg. Metattes- , latie van 30 Maart 1717 zijn te Zwartewaal getrouwd j Jan of Johan Hoogwerf, j.m., geborenen wonende te Zwartewaal, en Maria Kleiburg j. d., geboren en wonende te Brielle. In plaats van Hoogwerf is de man ook genoemd Hoogerwerf en Hogervvertf. Van het echtpaar werden te Brielle de volgende kinderen gedoopt: Leonard, gedoopt 10 Mei 1727; Petronella, gedoopt 1 Oct. 1728; Maarten, gedoopt 20 Maarl 1730; Cornelis, gedoopt 8 Junij 1731; Cornelis, gedoopt 18 Jan. 1733; Petronella, gedoopt 19 Nov. 1734. Bij den doop van al deze kinderen, met uitzondering van No. 3, was Petronella Warhol getuige. Vijf kinderen werden hegraven 7 Junij 1727, 2 Dec. 1728,12 Junij 1731, 28 Mei 1733, 24 Jan. 1735. Den 27^n Dec. 1736 werd te Brielle begraven Maria Kleijburg, huisvrouw van Jan Hoogerwerff, nalatende een zoon; den 18den Nov. 1739 werd Jan Hogerwerlï hegraven. In 1649 werden tegelijkertijd op belijdenis aangenomen Adiiaen en Gerbyna Cleijburg (Acla van 4 Maart 1649). Ueze Gerbina zal eene zuster van Adi iaen zijn geweest. Den 20sten Julij 1649 zijn te Brielle getrouwd Gerbina (ook Gerrewina genoemd) van Cleijburgh en Lambrecht Woutersze van Groenwegen (Groenewegen) j. m. (1), zoon van Wouter Larnbrechtsze van Groenewegen (2), die 17 Julij 1633 te Brielle begraven (1) Volgens eene akte van 16 Aug. 1669 was Lambrecht van Groenewegen toen „majoor van de burgerie, out 41 jaeren." (2) Deze Wouter behoorde to+ de Remonstranten (Res. Yroedsch. 3 Mei 1627) en was kapitein (Bodtboeck, 1624, p. 159 verso). In eene aanteekening van 1647 (Bodtboeck, 1641, pag. 268) is sprake van een huis „als Jacob de Larora ende Lambrecht van Groenewegen by cavelinge met haere moeder, jegenwoordich de huysvrouwe van den stedehouder Heyndrick Meeuwesteyn, te buere gevallen is." — Den 12Jen April 1644 zjjn te Brielle getrouwd Jacob do Larora (ook genoemd Larore en de la Rore; j. m. en Aghneta (Agnieta) Wouters van Groeneweghen j. d. Het echtpaar won: Wouter, ged. lOFebr. 1647, getuigen: Johannes de la Rore, Lambrecht Wouters, Anna Focquedeus; Cornelia, ged. 17 Sept. 1649, getuigen: Gilles Jacobs Buyscoop, Lambrecht Woutersze van Groenewegen, juffr. Anna de la Rore, Angenieta Cornelis; Roelant, ged. 12 Jan. 1653, getuigen: Lambrecht Woutersze van Groenwegen, Maria de Larore; Wouter, ged. 12 Jan. 1656, getuigen: Johannes de la Rore, Susanna Michiels; Jacobus, ged. 28 Aug 1661, getuigen: Lambrecht van Groenewegen, Anna Cornelis. Den 2den Sept. 1661 werd een kind begraven. Jacob Larora, wynkooper, werd in 1643 poorter te Brielle (Res. Mag. 11 Oct. 1643) en in m* werd en wiens weduwe Neeltje Jans 18 Julij 163 / getrouwd is met Frans Jansze Sandtvoort. I.ambreclil won bij Gerbina: Wouter, gedoopt 3 Jan. 1651, getuigen: Pauwelus Meeuwesteyn, Angenieta van Groenwegen. Cornelis, gedoopt 5 Jan. 1652, getuigen: Cornelia Arents Foekendijk. Roelant Meeuwesteyn, Adriaen Cleijburgh. Cornelia, gedoopt 13 Maart 1654, getuigen: Adriaen Cleijburgh, Anna Leenderts Potaels. Cornelis. gedoopt 3 Nov. 1655, getuigen: Adriaen Cleijburgh, Cornelia Meeuwesteyn. Adriana, gedoopt 19 Nov. 1660, getuigen: Adriaen Cleijburgh, Anna de Jongh. Magdalena, gedoopt 9 Apr. 1664, getuigen: Adriaen Cleijburgh, Cornelis Laeckencoper. Maddelena, gedoopt 27 Julij 1060, getuigen: juffr. Laeckencoper, Catrina Meeuwesteyn. Den 18den Aug. 168J zijn te Brielle getrouwd Cornelia van Groenewegen en Eewout Leseur j. m., ook Lesueur en le Sueur genoemd (1). liet echtpaar 1654 dekenmeester van het Kuipersgilde (Res. Mag. 23 Mei 1654). Volgens de Acta kwamen met attestatie te Brielle in 1643 Jacobus la Rore en Lijsbeth la Rore, j.d. van „ter Veere" (Acta van 1 Jan. en 1 Sept 1643), in 1663 Anna la Rore, j. d. van Arnemuiden (Acta van 26 Julij 1663), in 1667 Anna la Rora, van Delft (Acta van 28 April 1667). Den 18den Dec. 1672 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 1 Jan. 1673 te Delfshaven getrouwd Johan Costerus, weduwnaar van Trijntje Braets, wonende te Brielle, en Elisabeth van Swieten, weduwe van Mr. Anthony Groenewegen, wonende te Delfshaven. — Den 25sten Mei 1722 zijn te Brielle getrouwd Hermanus Grroenewegen en Neeltje Groenewout j. d. (1) In 1655 werd te Brielle een opvolger gekozen van mr. Daniël Leseur, overleden school- en schrijfmeester in de groote school (Res. Vrroedsch. 2 Febr. 1655). Den 2den Mei 1650 was nr. Daniël daartoe door de Vroedschap benoemd. In 1646 werd ;e Brielle op belijdenis aangenomen Martijntge Ewouts, huisvrouw van Mr. Daniël le Sueur (Acta van 1 Mei 1646). Het schtpaar won te Brielle: Catharina, gedoopt 14 Apr. 1647, geuigen: Mr. Arnt Dircksze van Praet, Pieter Arentsze van der jeck, Jenneke le Sueur; Jannetje, gedoopt 29 Aug. 1649, geuigen: Daniël van Beke, Pieter van der Leek, Aert Jochemse, Petertje Eeuwouts; Ewouth, gedoopt 10 Maart 1652, getuigen: Pieter Dircksze Das, Piètertge Ewouts; Ingetje. gedoopt 3 Junij 1655. By den doop van dit kind was de moeder weluwe. Mr. Daniël le Sueur was 20 Aug. 1649 getuige bij den loop van een kind van Aert Dirksze en Judith Gijsbrechts, in 7 Apr. 1652 bij den doop van een kind van Pieter Dirksze )as en Willemtje van der Heul. Den 28sten April 1652 was Le Sueur getuige by den doop van een kind van Jan Jacobsze en daohtelt Bastiaens. — Den 5den Apr. 1649 zijn te Brielle gerouwd Pieter Arentsze van der Leek j. m. en Jenneke le Sueur . d. Het echtpaar won: Kryntje, gedoopt 31 Oct. 1649, getui;en: Eva van Sorneren,Daniël le Sueur; Arndt (Arent) en Joseph, ;edoopt 24 Dec. 1651, getuigen: Jan Arentsze van der Leek, )aniël le Sueur, Trintje Arents van der Leek, Martina Ewouts; üatharina, gedoopt 7 Sept, 1654, getuigen: Daniël le Sueur, i(i won: Gerby, gedoopt 8 Sept. 1082, getuigen: Adriaen Cleijburgh, Anna de la Rora, Lijsbeth Holsteyn ; Martijntje, gedoopt 15 Sept. 1686 getuigen: Adriaen Cleijburg, Neeltje Jans, Maria Groenewegen; Gerbv, gedoopt '20 Aug. 1(.'88, getuigen: Adriaen Cleijburgh! Cornelis en Maria van Groenewegen, Neeltje Jans. Twee kinderen werden begraven 20 Dec. 1683 en 10 Oct. 1686. De moeder werd 14 Dec. 1702 begraven. Den 12den Sept. 170 i hertrouwde Eeu wout Lessueur met Geert ruydt Beuckelaer j. d. De kinderen uit dit huwelijk zijn vermeld in De Navorscher, 1882, blz. 348. Geertruydt Beuckelaar werd 17 Julij 1708, één harer kinderen 7 Aug. 1706 begraven. Gerby (ook Gerbya (1) en Gerbina genoemd) Lesueur is 5 Aug. 1712 getrouwd met Iman Beuckelaer; zie De Navorscher, 1882, blz. 349. Iman Beuckelaar werd 12 Julij 1722 begraven en 28 Maart 1724 hertrouwde zijn weduwe met Antoni van Wouw, j. m. geboren te Brielle, wien zij schonk: Bartholomeus, gedoopt 18 Aug. 1724, getuige: Adriana Groenewegen; Rachel, gedoopt 23 Oct. 1726, getuige: Gerby HoogwerlF. Den 24sten Sept. 1690 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna buiten Brielle getrouwd Johan Hoogwerf, weduwnaar, en Ariaentje Groenewegen i. dzie op' Hoogwerf (2). De tweede der genoemde Vroedschappen, Leendert Kleijburgh, zal wel bedoeld zijn in de Kerkeraadsacta van 29 Oct. 1683, vermeldende dat op belijdenis werd aangenomen Leendert Cleijburg. In 1717 1718, 1720, 1721 en 1723 werd hij gekozen tot schepen, in 1719 tot raad in het College der Magistraten Den 7den April 1724 werd hij begraven. Als kinderen van Leendert Cleijburg en Johanna van Zijl staan geboekt: Rachel, gedoopt 17 Sept. 1690, getuige: Cornelia Vendeloo (Venlo). Johannes, gedoopt 15 Nov. 1697 (getuige: Dingenom Ariens), begraven 5 Sept. 1714. Rachel Cleijburg „in de Visstraat," in 1712 op belijdenis aangenomen (Acta van 15 Jan. 1/12) trouwde als j. d. met Willem van Doesburg j. m geboren te 's-Gravenhage, soldaat; den 23ste» oct; Judith Brebaert, De moeder zal wel bedoeld zyn in de Acta van 5 Nov. 1642, vermeldende Jeane le Suer, ingekomen met attestatie van Bergen op Zoom. Jenneke le Sueur was 2 Mei 1649 getuige bij den doop van een kind van Roelant Pietersze en Mintge Dirks. (1) In de Acta van 25 Oct. 1708 staat, dat Gerbya la Sueur op belydenis werd aangenomen. (2) Den 4den Aug. 1709 zijn te Brielle ondertrouwd en met att. dd. 18 Aug. te Dordrecht getrouwd Jan Beuckelaer, j. m. geboren te Brielle, en Hesther van Groeneweghen, j. d. geboren te Dordrecht. Zie voorts De Navorscher, 1882, blz. 348. 1724 werd van dit paar een kind gedoopt, genaamd Hillegond. In Res. Mag. 9 Febr. 1715 is sprake van Leendert Kleiburg en Cornelis van Selderen, testamentaire voogden „in de naargelaten boedel van Cornelis Arckenbout ende Helena Kleiburg, beide egteluiden alhier (Brielle) overleeden." Dit echtpaar liet één kind na en Leendert Kleiburg verklaarde zich op zekere voorwaarde bereid dat kind tot zich te nemen „ende naar sijn dood nevens fijn dogter van desselfs agter te laten boedel egael te sullen doen erven " De genoemde Helena Cleijburgh, die, Febr. 1715 begraven werd, zal eene zuster van Leendert Kleiburg geweest zijn. Als j. d., te Brielle geboren, trouwde zij 2 Aug. 1705 te Brielle met Cornelis Arckenbout j. m., geboren te Brielle en aldaar 27 Jan. 1715 begiaven. liet echtpaar won: Aagtjen, gedoopt 20 Aug. 1706, getuige: Bartjen Cornelis; Cornelis xedoopt 27 Mei 1708, getuige: Johanna Kleijb'urgAagtjen, gedoopt 13 Oct. 1711, getuige: Rachel Kleijbuig. Iwee kinderen werden begraven 26 Sept. 1706 en 23 Mei 1714. De aanteekening van 26 Sept. 1706 zegt van den vader, dat hij bakker was. Behalve de genoemde ontmoette ik nog de vol ,rende personen met den geslachtsnaam Cleijburch. Margaretha van Kleijburg Cornelis dr., was geluwd met Boudewijn Willemsze van Drenkwaard (°1) Dverleden te Brielle 4 Sept. 1496, oud 28 jaar, in' even baljuw van Brielle en rentmeester van Voorne; :ie Be:erw. Dordreyt, bi. 20, en Van Alkemade I. bl 9l' Joost Cornelisze van Cleijburch vond ik onderschei- (1) Volgens J. Kluit was in 1433 Jacob Arentsze van Drenk.vaeit lid van de Brielsche Regeering. - De Rekening der Sr. ,atharina-kerk over 1529-1530 vermeldt de begrafenis van Heester Cornelis van Drencwaert. - Den 29ste» Mei 1563 hmule de Brielsche Regeering van de erven van „Willem van Jreynckwaert twee huyskens aen malcanderen staende binnen ten Bryelle, achteromme in de Veynckelstraete, dat alsnu geimmert es totte vleyschalle." In de Rekening van den burgeneestei-thes. over 1570-1571 staat pag. 38 verso de post .-„Be. aelt Willem van Drencwaert over een j:ier huyere van de 'leyshalle etc." Zie ook Res. Mag. 13 Febr. 1580. In 1578 kocht Ie stedelijke Regeering van de erven van Willem van Drenckvaert een huis aan 't Brielsche Kerkhof (Bodtb. 1577, pag. 18) velk huis afgebroken werd (Res. 31 Dec. 1579, Rek. bnrge.ïeester-thes. over 1578-1579, pag. 51). In de laatstgenoemde .ekening leest men fol. 70 verso: „Betaelt Cornelis Muesyenrouck als curateur van tsterfhuys van Elysabeth van Drenckfaert etc." Deze Elisabeth was één van de erven van \\ il>m. - In 1590, den 17den July, deed de Brielsche Regeering ïtspraak in een geschil ruSSchen den stadsroeper en Jhr. Wil >m van Drenckvvaerdt, die zyne „thyenden, gelegen in Naters " erhuurde en den roeper niet gebruikte, maar zelf deed wat as roepers was. - In eene akte van 8 Maart 1630 is sprake an de erfgenamen van „jouflfrou Cornelia van Drenckwaert" dene keeren genoemd. In het Brielsche Archief berust een MS. getiteld : „Informatie ordinaris gedaen binnen der stede van Zierixzee op'en 5en dach van Sept. i5i?7." Die informatie werd gedaan door een afgevaardigde van het Hof van Holland, op verzoek van de burgemeesters en regeerders van Brielle, met het oog np de toen bestaande quaeslie over het stapelrecht van Dordrecht, en onder de personen, die gehoord werden, behoorde de genoemde Joost, destijds schepen van Brielle. BI. HO verso leest men aldaar: „Joost Cornelisze van Cleijburch, schepen der stede van den Briel, oudt omtrent 54 jaeren . . . tuychde dat hy binnen de stadt van den Briel gekerstent es, ende zichtent hy 21 jaeren oudt geweest is tot noch toe heeft altijts aldaer gewoent off huys gehouden, binnen middelen tyden bedienende tofficie eerst vant bailliuschap, naederhant trentmeesterschap van den Brielle ende lande van Yoorne, ende ten lesten tcasteleynschap van Oestvoorn, vuytgesondert dat hy twee jaeren gewoont heeft tot Geervliet .... seyt dat die jaeren van 1505 ende 1514 zijn geweest die eerste ende leste jaeren van zijn ontfanck van de demeynen slants van Voorn ende in den Briel, ende binnen die jaeren, die tusschen beyden gevallen zijn, heeft hy, getuge, insgelijcx ontfanck gemaict van de voorn, partyen van demeynen tot prouffijt van den Keyser als Heer van den lande van Voorn, gelijck die Bentmeester, nu zijnde, insgelijcx schuldigh es te doen, ende zulcx heefl hy, getuge, oock gesien by de Reeckeninge van Bouwen Willemsze ende Glaes van Essche, die rentmeesters van Voorne waren, eer hy, getuge, daeran quam ... Altwelck hy, getuge, weet uut saecke als vooren ende dat hy tusschen vijff ende VI jaeren geweest is bailliu van den Briele ende nu is schepen ende altijt heeft gehadt int lant van Voorn dat een otf ander oflitie van den Keyser, vuytgesondert die twee jaeren voorsz., die hy was Rentmeester van ZuytHollant (1), woenende buyten den Briel." In eene Informatie van 8 Mei 1521, gedaan met 'toog op dezelfdj quaestie, komt mede eene getuigenis voor van Joost Cornelisze, en deze bevat o. a. het volgende: ,,Joost Cornelisze, castelain van Oistvoirne, oudt omtrent 49 jaeren, seyt ende verclaert by den eede, die hy de K. Mt. ter causen van synen castelainscepe gedaen heeft, dat hy rentmeester geworden es van de demeynen van tlaut ende Heerlicheyt van Voorne int jaer van vyven lestleden, daerinne hy gedient heeft den tijt van thien jaeren ende heeft alle jaer reeckeninghe gedaen etc." Iets verder staat: „ende (1) Als rentmeester van Zuid-Holland komt in de ThesaurieRekeningen over 1516-1517, 1520-1521 en 1521-1522 voor Claes Cobel. heeft hy, deposant, hier voertyden wesende bailliu van Voorne . . . van sijn ouders wel hoiren seggen, dat die Grave van Hollandt geen voerder jurisdictie in de Maze en heeft, dan hy, te paerde sittende, mit een mes in de Maze slaen mach." Uit deze mededeeling blijkt dat Van Alkemade eene verkeerde opgave heeft in zijn Beschrijving van Den Briel, Deel I, hl. 91, waar hij mededeelt dat in 1504 baljuw van Brielle en Voorne was Adr. Willemsze van Kleiburg. Van een baljuw van dien naam is mij van elders niets gebleken. In plaats van Adriaen Willemsze van Kleiburg moet gelezen worden Joost Cornelisze van Cleijburch. De Thes. Bekeningen over 150(5—1507 (p. 7) en 151)—1511 (p. 7 verso) vermelden Joes Cornelisze als rentmeester. De Rekening der St. Cathar. Kerk over 1527—1528 vermeldt Joos van Cleijburch burgemeester als kerkmeester en pag. 1 verso staat onder het hoofd: „ander ontfanck van zeghel- ghelt' de post: „Van Joes van Cleijburch als scepene III sc. IIIÏ gr." In de Rekening over 1528—1529 staat onder hetzelfde hoofd: „Van Joos van Cleijburch, burgenieester-tresorier van den voorleden jaere, dat expireerde Bamisse 1528 ... 7 sc. IX gr. 21 m." In de Rekening over 1529—1530 komt hetzelfde voor als in de Rekening over 1527—1528. De Rekening over 1531—1532 vermeldt aan haar hoofd Joes van Cleijburch nog als kerkmeester, maar onder het hoofd „ander ontfanck van sepultueren, testamenten ende groote clocke," heeft zij den post: Van Joest van Cleijburchs sepultuere ende groote clocke . . XVI sc VI gr." In de 16de eeuw had Den Brief ook een geestelijke, Van Cleijburch genaamd. In de Thesaurie-Rekeningen over 15(53—1504, p. 6, 1564—1565, p. 8,1565—15U6, p. 8 verso, treft men onder het hoofd „lijfrenten" de volgende posten aan: „Heer Willem van Cleijburch ten lyve van Cornelis, zijn natuyerlijcken soen, een jaer renten, etc." „Dezelve ten lyve van Dignum, zijn natuyerlijcke dochter, een jaer renten etc." „Dezelve ten lyve van Ariaenken, zijn natuyerlijcke dochter, een jaer renten etc." In de Thes. Rekening over 1586—1587 leest men niet meer van de rente ten lijve van Cornelis, en pag. 7 verso staat: „Dingnum Willems dr. van Cleijburch een jaer rente etc." — Adriaentgen Willemsdr. van Cleijburch, die overleden es, compt noch een termijn lijfrente elc."— Pag. 29 verso: „Betaell Dignum van Cleijburch als erlfgenaeme van Adriana Willemsdr. haer zuster etc." In de Thes. Rekeningen over 1593—1594 en 1596—1597 komt de lijfrente voor Dingnum nog voor, maar niet meer in de Rekening over 1600—1601. u In het Bodtboeck, begonnen 1577, leest men in eene aanteekening van het jaar 1586 van „een obligatie van date den 16en |)ec. 15q5 als Marijtgen Cornelis dr. ten onderpande heeft voordesomme van 22£gr. Vlaems als toe te behooren plach Cornelis Willems :e Cleij burch' Aan Huych Willemsze van Cleijburch, oud-burgemeester, c. s werd den lijden Dec. 1594 vergund te BiieJIe een „meestove te stellen." Den 25*ten jan. 1601 moest er een schepen worden gekozen in plaats van zal. llugo Willemsze van Cleijburch. In de Thesauiie-Rekening over 1(307—1008 vindt men fol. 4 den post: „Ontfangen van Neeltgen Mathijsdr., weduwe wyleri Huych Willemsze van Cleijburch, burgemeester zal. etc. En fol. 27 verso: „Jacobmijntgen Lenaertsdr. erflgenaem van zal: Huych Willemsze van Cleijburch burgemeester etc. (1). Eene Resolutie van 17 Maart 1590 begint aldus; „Up huyden, naedyen Burgemeesters ende Begierdeis der stede van den Rriele naer voorgaende ootmoedich versouck van Huych Cornelisze de Voocht, als possesseur jegenwoordich van twee vicaeriën,' eertijts gefondeert by Cornelis Gillisze Cleijburch ende Alijs zijnne huysvrouwe etc." De naam van dezen Van Cleijburch vond ik nog genoemd in eene slechts ten deele leesbare Resolutie van April 1637, waaruit blijkt, dat de ,,weduwe ende vrunden van Pauwels van der Nieustadt" beweerden recht te hebben op een „capelle, die naar hun zeggen ,,gecomen i was van eennen Cornelis Gillisze van Cleijburch ende ' toebehoorde de descendenten van desen." Om hun ] 1 echt te staven, brachten zij in, dat „de voorn, van < der Nieustadt gesproten es uyt de stamme ende « rechte linie van den voorn. Cornelis Gillisze van ] Cleijburch ende derhalven gerechticht tot het voorsz. < graft ende sepulture." j In eene aanteekening van het jaar 1577, voorko- j mende in het Rodtboeck, begonnen 1577, blz. 5 a veiso, is sprake van een „huys ende erve als derff- r genamen van Maritgen Jacobsdr., wede. van Corne- e lis Jacobsze Cleijburch, vercocht hebben etc." (2). c Jacob Cornelisze Cleijburch trouwde met Trijn ^ Aerts van Riele; zie op Van Riele. c | I (1) De gestorvene, ook Huych Willemsze Brouwer en meestal I Huych Willemsze genoemd, werd 1 Oct. 1577, 1579,1581 1588 1585, 1598, 1596 en 1599 gekozen tot burgemeester,'in 1584 tot raad in het College der Magistraten, in 1580, 1582, 1589, 1591, 0 1597, 1598 en 1600 tot schepen. In de Thesaurie-Rekening over d 1593-1594, p. 6, wordt de burgemeester Huych Willemsze een P natuurlijke zoon genoemd. aj (_) Over Annetje Jacobs Cleyburchs, getrouwd met Jacob g< Cornelisze Cleydijck, zie men een noot in art. LI. In 1625 kocht hü te Brielle een huis (Bodtb. beg. 1624, p. 21 verso). In eene ei aanteekening van 1627 (a. w. p. 82) is sprake van een huis V1 • „belent ten oosten de kinderen van Annetge Cleyburchs." b< Al. Pieter Cornelisze Cleijburch, zoon van Cornelis Adriaensze, is als zoodanig in enkele Thesaurie-Rekeningen vermeld. In de Rekening over 1586 1587 vindt men op pag. 10 onder de lijfrenten dezen post: , Cornelis Adriaensze, burgemeester, ten lyve van hem ende Pieter Cornelisze zijn zoon een jaer renthen etc." In de Rekening over 1593—1594 leest men dien post aldus: „Cornelis Adriaensze ten Ivve van hemselven, die overleden es, (1) ende Pieter Cornelisze Cleijburch zijn zoon etc." In de Ress Staten van Holland van 12 Mei, 11 en 16 Junij 1588 komt als kooper van landerijen, behoord hebbende aan het Convent van St. Catharina, voor Pieter van Kleijburgh, schout van Rrielle. Dat deze P|eter de gezegde Pieter Cornelisze was, blijkt o. a. uit eene Resolutie van 12 Jan. 1585 en uit de Rekening van den burgemeester-thesaurier over 1586—1587, pag 58, die gewagen van Pieter Cornelisze Cleijburch, schout van Den Rriel. In de Thesaurie-Rekeningen over 1596—1597, 1600—1001 en 1002 1603 komt een post voor, luidende: „Pieter Cornelisze van Cleijburch, die opgebracht heeft 29 £ etc." De Rekening over 1607—1008 heeft dien post aldus: ,,'t Weeshuys der stede van den Biiele d'aclie hebbende van sa. Pieter van Cleijburch, schout, die opgebracht heeft, etc." De schout was toen niet meer in het land der levenden, en hij was reeds overleden, toen de Rekening over 1602—1603 werd gedaan Ten bewijze kan niet alleen strekken eene Rekening van den H. Geest te Brielle over 1600—1601, die hem als gestorven vermeldt (2), maar ook eene' origineele akte dd. 11 Dec. 1001, waarin Johan van Egmondt, hoogbaljuw en opperdijkgraaf van Den Briel en Yoorne, het schoutgmbt, vaceerende door het overlijden van Piel er van Cleijburch, voor een zekere som in pacht geeft aan Burgemeesters en Regeerders van Den Briel en den werkkring van den schout bepaalt. Dat hij den 28"ten 0ct. 1000 nog leefde, zegt ons eene Magistraatsresolutie van dien datum, luidende: „Geaccordeert Pieter van Cleijburch ende Adriaen Wdlemsze vier ponden grooten Vlaems etc." Ten overvloede herinner ik nog, dat in het Brielsche Archief een losrentebrief berust voor den schout Pietei Cornelisze van Cleijburch, gedateerd 24 Oct. (1) Dat de ouders van Pieter Cornelisze 14 Jan. 1589 reeds overleden waren, mogen wij afleiden uit eene aanteekening van dien datum, in het Bodtboeck, begonnen 1577, blz. 239, waarin Pieter Cornelisze Cleijburch, schout van Den Briel, voorkomt als verkooper van 2 huizen in de ,Cappoenstrate," hem aangekomen „by successie van zijne ouders." C2) Fol. 2 van die Rekening vindt men den post: van de erffgenamen van Pieter van Cleijburch, schout van Br'iele za: vuyt zijn huys ende casse, genaempt de vale henne, indeNobelstraet, etc." 1000. Den 39. — Eeue zusier van Magdalena zal geweest zijn Neellje Jacobs Cleijburch, die als j. d., wonende in de „Visstraet" (1), 13 Nov. 040 te Brielle getrouwd is met Willem Gerritsen j. rn, „cleermaker in de Capoenstraet." Het echtpaar won : Leendert, gedoopt 10 Febr. 1648, getuige: Maddeleentje Jacobs. Jacob, gedoopt 31 Julij 16Ó0, getuige: Cornelia van Beaumont. Pieter, gedoopt 11 Sept. 1653, getuige: Cornelia van Beaumont. Cornelis, gedoopt 20 Nov. 1654. getuige: Cornelis Cornelisze. Jacomina, gedoopt 15 Oct. 1656, getuige: Maddelena Jacobs. Willem, gedoopt 24 Maart 1658, getuige: Maertge Jobs. Behalve de hierboven genoemde, had Lenaert Cornelisze Cleijburch nog andere kinderen. Ik vond ten minste nog 3 kinderen vermeld, een zoon Cornelis, een zoon Pieter en eene dochter Neeltje. Cornelis LenardszeCleijburgh j. m. oud-schepen (2), wonende in ,,'s Heer Daniels ambacht," is 2i Junij 1635 te Brielle ondertrouwd en vervolgens te Botterdam getrouwd met Grietje Wijnandts (Weynans) j. d. wonende te Botterdam (3). In 1620,1623,1627, 1647 werd hij gekozen tot schepen. Eene Bes. Mag. 5 Febr. 1622 luidt: „Cornelis Leenderlsze Cleijburch geaccordeert ordonnantie opten ontfanger van 5 £ over leverantie van schoenen." Eene aanteekeningvan 1636 (Bodtboeck, begonnen 1624, p. 300 verso) noemt | Cornelis Leendertsze Cleijburch als kooper van een (1) In 1629 woonde Jacob Lenaertsze Cleijburgh, blijkens eene akte van 30 Oct. 1629, in het Zuid einde. (2) Eene akte van 26 Aug. 1630 spreekt van Jan Janszevan Ortegem, oud-kapitein, en zijn zwager Cornelis Leendertse Cleijburch, oud schepen van Den Briel. (3) In de Kerkeraadsacta van 28 Febr. 1636 staat als ingekomen met attestatie van Rotterdam geboekt Grietgen Weymans, huisvrouw van Cornelis Cleijburch. „coorenkasse," laatstelijk in bezit van zal. Maertgen Leenderts te Nieuwen hoorn en nu door de kinderen en erfgenamen van Annetje Cleijburchs verkocht. Blz. 723 van het Bodtboeck, begonnen 1641, komt eene aanteekening van 1659 voor, luidende: „Alsulcke coorenkasse . . . als Cornelis Cleijburch sa: deselve in sijn leven lest beselen heeft ende nu bv d'heer Willem van Nocque, jegenwoordich schepen deser stede, als behoude-vader van de drye naergelaten kinderen van Pieter van Cleijburch, als erlfgenamen van den voorsz. Cornelis Cleijburch, haeren oom, vercocht heeft etc." Den 8sten Oct. 1652 zijn Ie Brielle getrouwd Henrick Lucasze Nouts, weduwnaar, en Margarieta Weimans, weduwe van Cornelis Cleijburch. In eene akte van 15 Dec. 10:28 komt Cornelis Leendertsze Cleijburg voor als voogd van Dignum Boelhouwer, weduwe van Ariën .lansze Boelhouwer. Eene akte van 3 Mei 1032 bevat eene schuldbekentenis van Jacob Leendertsze de Jonge aan Cornelis Leendertsze Cleijburch als testamentaire \oogd van de onmondige weeskinderen van Dingnum Boelhouwers. In Bes. Mag. 16 Febr. 1630 is sprake van zal. Dignum Leenderts, weduwe van Adriaen Jansze Boelhouwers, maar in Bes. 27 Nov. 1032 heet de weduwe Dignum Jacobs. Waarschijnlijk behoorde die weduwe tot de familie van Cornelis Lenardsze, en tot ?ijn geslacht behoorden misschien ook de mondige kinderen van Grietgen Jansdr., laatst weduwe van Jan Part, voor wie hij den 0tlen Dec. 1628 bij de Magistraten optrad met een verzoek. Cornelis Leendertsze Cleijburch vond ik nog genoemd in akten van 0 Maart 1628, 20 Dec. 1630, 17 Jan. 1631, 14 Julij 1631, 6 Mei 1633, 18 Junij 1633 en 17 Sept. 1637. Eene akte van 3 Jan. 1628 spreekt van „Cornelis Leendertsze Cleijburch woonende tot Oost voorn" (1\ We mogen daaruit besluiten dat de oud-schepen een tijd lang Oostvoorne tot woonplaats had (2). Volgens een akte van 12 Junij 1627 had hij een broeder Jacob Lenaertsze Cleijburch, en volgens een akte van 14 April 1632 een broeder Pieter Leenderlsze Cleijburch. Mr. Michiel Mager was de executeur van zijn testament, zooals blijkt uit een akte van 12 Nov. 1604. Cornelis Cliburgh (lees Cleijburgh) was 9 Febr. 1648 getuige bij den doop van Cornelis, zoon van Hendrick Voeth. Pieter Lenardsze Cleijburgh werd in 1026 te Brielle op belijdenis aangenomen (3) en is als j.m. 16 Junij (1) Die akte noemt als borgen voor hem Cornelis Arensze, schout van Oostvoorne, en Cornelis Maertensze van Paijse. (2) Daarvoor pleit ook de omstandigheid, dat hij in de jaren tusschen 1627 en 1647 niet op de lijst der Brielsche schepenen voorkomt. (3) Acta van 30 April 1626. «H- ? -*!« t 1630 te Brielle ondertrouwd en daarna te Rotterdam getrouwd met Sara van Waesbergen j. d. van Rotterdam. De Aeta van 1 Mei 1631 vermelden de overkomst van de echtgenooten met attestatie van Rotterdam. Volgens eene akte van 7 Julij 1635 woonde hij in ,,'s Heer Daniels ambacht" en volgens eene akte van 11 Oct. 1636 was Abraham van Waesbergen een zwager van hem. Den 2i>ten Oct. 1640 zijn te Brielle getrouwd Willem Anocque weduwnaar en Sara van Waesbergen, weduwe van Pieter Cleijborch. Eene reeds medegedeelde aanteekening van 1659 leert ons, dat Pieter van Cleijburch 3 kinderen naliet. In de Rekening van den in 1665 geconsenteerden'200sten penning vindt men fol. 22 verso en 23 onder de personen, die in ,,'s Heer Daniels ambacht" woonden, vermeld: „De weduwe van Willem Huyge a Nocque op 4000 £ etc." „Joris Hooghwerfl', getrout hebbende een dochter van Pieter Cleijburgh op 1000 £ etc." ,.Ednart Goatsmit, mede getrout hebbende een dochter van den voorsz. Pieter Cleijburgh 1000 £ etc." „Joannes Cleijburgh, soone van den voorsz. Cleijburgh op 1000 £, dan es woonachtich tot Delft ende aldaer overgeschreven" (1). Den lldenMaart 1664 zijn te Brielle getrouwd Cornelia van Cleijburgh j. d. (2), wonende aldaar, en Joris van Hooglnverff j. m. Het echtpaar won: Pieter, gedoopt 1 Maart 1665, getuigen: Sara van Waesbergen, weduwe van Willem Annocque, Petronella van Cleijburgh, huisvrouw van Eduart Goutsmit, Johannes van Cleijburch. Gerrit, gedoopt 24 Aug. 1666, getuigen: Gerrit Jorisze van Hooghwerff, Elisabeth van HooghweriT, huisvrouw van Willem Hoyer. Gerrit, gedoopt 16 Junij 1669, getuigen: Willem Hoyer, secretaris, Elisabeth van HooghweriT zijn huisvrouw, Rosettha van Hooghwerll. Joris Gerritsze Hoogweriï werd 20 Nov. 1707, zijne weduwe, Cornelia Kleijburg, 30 Dec. 1708 begraven. Petronella Kleijburgh (Cleiburch), in 1659 op belijdenis aangenomen (Acta van 1 Mei 1659), trouwde als j. d. te Brielle den 3lsten Jan. met Eduwart Roe- (1) Eene Magistraatsresolutie van 17 Febr. 1680 luidt: Es by Sr. Johan van Klejjburch, alhoewel denselven is een geboren poorter deser stede, echter gedaen den behoorljjcken eet van getrouwicheyt om redenen alleene denselven als een burger der stadt Delff by eede aen deselve stadt verbonden was." (2) Volgens schriftelijke aanteekeningen, in 't bezit van den Heer F. Hoyer, is deze Cornelia geboren 17 April 1631 en gestorven '25 Dec. 1708, stierf haar man 14 Nov. 1707, en werden de kinderen, die zy bij hem won, geboren, Pieter 26 Febr. 1665, Gerrit 28 Aug. 1666, Gerrit 15 Junij 1669. Van den eersten Gerrit melden zy, dat hy stierf 1 Sept. 1666, „zynde met. een ongedoopt kind tweeling geweest." lantsze Goutsmit, weduwnaar, wonende te Delfshaven. Den 10den Junij 1680 werd de huisvrouw van Eduard Goutsmit te Brielle begraven. Zooals reeds gezegd is, hadden deze Cornelia en Petronella eene tante, Neeltje genaamd. Dit is n ij gebleken uit eene Magistraatsresolutie van 24 Dec. 1648, aldus aanvangende: „Sijn in de vergaderinge verschenen Jan Jansze Ortegem ende Leendert Jansze Ortegem, sijnnen soone, geprocreërt by Lijsbet Leen derts dr, te kennen gevende, hoe dat denselven Jan Jansze Ortegem ende sijnne voorsz. huysvrouwe, by testamente van Neeltjen Leenderts dr., haeresuster, was gemaect het usufruct ofte jaerlijcx innecomen van eene somme van 1000 Car. guldens, etc." Cornelis Jansze Cleiburg was 20 Dec. 1600 getuige bij den doop van Dignum, kind van Arent Cornelisze en Bastiaentje Lenerts. Andere getuigen waren Jacobijntge Witte en Bastiaentge Lenerts dr. (1). 't Is wel mogelijk, dat deze Arent een Cleijburch was. Van hetzelfde echtpaar staan nog de volgende kinderen geboekt: Heiltgen, gedoopt, 21 April 1604, getuigen: Arent Anthonisze, Goeltgen Jans, Trijntgen Lenarts dr; Cornelis, gedoopt 20 Oct. 1600, getuigen: Lenart Jansze, Jan Jacobsze, Trijntgen Jans. Crijn Cornelisze van Cleijburgh, j. m. van Den Briel, is 20 Junij 1604 te Brielle ondertrouwd met Catharina Donders, weduwe van „capitein Jan Lambrechtsze"; te Rotterdam, waar beiden woonden, zijn zij getrouwd. De Rekening der St. Cath Kerk over 1621—1622 heeft fol. 4 verso dezen post: „Van Crijn Cornelisze Cleijburch over de sepultuire van sijn huysvr. moeder, die begraven is den 10en dito (April 1622) etc." De man, die blijkens dezen post 10 April 1622 nog leefde, stierf spoedig daarna. Eene Magistraatsresolutie van 9 Aug. 1622 luidt: „Op huyden isser gepasseert een ordonnantie op de weduwe van Crijn Cornelisze Cleijburch, erffgename van wylen Leendert Jansze (2), in sijn leven ontfanger van den innecomen van de goederen, gespecteert hebbende totten convente van de Brootsusteren ofte Bethaniën, ten behouve van Johan Cornelisze Hertichvelt." In 1625 woonde de weduwe, blijkens blz. 5 van de Bekening van den in 1625 geconsenteerden 200sten penning, te Brielle (3). (1) Daar deze getuige denzelfden naam heeft als de moeder, moet er wellicht in plaats van Bastiaentge een andere naam gelezen worden. (2) Uit Res. Mag. van 16 Nov. 1624 blykt, dat die Lenaert Jansze een neef van haar was. (3) Dat zü alreeds daar in 1624 woonde, mag afgeleid worden uit de Acta van 26 Junjj 1624, vermeldende dat zy „opbelyde. nis van nieuws" toegelaten werd tot 't avondmaal. i Eene Magistraatsresolutie van 11 Sept. 1627 luidt: „Is Gathrina Donders, weduwe van Quirijn Cornelisze van Cleijburch, vermits sy verclaerde 60 jaeren oudt te wesen, geëxempteert van de contributie vant weeckgelt, gedestineert tot betaelinge van de dachwaeckers in de poorten." De weduwe (1) is nog vermeld in een akte van 19 Febr. 1635, maar de Thesaurie-Rekening over 1639—1640 heeft den post: „Betaelt de erffgenaemen van Cathryna Donders over een jaer renten etc." In de Rekening van den in 1643 geconsenteerden 200sten penning leest men fol. 4 verso: „De weduwe van Quirijn Cornelisze van Cleijburch es deser werelt overleden, ende werden haere kinderen ende erlTgenamen hyernaer elcx apart getacxeert etc." „Willem Meeuwesteyn, als ertïgenaem nomine uxoris voor een derde part in de goederen van de voorsz. weduwe, getacxeert etc." „Mr. Johan de Rota mede ter saecke als vooren jegens 10000 £ ende naer doleantie gestelt op etc." Zie voorts op Meeuwesteyn. Eene akte van 15 Dec. 1636 gewaagt van een obligatie verleden „ten behouve van Abraham van Waesbergen, als Pieter Cornelisze Cleijburch (2), inwoonder ende poorter alhyer (Brielle), pretendeert van den voorsz. Waesberghen gecocht te hebben." Cornelis Pietersze Cleijburch was kleermaker en nam dienst. Res. Mag. 9 Dec. 1617 : „Es opt versouck van de deeckemeesters vant St. Franchiskus- ofte cleermaeckersgilde verstaen, dat Cornelis Pietersze Cleijburch, dienst genoemen hebbende onder de compaingie van prince Heynderick de Nassau, sal laeten open winckel te doen. Es hem gegeven 14 daegen tijt, omme 't werck aff te maeken, dat hy onder handen heeft." Res. Mag. 30 Dec. 1617: „Es den voorsz. Cleijburch aengeseyt, dat hy geen winckel sal moegen houden, open ofte beslooten, alleenlick dat hy met beslooten winckel sal moegen wercken voort garnisoen." Res. '27 April 1618: „Es Cornelis Pietersze Cleijburch, cleermaecker, aengenomen hebbende dienst als soldaet onder de compangie van den Prince Heynderick de Nassaeu, overmits de groote dachten van de gildebroeders, aengeseyt dat hy hem niet sal vervorderen meer voor de burgerie (1) Blijkens eene akte van 26 Aug. 1630 bleven toen borg voor haar Jan Pietersze Lelyevelt en Jan Jansze van Ortegem, oud-kapitein. (2) Deze Pieter kan de vader, maar ook de zoon geweest zijn van den volgenden Cornelis Pietersze. — In de Rekening dergeestel. goederen over 1615 leest men fol. 4 den post: „Van Pieter Cornelisze Cleyburch, naesaet van Cornelis Bouwensze, 4 ponden over den pacht van twee gemeten lant in Cleyn Oosterlant etc." te wercken etc." Res. 15 Dec. 1618: „Fiat ordonnantie van 12 £ voor Cornelis Pietersze Cleijburch, cleermaecker, op den Burgemeester Rriel, voor dat sijn huys, als zijnne Excellentie hier was, tot een corps de guarde es gebruyckt geweest." Later werd hij cipier, zooals o. a. blijkt uit Ress. Mag. 31 Aug. 1624, 30 Aug. 1625, 9 Nov. 1626 en 4 Oct. 1628. In de vóórlaatste resolutie staat: „Is Cornelis Cleijburch, cippier van sHeeren gevangenisse, by verschot op rekeninge van sijnne declaratie over de costen by feysterbant op de gyselkaemer gevallen, toegevoucht de somme van 2 ponden Vlaems." De vrouw van Cornelis Pietersze Cleijburch heette Maritjen (Mayken; Anthonis en hij won bij haar: Pieter, gedoopt 1617, getuigen: Jan Woutersze van Zierikzee, Jacob Pauwelsze Bosschenblij, Marinus Simons (?), Hendrick Meeuwesteyn, Kruijntjen Andries. Anthonis, ged. 25 Oct. 1620, getuigen: Margriete Nieuwstadt, Thoontjen Thonis dr. Johanna, ged. 30 Nov. 1622, getuigen: Adriaen Tonisze, juffr. Maria Gans. Bij Magistraatsresolutie van 20 Aug. 1631 werd Daniël Jansze Parve „gestelt tot curateur in den desolaeten boel van sa: Cornelis Pietersze Cleijburch, cippier." Eene akte van 12 Oct. 1627 luidt: „Compareerde voor schepenen . . . Cornelis Pietersze Cleijburch, sepyer ende poorter deser stede, dewelcke verclaerde vercocht te hebben aen ende ten behouve van den heere Jacob van der Goes, out-burgemeester ende ontfanger van des Gemeenlandts middelen over den quartyere van den Bryele etc. alle alsulcken kelder ende graffstede ... als hem, comparant, ende Elisabeth van Cleijburgh, sijnne suster, t'saemen sijn competei ende in de St. Catharinen kercke ... gecomen van wylen Pieter Cornelisze van Cleijburch, in sijn leven schouteth der voorsz. stede (1), sijns comparants ende dessellïs susters cousijn etc." Eene Magistrautsresolutie van 21 Oct. 1643 luidt: „Sijn verschenen de heeren Mr. Johan Gans ende Jacob van der Nieustadt, te kennen gevende, hoe dat haere E: aen de kerckmeesters deser stede hadden geremonstreert, dat den burgemeester Jacob van der Goes gelyeft hadde aen te slaen seeckere kelder ende graffstede in St. Catharinen kercke alhyer, ende daerinne begravingen te laten doen; ende alsoo de voorsz. heeren Gans ende Nieustadt sustineerden t' voorsz. graff henluyden in eygendom te competeren, als van derselver voorouders hercompstich sijnde, soo versochten syluyden mitsdien, dat sy ende de haere in den (1) Over dezen schout zie men wat ik reeds meldde. eygendom van tvoorsz. graff mochten werden gemainctineert: waerop de voorsz. burgemeester, in sijn detentie gehoort sijnde, die sustineerde by titule van coop daertoe gerechticht te sijn, es by provisie de heeren Gans ende Nieustadt toegestaen t' voorsz. graff tot haeren gelyeven mede te mogen oepenen ... ende nopende haer verder recht van successie ende eygendom, es verstaen dat sy haere actie diesaengaende mogen institueren daer ende soo sy te rade werden sullen. Voorts hebben de voorn, heeren Gans ende Nieustadt versocht geteyckent te werden, dat den voorsz. Burgemeester van der Goes heeft bekent ende toegestaen, dat eertijts den schout Gleijburch ende huysvrouwe van Mr. Joost van Alblas (1) int voorsz. graff sijn begraven etc." De genoemde zuster van den cipier Gornelis Cleijburgh, Lijsbet Pioters dr. van Cleijburch (2), is als j. d. 28 Dec. 1603 te Brielle getrouwd met Jacob Pauwelsze Bosschenblij j. m., secretaris van Vier Polders. Het echtpaar won: Pauwels, gedoopt lü Oct. 1604, getuigen: Neeltgen Bogis, Arent Bogisze, Gryetgen Jans, Pieter Cornelisze. Crunera, gedoopt 23 Dec. 1605, getuigen: Pieter Cornelisze Manezee, Maria Alblas, Elizabeth Pauwels dr. Pieter, gedoopt 28 Dec. 1607, getuigen: Ghijsbrecht de hacker, Gornelis Cleijburg, Daniël Jansze, Metge Giellis dr. Den 12 j Decembris anno 1563 deeser weerelt overleeden es, die 3 ponden grooten Vlaems lijlfrenten siaers up de stadt hadde etc." Van Joost van Bronchorst staan 7 kinderen vermeld. 1. WVlem. In de Thesaurie-Rekening over 1520— 1521 staat p. 10 verso de post: „Willem Ghijsbrechtsze van Bronchorst ten lyven van Willem Joes van Bronchorst zone ende Marie ,loes dochter etc." In de Rekening over 1532—1533 luidt die post, op p. 11 verso: „Willem ende Marikin Heer Joos van Bronchorst kinderen een jaer renten etc." De Rekening over 1563—1564 heeft den post aldus op p. 8: „Mr. Willem van Bronckhorst ende Marycken Heer Joest van Bronckhorsts kinderen een jaer renten etc." Hetzelfde leest men in de Rekening over 156'/—1565, p. 9 verso; maar in de Rekening over 1565—1566 staat p. 10: „Mr. Willem van Bronckhorst, die overleden es ende 1 Maryken Heer Joost van Bronckhorsts kinderen een jaer renten etc." In de Rekening der St. Cath. Kerk «««- t T j mê_ over 1539 1540 leest men p. 7 onder de ontvangsten: „Vün meester Willem van Bronchorst, deken van Oestvoeren, over de inleydinge als proest ten Brielle.... 20 sc. gr. In de Rekening van den burgemeesterthesaurier over 1558—1559 leest men p. 3: „Van tgorsseken van den Nyeuwen Goetsen dijck tot Willem van Bronchorst weye toe etc." 2. Mar ie. Men zie over haar onder No. 1. In de Thesaurie-Bekening over 1521—1522 staat p. 11 de post. „Willem Ghijsbrechtsze van Bronchorst ten live van Joncvrouw Marie ende Lijsbeth Joos van Bronchorst kinderen een jaer renten etc." In de Rekening over 1532—1533 luidt die post p. 12 aldus: „Marikin ende Lijsbeth Heer Joes van Bronchorst dochteren een jaer renten etc." De Bekening over 1586 1587 heeft p. 12 verso den post: „Maryken ende Lijsbeth van Bronckhorsten Heer Joostvan Bronckhorst kinderen een jaer renten etc.", en p. 28 den post. „Betaelt Jacob Stalpaert, rentmeester van de erfgenaemen van Marye Heer Joost van Bronchorst dochter twee termynen achterstallige lijfrenthen etc. De post: „Marytgen ende Lijsbet van Bronc- j horsten Heer Joost van Bronchorst kinderen een jaer ! i enten etc. komt nog voor in de Rekening over 1593—1594, p. 8 verso, maar niet meer in de Bekening over 1590—1597. Eene aanteekening in het 2de Memoriaelboeck, p. 18, luidt aldus: „Ten selven dage (3 Junij 1570) soe hebben de Burgemeesters, Schepenen ende liaeden deser stede van den Brielle geordonneert ende gecommitteert Willem Cornelisze burgemeester ende Mr. Servaes Verdstein, secretaris der voorseyde stede, omme henluyden (achtervolgende zekere missive com- ! missoriael, by de Ex«e van den Hartoch van Alva ondergeteyckent van date den ö™ Mev 1570) tinformeren upte proprietevt ende evgendom van de goederen, gespecificeert in de requeste ende libel conventioneel zijnder Ex«e gepresenteert ende overgegeven by Jonckvrouw Marie van Bronchorst, huysvrouvv van Franchois van Souhay (?), fugitvlï ter cause van de voorleden troubelen." 3. Lijsbeth. Men zie over haar onder No. 2. In de Thesaurie-Bekening over 1593—1594 leest men p. 19 verso. „Betaelt derfïgenamen van Elvsabeth van Bronchorst Heer Joost van Bronchorst dochter een termijn etc." Eene Res. Mag. van 19 Oct. 1577 luidt: „Up huyden soe es by die van den gerechte der stede van den Bryelle geordonneert, dat den burgemeestertrechaurier sal betaelen de weduwe van Melchior van < Culenburch, genaempt Elisabeth van Bronckhorst., de ' somme van 13 Carolusguldens, ende over 3 ma'enden daernaer 12 Carolusguldens, maeckende een hallT jaer lijlfrente, die sy heeft up de voorsz. stede." 4. Claes. In de Thes.-Rekening over 1532—1533, p. 8, staat de post: „Claes Heer Joost van Bronchorsts zoon een jaer renten etc." In de Bekening over 1565 1566 komt die post p. 8 nog voor, maar niet meer in de Rekening over 1586—1587. Deze zoon werd evenals zijn vader een geestelijke, 't Bewijs daarvoor geven de Thes.-Bekeningen over 1533—1534 en 1563 —1564. De eerste heeft p. 18 den post: „Ghijsbrecht ende Claes Heer Joos van Bronchorst kinderen een jaei ï enten etc. In de 2de leest men dien post aldus p. 10 verso: „Ghijsbrecht ende Heer Claes Heer Joost van Bronchorsts kinderen een jaer renten etc." De titel heer duidt een geestelijke aan. Men leest dan ook in de Bekening over 1563—1564, p.4: „Heer Claes van Bronckhoist, canonick tot Oestvoeren, een jaer renten etc." Men vindt die lijfrente op Heer Claes, gekocht lo April 1555, nog uitgetrokken in de Bekening over 1565—1566, niet meer in de Bekening over 1586—1587. 5. Ghijsbrecht. De Thes.-Rekening over 1532—1533 heeft p. 8 den post: „Ghijsbrecht Heer Joost van Bionchoist zone een jaer renten etc." Men vindt dien ; post ook in de Bekening over 1564-1565, p. 7 verso. In de Bekening over 1565 -1566 leest men p. 8: „Ghijsbrecht Heer Joest van Bronckhorsts zoon een jaer renten .... ende alsoe denzelven binnen tyde deser rekening overleden es en heeft mer ontfan^en thalf jaer etc." 6. Lciuwereys is vermeld in de Thes.-Rekening over 1532 1533, p. 8 verso, waar de post staat: »Lauwereys Heer Joos van Bronchorsts zone een jaer renten etc." De Rekening over 1565—1566 heeft dien post nog; de Rekening over 1586—1587 vermeldt hem niet. In de Rekening over 1563-1564 staat op blz.10 verso niet alleen de post: „Laurijs Heer Joost van Bronckhorsts zoene een jaer renten etc.", maar vindt men ook de posten: „Elysabeth Laurijs van Bronckhorst een jaer renten etc." — Marycken Laurijs van Bronckhorst een jaer renten etc." Beide posten tieft men ook aan in de Rekening over 1565—1566. In de Rekening over 1586-1587 staat alleen de lijfrente ten behoeve van „Lijsbeth Lauweris van Bronckhorst dochter" op p. 18 uitgetrokken, en niet meer die ten behoeve harer zuster Marycken. De Bekening over 1613—1614 vermeldt nog de lijfrente voor Lijsbet Laurens van Bronchorst, maar de Bekening over 1617—1618 niet meer. De genoemde Lijsbet en Marycken zullen dochters geweest zijn van Lauwereys, den zoon van Joost van Bronchorst. In de Bekening der St. Cath. kerk over 13 dag 1533—13 avond 1534 staat p. 4 verso de post: „Van Joncvr. Adriane van Goulster, Laurijs van Bronehorst huysvrouwen sepulture, testament endegroote clocke ... 30 sc. gr." In 't oudste Memoriaelboeck leest men p. 49: „Up huyden is Lauwerijs van Bronchorst ontboeden upt stadthuys van den Brielle in presentie van Oudt ende Nyeuw Gerechte dei' voirs. stede, ende worddehem alsdoen voirgehouden van de 40 Karolusguldens, die de stede hem gegonnen heeft tot excijs ter begeerte van mynen Heere van Beveren stadthouder Bamisdach lestleden, mits dat hy soude helpen dragen burgerlicke last ende dat tot der stede wederseggen; diewelcke ter antwoirde galf, dat hy van de stede nyet en begeerde ende danckte de stede zeer. Voirts zoe wordde up hem begeert dat hy mitte borgers soude helpen waecken ende coopen een ommegaende getuych, daer hy up gestelt was, daer hy zijn beraet op nam.".Deze aanteekening, zonder datum, is geplaatst tusschen eene resolutie van 24 Febr. 1552 en eene resolutie van 16 Febr. 1552. üp p.42 staat: „Copie van tappoinctement, gestelt upte marge van de requeste, by Lauwerijs van Bronchorst, Oudt ende Nyeuw Gerechte overgelevert upten Bamisdach. Alzoe Lauwerijs van Bronchorst, suppliant, upten 24en Februarij lestleden upt stadthuys van den Brielle ontboeden es geweest in presentie van den Bentmeester slants van \ oirne ende in jegewoordicheyt van den burgemeesters, Oudt ende Nyeuw Gerechte, angaende de 40 Karolusguldens, hem gegont by de stede tot excijs, ende dat duer begeerte van mynen Heere van Beveren stadthouder etc. Aldaer hy de stede up dietijt . ter antwoirde galf, dat hij van de stede nyet en begeerde ende dancte de stede zeer etc. Tot zoe nauwen tyde den suppliant zynen behoirlicken eedt gedaen sal hebben als poirter ende beloeven burgerlicke last te helpen dragen ; dat gedaen, zoe zullen de 40 Karolusguldens tsjaers tot excijs inriegaen, ende dat altijts tot wederseggen van der stede. Actum den eersten Octobris 1552, in kennisse van my. Ende onderteyckent J Gans." Vermoedelijk zal in 't bovenstaande bedoeld zijn de zoon van Joost en niet de zoon van Andriesvan Bronchorst. 7. Willemyne. De Thes.-Bekening over 1532—1533 heeft p. 8 verso den post: „Joncvrouwe Katherine van Heemskercke ende Willemyne Joos van Bronchorst dochter teerste halff jaer renten etc." En p. 17 verso den post: „Laureys ende Willemine Heer Joos van Bronchorst kinderen een jaer renten etc." In de Bekening over 1533—1534 komen beide posten nog voor, maar niet meer in de Bekening over 1563—1564. Deze vermeldt wel een lijfrente ten behoeve van 1 Laureys, maar geene ten behoeve van Willemine. In meer dan één der medegedeelde posten is genoemd Willem Gbijsbrechtsze van Bronchorst. Blz. 25 verso van de Thesaurie-Bekening over 1521—1522 staat: „Betaelt Willem Ghijsbrechtsze van Bronchorst als ontfanger van der bede van de K. M. etc." In de Bekening der St. Gath. kerk over 1525—1526, p. 1 verso, leest men onder het hoofd: Ontfanck van zegelghelt" : „Van Willem Ghijsbrechtsze van Bronchorst burgemeester-tresorier van den jaere dat expireerde Bamisse 1525 .... 7 sc. 1 gr." En op p. 5 van dezelfde Bekening: „\an Willem Ghijsbrechtsze van Bronchorst sepultuere, groote clocke en testament 2 pond 14 sc. gr." In de Rekeningen over 1532—1533 en 1533—1534 leest men den post: „De weduwe ende erfgenamen van Willem Ghijsbrechtsze van Bronchorst een jaer renten etc." In de Rekening der St. Pieterskerk over 1535--1536 p. 3 verso leest men onder 't hoofd : „Ontfanck van sepulturen ende testamenten" : „Van Joncvrou Eeuwout Willem Ghijsbrechtszoons van Bronchorsts weduwe in aelmissen .... 16 sc. gr." Nog gewagen enkele Thesaurie-Bekeningen van een dochter van Mr. Anthonis van Bronchorst. De Bekening over 1520—1521 heeft p. 22 verso den post: «zuster Lijsbeth Geeryts dochter endeBarbara van Weestrneet mr. Anthonis van Bronchorst dochter eenen termijn renten etc." In volgende Rekeningen heet zuster Lijsbeth de dochter van Geeryt Heinricxze en wordt de dochter van mr. Anthonis genoemd Barbara van Westmeet. In de Rekening over 1563—1564 luidt de post: »Suster Lijsbeth Gerryts dr. geprofesside suster tot sinte Elisabeth in den Haege ende Barbara ! I van Yastament een jaer renten etc." Men leest hetzelfde in de Rekening over 1565—1566. Inde Rekening over 1586—1587 wordt de post gemist. In de Thesaurie-Rekening over 1563—1564, p. 0 verso, komt de post voor: «Ghijsbrecht ende Pieter van Bronchorst een jaer renten etc." Ook in de Rekeningen over 1504—1565 en 1565—1566 vindt men dien post; niet meer in de Rekening over 1586—1587. Wiens zonen deze Pieter en Gijsbrecht waren, is niet gemeld. Renten, volgens de Thes.-Rekening over 1026— 1627 betaald aan „Frederick uytten Eyngel tot Utrecht", werden volgens de Rekening over 1636— 1637, p. 17 verso en p. 22, betaald aan Gerrit of Gerart van Bronchorst, getrouwd met julïr. Maria van Colenberch of, zooals zij ook heet, Lucia van Colenberch. De Bekening over 1642—1643 is de laatste, die van dat paar gewag maakt op j>. 14 en 18 verso. De Rekening over 1651—1652 heeft de posti n niet. ■Jr -Hg ln !t Bodtboeck, begonnen 16(30, komt p. 107 eene aanteekening voor van 1003, luidende : „Alsulcke 411 roeden vry lants... als Joncheer Willem Vincent Baron van Wittenhorst ende Vrouwe Wilhelmina Baronne van Bronchorst Heere ende Vrouwe van de Stadt etc. t' selve laest gepossideert hebben ende alsnu by Johan Hanneman, rentmeester ... vercocht es etc." Dat de naam Bronckhorst gedragen werd ook door personen, die geen adellijken titel hadden, is mij herhaaldelijk gebleken. Den 2Gste» Jan. 1002 werd aan „Grietgen Hendricx dr. van Bronckhorst" geaccordeert int Vrouwenhuus te comen." Met attestatie van Zwolle kwam te Brielle Susanna van der Meer, huisvrouw van A. van Bronchorst, soldaat onder den „commanduer Bijswijck (Acta van 29 April 1038); met attestatie van Ilulst Willem van Bronkhorst, sergeant (Acta van 22 Jan narij 1065). Henricus Vogellius, emeritus-predikant van Oudenhoorn, 8 Mei 1700 overleden zijnde, werd aldaar beroepen Gerardus Bronkhorst „geweezen pred. by het gezandschap te Aaken." Hij overleed te Oudenhoorn 11 Julij 1714. Den 24sten Januarij 1703 werd gedoopt Johannes, zoon van Johannes van Groeneweghen en Johanna Bronckhorst. Art. XI. (Van Helsdingen) Bij eene Magistraatsresolutie van 7 Julij 1087 werd afgeslagen het verzoek van Adrianus van Helsdingen, wonende te Londen, geboren te Amsterdam uit ouders, die te Brielle gewoond hebben, om „uyt kraghle van seeckere procuratie, op d'Heer Abraham Steyaert gepasseert," te Brielle als poorter te worden toegelaten. Over Van Helsdingen zie men een noot in art. LI. Aan de als doopgetuige genoemde Cornelia Philippina Emants, zal wel verwant zijn geweest Mr. .lohan Emants, in 1743 te Brielle gekozen tol raad in in het College der Magistraten, in 1740 en 1741 tot schepen. Art. XII. (Taerling) Eene akte van 24 Maart 1042 gewaagt van een O O kind Willem Jacobse van Dijck, oud 3 jaar, zoon van Annetgen Willems dr. Taerlingh, weduwe van Jacob Arensze van Dijck en bij dezen man verwekt. Er zijn twee testamenten van Heyndrick Govertsze Taerlingh en Jacobmijntgen Maertens dr. van Andelgem, echtelieden. Het ééne is gepasseerd te Brielle 10 September 1032, het 2de 24 Januarij '1039. Naar aanleiding van den naam De Valck, gedragen door den echtgenoot van Petronella Teerlingh, deel ik hier nog mede, dat de proponent Johannes Valck (ook De Valck genoemd) 24 September 1711 beroepen werd te Brielsch-Nieuwland, waar hij in 1715 met attestatie van 10 April getrouwd is, na 24 Maart te Brielle ondertrouwd te zijn, rnet Weintje Vermeulen j. d., geboren en wonende te Brielle, bij welke vrouw, die als zijne weduwe 24 Januarij 1754 te Brielle begraven werd, hij 2 kinderen won: Johanna, gedoopt 14 Januarij 1710, getuige: Annetje Hendriks; Gerhardus, gedoopt 18 Auguslus 1719, getuige: Alvda Boos. Den 26sten September 1719 werd een kind van Joh. de Valck te Brielle begraven. Hij stierf als predikant te Brielsch-Nieuwland in Junij 1728 en werd in 1729 opgevolgd door Petrus Boerma. Ook deze leeraar stier f als predikant van Br. Nieuwland. Den 13den October 1763 werd aldaar wegens zijn overlijden beroepen Andreas Vos. P. Boerma, geboren te Groningen, is 3 Augustus 1738 te Brielle ondertrouwd met Maria van der Hoek j. d. geboren en wonende te Brielle. Met attestatie is hij om te trouwen gegaan naar „de Zijpe." Maria van der Hoek is als weduwe van Ds. P. Boerma te Brielle begraven den 28*ten Dec. 1776. Zij legateerde aan Wilhelmina Andriesa Antonia van IJzeldijk, weduwe van haren zoon P. L. Boerma, in leven predikant te Schelluinen, ƒ3000 etc. Die weduwe was den 25sten Februarij 1777 de echtgenoot van Alexander Diederik van Omphal, luitenant in het le Bat. van den luitenant-generaal Baron van Baders en woonde toen te Tiel. Den 13dcn Maart 1707 zijn te Brielle ondertrouwd en vervolgens met att. van 27 Maart te s'-Gravenhage getrouwd Holland Valk van Blanken, j. m. te Brielle, en Dorothea Bosch j. d. te 's-Gravenhage. Den 13den Jan. 1708 werd een dood ter wereld gekomen kind van 't echtpaar begraven; den 27sten Januarij 1708 werd de moeder begraven en den 9den October 1708 de vader, die in 1704 te Brielle was toegelaten als poorter, notaris en procureur (Bess. Mag. 19 April en 5 Julij 1704). Een tijdgenoot van den priester Taerling was Heer Zeger van der Braecken, mede te Oostvoorne. De Bekening van den Heiligen Geest te Brielle over 1560—1501 heeft p. 31 verso den post: „Betaelt Heer Zeger van der Braken Canoniek van Ste. Katrynen kereke ten Briele over een jaer renten, die hy heeft up Zadelaers Holf etc." In de Thesaurie-Bekening over 1503—1504, p. 3 verso, en in volgende Rekeningen komt de post voor: „Heer Seegher van der Braecken, deecken tot Oestvoeren, een jaer renten etc." In de Bekening over 1580—1587 leest men op p. 30: „Betaelt Adriaen Haemer, die boombroot gewonnen heeft van den overlyden van mr. Seger van der Braecken, die opte stadt van den Bryelle spreeckende hadde twee lijfrenten etc." En op p. 4 staat van hem aangeteekend: „obiit den 6den Januarij 1587." In de Rekening over 1602—1603, p. 14 verso, en volgende Rekeningen staat onder het hoofd „uuytgheven van smalle renthen", de post: „Mr. Wouters de Harders capelrie nu Heer Seger van der Braecken een jaer renten etc." In eene aanteekening van 1577 (Bodtboeck, begonnen 1577, p. 7) is sprake van „mr. Zeger van der Braecken eertijts deecken van Oostvoorn. " Hij is zeker bedoeld in de Rekening van den burgemeester-thesaurier over 1561—1562, die fol. 13 verso den post heeft: „Betaelt Vrederick Jansse voor4stoepen wijns, die den kettersmeester tot Heer Zeeger geschoncken zijn etc." (1) In het oudste Memoriaelboeck leest men op p. 79: „Symon Cornelisze in den Doelen heeft bekendt, dat hy Heer Zeger van der Braken gegeven heeft voor Heer Goris, des voors. Heer Zeegers neeff, zeecker beneficie, ende heeft die voors. Heer Zeeger hem, als collatoer van tzelve beneficie beloeft te volbrengen ende te voldoen alle die lasten van tzelve beneficie, naer uuytwysen die fundatie. Seyt mede, dat daernae by consente van hem als collatoer diezelve proven gepermuteert es up Heer Zeeger, seggende diezelve Heer Zeeger jegens hem collateur: en est u nyet alleens olf ick die dyenste doe ofte een ander. Actum up den 16en Augusti (1561) ter presentie van Adriaen Coltf, Jacob Jansse cuyper, Cornelis Philipsze, Mr. Willem Rutgertsse, Jan Pietersse, Jan Jorisse ende Jacob Willemsze, schepenen." Op p. 104 verso: „Up huyden es by den ouden ende nyeuvven gerechte geordonneert, als dat men Heer Zeegher van der Braeken, deecken van Oestvoeren, voor antwoird geven sal beroerende tversoucken van de vryheyt van den exchijns, als dat deselve canonicken van Oestvoeren zullen huere sollicitatie moeghen doen van hyer olT elders te resideren, daert vallen sal willen, ende indient hyer te Maerlandt vyel, dat alsdan die stede hemluvden gracie van exchijns soude doen, gelijck den canonicken van den Bryell gedaen wert. Actum up den 2len May 1563." Eene Mag. Resolutie van 26 Maart 1569 luidt: „Up huyden es by den bailliu, burgemeesters, schepenen enderaiden der stede van den Brielle geaccorde«rt Heer Zeger van der Braecke, deecken van tholf van Voorne, acte van indempnite, ten eynde hem, zynen erven (1) Hy zal ook bedoeld ztfn in de Rekeningen van den Heiligen Geest te Brielle over 1551 — 1552 (p. 12 verso), 1554—1555 (p. 12 verso), 1557—1558 (p. 13 verso), 1560—1561 (p. 13 verso) en 1561-1562 (p. 11), waar men leest van heer Zeger .Jansze pastoor en kanonnik van de St. Cath. Kerk te Brielle. enae nacomelingen van nu ten euwygen dagen gheen questie gemoveert en zal werdden van wegen den Heyligen Geest te Brielle, ter cause dat die spraecke gegaen heelt dat die voors. Heer Zeger van der Braecken eertijts in zijn jonckheyt eenyghe provens genoten zoude moghen hebben van den H. Geestmeesters aldaer, ende bevonden es tzelve onwaerachtich ende jegens die waerheyt te zijn; bedanckende voorts die voors. bailliu, burgemeesters, schepenen ende raiden den voorn. Heer Zeger van der Braecke van de goede aelmisse, die hy gedaen heeft in pm. (paupei'um) usum ter somme van twee ponden grooten Vlaems tsjaers, daer mentie aff gemaeckt werdt in des Heyligen Geests Rekeninghe van den Brielle." In de Rekening van het Zuid-eindsche Gasthuis over 1577 -1578, p. II, staat: „Van den bouckhouder van den heyligen geest ten Bryele tachste part van een rente van 2 pond grooten Vlaems tsiaers, de acht Godshuysen gemaect by Heer Zeger van der Braken, compt voort gasthuys porcie 5 sc. gr., dan alzoe den donateur deur de compste van den grave van der Marck hem geabsenteert heeft, sonder te laten eenich speciael eypoteeck ergo hier voor .... memorie." Een rentebrief, die in 't bezit was van Engel Merula en 11 Mei 1560 door Nicolaes Jansze Persijn, „ontfangher van de exploicten van den Hove van Hollant," verkocht werd aan „de heeren ende meesters Joes Ra veste yn, Michiel de Bay ende Henric de Smit, als executeurs van het testament van Ruardus Tapper, „tot behoell' van de fundatiën, die denselven Ruardus by testamente gemaeckt" had, werd den 11 den Mei 1566 door meester Henric Smit, „canoniek binnen der stede van den Briele," daartoe gemachtigd door „Mr. Michiel de Bay, doctor in der godheyt ende president van spaus Collegie tot Leuven," verkocht aan Mr. Seger van der Braecken. Deze verkoopakte is nog aanwezig evenals eene akte van 23 September 1568, waarbij Zeger van der Braecken, „deecken vant Holf van Voorne," twee rentebrieven transporteert „ten proulfyte ende behouveende j in rechte aelmisse van de 8 Goidshuysen onder de jurisdistie van den Brielle, als te weten beyde parochiekereken, beyde heylige geesten, beyde gasthuysen, tleproeshuys ende tvondelinghuys." Den 22sten November 1571 verkocht „heer Zeger van der Braecken, deecken van den Hove van Voorne", een jaarlijksche losrente aan Marvtgen Albijns, en in de akte daarvan is sprake van „zijn huysinge ende erve, staende aent Brielsche Kerckhoff, binnen dese lantmercken, ie huysinge van Heer Maerten Vincentsze aen de Dostzyde, ende tconvent van de Brootzusteren aen ie westzyde, elcx aldernaest." Art. XIV. (Van der Poth) Den lOden Maart 1701 ontvingen de Brielsche Magistraten liet verzoek van Johan van Mosterdijk, zoon van Johannes van Mosterdijk en Johanna van der Poth, die 6 April a. s. 25 jaar oud zou worden en van plan was naar Oosl-lndië te gaan, om authorisatie voor de Weesmeesters tot uitbetaling van hetgeen hij geërfd had van zijne ,,tneuye Jacomina van der Poth." Art. XV. (Sem) Aan hetgeen ik betreffende Evert van dampen gemeld heb kan toegevoegd worden, dat Mr. Ghijsbrecht van Campen, chirurgijn te Heenvliet, en Geertgen Lenaerts dr. den 9den Augustus 1639 te Rotterdam hunne huwelijksche voorwaarden lieten beschrijven. Bij hun testament, gepasseerd te Brielle 10 September 1641, werden die voorwaarden vernietigd; de man was toen schepen; als zuster van Geertgen is in dat testament vermeld Trijntgen Lenaerts dr. Ook eene akte van 11 September 1645 spreekt van Mr. Ghijsbrecht van Campen, chirurgijn te Heenvliet. Belijtgen Cornelis dr., weduwe van Willem Thonisze van Groonenburch, maakte den 28sten Januarij 1631 tot hare universeele erfgename Baertge Isaacx Swalmius dr., nagelaten kind van Jannetgen Willems dr. van Groonenburch, hare overleden dochter. In een testament van dezelfde weduwe, gepasseerd 6 Maart 1634, wordt haar kleinkind genoemd Barbara Isai'tcx Swalmius dr. Er blijkt nog uit, dat de weduwe toen te 's-Gravenhage woonde. In 1631 woonde zij in Den Briel. Blijkens eene akte van 16 Maart 1630 leefde toen Isaaq Swalmius nog. Hij komt daarin voor als schoonzoon van Belijtgen Cornelis dr. weduwe van Willem Thonisze van Groonenburch. Art. XVI. (Van der Mast) Jacob Willemsze de Milde won bij May ken (ook Maritgen genoemd) Jacobs: Agniete, gedoopt 18 Nov. 1588, getuigen: Grietgen Cornelis dr. en Catarina Joosten dr.; Agnietgen, gedoopt 5 October 1591,getuigen: Jan Jansze van Santé, Pieter Jacobsze, Cuneertgen Willems (1) en Neeltgen Simons; Willem, gedoopt 20 September 1592, getuigen: Harmen Verbiese, Adam L (?), Crunera Willems dr., Aeltgen Hugen; Jacob, gedoopt 3 October 1593, getuigen: Griete (1) De Kerkeraadsacta der Herv. Gemeente te Brielle d.d. 9 Juljj 1602 vermelden als met attestatie van Delft gekomen Dr. Art. van uaien en Luniertgen \\ ïllems, „de suster van den secretaris". | Cornelis, Aelï'gen Jans, Heyman Jacobsze en Pieter van Gleijborch. — Den 17den September 1595 is Jacob Willemsze de Milde, die secretaris van Den Briel was geworden, hertrouwd met Elisabeth Cornelis dr. Arekenbouts j. d. en bij deze vrouw won hij: Lodewijck, gedoopt 19 Junij 1598, getuigen: Cornelis Lodewijcksze Arckenboudt, Jacob (?) en Annelge Betten. Den 18den Junij 1598 werd Lijsbet Cornelis dr. de Milde begraven; haar man (1) den 6<»«> Augustus 1605. Dat de eerste echtgenoote van Jacob de Milde den naam Van der Mast droeg, is mij gebleken uit een akte van transport van een losrentebrief dd. 7 Junij 1607 waarin men leest: „gecompareert es Pieter Jacobsze dewelcke bekende .... getransporteert te hebben de nagelaten weeskinderen van Jacob de Milde, in sijn leven secretaris, geprocureert bij Maria Jacobs dr. van der Mast, met namen Willem ende Jacob de Milde ende Mayken de Milde... een erfTelijcke jaerl. losrente etc". In de Thesaurie-Rekening over 1613-1614 komt fol. 31 de post voor: „Betaelt Willem de Milde over 2 jaer verloopen renten zijnde de helft van een rente van 18 gulden tsjaers, staende te boucke opten naem van Catharina Jacobs dr. etc''. Eene aanteekening van 1624 (Bodtboeck, beg. 1624, p. 4) luidt: „Alsulcken huys ende erve alst Jan Jacobsze van der Heul beseten heeft ende nu vercoft es by Ennebrecht Bos als man ende vooght van Mayken de Milde voor deene helft ende Gerrit Meuwesteyn, als procuratie hebbende van Willem de Milde voor dander helft etc." In een akte van 17 Januarij 1626 leest men van „Sr. Engebrecht Bos, man ende voocht van Maeyken de Milde, residerende binnen de stadt Del II'. Van deze Maeyken gewaagt ook een akte van 15 December 1631. Jacobus de Milde, in 1627 beroepen tot predikant te Oostvoorne, zal de genoemde Jacob de Milde geweest zijn. In 16'.0 werd, wegens het overlijden van Jacobus de Milde tot predikant, te Oostvoorne beroepen Jacobus van Biele. Eene akte van 1 Augustus 1630 spreekt van Ds. Jacobus de Milde, predikant te Oostvoorne, en zijn huisvrouw Elisabeth van Raeij. Tot hetzelfde geslacht zal behoord hebben Johannes de Milde, als (1) Hy was getuige b« den doop op 5 December 1586 van een kind van Aryen Cornelisze en Hadewy Lenaerts dr.; op 18 October 1587 van Jan, zoon van Jan Hoet en Catalina van Vianen ; op 5 October 1591 van Joost, zoon van Mr. Joost Alblas en Laurentia Mathijs dr.; op 22 October 1595 van Gisbrecht, zoon van Lodewijck Cornelisze (Arckenbout) en Annetgen Betten; op 30 Januarij 1600 van Jacob, zoon van Willem Claesze en Aryaentgen Jacobs; op 10 Augustus 1603 van Herman, zoon van Herman Jansze Timmerman en Lijntgen Jans. proponent te Delft beroepen, in 1759 te Stad aan liet Haringvliet en in 1776 van daar vertrokken naar Piershil. Maria Willems, eerst gehuwd met Jan Fransze Santvoort, daarna met Jan Gerrifsze van der Mast, liet tweemaal haren uitersten wil beschrijven, den 28"ten Februarij 1642 en den lsten April 1647. In beide testamenten heet zij Maria Willems dr. de Jonghe, weduwe, brouwster „int Hart". In 't lste testament zijn als erfgenamen genoemd 8 kinderen uit haar l8te huwelijk, Willem, Jacob. Cornelis, Symon, Maerten, Abraham, Adriana en Fijtgen. Het 2dC! testament spreekt van Fijtgen Santvoort hare jongste dochter, van Adriana hare oudste dochter, gehuwd met W. de Vogel, van hare schoondochter Neeltgen Jansdr.,die getrouwd is geweest met Frans Jansze Santvoort, haren oudsten zoon, en nu de huisvrouw van H. Meeuwesteyn, stadhouder van den baljuw, alsmede van hare zonen Cornelis, Willem, Symon, Maerten en Abraham. Zij besprak een legaat voor Bastiaentgen van der Mast, dochter van Jan Gerritse van der Mast, haren overleden man, en een voor Gerrit Willemsze de Jonghe, haren broeder. Het legaat moest dien broeder uitgereikt worden, als hij in het Oude Mannenhuis of een ander godshuis opgenomen zou z'jn. Blijkens eene Magistraatsresolutie van 17 Februarij 1685 had Maerten van der Mast, broeder van Jannelgen Arens, weduwe van Gijsbrecht de Bie, met deze zuster quaestie over den boedel van beider moeder Ploontgen Aris. In een noot, in dit artikel vervat, is sprake van de huisvrouw van Cornelis Mulder. In den tijd, waarin deze zich te Brielle bevond, was aldaar nog een persoon, Mulder genaamd. Den 2d™ December 1780 werd te Brielle poorter Mr. Nicolaas Hendrik Mulder, geboren te I trecht. Bij Anna Ilebecca van Haansbergen won hij te Brielle: Johanna Geertruida, gedoopt 9 December 1781 (doopgetuige Johanna Geertruida Mulder, geboren Van Oort), begraven 26 December 1781; Johanna Geertruida, gedoopt 9 Maart 17^3, getuige: Johanna Geertruida van Oort, gerepresenteerd door Elisabeth van Haansbergen; Johannes Hendrik Lambertus, gedoopt 10 October 1784, getuigen: Mr. Cornelis Johannes van Haansbergen, Lambertina Mulder. In 1781, den 8sten December, werd nog een kind van den „heer opsiender" Mr. N. H. Mulder begraven, genaamd Hendrik Johannes Cornelis Benjamin, oud 1 jaar, 1 maand en 16 dagen. Den 21eten November van hetzelfde jaar stierf nog te Brielle juffrouw Cornelia Benjamina Mulder, wonende te Utrecht. ■ Art. XVII. (Van der Goes) Het testament van den oud-burgemeester Jacob j van der Goes, gepasseerd te Brielle 26 April 1631, noemt als diens erfgenamen zijn broeder Andries, wonende te Brussel, en Pieter van der Goes, zoon van wijlen Johan van der Goes, in leven „thesauriergenerael van den oorloghe ende raedt van haere Hoocheden mitsgaders rentmeester van Andries." „Om redenen, hem gegeven by joufTrou Elisabeth van Helsdingen", werd door den testateur toen onterfd Philippota van der Goes, nagelaten dochter van wijlen Philips van der Goes, verwekt bij genoemde Elisabeth. Uit eene Magistraatsresolutie van 5 September 1718 blijkt, dat Adriaan van der Goes „ontfanger van de convoyen" was. Art. XVIII. (Van der Heul) Bij Res. Mag. 26 Januarij 1647 werd David van der Ileul om zijn ouderdom ontslagen van de voogdij over de kinderen van Laurens van Lancre en vervangen door Johan van Dorsten. Bij Res. Mag. 19 Januarij 1647 werden de testamentaire voogden van t nagelaten weeskind van Martina Sem zal., verwekt bij David van der Heul, als zoodanig erkend. Den 16den Mei 1648 werd door de Magistraten aan de erven van David van der Heul vergund erfhuis te houden. Elisabeth Jacobs van der Heul werd den 5den November 1644 door de Brielsche Magistraten verkozen tot moeder of regentes van't Zuideindsche Gasthuis; den 0den Junij 1665 werd wegens haar overlijden eene andere moeder gekozen. Den 26sten Februarij 1696 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met att. van 15 Maart elders getrouwd Sijbrandt t redericksze van Boeekhorn j. m., geboortig „uyt Groningerlandt", en Annetje Cornelis Brandt, weduwe van Martinus van der Heul, te Hellevoetsluis. In dit art. wordt genoemd een persoon, die Duijst heette. Naar aanleiding daarvan sta hier nog, dat 26 Julij 1673 te Brielle getrouwd zijn Abraham Baggelaer, vaandrig, en Catharina Duijst, j.d. te Brielle. Het echtpaar won : Maria, gedoopt 30 November 1074, getuigen: Pieter Duijst en Aletta Duijst. In 't Doopregister heet de vader Bagelaer. Art. XIX. (Van der Crap) Aan Nicolaas Langestraat, vermeld in een in dit art. voorkomende noot, zullen de hieronder staande personen van denzelfden geslachtsnaam wel verwant zijn geweest. Appollonia Langhestraat j.d., geboren te Brielle, is 22 December 1709 te Brielle ondertrouwd en daarna met att. van 6 Januarij 1710 te Zwartewaal getrouwd met Petrus Bormans j.m., predikant te Zwartewaal. Als weduwe van dien leeraar is Apolonia Langestraat te Brielle gestorven 3 April 1769. &h- T "Mj Willem Meijster j.m., geboren en wonende onder Nieuw-Hellevoet, is 18 Mei 1732 teBrielle ondertrouwd en met attestatie van 1 Junij te Nieuw-Helvoet getrouwd met Pietertje (Pietternelletje) Langestraat j. d„ geboren te Heenvliet en wonende te Brielle. Het echtpaar won te Brielle: Nikolaas, gedoopt 4 Januarij 1735(1), getuigen: Klaas Langestraat, Agatha Verhoeve; Agatha, gedoopt 7 Mei 1739, getuige: Leentje Langestraat; Kornelis, gedoopt 8 October 1741. Willem Meijster werd 25 Maart 1777 begraven, nalatende een weduwe en meerderjarige kinderen ; Pieternelletje Langestraat, weduwe van W. Meijster, werd begraven 21 December 1779, oud 70 jaar en 4 dagen, nalatende een zoon. Die zoon was Nicolaas Meijster, in 1753 op belijdenis aangenomen (Acta van 14 October 1753) en tweemaal, in 1755 en 1759, met attestatie uit Den Haag te Brielle gekomen (Acta van 13 Julij 1755 en 15 April 1759). Als j. m. is hij 17 Mei 1761 te Brielle ondertrouwd en daaina met attestatie van 1 Junij te 's-Gravenhage getrouwd met Anna van Alphen j. d. geboren en wonende te 's-Gravenhage. Den l*en October 1794 werd i hij tot schepen gekozen, maar reeds in Januarij 1795 ontslagen. Bij Anna of Johanna van Alphen won hij: Pieternella, gedoopt 22 September 1762, getuige : Pieternella Langstraat. David, gedoopt 7 Maart 1766, getuigen: David van Alphen, Cornelia van Alphen. Bai endyna, gedoopt 17 April 1767, getuigen : David van Alphen, Elisabeth Cornelia van Alphen. Barendina, gedoopt 15 October 1769. Barendina, gedoopt 18 October 1772, begraven 3 November 1772. ^Johanna van Alphen werd begraven 10 December 1772, nalatende één kind, en N. Meijster is 2 Januarij 1774 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 21 Januarij te Hellevoetsluis getrouwd met Neeltje lakkebos j.d. geboren en wonende aldaar. Bij haar won hij: Helena Jacoba, gedoopt 16 Mei 1776, getuigen : Leendert Takkebos, Pietertje van de Polder; Willem, gedoopt 20 Maart 1778 (getuige Pieternelnelletje Langestraat), begraven 28 Augustus 1781. Nog werden 3 kinderen van Willem Meijster begraven op 24 Maart 1766, 7 Mei 1767 en 24 Julij 1771. i Het kind, dat op den laatstgenoemden datum begra- i ven werd, heette Willemina, en staat niet in het ' doopregister vermeld. Nicolaas Meijster werd begraven 8 December 1796, i oud 61 jaar en 11 maanden, nalatende een weduwe, ( een dochter en een dochterskind. ï r Zijne dochter Petronella Meijster is als j.d. 26 Mei 1 1793 te Brielle getrouwd met David van Sina j. m. - en zij schonk haren man: Gornelis, geboren 15 October t 1793, gedoopt 18 October, getuigen: Cornelis van . Sina en Elisabeth van Aken. Den 27sten December i 1794 werd de moeder begraven, oud 32 jaar en ruim i 3^maanden, nalatende een kind. Den 16den Augustus : 1795 is David van Sina te Zwartewaal hertrouwd met . Lena de Meij j. d. geboren te Rotterdam, wonende ■ te Brielle, en den 28^n ^ei 1809 is hij te Brielle gestorven, oud 43 jaar, nalatende 3 kinderen uit twee huwelijken Len broeder van den genoemden Willem Meijster zal geweest zijn Adrianus Meijster, geboren te NieuwHelvoet, als j. m. 3 April 1750 te Brielle getrouwd met Eva Maria van der Beeck, j. d. geboren te Brielle. Beiden woonden te Brielle. Adrianus Meijster werd aldaar in 1751 op belijdenis aangenomen (Acta van '17 Januarij 1751). Over Gornelis Jansze Meijster zie men mijne Bijdrage over Tromp, p. 41. In de Brielsche Registers komen onderscheidene afstammelingen van dien Cornelis voor. Dat reeds in de 17de eeilw (je naam Meijster te Brielle bekend was, blijkt uit 't Trouwregister, hetwelk vermeldt, dat 18 Julij 1679 te Brielle getrouwd zijn Crijn Gerritsze Buijghrock, weduwnaar, en Machteld Cornelis Meijster j. d. Het echtpaar won : Anna, gedoopt 30 April 1680,getuigen: Janneken Kleijburgen Catrijne Meijster; Cornelia, gedoopt 30 October 1682. Art. XX. (Commersteijn) Men raadplege wat naar aanleiding van het hier geschrevene betreffende Dr. Joh. Commersteijn is medegedeeld door Mr\ B. van der Eeen, in het AR Ned. Familieblad, jaarg. VIII, blz. 108. Dat de weduwe van den secretaris Mr. Isaac Commersteijn in 1649 nog in leven was, zegt ons het Register der Resoluties van dat jaar, blz. 186, waar men leest, dat de weduwe benoemd werd tot moeder van het Zuideindsche Gasthuis. Elisabeth van Helsdingen, weduwe van Abr. Commersteijn werd tot moeder van dat Gasthuis benoemd bij Res. Mag. van 24 Augustus 1647. Dat Elisabeth Commersteijn, de echtgenoote van C. Potael, een dochter was van Andr. Commersteijn en Geertr.van Beaumont en te 's-Gravenhage gedoopt werd 19 Februarij 1658, blijktuitDeNavorscher,1896, blz 155. Tobias Commersteijn was blijkens attestaties van 28 Mei en 7 Junij 1613 destijds „notaris publycq by den Hove van Hollandt geadmitteert binnen der stadt Rotterdam residerende." Hij woonde in een huis „staende aen de Delfsche vaert." Over de nagelaten kinderen van Johan Eduard Sas van den Bossche en Andrisa Commersteijn zie men i i —— — m'p -Hfi 1 (1) In de aanteekening van dezen doop heet de vader Willem Muiter. de onderhoudend geschreven artikelen van Joh. H. Been, getiteld: De weezen van den zeekapitein in De Navorscher, 1897, blz. 1, 69 en 133. In een noot is gewag gemaakt van Jan Pijl, in 1589 doopgetuige. Den 30sten December 1695 werd te Brielle een luitenant begraven, die Jan Pijl heette. Daar in dit artikel een paar malen de naam Verdam voorkomt, volge hier wat ik betredende Brielsche personen, die dien naam droegen, vond. In de Thesaurie-Rekening over 4580—1587 staat onder het hoofd: „Lijfrenten vercocht in Meye1578" op p. 9 de post : „Willem Jansze schipper ten lyve van Jan ende Lauweris Willems zoonen een jaer renten verschenen etc." In de Rekening over 1596— 1597 luidt die post ook aldus, maar in de Rekening over 1000—1601 is achter Laurens Willemsze gevoegd: „die overleden es". Den geslachtsnaam dezer personen leert men kennen uit de Thes. Rekening over 1020—1027, waar men op p. 19 leest: „Willem Jansze Schipper ten lijve van Jan ende Laurents Willemsze Verdam, die overleden is, een jaer renten etc.' Men vindt dien post nog in de Rekening over 1051—1052, p. 13 verso. Willem Jansze had blijkens het medegedeelde een zoon Jan en een zoon Laurens. Van elders blijkt dat hij ook een zoon Willem had. In de Thes. Rekening over 1042—43 staat fol. 36 de post: „Befaelt Jan Willemsze Verdam onder quitantie van Willem Willemsze Verdam over een jaer rente ten lijve van Jan Willemsze verschenen etc." Eene akte van 19 Augustus 1031 luidt: „Op huyden compareerde voor schepenen ... Doctor Cornelis van Vesanevelt, denwelcken uvt crachte van sijnne procuratie in dato 1 Meye 1625, gepasseert voor den notaris Franchovs Braet, verleden by Sr. Willem Willemsze Verdam, die last ende procuratie hadde van Johan Willemsze Verdam sijnnen broeder, gepasseert voor denselven Fr. Braet, van date den 4(len Meye 1625 etc." Jan en Willem Willemsze Verdam behoorden tot de regeeringspersonen. Jan werd gekozen tot schepen 1 October 1614, tot raad in het College deiMagistraten 1 October 1600 en 1013. Uit akten van 3 Mei 1000 en 7 Januarij 1008 blijkt niet alleen dat hij vroedschap, maar ook dat hij lakenkooper was. Als kapitein van de schutterij werd hij den 5den n0_ vember 1000 met dankzegging voor „synen goeden dienst" ontslagen. Hij fungeerde ook als administrateur van de Leenbeurs (Res. Vroedschap 3 Maart 1014) en als weesmeester- (Res. Vr. 2 Mei 1016). In 1010 werd hij gecornrniteerd tot raad in het College van Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland (Res. Vr. 7 April 1616); den 17den April 1618 besloot de Vroedschap hem als zoodanig te continuëeren, maar na de verandering der Regeering door Prins Mauiits werd hij ontslagen, dewijl hij opgehouden had vroedschap te zijn en hij kreeg den last „hem uyt het Gollegie van de Gec. Raden te houden." Weldra vei liet hij niet alleen de stad, maar ook zijn land. In de Rekening van den 200sten nenninjy vnnr 1025 staat fol. 8 de post: „Johan Willemsze Verdam, woonende tot Holsteyn, voor zijne goederen alhyer ge leghen 6000 pond .... 30 pond." Eene aanteekening van 102.J (Lodtboeck. begonnen '1024, p. 35) gewaagt van „Jan Willemsze Verdam, woonende tot Fredricxstadt." Als doopgetuige trad hij op 28 Maart 1004, 27 Maart 1605 en 9 December 1007. Zijn broeder Laurens is als j. m. 14 December 1597 te Brielle getrouwd met Lijsbeth Maertens j. d., evenals hij van Brielle. Het echtpaar won : Clara, gedoopt 29 November 1598, getuigen : Jacob Cornelisze, Aeltghe Laurens, Trijn Jans; Laurentia, gedoopt 16 Februarij 1600, getuigen: Jan Willemsze, Lydewy Dircx, Neeltglien Gornelis. In een losrentebriefvan 8 Mei 1008 komt Jan Willemsze \erdam voor als „oom ende administi erende erlïvoocht van de goederen vant naegelaten weeskindt van Lauwris Willemsze Verdam, geprocreërt bij Lijsbeth Maertens dr.,genaempt Lauwrensge Lauwrens dr."(l). Den 25sten Junij 1019zijn te Brielle getrouwd Gornelis van Vesaneveldt j. m., med. dr. te Leiden, en Laurentia Verdam j. d. te Brielle. Willem Willemsze Verdam werd verkozen tot schepen 1 October 1010 en 1017, tot raad in het College dei Magistraten 1 October 1015. In plaats van zijn broeder Jan, werd Willem den 2llen Mei 1010 dooide Vroedschap benoemd tot „ontfanger van de Leenbeurse". Den 21 sten jan. 1017 werd h» gekozen tQt boekhouder van den Heiligen Geest te Maerlant, en als zoodanig komt hij nog voor in Resoluties van 27 Junij 1024 en 29 Maart 1025. Als j. m. is hij 2 Junij 1002 te Brielle ondertrouwd en daarna te Schiedam getrouwd met Marytgen (ook Maertgen genoemd) Claes j. d. te Schiedam, en bij haar won hij: Laurens, gedoopt 20 April 1003, getuigen: Willem Jansze, Lijsbeth Maertens, Gryetgen Jans en Trijntgen Claes; Neeltgen, gedoopt 25 Augustus 1004, getuigen : Jacob Cornelisze, Trijntgen Jans dr., Neeltgen Claes. In de Rekening der St. Cath. kerk over 1022— 1023 leest men : „Van Willem Willemsze Verdam over de sepulture van Maertgen Jans, die begraven is den 4™ Junij (1023) in de kereke 0 pond." (1) In een dergelyken brief dd. 10 Julii 1607 wordt Tan Wil. lemsze Verdam genoemd „voocht ende administrateur van de goederen van het nagelaten weeskint van Cornelis Michielsze schipper ende Neeltgen Cornelis dr." Behalve geworden was, geëxamineerd , over de 5 Remonstrant, sche articulen" en men leest in de Acta desaangaane. „Ende is Jacob de Milde, alsoo ontslagen van wyders geëxamineert te worden. Nochtans also dat men hem heeft ernstich vermaent tot naerstige oeffenmge in syne studie, dewyle in hem veel gebrecks diesaengaende is bevonden. Oock te schouwen van de 1'amilianteyt met den papistischen Joncker van der Laen, t'Oostvoorn wonende; of'dat anders de Broeders souden genootsaeckt sijn hem te examineren in de controversiën tegen de papisten." Dat hij reeds vóór 1028 weer te Oostvoorne woonde, zegt ons eene akte van 3 April 1027, luidende: „Compareerde .... Joncheer Paulus van der Laen, woonende in den dorpe van Oostvoorne, dewelcke verclaerde machtich te maecken Joncheer Johan de Cocq van Dellewynen, sijn Ed: comparants swa^er omme te reysen tot Beest in Gelderlandt ende aWaer nis Lambrechtsze, sijn Ed: rentmeester, aff te vorderen volcomen betalinge etc." In akten van 8 Januarij en 26 October 1635 en 6 December 1638 wordt Jr. Paulus van der Laen genoemd „Heer tot Ingesteyn". Dat hij leenman van Voorne was, blijkt uit Res. Mag. 30 Augustus 1031, aldus aanvangende: „Is binnengestaen Jo. Pieter van Leyden geseyt Leeuwen, bailliu der stede van den Brielle ende lande van Voorne, geassisteert met Jo. Paulus van der Laen, leenman van denselven lande etc." umtrent zijne huisvrouw worden wij ingelicht door eene akte van 9 September 1631, luidende: „Compareerde .. . Abraham Commersteyn, oudt-burgemeester, ende Johan Troost, notaris, dewelcke ten versouckevan Jo1'. Paulus van der Laen, getrout hebbende jouffrou Isabelle de Cock van Dellewynen, suster van Jor. Johan de Cock van Dellewynen, verclaerden ... dat de voors. Jor. Paulus van der Laen bv allivicheyt van den voorn. Jor. Johan de Cock van Dellewijnnen, sijn schoonbroeder, is dessellTs eenich ende universeel erlïgenaem etc." In 't vervolg der akte wordt van Jor. Johan gezegd dat hij „in dienste van de WestIndische Compangie overleden es". In een akte van 22 Maart 1638 leest men : „Compareerde Jo1-. Paulus van der Laen, dewelcke sijn Ld: huysvrou Isabella de Cock van Dehvynen procuratie galf om te mogen cavelen, vercoopen ende veraliëneren alsulcke goederen als haer Ld: sijn aenbestorven door de allivicheyt van sa: Joncker Dirck van Lek, haerneve; ende alsoo betselve niet licht ofte metter haest en sal connen geschyeden, soo geeft hy, comparant voors., oock volcomen procuratie op den heere Joncheer Johan de Cock(l) van Delwynen, Heere tot Waeyenoeyen, om t'selve te mogen doen etc.'' Deze Johan was een neef blijkens eene akte van 27 Augustus 1631, aldus beginnende : „Compareerde ... Jor. Paulus van der Laen, dewelcke transporteerde ten behouve sijnder neve Ju1'. Johan de Cock van Delhvijnnen, Heere van Wayenoden, seeckere coopsedel etc." Den 2den Julij 1646 was de huisvrouw van Jhr. P. van der Laen niet meer in leven. Lene akte van dien datum luidt: „Compareerde Joncker van der Laen, dewelcke constitueert... Pieter Dircxze Reeck om de landen sijn huysvrouw sal: ten behouve van syne kinderen... op te dragen ende deselve in deselve goederen te bevestigen etc." Een kind is genoemd in een akte van 14 Junij 1052, luidende : „Compareerde Jonchr. Paulus van der Laen, dewelcke verclaerde te constitueren ... Jonchr. Theodoor van der Laen Heere van Ingesteyn, sijns comparants soone, spetialick om soo uit sijns comparants name als van wegen de medeerfgenamen van sal. juffrou Machtelt Schroots, in haer leven Yrou van Werin, opdrachte te doen van de helft van 9 mergen lants, gelegen tot Soeterwou etc." Eene akte van 30 Junij 1054 gewaagt alleen van (1) Eene akte van 16 Julij 1683 noemt „Joncheer Gerrit de Cocq Bailliu van Dircxlandt." - Den 17den December 1780 zyn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 27 December te Namen getrouwd Antlioni van Sugtelen, luitenant, j. m. geboortig van Deventer, en Cornera de Cocq van Neereynen j. d. geboortig van Namen. „Joncheer Paulus van der Laen, woonende tot Oostvoorn", maar in een akte van 18 October 1657 leest men: „Compareerde vrouwe Maria de Huter, huysvrouwe van den hoogh Ed: gebooren Heere Heer Pauwels van der Laen ende verclaerde als dat deselve in den jaere1655... heeft gecavelt ende gedeelt tusschen haer, comparant, ende desselve broeder de heer Peter de Huter Heer van Outheusden, als beyde te gelijcken ende eenige erfgenamen van den heer Jan de Huter ende vrou Anna de Yoocht van Ruynevelt, des vrouwe comparants vader ende moeder, alle desselve naergelaten goederen etc." t Laatst zag ik Jr. P. van der Laen vermeld in 't Kohier van den 200sten penning voor 1659, waar men p. 1 verso onder 't hoofd „Oostvoorne" vindt: „Joncheer Paulus van der Laen gestelt op 45000 pond etc." In 't Bodtboeck, begonnen 1600, p. 78, komt een aanteekening voor van Januarij 1662, vermeldende Mr. Paulus Briel als kooper van land, verkocht door „Jonchr. Theodore Gijsel .... van der Laen geseght Hamstede als vader ende voocht van sijnne kinderen, geprocreërt by sal: Wilmina Thuyl van Bulckensteyn". Eene akte van 1 Dec. 1608 begint aldus: „Compareerde Mattheus de Geerbode als procuratie hebbende van Jo: Geleyn van der Laen, residerende tot Leyden, uut den naem ende van wegen zijnnen broeder Jo : Gerrit van der Laen, gepasseert etc." De Kerkeraadsacta van 24 October 1009 noemen onder de met attestatie ingekomen lidmaten Jonkh. Gerrit van der Laen „vaendrigh '. In 't artikel is niet alleen .sprake van Jan van Kerkwerve, maar ook van den baljuw Joost van de Werve. Deze jonkheer was baljuw van 1562—1570. Bij besluit van 9 September 1570 accordeerde de Brielsche Vroedschap aan Jhr. Joost van de Werve, „eertijtz bailliu, exemptie ende vrydom van den excijns van de bieren ende wynen", in zijn huis te drinken. In het Bodtboeck, begonnen 1577, komt p. 9 verso eene aanteekening voor van 1577, gewagende van de erfgenamen van Jhr. Joost van de Werve, en op p. 17 verso eene aanteekening van 1578, waarin sprake is van de weduwe en weezen van Joost van de Werve. Volgens Van Leeuwen Bat. Illustr. p. 1105 en Van Alkemade, D. I, blz. 91, is Joost van de Werve „in de Waterslag bij Hoorn gevangen en gevankelijk in 't jaar 1574" gestorven. Hier volge nog wat ik vond betreffende andere personen, die Van de Werve heetten. In de Stadsrekening over 1461—1462 begint op p. 12 een post aldus: „Item betaelt Jan Ruychrock etc." T f Blijkens eene aan de Rekening vastgehechte quitantie heette genoemde persoon „Jan Ruychrock van den Werve" en was hij „Raidt" des „heeren van Rourgondien". In de Thesaurie-Rekening over 1532—1533 staat p. 25 de post: „Retaelt voor de tvdinge des overlydens van Arien Ruychrock van de Werve, die overleet den 2en dach in November a°. 4532 etc." Fran^ois van de Werve, baljuw, is vermeld in de Rekening der St. Cath. kerk, expireerende 13 avond 1526, die p. 8 den post heeft: „Van Franssoys van de Werve, die gecocht heeft een tresoerken, daer theilige hout inne plach te staen .... 5 s. 2 g." Den 12den Maart 1540 werden Jan Ariënsze, burgemeester, Pieter Jacopsze ende Cornelis Eeuwoutsze gecommitteert omme te lichten uyt handen van Huych Cornelisze tresorierter sommethoe van 1260 Karolusguldens omme te lossen 100 Karolusguldens losrenten, die de weduwe van Franchoeys van de Werve sprekende" had „upte stede van den Brielle". De huisvrouw van Frans was Machtelt van Bronckhorst, in verschillende Rekeningen Machtelt van de Werve genoemd. In de Thesaurie-Rekening over 1520—1521 staat p. 7 de post: „Joes Claesze ende Joncvr. Machtelt van Rronchorst een jaer renten etc." En p. 10 verso de post: „Willem Ghijsbrechtsze van Bronchorst ten lyven van Joncvr. Machtelt van de Werve ende Laureys Andries van Bronchorst zone etc.'' In de Rekening over 1563—1564 leest men p. 5 verso: „Machtelt van Rronckhorst, weduwe wylen Franchoys van de Werffve een jaer renten .... rner alsoe dezelve deeser weerelt overleeden es, ergo byer nyet meer betaelt dan een termijn, gevallen November 1563 .... 2 pond 5 sc. gr." En p. 16: „Retaelt over die blyde tijndynge van den doot van Jonckvrou Machtelt van Bronckhorst, die up den 4en Januarij anno 1564 deeser weerelt overleeden es etc." In de Rekening van het Ziekenhuis over 1569—1570 staat p. 12 de post: „Van Ambrosius Pietersze up zijn huys ende erve, staende in de \enckelstraet, daer de voorgen. Leprosen up hebben sprekende een rente van 15 sc. tsjaers te lossen den penn. 10, de voorgen. huyse gemaect by testamente van Jonckvrouwe Machtelt van Rronckhorst, weduwe wylen Fransois van de Werve etc." In de Rekening der St. Cath. kerk, expireerende 13 avond 1528, staat op p. 4 onder den „ontfanck van sepultueren" de post: „Van de baillius kints sepultuere ende groote clocke .... VI s. gr." En ook in de Rekening dier kerk, expireerende 13 avond 1532, leest men p. 4: „Van des baillius kints sepultuere ende groote clocke .... IX s. gr." Een dochter van Frans van de Werve is genoemd in de Thesaurie-Rekening over 1532—1533, p. 14, waar men leest: „Thoonkin Hontecops weese ende Raertkin Franssoys van de Wervens dochter een jaer renten etc." Onder het hoofd: „Lijffrenten vercocht in den jaer 50 ende 52", staat in de Rekening over 1563—1564, p. 8, de post: „Jonckvrouwe Baerte van de Werffve een jaer renten etc." Ook in de Rekening over 1565—1566 vindt men dien post p. 10 verso, maar in de Rekening over 15b'6-1587 leest men p. 13: „Jonckvrouwe Baerte van de Werve, die overleden es etc." Eene aanteekening van 1578 (Bodtboeck, begonnen 1577, p. 28) luidt: „Alsulcke huysinge ende ledige erve als Aert van Nes ingewonnen ende Pieter Willemsze schilder, als een stuver meer geboden hebbende, metten rechten deser stede gecocht heeft als toe Ie behooren plach Joncheer Philips van Stoppelaer ende jotfr. van de Werve, staende ende leggende aent Brielsche kerckholf". In hetzelfde boek vindt men p. 275 eene aanteekening van 1590, luidende: „Alzulcken helft van een stucktgen lants .... als jonckvrou wen Anna ende Machtelt van de Werve vercocht hebben, leggende buyten de Langestraetse poorte, gemeen met het clooster van Rugge." In margine van die bladzijde staat eene aanteekening, waaruit blijkt dat bij den verkoop de gemachtigde der jonkvrouwen was Cornelis Fransze van de Werve. In 1581 kocht Cornelis Fransze van de Werve een huis in 't Zuideinde van Jannetgen Claes dr. (Bodtboeck, beg. 1577, p. 85). In 1592 werd dat huis verkocht door Margareta Jans dr. weduwe van Cornelis Fransze van de Werve (Bodtboeck, beg. 1592, p. 4). Van Cornelis is nog sprake in Res. Mag. 7 Junij 1583. Onder 't hoofd: „Geervliet" vindt men in de Rekening van den 200sten penning voor 1625 genoemd „Joncheer Johan van de Werve Heere van Urck ende Emmeloort." Deze te Geervliet wonende Johan is ook vermeld in eene procuratie van 15 Mei 1656. Eene akte van 23 Mei 1631 luidt: „Op huyden compareerde .... Eduwart Prick ende Aryaentge Jans dr. sijnne huysvrouwe, dewelcke beyde verclaerden te constitueren .... Willem Prick ende Johan de Ruyter doe: in de rechten, sijns comparants broeder ende neel'f respective, beyde woonende tot Zutphen, omme te vervolgen een processe, die hy constituant nelfens sijnne andere medeerlfgenamen uytstaende heeft met Geertruyt van de Werven, sijnne behoude moeder etc." Eene Procuratie van 11 Augustus 1635 gewaagt van Mr. Steven van der Werve, advocaat voor het Hof van Holland; eene Procuratie van 3 Februari) 1653 van Cornelis van der Werf, gehuwd met Cornelia Nolthenius. Den 25sten April 1655 was Cornelis van der Werlf getuige bij den doop van een kind van Abraham Nolthenius. Den 13den November 1G76 waren, bij den doop van een kind van Ds. Mollerus en Lepina Nolthenius, getuigen Cornelia van der Werf en hare dochter Siburga van der Werve. Den 11 den October 1673, bij den doop van Maarten, zoon van Maarten Burgvliet en Maria Deym, waren getuigen Maarten Deym en Gatryna van der Werven. Art. XXXIX. (De Gerbode) Een „giftebrief" van 22 Mei 1623, berustende in 't archief van de Regenten van het Merula-Weeshuis, begint aldus: „Wv Gillis de Geerboode, bailliu, Aren Cornelis Quackgen ende Gornelis Wittes Palinck, als schepenen van Naters ende Pancrisgors, gelegen in den lande van Voorne". Art. XLI. (Van Butten) Jan van Butten, koster, werd begraven 2 Junij 1690. Nog 2 kinderen van hem werden begraven 26 April 1688 en 31 Maart 1690. Aan Maria van Wouw, de huisvrouw van Willem Bartelsze van Butten, zal verwant zijn geweest Willem van Wouw, dit; 1 October 1694 te Brielle gekozen werd tot schepen. Art. XLIII. (Leening) De vroedschap Pieter Leening, geboren te Hellevoetsluis, werd in 1752 te Brielle poorter (Res. Mag. 2 December 1752). Art. XLIV. (Van Schoor) De hier genoemde predikant Schulius heet in een akte van 2 December 1642 Schullius en als comparanten komen in die akte voor Ds. Hermanus Schullius te Brielle, weduwnaar van Maria Thomas Ridders dr, „geadsisteert bv Johan van Dorsten" ; Dieuwertgen Thomas Ridders dr., weduwe van Adriaen t ransse Speek, te Schiedam, „volle meuye van s' moeders syde over de 3 nagelaten weeskinderen van de voorn. Maria Thomas Ridders dr., geprocreërt by Ds. H. Schullius, met name Wynant Schulius, oud 10j., Thomas, oud 3 j. en Elisabeth, oud 9 maenden"; Joost Jansze Ridder te Dellt, oud-oom van 's vaders zijde, en Pieter Pietersze Bisschop, te Maassluis, oud-oom van moeders zijde van de gezegde 3 weeskinderen. Art. XLYI. (Van Gellinckhuysen) Johan de Castilleios liet driemaal zijn testament maken, 28 Augustus 1630, 25 December 1632 en 17 October 1638. Overal heet hij aldaar de Castilleios. Reeds in 1630 was hij oud-kapitein van een compagnie voetknechten ten dienste der geünieerde Nederlanden. Hij werd geboren „in 't koninkrijck van Cordua" in Spanje, en woonde in 1630 in Den Briel. Bij zijn huisvrouw Eva van Steenbergen, die in 1630 niet meer leefde, won hij 5 kinderen. In 1630 waren zijn 3 jongste kinderen Johanna, Eva en Alphons en waren zijn twee oudste, toen mondig en getrouwd, genaamd Maurice en Maria. In 't testament van 1630 leest men van den vader: hij heeft „syne compaingnie geresigneert omme Maurice de Castilleios, synen oudsten soone, te beneficiëren, sulex dat denselven daerdeur heeft becomenhet lieutenantschap.''Alphons stierf vóór 25 December 1632. Het testament, toen gepasseerd, noemt hem evenmin onder de erfgenamen als het testament van 1638. Het testament van 1638 noemt als erfgenamen van Johan zijne 4 kinderen Maurice, Maria, Johanna en Eva. De laatste Lwee kinderen waren in 1638jiog ongehuwd. Het testament van 1632 spreekt van de kinderen van Maria de Castilleios. Johan van Gellinckhuysen, wonende te Haarlem, bleef volgens een akte van 27 December 1641 borg voor Frangois van Gellinckhuysen oud-burgemeester. De in 1663 geadmitteerde notaris Henricus van Gellinchuysen was een zoon van Franfois. De Thes. Rekening over 1639—1640 vermeldt p. 40 Fr. van Gellinchuysen als rentmeester van het capittel te Brielle. Art. XLVII. (Meijs) Dat Jacob Matheusze Meijs vroedschap was, blijkt uit resoluties van 5 September 1598 en Februarij 1609. Hij komt als regeeringspersoon reeds voor in 'tjaar 1578—1579; volgens de Sententie van Alva van 20 October 1568 behoorde tot de personen, die „gebannen" waren en wier goederen „geconfisqueert verclaert" werden „Jacob Matheusze coorencoper". In eene Res. 20 November 1588 leest men van „Jacob Matheusze inner." Art. XLIX. (Welhouck) Het testament van Hugo Welhouck, gepasseerd te Brielle 11 December 1637, noemt als zijn erfgenaam zijn huisvrouw Petronella Gaels en als voogden van zijne dochter Agatha Jacob Briel, zijn oom, en Geraldo Welhouck, zijn broeder. Het testament van de gezegde dochter Agatha, gemaakt 13 Januarij 1638, toen zij de 14 jaren gepasseerd was, noemt als hare erfgenamen haren oom van vaders zijde Geraldo Welhouck en hare „meuyen" van vaders zijde Agatha Welhoucks dr. huisvrouw van Cornelis Hertichvelt, oud-burgemeester van Rotterdam, Aeltgen Welhoucks dr., Aelfgen Welhoucks dr. huisvrouw van den burgemeester Willem van Coudenhoven, Maria Welhoucks dr. huisvrouw van Hugo Visch, en Cornelia Welhoucks dr. huisvrouw van Niclaes Kyevit. Zij maakte een legaat aan Petronella Gaels, dochter van hare moeder. \ oordat Aefjen Welhoucks met W. van Coudenhoven trouwde, was zij gehuwd met Eeuwout van der Horst. De naam Van der Horst kwam mij nog enkele malen voor. De Stads-Rekening over 1407—1407 heeft een post, luidende: „Vercoeht Fiorys van der Horst, out 03 jabot" dairomtrent, dair moeder of was Aechte Clays van dei' Horsten wijf etc." Den 7de» April 1080 werd te Brielle begraven Ds. j Abraham van der Horst. De Kerkeraadsacta van 20 April 1714 vermelden onder de met attestatie ingekomen personen Jonkh. Balthazar Jan van der Horst, van Spijkenisse. Den lsten Januarij 1/04 zijn te Brielle getrouwd Willem Hutcheson, wedr. van T. van der Slag, en Geeitiuv van der Horst j. d. geboren te Gorinchem. Den 11 den Februarij 1770 is W. Hutcheson, wedr. van G. van der Horst, hertrouwd met M. Romein j. d. Art. LI. (Van Almonde) Toen Pieter van Almonde en Dignum Arens dr. den 21sten Juüj 1031 hun testament lieten maken, hadden zij drie kinderen, Adriaen, Jan en Maria. In de noot, welke een bijdrage bevat over 't geslacht Parve, is sprake van Jeronimus de la Croix. Die geslachtsnaam kwam mij nog een paar malen voor (1). j Den 24®ten Julij 1759 zijn te Brielle in de Fransche kerk getrouwd I ran^ois de la Croix, weduwnaar van Justine de \ illeton, „capt. lieutenant in het Regiment \an den lf. generaal van Lindtman", in garnizoen te Liielle, en Anna Elisabeth transsen j. d. geboren te „Eisden in den lande van Overmaase", wonende te Brielle. — In 1708 kwam met attestatie van Helvoet te Brielle Marie Fr. de la Croix, huisvrouw van den kapitein Visscher. A. El. Franssen (2) was misschien verwant aan Pierre Francois Franssen, 25 November 1783 te Brielle (1) Ook de naam le Croix. In 1757 kwam met att. van Yperen te Brielle Joseph Philippe le Croix, cadet. (2) Ik vond ook de namen Franse en Frantzen. Te Brielle zjjn ondertrouwd 13 Mei 1764 en met att. van 21 Junjj te Leerdam getrouwd Jan Franse, wedr. van Judith Hamel, gepens. luitenant, laatst te Breda, en Adriana Kalverkampj. d. geboren en wonende te Brielle. Den 20sten Mei 1770 zyn te Brielle getrouwd Jan Willem Frantzen, kapitein onder het 1ste bataljon Mariniers van den Kol. Douglas, in garnizoen te Brielle, en Maria du Faijan j. d. te Brielle. Den 31sten December 1808z\jn te Brielle getrouwd Jacob George Hoff j. m., geboren te Schoon- i hoven, en Hendrica Catharina Frantzen j. d. geboren te 's Hertogenbosch, beiden wonende te Brielle. Het echtpaar won aldaar een dochter, Louisa Maria Katharina, geboren 2 Maart 1809. — In 1805 werd bij de Waalsche Gemeente te Brielle op belydenis aangenomen Antoine Frantzen. ondertrouwd en daarna te Nijmegen getrouwd met Elizabeth Marianne Maillart de Pleinchamps j. d. Franssen was toen „lieutenant au Regiment des .Mariniers du general major Bentink", in garnizoen te Deventer. In 1/91 kwam het echtpaar van Groningen te Brielle en van daar vertrok het in 1795 naar Oudshoorn. Het won te Brielle: Pierre Daniël Maillart, geboren 1 Augustus 1791, gedoopt 7 Augustus. Het kind had tot parain Francois Everard Temminck „pasteur de 1' Eglise Hollandoise de Heikoop", en tot maraine Susanne Maillart de Pleinchamps, echtgenoot van dien predikant. Het kind werd begraven te Brielle 23 April 1793. Chailes Guilleaume André l'ranfois, geboren 22 Februarij 1793, gedoopt 24 Februarij. De parain van t kind was Charles Guilleaume van Jeekel des Borgnes en de maraine „Hellena Fransina Briseval des Borgnes née Craiïort". | Magdeleine Caroline Marie Elizabeth, geb. 5 October 1794, gedoopt 12 October. De parain van 't kind was Charles G. van Jekel des Borgnes, luitenant. Art. LIV. (Verbies) Aan wat betrekkelijk Dirk Minheer in eën noot is medegedeeld kan het volgende toegevoegd worden. Gerrit Minheer, geboren te Botterdam, werd 23 Januarij 1712 te Brielle poorter. De resolutie, die zulks vermeldt, noemt hem Menheer, en aldus leest men ook elders zijn naam. In de Kerkeraadsacta van 17 Apiü 1712 staat onder de met attestatie ingekomen lidmaten Gerrit Mijnheere, van Botterdam. Den 24sten October 1713 zijn te Brielle getrouwd Gerrit Menheer j. m., geboren te Botterdam, en Maria van der Weer j. d. geboren te Brielle. Het echtpaar won: Goris, gedoopt 12 December 1714, getuigen: Goris Mijnheer, Grietje Sweering. Dirkje, gedoopt 7 Julij 1710, getuige: Sara Jans. Dirk, gedoopt 10 Mei 1718. Johannes, gedoopt 13 April 1721. Jakob, gedoopt 19 Januarij 1724. Margrieta, gedoopt 30 November 1728, getuige: Grietje Swering. In 't doopregister heet de vader nu Mijnheer, dan Minheer. Hij werd 30 Augustus 1755 begraven. De moeder werd als weduwe van G. Mijnheer 20 Julij 1700 begraven. Goris Minheer werd in 1734 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Januarij 1734). In 1735 vertrok Goris Minheer naar Amsterdam en kwam hij van daar weer te Brielle (Acta van 17 April en 23 October 173o). \ermoedelijk is dezelfde persoon bedoeld in Res. Mag. van 5 April 1738, waarbij aan «H- T „Gerrit Menheer Gerritsz'' op zijn verzoek toegestaan werd door de Magistraten om „school te mogen houden om de jeugt te leeren leezen en schrijven." Den 3den Junij 1756 werd te Brielle begraven Doms. Georgius Minheer, van Ooltgensplaat. Proponent zijnde, werd hij in 1745 als predikant bevestigd te Ooltgensplaat. Op een naamlijst van predikanten der Classis van Voorne en Putten staat achter zijn naam: „Ooltgensplaat 3 Jan. 1745, gecensureert 2 Apr. 1750, ontheeven 1750, koomt in Nov. 1750 op Classis, overleeden 31 Mey 1756". Van Dirk Minheer, zooals vermeld is, gehuwd met J. Kastelein, werden vier kinderen begraven, 16 Julij 1755, 15 Julij 1756, 12 Julij 1762 en 23 December 1763. De moeder werd begraven 28 November 1776. De dochter Sara Minheer is als j. d. 23 September 1781 te Brielle getrouwd met Gerrit van den Honaert j. m. te Brielle, vroeger te Zuidland. Het echtpaar won: Gerrit, gedoopt 18 November 1787, begraven 20 November 1787. Den 0den Januarij 1789 werd een kraamkind van 't echtpaar begraven. Jacob Minheer, in 1745 op belijdenis aangenomen te Brielle (Acta van 11 Julij 1745), is als j. m. 14 November 1756 aldaar getrouwd met Maria Elisabeth Quaadt, j. d. geboren te „Elverveld in het Hertogdom Berg", te Brielle woonachtig, vroeger te Ooltgensplaat. Het echtpaar won Jacob, gedoopt 14 October 1757. De vader was toen overleden. Hij werd 24 September 1757 begraven. Zijne weduwe is 23 April 1758 te Brielle getrouwd met Ulrich Lauts j. m. geboren te Jever onder de jurisdictie van Zerbst, onlangs woonachtig te Amsterdam. De zoon Jacob isalsj.m. 13 Junij 171)0 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 27 Junij te Gorinchem getrouwd met Helena de Gruiter j.d. geboren en wonende aldaar. Het echtpaar won : Jacob, geboren en gestorven 18 Maart 1791 ; Maria Jacoba Ulrica, gedoopt 18 Maart 1792 (getuige : Maria Elisabeth Quaat), gestorven 1 September 1800; Pleun Gruijter, geboren 14 Julij 1793; Geertruy Johanna, geboren 26 Januarij 1795. Jakob Minheer had in 1795 zitting in den Provisioneelen Raad van Brielle en werd eerst vice-president, daarna president van dien raad. Den 5den Februarij 1796 werd hij in plaats van A. M. de Wit, die zijn ontslag kreeg, benoemd tot stadsthesaurier. In 1798 werd om hem te vervangen Joh. Fredr. Tromer den llden Junij benoemd tot stadsthesaurier en ontvanger der arme middelen, maar den 2de" Julij werd Minheer weer gecontinueerd. Den 3den Februarij 1800 werd aan de Municipaliteit door den president gerapporteerd, dat hem door den burger Minheer ter hand gesteld waren .,245 exemplaren der aanspraaken en redenvoering op den 19 Dec. II. ter Nationale Feest¬ dag (te Brielle) gedaan en ter drukkerije van A. Blussé en zoon te Dordrecht gedrukt". Door wanbeheer werd er een tekort in de stadskas gevonden met het gevolg dat in 1802 de borgen van den thesaurier Minheer moesten aangesproken worden en hij werd ontslagen. Art. LVIII. (Van der Minne) De in 1809 geboren dochter van Bastiaan Jacob Verheij, Anna Ingelina Christina, is den 29*teu November 1832 getrouwd met Gerrit Bodde j. m., geboren te Borculo 22 October 1801, burgemeester van en te Meerkerk, zoon van Dirk Bodde (overleden te Heenvliet 10 Mei 1822) en Samuela Roosendaal (overleden te Heenvliet 19 December 1828), kleinzoon van vaders zijde van Gerrit Bodde (overleden en begraven te Zwolle 7 Augustus 1800) en Elisabeth de Gimmer (overleden en begraven te Zwolle 24 September 1802) van moeders zijde van Stephanus Roosendael (overleden en begraven te 's-Hertogenbosch 28 Januarij | 1803) eri Jacoba Godefrida Neomagus (overleden en begraven te 's-Hertogenbosch 2 Julij 1794). Tot de getuigen, bij de sluiting des huwelijks, behoorden Mr. Cornelis Preuyt oud 74 jaar, rechter, behuwdoom van den bruidegom, en Mr. Hendricus Theodorus Hoyer, subst. officier bij de Rechtbank te Brielle, behuwdneef van den bruidegom. Den 5den Junij 1894 is de geneesheer Jacob van der Minne te Heenvliet overleden, nalatende eene weduwe, S. R. van der Minne geboren Pantekoek. Zijn overlijden werd bericht niet alleen door de weduwe, maar ook door wede. Mr. J. L. M. C. Lamaison van Heenvliet-van der Minne, A. van der Minne, L. van der Minne-Henkes en C. van Staveren Jzn. Den 21sten Februarij 1896 is gestorven Cornelis van Staveren Jzn., weduwnaar van J. A. van der Minne, oud 93 jaren. Het bericht van overlijden van dezen vader en behuwdvader was onderteekend door J. van Staveren en J. H. van Staveren-Heijkoop; J. M. van Staveren en M. L. van Staveren-van de Lande, te Geertruidenberg; Joha. van St., C. van St.;J. A. van \ ollenhoven-van Staveren en A. van Vollenhoven. Behalve de twee, die te Geertruidenberg woonden, woonden de onderteekenaars te Rotterdam, oudDelfshaven. Eene akte van 4 Mei 1646 noemt Maerten Philipsze \ermaet „coorencooper", wonende te Spijkenis.se. Over 't geslacht Van der Minne zie men Alg. Ned. Familieblad, jaarg. XI, blz. 36 en 73. In dit artikel komt de naain Van Meeteren voor. Naar aanleiding daarvan voeg ik hier nog het volgende bij: Den llden September 1619 werd te Brielle gedoopt _ »i Cornelia, dochter van „Monsieur Metere" en julïr. Maria Wachtmans, getuigen: Jan Arentsse Schoenmaeker, Lijsbeth Jans, juffr. Caterina Wachtmans. Den l(i84—1685 staat daarvoor op p. 39: „Betaalt de kin- Wi Ten van Pieter den Broeser een iaar interest etc". Cat weduwe, een iaar interest etc". In de Bekeninp over Aan hetgeen ik in dit art. gemeld heb betreffende Leentge Jordens en Arent Quacq voeg ik hier nog het volgende toe: Leentgen Joordens dr., huisvrouw van Arent Cornelisze Quacq, maakte tweemaal een testament, 10 September 1631 en 10 November 1633. Beide keeren was zij ziek. Uit die testamenten blijkt, dat zij als weduwe van Jan Lenaertse Keyser huwde met Gbijsbrecht Willemsze en daarna met Arent Quacq. Het laatste testament noemt als hare erfgenamen hare twee kinderen, Jannetge Keysers, dochter uit haar huwelijk met Jan Lenaertse Keyser, en Jan Ghijsbrechtsze, zoon uit haar huwelijk met Ghijsbrecht. Willemze, alsmede de twee kinderen van hare dochter Catharina Keysers zal., in leven echtgenoote van Heyndrick van der Block. Den 10den September 1631 was de laatste dochter nog in leven. De vraag, wiens dochter de huisvrouw van Van der Block was, van Cornelis of van Jan Lenaertse Keyser, is door deze testamenten beslist. Uit het testament van Arent (Adriaen) Cornelisze Quacq (1), gepasseerd 6 Maart 1630, blijkt dat hij vóór zijn huwelijk met Leentgen Jordens tweemaal trouwde, eerst met Bastiaentge Leenderts dr. en daarna met Ariaentge Jacobs. Bij die vrouwen won hij 6 kinderen, die zijn erfgenamen waren, Dr. Cornelis Quacq, Leentge, Dignum, Heyltgen, verwekt bij Bastiaentge, Jacob en Bastiaentge, verwekt bij Ariaentge. Bastiaentge trouwde met Jan Jansze van Almonde; haar broeder Dr. Cornelis Quacq was in 1637 schepen te Vlaardingen; Dignum trouwde met den broeder van Jan van Almonde, Pieter van Almonde. Ondertrouwd te Brielle 26 September 1627 en daarna te Vlaardingen getrouwd Cornelis Quack, dr. in de medicijnen, te Brielle, en Mengsien Jans dr., wonende te Vlaardingen. De Thesaurie-Bekening over 1651-1652 heeft p. 25 verso den post: „Dr. Cornelis Quacq over een jaer lijfrente ten lyve van sijn soon Adriaen Quacq, geprocreërt by Meynsjen van Boijen, etc". Over 'tjaar 1 October 1681—1 October 1682 werd de lijfrente niet uitbetaald wegens het overlijden van Adriaen of Aren Quacq. Den 6den Maart 1689 is Cornelis Quack begraven. Van zijn weduwe is nog sprake in de Thes. Rekening over 1692—1693. (1) Tot de betrekkingen, die hjj bekleedde, behoorde ook die van stadsthesaurier. Eene aanteekening van 6 Maart 1613 in de Rek. St. Cath. kerk over 1609- 1610 vermeldt hem als zoodanig. Art. LXXIX (Meeuwesteyn) Toen Jeroniraus Meeuwesteyn den18den December 1033 zijn laatsten wil door een notaris liet beschrijven, was hij ziek en had hij bij zijne huisvrouw Neeltge .lans dr. van Cleijburch één zoon, Hugo genaamd. In het testament van Heyndrick Meeuwesteyn en Margaretha van de Grip, echtelieden, gepasseerd 7 Mei 1039, is sprake van Willem, den eenigen zoon van het echtpaar als erfgenaam. De in dit art. vermelde notaris Arien Pietersze de Goede werd in 1041 te Brielle op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente (Acta van 5 November 1041). Den 10den Februarij 1041 werd hij „overmits sijn wederhoricheyt jegens de bevelen vant Holt' ende den Magistraet gesuspendeert van sijn notarisampt". Art. LXXXI. (Van den Berge) In eene akte van 31 Januarij 1040 worden als ouders van Willem Hameiion genoemd Johan Hameltónen Maria Fasols, en als ouders van Anna Hero van der Werp, die toen de bruid was van Willem Ilamelton, Abraham Hero van der Werp en Margarita Kellïkens. Bij de Hervormde Gemeente te Brielle werden in 1000 op belijdenis aangenomen Hendrik Hendriksze Steen en Cornelis Hendriksze Steen (Acta van 22 Ju lij 1000). Te Brielle werden begraven 0 November 1708 Jacobus Steen; 29 April 1733 Debora Steen, gesepareerde huisvrouw van JanStolk; 27 Julij 1735 Catharina Steen. Art. LXXXII. (Van der Salm) De naam llijswijk kwam mij nog een paar maal voor. Den 7den Februarij zijn te Brielle ondertrouwden daarna met attestatie van 21 Februarij te Amsterdam getrouwd Ferdinand Franfois Spiering j.m. van „Breemen", kapitein in het Regiment van den kolonel van llijssel, in garnizoen te Brielle, en Johanna Rijswijk j.d. te Amsterdam. Den 13den April 1749 zijn in de Fransche kerkte Brielle getrouwd Hendrik Jan van Rijswijk j.m., kapitein onder het Regiment van den lt.generaal Baron de Villegas, in garnizoen te Brielle, en Johanna Rijswijk, weduwe van F. Fr. Spiering, wonende te Brielle, onlangs te Hellevoetsluis. Het echtpaar won Johanna, gedoopt 20 Februarij 1750, getuige: Jan Bijswijk. Art. LXXXIII. (Kevelaer) In eene Ordonnantie van 8 Maart 1507 zijn als „cloveniers" vermeld Jacob Ariaensze Tromper en Claes Maertensse Kevelaer. In eene Ordonnantie van 20 Mei 1571 komt Claes Maertsze Kevelaer als „clovenier" voor en is onder de „St. Joris schuts" vermeld Dirck Kevelaer. Dirck Kevelaer werd niet alleen in 1073 en 1075 gekozen tot schepen, maar ook in 1075 en 1070. Art. LXXXIV. (Magerus) Petrus Magerus volgde als predikant van BrielschNieuwland Fsaias Rebutï'us op. Deze was de eerste predikant dier gemeente. Den 8sten Maart 1020 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Leiden getrouwd Ds. Esaias Rebulïus, predikant „int Brielsche Nieulant", wonende te Brielle, en Franehijntje Lenaerts de Groot j.d. te Leiden. Eene Res. Mag. 19 Mei 1029 luidt: „Geordonneert Abraham Commersteyn, ontfanger van de ecclesiastique goederen, te betaelen D. Rebutïo, predicant int Brielsche Nieulant, de somme van 42 Car. gulden over een jaer huyshuyre, hem by de heeren Gecommitteerde Raden geaccordeert, als hy actuelijcken in de Vyer Polders metter woon soude sijn." In 1031 werd Magerus beroepen te Br. Nieuwland wegens het overlijden van Rebulïus. Art. LXXXV. (Van der Fuijck) Zooals in een noot is vermeld, zijn in 1033 getrouwd Maerten Theunissen en Maertjen Arents, weduwe van Pieter Leendertsze de Goede. De geslachtsnaam van deze Maertjen was Van Couwenhoven; als weduwe van Maerten trouwde zij in 1035 met Gilles Jordensze van der Noort. Een testament van Maerten Thonisse „compasmaecker" en Maritgen Arens dr. van Couwenhoven werd gepasseerd 2 April 1034, toen de man ziek te bed lag. Zie de artikelen XCV1 en CVI. Art. LXXXV1. (Burgvliet) In eene Resolutie van 10 September 1592 komt Pieter Cornelisse Burchvliet voor als „stedehouder." Blijkens eene akte van 1 October 1030 werden toen door Dirck Burchvliet, „coopman, wonende totRouaen" in Frankrijk, en Heijndrick Burchvliet, „sydelaeckencooper tot Botterdam", gebroeders, aangesteld tot voogden over hunne twee minderjarige zusters, Maeyken en Aecbgen Burchvliet, hunnen neef Hugo Welhouck. In een akte van 18 Maart 1030 wordt die neef een neef van moeders zijde en is Andries de Jonghe, leenman van Voorne, genoemd „oom nomine uxoris" van de 4 nagelaten kinderen van wijlen Corneüs Burgvliet, verwekt bij Margaretha Verdellfs dr. zal. Een akte van 10 December 1630 noemt als erfgenamen van wijlen Gerrit Jansse DellT: Hugo YVelhouck, zoon van Aechtgen Gerrit Dellïs dr., de kinderen van Margaretha Gerrit Dellïs dr. en Cornelis Burchvliet, in leven predikant, Cornelis Verburch en Geraldo Welhouek. In een noot is als Bemonstrantsch predikant genoemd Abrahamus la Faille. Men zie over dezen predikant „De Brielsche Archieven", p. 83 en volgg. alsmede p. 93 en volgg. Een paar bijzonderheden volgen hier nog. Den 14den April 1619 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna „by den Bemonstranten" getrouwd „Abrahamus la Faillie, gewesene predicant in de Nieuwe Tonge", j.m. en Adriaentjen Cornelis, weduwe van Henric Panser, stadhouder van den baljuw van Voorne. De Bekening van den 200sten penning voor 1025 vermeldt onder degenen, die te Brielle in de Nobelstraat woonden, „de huysvrouwe van D. La Faillie." De Bekening van den 200sten penning voor 1043 geeft op p. 5 het volgende te lezen: „de huysvrouwe van D. Abraham la Faillie is overleden, ende sijn de goederen tusschen den voors. la Faillie, metter woon getrocken sijnde tot Vlaerdingen, ende sijnne huysvrouwen drye \ oorkinderen gedeelt." In 1633 werd door „Abraham la Faillie" te Brielle een huis gekocht (Bodtboeck, begonnen 1024, p. 178 verso). Over Abram la Faillje, soldaat, zie men art. GIL Den 5den April 1000 is te Brielle gedoopt Johannes, zoon van Abram la Faille en Maria van Anckren. Art. LXXXVIL (Yan Cranenborch) Het testament van Ds. Willem Crijnsze, gepasseerd 28 December 1037, spreekt van zijn zoon Pieter Willemsze Naeltwijck, en noemt als zijn erfgenamen: de twee onmondige kinderen van Baertgen Willems, zijn dochter, gewonnen bij Pieter Glaesze van Treslongh, genaamd Glaes Pietersze en Geertruyt Pieters dr.; voorts het onmondig kind van Belijtgen Pieters, dochter van Baertgen Willems dr., gewonnen bij Lenaert Arensze Couwenoort; en de kinderen van zijn dochter Aeltgen Willems en Cornelis Claesze Kerckum. Over Pieter Claesze van Treslontrh. se- ö " o huvvd met Baertjen Willems van Naeldwijck, zie men wat ik schreef in de Bijdragen van Nijhoff en Fruin, Derde Beeks, Deel II, p. 202 en 203. In eene Ordonnantie van 20 Mei 1571 is als „clovenier" vermeld Aert van Nes. Een Publicatie van 1 November 1588 noemt Andries van Nes nog als Heilige geestmeester, om te dienen tot I November 1589. In den loop van hel dienstjaar stierf hij. Art. XC. (Nocque-Annocque) Pieter Michielsze Nocque komt in een Publicatie van 1 November 1588 nog voor als gasthuismeester om te dienen van 1 November 1588 tot I November 1589. In den loop van 't dienstjaar stierf hij. Achter zijn naam staat: obiït. Eene akte van 6 December 1047 spreekt van Vincent Annocque, wonende te Vianen. Aan 'teind van 't artikel is een Van der Wal vermeld. Nog een paar personen van dien naam kwamen mij voor. Getrouwd te Brielle 21 December 1621 Jan Barentsse Pijl van der Wal, wedr. en luitenant „van de Constabels van syne Princel. Exell6", wonende te Brielle, en Maria van der Tol, weduwe wijlen Doctor Franciscus van der Merruwen, mede wonende te Brielle. In 1022 kwam met attestatie van Leiden te Brielle Anneken Bokus van der Wal (Wale?). Van 1724—1727 hield Mejulfr. A. Catharina van der Wal te Brielle eene Fransche school. Uit Den Haag, waar zij mede school hield, kwam zij te Brielle (Bess. Mag. 5 en 19 Augustus 1724 en Bes. Vroedsch. , 7 Juiij 1727). Zooals uit een noot in dit art. blijkt, wist men vroeger te Brielle te spreken van de „Pieter Essen"' of „Pieter Esse"' straat. Men vindt in 't Kohier van den 50sten penning van de huizen voor 1028, p. 63, gewaagd van „de Pieteressenstraet aen de noortsyde" en p. 04 van „de Pieteressenstraet aen de suytsyde".: De naam bleef lang in gebruik. De „Pieteressestraet" is genoemd niet alleen in Mess. Mag. 2 Sept. 1070, 4 Mei 1075 en 10 September 1713, maar ook in Bess. Mag. 23 Augustus 1738 en 20 Augustus 1791. In de laatste Besoluties wordt gesproken van de „Pieteresse- of Kaayestraat". In Bes. Mag. 15 öctober 1729 leest men „Pieteresse of Kuyperstraet", maar dit is onjuist. De „Pieteresse" straat was niet dezelfde straat als de Kuiperstraat, 't Blijkt b.v. uit hel vermelde Kohier, dat op p. 25 spreekt van de ,,Cuyperstraet" en op p. 03 van de „Pieteressenstraet". Naar wien die straat aldus is genoemd, is een vraag, die niet onbeantwoord behoeft te blijven. In de Bekening van den burgemeesterthesaurier over 1578— 1579 vindt men onder het hoofd: „Ontfanck van der stede wynckelen, staende aent stadthuys, verhuyert den tijt van eenenjaere", op p. 7 verso, den post: „Van tcamertgen dat in huye- re heeft Pieter Esse om 20 sc. gr." In de Bekening der St. Gath. kerk over 1597 -1598 staat p. 13: „Betaeldt Pieter Esse voor een schoppe ende een deel haertsteenen etc." Eene aanteekening van 1598 (Bodtboeek, begonnen 1508, p. 18) gewaagt van „Pieter Pietersze Esse ende Jan Oom, houtcooper tot Dordrecht", 't Vermoeden dat ook Pieter Esse een „houtcooper" was, wordt bevestigd door de Rekening van den H. Geest en tWeeshuis over 1000 1001, die p. 44 verso spreekt van „Pieter Esse houtcooper'. Zijn vrouw heette Crijn Jobs dr. (Doopregister op 25 December 1591) en de Thesaurie-Rekening overlÖ07— 1608 noemt haar op p. 38 verso „weduwe van Pieter Esse". Dat Pier Esse woonde in een straat, die op de „caeye" uitkwam, blijkt, naar ik meen, uit eene Res. van 30 Januarij 1596, luidende: ,;Ten selven daege es Pieter Fransze timmerman geaccordeert een erve van 10 voeten breedt ende 4 roeden leynghte, streckende naer de meestoove thoe, blyvende derdalve roede van de caeye, mitz betaelende schaftgelt, gelijck Pieter Esse heeft gedaen, ende op de gewoonlicke vrvdom". I In Rekeningen uit de eerste helft der 16de eeuw ontmoette ik den naam \ an Essche. Onder 't hoofd „Lijfrenten" staat in de ThesaurieRekening over 1505—1500 op p. 8 de post: „Joncvr. Adriane van Essche een jaer renten etc." In de Rekening over 1520—1521 komt die post niet meer voor. Deze heeft op p. 9 verso den post: „Jan van Essche als getrouwet hebbende joncvrouwe Jacopmine van Wyssenkercke een jaer renten etc." In de Rekening over 1532—1533 leest men p. 10 verso: „derfgen. van joncvrouwe Jacopmine van Wissenkercke, te wetene Jan van Essche, die zy tselve gemaect heeft, by testamente blijckende etc." Gelijke post komt voor in de Rekening over 1533—1534, p. 11 verso. Aut. XCIII. (Van Dijck) In dit art. is vermeld prof. A. de Bije. Naar aanleiding daarvan noem ik nog een paar personen van dien naam, welke te Brielle hebben geleefd. Elisabeth de Bije heette de huisvrouw van Pieter Mallet (Malet), die als majoor 18 Maart 1711 te Brielle begraven werd. Zij schonk haren man te Bi ielle. Catharina Charlotte, gedoopt 25 December 1701. getuigen: Charlotte Mallet (1), Esther Mallet; David, geboren 14 Maart 1704, gedoopt in de Waalsche kerk 24 Maart, getuige : David Mallet „capitaine dans le Regiment de Torsé; Johanna Elisabeth, gedoopt 12 September 1710. (1) In een doopregister uit de 17de eeuw vond ik den naam Marlet. Den 14den Mei 1659 werd te Brielle gedoopt Phylipijn, zoon van Samuel Marlet en Elsjen Hendrix. Dr. Bruynhoven en zijn huisvrouw waren Ju Junij 658 getuigen bij den doop van een kind van Gijsrecht de Bije, en bij den doop van een kind van ezegd echtpaar was getuige Jannetje de Bije. Omrent genoemden doctor volge hier nog ;t een en ander. Dr. Arnoult (Arnoldus) Bruinhoven (Bruynhoven) 1,-erd te Brielle gekozen tot schepen 29 November 661, 7 November 1666, 1 October 1671,1674 en 1677. )en 5 Maart 1656, 28 Junij 1657). Zij is ook Tannetje, ïenneke, Annetje en Johanna genoemd. Zij schonk laren man deze kinderen : Derrick (Dirck), gedoopt 7 April 1655, getuigen: aerby en Christiaan. In de aanteekening van dezen loop is de vader alleen Arnout genoemd en ontbreekt de naam der moeder. Derck, gedoopt 8 Augustus 1656, getuigen: Christiaan van der Veen en Elisabeth Ariens. Een ongenoemd kind, gedoopt 25 Aug. 1657, getuigen: Janneken Arents en Corstiaan van der Veen. Apolonia, gedoopt 16 October 1660, getuigen: Maria Cleijburgh en Gorstiaen van der Veen. In de aanteekening van dezen doop heet de vader Jan Ainouts Bruynoven. De moeder is niet genoemd. Maria, gedoopt 5 October 1661, getuigen : Cornelia van der Veen en Jannetie de Bije. Derckien, gedoopt 13 November 1664, getuige: Adriaen Cleijburg. Een ongenoemd kind, gedoopt 6 Februarij 1666, getuige: Maria van Butten. Jacoba, gedoopt 26 Augustus 1669, getuigen : Adriaen Cleijburch, Lydia Hendricks. Dirck, gedoopt 5 Januarij 167J, getuigen: Ds. Johannes Colonius en de huisvrouw van burgemeester De Winter. In 1683 werden op belijdenis aangenomen Christiana Bruynhoven en Dora Bruynhoven (Acta van 29 Januarij 1683). Dora Bruynhoven is begraven 19 Augustus 1691. Den 6den Augustus 1684 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna elders getrouwd Johan Cruyssenburg j.m. en Maria Bruynhoven j.d., beiden wonende te Brielle. Den 29sten Mei 1683 accordeerden de Brielsche Magistraten aan Dr. Adrianus Bruynhoven „brieven ! van recommandatie aen de camer van de seventien der O. 1 Comp. tot Amsterdam, ten eynde omme als doctor medicijnegeëmploveert te werden naei Indien. 1 O Wat later dan de in dit art. vermelde Gerardus VFeijer leefde te Brielle een luitenant van dien naam. ] Den 24sten Junij 1781 zijn te Brielle ondertrouwd m daarna met attestatie van 8 Julij te Nijmegen , getrouwd Gijsbert Adriaan Meijer, luitenant onder r iet Reg. van den Gen. Maj. Bentinck, in garnizoen r e Brielle, en Maria Maillart de Pleinchamps, wonen- ( Ie te Nijmegen. Het echtpaar won te Brielle: Adri- t Adrianus Bruynhoven werd 10 Februarij 1081 geko zen tot schepen. Art. XGIV. (Van Dam) Dr. G. van Dam van Aerden werd ook in 178-! en 1794 tot schepen gekozen. Wat later dan de in dit art. vermelde Gerardui Meijer leefde te Brielle een luitenant van dien naam Den 24sten Junij 1781 zijn te Brielle ondertrouwc en daarna met attestatie van 8 Julij te Nijmeger getrouwd Gijsbert Adriaan Meijer, luitenant ondei het Reg. van den Gen. Maj. Bentinck, in garnizoen te Brielle, en Maria Maillart de Pleinchamps, wonende te Nijmegen. Het echtpaar won te Brielle: Adriana Fransina Elisabeth, gedoopt 2 Junij 1782, getuige: Ellsabeth Maillart de Pleinchamps. In't Doopregister heet de vader Andries Gijsbert Adriaan Meijer. Daar Den Briel een garnizoensplaats was, vindt men in de Registers gedurig gewag gemaakt van militairen. Als aanhangsel op het vorenstaande, wil ik hier 't een en ander, dat ik betreffende militairen vond, laten volgen. In 1585 werd tot het avondmaal te Brielle toegelaten „Joncker Adolff van der Aa capitein". — De naam Van der A kwam mij ook vroeger en later voor. In de Rekening der St. Cath. Kerk over 1502—1503 vindt men onder den „ontfang van alrehande perceelen", p. 5 verso, den post: „Van Aerst van der A jaergetyde ende tcapittel jairlicx uutreyctafgetogen 8 gr. van een bort kerssen vrijs gelts .... 3 sc. 1 d. g." In volgende Rekeningen staat Aerst van der Aa en in plaats van „kerssen" „keerssen". In de Rekening over 1539—1540 vindt men Aert van der A en „een bordt kaerssen". In de Rekening over 1554—1555 leest men den post p. 0 verso aldus: „Van de memorie van Aert van der A ende kapittel ten Brielle jaerlicx betaelt verscenen Brielse marct 54 jaerlicx 3 sc. 9 gr." In de Bekening over 1595—1590 staat: „Van de memorie van Arent van der A etc." In de Rekening over 1000—1001 p. 20 verso: „Vant Capittel ten Brielle een jaer rente voor de memorye van Aert, van der Ae versch. Catharina 1060 van 22 sc. 0 d." — Den 9opt 21 Junij 1659, getuige: Cornelis Philipse; Cornelia, gedoopt 16 April 1601, getuigen: Cornelia van Arckel, Anna Kuustubbe. In de aanteekening van den doop van 't lste kind heet de moeder Jannetje van Arckel, van 't2de kind Annetje Willems, van 't 3de kind Jannetta Kustubbe. Pieter van Arkel was 29 September 1654 getuige bij den doop van twee kinderen van Gerrit Spelt en Lijsbet de Beer. — Met attestatie zijn te Brielle gekomen in 16J0 Johannes Arckelius j. m. van St. Anna ter Muiden, in 1662 Johanna, Louisa en Lambertina van Arckel, van Den Haag (Acta van 1 Januarij 1660 en van 18 Mei 1662). Den 24sten December 1741 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 15 Januarij 1742 te Vianen getrouwd Pieter van Baggen j.m., vaandrig onder het Beg. van den kolonel van Berchem, geboren te Amsterdam, in garnizoen te Brielle, en Dina Janetta van der Laken j.d., geboren en wonende te Vianen. — Begraven te Brielle 18 Maart 1738 Leonard Pook van Baggen (Bagge). (1) Bodtboeck, begonnen 1624, p. 182. De chirurgijn-majoor Caspard (Gaspard) Beijlon, in 1767 met attestatie uit Den Bosch te Brielle gekomen, tvon aldaar bij Susanna Catharina Baud: Johanna Henriette Judith, gedoopt 10 Junij 1768 (doopgetuigen : Jean Mark (?)Baud en Henriette Martina Beijlon), aegraven 12 Julij 1768; Davina Maria, gedoopt 28 ^pril 1770, getuigen: David Beijlon en MaiiaBaud. Oen 8ste» Mei 1769 werden 2 kinderen van C. Beijon begraven. Den 18den Junij 1752 zijn te Brielle ondertrouwd m daarna met attestatie van 26 Junij te Schoonhoven getrouwd John Clark, j.m., „geboortig van Invernes, adjudant in het Begiment van den Generaal Majoribanks", in garnizoen te Brielle, en Pieternella van Houweling, j.d. geboren en wonende te Schoonloven. Het echtpaar won Hugh, gedoopt 2 October 1753, begraven 5 Januarij 1754. Luijer Egbert Daandels kwam volgens de Acta van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente te Brielle dd. 15 Januarij 1747 met attestatie van 's-Hertogenbosch. Den 9de" Januarij 1759 werd te Brielle begraven „capt. Luijard Egberd Daendels." Begraven 1 November 1757 te Brielle Jean Dalat, luitenant. Ondertrouwd te Brielle 25 Februarij 1781 en daarna met att. van 4 Maart te 's-Hertogenbosch getrouwd lohan Gotlieb Doderlain j.m. geboren te „Saxen Hilburgshauzen", luitenant in 't Beg. Mariniers van den generaal-majoor Bentink, in garnizoen te Brielle, en Agatha Johanna van Kou wen berg j. d., geboren en wonende te 's-IIertogenbosch. Den 29sten Junij 1791 gedoopt Margaretha Catharina, dochter van J. G. Doederlein en A. J. van Couwenberg. Getrouwd te Brielle 22 April 1781 Mathijs Joseph Ellinkhuyse, j.m. „Commandeur op 's Lands uitlegger ie Waakzaamheid", en Helena van Capelj. d. wonende te Botterdam. Begraven te Brielle 2 September 1776 Casparus Erasmus la Grand, gepens. luitenant onder 't Beg. Mariniers van kolonel Douglas. Begraven te Brielle 27 Augustus 1781 Victor GustaatT Baron van Grass „vendrig onder het 2de Battaillon van het Begiment van den Collonel Prince van Hessen-Darmstad", oud 29 jaar. Den 2(>ten September 1626 te Brielle ondertrouwd en daarna „in het Nieuwelant'' getrouwd Beynier van Groeningen, wedr., adelborst onder de comp. van den Commandeur Treslong, en Elsgen Goossens dr., weduwe van Jochum Cornelisze de Bruijn. Den 7den Junij 165i zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 22 Junij te Botterdam getrouwd Pieter van Grootvelt „adelborst onder de Comp. van Capt. Bisschop" en Helena Veerom j.d. te Bot- terdam. — Den O^n Augustus 1769 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van'13 Augustus te Schijn del getrouwd Franciscus Petrus Grootveldt j.m. geboren te Schijndel, „premier luitenant onder het Regiment Mariniers van den colonel Douglas", in garnizoen te Brielle, en Isabella Hienster j.d. geboren „op Hitland onder Schotland", wonende te Schijndel, onlangs te Brielle. Begraven te Brielle 31 Augustus 1780 Johanna van Lit, huisvrouw van Christof Hunold „capiteijn onder het 2e Battaillon van het Regiment van den Gollonel Prince van Hessen-Darmstadt", oud 69 jaren. Den lsten Junij 1738 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 15 Junij te Amsterdam getrouwd Johan Floris Mauricius (Mouritius) j.m. van 's-Gravenhage, kapt. in 't Beg. van den kol. Van Berchem, in garnizoen te Brielle, en Elisabeth Turlij j.d. wonende te Amsterdam. Het echtpaar won te Brielle: Johan Jacob, gedoopt 17 Maart 1739, getuigen: Johan Jacob Mauricius, Johanna Maria Wreede, gerepresenteerd door Elisabeth Doornik. Den 20sten Mei 1714 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 3 Junij te Kuilenburg getrouwd Cornelis Meurs, „capiteijn in 't Reg. van den Generael Major de St. Amant", in garnizoen te Brielle, en Ida Heijnen, wonende te Kuilenburg. Begraven te Brielle 4 Maart 1782 Hendrik Anthon Nicolaij „vendrig onder het 2 Bat. van t Reg. van den lt. generaal Onderwater, en vrouwe Gatharina Rappard, weduwe van Cornelis \ alentijn Schrueder. — De naam Van Nievelt kwam mij reeds voor in Rekeningen uit de i5Je eeuw. In de Stadsrekening over 1455—1456, p. 8 verso, leest men: „Rem ghegheven Jan Symonsze van Dellf voor sijn boembroet, dat hy die tydinghe brochte dat mijn joncfrou van Nyevelt doot was 5 sc. gr." In de Stadsrekening over 1467—1468, p. 12, staat: „Item also Heinric van Nyevelt hadde doen arresteren in der stadt van Utrecht Willem Zoete voor zekere gebreke van lijfpenciën, die hy zeyde dat hem de stede van den Brielle sculdich ende tachteren was als momboor ende vooght van zvnen wyve etc." Op p. "12 verso leest men van „een vonnes, dat voortijts te Delft gewijst was tusschen Heinric van Nyvelt ende zijn wijf. Ondertrouwd te Brielle 21 December 1755 en te Nederlangbroek daarna met att. van 29 December getrouwd Cornelis ten Oever j.m. gepensioneerd luitenant, geboren in de Klundert, en Gerritje van Niekerken j.d. geboren te Nederlangbroek. Den 3den Maart 1GÜ9 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 17 Maart te 's-Gravenhage getrouwd Simon van Panhuysen „capt. van een comp. see-soldaeten", in garnizoen -te Brielle, en Geertruyt Maria van Panhuysen, wonende te 's-Gravenhage. Den 24sten September 1653 is te Brielle gedoopt Jacobus, zoon van Jr. Willem de Perponcher „tot Maisonneuve", kapitein, en julfr. Catrina van der Steen. Begraven te Brielle 25 October 1779 Benjamin Boux „vaendrig onder het 1* Battaillon van 't Regiment van den Collonel Prince van Nassau-Weilburg in de Compagnie van den Major Westenberg", oud 20 jaren. Begraven te Brielle 17 Junij 1782 Anth. Sehmitt „lieutenant onder het le battaillon van het Regiment Mariniers van den Generael Major Baron Bentinck, in de compagnie van den lieutenant collonel de Borgnes", nalatende een zwangere weduwe en 4 kinderen, oud 42 jaar. Getrouwd te Brielle 11 Maart 1781 Johan Ludwig Schultz j. m. geboren te Darmstad, „vendrig onder het le Bat. van het Reg. van den Collonel Prince van Hessen-Darmstad," in garnizoen te Brielle, en Johantoinetta Elizabetha Weidig j. d. geboren te Darmstad, wonende te Brielle. Het echtpaar won; Ernst Ludwig, gedoopt 23 Januarij 1782, getuigen : Pieter Ernst Willem Frederik Schultz, Johan Ludwig Jakob Wiedig. Getrouwd te Brielle Augustus 1603 Johan „Segwicks van Noortwitz in Enghelandt, Capitein van de Compagnie van den Gouverneur" (van Brielle), en julïr. Anna Patersson van der Veere, weduwe van Johan Hunfrey. In Res. Mag. 31 Maart 1664 leest men van „jolfr. Anna Paters, weduwe wijlen Jhoan Hunfray, in zijn leven provoost maereschal ende jegemvoordich huysvr. van Capiteyn Jhoan Sicxwicx". Uit die Res. blijkt dat Anna bij Hunfray kinderen won. Eene aanteekening van 1593 (Bodtboeck, begonnen 1592, p. 15 verso) leert ons dat „Johan Hunfrey tresorier van de Engelsche natie" was. Den l'de" Mei 1605 werd een kind van „capt. Sicxwicx" begraven. Den 20sten April 1714 is te Brielle gedoopt Christiaen Leonard, zoon van Johan Brono Sniet, chirurgijn-majoor van 't Heg. van den gen. St. Amant, en Maria Catharina Heijder, getuigen: Christiaen Heijder, Maria Leonora Coopagroen. Ondertrouwd te Brielle 21 October 1781 en met att. van 5 November te Lith getrouwd Cornelis Willem Svvildens j. m. geboren te „Voerendael, Landen van Overmaze, Gapitein en adjudant in 'tReg. Mariniers van Bentinck", in garnizoen te Brielle, en Amelia Maria van der Meulen j. d. geboren' en wonende te „Lith en Lithoijen." Getrouwd te Brielle 4 September 1818 Jan Jacob Thomson, j. m. oud bijna 34 jaren, geboren te Maastricht, Ridder van de Militaire Willemsorde 4de klasse, kapitein bij het 8ste Bat. Inf. Nat. Militie, in garni- i. n • n * " « _11 ie onene, zoon van James Thomson en Susanna Elizabeth de Waal, wonende te „Bredevoord, kanton Aalten, kwartier Zutphen", en Aagtje Rumph j. d. oud ruim 19 jaar, geboren te Nieuwe Tonge, dochter van Jan David Rumph, te Brielle, en Woutrina Bal, overleden. Den 5den September 1621 zijn te Brielle ondertrouwd en daaina te Zieriksee getrouwd „Joncker Arent van Ihuijl van Serooskercke, Heere tot Wellant, Capiteijn van de Compagnie van den Prince van Portugael" j. m. van „Haemstede", wonende te Brielle, en juffr. Cathaiina Ockerson j. d. van Zieriksee, wonende aldaar. Den 15den Februarij 1660 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 28 Februarij te Hellevoetsluis getrouwd Sibert Arentse de Vries, wedr., „Majoor deser stede", en Neeltjen Agrippa, weduwe van Cornelis Arentse van der Boon, te Hellevoetsluis. Den 7den April 1647 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 26 April te 's-Gravenhage geu-uuwii Joimer rsicoiaes van Westerbeeck, Heer van W esterbeeck, luitenant van de compagnie van den „Prince van Portugael", wonende te Brielle, en juffr. Elisabet van Westrene te 's-Gravenhage. Begraven te Brielle 1 October 1781 Frederickus Antonius Zorreth, „lieutenant onder het lebattaillon \an het Regiment van den Gollonel Prince van Hessen- Darmstadt in de compagnie van capiteiin Swartz" oud 26 jaar. Art. XCV. (Sandifort) Willem Christiaan van Breest Lankhorst werd in 1/88 gekozen tot raad in het college der Magistraten, Pieter van Rij in 1785 tot schepen. Art. XCVI. (Van der Noort) Over Maertjen Harpers Tromp, in dit art. genoemd zie men mijne Bijdrage over Tromp. Haren broeder.' den bekenden zeeheld, vond ik in een akte van 16 October 1630 genoemd „Maerten Herpertse van der Tromp, capiteyn ter zee, houdende syne residentie tot Rotterdam". Men zie over twee testamenten van Maarten Harpertszoon Tromp: De Navorscher 1895 blz. 29—33. Art. XCVI1. (Bax) In dit art. is genoemd de predikant Des Marets. Naar aanl. daarvan vermeld ik een officier, die Des Marets heette. De Acta van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente te Brielle noemen onder de met attestatie ingekomen personen Henry de Marets, Margaretha du Pree en Johanna du Pree, van Hinlopen. Den 4den Febr. 1757 werd te Brielle begraven „Henry Des Marets, capt. ter zee voor het Collegie ter Admiraliteit op de Maas." Zijn weduwe „Margareta du Pré" werd aldaar begraven 20 Aug. 1759. Het Begister der begravenen vermeldt op 26 Mei 1780 dat juffr. Johanna du Pré, te Rotterdam overleden, te Brielle begraven werd. Art. XCV1II. (Hoijer) In het testament van Aren Glaesze Hoijer en Leuntgen Jans dr. echtelieden, gepasseerd te Brielle 26 Julij 1633, komen als erfgenamen voor: de kinderen Pieter Arensze Hniier pn Swapritrro a mnc — - — J ^ IQ" ill VjlJO UI en de kinderen van Gruijniertgen Arens dr. (ook een dochter van Aren Glaesze), geprocreëert bij Heyndrick Court, met name Jan Heyndricxze en Abraham Heyndricxze, met degenen die nog mochten geboren worden. Bij 't maken van 't testament waren getuigen Harman Dircxze Groenhout „glaesmaecker" en Jacob Pietersze Hoijer, burgers van Den Briel. De laatste was ook met Jan Adriaensze van der Dam den' 13den Jan. 1638 getuige bij 't maken van 't testament van Agatha Welhoucks en achter zijn naam werd toen geschreven „cleermaecker". Den 3den Nov. 1899 overleed te 's-Gravenhage, in den ouderdom van 79 jaren, Mevrouw de weduwe S. Faber Huys, geboren J. H. Hoijer. Namens de familie werd haar overlijden bekend gemaakt door Dr. J. van Geuns en Mr. Joh. Spoor, exec. test. Den 5den Nov. 1899 is te 's-Gravenhage overleden Anna Maria Philippine Hoijer, geboren Van Bosse, echtgenoote van Mr. W. Hoijer. Den 20sten Febr. 1895 is te Arnhem overleden Martina Piërïa de Rouville, oud 62 jaar, behuwd¬ zuster van de weduwe van Mr. A. M. de Rouville, geb. Kikkert. Den 11 den April 1897 is te Arnhem overleden Alexandrina Vissering, weduwe van Mr. J. de Rouville, zoon van Mr. A. M. de Rouville. Den 29sten April 1896 is te Rotterdam overleden Frederik Hendrik Georg Augustinus Enderlein, weduwnaar van Jonk vrouwe G. J. van Bülow, oudmajoor der Infanterie, oud 76 jaren, vader van Mr. J. K. II. Enderlein. Den '218ten Junij 1896 overleed Mej. M. A. J. C. Kraijenhofï van de Leur, zuster van G. E. Kraijenholï' van de Leur. Den 24sten Maart 4782 zijn te Brielle getrouwd Jan Geerlof de Vassij j.m. „vaendrig onder het eerste battaillon van het Reg. van den Gollonel Prinse van Hessen-Darmstad, in de comp. van den capt. Grave van Ortenburgh", in garnizoen te Brielle, en Helena Nipkens j.d. aldaar. Met den naam Van S wieten kwam mij de naam Van Zwieten voor. Den 25sten Junij 1749 zijn te Brielle getrouwd Henricus Loos j.m. j,sous-lieutenant in het Regiment van den lt. generaal Baron de Villegas", in garnizoen te Brielle, en lanna Catharina van Zwieten, j.d. geboren en wonende te Brielle. Het echtpaar won: Willem tiedeiik, gedoopt 4 Nov. 1753: Pieter. Ëredoont 90 Aug. 1755; Gerardus Willem, gedoopt 25 Dec. 1757. Drie kinderen werden begraven 27 Sept. 1755, 20 April en 4 Mei 1756. Ook in de lO^e eeuw leefde te Brielle een persoon, die den naam Van Brakel droeg. Ondertrouwd te Brielle 12 Julij 1816 en met att. van 23 Julij te Rotterdam getrouwd Marinus Cornelis van Brakel, oud 2/ jaar, bewaarder der hypotheken te Brielle, zoon van Mr. Cornelis Jaeob van Brakel, rechter van instructie bij de Rechtbank te Amsterdam, en vrouwe Genevieve Damen, en Constantia Henrietta Sontag, oud 28 jaar, wonende te Rotterdam, dochter van Mr. Jan Carel Sontag, bewaarder der hypotheken aldaar, en vrouwe Maria Damen. Art G. (Buys) Een testament van Cornelis Heyndricxze Beuys en Leentgen Arens dr., gepasseerd 27 Mei 1633, noemt als zuster van zijn moeder Aeltgen Cornelis dr. Neeltgen Cornelis dr. Als dochter van die Neeltgen is aldaar Ariaentgen Pieters dr. vermeld. Art. CIV. (Van Leeuwen) ln een Utrechtsch begrafenisboek staat, volgens eene mededeeling van den Heer J. H. Hofman in het Alg. Ned. Familieblad, jaarg. XIII, bl. 204(1) aangeteekend dat in October 1625 begraven werd „Vrouwe Maria Duyck, huysfr. van Jor. Peter van Leyden geseydt Leeuwen . . . nalatende haer man mitsgaders tot erll'genaem haer vader." Van Andnes van Leeuwen is ook sprake in Bes. (1) Dezelfde bladzijde vermeldt, dat de door my in het by. voegsel op art. X genoemde Carel van Mathenes, baljuw van Patten, begraven werd in October 1625, en zyne huisvrouw Vrouwe Johanna Pieck, gestorven te Geervliet, in September 1625. ■ Mag. 16 November 1706. Bij dat besluit werden aan Andries van Leeuwen „commis ter recherge'', die i j „aan de noordsyde van de Langestraat eenige huy! sen wilde timmeren", vergund „de twee voorste huysjes van de stad, genaemd het Sadelaershofje." Omtrent dit hofje volge hier het een en ander. In de Stads-rekening over 14~j3—1454 staat onder het hoofd: „Uutgheven by bevele tgherechts", p. 10, de post: „Item ghegheven Jannes Zadelaer van die brieven van mijn Heer van Oestervant an den Rijnschen Heren om dat gheleyde te werven ... 20 sc. gr." In de Rekening over 14o5-1456 luidt de post p. 8 verso: „Item ghegheven Jannes Zadelaer van die brieve van tgheleyde te scriven an den Rijnschen heren .... 20 sc. gr." In de Rekening over 1460—1461 p. 14 verso: „Item gegeven Jan die Zadeleer van die geleybrieven van mijns Heeren wege van Oostervant te scrivene an den Rijnsschen Heeren om tgeleye te wervens 20 sc, gr. Ende zvnen knecht te huesscheit die te scriven eenen Rijnsschen gulden fct. tsamen ... 23 sc. 4 d. gr.'> In de Rekej ning over 1463—1464 leest men in dien post op p. | 13 verso: „Jan de Zadelaer." Onder het hoofd: „Uutgeven ende cost te Rome ende te Colen", heeft de Rekening over 1465—1466 op p. 12 den post: „Item betaelt meister Willem de Zadeleer van eenen instrumente, ende meister Olaert van noch drie instrumenten, die gemaect waren van de voirs. zake ende sententie van Utrecht, van eiken instrumente eenen post: gulden etc. In den voorafgaanden post is sprake van „die sentencie die te Colen gegeven was jegens de fiscalen van Utrecht." Na den dood der genoemde heeren bleef de naam Jan de Zadelaer nog lang te Brielle voortleven door de stichting van een hofje, genaamd: Jan de Zadeaershof. J. Kluit, die de nog niet terecht gekomen M. S. Kroniek van laerling heeft kunnen gebruiken, schreef omtrent dat hofje het volgende: Jan de Zadelaers Hof. Dit waaren eenige huiskens voor arme vrouwen, staande volgens de Priester Taerling (M. S. Kronijk p. 114) „met het eerste huisken in de Lane-estraat op het hoexken, dat men gaat naar St. Pieters Kerk' te Maarlandt." Dit zijn drie huisjes, die in het Toorenstratie naast I aan ae Langestraat staan, en thans door de stad bezeten worden, staande ter begeving van de vrouwenregentessen van het Weeshuis, genietende deze arme luiden nog behalven vrije inwoning ieder negen gulden jaarlijks voor een douceur of nagedagtenis van de stigter Jan de Zadelaar. Deze Jan de Zadelaar was een zeer aanzienlijk man, binnen deeze stad. Hij was in 't jaar 1424 Rentmeester generaal van den Heer van Voorne. Ook vinde ik hem getelt in den rang van de Baedsheeren van den Hove van Voorne (Ad. Taerling M. S. Kronijk p. 59). Omtrent vier jaaren, nadat ik dit had afgeschreven, heb ik zeer gevallig de stigting van dit hofje ontdekt, en wel bij gelegenheid dat mijn oudste zoon in de Langestraat een huis had gekogt, welkers tuin agter het Toorenstratie en dus ook agter de huisjes van Jan de Zadelaar heenen schiet. Hier vond ik voor den ingang van de tuin tegen den dorpel een vierkante witten arduin steen, lang twee en breed 1V2 voet, waarop in Gottische letters geschreven stond: Dit is Jan die Zadelaer's Hof — gemaect in de Meije maend a°. 1442. 't Is allerwaarschijnlijkst dat deeze steen in de muur of elders van dit hofje gestaan en van agteren met deeze tuin correspondeerende, door afbraak off anders in dezelve gelegt is. Tot dusver J. Kluit. Bij het onderzoek der Brielsche Archieven vond ik natuurlijk telkens van het bedoelde hofje gewag gemaakt, en mij is gebleken dat er in 1497 en later 5 huisjes waren. In de Rekening van den H. Geest te Brielle (1) over 1497—1498 vindt men op 't voorlaatste blad den post: „Gegeven die vijf weduwen in Jan Zadelaers hofelc 8 sc. 8 g. fct. ... 2 L 3 sc. 4 g". In de Rekening over 1500—1501 luidt die post: „Gegeven die vijf arme vrouwen, wonende in Jan Zadelairs hof, elcx 8 sc. etc." In de Rekening over 1580—1581, p. 16 verso: „Betaelt de ouwe vrouwen int Sadelaershoiï tot vijff huvskens, elck huysken 7 stuyvers etc." In de Rekening over 1637—1638, p. 7 verso: „Betaelt over de jaerlijcxe rente tot laste van de vijff huyskens int Torenstraetgien ofte d' oude vrouwen in t' Sadelaershoif etc." In plaats van „in 't Sadelaershoiï" vindt men „wel in t Sadelaersslop". In de dagen van Kluit waren er in plaats van 5 slechts 3 huisjes. Op de vraag: van waar die vermindering? wordt 't antwoord gegeven door de vermelde Magistraatsresolutie van 16 November 1706. Kluit schijnt niet geweten te hebben, dat er twee hofjes geweest zijn, die naar Jan Zadelaer werden genoemd. In de Uekening van den H. Geest te Brielle over 1518—1519, p. 4, leest men : „Van Jacop Wittez. de (1) Enkele Rekeningen van dien H. Geest maken ook gewag van een slop, waarin arme oude vrouwen woonden, genaamd „Symon Claesze slop". Zie de Rekk. over 1496—1497, p. 12 verso, 1501-1502, p. 10 verso, 1507—1508, p. 13 verso, 1511— 1512, p. 13, 1524-25, p. 21. Nayer quondam Zoete zijn suster up den houc van Jan Sadelaersslop, Joes Claesze an de zuytzyde etc." In de Bekening over 1526—1527, p. 1 verso: „Van de weduwe van Jacop Witsze de Nayer upten houck van Jan Sadelaers hof, Joest de Nayer an de zuytzyde etc". Volgens de Bekening over 1551—1552, p. 3, lag het Zadelaershof „over St. Jacobs gasthuys" (1). In de Bekening over 1554—1555 wordt de ligging van 't in de Bekening over 1526—1527 bedoelde huis aldus beschreven: „int Noorteynde upten houck van ouwe Zadelaersholf etc." 't Laatst vond ik die bepaling in de Bekening over 1585—1586, die op p. 3 den post heeft: „Van Adriaen Willemsze goutsmit uuyt zijn huys ende erve indt Noorteynde opten houck vandt oude Sadelaershoö etc". In de Bekening over 1596—1597 leest men p. 2 verso: „staende int Noorteynde aen de oostzyde". In de Bekening over 1607—1608 p. 3 en in volgende Bekeningen: „int Noorteynde an de oostsyde naestden groenen draeck.'' Er waren dus twee hof jes van Jan de Sadelaer, één in 't Torenstraatje, en een ander in 't Noordeinde. 't Laatste werd in 1554 genoemd het oude. Dat het andere genoemd werd het nieuwe, blijkt uit de Bekening van den H. Geest te Brielle over 1550—1551, p. 28 verso, waar men dezen post vindt: „Betaelt mr. Engel over een jaer renten, gaende uuytnyeuw Zadelaersholf, verschenen etc.". Over de oude vrouwen in't Zadelaershof leest men nog in Bess. Mag. 24 December 1650, 5 Januarij en 28 December 1669, en Bes. Vroedsch. 28 Februarij 1674. Als kinderen van H. Schade en Josina van Leeuwen staan geboekt: Catrina, gedoopt 8 Maart 1656, getuigen: Cornelis Schade, Gedeon van Leeuwen, Tanneke Bartels. Cornelis, gedoopt 14 Junij 1658, getuigen : Evert van Leeuwen, Jannetje van Leeuwen. Catrina, gedoopt 21 September 1661, getuigen: Pieter Tijbouth, Tanneken van Butten. Art. CVI. (Van Couwenhoven) Over Maritgen Arnts van Kouwenhoven zie men artt. LXXXV en XCVI. Hier volgen eenige personen, die den naam Allert droegen. Allert Harmansze 27 Jan. 1587 getuige bij den doop van een kind van Commer Huygenze en Ariaentgen Pieters dr. Den 29sten Maart 1592 een kind gedoopt van Allert Arentsze en Hilleken Hubrechts dr. Den 9den September 1595 gedoopt Jan, zoon van Claes Tunesze en Luntgen Jans, getuigen : (1) Dat gasthuis, ook genoemd het oude mannenhuis, lag naast de kerk, die thans de kleine kerk wordt genoemd. Cornelis Jacobsze, Aechtgen Marlens, Allert Jansse. Den l8ten September 1596 gedoopt Betghen, dochter van Jan Dirxze en Lijsbeth Lambrechts, getuigen: Jan Meesze, Allert Jansze, Neeltgen Maertens en Lijsbeth Aerts. Een Magistraatsresolutie van 30 Mei 1(320 gewaagt van een kind A llert Jacobsze, dat besteed werd. Aan hetgeen betrelfende Arckenbout is gemeld, voeg ik het volgende toe. In de Thesaurie Rekening over 1503—1504 leest men p. 10 verso onder het hoofd „Lijfrenten": „Lijsbeth Cornelis dr. ten lyve van Cornelis Loedewijcxze haer zoen een jair renten etc." „Jan Loedewijcxze een jaer renten etc." Ook in de Thes. Rekening over 1505—1500 vindt men p. 13 verso die posten, maar in de Rekening over 1580—1587 staat p. 18 alleen de post: „Cornelis Lodewijcxsze Erckenbout een jaer renten etc". Ongetwijfeld was Jan een broeder van Cornelis en wij hebben dus hier twee broeders, die den naam Arckenbout, oock Erckenbout gespeld, droegen, I. Cornelis. II. Jan. I. Cornelis Lodewijcxze Arckenbout komt zeer vaak voor met mr. vóór zijn naam (1) en behoorde reeds in 1570 tot de Brielsche regeeringspersonen. Als schepen trad hij op in 1583, 1584,1591,1590 en 1003 ; in 1589 als raad in het College der Magistraten; tot de functie van burgemeester werd hij geroepen in 1578, 1588 en 1595. Den 18den October 1597 werd hij benoemd tot hoofdman van het St Jozefsgilde of het gilde der timmerlieden en schrijnwerkers. In 1599 werd hij aangesteld als „convoymeester'' (Res. Holl. 30 Maart 1599, p. 124). Zijn huisvrouw is vermeld in een aanteekening van 1007 (Bodtboeck, begonnen 1598, p. 130 verso), volgens welke het huis. genaamd „de oude lombaert", staande „aent Brielsche kerckholï", gekocht werd door „Beatris Gijsbrechls dr. huysvrouw van Cornelis Lodewijcxze Arckenbout." Die vrouw was 5 Januarij 1588 getuige bij den doop van Beatris, dochter van Maerten van Wijck en Maritgen Cornelis (2), en 20 Januarij 1602 bij den doop van (1) In een Publicatie van 21 Dec. 1573 is sprake van Cornelis Lodewijcxze chirurgijn. (2) Met haar was toen getuige Trijntgen Arents, de huisvrouw van Groenesteyn. Den 4den November 1588 werd te Brielle gedoopt Beatrix, dr. van Andries Dircxze Groenesteyn en Trijntgen Aryens. Blijkens Res. Mag. 20 Augustus 1607 was Andries van Groenesteyn deurwaarder. Hij fungeerde als doopgetuige 9 Julij 1595 bij een kind van Matheus de Geerbode en Maijke Jans; 15 Augustus 1599 bij Andries, zoon van Herman Jansse Scherier en Lisbeth Jans dr.; 5 November 1603 bij Adriaen, zoon van Harman Jansze Schijff en Lijsbeth Jans. Andri«s van Groenesteyn. kocht een rente „ten lyve van Beatris, syne dochter, geprocreert by Trijntgen Arents dr.enkele Thesaurie-Rekeningen gewagen daarvan; ook die over 1613-1614, maar op pag. 27 I verso vindt men niet enkel den post ten behoeve van Beatrix Gerrit, zoon van Jan Meesze „hovenier" en Lijntghe Willems. Haar echtgenoot was doopgetuige 25 Februarij en 21 October 1598, 2 Maart, 21 Mei en 25 Julij 1603. De Thesaurie-Rekening over 1593—1594 rnaakl op p. 9 gewag van 4 kinderen van Cornelis Lodewijcxze. Men leest aldaar: „Lijfrenten vercocht in Junij 1578: „Cornelis Lodewijcxsze Arckenboudt oudt-burgemeester ten lyve van Lodewijck Cornelisze een jaer renthen etc." „Deselve ten lyve van Ghijsbrecht Cornelisze een jaer renten etc". „Deselve ten lyve van Lijsbet Cornelis dr. een jaer renthen etc." „Deselve ten lyve van Claes Cornelisze een jaer renten etc." Omtrent Lodewijk volgen eenige byzonderheden onder A, omtrent Gijsbrecht onder B, omtrent Lijsbet onder C, omtrent Claes onder D. A. Lodewijck Cornelisze Erkenboudt trad als doopgetuige op 1 Mei 1594 en 13 October 1590, zijne huisvrouw Annetgen Betten 7 October 1597,4 Augustus 1600 en 20 Maart 1607. Hij liet twee zonen na: a. Cornelis, b. Gijsbrecht. a. Cornelis Lodewijckse -Arckenbout werd 5 April 1626 tot schout gekozen. In «le Thesaurie-Rekening over 1609—1610 staat fol. 20 verso de post: „Cornelis Lodewijcxze Erckenboudt, nagelaten weese van Lodewijck Cornelisze, die opgebracht heeft in hooftsomma 2400 pond, compt jaerlijex 150 pond." In de Thesaurie-Rekening over 1626—1627 komt die post op p. 35 verso nog voor, maar niet meer in de volgende Rekening, loopende over 1636—1637. uitgetrokken, in margine staat er by: obiit. — Beatrix Groenesteyn was 3 December 1603 getuige bij den doop van een kind van Jan Govertsze en Ariaentgen. Eene aanteekening van 1616 (Bodtb. beg. 1609, p. 168) gewaagt van een huis, vroeger bewoond door Trijntge Arens dr. weduwe van Andries van Groenesteyn, en thans door „Johan van Allart, predicant tot Montfoort, nagelaten man van Beatricx Groenesteyn, soo voor hemselven ende als procuratie hebbende van Trijntge Arens dr." verkocht. IJsbrant Dircxze Groenstein en Trijntgen Arents dr. waren 17 Januarij 1588 getuigen bij den doop van een kind van Harmen Jansze (?) en Magdalena Corstiaens. Te Brielle werd 7 April 1619 gedoopt Diederic, zoon van Diederic van Groenesteyn „vendrich" en Elisabeth van Doornick, getuigen: Capiteyn Ludolph van Lansbergen, Josina Gijblants en Margriete Michiels dr. De Kerkeraadsacta der Herv. Gemeente dd. 2 Januarij 1620 noemen gezegde huisvrouw onder de personen. die toegelaten werden „tot de taeffel desHeeren". In Res. Mag. 20 Augustus 1616 is sprake van den „vaendrager Groenesteyn." In 1638 verkocht hij een huis (Bodtb. beg. 1624. p. 326). b. Gijsbrecht Lodewijckse Arckenbout is nog vermeld in de Rekening van den 1008ten penning voor 1625 op pag. 22 verso, maar in een akte van 10 December 1626 is sprake van Ghijsbrecht Lodewijckse Arckenbout zaliger. B. Gijsbrecht Cornelisze Arckenbout stierf vroegtijdig. De rente ten zijnen lijve, vermeld in de Thesaurie-Rekening over 1593—1594, werd niet meer, uitbetaald in 't jaar 1596—1597. De Rekening over dat jaar gewaagt alleen van de lijfrenten ten behoeve van Lodewijck en Claes. G. Lijsbet Gornelis dr. Arckenbouts is in 1595 te Brielle getrouwd met den stadssecretaris Jacob Willemsze de Milde. Men zie over het echtpaar Bijvoegselen op art. XVI. D. Claes Cornelisze Arckenbout komt in Ress. Mag. 3 Mei 1614 en 17 December 1618 en Res. Vroedschap 6 September 1624 voor als „bouchouder van de Brielsche kercke", als kerkmeester in de Thesaurie-Rekening over 1613—1614, p. 5 verso. Tot schepen werd hij gekozen 1 October 1610, tot raad in het College der Magistraten 1 October 1607 en 1616, tot burgemeester 1 October 1614. Behoorende tot de partij der Remonstranten (Res. Vroedschap 27 Januarij 1618), werd hij in 1618 uit de Regeering gebannen. Eene Mag. Res. van 1 Junij 1621 luidt: „Es Claes Cornelisze Arckenbout ontboden ende verschenen in de vergaderinge van de Magistraet, alwaer hem by den burgemeester Couwenhoven aengeseyt werde, ofte hy hem beraden hadde om alsnoch te doen den eet aengaende t'placcaet van de munte, om de penningen niet hooger ofte laeger te ontfangen ende uyt te geven als conform de inhouden vant placcaet. Dwelcke hy weygerde alsnoch te doen ende daerop by den voorn, i Arckenbout geantwoort werde bereyt te sijn den eet te doen, soo men hem verthoonde de last van de genei aliteyt, alsoo hy een dienaer desselven was, ofte dat hy de heeren van de Admiraliteyt soude adviseren, omme daerin te beeommen haer ad vijs, ofte dat de Heeren Staten van Hollandt hem souden aenschryvinghe doen, ende alsdan bereyt was den eet te doen, ende dat dat clare woorden waren, ende dat hy wel sach, waert om te doen was, want t' is om my daeruyt te helpen, ende dat men hem soude verthoonen dat sy sulcx schrvvens ontfangen hadden om hem den eet aff te nemen, niettegenstaende den burgemeester hem antwoorde, wy belastent u van wegen de Heeren Staten van Hollandt t'selve te doen". Ongetwijfeld werd hij door de heeren geroepen den bedoelden eed (1) te doen in zijne betrek- (1) In Res. Mag. 18 Mei 1621 staat: „Den heere Bailliu heeft voorgedragen dat hy hadde geconsipieert seeckere acte van eet king van „convoymeester". In 1623 was er sprake van „de resignatie van het convoymeesterschap van Nicolaes Cornelisze Arckenbout mitsgaders de solicitatie van t' selve op sijnnen neve Cornelis Lodewijcxse Arckenbout" (1), doch Nicolaes bleef de betrekking bekleeden. Van welken aard die betrekking was, zegt ons eene Res. Vroedsch. van 22 April 1650, luidende: „Es verstaen ende geresolveert omme van stadts wegen ten overstaen vaneenighegedeputeerdens uut den Vroetschappe te sluyten ende op te nemen de reeckeninghe van Nicolaes Cornelisze Arckenbout, convoeymeester binnen deser stede, over t'gene by hem ontfangen es van het directiegeit tot last van de schepen ende goederen, gaende endecomend'e van ende naer Oosten ende Noorwegen etc." Den 5den November 1650 toonde Isaae van Son aan de Brielsche Aroedschap zijne aanstelling tot „ontfanger van de convoeyen" binnen Den Briel door de Staten-Generaal dd. 27 October 165'J ter vervanging van Nicolaes Cornelisze Arckenbout, die vrijwillig afstand gedaan had van die betrekking. Den lsten October 1600 is Niclaes Cornelisze Arckenboudt als j. m. te Brielle ondertrouwd en daarna te Delft getrouwd met Marit- rrcm A\7 i 11 amo iron ATAAriUtiJ I \ ^ I Vl l \ »» van Yuuiuuiüll |. U. JJtJJll. UtJIl 0"C11 Januarij 16ol werd hij te Brielle begraven. Volgens een grafzerk stierf hij in December 1650, oud 72 (?) jaar. In de Rekening van den 200sten penning voor 1625 staat fol. 22 verso de post: „Nicolaes Cornelisze Arckenbouth 100 pond, ende de erfgenamen van sijn overleden huysvrou 75 pond, tzamen . . . 175 pond." Dat Nicolaes (2) iets legateerde aan 't Weeshuis te Brielle, zegt ons een losrentebrief dd. 19 September 1652, aldus beginnende: „Wy burgemeesteren ende Vroetschappen der stede van den Briele bekennen .... op de voors. stede vercocht te hebben .... ten behouve van het arme weeshuys derselver stede een losrente van 40 ponden, te40grooten t' pont jaerlijcx .... spruvtende uut saecke van seecker legaet, by wvlen Nicolaes Cornelisze Arckenbout, in sijn leven out-burgemeester der voors. stede, t' voors. weeshuys gemaect ende ons by Sr. Nicolaes Arckenbout, als medeerlïgenaem van den voors. Nicolaes Cornelisze Arckenbout sijnnen opt stuck der placcate van de munte ende sustineerde dat den eet by dengenen, die denselven onderworpen waren, behoorden te doen, alsoo hy deselffde aff te nemen: waerop by den burgemeester den bailliu heeft doen vertrecken om met de heeren diesaengaende te delibereren, ende es den heere Bailliu vertrocken. Es geresolveert dat den eet toequam aff te nemen den heeren Magistraet ende niet den heer Bailliu etc." (1) Res. Vroedsch. 8 Mei 1623. (2) Den 7den Febr. 1599 was hy doopgetuige. Qut-oom (1), van wegen t'voors. weeshuys op huyden < ten behouve der voorn, stede al ende ten vollen aen- getelt." Van den genoemden erfgenaam is ook sprake { in eene aanteekening van 1655 (Bodtboeck, begonnen . 4641, p. 557), waarin men leest van „Sr. Nicolaes . Arckenbout, woonachtich tot Rotterdam." II. Jan Lodewijcxze mocht niet den leeftijd bereiken van zijn broeder. De rente te zijnen lijve, nog \ vermeld in de Thesaurie-Rekening over 1565—1506, a staat niet genoteerd in de eerstvolgende Rekening, 1 loopende over 1586—1587. Misschien is een zoon van hem genoemd in eene \ Magistraatsresolutie van 24 September 1592 betref- Ê fende de „hevens in Heenvlyet" en luidende: „Up a huyden soe hebben mijnnen heeren die burgemees- k ters ende regierders der stede van den Briele aen- besteet rar. Oelert Jansze Erckenbout de twee hevens C van mijnnen heeren voornoemt, omme deselve te 8 innen volgende de costume, ende dat elcke heven d tsiaers voor de somme van 20 schellingen grooten J Vlaems etc." Nog eens vond ik van Oelert gewag ge- C maakt in eene Res. Vroedsch. van 6 Maart 1603, b luidende: „Es by Gornelis Lodewicxze Arckenbout out-burgemeester onder mynen heeren geëxhibeert k seeckere testamentaire disposytie, gemaect by Hilletgen o Huygen dochter, weduwe wylen Huybrecht Jansze, li in den Nieuwenhooren, daerinne hy (soo hy seyde) b buvten sijnne wete ofte consent nelfens Oelert Jansze e< Arckenbout es gestelt executuer van denselven testa- E mente etc." v; In de Rekening van den 200sten penning voor 1625 si komen op p. 38 onder de personen, die te Rugge bi (onder Rokanje) werden aangeslagen, voor Pieter al Jansze Arckenbout schepen, Cornelis Jansze Arcken- C bout en Maertgen Jans Arckenbout j. d. In verschil- b< lende akten zijn de broeders Pieter en Cornelis Are- N kenbout vermeld. Een akte van 10 December 1632 \i noemt Pieter schout van Rugge en zegt van Corne- B lis, dat hij woonde „in den banne van Rockaingie". Volgens een akte van 23 Januarij 1637 was Pie- va ter toen oud-schout van Rugge. Gezamenlijk komen sp de broeders in die akte nog voor; eene akte van 3 zij Julij 1645 noemt Gornelis alleen (2). Misschien waren A] ! (1) In een testament van Nicolaes Cornelisze Arckenbouth, oud burgemeester, dd. 27 Julij 1633, komt zyn neef Cornelis Lodewycxze Arckenbouth te Rotterdam voor als eenige erfgenaam. (2) Een persoon van dien naam is ook vermeld in de Thesaurie-Rekening over 1678—1679, waar men pag. 30 leest: „Betaelt Cornelis Jansze Arckenbout een jaar interest etc." Die post komt ook in volgende Rekeningen voor, maar in de Rekening over 1692 — 1693 leest men pag. 33: „Betaalt Jan Kruyne in plaats van Cornelis Jansze Arkenbout een jaar interest etc." ook deze Pieter en Gornelis alsmede de genoemde Maertgen kinderen van Jan Arckenbout; die mogelijkheid bestaat ook ten aanzien van Jan van Arckenbout, over wien men zie wat ik meldde in het Alg. Ned. Familieblad, 1887, p. 94. Aanteekeningen van 1590 en 1596 (Bodtboeck, beg. '1577, p. 278 verso, en Bodtb. beg. 1592, p. 85) gewagen van de weduwe van Arien (Aren) Gornelisze Arckenbout. Zonen van dien man zullen waarschijnlijk geweest zijn ei. Jan Arensze Arckenbout, b. Cornelis Arensze Arckenbout, c. Aren Arensze Arckenbout, d. Pieter Arensze Arckenbout, e. Jacob Arensze Arckenbout. a. Jan Arensze Arckenbout komt als broeder van Cornelis Arensze Arckenbout voor in een akte van 3 Februarij 1606 en de Rekening der geestelijke goeleren over 1591 vermeldt landpacht, ontvangen van fan Arensze Arckenbout, zoon van Arien Cornelisze. 3ok in de Rekening over 1615 is Jan Arentse Arckenbout op p. 27 als pachter genoemd. b. Gornelis Arensze Arckenbout, broeder van Jan komt in de vermelde akte van 8 Februarij 1606 als overleden voor. Zij spreekt toch van Neeltgen Cornelis dr., nagelaten wees van „Cornelis Arensze Arckenbout za:". In akten van lateren datum vond ik van een'anderen Cornelis Arentsze Arckenbout gesproken. Een akte van 4 November 1626 noemt hem schout van Rokanje, eene akte vari 21 Maart 1633 gewezen schout van Rokanje. Volgens een akte van 19 Februarij 163o was hij toen omtrent 64 jaar oud. Eene akte van 15 Julij 1633 spreekt van zijn zoon Huyeh Cornelisze, die blijkens eene akte van 5 Maart 1635 borg voor zijn vader was en onder Oostvoorne woonde. Nog is hij vermeld in akten van 6 Augustus 1629, 12 en 15 Mei 1631 en 22 Augustus 1634, alsmede in Bes. Vroedsch. 25 November 1620. c. Aren Arensze Arckenbout had volgens eene akte van 30 April 1607 eene „lantstede". Dezelfde akte spreekt van Matheus de Geerbode, curateur geweest zijnde in den desolaeten boel van Aren Arensze Arckenbout. ^Misschien behoorde tot zijne familie „Arien Erkenbouth", die 17 November 1647 met juffr. van der Meer, Grietje van Onna en Nelletje Gornelis dr. getuige was bij den doop van Gijsbrecht, zoon van Isaaeq Willemse en Anna van Onna. d. Pieter Arentse Arckenbout woonde volgens akten van 8 Maart 1630 en 14 November 1644 onder Oostvoorne en was volgens de eerstgenoemde akte pachter. Blijkens eene akte van 31 Augustus 1638 was hij toen 40 jaar oud. Eene akte van 2 Junij '16(32 spreekt van Aryaentje ; Leenderts dr., weduwe van Pieter Arensze Arckenbout, t en haren zoon Leendert Pietersze Arckenbout, wonende te Oostvoorne. Eene akte van 15 Maart 10d5 <; noemt Leendert Pietersze Arckenbout „duynmeyer" i te Oostvoorne, eene akte van 12.1anuarij 10o/ ,,strangli- ^ vonder" aldaar. Volgens eene akte van 31 Mei 1661 was hij toen 45 jaar oud (1). Misschien was een i broeder van hem Jacob Pietersze Arckenbout, ver- ; meld in de Rekening van de St. Pieterskerk over , 4057—1669, p. 4 verso, als gebruiker van 3 „gemeten lants, gecomen van Heer Pieter pater ende Heer Leen'aert cappellaen," en gelegen in den polder „tWesterlant". j e. Jacob Arensze Arckenbout staat in Pies. van 12 November 1598 vermeld op een lijst van personen, die te Br iel le het recht van poorter kregen. Over hem en zijne dochters zie men wat ik schreef in mijne „Bijdrage over Tromp , p. 4—7, 55 en 06. Zijne dochter Maertge Jacobs Erckenbout j. d., wonende te Rotterdam, is 17 Februari] 1647 te Brielle ondertrouwd en daarna te Rotterdam getrouwd met Aernout Arentse van Alle (Allen) j. m. wonende te Brielle. De Acta van 28 December 1649 noemen onder de op belijdenis aangenomen personen Arnout van Allen en Maertje Jacobs van Erckenbout, zijn huisvrouw. Het echtpaar won: Beatrix, gedoopt 22 Augustus 1649, getuige: Marrit ge Cornelis. In de aanteekening van dezen doop is de moeder Marritge Jacobs genoemd. Cornelia, gedoopt 2 Julij 1651,getuige: Dingenum Dercks. Ook in de aanteekening van dezen doop heet de moeder Marritgen Jacobs. Beatrix, gedoopt 13 October 1653. In het doopregister heet de vader \an Aller, in de aanteekening van 2 Julij 1651 Arnout Arntsen van Aller. Twee kinderen van Aernout van Allen werden begraven 4 Julij en 25 Augustus 1651. Den Qden November 1652 werd de vader benoemd tot „opsiender van de ellen, maten ende gewichten." Maertje Jacobs Arckenbout was 18 Augustus 1669 met den secretaris Hoyer getuige bij den doop van Marijtge, dochter van Jacobus van Allen en Cornelia Venlo. Den 12den Augustus 1653 zijn te Brielle getrouwd Corstiaen Clooster, weduwnaar, en Maria Arckenbout, weduwe van Aernoult van Aller. % (1) In denzelfden tijd leefde volgens eene akte van 6 October 1656 te Heenvliet Leendert Leendertsze Arckenbout. - In het Bodtboeck, begonnen 1592, p. 117 verso, is sprake van een „custingbrief, aencomende Arien Jansze, eertyts schout tot Zwartewael, verleden by Lenert Cornelisze Arckenboutli in Heenvliet." Claes Meynertze (1) Erckenboudt is in 1592 getrouwd met Willemtgen Jacobs de Voghel. Over Neeltgen van Arckenbout, in October 1626 getrouwd met Jacob Craen, secretaris van Heenvliet, zie men art. I; over Cornelis Arckenbout, in 1765 getrouwd met Helena Cleybur^h, art. Cleyburg. Uit Zwartewaal kwamen meer dan eens personen met den geslachtsnaam Arckenbout met kerkelijke attestatie te Brielle, in 16915 Ingetje Jans Arkebout en Jacob Bastiaanse Bout, echtelieden (Acta van 26 Julij 1696). in 1697 Maertje Cornelis Arckenbout en Jan Pietersze van der Meer, echtelieden (Acta van 24 October 1697), in 1711 Baartje Cornelis Arkenbout en Jacob Cornelisze van Piershil, echtelieden (Acta van 23 Julij 1711), in 1717 Jan Cornelis Arkenbout (Acta van 22 April 1717), in 1745 Doe Ame Arkenbout (Acta van 11 April 1745). Van de overige personen, die te Brielle leefden en Arkenbout heetten, vermeld ik alleen nog Cornelis Erckenbout. 30 November 1650 getuige bij den doop van een kind van Adriaen Pietersze en Jannetje Pieters; Cornelis Arckenbout, in 1669 op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Januaiij 1669), en Gijsbert Arckenbout, begraven 6 Februarij 1681, wiens huisvrouw begraven werd 17 November 1680. Art. CVII. (Van der Schilt) Bij den naam Emmersael kan aangeteekend worden, dat in de Thesaurie-Rekening over 1510—1511, p. 7 verso, voorkomt de post: „Willem van Emmerzeele als getrouwet hebbende joncvr. Marie Draecx een jaer renten etc." Ook in de Rekening over 1521 1522 treft men dien post aldus aan. In de Rekening over 1532—1533 staat slechts: „Willem van Emmerzeele een jaer renten etc." 't Laatst vindt men dien post in de Rekening over 1533— Naar aanleiding van den in dit art. voorkomenden naam Van Bree herinner ik dat 1 April 1802 te Brielle geboren werd Dorothea Wilhelmina, dochter van Mare Frederich Bolaz de St. Vincent en Sara Teyler de Brëe. Bij den doop van 'tkind op 11 April waren getuigen Willem Smit en Dorothea Goudsbergen. (1) Er was in de 16de eeuw te Brielle een „Meynaertsslop". Zie Rek. van den burgemeester-thes. over 1578—1579, p. 24 en 31, en Bodtboeck, begonnen 1592, p. 1 verso. Ook leest men van een „Meynaertsteyger." Zie Res. van 30 Nov. 1637 en Res. Mag. van 4 Nov. 1662. In de laatste resolutie leest men: „op de bierka omtrent Meynaertssteiger oft het kleine bruggetje". In de Rekening van den burgemeester-thes. over 1558-1559 is p. 86 verso sprake van een „Meynaerts poort . Van dezelfde poort leest men p. 55 verso van de Rek. van den burg-thes. over 1565—1566. Art. CVIII. (Van Wassenaer) Ruim een eeuw later dan de in dit art. genoemde Johan van der Steen leefde te Brielle eene weduwe Van der Steen. De Acta van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente dd. 15 October 1758 noemen toch „onder de met attestatie ingekomen lidmaten Pieternella Ophal, weduwe van Gerrit van der Steen, van Dordrecht, Wouterus Johannes de Swart en Anna Maria Ophal zijn huisvrouw, alsmede Johanna Glijssenberg weduwe Ophal, van Breda. Den 12de« November 1759 te Brielle begraven juffr. Johanna Gleissenberg, weduwe van Servaes Ophal; 9 Maart 1761 Susanna Gleissenberg, weduwe van Arnoldus van der Kisten(?). Art. GX. (Nolthenius) Zooals ik berichtte, hertrouwde Mr. II. Nolthenius in 1692 met Isabella de Beaufort te Hulst. Denaam Beaufort komt in de Brielsche Begisters onderscheidene malen met en zonder de voor. Gornelis de Beaufort en Louisa Salibos. echtelieden, in 1701 te Brielle gekomen met attestatie van Sluis in Vlaanderen (Acta van 14 April 1701). Het echtpaar won te Brielle: Maria, gedoopt 5 December 1702, getuigen: Ilendrick de Beaufort en Maria de Beaufort; Elisabeth, gedoopt 29 Julij 1/04, getuigen: Pieter van Gelre en Elisabeth de Beaufort; Lodewijck, gedoopt 28 Mei 1709, getuigen: Pieter en Elisabeth de Beaufort; Jaques Gornelis, gedoopt 26 Junij 1711, getuigen: Jaques Warrij en Ilillegonda Cornelia Blanche. De vader was kapitein; 24 November 1706 werd een kind van hem begraven, hij zelf 29 November 1711. Den21sten October 1714 zijn te Brielle getrouwd Cornelius van der Helk j. m. geboren te Rotterdam en Louise de Salibos, weduwe van ,.capiteijn Beauford". Als huisvrouw van C. van der Helk is Louise 5 April 1785 I te Brielle begraven. De kapitein De Beaufort liet 6 kinderen na, waarover zijn broeder Benjamin, wonende te Hulst in Vlaanderen en 26 Maart 1712 president-schepen en „commis van de magasijnen" aldaar, voogd werd (Bess. Mag. 26 Maart en 13 April 1712). Uit Res. Mag. 14 September 1716 blijkt, dat Benjamin de Beaufort toen overleden en dat Van der Helck „vendrig" was. Den 15p als burgemeester (zie Rekening van den burgemees er-thesaurier over 1574—1575, p. 08). Als burgemeeser is hij nog vermeld in eene Resolutie van 97 November 1583; als oud-burgemeester in Resoluties van 10 April 1579 en 28 October 1584; als lid van de stedelijke Regeering komt hij voor in Resoluties 2 November 1570 en 12 Junij 1584. In 1579 kochten Heyndrick van de Veecke en Hans van Nederveen, „poedermaecker," het voormalige „convent van de Cellen^ te Brielle (1). In eene Resolutie van 25 Augustus 1592 leest men nog van ..de cruvtmolen " vnn H. van der Veecke, maar eene Resolutie van 27 Junij 1598 luidt: „Up huyden soe hebben myne heeren van Cornelis Lodewijcxze Arckenbout, out-burghemeester, ende Jacob Cornelisze Musschevanger, als daerthoe gelast van Hans van de Veecke (2), als oom ende erlfvoocht van de twee nagelaten weeskinderen van Heyndrick van de Veecke, mitzgaders Cornelis Engelsze lurck, als d administratie hebbende van de goederen van de voorsz. weeskinderen, gecoft de helft van de poermoelen voor d'somma van 1200 Carolusguldens etc." Van de weduwe van H. van der Veecke is reeds sprake in de Thes. Rekening over 1590—1597, p. 19 verso, waar men leest: „de weduwe ende d'ertfgenamen ! (1) £ie Bedragen van Nijhoff en Fruin, Reeks IH, D. I, p. ióö en voigg. (2) Deze man is ook genoemd in eene aanteekening van 1610 (Bodtb. beg. 1609, p. 19). van Heyndrick van de Yeecke, die tzamen opgebracht heeft (tot ontset van Gendt ende anders) 37 £ etc." In de Thesaurie-llekening over 1607—1008 wordt die . post gemist, maar dat de weduwe niet dood was, zegt ons een op blz. 20 verso van die Rekening voor- , komende post, luidende: „Juffrouwe Jacohmyna Heermans, weduwe wylen Heyndrick van de Veecke, t' haeren lyve opgebracht hebbende 90 M etc." In de Tlies. Rekening over 1013—4014 vindt men dien post nog op blz. 20 verso, maar hij staat niet meer in de Rekening over 1017—1018. In de Rekening der geestelijke goederen over 1015 staat blz. 18 de post:„Van Jacobmijntgen Heermans over den 3e» penningh van den vryen innecomen haerder vicarie, voor desen jaere 15 iü 19 :;c."' Omtrent de kinderen van II. v. d. Veecke worden we ingelicht door eene aanteekening van 1010 (Bodtboeck, heg. 1000, p. 18 verso), luidende: „Alsulcken huysgen ende erve ... als mr. Johan van der Veecke, advocaet voor den Hove van Ilollandt, ende Cornelis van Reynegom, als man ende voocht van joffr. Cornelia van der Veecke, kinderen ende erffgenamen van sa: Heyndrick van der Veecke, in sijn leven burgemeester deser stede, daer lest possesseurs van sijn geweest ende alsnu vercoft hebben etc. (1)." ! De genoemde Johan van der Veecke, als advocaat voor 't Hof v. Holland ook voorkomende in eene aanteekening van 1024 (Bodtb. heg. 1010, p. 181 verso), werd door de Brielsche Regeering aangenomen als stadsadvocaat. Men zie Res. Vroedsth. 3 Jan. 1017, Rekeningen van den burgemeester-thes. over 1021-22, p. 27 verso, en over 1029-1030, p. 33 verso. Volgens het oudste der aanwezige doopregisters werd den 19den Januarij 1592 gedoopt Igneken, kind van Vincent Jansze van der Bije en Jacohmyna Heeirnans en waren getuigen: Jan Joesten hacker en Janneken Jans dr. Ware deze aanteekening juist, dan zou er gelijktijdig met de huisvrouw van H. van der Veecke nog een Jacohmyna Heermans te Brielle hebben geleefd. Men zal echter in die aanteekening wel (1) In een akte van 7 Sept. 1651 staat: „Compareerde Mr. Nicolaes van Rhijn, devvelcke verclaerde te constitueren Everart van Campen omnie uyt den naera ende van wegen hem, constitnant, als curateur onder benefitie van inventaris in den boedel van wylen juffr. Maria Borrenstra, in haer leven lest wed. van den lieer Paulus van der Nienwestadt, dachvanpre- j ferentie te versoucken ende aenteykenynge van de schulden to bevorderen van den boedel van de voors. juffr. . . . Ende j specialyken mede ommo soo van wegen hem, constituant, als | hem sterck makende voor de andere üdeicommissare erffgenamen ; van juffr. Jacobmina Heeremans, henluyden recht ofte saecke dienaengaende op de voors. preferentie te defenderen etc." aan een schrijffout hebben te denken. In de doopregisters vindt men ook 't volgende opgeteekend: Den 19 Sr • stas Den lsten December 1599, bij den doop van Ma- Val ilgen, dochter van Johan Tornor en Maria Bornstra, den aren getuigen: Jacob Heermans „thesaurier inden hae laghe ', Willem Gans, Jacobmijntghen Heermans en jaer taddaleen van Gouverden. Dezelfde Jacob Ileermans li il wel bedoeld zijn in het bericht, dat Jacob Heer- Gas lans 16 November 1597 getuige was bij den doop nn een kind van Willem Gans. Eene Vroedschaps- ?solutie van 17 Mei 1619 luidt: „Naerdal de 3 D nysgens int Butterslop, gecomen van Boudewijn van frejJ( erckwerven, waeren geïnspecteeit door de gedepu- yoe 'erden van den Magistraet; dat oock was gehoort je^ et goetvvillich consent van Jacob Heerman, tresaurier ^ej m den Hage, ende Johan Turnur, als man ende socht van jolfr. Heermans, daerby sy tevreeden yar jn dat de Magistraten van de voorsz. 3 hnysgens met illen disponeren etc." i i mi • getr ln de Thesaurie-Rekening over 1007—100S volgt °7 28 op den post: „Carel Gans burgemeester, die (gebracht heelt 000 £ etc." deze post: „Denselven 6 penn., te weten 75 £ over de allossinge van een jaerl. losrente van 0 £ 5 sc. tsjaers, by den voorsz. Gans opgebracht voor Maycken Heermans in de capitaele leeninge etc." De hier genoemde Joost van Rhijn (1) was door de Brielsche regeering aangenomen tot stadsprocureur en had als zoodanig een jaarwedde van 6 £ (Rekening van den burgemeesIer—thes. over 1007—1008, p. 19 verso). Eene Res. Vroedsch. van 7 februarij 1013 luidt: ,,Is geaccordeert dat de procuratie, gemaect geweest sijnde opten naem van Joost van Rhijn sa., procureur voor den Ho. Rade ende Hove van Hollant, sal werden geinaect ende gepasseert op Jun van Rhijn sijnnen soon." Den llden December 1G38 werd Heyndric Boom aangenomen tot stadsprocureur loco Johan van Rhijn, overleden (2). In de Rekening der geestelijke goederen over 1015 staat fol. 22 de post: ,,Van Aernoult Servaesze de Vale ende de kinderen van Boudewijn Heerman, over den derden penninc van den vryen innecomen haerder vicarie, speclerende op Joannis, voor desen jaere 2i £ In 1070 kwam met attestatie van Breda te Brielle Gaspar Ileermans (Acta van 23 Januarij 1070). Art. GXXV1I. (De Meij) Den llden Augustus 1781 werd Leendert de Meij, geboren te Crouda, aangesteld tot hoofdman van liet Voermansgilde. Oud 44 jaren en 10 maanden overleed hij, volgens een bericht in de Hrielsche Jaarboeken van Jan Kluit, te 's-Gravenhage 22 Januarij 1784. Den llden J u 1 ij 1772 is hij, als wedu wnaarvan Maria Verburg (3), te Brielle ondertrouwd en daarna met altestatie van 20 Ju lij Ie Egmond op den Boel getrouwd met Jacoba Catharina Knuise (Knuvse) j.d., wonende te Egmond op den Hoef. De Acta van (1) Den 7den November 1599 was hy getuige by den doop , van een kind van Willem Gans. (2) In de Stadsrekening over 1453—1454 staat p. 15 verso onder 't hoofd „renten tuytfaes" (te Jutfaas): „Item betaelt Herberen van R^jn dit jair renten etc." Ook in de Rekening over 1479—1480 komt die post p. 26 verso nog voor. — Do Thesaurie-Rekening over 1505—1506 heeft onder do uitgaven j aan lijfrenten op blz. 18 verso den post: „Joncvr. Johanna van Rijn ende Huge Ole zoon een jaer renten, haer verschenen etc." In de Rekening over 1506—1507 komt dezelfde post voor, maar in die over 1510—1511 leest men alleen van Huge Oele zoon en niet meer van „joncvr. van Rijn." - In Res. Mag 18 April 1623 is sprake van Willem van Rhijn, wien „geaccordeert" werd het „vendel" van een compagnie voetvolk. (3) In de Rekening van den 200sten penning voor 1665 staat | blz. 17 verso de post; „Anthony Arentse Verburgh voor sijn capitael etc " In het Kohier van den 200sten penning voor 1G69 j is blz. 9 sprake van de weduwe van Anthony Arentse Verburch. i 41 October 1772 vermelden hare komst van daar met attestatie te Brielle. Het echtpaar won een dochter, Margaretha Johanna, gedoopt 22 Mei 1774, waarbij getuigen waren Adriaan de Meij en Margaretha Johanna Knuyse. In 1792 werd deze dochter volgens de Acta van 15 April van dat jaar op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Ned. Herv. Gemeente en zij heet aldaar „jonkvrouwe". Als weduwe van L. de Meij is J. C. Knuyse 13 November 1785 getrouwd met Andreas van der Slaijs; zie art. CXXI. De genoemde dochter M. J. de Meij is als j.d. 13 Februarij 1708 te Brielle getrouwd met Johan Jacob Hofmeister j.m. geboren en wonende te Utrecht. Het echtpaar won een dochter, Maria Catharina Helena, geboren te Brielle 17 September 1803, gedoopt 25 September. N°. 220 op de lijst der Vroedschappen is Adriaan de Meij, in 1786, 1789 en 1792 gekozen lot schepen, in 1791 lot burgemeester (1). Volgens de Acta van 16 Julij 1786 kwam Adriaan de Meij met attestatie van Amsterdam te Brielle. Den 30sten September 1787 werd hij bij de Ned. Herv. Gemeente gekozen tot ouderling. Hij fungeerde ook als thesaurier-ordinaris te Brielle (lies. Vroedsch. 14 April 1788). In zijne plaats werd in December 1791 door de Vroedschap aangesteld tot thesaurier-ordinaris, ontvanger van de verpondingen enz. Mr. Adr. M. de Wit. Den 13den November 1791 is Adriaan de Meij te Brielle ondertrouwd en daarna met att. van 27 November te 's-Gravenhage getróuwd met Jacoba van Schagen (2) te 's-Gravenhage. Behalve de genoemde leefden te Brielle nog andere personen, De Meij geheeten. Ik noem hier de volgende : Den 13den November 1039 zijn te Brielle getrouwd Philip Philipsze, „seevaerende jonggeselle" te Brielle, (1) De lijst der diakenen van de Waalsche Gemeente te Brielle, opgenomen in het „Bulletin de la Commission pour 1'histoire dos Eglises Wallonnes", Tom. I, vermeldt dat Leendert de Mey burgemeester werd; maar dit is onjuist. In plaats van Leendert leze men: Adriaan. (2) Den 4den Augustus 1633 werd begraven een kind van Heyndric van Schagen. Den 13den December 1644 zijn te Brielle getrouwd Mathijs Jansse Hofmeier j.m. van Loevestein en Lysbet Jacobs, weduwe van Heindric van Schaghen. In 1652 werd te Brielle op belydenis aangenomen Jacob Heyndricxe \an behagen (Acta van 29 Augustus 1652), wiens vrouw 24 Februarij 1654 werd begraven. Den 4den December 1647 zijn te Brielle getrouwd Johan van Haselholt, genaamd Stocheim, „capitein nae Brasyl", en Cornelia van Schaghen j.d. wonende in Den Haag. De Acta van 26 April 1696 noemen Michiel < Dirksze van Schagen, met att. van Rockanje gekomen. Den 18den November 1609 werd te Brielle begraven Sybrant Pietersze Schagen. Misschien was van dezen man de geslachtsnaam Yan Schagen. / en Ariaentie Arents j. d. aldaar. Dat deze man de Meij heette, blijkt uit de Rerkeraadsacta van 3 Januarij 1616, vermeldende onder de op belijdenis aangenomen lidmaten Philip Philipse de Meije en Ariaentge Arents zijn huisvrouw, en uit een paar latere aanteekeningen. De ééne houdt in dat 14 Januarij 1074 te Brielle ondertrouwd zijn Fredrick Maertenz. Weijtsman, weduwnaar te Brielle, en Ariaentje Arents, weduwe van Philips Philipsze de Meij. De andere dat 12 November 1075 te Brielle getrouwd zijn Pieter Rijcke schipper, weduwnaar te Brielle, en Ariaentje Arens, weduwe van Philips de Meij. Op den ondertrouw van Frederick volgde dus geen huwelijk. Er staat ook opgeteekend, dat 17 Maart 1676 te Brielle getrouwd zijn Frederick Macrtensze Weijtsman wedr. en Ariaentje Tonis j.d. Als „lootsman" is Philip Philipse de Meij vermeld in een akte van 26 September 1667. Blijkens een akte van 29 Mei 1655was zijn vrouw Ariaentje Arents toen omtrent 36 jaar oud. Dat hij in 1670 nog leefde, zegt ons eene akte van 31 Mei 1670, gewagende van een huis, „staende opt evnde aen de noortsyde vant Maerlant, belent Phillips Phillipse de Meij ten westen". Den 16den Maart 1661 werd te Brielle gedoopt Joost, zoon van Harman van Bijllevelt en Jenneken de Meij. De Rerkeraadsacta van 31 Augustus 1656 noemen onder de met attestatie ingekomen lidmaten Herman van Bijlevelt met zijn huisvrouw, van \ ianen. Eene akte van 3 November 1063 bevat eene beëedigde verklaring van twee soldaten, inhoudende dat Jenneke do Meij, wonende te Brielle, is de wettige huisvrouw van Frans Pietersze van Arsouw, dat deze man met haar getrouwd is in 1662 en in Mei 1003 van Amsterdam gevaren is naar Oost-Indië, zonder eenige kinderen, bij J. de Meij verwekt, achter te laten. In 't Bodtboek, beg. 1660, blz. 141, komt J. de Meij voor als weduwe van Harman van Bijlevelt. De geslachtsnaam van dezen man kwam mij nog drie malen voor. De Rerkeraadsacta van 25 October 1078 vermelden de komst van Anthony Bilevelt „capt. lieutenant" en zijn huisvrouw met kerkelijke attestatie van Dordrecht. Den 7de» Augustus 1680 werd te Brielle begraven Aernout Bilevelt, luitenant van de compagnie van den Rommandeur Ruijtenburch. In Res. Mag. 10 Augustus 1680 heet die luitenant Antony. Men leest aldaar: ,,Is goetgevonden de 4 kinderen van Antony van Bijlevelt, in leven luitenant van de compagnie van den commandeur Ruijtenburch, binnen Dordrecht gebooren, derwaerts over te senden". Den 28*ten September 1088 werd te Brielle begraven de weduwe van Hendrick Beijlevelt. Maria de Meij, gehuwd met Christiaan Marchant (Marchand), won bij dezen man: David, gedoopt 29 Mei 1719, getuigen: Willem David Marchand en Maria Ammema; Christiaan Franck, gedoopt 28 Julij 1720, getuige: Francijntje Mijsol; Mauris (Maurits), gedoopt 16 Januarij 1724, getuigen: Maurits van Lochem, Johanna van Kuijlenburg; Francijntje, gedoopt 18 Maart 1725, getuige: Francijntje Mijssel; Maria, gedoopt 4 Julij 1727; Francijna, gedoopt 7 November 1728, getuige: Jacoba de Raad; Maria, gedoopt 15 October 1730, getuige: Maria Kerse; David, gedoopt 11 December 1731. Twee kinderen van Christiaan Marchant werden begraven 13 November 1727 en 24 November 1730 (1). Den J^en October 1719 werd te Brielle begraven Aerentie (Arendje) de Meij. Den Wen Mei 47^5 zyn te Brieile getrouwd Elizabeth de Meij j.d. en Jacobus Terwiel j.ra., beiden te Brielle. Het echtpaar won: Andries, gedoopt 31 Julij 1785, begraven 21 December 1785; Sara, gedoopt 6 Mei 1787, begraven 17 Augustus 1787. De Kerkeraadsacta van 16 Julij 1780 noemen Elizabeth de Meij, met attestatie van Geervliet te Brielle gekomen. Jacobus Terwiel werd 4 October 1799 te Brielle begraveri, oud 51 jaar, nalatende eene weduwe. Die weduwe moest onderstand hebben en de Kerkeraad schreef daarover naar Gorinchem, van waar zij met een akte van indemniteit was gekomen (Acta van 19 December 1799). In 1/92 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Leonarda Petronella de Meij (Acta van 15 April 1792); in 1793 Lucas de Meij, kapitein (Acta van 13 Januarij 1793). Den 16den Augustus 1795 zijn te Zwarte waal getrouwd David van Sina weduwnaar en LenadeMeij j.d., geboren te Rotterdam en wonende te Brielle. David van Sina, in 1787 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 15 Julij 1787), won bij Lena de Meij, volgens de Acta van '10 Julij 1786 uit Zwolle te Biielle gekomen, twee kinderen: Belia,geboren 29 October 1797, gedoopt 1 November; Jacoba Hester, geboren 29 Januarij 1800, gedoopt 31 Januarij. Zie over D. van Sina Bijvoegsel op art. XIX. Hij was een zoon van Gornelis van Sina, in 1765 te Brielle toegelaten als klein kramer in zout, zeep etc. (Res. i Mag. 30 Maart 176o), in 1786 aldaar gekozen tot raad (1) In 1763 kwamen met attestatie van Nijmegen te Brielle Christiana Teklenburg wede. Marchant, Philippus Jacobus Marchant en Johannes Marchant (Acta van 17 Julij 1763). Den 3den Junij 17/3 werd te Brielle begraven Jeanne Maria Morel, huisvrouw van Claude Marchant, nalatende een zoon. Den ; 26sten January '1812 is te Brielle gestorven Anna Maria Verspeek, vrouw van den luitenant Jan Marchand, oud 31 jaar, nalatende 4 kinderen. Den 3den October 1812 is te Brielle gestorven Isaak ( Marchant, oud 9 jaar. in het College der Magistraten, aldaar begraven 10 Junij 1796, oud 62 jaar en 4 maanden, nalatende een weduwe en twee kinderen. Hij werd geboren te Rotterdam en trouwde alsj.m. te Brielle 27 Februarij 1764 met Elisabeth van Aken, j.d. geboren te Dordrecht en wonende te Brielle. Het echtpaar won: Joost, gedoopt 1 Junij 1764; David, gedoopt 11 April 1766; Arie, gedoopt 3 Junij 1768, begraven 15 Augustus 1768; Maria, gedoopt 12 Junij 1772, begraven 9 November 1775. De eerst geboren zoon Joost (1)'werd 6 October 1783 te Brielle geadmitteerd als procureur, in 1798 als zoodanig ontzet (Res. Municipaliteit 13 Junij 1708), maar weer toegelaten 17 Junij 1804. Den 14ien October in handen van den burgemeester van Brielle. Hij bleef baljuw tot aan zijn dood. Den 53i. (6) Res. Vroedsch. 27 Dec. 1646, Res. Holl. 9 Januarij 1647, bl. 8. (7) Zijne weduwe vond ik nog vermeld in de Thesaurie-Rekening over 1668—1669, fol. 35. Swinnas als erffgenaem voor een derde part van 7000 £ in den boedel A an de weduwe van Joan Swinnnas, sijnne moeder, alsoo de resterende "/s sijn overgeschreven op sijnne broeders Johan ende Govert Swinnas, woonende tot Rotterdam etc". Evenals zijn vader werd Willem Swinnas (ook Swijnas genoemd) med. doctor en in 1647 stadsgeneesheer (1), in i65o op een tractement van 3oo car. guldens (2). Toen er den I2den April i663 een vroedschap gekozen moest worden in plaats van den overleden vroedschap Willem de Jongh, brachten de burgemeesters Willem Jorisze Laec.kencooper en Johan Iserman hunne stem uit op Willem Gans. Simon van der Poth, het oudste lid van de Vroedschap, was toen aan de beurt en hij gaf zijne stem aan Dr. Willem Swinnas. De burgemeesters en eenige andere leden van de Vroedschap herinnerden daarop dat «alsoo den Heere Bailliu in den jaere l65i den voorsz. Swinnas in cas crimineel hadde geaccuseert van seeckere ennorme ende criminele delicten ende daerover jegens hem gedaen ende genomen seeckeren criminelen eijsch ende conclusie (3), mitsdijen den voorsz. Swinnas niet en was gequalificeert ofte behoorde te werden voorgestelt, te meer alsoo de voorsz. saecke alsnoch ongedecideert was hangende, sonder hem tot noch toe van de voorsz. accusatie te hebben gesuvert." Over en weer werd over de zaak gedebatteerd en op het herhaaldelijk gedane verzoek van Van der Poth om de begonnen stemming te »doen voortgaen", verklaarden de burgemeesters en andere leden «tot soodanigen ommevrage niet te connen verstaen, maer wel off den voorsz. Swinnas bequaem ende gequalificeert behoorde geacht te werden om te mogen werden genomineert". Door Van der Poth werd daarop de «begonnen ommevrage bij der hant genomen" en met 10 stemmen werd Swinnas tot vroedschap verkozen. De baljuw, in de vergadering verschenen, werd door de burgemeesters, nadat hij door hen op de hoogte gebracht was van hetgeen zij tegen de benoeming van Swinnas hadden, dringend uitgenoodigd niet tot de beëediging van den gekozene over te gaan, maar de man gaf aan het verzoek geen gehoor. De beëediging had plaats, doch niet dan nadat de burgemeesters en andere leden geprotesteerd en «onvernoucht" de vergadering verlaten hadden. Dat zij aan hun plan, om «de saecke niet daerbij te laten berusten, maer deselve te brengen ende remonstreren daer ende soo haere E : te raden werden" zouden, gevolg gegeven hebben, (1) Res. Vroedsch. 3o April 1647. (2) Res. Vroedsch. 11 Januarij i65o. (3) In een register, waarin allerlei akten van het jaar i65r voorkomen, vindt men eenige verklaringen, waarin Dr. Willem Swinnas openbare schending van de zedelijkheid wordt te laste gelegd. Over Willem Swinnas, den geschiedkundige, vindt men in meer dan één werk bijzonderheden vermeld. ■ _ .. . V. is mij niet gebleken. Na in 1648 en i65o tot schepen J en den igdL'n Februarij l65o tot raad in het College der Magistraten gekozen te zijn, werd Swinnas een tijd lang, natuurlijk ten gevolge van hetgeen er in h l65i voor den dag was gekomen, niet geroepen een regeeringspost te bekleeden, maar in 1663 met r goeden uitslag tot vroedschap gekozen zijnde (zie de naamlijst sub n°. 87), werd hij daarna ook tot andere posten geroepen; in 1664 en daarna nog driemaal benoemde men hem tot schepen, in 1668 tot raad in het college der Magistraten. Men plaatste \ hem echter niet op den burgemeesterszetel. Toen hij in 1661 gekozen was tot oud-schepen, werd tegen die keuze geprotesteerd door den oud-burge- . meester Johan van Almonde, die op grond van het privilegie van i65i beweerde, dat Swinnas en Jacob Commersteijn, als zijnde zwagers, niet te zamen in de »schepenen banck" mochten «dienen". Daartegen werd ingebracht dat het zwagerschap had opgehouden te bestaan wegens den dood van de huisvrouw van Swinnas, Commersteijns zuster, maar Johan van Almonde en andere leden van de Vroedschap bleven van meening, dat het zitting nemen van Swinnas met het privilegie in strijd was, en de zaak werd onderworpen eerst aan het oordeel van den raadpensionaris De With en vervolgens aan het oordeel der Staten (1). Met welken uitslag, staat niet genotuleerd, doch blijkt genoegzaam uit de omstandigheid, dat de benoeming van Swinnas niet werd vernietigd« Dr. Willem Swinnas, als j. m. den 3isten Julij 1646 gehuwd met Adriana Commersteijn j. d. (2), ging in 1666 met attestatie dd. 3 Januarij naar het »Nieulant" om te trouwen met Eva Castillegos j. d., na 20 December 1665 te Brielle ondertrouwd te zijn. De kinderen, welke Swinnas bij zijne eerste vrouw kreeg, ziet men genoemd in art. XX op Adriana Commersteijn. Van 4 dochters vond ik gemeld, dat zij op belijdenis te Brielle werden aangenomen. Susanna in 1664 (Acta van 23 October), Johanna in i665 (Acta van 22 Januarij), Eva in 1673 (Acta van 27 Julij), Clara in 1683 (Acta van 29 Januarij). Den 23sten September 1668 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie dd. 14 October l)Uiten Brielle getrouwd Johanna Swinnas j. d. en Willem van Ranouw j. m., in 1669 op belijdenis aangenomen (3). Het echtpaar won : Willem, gedoopt 2 April 1669, getuigen: Willem Swinnas en Susanna Swinnas. Willem, gedoopt 5 Maart 1670, getuigen: Willem Swinnas en Susanna Massis. Adriana, gedoopt 19 Julij 1672, getuigen: Mi. acob Commersteijn en Mevrouw Heijlida bchron eling. . T Willem, gedoopt 6 Augustus 1673, getuigen: Jo- an Swinnas en Jonkh. "Willem van Treslongh. Andreas, gedoopt 28 November 1674» getuigen. nr. Jacob Commersteijn en Mevrouw Heijlida >chrobbelirg. . Jan, gedoopt 25 Maart 1676, getuigen: Michiel Villemsze (1) en Eva Swinnas. Henrick, gedoopt 18 April 1677, getuigen: Wol)hert van Slingerlant en juffr. Cornelia Hoeck- ïvater. . Isaac, gedoopt 6 November 1678, getuigen: Mr. facob Commersteijn en zijn huisvrouw Maria Bo- cardus. , Te Brielle werden begraven 10 October 1079 de huisvrouw van den schout Willem van Ranouw, <78 December 1679 de schout zelf, en twee kinderen van hem 3 Mei 1680 en i5 Februarij 1682. Den 25sten Augustus 1677 zijn te Bnelle getrouwd Eva Swinnas j. d. en Cornelis Jansze Decker j.m. Het echtpaar won : Willem, gedoopt 10 September 1677, getuigen: Willem van Ranouw en Johanna Swinnas; Jan, gedoopt 28 April 1679, getuigen: jacob Tansze Cloosterweght en Maertje Vredenckx Clara Swinnas (Swijnas) is als j. d. 3 Octobei 1694 ondertrouwd en met attestatie van 17 Octo ber buiten Brielle getrouwd met Jacobus 't Jongh weduwenaar. Het echtpaar won : Adriana, geJ°°P 6 Tanuarij 1696, getuigen: Willem Swijnas en Man; Swijnas; Pieter, gedoopt 28 April 1697, getuige Susannetje 't Jong; Willem, gedoopt 8 Maart 1699 getuigen: Willem Swinnas en Mevrouw «Maria Bocai dus gesegt Commersteijn"; Adriana, gedoopt 6 Jun 1700, getuigen: Willem Swinnas en Mevrouw Mari Commersteijn; Willem, gedoopt 21 Mei 1702, ge tuiden- Willem en Maria Swinnas. Den 12 Jul 17S2 is de moeder begraven, 24 October 1704 ee kind van Jacobus't Jongh, den 28^ Februarij| 171 Jacobus 't Jongh, «mr. backer". — Den 27 Api 1686 zijn getrouwd Jacobus 't Jongh j. ri en Gerbij Stedehouwer (Geertje Michiels Sted houders). Uit dit huwelijk : Michiel, gedoopt ; Augustus 1687, getuigen: Adnaen van Andel, Ja netje van Andel; Michiel, gedoopt 26 September 168 getuigen: Adriaan van Andel en Janneken Hag (x) Zie Ress. Vroedschap 1 en 27 October, 10, 12 en 16 November, 3o December x665. . (2) De echtelieden werden in 1647 aangenomen op belijdenis. z.ie Acta van 1 Maart 1647. (3) Acta van 24 Januarij. m Uit eene akte van i5 December 1672 blijkt, dat Michiel WiUemsze van Ranouw de vader was van Willemen Johannes van Ranouw. dooptHx^Mei^i^S^gefui^en0^Michiel^en^Dma Ranouw. Den iSden tadoS6 leiTprr^rs doopt 10 M ' Willem van Ranouw en Johanna Swinnas. Twee ÏMfÜTS,p„ib«r en 5 Oo,ob„ ,679. Maertje Jacobs Arckenbout en de secretaris Hoijer ; Johannes, gedoopt 26 Maart 1673, getuigen: Pieternelleke Venlo en kapt. Carel van Heltrich ; Claertje, gedoopt 14Julij 1676(1), getuigen: Hendrick van Eeck en Cornelia van der Noordt. In 1680 werd Jacob van Aller aangesteld tot stadhouder (Res. Vroedschap 4 September 1680) en 23 Februarij 1681 werd hij begraven. Den i5den Augustus l683 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Oostvoorne getrouwd Cornelia Venloo wede. en Jan van der Poel j. m., wonende onder Oostvoorne. De Acta van 26 April l685 vermelden Jan van der Poel, als ingekomen van Oostvoorne met attestatie. Den 21sten November 1690 zijn te Brielle getrouwd Willem Natris, weduwnaar (2), en Cornelia Venlo weduwe. Lijsbet Venlo, in 1691 op belijdenis aangenomen (3), is 18 Augustus 1669 als j. d. te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 1 September buiten Brielle getrouwd met Carel van Heltrich »corporael". Den I2den April 1694 zijn te Brielle getrouwd Pieter Wackens wedr. (4) en Lijsbet Venlo weduwe. Den 4den Oct. 1711 is te Brielle begraven Lijsbet Venlo. In 1676 werd op belijdenis aangenomen Elias Venlo (5). Dezen Elias vond ik nog vermeld in de Thesaurie-Rekening over 1692—1693, fol. 33 verso : «Betaelt Elias Venlo een jaer interest etc." 2°. Neeltge Elias Venlo j. d. is 28 September 1642 ondertrouwd en met attestatie van 10 October te Tricht getrouwd met Jan Huibrechtsen van Duijvenvoorde, weduwnaar, welke man veelal Van Dij voorden genoemd is en vroedschap werd. Zie op Van Divoorden. 3°. Helena Elias Venlo j. d. is 29 Januarij 1647 te Brielle getrouwd met den weduwnaar Simon Jansze van Vorsten (6). In de Thesaurie-Rekening over 1678 —1679 is fol. 42 sprake van »Simon van Vorstens kinderen." Behalve de genoemde vond ik nog de volgende personen met den naam Venlo of Van Venlo. In Mei i6o3 zijn te Brielle getrouwd Aren Pietersze j. m. en Maritghe Jacobs Venlo, weduwe van Jan van Gellinchuijsen. (ij Clara van Allen in 1696 op belijdenis aangenomen, Acta van 3o Maart 1696. (2) Den 12den December 1666 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Oostvoorne getrouwd Willem Huijgensze Natris, j. m. van Oostvoorne, en Tanneken Arents , weduwe van Jan Cornelisze Houvast. Den 5dPn October 1681 zijr te Brielle ondertrouwd Willem Natris, weduwnaar, wonende onder den banne van Rugge, en Elisabeth van der Wiel j. d. Den 3isten Julij 1712 werd Willem Huijge Natris begraven. (3) Acta van 25 Januarij 1691. (4) Den 21 sten Augustus 1693 is begraven de vrouw van Pieter Wackens, wever. (5) Acta van 23 April 1676. (6) Den 24®'™ November 1643 trad hij als j. m. in den echt met Ariaentge Pieters j.d. Den 29stcn September l653 zijn te Brielle getrouwd Jan Denijsze van Venlo, weduwnaar te Oudenhoorn, en Pietertje Claes van Heenvliet, weduwe van Henrick Jansze, wonende te Brielle. In eene aanteekening van 1660 (Bodtboeck, begonnen 1660, pag. 24) is sprake van een huis, laatst in 't bezit van Jan Denisze Venlo, door zijne erfgenamen verkocht en gekocht door Huibrccht Huibrechtsze Meul, schoonzoon en erfgenaam nomine uxoris van Pietertje Claes wede. van Jan Denisze. In hetzelfde Bodtboeck, pag. i5g, komt eene aanteekening van i663 voor, aldus beginnende: «Alsulcken huijs ende erve als de Heer Joan Venlo, vroetschap deser stede als testamentaire voocht over de onmondige erffgenamen van Jan Denissen van Venlo etc." In eene akte van 9 Junij 1667 vindt men als gemachtigden van de comparante, »joffr. Anna van Lemge, wede. van Jonck. Lodewijck van Mierop, in sijn leven vendrich etc.", genoemd »Joffr. Ida van Weideren, huijsvrouw van den Heer Hendrick Tamerlingh, burghemeester der stadt Dousburgh, ende joffr. Judich Tamerlingh, haer comparants broeder ende suster respective, wed6, vanjoncheer Herman van Venlo." De Iverkeraadsacta van 16 October 1746 noemen Ariaentje van Venlo, met attestatie gekomen van Nieuwenhoorn. Den iodcn April 1794 is te Brielle gestorven Adriana Venlo, meerderjarige jonge dochter. Eene obligatie, die zij naliet, kwam aan »susters kinderen." Van Jacob Vendeloo of Vendelo werden gedoopt: Janneken 28 Junij 1647, getuige: Jan Lije; Jacob 3o Jan. l65o (1), getuige: Jannetje Baerents; Jannetjen 26 Julij i65i, getuige : Jannetje Beernts. (2) Daar in plaats van Venlo wel Vendelo voorkomt, zal ook deze Jacob wel tot het geslacht Venlo hebben behoord. XXXVIII. VAN DIVOORDEN. In mijne aanteekeningen over Taerling, art. XII, heb ik medegedeeld dat in 1602 zijn getrouwd Hubrec.ht van Dieuvoorden en Roosgen Govers, dat de naam van dezen man ook geschreven is Duvoorden, Van Duvenvoorde, VanDyvenvoorde en Van Dyvoort, en dat van het echtpaar 4 kinderen vermeld zijn, Stoftel, gedoopt in l6o3, Annetge, gedoopt in l6o5, Cornelis, gedoopt in 1606 en nog een Cornelis, ged. in 1607. Het doopregister van de jaren 1608—1616 (1) In de aanteekening van dezen doop is als moeder genoemd Lijsbeth Rheijns. (2) In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Elisabet Rijst. i mt ontbreekt en in dat van de jaren i 616—1623 leest men, dat Hubrecht van Dievoort (van Dievoorden) bij Lisebet of Betjen van Hulsen (Hulssen) kreeg: een ongenoemd kind, gedoopt 25 Dec. 1616, getuigen: Gerrit Adriaensze Meeuwesteijn, CornelisWillemsze; Elisabeth, gedoopt 3o Oct. 1619, getuigen: Willem van Hulsen, Lenaert Stoffelsze, Lijntjen Cornelis, Tanneken Boogaerts; Margarita, gedoopt 17 April 1622. In eene akte van 12 April i633 leest men van «Huijbrecht Stoffelsze van Divoort, backer binnen deser stede (Brielle), out omtrent 66 jaren." Eene akte van 6 Julij 1637 noemt Hubrecht van Duvoirden gemachtigde van Maerten Gisbrechts te Dellt, administreerende voogd van de twee weeskinderen van Cornelis Woutersze Bijl en Leentge Thonis dr. (1) Den 28sten Maart 1634 zijn te Brielle getrouwd Stoffel Hubrechtsze van Divoorde j. m. en Grietje Jacobs van Hulsden j. d. Blijkens eene akte van 6 Februarij 1636 was Stoffel Hubrechtsze van Duvoorden toen 33 jaar oud. Den i8den Aug. 1637 zijn te Brielle getrouwd Margarita van Hulsden, wed®, van Christoffel Hubrechtsze van Divoorden , en Bertholemeus Schaets , predikant te «Tricht int Graefschap van Buyren," weduwnaar (2). Dat Hubrecht van Divoorden ook een zoon Jan kreeg, zegt ons de naamlijst der Vroedschappen, die sub n°, 76 Jan Hubrechtsze van Divoorden vermeldt. In 1655, i656, 1658, i65g, 1661, 1662, 1664 en l665 werd deze Jan gekozen tot schepen, in i663 tot raad in het College der Magistraten, in 1649 tot diaken (Acta van 10 Oct. 1649). Uit akten van 21 Maart 1644 (3) en 14 Maart l653 is mij gebleken, dat hij evenals zijn vader bakker was. Den 27sten Nov. l656 werd hij in plaats van Quirijn Quirijnsze door de Vroedschap gecommitteerd »tot servijsmeester." In de Trouwregisters vindt men, dat Jan Huijbrechts van Duijvoorden j. m. 2 Augustus 1639 getrouwd is met Grietje Jans j. d.; dat Jan Huijbrechtsze van Duvenvoorden, wedr., 1 Oct. 1641 getrouwd is met Maria Anthonis j. d.; dat Jan Hubrechtsze van Duivenvoorde, wedr., 28 Sept. 1642 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 10 Oct. te Tricht getrouwd is met Neeltge Elias Venlo j. d.; en dat 15 Sept. 1648 te Brielle getrouwd zijn Jan Hubrechtsze van Duvoirde, wedr., en Neeltge Pieters Clooster j. d. Men ziet uit deze opgaven, dat ook de naam van den Vroed- (1) Hubrecht van Dijvenvoorde en Leuntge Dirricx dr. waren 28 Mei 1606 getuigen bij den doop van Lysbeth, dochter van Rogier van Torre en Juliaene Jans. In Ress. van 9 en 14 Nov. 1626 is sprake van Rogier van den Torre »nachtwaecker." (2) Gedeon Berthelmeesze Schaets j. m. kwam in i63o uit Den Haag met attestatie te Brielle (Acta van 2 Mei). Den 5den Nov. 1634 zijn te Brielle getrouwd Gedeon Schaets j. m. ten huize van den commandeur Treslong, en Annetjen Reijniers j. d. mede aldaar wonende. — In 1663 zijn te Brielle gekomen met attestatie uit Dordrecht David Davidsze van der Schaets en zijn huisvrouw Grietje Hendriks. (3) In deze akte wordt Matheus Harmensze Schol genoemd borg voor Jan Huijbrechtsze Duvoorden «backer." schap op verschillende wijzen geschreven is. In de doopregisters heet hij veelal Van Dij voort ofDivooid, elders Van Dijvoorden of Van Divoorden. Bij zijne 4de huisvrouw, Neeltje (een enkelen keer Nelletje genoemd (1)) Pieters Clooster won hij: Pieter, gedoopt 5 Februarij i65o, getuigen: Corstiaen Clooster, Arien Clooster en Maertje Everts; Elisabeth, gedoopt 11 Februarij l653, getuigen : Glaude van Dijvoort en zijne huisvrouw; Christoffel, gedoopt 29 Mei 1655, getuige: Maijken Rijcke; Jacobus, gedoopt 2 April i657, getuige : Maertge Pieters; Tobias, gedoopt 18 Jan. 1660, getuigen: Reijer van den Burch (Berch?) en Claertjen van Hulsen; Gloudij, gedoopt 10 Nov. 1662, getuigen: Mr. Casper Cleuterbeeck (Clotterbooke) en Ariaentje Joris; Gloudij, gedoopt 24 Nov. 1664, getuigen : Jan Venloo en Eva van Couwenhoven. Dat Jan Hubrechtsze ook bij zijne 3de huisvrouw kinderen won, zegt ons eene akte van 6 Maart 1648, waarin Huygh Cornelisze Natris, schepen van Oostvoorne, bekent schuldig te zijn aan de «twee naergelaten weeskinderen van Neeltgen Elias dr., daer vader van is Jan Huijbrechtsze van Divoorden etc. Dat de vader vóór 16 Febr. 1666 stierf, blijkt uit eene Magistraatsresolutie van dien datum. Eene akte van 7 Julij 1667 begint aldus : «Compareerde Willem Hoijer, ondersecretaris deser stede, als testamentaire ende administrerende voocht van de kinderen van Johan van Dijvoort, vervangende in desen de Heer Mr. Caspar Clotterboocke, mede testamentaire voocht van de voorsz. kinderen etc. Als doopgetuige is vermeld Glaude van Dijvoort. Dat deze man, ook Glaudij, Gloudij en Gloude genoemd, een broeder van Jan Hubrechtsze was, zegt ons o. a. bl. 170 van het Bodtboeck, begonnen 1641, waar men in eene aanteekening van het jaar 1644 leest van een huis, gekocht door Jan Hubrechtsze van Duvoorden, laatstelijk in bezit van Huijbrecht van Duvoort en nu verkocht ,,bij Gloudi van Duvoort sijnen soone". In de Kerkeraadsacta van 28 December 1649 staat onder de met attestatie overgekomen personen vermeld Glaude van Dijvoorde, van Zierikzee. Bij Maria (Maijken) Rijcke won Glaudij van Dijvoort : Lijsbeth, gedoopt 3l Julij 165o, getuigen: Jan Hubrechtsze van Dijvoort en Neeltje Pieters; Maria, gedoopt 13 Augustus i652, getuigen: Govert en Heijltje Rijcke; Grietje, «gedoopt 1 Januarij 1654, getuigen: Andries Willemsze Seem en Hendrick Aerst; Lijsbet, gedoopt 23 Januarij i656, getuige : Neeltje Pieters. Den I7den September 1656 zijn te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 9 October te Rotteidam getrouwd Glaudy Hubrechtsze van Dijvooiden en Katilijntje (Catrina) Melis j. d. te Rotterdam. (1) Misschien is deze vrouw bedoeld, als men leest, dat 3o Sept. i652 bij den doop van Nicolaes, zoon van Dr. Nicolaes Bogaert, ' getuige was juffr. Pitronella van Dijvoort. Het echtpaar won: Elisabeth, gedoopt 14 Aug. 1657, getuigen : Neeltje Pieters en Jan van Dijvoort. In eene aanteekening van 10 Nov. 1667 (Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 658) komt Johan van Divoorden voor als kooper van een huis, laatstelijk in bezit van Glaudij van Dijvoort, «ende alsnu bij Willem Hoijer, ondersecretaris deser stede, als wettich gestelde curateur in desselfs naergelaten boedel vercocht." De Rekening der St. Catharina-kerk, loopende van 1 Nov. 1657 — 3i Oct. i658, vermeldt Glaudij niet onder de begraven personen; hij moet dus reeds vóór 1 Nov. 1657 gestorven zijn. Naar aanleiding van de omstandigheid dat men in plaats van Van Divoorden meer dan eens Van Duvenvoorden of Van Duijvenvoorden geschreven vindt, wil ik hier nog vermelden, dat in de i6de eeuw de naam Van Duvenvoorde te Brielle niet vreemd was. In de eerste helft dier eeuw behoorde Cornelis van Duvenvoirde tot de regeeringspersonen. Den 8stai Aug. i539 en den 3(ien Januarij 1544 was hij raad (1), den 28slen Julij 1540 schepen (2), den 3osten Dec. 1540 en den 29s,en Oct. 1544 burgemeester (3). In de aanteekening, waarmede het eerste Memoriaelboek van Den Briel geopend wordt en welke dagteekent van 19 Aug. 1543, komt Cornelis van Duvenvoorde voor als «gedeputeerde van tgemeen landt van Voorne." In de Rekening der St. Catharina-kerk, loopende van «derthiendach 1534 — derthienavont i535," vindt men fol. 4 de posten: «Van Cornelis van Duvenvoirdens kints sepulture ende groote clocke IX sc. gr. — Van des voorsz. Cornelis van Duvoirdens huijsvr. sepulture, testament ende groote clocke XX sc. gr." — Ook elders leest men Van Duvoorde in plaats van Van Duvenvoorde. In de Rekening der St. Cath. kerk, loopende van «derthiendach i525—derthienavont i52ö, staat fol. 4 verso de post: «Van Cornelis van Duvoordes kints sepulture ende groote clocke 9 sc. Sr- De Rek. dierzelfde kerk over 1529 — i53o heeft een gelijkluidenden post. — In de Thesaurie-Rekeningen over 1532 —1533 en i533—1534 wordt fol. 3 verso gesproken van Cornelis van Duvoorde «heilighe gheestmeester van den heiligen gheest te Brielle." In eene Resolutie van i5 Dec. i55g is sprake van het «slop bij Duvenvords weduwe." Enkele Rekeningen (4) zijn ter plaatse, waar de Secretaris der stad zijn naam placht te zetten, geteekend door Duvenvoirde. Op grond daarvan mee- (1) Rek. St. Pieterskerk over i538—153g, fol. 10 verso, over 1541—1542, fol. 14 verso. (2) Rek. St. Pieterskerk over i53g—1540, fol. 10 verso. (3) Rek. St. Catharina-kerk over 1539—1540, fol. 17; Rek. Oude Mannenhuis over 1543—1544, fol. 7- (4) O. a. de Rekening van den H. Geest te Brielle over i53o— i53l, Rek. St. Catharina-kerk over 1533—i534, Rek. St. Pieterskerk over 1537—1538. nen wij te mogen zeggen, dat Cornelis van Duvenvoirde een' korten tijd als secretaris heeft gefungeerd. Inge van Duvenvoorde vond ik tweemaal vermeld, eens in vereeniging met haren zoon Adriaen. Rekening van den burgemeester-thesaurier over i558 — i559, blz. 88: «Betaelt Ambrosius Pietersze van de welle schoon te maicken bij Inge van Duvenvoorde etc." Eene aanteekening in het eerste Memoriaelboek luidt: «Up huyden deesen 24°" Octobris anno i56i syn gecommitteert by den nyeuwen gerechte Leenart Ariaensze jonge coeman ende Cornelis Heynricxze raedt, ornrne in den Hage te treeken ende met der stede advocaet te consuleren angaende dat het Hoff gecommitteert heeft de weesmeesters deeser stede tot die voichdie van Inge van Duvenvoirde ende Adriaen van Duvenvoirde, haer zoen, omme te ageren jegens Bouwen Lambrechtsze cum sociis, omme in wat manieren zvluyden die zelve voichdie souden moegen refuteren." Jhr. Jan of Johan van Duvenvoirde, niet te verwarren met zijn' bekenden naamgenoot, die bij het beleg van Haarlem werd gevangen genomen en om het leven gebracht (1), vond ik als »rentmeester generael slants van Voerne" vermeld in verschillende resoluties ; de eerste dateert van 24 Jan. i562 (2). Vóór hem was Jan van Kerkwerve rentmeestergeneraal en uit de vermelde resolutie blijkt, dat Jan van Duvenvoirde de onmiddellijke opvolger was van Jan van Kerkwerve. In i568 werd hij schout. In het 2dc Memoriaelboek, blz. 4 verso, leest men: »Up huyden den 22en Mey i568 heeft Joncheer Johan van Duvenvoirde, rentmeester generael van des Co. Mat,s domeijnen van den lande van Voorne, aen handen van Jan Pietersze, burgemeester der stede van den Brielle, den behoorlicken eedt gedaen vant Schoudtambacht der stede van den Brielle naer voorgaende presentacie vuyt crachte ende exhibitie van zekere sentencie van den Hove van Hollandt, gepronunchieert upten lesten Juny a°. i56/, ende andere sentencie confirmatoir van den grooten Raide tot Mechelen, gepronunchieert upten i5en dach van Meye a°. i568, naer voorgaende consultacie, bij die van den gerechte daerup gehouden." In 1570 kreeg hij eene nieuwe betrekking. BI. ig van hetzelfde Memoriaelboek staat: «Alzoe die van de Finantie tot Brussel die van de Rekeninge alhier in den Hage by zekere missive van date den 3e" deser jegenwoordiger maent scryven, dat Joos van de Werve tofficie van tbailliuschap van den Briel nvet meer en begeert te bedienen op die oude pacht, noch op rekeninge, zulex hy tot der expiratie deszelfis gedaen heeft, dat daerom die van de Rekeninge voorsz. (1) Wagenaar, Deel VI, blz. 431. (2) Zie ook Ress. 27 Junij en 9 Oct. i562, 3i Mei 1567, i5 Nov. souden sven over te commen mit yemant anders, daertoe nut, bequaem ende van Catholycken leven wesende, die tzclve offitie bij provisie op die conditiën als die voorsz. }oos tzelffde bedient heeft, soude willen annemen te bedienen, cnde dat die van den Rade ende van Hollant hem daertoe souden committeren by acte: soe ist dat die van den Raede voorsz., gesicn hebbende die voorsz. missive van die van der Finantie,'by provisie gecommitteert hebben ende committeren mits desen Jan van Duvenvoirde, rentmeester slantz van Voorne, omme die voorsz. offitien van Bailliuschap ende Opperdyckgraeffschap te bedienen op zulcken pacht ende conditiën als Joos van de Werve tzelve offitie tot noch toe bedient heeft gehadt, ende dat ter tyt cnde wylen toe andere behoerlycke brieven van commissie by die van de Finantie voorsz. gedepescheert sullen wesen ; ende zal die voorsz. Rentmeester gehouden wesen te doen den behoerlycken eedt in desen gerequireert, ende dat in handen van de Rekeninge voorsz. Gedaen in den Hage den ncn Augusti l5jo. . . Op huyden den i6cn Augusti 1570 soe heeft Joncheer Jan van Duvenvoorde den behoirlycken eedt opt bedienen cnde exerceren van de staeten ende officien van bailliu ende opperdijcgrave van den Brielle ende slants van Voorne by provisie, ende dat aen handen van de luyden van de Rekeninge des Conincx in den Haghe etc. — Up huyden soe heeft Joncheer Johan van Duvenvoirde zijnen behoerlicken eedt gedaen upt bedienen van den staet van de bailliu ende dyckgraefschap van den Brielle ende slants van Voorne... ende dat bij provisie, aen handen van de burgemeesters, oudt ende nyeuw Gerechte der voorsz. stede van den Brielle up den 2 3cn Septembris i5"o." De betrekkingen van rentmeester generaal (i) en baljuw bekleedde Jan van Duvenvoirde tot aan zijn' dood, welke plaats moet gehad hebben vóór 9 Maart op welken dag Willem van Treslong baljuw was (2). In 1579 richtten de erfgenamen van Jhr. Johan van Duvenvoirde zich tot de Staten van Holland met het verzoek om remboursement van f. óooo, den rentmeester «ten tijde van den graeff van der Mark uijt desselfs comtoir affhandig gemaakt" (Res. Holl. 17 Oct. 1579, blz. 244). Op blz. 115 van het oudste Bodtboeck wordt Jhr. Dirick van der Laen genoemd «eenich erffgenaem van Joncheer Jan van Duvenvoirde, in zijn leven rentmeester van Voorne." Jan van Duvenvoirde was gehuwd met Jenne van Kerkwerve. Jan Kluit schreef in de vorige eeuw: «op de grafzerk, daar Jan van Duvenvoorde (en waarschijnlijk ook zijn vrouw) in begraven legt, worden heden nog beide (1) Als rentmeester-generaal van Voorne komt hij nog voor in de Rekening van den H. Geest te Brielle, over 1574—1575, fol. 7 verso. (2) Als baljuw van Brielle is Willem van Treslong vermeld in Res. Holl. i3 Sept. 1574, blz. 90. — Zie voorts wat ik schreef '\n Bijdragen van Nijhoff en Fruin, Reeks III, Deel II, blz. 195— 197. I de wapens van Duivenvoorden en Kerkwerve op gegraveert of uitgehouden gevonden." In 1576 werd tot baljuw van Den Briel aangesteld Jhr. Johan van Woerden, Heere tot Vliet, die gehuwd was met Jonkvrouwe Maria van Duvenvoir- • de. Over dit echtpaar deelde ik bijzonderheden mede in de Bijdragen van Nijhofif en Fruin, Reeks III, Deel li, bl. i52—i59, 175 — 179. In plaats van Van Woerden werd in i583 tot baljuw aangesteld Jhr. Dirik van Duvenvoirde, zoon van Dirk van Duvenvoirde, een jongeren broeder van den vermelden Jan van Duvenvoirde. Den 2os,en Mei i583 werd hij tot die betrekking benoemd (1), den 28sten Mei deed hij den «behoorlicken eedt aen handen van de luijden van de reeckeninge in Hollandt", den lstcn Junij «in handen van Cornelis Adriaensze burgemeester." In Res. Holl. Sept. i593, blz. 143, is sprake van eene nominatie tot het baljuwschap van Den Briel. Die nominatie moest worden gemaakt, daar Dirk van Duvenvoirde overleden was (2). Eene aanteekening van 3 April 1609 , voorkomende in het 4de Mcmoriaelboek, blz. 148, luidt: «Burgemeesteren ende Regeerders der stede, gedelibereert hebbende opt versoeck van jofvre Angnieta Tseraets, wede. wijlen van Jr. Willem van Nieulandt, Heere tot Aertsburch, drossert van Goijlandt, omme wederomme gestelt te worden in de possessie ende tgebruijck van haer graft in St. Catharinen kereke, daerinne haren eersten sa : man Jo : Dirck van Duvenvoorden, in sijn leven Bailliu etc., leijt begraven etc." (3) Jan Kluit, die op het eind der vorige eeuw leefde, schreef van Dirk van Duvenvoirde: «wordende zijn wapen, benevens een vierkant borretie tans nog gevonden in de Kath. kerk tegen de muur aan de oostzijde naast het noorderpandt." In eene resolutie van 10 Nov. i582 is sprake van de «compaengie van Duvenvoorde." Eene resolutie van 20 Sept. i583 luidt: «Up huijden soe hebben die burgemeesters ende regierders, oudt ende nyeuw gerechte der stede van den Bryelle geaccordeert Joncheer Arent Heere van Duvenvoorde, Colonel, vrijdom ende exemtie, alleenlicke voor hem ende zijne familie, van de wijnexcijs deser stede etc." Van dezen jonkheer Arendt is ook sprake in de Kerkeraadsacta van 10 Sept. i583. In de Kerkeraadsacta van 8 Julij l586 is vermeld als ingekomen met attestatie uit Den Haag Anna van Dievenvoorde, weduwe van Coningen. Cx) De akte van commissie wordt in haar geheel gevonden in het 3de Memoriaelboek, blz. i36 en 137. — Zie ook Ress. Holl. 19 April i583, blz. io5, 11 Mei i583, blz. i5o, 3o Sept. 1583, blz. 387. (2) Eene aanteekening van Maart 1594 (Bodtboeck, begonnen 1592, blz. 27) spreekt ook van Jonkhr. Dirrick van Duvenvoorde in leven baljuw. (3) Zie Bijdragen van Nijhoff en Fruin, Reeks III, Deel II, blz. 201. Toen Jonkheer Carel van Mathenesse, in leven «ruwaert ende bailliu van Geervliet ende den lande van Putten," gestorven was, en er eene nominatie voor die vacante betrekking moest worden gemaakt, ontvingen de Burgemeesters en Regeerders van Brielle een' brief, geteekend door «De Wassenaer et Duvenvoirde" en geschreven «op den huijse van Warmont »den 24sten Nov. 1025 ter aanbeveling van den Heere van Woude, broeder van den Schrijver. Om die aanbeveling ingang te doen vinden, beriep de Schrijver zich op de goede, lange en getrouwe diensten door zijn vader, den Heere van Warmont. den lande in zijn leven «in ve.rscheijden qualiteijten gedaen." De brief berust nog in t archief der Gemeente Brielle. Over Van Wassenaar Heer van Duivenvoorde zie men op Van Wassenaar. XXXIX. DE GERBODE. Matheus de Gerbode (ook genoemd De Geerbode en Gerebode), in i5g8 te Brielle toegelaten tot het avondmaal (Acta van 7 Julij 1098), was blijkens eene akte van 3o Januarij i63o toen 64 jaren oud. (1) Den igden Januarij i5gg deed hij te Brielle den eed als poorter. Te 's Gravenhage trouwde hij als j. m. met Maritgen (ook Maijke genoemd) Jans dr. j. d. wonende aldaar (2), na 17 April i5g4 ondertrouwd te zijn te Brielle, zijne woonplaats. Het echtpaar won: Anna, gedoopt g Julij i5g5, getuigen: de rentmeester Willem Gans, jufvr. Anna van Valckesteijn; Nicolaes, gedoopt 17 Mei i5g8, getuige: Pieter Jacobsze; Nicolaes, gedoopt 25 Sept. i6o3, getuigen: Pieter Jansze van Dordrecht, jufvr. Anna Valckestein en jufvr. Gans; Dirrick, gedoopt 14 Oct. l6o5 ; Giellis, gedoopt 3o Nov. 1607, getuige: Lijsbeth Adriaens . Den 24st(;n Mei i5g8 werd een kind van Matheus de Gerbode begraven, hij zelf 22 Nov, 1637. Den iiden Sept. 1620 leefde zijne vrouw nog, blijkens het doopregister, hetwelk vermeldt, dat Maijken Jans de Geerbode op dien dag getuige was bij den doop van Sara, dochter van Abraham Gerritsze zeeman en Maritjen \\ illems dr. (3). In l5g4 fungeerde hij als «deurwaerder van den Comptoire van den Rentmeester van Brielle ende Voorne", en op zijn verzoek werd hij toen door de Staten van Holland «mede ghecommitteert als deurwaerder van den Comptoire van des ghemeene Lands imposten en verpondingen over den (1) Volgens eene aanteekening van 1 3 Febr. 1619 had hij toen den 55 jarigen leeftijd bereikt. (2) In i5gg werd zij te Brielle toegelaten tot het avondmaal, Acta van 4 Mei 15gg. (3) Den 5 Sept. l65i). In i632 werd hij op belijdenis aangenomen tot lidmaat der Herv. Gemeente te Brielle (Acta Sept. i632). Den 3den Mei l658 is hij gestorven. Bij opening van zijn testament bleek, volgens eene akte \an 11 Mei 1658, dat zijne huisvrouw zijne universeele erfgename was. Die huisvrouw was Maria van Stepraedt, ook genoemd ^Iaria \an Stipraet (akten \an 2 Aug. 1655 en 11 Mei i658), Maria Staprade (g) (1) Res Holl. 18 Nov. 1594, blz. 487. In deze Res. heet hij Mathijs de Geerboode. Zie ook Ress. Mag. 21 Januarij i595, 26 Junij 1599. (2) Res. Holl. 3o Juni] 1601, blz. 254. (3j Acta van 10 Oct. 1601. (4) Acta van 28 Julij, 20 en 27 Aug., 7, 17. 24 en 29 Sept., 10, 13 17 en 3i Oct., 4 Nov., 10 en 29 Dec. 1604, 7 Januarij, 1 Mei, 24 Junij, 19 en 26 Aug., 9 en 3o Sept., 16 en 21 Oct., 2, 20 en 23 Nov. i6o5, 1 Febr., 20 Apr., 26 Mei, en 4 Juli] 1606. (5) Res. 2 Oct. 1604. (6) Res. Vroedsch. 5 Dec. i65i. (7) Res. Holl. 16 Maart i656, blz. 62; Res. Vroedsch. 6 Mei 1658. (8) Res. Holl. 3 Oct. i654. (9) Thes. Rek. over 1639—1640, bl. i3. en Maria Steprade (i). De Kerkeraadsacta van 28 Junij l635 vermelden haar als ingekomen met attestatie van Den Haag; die van 1 Januarij 1637 zeggen, dat zij uit Heusden met attestatie gekomen was. Den 22sten April 1648 trouwde zij te Brielle met Mr. Gillis de Geerbode. In de doopregisters staat zij niet als moeder, maar alleen als doopgetuige vermeld (2). Volgens eene procuratie van 11 Februarij 1676 was zij toen nog in leven ; in eene Vroedschapsresolutie van 28 Dec. 1677 is sprake van eene obligatie van f. 1000, door haar gelegateerd aan het gasthuis en het vrouwenhuis te Brielle. In het Brielsche gemeente-archief berust een extract uit haar den i3den Nov. 1667 gemaakt testament, gedateerd 10 Aug. 1677. Zij zal dus vóór 10 Aug. 1677 gestorven zijn. Dat extract geeft het volgende te lezen: «Sijnde verders mijnne intentie, dat mijne geinstijtueerde erffgenaem, ofte sijne descendenten, gehouden sal sijn alle jare uittereijcken aen het weeshuijs der stadt Briele de intresse van 35oo car. guldens capitael, soo veel als de comptoiren betalen, ofte in cas den voorsz. erffgenaem, ofte sijne descendenten, quame te versterven ofte vertrecken, ende dat sulcx het hem ongelegen was, om de voorsz. intressen te voldoen, oft oock tot decadentie quame, soo sullen alsdan deselve 35oo guldens aent selve huijs moeten werden opgeleijt ende betaelt, waertoe de obligatien, die ick op de stadt Briell ben hebbende, geimploijeert sullen werden, ende midts desen daervoor blijven verbonden, onder expresse conditie van dat hetselve legaet noijt in het weeshuijs sal mogen werden afgelost ende gesmolten, maer altoos voor het voorsz. godtshuijs sal moeten blijven staen... en dat de intressen daervan op mijnen naem altijts in de weeshuijs-rekeningh sullen werden verantwoort, op peijne van anders bewesen werdende, dat hetselve wederom sal comen te vervallen op mijn geinstitueerden erffgenaem ofte sijnne descendenten ; recommanderende oock de Heeren Regenten van het voorsz. weeshuijs, dat sij alle jare op den 22 April, sijnde mijnen troudagh, voor de voorsz. intressen voor de weeskinderen sullen koopen en doen prepareren een goet, vet kalff, en voor ijder kint een stuijvers wittebroot, ende voorts den geheelen dagh een speeldach ; noch legatere ick onder conditie ende expresse stijpulatie ende peijnen voorsz. aen het Gasthuijs deser stede een somme van 600 guldens, aen het oud-Vrouwenhuijs 1400 gulden, en aen de Diaconij der Gereformeerde kercke der voorsz. stadt 1000 car. guldens, van welck den intresse mede op mijnen (1) Acta 28 Junij i635. (2) Den i5dcn Nov. i658 was zij getuige bij den doop van een kind van Willem Hoijer en Lijsbet Gerrits; 4 Nov. 1668 bij den doop van een kind van Ds. Antonius van Oostrum en Adriana van der Does; 21 April 1675 bij den doop van een kind van den Waalschen predikant Jaques Artopé en Anne Catherine des Marets. Zie over dit echtpaar hetgeen ik schreef in het Bulletin de la Commission pour 1'Histoire des Eglises Wallonnes vol. I. p. 173. naem sullen moeten werden verantwoort op peijne als voren, ende dat van de intressen van het legaet vant Vrouwenhuijs de oude vrouwen mede alle jare, op den voorsz. 22 April, een vrolijcke maeltijt sullen moeten hebben, ende dat het legaet van de Diaconije deselve aen geit op mijn overlijden sal moeten werden gegeven. Is verders mijn begeren, dat aen de kercke der stadt Brielle sal werden gegeven en vereert een silver brootschotel ter waerdije van 25o guldens, die mijn erftgenaem op mijn overlijden sal laten maken en leveren, daer het wapen en de naem van mijnen waerden man salr. en mijn in sal werden gesneden, welcke schotel sal werden gebruijct int celebreren van het H. Avontmael." De zilveren schotel, welke tengevolge van deze beschikking gemaakt werd en nog heden ten dage in gebruik is, is door mij beschreven in N°. 1270 van de Nieuwe Brielsche Courant van 17 Februarij 1887. Volgens eene akte van 2 Aug. l655 was Maria van Stepraedt de oudste dochter en «leenvolchster" (1) van Jonkheer Godaert van Stepraedt (ook Stipraet, Stapraet en zelfs Stepaerdt genoemd). In eene akte van 9 Maart 1634 wordt hij genoemd luitenant van den Heere van Lokeren, in garnizoen te Brielle, in eene aanteekening van i638, voorkomende blz. 334 verso van het Bodtboeck, begonnen 1624, en in akten van 23 junij 1644 en i3 Maart 1647 majoor van het garnizoen te Brielle. In de Kerkeraadsacta van 3 Maart i633 vindt men onder de met attestatie van Amsterdam gekomen personen «Goddardt van Stepraet, luitenant, ende Agneta Barent, sijn huijsvrouwe, met Geertruijt Stepraedt, de dochter" (2). In eene aanteekening van Mei 1664 (Bodtboeck, begonnen 1660, bl. 190 en 191) leest men van de «kinderen ende erfgenamen van wijlen Jonchr. Godaert van Stepraedt ende juffr. Angnees Bernaerts sijnne huisvrouwe." In de reeds genoemde akte van 23 Junij 1644 heet de huisvrouw Agnees Berents. Haar man, volgens eene akte vani5 Mei 1662 te Brielle overleden, komt reeds in eene akte van 2 Aug. i655 als gestorven voor. De akte van i5 Mei 1662 zegt ons ook, dat hij 4 dochters naliet. Zij spreekt van «Mevrou Maria van Stepraet, wede. wijlen Mr. Gillis de Gerbode, juffrou Geertruijt van Stepraet jonge juffrou, beijde woonende binnen deser stede (1) In eene akte van i5 Mei 1662 heet zij noutste dochter ende leenvolchster van den Ed. huijse, genaemt de kleijne Heggen, tot Thoor gelegen." (2) De Acta van Julij i653 noemen jufvr. Geertruida Stepraet j. d., met attestatie gekomen van Vianen. Den i4do" Oct. i663, bij den doop van Goddaert Wilhelm, zoon van Evert Meijer en Catrina Jans, waren getuigen: jufvr. Geertrut van Stepraet en jufvr. Anna van Stepraet. Den i2dcn Maart 1666, bij den doop van Angenes Sophia, dochter van Johannes Hellenius en Sophia van Zweiffel, waren getuigen : de burgemeester De Jongh en jufvr. Geertruda van Stepraet. Blijkens eene akte van 26 Junij 1666 was Geertruida ook toen nog «jonge juffrou", evenzeer als Anna van Stepraedt. In het Kohier van den 2oost0n penning, door de Staten voor 1669 geconsenteerd, wordt fol. 3i verso gesproken van «de erffgenamen van Juffr. Geertruijt van Stepraedt." Johanna, gedoopt 23 Dec. i663(i), getuigen: Mr. Jan van Walcheren en Margrieta van Onna. Maria, gedoopt 24 Februarij 1666, getuigen: Maijken Hoogwerff en David van Walcheren. Isaiicq, gedoopt I Junij 1668, getuigen als voren. Wolfert, gedoopt 26 Oct. 1672, getuigen: Daniël Noorman, jufvr. de Bije. Weduwnaar geworden, hertrouwde Willem van Walcheren 12 Februarij 1675 met Geertrui van Butten j. d., in 1673 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 24 Januarij), en 11 Januarij 1707 te Brielle begraven. Bij deze vrouw won hij: Anna, gedoopt 6 Sept. 1678(2), getuigen: Willem van Butten en zijne huisvrouw. Willem, gedoopt 4 Januarij 1682, getuigen als voren. Daniël, gedoopt 12 Nov. 1684, getuigen: Willem van Butten en jufvr. Femma Blanckvoort. In 1676 en 1677 werd Willem van Walcheren benoemd tot heemraad (3), in 1673, 1674, 1676, 1682, i683 en l685 tot schepen, in 1678, 1682 en 1684 tot raad in het College der Magistraten, in l683 en i685 tot burgemeester. Den 25sten Oct. 1686 werd de oud-burgemeester Willem van Walchren (aldus staat in 't bericht daarvan zijn naam geschreven) begraven te Brielle. Betreffende zijne zonen l°. Wolfert, 2°. Willem en 3°. Daniël volgen hier eenige bijzonderheden. 1. Wolphert van Walcheren is als j. m. I2julij l6g5 te Brielle getrouwd met Neeltje van der Fuijck j. d. In 1696 werd hij op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Januarij) en bij Neeltje won hij: Willem, gedoopt 20 Februarij 1696, getuigen: Willem van Butten en jufvr. Geertruijd van Walcheren. Sophia, gedoopt 19 Mei 1697, getuige: Cornelia van der Fuijk. Anthonij, gedoopt 4Julij 1698(4), getuige: Maritie ! Akkersdijk. Margarita, gedoopt 23 Aug. i7OIi getuigen: Isaac van Walcheren en Isabella van Walcheren. Margarita, gedoopt 6 Februarij I7°3, getuige: Maria Ackersdijck. Cornelia Maria, gedoopt 29 Mei I7°8, getuige: als voren. Den 28s,en Mei 1724 werd de moeder te Brielle begraven; den 22sten Februarij 1734 werd Wolphert van Walchren begraven en in de aanteekening daarvan staat achter zijn naam Koster. De eersteling Willem (Wilhelm) van Walcheren, in 1717 op be- (1) In 1723 kwam Johanna van Walcheren met attestatie uit Den Haag te Brielle. (2) Anna van Walcheren werd volgens de Acta van 27 Oct. 1701 op belijdenis aangenomen. Den 9dcn Oct. 1726 werd Anna van Walcheren te Brielle begraven. (3) Ress. Vroedsch. 11 Nov. 1676 en 10 Junij 1677. (4) Volgens de Acta van 3o April 1724 kwam met attestatie uit Delft te Brielle Anthonij van Walchren. m [ijdenis aangenomen (i) (Acta van 22 Julij), is als j. m. 17 Januarij 1719 te Brielle getrouwd met Neeltje Leening j. d., beiden te Brielle geboren en woonachtig. Neeltje schonk hem: Neeltje, gedoopt 3 Nov. 1719, getuigen: Wolphert van Walcheren en Neeltje van der Fuijk; Simon, gedoopt 28 Dec. 1724, getuigen: Simon Leening en Katharina Leening; Neeltje, gedoopt 4 Julij 1732, getuige: Cornelia van Walcheren. Nalatende een zoon, is illem van Walcheren 23 Nov. 1741 begraven. Cornelia Maria van Walcheren, in 1726 op belijdenis aangenomen (Acta van 21 April), is als j. d. i5 Aug. 1734 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie dd. 29 Aug. te Breda getrouwd met Kornelis Kooij, j. m. geboren te Gouda en wonende te Breda. 2°. Willem van Walcheren, in 1704 op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Julij), is als j. m. 26 Nov. 1702 te Brielle ondertrouwd en vervolgens te Rotterdam met attestatie dd. II Dec. getrouwd met Christina Maria Wiswilder (Wiswiller) j. d. van 's Gravenhage, wonende te Rotterdam. Het echtpaar won: Willem, gedoopt 2 Oct. 1703(2), getuigen: Willem van Butten en jufvr. Maria van Wouw. Theodora, gedoopt 14 Dec. 1704, getuigen: Jan de Jongh, Theodora Verweij. Willem, gedoopt 25 Oct. 1705, getuige: jufvr. Geertruijd van Butten. Susanna, gedoopt 28 Julij 1707, getuige: Susanna Philips. Willem, gedoopt 7 Junij 1709, getuigen: Gerard Hooijer en Aagtjen van Walcheren. Willemina Christina, gedoopt .10 Januarij 1712, getuigen : Willem Lakenkooper en Isabella van Walcheren. Susanna, gedoopt 17 Sept. 1713, getuigen : Jacob van Heijck, Francina Gobij. Den 26s,en Februarij I73o is Willem van Walcheren begraven. Zijne dochter Theodora, in 1725 op belijdenis aangenomen (Acta van 26 Julij), is als j. d. 3 Oct 1730 getrouwd met Willem Veerman j. m. geboren te Batavia, wonende te Amsterdam. Het echtpaar won te Brielle: Willem Leonard, gedoopt 25 Oct. 1732, getuige: Christina Maria Wiswiller; Johannes Theodoius, gedoopt 12 Maart 1734, getuige : Christina Maria Wiswiller. Den i6den Oct. I73l werd een kind van Willem Veerman begraven. Het echtpaar vertrok in 1735 met kerkelijke attestatie naar Rotterdam (Acta van 17 April) 3°. Daniël van Walcheren i. m. is 8 Sept. I7°9 (1) In 1721 en 1725 werd hij tot diaken verkozen, Acta van 28 Sept. 1721, 3o Sept. 1725. (2) Den i4,len Nov. 1703 werd een kind van Willem van Walcheren begraven. te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie dd. 26 Sept. in «het Brielsche Nieuwlandt" getrouwd met Johanna van Greveraerdt j. d. (1), evenals Daniël geboren en woonachtig te Brielle. Van 't echtpaar zijn twee kinderen in de doopregisters vermeld : Willem Hendrik, gedoopt 24 November 1717, getuigen : Willem van Walcheren, Christina Maria Wiswiller; Ambrosius, gedoopt 3 October 1730, getuigen: Cornelia van Greveraat (Greveraard). Wie de vader was van Katharina Kornelia van Walcheren, in 1734 op belijdenis aangenomen (Acta van 24 Januarij), is mij niet gebleken. XLI. VAN BUTTEN. Bartel Jansze van Butten (van Butte), als pachter van imposten of «van des gemeene landts middelen" voorkomende in akten van 28 Julij 1648, i November i65i en i September i656, had blijkens akten van 7 Mei i65o en 18 Augustus i655 (1) In 1644 kwamen te Brielle met attestatie van Sommelsdijk Nicasius Pieters van Greveraerdt en Hillegond Daniels zijne huisvrouw (Acta van 8 Sept.). In eene aanteekening van 1646 (Bodtb. begonnen 1641, blz. 233) komt Nicasius van Greveraert voor als «wijncooper". 't Laatst vond ik hem vermeld in het Kohier van den in 1669 geconsenteerden 2oost0n penning fol. n. Het echtpaar won: Margrieta, gedoopt 8 Dec. 1647; Anna, gedoopt 23 April i65i. Den 24sten Junij 1646 was Nicasius van Greveraet getuige bij den doop van Jeremias, zoon van Johannes Jeremiasze. Den 7'1™ Januarij i65g was Hillegond Grevelaer (te lezen: Greveraerdt) getuige bij den doop van een kind van Johannes de Valois en Jenneke Derx van der Koelte. , Elisabeth van Greveraert, in 1672 met attestatie van Oude Tonge te Brielle gekomen (Acta van 28 Julij), is als j d. 17 Oct. 1673 te Brielle getrouwd met Dirck Fries Uijttersen j. m. (ook genoemd Mr. Dirck Frese en Frees). Het echtpaar won: Hillegond, gedoopt 20 Nov. 1676, getuigen : Daniël en Margareta van Greveraert ; Hillegond, gedoopt 25 Oct. 1678, getuigen als voren. Den 19 April 1672 zijn te Brielle getrouwd Daniël van Greveraer (Greveraerd) j. m. geboren te Brielle, schoolmeester te Oude Tonge, en Catharina van Kerchem (Kerkhem) j. d. te Brielle. ïvog in 1672 kwam het echtpaar met attestatie van Oude Tonge te Brielle en won: Cornelia, gedoopt 2 Julij 1673, getuigen : Gerrit van Kerchem en Catharina Duijst; Hillegond, gedoopt 20 September 1675, getuigen : Dirck de Frise en Hillegond Daniels; Hillegond, gedoopt 6 Januarij 1677, getuigen: Mr. Dirck de Friese en Hillegond Daniels; Gerrit, gedoopt 14 Julij 1680, getuige : Elisabeth van der Wiel ; Ambrosius, gedoopt 10 Oct. 1683, getuige; Elisabet Mortons; Johanna, gedoopt 8 Aug. 1687, getuige : Margareta van Greveraet. Den 28s"'» Junij 1687 werd een kind van Daniël begraven. Op belijdenis werden aangenomen Cornelia van Greveraer in 1692 (Acta vaa 24 April), Gerrit en Hillegonda Greveraert in 1699 (Acta van 24 Oct.), Anna van Greveraard in 1706 (Acta van 18 April). De Acta van 23 Julij 1711 vermelden de overkomst van Johanna van Greveraart met attestatie uit Den Haag. In het Brielsche archief berust eene akte van transport eener obligatie, dd. 22 Dec. 1711, door Gerrit van Greveraert aan zijn zwager Daniël van Walcheren en zijne zuster Johanna. De obligatie was Gerrit «aenbedeelt uijt het legaet van sijn gewesene meuij Margarijeta van Greveraert." — Margaretha van Greveraerd j. d. is 16 Aug. 1678 te Brielle getrouwd met Mels Jansze van Heecteren, weduwnaar, begraven 6 October i685. Den i6'irn Maart 1687 is zij hertrouwd met Barent Cleijburg, weduwnaar. Zie op Cleijburg. tot huisvrouw Annetge of Anna Jans, die 3l Julij 1660 te Brielle stierf, oud 56 jaren. Kort te voren, 2 Maart 1660, was de man (1) in den ouderdom van 58 jaar overleden. Hij liet de volgende kinderen na : i°. Jan, 2°. Tanneken, 3°. Meijntje, 4". Willem, 5°. Pieter, 6°. Josijntje. l°. Jan of Johan van Butten (2) is als j. m. 10 November 1648 te Brielle getrouwd met Maria van Lancre (1'Anckeren) j. d. In akten van 4 Aug. 1648, 27 Julij 1654 en 28 Januarij i656 komt hij^voor als »exploictier van des gemeene lants middelen . n eene akte van i5 Augustus i657 is hij genoemd gewezen collecteur van den impost van het gemaal. Den 2osten Maart 1669 leefde hij nog: hij was toen met zijne huisvrouw getuige bij den doop van een kind van Gijsbrecht de Bije (3), maar uit eene ilagistraatsresolutie van 3i October 1671 blijkt, at hij toen niet meer in het land der levenden was. Die resolutie spreekt van f. 25, door Jan van Butten aan de armen gelegateerd en door zijne weduwe overhandigd. Zij zegt tevens, dat hij f. 25 legateerde aan het kind of de kinderen van Pieter van Butten. Den ioden October 1673 is zijne weduwe hertrouwd met den weduwnaar Johan Vliervel t. In eene aanteekening van i656, voorkomende blz. 623 van het Bodtboeck, begonnen 1641, is Maria van Lancre genoemd eene nicht van Leendert Jansze Boot. 2°. Tanneken of Janneken Bartels van Butten is 18 April i65o als j. d. te Brielle getrouwd met Gedeon (Gideon) van Leeuwen (Leeuw) j. m. Het echtpaar won : „ . Een ongenoemd kind, gedoopt 28 April 1602, getuigen: Evert van Leeuw, Elsjen Wessels en AdolfF Everts. Barsebe, gedoopt 3o September 1654, getuigen. Willem Bartelsze van Butten, Cornelia Jans, Meijnsje Bartels. Cornelis, gedoopt 17 November i656, getuigen. Hendrick Schade en Josintje Bartels. (1) Den gden Mei 1649 was Bartel Jansze van Butten getuige bij den doop van Pieter, zoon van Cornelis Beuijs en Iseeltje Boodts of f") Tan Bartelsze vond ik hem niet genoemd, maar er zal wel geen bezwaar zijn om dezen Jan van Butten te houden voor een zoon van Bartel. In Res. Mag. 7 Februarij i654 is sprake van »Evert Gijsbrechtsze de Bije ende Johan van Butten sijnnen neeft, (3; Maria van Butten was 16 Januarij i656 en 25 November 1661 getuige bij den doop van een kind van denzelfden Gysbrecht. Den oosten Aprü l65o was Maria van Lancre getuige by den doop van Cecilia, dochter van Coenraad Willems en Lijsbet Henncx Bij den doop van Lidia, dochter van Grafianus du Boijs en Lidia Hendrix, 9 Augustus i656, waren getuigen Jan van Butten en Maria van Lanckeren. Dezelfde personen waren 14 Juni] 1608 getuigen bij den doop van een zoon van Johan van Stochum en Margrieta Buijs. In plaats van Johan van Butten leest men inde aanteekening van den laatsten doop Johan van Buijtten Ook elders staat zulks. Den 28 Julij i654, bij den doop van Cornelia, dochter van Arnt Coppers, waren getuigen Johan van Buijtten en Catrina de With. ia 3T De vermelde, 2 Sept. 1627 gedoopte Johannes zal geweest zijn Jan van Butten j. m. 4junij 1684 getrouwd met Maartje Jans, j. d., ook genoemd Marijtje Watermans. Het echtpaar won: Pieter, gedoopt 3 April 1686; Hillegond, gedoopt 29 April 1687; Hillegond, gedoopt 23 April 1688; Zijburgh, gedoopt 19 Maart 1690. Bij den doop dezer kinderen was Maria van Wouw getuige. Twee kinderen van Jan van Butten werden begraven i5 Maart i685 en 18 Junij 1687. 6°. Josina van Butten werd in 1661 op belijdenis te Brielle aangenomen (Acta van 29 Dec.). Den i5den April 1657 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna ' met attestatie van 29 April «int Nieuland" getrouwd «Lourens de Genet, tambour onder de Comp.ie van den Colonel de Strada," en Josijntje van Butten j. d. (1). Elders heet de man Dusoneth, zooals in eene aanteekening van 1661 (Bodtboeck, 1660, blz. 69), waarin sprake is van een huis, verkocht door Laurens Dusoneth, «mede erfgenaem nomine uxoris van Bartel Jansze van Butten sijnen schoonvader." Zie bok in dit artikel de vermelde doopaanteekening van 1 Februarij 1660 (2). Misschien is dezelfde man bedoeld in het bericht, hetwelk vermeldt, dat 23 Februarij i653, in tegenwoordigheid van Johan van Butten en Anna van Butten als getuigen, gedoopt is Lauwerens, zoon van Laurens Dusart. In eene akte van 5 Aug. 1648 is sprake van Johan Willemsze van Butten «procureur voor den gerechte van Bommel ende Driel." Deze man zal wel aan de genoemde Van Buttens verwant geweest zijn evenals Cornelis Hendriksze van Butten, 3 Aug. 1681 te Brielle «van de armen" begraven. In het bericht der begrafenis wordt hij «sackedrager" genoemd. Bij zijne vrouw Steijntje Harmans (Hermes) won hij: Barshebe, gedoopt i5 Oct. 1669, getuige: Maria van Butten; Bershabe, gedoopt 10 April 1672, getuige: Maert Jans. Den 2lsten Januarij 1680 werd de dochter van Cornelis van Butten begraven. Den I2den Februarij 1696 zijn te Brielle getrouwd Abraham Pietersze Timmerman j. m. en Celitje Cornelis van Butten j. d. Den 3osten Augustus 1709 is Celia van Butten hertrouwd met Dirck Dircksze van der Linden j. m., «sergiant," en als weduwe van dezen Dirck den ilden December 1712 met Jan Balten j. m. (1) Josina van Butten was i5 Januarij 1664 getuige bij den doop van Johannes, zoon van Jan Jansse en Maertge Willems. (2) Men vindt ook Douseneth. Den 9den Nov. i65g werd gedoopt Franfoijs, zoon van Franfoijs du Chienne en Jenneken Douseneth, getuigen : Lauwerens Douseneth, Josintie van Butten en Lambert du Chienne. Den 28sten Januarij i658 werd gedoopt Lauwerens, zoon van Franfoijs Pickaerts en Janneke Lauwerens, getuigen: Lauwerens Louwerisz en Josintie van Butten. Aan Jannetje van Butten werd in 17^9 door de Magistraten gelast over te leveren eene akte van indemniteit van hare kinderen (Res. Mag. 14 Oct. 1719). XLII. VAN EGMOND. In de Stadsrekening over 1460 vindt men blz. 16 verso den post: «Item gescenct mijn Jonch. van Egmont een gelach etc." In de Rekening over 1462 — 1463 komt blz. i5 verso de post voor: «Item geschenctJonch. Fredericvan Egmondt, daer mijn Heer van Brugdam, de Heer van Wassenaer ende veel andere Heeren mede waren, een gelach tot Wolfairts etc." Blz. 16 verso van de Rekening over 1465 — 1466 leest men eerst: ultem gescenct den Heer van Egmondt vier stede kannen wijns etc.vervolgens: «Item gescenct den Jonch. van Egmondt 2 stede kannen wijns etc." Van Jonkh. Frederik van Egmondt is ook sprake in de Rekening over 1466—1467, blz. 11, in die over 1467 —1468, blz. 9, en in die over 1469— 1470, blz. 12. In de eerstgenoemde vindt men den post: «Item gescenct Jonch. Vrederick van Egmondt een gelach tot Montschoons, als hij van mijnen Heer van Charolois quam van de reyse van Vranckerijke ende weder thuis toch etc." In de laatstgenoemde komt Jonkh. Frederik weer in vereeniging voor met «mijnen Heer van Egmondt." De Rekening over 1477 — 1478 vermeldt blz. 23 «vier stede kanne wijns", geschonken aan «Heer Jan van Egmond." In de Rekening der St. Catharina-Kerk over 1527 — i528 treft men onder de ontvangsten, blz. 7, dezen post aan: »Van Heer Jacop Mathijsze, die gecocht heeft van de kereke de huijssinghe.... staende int craenslop etc." In de Rekening over i5a8—1529 begint die post aldus: «Van de moeder van Heer Jacop Mathijsze etc." In de Rekeningen over i53i —i532, i532—1533, 1533 — i534 en 1534—1535 komt die moeder voor onder den naam van Barbara van Egmont. In de Rekening over 1546 — 1547, blz. 11, ontmoette ik deze Barbara voor de laatste maal. In i579 kwam, volgens de Kerkeraadsacta van 5 Mei, «joffrou van Egmont" te Brielle, en voordat de i6de eeuw ten einde liep, vestigde zich aldaar weer voor eenige jaren een adellijk heer van dien naam, Jonkheer Jan of Johan van Egmond, in l5g3 door de Staten van Holland gecommitteerd om te fungeeren als baljuw van Den Briel en Voorne (1). (x) Res. Holl. Dec. i5o3, blz. 170. Den i8dcn Januarij 1Ö94 deed hij als zoodanig «den behoorlicken eet volgende het bouck van Jan Mathijsze in handen van Pieter Jacobsze, burgemeester in de bancke." De Kerkeraadsacta van 4 Julij i5q5 vermelden de overkomst van »Joncker Jan van Egmont" en zijne huisvrouw N. Vijch(?) uit Den Haag met kerkelijke attestatie. In 1602 werd den baljuw door de Staten van Holland «om sijne getrouwe dienste als Captein en Luijtenant Collonel geremitteert de pagt van het bailliuwschap, mits quiterende sijne pretensien, die hij als Captein off Luijtenant Collonel nog mogte hebben(i)." In 1611 kwam bij de Staten een request ter tafel van Jonkh. Jan van Egmond, 0111 «ontslagen te weesen van de pagt van het bailliuwschap" en er werd besloten het te examineeren(2). In 1606 deed hij afstand van het baljuwschap. Den 2 5sten April van dat jaar vertoonde Jhr. Otto van Zevender(3) zijn akte van commissie als baljuw en dijkgraaf aan de Brielsche Vroedschap en in die akte leest men: «Alsoe mitz den goetwillegen affstant, in onsen handen gedaen bij Jor. Johan van Egmont, van den bailliu-ende dijckgraeffschappe van den Brielle ende lande van Voorne etc."(4)- Eene aanteekeningvan 8 Mei 1606 (Memoriaelboek van Den Briel, begonnen 1597, blz. H7)luidt: «Es joffrouwe van Bernevelt geaccordeert het gestoelte van de huijsvrouwe van Jo: Johan van Egmont, balliu geweest zijnde, mitz dat zij den voorsz. balliu sal doen contentement; behoudelick soo den jegenwoordigen balliu quame te huijelicken en zijnne huijsvrouwe de plaetse begeerde, dat men alsdan de voorsz. joffrouwe van Bernevelt sal wijsen een ander plaetse." In i5g6 vond de Kerkeraad der Hervormde Gemeente te Brielle goed Mr. Joost 11) Res. Holl. 16 Dec. 1602, blz. 428. (2) Res. Holl. 7 Nov. 1611, blz. 212. (3; Den 2&stcn April deed hij zijn eed als baljuw. Van Alkemade noemt hem in zijne Beschrijving van Den Briel, D. I. blz. 92, een zwager van Mr. J. v. Oldenbarneveld. Te recht? Den 4d™ Februarij 1607 is Jhr. Otto van Sevender te Brielle ondertrouwd en vervolgens te 's-Gravenhage getrouwd met Besten van Brienen, dochter van «Jonckheer Hendrick van Brienen, d'altste Heere van Sinderen." De Brielsche Regeering gaf hem bij zijn huwelijksfeest een blijk van belangstelling.' Eene Magistraatsresolutie van 3o Dec. 1606 luidt : «Es goetgevonden Jo. Otto van Sevender, die gaet trouwen met de dochter van Jo : Heijndrick van Brienen, Heere van Sinderen, op zijnne aenstaende feeste te vereeren met twee vette weeren, twee pauwen en le twee calcoenen." Toen Van Sevender een zoon gekregen had, liet de Regeering zich weer niet onbetuigd. In de Rekening van den burgemeester-thesaurier over 161 o—1611 leest men fol. 17 verso: «Betaelt den 18 Maert 1611 door bevel van den Vroetschappe voor een vergulden cop, tot pillegifte aen den zoon van den Heer Bailliu (over wijens doop de Stadt gestaen heeft) gegeven, de somme van 260 £." Den i3de" Dec. 1619 trad Van Sevender als baljuw af. Zie over hem Ress. Holl. 10 Aug. 1612, fol. 209, 11 Maart 1618, fol. 55, 22 Maart 1619, fol. 79, 18 April 1619, fol. 90, 19 Julij 1619, fol. i83, 8 Oct. 1619, fol. 237, 27 Nov. 1619, fol. 261, 28 Nov. 1619, fol. 263, 29 Nov. 1619, fol. 264, 3 Dec. 1619, fol. 271, 6 Dec, 1619, fol. 278, 7 Dec. 1619, fol. 279, 7 Dec. 1619, fol. 279, i3 Dec. 1619, fol. 286. — Den 26stcn Sept. 1604, bij den doop van een kind van Pieter Moons, was getuige Mevrouw van Seventer. (4) Zie ook Res. Holl. 11 April 1606, blz n5. . van Alblas- over het dansen «t' zijnen huijse op zijner dochter bruloft" aan te spreken en tevens Jonker Jan van Egmont, omdat hij «op dezelve bruloft gedanst" had (1). Wat de baljuw aan de commissie uit den Kerkeraad geantwoord heeft, is niet genotuleerd. Wel staat geboekt, dat 's mans echtgenoote enkele jaren later hetzelfde feit bedrèef en dat zij zich, de broederlijke vermaning ontvangen hebbende, niet onbetuigd liet. In de Acta van 3 Januarij 1606 leest men: .«Alsoo de vergaderinghe is voorgecomen, dat de huijsvrouwe van den balliu op de bruiloft van de dochter van Capiteijn Jan Simonsze gedanst heeft, sal daerover van Willem Crijnsze (2) ende Abraham Commersteijn angesproken ende vermaent worden." In de Acta van l3 Januarij 1606: «De huijsvrouwe van den bailliu is door Willem Crijnsze ende Abraham Commerstein aengesproken ende vermaent over haer dansen, waerop dat sij heeft geantwoort, dat sij dansen wilde sonder reproche, ende daerin niet en begheerde gereformeert te worden, dat sij lijever hadde van het avontmael te blijven, als het dansen te laeten. Staet noch te bedencken wat voorts hierin te doen sij." Den i8den Januarij besloot de Kerkeraad «twee ofte drie daghen voor den vastenavont vorder te spreken mette huijsvrouwe van den bailliu deur sodanige broederen, als men daertoe nomineren" zoude, en den isten Februarij werd aan Ds. Dammius en \rederick Cornelisze opgedragen zulks «metten eersten" te doen. Den loden Maart hield de Kerkeraad vergadering en in de Acta leest men: «De broederen, die in het Suidteijnde de visitatie hebben gedaen, hebben de vergaderinghe te kennen gegeven, dat sij ten huijse van den baillu gheweest waeren, maer sijn huijsvrouwe niet en hadden konnen te spraKe commen, alzoo haer geseijt worde, dat sij niet by huijs was, alhoewel bij den broederen bedenckinghe ter contrarie viel, sij en is 00c des sondaechs daeraen niet aen de tafel gheweest." Het notulenboek, dat zulks vermeldt, eindigt met de Acta van 4 Julij 1606, en gewaagt niet meer van de zaak. Of er later nog over gesproken is, valt niet te zeggen, daar het notulenboek, dat na 4 Julij 1606 aangelegd is, ontbreekt. Als doopgetuige fungeerde Jhr. Jan van Egmont den 23sten Maart l6o5 bij den doop van Lenart, zoon van Teunis Lenartsze en Trijntgen Cornelis dr. Dat hij en zijne vrouw die functie ook waarnamen bij den doop van kinderen van zijn stadhouder Pieter Moons, gehuwd met Susanna ^an Treslong, deelde ik reeds mede in de Bijdragen van Nijhoff en Fruin, Reeks III, Deel II, blz. 200. In 1609 werden zijn woonhuis te Brielle en andere eigendommen aldaar verkocht (3). Hij zal dus waar- (1) Acta van 3 Maart i5g6. . (2) Zie over dezen predikant wat ik schreef in het Arcniet van Nederlandsche kerkgeschiedenis van Acquoy en Rogge, D. III, blz. 338 en volgg. (3) Zie Bodtboeck, begonnen i5g8, blz. 187 en volgg. schijnlijk toen Den Briel verlaten hebben. Volgens eene M.S. aanteekening van J. Kluit stierf Jan van Egmond in 1612. Na zijn vertrek mocht Den Briel geene adellijke Heeren van Egmond meer tot inwoners hebben, maar in de I7de en de i8de eeuw leefden er toch nog wel personen van dien naam. Den 8sten Sept. i638 werd te Brielle begraven «de advocaet Mr. Maerten van Egmont." De weduwe, welke hij naliet, heette, blijkens twee aanteekeningen van l65l (Bodtboeck, begonnen 1641, blz. 447 en 472), Odilia Bets. Een akte van 3o Mei 1646 begint aldus : »Op huijden compareerde Adriaen Mes, getroudt hebbende juffr. Anna Bets, (1) ende juffr. Ode Bets, weduwe wijlen van Mr. Maerten van Egmondt, in sijn leven advocaet voor den Hove van Hollandt, beijde kinderen en erffgenamen van sal. Barbara van tSevel, er.de oversulcx mede erffgenamen van Sibilla van tSevel, dewelcke verklaren... te constitueren Pieter van tSevel, coopman tot Evelen etc." Eene akte van 18 Oct. 1638 vangt aldus aan: «Op huijden compareerde Johan van Dorsten, dewelcke verclaerde hem borge te constitueren voor Maria Dirricx dr. van Egmont, woonende tot Leijden, van wegen haere drije kinderen, geprocreert bij Jan Bastingius, ende namentlijck voor de lichtinge van de naervolgende brieven uut den sterflhuijse van Mr. Maerten van Egmont, haeren overleden broeder, als denselven Egmont als voocht van de voorsz. kinderen onder hem gehadt heeft etc." Een zoon van Mr. Maerten van Egmond zal geweest zijn Dirck van Egmond, op de lijst der Vroedschappen vermeld sub n°. 100. In 1674, 1676, 1677, 1680 en i683 werd hij gekozen tot schepen, in 1678 tot raad in het College der Magistraten, in 1684 tot burgemeester, in i683 tot heemraad (2). Bij Magistraatsresolutie van 7 Sept. l658 werd hij te Brielle toegelaten als notaris. In 1660 werd hij op belijdenis aangenomen (3). Tweemaal is hij getrouwd. Den 22sien Mei 1661 is hij te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 6 Junij te Delft getrouwd als j. m. met Geertruid Raes (van Raes) j. d., wonende «in Hellevoet" (4). Den 23sten Aug. 1671 is hij te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 12 Sept. elders getrouwd met Cornelia van der Noord, weduwe van Johannes Mathol. Bij die twee vrouwen won hij: (1) Op verzoek gaf de Brielsche Regeering in i65i brieven van voorschrijving aan Adriaen Mes «Commissaris op Hellevoetsche Sluijs," gehuwd met Anna Bets, en aan Odilia Bets weduwe, om hersteld te worden in het bezit van een huis te «Aecken" (Res. 29 Julij i65i). (2) Res. Vroedsch. 3i Mei 1683. (3) Acta van 29 April. (4) Dirck van Egmondt en Geertruijd zijne huisvrouw waren 4 Aug. 1669 getuigen bij den doop van Antony, zoon van Bartholomeus Snaets en Pieternella Bons. — Den i3dnn Dec. 1667 waren Dirck van Egmont en Barbara van Egmont getuigen bij den doop van Maria, dochter van Johannes Becx en Maertgen Jaspers. 1. Geertruid, gedoopt 11 April 1664. 2. Odilia, gedoopt 26 April i665. 3. Odilia, gedoopt 29 Januarij 1668. 4. Martinus, gedoopt 6 April 1670. 5. Anthonie, gedoopt 5 Maart 1673. 6. Adrianus, gedoopt 12 Nov. 1675. 7. Barbara, gedoopt 16 Nov. 1677. Abraham Steijaert was getuige bij den doop van al deze kinderen : Barbara van Egmond bij den doop van n°. I en 3; Antonia Sem, huisvrouw van Everard van Campen, bij den doop van n°. 2 en 4; Maria van den Berg bij den doop van n°. 5; Heijlida (Heijltje) van der Noordt bij den doop van n°. 6 en 7. Den 2den Mei 1679 werd Dirk's tweede vrouw begraven, hij zelf 19 Julij 1686; één zijner kinderen 26 Januarij 1683. Geertruijd van Egmond, in 1681 op belijdenis aangenomen (Acta van 24 April), trouwde in 1687 met Lieven Poortermans, zie op Poortermans. Als weduwe van Pooi termans overleed zij «sonder descendenten" en 5 Mei 1723 werd zij begraven. Odilia van Egmond werd in l685 op belijdenis aangenomen (Acta van 26 Julij). De Kerkeraadsacta van 20 Januarij 1702 vermelden de komst van Barbara van Egmondt met kerkelijke attestatie van Maassluis te Brielle, waar zij ongehuwd stierf en 10 Dec. 1749 begraven werd. Over Barbara van Egmond, in i663 met kerkelijke attestatie van Delft te Brielle gekomen en als j. d. in 1664 gehuwd met Abraham Steijaert, heb ik reeds gesproken in art. XI. Behalve van haar, gewagen de Brielsche registers nog van de volgende jonge dochters Van Egmond, die in het huwelijk traden. Maria van Egmont j. d. van Leiden i5 Mei 1639 te Brielle ondertrouwd met Andries Bexj. m. van Rotterdam, en met attestatie van 4 Junij te Rotterdam, waar zij woonden, getrouwd. Johanna van Egmondt j. d. te Brielle 28 Aug. 1640 aldaar getrouwd met Roelandt Meeuwesteijn j. m. Zie op Meeuwesteijn. Cornelia van Egmont j. d. te Rotterdam 5 Maart 1641 te Brielle getrouwd met Jan Keijser j. m. van Brielle. Zie op Keijser. Roosje Egmondt j. d., in 1675 op belijdenis aangenomen te Brielle, 17 Oct. 1681 aldaar getrouwd met Johannes Lodesteijn, wedr. te Brielle. Gelijk in de aanteekening van dit huwelijk bij den naam des mans, zoo zal ook wel bij den naam der vrouw het woordje van zijn weggelaten en zal men dus Roosje van Egmondt hebben te lezen. Zij won bij Johannes van Lodestein Debora, gedoopt 11 Junij l685, getuigen : Ariaentje Stampers en Mensje Dircx. Als j. m. trouwde Johannes van Lodesteijn (Lodensteijn) 14 Maart 1679 met Johanna Meeuwesteijn j. d., die hem schonk: Johanna, gedoopt 9 Januarij 1680, getuigen : Willem Meeuwesteijn en Catrina van der Vegt; David, gedoopt 11 Dec. 1680, getuigen: Reinier de Neef, Catharina Meeuwesteijn, weduwe van Cornelis van der Vecht. Van Johannes van Lodensteijn werden 4 kinderen begraven 27 Januarij 1680, 22 Dec. 1680, 5 Aug. i683 en 12 Aug. i685. Zijne eerste huisvrouw werd begraven 16 Januarij 1681 ; hij zelf 3 Oct. 1687. Hij was wijnkooper. — Over het geslacht Van Lodenstein is gehandeld door Dr. Proost in zijne Dissertatie over Jodocus van Lodenstein (1). Uit Brielsche Registers enz. is mij nog het volgende gebleken. Onder het hoofd »U ut ge ven van renten" leest men in de Thesaurie-Rekening over 1626—1627: «doude kercke tot Delft, nu Jacob Lodensteijn, een jaer renten etc." In de Thesaurie-Rekening over i65l—i652 vindt men fol. 17 dien post aldus: «Jacob Lodesteijn van wegen de kercke tot Delft etc." — Eene procuratie van 21 Nov. 1647 gewaagt van Reijer Lodesteijn, waarschijnlijk in Den Haag. — Volgens de Kerkeraadsacta van 5 Mei 1661 kwamen met kerkelijke attestatie van Leiden te Brielle David Lodensteijn en zijne huisvrouw Debora Valcks (?) Blijkens de Rekening van den voor i665 geconsenteerden 200sten penning werd deze David in plaats van Dominicus Mathol commissaris «van de rechergie" te Brielle. Kinderen van David van Lodesteijn zullen geweest zijn Geertruijd Lodesteijn in 1671 en Johannes van Lodesteijn, in 1676 op belijdenis te Brielle aangenomen (2). Geertruijd van Lodensteijn j. d. 1 Nov. 1671 te Brielle ondertrouwd en vervolgens met attestatie van i5 Nov. te Oostvoorne getrouwd met Hendrik Steen j. m. Het echtpaar won: Hendrik, gedoopt 3o Oct. 1672, getuigen: Hendrik Steen en Catrijntje Steen; Debora, gedoopt 16 Maart 1674, getuige: David van Lodensteijn; Deberathée, gedoopt 25 Aug. 1675, getuige : David van Lodensteijn; Hendrik, gedoopt 25 Aug. 1677, getuigen: Arnoldus Thomé en Wendelina Steen. Den i3di;n Julij i685 werd Hendrik Steen begraven. Johanna van Egmont j. d. te Brielle 7 Aug. i6g5 ondertrouwd en vervolgens met attestatie van 21 Aug. te 's-Gravenhage getrouwd met Andries van Leeuwen j. m. te Brielle. Zie op Van Leeuwen. In 1714 verkocht Johanna van Egmond, weduwe van Andries van Leeuwen, een huis aan Jacques Warrij (Gebodboek, 1714, blz. (3). Cornelia van Egmond j. d. te Delft (3) 24 Dec. 1747 te Brielle ondertrouwd en vervolgens met attestatie van 7 Januarij 1748 te Delft getrouwd met Antonius Faber, weduwnaar. Het echtpaar won : Maria Adriana, gedoopt 2 Februarij 1749, getuige: Adriana van Hoogwerf!'; Maria Louisa, gedoopt 26 Maart 1752. Den 5den September 1752 en den 29sten Oct. 1754 werd een kind van A. Faber be- (1) Zie vooral ook Mr. J. E. van Someren Brand. Maandblad van het Gen. — Heraldiek genootschap, Nederl. Leeuw. Janrgang 1890. (2) Acta van 25 April 1671 en 23 Januarij 1676. (3) De Acta van 14 Januarij 1748 vermelden hare komst met attestatie van Delft te Brielle. m graven, hij zelf 5 Aug. 1776, nalatende een weduwe en eene dochter. Die weduwe werd 16 Sept. 1776 begraven. De dochter, in 1767 op belijdenis aangenomen (Acta van 12 April), trad in 1770 in het huwelijk met Dr. Gerard Fauvarcq; zie op Fauvarq art. IX. Benoemd tot rector te Brielle in 1744(1), kwam Antonius Faber met zijne huisvrouw Margareta van Dongen met kerkelijke attestatie uit Haarlem (2). Bij die vrouw kreeg hij te Brielle Antonius Adrianus, gedoopt 27 Maart 1746. Den 12den April 1746 werd de moeder begraven. In 1750 werd A. Faber, die als rector stierf, benoemd tot ouderling |der Herv. Gemeente te Brielle. XLIII. LEENING. Den ioden Aug. l636 zijn te Brielle ondertrouwd Simon Leening, «corporael onder de Compagnie van den Heer van Dircxlandt," en Trijntje Jans, weduwe van Ulrich Meyer, wonende te Brielle. I. m. van de bladzijde, welke zulks vermeldt, staat : «hebben bescheijdt om int leger of ter eerster gheleghener plaetse te trouwen." De Kerkeraadsacta van 3 Nov. i65o noemen •.•Symon Leeningh soldaet," gekomen met attestatie van Utrecht(3). Eene akte van 6 Sept. l65i begint aldus: «Compareerde. . . . Lijsbeth Sijmons, dochter van Sijmon Leeningh, gewesene Capt. des Armes van den Heere Commandeur de Grutere, out l3 jaren etc." Eene akte van 23 Oct. 1654 spreekt van «Sijmon Leeningh, herbergier in de Nieuwestraet" te Brielle. Blijkens eene akte van 25 Julij 1661 was Sijmon Leeningh toen 58 jaar oud. Den 2lsten Maart i6o3 werd te Brielle gedoopt Simon, zoon van Ocker Simonsze en Annetge Arents. Misschien is hier Simon Leeningh bedoeld. Den 26stcn Junij 1668 zijn te Brielle getrouwd Joan van den Enden j. m. en Lijsbeth Leenings j. d. Aan dit echtpaar heeft men te denken, als men leest, dat den 3ls,en Maart 1669 gedoopt werd, in tegenwoordigheid van Maertje Leenderts, Hermannus, zoon van Jan Harmensze en Lijsbeth Symens. Den 3osten April 1704 werd door de Magistraten besloten «op het versouk van de vrinden van Lijsbeth Sijmons Leening, weduwe van Jan Harmanse van Ente," haar op te nemen in het Gasthuis. fi) Ress. Vroedsch. 4 en 26 Oct. 1744. (2) Zie Acta van 17 Januarij 1745. (3) Den io11™ Januarij 1649 werd te Brielle gedoopt Pieter, zoon van Sijmon Leenigh en Hendrickje Willems, getuige: Maritge Stoffels. Hebben wij in de aanteekening van dezen doop in plaats van Leenigh te lezen Leeningh, dan ging Simon Leeningh een tweede huwelijk aan. Den 4den November 1664 zijn te Brielle getrouwd Henrick Leeningh j. m. en Catarijntje Goes j. d. Het echtpaar won: Symon, gedoopt 3 November i665, getuige : Lijsbet Symons (1). In eene aanteekening van 1664 (Bodtboeck, begonnen 1660, blz. 178) komt Hendrick Symonsze Leeningh voor als kooper van een huis. In de Thesaurie-Rekening over 1684—1685 vindt men fol. 33 verso den post: »Betaelt Hendric Simonsze Leeningh wegens Jan van Aansorgs kinderen een jaar interest etc." Den 29sten December i6g3 zijn te Brielle getrouwd Simon Leeningh j. m. (2) en Barbara van Heesteren (3) j. d. Het echtpaar won : 1. Catharina, gedoopt 2 November 1694, getuigen : Hendrik Leeningh en Anna van Heesteren. 2. Adrianus, gedoopt 2 December 1696, getuigen : Hendrik Leening en Cornelia van Heesteren. 3. Neeltje, gedoopt 21 Junij 1699, getuigen: Hendrik Leening en Lena Coppers. 4. Hendrina, gedoopt 18 December 1701, getuigen: Hendrik Leening en Helena Koppers. 5. Hendrina, gedoopt 16 Junij 1705, getuigen: Hendrick Leeningh en Adriana Coppers. 6. Hendrik, gedoopt i5 Februarij 1707, getuigen als voren. 7. Jacobus, gedoopt 6 September 1709, getuigen: Jan van der Duijn en Helena Coppers. Op belijdenis werden aangenomen in 1717 Catharina en Neeltje Leening (Acta van 24 Januarij), in 1725 Adrianus Leening (Acta van 21 October)(4), in 1730 Hendrik Leening (Acta van 23 Julij). Katharina Leening is als j. d. 8 October 1726 te Brielle getrouwd met Pieter van der Schilt j.m. geboren en wonende te Brielle ; zie op Van der Schilt. Adrianus Leening j. m., geboren te Brielle, is 1 April 1725 ondertrouwd te Brielle en vervolgens met attestatie van 17 April te Nieuwenhoorn getrouwd met Johanna van Ulft j. d. geboren »in het Ouddorp" (5). Het echtpaar won Henderijcus, gedoopt 26 Julij 1726, getuige: Johanna Keijser. Den i3den Augustus 1726 werd te Brielle begraven juffrouw Anna van Ulfft. Neeltje Leening werd in 1719 de echtgenoote (1) In de aanteekening van dezen doop heet de vader Hendrick Symonsze en is de moeder niet genoemd. (2) In 1694 werd hij op belijdenis aangenomen, Acta van 28 Januarij 1694. (3) In 1692 op belijdenis aangenomen, Acta van 24 April 1692. (4) In 1727 werd Adrianus Leening gekozen tot diaken, Acta van 28 September. (5) In 1681 werd te Ouddorp predikant Henricus van Ulft, proponent te Dordrecht; gestorven zijnde, werd hij in 1723 vervangen door Johannes van Leeuwen. Den 25sten Maart 1740 werd te Brielle begraven Johanna Keijser, weduwe van Ds. Henricus van Ulfft. van Willem van Walcheren, zie op Van Walcheren. Hendrik Leening j. m. is 22 October 1730 te Brielle getrouwd met Neeltje Bakkers (Bakker) j. d., dochter van Pieter Backer en Aeltje Costers (1). Het echtpaar won: Simon, gedoopt 26Julij 1732, getuigen : Adrianus Leening en Johanna Keijser; Alida, gedoopt 7 November 1734, getuige: Alida Koster; Simon, gedoopt l5 April 1738, getuige: Kaatje Leening; Barbara, gedoopt 24 November I741) Se' tuige: Katrina Leening; Catharina, gedoopt 4 Augustus 1744. Den 27s,en Augustus 1733 werd een kind van Hendrik Leening begraven. Alida Leening, geboren te Brielle en in 1753 aldaar op belijdenis aangenomen (Acta van 14 October 1753), is 2 April 1754 te Brielle getrouwd met Willem Oudwater, weduwnaar van Marijtje Leenderts de Recht, en zij schonk dezen man : Johannes, gedoopt 19 April 1761, getuige : Jannetje Oudwater ; Hendrik, gedoopt 3o Julij 1763, getuige : Elisabeth Leening; Neeltje, gedoopt 3 Januarij 1766; Maria, gedoopt l3 Januarij 1775. Barbara Leening werd in 1763 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 17 Julij). Volgens de Acta van 17 Julij 1768 kwam Barbara Leening met attestatie van Rotterdam. De Acta van 16 October 1796 vermelden de overkomst van Barbara Leening met attestatie van Amsterdam. De Acta van 14 Julij 1754 melden dat Pieter Leening en zijne huisvrouw Anna Catharina van der Kest met kerkelijke attestatie van Hellevoetsluis te Brielle kwamen. Het echtpaar won Geertruid, gedoopt 14 Februarij 1755, getuige: Geertruid Durven, weduwe Cornelis van der Kest. Den 2Östen April 1755 werd een kind van Pieter Leening, den 27sten Julij 1756 zijne huisvrouw begraven. Op de lijst der Vroedschappen vindt men hem sub n°. 204. Tot schepen werd hij verkozen in 1764, 1767, 1770, 1772, 1774 en 1776; tot raad in het college der Magistraten in 1762, 1771 en 1777. Den 3iste" Julij 1780 werd hij op verzoek ontslagen als vroedschap. In de maand Januarij van dat jaar werd hij als „postmeester off eerste commis op het generaal postcomptoir binnen deze stad (Brielle) gedemitteert op een douceur van f 800 jaarlijks." Zijn opvolger in die betrekking was Jan Hendrik Swalmius. (ij Pieter Backer j. m. is 3o October 1707 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van i3 November te Delft getrouwd met Aeltje Costers j. d. te Delft. Het echtpaar won : Joost, gedoopt 26 Julij 1709, getuige: Neeltje Ockers; Neeltje, gedoopt 21 April 1711, getuige: Grietje van der Bijl; Niclaes, gedoopt 17 Februarij 1713, getuige: Grietje Langhestraet; Nikolaas, gedoopt 1 Sept. 1715, getuige : Elisabeth Kosters. gestorven 22 April 1823 als timmermansknecht, /.ie over hem art. LV1II. Dina, gedoopt 9 November 1775. Den 20sten Januarij 1793 trouwde zij als j.d. met Cornelis Polsj.m., begraven 24 Junij 1794, oud 26 jaar en 4 maanden, nalatende een weduwe. Die weduwe is 10 Mei 1795 te Biïelle ondertrouwd met Pieter Hartman j m. Van 't echtpaar staan kinderen vermeld. liet oudste kind, Johannes, stierf, toen de moeder weduwe was, 17 Mei 1808, oud 12x/2 jaar. Maria, gedoopt 9 November 1777, in 1796 op belijdenis aangenomen (Acla van 17 Julij 1790). De Acta van 16 October 1808 noemen Maria van Sina met attestatie van Leiden gekomen. Josina, gedoopt 27 Februarij 1780, in 1799 op belijdenis aangenomen (Acta van 14 April 1799), is als j.d. 19 December 1802 te Brielle getrouwd met Leendert Wuijster j.m., bij wien zij kinderen won(l). Elisabeth, gedoopt 28 April 1782, in 1805 op belijdenis aangenomen (Acla van 14 April 1805). Zij trouwde 17 November 1805 als j.d. met Floris Hörner en won bij hem kinderen. De eersteling, Andreas Floris, stierf 6 September 1810, oud 4 jaar. Ida, gedoopt 19 Sept. 178i, begraven 18 Aug. 1785. Art. CXXVIII. (Cleijburch) Adriaen (Arent) Cleijburch werd in 1636 en 1662 gekozen tot diaken, in 1677 ,1683 en 1689 tot ouderling. Blijkens een octrooij (2) van 24 Maart 1479 werden toen door Maximiliaan en Maria van Oostenrijk aan Cornelis Gillis van Cleijburch c. s. ter bedijking uitgegeven Melissant, Noorderscorre en Wellestrijpe. Huych (Hugo) Willemsze van Cleijburch werd gokozen tot diaken in 1580, tot ouderling in 1582,1586, 1589, 1592, 1595 en 1598 Zijne weduwe, Neeltgen Mathijsdr., komt als moeder of regentes van het „Mannenhuys" nog voor in een publicatie van 2 November 1624. In de Thes. Rekening over 1586—1587 slaat blz. 9 de post: „Huych Willemsze burgemeester ten lyve van Jan Huygesze, zynen natuyerlicken zoon, een jaer renten". Die post komt ook voor in de Rekk. over 1593—1594 en 1600—1601; niet meer in de Rek. over 1602—1603. In de in art. CXXVIII voorkomende noot betreffende Huych Willemsze moet meniezen: „In de Thes. Rek. over 1593-1594, p. 6, wordt de zoon van den burgemeester Huych Willemsze, Jan, genoemd een natuurlijke zoon." (1) Eene naamgenoote van deze dochter kwam volgens de Acta van 15 Januarij 1797 met attestatie van Haastrecht te Briell6. (2) In dat octrooij zijn genoemd Phillips Iluychrock van de Werve en wijlen Jan Rnychrock van de Werve. Jacob Cornelisze Cleijburch werd gekozen tot„syeckmeester" in de jaren 1581—1589, en ook in 1585 en 1588 tot diaken. Neeltgen Cornelisdr., huisvrouw van Leendert Cornelisze Cleijhurgh, werd in 1582 lidmaat (Acta van 8 Mei 1582). Neeltgen Cornelisdr., huisvrouw van Lenert Cornelisze ^schoemaecker", werd in 1597 en 1598 gekozen tot moeder of regentes van het gasthuis. In den loop van het dienstjaar 1598—lo99 zal zij gestorven zijn, daar zij toen werd vervangen. Over Petronelle van Cleijburgh, gehuwd metE. Goutsmidt, zie men een noot in art II. Over Margarieta Weimans, weduwe van Cornelis Cleiburg, zie men art. XII. Barent Cleijburgh werd in 1693 gekozen tot diaken, in 1703 tot ouderling. In de Rekening der St. Catli. kerk over 1529—1530, welke de begrafenis van Meester Cornelis van Drencwaert vermeldt, is die man genoemd baljuw van Putten. Jan Arentsze Steur was volgens een akte van 25 Augustus 1034 toen 32 jaar oud. Volgens een akte van 27 Januarij 1637 was hij toen omtrent 35 jaar oud en in die akte is hij genoemd „cleermaecker.'' Zijne weduwe Aeltje Pieters is in eene aanteekening van 7 Januarij 1062 vermeld als gestorven. In die aanteekening (Bodtboeck, beg. 1660, blz. 77) leest men van een huis „als Aellge Pieters leste weduwe van Jan Arensze Steur tselve lest beseten heeft ende nu by hare erfgenamen vercoft is." Blijkens akten van 10 December 1626 en 16Februarij 1629 was Jan Steur een zoon van Adriaen Jansze Steur en Annetgen Betten en een halve broeder van Gijsbrecht Lodewijcxze Arckenbout. Men zie over Annetgen Bettendr. art. CVI (1). Zij werd als huisvrouw van Arien Jansze Steur in 1600 toegelaten tot het avondmaal (Acta van 6 September 1600). Een zuster van haar zal geweest zijn Maritghen Belten (2), in 1601 tot 't avondmaal toegelaten (Acta van 6 November 1001) en 9 Januarij 1607 begraven. Arien Jansze Steur werd mede in 1601 tot 'tavondmaal toegelaten (Acta van 8 Mei 1601). In de Thes. Rekening over 1607—1608, blz. 29 verso, staat de post: „Aren (1) De in dit art. genoemde Cornelis Lodewijcxze Arckenbout was kerkmeester van 1579—1607, en „heylichgeestmeester" te Brielle van 1577—1607. In de publicatie van 17 November 1607 is zijn naam doorgeschrapt wegens zyn overlijden en vervangen door dien van Claes Arckenbout. Zijn vrouw Beatris Ghysbreclits komt in een publicatie van 1591 voor als moeder of regentes van het weeshuis. (2) In een aanteekening van September 1579 (Bodtb. beg. 1577, blz. 53 verso) is sprake van Leentgen Lenertsdr., weduwe van Cornelis Betteze. Op blz. 06 van dat boek, in eene aanteekening van Nov. 1579, leest men van Cornelis Betteze Block. (Adriaen) Jansze Steur tot sijnnen Jyve opgebrach hebbende 60 M etc." Die post komt ook voor in d( Rekening over 1617—1618. Bij Annetgen Betten vvor Adiiaen Jansze Steur: Josijntghe, gedoopt 1 September 1599, getuige: Lijsbeth Cornelis; Jan, gedoopt E Junij 1002, getuigen: Marijtgen Betten, Willemtger Jacobs. Den 24sten September 1616 werd Arien Jansze Steur ,,by provisie gestelt tot assistent van den majoi omme de poorten te sluyten ende te ontsluyten." Als „poortsluyter" deed hij 1 Julij 1617 den eed en van hem is nog sprake in Bes. 21 November 1620. Den 18den Februarij 1622 werd besloten voor Aryen Jansze Steur „een pack kleeren te doen maecken" en den 25sten Junij 1622 werd hem vergund „d'eerste oepening van een statshuysgen." Den 18*1011 Februarij 1623 werd Aren Jansze Steur begraven. In een akte van lOJanuarij 10.50 zijn vermeld Annetge Bettendr., weduwe van Adriaen Jansze Steur, en haar zoon Jan Adriaensze Steui. Aiien Jansze Steur was 13Maart 1596getuige bij den doop van Exilletgen, dochter van Crijn Basliaensze en Heinricktgen Jans van Tiel (1). Den 19<*en Febr. 1592 werd gedoopt loenis, zoon van Henrick Toenisze lijndrayer en Lijntgen Elis, waarbij getuigen waren Aiiaen Jansze Steur, Cornelis Jansze Graen en Allert Jacobsze. Adriaen Jansze Steur was een zoon van Jan Pietersze Steur. In de Tnes. Rekening over 1580—1587 staat blz. 10 verso de post: ,,de twee weesen van Jan Pietersze Steur, by naeme Adriaen Jansze ende Pieter Jansze, die overleden es, een jaer rente etc." Ook de Rekening over 1017—1018 heeft dien post nog. Volgens de Rekening van de St. Pieterskerk over 1580— k>87, blz. 7, is een kind van Jan Pietersze Steur 25 Januarij li)87 gestorven. Hij trad op als schepen 1 October 15'J4, 1505, 1500, 1574 en 1570. Ook zag ik hem vermeld als lid der Begeering in 1570—1571 en 1573—1574. In eene aanteekening van December 178 (Bodtb. beg. 1577, blz. 33 verso) leest men van een „huys ende erve als derll'voochden van de achtergelaten weesen van wylen Jan Pietersze Steur ende Joosgen Arensdr., sijn huvsvrouw . . . hebben doen \ereoopen. In November 1577 werd hij verkozen tot boekhouder van den H. Geest te Maerlant en tot \ louwenhuismeester. Inde Publicatie, die zulks vermeldt, staat achter zijn naam: „obiit." Den 14Jen November 1577 was hij reeds gestorven, daar bij resolutie van dien datum in zijn plaats tot boekhouder gecommitteerd werd mr. Witte Cornelisze chirurgijn, en tot Vrouwenhuismeester Bochus Jacobsze. (1) In t Trouwregister staat, dat 1 Mei 159-4 getrouwd z\jn te Brielle Cryn Bastiaensze, j. m. van Brielle, en Eyngeltgen Jans j. d. van „Thiel", wonende te Brielle. Behalve de genoemde ontmoette ik nog de volgende personen, Steur of Stuer geheeten. Jan Stuer, schepen te Brielle in 1404—1405. Joes Pier Stuer, vermeld in de Bekening der St. Cath. kerk over 1502—1503, blz. 8 verso, alwaar onder thoofd: „Ontfang van den heyligen boute," de post staat: „Van Joes Pier Stuer een half vat harincx." Aert Pietersze Sleur, burgemeester in 1504. De Bekening der St. Pieterskerk over 1517—1518 werd gedaan door Aernt Pieterszoone Stuer burgemeester, en vermeldt blz. 4 verso de begrafenis van Arent Pietersze Steur. Beeds de Bekening St. Cath. kerk over 1502— 1503 noemt blz. 1 „Arent Pieter Stuers zone" als kerkmeester. In de Bekening St. Pieterskerk over 1542—1543, blz. 9, vindt men onder de uitgaven den post: „voor de memorye van Ariaen Pier Steur etc." Pier Stuer, ook genoemd Pieter Pouwelsze Steur, komt in 1541—1543 voor onder de regeeringspersonen. Hij was raad in 't College der Magistraten in 1514—1545, schepen in 1546—1547,1548—1549,1550— 1551, 15o2—1553 en 1554—1555; als burgemeester trad hij op in 1551, 1555 en 1557. In den loop van het dienstjaar 1557—1558 schijnt hij gestorven te zijn. De Rekening van den burgemeester thes. over 1557—1558 spreekt blz. 05 verso van „Pieter Pouwelsze Stuer, in leven burgemeester in de bancke." Als kerkmeester is hij vermeld in de Rekening St. Pieterskerk over 1535—1530, blz. 1, en in volgende Rekeningen. Nog komt hij voor in de Rekeningen dier kerk over 1541—1542, blz. 12 (1), 1542—1543, blz. 8 verso, 1554—1555, blz. 9 en 1555—1550, blz. 10. Volgens de Rekening over 1537—1538, blz. 3 verso, werd een kind begraven van Pieter Pouwelsze Stuer (2). In Bes. 9 Januarij 1503 is sprake van de weduwe en erfgenamen van Pieter Pouwelsze Stuer (3). Blijkens le Rekening der St. Pieterskerk over 15ü8—1509, blz. 7, en aanteekeningen van November 1581 (Bodtb (1) Aldaar staat: „Betaelt Pieter Steur voor 19 rollen loots etc." (2) Bij Van Alkemade, D. I. blz. 69, in een akte van 1541 comt voor Pieter Sloer Pauwelsze als „Meester Rector olte iegierder der oude Vrouwenhuis op 'tMaarlant." In plaats van ,Sloer" te lezen „Stoer" of Steur. De naam Stoer kwam my roor in Stadsrekeningen van de 15de eeuw. In de Stadsrekeling over U77-1478 staat blz. 53 de post ; „Gliegeven Pier Stoers kinderen, als Danckaert die tymmerman ende Thonys Corvincxze mitten mol wech ter zeewaert an gliedreven waren, 'at sy hemluyden mit een pincko volchden om te berghen ende chter Oestvoerne an lant brochten etc." In de Stadsrekening ver 1478—1479, blz. 11: „Betaelt Pier Stoer van tgene dat die pakers in voerleden jaer waecten, doe die ruters alsoe ontuerich waren etc." (3) Van zijne erfgenamen gewaagt ook de Rekening van en burgemeester thesaurier over 1570-1571, blz. 5. neg. diz. en 10 r enruari] ioyo (noaiD. Deg. 1592, blz. 61 verso) heelte die weduwe Marijtgen of Marijken Lenerts dr. (Lenaerts dr.). In een aanteekening van 23 Januarij 1593 (Bodtb. beg. 1592, blz. 10) leest men van de erfgenamen van Marijtgen Lenerts, weduwe van Pieter Pouwels Steur. In publicaties van 1577, 1578, 1579, 1580, 1582,1583 en 1584 komt Maritgen Leners dr. (Lenairts; voor als moeder of regentes van het Manhuis en van het Vrouwenhuis. Een zoon van Pieter Pouwelsze Steur was Pouwels Pietersze Steur, vermeld in aanteekeningen van 1587, 1589 en 1591 (Bodtb. beg. 1577, blzz. 108,259 en 305). Hij was eerst gehuwd met Grietje Jacobs (1), zuster van Pieter Jacobsze, daarna met Haeske Isaacx, zooals vermeld is in art. LXXXVII, in welk artikel 4 kinderen genoemd zijn, welke hij bij die vrouwen won. Bij den doop van één dier kinderen was getuige Arent Jansze Steur. Pouwels Steur zat in het.,gerecht" in de jaren 1578—1579, '1580—1581, 1582—1583, 1583—1584, 1587—1588,1592-1593. Als schepen trad hij op 1 October 1577, 1579, 1581 en 1589, als burgemeester 1 October 1591. In 1586 en 1587 werd hij verkozen tot „syeckhuysmeesterin 1588—1591 tot boekhouder van het Ziekenhuis. Eene aanteekening van 20 Maart 159i (Bodtb. beg. 1592, blz. 40) gewaagt van een huis „als Pouwels Steur, in zijn leven burgemeester, beseten heeft, als Haesgen Isacxs dr. van der Gracht, weduwe van Pouwels Steur, metdeerlïvoochden van de twee achtergelaten kinderen van Pouwels Steur vercocht hebben." In de Thes. Rekening over 1596—1597, blz. 18 verso, staat de post: „de weduwe ende d'erlTgenaemen van Pouwels Pietersze Steur etc." Die post komt nog voor in de Rekening over 1602—1603. In de Thes. Rekening over 1586—1587, blz. 9 verso, vindt men den post: „Pouwels Steur ten lyve van Cornelis ende Jan Lenertszoonen een jaer rente etc." Deze Cornelis en Jan waren zonen van Lenert Cornelisze Keyser, over wien men zie art. LXXVI1I. Pouwels Steur trad onderscheidene malen als doopgetuige op en eens vond ik zijn vrouw als zoodanig opgeteekend. Bij kinderen van Pieter Jacobsze fungeerde Pouwels Steur als getuige 15 November 1587 en 21 September 1590; zie art. LXXXVII. Den 26sten December 1586 gedoopt Neeltgen, dochter van Lenert Jacobsze en Fijtgen Claes dr., getuigen: Pouwels Steur en Aechtgen Jans. Den 25sten December 1588 gedoopt Cornelis, zoon van Geerloiï' Hubrechtsze en Toentgen Cornelis, getuigen: Pouwels Steur, Pieter Cornelisze, brouwer van Delft, Toentgen Toenis. Maritcen Osiers de huisvrouw van Jasper (1) Grietgen Jacobs dr. werd in 1588 en 1589 verkozen tot moeder of regentes van het Ziekenhuis. Beauvoir. Den 31sten December 1589 gedoopt Sara, dochter van Jan Vermoeien (?) en Gryetgen Overschel, getuigen : Frenck Cornelisze, Pieter Corstiaensze, de huisvrouw van Jan Lenertse burgemeester, de huisvrouw van Pouwels Steur. Den 4den Augustus 1591 gedoopt Aert, zoon van Philips Jobsze en Maritgen Arents, getuigen: Pouwels Steur, Soetgen Cornelis, Catarina Alblas. Den 19den April 1592 gedoopt Neeltgen, dochter van Frans Michielsze en Weyntgen Pieters, getuige: Pouwels Steur. Den 17den Mei 1592 gedoopt Gerritgen, dochter van Cornelis Jansze en Neeltgen Jobs, getuigen: Pouwels Steur, Bastiaen „de metseiaer" en zijn huisvrouw. Den 24sten Maart 1593 gedoopt Pioentgen, dochter van Engebrecht Gvsenberch en Maritgen Benoy (1), getuigen: Paulus Pietersze Steur, Janneken Jans, Thoentgen Claes dr. Pouwels zoon, Pieter Pouwelsze Steur, is vermeld in de Thes. Rekening over 1607—1608, blz. 25 verso, waar men leest: „Pieter Pouwelsze Steur opgebracht hebbende 90 £ etc." Peter Steur was 5 April 1620 getuige bij den doop van een kind van Frans Willemsse de Pottere en Maijken Jans van Cats. In een akte van 30 December 1625, medegedeeld in art. LXXXVII, wordt Aechgen Jans dr. genoemd als overleden grootmoeder van Pieter Pouwelsze Steur. Die vrouw was zijn grootmoeder van moederszijde. Men zie over haar het genoemde artikel (2). Van Pieter Steur is sprake in Resoluties van 3 December 1616 en 21 November 1618. Den 6den April 162! werd den crediteuren van Pieter Pouwelsze Steur geaccordeerd 's mans goederen te doen inventariseeren. Van zijn „desolaten" en geabandonneerden boedel leest men (1) Den 29sten November 1587 werd gedoopt Lenert, zoon van Engebrecht Gijssenburch en May ken Benoits, getuigen: Philips Martijn, Jan Wielant, Neeltge Cornelis. Den 8sten Maart 1595 gedoopt Lenart, zoon van Engebrecht Gysenburch en Maritgen Lenaerts, getuigen: Doen Pietersse, Gerrit Gerritse, Maritgen Crijns. Engebrecht Gijssenborgh was 18 Februarjj 1596getuige bü den doop van Josjjntge, dochter van Doen Pieterse en Maritgen Gerrits. Den 31sten December 1586 bij den doop van Annetgen, dochter van Jan Thonisze en Annetgen Arents dr., waren getuigen Maritgen Benoy en Willem Engelbrechtse. Maritgen Lenaerts Benoys dr. 8 April 1587 getuige by den doop van Daniël, zoon van Pieter Dankertsze en Soetgen Simons dr. Maritgen Benoys 6 December 1595 getuige bij den doop van Jacob, zoon van Arien Cornelisze en Tryn Jacobs. Maritgen Lenaerts Benoy 7 December 1597 getuige bij den doop van Willem, zoon van Gerrit Aryensze en Lyntgen Jeroens. Jan Benoy 18 October 1587 getuige by den doop van Jan, zoon van Jan Hoet en Catalina van Vianen. Zie een noot in art. LXXXIV. (2) Aechgen Jans dr., weduwe van Jacob Willemsze, werd in 1577 en volgende jaren verkozen tot moeder of regentes van het Ziekenhuis. Het laatst kwam zij m\j als zoodanig voor in eene publicatie van 1603. Jacob Willemsze was een lid der Stedelijke Eegeering. Als schepen trad hij op in 1560,1564 en 1566. nog in Resoluties van 8 Aprii 1621, 12 October en 16 December 1624. Als zijn huisvrouw is in een akte van 22 October 1G26 genoemd Pleuntge Moyses dr. van Nederveen. In een akte van 31 Augustus 1628 is sprake van Apolonia Moysesdr. van Nederveen (1), nagelaten weduwe van Pieter Pouwelsze Steur, en van haren behuwdbroeder Ds. R. Berckel, over wien men zie een noot in art. XGIII; in eene akte van 30 Maart 1638 van de kinderen van zal. Apollonia Moeyses van Nederveen. Tot die kinderen behoorde Pouwels Pietersze Steur. In eene aanteekening van 21 Januarij 1640 (Bodtb. beg. 1624, blz. 371) leest rnen van een huis, in bezit geweest van Apolonia Moeyses dr. „in haer leven weduwe van Pieter Pouwels Steur," en gekocht door Pauwefs Steur. In 1645 werd te Brielle aangenomen als lidmaat Paulus Steur (Actavan 4 Mei 1645). Den 26sten Februarij 1645 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie te „Ter Tolen" getrouwd Paulus Steur j. m. en Pieternel Ie Boerberghe j. d. van „Ter Tholen", wonende te Brielle. Volgens eene aanteekening van 18 Mei 1647 (Bodtb. beg. 1641, blz. 278) werd toen een huis te Brielle verkocht door Pouwels Pietersze Steur. Eene aanteekening van 0 Mei 1665 (Bodtb. beg. 1660, blzz. 220 en 221) gewaagt van „de ,'oude brouwerye — volgens de limytschevding ende separatie op den 12 Febr. 1641 by contracte tusschen Pouwels Pietersze Steur ende wylen Anthony Thybout, doenmaels getrout hebbende Jannetje Steurs, gepasseert, ... als de voorseyde Pouwels Pietersze Steur by erïïenisse van sijn ouders is aengecomen by den voorseyden contracte". In een akte van 12 Mei 1673 leest men van Pouwels Pietersze Steur, wonende te Goes in Zeeland, door het overlijden van Adriana Tybouts, dochter van Jan Tybout en iMaeijcke Pieters, „als de outste ende naeste van den geslachte gewerden sijnde possesseur van sekere vicarye, gefondeert by mr. Jacob Symons op St. Pieter ende St. Pouwels outaer in de St. Catb. keitke . Die akte spreekt ook van de eenige, nog levende zuster van Pouwels Pietersze Steur, Jannetje Pieters Steurs. Den 2<*®n Ausustusl633 ziin t« Rri«ii« getrouwd Antony Pietersze Tibout j. m. en Jannetje Steurs j. d. (2). Als kinderen van dit echtpaar zijn in art. LXX(l) vermeld Hester, gedoopt in 1648 (getuigen: Jan Steur en Beatrix Steurs), Beatrix, gedoopt in 1651, Beatrix, gedoopt in 1654 en Jacomintk'je, gedoopt in 1656. Den 16<*en November 1659 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 30 Nov. te Oostvoorne getrouwd Jannetje Steurs, weduwe van Antony Tibout, en Antony Pieterse Ockers, j. m. van Oosterhout, wonende te Brielle. Het echtpaar won: Antonia, gedoopt 3 November 1660, getuigen: Pieter Ockers, AppolinaTibouth. Een kind van Antony Ockers werd begraven 18 September lu61. Den 8^" Mei 1705 werd begraven Jannetje Steurs, laatst weduwe van Antony Ockerse. Een broeder van Paulus en Jannetje zal geweest zijn Jan Pietersze Steur, als weduwnaar te Brielle getrouwd den 23*ten Januarij 1650 met Dorothee Reynsen, weduwe van Willem van Deijns. Deze Jan Pietersze Steur zal bedoeld zijn in 't Trouwregister, hetwelk vermeldt, dat 26 Januarij 1642 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 9 Maart te Oostvoorne getrouwd zijn Jan Pietersse j. m. en Lijsbet Bastiaens te Brielle. Een broeder van Pieter Pouwelsze Steur, den echtgenoot van Apolonia van Nederveen, zal geweest zijn Aert Pouwelse Steur, vermeld in Besoluties van 8 Januarij en 27 Augustus 1622. Bij de eerste dier Besoluties wei <1 hij „ontslagen uyt de ghyselinge" op zekere voorwaarden. Volgens de tweede werd hij toegelaten als tapper en deed hij als zoodanig den eeil.^n het Bodtboeck, begonnen 1616, blz. 34, staat vermeld Aert Pouwels Steur deurwaarder. (1) In 1614 en 1615 werd tot moeder of regentes van het Ziekenhuis verkozen Suysanna Jans van Nederveen. (2) Antony Tibout (Tibaut) ,,slotemaker" en zyn vrouw Janneken Stuers werden in 1637 te Brielle aangenomen als lidmaten (Acta van 26 February 1637). Over Jan Pietersze Tybout als j. m. in 1627 getrouwd met Hester Cornelis en als wedr. in 1632 met Majjke Pieters, zie men art, LXXXVII. (1) De in dit art. crenoemdft Wiïlpm Pmfofc*'™ /mu: w X i UU li lli boudt) is 16 September 1642 te Brielle als varensgezel getrouwd met Grietge Jans. Den 18den September 1667 is Willem Pietersze Tybout, weduwnaar te Brielle, aldaar ondertrouwd en daarna met att. van 2 October elders getrouwd met Retjmtjen Elderts, weduwe van Jacob Jansse van den Ende. Ter aanvulling van wat in genoemd art. is gezegd, nog het volgende: Te Brielle 21 Augustus 1661 ondertrouwd en daarna met att. van 4 September elders getrouwd Cornelis Pieterse Vogelant j. m. en Pleuntje Tybouts j. d. Te Brielle getrouwd 16 Mei 1662 Johannes Tybout j. m. en Maria de Bondt j. d. Te Brielle getrouwd 8 Mei 1667 Henrick Jansze Jongbloet soldaat en Beatrix Tybout j. d. Henrick Jansze wedr. van B. Tibout 6 Augustus 1680 te Brielle getrouwd met Lüsbeth Wilms wede. van Jan Jansze van Papendrecht. Den 4den Maart 1668 te Brielle ondertrouwd en daarna met att. van 18 Maart te Geervliet getrouwd Willem Thüsze Sterck, j. m. van Geervliet, en Christijntje Tybouts weduwe. Te Brielle ondertrouwd 10 Mei 1671 Willem de_ Bruyn j. m. en Hester Tybouts j. d. Den 6den September 16,2 te Brielle getrouwd Willem de Bruyn j. m. en Cornelia Tybouts j d. aldaar. Den 28sten Maart 1674 te Brielle getrouwd Frans Arentsze j. m. en Steyntje Tybouts. Den 4den April 1683 te Brielle ondertrouwd en met att. van 18 April elders getrouwd Franchoys van Limburg j. m. van Gouda, wonende te Brielle en Beatris Tibout wede. aldaar. In 1750 met attestatie van Ouderkerk aan den IJssel te Brielle gekomen Jan Tibout (Acta van 12 July 1750). A In eene aanteekening van 1625 (Bodtb. beg. 1624, blz. 17) leest men van een huis als „toe te behooren plach Gornelis Cornelisze Winter, getrout hebbende de weduwe van Aert Pouwels Steur." Den 10den December 1623 zijn te Brielle getrouwd Gornelis Cornelisze Winter j. m. aldaar en Grietjen Philips, weduwe. Den 17den Maart 1623 werd Aert Pauwelsze Steur te Brielle begraven. Van zijne weduwe spreken Besoluties van 8 April en 17 Junij 1623. Blijkens de eerste werd de boedel van Aert Pouwelsze Steur door zijne weduwe gerepudiëerd. Uit de laatste blijkt dat zij den geabandonneerden boedel van haren man weder aanvaarden wilde. Misschien was een dochter van het echtpaar Aeltgen Aerts Steur, als weduwe van Jan Cornelisze van der Bel in 1650 getrouwd met Gornelis Glaesze Keiser; zie art. LXXV11I. In de Bekening der geestel. goederen over 1614 leest men blz. 20: „Van Pouwels Aertsze Steur, balliu tot Middelharnis, over den derden penn. zijnder vycaryelanden etc." — „Huygo Jacobsze Steur besyt twee vycaryen etc." In de Bekening over 1615 leest men den eersten post aldus: „Van Aert Pouwelsze Steur, zoone van Pouwels Aertse, in zijn leven balliu tot Middelharnis, over den derden penning etc." De 2de post is aldaar eensluidend. Huich Jacobse Steur is nog vermeld in de Bekening der St. Pieterskerk over 1508—1605, blz. 13 (1), in eene aanteekening van 29 Mei 1611 (Bodlb beg. 1609, blz. 38 verso), en in Bess. 29 September 1629 en 26 Nov. 1633. In 1609 werd Hugo Jacobi Steur (2) te Oostvoorne als predikant beroepen. In 1619 werd hij als Bemonstrant afgezet. Men zie over hem wat ik schreef in „De Navorscher,'' 1898, blz. 114—116. Na zijn afzetting vestigde hij zich te Brielle, maar hem werd bevolen de stad te verlaten. Zie daarover wat ik meldde a. w. jaarg. 1894, blz. 409. Te Brielle werd i7 Julij 1646 gedoopt Annetje, dochter van Pieter Verbus en Margreta Steurs, getuigen: Thomas Steurs en Annetje Goddemans. (1) Aldaar staat: „Betaelt 6 Febr. 1599 Jacob Alblas, administrateur over de goederen van Huych Jacobse Steur, over een jaer renten etc." In de Rek. St. Pieterskerk over 1646—1649, blz. 10 verso, leest men: „Betaelt Hugo Stuer over 3 jaeren renten etc." In de Rek. dier kerk over 1657 — 1669, blz. 13: „Betaelt Huigo Steur ofte aen handen eerst van Fijttje Santvoort, weduwe van Willem Potael, als daernaer aen Maerten Prickman 12 jaren rente etc." (2) Een predikant, wiens geslachtsnaam Stuer was, leefde reeds vroeger, namelijk Arnoldus Stuer (Stoer of de Stuer), ook Arnoldus Fransze genaamd, in 1574 predikant teSommelsdijk, in 1583 te Beijerland. Zie „de Navorscher," 1887, blzz. 143 en 144. i, «h Met kerkelijke attestatie kwamen in 1680 uit Zvvartewaal te Brielle Andries Steur en Adriaentje Maertens (Acta van 25 Julij 1680). Den 14den Julij 1688 werd Andries Leenderse Steur te Brielle begraven. Ariaentje Maertens Steur was 8 September 1693 getuige bij den doop van Ariaentje, dochter van Bochus Pieterse en Vrouwtje Ariens. Den 29sten December 1687 werd te Brielle begraven een kind van Jan Steurs. Art. CXXIX. B BIEL. In de 2de helft der 16de en de eerste jaren der 17de eeuw behoorde tot de Brielsche regeeringspersonen Gornelis Jacobsze. Beeds in 1552 zat hij in het Gerecht en sedert trad hij onderscheidene malen op, nu als schepen, dan als raad in het College der Magistraten en dan als burgemeester. Tot burgemeester in de bank werd hij gekozen in de jaren 1564 en 1576, tot burgemeester-thesaurier in de jaren 1558, 1560, 1562, 1566, 1570 en 1574. In het College der Magistraten werd hij voor de laatste maal gekozen in 1604, toen hij raad werd. In 1577—1600 werd hij gekozen als „heylichgeestmeester" te Brielle. Den 25sten November 1577 werd hij aangesteld als stadsthesaurier. Den 12den September 1603 werd hem verzocht „omme noch een jaer ofte twee" als stadsthesaurier te blijven fungeeren. Den 9Jen September 1604 verzocht hij van die betrekking, 27 jaren door hem bekleed, ontheven te worden. Bij die gelegenheid herinnerde hij, dat hij de stad 52 jaren „in hare regeringe'' gediend had. Als thesaurier werd toen gekozen Lenaert Mathijsze(l) (1) Deze man werd gekozen tot schepen in 1591,1597,1599, 1600, 1602, 1605 en 1609, tot burgemeester in 1599, 1601, 1603, 1606 en 1608, tot regent van den H. Geest te Maerlant in 1582-1610, tot „manhuysmeester" in 1582-1610, tot „vrouwwenhuysmeester in 1577—1610. Yan de twee laatste stichtingen was hjj onderscheidene jaren boekhouder. In 't dienstjaar 1610— 1611 stierf hij. Den 26ste" April 1611 werd Jan Cornelisze Hartichvelt verkozen tot thesaurier en tot weesmeester in plaats van Lenaert Mathijsze, overleden. De overledene heet soms Lenaert Mathijsze (of Matheusze) backer; zie o. a. Res. 12 Mei 1584. Bjj Doetgen Cornelisdr. won hij: Nelletgen, gedoopt 15 Maart 1587, getuige: Neeltgen Tijsdr.; Nelletgen, gedoopt 18 September 1588, getuigen: Lysbeth Willems en Aeltgen Cornelis; Gerrit, gedoopt 17 Februarij 1591, getuigen: Thoenis Gerritsze en Haesgen Isaacx. Doetgen Cornelisdr. werd in de jaren 1604—1615 gekozen tot moeder of regentes van 't Vrouwenhuis. Den 9den April 1587 werd een kind van Lenert Mathijsze backer begraven. Een broeder van Lenert is misschien geweest Pieter Mathijsze backer, 26 April 1619 te Brielle begraven. Volgens de Acta van 9 Mei 1595 kwamen Pieter Mathijsze backer en Mayken Claesdr., echtelieden, met att. van Middel- en Cornelis kreeg zijn ontslag (Hess. 9 September 1004 en 43 September 1005). In eene resolutie van 17 Januarij 1000 is sprake van Cornelis Jacobsze „outtresaurier." Ruim een jaar daarna stierf hij. Den Kjden Maart 1007 werd „Cornelis Jacobsze tresorier'' begraven (1). Volgens eene mij door Jhr. H. H. Roëll te Apeldoorn verstrekte mededeeling, gegrond op eene onder hem berustende genealogie van het geslacht „Den Bem gesegd Briel," heette Cornelis Jacobsze „Cornelis den Bem gesegd Briel," werd hij geboren in 1531, stierf hij 12 Maart 1007, trouwde hij 20 Julij 1552 met Aeltge van der Burch, gestorven 2 Augustus 1504, in 156/12öG met Aefge Bosch (dochter van Gijsbert Cornelisze Bosch en Geertruy Jacobsdr. van Garve), geboren 10 November 1540, gestorven 10 November 1590, en was hij een zoon van „Jacob den Bem gesegd Briel," baljuw van Goedereede, getrouwd met Elisabeth Hugoosdr. Huvgens. Eene Resolutie van 13 Junij 1012 luidt: „Isgoetgevonden dat het Weeshuys deser stede tot heuren laste sullen nemen de twaelff hondert Carolusgulden, die Cornelis Jacobsze thesaurier sa. Aeltgen Pauwelsdr. by testamente beeft gemaect ende die nae haer overlyden sonder kint ofte kinderen suilen coemen aent voorseyde Weeshuys etc." In Thesaurie-Rekeningen vond ik de 2de vrouw van Cornelis Jacobsze alsmede 5 zonen van hem genoemd, Cornelis Sr., Huych, Gijsbrecht, Jacob en Cornelis Jr. Ik laat hier de desbetreffende posten uit de Bekeningen volgen : Thes.-Rekening over 1580—1587, blz. 8 verso: „Cornelis Jacobsze tresorier ten lyve van Cornelis ende Huych Cornelisze, die overleden es, een jaer rente etc." Bekening over 1593—1594, blz. 0: „Cornelis Jaecobsze tresorier ten lyve van Cornelis Corneliszoon ende Huych Cornelisze, die overleden es, een jaer renten etc." Aldus vindt men dezen post ook in de Rekeningen over 1590—1597 en 1000—1001. Rekening over 1007—1008, blz. 8 verso: „Cornelis Jacobsze thesaurier ten lyve van Cornelis Cornelisze den ouden een jaer renten etc." Blz. 18 verso: „Cornelis Jacobsze tresaurier een jaer rente van L ®, verschenen den XXen Mey, ende alsoo dese rente by Cornelis Cornelisze Briel sijnnen soon opten XIIIIen Februarij 1008 afgelost es, coompt hyer etc." burg te Brielle. Den 3den December 1586 werd te Brielle begraven Jan Mathysze backer. (1) In een Sententie van 24 Februarij 1607, bü Van Alkemade, Deel II, 198, voorkomende, staat als schout van Oudenhoorn vermeld Cornelis Jacobsze. Hier zal wel de man bedoeld z\jn, die 16 Maart 1607 begraven werd. Blz. 30: „Cornelis Jacobsze tresaurier ten lyve van Gijsbrecht Cornelisze, die overleden es, ende Cornelis Cornelisze de jonge, geprocreërt by Aeffgen Gijsbrechtsdr., elcx voor de helft, in hooftsomma 1500 £, facit etc." Dezen post hebben ook de Rekeningen over 1009—1010, blz. 25 verso, 1013—1014, blz. 27 verso, 1017—1018, blz. 20 verso, 1024—1025, blz. 38 verso, en 1020—1027, blz. 43 verso. In de Rekening over 1009—1010 staat van Gijsbrecht: „die overleden es den XIIIen December 1007." Blz. 40: „Betaelt den XVIIIen Febr. Cornelis Cornelisze Briel over datlossinge van een jaerlijcxe losrente van L ponden .... by de stadt opgelicht van Cornelis Jacobsze sijnnen vader in den jare 1592 etc." Blz. 41: „Betaelt Jacob Cornelisze Briel advocaet over daflossynge van een jaerlijcxe losrente .... by Cornelis Jacobsze sijnnen vader etc." Rekening over 1G09—1010, blz. 7 verso: „Cornelis Jacobsze tresaurier ten lyve van Cornelis Cornelisze den ouden, die overleden es, een jaer renten etc." Blz. 30: „Betaelt den IIIen October Neeltgen Pietersdr., die den XXVIen September tyding gebracht heeft, dat Cornelis Cornelisze den ouden, wonende tot Delft, op den XXVen September was overleden, denwelcken op dese stede sprekende hadde een lijfrente etc." De bovengenoemde M.S. Genealogie, die ik in 't vervolg door M.S. Gen. zal aanduiden, vermeldt Huych Cornelisze niet, maar spreekt van een dochter „Neeltje Briell genaemt Welhouck", geboren 0 December 1555, gest. 1580, evenals Cornelis Cornelisze Sr. een kind van Cornelis Jacobsze en Aeltge van der Burch. Hier volgen thans eenige bijzonderheden betreffende de 4 genoemde zonen, I. Cornelis Cornelisze Sr., II. j Gijsbrecht Cornelisze, III. Jacob Cornelisze, IV. Cornelis Cornelisze Jr. I. Cornelis Cornelisze Sr. Volgens M.S. Gen. heette hij Cornelis Cornelisz. Briell genaemt, Welhoeck, werd hij geboren 24 Augustus 1553, is hij gestorven 21 September 1010, was hij Veertig Raad en Schepen te Delft, en trouwde hij 5 Julij 1570 met Aechje Verdelft Gerritsdr., gestorven 4 Mei 1002. Deze vrouw was een Brielsche. Evenals hare zuster Margaretha, die met Ds. Burchvliet trouwde (1), is zij genoemd Verdelft of Verdeliï, maar haar geslachtsnaam was Delff. Haar vader was Gerrit Jansze Del ff of van Delft. Betreffende dezen man vond ik het volgende. Den 27sten Maart 1501 werd gedoopt Catharina, dochter van Gerrit Jansze, diaken, en Maritgen Simons, getuigen: Willem Jansze van Haerlem en Annefge Gerrits; den 31sten Julij 1594 werd gedoopt Jan, zoon (1) Zie art. LXXXVI. | i H » bleef bij zijn ontkentenis en hij werd niet toegelaten. In 1624 werd hem tot voorwaarde gesteld te bekenj nen dat, „indien hy de injurieuse woorden gesproken" had, hij ,,daeraen qualijck gedaen" had, en te verklaren de personen, die vroeger voor hem op 't stadhuis verschenen waren, te houden voor godzalige en vroome mannen. Dat hij aan die voorwaarde voldaan heeft mag men afleiden uit het feit, dat hij in 1624 op belijdenis „van nieus" werd toegelaten tot het avondmaal (Acta van 31 Oct. 1624). De Vroedschap wachtte niet op die bekentenis om hem weer in de Regeering te brengen. Den l8^ October 1023 werd hij gekozen tot burgemeester-thesaurier, en nadat den 16den Junij 1624 besloten was Gornelis Briel te admitteeren om „genomineert" te worden tot vroedschap en schepen, werd hij den 19den Junij 1624 tot vroedschap gekozen in plaats van zijn overleden schoonvader Jan Cornelisze Hartichvelt. Op de lijst der Vroedschappen vindt men hem op No. 31. Den lsten November 1610 werd Cornelis Cornelisze Brielle benoemd tot „heylige geestmeester" te Brielle. In een publicatie van 2 November 1624 komt hij nog voor onder de toen gekozene, maar niet meer in een publicatie van 1625. In een resolutie van 3 November 1612 heet Cornelis Cornelisze Briele „eertijts bouckhouder van den H. Geest te Maerlant.'" In de publicaties, welke de jaarlijks gekozen regeerders der godshuizen vermelden, komt hij als zoodanig niet voor. Volgens die publicaties was boekhouder van den H. Geest te Maerlant „Cornelis Huijbrechtsze seijlmaker" (1) van 1586—1589 en van 1608—1613, Jan Cornelisze Hartichvelt van 1590—1607. De genoemde resolutie is dus foutief. Den 17den Februarij 1616 werd Cornelis Cornelisze Brielle verkozen tot penningmeester van de groote visscherij; (1) Volgens een resolutie -van 2 Maart 1584 werd hy toen reeds in plaats van Mr. Witte Cornelisze, overleden chirurgijn, gecommitteerd als boekhouder van den H. Geest te Maerlant! In de jaren 1582—1617 werd hy niet alleen gekozen tot „heilich geestmeester" te Maerlant, maar ook tot kerkmeester aldaar en ook als kerkmeester was hy onderscheidene jaren boekhouder. In de publicatie van 1617 is zijn naam doorgeschrapt en hy zal «insein den loop van het dienstjaar overleden zijn. In 1606, 1607, 1613, 1615 en j616 werd hy gekozen tot schepen,in 1611 tot burgemeester-thesaurier. Den 29sten July 1607 zyn te Brielle getrouwd Cornelis Hubrechtsze, weduwnaar, schepen, en Lijsbeth Adriaens dr., weduwe van Jan Jacobsze Bollart.' Eene aanteekening van 12 Juny 1619 (Bodtb. beg. 1616, blz. 58) gewaagt van Elisabeth Adriaens dr., weduwe van Cornelis Huybrechtsze, burgemeester. Lysbet Adriaens dr. (Arensdr.) werd in 1612—1618 gekozen tot moeder of regentes van het Vrouwenhuis en van het Oude Mannenhuis. In 1624 was zy niet meer in leven. Eene aanteekening van Mei 1624 (Bodtb. beg. 1616, blz. 183 verso) spreekt van „Lysbet Bollaerts, in haer lnrrnn 1 ^ „ i. J1 .. weauwe van uornelis Huybrechtsze, in leven burgemeester." als zoodanig is hij vermeld in Res. 1 Mei 1619 en in de Rekening van den burgemeester-thesaurier over 1621-1622, blz. 17 . Toen Willem Gans in 1616 gestorven was,moest er een rentmeester van de domeinen van Voorne worden benoemd en den 20sten Junij 1616 besloot de Vroedschap voor de vacante betrekking te recommandeeren Daniël van Gellinckhuysen, Cornelis Cornelisze Brielle en Joris Edmeston. No. 2 werd gekozen en Cornelis Briel bleef rentmeester tot aan zijn dood (zie Res. 16 Junij 1625). Als rentmeester is hij vermeld in Ress. 17 Augustus 1619,26 Februarij 1620,18 Mei, 24 J ulij en 29 November 1621,9 Junij 1622. Zooals reeds in art. LXXXVI is medegedeeld, werd hij in 1621 „genomineert tot directeur der W. I. Compagnie''. In 1625 is hij gestorven. Van zijne weduwe is sprake in Res. 16 Junij 1625. Dat hij reeds 22 Mei 1625 gestorven was, zegt ons eene resolutie van dien datum, waarbij Abraham Jansze Commersteyn werd gecommitteerd tot penningmeester van de groote visscherij. Volgens M. S. Gen. werd Cornelis geboren 2 April 1582 (1) en is hij 1 Mei 1625 gestorven. Hij vermaakte aan het Weeshuis 800 zie Thes. Rekeningen over 1624—1625, blz. 29 verso, en over 1642—1643, blz. 26. Den 9den September 1607 zijn te Brielle getrouwd „Cornelis Briel de jonghe,' wonende „in de Capoenstraete" aldaar, en Cornelia Hartichvelts j. d., als dochter van Jan Cornelisze Hartichvelt, over wien men zie art. CXVII, genoemd Neeltgen Jansdr. In genoemd art. staat van Neeltgen, dat zij gedoopt werd 17 Augustus 1586. Dit is onjuist. De toen gedoopte Neeltgen was geen dochter van Jan Cornelisze Hartichvelt, maar een dochter van Jan Cornelisze burgemeester, die schoenmaker en reeds in 1573 een regeeringspersoon was (2). In een publicatie van 27 October 1612 vindt men Neeltge Jansdr. Hartichvelts (3) onder de gekozen moeders of regentes- (1) In eene attestatie van 13 April 1619 staat van Cornelis Brielle, dat hy toen circa 36 aar oud was. (2) De in de doopaanteekening als getuige genoemde Neeltgen i was een zuster van dien burgemeester en dus geen kind van Cornelis Jansze Hartichvelt, zoodat wat in genoemd art, onder IV staat moet worden geschrapt, Ter aanvulling van wat in art. CXVII vermeld is, sta hier nog het volgende. De vrouw van Jan Cornelisze Hartichvelt heette Cathryna Willemsdr. Den 26sten April 1589 werd gedoopt Maritge, dochter van Jan Corneliszoon en Trintge Willems, getuigen : de ,,coster", de huisvrouw van burgemeester Jacob Allertse en de vrouw in „de drie Kasen". Tryn Willemsdr. werd in de jaren 1588-1599 gekozen tot moeder of regentes van het Vrouwenhuis, in 1591—1599 tot moeder van het Oude mannenhuis. Den lsten November 1601 behoorde zij, zeker wegens haar overlyden, niet tot de gekozen regentessen. Jan Cornelisze Hartichvelt werd in de jaren 1586-1618 gekozen tot „heylichgeestmeester" te Maerlant en onderscheidenejaren was hy boekhouder. (3) „Hartichvelts" is aldaar doorgeschrapt en vervangen door „Briels". T i Ut T sen van het Weeshuis. Den 2den November 1013 werden de namen gepubliceerd van de toen gekozen moeders en die publicatie vermeldt Neellge Jansdr. niet. Zij was gestorven. Volgens M. S. Gen. stierf zij 12 Nov. 1(312. Cornelis Briel hertrouwde, liet Trouwregister van het jaar, waarin die hertrouw plaats had, ontbreekt; maar het Doopregister van de jaren 1010 —1023 bestaat nog en men leest daarin, dat 20 December 1010 gedoopt werd Cornelis, zoon van Cornelis Briell, „ontfanger van de gïaeflicke domeynen van Voorne," en „jolTrouw Berensteyn" en dat bij dien doop getuigen waren Gijsbrecht van Berensteyn en Aeltjen Welhouck. Hoede voornaam der2^e vrouw van Cornelis Briel was, zegt ons eene aanteekening, inhoudende dat 10 October 1027 te Brielle ondertrouwd en daarna te Zieriksee getrouwd zijn Mr. Pieter de Witt, „licentiaet in beyde rechten, Heere in Burght, residerende binnen Zierickzee", en Cecilia van Berensteyn, wede. wijlen Cornelis Briel, „raedt ende rentmeester-generael van des Graeffelickheyts domeynen van ^ oorne" en oud-burgemeester van Brielle (1). In publicaties van 1617—1020 komt Cecilia van Beresteyn (2) voor als moeder of regentes van het Weeshuis. In Bes. 0 September 1025 is sprake van eene ordonnantie van 220 4? op de weduwe van Briel voor „tschildereri vant nieuwe gevangenhuys" en van eene ordonnantie van 80 £ „voort schilderen van de wapens van dat huys". Den 2den September 1010 werd een kind begraven van Cornelis Cornelisze Briel. Behalve dit gestorvene kind en den genoemden Cornelis, won Briel nog meer kinderen. In de Thes. Bekening over 1024—1025 staat blz. 44 verso de post: „Betaelt de kinderen van den heere rentmeester Cornelis Briel over een jaer interest etc." In de Rekening over 1036—1037 leest men blz. 25 verso: „Jo. Arent van Lyer (3) ende de kinderen van wylen den rentmeester Cornelis Bryel een jaer rente etc." In de Rekening over 1039—1040 staat blz. 39 verso: „Betaelt juifr. Welhouck van wege de kinderen van den rentmeester Cornelis Bryel over de helft van een rente etc." In een akte van 14 Mei 1035 is sprake van 15 „gemeten in den (1) In de Rekening van den 200sten penning voor 1665 staat blz. 17 verso de post: „de erfgenamen van Cicilia van Berensteyn, ' laest weduwe van Mr. Pieter de With, voor haere goederen alhier gelegen etc." (2) In de Thes. Rekening over 1666-1667 staat blz. 53 de post: „Betaelt juffr. Maria van der Graeff, weduwe van Aernoult (Arnold) van Beresteyn, twee jaer renten, elcx van L ponden, ten lyve van Maria en Magdalena van Beresteyn, hare < beyde dochters etc." Volgens de Rekening over 1692-1693, , blz. 46, werden die lyfrenten toen nog uitbetaald. - Den 17den' ] Ju'Ü 1688 is te Brielle begraven Willem van Beresteyn, luitenant, i (3) In de Rekening over 1642—1643 staat „Aert van Lyer." 1 * banne van Rockaioge, aencomende joffrouwe Cecilia i de Wit van Beresteyn ofte dessellfs voorkinderen, geprocreërt by den heer rentmeester Cornelis j Bryel zal." In Thes. Rekeningen zijn 3 voorkinderen genoemd. , In de Rekening over 1017—1018, blz. 5 verso, volgt 1 op den post: „Ontfangen van Cornelis Briel, rent1 meester van Voorne etc.,' deze post: „Ontfangen van den voornoemden Cornelis Briel 225 1' tot copinge \un een lijlfrente van \K\ 4.' tsjaers ten lyve van zijiiiie dochter Magdalena Briels.' In de Rekening ovei 1024 I02o staat blz. 17 verso de post: „Cornelis Briel, out-burgemeester, ten lyve van Magdalena Cornelis Briels een jaer renthen etc." In de Rekening over 1000 1007 leest men blz. 21 verso: „Betaelt Magdalena Briell een jaer intrest van 1000 ü etc." In de Rekeningen over 1078—1079 en 1081—1082 luidt die post: „Betaelt Magdalena Briell van Ellemeet etc." De Rekening over 1024—1025 heeft blz. 22 verso den post. „Cornelis Brie! rentmeester ten lyve van Coi nelia ende Aelïgen Briels, die overleden es, een jaer renthen etc." (1). De Rekening over 1651—1052 heelt blz. 4i den post: „Belaelt juffr. Gornelia Briell over den intrest van 1800 ponden etc." In de Rekening over 1606—1007 leest men blz. 48: „lietaelt Cornelia Briell een jaer rente tharen lyve," en die post staat ook in de Rekening over 1608- 1009. In de Rekening van den 200^» penning voor 1005 leest men blz. 17 verso: „juffrouw Cornelia Briels, woonachtig tot Sirricxsee, voor haere goederen alhier gelegen etc." In 't Kohier van den 200sten penning voor 1009 staat blz. 8: „juffrouw Cornelia Briel tot Sirricxsee, voor haere goederen alhyer gelegen . Item voor de erlïenisse van haer moeder . . .ende noch voor de erlïenisse van haer broeder etc." Volgens M.S. Gen. werd Cornelia Briel geboren 20 November 1014 en stierf zij 7 Mei 1070; werd Magdalena Briel geboren 28 April 1017; werd Aefge Briel geboren 2 September 1018 en stierf zij 10 Februarij 1024; werd Cornelis Briel geboren 20 December 1019 en stierf hij 17 Januarij 1057 (2). (1) By Res. 17 Augustus 1619 werd aan Cornelis Briel, rentmeester, ,,geaccordeert op zynne dochters Cornelia ende Aeffgen een lyffrente van 25 gulden t' sjaers op elcke lyff." (2) Volgens de door Jhr. Röell te Delft ontdekte notities, van welke ik sprak, won Cornelis Cornelisze Briel by zyne lste vrouw 3 kinderen: Cornelis, geboren 28 Februarij 1609, gestorven 1 September 1610; Catharina, geboren 5 Maart 1611; en een ongenoemden zoon, geboren 6 November 1612, 3 dagen oud gestorven. By 't eerste kind waren doopgetuigen : Jan Cornelisze Haertigvelt, Cornelis Cornelisze van Welhouk en Anna Jacobs van der Dussen, weduwe van Gysbrecht Cornelisze Briel. By nei zao Kina: jan Oornelisze Haertigvelt, Jacob Cornelisze Briel, .i Jtetrettende Magdalena en Cornelis Briel kan ik j het volgende mededeelen. In een Brielsch Trouwregister staat opgeteekend, dat 8 Maart 1643 te Brielle ondertrouwd en met attestatie van 22 Maart te Zieriksee getrouwd zijn „Mr. Jacob de Jongh Heer van Elméet", pensionaris, en „julïrou Magdalena Briels", wonende te Zieriksee. Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet deed 22 November 1642 te Brielle den eed als poorter. Volgens de Kerkeraadsacta van 26 Februarij 1643 kwam met attestatie van Parijs te Brielle Mr. Jacob de Jonge, pensionaris. Zijn huisvrouw Magdalena Briels is in de Acla van 2 Juli] 1643 vermeld onder de op belijdenis | aangenomen lidmaten. Zooals ik in mijne bijdrage „Pensionarissen van Brielle" heb medegedeeld, werd Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet 20 Julij 1642 aangesteld tot pensionaris van Den Briel en verkreeg hij 10 Mei 1649 als zoodanig eervol ontslag wegens zijne benoeming op 3 Mei „tot raet int collegye van de Gecommitteerde Baden ter Admiraliteyt tot Botterdam". De Naamlijst der Vroedschappen vermeldt hem op No. 03. Den 25sten Mei 1647 werd hij benoemd tot curator van de La- : Ihijnsche school. Bij Magdalena Briel won hij: 1. Johanna. De aanteekening van den doop dezer dochter ontbreekt, maar in de Thes. Bekening over 1651 1652, blz. 25, staat: „Mr. Jacob de Jongh van Ellemeet een jaer rente, gecocht ten lyve van sijn ! dochter Johanna van Ellemeet, geproccreëert byjutïr. ! Magdalena Briell etc." Van deze dochter is nog ! sprake in de Bekening over 1692—1693, die blz. 46 j den post heeft: „Betaelt Johanna van Ellemeet een jaar intrest etc." In 1661 werd „Johanna van Ellemeten' j.d. te Brielle op belijdenis aangenomen als lidmaat (Acta van 29 December 1661). Den lsten Julij 1664 zijn te Brielle getrouwd Mr. Jacohus Verheije ; j.m. „thesorier" van Zieriksee, en Joanna de Jongh van Ellemeet j.d., wonende te Brielle. 2. Cornelis, gedoopt 15 Mei 1646. In de aanteekening van tuljMaart 1608 is Wolphert Slingerlant j. in., wonende te Schoonhoven, te Drielle getrouwd met Cornelia Houckwater (Hoeckwater) j. d. (2). De Acta van 24 Januarij 1660 vermelden de overkomst der eehtgenooten (3) met attestatie van Schoonhoven. Het echtpaar won : Cornelius, gedoopt 27 April 1660, getuigen : Gerrit en Maria Prickman. Johannes, gedoopt 10 October 1672, getuigen: burgemeester Yserman en zijn huisvrouw. Anna, gedoopt ö0 September 1674, getuigen: de heer Du Dois en zijn huisvrouw. Job, gedoopt 4 November 1676, getuigen: Willem Slingerlant en Emerentia Slingerlant. Sara en Maria, gedoopt 30 Augustus 1680, getuigen : Cornelis van Loon, Dr. Anthony Leemans, juffrouw Maria van L'anckeren, juffrouw Maria van Loon (4). (1) Den 20sten Mei 1683 werd liy door de Staten van Holland gekozen uit een nominatie, gemaakt „sonder kennisse ofte last van den Vroetschappe". De Vroedschap nam in consideratie, dat „soodanige gedane nominatie" was „van de grootste ende schadelycxste consequentie, streckende tot infractie van het recht van nominatie", dat zy „over de 100 jaren ende tsedert de reformatie" gehad had, en zij vond goed den „afstant te accepteren." (2) Over Adriaen Houckwater zie men art. LXXXIX. Den 3den Augustus 1679 werd te Brielle begraven Crispijn Houckwater. (3) Zy waren 18 April 1677 doopgetuigen by een kind van W. van Ranouw en Joh. Swinnas; zie art. XXVI. Cornelia Houckwater was 25 December 1678 getuige by den doop van een kind van Pieter van Lancre; zie art. CV. (4) Den 8sten December 1679 werd begraven een kind van Cornelis van Loon. De Acta van 25 Januarij 1680 noemen Maria en Cornelia van Loon, gekomen met att. van Haarlem; de Acta van 25 April 1680 Perina van Loon, gekomen van Haarlem. Te Brielle zyn 25 November 1691 ondertrouwd en daarna te Oudorp getrouwd Perina van Loon j.d. van Amsterdam, wonende te Brielle, en Adrianus van Velsen, predikant te Oudorp en Oterleek, j.m. van Rotterdam. Volgens de Acta van 20 Januarij 1726 kwamen van Utrecht te Brielle Willem van Beek en Cornelia van Loon. Den 10^'» October 1806 is te Biiello gestorven Hermanus van Loon, élève chirurgyn van het öde bat. 4de Res. van Lienfi. nncffilmwri miH 07 ion.- Sara Maria, gedoopt 2 October 1682, getuigen: Johan Haghe en zijn huisvrouw. Hermina, gedoopt 0 Augustus 1085, getuigen: Willem Slingerlandt en Margaritha van der Dussen. Willem, gedoopt 4 April 1(588, getuigen: Willem Slingerlandt en Margareta van der Dussen. Den 2den Julij 1688 werd Wolphert Slingerlandt begraven; den 29&ten November 1679 zijn moeder; twee kinderen van hem werden begraven 2 en 7 November 1680. De eerstgeboren zoon, Gornelis Slingerlant, werd in 1690 aangesteld als ondersecretaris van Brielle; hij bekleedde die betrekking slechts 3 jaren. Om zijn berispelijk gedrag werd hij in 1693 ontslagen. Zie mijn bijdrage: „Secretarissen van Brielle." Zusters van den vroedschap Wolphert zullen geweest zijn Maria, Alida en Catharina Slingerlant. Over Maria Slingerlant, alsj.d. te Rotterdam in 1059getrouwd met Gerrit Prickman, zie men art. LXXXIX. Over Alida Slingerland, in 1724 begraven als huisvrouw van Dr. Anthonv Leenmans, zie men art. XCI. Catharina Slingerland, weduwe van Nicolaes Verhoedt, wonende te Brielle, is 16 October 1678 aldaar ondertrouwd met David Montgommery (1), ,,geweesene lieutenant onder de comp. van capt. Bovetius''. In 1696 werd te Brielle op belijdenis aangenomen : Anna Cornelia Slingerland (Acta van 26 April 1696). ' Te Brielle werden begraven 26 October 172ijufTr. Maria van Slingerland; 10 November 1733 Anna van Slingerlandt, weduwe van Christiaan Keiler;20 ! September 1749 Willemina Slingerland, weduwe. Maria van Slingerlandt j. d., geboren te Rijswijk, wonende te Brielle, is aldaar 31 Julij 1740 ondertrouwd en daarna met att. van 15 Augustus te Oostvoorne getrouwd met Christophel (Christolïel) van Achtho- ! ven (Agthoven) (2), weduwnaar, geboren te Amsterdam, wonende te Brielle. Christolïel, begraven 2 Maart ' 1743, won bij Maria: Christina Catharina,Catharina Maria, gedoopt 16 Julij 1743, getuige: Catharina Antonia Kreij (3). (1) Willem (William) Montgommery (Montgomerü), soldaat, is als j.m. 31 Maart 1748 te Brielle getrouwd met Johanna Verhagen j.d., geboren aldaar. Het echtpaar won: David, gedoopt 27 Julij 1752; Augustinus, gedoopt 28 Dec. 1753; Johanna, ge- 1 doopt 20 Juny 1755, getuige: Johanna Smits; Jan, gedoopt 29 April 1760. Een kind van W. Montgommery werd begraven 5 Juny 1760. (2) In 1735 kwam met att, van Amsterdam te Brielle Anrhoni ' Jakob van Agthoven. In 1763 werd Christina Agthoven te ! Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 16 October 1763). De Acta van 13 July 1783 noemen haar, met att. van Heen- 1 vliet gekomen. Den 21sten van Herfstmaand 1809 is zy ongehuwd gestorven, oud 63 jaar. Zie over haar de Acta van 2 Augustus 1799. (3) In 1740 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Anna Catharina Krey tActa van 17 April 1740). < — Met den naam Slingerland ontmoette ik den naam Slingeland. Cornelis Jacobsze Slingelant, gehuwd met Neeltghe Pieters, won bij haar: Jacob, gedoopt 19 November 1600, getuigen: Jan Caerle van Rotterdam, Stephanietghe Cornelis en Cornelis Jacobsze ; Pietertgen, gedoopt 27 November 1602, getuigen: Jacob Corsze, Thijs Maertensze, Jacob Aertsze, Catalijntghen Bols; Crijn, gedoopt 1 Januarij 1606, getuigen: Jan Jansze, Lijntgien Ariens dr. en Willempjen Ariaens dr. De vader dezer kinderen, ook Yan Slingelant genoemd, kwam mij in de jaren 1614—1625 als brugwachter voor (Ress. 8 Maart 1614, 18 April 1615, 20 Februarij 1616 en 1 April 1625). In 1/94 kwam te Brielle met attestatie van Schoonhoven Maria van Slingeland (Acta van 13 Julij 1794). Over Daniël Slingeland, in 1802 gehuwd met Maria van Oosten (1), zie men art. XCIX. Over Gabriël Leonard van Oosten Slingeland, in 1839 gehuwd met Catharina Llisabeth Sara van Andel, zie men art. LXVII. CXXXIV. BRASSER. Adriaen Brasser (2), N°. 88 op de Naamlijst der Vroedschappen, werd verkozen tot schepen 1 October 1663, 1665, 1673, 1675, 1676, 1678, 1679, 1686, 1688 (11 April 1689 werd hij als schepen vervangen) en 1692; tot raad in het College der Magistraten 1 October 1666; tot burgemeester 1 October 1673, 1676, 1679, 25 Junij 1687 en 4 October 1692. Den 10den September 1680 en 1 October 1688 werd hij benoemd tot raad in de admiraliteit te Rotterdam. Dat hij 11 April 1689 werd vervangen als schepen, was een gevolg van zijn optreden als raad in de admiraliteit. Hij fungeerde ook als curator van de Latijnsche School (Res. Vr. 25 October 1672) en bij de t Waalsche Gemeente was hij diaken in de jaren 1662—1666, ouderling in de jaren 1608—1675. Den 7den ju]ij 1695 werd hij wegens zijn overlijden als vroedschap vervangen. Den 8^" Julij 1695 werd hij begraven (3). De Kerkeraadsacta van 1 Julij 1660 noemen onder de met attestatie ingekomen lidmaten den Heer leenman (1) Onderscheidene personen, Van Oosten geheeten, vermeldde ik in „De Navorscher", 1882, blz. 586-588. Er kan nog aan toegevoegd worden Grietje Ariens van Oosten, in 1690 van Willemstad te Brielle gekomen (Acta van 26 October 1690). Jan van Oosten werd in 1759 gekozen tot ouderling. (2) Volgens eene mededeeling van Jhr H. H. Röell was hy een zoon van Mr. Hugo Brasser en Geertruid Teding van Berkhout en trouwde hy 5 November 1656. (3) In het Kohier van den 200sten penning voor 1669 staat blz. 23 verso de post: „Adriaen Brasser voor sijn capitael ende noch voor syn portie in de goederen van den soon van den raetsheer Berchout etc." nè Adriaen Brasser en Josina Goomans, uit Den Haag. Bij Josina, begraven '28 Junij 168!), won Adriaen Brasser (1) te Brielle: Brechtlant, gedoopt 3 Maart 4662, getuigen : Johan Tedingh Berckhout „raeth" en Vrouwe Brechtlant van der Dussen, weduwe. Zij trouwde in 1690 met Dr. Anthony ïael (zie art. X) en werd als weduwe van A. Tael begraven 12 April 1733. Hu go, gedoopt 23 December 1663, getuigen : Willem Gomans en ju (Fr. Anna Coomans. In 1684 werd hij op belijdenis aangenomen (Acta van 28 Julij 1684). Den 18den Junij 1688 werd Hugo Brasser, luitenant, begraven. « Adriaen, gedoopt 8 Maart 1665, getuigen : Paulus Briel, baljuw, Johan Tedingh Berckhout, raad en rentmeester van de domeinen van Holland, en Cornelia Hulshout, de grootmoeder. Adriaen Brasser werd begraven 28 October 1689. Cornelia Josina, gedoopt 9 December 1667, getuigen : Hendrick Buijs, jultr. Cornelia Comans, Mevrouw Magdalena van Ellemete. Deze dochter zal bedoeld zijn in de Acta van 25 Januarij 1685, die Cornelia Brasser noemen onder de op belijdenis aangenomen personen. Den 2tlen Augustus 1742 werd begraven Cornelia Josina Brasser. Haar lijk werd uit Den Haag naar Brielle vervoerd. Wilmina, gedoopt 8 Januarij 1670, getuigen: Willem Comans en Willem Hulsthoudt. Willemina Brasser, in 1687 op belijdenis aangenomen (Acta van 23 Januarij 1687), werd begraven 26 Augustus 1689. liet echtpaar kreeg meer kinderen dan de genoemde (2). In art. CXV is medegedeeld, dat 27 November 1676 bij den doop van Anna Josina, . dochter van L. Warnaer en Neeltje Dirks Goudtswaerdt (3), getuigen waren de huisvrouw van bur- j (1) A.driaen Brasser was doopgetuige 22 April 1669 en 18 November 1674 (zie art. C), 2 September 1674 (zie Bijvoegsel op i art, LXXIII), 5 Januarij 1690 en 25 December 1692 (zie art. ï LXXIII). Met Josina Comans was hij getuige 25 December ] 1685, 16 Maart 1687 en 20 Junij 1688 (zie art. LXXIII). (2) Volgens eene mededeeling van Jhr. H. H. Röell kreeg { liet echtpaar na Wilmina nog een zoon Maarten Zacharias, { ongehuwd overleden. Ik vond dien zoon in geen doopregister .! vermeld. ^ (3) Over 't geslacht Goutswaert handelt art. CXV. De aldaar 1 vermelde Adriaen Rochusze Goutswaert zal bedoeld zijn in de ( oudste registers, die gewagen van Arien (Arent,Adriaen) Roch usze i „schoemaeker". Bij Willemtgen Willemsdr. won deze man: 1 Lijsbeth, gedoopt 17 Augustus 1586, getuigen: Rochus Jacobsze, Joachim Gijsbrechtsze, Neeltgen Rochusdr.; Neeltge, gedoopt l 80 Augustus 1587, getuigen: Claes Rochusze, Marijtgen Rochusdr.; Rochus, gedoopt 5 November 1589, getuigen ; Lenert Cornelisze I Clevjburch, Jacob Tonisze uit Korendijk, Crijn Jobs. Den ( lOden November 1591 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Nieuwenhoorn getrouwd Arent (Arien) Rochusze „schoemae- I gemeester Brasser en diens dochter Anna Margrita. Deze dochter, ook Anna Margaretha genoemd, in 1676 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 23 Julij 1676), werd begraven 2 Januarij 1731. Zij was niet alleen getuige bij den doop van kinderen harer zuster Brechtlant (zie art. X), maar ook bij den doop van andere kinderen op 5 Januarij 1690 en 25 December 1692 (zie art LXXIil) en op 9 April 1094 en 15 Februarij 1697 (zie art. LVII). Bij kinderen van Brechtlant, gehuwd met Dr. Tael, was met Adriaen, Anna Margaretha en Cornelia Josina Brasser, getuige Geertruijd Brasser, zeker mede een dochter van Adriaen Brasser. Julï'r. Geertrut (Geertruda) Brasser, in 1674 op belijdenis aangenomen (Acta van 26 Julij 1674), werd als huisvrouw van Johan Vincent Vervoorn te Brielle begraven 1 Februarij 1708. Zij was nog doopgetuige 30 Maart 1678 (zie art. LXXXIV) en met Adriaen Brasser 6 Mei 1691 (zie art. LXXIII). Johan Brasser werd te Brielle begraven 25 November 1691. Hij werd aldaar gekozen tot raad in het College der Magistraten in 1681, tot schepen 1 Octo- ker", weduwnaar te Brielle, en Lijsbeth Jansdr. van Nieuwenhoorn. By deze vrouw won Arien: Maritge, gedoopt 18 November 1592, getuigen: Jacob Matheusze, Maerten ,,de waertop het Hooft", Maritge Lenerts van Oostvoorne, Maritgen Couwenoort; Willemtge, ged. 19 Junij 1594, getuigen: Jacob Jansze, Lenert Lenertsze, Arien Dirxze, Neeltgen Rochus, Annetge Willems ; Rochus, ged. 16 Junij 1596, getuigen: Pieter Pietersze, Cornelis Jansze, Sandryntge Pieters, Neeltge Rochus; Maritgen, ged. 29 Maart 1598, get uige : Willemtgen Willems; Rocus, ged. 26 November 1606, getuigen : Abel Fransze, Pieter Mekse, Grietgien Jans, Xeeltgien Gillisdr. Adriaen Rochusze Goutswaert werd in de [aren 1614—1617 verkozen tot „heylichgeestmeester" te Brielle. Do Acta van 6 Januarij 1587 noemen Arien Rochusze „schoeuaeker" en Willemgen Willemsdr., echtelieden, als nieuwe eden der gemeente; de Acta van 3 Januarij 1595 Lijsbeth rans, de huisvrouw van Aryen Rochusze. De als doopgetuige genoemde Neeltgen Rochusdr., gehuwd net Pouwels Jansse, won bij dezen man: Elizabeth, gedoopt !3 November 1586. getuigen: Jochein Ghijsbrechtse, Claes Rochusze, Cornelis Lodewicx, Willemtge Willemsdr. De als doopgetuigen vermelde Jochum Gijsbrechtsze en Maritgen Rochusdr. waren echtgenooten. Het echtpaar won : Rochus, eed. 9 Julij 1589, getuigen: Arien Rochusze, Claes Rochusze, racob Jansze, Neeltge Rochus; Gijsbrecht,gedoopt 7 Junij 1587, ;etuigen: Pouwels Jansze, Maritgen Jochems, Willemtge Wilems. Maritgen Rochusdr. stierf en in September 1591 is Jochum T\jsbrechtsze, weduwnaar, hertrouwd met Lijsbeth Jansdr., veduwe van Roel Arenszoon schipper. By deze vrouw won iÜ : Jan, gedoopt 8 Julij 1592. Lijsbeth Rochusdr. werd verkozen tot moeder van het Zie;enhuis in 1577 — 1582. Den 20sten October 1599 is gedoopt Ariaentge, dochter van Jan leindrixze en Ariaentghe Rochus,waarbij getuigen waren Jochum lijsbrechtsze, Pieter Pietersse, Neeltghe Jans. Den 2den September 1593 is gedoopt Lijsbeth, dr. van Thijs tochusze en Willempge Willems, getuige : Ariaen Dirxse. ber 108o, 8 Julij 1688 en 1 October 1600. Eerst 25 November 1600 werd hij als schepen beëedigd. Den 1 sten Mei 1742 werd gedoopt Anthonij, z«on van Joannes Anthonij Wijier en Josyna Brassers, getuigen: Gornelis van Geldervelt (Gerderen?) en Geertruij de Jong. De voornaam d3r moeder geeft grond voor het vermoeden dat zij tot het geslacht van den vroedschap Adr. Brasser behoord heeft. Nog kwamen mij vier personen voor, Brasser geheeten. h rancois Brasser, burgemeester te Schiedam, vermeld in een akte van 21 October 1630. Den' 30sten Maart 1637 besloot de Brielsche Vroedschap voor het ambt van thesaurier-generaal aan te bevelen den pensionaris Brasser van Delft of Mr. Gornelis van Beveren, oud-burgemeester van Dordrecht. Jan Brasser, arbeider, werd te Brielle begraven 31 Augustus 1727. In 1758 kwam volgens de Acta van 16 April 1758 met attestatie van Maassluis Jacobus Brasser, die als j.m., geboren te Maassluis, 8 Julij 1750 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 24 Julij te Overschie getrouwd is met Anna Bon, j.d,, geboren onder Ilillegersberg en wonende onder Overschie, van waar zij met attestatie te Brielle kwam (Acta van 15 April 1750 . In 1781 was te Brielle een soldaat in garnizoen, die Johan Baerend Brasser heette en aldaar als j.m. den 14^en Mei van dat jaar trouwde met Elizabeth Gerbe j.d. te Brielle. cxxxv. D E VOG EL—GOUTSM1T. Bij Hes. 20 Augustus 1586 werd Adriaen YVillemsze goutsmit „genomineert tot wisselaer" van Brielle. pen 25ste" April 1587 werd hij „gecontinuëert tot het ijken van halve vaten, kinnekens ende achterdeelen '(l); den 10^» December 1588 „gecommitteert tot brantmeester"; den 16^ October 15(J2 „tot de visitatie van de maeten, ellen ende gewichten"; den -0sten December 1(501 werd hij „gecommitteert als rechter over de dillerenten, opte gemeene middelen vallende, geduyerende d'indispositie van Cornelis Lngelsze Turck". Als kerkmeester van de St. Gath. Kerk trad hij op in den loop van het dienstjaar 1501—1502 en sedert werd hij als zoodanig herkozen, iooi de laatste maal in November 1607. In de publicaties van 6 November 1505, 2 November 155J6 en ■olgende, welke die herkiezing vermelden, heet hij dleen Adriaen YVillemsze. In de jaren 1507—1607 ungeerde hij als boekhouder van het gasthuis. In 1500, 1507, 1500, 1601, 1603, 1605 en 1607 werd hij (1) Den 12den April 1603 werd het ijken door Adriaen Willems- < e, burgemeester, overgedragen aan zijn zoon Willem Arensze. < gekozen tot schepen, in 1602, 1604 en 1606 tot burgemeester. Den 16(ien October 1588 werd gedoopt Aefgen, dochter van Cornelis Gornelisze en Jannetgen Gornelis (I), en daarbij waren getuigen: Pieter Gornelisze, de stiefzoon van den secretaris Jan de Lange, Aefgen Jans en Anneken Jans, de huisvrouw van Arien Willemsze goutsmit. Na den dood dezer huisvrouw, den 20sten junij is Adriaen Willemsze goudtsmit hertrouwd met Aertgen Huybrechts dr. (2), weduwe van Arien Gornelisze Hartichveld, over wien men zie art. CWII. Eene zuster van Aertgen is vermeld in de Thes. Bekening over 1607—1608, die blz. 40 verso den post heeft: „Betaelt den burgemeester Adriaen Willemsze van wegen Hevndrickgen Huvbrechtsdr., sijn huysvr. suster, 154 ponden over daflossynge van een jaerl. losrente etc." Den 31 «ten Augustus 1608 werd Willem Gans (3) tot schepen verkozen in plaats van den overleden burgemeester Adriaen Willemsze. Adriaen werd begraven 20 Augustus 1608. De weduwe, die hij naliet, is nog vermeld in de Thes. Bekening over 1617—1618, die blz. 23verso den post heeft: „Aertgen Hubrechtsdr., weduwe van Adriaen Willemsze burgemeester za:, te haren lyve opgebracht hebbende etc." Den 26«t™ November 1618 is Aertgen Huybrechls begraven. Bij Annetgen Jans won Adriaen: I. Willem, II. Ydeken, III, Jan. (I) Dit echtpaar won nog: Maritgen, gedoopt 9 Juny 1591, getuigen: Bartelmees „den apteecker" en Neeltgen Vrericx; Aeltgen, gedoopt 6 Januarij 1593, getuigen: Vrerick Gornelisze en Adriaentgen Ockere; Gerrit, gedoopt 7 October 1594, getuige: Lintgen Ambrosius; Jan, gedoopt 27 November 1596, getuigen: Jaquemintgen Jacobs en Geertgen Jacobs, huisvrouw van den baljuw van Goedereede; Cornelis, gedoopt 1 November 1598, getuigen: Arien Gornelisze, Maritghen Gerrits en Jacobmijntghè Cornelis; Gerbrechtghen, gedoopt 24 December 1599, getuige: Gerrit Jansze; Rijck, gedoopt 21 Januarij 1601, getuigen: Jan 1'redericxze, Cornelis Lenerdsze en Neetgen (Neeltgen?) Fredericxdr.; Huygh, gedoopt 7 Augustus 1602, getuigen; Jan Willemsze van „Delf", Dirck Gerritsze, mede van „Delf", en Maritghen Bastiaens; Jannetgen. gedoopt 16 November 1603, getuigen: Myntgen Cornelis, Willem Lenertze, Heyltgen Huichens; Heyltgien, gedoopt 18 Januarij 1606, getuigen: Huych Maertensze, juffrouw Helena Barnevelts en Haesgien Jacobs; Heyltgien,' gedoopt 4 Juny 1607, getuigen: Gerrit Cornelisse, Gerrit Willemsze en l'ietertgien Arentsdr. In de doopaanteekeningen van 1602, 1606 en 1607 heet de vader Cornelis Cornelisze cuyper. (2) Eene jonge dochter, wier ouders „Mennonisten" 'waren geweest, genaamd Hjsbeth Arens, werd 1 Junij 1598 ten doop gepresenteerd door de huisvrouw van Adriaen Willemsze goudtsmidt. (•J>) Zie over Willem Gans mijne Bijdrage over Tromp, blz. ih en volgg. Zijne aldaar vermelde dochters Laurentia en Agatha sijn volgens een grafzerk gestorven, de eerste 31 October 1677, >ud 79 jaar, de tweede 23 Mei 1649. oud 48 jaar, 2 maanden m 4 dagen. I r ï »*» 1. Willem (1). Den 2<ïen Augustus 1598 is le Brielle getrouwd Willem Adriaenszoon goutsmidt j.m. met Lijsbeth Arents j.d., die hem schonk Idetghen, gedoopt 3 November 1599, getuigen: Adriaen Willemsze, Maddaleentghe Matheus (2). In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Lijsbeth Adriaens. Den tasten November 1599 werd een kind van Willem Aiensze goudtsmidt en den 2den December 1599 's mans huisvrouw begraven. Den löden September 1600zijn te Liielle getrouwd Willem Adriaensze goudtsmidt wedr. en Eiisabeth Jans j.d., zuster van Abraham J.insze Commersteyn. Lijsbeth Jans, huisvrouw van Willem Arensze, werd 8 Januarij 1614 tot moeder of ïegentes van het gasthuis verkozen in plaats van Jlilletge Claesdr. Eene publicatie van 31 October 1619 vermeldt haar nog als moeder van dat gesticht, maar onder de moeders, die 2 November 1624 werden gekozen, komt zij niet voor. Zij zal toen niet meer in leven geweest zijn. De Rekening der St. Catb. kerk over 1623—1624 vermeldt hare begrafenis niet. Den 27sten October 1619 werd oen kind gedoopt van Hu ycli Willemsze en lef ken Pieters en daarbij waren getuigen Floris Lenaertsze van Dordrecht en Lijsbeth Jans, huisvrouw van Willem Adriaensze. De lijst der Vroedschappen noemt onder No. 21 Willem Arensze goutsmidt en onder No. 23 Willem Adriaensze de Vogel. Zooals ik reeds heb bericht, is deze opgave foutief. De geslachtsnaam van den goudsmid was De \ogel, zoodat men onder No. 21 moet lezen: Willem Arensze (Adriaensze) de Vogel goutsmidt, en No. 23 moet vervallen. De man werd tot schepen verkozen 1 October 1619, 17 Januarij 1622, (1) Den 6eprocreërt by Willem Arentsze goudtsmidt, met mmen Idetgen ende Maritgen Willems dochteren, die jefurneert hebben 200 l' etc." (2). (1) Twee kinderen van Willem Arentsze werden begraven Maart en 14 October 1607. De vader dezer kinderen zal Wil- Jm Arentsze goudtsmidt geweest zijn. (2) In het Brielsche Archief berust een losrentebrief d.d. 14 rnvomKov 1AA7 fnn J i • , Die post luidt in de Rekening over 1024—1(325, blz. 34 verso: „de vveesen van Elysabeth Jansdr., geprocreërt by Willem Arentse de Vogel etc." Aldus leest men den post ook in de Rekening over 1020— 1027, blz. 38. In de Rekening over 1030—1037 staat hij niet meer. In de Rekening van den 200sten penning voor 1025 is blz. ;> verso vermeld: „Idetgen Willems, dochter van Willem Arensze de Vogel." Den 23sten Mei 1020 zijn te Rrielle, waar zij woonden, getiouwd ldetje Willems en jan Troost weduwnaar. Den 15den Mei 1021 werd Jan Troost te Brielle geadmitteerd als notaris, 18 December 1021 als procureur. Blijkens een akte van 11 Mei 1033 was de notaris Jan Troost een zoon van Isaac. In 1030 werd een huis van Willem Adriaensze de Vogel verkocht door Quirijn Quirijnsze en Johan Troost, „als getrout hebbende de dochters van den voornoemden de Vogel" (Bodtb. begonnen 1024, blz. 120 en 104 verso, • aanteekeningen van Maart 1029 en 4 Mei 1030). In eene aanteekening van 1 Februarij 1048 (Bodtb. begonnen 1041, blz. 307) is sprake van Idetgen Willems, weduwe van Johan Troost. In een akte van 20 Üctober 1053 komt nog voor Idetgen Willemsdr. de Vogel, weduwe van Johan Troost, wonende te Brielle. Lene akte van 9 Julij 1030 noemt Jan Troost, notalis te Btielle, als borg voor Andries de Roy, „getrout hebbende Theodora Troost te Rotterdam" (1). Als j. m. van Botterdam trouwde Johan Troost 20 April 1021 (1) Johan Albertse I roost j. 111. te Rotterdam is 9 Augustus 1644 te Brielle getrouwd met Loisa (Louisa) Troost j. d. te Rottei dam. — Llisabeth Troost, in 1 f353 te Brielle op belydenis aangenomen (Acta van 27 Februarij 1653), is aldaar 5 Februarij 16->8 getrouwd met Cornelis Dirckse van der Tas j. m. te "Westmaas. Over Aaltje Troost, in 1671 te Brielle op beiydenis aangenomen (Acta van 25 April 1671), gehuwd met H. Kluyt, v.ie men art. LX VII. — Adrianus Heek j. m. van Utrecht, vaandrig, in^l673 te Brielle op belydenis aangenomen (Acta van 27 Jultf 16/3), is 8 April 1674 aldaar ondertrouwd en daarna met att. van 20 April te Rotterdam getrouwd met Maria Trooist, j. d. van Rotterdam. In 162r> kwam te Brielle van Heenvliet Arien Jansze Heek (Acta van 2 January 1625), in 1774 van Nymegen Michel Heek (Acta van 16 January 1774). ] )en 5den Aug 1583 werd te Brielle gedoopt Neeltge, dochter van Maerten Heek en Maritge Yrericxs, getuigen: Heynrick Willemsze, „desoonin den Bril", en Janneke Vrericx. — Adam Troost, gehuwd met Geertruy Pieterse, won bij haar Cornelia, gedoopt 7 July 1726. Een kind van Adam Troost, soldaat, werd 5 September 1726 begraven. — Den 13den November 1746 7,yn te Brielle ondertrouwd en met att. van 28 November te Klaaswaal getrouwd Kornelis Troost j. m. van „den Hitzert", wonende onder Klaaswaal, en Geertrui van der Sluis, weduwe van Willem van Zanten, geboren te Nieuw-Beyerland en wonende onder Klaaswaal. — De Acta van 16 October 1768 noemen Adam Troost, gekomen van Rotterdam. Den 22sten Januarij 1769 zyn te Brielle' getrouwd Adam Troost j. m., onlangs te Amsterdam en tegenwoordig te Brielle wonende, en Cornelia Velthuisen, weduwe te Brielle met Aeltjen Mus j. d. aldaar, in het testament van Jan Troost Isaacxse, te Botterdam gepasseerd 10 Nov. 1024, genoemd Alida Mus Cornelis dochter. Blijkens een akte van 15 Augustus 1025 was Aeltje Mus toen overleden. c. Marijtgen; zie onder b. Gelijk in art. CXVI vermeld is, trouwde Maritjen Willems j. d. in 1024 met Crijn Crijnsze of Quirijn Quirijnsze, die te Brielle vroedschap werd, komt zij voor onder den naam Maria de Vogel en werd zij 19 Februarij 1054 begraven. Den 18de" Julij 1054 werd in hare plaats een ander tot moeder of regentes van het weeshuis verkozen. II. Ydeken. In de Thes. Bekening over 1580—1587 staat blz. 9 de post: „Adriaen Willemszegoudtsmidt ten lyve van Willem Adriaensze ende Ydeken Adriaensdr., die overleden es, een jaer renten etc." In de Rekening over 1013—1014 komt die post nog voor en ook in die over 1024—1025, maar in de eerste leest men voor Ydeken verkeerdelijk Ingetgen, en in de tweede Juditghen. III. Jan. In de Thes. Rekening over 1007—1008 vindt men blz. 19 den post: „Adriaen Willemsze burgemeestei, die ten lyve van Jan Adriaensze synen soone, geprocreërt by za: Annetgen Jansdr., totcoopinge van lij ff ren ten opgebracht heeft etc." Die post wordt nog aangetrollen in de Bekening over 1051 — 1052, blz. 29 verso. Den 14<*en October 1001 zijn te Brielle getrouwd Jan Adriaenszoon goudtsmit j.m. en Maritgen Jacobs j.d., beiden van Brielle. Werd de man weduwnaar, dan is hij misschien bedoeld in het Trouwregister, hetwelk vermeldt, dat 28 April 1019 te Brielle ondertrouwd zijn Jan Arentsse wedr. en Neelljen Heyndrixdr., weduwe van Andries Jacobsse. In 1038 trad hij op voor zijn vrouw. Volgens eene akte van 7 Januarij 1038 compareerden toch toen voor schepenen te Brielle Tobias Corvincxze als vaderen voogd van zijne kinderen, verwekt bij Neeltge Arentsdr., en Mees Cornelisze de Haes, als getrouwd hebbende Hester Arentsdr., beiden kindskinderen en erfgenamen van Huych Pietersze t' Gareel en Maritgen Symonsdr., mitsgaders Jan Adriaensze de Vogel, nomine uxoris, en Aert en Daniël van Riele, „naeste collatrale bloetvrunden van Huych Pietersze t' Gareel (1) ende Maritge Symonsdr." van Hillebrand Volkert, te Brielle. De Acta van 30 December li 90 vei melden dat eene attestatie werd afgegeven aan Adam Troost, zijn vrouw en zyn dochter. — Den 12den September 1800 is te Brielle begraven Gerardus Josephus Troost, oud 64 jaai, nalatende een weduwe en 7 kinderen. — Den 25stenvan Louwmaand 1810 is te Brielle gestorven Henrica Severina Troost, dochter van Anna C. van Heeck, wede. E. J. Troost. (1) In publiraties van 1599, 1601, 1608, 1604 en 1608 komt Huych Pieteisze tgreel (ofintgreel)voorals,,gasthuysmeester". Evenals in die akte is Jan Adriaensze gemeenlijk De Vogel genoemd, en nu heet hij Jan Adriaensze de Vogel, dan Jan Arentsze de Vogel(l). Als penningmeester „van de generale dijckaege van Voorne" is hij genoemd in akten van 15 December 1G50, 27 Maart 1(352 en 18 Februarij 1655 en in Res. Vroedsch. 31 Mei 1655 (2). In de akte van 27 Maart 1652 staat bovendien vermeld dat hij toen 72 jaren oud was. Den 18den Februarij 1656 was hij niet meer in leven; in een akte van dien datum toch is sprake van de erfgenamen van Jan Adriaensze de Vogel, in leven penningmeester enz. Van die erfgenamen leest men ook in een akte van 18 November 1656. In de Rekening van den 200sten penning voor 1625 staat Jan Adriaensze goutsmit of Jan Adriaensze de Vogel niet genoemd; wel noemt zij blz. 7 verso Jan Arensse brouwer. \an Jan Arensze of Jan Adriaensze brouwer leest men ook elders. Ik verwijs niet alleen naar de attestatie van 14 Febr. 1633, medegedeeld in art. LXXXVI, maar ook naai' mijne bijdrage over de Remonstranten te lïrielle na de zegepraal der tegenpartij in 1618, geplaatst in „De Navorscher", 1894, blz. 397—417. 658—675, 1895, blz. 48—68. Aldaar is \ermeld dat tot de personen, die handelden tegen het Plakkaat van de Staten betredende het houden van vergaderingen of conventiculen door de Remonstranten, behoorde Jan Arensze brouwer. Hij werd om zijn handelwijze in 1619 ontzet als „servitiemeester (3) (Res. 23 Augustus 1619) en als dekenmeester van het St. Nicolaasgilde (4). Uit naam van de Remonstranten trad Jan Adriaensze (Arentse) brouwer in 1629 herhaaldelijk en ook in 1646 op. Op de \ïaag of deze Jan Adriaensze of Arensse brouwer(5) dezelfde persoon is geweest als Jan Adriaensze de Vogel en of dus de man, d e, toen hij trouwde, goudsmid was, bierbrouwer werd, kan ik bevestigend (1) Aldus in een akte van 2 October 1649. (2) In een akte van 18 Mei 1637 komt hy voor als administreerende voogd van de kinderen van Annetgen Cleyburchs, verwekt bij Jacob Cornelisze Cleijdyck. In de Thes. Rekening over 1636-1637 staat blz. 60 versode post. „Betaelt Jan Adriaensze de Vogel ten behouve van de kindei en van Wyven Ihonisdr. van Hootdonck, erftgenaemen van de weduwe van sa: Cornelis Huybrechtze burgemeester etc." (3) Hy was als zoodanig aangesteld 6 Juny 1618. (4) Den 8sten Februarij 1614 werd Jan Arensze brouwer ontslagen „vant capiteynschap van de voethoge." (5) Jan Arensze brouwer diaken is genoemd in de Thes. Rekening over 1617-1618, blz. 29. Op blz. 56 van de Thes. Rekening ovei 16_'6 1627 staat de post: „Betaelt Jan Adriaenze brouwer van weghen de erffgenamen van den burgemeester Jacob Aertsse van Riele over een jaer interest etc." Dien post heeft ook de Rekening over 1636-1637. Eene akte van 12 Juny 1627 noemt Jan Adriaensze brouwer als neef van Jacob \ AAVl rï Anfflnn P1 r>.'U 1_ . _ i . , antwoorden. Uit mijne genoemde bijdrage blijkt, dat de Remonstrantsche ij veraar Jan Adriaensze brouwerin resoluties van 16iö Jan Adriaensze de Vogel heet en in de Acta van 1648 als lid van den Remonstrantschen Kerkeraad(l) voorkomt onder den naam van Jan Ariensze de Vogel. Wat de zaak boven allen twijfel verheft, is eene verklaring van Jacob de Vogel en Heyndrick Burchvliet, zoon en schoonzoon van Jan Adriaensze de Vogel. Die verklaring is vervat in een akte van 15 April 1630 en houdt in dat zij zich tot borgen stellen voor Jan Adriaensze brouwer, penningmeester van „de generale dijckaege" van Voorne, „haren vader ende schoonvader respective." In het Doopregister van de jaren 1600—1607 (2) staan als kinderen van Jan Arensse (Arentsse) en Maritgen Jacobs geboekt: Annetgen, gedoopt 14 Augustus 1602, getuigen: Adriaen Willemsze, Trintgen Aerls, Cornelis Jansse lijndrayer. Simon, gedoopt 23 December 1605, getuigen : Jacob Allertsse, Maritgien Henricxdr. weduwe van Simon Diertsse, en Aeltgien Hubrechtsdr. Den Oden Augustus 1608 werd een kind van Jan Arentsze goutsmidt begraven. Den 31sten Januarij 1625 heeft Jan Aryense brouwer zijn zoon begraven. Die zoon zal vermoedelijk de in 1605 gedoopte Symon geweest zijn. Behalve de genoemde won Jan Adriaensze nog andere kinderen. Met Annetgen volgen zij hier: a. Annetgen, in 1629 getrouwd met II. Burchvliet, in 1633 niet meer in leven ; zie art. LXXXVI. b. Jacob Jarisze de Vogel, vermeld in akten van "15 April 1630, 18 Mei 1632, 14 Nov. 1635 en 28 Mei 1637. Den lsten Oct. 1638 werd hij verkozen tot raad in het College der Magistraten, den lsten Dec. 1640 tot schepen. Wegens zijn overlijden werd hij 1 Mei 16H als schepen vervangen. Dat hij reeds 20 April 1641 gestorven was, zegt ons een aanteekening van dien datum (Bodtb. beg. 1641, blz. 15), waarin als koopers van eene brouwerij genoemd worden de weduwe van Jacob de Vogel en Willem de Vogel. Dat Jacob brouwer was, blijkt ook uit eene aanteekening van 18 Nov. 1645 (a. w. blz. 11), waarin men leest van een „halve brouwerij als Jacob de Vogel by coope aengecomen is ende nu by zyne weduwe ende erfgenamen vercocht." Die halve brouwerij werd gekocht (1) Den öden January 1647 werd tot diaken der Remonstrantsche gemeente gekozen Dr. Vogelius, weinig tyds daarna overleden. (2) Dit register vermeldt dat by den doop van Leentgen dochter van Cornelis Lenertse en Aeltgen Jans, op 22 February 1602, getuigen waren: Jan Jasperse Beauvoir, Jan Arentsze (1) Aldus in een akte van 2 October 1649. (2) In een akte van 18 Mei 1637 komt hij voor als administreerende voogd van de kinderen van Annetgen Cleyburchs, verwekt bij Jacob Cornelisze Cleijdyck. In de Thes. Rekening over 1636-1637 staat blz. 60 versode post. „Betaelt Jan Adriaensze de Vogel ten behouve van de kinderen van Wyven Ihonisdr. van Hootdonck, erftgenaemen van de weduwe van sa: Cornelis Huybrechtze burgemeester etc." (3) Hy was als zoodanig aangesteld 6 Juny 1618. (4) Den 8sten February 1614 werd Jan Arensze brouwer ontslagen „vant capiteynschap van de voethoge." (5) Jan Arensze brouwer diaken is genoemd in de Thes. Rekening over 1617-1618, blz. 29. Op blz. 56 van de Thes. Rekening ovei 1626 1627 staat de post: „Betaelt Jan Adriaenze brouwer van weghen de erffgenamen van den burgemeester Jacob Aertsse van Riele over een jaer interest etc." Dien post heeft ook de Rekening over 1636-1637. Eene akte van 12 Juny 1627 noemt Jan Adriaensze brouwer als neef van Jacob Leendertsze Cleyburgh; zie ton noot in art. CXXVIII. goutsmit, Anne Symons en Haesgen Jacobs. door Willem de Vogel. Dat Jacob de Vogel in 103,} en later leverancier van lood was, blijkt uit wat ik berichtte in art. LXXXIII. In dat art. is tevens vermeld, dat Jacob de Vogel j.m. in 1630 trouwde met Direkje Dircks Kevelaer. Eene aanteekening van 16 Nov. 1030 (Bodtb. beg. 1024, blz. 164 -verso) gewaagt van „alsulcken halven huys ... als Jacob Jansse de Vogel, getrout hebbende de dochter van Lijsbet Gerrits, in haer leven huysvrouw van Dirrick l)irrixze Kevelaer, tselve lest gepossideert heeft.'' Dij Dirkje, die als weduwe in 1643 trouwde met Cornelis de Jongh (zie art. LXXXIII en CXX), won Jacob de Vogel: 1. Johan, begraven 21 Dec. 1060. Zie over hem art. LXXXIII. 2. Jacob. Zie over hein genoemd art. 3. Elisabeth, in 1653 getrouwd met Maerten Prickman; zie genoemd art. en art. LXXXIX. Maerten Piickman was kerkeraadslid van de Bemonstrantsche gemeente te Brielle ; zie „De Navorscher", 1895, blz.62. 4. Gerrit, vermeld in een akte van 30 Sept. 1047; zie over hein art. LXXXIII en CXX. Volgens eene aanteekening van 10 Aug. 1063 (Bodtb. beg. 1660, blz. 105) werd toen een mouterij, in 't bezit geweest van Willem de Vogel en door diens curateurs verkocht, „genaest by Dirckje Dirricx, weduwe van Cornelis de Jongh, als moeder ende voochdesse van haren soon Gerrit de Vogel." c. Catharina de Vogel, als j.d. 2 Aug. 1033 te Brielle I getrouwd met Johan Gouwenaer j.m., wonende te Rotterdam. Dat beiden 24 üct. 1050 niet meer in leven waren, zegt ons eene akte van dien datum, inhoudende eene schuldbekentenis van Maerten Jansze Santvoort te Helvoetsluis aan Ds. Is. Pontanus, als ,.getrout hebbende Elisabeth Gouwenaers, eenige dochter ende universeel erfgenaem van Catryna de Vogel, in haer leven weduwe van Johan Gouwenaer." Den 27sten Jan. 1054 trouwden te Brielle, waar zij woonden, Elisabeth Gouwenaers j.d. en Ds. Isaac Pontanus j.m! Pontanus vertrok als predikant in 1054 naar Amsterdam ; zie „De Navorscher', 1895, blz. 5i. In eene aanteekening van 10 Nov. 1003 (Bodtb. beg. 1660, blz. 170) is sprake van een „huys als Ds. Ysaac Pon- I tanus, Bemonstrants pred. tot Amsterdam, als getrout hebbende Elisabeth Gouwenaers, kintskint van Jan Adriaensze de Vogel, tselve by erffenisse van denselven De Vogel aengecomen (is) ende nu veicoft heeft." Nog is hij genoemd in eene aanteekening van 6 Nov. 1606 (Bodtb. beg. 1660, blz. 283), waarin gewaagd < wordt van huisjes, „als Ds. Ys. Pontanus, Magdalena ; de Vogel ende Dirrickje Dirricx, weduwe van Jacob de Vogel, lest gepossideert hebben ende nu ver- ! cocht". d. Willem de Vogel, als j.m. 5 Nov. 1641 te Brielle getrouwd met Ariaentge van Santvoort, oudste dochter van Jan Fransze Santvoort(l) en iVlaria Willems; zie Bijvoegsel op art. XVI. In 1057 werd Willem de Vogel | °P belijdenis bij de Herv. Gemeente aangenomen als | lidmaat (Acta van 30 Augustus 1657). Twee kinderen van Willem de Vogel werden begraven 6 Mei 1654 en 20 April 1000. Op 17 April 1058 werd door Willem de Voegel zijn huisvrouw begraven. Dat hii brouwer was, blijkt uit het medegedeelde en uit akten van 8 October 1648, 16 December 1654, 29 Mei 1055 en 25 Julij 1056. In eene akte van 4 Januarij 1658 staat hij niet alleen als brouwer, maar ook als „cappitevn" vermeld. Dat hij het niet kon volhouden als brouwer, zegt ons j eene aanteekening van 22 Julij 1062 (Bodtb" beg | 1660, blz. 113), luidende: „Alsulcken huys ende er| ve . . . als Willem de Vogel, brouwer int loopende 1 hart, tselve lest beseten heeft ende alsnu by Maerten Prickman ende Willem Ho ver, als wettich gestelde curateurs over desselfs boedel, wederom vercoft is". In een akte van 14 November 1662 is sprake van Willem de Vogel, „gewesene brouwer'' te Brielle. Wat 1 iij, toen hij brouwer af was, geworden is, leert ons eene akte van 24 December 1664, waarin Magdalena de Vogel, weduwe van Hendrick Panser, verklaart zich te constituëeren tot borg voor haren broeder Willem de Vogel, marktschipper van Brielle op Botterdam. Dat hij 2 November 1665 niet meer in leven was, is mij uit een akte van dien datum gebleken. \oor schepenen te Brielle compareerden toen Cornelis Sant voort, „out capiteyn van de burgerie" te Brielle, (1; Jan Fransze Santvoort als brouwer vermeld in akten van 18 Junü 1632 en 14 Junü 1634. Blijkens de eerste akte was hü toen 50 jaren oud. Zie voorts over hem artt, XVI, LXXXIII en CXX. Over Frans Jansze Santvoort zie men artt. LXXIX en CXXVIII. Over Abraham Jansze Santvoort artt. LXXIX en XCVI. Over Sophia Santvoort, in een akte van 23 Junij 1668 nog vermeld als weduwe van Willem Potael, zie men artt. XVIII en CXXMII. Over Cornelis Santvoort, vermeld in een akte van 2 Julij 1652 en als kapitein van de burgery te Brielle in een akte van 2 Augustus 1653, zie men art. XVIII. Den 7den Mei 1645 zijn te Brielle ondertrouwd en met att. van 10 Junü te Dordrecht getrouwd Maerten Jansse Santvoort, j.m. te Brielle, en Jannetje Keek j.d. te Dordrecht. Akten van 18 September 164o, 16 Junü 1651 en 5 Maart 1655 gewagen van Maerten Jansse Santvoort te Helvoetsluis. Den 5den November 1641 zün te Brielle getrouwd Symon Jansse Santvoort, j.m. van Brielle. en Adriana Hoochkamer, wede. van Dr. Johan Moerbergen. Beiden woonden Ie Leiden. Den 7den Augustus 1661 te Brielle ondertrouwd en met att. van 21 Augustus te Rotterdam ge.rouwd Egbert Lambrechtsze Burchuysen, wedr. van Rotterlam, en Ida Santvoort j.d. van Brielle. Den 23sten Maart 1670 :e Brielle ondertrouwd en met att, van 9 April re Gouda getrouwd Tan Santvoort j.m., „coinmys ter recherge van de convoyen mde licenten", en Maria van der Tocht wede., beiden wonende ;e Gouda. Den 12den October 1670 te Brielle ondertrouwd Jan ondertrouwd en met att. van 21 Augustus te Rotterdam getrouwd Egbert Lambrechtsze Burchuysen, wedr. van Rotterdam, en Ida Santvoort j.d. van Brielle. Den 23sten Maart 1670 te Brielle ondertrouwd en met att, van 9 April re Gouda getrouwd •Tan Santvoort j.m., „commys ter recherge van de convoyen ende licenten", en Maria van der Tocht wede., beiden wonende te Gouda. Den 12den October 1670 te Brielle ondertrouwd Jan Sentsz de Groot j.m. en Ariaentje Santvoorts j.d. ? f en ju (Vrouw Magdalena de Vogel, weduwe van H. Panser, „oom ende meuye soo van svaders als van smoeders wegen respective endenaeste bloetvoochden \ati de kinderen van Willem de Vogel ende Adriane Santvoort, beyde sal:. e. Magdalena de Vogel, als j.d. 29 April 1050 getrouwd met Henrick Panser j.m. te Brielle. Den 12den Maart 1000 werd een kind van Heynderiek Panser begraven en 30 Augustus 1001 een kind van Magdalena de Vogel, weduwe van H. Panser. De weduwe begroef haren man 5 April 1601. Dat zij 2 Nov. 1005 nog in leven was, blijkt uit de onder d aangehaalde akte van dien datum (1). H. Panser was een zoon van Jan Heyndricksze Panser en koopman te brielle; zie art. CXI. Als koopman komt hij ook voor in een akte van 2 October 1045. Vermoedelijk was een dochter van hem Maria Punsser (Panzer), als j.d. 31 Mei 1078 te Brielle getrouwd met Bartholomeus Hartsoecker wed'., Remonstrantse!) predikant te Hoorn, eerst te Brielle; zie over dien pred. wat ik schreef in ,,De Navorscher , 1895, blz. 50. Als weduwe van Hartsoeckei is Maria 30 Maart 1081 te Brielle ondertrouwd en met att. van 17 April te Brielsch-Nieuwland getrouwd met Hillebrand van Cougelburch j.m. te Brielle werd 4 November 170i begraven Milbrant Koeckelenburg (2). Bij den doop van Wilhelma, dochter van Wilhelmus van Eden en Cornelia van Thuijnhuijse (3), op 25 October 1093, waren getuigen Philippus Mesch en Maria Panser. Je gelijk met Adriaen Willemsze goutsmit leefde te Brielle Willemtgen Jacobs de Voghel, als j.d. 19 October 1592 aldaar getrouwd met Claes Meynartze E reken boud t j.m. Het echtpaar won : Meynert, gedoopt 5 December 1593, getuigen: Gideon (?) Willemsze, Jannetje Jacobs; Jacob, gedoopt 20 September 1590; Jacob, gedoopt 2 September 1598; Jacob, gedoopt 17 Jumj 1000. In 1001 werd Willemtghe Jacobs, huisvrouw van Claes Mevnertsze, toegelaten tot het avondmaal (Acta van 4 Sept. 1001). Of deze Willemtgen de Voghel tot 't geslacht van den goudsmid behoord heeft, kan ik niet zeggen. Even¬ (1) Zy is ook vermeld in de Rekening van den 200sten penning , voor 1665, blz. 19. 8 ' (2) Te Brielle zy n 18 Februarij 1648 getrouwd Hillebrand van 1 Cougelenburch j.m. te Rotterdam en Sophia van Santvoort j.d. te 1 Brielle. Een kind van H. Cougelenburgh begraven 23 April s°Phia weduwe geworden, trouwde in 1654 met Willem Potael: zie art. XVIIr. (3) Den 23sten Maart 1694 te Brielle getrouwd Dr. Nalhanaël i ut-ii T8 wec*r' en ^ornel'a van Thuynhuysen, weduwe van I Wilhelmus van Eeden. In 1738 kwam te Brielle met att, van k t Era Tuynhuysen (Acta van 20 July 1738), in 1747 mede I ran Delft, Hermannus Tuynhuüzen (Acta van 15January 1747). v min kan ik dat zeggen van één der volgende personen: Lenard Jansse de Vogel, in de Acta der Classe van \oorne van 14 October 1031 genoemd als ouderling te Bommenede, in de Acta van 25 Junij 1041 als baljuw en ouderling aldaar; zie „De Navorscher" 1900 blz. 117. Hildegonda de Vogel, in 1099 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta des Kerkeraads van 23 Julij 1099). Ds. Henricus Vogeliius, in 1700 overleden; zie Bijvoegsel op art. X. De Acta van 28 Julij 1007 noemen Maria Vogeliius, gekomen van Oudenhoorn. Jan Aientsze de Vogel en Teentje Pieters van der Pot, echtelieden, in 1703 met att. van Maassluis te Brielle gekomen; zie over dit echtpaar art. XIV en een noot in art. XCIII. Neeltje de Vogel (ook Neeltjen Ariens enNeelfjen Arndsdr. genoemd), gehuwd met Abraham Jansse van Willegen (ook Van der Willig en Van Wilinghe genoemd), won bij dezen man: Arie, gedoopt 10 Oct. 1705, getuige : Lientjen Pieters ; Jan, gedoopt 12 Febr. 1708, getuige: Ariaentje van Wilinghe ; Adriaantjen, gedoopt 18 April 1710 (getuige: Gerritjen Willemsdr.)', in de Acta van 20 Januarij 1720 vermeld als aangenomen tot lidmaat en aldaar genoemd Adriana van Willegen ; Aaltjen en Neeltjen, gedoopt 10 Februarij 1714, getuigen: Maartjen Jongebreur en Adriaantje Besoye. Abraham van Willegen werd begraven 8 December 1730. Den 2^ juiy i729 werd begraven Lintie (sic) de Vogel, huisvrouw van Abraham van Willegen (Willigen). Neeltje de Vogel was 11 Februarij 1727 getuige bij den doop van Neeltje, dochter van Ari van Willegen en Annetje Roos. Anna Moijer, weduwe Vogelius, in 1700 met attestatie van Gouda te Brielle gekomen (Acta van 18 April 1700). Maartje de Vogel j.d., geboren te Brielle en aldaar in 1728 op belijdenis aangenomen (Acta van 29 Octobei 1728), is aldaar 1 April 1731 getrouwd met Leendert van der Bijl j.m., die als weduwnaar vanM.de de Vogel(l) 18 October 1772 te Brielle ondertrouwd en daarna te Dordrecht getrouwd is met Klara van der Linden, weduwe van Christiaan Bonen. Den 7den December 1780 werd begraven Leendert van der Bijl, Dtid 75 jaar en 7 maanden, nalatende een weduwe sonder kinderen. Hij werd gekozen tot diaken in 1771 m 1777. (1) Ook zonder de kwam mij deze geslachtsnaam voor. In 665 kwamen met attestatie van Woudrichem te Brielle Dirck 'Ogel 611 Marti ken Huijgen, echtelieden (Acta van 23 Julij 1665). )e Acta van 22 July 1666 noemen Dirk Vogel, korporaal ge.omen met att. van ,,Wesel". Den 14den January 1720 zyn te irielle getrouwd Willem Denys Vogel j.m., geboren te 's-Graenhage, en Llisabeth Arends Zoet, geboren te Brielle. i f Evenmin als de geslachtsnaam De Vogel was t Brielle de geslachtsnaam Goutsmit onbekend. D. lijst der Vroedschappen vermeldt op No.U3Eduarc Goutsmit, zoon van Roelant Goutsmit. Hij kwam ir 1604 van Delfshaven met kerkelijke attestatie t( • Bnelle (Acta van 23 October 1664). De Acta van 2t October 1078 vermelden, dat Eduard Roelantze Goudsnndt van Batavia te Brielle kwam. Hij werd gekozen tot schepen 10 Januarij 1679 en 1 October 1080, maar 10 Februarij 1081 wegens zijn overlijden vervangen. Den 13^n Februarij 1081 werd hij begraven. ï)en 1 ten Januarij 1062 is hij als weduwnaar te Brielle getrouwd met Petronella Kleijburch. Zie over hem art. CXXVIIIen een noot in art II (1). Den Wen Augustus 1681 berichtte de diaken Johan Gallas aan den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente te Brielle, dat „Eduard Goutsmit zaliger", in leven raad, vroedschap en schepen, twee zilveren schenkkannen gelegateerd had aan de Gemeente, om bij het H. Avondmaal te gebruiken. In eene Magistraatsresolutie van 15 Februarij 1081 leest men, dat „M*. Pieter Hallinghgesiiriogeert werd „tot curateur in den boedel van Annetje Goutsmit in plaats van den „overleden heer Goutsmit". Amarentia Goudtsmits, in 1074 gehuwd met Jan Gallas; zie art. II. In 1074 kwam Emerentia Boelants te Brielle met kerkelijke attestatie van Rotterdam (Acta van 20 Julij 1074). Misschien was een zuster van haar Adriaentje Boelants, in 1081 te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta van 23 October 1081 Den 24s'en Januarij 1681 werd te BrieUe begraven Annetjen Jans, weduwe van Cornelis Boelantse Goutsmit. Den 27*ten Augustus 1740 te Brielle begraven Dirkje Goutsmit, huisvrouw van Jan Markatorius „capt d' armes." ' ^ lk voeg hier nog aan toe, dat de Rekening der St. Cath. kerk over 1531—1532 de begrafenis vermeldt van „Baelkin goudtsmit". In het voorgaande is Henrick Panser genoemd. Naar aanleiding daarvan laat ik hier volgen wat ik ge\onden heb betreffende eenige personen, die den naam Panser (ook wel Pansser geschreven) droegen Heyndrick Jansze Panser, van Schiedam, werd blij kens Bes. Vroedsch. 10 Mei 1006 door den baljuw (1) A;in wat ik aldaar betreffende het geslacht Gallas verd heb, kan toegevoegd worden, dat 4 January 1782 te Brielle >egraven werd Jean Louis Gallaz (Gallas). In 1751 werd ten lehoeve van de diakonfê der Herv. Gemeente te Brielle ont- ' -angen f 221 en 10 stuivers, gelegateerd door Mr. Jan Gallas 1 oon van .Tan Arnout Gallas. Een gelijk bedrag vermaakte hij' < an de Leenbeurs. 3 „Otto van Sevender met kennisse ende bewillin<'e 3 van den Magistraet aengenomen tot zijnnen stede1 houder" en deed hij op dien dag als zoodanig den i vereischten eed. Volgens Bes. Vroedsch. 30 September ' ™J1 werd den baljuw door de Heeren aangezegd, » dat men niet „van meeninge" was „met. den stedehouder Henrick Panser recht ofte justitie te administreren otte hem in. saecken, de justitie aengaende, te admitteren, ter tijt ende vvyle toe hy hem van de hem ten laste gelegde excessen ende exactiën" zou hebben „gepurgeert." Hij werd als stadhouder gehandhaafd. Als zoodanig komt hij nog voor in Ress. Mag. 7 December 1013 en 10 Mei 1014. Dat hij de betrekking tot aan zijn' dood bekleedde, zegt ons het Trouwregister, hetwelk vermeldt dat Adriaentje Cornelis, weduwe van „Henric Panser stedehouder," in 1019 getrouwd is met Abrahamus 1a Faille; zie'Bijvoegsel op art. LXXXVI. Blijkens Res. 10 Maart 1610 was Henric toen overleden en werd hij als stadhouder vervangen. Zooals in 't Bijv. op genoemd art. is medegedeeld gewaagt de Bekening van den 200'ten penning voor 1043 van de overleden huisvrouw van Abr. la Faille en van de verdeeling harer goederen tusschen hare „drye voorkinderen" en den weduwnaar. Van twee dochters van haar is sprake in de Bekening van den 200sten penning voor 1025. Op blz. 5 verso van die Bekening staat: „de twee kinderen van Heyndrick Panser, namentlijck Maertge ende Elisabeth." Op blz. lil leest men, dat die twee kinderen uit Den Briel vertrokken zijn. Van die en andere kinderen volgen hier de mij hekend geworden bijzonderheden : a. Jan Panser, oudste zoon van den overleden stadhouder, werd den 21 sten Maarl 161G by provisje voor 3 of 4 weken in zijns vaders plaats tot stadhouder aangesteld en deed hij op dien dag als zoodanig den eed. De tijd, dien hij als stadhouder fungeerde, duurde langer dan 4 weken; maar weldra werd hij toch ontslagen. Den 13den jL1|ij 16l6 werd hij vervangen. Bij besluit van 8 Aug. 1020 werd aan Jan Panser door de Magistraten toegelaten te tappen en als tapper is hij vermeld in Res. Mag. 14 September 1024, als huurder van land in Ress. Ma"-. 17 Mei 1027 en 10 Februarij 1030. Dat hij 9 October 1038 nog in leven was, zegt ons een akte van dien datum. Eene akte van 2 December 1044 gewaagt van juffrouw Geertruvt Musch, weduwe van Jan Heyndrickse Panser. Eene akte van 10 Julij 1630 noemt die weluwe Geertruvt Cornelisdr., dochter van Cornelis racobse Musch zal. en erfgename van hare moei Caharyna Jacobs. Dat Jan Panser koopman was, ze°t )ns eene akte van 24 November 1046; dat hij'hanielde in meede, blijkt uit akten van 22 December _ i w 1631 en 15 Julij 1633. Van zijne weduwe is sprake in akten van 5 December 1651, 19 Februarij 1652 28 October 1654 en 24 Augustus 1655. In de Rekening van den 200«ten penning voor 1669 leest men blz. 19 verso: „de weduwe van Jan Heyndrickse Panser etc." In 1669 werd julTr. Geertruid Musch als doopgetuige vervangen bij een kind van M. Burchvliet en Maria Deijtn; zie art. L; in 1673 was juffr. Geertruijd Panser doopgetuige bij een kind van II Kluijt en Aaltje Troost; zie art. LXVII. Ineeneaanteekening van 1647 (Bodtb. heg. 1641, blz. 282) leest men van een huis in de Langstraat, verkocht dooide weduwe en kinderen van Jan Ilendrickse Panser. Eén dier kinderen was de genoemde Heyndrick, "ehuwd met Magdalena de Vogel. Behalve dezen zoon vermeldt^ de in art. CXI medegedeelde akte van 13 Junij 1650 nog twee zonen, beiden toen overleden namelijk Mr. Willem Panser, in leven advocaat, en' °b Panser. Mr. Willem Panser, in een akte van 8 Maart 164a genoemd met zijn broeder Heyndrick, is als j. m. 20 Augustus 1647 te Brielle getrouwd met Margaretha Mason j. d. Het echtpaar won Jan, gedoopt 31 Julij 1648, getuigen: Geertrut Musch en Mai'tie Deijm. Margaretha Mason is in 1650 hertrouwd met Jacob van Ferden, koopman te Breinen; zie art. CXI. Eene akte van 15 September 1636 noemt Cornelis Panser als zoon van Jan Panser Heyndrickse Volgens eene akte van 4 Mei 1635 woonde Cornelis lansze Panser toen te Brielle. Jacob Panser komt in aen akte van 18 December 1645 voor als minderja. *ige zoon van Jan Panser Heyndrickse zal. Een zoon ran dezen zal ook geweest zijn Jan Jansse Panser ds j. m. te Brielle ondertrouwd 14 Januarij 1646 en' laarna met attestatie van 26 Januarij te Rotterdam [etrouwd met Maritge Jacobs, j. d. van Charlois, vonende te Rotterdam. Jan Heyndrickse Panser won net alleen zonen. De Rekening der St. Cath. Kerk ver 1637—1638 vermeldt, dat 5 September 1638 beraven werd een kind van Jan Pansers dochter Eene ochter Margaretha is in 1637 getrouwd met Maerteu >eijm; zie art. L (1). In 1649 werd Margarieta Pansers 3 Brielle op belijdenis aangenomen (Acta vaii 1 Julij .). In 1641 werd aldaar op belijdenis aangenomen 'ijsbeth Pansers, weduwe van Christiaen Claesse ^cta van 3 Januarij 1641). Den 30sten September 1642 jn te Brielle getrouwd Jacob Dircse Heijnsberch eduwnaar, en Lijsbet Pansers, weduwe van „capi!Yn Christiaen Claesse, beiden te Brielle wonende , i een akte van 20 Julij 1647 wordt David van der ; (1) Volgens 't Alg. Ned. Familieblad, 1883, blz. 75, werd i ierten Deijm geboren 14 Mei 1608, stierf h« 14 Februarij 1703 É stierf zyne huisvrouw Margaretha 19 Mei 1680. ' l ! Heul (D, weduwnaar, genoemd als voogd van Lijsbe , Pansers en haar nagelaten dochtertje Marijtk. Corstiaens. Den 24«ten Mei 1637 zijn te Brielleonde tiouwd en daarna te Schoonhoven getrouwd Annel Panssers j. d. te Brielle en Niclaes ChristofFels J. m. te Schoonhoven. Den 26*ten Mei 1648 werd Brielle gedoopt Marritge, dochter van Michiel Lim hout en Gnetie Pansers, waarbij getuige was Lai brecht Limphout. Misschien waren de genoemc Lijsbeth, Annetje en Grietje Pansers, evenals Ma garetha, dochters van Jan Heyndrickse Panser. b. Jacob Panser woonde in 1616 te Maassluis; zi de door mij in art. LXXV medegedeelde aanteekenin van 29 April 1616. Ofschoon toen, volgens die aai teekening, tot een boete gecondemneerd wegen straatschenderij, werd Jacob, om den baljuw te belie ven, toch in 1616 aangenomen als stadhouder van dei baljuw (Res. Vroedsch. 13 Julij 1616) en deed hij doi 13 en Julij als zoodanig den vereischten eed. Dei , en November 1619 besloot de Vroedschap, die tegei smans aanstelling zich verklaard had, den „rae provmtiael te remonstreren de saecke van Jacol Panser, stedehouder, die den boode Corn. Kevsei oneerlick bejegent" had. Nadat Van Sevender als bal juw afgetreden en door Pieter Jacobsze vervanger was, werd den 29sten Januarij iö20 tot stadhouder var den baljuw aangesteld Frans Pietersze van Nes; zie art. LXXXVII. In een akte van 11 Mei 1627 is sprake van de erfgenamen van Jacob Pansser. c. Maertge (ook Maria genoemd) Panser. Den 27«ten Mei 1625 zijn te Brielle getrouwd Isaack Tristein, weduwnaar te Gouda, en Maria Pansers j.d. te Brielle. Den sten Mei 1629 zijn te Brielle getrouwd Johannes larve en Maria Panssers, weduwe van Isaac Tristeyn Over dit echtpaar zie men een noot in art. LI (2), over Maria Pansers, weduwe van Dr. J. Parvé, art. LXXXI (3). (1 In art. XVIII is als huisvrouw van Jacob Jansze van der Heul genoemd Joosgen Jansdr. Eene publicatie van 1582 die de gekozen moeders of regentessen van het Ziekenhuis 'vermeldt noemt die huisvrouw Joosgen Jansdr. van Rtfe. Haar man trad als kerkmeester op 1 November 1589 en fungeerde als boekhouder der kerk van 1 November 1592 tot in 1600 toen hy overleed. In de publicaties van 1589, 1590 en 1591 is U ^n°emd schout". Dat hij schout „vant Cleyn-Oosterlant", * tj J lV art' Xc-Reeds in 1590 werd hij gekozen tot schepen. _ ~a,n aIdaar vermelde kan ik nog toevoegen, dat de Acta ■ an o Julij lo83 spreken van een vrouw, wonende btf Rochus lacobsze Parve „int leertouwershuys". jr<3- ^ ^SS' Mag' 19 en 29 December 1654 is sprake van ria (of Maertgen) Pansers als „gewesen collectrice van den mpost OP den vleesche". In de Thes. Rekening over 1681—1682 itaat blz. 45 verso de post: „Betaalt Maria Pansser ende voor laar Hendric Cocq een jaer interest etc."' "vjuiu X Uil" ser etc." In 1669 werd juffr. Geertruid Musch als nOODP'plllicrp voiMron«A« Lii i_* .1 «c r% . uij cen Kina van ivi. mirch- vliet en Maria Deijm; zie art. L; in 1673 was juffr. Geertruijd Panser doopgetuige bij een kind van II Kluijt en Aaltje Troost; zie art. LXVII. Ineeneaanteekening van 1647 (Bodtb. beg. 1641, blz. 282) leest men van een huis in dn Ijancrstraat v» ? ïoinuuit uuur de weduwe en kinderen van Jan Ilendrickse Panser. Eén dier kinderen was de genoemde Heyndrick, gehuwd met Magdalena de Vogel. Behalve dezen zoon vermeldt^ de in art. CXI medegedeelde akte van 13 Junij 16a0 nog twee zonen, beiden toen overleden namelijk Mr. Willem Panser, in leven advocaat, en' Jacob Panser. Mr. Willem Panser, in een akte van 8 Maart 164a genoemd met zijn broeder Heyndrick, is als j. m. 20 Augustus 1647 te Brielle getrouwd met Margaretha Mason j. d. Het echtpaar won Jan, gedoopt 31 Julij 1648, getuigen: Geertrut Musch en Martie Deijm. Margaretha Masnn is in ^ IJ Cl ~ trouwd met Jacob van Ferden, koopman te Breinen; zie art. CXI. Eene akte van 15 September 1636 noemt Cornelis Panser als zoon van Jan Panser Heyndrickse Volgens eene akte van 4 Mei 1635 woonde Cornelis Jansze Panser toen te Brielle. Jacob Panser komt in een akte van 18 December 1645 voor als minderja. nge zoon van Jan Panser Heyndrickse zal. Een zoon van dezen zal ook geweest zijn Jan Jansse Panser als j. m. te Brielle ondertrouwd 14 Januarij 1646 en' daarna met attestatie van 26 Januarij te Rotterdam getrouwd met Maritge Jacobs, j. d. van Charlois, wonende te Rotterdam. Jan Heyndrickse Panser won niet alleen zonen. De Rekening der St. Cath. Kerk over 1637—1638 vermeldt, dat 5 September 1638 begraven werd een kind van Jan Pansers dochter Eene dochter Margaretha is in 1637 getrouwd met Maerteu Deijm; zie art. L (1). In 1649 werd Margarieta Pansers te Brielle op belijdenis aangenomen (Acta vaii 1 Julij ')• 1041 werd aldaar op belijdenis aangenomen Lijsbeth Pansers, weduwe van Christiaen Claesse (Acta van 3 Januarij 1641). Den 30sten September 1642 zijn te Brielle getrouwd Jacob Dircse Heijnsberch weduwnaar, en Lijsbet Pansers, weduwe van capiteyn Christiaen Claesse, beiden te Brielle wonende In een akte van 20 Julij 1647 wordt David van der (1) Volgens 't Alg. Ned. Familieblad, 1888, blz. 75, werd Maerten Deum geboren 14 Mei 1608, stierf hü 14 Februarij 1703 en stierf zyne huisvrouw Margaretha 19 Mei 1680. Heul(l), weduwnaar, genoemd als voogd van Lijsbeth lansers en haar nagelaten dochtertje Marijtken Corstiaens. Den 24«ten Mei 1637 zijn te Brielle onderbouwd en daarna te Schoonhoven getrouwd Annetje Panssers j. d. te Brielle en Niclaes Christoffelsze J. m. te Schoonhoven. Den 26*ten Mei 1648 werd te Brielle gedoopt Marritge, dochter van Michiel Limphout en Grietie Pansers, waarbij getuige was Lambrecht Limphout. Misschien waren de genoemde Lijsbeth, Annetje en Grietje Pansers, evenals Margaretha, dochters van Jan Heyndrickse Panser. b. Jacob Panser woonde in 1610 t« Mnaooi,,;*. de door mij in art. LXXV medegedeelde aanteekening van 29 April 1616. Ofschoon toen, volgens die aan" teekening, tot een boete gecondemneerd wegens straatschenderij, werd Jacob, om den baljuw te believen, toch in 1616 aangenomen als stadhouder van den baljuw (Res. Vroedsch. 13 Julij 16i6) en deed hij don 13 en Julij als zoodanig den vereischten eed. Den , en November 1619 besloot de Vroedschap, die tegen smans aanstelling zich verklaard had, den „raet provmtiael te remonstreren de saecke van Jacob I )O KI ~ 1 - J _ 1 1 i • aiisei, bieuenouaer, die den boode Corn. Kevser oneerlick bejegent" had. Nadat Van Sevender als baljuw afgetreden en door Pieter Jacobsze vervangen was, werd den 29sten Januarij 1620 tot stadhouder van den baljuw aangesteld Frans Pietersze van Nes; zie art. LXXXVII. In een akte van 11 Mei 1627 is sprake van de erfgenamen van Jacob Pansser. c. Maertge (ook Maria genoemd) Panser. Den 27^n Mei 1625 zijn te Brielle getrouwd Isaack Tristein, weduwnaar te Gouda, en Maria Pansers j.d, te Brielle. Den stën Mei 1629 zijn te Brielle getrouwd Johannes larve en Maria Panssers, weduwe van Isaac Tristeyn Over dit echtpaar zie men een noot in art. LI (2), over Maria Pansers, weduwe van Dr. J. Parvé, art. LXXXI (3). _ d. Elisabeth Panser. In een akte van 5 Mei 162( is sprake van Lijsbeth Pansersdr., nagelaten wees kind van Hendrik Panser. Volgens eene akte van { Junij 1625 compareerden toen voor schepenen t< Brielle „Isaiic Tristeyn, als getrout hebbende Mark Pansers", en Adriaen Panser, in desen tsamen vervanghende Lijsbeth Panssers, haere suster ende schoonsuster". In 't vervolg der akte is sprake van Jan Panser, haren broeder. In een akte van 27 November 1028 is vermeld Lijsbeth Pansersdr. In een akte van 2(1 April 1636, leest men van iemand, die bekent een zeker geldelijk bedrag schuldig te zijn aan „Elisabet Willemsdr., naergelaten weeskint van Elisabet Pansersdr., otte Jan Panser haeren voocht". j e. Adriaen Panser, vermeld in de onder aangehaalde akte van 9 Junij 1625. Den 24«ten Augustus 162o zijn te Brielle ondertrouwd en daarna te Gouda getrouwd Adriaen Panser, j.m. te Brielle, en Jannetie Gijsbrechts Sloes, j.d., wonende te Gouda. In een akte van 23 November 1632 is sprake van Adriaen Panser, apotheker te Gouda (1). f. Cornelis Panser. Dezen man noem ik onder de kinderen van Ileyndrick Panser op grond van een aanteekening, vermeldende dat 16 October 1633 te Brielle ondertiouwd en daarna te Botterdam getrouwd zijn Cornelis Hendricx Pansert, j.m. van Brielle, en Maria Jacobs Bontebal j.d. van Rotterdam. Behalve de genoemde vond ik nog de volgende personen, Panser genaamd. Den 9den Augustus 1622 werd te Brielle begraven Anthonis Panser; zijne weduwe werd aldaar begraven 10 September 1622. Hij liet een „desolaten boel" na; zie Bess. Mag. 28 December 1622, 24 Augustus 1623 en 12 December 1626. Aldaar is vermeld, dat hij nog schulden had „van wege de statsbierimpost". Hij zal dus tapper geweest zijn. Een zoon van hem zal genoemd zijn in het doopregister, dat vermeldt, dat 12 December 1621 gedoopt werd Jan, zoon van Jan Theunisse Pansser, waarbij getuigen waren Lenard Jansse en Stephania Dammasdr. De moeder is in de aanteekening van dezen doop niet genoemd. In akten van 28 November 1631 en 23 April 1633 is sprake van Jan Anthonisze (Antheunisze) Panser, poorter te Brielle. Volgens eene akte van 1626 bleef Jan Antheunisze Panser borg voor Pieter Cornelisze van (1) "Volgens eene akte van 31 Mei 1649 compareerden toen voor schepenen te Brielle Ds. Arnoldus Gestranus (Geestranus) en Heyndnck Panser, als procuratie hebbende van Adriaen Pansers „beyde in qualiteyt als vooghden" van het nagelaten weeskind van Willem Jansze Oostdijck zaliger. """"ucu ,,dU »van wege üe statsbierimpost". Hij zal dus tapper geweest zijn. Een zoon van hem zal genoemd zijn in het doopregister, dat vermeldt, dat 12 December 1621 gedoopt werd Jan, zoon van Jan Theunisse Pansser, waarbij getuigen waren Lenard Jansse en Stephania Dammasdr. De moeder is in de aanteekening van dezen doop niet genoemd. In akten van 28 November 1631 en 23 April 1633 is sprake van Jan Anthonisze (Antheunisze) Panser, poorter te Brielle. Volgens eene akte van 1626 bleef Jan Antheunisze Panser borg voor Pieter Cornelisze van > der Ileijde, die geld schuldig was aan Lijsbeth Pan sers dochter van Hendrick Panser. Volgens eene akt > van 16 October 1632 werden toen twee obligatie i door Jan Anthonisze Panser te Brielle getranspor i teerd aan Jan Heyndrickse Panser. Eene aanteeke ning van 1636 (Bodtb. beg. 1624, blz. 205 verso) ge \\aat van een huis als „toe te behooren plag Jar Anthonisze Panser chirurgijn (1). Eene akte van 2^ November 1674 bevat de verklaring van Cruijm Potael, „commys van het comptoir van de gemeene middelen" te Brielle, en Joannes Koulter, dat „Dirckjt Duijsent, weduwe van. . . Panser, gewesene sirurgijr in Oud-Beijerland, nu wonende tot Rotterdam, ende Fijtge Duijsent, hare suster, sijn beyde dochters ende kinderen van zal. Jan Duijsent ende Margrieta Prijs beyde alheyr (Brielle) overleden". In de akte is de \oornaam van den gewezen chirurgijn niet vermeld. Gregorius Panser, soldaat, is 3 Maart 1641 te Brielle getrouwd met Jobje Jans (Joris), j. d. aldaar, en als weduwnaar van Jobje 26 April 1643 aldaar' getrouwd met Pleuntje Jans, weduwe van Jacob Beiersse. Hendrik Panser te Amsterdam, genoemd in de Rekening van den 200^ penning voor 1665, die blz. 24 verso den post heeft: „De twee naergelaten weeskinderen van Cornelis Pietersze Verniel getaxeert op 1000 S, dan alsoo één van de voorseyde kinderen es getrout met Hendrick Panser tot Amsterdam ende aldaer overgeschreven, comt, etc." Zooals is medegedeeld, trouwde Jan Troost met Aeltjen Mus en Jan Panser met Geertruyt Musch. Deze vrouwen waren dochters van Cornelis Jacobsze Mus en Agnieta Willems dr. van Coesvelt. Als kinderen van dit echtpaar staan geboekt: 1. Catarina, gedoopt 0 September 1587, getuigen : Jacob Cornelisse Mussevanger, Hendrick Willemse Koes velt, Adriaentgen Pouwels (2), Marijcken Dircxdr. 2. Jacob, gedoopt 20 October 1589, getuigen: Willem Hendrickse, Pieter Cornelisse, Aelke Cornelisdr. 3. Aeltge, gedoopt 4 Julij 1501, getuigen: Jan Hendiickse Coesvelt, Hendrick van der Veke, Cruyntge \redericx, Maijken Cornelisdr. Zij trouwde met Johan Troost; zie hiervoren. (1) In hetzelfde Bodtboek, blz. 363 leest men ook in eene aanteekening van Juny 1639 van een huis „lest gepossideert door Jan Anthonisze Pansser, chirurgijn." (2) In publicaties van 1577, 1578, 1579, 1580, 1582, 1583, 1584, 1586 en 1587, komt Adriane Pouwelsdr. voor als moeder of regentes van het Vrouwenhuis. beyde alheyr (Brielle) overleden". In de akte is' de voornaam van den gewezen chirurgijn niet vermeld. Gregorius Panser, soldaat, is 3 Maart IfUl Brielle getrouwd met Jobje Jans (Joris), j. d. aldaar, en als weduwnaar van Jobje 26 April 1643 aldaar' getrouwd met Pleuntje Jans, weduwe van Jacob Beiersse. Hendrik Panser te Amsterdam, genoemd in de Rekening van den 200^ penning voor 1665, die blz. 24 verso den post heeft: „De twee naergelaten weeskinderen van Cornelis Pietersze Verniel getaxeert op 1000 S, dan alsoo één van de voorseyde kinderen es getrout met Hendrick Panser tot Amsterdam ende aldaer overgeschreven, comt, etc." Zooals is medegedeeld, trouwde Jan Troost met Aeltjen Mus en Jan Panser met Geertruyt Musch. Deze vrouwen waren dochters van Cornelis Jacobsze Mus en Agnieta Willems dr. van Coesvelt. Als kin. deren van dit echtpaar staan geboekt: 1. Catarina, gedoopt 9 September 1587, getuigen : Jacob Cornelisse Mussevanger, Hendrick Willemse Koesvelt, Adriaentgen Pouwels (2), Marijcken Dircxdr. 2. Jacob, gedoopt 29 October 1589, getuigen: Willem Hendrickse, Pieter Cornelisse. Aelke Cor¬ nelisdr. 3. Aeltge, gedoopt 4 Julij 1591, getuigen: Jan Hendiickse Coesvelt, Hendrick van der Veke,Cruyntge \redericx, Maijken Cornelisdr. Zij trouwde met Johan Troost; zie hiervoren. «H-- -H& T 4. Gertge, gedoopt 3 Junij 1593, getuigen: Cruneertge Fredericx, Grietge Lenaerts. Met deze Gertge zal Geertruyt bedoeld zijn, die huwde met Jan Panser; zie hiervoren. ;>. Ariaentge, gedoopt 2 Januari 1594, getuigen' Jacob Willemsze Musch, Jan Jacobse, Jannetje Bartelmeens. In 1626 is Adriana Musch j. d. getrouwd met Fr. van Nes; zie art. LXXXVII. In eene Mag. Resolutie van 6 Mei 1634 is sprake van „Adriana Musch, naergelaeten weduwe van ca. Francoeys van Nes, diewelcke verclaerde soo voor haer selve ende als moeder ende voochdesse van haer weeskint, geprocreërt bij den voorn. Fr. van Nes, den boedel van haer man te abandonneren" (1). 6. Willem, gedoopt 28 April 1596, getuigen: Jan Jacobse Muijs, Cornelis Jacobze, Ileyltge Willems. In de aanteekening van dezen doop heet de vader Muijs. Den 20*ten Maart 16i9 werd te Brielle begraven Willem Mus. zoon van Angenieta Willems. 7. Jacobmijntge, gedoopt 19 April 1598,getuigen: Debora Jacobs, Leentge Jacobs. 8. Lowyse, gedoopt 5 Maart 1600, getuige - Wvve Willems. Den 20«ten April im zijn te BrielJe ^ trouwd Louwysa Mus, j. d. en Engelbrecht Pietersse, j. m., beiden te Brielle. In een akte van 25 Augustus 1625 is sprake van Agnietge Willemsdr van Coesvelt, moeder van Louysge Mus dr., huisvrouw van Engebrecht Pietersze van der Zee. In een akte van 15 Augustus 1628 leest men van Louysge Cornelisdr. van der See. Eene akte van 20 Junij 1621) gewaagt van een bootsgezel, dienende onder „capitevn Engebrecht van der Zee, een akte van 6 Mei 1632 van een constabel, varende met „capitevn Engebrecht van der Zee. Blijkens een akte van 21 Januari 1639 leefde de kapitein toen nog. In Res. Mag. 1 December 1646 leest men: „opt versouck, by requeste gedaen by ofte van wegen de naeste vrunden van ca: Louisa Musch, laest weduwe van ca: capitevn Engebrecht Pietersze van der See, binnen deser stede overleden, etc. Dat zij te Brielle overleed, is ook in een akte van 21 November 1646 verklaard door hare zuster julFr. Geertruyt Cornelis Musch, weduwe van Jan Panser Hevndrixe. Eene akte van 25 Augustus 162u noemt Jacob Cornelisze Musch als broeder van (1) Adriaentgen van Nes werd in 1592 en volgende jaren i verkozen tot moeder of regentes van het Ziekenhuis, 't Laatst ] sag ik haar als zoodanig genoemd in een publicatie van 1633 ] tndnes Lambrechtsze van Nes komt in een publicatie van , 1577 voor als „Heylichgeestmeester" te Brielle. Eene puhlicatie ran 1588 vermeldt hem nog als zoodanig, maar achter zijn t ïaam staat: obiit. I Louysge Mus dr., huisvrouw van Engebrecht Pietersze > van der Zee (1). 9. Debora, gedoopt 9 Junij 1602,getuige: Cornelis Jansse van Delft te Zierikzee. Den 2lle^ Mei 1623 is Debora Mus, j.d. te Brielle, aldaar getrouwd met Jacob Adriaensze van der Marsche, j.m. te Zierikzee. 10. Jacob, gedoopt 21 November 1604, getuigen: Mach tel tge en Cataryna Jacobs. In een akte van 18 r ebruari 1633 is sprake van Jacob Cornelisze Musch, oud 26 jaar. Deze opgave is foutief. Den 'pten ja_' nuan 1630 zijn te Brielle getrouwd Jacob Cornelisze Musch, j.m. aldaar en Annetie Leenderts Potael, j.d. Men zie over het echtpaar eene noot in art. XVIII en wat ik schieef in „De Navorscher", 1894, blz. 414* Eene akte van 20 Mei 1050 noemt Willem Potael als broeder van Annetge Leendertsdr. Potael, weduwe van „capt. Jacob Cornelisze Musch". Eene akte van 3 Januari 1026 noemt Elias Jansse en Jacob Cornelisze Musch poorters van Brielle, als borgen voor Maria Cornehsdr., weduwe van den burgemeester Jan Jacobsze Mus. De vader dezer kinderen is genoemd in de acta van Januari 1598, die als nieuw gemeentelid vermelden „Cornelis Jacobse Mus in den Bril". In 1600 en '1603 werd Cornelis Jacobse Musch gekozen tot diaken. Den 18d» September 1605 werd hij begraven De overledene werd niet alleen Mus, Musch en Muijs maar ook Musschevanger of Mussevanger genoemd' In een akte van 4 Augustus 1605 is sprake van Cornelis Jacobsze Musschevanger. Men zie ook art XXV waarin vermeld staat, dat Agnietgen Willemsdr. van Coesvelt, weduwe van Cornelis Jacobsze Musschevanger hertrouwd is met N. van der Loeten (2). Cornelis Jacobsze Mus was 30 October 1588 getuige bij den doop van een kind van Huych Cornelisze Cramer. Den 6 en Mei 1592 werd gedoopt Jacob, zoon van nen Jansse en Lijsbeth Francken, en daarbij waren getuigen: Cornelis Jacobsze, Caerle Gans, Cornelis Jacobse Muss en Lijsbeth Jaspers. Cornelis Jacobse Muys was 28 Julij 1596 getuige bij den doop van wee kinderen van Pieter Aelbrechtsze en Catelyne Casants. Den 12*» December 1599 werd gedoopt. Baudewijn, zoon van Cornelis Jacobsze en Machteltgen •auwens en getuigen waren Cornelis Muijs en Lijsbeth (1) In 1703 werd te Brielle op belüdenis aangenomen Pieter Pietersze van der Zee (acta van 25 Januari 1703. In 1770 kwaden te Brielle met att. van Zwartewaal Arie van der Zee en Kaartje Gouwenaar (acta van 14 October 1770); in 1772 werd ™ iTi6 ^ d^7oee te Bl'ielle °Pbel^enis aangenomen (acta ran 12 Januari 1772). (2) Den 19'ion Juny 1609 werd dooj. de stedelüke Regeering •esloten Angnietgen Willemsdr. ter saecke van injuriën, de I lagistiaet aengeseyt, te gysel te leggen, etc." - Y * —v u neertge Fredericx, Grietge Lenaerts. Met deze Gertge zal Geertruyt bedoeld zijn, die huwde met Jan Panser; zie hiervoren. ;>. Ariaentge, gedoopt 2 Januari 1594, getuigenJacob Willemsze Musch, Jan Jacobse, Jannetje Bartel' meens. In 1626 is Adriana Musch j. d. getrouwd met Fr. van Nes; zie art. LXXXVII. In eene Mag. Resolutie van 6 Mei 1634 is sprake van „Adriana Musch, naergelaeten weduwe van ca. Francoeys van Nes, diewelcke verclaerde soo voor haer selve ende als moeder ende voochdesse van haer weeskint, geprocreërt bij den voorn. Fr. van Nes, den boedel van haer man te abandonneren" (1). 6. Willem, gedoopt 28 Anril 1596 frpf 11 i rrnr» • fon tX- Aerts Cornelis Jacobze Mussevangher was 14 Maart ende zijne erflgenaemen nu vercoft hebben" we Pi J 1, ,°P Van Ü"' docht«' van huis 23 December 1U17 gekocht werd door Wille rlrneti.Tr *-■ »• ™n Mus „van wege zijne moed e°A„Z teWiltom Lornelis Jacol se Mus, Aenieteen WilWiQ o* „„„ r> 1» , , B vvniemsc November 1594 doopgetuige M een kind vTJat Z, T ' V°°'' hae^ ™ vervangende d'a Jacohsze Craen; zie art. 1. Den 23sten Februari iöOt veTr wfcTT ^ ,J?,^rtae ran Coe waren Willem Hendrixe en Angenijtgen Willemsdr. zeggen o„s de actaTn 3 jTnari15^ di« al" li" A^'ense HartichveU "en ïee T "T 7" Ver,,,elde" Willemsdr., huisvrouw vM Wille CXVII gen ,aC°bS; Zle art' "eyndrikse coman. Thesaurie-Rekeningen gewagc n i • van twee kinderen van Willem Ilendrixsp Cop8.ï 1G08 predikant te Heen- Rekening over 1613—1614 luidt die post blz 11 verse «rlrAT!ken [k hande,de " "De "Willem8 Heydricxse ten lyve ZTeM Wi ' ' ^'C'ieveii , blz. 03—65. Willem Hendnx- lemsze, die overleden is, ende Agnietgen Willemsdi i .oesve was met Cornehs Jacobsze, Leentghen een jaer rente, etc." De overleden zoon Hevndric IM?" ,6n , 8, ,01lViers deu 2l,Sten December zal bedoeld zijn in het trouwregister hetwelk vei - getuige bij den doop van Willem zoon van John meldt dat 11 April 1599 te Brieïle ondertrouwd ei "r^nZÏe Trd^n SSl,eV°r t(l)' Wil" f"™ 'e ROtt°ri™ «*"««» <■ Heindrick Wü diaken gekozen werd Willem Hendrik* coman. Hij Hendrick als overleden vermeld heeft blz 3^ d wnt h'TT' In,°Cl0be'' 1503 ™ 1507 "ri i posten: „Betael. Heyndrick vl c^stlt als rent em ui nek ze gekozen tot ouderling. In zijne meester van den heere van Schagen etc"— Betaeli plaats werd 7 November 1508 Hans van Dijck tot den voornoemden Coesvelt als renlmeester'fan Jo tol er' 7(l>f 7' wT '0ct.obei' 1001 en 17 0c" I -Nicolaes van Matenesse, heere van Haserswoude etc ' ober 1004 werd Willem Hendrixse Coesvelt wéér , Van de dochter Agnietgen Willemsdr is „o""sórak'e ot ouderling benoemd. Den !««.. Octoher 1582 werd in een akte van 8 April 1030 en in de Thes Reke hij gekozen tot schepen en sedert trad hij onder- ninff over 1636-1637 d,V hl» 91 . schenlene malen op als !id van het college .lerMagistra- ! heeft: „Willem Heyndricxse ten lyve van Heyndrfck in 1506 ^ ' ,Wi"emSZe' die °Verl°den «- ende5Angnietgen Wil- 1011 1612 1014 ,.n ior, ,1 j I'co !' ? ' l 1Sdr' ee" iaer 'elUen' elc"; maar in de Thes. Re0 1, ioi 1014 en lblo, als raad in 1002, 1005en kening over 1030-1040 leesl men blz "0 verso- oc£ ars# :;r -rrrr a rawsai tot erl"chtlSr"Va\ T "*ynde,''ickse Cuesvel1 lpms'11' ™> Coesvelt (1), moeder van Jacob Cornelisze gemiste,fit6ie\^ZLl r Ua**> ™ »" ^nere, van een meestoot ^emetbiei. nat die \ei vanging geschiedde wegens zijn . overlijden, zegt ons een aanteekenin" in het Bodt- m ^ boeck begonnen 161 ft lil-/ „„ i .. ö tU(^eie personen met dien geslachtsnaam kwamen hui* als Wil m I I ' "^ lgen,,e Vatl een !11U 7°0r- Den 7den 0ctobei' 1607 ^ Brielle getrouwd Ael- als vyillem Heyndnxse van Coesvelt, oud-bur- brecht Gorritsze van Coesvelt, j.m. te Brielle soldaat, en Aeltgen gemeester in zijn leven beseten ende bewoont heeft Wil]enisdl'-> j-d. aldaar. Den-2tien November 1627 zyn te Brielle getiouwd Lambrecht Ilermansse van Coesveldt, korporaal en (1) Den lOden Maart 1602 :• . B . j. nnrtfirtrmiv . 1Maritje Murtensdr. weduwe van Jan Cornelisze. Eeue aantee- daarna getrouwd John Broune Ivedr „ d aT TrTt PT* 16 Ap'" 1636 IBodtb' k* blz. 292 verso) otten j. d, van Brielle. Behulve Willem won hét echtpaar"" 'M"r 'piete^Jnnsze^V'[^gd"!ona ™n Coes™lt' h«ysrrouw dochter Myntghe, gedoopt 25 J-minri 1604 wrtvhü I ƒ' szo Vollewen.S chirurgijn, woonende tot waren: Wolffert iansze, Thom^^flTrSaJïrS1 T" April 1632 z«nteB"ellegetrouwd nietge Willems. In de aanteekenin- vin dP7«n ï 'A t Diencx van Coesvelt, soldaat, en Machtelt Abrahams, j.d. vader Jan Brun. aanteekening van dezen doop heet de In eeno aant. van 2 Mei 1643 (Bodtb. beg. 1641, blz. 120) komt Jan Coesvelt arbeider voor als kooper van een huis. Eene aan- ende zijne erfïgenaemen nu vercoft hebben" welk huis 23 December 1617 gekocht werd door Willem Mus „van wege zijne moeder Angnietge Willemsdr. Aan Coesvelt, voor haerselve ende vervnn^findp H' nn. dere erlTgenamen van Willem Hendrixse van Coesvelt". Wie de huievrouw van Willem Hendrixse was, zeggen ons de acta van 3 Junuari 1584, die als lidmaat vermelden Wiven Willemsdr., huisvrouw van Willem lle\ ndiikse coman. Thesaurie-Rekeningen gewagen van twee kinderen van Willem Hendrixse Coesvelt, Hendrick en Agnietgen. In de Bekening over 1593— lo94 staat blz. 9 verso de post: „Willem Heyndricxse Coes\ell ten lyve vari Ileyndrick Willemsze-ende Agnietgen Willemsdr. een jaer rente, etc." In de Bekening over 1613—1614 luidt die post blz. 11 verso: „Willem Heydriexse ten lyve van Ileyndrick Willemsze, die overleden is, ende Agnietgen Willemsdr. een jaer rente, etc." De overleden zoon Hevndrick 1 1 1..1.1 •• • i . . J utjuüüia zijn in net trouwregister, hetwelk vermeldt dat 11 April 1599 te Brielle ondertrouwd en daarna te Botterdam getrouwd zijn Heindrick Willemsze, j.m. van Brielle en Jannetghe Harpers van Botterdam. De Thes. Bekening over 1613—1614, die Hendrick als overleden vermeldt, heeft blz. 32 de posten: „Betaelt Ileyndrick van Coesvelt als rentmeester van den heere van Schagen, etc.'' — „Betaelt den voornoemden Coesvelt als rentmeester van Jo. Nicolaes van Matenesse, heere van Haserswoude, etc." \ an de dochter Agnietgen Willemsdr. is nog sprake in een akte van 8 April 1636 en in de Thes. Bekening over 1636-1637, die blz. 21 verso den post heeft: „Willem Heyndricxse ten lyve van Ileyndrick Willemsze, die overleden es, ende Angnietgen Willemsdr. een jaer renten, etc"; maar in de Thes. Bekening over 1639—1610 leest men blz. 20 verso: , \\ ïllem Ileyndiickse ten Ivve van Annetha fAo-nipt^ TT7M1. 1 i i , \ O / vviiiemsar. aan aisoo deselve overleden es, cornlliij er... nyet." In eene aanteekening van 1630 (Bodtb. begonnen 1624, blz. 160 verso) komt Agnieta Willemsdr. van Coesvelt (1), moeder van Jacob Cornelisze Musch, voor als eigenares van een meestoof. S£<- T -H& T De vader van Cornelis Jacobse Mus was Jacol Cornelisze Mus, evenals die zoon ook Musschevangei genoemd. Tot de personen, die bij Alva's sententie van 23 Maart 1568 werden „gebannen" en wier goederen „geconfisqueert" werden, behoorde Jacob Cor nelisze Musch. Uit de acta van 15 Januari 1575 24 Augustus en 29 September 1577, 6 en 11 September 1579 en 4 Augustus 1589 blijkt, dat Jacob Mus oi Jacob Cornelisze Muijs herhaaldelijk moest aangesproken worden wegens wangedrag. In October 1582 werd hij benoemd tot „heiligegeestmeester van Maerlant , en hij nam die functie ook in volgende jaren waar. Eene publicatie van 1 November 1601 noemt Jacob Cornelisze Musschevanger nog onder de „heiligegeestmeesters aldaar; eene publicatie van 1 November 1603 noemt in zijn plaats Dirk Maertensze. Van 1582 1603 was hij ook vrouwenhuismeester. Onder de Magistraten, die in 1569 en 1570 optraden^ bevond zich Jacob Cornelisze „gareelmaeker" (1). Deze man zal dezelfde persoon geweest zijn als Jacob Cornelisze Mus, voorkomende onder de schepenen in 1572, 1579, 1582 en 1589 opgetreden en onder de regeeringspersonen in de jaren 1573—1574, 1578— 1579, 1581—1582. en 1592-1593. Bij Res. 30 December 1600 werd Jacob Cornelisze Mussevanger als vroedschap ontslagen „van de wacht, overmits hij tot zijne 60 jaeren gecomen" was. In eene Resolutie van 25 October 1603 is sprake van de weduwe van Jacob Cornelisze Mussevanger. Dat die weduwe Lidewij 1 Dircxdr. heette en in 1608 nog in leven was, blijkt uit eene aanteekening van dat jaar (Bodtb. be^on- | nen 1598, blz. 173 verso), waarin sprake is van°een huis, verkocht door Liedewij Dircxdr., weduwe van Jacob Cornelisze Musschevanger. In margine staat: ' „Jacob Allertsze als voocht van Liedeweij Dircx. Eene aanteekening van 25 Februari 1612 (Bodtb. begonnen 1609, blz. 56 verso) spreekt van „Lydewij teekening van 27 April 1647 gewaagt van een huis, laatst bezeten door Jan Coesvelt en nu verkocht door den curateur van s mans nagelaten boedel. Den 3 j Dirxdr. zal., in haer leven weduwe van Jacob Cornelisze Mus." Jacob Cornelisze Mus won bij Liedewij 5 Dncx een zoon Maerten, gedoopt 30 September 1587 getuige: Neeltje YYillems. Behalve Maerten won het echtpaar nog andere kinderen. Ia de Th es. rekening ■ over 1586—1587 staat blz. 19 verso de post: „Jacob Cornehsse Musch ten lijve van Josias Jacobszoon en Debera Jacobsdr. een jaer renten, etc." In de Rekening over 1593—1594, blz. 13, luidt die post: Jacob Cornelisze Musch ten lijve van Josias Jacobsze die overleden es, ende Debera Jacobsdr. een jaer renthen, etc.' Aldus vindt men dien post nog in de reken in^ over -1600-1601. Een zoon van Jacob Cornelisze Mus zal ook geweest zijn Jan Jacobsze Musch, in een noot in art. LXXXVI vermeld als overleden burgemeester van Rotterdam. In Res. 27 November 1607 is sprake van Jan Jacobsze Mus als „oom endeerffvoocht van de nagelaten weeskinderen van Jan (1) Mus zijnnen broeder". In de Rekening der feestel goederen over 1614, blz. 15 verso, leest men van Jan Jacobsze Musch, burgemeester te Rotterdam, die heeft geconfereert op Willem Cornelisze, sijn broeders soon, zeeckere twee vycariën, etc In de Thes. Rekening over 1607-1608 staat blz. 30 verso : „Jacob Cornelisze Musschevanger ten lijve van Catharine Jans ende Maritgen Maertens, elcx voor de helft, etc." In plaats van Catharina Jans heeft de Rekening over 1626-1627 Catharina Jacobs In de Rekening over 1627-1637 staat blz. 39 verso : „Jacob Cornelisze Mussevanger ten lijve van Cathrijne Jacobsdr., die overleden es, ende Marijtgen Maertensdr., etc.' Deze post komt ook nog voor in de rekening over' 1651—1652, maar men leest daar Maertge in plaats van Marijtgen. Catharina Jacobs zal een dochter van Jacob Cornelisze Mus zijn geweest. Dezen Jacob en zijn vrouw omtmoette ik onderscheidene malen als doopgetuigen. Den 71*611 September 1586 gedoopt Jasperijntje en Martijntge, kinderen van Frairchoys Gottens, van Mechelen, en Martijntge Claesdr.; getuigen: Jacob Allertsze, Jacob Mus I Joostge Arendsdr., Soetge Peters, Agniete Lenertsdr. I en Adriana Pietersdr. Den 14^n September 1586 gedoopt Meus, zoon van Aren Teus en Mijntgen Cornelisdr., getuigen : Jacob Cornelisze Mus, Jacob Jansze 3n juffrouw Heermans. Den 3 lbOl en 1603 verkozen tot schepen. Ook komt JJ001 regeeringspersonen, die 1 üctober - en loJo werden gekozen. In 1600 trad hij op als. kerkmeester van de St. Cath. Kerk en als boekhouder dier kerk werd hij 1 November 1601 fooT/T \n 6en ^ul)licatie van 1 November in li'f m<3n T n°g alS büekhouder aan, maaiden loop van het dienstjaar werd hij vervangen wegens zijn overlijden. In eene aanteekening van 28 ebruari 1004 komt hij nog als verkooper van een tu?eifioTr' maar,m eene aanteekening van 24 Augus;S]04'S Sprake van ziJne weduwe en erfgenamen (Bodtb. begonnen 1598, blz. 106 verso en 119). Dat hij 8 Mei 1004 reeds gestorven was, zegt ons eene lesolutie van dien datum, waarin als boekhouder er kerk vermeldt is Lenaert Jansze. De weduwe ber iVo1 et',heelte Klaert^n Barthouts, 1 Novem. \erkozen tot moeder of regentes van het weeshuis. Als zoodanig treft men haar nog aan in van 28 N, 1 uZ™*" 1603 ; eene Publicatie ' van 28 November 1005 noemt in hare plaats juffrouw | , r Godelieve Bogerts. Zij leefde nog den 20»m Decem_ bei ibOo, toen zij, zooals straks blijken zal, als doop>. i getuige fungeerde. F L - Den en April 1594 zijn te Brielle getrouwd , je,me,t Cornelisze lurek, j.m. en Dorothea Huy; manS T(.00k fIumans genoemd), j.d. (1). Het echtpaar ! 7ZL TXn> *ed0V 10 J,,ni 1595' *etui*e : Es the r Jacobs, Susanna, gedoopt 28 Februari 1597, getuige : ' n aero?? Bartouts' huisvrouw van Cornelis Engelsze : Den 26^ Mei ]598 werd Lenaert Cornelisze Turck 1 FonT.', 4d6n Maart 1601 ziJn te Brielle getrouwd op Willemsze, j. m. van Dordrecht, en Dorothea Huymansdr., weduwe van Lenaert Cornelisze Turck welk echtpaar won: Lenert,gedoopt20Januari 1602 getuigen : Simon Antoniszoon Muis, van Dordrecht' Jester Jacobs en Abel Franszoon (2), Geertgen, gedoopt 9 July 1004, getuigen : Fngel Cornelisze, Susannetgen IJsbrantsdr. en Willemtgen Gijsbrechts, eeltgien, gedoopt 26 December 1605, getuige : Claertgien Barthoutsdr. In de aanteekening van dezen doop heet de moeder Dorothea Heymans. De als doopgetuige genoemde Hester Jacobs trouwde als j. d. van Utrecht 13 Februari 1594 te Brielle met Jan Huymansse (ook Humansse genoemd), j. m. van Brielle Het echtpaar won: Gerritgen, gedoopt 11 Augustus lo99, getuigen: Jan Jacobse te Utrecht, Gerritgen ochems (3), Dorothea Humans; Jacob, gedoopt 4 Octobei 1600, getuigen: Pieter de Roeper, Dorothea Humans; Jochum, gedoopt 20 December 1604 getuige: Lijsbeth Jans. ' fe Behalve Lenaert won Cornelis.Engelsze Turck nog een zoon Engel. Den lO^en December 1006 zijn te brielle getrouwd Engel Cornelisze Turck, j.m. te Brielle en Jannetgien Hermans, j. d. aldaar. Den 26sten September 1607 is begraven de huisvrouw van Engel Turck, 31 Mei 1610 een kind van Eyngel Turck. Nog andere personen, Turck genaamd, kwamen mii voor. Den lQden Julij lü01 zij te Brielle ondertrouwd Fra,nsze' vo]gens de acta van 17 Januari 1590 toen lidmaat geworden, werd wegens zijn overladen 1 Februari 1614 a s sehepen vervangen door Daniël Jansze Perve (Parve). Een v"n 3VoanMeimenW?dObfghaYei! 28 November ^04, In Resoluties „ Ct0bei' 1613 komt Abel Fransze voor als boekhouder van het weeshuis. In 1612 trad hij als zoodanig op. In een publicatie van 1614 is Aeltgen Jansdr. zijne 2de vrouw ~S m°eder °f r6genteS Van h6t weeshuis en als zooamg komt zy nog voor in een publicatie van 1628 De Reke ÏÏ2 SIaSadh- n1632-1633 g6Waagt blz- 14 ™ « rentea v> i p gemaakt door Abel Francoeys. Zie verder over Abel Fransze, art. XCIII. (2) De acta van 6 Julij 1599 noemen onder de nieuwe lidmaten Dorothea Humans, huisvrouw van Lenaert Cornelisze m Huycli Barthoutsze, j.m. sze en3R,?e aCt? Van 7 Md 1577 noemen onder de nieuwe lidma- en Huiman Jansze en Gerritge Jochumsdr., echtelieden. i K A -H® f en daarna met attestatie van 30 Julij elders getrouwd Philips Turck, soldaat, en Ida Willems, j.d. te Brielle. Eene akte van 4 April 1004 noemt Philips Turck bierwerker te Brielle. Den 20s^n April 4070 zijn te Brielle ondertrouwd Monsr Israël Turck, j.m., geboren te Bergen op Zoom, vaandrig „van de cornp. van capt. Boxtel," in garnizoen te Brielle, en julïrouw Llisabeth van Deuverden, j.d. geboren te Utrechten wonende te Halsteren. Üe Acta van 24 Julij 1070 vermelden de overkomst van het echtpaar van Ilal- steien. Het echtpaar won te Brielle: Justina, gedoopt 23 Augustus 1071, getuigen: D. Azn. Finson, kapt. Geoige Boxel, Ds. Joh. van Geulen en Johanna van Holt. Den lG^n junij m3 ig te Brie]Ie gedoQpt Jq sijntje, dochter van Jan Lambrechtze en Lijsbeth Willems, en daarbij waren getuigen: Beyer van Distelhuyse en Frensje Turck. Benjamin Turc was van 1090 tot 1093 diaken bij de Waalsche Gemeente te Brielle. Hij was schoenmaker en stierf in 1093. Den 17 lti23> 1023> 12 November i 1630 1 October 1631 en 1630, tot raad in het college , der Magistraten -1 October 1020, tot burgemeester , October 1025 en 1031, tot „syeckhuysmeester" in f -1 ixl! In din iaai Werd h" te BrieIIe aiingenomen als lidmaat j (Acta van 10 Maart 1622). f d | 1020. Wegens zijn overlijden werd hij 10 Mei 1037 ï. j als schepen vervangen. Den 24R*en April 1037 was k | hij niet meer in leven. In eene Besolutie van dien e datum is sprake van zijn weduwe. In plaats van Mr. 1 Johan Gans werd hij in 1027 gekozen tot raad in > de admiraliteit te Botterdam (Bes. 13 Junij 1027) v Nadat den lOden Augustus 1630 besloten was hem i in die betrekking niet te continuëeren, was er in J Octobei van dat jaar weer kwestie over eene herbenoeming en men besloot de kwestie „te subject teeren' aan den Prins (Bes. 8 October 1030). 't Slot . van de zaak was, dat, daar Nieustadt 3 jaren zitting 1 gehad had, een ander werd gecommitteerd (Bes. 10 October 1030). In 1033 weid Paulus van der Nieustadt weer gekozen (Bes. 9 Februari 1033) en hij nam de betrekking waar tot in 1030 (Bes. Tl Augustus 1030), toen in zijne plaats werd gekozen Simon Gijsbrechtsze van der Poth. Bij besluit van 29 September 1625 werd hij in plaats van Mr. Is. Commersteyn voor 2 jaren gecommitteerd als stadsthesaurier, en als zoodanig is hij vermeld in Bes. 27 April 1020 en in de rekening van den burgemeester-thesaurier over 1025—1026, blz. 11. Den 20sten Mei 1025 werd hij gekozen tot „weesmeester." Dat hij heemraad van Voorne was, blijkt uit Bes. 25 April 1037. Den lOden April 1(323 zyn te Brielle getrouwd Paulus van der Nieustadt, vroedschap en schepen alsmede leenman van Voorne, en Maria Borrenstrae, weduwe van Jonkheer Jan Torner. Den 13^» Januari 1599 zijn te Brielle getrouwd Jan Turner, „vaendregher onder de compaignie van den heere gouverneur deser stede," en iMaria Bornstrae, j.d., beiden wonende te Brielle Den lsten December 1599 werd gedoopt Maritgen,' dochter van Johan Tornor en Maria Bornstra, en getuigen bij dien doop waren Jacob Heermans „thresorier in den Haghe," Willem Gans, Jacobmijntgbe Heermans en Maddeleen van Couveren. Den 17p genoemd in een akte van 20 Maart 1052. Volgens P, die akte compareerde voor schepenen te Brielle in Gerrit van Roonhuysen als rentmeester van de kin- ■5 deren van dezen heer griffier Musch ende extribeerde Is op het versouck van den heer Jacob van der Nieustad ]] den onemelen rentebrief van Pouwels van der Nieu- • stad, ten behouve van den voorseyden heere Musch op den 24 April 1033 voor dijckgraaf ende heemraden •- van Wormer verleden." In Res. Vroedsch. 11 April r 1030 leest men: „Is goetgevonden dat men op de e presentatie bij Jacob van der Nieustadt, bailliu tot a Egmont, als erfgenaam van sijn suster Gatrina van der Nieustadt sal comen in accoort." Met Paulus en Jacob zag ik nog andere perr soon vermeld, die den naam „Van der Nieustadt" of „Nieustadt" droegen en tot de familie van den vroed| schap behoord zullen hebben. Over Laurencia Ma- thijsdr., ook genoemd Laurentiana Nijenstadt, huis! Tvr°uw .van Mr- Joost van Alblas, handelde ik in art. a,l, RlJ den d°°P van een kind van Mr- Joost van Alblas op 0 Oct. 1591 en bij den doop van een kind van Willem Gans op 10 November 1597 was getuige de huisvrouw van den raadsheer Nyenstadt. Die raadsheer was met Pouwels Steur en Soetje Gornelis 15 November 1587 ook getuige bij den doop van Gathanna, dochter van Pieter Jacobsze en Aefgen Jacobs; zie art. LXXXII (1). In de Thes. Rekening over 1024-1025 staat blz. 45 de post: „Betaelt de kinderen van den heere raetsheer Nieustadt over den intrest van 1000 ë etc." Omtrent die kinderen worden wij ingelicht door de volgende posten: Thes. rekening over 1020-1027, blz. 47 verso: „Betaelt joufïrou Laurentia van der Nieustadt over een jaar interest van 1000 4' etc." Die post staat ook in de rekenino- over 1030—1037. In de rekening over 1037 1038 blz. 43, leest men: „Betaelt tot afguitinge van een' obligatie, staende op den naem van Laurentia van der Nieustadt, daervan Jacob van der Nieustadt es erffgenaem geworden doort overlijden van Cathrijna ende Laurentia van der Nieustadt voornoemd, etc. (2). . {1] 0v®r Mr" Kornelis Nieustad, geboren in 1549, hoogleeraar in de rechtsgeleerdheid te Leiden, naderhand curator van die Hooge School en raadsheer in den Hoogen Raad, Heer van Zevenhoven en Capelle, overleden te 's-Gravenhage in 1606 oud 57 jaar, zie men van Alkemade, D. I, blz. 101. (-) Over de aflossing van die obligatie rees er kwesiie; men zie daarover Ress. Vr. 13 Mei 1635, 11 April en 13 September 1635, 2o April en 22 December 1637 en 30 Augustus 1641, en akten van 18 November en 23 December 1637 berustende in het Brielsche archief. De Res. Yroedsch. van 13 Mei 1635 luidt: „Gedelibereert sijnde op de besloten missive, geïmpetreert van den Hove van Hollant by juffrou Catharina van der Nieustadt als erffgenaem van juffrou Laurentia van der Nieustadt, haere Margriete Nieuwstadt was in 1620 getuige bij den doop van een kind van Cornelis Pietersze Gleijbumh zie art. CXXVIII. Anneken Nieustats was 0 October 10±7 getuige bij den doop van een kind van Bartel Jansze; zie art. LXXXI. De Kerkeraads acta van 11 April 1745 vermelden de komst van Maria Nieuwstad met attestatie uit Dordrecht. In Res. Mag. 23 September 1602 en in akten van 20 Augustus 1048 en 27 April 1003 is sprake van °b Jansze Hage (Haege), cipier „van sheeren Sevanckenisse" te Brielle. Volgens de laatste akte was hij toen 01 jaar oud. Dat hij in 1007 nog in leven was, blijkt uit eene nader mede te deelen doopaanteekening, gewagende van ,,d' ouwe Ilage". Den 0de" l ebruari 1657 compareerden voor schepenen te Brielle „Andries Jansze de Loos, alsgetrout hebbende Maertie Doens van Londerseel (1), Ary Jansze van Rockaengie, als getrout hebbende Maertje Jans, eenige dochter van Toontje Doens van Londerseel, ende Jacob Jansze Hage, als getrout hebbende Cornelia Gerrits dochter van Gatrijntje Doens van Londerseel", allen wonende te Brielle, allen „vrunden ende legatarissen ex testamen to van Gerrit Doensze van Londerseel overleden alhier, nevens eennen Gerrit Jacobsze, sone van Jacob Doensze van Londerseel, jegenwoordich absent sijnde, ter eenre, ende Pieter van Nocque, etc. (2). ter andere sijde." In akten van 0 October 1070 en Mei 1071 is sprake van Cornelia Gerrits weduwe van Jacob Jansze Hage. In akten van 5 Mei 1074 en Maart 167a heet die weduwe Cornelia Gerrits Nagge Den 24sten September 1630 zijn te Brielle getrouwd aco ansze, j.m., soldaat onder de compagnie van den Kommandeur Treslong, en Cornelia Gerrits i d wonende te Brielle. '' Jacob Hage won zonen en dochters. Daar bet doopregister waarin zij opgeteekend werden, ontbreekt kan ik het juiste getal niet noemen, maar een zestal < had hij stellig. Die volgen hier: 1. Catarijntje Jacobs als j.d. in 1653 getrouwd met Jan i Keyser zie art. LXXVIII. In 1689 is Catharina, dochter ( —■ — i smstër om te hebben belaelinge van den inhouden van seeckere 1 T 1° * C"P"Ml Ta° d0tS de" 16 November . n l tL « !S bewaard gebleven in het Brielsche archief. ! (1) Den iaden September 1622 zyn te Brielle ondertrouwd 5 en daarna te Oude Tonge getrouwd Willem Dons van Londer- fi Tnnffn n ??' ^ Petronella Heyndrick weduwe te Oude c ven lerZ 1623 ^ t6 BrieUe ondertrouwd Lie- > ven Aertsze, metselaar te Oude Tonge, en Maritjen Dons van t Londerseel j.d. te Brielle. Den 27»» November 1669 zün te 1 Jansdr. * °UW 28 Januari 1033, 22 Mei 1084, 20 Maart 1080 en 9 Januari 1689. Zijne weduwe is 4 October 1689 hertrouwd met Willem van der Graaf (ook genoemd De Graef en Van de Graaf) j.m., in 1681 op belijdenis aangenomen (acta van 24 Julij 1681). Zij won bij dezen man: Hendrik gedoopt 23 Julij 1690, getuigen: Maritie Willemsdr.' Pieter Poortermans; Michaël, gedoopt 25 December 16J1, getmgen: Pieter Poortermans, Gerbij Michiels Stedehouder; Maritie, gedoopt 6 September 1693 getuige: Maritie Willems; Marijtje, gedoopt 19 December 1G94, getuigen: Pieter Poortermans, Marijtje Willems; Trijntje, gedoopt 23 Julij 1097, getuigenPieter Poortermans, Niesje van Heuven. Een kind (1) Den isten Februari 1660 werd begraven de huisvrouw van Leendert Michielsze. wsvrouw «H- T werd begraven 13 Augustus 1090; de vader werd begraven 4 Januari 170i, de moeder als weduwe van W. van der Graaf 3 Februari 1705. — Bij Jannetje Jacobs Hage won Michiel Leendertse Stedehouwer: Lea, gedoopt -17 Februari 1664, getuigen : Jacob Hage, Catrina Jacobs; Leendert, gedoopt 10 Mei 1665, getuigen: Gerrardt Hage, Catrina Keijsers; Garbij (1), gedoopt 24 Juli 1067, getuigen: Cornelia Gerrits en „d'ouwe Ilagen"; Leendert, gedoopt 2 October 1660, getuigen: Arnout Hage, Catrijna Keijsers; Jacob, gedoopt 23 April 1672, getuigen: Doen Haege, Catharina Keijsers; Leendert, gedoopt 18 Maart In tl : Galharin» Keijsers; Leendert.gedoopt -/ Mei 10/7, getuigen :Johan Hage, Catrij na Keijsers. Den 20*ten Maart 1082 werd begraven Michiel Leendertse Stehouwer „burger-majoor deser stede." In 1004 en 1068 werd hij bij de Ned. Herv. Gemeente verkozen tot diaken. Zijne weduwe is 23 Maart 1683 rvvv?rWd met Adriaen van den Andel; zie art. W I / 'O I fv ^ ^ was doopgetuige 23 Maart 1081, 3 Februari en 21 Mei 1683, 19 Julij 1680, 1 October 1088 en 13 November 1093; zie art. LXX\II; en 20 September 1088; zie art. XXVI 3. Gerrit Hage (Haage), in 1005 te Brielle op belijdenis aangenomen (acta van 22 Januari 1005). Hij zal zeker bedoeld zijn in de aanteekeningen, die Gerard Hage als doopgetuige vermelde. 4. Johan (Johannes) Hage, in 1000 op belijdenis aangenomen als lidmaat (acta van 22 April 1000) Hij werd 29 December 1003 te Brielle geadmitteerd als procureur, 20 Januari 1004 als notaris. Eenige jaren was hij boekhouder van het weeshuis (Rekk. van den burgemeester-thesaurier over 1678 1079 blz. 95, en over 1089—1090, blz. 78 verso). Hij werd gekozen tot heemraad van wege de stad (Res. Vroedsch. 2 Junij 1081). Uit de Thes. Rekening over 1666— 1607, blz. 113 verso, blijkt dat hij collecteur was „van 1 de verpondingen over Brielle en de landen, onder de ( vriidom van dien gelegen". Eene akte van 6 November 1000 vermeldt hem als pachter van de bieren 1 In 1074 en 1078 werd hij bij de Ned. Herv. Gemeente f verkozen tot diaken, in 1080, 1088, 1091 en 1695 tot 5 ouderling op de lijst der Vroedschappen staat hij op No. v 107^ In 1091 en 1097 (2) werd hij gecommitteerd als ti (1) Over Gerbjj Stedehouwer, gehuwd met Jacobus 't Joneh di zie men art. XXVI. In 1687 werd zy te Brielle op belijdenis st aangenomen als lidmaat (acta van 23 Januari 1637). sc (2) Den lsten October 1697 werd er in de vroedschap ge- V stemd ter verkiezing van een raad in de admiraliteit en Johan Hage en Anthony van den Berghe kregen toen ieder 10 stem- I. men. Nadat van Almonde te vergeefs voorgesteld had om het vc lot te laten beslissen wie de benoemde zou zyn, werd door den ge burgemeester „geconcludeerd" dat de eerste als de oudste gekozen was. Daartegen werd door 10 vroedschappen geprotesteerd, be in de admiraliteit (Ress. Vroedsch. 1 October 1G01> 1 en 15 October 1097,6 Mei 1698). Tot schepen i- werd hij gekozen in 1070, 1078, 1679, 1681, 1683 i- 1684, 1687, 1688,1690,1695, 1696,1698,1701 en 1702' b !?i/aad m het col,eSe (ler Magistraten in 1080 en ïi 108,>; tot burgemeester 1 October 1082 1080 10 5 Januari 1089, 1 October 1095 en 1703. Den Wn Maart a 170o bedankte hij als vroedschap, waarop den 16den 2 Maart zijn zoon Jacob in zijne plaats tot vroedschap werd gekozen. tl Den 7den Februarij 1666 is Johannes Haege, j.m. t te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van t -1 Februari elders getrouwd met Adriana deJongh . weduwe van Abram Vosmaer, over wien men zie' - art. CXX (1). Als weduwnaar is Johan Hage 31 Maart ï 1075 te Brielle ondertrouwd en in April te Delft ; getrouwd met Barbara Holthuysen (Holdthuysen), j.d. I te Delft, wier overkomst uit Delft in de acta 'van . -0 Julij 1075 vermeld staat. Volgens een grafzerk ! stierf Barbara 10 September 1089, 42 jaar oud. Den Mei 1090 is Johan Hage weduwnaar te Brielle ondertrouwd en daarna elders getrouwd met Maria Harleus, weduwe van Pieter van Dam (2), over wien men zie art. XCIV (3). Johan Hage werd begraven 10 April 1711, zijne huisvrouw 0 Maart 1707. Dij Barbara Holthuysen won Johan Hage: a. Jacoba, gedoopt 29 Januari 1070, getuieenDoen Hage, Catarina Hage. b. Hendrina, gedoopt 29 Augustus 1077, getuigen : Willem van Dam me, Maria Holthuysen. c. Jacob, gedoopt 3 September 1079, getuigen: Doenardus Hage, Milka Vlierden. d. llendrick, gedoopt 19 Januari 1081, getuigen: Pieter van Dam, Maria Harlaeus. e. Jacob, gedoopt 15 Februari 1082, getuigen: Barent van Dijck en Catharina Hage. Jacob Hage [ werd in 1703 op belijdenis aangenomen als lidmaat (acta van 25 October 1703), in 1709 en 1714 gekozen Het advies werd gevraagd van den raadpensionaris Heynsius en op diens advies werd den 6den Mei eene schikking aangenomen, lerin bestaande dat Hage voor 1 '/2 jaar zitting zou nemen en daarna van den Berghe voor 1 Va jaar; by eventueel overlyden van een der twee heeren, zou de overlevende in diens plaats treden. (1) Aan het aldaar vermelde, kan nog toegevoegd worden, dat 19 April 16vl te Brielle ondertrouwfl en daarna met attestatie van 3 Mei elders getrouwd zijn Cornelis Ruyghrock soldaat en Annetje Eduards de Neeff, weduwe van Daniël Vosmaer. (2) Als doopgetuige op 26 November 1697, bij een kind van I. de Winter, komt juffr. Maria Harlaeus, genoemd Haghe voor in art. XXXVI. Haar man is in dat art. genoemd als' getuige by een ander kind van dien man, gedoopt 5 October 1700. (3) De aldaar vermelde Margrieta Harleus werd te Brielle begraven 5 December 1721. I tot ouderling. Den 1*™ April 1703 werd hij te Brielle geadmitteeid als notaris, in 1/11 gecommitteerd in 't college van de Rekenkamer (Res. Vroedsch. 1 October 1711). Op de lijst der Vroedschappen is hij N°. 141. Als schepen trad hij op in 1705,1707,1710 en 1711; als raad in het college der Magistraten in 1704 en 1708; als burgemeester in 1709. Den lste» Mei 1707 trouwt te Brielle een soldaat onder de compagnie van „den heer Major Haghe." Hier is misschien Jacob Hage bedoeld. Jacob llage, begraven 25 December 1710, is als j.m. 22 November 1705 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 0 December te Zuidland getrouwd met Magdalena van Neck (van Nek) (1), van 's-Gravenhage, wonende te Zuidland. Met echtpaar won: Johanna Barbara «edoopt 27 Maart 1708, getuigen: Doenardus llage en juffrouw Sara Kruijskerke; Johan, gedoopt 5 November 1709, getuigen: Ds. Petrus Verstraten en Magdalena Donk (2); Johan, gedoopt-11 Maart 1712, getuige: Magdalena Donk; Magdalena, gedoopt 1 Augustus 1718, getuige als voren; Magdalena Barbara, gedoopt 20 December 1714, getuigen: Ds. Petrus Verstraten, piedikant te Zuidland en Mejuffrouw Magdalena Donk. Kinderen van Jacob Hage werden begraven 22 September 1700, 10 April 1708,8 November 1709 6 Maart 1711, 4 Mei 1714 en 27 Februari 1710. /'. Catharina, gedoopt 21 Maart 1083, getuigen: Willem van Damme en Maria Holthuijsen. In 1700 werd zij aangenomen als lidmaat (acta van 22 April 1700;. Den 21»ten October 1704 is Catharina Haghe, j. d. te Brielle, aldaar getrouwd met Jacob Steehouwer' j.m., „commissaris ter recherge" te Rotterdam, in 1709 te Brielle gekomen met attestatie uit Rotterdam (acta van 25 Julij 1709) en in 1710 gekozen tot diaken. Catharina werd begraven 19 April 1707 en Jacob Stedehouder weduwnaar is 13 October 1711 hertrouwd met Gertruda Leenmans, j.d.; zie art. XCI. (j. Cornelis, gedoopt 27 Junij 1084, getuigen: Adriaen van den Andel en Jannetje Hage. h. Hendrik, gedoopt 19 Mei 1080, getuigen: Willem van Dam en Maria flolthuysen. i. Cornelis, gedoopt 27 Julij 1087, getuige Catharina Hage. j. Barbara, gedoopt. 17 November 1088, getuigen: Cornelis van der Haghen en Jaquemina Vethuijsen (3). (1) In de Acta van 18 April 1706 staat Magdalena van Ek, gekomen met attestatie van Zuidland. (2) De Acta van 27 July lü79 noemen juffrouw Judith Donck met attestatie gekomen van Haarlem. (8) Over dit echtpaar zie men wat ik schreef in-DeNavorscher , 1880, blz. 391. Den 5den juny 1661 Zyn te Brielle ondertrouwd en daarna met att. van 20 Juny te Delft getrouwd Willem Jacobse van der Hage, j.m. te Delft, en Lucretia Laurens, j.d. van Brielle, wonende te Delft. Kinderen van Johan Hage werden begraven 17 i Januari 1080, 5 September 1081, 25 Augustus 1084, 29 Junij 1080, 2 April 1093 en 5 Junij 1705. i 5. Aernout (Aernoult, Arnout of Arnoudt) Jacobse > Hage (Haege) is als j.m. 3 October 1066 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 29 October elders getrouwd met Ariaentje van der Baen, j.d. te Brielle, aldaar op belijdenis aangenomen in 1604 met Pieternelletje van der Baan (acta van 24 Julij 1664). Het echtpaar won: een ongenoemd kind, gedoopt 18 November 1007, getuigen: Johan Hagen, Catrina llage; Jacobus, gedoopt 23 October 1008, getuigen: Michiel Steehouder en Catrina Keijser; Cornelia, gedoopt 27 October 1009. In 1007 werd te Brielle aangenomen als lidmaat Aernout Haege (acta van 28 April 1007). Als weduwe van Arnoudt Hage is Ariaentje van der Baen hertrouwd met Jan Meeuwestevn * zie art. LXX1X. 6. Doen (Doenardus) Hage, in 1007 te Brielle aangenomen als lidmaat (acta van 28 April 1067). In ait. IjVI staat reeds dat Doen Hagen, j.m. te Brielle, met attestatie van 29 October 1075 te Botterdam getrouwd is met Milca van Vlierden, weduwe aldaar (1). Dat hij in 1092 nog leefde, zegt ons de Thes. Rekening over 1692—1193, die blz. 27 den post heelt: „Betaelt Doenardus Hage over, etc." Hij vermaakte goederen aan eene dochter van Ds. H. van Lift en Johanna Keijser; zie een noot in art. LXXVIII. Nicolaes Hage, j.m. is 1 September 1658 te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 21 September elders getrouwd met Jenneken Boels, j.d. te Brielle. Dat deze Nicolaes een zoon van Jacob Jansze Hage geweest is, kan ik niet verzekeren. De eenige aanduiding, die er vóór pleit, is dat hij, toen hij trouwde, woonde op de Groenmarkt te Brielle, wat ook het geval was met Jannetje Jacobs en Aernout Jacobse, toen zij in het huwelijk traden. Den 21sten December 1604 is Jenneke Boelens, weduwe van Nicolaes Hage, te Brielle ondertrouwd en daarna met attestatie van 24 Januari 1665 in 't „Nieuwland" getrouwd met Jan Thomasze „Sergeant". Misschien is een afstammeling van Nicolaes geweest Lodewijk I Hage, soldaat, te Brielle begraven 25 Julij 1741. Een kind van Lodewijk werd begraven 2 November 1741 (2). In de 16de eeuw leefde te Brielle Lijsbeth Hage, ook Hagen en Verhaghen genoemd, getrouwd met Anthonis de \ries (Vriese). Over dit echtpaar zie (1) Den 4'ien juiy io77 zün te Brielle ondertrouwd en daarna ! te Rotterdam getrouwd Magdalena van Vlierden, j.d. aldaar, en | Arend de Vosch, j.m. te Brielle. (-2) In 't Alg. Ned. Familieblad, 1894, blz. 163, is genoemd vrouwe Magdeleua Jacoba Hage, weduwe van Mr. Johan Patiin, begraven 13 October 1800. .4. men mijne Bijdrage over Tromp, blz. 77 en 78, waar ook Lijntghen Haghens als doopgetuige genoemd is. Den 31®ten Maart 1648 is te Brielle gedoopt Derrick, zoon van Wijnandt Hagen en Nelletie Dercx getuige: Trinti Tisse; den 25stenNovember 1659 Elsie kind van Clement en Sijtie Hage (2). Zooals gemeld is, heette de vrouw van Jacob Jansze Hage Corneha Gerrits Nagge. De vader dier vrouw was chirurgijn, zooals blijkt uit het Bodtboeck, begonnen 1609, blz. 30 verso. Een kind van Mr. Gerrit Nagge werd begraven 4 Maart 1619. In art. CXXVIII is een zoon vermeld, genaamd mr. Jan Gerritse Na^e als j.m. 19 Januarij 1644 getrouwd met Judith Jans' weduwe van Leendert Cleijburch. Het echtpaar won' Jan gedoopt 16 Maart 1650, getuigen: Andries Jansse de Loose, Gornelia Gerrits, Neeltje Jans. Den 21sten I'ebruarij 1649, bij den doop van Bernardijn, zoon van Jacob Jansse Brebaert en Jurijntje Cornelis, was mr. Jan van Nagge getuige met Leendert Jansse Brebaert en Neeltje Brebaerts. Den 18den December 1650 werd begraven een kind van de weduwe van mr. Jan Nagge. Den 17den Maart 1652 zijn te Brielle ondertrouwd mr. Johannes Plaetman, chirurgijn te Maassluis, en Judith Jans, weduwe van mr. Jan Na^e chirurgijn. De Kerkeraads acta van 3 Julij 1653 vermelden de overkomst van het echtpaar uit Maassluis en de man heet aldaar mr. Jan Plaeting. In art. CXV is als vrouw van Corstiaen Jansze Goutswaert vermeld Claesje Dirricx Nagge, dochter van Dirck Jansze Nagge en Maertjen Arens. Dirck Jansze Nagge is als schout van Oudenhoorn vermeld in een akte van 9 September 1650 en in het kohier van den 200sten penning voor 1659, blz. 1. Jan Nagghe was te Brielle doopgetuige 28 Januari i • Augustus 1601. In de laatste doopaantee- kening heet hij „schout van Nyenlandt." In eene door i Aan Alkemade, D. II, blz. 198, vermelde Sententie 1 van -4 Februarij 1(307 is sprake van „Jan Jansse Nagge, I Schout van de Vierpolders van 't Nieuwlandt," maar £ ij was toen niet meer in leven. In eene Resolutie I van 13 December 1603 leest men van de weduwe I van Jan Jansse Nagge, zijn oudste dochter en een t ZOOn, die afstand deden vnn rlon rln/M. i_x — «"ui iiom xiayeiaien boedel. Den 4den Februarij 1594 was doopgetuige (2) Ook de naam Van Hagen kwam my voor. Den 23sten 1' ebruari 1654 werd te Brielle gedoopt Hilleke, kind van Chaerl )elvael en Fenneken van Hagen, getuige: Jenneken van Hagen Den afeten Mei 1659 werd gedoopt Aelbrecht, zoon van Charel' Jillis Delvael en Fenneken Aelbrechts, getuigen: Jan Pieterse van er Noort, Evert Aelberts van Hagen en Janneken Aelree its. De Acta van 30 April 1648 vermelden de overkomst uit Den Bosch van Carel Delval en Femmeken van Hagen zijn huisvrouw. 'v i Maritje, de vrouw van Jan Nagge; den 16den Februarij 1597 Lijntge Jans, de vrouw van Jan Nagge. In de genoemde Sententie is als scbout°van Nieu, wenhoorn vermeld „Augustijn Dircksz Nagge." Den , 13den junij 1612 deed Augustijn Dirxze Nagge te Brielle den eed als poorter. Van hem is sprake in ' "es- ^ October 1614, Bodtboeck, beg. 1609, blz. 39 en 153, Bodtb., beg. 1624, blz. 15 en 284 verso en m een akte van 11 Mei 1627. Den 7den junij .j'631 werd Augustijn Dirckse Nagge, oud 60jaar, ontslagen uit de schutterij, De huisvrouw van Augustijn Dirkse Nagge werd in 1609—1616 verkozen tot moeder of regentes van het Ziekenhuis. Den 16den Julij 1651 werd begraven de moeder van Dirk Augustijnse Nagge. Deze Dirk, genoemd in eene in art. CVI medegedeelde ilagistraats resolutie van 22 Julij 1649, is nog vermeld in de ^rekening van den 200sten penning voor 1665, blz. 2o, en in het kohier van den 200sten pennim> voor -1669, blz. 15, en er blijkt uit dat hij in 1658 vertrok naar Antwerpen. Den 19 586' en in het Bodtboeck, beg. I 1660, blz. 296 en 360. i (1) In de doopaanteekening van 19 September 1658 heet de moeder Claesje. (1) Den 10(,ün Mei 1671 zijn te Brielle ondertrouwd en daarna met att. van 31 Mei elders getrouwd Francoys Costerius, j.m. van Brielle, en Maria Mefaut, j.d. van Rokanje. M*f Jacob Arensze Nagge, in 1673 aangenomen als lidmaat der Herv. Gemeente (acta van 26 October 1673), is als j.m. te Brielle aldaar 4 October 1676 getrouwd met Maertje van der Polder, j.d. Het echtpaar won: Jannetje, gedoopt 5 September 1677, getuigen: Ary Melsze van Heesteren, Lena Leenderts van Brugge, Lodewijk Schepman, Jannetje Arens, in 1699 aangenomen als lidmaat (acta van 23 Julij 1699). Jacob Arens Nagge, bakker, werd begraven 26 December 1680 en 4 September 1681 is Maartje Jans, weduwe van Jacob Nagge te Brielle getrouwd met Isaac van Steenwijk, j.m. van Dordrecht, Jannetje Jacobs Nagge trouwde als j.d. 27 April 1698 met Hillebrandt Pieterse Yolckert, j.m. Deze man was „gareelmaker" en werd 3 Februarij 1706 begraven. Zijne weduwe trouwde 18 Mei 1710 met Dirck Ariensze van Duijn (van der Duijn), j.m., geboren te Brielle. Bij hare beide echtgenooten won Jannetje Jacobs kinderen. In 1713 werd te Brielle op belijdenis aangenomen Ariaantje Dirks Nagge. De Acta van 28 April 1719 vermelden hare komst uit Rotterdam. — INHOUD. NAAMLIJST DER LEDEN. De vroedschap te Brielle in de jaren 1618-1794 (i). Alderwerelt (van), 338. Almonde (van), 112, 374. Annocque, 243, 387. Arensze, 324. Baerle (van), 15. Bassecour (de la), 124. Bax, 266, 392. Beels, 79. Berchem (van), 82, 367. Berge (van den), 204, 386. Blankert, 142. Bockholt (van), 140. Boom, 173, 382. Bramen (van), 285. Brasser, 432. Brender a Brandis, 335. Bresser, 15, 353. Briel, 414. Burgvliet, 229, 386. Butten (van), 96, 373. Buijs, 282, 392. Ceulen (van), 176, 382. Chijs, 110. Cleijburch, 341, 410. Cleijn, 429. Clotterbooke, 175. Cobmoijer, 84. Commersteijn, 59, 364. Copper, 142, 378. Couwenhoven (van), 296. Craen, 6, 353. Cranenborch (van), 234, 387. Crap (van der), 57, 363. Dam (van), 254, 389. Deijm, 110. Divoorden (van), 87, 367. Domselaar, 16, 353. Dijck (van), 249, 388. Egmond (van), 97. Empereur de Oppijck (1'), 424. Eijk (van den), 171, 382. Fannius, 1 19. Fauvarq, 19, 354. Fuijck (van der), 227, 386. Gallas—Sandra, 8, 353. Gellinckhuijsen (van), 103, 373. Gerbode (de), 91, 373. Gevaerts, 127. Goes (van der), 47, 363. Gomarus, 11. Goutsmit, 434. Goutswaert, 317. Graaff (de), 202. 's Gravezande, 77. Haes (de), 142, 378. Halling, 316. Hartig velt, 321, 401. Heeneman, 334. Helsdingen (van), 25, 360. Hendrick Jansze, 294. Heul (van der), 50, 363. Heijnius, 319, 401. Hillebarent Arensze, 324. Hoog, 141. Hoogendijk van Domselaar, 16,353. Hoogwerff (van), 160, 379. Hoogerwerff (van), 160, 379. Houcke (van), 310. Hoijer, 268, 392. Huijgens, 249. Isendoorn (van), 425. Iserman, 240. Jongh (de), 326. Kevelaer, 218, 386. Keijser, 188, 382. Kruijne, 134, 376. Lakenkooper, 160. Lambinon, 119. Langereis, 79. Leening, 100, 373. Leenmans, 248. Leeuwen (van), 289, 393. Lelievelt, 36. Loeten (van der), 73. Magerus, 222, 386. Mason, 313. Mast (van der), 43, 362. Meer (van der), 316, 399. Meeuwesteijn, 194, 386. Mei vil], 158. Meij (de), 340, 407. Meijs, 108, 373. Minne (van der), 128, 375. Mirell (de), 80, 367. Molewater, 142, 378. Moucheron (de), 102. Wieustadt (van der), 499. Nocque—Annocque, 243, 387. Nolthenius, 312, 399. Noort (van der), 263, 392. Oosten (van), 280. Ormea, 176. Ortegem (van), 68, 366. Üverheijn, 68, 367, Poel (van der), 174, 382. Poortermans, 179, 382. Poth (van der), 37, 362. Preuijt, 336. Prickman, 241. Rest (van), 81. Riele (van), 70. Roest, 12, 353. Salm (van der), 213, 386. Sandifort, 258, 392. Sandra, 8, 353. Schilt (van der), 306, 398. Schoor (van), 102, 373. Schrobbeling, 67, 366. Sem, 39, 362. Slaets, 82. Slingerlant, 431. Sluijs (van der), 333. Snellen, 333. (1,) Omtrent alle deze geslachten zijn breedvoerige opgaven te vinden F Son (van), 125. Steenhuijsen (van), 323, 402. Stranden (van der), 141. Strick (van der), 141. Swinnas, 75, 366. Tael, 20, 354. Taerling, 28, 360. Trip, 158. Vasthoff, 284. Venlo, 86, 367. Verbeeck, 287. Verbies, 120, 374. Vogel-Goutsmit (de), 434. Walcheren (van), 93. Warbol, 77, 366. Warry, 13. Wassenaer (van), 309, 399. Welhouck, 110, 373. Winter (de), 84. Wit (de), 313, 399. With (de), 313, 399. Ji