R p t" h S "methode voor Zelfonderricht - ^ " WÈ IgiiMfiMtMKWQR COUPEURS EN IftEERMAEERS JB BDOOR ^ ^ Professeur de Coupe te 'sGravenhage. ^•1V itoiÉpï ÜflafÜMil DE COUPEUR. Practische Snijmethode voor Zelfonderricht HANDBOEK VOOR COUPEURS EN KLEERMAKERS DOOR C. HOOGENDOORN, Professeur de Coupe te 's-Gravenhage. LEIDEN. — A. W. S IJ T HO F F Onmisbaar voor elke Huishouding en Kostuumnaaister. Prijs per zes nummers (1 kwartaal) ƒ1.375. - Oplaag 24000 Exemplaren. Elk nummer bestaat uit: Een groen omslag van 4 pagina's, verder 12 folio pagina's met vele afbeeldingen van de nieuwste Fransche, Duitsche en Engelsche modes en handwerken met bijbehoorend supplement met knippatronen. DE GRACIEUSE, het oudste der Nederlandse he Mode-Tijdschriften, brengt de dames het snelst en het best op de hoogte van wat er in de modewereld voor nieuws en nuttigs is. Het tijdschrift geeft voor den geringen prijs van f 1.37"5 per zes nummers een tot dusver ongeëvenaarden rijkdom van modeafbeeldingen, beschrijvingen en fraaie modellen en patronen. Gratis ontvangen de Abonnées bij ieder nummer: Met grooten bijval worden de sedert eenigen tijd ingevoerde NORMAALPATRONEN begroet. Alleen de abonnées op Be Ghracieuse kunnen deze Normaalpatronen op 3 grootten bij den Uitgever tegen toezending van 20 Gents bekomen. Deze patronen munten uit door bijzondere juistheid en duidelijkheid. DV Proefnummers worden op verzoek gratis en franco toegezonden. Uitgave Vatl A. W. SI1TH0FF te Leiden 1°. Een groen omslag, gewyd aan de vrouwelijke handwerken en waarin ook vele raadgevingen voor de Huishouding te vinden zün. ¥ 2°. Een supplement met knippatronen van alle kostumes, die in „De Gracieuse" voorkomen, zoodat iedereen de elegantste kostumes op minder kostbaro w|jze kan dragen, nl. door ze zelf te vervaardigen. ¥ Zesmaal per jaar ontvangen de abonnées gratis een KINDERNUMMER met byzonder toepasselijke afbeeldingen voor boven- en onderkleeren voor kinderen, terwijl ook voor de poppenkleertjes en het kinderspeelgoed een plaatsje is ingeruimd. F. J. DE VRIES & C°, Singel 268, Amsterdam. ENGROSHUIS = IN Lakens, Buckskins en Fournituren. Bekroond met de Hoogste Onderscheiding GOUDEN MEDAILLE, Tentoonstelling „Mode en Reform". - Amsterdam 1905. 1^" Bieden het grootste assortiment in Engelsche, Duitsche en Fransche Nouveauté's. Alsook GOEDKOOPE DEGELIJKE STOFFEN. Met zekerheid kunnen wij melden het voordeeligst in prys te zijn en dat niemand in staat is tegen ons te coneurreeren. STALEN-COLLECTIES worden op aanvraag FRANCO toegezonden. fL de i&lDtk Ifabriek van fffcilitaire Ornamenten voor £and- en 3cemacbf. borduursels, Galonnen, iRnoopen, Iffca Ornamenten. Êeporf È>osf- en IKSesf-Indië IHmsferdorn» >t I7X, IBarmoesstraat. rrima gezuiverde Ueuken-Uoutskool. Voor prima zuivere Beuken- en PijpjesHoutskool voor persijzers is het eenige adres: Nieuwe-Zijds-Voorburgwal 24 en 34, te AMSTERDAM. Eenig invoerder der Fransehe Pypjes-Houtskool. Alléén in winkels Onze machines behoeven met dit uithangbord geene aanprijzing. zijn de Wij verzoeken slechts ^INGER_ er op te letten, dat ze Naaimachines aan het juiste adres verkrijgbaar. gekocht worden. SINGER-MAATSCHAPPIJ, AMSTERDAM, Kalvenstnaat 62. Filialen in bijna alle plaatsen van eenig-e beteekenis. En Gros. En Detail. G. A. GBEXMERING, Kleedermakers-Foarnituren, Lakens en Stoffen. Papestraat 14. 's-Gravenhage. (5. 5. Kuiskes, - Firma HUISXES & VAN KOEK. - "SS" ROTTERDAM. PRIMA ADRES VOOR Transche, Engelscfie en ïïuitsche Stoffen. Cartonnagefabriek „Amsterdam." VAN DER EIJKEN & Co. Haarlemmer Houttuinen 92B. - Amsterdam. i J K- & G. Schröder. ROTTERDAM: Hoogstraat 264. 's-GRAVENHAGE: Spuistraat 18. GRONINGEN: Oosterstraat 9. H@t Beste JWres voor }(l©eciermakers~ fournituren. Gouden ■■ Hoogste ï LANGEMEIJER 4 STOCKER, s Fourni- ' stelling Z AMSTERDAM. Amr°5 Kantoor en Magazijnen: 0. Z. Voorburgwal 153—155. Interc. Teleph. 3591. Specialiteit in ^== Kleedermakers-Fonrnituren. Grootste Magazijnen in Nederland. R. Ü Knuijver & Zonen, Hofleveranciers van X. M- de Koningin en R M- de Koningin-Moeder, Gedempte Raamstraat 11 en 12. - 3en Haag. = Borduursels, Stoomgalonweverij en fassementfabriek. == |- mi' >if rul" . iCondoru - j£>ari$, - ifcew-lgork. lftepre$ented by iffcr, ÜB. iDiepenbrock, == Amsterdam, = Poollens. Cinings. - Ê>i1k$. - Crimniings. £>porting and Iflkofor £>weed$ •O Ifteprésenté pap fffcr* W. iDiepenbrock, ====== IRmsterdam. = Civeries. £adie$ Cosfumes. • * IHugusfe ©ormeuil et Co* lCondre$*. - ®>ari$, - ifcevw-tgork. ©raperies, £>Dierte$, ©oublures, ifournitum pour tailleurs. IHrticIcs pour £>port$, flufomoblle et Ovrées. ©raptrle pour ©ames. The Scotch Company De Bueger, Van Hoek & Co., DEN HAAG. 35 Wagenstraat. POSTBUS 90. Telegram-Adres: Telephoonnummer Bn eg er lioek. 850. FILIALEN IN: London. — Brussel. — Tourcoing. (GEEN verkoop aan particulieren.) Engelsche en Sehotsche Fantaisie-stoffen. Kamgarens en Cheviots. Zwarte- en Militaire Lakens. W aterproof-Stoffen. Fantaisie-vesten en Flanels. Mohairs en Drills. Tio m ao # Zwarte en Gekleurde Lakens en Nouveautés uaines-o ionen, voor Tailor Made Costumes. Alles in de NIEUWSTE DESSINS en KLEUREN. Stalen op aanvrage. \ II DE COUPEUR. C. HOOGENDOORN DE COUPEUR. Practische Snijmethode voor Zelfonderricht. HANDBOEK VOOR COUPEURS EN KLEERMAKERS DOOR C. H00GEND00RN, Professeur de Coupe te 's-Gra venhage. LEIDEN. — A. W. SIJTHOFF. VOORWOORD. De oorsprong van „De Coupeur", Eerste Nederlandsehe Snijmethode, bewerkt volgens Amerikaanseh systeem. oor den leerling, die met succes een cursus gevolgd heeft en met voldoende theoretische en practische kennis voor Coupeur of Coupeur-Tailleur de Academie verlaat, is het van groot nut een handleiding van het geleerde te bezitten. Niet iedere leerling is na het verlaten van de academie direct in de gelegenheid het geleerde voldoende in practijk te brengen. < Een boek zooals dit, waarin alle opstellingen geteekend zijn, verduidelijkt door een verklarcnden tekst, is uitstekend geschikt den leerling bij eventueele gelegenheid als memorie te dienen. Voor eiken leerling een boekje met teekeningen te vullen, is een te omslachtig werk, reden waarom ik besloot deze teekeningen met omschrijving te laten drukken. Reeds spoedig bleek dit werk in een behoefte te voorzien en was het niet alleen een handleiding voor de leerlingen, maar tevens een practische snijmethode voor zelfonderricht geworden, ook voor hen die niet den cursus hadden gevolgd. Ofschoon reeds vele buitenlandsche methodes het licht zagen, zijn deze in de meeste gevallen onduidelijk voor den Nederlander, terwijl dit werk voor den vakman begrijpelijk is en door de practische en eenvoudige constructie en duidelijke omschrijving van de teekeningen bij de Nederlandsehe Tailleurs veel ingang vond. Voortgaande op den ingeslagen weg werd besloten, nadat de eerste druk uitverkocht was, een tweeden te laten volgen. Door mijn jarenlange practische ondervinding overtuigd van de degelijkheid dezer Coupe, en na ook de practische ondervinding van mijne ex-leerlingen te hebben ingewonnen, besloot ik tot deze nieuwe uitgave over te gaan. voorwoord. Voorzag mijn eerste werk reeds voor een groot deel in de bestaande behoefte, deze tweede druk moest aan alle verwachtingen van den tegenwoordigen tijd kunnen beantwoorden. Om dit doel te bereiken, moest een uitgever gevonden worden die de uitvoering van dit werk op zich wilde nemen. Ik vermeen hierin naar wensch geslaagd te zijn, want aan deze uitgave zijn moeiten noch kosten gespaard 0111 het uiterlijk gelijken tred te doen houden met den veelzijdigen inhoud. Ik twijfel niet of het werk zal beantwoorden aan het doel dat ik mij heb voorgesteld en een waardige plaats innemen naast de tot heden in het Buitenland verschenen werken op dit gebied. Door mijn 15-jarige practische ondervinding, voor zoover dit voor zelfonderricht mogelijk is, op het papier te hebben gezet, vertrouw ik aan menigen vakgenoot een dienst te hebben bewezen. Na mededeeling dat bij mij plannen bestaan tot het ontwerpen van een leerboek, geheel gewijd aan het passen en veranderen, en van teekeningen voorzien, eindig ik dit voorwoord in de hoop dat mijn arbeid door alle Nederlandsehe Tailleurs naar waarde zal worden geschat en zij het nuttige en practische ervan zullen ondervinden. 's-Gravenhage. C. HOOGENDOORN. INH OUD. Voorwoord. Bladz. EERSTE AFDEELING. Opstellingen van alle momenteel voorkomende modellen Jacquettes, Colberts, Gekleede Jassen, Rokken, Smokings en Overjassen. Voor normale en weinig afwijkende figuren. — Mouwen. — Vesten. Proportioneele opstelling. Herleidingsschaal. Buste-Regelaar. Tabel van maten voor het vervaardigen van Normale Modellen. Tabel voor het vervaardigen van Abnormale Modellen. Fig. 1. Jacquette. Begin opstelling. ... 2 n 2. Jacquette. Vervolg opstelling ... 4 » 3. Jacquette. Vervolg opstelling ... 6 Toelichting Fig. 4. Jacquette op twee knoopen gesloten 10 n 5. Jacquette op vier knoopen gesloten. 12 » 6. Jacquette voor corpulent figuur . . 14 n 7. Jacquette voor lang en smal figuur. 16 n 8. Colbert. Begin opstelling .... 18 » 9. Gewoon rond Colbert op vier knoopen gesloten. Vervolg opstelling . . 20 n 10. Getailleerd Colbert met lange rolrevers op twee knoopen gesloten ... 22 n 11. Getailleerd Colbert op vier knoopen gesloten 22 n 12. Twee rijen getailleerd Colbert op drie knoopen gesloten 26 v) 13. Colbert vonr rnrnulpnf ficninr - ■ u ~ Jacquette op vier knoopen gesloten. 12 Jacquette voor corpulent figuur . . 14 Jacquette voor lang en smal figuur. 16 Colbert. Begin opstelling .... 18 Gewoon rond Colbert op vier knoopen gesloten. Vervolg opstelling . . 20 Getailleerd Colbert met lange rolrevers op twee knoopen gesloten ... 22 Getailleerd Colbert op vier knoopen gesloten 22 Twee rijen getailleerd Colbert op drie knoopen gesloten 26 Colbert voor corpulent figuur... 28 ^ Bladz. Fig. 14. Gekleede jas met aangesloten schoot 30 n 15. Gekleede jas met klokschoot ... 32 „ 16. Gekleede jas voor corpulent figuur . 34 » 17- Gala-Rok „ 18. Nieuwe stijl Gala-Rok 38 n 19. Smoking met sjaalkraag .... 40 „ 20. Gala-Vest voor Staatsambtenaar (Ned.-Indië) . 42 „ 21. Gala-Rok voor Staatsambtenaar (Ned.-Indië) 43 De Mouwen 44 Fig. 22. De Mouwopstelling 46 „ 23. Normale Mouwopstelling .... 46 „ 24. Mouw voor corpulent figuur . . 46 „ 25. Mouw voor lang figuur 47 „ 26. Vest met één rij knoopen. Rugopstelling „ 27. Vest met één rij knoopen. Voorpandopstelling „ 28. Vest met buiksegon 52 „ 29. Rokvest 54 „ 30. Vest met twee rijen knoopen en aan- gestikte revers 56 „ 31. Vest met twee rijen knoopen en aangesneden schuinen overslag . . 57 „ 32. Nieuwe stijl Gala-Vest 58 „ 33. Overjas met één rij knoopen half getailleerd go „ 34. Overjas met twee rijen knoopen half getailleerd gg „ 35. Overjas met één rij knoopen getailleerd 64 „ 36. Overjas met één rij knoopen, half- wijd model 66 INHOUD. Bladz. Fig. 37. De klokvormige Overjas volgens vereenvoudigd systeem 68 38. Wijde Overjas zonder zijnaden. . 70 39. Korte Demi-Saison, wijd model . 72 „ 40. Overjas met naden over het midden van de schouders, mouwen en voorpanden 74 41. Overjas met één rij knoopcn voor corpulent figuur, half getailleerd 76 42 Gekleede Overjas met aangesneden " i 7« schoot 43. Gekleede Overjas met klokschoot . 80 44. Ulster met twee rijen knoopen. . 82 Eenige wenken omtrent passen en verteekenen 82 Fig. 45. Regenjas met één rij knoopen (Demi- Saison) *. . . . 86 „ 46. Raglan, wijd model 88 „ 46a. De Raglan-mouw 90 r 47. „Inverness" Overjas met halve pelerine 92 48. Havelock, Regenjas met vaste pelerine en zonder mouwen ... 94 „ 49. Pelerine. Rug. . 96 „ 50. Pelerine. Voorpand 96 „ 51. Gaban met cap 98 TWEEDE AFDEELING. Opstellingen volgens meetkundig systeem. Toelichting voor het maatnemen 101 Fig. 52. Jacquette. Begin maatopstelling. . 104 53. Jacquette. Vervolg maatopstelling . 104 „ 54. Complete buste-opstelling .... 106 „ 55. Mouwopstelling naar maat . . . 106 „ 56. Jacquette naar maat, met platte borst, maag en dikken gebogen rug 108 „ 57. Colbert naar maat HO „ 58. Opstelling van een Colbert naar de buste van een Jacquette . . . 112 „ 59. Behandeling van de buiksegon . . 112 „ 60. Opstelling van het Vest naar de buste van de Jacquette H4 Bladz. DERDE AFDEELING. Opstellingen van Pantalons volgens meetkundig systeem. — Slobkousen. De Pantalon 116 Fig. 61. Stoflegging H8 „ 62. Opstelling van het voorbeen. . . 120 „ 63. Teekening volgens de bekomen punten 120 „ 64. Opstelling van het achterbeen . . 122 „ 65. Halfwijde Pantalon 124 „ 66. Pantalon voor corpulent figuur. . 125 „ 67. Fietspantalon met knieband . . . 126 „ 67a. De knieband 126 „ 68. Opstelling van een sluitende Rijpan- talon met breede klep .... 128 69. Wijde Rijpantalon met smalle klep 130 „ 70 en 71. Verlengstukken aan de Rijpantalon 132 „ 72. Livreipantalon 134 „ 73, 74, 75 en 76. Naar binnen- en naar buitenstaande beenen .... 136 „ 77. Kleine Slobkous 138 „ 78. Livrei-Slobkous 139 „ 79. Slobkous voor de jacht .... 139 „ 80. Beenstukken voor ruiters. ... 140 VIERDE AFDEELING. Opstellingen van de meest voorkomende Livreien. Fig. 81. Groom 142 „ 82. Korte Koetsiersjas met één rij knoopen 144 „ 83. Bokjas I46 „ 84. Driedubbele Pelerine 148 „ 85. Livrei-Rok ^0 „ 86. Gegalonneerde Livrei-Rok. ... 152 „ 87. Livrei-Vest 153 „ 88. Kellner Colbert 154 VIJFDE AFDEELING. Opstellingen van Rij-, Jacht- en Automobielenkleeding. - Jongeheerenkleeding. Fig. 89. Rij-Jacquette 158 „ 90. Rij-Colbert 160 „ 91. Jacht-Colbert met losse stolpplooien 162 INHOUD. Bladz, Fig. 92. Colbert met twee rijen knoopen voor motorfietser 164 „ 93. Overjas voor automobielisten . . 166 „ 94. Gewoon rond Jongeheeren Colbert. 168 „ 95. Model „Cheltenhaim". Jongeheeren Colbert met één knoop aan den hals gesloten 170 „ 96. Model „Norfolk". Jongeheeren Colbert met opgestikte plooien, ceintuur en vlak bovenstuk. . 172 „ 97. Blouse met matrozenkraag. Opgesteld met behulp van een Colbertpatroon 174 „ 98. Model „Russische Blouse". Opgesteld met behulp van een Colbertpatroon 176 „ 99. Jongeheerenlijfje 178 „ 100. Gesloten Jongeheerenpantalon. , 179 Bladz. ZESDE AFDEELING. Opstellingen van uniformen en Ambtskleeding. Fig. 101. Korte Jas 181 „ 102. Tunica 184 „ 103. Cavalerie Attila 186 „ 104. Attila voor Indisch officier. . . 188 „ 105. Witte Attila voor Indisch officier. 190 „ 106. Bournou 192 „ 107. Toga voor Prot. Geestelijke . . 194 „ 108. Toga voor Advocaat 196 „ 109. Mouw voor Advocaten-toga. . . 198 „ 110. Soutane voor R.-K. Geestelijke . 200 „ 111. R.-K. Priestertoga. (Rug) . . . 202 „ lila. R.-K. Priestertoga (Sleep) . . . 202 „ 112. R.-K. Priestertoga (Voorpand). . 202 2 EERSTE AFDEELING. Opstellingen van alle momenteel voorkomende modellen Jaequettes, Colberts, Gekleede Jassen, Rokken, Smokings en Overjassen. VOOR NORMALE EN WEINIG AFWIJKENDE FIGUREN. Mouwen. — Vesten. t PROPORTIONEELE OPSTELLING Voor ik met de constructie van de teekeningen begin, is een toelichting over een en andei niet overbodig voor hen, die deze methode in practijk wenschen te brengen. Bij de daarstelling van dit boek bepaal ik mij alleen tot het ontwerpen van een practische en gemakkelijk te begi ij pen methode voor zelfonderricht van bijna alle voorkomende opstellingen van heerenkleeding. Hieimede bezig zijnde denk ik te doen te hebben met H.H. kleermakers, wien ik niet in alle bijzondei heden het in elkaar zetten van een kleedingstuk behoef uit te leggen De tailleur, die een coupe met succes wenscht te bestudeeren, moet in de eerste plaats liet vak grondig verslaan om de te leeren coupe te kunnen begrijpen. Deze methode, welke ik door jarenlange practische ondervinding tot een goed geheel heb weten te brengen, berust wat het proportioneele gedeelte betreft, geheel op de bovenwijdte, waai naai de verdeelingsafstanden geregeld worden voor zoover zonder maat nemen standmodellen worden vervaardigd. i Om echtei in stand modellen, behalve normale, ook abnormale modellen te kunnen vervaardigen, b.v. voor lange en smalle, en korte en dikke liguren, zijn voor dat doel in deze afdeeling opstellingen ontworpen, welke evenals de normale ontwerpen, aan haar doel beantwoorden. In dezelfde bovenwijdte zijn 5 verschillende figuren ontworpen en gekenmerkt als 48, 49 en 48V2 halve bovenwijdte. De even maten van oO tot 64 cM. halve bovenwijdte duiden een normaal figuur aan met gewone proportioneele verhoudingen. Raadpleeg voor de kleinste en grootste maten de tabel voor het vervaardigen van normale modellen. De oneven maten van 45 tot 55 cM. halve bovenwijdte duiden een lang en smal figuur aan, welks verhoudingen aanmerkelijk van het normale afwijken. De halve bovenwijdte van deze figuur is respectievelijk 42 tot 52 cM. De halve maten als 4872, 50752V2 en 5472 duiden een corpulent figuur aan, welke ook, doch in tegenoverstelling, aanmerkelijk afwijken van het normale figuur. Ook hiervan is de juiste halve bovenwijdte 48, 50, 52 en 54 ci\I. PROPORTIONEELE OPSTELLING. De tabel voor het vervaardigen van abnormale modellen geeft voldoende en juiste aanwijzingen om de hier omschreven afwijkende lignren te construeeren. Het verdeelingssysteem is in deze methode, door rechte en haaksche verbindingslijnen tot een minimum gereduceerd, wat voor den leerling gemakkelijk is en waardoor de uitgangspunten veel vaster en juister zijn. Gemakshalve heb ik mij voor deze ontwerpen bediend van een bovenwijdte van 96 cM., welke echter in alle maten op dezelfde manier kan herleid worden en waarvoor men de herleidingschaal kan raadplegen. Daar ook bij het vervaardigen van stand modellen niet altijd dezelfde verdeelingsmaten gelden, kan daarvoor de tabel voor het vervaardigen van standmodellen geraadpleegd worden, waarin de afstanden voor alle maten tot in de kleinste bijzonderheden zijn genoteerd. Zonder uitsluitend standmodellen te maken, kan deze methode ook in toepassing worden gebracht voor modellen naar maat. Het gebeurt dikwijls, en vooral in groote zaken, dat men niet altijd de maten heeft om een opstelling naar maat te maken. ïn dat geval wordt het model opgesteld naar de genomen bovenwijdte, onderwijdte, rugbreedte, mouwlengte, armsgatdiepte, taillelengte en geheele lengte, terwijl het tevens van groot nut is te weten hoe de stand van de figuur is, hetzij vóór- of achterover, zware borst, sterk uitstekende schouderbladen, links of rechts lager, hooge of afhangende schouders, enz.; waarmede met het snijden rekening gehouden moet worden. Ten slotte nog deze opmerking dat de maten over de jas gemeten kunnen worden, behalve de boven- en onderwijdte. Deze worden over het vest gemeten. Dit geldt ook voor de overjas, doch deze wordt dan 4 cM. grooter opgesteld. B.v. meet men over het vest 96 cM. bovenwijdte, dan moet de overjas 100 cM. bovenwijdte worden opgesteld. Fi guur 1 is de beginopstelling van een Jacquette met de verdeelingspunten op lijn A—C en lijn A—B en de verbindingslijnen, noodig voor het opstellen van den rug. Om reden een volledige teekening voor de oningewijde te ingewikkeld is, vooral met het oog op zelfonderricht, wordt met Fig. 2 de daarstelling van rug en zijstuk vervolgd. Op Fig. 3 wordt het voorpand bijgeteekend en de opstelling van den schoot aangegeven. Figuur 4 geeft de complete opstelling van een jacquette te zien met volledige omschrijving. Met de opstelling van de colbert, het vest en de pantalon wordt op diezelfde manier gehandeld. Met deze toelichtingen vertrouw ik te kunnen volstaan en zullen de meest voorkomende modellen in teekening gebracht worden. De ontwerper, C. HOOGENDOORN. HERLEIDINGSCHAAL. Halve bovenwijdte . 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 Va 13.5 14 14.5 15 15.5 16 16.5 17 17.5 18 18.5 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 H. 9 9.3 9.6 10 10.3 10.6 11 11.3 11.6 12 12.3 12.6 13.3 14 14.6 15.3 16 16.6 17.3 18 18.6 19.3 20 20.6 21.3 V4 6.7 7 7.2 7.5 7.7 8 8.3 8.5 8.7 9 9.2 9.5 10 10.5 11 11.5 12 12.5 13 13.5 14 14.5 15 15.5 16 V6 4.5 4.6 4.8 5 5.1 5.3 5.5 5.6 5.8 6 6.1 6.3 6.6 7 7.3 7.6 8 8.3 8.6 9 9.3 9.6 10 10.3 10.6 */« 3.3 3.5 3.6 3.7 3.8 4 4.1 4.2 4.3 4.5 4.6 4.7 5 5.3 5.5 5.7 6 6.2 6.5 6.7 7 7.2 7.5 7.7 8 Via 2.2 2.3 2.4 2.5 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 3 3 3.1 3.3 3.5 3.6 3.8 4 4.1 4.3 4.5 4.6 4.8 5 5.1 5.3 Vie 1.5 1.5 2 2 2 2 2 2 2.5 2.5 2.5 2.5 2.5 3 3 3 3 3.5 3.5 3.5 3.5 4 4 4 4 BUSTE-REGELAAR. Bugbreedte. / Halve bovenwijdte 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 l Rechte houding 11.2 11.6 12 12.5 12.8 13.3 13.8 14.1 14.5 15 15.3 15.8 16.6 17.5 18.3 19.1 20 20.8 21.6 22 22.5 23 23.5 24 24.5 J Zware borst. . 11.1 11.3 12.2 12.2 12.5 13 13.5 13.8 14.1 14.6 15 15.4 16.2 17 17.8 18.6 19.5 20.3 21.1 21.5 22 22.5 23 23.5 24 j Achterover . . 10.9 11 11.5 12 12.2 12.8 13.2 13.5 13.8 14.2 14.6 15 15.8 16.6 17.3 18.1 19 19.8 20.6 21 21.5 22 22.5 23 23.5 / Hoofd gebogen. 11.5 12 12.5 13 13.4 13.8 14.2 14.6 15 15.5 15.9 16.3 17 18 18.8 19.6 20.5 20.8 22.1 22.5 23 23.5 24 24.5 25 \ Voorover. . . 12 12.5 13 13 5 13.9 14.3 14.7 15.1 15.5 16 16.4 16.8 17.6 18.5 19.3 20.1 21 21.8 22.6 23 23.5 24 24.5 25 25.5 Rughoogte. Rechte houding 14 14.5 15 15.6 16 16.6 17.2 17.6 18.2 18.7 19.1 19.7 20.7 21.8 22.8 23.9 25 26 27 27.5 28.1 28.7 29.3 30 30.6 I Zware borst. . 13.8 14.1 14.6 15.2 15.6 16.2 16.8 17.2 17.6 18.2 18.7 19.2 20.2 21.2 22.2 23.2 24.3 25.3 26.3 26.8 27.5 28.1 28.7 29.3 30 ! Achterover . . 13.6 13.7 14.4 15 15.2 16 16.5 16.8 17.2 17.7 18.2 18.7 19.2 20.1 21.9 22.6 23.7 24.7 25.7 26.2 26.8 27.5 28.1 28.7 29.3 ) Hoofd gebogen. 14.3 15 15.6 16.2 16.7 17.2 17.7 18.2 18.7 19.3 19.8 20.3 21.2 22.5 23 5 24.5 25.6 26.6 27.6 28.1 28.7 29.3 30 30.6 31.2 Voorover. . . 15 15.6 16.2 16.8 17.3 17.8 18.3 18.8 19.3 20 20.5 21 22 23.1 24.1 25.1 26.2 27.2 28.2 28.7 29.3 30 30.6 31.2 32 Armsgatdiepte. Rechte houding 14 14.5 15 15.6 16 16.6 17.2 17.6 18.6 18.7 19.1 19.7 20.7 21.8 22.8 23.9 25 26 27 27.5 28.1 28.7 29.3 30 30.6 Zware borst. . 14.2 14.9 15.4 16 16.4 17 17.6 18 18.8 19.2 19.5 20.2 21.2 22.4 23.4 24.6 25.7 2§.7 27.7 28.2 28.7 29.3 29.9 30.7 31.2 Achterover . . 14.4 1^.3 15.6 16.2 16.8 17.2 17.9 18.4 19.2 19.7 20 20.7 22.2 23.5 23.7 25.2 26.3 27.3 28.3 28.8 29.4 30.1 30.5 31.3 31.9 Hoofd gebogen. 13.7 14 14.4 15 15.3 16 16.7 17 17.7 18.1 18.4 19.1 20.2 21.1 22.1 23.3 24.4 25.4 26.4 29.9 27.5 28.3 28.6 29.4 30 Voorover. . . 13 13.4 13.8 14 14.7 15.4 16.1 16.4 17.1 17.4 18.3 18.4 19.2 20.5 21.5 22.7 23.8 24.8 25.8 26.3 26.9 27.4 28 28.8 29.2 TABEL VAN MATEN voor het vervaardigen van Normale Modellen. Halve bovenwijdte. ... 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 Overeenkomende leeftijd. . 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Taillelengte 26 27 28 29 30 32 33 34 35 36 37 38 40 42 44 46 48 49 50 52 53 53 54 54 54 Geheele lengte. Colbert 42 45 48 52 54 56 56 58 60 60 62 64 66 68 70 72 74 76 m os az öz öz \ Jacquette — — — — — 90 92 94 96 100 102 104 104 104 104 104 ! Geklcede jas ! . . - - - - - - - - - - - - - - 100 102 104 106 108 110 112 112 112 112 112 ' Oveijas 64 66 68 70 72 74 76 80 84 86 90 92 96 100 104 106 108 110 112 114 116 116 116 116 116 Rugbreedte voor rechte Fig. 11.2 11.6 12 12.5 12.8 13.3 13.8 14.1 14.5 15 15.3 15.8 16.6 17-5 18.3 19.1 20 20.8 21.6 11 11.5 16 ló.b 1* lï.b Mouwlengte 42 44 49 53 55 56 57 58 59 60 64 68 74 77 79 81 83 84 84 85 83 80 85 85 84 Onderwijdte 27 28 28 29 30 31 32 33 34 34 35 36 36 36 40 42 44 46 48 50 54 54 56 56 58 Vestopening ...... 16 17 17 18 19 20 21 22 23 23 24 24 25 26 28 29 30 31 31 32 32 33 34 33 33 Vestlengte 32 33 36 38 41 • 43 46 48 51 52 54 56 59 62 64 66 68 69 70 72 73 74 75 75 76 PANTALON. - Zijlengte 40 42 43 46 48 51 54 56 58 60 87 90 94 99 98 103 105 107 109 112 109 106 110 112 110 Tusschenbeenlengte ... 24 26 27 29 30 32 34 36 37 38 64 67 72 76 74 78 80 81 82 84 80 76 80 80 78 Bandwijdte 62 64 66 68 70 70 72 72 74 74 70 72 72 74 76 78 80 84 88 96 100 104 108 108 112 Bassinwijdte 58 60 64 66 68 72 74 76 78 80 78 80 84 88 92 96 100 104 108 112 116 120 124 126 128 Kruiswijdte 42 44 46 49 50 51 54 54 54 55 55 55 56 55 59 61 66 66 68 70 73 75 78 79 80 Kniewijdte __________ 38 40 42 44 45 46 48 50 50 52 54 54 56 56 56 Voetwijdte __________ 34 36 36 38 38 40 42 42 44 44 46 46 46 48 48 TABEL voor het vervaardigen van Abnormale Modellen. Halve bovenwijdte. . . . Halve onderwijdte .... Taillelengte Geheele lengte. Colbert | Jacquette .... | Gekl. jas .... Oveqas Rugbreedte Mouwlengte Vestopening Vestlengte PANTALON. = 43 45 4' 49 51 53 48 V2 501/2 52 % 54 V2 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 45 47 49 51 53 55 44 46 48 50 70 72 74 78 82 85 70 72 74 74 — — 94 98 102 104 90 92 94 94 — — 102 106 108 110 98 100 102 102 100 104 * 108 112 114 116 104 106 108 108 17.5 18 18.5 19 20 20.5 19 19.5 20 20.5 79 81 83 85 87 89 78 80 81 82 26 27 28 29 30 30 28 29 30 30 64 66 68 70 72 74 68 70 72 74 Zijlengte 102 104 106 109 112 114 98 101 103 104 Tusschenbeenlengte ... 76 78 80 83 85 87 69 71 73 75 Bandwijdte ...... 74 76 78 80 84 88 92 96 100 104 Bassinwijdte 90 92 96 100 104 108 104 108 112 116 Kruiswijdte 54 56 58 60 62 64 62 64 66 58 Kniewijdte 42 44 46 48 50 52 48 50 52 52 Voet wijdte. ..... 37 38 40 42 43 44 42 43 44 45 — Fig. 1. — Jacquette. Maten. Bovenwijdte. ... 96 CxM. Onderwijdte. . . . 90 „ Rugbreedte. . . \ 9 „ Korte taillelengte . . 44 cM Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . . 92 „ Begin opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. Van A tot A 1 is Ve = 8 cM. Van A tot I) V4 -f :/a = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is de halve bovenwijdte min 2 = 46 cM. De afsland D—C in de helft deelen om punt E te vinden (voor de armwijdte). Deel E—C in de helft om het halspunt Ie bekomen, punt F. Van F naar G is dezelfde afstand als A—A \, dus l = 8 cM. De eerst noodige punten op lijn A—li zijn de volgende: Van A tot l (de helft van de halve bovenwijdte) is '24 cM. (rughoogte). A—J is de korte taille 44 cM. A—K lange taille 48 cM. A—B de geheele lengte 92 cM. Deze bekomen punten doortrekken als volgt: Van I naar Q. Van J naar R en van K naar S. Van A 1 naar L. Van D naar M. Van E naar N. Van F naar O en van C naar P. De lijn G—A dient om punt II te vinden. Op de lange taille van af punt K 2 cM. naar binnen gaan, punt V, en van daar uit een lijn trekken naar A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte gemeten. De lijn H —0 dient om de schouderhoogte aan te geven. De breedte van den schouder is I V2 cM. buiten de lijn D—fit. l)e lijn A—N dient om de breedte van de carrure vast te stellen. T is de helft van A—I en W is de helft van T— ï. Trek nu nog de lijnen W—N en D—V en teeken den rug van A naar H, van H tot 1, van 1 tot 2, van 2 tot o, van 5 tot 4 en vervolgens tot L De naden zijn bij deze verdeeling voor alle stukken inbegrepen behalve de middenrugnaad, welke door de lijn V—A moet dichtgenaaid worden. Om de breedte van den rugschoot te bekomen, wordt de lijn H—L doorgetrokken lot U, waarbij o cM. wordt aangesneden voor plooi. Zie Fig. 2 (Vervolg opstelling). — Fig. 2. — Jacquette. Maten. Bovenwijdte. ... 96 cM. Onderwijdte. ... 90 „ Rugbreedte .... 19 „ Korte taillelengte . . 44 cM. Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . 92 „ Vervolg opstelling. In deze opstelling ziet men den rug geteekend volgens de punten, aangegeven in Fig. 1 en wordt met het zijstuk en de verschillende punten van het voorpand vervolgd. De lijn W—N wordt recht doorgetrokken tot punt 4. De breedte van het zijstuk op de armsgatlijn is l/s van N tot M, punt 5. Plaats den winkelhaak op de punten 4 en 5 en men bekomt punt 6, de breedte van het zijstuk op de lange taille. Tusschen rug en zijpand op de lange taille 2, op de kof te taille o, op de armsgatlijn 1 en op de lijn A—N 2 cM. uitnemen. De lijn W—N geeft de hoogte van het zijstuk aan. Teeken het zijstuk volgens bekomen punten, vooral zorg dragende voor tailleering op de juiste plaats. Zie het Fig. De lijn T—C dient om de schouderhoogte van het voorpand aan te geven. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af ruim 1 cM. hoven punt F tot X. De halsdiepte is van af C !/8 = 6 cM. Punt Z is Vs van C Y, welke de juiste halsholling aangeeft. Teeken den schoudernaad van af X, afrondend tot 3/4 cM. onder punt E en vervolgens een weinig uithollend tot 1 cM. boven punt F. De halsholling van af \ cM. boven punt F door punt Z tot op de lijn Y—Y 1. Het armsgat van af X een weinig hollend tot 1 cM. binnen de lijn E N, door N en vervolgens 1 cM. onder de armsgatlijn tot N N. Door deze uitholling van de armsgatlijn wordt de rughoogte 25 cM. De zijnaad van voorpand en zijstuk 1 cM. tailleeren. Het zijstuk aan den achterkant 1 cM. verlengen. De bovenwijdte is van II tot Q 48 + 10 =58 cM. De onderwijdte van af J 1 tot R is diezelfde afstand. i — Fig. 3. — Jacquette. Maten. Bovenwijdte. ... 96 cM Onderwijdte. ... 90 „ Rugbreedte . . . . 19 „ Korte taillelengte . . 44 cM. Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . . 92 „ Vervolg opstelling. Deze opstelling geeft de omtrekken van de complete buste te zien. De centimeter wijst de halve borstlijn en den voorkant aan. De opstelling van den schoot is hieraan (oegevoegd. De bovenwijdte is van af I I tot de halve borstlijn 48 + 6 of tot Q 48 + 10 = 58 cM. De onderwijdte van af J 1 tot R dezelfde maat. De 10 cM , welke op de bovenwijdte wordt toegegeven, is dienende voor naden en de \ V2 cM. welke tusschen zij- en rugnaad wordt uitgesneden, alsook voor overslag op de borst en de knoopen kunnen 4 a 5 cM. op den kant geplaatst worden. Voor de onderwijdte wordt ook 10 cM toegegeven, welke echter, door hetgeen in de taille wordt uitgesneden, op de juiste wijdte komt n.1. 90 cM. Het voorpand wordt van voren '/n = 4 cM. en van af punt N N 2 cM. verlengd. Teeken de omtrekken van den voorkant als het Fig. langs de punten S—R—(J tot V 1. Aan deze lijn 1 cM. ronding geven voor inwerken. De plaatsing van de laillesecon verkrijgt men door den winkelhaak op punt 4 en N aan te leggen, waarna men punt 9 bekomt, Van daar uit een lijn trekken naar den hoek van den revers, welke de richting van de secon aangeeft. Deze secon aan den achterkant 1 cM. tailleeren Plaats een secon onder den kraag voor het goede aansluiten. De schoot. De opstelling van den schoot is ook haaksch en zeer juist. Voor een jacquette is de afstand van N N—U altijd 6 cM. Voor een gekleede jas met gewonen schoot altijd 8 cM. en met wijden schoot 10 cM. Voor den rokschoot is die afstand 4 cM. Plaats den winkelhaak op U en den onderkant van het zijstuk 1 cM. naar binnen en 1 cM. lager punt U lT, waarna de wijdte van den schoot kan aangegeven worden punt A A. Ter hoogte van de bassinwijdte op ongeveer Vs = 16 cM. van af UU 2 cM. uitgaan voor ronding en van daar uit o a 4 cM. aangeven voor plooi. De bovenkant van den schoot blijft I cM. onder het zijstuk, volgt den onderkant van het voorpand tot N N en van daar tot aan den voorkant 2 cM. afsteken. Meet de lengte van den rugschoot en geef diezelfde lengte aan den schoot. Van A A tot B R een haaksche lijn trekken en van af B B den schoot 2 cM. verlengen. Het model van voren is weinig afgestoken en wordt verkregen door den winkelhaak te plaatsen op 4—7—1. Plaats een secon op de heup tegenover den zijnaad. 8 TOELICHTING. De teekeningen van de meest voorkomende kleedingstukken, in de eerste afdeeling van dit hoek in opstelling gebracht, zijn alle berekend voor normale en weinig afwijkende figuren. De •reheele constructie berust op de bovenwijdte en dient uitsluitend voor het vervaardigen van Standmodellen. De herleidingsschaal alsook de aanwijzing van maten (zie de tabellen vooraan) kan daarvoor geraadpleegd worden. Wanneer men echter nog niet goed onderlegd is om kleedingslukken naar maat te snijden volgens het systeem, geconstrueerd in de tweede afdeeling van dit boek, of wanneer men daarvoor geen voldoende maten heeft kunnen nemen, kan ook dit proportioneel systeem als zoodanig dienen, wanneer de volgende wijzigingen worden toegepast. Om te beginnen moeten de volgende maten genomen worden b. v.: Bovenwijdte. . . .104 cM. Armsgatdiepte . . . 30 cM. Onderwijdte. ... 90 „ Avancementmaat . . 34 „ Rugbreedte'. . . . 20 „ Taillelengte. ... 48 „ Mouwlengte. 84 ,, Geheele lengte. 90 „ De boven- en onderwijdte over het vest meten. De overige maten kunnen over de jas genomen worden. Men begint met de gewone haaksche lijn A—B en A C. De afstand A—C is 52 — 2 = 50 cM. Verder moet nu rekening gehouden worden met de genomen maten. De taillelengte op de lijn A—B is 48 cM. De korte taille is 4 cM. hooger. De rugbreedte wordt nu ook aangegeven volgens de genomen maat, 20 cM. De armsgatdiepte kan ook aangegeven worden op de lijn A—B en is, volgens genomen maat 30 cM. min de bovenbreedte van den rug, welke is x/6 van de bovenwijdte, dus ruim 81/* cM., blijft dus 27 % cM. van af A tot ï. Volgens deze hekomen punten de verschillende constructielijnen doortrekken en verdere verdeelingsafstanden als de normaalopstelling. De boven- en onderwijdte meet men door de tusschenruimte niet mede te rekenen en aan den voorkant 8 cM. op de genomen maat toegeven voor naden, overslag en terugwerking. Wanneer het patroon zoover gereed is, controleerd men met de avancementmaat of tusschen zijstuk en rug veel, weinig, of geheel niets uitgenomen moet worden. Deze maat kan bij een zelfde bovenwijdte toch zeer verschillend van afmeting zijn. Voor een figuur met ronden rug zal men tusschen zijstuk en rug niets mogen uitsnijden. Voor een normaal figuur doorgaans 1 cM. en voor een figuur niet breede horst en smallen rug kan er 2 en meer uitgesneden worden. Wanneer de rug smal is, bijv. voor 104 bovenwijdte 19Vi cM., duidt dit een breede borst aan wat de uitkomst van de opstelling ook aanwijst. Bij den breeden of ronden rug bijv. voor een 101 bovenwijdte 22 cM. rugbreedte, wijst de uitkomst een smalle borst aan. Wanneer de rug zichtbaar gebogen is, knipt men het patroon op de helft van de rughoogle van af den rniddenrugnaad tot 1 cM. voor de carrure in en schuift de beide stukken aan den middenrugnaad zoover uit elkaar, als men voor de ronding denkt noodig te hebben. Voor een achteroverslaand figuur, dus iemand met korten rug, brengt men de opstelling in teekening zooals Fig. 0 (Opstelling voor corpulent figuur). De plaatsing van de mouw voor een normaal figuur is recht. Voor een voorovergebogen figuur wordt de mouw iets meer naar voren geplaatst en ook wat dieper uitgesneden, om reden het armsgat ook dieper is. Voor achteroverstaand figuur plaatst men de mouw naar achteren. Ik vertrouw met deze aanwijzingen te kunnen volstaan, die, eenvoudig en logisch, zeer gemakkelijk in practijk zijn te brengen en welke in alle opstellingen in deze serie teekeningen van toepassing zijn. — Fig. 4. — Jaequette op twee knoopen gesloten. Maten. Bovenwijdte. . . . 90 cM. Onderwijdte ... 90 „ Bugbreedte. . . . 19,, Korte taillelengte . . 44 cM. Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . . 92 „ Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A tot A 1 is \G = 8 cM. Van A lol I) is x/4 Ve = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is de halve bovenwijdte min 2 = 4G cM. Punt E is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). De afstand F— G is hetzelfde als A—A 1 dus 8 cM. De lijn A—G geeft punt H aan. Van A—f is v2 = 24 cM. (rughoogte). Van A—J is 44 cM. (korte taille). Van A—K is 48 cM. (lange taille). Tot B is de geheele lengte 92 cM. De lijnen doortrekken als volgt: Van H naar L, van D naar M, van E naar N, van F naar 0 en van C naar P. Van I naar Q, van J naar B en van K naar S. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen en van daar uit een lijn trekken naar A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte genieten. Trek vervolgens de lijnen H—O (schouderhoogte) en A—N (carrurebreedte). Trek nu nog de lijn D—V en teeken de omtrekken van den rug als het Fig. T is de helft van A—I en W is de helft van T—1. Tusschen rug en zijpand op de korte taille 2, op de lange taille o, op de lijn W—N 1 en op de lijn A—N 2 cM. uitnemen. De bovenbreedte van het zijstuk is l/3 van N—M punt 5. De lijn W—N doortrekken tot punt 4. Plaats den winkelhaak op 4 en 5 om de breedte van het zijstuk op de lange taille te vinden punt 6. De lijn W—N geeft de hoogte van liet zijstuk aan. Teeken de omtrekken als het Fig. Van T tot C een lijn trekken welke dient voor de schouderhoogte van het voorpand. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van hel voorpand van af 1 cM. boven punt F tot X. De halsdiepte is van af C Vs = 0 cM. Punt Z is Vs van Y—C welke de juiste halsholling aangeeft. Van 1 1- Q is 48 + 10 = 58 cM. (halve bovenwijdte). Van J 1—B is 48+ 10= 58 cM. (halve onderwijdte). Door de tailleering komt de onderwijdte op de juiste maat 90 cM. In deze wijdte is alles inbegrepen en worden de knoopen 4 a 5 cM. op den kant geplaatst. Het voorpand van af N N 2 en van voren 4 cM. verlengen. Teeken de omtrekken van het voorpand als het Fig. De winkelhaak 4—N—9 geeft de plaats voor de taillesecon aan, welke wordt geplaatst in de richting van den revers en aan den achterkant 1 cM. getailleerd. De borstzak wordt geplaatst op de lijnen 7—4 en Q--N en 5 cM. van af punt N. De breuklijn is Vs van G—Z. Plaats een secon onder den kraag voor het goede aansluiten. De schoot. De afstand N N tot U 6 is cM. Plaats den winkelhaak op U, 1 cM. binnen en 1 cM. onder den achterkant van het zijstuk punt U U en geeft de wijdte van den schoot aan punt A A. Ter hoogte van de bassinwijdte op ongeveer V3 van af U U 2 cM. uitgaan voor ronding en van daar uit 4 cM. aangeven voor plooi. Tusschen voorpand en schoot van voren 2 cM. uitnemen. Meet de lengte van den rugschoot en geef die zelfde lengte aan den schoot, punt A A. Van voren 2 cM. verlengen. De winkelhaak 4—7—1 is voor weinig afgestoken model. De lijnen R 1—2—l is voor meer weggesneden model. Plaats een secon tegenover den zijnaad en de kleppen op de helft van het zijstuk en lijn n N—U. Teeken de omtrekken van den schoot als het Figuur. De kraag. Üe kraag wordt in het halsgat opgesteld. Tusschen den revers en den kraag 2 cM. uitnemen om daardoor den revers tot het eerste knoopsgat te laten omrollen. Van af de secon tol Z de halsholling volgen en vervolgens door Z Z 5 cM. van af F. Van af Z Z is de lengte Vc = 8 cM. (dezelfde afstand als A—Al). De breuklijn is o cM. van punt Z door F. De breedte van den kraag wordt gewijzigd naar eigen smaak of mode. — Fig. 5 — Jacquette op vier knoopen gesloten. De constructie van Fig. 5 is hetzelfde als F i «t 4 i iD. -t. Dit model is met hoogen omval en op 4 knoopen gesloten, waarop met de opstelling van den kraag gerekend moet worden. Wanneer bij een lagen omval (zie Fig. 4) de kraag van voren 2 cM. wordt afgestoken, kan men voor dit model volstaan met den kraag 1 cM. af te steken. De bewerking van deze modellen is een¬ voudig, zonder veel krimpen of uitrekken, waardoor dikwijls het model uit het verband wordt getrokken. De rug moet aan den schouder, tusschen punt E en F, 1 cM. ruim worden aangezet, waarna met het uitpersen van den naad deze ruimte wordt uitgezet. De mouwruimte op den schouder is 5 cM. en moet worden uitgezet met het uitpersen v:m den naad. Het getailleerde gedeelte van het zijstuk moet ook iets uitgezet worden. Bovenwijdte. ... DG cM. Onderwijdte. ... 90 „ Hugbreedte. . . . 19 „ — Fig. 6. — Jacquette voor corpulent figuur. Maten. Korte taillelengte . . 41 cM Lange taillelengte. . 45 „ Geheele lengte. . . 80 „ A—B is de geheele lengte 80 cM. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van Al naar L (rugbreedte op de lange taille). Van 1) naar M, van P] naar N, van F naar O en van C naar P. Van I naar O, van J naar B en van K naar S. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan, en van daar uit een lijn trekken naar H. Vervolgens een lijn trekken van A 1 naar O (schouderhoogte). Van H naar N (carrurebreedte). Trek nu een lijn V—D en teeken de omtrekken van den rug als het Fig. Tusschen rug en zijstuk op de korte taille 4272 en op de lange taille '2 cM. uitnemen. De breedte van het zijstuk van hoven is l/3 van N—M, punt 5. T is de helft van H— I en W is de helft van T—1. Van af W een lijn trekken door N tot punt 4. Deze lijn geeft de hoogte en de winkelhaak 4—5—0 de onderbreedte van het zijstuk aan. Teeken de omtrekken van het zijstuk als hel Fig. Van af T een schuine lijn trekken naar C, Opstelling. In deze opstelling wordt eenige wijziging gebracht wat betreft rughoogte, taillelengte, geheele lengte, mouwlengte en onderwijdte. Trek een winkelhaak A — B en A—C. Van A naar A 1 is % = 8 cM. Van A naar I) is V4 + 7e = '20 cM. (rugbreedte). Van A naar C is 48 — '2 = 40. Ë is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). F—G is dezelfde afstand als A—A 1. Van G door A 1 een lijn trekken tot H. A—l is ^ =24 cM. De rughoogte wordt voor dit achteioverstaand figuur door de lijn G—H verminderd met 2 cM. 11—J is 41 (korte taille). H—K is 45 (lange taille). welke dient voor de schouderhoogte van het voorpand. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van liet voorpand van af ruim 1 cM. boven punt F tot X. De halsdiepte is Va = 0 van af C. Z is een derde van C—Y (halsholling). I I —Q is de halve bovenwijdte 48 + I I = 59. De haaksche lijn 4—Q—S geeft de onderwijdte aan. In deze wijdte is alles inbegrepen en wordt de bovenste knoop 5 en de onderste 4 cM. op den kant geplaatst. liet voorpand 1/i2 = 4 cM. van af S en '2 cM. van af N N verlengen. Teeken de omtrekken van het voorpand als liet Fig. In deze jacquette komt geen taille doch een buikseeon. De borstzak wordt op de armsgatlijn geplaatst 5 cM. van af N. De breuklijn is 7s van C—Z. Plaats een secon onder den kraag voor het goede sluiten. Schoot. N N—U is 5 cM. Plaats den winkelhaak op U en den achterkant van het zijstuk I cM. naar binnen en I cM. lager en men bekomt de wijdte van den schoot, punt A A. Ter hoogte van de bassinwijdte 2 cM. rondinggeven en 4 cM. aansnijden voor plooi. Tusschen schoot en voorpand van voren '2 cM. uitnemen. De winkelhaak 4—7—8 is dienende voor weinig afgestoken model. Meet de lengte van den rugschoot en geef die zelfde lengte aan den schoot, mits van voren nog 42 cM. verlengen. Plaats een secon tegenover den zijnaad. De kleppen worden geplaatst op de helft van het zijstuk en ongeveer punt U. Fig. 6. Jacquette voor corpulent figuur. - Fig. 7. - Jaequette voor lang en smal figuur. Maten. Bovenwijdte. 1)8 eM. Onderwijdte. . 1)0 ,, Bugbreedte. . . 10 ,, Korte taillelengte . . 47 eM Lange taillelengte. . 51 „ Geheele lengte. . . 100 ,, Opstelling. Deze figuur geeft eenige verandering in de constructielijnen. Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A tot A 1 is Vc = 8 cM. Van A tol D is 14 + 7e = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is de halve bovenwijdte min 2 = 46 cM. Punt E is de helft van D—C (voor de armwijdle). F is de helft van E—C. Van A tot 1 is V2 = 24 (armsgatdiepte). De volgende lijnen doortrekken. Van I naar Q. Van D naar M. Van E naar N. Van F naar 0 en van C naar P. Trek een lijn van N, door F, naar G. De afstand F—G is V4—1 = 11 cM. Van G terug tol G 1 is dezelfde afstand als A—A 1 dus 8 cM. (halspunt). Van D tot Dl is V8 = 6 cM. Van G door D 1 een lijn trekken om de punten 11 en II 1 te bekomen. Deze punten geven de rughoogte aan. Van II 1 naar J is 47 cM. (korte taille). Van 11 1 naar J is 47 cM. (lange taille). Van II I tot B is 100 cM. (geheele lengte). De lijnen doortrekken als volgt: Van J naar B. Van K naar S en van II naar L. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen en van daar uit een lijn trekken naar II I. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte gemeten. Trek nu nog de lijnen II 1 naar N en II naar 0 welke de schouderhoogte van den rug een ca rru re breed te aangeven, en de lijn V—D voor den ronden zijnaad. Teeken de omtrekken van den rug als het lig. Punt T is de helft van H 1 en I. Van daar uit een lijn trekken naar C welke de schouderhoogte van het voorpand aangeeft punt X. Punt W is de helft van T—I. Van W uit een lijn trekken naar N welke dient voor zij- en voorpandhoogte en doortrekken, tot punt 4. Tusschen zijpand en rug op de lange taille 2 op de korte taille <"> en op de lijn W—N I cM. uitnemen. Punt o is xls van N—M (bovenbreedte van het zijstuk). Plaats den winkelhaak op de punten 4 en 5 en geef punt 6 aan (breedte van het zijstuk aan de lange taille) en teeken het zijstuk als het figuur. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af G 1 door E tot X. De halsdiepte is van af C 7n = 4 cM. Punt Z is de helft van IJ—C (halsliolling). De bovenwijdte is 48 H- 10 = 58 cM., van af I I tot (), en de onderwijdte dezelfde afstand van af J 1 lot B. Het voorpand van voren verlengen met V12 = 4 cM. Teeken de omtrekken van het voorpand als het figuur. De winkelhaak 4—N—9 geeft den stand van de taillesecon aan en wordt geplaatst in de richting van den kraaghaak en I cM. getailleerd. De opstelling van den school is hetzelfde als Fig. 4. De teekening geeft 2 verschillende schootvormen te zien. Voor den weinig afgestoken school wordt de lijn van af het halspunt doorgetrokken en voor het meer afgestoken model de voor de armlijn. Dit model wordt gewoonlijk iets korter gemaakt. Fig. 7. Jacquette voor lang en smal figuur. 3 — Fig. 8. - Colbert. Maten. Bovenwijdte. ... 90 cM Onderwijdte. . . 1)0 ,, Rugbreedte. ... 19 ,, Korte taillelengte . . 44 cM Lange taillelengte 48 ,, Geheele lengte. . . 74 ,, Begin opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. Van A lot A \ is Vu = 8 cM. Van A tot 1) is lA + % = '20 cM. (rugbreedte). Van A naar C is de halve bovenwijdte min 2 is 40 cM. De afstand I)—C in de helft verdoelen om punt E Ie bekomen (voor de annwijdte). Punt F is de helft van E—C (halspunt). Van F naar G is 8 cM. (dezelfde afstand als A—A 1). De volgende punten aangeven op de lijn A—B. A—1 is de helft van de halve bovenwijdte 24 cM. (ruglioogte). A—J is de korte taille 44 cM. A—B is de geheele lengte 74 cM. Deze bekomen punten doortrekken als volgt: Van 1 naar Q. Van J naar B en van K naar S. Van D naar M. Van E naar N. Van F naar 0 en van C naar P. Van G naar A een lijn trekken om punt 11 te vinden. Op de lange taille van al' punt K 2 cM. naar binnen gaan en van daar uit een lijn (rekken naar A. Van deze lijn uil wordt de boven- en onderwij die gemeten. De lijn H—O geeft de schouderhoogte van den rug aan. T is de helft van A—1. De lijn T—N geeft de carrurebreedte en de hoogte van den zijnaad aan. De rugbreedte is op de korte taille en op de lengte 'l3 = 10 cM. Teeken de omtrekken van den rug van A tot 11. Van H tol ï (I1/» cM. buiten de lijn D—M). Verder tot punt 2 cM. buiten dezelfde lijn) en vervolgens door 5 naar punt 4. Tusschen voorpand en rug op de lijn T—N 2 cM. uitnemen en tusschen armsgat en korle taillelijn V—W 1 V, cM. Teeken den zijnaad langs deze aangegeven punten door W tot punt L. L is x/i van den afstand M—B. Meet de schouderlengte van den rug en «reef diezelfde lengte aan den schouder van O O het voorpand van af ruim 1 cM. boven punt F tol X. De halsdiepte is van af C V8 = 6 cM. Punt Z is V3 van C—V (halsholling). Teeken de halsholling van af 1 cM. boven punt F door Z tot op de lijn Y—Y 1. Den schoudernaad ook van af dat punt een weinig hollend tot 3/4 cM. onder E en vervolgens afrondend naar X. Het armsgat van X tol 1 cM. binnen de lijn E—N door punt N en verder 1 cM. onder de armsgatlijn naar punt U. De boven- en onderwijdte is van af 1 1 en J I lol aan de halve borstlijn 48 -f 0 = 54 en tol Q en B 48 + 10 = 58 cM. Zie vervolg Fig. 9. - Fig. 9. - Gewoon rond Colbert. Maten. Bovenwijdte. . . . 96 cM. Onderwijdte. . . . 00 „ Rugbreedte. . . . 19 „ Korte taillelengte . . 44 cM Lange taillelengte 48 ,, Geheele lengte. . . 74 „ Vervolg opstelling. Teeken een winkelhaak A—C en A—B. Van A naar A 1 is V6 = 8 cM. Van A naar I) is V4 + Vg = '20 cM. (rugI)reed te). Van A naar C is 48 — 2 = 46. E is de helft van I)—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). F—G is dezelfde afstand als A—A l. Van (i naar A een lijn trekken om punt H te bekomen. A—I is 'Ai = 24 (rughoogte). A—J is 44 (korte (aille). A—K is '18 (lange taille). A—B is geheele lengte 74 cM. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van I) naar M. Van E naar N. Van F naar O en van C naar P. Van 1 naar O. Van J naar B en van K naar S. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan en van daaruit een lijn trekken naar A. Van deze lijn uil wordt de boven- en onderwijdte gemeten. T is de helft van A—I. Trek een lijn van 11 naar O (schouderhoogte) en van T naar N (carrurebreedte). De rugbreedte in de taille en op de lengte is V3 = 16. Teeken de omtrekken van den rug als het Fig. Trek een lijn van T naar C (schouderhoogte van het voorpand). Meel de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af ruim I cM. boven punt F tot X. Tusschen voorpand en rug op de lijn T—N 2 cM. uitnemen. M—L is V4 van M—B. Teeken den schoudernaad, het armsgat en den zijnaad als het Fig. De halsdieple is van af C V8 = 6 cM. Een derde van Y—C is de halsholling punt Z. 11—Q is de halve bovenwijdle 48+10 = 58 cM. '1 1—B is de halve onderwijdte 48+ 10 = 58 cM. Door de tailleering komt de onderwijdte op de juiste maat, 90 cM. In deze wijdte is alles inbegrepen en worden de knoopen 4 a 5 cM. op den kant geplaatst. Trek voor hel model van voren een haaksehe lijn lot U. Van af lT 8 a 10 cM. voor afronding. Teeken de verdere omtrekken als het Fig. De zijzakken worden geplaatst 2/3 = 52 cM. van af N en '/G = 8 cM. van de lijn D—M. De ingang is 16 cM. breed. De borstzak staat op de armsgatlijn 5 cM. van af punt N. Plaat ,s een secon onder den kraag voor het goede aansluiten. De kraag. De kraag wordt gesneden volgens het halsgat. Voor deze korte omvalling van af de secon 1 cM. afsteken. Van af Z Z de lengte geven van de rugbreedte aan den hals V6 = 8 cM. De breedte van de breuk Z Z—F is o cM. Het model van kraag en revers is haaksch en 4 cM. breed. - Fig. 10. — Getailleerd Colbert met lange rolrevers. Hguur 10 is een sterk getailleerd model met lange rollende revers en op 12 knoopen gesloten. De lengle is voor een middelmatig figuur 80 a 82 cM. en klokvormig aan den onderkanI. In den middenrugnaad wordt een split gemaakt van ongeveer '20 eM. lang. De voorkant is weinig afgestoken van af het onderste knoopsgat en aan den onderkant met kleine ronde hoeken. De schouders zijn matig breed en een weinig gewatteerd. Wanneer deze modellen van zwarte stof gemaakt worden, moet de kant I X smal worden gestikt en de naden opengeperst. A oor fantasiestolïen worden kant en naden (ook het inzetten van de mouw) 2 X smal gestikt. De kraag is aan den achterkant en van voren 4 ci\I. breed. Het model van kraag en revers is haaksch. Figuur 1 1 is volgens dezelfde opstelling. Deze colbert is op vier knoopen gesloten. De bewerking is overigens hetzelfde, uitgezonderd dat hier geen taillesecon in komt, en daarom de zijnaad iels meer wordt getailleerd. De lengte is 76 CxM. voor een middelmatig figuur. Maten. Bovenwijdte. ... 96 cM. Onderwijdte. ... 00 „ Rugbreedte. . . . 19 „ Korte taillelengte . . 44 cM Lange taillelengte. . 48 ,, Geheele lengle 80 ,, Opstelling. Trek een winkelhaak A—B en A— C. Van A tot A I is x/c = 8 cM. Van A tot D is V4 + '/g = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is de halve bovenwijdte min 2 is 46 cM. Punt E is de helft van D—E (voor de armwijdte). Punt F is de helft van E—C (halspunt). Van F lot G is dezelfde afstand als A 1—A 8 cM. De lijn G—A dient om punt H aan te geven. Van A lot I is V2 = 24 cM. (rughoogte). Van A lol .1 is 44 cM. (korte taille). Van A lot K is 48 cM. (lange taille*. \ an A lot B is de geheele lengte 80 cM. De bekomen punten doortrekken als volgt: \ an II lol L (rugbreedte aan den onderkanl van hel split). Van D naar M. Van E naar N. Van F naar O en van C naar P. Van I naar Q. Van J naar R en van K naar S. Op de lange taille van af punt K 2 cM. naar binnen gaan en doortrekken naar A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte gemeten. Punt T is de helft van A—I. De lijn H—O dient om de schouderhoogte van den rug aan te geven. De lijn T—N geeft de carrurebreedte aan. Teeken de omtrekken van den ru«ï volgens o o bekomen punten. De zijnaad wordt 1 Va a 2 cM. getailleerd. De zijnaad sluit op de lijn T—N tegen den rug aan, wijkt op de armsgatlijn 1 cM. en kruist de lijnen op de korte taille. Tusschen de armsgatlijn en de korte taille wordt deze naad 1 cM. getailleerd. De voorpand wijdte onder aan den zijnaad is l/3 van M—L. De lijn T—C dient om de schouderhoogte van het voorpand aan le geven. Meet de seliouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af ruim I cM. boven punt F tot X. De halsdiepte is van af C Vs = 0 cM. De halsholling punt Z is "/3 van Y—C. Van I 1 lot Q is 48 + 10 = 58 cM. (halve bovenwijdte). Van J 1 tot R is dezelfde afstand. Door de tailleering komt de onderwijdte op de juiste maat. In deze wijdte is alles inbegrepen en wordt de bovenste knoop 5 en de onderste 4 cM. op den kant geplaatst. Het model van den voorkant wordt aangegeven door den winkelhaak O—V—R. De plaatsing van de secon op de armsgatlijn is de helft van N—U en ter hoogte van den zak op de doorgetrokken lijn E—N en wordt IV2 cM. getailleerd. De zijzakken staan 2A = 52 cM. van af de armsgatlijn en Ve = 8 cM. van af de lijn D—M. De ingang is 10 a 17 cM. De borstzak staat op de armsgatlijn en de lijn O—V en 5 cM. van af punt N. Zie voor de opstelling van den kraag Fig. 4. 4 T — Fig. 12. — Twee ryen getailleerd Colbert op drie knoopen gesloten. Maten. Bovenwijdte. ... DG cM. Onderwijdte. ... 1)0 „ Bugbreedte. . . . 11) „ Korte taillelengle . . 44 cM Lange taillelengle. . 48 ,, Geheele lengle. . . 78 ,, Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A— B. Van A naar A 1 is V6 = 8 cM. Van A naar D is V* + V0 = 20 cM. (rugbreedte). Van A naar C is 48 — 2 = 46. E is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). F—G is dezelfde afstand als A—A I. Van G naar A een lijn trekken om punt II te bekomen. A—I is Va = 24 cM. (rughoogte). A—J is 44 cM. (korte taille). A—K is 48 cM. (lange taille). A—B is geheele lengte 78 cM. De bekomen punten doortrekken als volgt : Van I) naar M. Van E naar N. Van F naar O. Van C naar P en van II naar L. Van I naar Q. Van J naar B en van K naar S. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan en van daaruit een lijn trekken naar A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte gemeten. T is de helft van A—I. • De lijn II—0 geeft de schouderhoogte van den rug aan. De lijn T—N de breedte van de carrure. De rugbreedte in de taille is 1/3 = 16 cM. en op de lengte van M tol L. Teekenk de omtrekken van den rug als het Figuur. Maak het split in den middenrugnaad 18 cM. tong. De lijn T—C dient voor de schouderhoogte van het voorpand. .Vleet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af ruim 1 cM. boven punt F tot X. liet voorpand en de rug sluiten op de lijn N—T tegen elkaar aan. De zijnaad wordt boven de korte taille 2 cM. getailleerd en kruist de lijnen D—M en J—B op de korte taille. De breedte van het voorpand van onder is % van M—L. Teeken schouder, arsmgat en zijnaad als het Figuur. De halsdiepte is van af C V» = 6 cM. Een derde van Y—C is de halsholling punt Z. J 1—Q 1 is de halve borst wijdte 48 + 6 = 54. J 1—B 1 is de wijdte in de taille 48 + 6 = 54. Van Q 1 tot O en van B I tot B is 8 cM. In deze wijdte is alles inbegrepen en komen de knoopen 12 a 15 cM. op den kant te staan. De voorkant van onder l cM. afsteken. De spiegel is 4 cM. breed. Van daar tot A A is ook 4 cM. Van A A lot B B is 5 cM. Teeken de verdere omtrekken van het voorpand als het Figuur. De plaatsing van de secon is op de armsgatlijn de helft van IN—U en ter hoogte van den zak op de doorgetrokken lijn E—N. De secon wordt 1 a Va cM. getailleerd. De zijzakken worden geplaatst op V3 = 52 van af hel armsgat, Ve — 8 cM. van af de lijn D—M en 16 a 17 cM. ingang. De borstzak op de armsgatlijn 5 cM. van af punt N. De kraag een cM. meer afsteken en verder opstellen als Figuur 9. * Bovenwijdte. 00 cM. Onderwijdte. . . 96 „ Bugbreedte. . 10 „ - Fig. 13. - Colbert voor corpulent figuur. Maten. Korte taillelengte . . 41 eM Lange taillelengte. . 45 „ Geheele lengte. . . 70 „ Opstelling. Voor dit model wordt van de gewone proporlioneele maten eenigszins afgeweken (zie tabel van maten voor liet vervaardigen van proportioneele en abnormale modellen). Trek een winkelhaak A—C en A—B. Van A naar A 1 is Vg = 8 eM. Van A naar I) is V4 + J/G = '20 cM. (rugbreedte). Van A naar C is 48—2 = 40 eM. E is de helft van I)—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). F—G is dezelfde afstand als A—A 1. Van G een lijn trekken door A I tot II A—I is Va = '24 eM. De rughoogle wordt voor dit achterover staand figuur door de lijn G—II verminderd met 2 eM. II —J is 41 eM. (korte taille). II—K is 45 eM. (lange taille). II—B is de geheele lengte 70 eM. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van 1) naar M. Van E naar N. Van F naar O en van C naar P. Van I naar O. A7an J naar K. en van K naar S. Van af K op de lange taille '2 eM. naar binnen gaan, en van daar uit een lijn trekken naar II. Van deze lijn uil wordt de bovenwijdte gemeten. T is de helft van II—1. Trek een lijn van A 1 naar O, welke de schouderhoogte van den rug aangeeft. De lijn T—N dient om de carrurebreedle aan te geven. De rugbreedte op de korte taille en op de lengte is Vs = 10 cM. Teeken de omtrekken van den rug als liet Fig. De lijn T—C dient om de schouderhoogte van liet voorpand aan te geven. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af ruim I cM boven punt F tot X. Tusschen voorpand en rug van V tot U wordt 1V2 cM. uitgenomen, de zijnaad is tot de korte taille een weinig getailleerd en komt onder uil op de breedte van den rug. Om reden in dit colbert een buiksecon komt, slaat punt V nu op de armsgatlijn, welk punt met het dichtnaaien van de secon weer op de juiste plaats komt. Punt W is de helft van N—U. Trek een lijn van X door W tol M I, welke lijn de plaatsing van de secon aangeeft. Van W tot W I is 4 cM. Op de armsgatlijn tusschen V I en W, *2 cM. en tusschen N I en M 1, 5 cM. uitnemen. De lengte van W 1 naar N 1 is 2/3—c2 = 50 cM. De ingang van den zak dus ook de lengte van de secon is 10 cM. De halsdiepte is V8 = 0 cM. van af C. Een derde van IJ— C is de halsholling punt /. 1 1—0 is de bovenwijdte 48 +11 = 59. De onderwijdle wordt aangegeven door een liaaksche lijn W I—(J—S met 11I2 cM. ronding. Hel voorpand vóór en achter 4 cM. verlengen. Teeken de omtrekken als liet Figuur. Plaats den borstzak op de armsgatlijn 4 cM. van af punt N. Den kraag opstellen ais Fig. 9. De knoopen worden 4 a 5 cM. op den kant geplaatst. * — Fig. 14. — Gekleede jas met aangesloten schoot. Maten. Bovenwijdte. . . . 96 cM. Onderwijdte. . . . 1)0 „ Rugbreedte. . . . 19 „ Korte taillelengle . 44 cM Lange taillelengte . . 48 „ Geheele lengte. . . 108 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A B. Van A tot A I is \ = 8 cM. Van A tot I) is V4 + Vc = 20 (rugbreedte). Van A lol L is de halve bovenwijdte min 2 = 46 cM. Deel den afstand I)—C in de helft om punt E Ie bekomen (voor de armwijdte). De helft van E—C is hel halspunt F. Van F lot G is dezelfde afstand als A 1—A 8 eM. Trek van G lol A een rechte lijn om punt H te bekomen. Van A tot 1 is 1/2=21 cM. (rughoogte). Tot J is 44 eM. (korle taille) en tot K 48 cM. (lange taille). De geheele lengte B is 101 De bekomen punten doortrekken als volgt, Van II naar L. Van D naar M. Van E naar N. Van F naar O en van C naar P. Van I naar O van .1 naar B en van K naar S. Van af K op de lange taille 2 eM. naar binnen en van daar uil een lijn trekken naar A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte gemeten. Vervolgens de punten H—O en A—N met elkander verbinden, welke eerste lijn dient voor de schouderhoogle van den rug en de tweede om de breedte van de carrure aan te geven. Trek nu een lijn van V naar D en teeken de omtrekken van den rug volgens bekomen punlen. T is de helft van A—I. W. is de helft van T—I. De breedte van het zijstuk van boven is % van N—M punt 5. De winkelhaak 4—5—6 geeft de breedte op de lange taille en de lijn W—N de hoogt0 van het zijstuk aan. Van af T een schuine lijn trekken naar C, welke dient voor de schouderhoogte van het voorpand punt X Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af I V2 cM boven punt F tot X. De halsdiepte is V8 = 6 cM. van af C. De halsholling is V3 van Y—C. Van I 1 tot O is 48 + 7 = 55 cM. (halve borstbreedte). Van Q tot R een haaksche lijn trekken en van R uit 2 cM. toegeven voor onderwijdte. Het voorpand 7n = 4 cM. van af de lange taille verlengen en 2 cM. van af N N. Teeken de omtrekken van het voorpand naar bekomen punten. De winkelhaak 4—8—9 geeft de plaats voor de taillesecon aan en wordt geplaatst in de richting van den kraaghaak en aan den achterkant I cM. getailleerd. De breuklijn is Vs van Z—C. De spiegel is 4 cM. breed. De Revers. De revers stelt men naast het voorpand op. Men heeft zoodoende altijd de juiste lengte en kan de breedte van den schoot er naar regelen. Trek een lijn A A—B B. Van A A tot C C is 4 cM. Van C C tot D D is 5 cM. Trek een lijn van D 1) naar E E. A an af deze lijn onder aan den revers 5 eM. vooruitgaan en ter hoogte van de omvalling 4 cM. Van af Q tot A A een weinig ronding O O geven en verder teekenen als het Figuur. De aangesloten schoot. Om de juiste wijdie van den schoot te vinden, handelt men evenzoo als bij de jacquet Ie, doch de afstand N N tot U is nu 8 cM. Plaats den winkelhaak op punt U en den achterkant van het zijstuk, 1 cM. naar binnen en I cM. lager, waardoor de wijdte van den school wordl aangegeven punl V V. Ter hoogte van de bassinwijdte 2 cM. ronding geven, en 4 cM. aansnijden voor plooi. Tusschen schoot en revers 1 cM. uitnemen. Meet de lengte van den rugsehoot en geef diezelfde lengte aan den schoot van 0 0 tot V V. Van V V een lijn trekken tot W W en van daar uit 4 cM. verlengen. De voorkant is een haaksche lijn. De onderkant een weinig ronding geven. — Fig. 15. — Gekleede Jas met kloksehoot. De buste-opstelling van de gekleede jas met klokschool, is hetzelfde als Fig. 14. De omvalling van den revers is I knoopsgat lager opgesteld. De schoot is van anderen vorm en 4 a 5 cM. langer. Opstelling van den kloksehoot. De afstand N N—U is voor dezen school 10 cM. Plaats den winkelhaak op U en I cM onder het zijstuk punt 0 O, waarna de ondcrwijdte aangegeven kan worden punt V V. Ter hoogte van de bassin wijdte 2 cM. ronding geven en 4 cM. toegeven voor plooi. Verdeel den afstand N N—U in de helft en trek van 0 O door deze helft een rechle lijn tot P P. Deze lijn wordt in het midden I V, a 2 cM uitgehold, waardoor het klokvormig model ontstaat. Wil men meer wijdte aan den onderkant van den schoot geven, vergroot dan den afstand N N—U met 1 of 2 cM. en hol de lijn O O—P P iels meer uit. Meet de lengte van den rugsehoot en geef diezelfde lengte aan den schoot van O O tot VV. Trek van al' V V een haaksche lijn lot W W en van daar uit den schoot ö cM. verlengen. De voorkant is voor dit model een haaksche lijn. Voor een wijderen schoot moet aan den voorkant van af VV W nog 2 a 5 cM. toegegeven worden. Den onderkant 2 cM. ronding geven. Men kan op eenvoudige wijze den wijden of kloksehoot ook snijden met behulp van den gewonen schoot b. v. : Deel den onderkant van het schootpatroon in o gelijke declen en knip van af deze o punten het patroon in tot aan 2 cM. van af den bovenkant. Schuif nu bij het teekenen op de stof deze ingeknipte deelen 2 a o cM. uit elkaar naar gelang der gewenschte wijdte. De bovenkant krijgt na deze behandeling de noodige holling en door het aanzetten van den hollen kant ontstaan om de beenen de gewenschte plooien. Geef aan boven- en onderkant een goed beloop. * 5 - Fig. 16. - Gekleede jas voor corpulent figuur. De opstelling van de gekleede jas voor een corpulent figuur is, wat de buste betreft, hetzelfde als Figuur 0 De halve borstbreedte is van II tot Q 48 + 7 + 55 cM. De onderwijdte, punt R, wordt aangegeven door den winkelhaak te plaatsen op de punten 4 en Q. De revers zijn in schuine richting opgesteld, om een duidelijk overzicht op den omval te geven, welke op het figuur is bijgeteekend in den vorm, zooals de kraag en revers na afwerking moeten zijn De revers zijn met zijde tot aan de knoopsgaten versierd, welke doorloopt tot aan den schootnaad. De schooiopstelling is hetzelfde als Fig. 14. De afstand N N—U is 7 cM. Het plaatsen van se$ons. De opstellingen van rok- en smoking-modellen welke nu volgen, wijken weinig van de gewone opstellingen af. Doch om rede het voor den leerling gemakkelijker is, wanneer de tekst bij de teekening staat, is de opstelling in zijn geheel omschreven. Het plaatsen van secons komt echter in deze teekeningen meer voor dan bij elke andere opstelling, waarvan het nuttige eerst moet worden uitgelegd alvorens met de opstelling te beginnen. Het doel der secons is, verwijderen van te veel slof, ontslaan door welvingen van het lichaam. De ronde rugnaad, zij- en schootnaden kunnen ook als secons beschouwd worden, want met het ontwerpen van de coupe zijn juist de naden daar geplaatst, waar de welvingen van het lichaam het grootst zijn, om door uitsnijding tusschen deze deelen het kleedingstuk aansluitend en passend te maken. Voor zoover dit niet bij alle welvingen van het lichaam kan worden bereikt, moet hierin worden voorzien door inkrimping of plaatsing van secons. De ondervinding heeft mij geleerd dat hel zooveel mogelijk plaatsen van secons is te verkiezen boven inkrimpen. De borst ronding van een jacquette en colbert is ongeveer 1V2 a '2 cM., welke met geen secons kan bereikt worden en waar dus vanzelf inkrimping en achteruitdrijving moet volgen, om het kleedingstuk over de borst passend te krijgen. Een kleine secon onder den kraag en in het voorpand van af den schoot kan het inkrimpen eenigszins verminderen} wat te meer noodig is, wanneer de stof zich door terugwerking niet voor inkrimpen leent. Ook bij stoffen met ruiten en strepen ondervindt men door inkrimpen nadeelige gevolgen, omdat daardoor de rechte lijnen worden verwrongen. Voor gekleede jas, rok en smoking bestaat de gelegenheid het inkrimpen te vervangen door secons, wat door mij altijd in practijk wordt gebracht en waarmede ik niets anders dan succes heb ondervonden. De teekeningen geven een duidelijk overzicht van de daarstelling der secons, welks nut ik door deze regelen zal toelichten. De rok of smoking, gesneden zonder deze aangegeven secons, zullen, al wordt de breuk ook ingewerkt, nooit voldoende over de horstwelving aansluiten, om de eenvoudige reden dat de borst van af het armsgat tot den voorkant dan te smal is, wat bij de minste uitzetting van de borst een gaping veroorzaakt. De insnijding van de secon voorkomt dit om rede aan het halsgat 2 cM. wordt uitgesneden, waardoor de borstbfeedte 2 cM. breeder wordt. De dwarse insnijding aan het eind van de secon maakt de breuk kort en passend over de borstwelving. De rever kan na dezè behandeling glad worden aangezet, en de breuk behoeft na deze seconplaatsing niet te worden ingewerkt. Zorg vooral de secon niet meer als één cM. van af de breuk te plaatsen en de dwarssecon niet te diep in te snijden, om geen gevaar te loopen dat de secon onder rever of sjaal uitkomt. Men kan ook de dwarssecon laten vervallen, doch dan moet de secon langs de breuk iets langer worden gesneden en de 1 lli a 2 cM., welke door de dwarssecon voor de borstwelving wordt uitgenomen, moet dan ingekrompen worden van af de lengte van de secon tot aan de halsholling. Het benaaien van het reverslinnen voorkomt het terugwerken van de ingekrompen stof en is dan beter over de geheele borstwelving verdeeld. De secons in den schoot worden ingesneden na het passen, en geplaatst tegenover taillesecon en zijnaad. - Fig. 17. - Gala-Rok. Maten. Bovenwijdte. ... 96 cM. Onderwijdte. ... 90 „ Rugbreedte . . . . 19 „ Korte taillelengte . . 44 cM. Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . . 100 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. Van A naar A I is Vo = 8 cM. Van A naar 1) is V* + Ve = 20 cM. (rugbreedte). Van A naar C is 48—2 = 46 cM. E is de helft van D—C (voor de arm wijdte). F is de helft van E—C (halspunt). G—F is dezelfde afstand als A—A 1. Van G naar A een lijn trekken om punt H te bekomen. A—1 is V2 = 24 cM. (rughoogte). A— J is 44 cM. (korte taille). A—K is 48 cM. (lange taille). A—B is de geheele lengte 100 cM. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van I naar Q. Van J naar R en van K naar S. Van I) naar M. Van E naar N. Van F naar O en van G naar P. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan en van daar uit een lijn trekken naar A. Van deze lijn uit wordt de bovenwijdte gemeten. T is de helft van A—I. Trek een lijn van H naar O (schouderhoogte). Van T naar N (carrurebreedte). Trek nu nog de lijn V—1) en leeken de omtrekken van den rug als het lig. Tusschen rug en zijstuk op de korte 5 en op de lange taille 2 cM. uitnemen. De breedte van het zijstuk van boven is 1/s van N—M punt 5. I)e winkelhaak 4— 5—6 geeft de onderbreedte en de lijn W—N de hoogte van het zijstuk aan. W is de helft van T—I. Teeken de omtrekken van het zijstuk als het Fig. Van af T een schuine lijn trekken naar G welke dient voor de schouderhoogte van hel voorpand. Meet de schouderlengte van den rug en geeft diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af ruim 1 cM. boven punt F tot X. De halsdiepte is '/e = 8 cM. van af C. Een derde van C—IJ is de hals- holling punt Z. I 1—O is de halve borstbreedte 48 + 6 = 54. Plaats den winkelhaak op 4 en de halve borstbreedte om de juiste onderwijdte te vinden. Verleng het voorpand van S tot S I met 7i2 = 4 cM. De spiegel is 4 cM. breed. Teeken de omtrekken van het voorpand als het Fig. De winkelhaak 4—N—9 geeft de plaats voor de taillesecon aan. De richting van deze secon is schuin naar den kraaghaak en wordt 1 cM. aan den achterkant uitgeholt. De secon aan den hals wordt 2 cM. uitgesneden en langs de breuklijn geplaatst tot ongeveer o cM. boven de armsgat lijn en eindigt in een dwarssecon. Wannner deze secon is dichtgenaaid, komt de halsholling weer in den juisten vorm. De Revers. Plaats de liniaal op het midden van het voorpand tegen de halve borstlijn aan en trek een lijn van A A naar B B. Van A A naar CC is 4 cM. Van CC naar D D is 5 cM. Van D D een lijn trekken naar E E. Van F F naar G G is o'A cM. Teeken de omtrekken van den revers als het Fig. Plaats de breuklijn van C tol aan de lengte van het voorpand. De revers van Q tot A A één cM. afsteken. De schoot. De alstand van N N naar U is voor den rokschoot 5 cM. Plaats den winkelhaak op l en den achterkant van het zijstuk 1 cM. naar binnen en 1 cM. lager en geef de wijdte van den schoot aan punt H H. Ter hoogte van de bassinwijdte 2 cM. ronding geven en 4 cM. aansnijden voor plooi. Tusschen schoot en voorpand van voren 2 cM. uitnemen. Van voren is het smalle gedeelte van den school 5 en op de heup 6'/2 cM. breed. l)e lengte is V3 = 16 cM. tot punt 11. De breedte van onder is ook 73 = 16 cM. \an J J tot H II 1 rek een lijn van 11 naar J J en geef aan deze lijn 1 cM. ronding. Teeken de verdere omtrekken van den schoot als het Fig. Op de heup worden 2 secons geplaatst één tegenover den zijnaad en één tegenover de taillesecon, waaronder met het verwelken een kussentje watten gelegd wordt om een mooien heupvorm te verkrijgen. - Fig. 18. - Nieuwe stijl Gala-Rok. Maten. Bovenwijdte. ... 96 cM Onderwijdte. ... 90 „ Rugbreedte. . . 19 „ Korte taillelengte . . 44 cM Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . . 100 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. Van A lot Al is Vg = 8 cM. Van A tot D is V4 + */« = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is 48—2 = 46 cM. E is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). F—G is Ve — 8 cM. De lijn G— A geeft punt II aan. Van A tot I is Va = 24 cM. (rughoogte). Van A tot J is 44 cM. (korte taille) en van A tot K is 48 cM. (lange taille). Van A tot B is de geheele lengte 100 cM. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van H tot L. Van D tot M. Van E tot N. Van F tot 0 en van C tot P. Van I tot Q. Van .1 tot R en van K tot S. Van K tot V is 2 cM. en van daar een lijn trekken tot A. Van af deze lijn wordt de halve borstwijdle gemeten. De lijn II—0 geeft de schouderhoogte van den rug aan en de lijn A—N de carrurebreedle. Trek nu nog de lijn I) —V en teeken de omtrekken van den rug. T is de helft van A—I. W is de helft van T—I. Tusschen rug en zijstuk op de lijn A—N 1 '/2 cM., op de lijn W—N 3/4 cM., op de korte taille o cM. en op de lange taille 2 cM. uitnemen. De breedte van het zijstuk op de armsgatlijn is V3 van M—N, punt 5. De hoogte van het zijstuk is de lijn N—W en de breedte op de lange taille is de winkelhaak 4—5—6. Tusschen voor- en zijpand op de korte taille 5 en op de lange taille 2 cM. uitnemen. De lijn T—C geeft de schouderhoogte van het voorpand aan. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan de schouderlengte van het voorpand van af 1 Va cM. boven punt F tot X. De halsdiepte is van af C Ve = 8 cM. De halsholling is een derde van IJ—C punt Z. Van I 1 tot (J is de halve borstwijdte 48 4- 6 = 54 cM. Plaats den winkelhaak op 4 en de halve borstbreedte om de juiste onderwijdte aan te geven. Van Q lot Q 1 is 6 cM. Van R tot R 1 is 5 cM. en van S tot S I is 4 cM. De secon aan den hals wordt van boven 2 cM. uitgesneden en langs de breuk geplaatst en eindigt op de armsgatlijn in een dwarssecon. De voorpandlengte van S tot AA is 8 cM. De afstand N N—U is 5 cM. Plaats den winkelhaak op U en de achterkant van het zijstuk 1 cM. naar binnen en 1 cM. lager punt O 0 en geeft de schootwijdte aan punt H II. Ter hoogte van de bassinwijdte 2 cM. ronding geven en 4 cM. aansnijden voor plooi. Van A A tot B B is V3 van A A—O O. De afstand HH—CC is V3 = 16 cM. Van C C tot D D is 4 cM. Op deze teekening zijn 2 verschillende modellen aangegeven één voor sjaalkraag en één voor kraag en revers. Dit model is met aangesneden revers. Voorpand en schoot is ook uit één stuk. - Fig. 19. - Smoking met sjaalkraag. Maten. Bovenwijdte. . . . 96 cM Onderwijdte. ... 00 „ Rugbreedte . . . . 19 „ Korte taillelengte . . 44 cM. Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . . 70 „ Opstelling. Teeken een winkelhaak A—C en A—R. Van A naar A I is 7e = 8 cM. Van A naar l> is V4 + 1/6 = '20 cM. (rugbreedte). Van A naar C is 48 — '2 = 46 cM. E is de helft van D—C (voor de arm wijdte). F is de helft van E—C (halspunt). F—G is dezelfde afstand als A—A 1. Van G naar A een lijn trekken om punt II le bekomen. A—I is V2 = 24 cM. (rughoogte). A—J is 44 cM. (koi'te taille). A—K is 48 cM. (lange taille). A R is de geheele lengte 70 cM. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van I naar (J. Van J naar R. Van K naar S. Van 1) naar M. Van E naar N. Van F naar O en van C naar P. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan en een lijn trekken naar A. Van deze lijn uil wordt de bovenwijdte gemeten. F is de helft van A—I. Trek een lijn van H naar O welke de schouderhoogte van den rug aangeeft. De lijn T—N dient om de carrurebreedte aan te geven. De rugbreedte in de taille en op de lengte is V3 = 16 cM. Teeken de omtrekken van den rug als het Fig. De lijn T—C dient om de schouderhoogte van het voorpand aan te geven. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van hel voorpand, van af ruim 1 cM. boven punt F lot punt X. Tusschen voorpand en rug op de lijn T—N 2 cM. uitnemen. Vervolgens den zijnaad lot aan de lange *2 cM. tailleeren en doortrekken lot aan den onderkant op de breedte van den rug. Teeken verder het armsgat en den schoudernaad naar bekomen punten. De halsdiepte van af C is Ve = 8 cM. Een derde van IJ—C is de halsholling punt Z. Van 1 1 lot V is de halve borstwijdte 48 + 6 = 51 cM. Van V tot Q is 4 cM. De onderwijdte is de haaksche lijn P_V— R. De helft van W—C is het uitgangspunt voor de sjaalbreedte. Van af Q tot R \x!s cM. ronding geven. Van Q lot Q 1 een rechte lijn Irekken welke het model aangeeft. Van (J 1 tot U is 8 cM. en dient om hel ronde model aan te geven. De secon aan den hals wordt 2 cM. uitgesneden en loopt te niel uit lot o cM. boven de armsgatlijn, waar deze eindigt in een dwarssecon. Zorg er voor de secon langs de breuk te plaatsen om de dwarssecon onder de sjaal te houden. Wanneer de secon dichtgenaaid is, komt de halsholling weer in de juiste richting. De zak staat 2/3—'2= 50 cM. van af het armsgat en Ve = 8 van af de lijn D—M. Sjaal. De sjaal wordt gesneden volgens het halsgat. Om rede de sjaal tol de korle taille omvalt, moei tusschen kraag en sjaal 5 cM. uitgenomen worden. Volgt de halsholling tot Z en vervolgens tot L / 5 cM. van af F. De lengte is 7o = 8 cM. van af Z Z. De staander van de sjaal is 5 cM. breed. i f Fig. 19. Smoking met sjaalkraag. 0 — Fig. 20. — Gala-Vest voor Staatsambtenaar. Ned.-Indië. - Fig. 20. Gala-Vest voor Staatsambtenaar (Ned.-Indië). De opstelling van liet vest is, behalve voorkant en kraag, hetzelfde als de gewone vestopstelling (Zie Fig. 26). Van I 1 tot Q is 48 + 2 = 50 cM. Van J 1 tot R is 7i8 + 7 = 55 cM. Evenals bij den rok komt ook op het vest een staand kraagje. Punt Q 1 is V3 van U—Ui. Het kraagje is 2'l2 cM. breed. Het aantal knoopen is ook voor het Vest 9, waarvan de onderste 4 worden geknoopt. De twee onderste zakjes zijn met uitgeschnipte klepjes, met de punten achterwaarts, zooals de teekening aangeeft. De stof waarvan deze vesten worden gemaakt is wit laken. De pantalon half wijd en versierd met een o cM. breed en galon op den zijnaad. - Fig. 21. - Gala-Rok voor Staatsambtenaar. Ned.-Indië. De opstelling van dezen rok is in hoofdzaak hetzelfde als die van den gewonen rok. Halsgat en voorkant maken echter eenige toelichting noodig. Van 11 tot Q is 48 + 6 = 54 cM. (bovenwijdte). Van J1 tot R is 48 + 7 = 55 cM. (onderwijdte]. De halsdiepte punt IJ is de helft van C—P. Van IJ tot Z is V)C = 5 cM. De staande kraag is 4 cM. breed. Van AA tot11 is Vs = 16cM. De afstand N N—U is 5 cM. De rok wordt gesloten met o haken en oogen welke tegenover de drie onderste knoopen en knoopsgaten geplaatst worden. De kanten gaan dus niet over, doch tegen elkaar aan. Het aantal knoopen op den voorkant is 9. Op den schoot worden de knoopen half onder de kleppunten geplaatst. De plooi wordt gepaspoleerd en versierd met 2 knoopen één in de taille en één 2 cM. boven punt H H. De borduursels op den kraag, mouwen, en taille zijn varieerend, naar gelang de waardigheid welke als staatsambtenaar wordt bekleed. De gala-rokken voor staatsambtenaren in Nederland zijn dezelfde modellen, uitgezonderd deze tot aan den hals zijn gesloten met knoop en knoopsgaten. Fig. 21. Gala-Rok voor Staatsambtenaar. (Ned.-Indië). De Mouwen. De mouwopstellingen welke nu volgen zijn berekend volgens proportioneele afmetingen. De verhoudingen voor korte en lange figuren zijn ook in teekening gebracht volgens de aangegeven maten in de tabel voor het vervaardigen van abnormale modellen. Deze opstellingen zijn \oldoende voor standmodellen, doch wanneer naar maat wordt gesneden moeten ook in de mouwen dikwijls wijzigingen gebracht worden, naar gelang de verhoudingen van de te kleeden figuur. De afwijkingen waarmede ook met de mouw rekening moet gehouden worden zijn de volgende: Voorover en achterover loopende figuren, hooge en afhangende schouders. Wanneer een jas wordt gesneden voor een vooroverloopend figuur, welke een dieper armsgat noodig heeft, moet de diepte van de ondermouw punt W daarna geregeld worden. Nu moet echtei de ondermouw van YY tol P wat ronder gesneden worden, want wanneer de ondermouw aan punt W wordt uitgediept en doorgeteekend zonder van W tot P '2 cM. ronding te geven, zou het gevolg hiervan zijn dat de mouw aan dat punt hinderlijk was voor den cliënt en deze zou klagen ovei een te nauwe jas, terwijl de reden alleen is, dat aan de ondermouw geen voldoende lengte is gegeven. Voor een achteroverloopend figuur heeft men (hoewel minder gevaarlijk, om reden dit gemakkelijker kan gewijzigd worden) juist het tegenovergestelde te verrichten. De diepte van de ondermouw moet voor dezen stand ook geregeld worden naar de diepte van het armsgat. De binnenmouw heeft echter voor deze figuur minder ronding noodig, om reden de uitzetting van de borst en als gevolg daarvan de achteruitzetting van de schouderbladen toch veelal achter den aim te veel stof veroorzaakt, wat én door een smaller rug èn minder stof aan de ondermouw verwijderd moet worden. Wees echter voorzichtig met deze stofruimte achter den arm, want wanneer te veel is weggenomen kan de cliënt de armen niet voldoende naar voren bewegen en wordt direct geklaagd over een te nauwe jas. Daarom is het beste om met het passen de juiste hoeveelheid stof aan te geven door den ciiënt de armen over de borst te laten kruisen en de dan nog overbodige stof weg te spelden. De schouderhoogte staat ook in nauw verband met de mouw. Een hooge schouder hetzij naturel of gemaakt vereischt aan de mouw meer kophoogte. Men geeft daarvoor aan de ronding van de bovenmouw van P langs D en J tot K de daarvoor noodige slof aan. Wanneer dit niet wordt gedaan, is de kophoogte voor een hoogen schouder te kort en als gevolg daarvan ontstaan plooien voor en achter den arm. Wanneer zoo een fout zich voordoet, maak dan het inzetten van de mouw los van af 5 cM. boven K tot P en aan de wijking zal men kunnen zien, hoeveel stof te weinig aan den kop is gesneden. Voor een figuur met afhangende schouders ondervindt men juist het tegenovergestelde en moet van de kopronding worden afgenomen naar gelang de schouders laag zijn. Om deze veranderingen met het snijden te constateeren, wordt de mouw met de uithollinovan de ondermouw punt W in de diepte van het armsgat gelegen en de kophoogte van de mouw aangegeven ter hoogte van de heide schouderpunten. Meet daarna de wijdte van het armsgat, waarna de mouwwijdte wordt geregeld plus 5 cM. voor ruimte. Wanneer deze maatregelen met het snijden zijn genomen rest nog voldoende opmerkzaamheid met het passen en juiste aanteekenen van den stand der mouwen. De ondervinding zal u leeren dat bij een vooroverloopend figuur de stand van de mouw naar voren is, en voor een achteroverloopend figuur de mouw meer naar achteren kan geplaatst worden. Voor een normaal figuur is de stand recht. Het komt dikwijls voor dat met alle mogelijke zorgen aan de mouw besteedt, nog niet de gewenschte uitkomsten worden verkregen Zoek dan de lont in de bewerking van de mouw zeil. Wanneer de achternaad is losgemaakt moet de hellt van de mouw op de punten K—II—L worden omgevouwen, waarna men kan constateeren of de mouw goed in elkaar is gezet. Dus wanneer de cliënt de jas aanpast en de mouw vertoont schuine plooien, onderzoek dan eerst of de mouw zuiver in elkaar is gezet. Dit onderzoek zal den coupeur veel moeite en zorg sparen, want al te veel wordt met het in elkaar zetten van kleedingstukken te lichtvaardig omgesprongen, hetzij door onoplettendheid hetzij door slechte betaling der maakloonen etc. De coupeur is echter altijd de verantwoordelijke persoon en om met succes te kunnen werken, kan niet te veel gelet worden op het zuivere in elkaar zetten van de te maken kleedingstukken. Fig. 22. Mouw. Aanwijzing der afstanden. Fig. 23. Mouw. Normale opstelling. — Fig. 22. De Mouwopstelling. Aanwijzing der afstanden. In deze opstelling zijn alle punten aangegeven, waarlangs de mouw geteekend kan worden. Trek een winkelhaak A—B en A—C. De afstand A—C is % = 24 cM. D is de helft van A—C 12 cM. A—E is Vie = 5 cM. A—F is Va — 1 = 45 cM. Door den winkelhaak Ie plaatsen op de Punten F—J kan punt K aangegeven worden. Door de kruislijnen F—C en E—H wordt punt J aangegeven. De afstand K—L is 48 cM. (mouwlengte). De lijn M—N (stand van den elleboog) is de helft van K—L. De holling van den voorarmnaad M—R is 2 cM. De afstand L—G is altijd 4 cM. De manchettewijdte van L tot S is 1/3= 10 cM. Van E tot O is Vï4 = 2 eM. Van O tot P is altijd 2 eM. Punt U is de helft van V—J. Punt W is de diepte van de ondermouw. — Fig. 23. — Normale Mouwopstelling. Trek een winkelhaak A—B en A—C. De afstand A—C is de helft van de halve bovenwijdte 24 cM. Punt D is de helft van A—C 12 cM. Van A tot E is Vie = 5 cM. Van A tot F is 7.-4 = 45 eM. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van C tot G. Van E tot II. Van F tot I en de lijn F lot C waardoor punt J wordt aangegeven. Door den winkelhaak op de punten F—J te plaatsen kan de voorarmdiepte van de hovenmouw worden aangegeven, punt K. Van K lot L is 48 cM. (mouwlengte). Punt M is de helft van K—L en van daaruit wordt een lijn doorgetrokken tot N welke den stand van den elleboog aangeeft. De holling van den voorarmnaad M—Ris2cM. De afstand L—G is altijd 4 eM. Van E—O is 1I-U = 2 cM. (bovenmouw). Van O—P is altijd 2 eM. (binnenmouw). De manchetwijdte van L tot S is V. = 16 cM. Teeken de omtrekken van de bovenmouw volgens deze bekomen punten als Fig. 25. Van af den voorarmlijn moet 0 cM. aangesneden worden voor het naar binnen vallen van den naad. Punt U is de helft van J—V. De lijn E—1 is de juiste diepte van de ondermouw en de lijn J—W geeft de plaats voor het diepste punt aan. De voorarmnaad van de binnenmouw is 2 cM. binnen de lijn K—R—L. - Fig. 24. - Mouw voor corpulent figuur. De opstelling van de mouw voor corpulent Figuur is hetzelfde als de normale opstelling, uitgezonderd deze mouw korter is en daardoor de stand van den elleboog ook naar evenredigheid wordt gewijzigd. De mouwlengte van K tot L, wat voor een normale opstelling 48 cM. is, bedraagt voor dit figuur 44 cM. Punt M is de helft van K—L van waar een lijn getrokken wordt tot N, welk punt den stand van den elleboog aangeeft. Fig. 24. Mouw. Voor corpulent figuur. Fig. 25. Mouw. Voor lang figuur. - Fig. 25. - Mouw voor lang figuur. De mouw voor een lang figuur moet een wijziging ondergaan wat lengte en kophoogte betreft. De afstand A— E is voor deze opstelling Via = 4 cM. De mouwlengte van K tot L is 51 cM. Punt M is de lielft van K—L en van daar uil een lijn trekken tot punt N, om den stand van den elleboog aan te geven. Overigens is de opstelling betzelfde als Fig. 23. — Fig. 26. — Vest met één rij knoopen. Maten. Bovenwijdte. . . . 90 cM. Onderwijdte. . . . 00 „ Opening 20 cM. Lengte 08 „ Rugopstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. De punten op de lijn A—C zijn de volgende: Van A lot A 1 is V« = 8 cM. Van A lot D is V.» -f V6 = 20 cM. (rugbreedle). Van A lot C is 48 + Va = 54 cM. Punt Z is de helft van A—C 27 cM. De eene helft is voor den rug en de andere helft voor hel voorpand. Punt F is de helft van Z—C (halspunt). Punt E is de helft van Z—F (voor de arm wij die). F—G is dezelfde afstand als A—A 1 dus 8 cM. De lijn G—A is dienende om punt II aan te geven. De volgende punten worden aangegeven op de lijn A—B. Van A lot I is Va + 2 = 20 cM. (rughoogte). Van A tot .1 is 48 cM. (taillelengte). Van J tot B is V8 = 6 cM. (geheele lengte). Van af punt .1 op de taillelijn 2 cM. naar binnen gaan en van daar een lijn trekken naar A. Van deze lijn uil wordt de boven- en onderwijdte gemeten. De aangegeven punten doortrekken als volgt: Van I tol O. Van J tot B. Van II tot P. Van D lot M. Van Z tot S. Van E lot 0. Van F lot P en van C tot K. De lijn II—P dient om de sehouderhoogle van den rug aan te geven. De schouderlengte is tol aan de lijn 1)—M, punt V. Van Z—S is de scheidingslijn tusschen voorpand en rug. De zijnaad van den rug wordt lol aan de taille 2 cM. getailleerd en loopl tol aan de lengte weer 1 cM. uit. Teeken de omtrekken van den rug als Fig. 20. — Fig. 27. — Vest met één ry knoopen. Voorpandopstelling. Voor duidelijk overzicht zijn wij mot Fig. 20 gebleven bij de teekening van den rug Ook zijn de verschillende punten voor de opstelling van het voorpand aangegeven, welke in Fig. 27 verder worden uitgewerkt. T is de helft van A—I. De lijn T—F dient voor de schouderhoogte van het voorpand. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand, punt X. De zijnaad van het voorpand van af W tol aan de taillelijn Vio=5 cM. tailleeren en van daar uit tot aan den onderkant I cM uitgaan voor de ruimte op de heup. Van 11 tot Q is de bovenwijdte 48 + 7 = 55 cM. Van .1 I tot R is dezelfde afstand. De afstand Y—K is V, = 6 cM. (voorpnndlengte). Punt U is de helft van C—Q. Teeken de omtrekken van het voorpand als Fig. 27. De voorkant U—Q— R—Y een weinig ronding geven. De zijzakjes staan 4 cM. van af den zijnaad en op de lijn J—R. De borstzak op de armsgat lijn 4 cM. van af punt O. De knoopen worden 5 cM. op den kant geplaatst. De opening kan naar verkiezing of mode aangegeven worden. o o Fig. 27. Vest met één rij knoopen. — Fig. 28. — Vest met buiksegon. Maten. Bovenwijdte. . . . 06 cM. Onderwijdte . . . 100 cM. upsiemng. Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A lol A 1 is % = 8 cM. A—I) is V* + Ve = 20 cM. (rugbreedte.) A-C is 48+ V8 = 54 cM. Z is de helft van I)—C. De eene helft voor den rug en de andere helft voor het voorpand. F is de helft van Z—C (halspunl). \\ is de helft van Z— F (voor de armwijdte) F—G is Ve = 8 cM. Van G een lijn trekken door A 1 om punt 11 aan te geven. A—I is Va + 2 = 26 cM. A—J is de taillelijn 46 cM. J—B is V» = 6 cM. (geheele ruglengte). De hekomen punten doortrekken als volgt: Van I naar Q. Van J naar R en van B naar Y. Van l) naar M Van Z naar S. (Dit is de scheidingslijn van rug en voorpand.) Van E naar O. Van F naar P en van C naar K. T is de helft van II—I. De lijn T—F geeft de schouderhoogte van het voorpand en de lijn A 1—P de schouderhoogte van den rug aan. O,, de taillelijn van af punt J 2 cM. naar binnen gaan en van daar uit een lijn trekken naar punt II. De zijnaad van den rug van W uit tot aan de laillelijn 1 Va oM. tailleeren. Teeken de omtrekken van den rug als het Fig. Meet de schouderlcngtc van den rug en geef diezelfde lengte aan de schouderlengte van het voorpand van af F lol X. De zijnaad van hel voorpand van af W tot aan de taillelijn 1 Va cM. tailleeren en aan de lengte van den rug 2 cM. uitnemen. Voor de buiksecon op de taillelijn o cM. uilnemen en den zijnaad van het voorpand daarvoor 5 cM. verlengen. De zakken worden in de secon geplaatst. De bovenwijdte is van af I 1 tot Q 48 + 8 = 56 cM. De afstand P—N is Vie = 5 cM. Pla ats den winkelhaak op N—(J en geef de buikwijdte B aan. Den voorkant afronden van af punt Y door B eu Q tot C C. C C is de helft van C—AA. Het voorpand van B B tot K V6 = 8 cM. verlengen. Teeken de omtrekken van het voorpand als het Fig. — Fig. 29. — Rokvest. Opstelling. De opstelling van liet Rokvest is in hoofdzaak hetzelfde als het gewone vest. Zie Fig. 20. De sjaal maakt echter een kleine uitlegging noodig. De afstand P—AA is 5 cM. Van af G lot AA een lijn trekken waardoor het halspnnt 1 cM. naar voren wordt geplaatst, wat vooreen vest met zoo lage opening noodig is. De afstand R—E E is 8 cM. (opening). Van A A tot E E een lijn trekken, de helft daarvan is punt R R. Trek een lijn van R R tol D I). De afstand R R—C C is (> cM. welk punt de uitholling van de sjaal aangeeft. Het voorpand van Y lot K met 4 cM. verlengen. De wijdte J 1 lot R is 48 + 0 = 54. De knoopen worden 5 cM. op den kant geplaatst. — Fig. 30. — Vest met twee rijen knoopen en aangestikte revers. Opstelling. De opstelling van dit vest is, uitgezonderd de borstljreédle en de revers, hetzelfde als Fig. '20. De halve borstbreedte en onderwijdte is voor dit model 48 + 5 = 55 cM. Het uitgangspunt voor de horstronding is punt U, de helft van C—F. Voor de reversopstelling van af de opening tot aan den onderkant een rechte lijn trekken en van daar uit de reversbreedte geven naar verkiezing. De breedte op deze teekcning is van boven 8 en aan den onderkant 0 cM. Voor liet plaatsen der knoopen worden de naden op elkaar gelegd en dan de plaats voor de knoopen aangegeven. Men kan dus den overslag breed of smal, schuin ol recht maken door den revers het gewenschte model te geven. De halve borstlijn regelt altijd het plaatsen van de knoopen. Fier. 30. Vest mot twee rijen knoopen en aangestikte revers. - Fig. 31. - Vest met twee rijen knoopen en aangesneden schuinen overslag. Opstelling. afrondend tot Y, 2 cM. van af de halve borstlijn en vervolgens tot K op de halve borstlijn. De knoopenrij is voor dit model van boven dubbel en de plaats der knoopen 14 cM. op den kant en eindigt op de lengte van het vest met enkele sluiting en de knoop 2 cM. op den kant. De opstelling van dit vest is weder hetzelfde als Fig. 26, op de volgende wijzigingen na. De halve borstwijdte is van af I 1 tot Q 48 + 5 = 55 cM. De onderwijdte van J 1 tot R is dezelfde afstand. Van (J tot N is 8 cM. Teeken den voorkant van af N een weinig Fig. 81. Vest met twee rijen knoopen en aangesneden schuinen overslag. 8 — Fig. 32. - Nieuwe styl Gala-Vest. Opstelling. De opstelling van dit vest is hetzelfde als Fig. 29. Het model van voor-en onderkant is eenigszins gewijzigd in overeenstemming met den nieuwen stijl rok. De zijnaad wordt 2 cM. korter gesneden. Teeken de ronding van den voorkant door de punten R en Y. Yan Y tot K is 8 cM. Den onderkant van het voorpand uithollen en den voorkant van Y tot K afsteken, zooals de teekening aangeeft. TOELICHTING. De vesten zijn volgens deze teekeningen proportioneel berekend. Met toepassing van de genomen maten kunnen deze opstellingen ook gewijzigd worden voor het snijden naar maat. De te nemen maten zijn de volgende, b. v.: Bovenwijdte. . . . 104 cM. Onderwijdte. ... 90 „ Armsgatdiepte . . . 06 „ De afstand A—C is 52+ \ = 59 cM. De rugbreedte wordt afgeleid van de bovenwijdte en is V4 + Ve = 21 Va cM. Geef op de gemeten armsgatdiepte 50 min de bovenbreedte van den rug nog 1 cM. toe is 28 cM. punt I. Vervolgens de taillelengle aangeven volgens genomen maat en van daar uit evenals het normaal systeem 0 cM. verlengen voor geheele lengte. De boven- en onderwijdte zonder de tusschenruimte melen en van voren 5 cM. Opening 28 cM. Taillelengte. ... 48 „ Voorpandlengte . . 70 „ aan die maat toevoegen voor naden en overslag. De lengte wordt aangegeven van af het middelpunt van den hals, volgens genomen maat 70 cM. De opening meet men van af datzelfde punt zoo ver als wordt gewenscht of mode is. De mode geeft voor 4900 verschillende veslmodellen aan. De opstellingen zijn echter alle hetzelfde en daarom geloof ik te kunnen volstaan met deze teekeningen, welke voor alle voorkomende modellen in toepassing kunnen worden gebracht. - Fig. 33. Overjas met één ry knoopen half getailleerd. Maten. Bovenwijdte. . . . 96 cM. Onderwijdte. . . . 90 „ Rugbreedte. . . 19 „ Korte taillelengte . . 44 cM Lange taillelengte. . 48 ,, Geheele lengte. . . 108 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. Van A naar A 1 is Vc = 8 cM. Van A naar 1) is Va + 'L = 20 cM. (rugbreed Ie). Van A tot C is 48-2 = 46 cM. F] is de helft v;m 1)—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). Van A naar I is Va = 24 cM. (rughoogte). Van A naar J is 44 cM. (korte taille) en naar K 48 cM. (lange taille). Van A naar B is 108 cM. (geheele lengte). Op de lange taille vanafK2eM. naar binnen gaan en van daar uit een lijn trekken naar A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte gemeten. Van F naar G is Ve = 8 cM. Trek een lijn van G naar A om punt II te bekomen. T is de helft van A—I. Oe bekomen punten doortrekken als volgt: Van I) naar M. Van E naar N. Van F naar O en van C naar P. Van I naar O. Van J naar R en van K naar S. De lijn II—O is dienende om de schouderhoogte van den rug aan te geven. De lijn T—N geeft de breedte van de carrure aan. De rugbreedte op de korte taille is Va = 16cM. en loopt tot van onderen aan beide kanten 1 cM. uit. De rugbreedte op de lengte is dus 18 cM. Teeken den rug als het Figuur. De lijn T—C geeft de schouderhoogte van het voorpand aan. Geef de schouderlengte van den rug ook aan den schouder van het voorpand, van af 1 cM. boven punt F tot X. Op de lijn T—N tusschen rug en voorpand 2 cM. uitnemen. U is V3 van M—B. Tailleer den zijnaad lot aan de lange taille 2 cM. binnen de lijn D—M en doortrekken lot U. De halsdiepte van af C is x/s = 6 cM. Het kruispunt Y—C en V—W geeft de juiste halsholling aan. Van I 1 tot Q en van J 1 lot R is 48 + 6 = 54 cM. (halve borst wijd te). Van Q tot Q 1 en van R lol R 1 is 7 cM. Het voorpand van voren o cM. verlengen. Teeken de omtrekken van het voorpand als het Figuur. De knoopen worden 9 cM. op den kant geplaatst. De stand der zijzakken is */# = 52 cM. van af de armsgatlijn en V0 = 8 cM. van af de lijn D—M. De borstzak staat aan den achterkant op de armsgatlijn, 5 cM. van af punt N en van voren de strookbreedte onder de armsgatlijn. — Fig. 34. — Overjas met twee ryen knoopen half getailleerd. Maten. Bovenwijdte. . . . 96 cM. Onderwijdte. . . . 00 „ Rugbreedte. . . . 19 „ Korte taillelengte . . 44 cM Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . .108 „ Opstelling. De opstelling van de overjas met twee rijen knoopen is hetzelfde al van die met één rij, uitgezonderd aan den voorkant van af Q tot Q 1 en van R tot R 1, 9 a 10 cM. wordt aangegeven naar gelang de dikte van de stof. Het model van den revers wordt opgesteld als volgt: Van af de breuklijn lol Z is 5 cM. Van af / 4 cM. naar voren en van daar uit 4 cM. naar boven, vanwaar de revers met een weinig ronding wordt doorgetrokken naar O 1. De knoopen worden 14 cM. op den kant geplaatst. Overjas met één rij knoopen getailleerd. Maten. Bovenwijdte. . 90 cM. Onderwijdte. . . 90 ,, Bugbreedte. . . 19 ,, Korte taillelengte . . 44 cM Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengle. . . 108 ,, Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. Van A naar A I is lU — 8 cM. Van A naar I) is V4 + Vo = '20 cM (rugbreedte). Van A tot C is 48 — 2=40 cM. E is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). Van F lol G is '/o = 8 cM. De lijn C—A geelt punt 11 aan. Van A lol l is 1/2 = ,24 cM. (rughoogte). Van A lol .1 is 41 cM. (korle taille) en naar K 48 cM. (lange taille). Van V lol B is 108 cM. (geheele lengte). Op de lange taille van af K 5 cM. naar binnen gaan en van daar uit een lijn trekken lol A. Van deze lijn uil wordt de boven- en onderwijd Ie gemeten. De bekomen punten doortrekken als volgl : Van I) naar M. Van E naar N. Van F naar O en van C naar P. Van I naar Q. Van J naar B en van K naar S. De rugbreedte is op de korte taille V3 = IOcM. en loopt aan den onderkant uil lol B en M. De lijn II—O geeft de schouderhoogte van den rug aan. De lijn T—N dient om de breedte vun de carrure aan Ie geven. Teeken de omtrekken van den rug als hel Figuur. De lijn T—C geeft de schouderhoogte van hel voorpand aan. Geef de schouderlengte van den rug ook aan den schouder van het voorpand van af I cM. boven punt F tot X. Tusschen voorpand en rug op de lijn T—N 1 cM. uitnemen. Teeken den zijnaad als hel Figuur, tot op de lange taille 2 cM. tailleeren en doortrekken lol U, de helft van M—B. De plaats voor de secon op de armsgatlijn is de helft van N—Z en aan den onderkant lol aan den zak de doorgetrokken lijn E—N I V2 cM. tailleeren. De halsdiepte is van af C 7» = 0 cM. Het kruispunt V—C en V—W geeft de juiste halsholling aan. Van 1 1 tot (J en van J 1 lol B is 48 + 0 = 51 cM. (halve borstwijdte). Van O lol O 1 en van B tot BI is 7 cM. Het voorpand van voren o cM verlengen. Teeken de omtrekken van hel voorpand als hel Figuur. De knoopen 9 cM. op den kant plaatsen. De stand van de zijzakken als Fig. 54. - Fig. 35. - 9 - Fig. 36. - Overjas met één ry knoopen, halfwijd model. Maten. Bovenwijdte. ... 96 cM. Onderwijdte. ... 90 „ Bugbreedte. ... 19 „ Korte taillelengle . . 44 cM Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . .108 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. Van A tot A 1 is Vg = 8 cM. Van A tot I) is 1 + 7e = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is 48 — 2 = 46 cM. E is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—G (halspunt). Van A tot I is 4 cM. (rughoogte). Van A tot J is 44 cM. korte taille en tot K 48 cM. lange taille. Van F tot G is V. = 8 cM. De lijn G—A geeft punt H aan. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van D naar M. Van E naar N. Van F naar O en van G naar P. Van I naar Q. Van J naar B en van K naar S. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan en van daar uit een lijn trekken naar A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onder- wijdte gemeten. Punt Z Z is de helft van N—Z. T is de helft van A—I. j)e üjn n_0 geelt de schouderhoogte van den rug aan. De lijn T—ZZ dient om de breedte van de carrure aan te geven. De breedte van den rug op de armsgatlijn is o cM. van af punt Z en op de lengte i/2 = 24 cM. Deze 2 punten met een rechte lijn aan elkaar verbinden en 1 cM. tailleeren De middenrugnaad wordt niet getailleerd. Teeken de verdere omtrekken van den rug als het Fig. De lijn T—C is dienende voor de schouderhoogte van het voorpand. Geef de schouderlengte van den rug ook aan den schouder van het voorpand van af 1 cM. boven punt F tot X. Tusschen rug en voorpand op de armsgatlijn 2 cM. uitnemen. Van daar uit een lijn trekken tot U de helft van M—B en ook I cM. tailleeren. De halsdiepte is V8 = 6 c!Vl. van af C. De kruislijn Y—C en V—W is de juiste halsholling. Van I 1 tot Q is de halve borstwijdte 48 + 7 = 55 cM. Van J I tot B is 48 + 8 = 56 cM. Van Q tot Q 1 en van B tot BI is 7 cM. Teeken de verdere omtrekken van het voorpand als het Figuur. Meet de lengte F—U 1 10 cM. en geef die lengte 110-K4 van F tot U U. De knoopen worden 9 cM. op den kant geplaatst. Om de juiste hoogte van de zakken vast te stellen plaatst men den centimeter 19 cM. rugbreedte op punt F, langs punt 0 en geeft vervolgens de lengte van de mouw aan b. v. 84 cM. Volgens déze methode staan de zakken voor lange of korte figuren altijd op de goede plaats, wanneer de mouwlengte goed is gemeten. Men kan deze maat ook op de gewone zakken toepassen, maar dan moet van af de mouwlengle de zak 5 cM. hooger geplaatst worden. De ingang van den rechten zak is 18 cM. - Fig. 37. - De klokvormige Overjas volgens vereenvoudigd systeem. De eenvoudigste wijze om een klok vorm aan de overjas Ie geven is hiernaast in teekening gebracht. Men kan daarvoor de getailleerde alsook de halfwijde overjas gebruiken. Wanneer men de getailleerde overjas voor deze verandering gebruikt, moet natuurlijk de taille uil de zijnaden verdwijnen. Bij de halfwijde overjas zijn de zijnaden reeds zoo goed als recht en kan dus gewoon langs het patroon geteekend worden. Als voorbeeld is hier genomen de rug van een halfwijde en het voorpand van een getailleerde overjas. Men dient er rekening mede te houden dat, wanneer een getailleerde overjas voor dil doel wordt gebruikt, meer wijdte moet worden gegeven, om rede deze overjas en vooral de rug, nauwer is dan de halfwijde overjas. De ruimte, welke voor klokvorm wordt gegeven, is naar gelang de jas ruim moet zijn. De wijdte op deze teekening gegeven is de meest voorkomende en wordt behandeld als volgt: Trek van af punt A een lijn tot aan den onderkant op het midden van den rug en knip het patroon op deze lijn in. Wanneer nu het patroon op de slof is gelegen, schuift men de punten 1] en C 4 a 5 cM. uit elkaar, de cene helft naar voren en de andere helft naar achter, waar¬ door men een verdeelde ruimte bekomt en de ruimte dus niet op één punt blijft hangen. Tecken nu langs de lijnen I)—E en F—G den middenrug en zijnaad. Voor een getailleerden rug kan de opening C—B 8 a 9 cM. zijn. Het voorpand moet op gelijke wijze worden behandeld doch met twee insnijdingen. I)e eene van af II en de tweede van af I tot aan den onderkant. De afstand K—J en L—M is 5 a G cM. Wanneer men een patroon van een halfwijde overjas bezigt, is o a 4 cM. voldoende. Van de uit elkaar geschoven ruimte moet Vs naar voren en 2/3 naar achter verplaatst worden, voor gelijke ruimte-verdeeling. Teeken langs het patroon, na openschuiving, het voorpand op de stof. Zooals deze teekening aangeeft, wordt de taille uit den zijnaad verwijderd en de laillesecon vervalt. Wanneer men een patroon van een halfwijd model bezigt, teekent men gewoon langs de kanten van het patroon. De voorkant wordt voor dit model weiniüf # o ingewerkt, om vooruitspringen van den voorkant te voorkomen. Ook zou Ie veel inwerken van den voorkant het niet recht vallen van de streepen of ruilen in den slof ten gevolge hebben. Fig. 37. De klokvormige Overjas volgens vereenvoudigd systeem. — Fig. 38. — Wyde Overjas zonder zynaden. Maten. Bovenwijdte. ... 00 eM. Onderwijdte. . . . 90 „ Rugbreedte. . . . 19 „ Voor de arm wijdte a/s = tVi cM. Lange taillelengte. 48 „ Geheele lengte. . 108 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—R. A—D is 'li -f J/e = 20 cM. (rugbreedte). A—I is V2 = 24 cM. A—J is 48 cM. (lange taille). De bekomen punten I en J doortrekken tot Q en S. I—M is 'l3 — \ =15 eM. Plaats den winkelhaak op D—M en geef tot punt K denzelfden afstand als A—D 1U + Ve = "20 cM. De winkelhaak nu op M—K plaatsen en de rughoogte aangeven — cM. punt H. Trek een lijn van 11 door A en K tot Z (lengte 108 cM.) Van Z tot Z Z is 4 eM. wat aan de onderwijdte nog wordt toegegeven en doortrekken tot H. Van K tot N is 2A = 5*2 eM. voor de annwijdte en doortrekken tot E. T is de helft van N—M. Van E tot C is Vs = 10 eM. I F is de helft van E—C (halspunt). C—V is Vig = 5 eM. Trek een lijn van V tot H. H—A 1 is Ve = 8 eM. De lijn A 1—N geeft de schouderhoogte van den rug aan. C—G is 7g = 8 eM. De lijn G—K dient om de schouderhoogte van het voorpand vast te stellen. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af 1 cM. boven punt F tot X. De halsdiepte van af C is V» = 6 cM. De halsholling is */j van Y—C. De halve borstwijdtc is 48 + — 10 cM. van af 1 lot Q. Van af Q een haaksehe lijn trekken tot S en van daar uit lot R o cM. toegeven voor onderwijdte. Van Q tot Q 1 en van R tot R 1 is 7 cM. Meet den afstand F—Z Z en geef diezelfde lengle aan F—W. Trek een lijn van Z Z tot W en geef tot op de helft 5 cM. ronding. Teeken de omtrekken van voorpand en rug als het Figuur. De knoopen worden 9 cM. op den kant geplaatst. Om nog wijdere rollende plooien te verkrijgen geeft men insnijdingen en uit elkaar schuiving als Fig. 57. De middenrugnaad wordt niet uitgeperst, zoodat deze naad ook een rollende plooi voorstelt. — Fig. 39. — Korte Demi-Saison, wijd model. Maten. Bovenwijdte. . . . 90 eM. Onderwijdte 90 ,, Rugbreedte. . . . 19 „ Korte taillelengte . . 44 eM, Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte... 80 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—R en A—C. Van A lot Al is VG = 8 eM. Van .V tol I) is l/4 -f Vc = '20 eM. (rugbreedte). Van A tot C is 48— 2 = 40 eM. E is de helft van I) — C (voor de arm wijd te). F is de helft van E—C (halspnnt). Van A tot I is Vi = 2 \ cM. (rughoogte). Van A tot J is 44 eM. (korte taille) en lot K 48 eM. (lange taille). Van F tot G is ,/e = 8 eM. De lijn G—A geeft punt 11 aan. De hekomen punten doortrekken als volgt; Van 1) naar Z. Van E naar N. Van F naar O en van C naar P. Van l naar Q. Van J naar R en van K naar S. Van af K op de lange taillelijn 2 eM. naar binnen gaan en van daar uit een lijn trekken tot A. Van af deze lijn wordt de hoven- en onderwijdte gemeten. Punt Z Z is de helft van N—Z. T is de helft van A—I. De lijn H—0 geeft de schouderhoogte van den rug aan. De lijn T—ZZ dient om de breedte van de carrure aan te geven. De breedte van den rug op de armsgatlijn is 5 eM. van af punt Z en op de lengte 1li = <2\ eM. punt M. Deze 2 punten met een rechte lijn aan elkaar verbinden en 1 cM. tailleeren. De middenrugnaad wordt niet getailleerd. De lijn T—C is dienende voor de schouderhoogte van het voorpand. Geef de schouderlengte van den rug ook aan de schouderlengte van het voorpand van af 1 cM. boven punt F tot X. Tusschen rug en voorpand op de armsgatlijn 2 cM. uitnemen. Van daar uit een lijn trekken tot U, de helft van M—B en ook I cM. tailleeren. De halsdiepte is V8 = 0 cM. van af C. De kruislijn Y—C en V—W is de juiste halsholling. Van 1 I tot Q is de halve borstwijdte 48 + 7 = 55 cM. Van J 1 tot R is 48 + 8 = 50 cM. Van (J tot Q 1 en van R tot R 1 is 7 cM. Meet de lengte F—U 90 cM. en geef die zelfde lengte plus 4 cM. van F tot U U. Plaats de knoopen 9 cM. op den kant. De onderkanten van pand, rug en mouwen worden voor dit model 5 a 0 maal gestikt en de kraag 5 maal. De gulp wordt doorgestikt tot aan de stiksels van het voorpand. Fig. 39. Korte Demi-Saison, wijd model. 10 — Fig. 40. Overjas met naden over het midden van de schouders, mouwen en voorpanden. Maten. Bovenwijdte. . . . 90 cM. Onderwijdte. ... 90 „ Rugbreedte. ... 19 „ Korte laillelengte . . 44 cM Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . . 108 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. A—A 1 is l/6 + t2 = 10 cM. A—D is 'A + 1/e = 20 cM. (rugbreedte). A—C is 48-2 = 46 cM. E is de helft van D—C (voor de armwijdle). F is de helft van E—C. A—I is 'A = 24 cM. (rughoogte). A—J is 44 cM. (korte taille) en A—K is 48 cM. (lange taille). F—G is ,/4=12 cM. De lijn G—A dient om punt II aan te geven. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van D tot M. Van E tol N. Van F tot O en van C tot P. Van 1 tot Q. Van J tot R en van K tot S. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan en een lijn trekken tol A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte gemeten. T is de helft van A—I. Deze lijn doortrekken tot C. W is de helft van T—I en wordt doorgetrokken tot V. Van C tot V is Vs = 6 cM. Plaats den winkelhaak op W—II om de schouderhoogte van den rug aan te geven. De schouderlengte is 1/3 = 1(j cM. van afH. Z Z is de helft van N—M. De lijn T—Z Z geelt de carrurebreedle aan. T T is de helft van Z Z—Z. De rugbreedte op de lengle is Va = 24 cM. Teeken den rug volgens bekomen punten. Zie het Figuur. Tusschen rug en voorpand op de lijn T—ZZ 2 cM. uitnemen en doortrekken lot U de helft van de rugbreedte. De lijn VV—V dient om de schouderhoogte van het voorpand aan te geven, punt X. liet kruispunt van de lijnen T—C en V—F wijst het halspunt aan. Van I 1 tot (j is 48 -f 7 = 55 cM. (halve borst). Geef de schouderlengte van den rug ook aan de schouderlengte van hel voorpand. Van J 1 tol R is 48 + 8 = 50 cM. Van Q lot (J 1 en van R tot R 1 is 7 cM. Teeken de omtrekken van hel voorpand als hel Figuur, van voren 4 cM. verlengen. Voor dil model wordt het voorpand doorgesneden van af N in ronden vorm tot aan de lange taille en vervolgens iu rechte richting naar P P. Voor het weder dichtnaaien moet voor dezen naad slof aangesneden worden. De knoopen worden 9 cM. op den kant geplaatst. De Mouw. De mouw wordt gewoon opgesteld, maar voor dit model doorgesneden op de aangegeven punten en voor het weder dichtnaaien slof aansnijden. Van A A tol RB is dezelfde afstand als A—Al van de jas 10 cM. Ter hoogte van den elleboog van 1) I) tol CC is I cM. meer dus 11 cM. De wijdte op de hand in de helft verdoelen punt E E. De opslagen met een afgerond splitje op het midden van de mouw. Zie het Figuur. 'i> Fig. 40. Overjas met naden over het midden van de schouders, mouwen en voorpanden. - Fig. 41. - Overjas met één ry knoopen voor corpulent figuur, half getailleerd. Maten. Bovenwijdte. ... 90 cM. Onder wijd Ie. . • . 100 „ Rugbreedte. . . . 19 „ Korte taillelengte . . 42 eM Lange taillelengte. . 46 „ Geheele lengte. . .104 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. Van A tot A I is 76 = 8 eM. Van A tot 1) is V4 + V6 = '20 eM. (rugbreedte). Van A tot C is 48 — 2 = 46 eM. E is de helft van D--C (voor de armwijdte). F is de helfl van E—C (halspunt). Van F tot G is Vc= 8 eM. De lijn G—A 1 tot H wijst de rughoogte aan. Van A tot I is 'la = 24 eM. Van H tot J is 42 eM. (korte taille) en van II lot K is 46 eM. (lange taille). 11—B is geheele lengte 104 eM. Van af K op de lange taille 2 eM. naar binnen gaan en van daar uil een lijn trekken naar II. Van deze lijn uil wordt de bovenwijdte gemeten. De bekomen punten doortrekken als volgl: Van D lol M. Van E lol N. Van F lot 0 en van G lot P. Van 1 lot O. Van J tol H en van K lot S. De lijn Al-O geeft de schouderhoogte van den rug aan. T is de helft van H—I. De earrurebreedte vindt men door de lijn T - N. De rugbreedte op de korle taille is V3 = 16eM. en loopt lot aan de lengte aan beide kanten 1 eM. uit. Teeken de omtrekken van den rug als het Figuur. De lijn T—C dient om de schouderhoogte van het voorpand aan te geven, punt X. Geef de schouderlengte van den rug ook aan den schouder van het voorpand van af I cM. boven punt F lot X. Z is de helft van N—Z Z. Van Z lot aan de lengte van de seyon is 213 — 2 = 50 cM. en van daar uit 4 cM. secon uitsnijden. Z— T T is ook 4 cM. Tusschen rug en zijpand van af de armsgatlijn tot de hoogte van den zak 1 cM. uitnemen, dan de ruglijn passeeren en doortrekken tot op Vs van de punten M—B. Het voorpand van af M 4 cM. verlengen. Door het dichtnaaien van de secon komt alles weer op de gewone plaats en wordt de overbodige ruimte onder aan hel voorpand verplaatst naar achter, reden waarom liet pand hier zooveel smaller wordt aangegeven. De halsdiepte is V8 = 6 cM. van af punt G. De kruislijnen Y—C en V—W geven de juiste halsholling aan. Van af 1 1 tot Q is 48 + 8 = 56 cM halve borst breed te. U is de helft van T—I. Van U een lijn trekken door N naar P 1. Pla als den winkelhaak op P 1 en 0 om de juiste buikwijdte te bekomen. Van Q lot Q 1 en van B tol BI is 7 cM. Teeken de omtrekken van het voorpand als het Figuur. Het voorpand van voren 2 cM. verlengen. De knoopen worden 9 cM. op den kant geplaatst. Fig. 41. Overjas met één rij knoopen voor corpulent figuur, half getailleerd. — Fig. 42. — Gekleede Overjas met aangesneden schoot. Maten. Bovenwijdte. . . . 96 cM. Onderwijdte. . . . DO „ Rugbreedte. . . . 19 „ Korte taillelengte . . 44 cM Lange taillelengte. . 48 ,, Geheele lengte. . .116 ,, Trek een winkelhaak A—C en A—li. Van A tot A 1 is '/6 = 8 cM. Van A tot 1) is 14 + V6 — '20 cM. (rughreedte). Van A lot C is 48 - 2 = 46 cM. F is de helft van 1)—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). Van A tot I is 12 = 24 cM. (rughoogte). Van A tot J is 44 cM. (korte taille) en van V tot K is 48 cM. (lange lai 11e). Vr;in af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan en doortrekken naar A. Van uit deze lijn wordt de boven- en onderwijdte genieten. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van H naar L. Van I) naar M. Van F naar N. Van F naar O en van C naar IV Van I naar Q. Van J naar R en van Iv naar S. De lijn II 0 geeft de schouderhoogte van den rug aan. De lijn A—N de carrurebreedte. Trek nu nog de lijn I)—V en teeken de omtrekken van den rug als hel Figuur. Tusschen zijstuk en rug op de lange taille 2 cM. op de korte taille 5 cM. op de lijn M—I 1 cM. en op de lijn A—N 2 cM. uitnemen. De breedte van het zijstuk van boven is de helft van N—M. De haaksche lijn geeft de breedte op de taille aan. Voorpand en zijstuk 1 cM. tailleeren. De afstand N N—U is 8 cM. Plaats den winkelhaak op U en 2 cM. binnen L om de wijdte van den schoot vast te stellen punt A A. Op ongeveer V» van af de lange taille 2 cM. uitgaan voor ronding. Meet de lengte van den rugschoot en geef diezelfde lengte aan het voorpand van af de lange taille tot A A. T is de helft van A—1. W is de helft van T—I. De lijn T—C dient om de schouderhoogte van het voorpand aan te geven. Geef de schouderlengte van den rug ook aan de schouderlengte van het voorpand van af 1V2 cM. boven F tot X. De halsdiepte van af C is V8 = 6 cM. De kruislijn C—Y en 2—o geeft de juiste halsholling aan. Van I 1 tot Q is 48 + 6 = 54 cM. (halve borst). Van J I tot R is 48 + 7 = 55 cM. Van O tot Q 1 en van R lol R I is 7 cM. Plaats den centimeter op F tot A A, en geeft diezelfde lengte aan F—B B. Teeken de omtrekken van het voorpand als het Figuur. De zijzakken worden in schuine richting geplaatst, de achterkant 1/4=12 cM. van af de lange taille en de voorkant door punt U. De plaatsing van de knoopen is 9 cM. op den kant. Dit model is zonder naad in den rug. De rugschoot loopl door langs de rechterplooi. Voor onderslip een «apart stuk aanzetten. Fig. 42. Gekleede Overjas met aangesneden schoot. — Fig. 43. — Gekleede Overjas met kloksehoot. Maten Bovenwijdte. . . . 96 cM. Onderwiidle. . 00 ,, «F Rugbreedte. 19 ,, Korte taillelengte . . \\ cM. Lange taillelengle. . 48 ,, Geheele lengte. . . 120 ,, Opstelling. Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A tot A I is V. = 8 cM Yan A lol D is l/4 + l/e = '20 cM. (rnghreedte). Van A tot C is 48 — 2=46 cM. Ë is de helft van 1)—G (voor de armwijdte). De helft van Ë—C is het halspunt F. Van F tot G is 1 8 = 8 cM. De lijn G—A geeft punt 11 aan. Van A tot 1 is V2 = 24 cM. (rughoogte). Van A lol J is 44 eM. (korte taille) en tot K 48 eM. (liinge taille). Van A lot B is lc20 cM. (geheele lengte). De bekomen punten doortrekken als volgt: Van 11 naar L. Van 1) naar M. Van E naar N. Van F naar O en van C naar P. Van I naar Q. Van .1 naar R en van K naar S. K—V is 2 eM. Van V een lijn trekken naar A en van af deze lijn de boven- en onderwijdte meten. De lijn II—0 dient om de schouderhoogte van den rug en de lijn A—N om de breedte van de carrure aan te geven. Trek nu nog de lijn V—D en teeken de omtrekken van den rug volgens bekomen punten. Tusschen rug en zijstuk wordt op de lange taille 2, op de korte taille 5 en op de lijn W—N 11/2 eM. uitgenomen. De breedte van liet zijstuk van boven is \3 van N—M, punt 5. T is de helft van A—I. W is de helft van T—I. De winkelhaak 4—5—6 geeft de breedte op de lange taille en de lijn W—N de hoogte van hek zijstuk aan. De lijn T—C geeft de schouderhoogte van het voorpand aan. Meet tle schonderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af I V2 cM. boven punt F tot X. De halsdiepte is V8 = 6 cM. De kruislijnen V —G en / Z l geven de juiste halsholling aan. I 1—Q is 48+ 7 = 55 cM. (halve horstbreed Ie). Trek een winkelhaak P—Q—R en geef van af R '2 cM. toe voor onder wijd te. liet voorpand van af N N 2 en van voren l/i2= 4 cM verlengen. De winkelhaak 4—8—9 geeft de plaats voor de laillesecon aan in de richting van den kraaghaak en aan den achterkant cM. tailleeren. De breuklijn is de helft van Y—C. De spiegel is 4 cM. breed. De Revers. De re ver wordt naast het voorpand opgesteld. Men heeft zoodoende altijd de juiste lengte en kan de breedte van den schoot er o naar regelen. Trek een lijn A A—B B. Van V A lot G G is 5 cM. Van G G lot D 1) is \ cM. Trek een lijn D 1)—Ë E. Van af deze lijn is, ter hoogte van den omval 5 en op de lengte 4 cM. de breedle van den revers. Van af de breuklijn tot A X een weinig ronding geven en verder teekenen als het Figuur. De kloksehoot. Do opstelling van don school voor gekleede overjas is als volgt: De afstand N N—U is 1! cM. Plaats den winkelhaak op U en den achlerkant van het zijstuk punt 0 0, waarna men de wijdte van den schoot kan aangeven, punt Y V. Ter hoogte van de bassin wijd te 2 cM. ronding geven en 4 cM. aansnijden voor plooi. Meet de lengte van den rugschoot en geef diezelfde lengte van 0 0 tot V V. Trek een rechte lijn van af O O door de helft van N N—U lot P P. Deze lijn wordt 2 cM. uitgehold, waardoor de schoot klokvormig valt. Pla als den winkelhaak op U—P P en teeken den voorkant van den schoot tot W W. De voorlengte van den schoot P P—W W is dezelfde afstand als de achterlengte O O—V V. Dit model wordt ook veel gedragen met doorloopenden laillenaad en rug uit één stuk. Men knipt dan op de taillelengte den rug door. De rechter ronde zijnaad loopt door tot langs de plooi. Voor onderslip een een apart stuk aanzetten. Fig. 43. Gekleede Overjas met kloksehoot. 11 De maat en opstelling van den ulster is hetzelfde als Figuur 45, uitgezonderd deze met c2 rijen knoopen is. De afstand Q—Q 1 en K—H 1 is hiervoor 10 cM. en de knoopen worden 15 cM. op den kant geplaatst. Eenige wenken omtrent passen en verteekenen. Wanneer de leerling mei liet instudeeren van de Coupe tol aan de overjas gevorderd is en hij dus de meest voorkomende kleedingslukken kan opstellen, als Colhert, Jacquette, Gekleede Jas, Overjas en Veslen alsook Rok en Smoking, zijn eenige wenken omtrent passen en verleekenen niet overbodig. Om een goed en elegant passend kleedingstuk te maken, is, na het snijden van een goede coupe het accuraat passen een eerste vereischte. De besle coupe zal hij het passen fouten te zien geven, welke met hel snijden niet waren te voorzien. Deze fouten, welke hij de ecne figuur meer en l'ü de andere minder zullen zijn, moeten met het passen verwijderd worden, zonder hel elegante van de coupe weg te riemen. Nu leenen zich niet alle figuren tot het maken van een elegant passend kleedingstuk, en om reden innemen niet altijd de weg is om hel elegante model te behouden, is den coupeur een goed hulpmiddel gegeven, waarmede hij l>Ö verdraaide en scheeve figuren wonderen kan doen, wanneer dil hulpmiddel op de juiste plaats wordt toegepast, nl. wallen. Ik wil hier niet mede zeggen, dat de gebreken van een kleedingstuk met watteeren moeten verholpen worden, integendeel, gebruik zoo weinig mogelijk watten voor normale figuren, maar, zooals ik hierboven aanhaalde zijn er figuren, waarvoor niet zonder wallen een elegant passend kleedingstuk kan gemaakt worden. De schouders worden gewatteerd naar gelang de mode dit voorschrijft, ol wat ook dikwijls voorkomt op verlangen van de Ie kleeden figuur. Wanneer men een kleedingstuk aanpast, zie dan goed toe of alles op de juiste plaats zit en controleer vooral goed de armsgatdiepte. Het is noodzakelijk met het maatnemen deze maat accuraat te nemen, om reden een Ie diep of te ondiep armsgat groote moeilijkheden kan opleveren. Wanneer b. v. een armsgat Ie ondiep is uitgesneden, kan hel kleedingstuk niet voldoende opgehaald worden om reden het onder den arm blijft vastzitten en waardoor de kraag te laag en te wijd aan den hals is. Daarbij begint de cliënt te klagen over te nauw zijn van hel kleedingsluk en meer gemak verlangende, wordt door den coupeur, wanneer deze de ware lont niet opmerkt de jas verwijdt, waardoor de knelling niet verdwijnt en de fout nog grooter maakt. Alleen wanneer het armsgat op de juiste dieple wordt uitgesneden is de knelling verdwenen, schouders en kraag komen op hun juiste plaats zonder daar eenige verandering in te brengen. Een te diep armsgat kan ook onaangename gevolgen hebben, want al knelt het armsgat niet wanneer de armen neerhangen, bij de minste beweging naar boven wordt het kleedingsluk meegetrokken wat een gevoel veroorzaakt alsof de jas le nauw is, terwijl in werkelijkheid de te groote armsgaten de oorzaak zijn. — Fig. 44. — Ulster met twee ryen knoopen. Ook gaat de kraag vooral in zittende houding altijd te hoog aan den hals, mede oorzaak van het te groote armsgat. Wanneer men de jas bij de schouders optrekt, zoodat het armsgat op de juiste diepte komt, is het gevoel van te nauw zijn verdwenen. Wanneer dus met het passen deze fout voorkomt, moet de kraag verwijderd en de schoudernaad losgemaakt worden. Rug en voorpand moeten dan zooveel opgetrokken worden, dat het armsgat op de juiste diepte komt, waarna de schoudernaad weer wordt dichtgespeld. Na deze behandeling kan voor den kraag ook de juiste hoogte aangegeven worden. Wanneer overbodige ruimte in de pas wordt geconstateerd, speld deze dan zooveel mogelijk af en waar uitgelegd moet worden, bereken daar goed de hoeveelheid, welke men met zich eigen gemaakte teekens moet aangeven. Wanneer de schouders trekkingen vertoonen, verwijder dan ook den kraag en maak de schouders los, waarna deze op de juiste plaats gelegd moet worden en speld vervolgens den kraag op de noodige hoogte. Deze behandeling zal voor den beginner wel cenige moeilijkheid opleveren, doch door oefening maakt men zich deze methode eigen. Zie ook goed toe hoe de stand van den rug is, b.v. ziet men bij een weinig ophetïïng der armen schuine trekkingen van af den voorkant van het armsgat tot aan den achterkant van zijstuk of rug, dan is dit een bewijs dat de rug te lang in de jas zit. Men berekent dan ongeveer de hoeveelheid en geeft op den zijnaad twee aanteekeningen, welke volgens uwe berekening op elkaar moeten komen. De rug moet dan ongeveer 1 a 2 cM. zakken, wat aan den onderkant afgenomen moet worden. Ook kan deze verandering gevonden worden door van boven van den rug zooveel af Ie snijden als de rug te lang is. De behandeling hiervan is ook gemakkelijk, b.v. men neemt het patroon van den rug en legt deze op de stof zooals de rug is gesneden. Om nu den rug te verkorten schuift men het patroon 1 of 2 cM., naar gelang noodig is, naar beneden en teekent vervolgens weer langs het patroon den bovenkant van den rug. Als de rug volgens deze methode wordt verkort, kan de zijnaad blijven zooals hij was. Vooral voor stoffen met ruiten is dit de beste methode om reden de zijnaden op ruit zijn gesneden en dus op ruit kunnen blijven Het tegenovergestelde, een te korte rug, komt ook voor. Het gevolg daarvan is schuine trekkingen van af den zijnaad tot aan den kraag, afwijkingin de taille en uit den hals trekken van den kraag. In dit geval wordt de rug 1 a 2 cM. hooger gezet, waarvoor men op den zijnaad twee aanteekeningen maakt, welke punten op elkaar moeten komen. Wanneer de voorkant zonder forceering over elkaar is gespeld, zie dan goed toe of deze voldoende is ingewerkt om over de borstwelving in de breuk of over den buik te kunnen passen. Rij niet voldoende inwerking moet door inspelding de juiste hoeveelheid aangegeven worden. Geef ten slotte met het passen den juisten stand van de mouw aan. De verdere behandeling van de mouw is omschreven op pag. 44 tot 47. Rij deze gegeven wenken betreffende het passen van een kleedingstuk moet ook in de eerste plaats rekening gehouden worden met het verlangen van den cliënt, aangezien de eene een ruim en de ander een precies passend kleedingstuk verlangt, Doch welke verlangens de cliënt omtrent zijn kleeding ook wenscht, zie deze zooveel in uw vermogen is te bevredigen. Wanneer nu het kleedingstuk met zorg is gepast, rest nog het verteekenen en in handen geven van den werkman. Neem bij voorkeur de verschillende naden van het kleedingstuk uit elkaar en verteekent het volgens de afspelding en inzichten met het passen opgedaan. Doe alles zoo precies mogelijk, want wanneer de werkman ziet dat de coupeur met de meeste zorg deze verteekeningen behandelt, zal dat voor hem een aansporing zijn om ook met zorg die veranderingen te behandelen. Wanneer echter de coupeur met het verteekenen ruw omspringt, kan hij er zeker van zijn, dat de werkman het ook zoo nauw niet neemt en het gevolg blijft meestal niet uit. Daarbij zijn de veranderingen, wanneer het kleedingstuk gereed is, niet zoo gemakkelijk en doeltreffend uit te voeren, dan wanneer het in de pas is. Zelfs wanneer door coupeur en werkman met de meeste zorg een kleedingstuk is behandeld, blij ven teleurstellingen niet uit, dus kan men zeker niet anders verwachten bij onverschillige behandeling. Het verteekenen van den voorkant is ook dikwijls een struikelblok en daarom zal ik ook dit punt zoo duidelijk mogelijk trachten toe te lichten. De overslag wordt met passen langs het linkerpand op het rechterpand aangeteekend. 01 dit nu recht of schuin, breed of smal is, doet niets ter zake, om reden dit met het verteekenen in orde wordt gemaakt. Zorg er voor o a 4 c!VI. inleg aan den voorkant te snijden, waardoor steken geslagen moeten worden en dat deze inleg met het passen is omgeregen. Wanneer de kant verteekend wordt, legt men dezen inleg weer uit en behandelt de verteekening als volgt: Meet den afstand van af den aangeteekenden kant tot aan den inslagsteek en verdeel dezen afstand in de helft, waardoor de juiste halve borstlijn wordt verkregen. Van af deze halve borstlijn moet voor een Colbert en Jacquette 5 cM. worden aangesneden, waarna de knoopen 5 cM. op den kant kunnen geplaatst worden. Met deze afstandsberekening, waarbij is inbegrepen het verlies van naad aan den voorkant en terugwerking van voering en belegsel moet ook rekening gehouden worden dat hel kleedingstuk gewoon onder linnen wordt gepast. Voor een overjas met één rij knoopen wordt van af de halve borstlijn 7 cM. toegegeven, waarna de knoopen 9 cM. op den kant worden geplaatst, ook met berekening van passen onder linnen. Voor overjas met twee rijen knoopen wordt van af de halve borstlijn 9 a 10 cM. aangesneden naar gelang de dikte van de stof. De knoopen worden dan 1 \ cM. op den kant geplaatst. Voor de gekleede jas wordt ook eerst de halve borst aangegeven en van af de halve borstlijn o cM. aangesneden. De revers worden hierna aangezet en door de reversnaden op elkaar te plaatsen wordt de stand der knoopen aangegeven. Voor Smoking is aansnijding van 2 cM. voldoende, om reden deze kleedingstukken open worden gedragen. Voor den rok kan van af de halve borstbreedte nog 2 cM. worden afgesneden, om reden dit door den revers weer wordt aangevuld en dit kleedingstuk ook open wordt gedragen. Wanneer het wordt gesloten, geschiedt dit met een sluitknoop, waarna de kanten niet over maar tegen elkaar aankomen. Het vest wordt op dezelfde manier gepast en verteekend. De aansnijding van af de halve borstlijn is o cM., waarna de knoopen o cM. op den kant kunnen geplaatst worden. Voor een vest met twee rijen knoopen en aangestikten revers wordt van af de halve borstlijn 1 x/a cM. toegegeven, waarna voor het plaatsen van de knoopen de reversnaden op elkaar worden gelegd. Voor een kleedingstuk tot aan den hals gesloten, wordt ook eerst de halve borst op dezelfde manier aangegeven. Aan hel linkerpand wordt 2 cM. van af de halve borstlijn aangesneden en aan het rechterpand voor colbert 5 en voor overjas 8 cM. De knoopen komen dan respectievelijk 4 en 7 cM. op den kant te staan, juist op de halve borstlijn. Fig. 45. — Regenjas met één rij knoopen (Demi-Saison). Bovenwijdte. . . . DG ci\I. Onderwijdte. . . . 00 „ Bugbreedte. . . . 19 „ Maten. Korte taillelengte . . 44 cM Lange taillelengte 48 „ Geheele lengte. . .1*24 ,, Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. Van A lot A I is V« = 8 cM. Van A tot I) is \/4+1/g = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is 48 — 2 = 46 cM. A—B is 124 cM. (geheele lengte). E is de helft van I)—C (voor de armwijdle). F is de helft van E—C (halspunt). Van F lot G is Ve = 8 cM. De lijn G—A dient om punt II te vinden. Van A naar I is V2 = '24 cM. (rughoogle). Van A naar J is 44 cM. (korte taille) en naar K 48 cM. (lange taille). De bekomen punten doortrekken als volgt: Van D naar M. Van E naar IN. Van F naar 0 en van C naar P. Van I naar Q. Van .1 naar R en van K naar S. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan en van daar uit een lijn trekken naar A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte gemeten. Punt Z Z is de helft van N—M. T T is de helft van Z Z—Z. T is de helft van A—I. De lijn H—0 dient voor de schouderhoogte van den rug en de lijn T—ZZ voor de breedte van de carrure. De rugbreedte van onder is 2/3 = o2 cM. Teeken de omtrekken van den rug als liet Fig. De lijn T—C dient voor de schouderhoogte van het voorpand. Geef de schouderlengte van den rug ook aan den schouder van liet voorpand van af 1 cM. boven punt F tot X. Tusschen voorpand en rug op de armsgatlijn 2 cM. uitnemen en doortrekken tot U de helft vitn den onderrugbreedte. Teeken zijnaad, armsgat en schoudernaad. De halsdiepte is V» = 0 cM. van af punt C. De kruislijn Y—C en V—W is de juiste halsholling. Van I 4 tol Q is 48 + 7 = 55 cM. Van J 1 tot B is 48 -f- 8 = 56 cM. Van Q tot Q 1 en van B tot B 1 is 7 cM. Teeken de verdere omtrekken van het voorpand als het Fig. Het voorpand van voren \ cM. verlengen. De knoopen 9 cM. op den kant plaatsen. Deze overjas moet lot aan den hals gesloten kunnen worden met omliggenden kraag. De spiegel mag daarom niet breeder dan hoogstens o cM. zijn en de breedte van den kraag is voor en achter 7 a 8 cM. De lummel onder den kraag moet dienen wanneer de kraag wordt opgezet. De voorkant van den lummel op de mouw wordt in den naad vastgezet en aan het andere eind met een knoop en knoopsgat. De knoop op de ondermouw dient om de mouw sluitend om den pols te kunnen maken om indringen van regen en wind te voorkomen. J*tmT Fig. 45. Regenjas met één rij knoopen (Demi-Saison). — Fig. 46. — Raglan, wyd model. Bovenwijdte. . . . 00 cM Onderwijdte. ... 00 ,, Rugbreedle. . 10 „ Maten. Korte taillelengte . . 'i4 cM Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . .108 ,, Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. Van A tot A I is 1I6 = 8 cM. Van A tot D is V* + V# = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is 48-2=46 cM. E is de helft van 1)—C (voor de arniwijdte). F is de helft van E—C. Van A tot I is 1l-i = t24 cM. (rughoogte). Van A tot J is 44 cM. (korle taille) en tol K 48 cM. (lange taille'. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan en van daar uit een lijn trekken naar A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte gemeten. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van D naar M. Van E naar N. Van F naar 0 en van C naar P. Van I naar Q Van J naar R en van K naar S. T is de helft van A—I. Van F naar G is Vc = 8 cM. Van G uit een lijn trekken tol A om de punten H en H 1 te bekomen. Van II tot II 1 is ï2 cM. Z Z is de helft van N—M. TT is de helft van Z—Z Z. De onderbreedte van den rug is 2/3 = 52 cM. T is de helft van A—1 en doortrekken tot C. Teeken hel model van den rug van af A tot II 1 door A \ en het kruispunt X tot T T en vervolgens een rechte lijn tot de ruglengte. Tusschen voorpand en rug "1 cM. uitnemen. De onderbreedte van het voorpand U is de helft van de onderrugbreedte. Het kruispunt van de lijnen T—C en F—V geeft hel halspunt W aan. V is de helft van E—N. De halsdiepte is 7« = 0 cM. van af punt C. Van II tot Q is 48+7 = 55 cM. (halve borst). Van J f lol B is 48 + 8 = 56 cM. Van Q tot Q 1 en van R tol R 1 is 7 cM. Ilel voorpand 4 cM. verlengen. Teeken de omtrekken als het Figuur. De knoopen worden 0 cM. op den kant geplaatst. De mouw kan in de Raglan worden opgesteld, zie het Figuur, doch om reden de op zich zelf slaande mouwopstelling gemakkelijker le begrijpen is, volgl ook deze in aparte opstelling. Opstelling van de Wanneer de Raglan geleekend is, neemt men de gewone mouw één maat grooter dan de le maken Raglan en leg deze met punt K op punt N van het armsgat en den onderkant tegen de doorgetrokken lijn F—N. Van af punt D de lijn doortrekken tot aan de schuine lijn A—G. ouw in de Raglan. Van af dit punt een lijn trekken tot punt F, welke lijn de hoogte van de Raglan-mouw aangeeft. De afstand van af E tot aan de voorste punt van de mouw is 2 cM. en wordt uilgehold volgens hel model van het voorpand van W lot Y. Fig. 46. Raglan, wijd model. 12 Verder wordt aan de mouw 1!/i eM. ronding gegeven, welke moet worden ingeperst zooals hel Figuur aangeef!. O O De achterste punt van de mouw staat evenwijdig met de lijn D—M. De breedte van heide punten is 2 cM. en worden van af den bovenkant een weinig hol uitgesneden tot aan de kophoogte van de gewone mouw. Zie punt P op Fig. 46a. De achterkant van de Raglan-mouw moet ook van af de lijn A—G lot aan de wijdte van de gewone mouw een weinig hol worden hijgeteekcnd. Door hel dichtnaaien van de secon in de Kaglan-mouw tot aan de kophoogte van de gewone mouw wordt de vorm van den schouder verkregen. De twee aangesneden punten welke na aftrek van naden een breedte houden van cM., vormen het vervolg van de halswijdte, wat van het voorpand is afgenomen. W anneer men dit model van de mouw hoeft geteekend moet een stuk papier ondergeschoven worden, waarop de mouw in zijn geheel wordl uitgerold. Daarna kan het model van de Kaglan uilgesneden worden. — Fig. 46a. De Raglan-mouw. Voor het gewone gedeelte behoef ik niet in O o herhaling te treden, aangezien dit hetzelfde is als de gewone mouwopstelling. A—B is dezelfde afstand als B—E 13 -1 = 15 cM. A—G is '2 cM. De lijnen A— C—G—II en B— D doortrekken. I is de helft van A—C. I—L is 2 cM. C—IN is o cM. H—T is 1 cM. M—P is o cM. D—R is r/2 cM. Teeken de mouw volgens bekomen punten en afmetingen als hel Figuur. Den afstand R—K inpersen. Fig. 46a. De Raglan-mouw. — Fig. 47. — „Inverness" Overjas met halve pelerine. Bovenwijdte ... 06 cM. Onderwijdte. ... 90 „ Bugbreedte. . . . 10 „ Maten. Lange taille. . . 48 cM Geheele lengte. . . 108 „ Mouwlengte. . . . 05 „ Opstelling. Trek een lijn van A tot C en van A tot B. Van A tot Al is V6 = 8 cM. Van A tot I) is V4 + V6 = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is 48 — '2 = 46 cM. E is de helft van 1)—C (voor de armwijdte). F is de helft van F—C (halspunt). Van A tot I is V2 = 24 cM. (rughoogte). Van A tot K is 48 cM. (lange laille). Van A tot B geheele lengte 108 eM. Van af K op de lange taille '2 cM. naar binnen en van daar uit een lijn trekken naar A. Van deze lijn uit wordt de onder- en bovenwijdte gemeten. De afstand F—G is Ve = 8 cM. De lijn G—A dient om punt H aan te geven. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van D tot M. Van E tqt N. Van F tot 0 en van C tot P. Van I tot 0 en van K tot B. De lijn H—0 geeft de schouderhoogte van den rug aan. De breedte van den schouder is IV2 cM. buiten de lijn D—M. De onderbreedte van den rug is V2 = '24 cM. Teeken de omtrekken van den rug als het Figuur. T is de helft van A—1. Z is de helft van M—ZZ (armsgatdiepte}. Het armsgatmodel is van af Z door de helft van N—0 naar E. De halsdiepte is x/s = 6 cM. van af C. geven de De kruislijnen V—€ en V—W juiste halsholling aan. Van I 1 tol Q is 48 + 7 = 55 cM. (halve borst). Van K 1 tol B is 48 + 8 =56 cM. Van Q tot Q 1 en van B tot BI is 7 cM. Het voorpand \ cM. verlengen. De knoopen 0 cM. op den kant plaatsen. De Pelerine. |)o |ij„ T—C geeft de schouderhoogte van de pelerine aan. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van de pelerine van af 1 cM. boven punt F tot X. De halsdiepte is hetzelfde als de jas S is de helft van I—K en doortrekken tot J. Om voor elk figuur de juiste pelerinelengte te verkrijgen, wordt ook de mouwlengte zonder de rugbreedte gemeten en deze lengte plus 8 cM. aangegeven van F tot op de lijn S—J = 73cM., waarna een cirkel wordt getrokken tot F1. Van af J tot J 1 een lijn Irekken en aan deze lijn c2 cM. ronding geven. Om een zuiver beloop te krijgen, plaatst men aan punt X een kleine secon. De wijdte van voren is van af de breuk evenwijdig met de halve borstlijn. Wanneer overjas en pelerine opgesteld zijn volgens deze teekening, moet een stuk papier ondergeschoven worden, waarop de pelerine wordt uitgerold. Daarna kan de overjas uitgesneden worden. Fig. 47. „Inverness" Overjas met halve pelerine. — Fig. 48. Haveloek, Regenjas met vaste pelerine en zonder mouwen. Maten. Bovenwijdte. . . . 90 cM. Onderwijdte. 90 Taillelengte. . . 18 Geheele lengte. . 1*24 eM Pelerinelengte . . 72 ,, Halswijdte .... 40 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A— B. Van A tot A I is % = 8 cM. Van A tot I) is '/* + Ve = 20 eM. Van V tot C is 48—2=40 eM. E is de helft van 1)—C. 1^ is de helft van E—C (halspunl). Van A tot I is % = 24 eM. \ an A tot J is 48 eM. (taillelengte). Van A lot IJ is 124 eM. (geheele lengle). Van F tot G is V. = 8 eM. De lijn A—G geeft punt II aan. \ an J tot J 1 is 2 eM. en van daar een lijn trekken lol punt A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte gemeten. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van I) lol M. Van E lol N. Van F tot O en van C tot P. Van I naar Q en van J naar S. De lijn H—O geeft de schouderhoogte van den rug aan. De schouderbreedte is de helft van II—B. K is de helft van N—M. De armsgatdiepte is 5 cM. van af K. De rugbreedte op de lengte is 2/3 = 52 cM. Punt U is de helft van B~ U U. I rek de lijnen K—U en K—UU en leeken de verdere omtrekken van den rui». o Geel de schouderlengte van den rui? ook n o aan den schouder van hel voorpand van af I cM. boven punt F tot 2 cM. onder punt E. De halsdiepte is 1j8 = 0 cM. De kruislijnen <^—Y en V—W geven de juiste halsholling aan. De halswijdte is 1/3+1/6 = 24 cM. waarvan 6 cM. Den centimeter recht naar heneden plaatsen langs N en de heup aangeven punt V 16 cM. Trek Iwee winkelhaak! i j non B—S en B— W. Van G langs N tot W (taille-aansluiting) is 72 cM. Van N tot M is 70 cM. Plaats de liniaal langs de punten W en M en toeken de middenruglijn. De rughoogte V—K is 54 cM. Van K tot K 1 is 1/6 = 8 Va cM. Van K tot E is 20 V2 cM. (rnghreedte). Van K I tot II is 2 cM. Van K tot I is 48 cM. (lange laillelengte). Van K tot D is 94 cM. (gelieele lengte). De schouderhoogte van het voorpand is van af 0 tot X 45 cM. De punten 0 en P zijn beide Ve = 8Va cM. van af V. Plaats de maat 45 cM. op P en geef de schouderhoogte van den rug tot Z 84 cM. volgens genomen maat. De carrurebreedte is V8 = 6 Va cM. De rugbreedte op de lange taille is dezelfde afstand O'/a cM. Van G langs N naar 111 is de contrölemaat 82 cM. De rug van A A tot B B inknippen en 1S a 2 cM. van elkaar schuiven naar gelang noodig is in overeenstemming met de contrölemaat. Meel de avanccmentmaat ">6 cM. van M tot N 0111 te controleeren hoeveel het armsgat binnen de lijn A—N uitgesneden moet worden. Tusschen rug en zijstuk aan de carrure 2 cM. uitnemen, op de armsgatlijn 1 cM. en verder 2 cM. tailleeren. De onderkant van hel zijstuk komt tegen den rug aan. De breedte van het zijstuk op de korte taille is V4 = 1 o cM. Geef de schouderlengte van den rug ook aan den schouder van het voorpand van af 1 cM. boven F tot punt X. De halsdiepte is V8 = 6Va cM. van af C. De halsholling is ongeveer V3 van Y—C. De halve horstwijdte van M tot Q is 52 + 6 = 58 cM. Van W tot S is 54 + 6 = 60 cM. Van O tot Q 1 is 5 cM. en van S tot SI is 4 cM. Om de lengte van het voorpand vast te stellen trekt men een cirkel F—6 en F—7. Den bovensten knoop 5 cM. en den ondersten 4 cM. op den kant plaatsen. Voor corpulente figuren geen taillesecon maar wel een buiksecon plaatsen. De Schoot. Van N N tot U is voor dit Figuur 4 cM. Voor normaal Figuur is deze afstand 5 cM. Plaats den winkelhaak op U en den achterkant van het zijstuk en geeft de wijdte van den schoot aan punt J. Ter hoogte van de bassinwijdte 2 cM. ronding geven en den bovenkant teekenen volgens den onderkant van zijstuk en voorpand. Den schoot van voren 2 cM. verlengen en modelleeren naar wensch of mode. Jaequette naar maat, met platte borst, maag en dikken gebogen rug. Fig. 56. Jacquette naar maat, met platte borst, maag en dikken gebogen rug. — Fig. 57. — Colbert naar maat. Maten. Taille-lengle ... 47 cM. Geheele lengte. . . 74 „ Armsgatdiepte 54 ,, Tot de heup ... 54 „ Rughoogte .... 50 ,, Taille-aansluiting 60 „ Avaneement . . . 64 „ Schouderhoogte. . 70 cM Hugbreedte . . . . 18 „ Mouwlengte .... 81 „ Bovenwijdte . . . . 112 ,, Onderwijdte .... 84 ,, Afstand V—O en V—P 8 ,, Trek een winkelhaak A—15 en A—C. A—F is % = 53/4 cM. F—C en F—G is dezelfde afstand. Plaats den centimeter op G en geef tot N de armsgatdiepte 54 cM. Den centimeter recht naar heneden plaatsen langs N tot aan de ceintuur en de heuphoogte aangeven 54 cM. punt V. Trek twee winkelhaaklijnen B—S en B—W. Plaats den centimeter weer op G en aanleggen langs N tot W (tailleaansluiting) 00 cM. Van N tot M is 04 cM. volgens genomen maat. Meet van M terug tot N en geef de avancementmaat aan voor de uitsnijding van het armsgat binnen de lijn A—N. Plaats de liniaal langs M en W, en teeken de middenruglijn. De rughoogte is van af V tot K 50 cM. Van K tot J is de lange taillelengte 47 cM. Van K tol K 1 is \ = VU cM. Van K 1 tot II is 2 cM. Van K tot E is 18 cM. (rugbreedte). Van af de punten 0 en P wordt de schouderhoogte gemeten. De afstand 0—V en 0—P is 8 cM., wat met het maal nemen wordt aangeteekend op de ceintuur. Van 0 langs N tot X is 40 cM. (schouderhoogte van het voorpand). Plaats den centimeter 40 cM. op P en meet tot Z de genomen schouderhoogte 70 cM. De schoudcrnaad kan geplaatst worden naar eigen verkiezing, als regel geldt echter dat het voorpand iets hooger staat dan de rug. De carrurebreedte is V4 = 11 Va cM. De rugbreedte op de korte taille is V3 =15 x/2 en op de lengte van af U dezelfde maat, waaraan van U tot U1 nog I V2 cM. wordt toegevoegd en tot aan J bijgehaald. Teeken de omtrekken van den rug. Tusschcn voorpand en rug op de armsgatlijn I Va cM. uitnemen, laat op de korte taille pand en rug elkaar kruisen, en geef voor de wijdte van het voorpand op de lengte de helft van de rugbreedte. De halsdiepte van af C is 1/8 = 53/4cM. De halsholling is ongeveer V8 van C—Y. De bovenwijdte van M lot Q is 40+0 = 52 cM. en de onderwijdle 42 -f 6 = 48 cM. van W tot S. Van af Q en S tot Q 1 en S I is 4 a 5 cM. voor overslag. Teeken de omtrekken van het voorpand als het Fig. De knoopen worden 4 a 5 cM. op den kant geplaatst. Fig. 57. Colbert naar maat. - Fig. 58. - Opstelling van een Colbert naar de buste van een Jaequette. Wanneer men een goed passend Jacquettepatroon van een cliënt bezit, is hel practisch dat zelfde patroon te gebruiken voor het opstellen van een Colbertpatroon voor datzelfde figuur. Plaats de buste in gewonen vorm van opstelling. De carrure op ongeveer de helft verlengen lol C. De rugbreedte op de korte taille van i\ lol M en op de lengte van A lot W is V3 van de bovenwijdte 15 cM. Van V tot B is I V, cM. Tussehen rug en voorpand op de lijn C—E c2 cM. uitnemen, evenzoo in de taille tot M en vervolgens den zijnaad doorteekenen tot T, de helft van de rugbreedte W—13. Meet de lengte F—T 71) cM. en geef die zelfde lengte plus 0 cM. van F tot P is 79 cM. Voor afronding van P tot U is 8 cM. Teeken verder de gewone omtrekken van de Jaequette. - Fig. 59. - Behandeling van de buiksegon. Wanneer een Colbert voor een corpulent figuur naar maat is opgesteld, plaatst men de buiksecon naar den stand van den zak. Knip van af A tot de zakhoogte punt li liet patroon in en vervolgens de lengte van de zakopening tol punt C. Nu moet ter hoogte van D—E in het patroon een vouw worden gelegd, waardoor de voorkant o a 4 cM. of meer, naar gelang van den omvang van den buik wordt verkort. Door deze behandeling ontstaat een wijking aan de punten A—F en B—G. Met het dichtnaaien van de secon worden deze punten op hunne oorspronkelijke plaatsen teruggebracht, waarna de ronding van den buik zonder veel inkrimpen van den voorkant goed is ingesloten. Ook verdwijnt hierdoor de golvende ruimte langs den onderkant. De behandeling van deze methode is zeer eenvoudig en wordt op dezelfde manier toegepast bij deOveijas. Opstelling van een Colbert naar de buste van een Jacquette. Behandeling van de buiksecon. — Fig. 60. — Opstelling van het Vest naar de buste van de Jaequette. PJaats de buste in gewonen vorm van opstelling. Stel liet halspunt van het vest cM. vooruit, punt F. Van liet schouderpunt X 1 x/a cM. afnemen en rond hel armsgat tot C 1 cM. Vervolgens van het zijstuk o cM. en van den rug tot I) 1 eM. Verleng het vest van af de taille van M tot N 6 cM. en geef de lengte van het voorpand naar genomen maat van W tot V 08 cM. Wil men het tegenwoordige puntige model, geef dan van V tot K nog o cM. toe. Van af de halve borstlijn moet voor de wijdte van het vest "2 cM. worden toegegeven. Punt A is de helft van de armsgatwijdte, waarvan in gelijke richting van den rugnaad een lijn wordt doorgetrokken tot B. De rug wordt langs deze lijn 1 cM. en het voorpand 2 cM. getailleerd. Teeken de vestopening naar verlangen of mode. Voor figuren met zware borst is het toepassen van een borstsegon van E tot R zeer aan te bevelen. ^^^^^Opstelling van het Vest naar de buste van de Jaequette. DERDE AFDEELING. Opstellingen van Pantalons volgens meetkundig systeem. SLOBKOUSEN. De Pantalon. Deze pantalon-methode, bewerkt voor zelfonderricht, is van eenvoudige constructie en daarom gemakkelijk in te studeeren. De opstelling is geheel naar genomen maten en de verdeelingsafstanden, welke er in voorkomen, berusten uitsluitend op de bassinwijdte. Aangezien het goede passen van de pantalon in hoofdzaak van de bassinwijdte afhangt, moet deze met de meeste zorg worden gemeten. Van groot belang is ook, de zij- en tusschenbeenlengte juist te meten, om reden een te lang bovenlijf, vooral wanneer de pantalon zonder bretels wordt gedragen tol lastige en veel tijd eischende veranderingen aanleiding kan geven. De bandwijdte moet, wanneer de pantalon met bretels wordt gedragen, ruim gemeten worden. Wanneer geen bretels worden gedragen, kan de maat strakker aangehaald worden, wat gemiddeld een verschil van ongeveer 4 a 6 cM. in omtrek is. De knie- en voetwijdte neemt men naar wensch van den cliënt of volgens de mode. De opstelling is voor alle figuren hetzelfde, uitgezonderd dat voor een corpulent figuur het achterbeen 2 a 5 cM. meer achterover wordt gesteld. Ook de buikvoorsprong wordt, zooveel als voor elke figuur noodig is, in gewone opstelling gevonden. De hoofdzaak in deze is ook weer dat de centimeter met hel maatnemen op de juiste plaats wordt aangelegd, nl. over het dikste gedeelte van het zitdeel en naar voren hoog op, over het dikste gedeelte van den buik. Het is ook goed altijd beide zijlengten te meten, omdat liet dikwijls voorkomt, dat beide beenen niet even lang zijn, wat gewoonlijk op de heup gevonden moet worden. Let met liet maatnemen ook goed op den stand van het figuur, om reden voor iemand met doorgezakte knieën liet achterbeen in liet kruis meer uitgehold moet worden en korter wordt gesneden om te veel plooien onder hel zildeel, (wat door deze houding wegzakt) te voorkomen. Daartegenover moet voor iemand met achteruitstaand zitdeel het achterbeen hooger worden gesneden, daar anders trekkingen op knie en voet onvermijdelijk zijn. Voor deze laatste figuur kan ook het achterbeen iets meer schuin gesteld worden. Wanneer men een patroon maakt, kunnen deze veranderingen het eenvoudigste behandeld worden door hel patroon ter hoogte van het zitdeel tot 5 cM. van af den zijnaad in te knippen. Men schuift dan de beide stukken uit elkaar of over elkaar, naar gelang men een lang of kort achterbeen wenscht te snijden. Aangezien een pantalon doorgaans zonder passen wordt gemaakt, moet op deze afwijkingen bijzonder worden gelet, om latere onaangenaamheden zooveel mogelijk te voorkomen. De X en O beenen zijn ter verduidelijking in teekening gebracht, zie de Figuren. De te nemen maten voor de gewone pantalon zijn de volgende (zie Figuur A A). Zoek vooral goed de heuphoogte en meet voor een pantalon zonder bretels van af A tot o cM. van af den grond punt B (zijlengte). Geef voor een pantalon, welke met bretels wordt gedragen, 2 cM. op de heup toe. Druk den centimeter in het kruis goed aan en meet van af punt E ook tot 5 cM. van den grond lol punt D (tusschenbeenlengte). Meet vervolgens boven de heup de bandwijdte (punten A—C). Deze maat moet strak gemeten worden voor een pantalon zonder bretels en ruim voor een pantalon welke niet bretels wordt gedragen. De bassinwijdte (zie de punten G—F) moet over liet dikste gedeelte van hel zitdeel en buik gemeten worden. De dijwijdte I—H is alleen noodig voor nauwsluitende pantalon. De knie- en voetwijdten K—.1 en M—L worden gemeten naar wensch van den cliënt of volgens de mode. Voor de fietspan talon worden de eerste 4 maten genomen plus de knieband wijd te onder de knie (zie Figuur B B, punten H— I). De eerste 4 maten gelden ook voor de rijpantalon, waaraan worden toegevoegd de maten B—I) op de knie, H—l onder de knie, J—K om de kuit en M—L hoven den enkel (/ie Fig. BB). Voor een gesloten rijpantalon wordt ook de maat om het dijbeen A—C gemeten. De te nemen maten voor de livreipantalon zijn hetzelfde als voor de lietspantalon, plus de maat om het dijbeen A—C. Volgorde der maten Voor gewone pantalon. Voor «ij -, Fiets- en Livrei-pantalon. Zijlengte. Zijlengte. Tusschenbeenlengte. Bandwijdte. Bassinwijdte. Dij wijdte. Op de knie. Onder de knie. Kuitwijdte. Boven den enkel. Tusschen beenwijdte. Bandwijdte. Bassinwijdte. Dijwijdte. Kniewijdte. Voetwijdte. — Fig. 61. — Stoflegging. Fig. 6! geef te zien hoe de stof gelegd moet worden voor het snijden van een pantalon. De maten, noodig voor deze teekening zijn zijlengle 108 ci\I. tusschenbeenlengte 82 cM. en hassinwijdte 108 eM. De pantalon wordt gewoonlijk direct op de stof geteekend en daarom moet er met de opstelling voor gezorgd worden, dat de streep recht midden op het voorheen valt. Om dit te hereiken, handelt men volgens deze toelichting. Op de tafel ongeveer ö cM. van den kant wordt een rechte lijn getrokken. Men kan dit doen met een scherp voorwerp, om reden deze lijn dan van blij venden aard is, zie de punten A—B. De stof moet ter hoogte van de tusschenbeenlengte tegen deze lijn aangelegd worden, punt D. Meet nu de zijlengle 108 cM. voor deze teekening en plaats de slof op deze lengte o a 4 cM. binnen de lijn A—B, punt N. Deze afstand is iets meer of minder naar den maatomvang van de te snijden pantalon. Na deze behandeling zal de stof aan punt A 1 a I Va cM. over de lijn heengaan en daarom moet van D tot A de lafellijn op de slof worden doorgetrokken. Het uitgangspunt voor de te geven verdeelingsmaten is nu de tafellijn A—B b. v. Van A tot C en van B tot F is V* van de bassinwijdte. Trek van C tot F een rechte lijn. Van F tot K is % = 9 cM. van de halve bassinwijdte. Punt J is de helft van D—I. Trek van af K een lijn door punt J tot aan den bovenkant van het voorbeen. Van K tot L is altijd 2 cM. Verschuif de liniaal nu van K tot L en laat deze boven aan het voorbeen op dezelfde plaats liggen, zie de iijn L—O. De lijn L—O komt na deze behandeling juist langs de streep. Door den bewerker moet in deze lijn steken worden geslagen, om met het in-model-zetten de helft aan te kunnen geven. Of de zijnaden al of niet op elkaar komen, doet niets ter zaken, deze lijn is de juiste plooi lijn. — Fig. 62. — Opstelling van het voorbeen. Maten. Zijlengle 100 e>l Tusschenbeenlengte . 78 Bandwijdte .... 88 99 99 Bassinwijdte . . .104 cM Kniewijdte .... 46 Voetwijdte .... 40 99 59 Opstelling. Trek een winkelhaak A—B en A—C. A—B is de zijlengte 100 cM. De tusschenbeenlengte 78 cM. wordt gevonden door terug te meten van B tot D. Verminder de tusschenbeenlengte 78 met 10 = 08 en de helft van deze 08 cM. is de kniehoogte te meten van af D tot E 54 cM Van A tol C is V* van de bassinwijdte 20 cM. Van B tot F is dezelfde afstand. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van C naar F. Van D naar G. Van E naar H en van B naar F. Van F tot K is 7o van de bassinwijdte 8'/a cM. De afstand K—L en L—U is beide '2 cM. Van L tot M is voor dit nauwe model 10 cM. Voor nog nauwere modellen is deze afstand kleiner en voor wijdere modellen wordt deze afstand grooter naar evenredigheid. J is de helft van D—I. Van af K een lijn trekken door J naar N. Vervolgens de liniaal op N laten liggen en aan den onderkant ver¬ schuiven van K tot L en van L uit weer een lijn trekken tot O. Op deze lijn wordt de plooi ingeperst en moet dus, wanneer het een gestreepte pantalon is, juist op de streep uitkomen. (Zie de behandeling hiervan op Fig. 61). De afstand G—I is de helft van I—J. G—P is I Va cM. ï—S is Ve van de bassinwijdte 8 Va cM. Q is de helft van I—S. S—B is 1 cM. De afstand C —T is V4 van de bandwijdle. Teeken van af T de ronding van de heup lot D en vervolgens door V tot M. Van V tot H is de halve kniewijdte plus 1 cM. voor naden dus 24 cM. Wanneer de pantalon zonder bretels wordt gedragen, moet van hel voorbeen van C—W o cM. afgestoken worden. Wordt de pantalon met bretels gedragen, dan blijft de bovenkant van hel voorbeen de lijn C—T. Zie de teekening langs deze bekomen punlen op Fig. 60. DE COUPEUR. c OJ -M <3J -C c eö > ÖC c 'ÖJ cfl O. o c 4» C 3 O. c ÖJD G C O o naar binnen staan. Het gevolg biervan is dat de punten C en 1) naar buiten verplaatst worden. De afstand A.—C wordt daardoor korter en de schuine plooien, welke er zonder deze verandering in zouden komen, worden nu weggenomen. De- oo handel het achterbeen (Fig. 74) op dezelfde wijze. Fig. 74. Binnenwaarts. Fig. 75 en 76. Naar buitenstaand voor- en achterbeen. De naar buitenstaande of O-beenen worden tegenovergesteld behandeld. Knip op de kniehoogte het patroon van A tot ft in en schuif beide stukken 2 of 5 cM. uit elkaar, ook naar gelang de wijdte van de 0, waardoor de punten D en C naar binnen worden verplaatst. De zijnaad wordt na deze behandeling langer, terwijl de tusschenbeennaad op dezelfde lengte blijft. De pantalon zal na deze verandering zonder plooien om de beenen vallen. Behandel het achterbeen op dezelfde wijze. 13 - Fig. 77. - Kleine Slobkous. Maten voor al deze modellen. Omtrek wreef en hiel 42 eM. Wreef hoog te . . . 24 „ Lengte 20 ,, Hoogte 20 eM Enkelwijdte. . . . 50 „ Kuitwijdte .... 42 „ Opstelling. Trek een een vierkant A—15 en G—D. Van A tot C en van A tol 15 is de helft van de wreef en hielomtrek 21 eM. Verdeel dit vierkant in vier gelijke vakken, zie de punten G—11 en E—F. Van 1) tot 1 is de helft van 11—1). Dit is de gebruikelijke lengte voor deze modellen. Van I tot J is de helft van I)—F. Van af B 3/4 eM. naar binnen gaan voor de ronding van den hak. Van daar uit moet de wreef en hielomtrek gemeten worden tol punt K 21 eM. Punt L is Va van H—D. De wreefhoogte wordt gemeten van af L tot K 12 eM. Van A tot P is 2 eM. Van P tot R is de halve enkelwijdte 15 eM. Teeken de Slobkous volgens bekomen punten als het Figuur. De Figuren 1A en 1B geven den buitenkant van de Slobkous te zien, doorgesneden op de lijn G—H. Aan Figuur 1B moet van A tot B 5 eM. aangesneden worden voor het plaatsen van de knoopen. De souspieds worden op punt L geplaatst 5 eM. van af de sluiting, zie Fig. 1A. - Fig. 78. - Livrei-Slobkous. De opstelling voor deze Slobkous is beneden den enkel heizelfde als Figuur 77. De lengte van IJ tot M is 442 cM. Trek van R tot Q een rechte lijn en van Q uit de gemeten wijdte geven lot N 17 cM. Van Q tot S en van R tot T is dezelfde afstand als Q—U en R—G. De sluiting van deze Slobkous moet in overeenstemming zijn met den zijnaad van de pantalon. - Fig. 79. - Slobkous voor de jacht. De opstelling van deze slobkous is ook onder den enkel hetzelfde als Figuur 77. De lengte van C tot M is 2 maal den afstand C—F. Van M tot Q is '2 cM. Van Q tot N is de halve kuitwijdte, l21 cM. De lengte tot over de kuit is van N tot 0 5 cM. Teeken de omtrekken naar bekomen punten als het Figuur. — Fig. 80. — Beenstukken voor ruiters. De beenstukken zijn 55 a 40 cM. lang. Langs de lijn A—R is dil model hetzelfde als de livrei-slobkous. \an A tot C is de helft van de wijdte onder de knie. Van B (ot D is dezelfde afstand. Van D tot E is 5 cM. De afstand van 1) tot G en van C tot F is 5 cM. en van II lot F is 4 cM. Toeken de omtrekken langs deze bekomen punten als hel Figuur. VIERDE AFDEELING. Opstellingen van de meest voorkomende Livreien. - Fig. 81. - Gr oom. Bovenwijdte. . . . 80 cM Onderwijdte. . . . 70 „ Bugbreedle. . . . 10 „ I lidswijdte .... 58 „ Maten. Korte taillelengte . . 50 cM Lange taillelengte. . 40 ,, Gehcele lengte. . . 50 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A tot A l is 1/« = 01/2 cM. Van A tot I) is '/4 + l/o = 10l/2 cM. Van A lol C is de halve bovenwijdte min 2 = 58 cM. E is de helft van I)—C (voor de armwijdte) en F is de helft van C—E (halspunt). De afstand F—G is = 0V2 cM. Van G een lijn trekken tol waardoor punt 11 wordt aangegeven. Van A lot I is de helft van de halve bovenwijdte 20 cM. (rughoogte). Van A lot J is 50 cM. (korte taille) en van A lol K is 40 cM. (lange taille). Van K lol B is V5 = 8 cM. De hekomen punten doortrekken als volgt: Van II naar L. Van D naar M. Van E naar IN. Van F naar O en van C naar P. Van I naar Q. Van J naar B. Van K naar S. Van B naar U en van V naar D. De lijn II—0 dient voor de schouderhoogte van den rug en de lijn A—N 0111 de carrurehreedte aan Ie geven. B—BI is 2 cM. en wordt doorgetrokken naar A. Teeken de omtrekken van den rug. Tusschen rug en zijpand van boven lVa, in de taille 5 en op de lengte 1 cM. uitnemen. T is de helfl van A—I en W is de helft van T—I. Van W uit een lijn trekken door N lol U I. Plaats den winkelhaak op II 1 en V3 van N—M, waarna men de breedte van het zijstuk op de lange taille bekomt, punt 0. De lijn W—IN geeft de boogie van het zijstuk aan. Teeken de omtrekken als het Figuur. Tusschen zij- en voorpand in de taille 5 cM. en op de lengte 2 cM. uitnemen. De lijn T—C dient om de schouderhoogte van hel voorpand aan te geven. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan de schouderlengle van het voorpand van af 1 cM. boven punt F lot X. De halsdiepte van C tot Z is % is 5 cM. De juisle halsholling is de lijn Y—Z. De halswiidte is van af G langs de halsholling tol Z Z 19 cM. De halve borstwijdte is van II tot Q 40 + 0=40 cM. en de onderwijdte van J1 lol B 40+ 7 = 47 cM. Van af de halve borstlijn wordt voor den knoopsgatenkant 2 cM. en voor den knoopenkant 4 cM. toegegeven. De cirkel F—2 en F—5 geeft de lengte van hel voorpand aan. De lengte van voorpand en zijstuk is op de heup 2 cM. boven de lijn B—U en den rug van af Bil cM. verlengen. De middenrij knoopen worden op de halve borstlijn geplaatst, ongeveer 5 cM. van elkaar. — Fig. 82. — Korte Koetsiersjas met één ry knoopen. Maten. Bovenwijdte. . . . 00 cM. Onderwijdtc. 00 ,, Rugbreedte. . . . 10 ,, Korte taillelengte . . 44 cM Lange taillelenge . . 48 „ Geheele lengte. . .100 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A tol A 1 is Vc = 8 cM. Van A tot D is 1U + Vc = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is 48 — 2 = 46 eM. E is de helft van I)—C (voor de armwijdte). F is de helft van F—C (halspont). Van A tot 1 is Va = 24 cM. (rughoogte). Van A tot J is 44 cM. (korte taille). Van A lot K is 48 cM. (lange taille). Van A tot B is 100 cM. (geheele lengte). Van F lot G is dezelfde afstand als A—Al, dus V« = 8 cM. Trek van G tot A een lijn, waardoor punt H wordt aangegeven. De bekomen punten doortrekken als volgt. (Alle haaksche lijnen). Van H door L tot L L. Van D tol M. Van E tot N. Van F tol 0 en van C tot P. Van I tol Q. Van J tot R. Van K tot S en van B tot L L. Van K tot V is 2 cM. en van daar uit een lijn trekken lot A. Van af deze lijn wordt de boven- en onderwijdte gemeten. De lijn II—0 geeft de schouderhoogte van den rug aan en de lijn A—N de carrurebreed te. Trek nu nog de lijn V—I) en teeken de omtrekken van den rug als hel figuur. T is de helft van A—I. W is de helft van T—I. Tusschen zijstuk en rug van boven 2, op de armsgatlijn 1, op de korte taille 5 en op de lange taille 2 cM. uil nemen. Van W een lijn trekken door N tol punt 4. Deze lijn geeft de hoogte van het zijstuk aan. De bovenbreedte van het zijstuk is Va van N—M, punt 5. Plaats den winkelhaak op de punten 4 en 5 en geef de onderbreedte van het zijstuk aan, punt 0. Teeken de omtrekken van het zijstuk als het Figuur, aan den achterkant van af de lange taille 1 cM. verlengen en den zijnaad 1 Va cM. tailleeren. De lijn T—C geeft de schouderhoogte van het voorpand aan. Meet de schouderlen^te van den ru eM. en op de lange taille *2 eM. uitnemen. De bovenbreedte van hel zijstuk is V3 van M—N, punt 5. T is de helft van A—I en W is de helft van T—I. Van W door N lol punt 4 een lijn trekken welke de hoogte van het zijstuk aan¬ geeft. Plaats den winkelhaak op punt 4 en 5 en geef de breedte van het zijstuk aan, punt 0. Teeken de omtrekken van het zijstuk als het Figuur, aan den achterkant van af de lange taille 1 eM. verlengen en den zijnaad 1 cM. tailleeren. De lijn T—G geeft de schouderhoogte van het voorpand aan. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af 1 cM. boven punt F lot X. De halsdieple is % = 0 cM. van af G. De kruislijnen V—G en Z—Z Z geven de juiste halsholling aan. De halve borstwijdte is van af 1 1 tol Q 48 + 4 = 52 cM. Plaats den winkelhaak op punt 4 en de halve borstwijdte, waarna men de onderwijdte kan aangeven, punt S. De spiegel breed te is 4 cM., punt PP. Teeken de borstlijn langs de bekomen punten, alsook halsgat, schouder en armsgat. De zijnaad een weinig tailleeren tot aan de lengte, 1 Va cM. binnen punt 0. liet voorpand van af S 5 cM. en van af N N 1 Va cM. verlengen. De winkelhaak 4—N—0 geeft de plaats voor de taillesecon aan en de lijn 0—PI1 de richting. De revers. Trek een rechte lijn langs de ronding van de borstbreedte, A A—B B. Deze lijn van af O tot AA een weinig afsteken. Van AA tot G C is 4 cM. Van C G tol D D is 5 cM. Trek een lijn van D D door F F tot E E. De reversbreedte is van FF tot GG 4 cM. en van E E tot K K o cM. Teeken den voorkant volgens bekomen punten als het Figuur. Deze rok wordt niet gesloten. De om va Hing is 420 a "25 cM. lang en er worden drie knoopsgaten onder den revers gemaakt, De schoot. De afstand N N—IJ is 5 cM. Plaats den gi winkelhaak op U en 0 O en geef de onderwijd Ie van den sehoot aan, punt II II. Ter hoogte van de bassinwijdte op ongeveer V3 van af 0 0 l2 cM. ronding geven en van daar uit 4 cM. plooi. Teeken den bovenkant van den schoot 1 cM. onder het zijstuk, langs het voorpand tol de lijn U—NN en van daar uit 1 V, cM. afsteken. De breedte van het smalle gedeelte van den school is van voren 5 cM. en aan den achterkant O cM. De lengte tol 11 is !/s = 10 cM. De onderbreedte is ook '/s = 10 cM. Trek een lijn 1 I—J ,1 en rond deze I 'h cM. af. De uilgeschulpte klep op den schoot is 10 cM. lang en aan de punten 7 cM. breed. De plaatsing is 5 < naad en 8 cM. van af < zM. van af den schootlen voorkant van den schoot. Op eiken schoot worden 0 knoopen geplaatst, o op de kleppen en 3 langs de plooi. Fig. 85. Livrei-Rok. De opstelling van dezen rok is, uitgezonderd voorkant en kraag, hetzelfde als van den gewonen dienstrok. De bovenwijdte op de lijn II—Q is 48+6=54 cM. De winkelhaak welke geplaatst wordt op punt A en de halve borstlijn, geeft de onderwijdte aan. De afstand Z—Q I is 4 cM. Deze modellen worden geheel los gedragen of met één baak en oog gesloten op het midden van de borst, punt Q. De staande kraag loopt in dezelfde richting a4s de voorkant door en is 5 cM. breed. De afstand N N—U is 5 cM., waarna de schoot op de gewone manier wordt opgesteld. De afstand A A—B B is V3= 10 cM. Teeken aan den voorkant van voorpand en schoot den ronden vorm, zooals het Figuur aangeefl. De kleppen op den schoot zijn uilgeschulpl. De knoopen worden half onder de punten van de kleppen geplaatst, zoo ook de knoopen welke langs de plooi gezel worden, komen half te voorschijn. Hel galon is gemiddeld 2 a 5 cM. breed. — Fig. 86. — Gegalonneerde Livrei-Rok. Fig. 80. Gegalonneerde Livrei-Rok. Het doel van deze teekening is in hoofdzaak het juiste model aan te geven. De garneering is voor elke familie welke livrei houdt, verschillend, hetzij in kleuren, plaatsen van tressen, het plaatsen der garneering, enz., wat te veel ruimte in beslag zou nemen om dat alles in teekening te brengen en waarom wij ons bepalen tot deze meest voorkomende galonneering. - Fig. 87. - Livrei-Vest. Het bij dezen rok behoorende vest is op dezelfde wijze gegarneerd. De opening is cM. De wijdte op de armsgatlijn is 48 -M = 52 cM. van II tot Q. De onderwijdte van J 1 lot Q is diezelfde afstand. De kanten van dit vest komen tegen elkaar aan G en worden met gulpsluiting gesloten. Aan het rechterpand wordt een reep stof ondergeschoven, welke 5 cM. voorstaat voor het plaatsen der knoopen. De zakklepjes zijn uitgeschulpt en ook gegarneerd. De opstelling is verder als het gewone vest. Fig. 87. Livrei-Vest. 20 — Fig. 88. — Kellner Colbert. Maten Bovenwijdte. ... 00 cM. Onderwijdte. ... 1)0 ,, Bugbreedle. . . . 19 ,, Korte taillelengte . . 44 cM Lange taillelengte 48 „ Gelieele lengte. . . 08 „ Trek een winkelhaak A —B en A—C. Van A tot Al is 1/6 = 8 cM. Van A tot D is llt + l/G = 20 eM. (rugbreedte). E is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). Van F tot G is % = 8 cM. De lijn G—A geeft punt II aan. Van A tot I is Va =24 cM. (rughoogte). Van A tot J is \\ cM. (korte taille). Van A lot K is 48 cM. (lange taille). Van A tol B is 08 cM. (gelieele lengte). Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan, punt V en van daar uil een lijn trekken lot A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte gemeten. Van B lot B I is ook 2 eM. De lijn H—0 geeft de schouderhoogte van den rug aan en de lijn A—N de carrurebreedte. De rugbreedte op de taille verkrijgt men door een lijn te trekken van II tot l I. Van af U den rug I V2 cM. verbreeden en van af BI den rug 1 cM. verlengen. Trek nu nog de lijn V— D en teeken de omtrekken van den rug als het Figuur. Tusschen rug en zijstuk uitnemen, op de lijn A—N 2 cM., op de armsgallijn I cM., op de korte en op de lange taillelijn 5 cM. en op de lengte I cM. Punt 5 is V3 van N—M. T is de helft van A—I. W is de helft van T—I. Van W uil een lijn trekken door N tot punt 4. Plaats den winkelhaak op de punten 4 en 5 en geef de breedte van bet zijstuk op de korte taille aan, punt 0. De haaksche lijn van af punt 0 geeft de onderbreedte van het zijstuk aan en de lijn W—N de hoogte. De lengle van den zijnaad is 2 cl\I. boven de lijn B—U. Teeken de omtrekken van het zijstuk als het Figuur. De lijn T—C geeft de schouderhoogte van het voorpand aan. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengle aan den schouder van het voorpand van af I cM. boven punt F tot X. De halsdieple is '/« = 0 cM. De kruislijn C—Y en Z—ZZ geeft de juiste halsholling aan tot Z. Van af Z tot Z 1 ongeveer '2 a o cM. afsteken. Tusschen voorpand en zijstuk van af punt 0 den zijnaad 2 cM. tailleeren. De bovenwijdte van I I tot Q is 48+ 10 = 58 cM. Plaats den winkelhaak op punt 4 en de borstlijn, richting Q, en trek een lijn door tot punt U, waardoor de onderwijdte wordt aangegeven, punten B en S. Van U lol U U is 0 cM. Teeken de omlrekken van hel voorpand volgens bekomen punten zooals het Figuur. De breuklijn is 5 cM. van af punt Z en doortrekken tot aan de korte taillelijn, punt B. De seconuitsnijding aan den hals is 2 cM., wordt langs de breuk geplaatst en eindigt in een dwarssecon. Door het plaatsen van deze Opstelling. secon heeft men altijd voldoende stofruimte op de borst en behoeft de breuk niet ingewerkt te worden. Knoopsgaten worden in deze modellen niet gemaakt. Alleen een gat of trens op den revers om een nummerplaat aan te hangen. De zakken worden schuin naar voren afgestikt, om - het uitvallen van geld te voorkomen. Fig. 88. Kellner Colbert, VIJFDE AFDEELING. Opstellingen van Rij-, Jacht- en Automobielenkleeding. JONGEHEERENKLEEDING. t - Fig. 89. - Rij-Jaequette. De opstelling van deze Rij-Jaequette is in hoofdzaak hetzelfde als Figuur 5. De reverslengte is middelmatig en de slniting is met 4 knoopsgaten, waarvan de onderste in den sehootnaad wordt gemaakt. De 2 huitenborstzakken zijn opgestikl, met klep en knoopsluiling. De voorkant is weinig afgestoken. De schoot is klok vorm ig en voorzien van rechte zakken. Sehootopstelling. De afstand N N—U is 8 cM. Pla als den winkelhaak op de punten U en U U, waardoor de wijdte van den schoot wordt aangegeven, punt AA. Ier hoogte van de hassinwijdle 2 cM. ronding geven en 4 cM. aansnijden voor plooi. B 13 is de helft van den afstand N N—U. Teeken den bovenkant van den schoot van af U l een weinig hollend door punt 13 13 tot aan den voorkant, punt I en een haaksche lijn van 13 tot punt *2. Om het juiste schootmodel aan den voorkant aan te geven, plaatst men den winkelhaak op de punten 4—7—I, waarna een lijn wordt doorgetrokken tot punt 2. Aan deze lijn moet o cM. ronding gegeven worden. De onderkant wordt 4 cM. verlengd van af de lijn 13—2 en ook rond bijgeteekend. De mouwen worden gemaakt met open split en 5 knoopsgaten. De kanten en alle naden, ook het inzetten van de mouwen worden voor dit model '2 maal breed gestikt. Fig. 89. Rij-Jacquette. — Fig. 90. — Rij-Colbert. Do opstelling van deze Colhert komt in hoofdzaak overeen met Figuur 10. De reversopening is middelmatig met half opgesneden punlen. De "2 huilcnborstzakken worden huilen opgeslikt inel klep en knoopsluiting. De lengle van het split in den middenrugnaad is 6 cM. onder de lange taille. Nel model van den voorkant wordt aangegeven door den winkelhaak te plaalsen op de punten 4—7—I, waarna een lijn wordt doorgei rokken tot punt 2. Van af de doorgei rokken lijn li—1 moet het voorpand \ cM. verlengd en rond hijgeteekend worden, alsook de voorkant van punt I tot punt *2. Om voldoenden klokvorm langs den gehcelcn onderkant le verkrijgen, wordt de taillesecon ingesneden zooals de teekening aangeeft. De 2 cM. stof welke aan het einde van den zakingang wordt uitgenomen, geeft te veel slofhreedte onder de klep, wat door een seeon onder de klep weer wordt verwijderd. Deze seeon moet goed worden uitgenaaid om hlazen te voorkomen en wordt door de klep groolendeels gedekt. De zijzakken kunnen ook opgeslikt worden evenals de borstzak, waardoor deze seeon geheel onzichtbaar wordt ■» O gemaakt. De kanten en alle naden, ook hel inzetten van de mouwen, worden voor dit model '2 maal breed gestikt. De mouwen worden gemaakt met vaste opslagen en lang open split, waarin '2 knoopsgaten boven en 2 knoopsgaten onder het opslag gemaakt worden. Fig. 90. Rij-Colbert. 21 — Fig. 91. — Jaeht-Colbert met losse stolpplooien. Maten. Bovenwijdte. ... 96 cM. Onderwijdte. ... 90 „ R ng breed te. . . . 19,, Korte taillelengte . . 44 cM. Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . . 80 „ Opstelling. Wanneer dit jachtmodel gesneden moet worden, begint men met een gewone Colbertopstelling (zie Figuur 9), doch volgens de genomen maten. De rug. Wanneer dit patroon gesneden is, ondergaat het een gedaanteverwisseling, wat direct op de stof geteekend kan worden. De afstand V—B B is % van V—W. Trek van BB tot AA een haaksche lijn en snijdt den rug op deze lijn door. Het bovenste gedeelte of vlakke stuk blijft in den zelfden vorm. In het onderste gedeelte komen 2 losse stolpplooien, één op eiken halven rug en 6 cM. breed. De 12 cM. stof daarvoor noodig moet aan den middenrugnaad worden aangesneden. Het voorpand. Van N tot C C is 4 cM. en doortrekken tot D D. Ook van het voorpand blijft het vlakke stuk in denzelfden vorm. Op elk voorpand komen 2 losse stolpplooien, ieder 4 cM. breed. De lijnen F—O en C—P geven de ligging van deze plooien aan. De 16 cM. stof voor beide plooien noodig, moet aan den voorkant aangesneden worden. Van af A A—B B en C C—D D moet vol¬ doende inleg worden aangesneden om met het opstikken niets van de armsgatdiepte en rughoogte te verliezen. De borstzakken worden zoo breed mogelijk gemaakt, ongeveer 16 a 18 cM., met klep en knoopsluiling. De diepte is tot aan de korte taille. De losse stolpplooien geven voldoende stofruimte, om de jas, wanneer de zakken gevuld zijn, toch nog te kunnen sluiten. Voor het plaatsen der zijzakken trekt men van af de helft van N—N 1 een haaksche lijn lot op ongeveer 40 cM. van uit het armsgat. De ingang is in schuine richting tot aan de plooien en 20 cM. breed, met klep en knoopsluiting. Deze zakken worden zoo breed en diep mogelijk gemaakt voor voldoende berging. De plooien worden door een ceintuur in de taille vastgehouden. Zorg er voor de ceintuur lang genoeg te maken, want met gevulde zakken moet ze toch nog gesloten kunnen worden. De breedte van de ceintuur is 6 cM. Het model is volgens deze teekening met kraag en revers, doch wordt ook gedragen met ronden kraag tot aan den hals gesloten. Op de schouders zijn lederen schouderstukken gestikt om slijten van de stof te voorkomen, om reden de tasch en het geweer aan een riem over de schouders gedragen worden. * Fig. 91. Jacht-Colbert met losse stolpplooien. Fig. 92. - Colbert met twee rijen knoopen voor motorfietser. Maten. Bovenwijdte. ... DG cM. Onderwijdte. ... 00 „ Rugbreedte. . . . 19 „ Taillelengte. ... 48 cM Geheele lengte. . . 80 „ Halswijdte .... 46 „ Omschrijving. Dit Colbert-model met twee rijen knoopen en tol aan den hals gesloten kraag wordl door motorfietsers veel gedragen. Het materiaal is leder, gevoerd mei llanel. De rug is zonder naad, iets wijder dan een gewoon Colbert en wordt in de taille, met een ceintuur over de breedte van den rug, o * meer ol minder sluitend gemaakt. Het aantal knoopen is 5 aan eiken kant. De overslag is 16 cM. breed. Onder de knoopenrij wordt eene 5 cM. breede reep leder gestikt, waarop de knoopen worden geplaatst ongeveer 14 cM. op den kant. De ulsterzakken op de borst zijn voor dit model zeer practiseh. De ingang mag niet Ie klein zijn, ongeveer 16 cM., en met knoopsluiling. De opstelling is in hoofdzaak hetzelfde als de gewone Colbert-opstelling en we behoeven hier¬ voor niet in herhaling te treden. De afwijkingen daarvan zijn als volgt: De rugbreedte op de lengte M —B is '20 cM. De voorpand wijd te is V5 van deze rugbreedte, punt l. De halve borslbreedte van 11 lot Q is 48 + 7 = 55 cM. De onderwijdte van J1 lot B is 48 + 8 = 56 cM. De halswijdte is van af G lot V '25 cM. Hel halspunt wordt door de lijn N—Z Z I cM. naar voren verplaatst. De uilsnijding van de borstseeon is van boven (zie de punten V—W) 5 cM. en loopt lot Q in de halve borst lijn uit. Van Q tot Q 1 en van B tot B 1 is 9 cM. Het voorpand 5 cM. verlengen van af Bi. De mouwen worden met lummelsluiting 1 1 gemaakt, waardoor deze strak om den pols aangehaald kunnen worden om indringen van wind en regen te voorkomen. Fig. 92. Colbert met twee rijen knoopen voor motorfietser. — Fig. 93. — Overjas voor automobielisten. Maten. Bovenwijdte. ... 96 cM Onderwijdte. ... 90 „ Bugbreedte. . . . 19 „ Lange taillelengte. . 48 cM. Geheele lengte. . . 120 „ Halswijdte .... 48 „ Opstelling. Dit model overjas is zeer wijd en moet over de demi-saison gedragen kunnen worden. Men neemt dus de gewone maat over het vesl en slell dan liet patroon "2 maten grooter op. B.v. wanneer de genomen maat, over het vest gemeten, 92 cM. aangeeft, wordt dit model opgesteld naar een bovenwijdte van 100 cM. Trek een winkelhaak van A—B en A—C. Van A tot A I is 1/6 = 8 cM. Van A tot I) is V4 + V6 = '20 cM. Van A tot C is de halve bovenwijdte min 2 = 46 cM. E is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C. Van F lot G is dezelfde afstand als A 1—A, 8 cM. Trek een lijn van G tot A om punt H te bekomen. -Van A tot I is V2 = 24 cM. (rughoogte). Van A tot J is 44 cM. (korte taille). Van A lot K is 48 cM. (lange taille). Van A tot B is 120 cM. (geheele lengte). De bekomen punten doortrekken als volgt: Van D tot M. Van E tot N. Van F tot O en van C tot P. Van 1 lot Q. Van J tot B. Van K lot S en B lol B 1. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan en van daar uit een lijn Irekken lol A. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdte gemeten. T is de helft van A—I. M 1 is de helft van M—N. De lijn H—0 geeft de schouderhoogte van den rug aan en de lijn T—M 1 de carrurebreedte. N 1 is de helft van M 1—U. De rugbreedte op de lengte B—B 2 is % = 32 cM. Teeken den rug volgens bekomen punten. De zijnaad van N 1 tot B 2 is geheel recht. De lijn T—C geeft de schouderhoogte van het voorpand aan. Trek een lijn van af N door Z tot 1 cM. boven de lijn A—C (halspunt). Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af het halspunt tot X. Tusschen voorpand en rug op de armsgatlijn 1 cM. uitnemen. De voorpandbreedte, punt V, is V3 van de rugbreedte B 2—B. De zijnaad van het voorpand is ook geheel recht. De halsdiepte is V8 = 6 cM. van af punt C. De kruislijnen C—Y en Z—Z Z geven de juiste halsholling aan. De halswijdte is van af G tot G 1 volgens genomen maat 24 cM. De halve borstwijdte is van af I 1 tot Q 48 + 7 = 55 cM. De onderwijdte van af J I tot B is 2 cM. meer dus 48 + 9 = 57 cM. Deze 2 cM. meer wijdte in de taille geeft, door doortrekking van de halve borstlijn G1—Q—R—S—BI, aan den onderkant de noodige wijdte. Het voorpand 4 cM. verlengen van af BI. De afstand Q tot Q I en R tot R I is 10 cM., alsook van BI tot VI. De uitsnijding van de borstsecon is van G 1 tot W o cM. en loopt tot Q in de halve borstlijn uit. Van W tot W1 is ook 10 cM. Teeken de omtrekken van liet voorpand volgens bekomen punten. In het midden van den rug wordt van boven tot onder een losse stolpplooi gelegd, welke in de taille wordt saamgehouden door een ceintuur over de breedte van den rug. In de zijnaden zijn ook losse stolpplooien, ongeveer 60 cM. lang. De stofaansnijding voor de plooi in den middenrug is 10 cM. van A tot A 2. Voor de plooien in de zijnaden wordt aan voorpand en rug 6 cM. stof aangesneden. Plaats de zakken volgens de mouwlengte. De knoopen worden 15 cM. op den kant geplaatst. De mouwen kunnen strak om de polsen gesloten worden met den daarop geplaatsten lummel, om indringen van wind te voorkomen. Fig. 93. Overjas voor automobielisten. — Fig. 94. — Gewoon rond Jongeheeren Colbert. Maten. Bovenwijdte. ... 80 cM. Onderwijdte. . . . 70 „ Rugbreedte. . . . 16 ,, Korte taillelengte . . 56 cM Lange taillelengte. . 40 „ Geheele lengte... 64 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A lot A I is l,G = 6Va cM. Van A tot D is lU H~ Ve= 16V2 cM. (rugbreedte). Van A tot C is de halve bovenwijdte min 2 = 58 cM. E is de helft van 1)—C (voor de arinwijdte). F is de helft van E -C (halspunt). De afstand F—G is hetzelfde als A—Al. Van A tot I is de helft van de halve bovenwijdte, *20 cM. (rughoogte). Van A lot J is de korte taille 56 cM. Van A tot K is de lange taille 40 cM. Van A tot B is de geheele lengte 64 cM. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van D tot M. Van E lol N. Van F tot 0 en van C lot P. Van I tot Q. Van .1 lot R. Van K tot S en van B tot B 1. Van B tot W en van K tot V is 2 cM. en doortrekken tot A. Van af deze lijn wordt de boven- en onderwijdte en de rugbreedte gemeten. T is de helft van A—I. De lijn H— 0 geeft de schouderhoogte van den rug aan en de lijn T—N de carrurebreedte. De rugbreedte op de korte taille en op de lengte is V3 = I o cM. Teeken de omtrekken van den rug als het Figuur. Tusschen rug en voorpand op de lijn T—N c2 cM. uitnemen, punt NI. Teeken den zijnaad van af NI en 1 % cM. binnen de lijn D—M. Vervolgens door de kruislijnen op de korte taille tot punt U. Punt U is V« van M—B. De lijn T —C geeft de schouderhoogte van het voorpand aan. Meel de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af 1 cM. boven punt F tot X. De halsdiepte is Vb == 5 cM. van af C. De kruislijnen Y—C en Z—Z Z geven de juiste halsholling aan. De halve borst breedte van I 1 tot Q is 40 + 6 = 40 cM. Van J \ lot li is dezelfde afstand. Van Q tot Q 1 en van B tot B 1 is 4 cM. De afstand B2 tot B5 is 8 a 10 cM. Van af BI het voorpand '2 cM. verlengen. Teeken de omtrekken van het voorpand als het Figuur. De borstzak staat op de lijn N—Q en 4 cM. van af N. De zijzakken staan 2/3 = '26 cM. van af de armsgat lijn en V6 = 6 Va cM. van af de lijn D— M. De taillesecon is aan den achterkant 1 cM. getailleerd. De knoopen worden 4 cM. op den kant geplaatst. De sccon onder den kraag in de richting van de breuk bevordert het goede aansluiten. De kraag wordt in het halsgat opgesteld. Fig. 94. Gewoon rond Jongeheeren Colbert. 22 — Fig. 95. — Model „Cheltenhaim". Jongeheeren Colbert met één knoop aan den hals gesloten. Maten. Bovenwijdte. ... 80 cM. Onderwijdte. . . . 76 „ Rugbreedte. . . . 16 „ Avancement. . 25 „ Korte taillelengte . . 56 cM Lange taillelengte. . 40 „ Geheele lengte. . 64 „ Halswijdte . . . . 58 „ Opstelling. De opstelling van deze Jongeheeren Colbert is betzelfde als Figuur 94. Het model van voorkant en kraag is van anderen vorm en wordt veel gedragen. De halswijdte is van af G tol G1 19 cM. Van af G 1 voor den knoopsgatenkant 2 cM. en voor den knoopenkant 4 cM. aansnijden. De afstand I ! tot Q is 40 + 6 = 46 cM. en van J I tol R dezelfde afstand. Teeken de halve borstlijn van G1 tot BI. Van BI tot B2 is V4 = 10 cM. Teeken den voorkant van het linkerpand van af 2 cM. buiten G1 en I cM. buiten Q. Vervolgens 1 cM. binnen punt R en 2 cM. binnen punl S tot B 2 en 1V2 cM. onder de lijn B—B I tot punt U. Teeken liet rechtervoorpand van af 4 cM. buiten punt Gf en 5 cM. buiten Q, door de punten R en S en 1 cM. buiten punt R2 tot aan den onderkant. Plaats een secon in de taille en de zijzakken 2/3 = 26 cM. van af de armsgaldiepte en I/« = 6I/2 cM. van af de lijn D-M. Wanneer een secon in de taille wordt geplaatst, moet tusschen voorpand en rug op de lijn T—N I cM. uitgenomen worden. Wanneer bet Colbert zonder taillesecon wordt gemaakt, kan daar 2 a 2V2 cM. stof verwijderd worden. De mouwen zijn voor dit model gewoon, met gestikte opslagen en 5 knoopjes. Fig. 95. Model „Cheltenhaiin". Jongeheeren Colbert met één knoop aan den hals gesloten. - Fig. 96. - Model „Norfolk". Jongeheeren Colbert met opgestikte plooien, ceintuur en vlak bovenstuk. Maten. Bovenwijdte. ... 80 cM. Onderwijdte. ... 76 „ Rugbreedte. . . . 16 „ Avancement. ... 25 „ Korte taillelengte . . 56 cM Lange taillelengte. . 40 „ Geheele lengte. . . 64 „ Halswijdte .... 38 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—B en A—B. Van A tot A 1 is V. = 61/* cM. Van A tot 1) is Ve + 1U — 16Va cM. (rugbreedte). Van A tot C is de halve bovenwijdte 40-2 = 38 cM. E is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). Van A tot I is l/2 — 20 cM. (rughoogte). Van A tot J is 56 cM. (korte taille). Van A tot K is 40 cM. (lange taille). Van A tot B is 64 cM. (geheele lengte). Van F tot G is dezelfde afstand als A—A I dus 6Vi cM. Trek van G een lijn tot A om punt H te bekomen. Trek de bekomen punten door als volgt: Van D tot M. Van E tot N. Van F tot O en van C tot P. Van I tot Q. Van J tot B. Van K tot S en van B tot B \. Van af B en K 2 cM. naar binnen gaan en langs deze punten een lijn trekken tot A. Van af deze lijn wordt de boven- en onderwijdte en de rugbreedte gemeten. De lijn H—0 geeft de schouderhoogte van den rug aan en de lijn T—N de carrurebreedte. T is de helft van A—I. De breedte van den rug is op de korte taille en aan den onderkant 73=15 cM. Teeken de omtrekken van den rug zooals het Figuur. De lijn T—C geeft de schouderhoogte van het voorpand aan punt X. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af 1 cM. boven pijnt F tot X. Op de lijn T—N wordt tusschen rug en voorpand 2 cM. uitgenomen en van af de lijn D—M op de korte taille I cM. De voorpand breed te aan den onderkant, punt U, is V4 van M—B. De halsdiepte is V, = 5 cM. van af C. De kruislijnen Y—C en Z— Z Z geven de juiste halsholling aan. De halswijdte is van G lot G 1, 19 cM. Plaatsteen secon onder den kraan. De halve borstwijdte van II tot Q is 40 + 6 = 46 cM. Van J 1 tot B is 40 + 7 = 47 cM. Teeken de halve borstlijn van G1 tot BI. Van af dezen lijn voor de knoopsgatenkant 2 cM. en voor den knoopenkant 4 cM. toegeven. De knoopen komen dan juist op de halve borstlijn te staan. Van af B 4 het voorpand 2 cM. verlengen. Dit model is met ronden liggenden kraag en tot aan den hals gesloten. De rug wordt op ongeveer V3 van A—l doorgesneden, hetzij recht of met een figuur zooals de teekening. Het bovenste gedeelte blijft vlak en op het onderste gedeelte wordt, op de helft van den rug, een 5 cM. breede strook stof gestikt, welke in de taille ter breedte van de ceintuur wordt losgelaten om deze er door te kunnen steken. Het voorpand wordt doorgesneden ongeveer A pm van af mint n nit M. • T Uil UI ^/Ullt 1 1 • M^r 1 V bovengedeelte blijft ook vlak en de strook stof welke op het onderste gedeelte wordt gestikt, is f> cM. breed; ook moet men een opening laten waardoor de ceintuur wordt opgehouden. Zorg er voor dat voldoende stof wordt aangesneden, opdat met het op elkaar naaien de afstand der punten E—N en 1 hetzelfde blijft zooals die is opgesteld. De plaatsing van de ceintuur op den middenrug is van af de lange taille tot 1 cM. boven de korte taille en van voren cM. lager. De ceintuur is 5 cM. breed en de sluiting met 2 knoopsgaten achter elkaar. De borstzakken zijn 10 cM. breed en worden in den naad geplaatst. De kleppen zijn in denzelfden vorm als het vlakke stuk en met knoopslui- ting. De zijzakken slaan 2/3 = 26 cM. van af de armsgatdiepte en Ve van af de lijn D—M. Deze modellen worden ook gedragen zonder vlakke stukken en dan loopen de opgestikte reepen stof door tot aan de schoudernaden. (Zie de stippellijn op het Figuur). De borstzakken worden dan in de lengte tusschen de opgestikte strooken geplaatst, zooals geeft. Fig. 96. Model „Norfolk". Jongeheeren Colbert met opgestikte plooien, ceintuur en vlak bovenstuk. de teekening aan- De mouwen voor dit model zijn gewoon, met een klein splitje in den achternaad en 1 knoopje. - Fig. 97. - Blouse met matrozenkraag. OPGESTELD MET BEHULP VAN EEN COLBERT-PATROON. Maat 80 cM. bovenwijdte. Deze blouse is niet behulp van een Colbertpatroon, maat 40 cM. halve bovenwijdte, opgesteld. Men kan hiervoor elke gewenschte maat nemen, overeenkomstig de taille van de te kleeden figuur. Plaats om te beginnen den rug aan punt A tegen den dichten kant van de stof en punt B k2 cM. van den kant af. Van af C tol E den rug 2 cM. en van af D tot F 4 cM. verwijden. Verbindt de punten E en F met een rechte lijn en teeken de verdere omtrekken van den rug. Plaats het voorpand op de stof en neem van G tot H af wat aan den rug van C tot E is aangesneden. Trek van H tot de wijdte van het voorpand punt U een rechte lijn, welke lijn den zijnaad vormt. De uitsnijding van hel armsgat blijft zooals het Colbert-patroon. Van af het schouderpunt X 1 Va cM. afnemen, om reden de schouders van deze modellen niet worden gewatteerd. Plaats hel halspunt van I tol J o cM. vooruit. Meel de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af J tot K. Trek van af .1 tot aan de halve borstlijn van het Colbert de breuklijn door tol punt L. De lengte van de opening kan naar wensch gegeven worden. Voor deze teekening is de lengte 50 cM van af punt O. Aan het linkerpand van de blouse moet van af L k2 cM. worden aangesneden en voor het rechterpand ook van af L 4 a 5 cM. De wijdte van het linkerpand op de lengte is evenwijdig als de voorkant van het Colbert-patroon, punt P en voor het rechterpand ook 4 a 5 cM. toegeven. De lengte van de blouse is even lang als de gemiddelde lengte van het Colbert-patroon en men heeft dan een voldoende overblousing. Aan den onderkant 5 a 4 cM. zoom snijden voor het inrijgen van elastiek. De afstand L—Q en Q—J is voor dit model 10 cM. Deze driehoek wordt in de breuk omgeslagen en vormt het voorste gedeelte van den kraag van J tot R. Voor het achterste gedeelte van den onderkraag snijdt men een langwerpig stuk stof of voering O—R—S—'T. De lengte van dit stuk is 42 maal de afstand H—V. De breedte is voor deze teekening *20 cM. Wordt een breedere kraag verlangd, dan snijdt men dien afstand breeder. Dit stuk wordt aangezet van R tot J en de bovenkant van den rug tot punt O. De breuk wordt dan ingeperst van L tot J en V. De bovenkraag wordt uit één stuk gesneden volgens het model van dezen bekomen onderkraag en gegarneerd met opgestikte biesjes. Het borstzakje is buiten opgestikt en voorzien van klepje en knoopsluiting. De Mouw met manchetten. De mouw wordt met behulp van de gewone mouw opgesteld. Geef van af C lot A 4 cM. meer wijdte aan de bovenmouw en 2 cM meer kop voor het aanbrengen van o plooitjes op den schouder, 1—2 en o (zie het Figuur). Verkort de mouw aan den onderkant 4 cM. en van D tot B en van E tot F 4 cM. verwijden. De binnenmouw heeft aan den onderkant dezelfde wijdte. De voornaad is de helft van de mouw en wordt 1 cM. meer uitgehold dan gewoon. De manchettebreedte is 8 cM. en rondom '21 cM. wijd en is ook, evenals de kraag, gegarneerd met opgestikte biesjes. De manchette wordt aan de mouw gezet, waarvan de ruimte rondom wordt verdeeld. Nu moet de mouw voering 4 cM. korter worden gesneden dan de mouwlengte, om zoodoende de noodige overblousing te krijgen. De manchette komt dan 6 cM. onder de overblousing uit. Fig. 97. Blouse met matrozenkraag. Opgesteld met behulp van een Colbert-pal roon - Fig. 98. - Model „Russische Blouse". OPGESTELD MET BEHULP VAN EEN COLBERT-PATROON. Maai 80 cM. bovenwijdte. Met behulp van de gewone Colbert kan ook deze blouse worden opgesteld. De verplaatsing van zijnaden is hetzelfde als de blouse met matrozenkraag. Deze blouse wordt tol aan den hals gesloten met geplooide ruimte op de borst. De afstand C—A is 5 cM. Trek van af A een rechte lijn lot aan de wijdte van het Colbert punt li. Door deze lijn wordt hel reehterpand aangegeven en 4 a 5 cM. aansnijden voor omslag. Trek een lijn van X door D lot II om de hoogte van het linkerpand aan te geven. Van D tot E is 14 cM. (halve borst). Van E tot H is ook 14 cM. Van B tot J is fi cM. en van J tot K is ook 0 cM. De afstand H—I is 4 cM. en opsnijden, om le passen in het halsgat van D tot N. De afstand K—L is ook 4 cM. De aangesneden ronding D—M—11 wordt ingeplooid tot zoo wijdt het halsgal moet zijn. Van E tot M is 5 a 6 cM. Wanneer deze ruimte ingeplooid is, wordt de vorm van het halsgat aangegeven en overbodige stof weggeknipt. De lengte van de plooien is ongeveer 12 a 14 cM. Een boordje van 2 cM. breed wordt rond het halsgat gezet. De bovenste en onderste sluiting is met haak en oog. Het middengedeelte met 4 a 5 knoopsgaten. Aan den onderkant 5 a 4 cM. aansnijden voor elastiek. Van I tot L een omslag aansnijden, breed genoeg om de knoopsgaten in te kunnen maken. Plaats een zakje met knoopsluiting op de linkerborst. De mouw. De mouw voor deze blouse wordt ook met behulp van de gewone mouw opgesteld. Geef van af C tol A 4 c.M. meer wijdte aan de bovenmouw en 2 cM. meer kop, voor het aanbrengen van 3 plooitjes op den schouder, 1—2 en o. (Zie het Figuur). Op de lengte van de mouw wordt van D tot B en van E tot F o a 4 cM. aangesneden. Van af H tot I de bovenmouw 7> cM. verlengen en rond bij teekenen tot F en B. Plooi deze ruimte in tot zoo breed de ondermouw is en zet deze plooien vast ongeveer 10 cM. hoog. I)e voornaad is de helft van de mouw en wordt I cM. meer uitgehold dan gewoon. De ondermouw houdt voor dit model de gewone wijdte op de hand, ongeveer 12 a 1o cM. Fig. 98. Model „Russische Blouse". Opgesteld met behulp van een Colbert-patroon. 23 — Fig. 99. — Jongeheereniy-Q6' Maten. Bovenwijdte ... 08 cM. Onderwijdle. ... 08 ,, Taillelengte. ... 54 cM Halswijdte . . . . „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—C en A—B. Yan A tot A1 is VG = 0 cM. Van A tot D is V4+ V6= 14V2 cM. Van A tot C is de helfl van de bovenwijdte 34 cM. E is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helfl van E—C (halspunl). Van F tot G is dezelfde afstand als A I—A, 0 cM. Trek van G een lijn tol A om punt H te bekomen. Van A tot T is V6 + I = 7 cM. Van A tot 1 is de helfl van de halve bovenwijdte 17 cM. Van A tot .1 is de taillelengte 54 cM. Van J tot K is 5 cM. De hekomen punten doortrekken als volgt: Van 1) tot M. Van E tot N. Van F tot O en van C tot 1\ Van T lot (1. Van I tot O. Van J tol H en van K tol S. Van K lol V is 5 cM. De lijn V—A is het midden van den rug, waaraan voor den knoopsgatenkanl 1 cM. en voor den knoopenkant 5 cM. wordt loegegeven. De lijn H—O geeft de schouderhoogte van den rug en de lijn T—C de schouderhoogte van het voorpand aan. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af 1 cM. hoven punt F tot X. De hiilsdiepte is V« = \ J/a cM. van af C. De kruislijn C—Y en Z—Z Z geven de juiste halsholling aan. De halswijdte is 16 cM. van G tot G 1. De borstbreedle is van 1 1 tot Q 54 + 4 = 58 cM. Van J 1 tol R is dezelfde afstand. De lijn D—W is de scheiding van rug en voorpand. Zooals de teekening te zien geeft, wordt het voorbeen van het broekje op het lijfje vastgenaaid en hel achterbeen met Fig. 99. Jongeheerenlijfje. knoopen en knoopsgaten; het achterbeen wordt daarvoor 4 cM. hooger gesneden. - Fig. 100. - Gesloten Jongeheerenpantalon. Maten. Zijlengte t./a. de knie 50 cM. Tusschenbeenlengte . 30 ,, Bandwijdte . . . . 72 „ Bassinwijdte . . 76 cM. Dijwijdte .... 50 „ Kniewijdte .... '28 „ Achterbeen. Punt O is Vs van C—A. Van O tot B is 8 cM. + 4 cM. voor band. Meet de band wijdte van C tot l) en van B tot S en geel' 5 cM. toe voor bet uitsnijden van de secon. De afstand G—P is 4 cM. Teeken den achternaad van B tot P als het Figuur. Meet de bassinwijdte van T lot U en van V tot W plus 4 cM. voor naden en toegift. Voor de kniewijdte is de afstand I—Z en L—V 2 cM. Het split van de achterklep in den zijnaad is ongeveer 16 cM. Teeken de omtrekken van hel achterbeen als het Figuur. De Pantalon met elastiek. Opstelling. • Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A tot N is de kniehoogte 50 cM. Van N tot E is 6 cM. Van N tot F is de tusschenbeenlengte oO cM. Van A tot C is V4 van de bassinwijdte is 19 cM. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van F lot G. Van N tot H. Van E tot I en van C tot J. Van G tot D is *li van de bandwijdte !8cM. De afstand K—G is V4 van R—F = 5 cM. Van E tot L is 5 cM. en van af L de wijdte van het voorbeen 1 o cM., puntZ. Teeken de omtrekken van het voorbeen als het figuur. Wanneer de pantalon wijd en met elastiek moet zijn, blijft de opstelling wat het bovengedeelte betreft hetzelfde. De pijpen worden wat wijder en van af E 12 cM. langer gesneden en 4 cM. omslag voor elastiek. Voor do wijdte zijn de afstanden als volgt: De zijnaad van het voorbeen is dan tot aan de knie gelijk met de lijn A—B en van daar tot aan den onderkant o cM. binnen deze lijn, punt B1. De lusschenbeennaad is op de knie o cM. van af punt H en loopt op de lengte tot punt ,1 uit. Van B 1 tot J 2 cM. ronding geven. Het achterbeen is op de knie 3 cM. en op den voet 2 cM. wijder aan zij- en tusschenbeennaad. Fig. 100. Gesloten Jongeheerenpantalon. ZESDE AFDEELING. Opstellingen van Uniformen en Ambtskleeding. - Fig. 101. - Korte Jas. Maten. Bovenwijdte. Onderwijdte. Rugbreedte . Avancement. 96 cM 86 19 50 Korte taillelengte Lange taillelengte Geheele lengte. Halswijdte . . 41 cM 45 74 46 5? Opstelling. Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A tot A 1 is % = 8 cM. Van A tot D is + V® = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot G is 48 - 2 = 46 eM. E is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). Van F tot G is dezelfde afstand als A—A I. Trek een lijn van G door A1 om punt H te bekomen (rughoogte). Van A tot I is Va = 24 cM. (armsgatdiepte). Van A tot J is 41 eM. (korte taille). Van A lot K is 45 eM. (lange taille). Van A tot B is 74 cM. (geheele lengte). De schootlengte is gemiddeld 50 eM. De bekomen punten doortrekken als Volgt: Van Al tot BI. Van D tot M. Van E tot N. Van F tot 0 en van C tot P. Van I tot Q. Van J tot R. Van K tot S en van B tot BI. Op de lange taille van af K 2 eM. naar binnen gaan en van daar een lijn trekken tot H. Van af deze lijn wordt de boven- en onderwijdte gemeten. De lijn A I—0 geeft de schouderhoogte van den rug aan en de lijn H—N de carrurebreedte. Trek nu de lijn V—D en teeken de omtrekken van den rug. T is de helft van H—1 W is de helft van T—1 en doortrekken tot punt 4. Tusschen rug en zijstuk uitnemen op de lijn H—N 2 cM., op de armsgatlijn 1 Va cM., op korte en lange taille 3 cM. De bovenbreedte van het zijstuk is lk van M—N. De lijn W—N is de hoogte van het zijstuk. Plaats den winkelhaak op de punten 4 en 5 en geef de breedte van het zijstuk op de lange taille aan, punt 6. De lijn T—C dient om de schouderhoogte van het voorpand aan te geven. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af 1 cM. boven punt F tot X. De halsdiepte is Vg = 8 cM. De kruislijnen C—Y en Z—Z Z geven de juiste halsholüng aan. De afstand van 11 lot O is de helft van de bovenwijdte, 48 cM. Van J 1 tot R is 48 — o = 45 cM. Verleng het voorpand van af S 5 cM. Teeken de borstlijn langs deze bekomen punten tot U, de helft van Z—Z Z. Tusschen voorpand en zijstuk op de lange taille 2 cM. uitnemen. Teeken nu de omtrekken van het voorpand als het Figuur. Trek voor het opstellen van den revers een rechte lijn door Q ter hoogte van punt U en tot de lengte van het voorpand. Meet van af G lot G i de halswijdte 46 cM. min de naden voor het aanzetten van den revers. Trek van af G 1 een rechte lijn tot aan den schootnaad, punt AA. Van G 1 tot aan den voorkant is 10 cM. en van A A tot aan den voorkant is 9 cM. Van G 1 tot Z 1 is 1 cM. Het aantal knoopsgaten in de revers is 7 aan eiken kant. De knoopen komen 1 cM. binnen den reversnaad te staan. De kraag is 5 cM. breed. De schoot. De afstand N N—U is 6 cM. Plaats den winkelhaak op U en 00, o cM. van al den achterkant van het zijstuk en geef de schootwijdte aan, punt CC. Deze lijn 1 V» cM. afronden. Meet de lengte van den rugschoot en geef diezelfde lengte aan den schoot. Teeken den bovenkant van den schoot aan den achterkant tegen het zijstuk aan, op de heup 1 cM. onder het voorpand, op de borstIij11 tegen het voorpand aan en aan den voorkant I V2 cM. onder den revers. Trek van af den i cvei s, punt 0 0^ 0011 h&Hk.soho lijn tot aan den onderkant van den schoot, punt E E, en van daar af 5 cM. aansnijden. Geef de schootlengte 00—CC ook op het midden en aan den voorkant van den schoot DD—EE. De patten op den rugschoot worden 6 cM. van af den onderkant geplaatst. De mouw. De mouw is zonder voornaad. Van A tot B wordt 4 cM. aan de bovenmouw aangesneden, wat van de binnenmouw weer wordt afgenomen voor het naar binnen vallen van den naad. De opslagen zijn 8 cM. hoog. De punten van de opslagen zijn 12 cM. hoog, alsook het gebiesde gedeelte in den achternaad boven de opslagen. Twee knoopen worden op de mouw geplaatst, één op de opslagen en één er boven. Fig. 101. Korte Jas. Bovenwijdte ... 90 cM Onder wijdte ... 80 „ Rugbreedte . . . 19 „ - Fig. 102. - Tunica. Maten. A va noemen t . . . 50 cM Korte taillelengte . 41 „ Lange taillelenglc . 45 „ Geheele lengte . . 08 cM. Halswijdte.... 40 „ Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A tot A I is Ve = 8 cM. Van A Opstelling. tot 1) is V4 + 1I6 = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is 48 — '2 = 40 cM. Punt E is de helft van I)—C (voor de arm wijdte). Punt F is de helft van E—C (halspunt). De afstand F—G is Vc = 8 cM. Trek een lijn van G door A I om de rughoogte aan te geven. Van A tot I is 1/i = 24 cM. Van af de rughoogte tot J is 41 cM. (korte taille) en tot K is 45 cM. (lange taille). Punt T is de helft van de rughoogte en punt I. VV is de helft van T—I. Van A tot B is 08 cM. (geheele lengte). Van K tot V is 2 cM. en van daar uil een lijn trekken tot de rughoogte. Op de lengte is de rugbreedte 1 % cM. binnen de lijn A—B. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van A 1 tot C C. Van D tot M. Van E lot N. Van F lol 0 en van C tot P. Van I lot Q. Van J lot B en van K tol S. De lijn A 1-—0 geeft de schouderhoogte van den rug en de lijn van af de rughoogte tot punt N de carrurebreedte aan. Trek nu nog de lijn D—V, waardoor de ronde rugnaad wordt aangegeven en teeken de omtrekken van den ruer. De middenrug is zonder naad en van af de lange taille tot CC 4 cM. aansnijden voor plooi. Tusschen rug en zijstuk op de korte en lange taille o cM. en van af de armsgatlijn tot aan den bovenkant van het zijstuk l'/acM. uitnemen. De bovenbreedte van het zijstuk is % van N—M, punt 5. De winkelhaak 4—5—0 geeft de onderbreedte en de lijn W—N de hoogte van het zijstuk aan. De zijnaad van punt 5 tot 0 11I2 cM. tailleeren. De lijn T—C dient om de schouderhoogte van het voorpand aan Ie geven. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af 1 cM. boven punt t tot X. De halsdiepte is van af punt C V8 = 0 cM. De kruislijnen Y—CenZ—ZZ geven de juiste halsholling aan. De halve borstbreedte is van II tol Q 48 -f- 7 = 55 cM. en van J 1 tot B 48 + 0 = 54 cM. De halswijdte is van af G tol aan de halve borsllijn *23 cM. volgens genomen maat. Het voorpand van af S \ = 0 cM. en van af N N V.o = o cM. verlengen. Zijstuk en voorpand komen op de armsgatlijn tegen elkaar aan. Op de korte taille wordt 2 cM. en op de lange taille 3 cM. tusschen zijstuk en voorpand uitgenomen. Aan het linker voorpand moet van af de halve borstlijn 2 cM. en aan het rechtervoorpand 5 cM. aangesneden worden. Teeken de omtrekken als liet Figuur. De sluiting is met 7 knoopen en deze worden juist op de halve borstlijn geplaatst. De staande kraag is 5 cM. breed. In deze modellen worden twee buiten-borstzakken met kleppen geplaatst. De opslag van de mouwen is recht en 8 cM. breed. Aan de bovenmouw wordt van A tot B 5 cM aangesneden, wat van de binnenmouw weer wordt afgenomen, voor het naar binnen vallen van den naad. De schoot. De afstand N N—U is 7 cM. Plaats den winkelhaak op punt U en 2 cM. binnen het zijstuk punt O O. Waarna de wijdte van den schoot kan aangegeven worden, punt C C. Aan deze lijn moet 4 cM. ronding gegeven worden en dan 4 cM. aansnijden voor plooi. Tusschen voorpand en schoot wordt in het midden 1 x/2 cM. uitgenomen en sluit van voren tegen het voorpand en aan den achterkant tegen het zijstuk aan. De voorkant van den schoot is een haaksche lijn. De lengte is voor en achter hetzelfde. Fig. 102. Tunica. 24 - Fig. 103. - Cavalerie Attila. Maten. Bovenwijdte. Onderwijdte. Rugbreedte . Avancement. 96 cM. 86 19 50 li 59 59 Korte taillelengte Lange taillelengte Geheele lengle. Halswijdte . 41 cM. /. - 4.) 62 46 51 Opstelling. Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A tot A1 is V. = 8 cM. Van A tot D is V* + 7« = '20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is 48 — 2 = 7i6 cM. E is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helft van E —C (halspunt). Van F tol G is dezelfde afstand als A—A I, 8 cM. Trek van af G door A 1 een lijn om punt 11 te bekomen (rughoogte). Van A lot I is 72 = 24 cM. Van A lot J is 41 cM. (korte taille). Van A lot K is 45 cM. (lange taille). Van A tot B is de geheele lengte 62 cM. De sehootlengte is gemiddeld 18 a 20 cM. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van Al lot V. Van D tot M. Van E tol N. Van F lot O en van C tot P. Van I tot Q. Van .1 lot B. Van K tot S en van B tot V. De lijn A 1—0 geeft de schouderhoogte van den rug aan en de lijn II—N de carrurebreedte. Op de lange taille van af K 2 cM. naar binnen gaan en van daar uil een lijn trekken tot H. Van deze lijn uit wordt de boven- en onderwijdle gemeten. Van af B 1 V2 cM. naar binnen gaan. Trek nu de lijn KI—D en teeken de omtrekken van den rug. T is de helft van H—I. W is de helft van T—I en doortrekken tot punt 4. Tusschen zijstuk en rug uitnemen, op de lijn W—N 2 cM., op de armsgatlijn 1 cM., op de korte en lange taille 5 cM. en op de lengte 2 cM. De bovenbreedte van het zijstuk is 73 van N—M, punl 5. De hoogte de lijn VV—N. Plaats den winkelhaak op punt 4 en 5 en geef de breedte van hel zijstuk op de lange taille aan, punl 6. Trek van punt 6 een haaksche lijn tot aan de lengle van het zijstuk en geef van daaruit 2 cM. toe voor de breedte. Teeken de omtrekken als het Figuur. De lijn T—C geefl de schouderhoogte van het voorpand aan. Meet de schouderlengte van den rug en geef diezelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af 1 cM. boven punt F lot X. De halsdiepte is Va = 6 cM. van af punt (1 De kruislijnen C—Y en Z—ZZ geven de juiste halsholling aan. De halswijdte is 25 cM. van G tot Gl. De halve borstbreedte is 48 + 7 = 55 cM. van 11 tot O. Trek een haaksche lijn 0 1 en Q2 door Q. Van af deze lijn op de borst 1 V2 cM. ronding geven. De lengte van het voorpand is 5 cM., onder de lange taille en I 7a cM. binnen de lijn Q1—0 2 gaan voor onderwijdte. Van af N N hel voorpand 5 cM. verlengen. Tusschen zijstuk en voorpand op de lange taille 5 cM. uitnemen. Teeken de omtrekken van het voorpand volgens bekomen punten zooals het Figuur. De afstand NN—U is 6 cM. Plaats den winkelhaak op U en den achterkant van hel voorpand, punt 0 0, en geef de schootwijdte aan, punt A A. Meet de lengte van het zijstuk van af punt 6 en geef diezelfde lengte aan den school. Trek een rechte lijn van 0 0 door de helft van N N—U tot aan den voorkant en hol deze lijn 1 Va cM. uil, wat den bovenkant van den school vormt. Geef de schoollengle 0 0—A A ook op het midden en aan den voorkant van den schoot. De schootwijdte aan den voorkant is evenwijdig met de lijn QI—Q 2. Op de borst worden 6 tressen geplaatst. De bovenste 4 cM. van af den kraag en de onderste op den schootnaad. Onder de tweede en derde tres van boven plaatst men borstsecons. s l)e sluiting op de borst is, behalve met de tressen, ook met gulpsluiting. Langs het rechterpand wordt een reep stof gezet om de knoopen op te plaatsen. Onder de derde borsttres en de tres op den schootnaad worden zakken gemaakt. De ki *aag is 5 cM. breed. De rug is zonder naad. De opstelling van de mouwen is gewoon, doch aan de bovenmouw van A tot B wordt 4 cM. aangesneden, wat van de binnenmouw B—C weer wordt afgenomen voor het naar binnen vallen van den naad. De voorkant van de mouw is zonder naad. Het opslag van tres is 4 cl\l. van af den onderkant en de krullen zijn ongeveer 50 cM. hoog. Zie voor verdere uitmonstering het Figuur. De rug is '2 cM. korter gesteld, om reden rekening gehouden moet worden met de militaire houding. Fig. 103. Cavalerie Attila. — Fig. 104. — Attila voor Indisch officier. De opstelling van dezen Attila is in hoofdzaak hetzelfde als Figuur 105. De lengte voor dit model is van af de lange taille ongeveer '20 a 22 eM. en de schoot is aangesneden. De onderste horsttres moet 4 eM. onder de lange taille geplaatst worden en de bovenste 4 cM. van af G I. Eén borstsecon is voor dit model voldoende, welke wordt geplaatst onder de tweede tres en waaronder levens een borstzak gemaakt wordt. Met het oog op het warme klimaat moet deze Attila dun en luchtig worden opgewerkt en zoo weinig mogelijk gewatteerd. De uitmonstering is zoo duidelijk mogelijk op de teekenirig aangegeven. Onder de patten op den rug van af de taille tot aan 5 cM. boven de lengte van den Attila worden ook zakken gemaakt en op de helft met knoop en knoopsgat gesloten. De zijnaad van het voorpand is van af punt 6 ongeveer 2 cM. getailleerd en loopt op de lengte uit tot I cM. binnen het zijpand. Aan den voorkant het voorpand van af de haaksche lijn o cM. verlengen. De bovenwijdte is van II tot Q 48 + 7 = 55 cM., waaraan van af Q nog 1 a I V2 cM. wordt toegevoegd voor borstronding. De onderwijdte is van J 1 lot R 48 + 0 = 54 cM. Van af deze aangegeven onderwijdte, punt R, wordt lot aan de onderste tres de voorkant nog 1 7 2 cM. afgestoken en loopl van daar lot aan den onderkant weer uit op de doorgetrokken lijn Q—R. De borst wordt gesloten mei de tressen en extra gulpsluiting. De behandeling van de mouwen is hetzelfde als beide voorgaande Figuren. Fig. 104. Attila voor Indisch officier. — Fig. 105. — Witte Attila voor Indisch officier. De opstelling van dezen Attila is hetzelfde als Figuur 104, doch eenige toelichting omtrent de bewerking is hier noodig. Deze modellen zijn geheel ongevoerd. Alle naden moeten 2 maal smal worden overgestikt. De middenrug is met naad. De borstsluiting is voor dit model niet tegen, maar over elkaar, waarvoor aan het linkervoorpand van af de aangegeven wijdte 4 cM. wordt aangesneden. De bovenwijdte van II tot Q is 48 + 6=54 cM. en van J1 tot J{ is 48+5 = 55 cM. De kraag is 4 cM. breed en moet geheel worden beslikt met tusschenruimte van 5 millimeter. De plaatsing van de witte tres is op de teekening aangegeven. De behandeling van de mouwen is hetzelfde als de voorgaande uniformmouwen. Fig. 105. Witte Attila voor Indisch officier. — Fig. 106. — Bournou. Maten. Bovenwijdte. Onderwijdte. Rugbreedle . Avancement. 90 cM. 90 49 52 11 11 11 Korte taillelengte Lange taillelengte Geheele lengte. Halswijdte 42 eM 46 110 48 li 11 Opstelling. De opstelling wijkt weinig af van de gewone overjas, maar we zullen ze toch voor gemakkelijk overzicht in zijn geheel behandelen. Trek een winkelhaak A—li en A—C. Van A lot A 1 is x/e = 8 cM. Van A tot I) is '/* + lU = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot Cis 48—•2=46 cM. E is de helft 1)—C (voorde armwijdte). F is de helft van F—C (halspunt). De afstand F—G is Vc = 8 cM. De lijn van G door A I geeft de rughoogte aan, punt II. Van A tol 1 is V2 = 24 cM. Van II tot .1 is 42 cM. (korte taille) en van II tot K is 46 cM. (lange taille). De geheele lengte van II tot li is 110 cM. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van I) tol M. Van E lol N. Van F lot 0 en van C lot P. Van I tot O. Van .1 tot R. Van K tot S en van B tot BI. De lijn A I tot O dient om de schouderhoogle van den rug aan te geven. T is de helft van 11 — I. De lijn F—N geeft de carrurebreedte en zijnaadhoogte van het voorpand aan. Van af K op de lange taille 2 cM. naar binnen gaan en een rechte lijn doortrekken tot punt II. Van af deze lijn wordt de hovenen onderwijdte gemeten. De rugbreedte is op de korte taille */3 = 16 cM. en loopt op de lengte tot punl M en 1 cM. binnen punt B uit. Teeken de omtrekken van den rug als hel Figuur. De lengte wordt gemeten ongeveer 55 cM. van af den grond. De splitlengte is 50 a 52 cM. De ceintuur in den rug is 7 cM. breed. Tusschen rug en voorpand op de lijn T—N 2 cM. uitnemen. Teeken van daar af den zijnaad 2 cM. binnen de lijn D—M tol aan de lange taille en vervolgens lol punt U. Punt U is Vs van M—B. De lijn T—C geeft de schouderhoogte van het voorpand aan. Meet de schouderlengte van den rug en geef die zelfde lengle aan den schouder van het voorpand van af 1 cM. boven punt F lot X. De halsdiepte van af C is 1/8 = 6 cM. De lijnen C—Y en Z—11 geven de juiste halsholling aan. Van af het kruispunt van deze lijnen wordt een 5 cM. hreede borstsecon uitgesneden (mi geplaatst in de richting van de knoopen. Deze secon wordt gemaskeerd door een stiksel lol 1 cM. achter de knoopen rij. De halswijdte is van af G tot G 1 min de 5 cM. segonnilsnijding 24 cM. De halve horstbreedte is van I I lot Q 48 + 7 = 55 cM. Van J I tol B is dezelfde afstand. De overslag is van G I lot G2, van 0 lot Q1, van B tot B I, en van B I tol B 2 10 cM. Hel voorpand 0 cM. van af B 2 verlengen. Teeken de omtrekken van het voorpand als het Figuur. De knoopen worden 15 a 16 cM. op den kant geplaatst. De stand van de zakken wordt geregeld naar de mouwlengte. De ingang is 18 cM. De stand van het sabelgat is 0 cM. boven de lange taille, op de helft van den zak en de lijn D—M. De lengte is ongeveer 26 cM. De capuchon wordt met knoopen en knoopsgaten onder den kraag vastgemaakt, 0111 zoodoende de bournou ook zonder capuchon te kunnen dragen. De dubbele rij knoopen, 7 aan eiken kant, zijn overtrokken met dezellde stof. Fig. 106. Bournou. 25 - Fig. 107. - Toga voor Protestantsehe Geestelijke. Maten. Bovenwijdte. Rugbreedte . 96 cM. 19 59 Geheele lengte Halswijdte. 155 cM. 46 59 De rug. Deze toga is een zeer ruim kleedingstnk met plooien op borst en rug van af de vlakke stukken eu dito plooien in de mouwen. Het beste is, dit kleedingstnk op te stellen met behulp van een voor den cliënt passende buste, om reden liet vlakke schouder- en rugsi uk in gewonen vorm wordt gesneden. De lengte van hel vlakke rugstuk is tot aan de breedte van de carrure (zie de punten A—B— C—D en E). Yan B tot H is 5 cM. en trek van af deze punten haaksche lijnen tot BI en Hl. Van B tol Hl moet rond bijgeteekend worden, welke ronding met het plooien weer recht wordt. Van H tot F is x/3 = 16 cM. (armsgatdiepte). De afstand F—P is 5 maal de rugbreedte, dus 57 cM. Van P tot G is 1/6 = 8 cM. en van daar uit een haaksche lijn trekken tot H I. De stofbreedte van H 1 tol B moet over de rugbreedte van B tot E ingeplooid worden, liet model van den rug is na ingeplooid te zijn als aangegeven op het figuur van E tot J. De lengte van de toga is ongeveer 4 cM. van af den grond ''voor deze teekening I55cM.) Trek van P tot K een haaksche lijn en geef van K lot K 1 voor de rugbreedte aan den onderkant V4.= 12 cM. toe. Van K 1 tot L is o cM. en teeken de omtrekken van den rug als het figuur. Het O # o midden van den rug is de dichte kant van de stof. Het voorpand. De lengte van het vlakke voorpandstuk is Va = 6 cM. boven de armsgaldiepte van de buste (zie de punten U—V). Trek een haaksche lijn van W door V tot I. Van I tot 0 is o cM. Geef van 0 tot V de noodige ronding voor het inplooien. Van 0 tot N is V4 = 12 cM. (armsgatdiepte). Van M tot P is 3 maal de afstand W—V (voor deze teekening o X 21 = 63 cM.). De stofruimte van W tot 0 wordt op de Opstelling. borst ingeplooid van W tot V. Van P tol N is V6 = 8 cM. Het model van armsgat is, na ingeplooid te zijn, als aangegeven op de teekening van Y tot V. De halswijdte is van R 1 tot B 25 cM. Teeken de halve borstlijn van af B 1 door W en M met een weiniu rondimr tot aan den o o onderkant punt S. Aan het rechterpand moet van af de halve borstlijn 2 cM. worden aangesneden en aan het linkerpand 5 a 6 cM. De knoopenrij komt dan juist op de halve borstlijn Ie staan. De afstand van knoop tot knoop is 4 cM. Trek een haaksche lijn van P tot K en meet van K tot K 2 V2 = 24 cM. (voorpandbreedte). In den zijnaad wordt een zak geplaatst ongeveer 12 cM. van af het armsgat en 20 cM. ingang. Het staande kraagje is 5 cM. breed en staat van voren 7 cM. van elkaar af. In deze opening moet de witte bef bevestigd worden. Zie Fig. A. De witte bef bestaat uit 2 repen, elk 4 cM. breed, welke van boven 1 cM. over elkaar wordt gelegd om in de opening tusschen den kraag te kunnen passen. De lengte van de bef is 22 cM. Langs den voorkant van het voorpand en over schouder en rug ter breedte van het vlakke stuk wordt fluweel gezet. Fig. B. De mouw. Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A tot C is 48 cM. Van A tot D is V4= 12 cM. Trek van af D een haaksche lijn tot E en van C tot F. Van E tot G is Vo = 8 cM., dezelfde afstand als de armsgatwijdte van de toga (zie de punten N—P). De mouwlengte van G tot H is 48 cM., waaraan nog 6 cM. wordt toegegeven van H tot F. De lijn A—B wordt langs den dichten kant van de stof gelegd. De afstand E—J I wordt glad in het armsgat gezet en van J tot A 1 ingeplooid. De punten E van de mouw en P van het armsgat komen met het innaaien op elkaar. Onder op de mouw wordt een strook fluweel gezet van 6 cM. breedte. Fig. 107. Toga voor Protestantsche Geestelijke. i — Fig. 108. — Toga voor Advocaat Maten. Bovenwijdte. ... 96 cM. Onderwijdte. ... 90 „ Rugl jreedte. . . . 19 „ Lange taillelengte. . 48 cM Geheele lengte. . . 156 „ Halswijdte . . . . 46 „ Opstelling. Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A tot A 1 is V. = 8 cM. Van A lot D is V4 + V6 = '20 cM. Van A tot C is 48 cM. E is de helft van D—C (voor de armwijdte). F is de helft van E—C (halspunt). Van F tot G is dezelfde afstand als A—A 1. De lijn G—A geeft punt H aan. Van A tot 1 is 2/3 = 52 eM. (armsgatdiepte). Van A tot J is 48 cM. (lange laillelcngle). Van A tot B is 156 cM. (geheele lengte). De bekomen punten doortrekken als volgt. Van 1) tot M. Van E tot N. Van F lot O en van C tot P. Van I tol Q. Van J tot R en van B tot BI. De lijn H—P geeft de schouderhoogte van den rug aan. De schouderbreedte is 1 cM. buiten de lijn D—M. Punt V is de helft van N—M. Van W tot T is 4 cM. De zijnaad van den rug is een rechte lijn van V tot T. Ter breedte van den rug aan den hals van A 1 tot A 2 worden pijpplooien gemaakt, waarvoor van A tot K V2 = 24 cM. stof wordt aangesneden. De te plooien ruimte is dus in 't geheel 48 cM. De lijn K tot K 1 is de dichte kant van de slof. De afstand van A tot L is 5 en van K lot K 2 is 4 cM. De lengle van de pijpplooien is V3 = 16 cM. Teeken de omtrekken van den rug als het Fig. De afstand D tot D 1 is Vs = 6 cM. Trek van af D 1 tot G 1 een haaksche lijn welke dient voor schouderhoogte van het voorpand en halsdiepte. Meet de schouderlengte van den rug en geef die zelfde lengte aan den schouder van het voorpand van af 1 cM. boven punt F tot X. De halsholling is ongeveer V3 van C—Y. De halswijdle is van af G lot G I '25 cM. De wijdte van het voorpand is tot aan de lijn A—B, punt U, 5 cM. boven punt B, van waar een rechte lijn wordt getrokken tot punt V. De wijdte van het armsgat is 2 cM. binnen de lijn E—N. De halve borstwijdte is van 1 tot Q 48+ 12 = 60 cM. Plaats den winkelhaak op P en Q en geef punt S aan. Van S lot B is 5 cM. Teeken nu de halve borsllijn van G 1 door () en B tot BI. Aan het linkerpand wordt van af deze lijn 2 en aan het rechtpand 6 cM. aangesneden, waardoor de knoopen op de halve borstlijn komen te staan. De afstand van knoop tot knoop is 4 cM. Het voorpand van af B 1 5 cM. verlengen. De breedte van den kraag is 5 cM. De opening van het begin van den kraag tot G 1 is 5 cM. In den zijnaad wordt een znk geplaatst met een ingang van ongeveer 20 cM. De loga voor den Rabbijn is hetzelfde, behalve dat de zakken op de boogie als de leekening aangeeft worden ingeknipt en geboord met een 2 cM. breed bandlUiweel. De voorkant is voor de Babbijntoga met gulpsluiting, dus geen zichtbare knoopen. Fig. 108. Toga voor Advocaat. Fig. 109. - Mouw voor Advoeaten-toga. Deze togamouw wordt opgesteld met behulp van de gewone mouw. Trek een winkelhaak A—B en A—C. Plaats de mouw in gewonen vorm van opstelling langs deze haaksche lijnen (zie de punten 1)—E—F en G). De mouw wordt 5 eM. dieper uitgesneden (zie de punten E tot K) om reden de armsgaten van de toga ook dieper zijn. Aan den voorkant van de gewone mouw moet voor de togamouw van K tot J 5 eM. en van 1) tot P 8 eM. aangesneden worden. Van A lot H is Va = 24 eM. F is de helft van A—H. Van A tot I is 48 eM. De afstand van I tot li is evenwijdig als van II lot I 24 eM. Trek nu twee haaksehe lijnen van I tot Q en van P tol R. De afstand van R lot Q is 10 eM. welke maat de lengte aangeeft voor den achterkant van de mouw. De ronding van de bovenmouw is van II tot T 3 en van I tot L 4 eM. De cirkellijn Q—G—Q—I en Q—S geeft het hoogte punt van de binnenmouw aan punt S. Deze mouw wordt met pijpplooien gemaakt ongeveer 10 eM. breed en evenals op den rug 10 cM. lang. De afstand voor de in te plooien stof is van F tot S. Vouw de mouw op de middellijn om (zie de punten Q en I) waarna de punten G en S op elkaar komen en teeken de omtrekken van de binnenmouw naar het model van de bovenmouw en de daarop aangegeven uitholling van de oudermouw. DE COUPEUR. - Fig. 110. — Soutane voor R.-K. Geestelijke. Maten. Bovenwijd Ie. ... 96 cM. Onderwijdte. ... 92 „ Rugbreedte. . . . 19 „ Avancement. . . 52 „ Korte taillelengte . . 44 eM Lange taillelengte. . 48 „ Geheele lengte. . . 140 „ Halswijdte . . . . 40 „ Opstelling. De Soutane is een priesterjas voor B.-K. geestelijken. De lengle reikt tot aan de enkels. Ook moet aan dit kleedingstuk voldoende ruimte worden gegeven, om reden bet geregeld gesloten wordt gedragen en liet den geestelijke met zitten en loopen niet hinderlijk mag zijn. Vooral op de lengte moet voor voldoende wijdte gezorgd worden. Men kan voor deze jas de gewone mei bode van opstelling volgen, behoudens eenige wijzigingen. Trek een winkelhaak A—B en A—C. Van A tot A 1 is 1/e = 8 cM. Van A lol I) is 1li + Vc = 20 cM. (rugbreedte). Van A tot C is 48 — 2 46 cM. E is de helft van D—C (voor de armwijdte). E is de helft van E—C (halspunt). Van F tot Ci is dezelfde afstand als A—A 1. Trek van G tot II een rechle lijn om punt II te bekomen. Van A lol 1 is V2 = 24 cM. (rughoogte). Van A tol J is \\ cM. (korte taille). Van A tot K is 48 eM. (lange taille). Van A lol B is de geheele lengle 140 cM. De bekomen punten doortrekken als volgt: Van D lot M. Van E tol N. Van E tol O en van C tot P. Van I tot Q. Van J lot B. Van K tol S en van B tol BI. Van K lol V is 2 cM. en doortrekken tot A. Van af deze lijn wordt de boven- en onderwijdte gemeten. T is de helft van A—I. De lijn II—0 geeft de schouderhoogte van den rug aan en de lijn T—N de carrurebreedte. Punt U is Vs van N lot NI. Van U lot W is 2 cM. De afstand I I tot M l is l/)2 = \ cM. Plaats den winkelhaak op M I en M, waarna de onderbreedte van den rug kan aangegeven worden, punt W 1. De onderbreedte van het voorpand, punt B 2, is 5 cM. buiten de lijn A—B. Teeken de omtrekken van den rug en den zijnaad van het voorpand, zooals het Figuur. De lijn T—C geeft de schouderhoogte van het voorpand aan punt X. Meet de schouderlengte van den rug en ^eef diezelfde lengle aan den schouder van o O het voorpand van af I cM. boven punt F tot X. De halsdicpte is V8 = 6 cM. van af C. De kruislijnen C—Y en Z—Z Z geven de juiste halsholling aan. De halswijdte is 23 cM. van G tot G I. De borslbreedte is van 11 tot Q 48 -f- 8 = 56 cM. De onder wijdte is van J 1 tot B 48 + 10 = 58 cM. Teeken de halve borstlijn langs de punten G I—Q—B—S tot SI. In hel linkervoorpand worden 26 tot 50 knoopsgaten gemaakt, in verhouding de lengte van de Figuur. Van af de halve borstlijn wordt voor den knoopsgatenkant 2cM. en voor den knoopenkant 6 cM. aangesneden, waardoor de knoopenrij juist in het midden komt. De staande kraag is 5 a 4 cM. breed en staat van voren 4 cM. van elkander af. In den zijnaad wordt een split gemaakt, ongeveer 18 a 20 cM. lang, om daardoor in den pantalonzak te kunnen tasten. Het plaatsen van een zak aan een zijde is gewenschl voor berging van zakdoek, etc. Voor dit model kan de gewone mouw gebruikt worden. Fig. 110. Soutane voor R.-K. Geestelijke. — Fig. 111. — R.-K. Priestertoga. De rug. Deze toga kan, mei behulp van de Jacquelte, direct op de stof worden geteekend. Men neemt dus een passende buste voor de te kleeden figuur en begint met de leekening van den rug. Den dichten kant van de stof legt men voor zich op de tafel. Neem den busterug en plaats dezen met punt A 1 cM. binnen den dichten kant van de stof. Op de lengte van de taille punl B moet de rug 8 cM. binnen den kanl van de stof gelegd worden. Door de lijn A—D wordt de middenrugnaad dichtgenaaid, waar achter de overbodige stof tot F wordt weggesneden. De stofruimte (zie de punten B— C en D—E) vormt een dichte stolpplooi van af de taille tol aan de lengte. De busterugbreedle op de taillelengte is 6 cM., waaraan voor den logarug 4 cM. wordt aangesneden, wat dus een breedte geeft van 10 cM. (zie de punten D—G). De carrure wordt, om den ronden rugnaad een goeden vorm te geven, '2 cM. breeder genomen (zie punt II). De onderbreedte van den togarug wordt aangegeven door een lijn te trekken van A door G tot I. Langs deze lijn moet van af G en I 4 a 5 cM. aangesneden worden voor plooi. De lengte is voor deze teekening I40 cM., tot aan den grond gemeten. Aan deze lengte moet voor den Pastoor nog een sleep gesneden worden van hoogstens 10 cM. lang (punt B). De Provinciaal draagt een sleep van 25 cM. lengte (punt C) en de sleep van den Bisschop is 50 cM. lang (punt D). Zie deze aangegeven punten op Fig. 111 a, waar levens de modellen aangegeven zijn hoe de slepen gesneden moeten worden. Aan den binnenkant in het midden van de stolpplooi wordt een lus met knoopsgaten bevestigd voor het opnemen van den sleep. Op punt K wordt deze lus vastgezet en door de ingebrachte knoopsgaten kan de sleep naar willekeur worden opgenomen, waarvoor een knoop wordt gezel in de taille (punt D). Het voorpand. Trek voor de leekening van het voorpand een haaksche lijn 0 a 7 cM. van af den kant (zie de punten A—B—C.) Plaats de halve borstlijn van de buste tegen de lijn A—B en hel halspunt 1 cM. boven de lijn A—C (zie punl H). Op de taille wordt o cM. van liet zijstuk afgenomen (zie de punten E—F) en de bovenkant van het zijstuk wordt 2 cM. korter gesneden, om reden de carrure 2 cJVI. is verbreed. De zijnaad wordt aan den onderkant 5 en van boven \2 cM. naar voren geplaatst om - Fig. 112. - dezelfde breedte te behouden (zie de punten R en S). Tusschen voorpand en zijstuk wordt voor tailleering 4 Va a 2 cM. uitgesneden. V oorpand en schoot is uit een stuk gesneden. Hel zijstuk wordt apart ingezet om daardoor die opsnijding aan den schoot te kunnen geven, welke noodig is om op de lengte de ruimte gedeeltelijk in klokvorm naar het midden van het voorpand te verplaatsen. De hoogte voor de opsnijding van den school is van F tot G 5 cM. De wijdte van het voorpand wordt aangegeven door een lijn te trekken van 14 door G en F. Langs deze lijn moet Fig. 112. Voorpand. R.-K. Priestertoga. Fig. 111. Rug. van af de taille \ a 5 cM. aangesneden worden voor plooi. De halswijdle wordt gemeten volgens de genomen maat tot punt L. De breedte van dezen kraag is 2 V2 a o cM. en wordt van voren rond afgestoken. Wanneer het kleed inyrstiik is dichtje- o O knoopt, komt deze kraag niet tegen elkaar, doch moet een opening hebben van 5 a \ ciVI. De knoopen moeten ecliler recht in hel midden komen, wat met de aansnijding van af de halve borst geregeld moet worden op de volgende wijze. Aan het linkervoorpand moet van af L langs de halve borstlijn lot N en vervolgens langs de haaksche lijn A—B 2 cM. worden aangesneden. De voorkant der knoopsgaten komt dan juist tegen de halve borsllijn, waarop ook de knoopen geplaatst moeten worden. Aan het rechtervoorpand wordt van af de halve borstlijn van L lot P, van N tot Q en van B lol B 1 6 cM. aangesneden. De knoopjes zijn vervaardigd van echt paardenhaar. De teekening geefl knoopsgaten aan, wat zoowel voor deze als alle andere toga's geen vereischte is. Plaats de knoopen, ongeveer 50 a o.l stuks, met 4 cM. tusschenruimte op het linkerpand en maak aan den binnenkant een tot aan den onderkant doorloopende gulp, waarin op een afstand van 8 cM. knoopsgaten gemaakt worden. Ten eersle is deze sluiting gemakkelijker voor den drager en ten tweede is de slijtage minder, terwijl het aanzien hetzelfde blijft. De zakken worden in de plooien gemaakt en zoo ingezet, dat op de lengte van den zak de aangesneden stof voor de plooi levens voor inkijk dient. De ingang van den zak is van G tol G 1 20 a 22 cM. Voor deze toga kan ook de gewone mouw gebruikt worden, welke echter gemakkelijk moet zitten. De ondermouw moet voor eventueel gebruik met opheffing der armen, aan de punten A—B en C goed vol worden aangesneden om hinderlijke trekking te voorkomen. Ook moet naast de zakken een opening gelaten worden, om daardoor in de pantalon te kunnen komen en tevens om bij het opnemen van den sleep de lus te kunnen vasl knoopen. Sleep voor R.-K. Priestertoga. BH. Tailleurs! BEZOEKT voor meer uitgebreid Onderwys HOOGENDOORN's Academie de Coupe, Reinkenstraat 41, DEN HAAG, Doorloopende Cursus. et onderwijs omvat de in dit hoek ontworpen opstellingen, practisch onderricht in liet passen en verteekenen en besprekingen over «alle voorkomende veranderingen, door teekeningen verduidelijkt. De duur van dezen Cursus is 4 a 5 wekeil met dagelijksche lesuren van 8 tot 12 en van 2 lot 6 uur. De verbruikte stof is tegen inkoopsprijs voor rekening van den leerling en blijft zijn eigendom. De prijs voor het volgen van dezen cursus is f 100.—• Na beëindiging der lessen wordt een DIPLOMA verstrekt, waarop de theoretische en practische bekwaamheid van den leerling wordt vermeld. Seizoen-Cursus. Deze Cursus wordt éénmaal per stil seizoen voor deelname opengesteld (Januari en Augustus). Het leerplan omvat alles, wat noodig is, om met succes als Coupeur te kunnen optreden. De duur van dezen Cursus is 21 dilgeii, met lesuren van 8 tot 12 en van 2 tot (> uur. De prijs voor het volgen van dezen Cursus is f50.- HOOGENDOORN's Patronen voor alle voorkomende Heerenen Kinderkleedingstukken. De voor Kleermakerszaken bestemde standmodellen voor normale, lange en korte figuren worden met de meeste zorg van uitstekend papier vervaardigd, en munten uit door correcteil pasvorm en elegante coupe. STANDMODELLEN VOOR HEERENKLEEDING. Prijs per serie vau 6 stuks. Grootwerk ƒ6.- Pantalons n 3.60 Vesten „2.40 Prijs per stuk. Grootwerk ƒ 1.25 Pantalons 0.75 Vesten 0.50 De modellen naar maat geven bij het passen het beste resultaat en zijn de maten goed genomen met standopgave van de figuur, dan laat het kleedingstuk na aflevering niets te wenschen over. Modellen naar Maat. Prijs per stuk. Grrootwerk ƒ 1.50 Pantalons . : „0.75 Vesten 0.50 Rijpan talons 1.25 Prijs per stuk. Overjassen met pelerine . .ƒ2.— Uniform 1.75 Toga (ieder model) n 2.50 Bokjas 2.25 Jongeheerenkleeding met 25% korting. — Franco toezending na ontvangst van postwissel (geen rembours.) R. C. VAN TEECKELENBURGH, Teekenaar van de hierin uitgevoerde ontwerpen. Herzogstraat 23. 's-Gravenhage. r Arnhemsche Confectiefabriek. engros. Firma Wed. S. I. DE GROOT. export. ^ ^ AFDEELING CONFECTIE. ^ ^ Tricot en Flanellen Sporthemden, Witte Overhemden, Boezeroenen, Duitsche Hemden, Mansbroeken in Moleskin, Beaverteen en Bukskin, Specialiteit in Jongensbroekjes en dito Blouses in Dril, Yeans, Manchester, Cheviot, Camilla, enz. Blauwe Kielen, Blauwe Broeken. 5b ^ ^ ENGROS-AFDEELING. ^ "S Heerendassen, Fronts, Wollen Truien, enz. - Monsters franco ten dienste na opgaaf van informaties. — ~ GEBK'. VOSS, AMSTERDAM. Warmoesstraat 112. Interc. Telef. 6491. GROOTSTE MAGAZIJNEN VAN: LAKEHS EN BUCKSKINS. Steeds ruime sorteering van Engelsehe, Fransche en Duits,ehe = Nouveautés. = Specialiteit in Zwarte en Gekleurde Lakens. ^ Verkoop tegen scherp concurreerende engrosprijzen. Smaakvol samengestelde en rijk gesorteerde complete Stalencolleeties worden bij het begin van elk seizoen op aanvraag gaarne franco verstrekt. GROOTHANDEL IN Beuken-Houtskool. Beslist reukeloos. - Billijke prijzen. B. PERRIDON, ROTTERDAM. Oostzeedijk 182. Telefoon 4174. ,lit6it * Jasophangers, Etiquetten en Knoopen Monsters en prijs op aanvraag. / Wed. J. W. SCHUT, Jytosten GELD!^\ Kartonfabrieken, . \ i LOEREN bij Areldoori. W. & G. MERTENS, Lakenhandel, Weste-Wagenstraat No. 66, — ROTTERDAM. — Speciale inrichting ~„rrzr bevattende de grootste sorteering in alle bestaande fabrikaten, gepaard aan zeer concurreerende prijzen, vlugge verzending en bekende solide bediening. Neemt proef en uw succes zal verzekerd zijn. Post-Box 249. Telegramadres Mertens Lakens Rotterdam. Telefoon Intercommunaal 1339. /23. QP^ftó/eicdc&ni. (Q-n^loó-(ÊyMd^d^ynen tn J^a^enö, ($fucdöjéen&, ^p^evtoó en £ $/i atmvtaa^ doa/edooó eene uiYpe&etc/e, dmtici/èvo^e (É$a^n-(^?0'/itec/iej Ye^en óc^ei/i concuiieeiene/e utfódutYent/en 4o$t/e ^uei^YeYYen. B. S. RUBENS, Amsterdam, Londen, Rotterdam, Breestraat 9. Upper Jamesstr. 7. Spaansehe Kade 3. Specialiteit in Engelsche en Schotsche Stoffen. ENGROS. EXPORT. VERZENDINGSHUIS VAN Rijk gesorteerde STALENCOLLEGTIES. 1*" Deze collecties worden ter voorkoming van te groote onderlinge concurrentie in elke plaats naar verhouding der bevolking slechts tot een beperkt aantal uitgegeven. Afdeeling Lakens. Biljart-, Uniform- en Livreilakens. Speciale inrichting voor Leverantiën ten dienste van Land- en Zeemacht, Politie, Brandweer en andere Militaire en Civiele doeleinden. KJeederfournituren Handelsvennootschap - VOORHEEN — BROEKMAN & Co. Amsterdam. Voor Dames-Confectie. AGREMENTEN. GALONS. TRESSEN. FLUWEEL LINT. GARNITUREN. ORNAMENTEN. ALLE SOORTEN METALEN. STOF- EN FANTAISIE KNOOPEN ELASTIEK. BUSCS. VOERINGS. GAAS. ENZ. ENZ. Voor Heeren-Coxfectie. TRESSEN. KOORD. ECHTE SANDERS KNOOPEN. LASTING EN ZIJDEN KNOOPEN. BEENEN EN METALEN KNOOPEN. MILITAIRE KNOOPEN (alle Wapens). MILITAIRE GOUD-GALONS. LIVREI- EN WAPEN-KNOOPEN. NAAI-, MACHINE- EN KOORDZIJDE. ALLE SOORTEN ENGELSCHE EN FRANSCHE VOERINGS. ZIJDEN VOERINGSTOFFEN. LINNENS. ENZ. ENZ. Specialiteit in MILITAIRE LEDERWERKEN: Verlakte Koppels, Patroontasschen etc., etc. iesu & Co., Amsterdam. SS GROSSIERS IN Kleermakersfournituren. Specialiteit in Uniformknoopen en Wapenknoopen. Gouden en Zilveren Galons. Alléén verkoop voor het continent der Imitatie-Steennoot-Compositieknoopen, waarvan monsters op aanvrage verkrijgbaar. Verkoop uitsluitend ENGROS. Uitgaven van ft. W. Sijthoff te Leiden. Practische Handleiding VOOR HET NAAIEN EN KNIPPEN VAN Dames- en Kinderkleeding, volgens Weener Coupe, DOOR CH. CONTENT—DUITZ. TWEEDE, VERBETERDE DRUK. Groot 4°. met ± 60 afbeeldingen tusschen den tekst, Prijs fl.90. Yoor Abonnées op „De Graeieuse" f0.90. PRACTISCHE HANDLEIDING voor het NAAIEN EN KNIPPEN van Dames- en Kinder-Reform-Bovenkleeding. door CH. CONTENT—DUITZ. 4 Groot 4°. met 75 illustratiën tusschen den tekst. Prijs fl.90. Voor Abonnées op „De Graciense" f0.90. De eenig practische en keurig geïllustreerde Handleiding voor Modisten, Kleermakers en Dames, die zelf hare japonnen vervaardigen. In de inleiding schrijft de Arts Barnstkin Jr. o. a.: Daar het doel van den medicus moet zijn, eer kwalen te voorkomen, dan. kwalen te genezen, zoo ben ik gaarne bereid de reformkleeding aan te bevelen le Omdat ik dagelijks de gevolgen van verkeerde en ondoelmatige klee derdracht te aanschouwen krijg, 2e. Omdat de reformkleeding het snelst ingang zal vinden, als zy, die door hun beroep en studie 't beste de physiologische en pathologische eigenschappen van het menschelyk lichaam kennen, deze kleeding aanbevelen. Reform-Mode-Album III. Tachtig NIEUWE modellen voor Reformdracht, zoowel boven- als onderkleederen, voor verschillende leeftijden. Rijk geïllustreerde Handleiding tot het zelfvervaardigen van Reform-Kleederen, voorzien van vele practische raadgevingen en knippatronen. Bewerkt door de Redactie van „DE GRACIEUSE." Prijs f 1.50, voor abonnees op DE GRACIEUSE f 0.60. Onze Baby, Afbeeldingen met Babykleertjes, Knipoverzichten, afzonderlijke afbeeldingen op natuurlijke grootte, met daarbij behoorende beschrijvingen DOOR DE Redactie van „De Graeieuse." Met 114 afbeeldingen. Prjjs ƒ1.50. Voor Abonnées op „De Graeieuse" f 0.75. Bjj alle Boekhandelaren voorhanden, JL/T •