■ 2460 J B 3 PRACTISCHE HANDLEIDING ter beoefening van DE SPAANSCHE TAAL (Método practico para aprender el espanol) door xY. T). LEEMAN EERSTE DEEL 2e Stuk 'g-gravenhage DE GEBROEDERS VAN CLEEF 1904 Wij raden den beoefenaar de volgende verbeteringen aan te brengen, alvorens het tweede stuk in gebruik te nemen *): P. 158 Reg. 1 staat: fortunado ; moet zijn: afortunado. P. 15S „ 10 „ : calientate ; „ „ : caliéntate. P. 163 „ 4 „ : Fernan ; „ „ : Fernan. „ 11 „ : Hernan ; „ „ : Hernan. P. 169 laatste reg. „ : muerden ; „ „ : muerdan. P. 171 Reg. 7 „ : me acuesta; „ „ : me acuesto. P. 173 „ 21 „ : parta ; „ „ : parte. P. 178 „ 17 „ : hondueno ; „ „ : bondueno. P. 185 „ 11 „ : los démas, „ „ : los demas, las los demas; demas. P. 188 „ 12 „ : traducïs ; „ „ : traducïs. P. 193 „ 26 „ : nadsteis ; „ „ : nacisteis. P.198 , 5 „ : metras ; „ „ : metros. P. 201 „ 4 „ : los setenta; „ „ : a los setenta. P. 202 „ 12 „ : todavia ; „ „ : todavia. P. 213 „ 4 „ : el precio ; „ „ : el premio. P. 214 „ 7 „ : sienta ; „ „ : sientan. P. 218 „ 27 „ : prefieran ; „ „ : prefieren. P. 223 „ 2,31 „ : coqueton ; „ „ : coquetón. P. 233 „ 24 „ : manana ; „ „ : manana. P. 241 „ 18 „ : Cordoba ; „ „ : Córdoba. P. 250 „ 33 „ : botes , „ „ : bofes. P. 258 „ 22 „ : comerés ; „ „ : comeras. P. 264 „ 16 „ : lo estatua ; „ „ : la estatua. P. 266 „ 16, 19 „ : Jeres; en ; „ „ : Jerez; es. P. 267 „ 10 „ : clara ; „ „ : claro. *> In deze opgave zijn niet opgenomen de trouwens niet zeer talrijke drukfouten, die de gebruiker van dit boek op het eerste gezicht zelf kan verbeteren. P 9o! Reg' fo Staat: SOlter0n ; moet^n: solterón. r--yb « 19 » : vicios • . V1„- _ P. 299 „ 3 • tanta " ' p onn o " ' ' » » : tant0- " l " '• haciéndales; , „ ; hacièndoles. P SOI " «o ! ^°rtündales ' » » : cortandoles. p' „J " tl " despecha ; „ „ . despacha. P 304 " .1 ' :C°lera ; ' ' :cólera- P 315 " ifi " ' (Zle bldZ') ; " » : (zie bldz"305)- p'So " l- ' :p6Satas ' • - : pesetas. P* S97 « " : acepterl° J - » : aceptarlo. P 327 - « - : Bilbaino ; „ „ : BZino. P 34J " is : °allaS : 8 » : calles" p 049 " " ' : aperece J - - : aparece. P 344 " 90 " : COn-strucción' » . : cons-trucción. P Zo ' 2: ' :iramos ; , , .-iremos. • ' i ■ : a^edar ! . . : agradar. P 365 " l " 1 atanef ' ' - : atafier" ' 3 » : acomPaöara; „ „ : acompanara. Nog ontdekt in het Lente Stuk de volgende fouten: P. \ Reg- 27 staat: Sigismundo; lees: Segisrnundo. • » 24 » •' feminino ; „ : femenin0. Lección trece. Pronombres interrogativos. Primera Clase de los Verbos irregulares. Opmerking vooraf. Tot de pronombres relativos brengt Real Academia espanola ook de vragende voornaamwoorden (Pronombres interrogativos). Deze luiden in het Spaansch: qué, cual, quién en cüyo,-a,-os,-as. Ter onderscheiding van de eensluidende betr. voomw. hebben zij het geschreven accent (elacento ortogrdfco). 1. i. Qué hombre ? Welke man ? (. Qué guantes? Welke handschoenen? ; Qué hombre! Welk een man! (wat een man!) ; Qué hombre tan valeroso! Welk een (wat een) dapper man! ; Qué mujer tan hermosa ! Welk een (wat een) Bchoone vrouw! i Qué desea V. ? Wat wenscht Uf i De qué habla V. ? Waarvan spreekt gij ? En 3, Opm. b). Ejercicio 98. Ter vervoeging: a. Het Presente del Indicativo y del Subjuntivo en de Imperativo der volgende ww, die alle tot de 2e kl. behooren : Acordar'), toestaan. encontrar, ontmoeten, vinden. acostarse, naar bed gaan, gaan forzar, dwingen, noodzaken. liggen, probar, bewijzen. almorzar, ontbijten. rogar 4), verzoeken. apostar s), wedden. tronar"),,donderen (v. imp.) costar, kosten. jugar6), spelen. descontar. disconteeren. avergonzarse 7), zich schamen. Moler, malen. cocer, koken. mover, bewegen. soler, plegen te, gewoon zijn te. resolver 8), besluiten. volver, terugkeeren, terugkomen. llover, regenen. oler. rieken, ruiken. N.B. Aan het begin van het woord gaat de o niet over in ue, maar in: lme (vgl. de Opm. op pag. 155). 1) Acordar, stemmen (een instrument) ia regelmatig. 2) Apostar, posteeren, plaatsen, is regelmatig. 3) De ww. op olver hebben buitendien nog deze onregelmatigheid, dat zij hun part. pas. vormen door verandering van olver in ueltO, dus: resolver, part. pas. resuelto : volver, part. pas. vuelto. 4) De samenstellingen van rogar zijn regelmatig. o) De afleidingen van trono (troon): entronar, op den troon plaatsen kronen, en destronar, (onttronen) zijn regelmatig. 6) Jugar verandert de u in geaccentueerde lettergreep in ue. 7) De o van avergonzarse moet veranderen in üe (dus met trema), want in de groep gue (zonder trema) ig de u stom. Verder verandert de z voor eene 6 in C, dus bijv. No te avergüences, avergoncémonos. b. Dezelfde tijden der volgende ww., die regelmatig zijn: corresponder, correspondeeren. escoader, verbergen. coser, naaien. correr, loopen. toser, hoesten. socorrer, ondersteunen. e. Schrijf in alle personen: Almuerzo ü las 8, como a la ana, meriendo a las 4, ceno a las siete y media, me acuesta a las 11 y me levanto a las 7. Cada vez que juego. pierdo. Ejercicio 99. Ter vertaling: Ga naar bed, laten wij naar bed gaan, gaat naar bed. Ga niet naar bed. laten wij niet naar bed gaan, gaat niet naar bed. Laten wij wedden. Ik wed niet, ik heb nooit gewed en zal nooit wedden. Hoeveel (Cu&nto) kost dit paard Het kost 1000 pesetas. Het heeft mij meer gekost. Zij disconteeren dezen wissel. Zij ontmoeten eenige vrienden. Wij worden gedwongen. Laten wij spelen. Wij spelen fniet. Ik speel nooit. Speelt niet, werkt. Ik bewijs wat ik zég. Laat hij bewijzen wat hij zegt. Het dondert. Het heeft gedon- Naast de meeste ww. der 2e kl., die tot de eerste vervoeging behoor en, staan zelfst. nw. met de tweeklank u© (vgl. p. 154, noot 3); bijv. Aoordar, el acuerdo, de samenwerking; el desaouerdo, de oneenigheid ; almorzar, el almuerzo, het ontbijt; apostar, la apuesta, de weddenschap ; oontar, el ouento, de vertelling; la ouenta, de rekening; descontar, el descuento, het disconto; encontrar, el enouentro, de ontmoeting, de schok; forzar, la fuerza, de kracht; rogar. el ruego, de vraag, het verzoek; tronar, el trueno, de donder; jugar, el juego, het spel; mostrar, la inuestra, het staal, het monster; sonar, el sueno, de droom; consolar, el consuelo, de troost, desoonsolar; el desoonsuelo, de droef heid, troosteloosheid ;probar, la prueba, het bewijs; avergonzarse, la vergüenza, de schaamte. derd. Zou het donderen? Ik geloof niet dat het dondert (subj.). Zij malen. Wij malen niet, Laten wij dit koren (el trigo) malen. Het beweegt zich. Het beweegt zich niet. Zij besluiten terug te keeren. De meisjes naaien hemden. Wat (cómo) hoest u ! Laten wij loopen. Verbergt u. Ondersteun de ongelukkigen. Ik pleeg iederen dag eenige uren te spelen. Wij hebben besloten. Zij zijn teruggekeerd. Wij hadden besloten. Zij zullen teruggekeerd zijn. Waarom zouden wij teruggekeerd zijn? Wat hebt gij besloten? Vocabulario. Semejante, dergelijk. Acordarse de (Cl. II), zich semejante cosa, iets dergelijks. herinneren. la ignorancia, de onwetend- demostrar, (Cl. II), aantoonen. heid. sonar (Cl. II), droomen. la presunción, de aamatiging. desconsolarse (Cl. II), diep el sepulcro, hel graf. bedroefd zijn. la ilusión, de illusie. aprobar (Cl. II), goedkeuren. la existencia, het bestaan. desaprobar (Cl. II), afkeuren. el deudor, de schuldenaar. probar, (Cl. II), beproeven, op la promesa, de belofte. de proef stellen la letra de cambio, de wissel, contar con (Cl. II), rekenen op. el cartero, de brievenbesteller, fundar, gronden, grondvesten. la tarjeta postal, de briefkaart, ejecutar, uitvoiren. la tarjeta postal) de prentbrief- adivinar, raden. ilustrada, ) kaart. acostumbrarse, zich gewennen. la desgracia,. het ongeluk. efectuar, uitvoeren. la maquina, de machine. permanecer, blijven. el premio, de prijs. costar (Cl. II) mucho, moei¬ te exposición universal, de lijk rallen. wereldtentoonstelling. oler (Cl. II) a quemado, aanel trigo, het koren. gebrand rieken. en esta plaza, hier ter stede, sepultar, begraven. el pedido, de bestelling. dejar, laten. el proyecto, het plan- tiero, woest, wild. la broma, dc grap. ünico, -a, eenig. el molinero, de molenaar. barato, -a, goedkoop, billijk. el almizcle, de muskus. inmenso, -a, onmetelijk. la violeta, het viooltje. porque, want. la olla, de pot. ^porqué? waarom? la carne, het vleesch. aun, nog. la habitación, het vertrek. pronto, gauw, spoedig. a mi lado, aan mijne zijde. N.B. Als bij een in den Vocabulario voorkomend werkw. niets anders vermeld staat, is bet ww. of altlians de in de thema te gebruiken vorm regelmatig. Ejercicio 100. Ter vertaling: No nos acordamos de baber dicho semejante cosa. No me acuerdo de haber escrito aquella carta. A qué hora se acuesta V. por la noche? Todas las noches me acuesto a las once. Nada demuestra tanto nuestra ignorancia como nuestra presuncion. Lo pasado es un sepnlcro inmenso. cada dia sepultamos en él una parta de nuestra existencia. Cada noche suena el héroe que su patria es libre y feliz, y cuando se despierta, se desconsuela al ver que ha sido una ilusión. Desaprobamos todo lo que no esta fundado en la razón. Si V. aprueba su proyecto, no encuentro ninguna dificultad en ejecutarlo. Cuinito cuesta este libro. Cuesta quince pesetas. Esta tierna madre se desconsuela cada vez que los ninos tienen la menor indisposicion. Tenga V. la bondad de descontarme esta letra de cambio. No se acuerda nuestro amigo de sus promesas. Suelo acostarme a media noche y levantarme a las seis y media de la ma- nana. j Cuidado! ese perro inuerde, es muy fiero. Vuelva \ . a medio dia. Tenga V. la bondad de volver a la una. No vuelva V. antes de aquel tiempo. Nada teme perder quien nada tiene. ^ Ha venido alguien a preguntar por ml ? No, Don Jaime, nadie ha venido. jCartero! ^ tiene \ . algo para mi? Si, seiior, tengo para V. varias cartas v algunas tarjetas postales ilustradas. Almuerzo a las 8 y media. Quien suele perder minutos se acostumbra muy pronto a perder horas y dfas, y yo deseo, hijo mi'o, que til 110 pierdas uu solo momento, porque el tiempo es uno de los bienes mas preciosos de este mundo. Con el fuego se pruel.a el oro, la desgracia es la que prueba al bombre y a los amigos. Las maquinas S. para coser han obtenido los primeros premios en todas las exposiciones universales. Es la unica casa que goza de alguna reputación en el comercio de vino en esta plaza. He efectuado su apreciado peuido a un precio muy barato y cuento con su entera satisfacción. Pienso permanecer aqui como (ongeveer) quince dfas. Le cuesta mucho hablar espanol. No temo que mi Padre desapruebe mi conducta. Ese nino juega todo el dia y no piensa en estudiar. No juguemos dinero. No juguéis con el fuego, porque tiene malas bromas. Huela V. esta rosa. Huele muy bién. El cuarto olfa muy mal. La carne huele a quemado. Aquellas seiioras olfan a violeta. Este panuelo huele a agua de C'olonia y ese otro a almizcle. Ejercicio 101. Tema. Herinnert gij U, iets dergelijks gezegd te hebben ? lederen avond ging ik om tien uur naar bed. Zijn aanmatiging bewijst zijn onwetendheid. Waarom keurt gij mijn plan af? Ik vond geen moeilijkheid in het uitvoeren van mijn plan. Ik herinner mij deze '/aak (el asunto) niet. Mijn ouders plachten om tien uur naar bed te gaan. Ik keur alles af wat gij zegt. Zij keuren ons plan goed. Wij ondervonden geenerlei moeilijkheid dit plan uit te voeren. Waarover (De qur) bedroeft zich uw zuster? Zij bedroeft zich over de ziekte van haar kind. Waarom disconteert gij dezen wissel niet? Herinner u steeds uwe beloften. Om hoe laat staat gij op en hoe laat gaat gij naar bed ? Toen ik in B. woonde, placht ik om tien uur naar bed te gaan en om vijf uur op te staan. Hij vertrok en kwam nooit terug. Opgepast! deze honden zijn zeer kwaadaardig, zij bijten. Eenige uwer vrienden hebben naar u gevraagd gedurende uw afwezigheid. De brievenbesteller heeft niets voor ons dezen keer. Wij ontbijten iederen morgen om 7 uur. Wij willen niet dat onze kinderen den kostbaren tijd verliezen. Het goud wordt beproefd door het vuur, de vrienden door den tegenspoed. Wat kost deze naaimachine? Deze uitstekende naaimachine kost slechts (no ... mós que) zestig pesetas. Daar wij uw bestelling tegen (een) zeer billijken prijs hebben uitgevoerd (gerundio pasado), rekenen wij op uwe geheele tevredenheid. Valt het u moeilijk Spaansch te spreken ? Vele menschen kennen zich zelf niet. Zekere N. heeft mij gezegd dat eenige personen van groote verdienste uw gedrag afkeuren. Zoo heer, zoo knecht. Ejercicio 102. Tema. I>e tegenspoed beproeft den mensch. Wij plegen wakker te worden om vijf uur 'smorgens. Verlies den kostbaren tijd niet. Laten wij wedden, dat gij niet raadt wat ik op (en) dit oogenblik denk. Deze hond bijt niet, hij is niet kwaad. Wie niets heeft, vreest niets te verliezen. Wij zullen ons steeds onze beloften herinneren. De ouders bedroeven zich, wanneer de kinderen ziek zijn. Dit boek kost 5 pesetas en eenige eéntimos. Waarom keert gij mijn plan niet goed? Ik keur het niet goed, omdat ik geloof, dat het niet kan (puede) slagen, lederen nacht droom ik dat mijn kinderen aan mijn zijde zijn. De molenaar maalt het koren. Vreest gij niet, dat uw vader uw gedrag zal afkeuren (subj. irres.)? Deze bloemen ruiken lekker. De pot ruikt aangebrand. Ruik deze bloemen eens. Hoe (qur) lekker ruiken deze rozen ! Dit vleesch wordt moeilijk gaar (kookt met moeilijkheid). lederen keer dat ik speelde, verloor ik. lederen keer dat wij speelden, verloren wij. Als gij gauw terugkomt, zult gij ons nog hier vinden. Deze bloemen rieken te sterk om (mueho para) ze gedurende (por) den nacht in een gesloten vertrek te laten. Op de tafel lag een zakdoek, die sterk naar muskus rook. Wat besluit gij omtrent (sobre) deze zaak? Wij hebben besloten ons niet met deze zaak bezig te houden. Zet u naast mij neer en schaam u niet mij de waarheid te openbaren. Zet u naast ons neer en schaamt u niet ons de waarheid te openbaren. Ik wed dat ik raad wat gij denkt, maar gij raadt niet wat ik denk. Wij wedden, dat wij raden wat gij denkt, maar gij raadt niet wat wij denken. Ejercicio 103. Vertalen, daarna terug leer en: Viaje a Amsterdam. Continuación. V he ahi por qué D. Francisco y D. Fernando de la Posa se dejaban ver por breve tiempo en San Sebastian, donde, a poco de llegar, tomaban el tren de Francia a) sin parar hasta Paris, donde descansaron hasta el dia siguiente, en que continuaron su camino, con billete para Lieja, via Reims. El paisaje por donde cruzaron a las pocas horas de salir de las llanuras de Champagne, ó Champana mejor dicho, era muy pintoresco por lo variado de los accidentes del terreno. Llegaron a la formidable plaza de Verdun, bariada por el Mosa; ya desde entonces no perdieron de vista el caudaloso rïo, bordeado por la lfnea férrea. Poco a poco las montanas fueron disminuyendo en elevación y al cruzar un humildfsimo arroyuelo dijoles un empleado del ferrocarril, en tono de burla: — Esta es la frontera franco-belga;—como si quisiera expresar que aquello no era frontera ni era nada. Ya en Bélgica el paisaje apareció mas pintoresco que nunca; el Mosa describïa continuas curvas, y el tren se metia a cada momento por profundos tuneles, abiertos a traves de negruzcas montanas, para salir las mas de las veces a verdes y amenos vallecitos. — Pues no veo hasta aquï los Paises Bajos, — dijoFernando, — sino los Paises Altos. Tenia razón el conductor en burlarse de la frontera franco-belga. Asi llegaron a la estación de Dinant. La falta de tiempo impedió a nuestras viajeros visitar las famosas grutas de Han, cruzadas por el no Lesse. He ahi' por qué (vgl. voila pourquoi), daarom. — Dejar, laten. — A poco de, kort na. — Tren, trein. — Parar, ophouden, stoppen. — Desoansar, uitrusten. — Si^uient", p. pr. de segnir, volgen. — Camino, weg.— Cruzar, doorreizen. — A las pocas horas de salir de, weinige uren nadat zij gekomen waren uit. — Llanura, vlakte. — Pintoresco, schilderachtig. — Lo variado, het afwisselende, de afwisseling. — Los accidentes del terreno, de oneffenheden van den bodent. — Plaza, vesting. — Baiïar, bespoelen. — Desde entonces, van toen af. — Caudaloso, statig. — Bordear, langs loopen. — Fueron disminuyendo, pret. de ii' disminuyendo, (steeds) afnemen (vgl. Fr. aller (en) diminuant). — Arroyuelo, beekje.— Dijo. pret.. 3a p.S. de deoir, zeggen. — Un empleado del ferrocarril, een spoorwegbeambte. — Burla, spot. — Quisiera, Subj. imperf. de querer, willen. — Curva, bocht. — Abierto, part. pas. de abrir, openen, hier: 12 aanleggen. — A traves de negruzoas inontanas, dwars door zwartachtige bergen. — Amenos valleoitos, liefelijk kleine dalen. — Impedió, pret. 3. p.S. de impedir, beletten. — Cruzado por, waardoorheen loopt. Aaxteekkxixg. a) Hier volgen eenige namen van lauden en hunne bewoners: Espaiïa, Spanje (el espanol); Portugal (el Portugués); Franeia (el fraticés. Gavaoho, soheldnaain voor de Fransohen); Italia (el italiano); Turquia (el turoo); Grecia (el griego, de Griek); Alemania (el aleman); Suiza (el suizo, de Zwitser); Austria (el austriaco, de Oostenrijker)-, Prusia (el prusiano), Sajonia (el sajon, de Saks), Inglaterra (el inglés); Escocia (el esoocés); Irlanda (el irlaudés); Holanda, los Paises Bajos (el holandés); Bélgica (el belga); Rusia (el ruso), Dinamarca (el danés); Esoiindia' Scandinavië (el esoandiuavo); Sueoia (el sueoo, de Zweed); Noruega (el noruego). ' Los Estados Unidos (el amerioano); Peru (el peruano), Chile (el ohileno), Kepüblioa Argentina (el argentino); Uruguay (el uruguayo); Paraguay (el paraguayo) ; Venezuela, (el venezolano);Costa Rica (el eostarriqueno); Colombia (el columbiano); Ecuador (el eouatoriauo); Honduras (el hondueno) ; Guatemala (el guatemalteco); San Salvador (el san salvadoreiio); Puerto rioo (el portorriqueuo), Cuba (el Cubano); Canada (el canadiense); el Brasil (el brasileiïo); Argel (el argelino) ; Egipto (el egipeio), Marrueoos (el marroquf). — El judi'o (de jood); fem. la judi'a. Alvorens een enkele monarchie uit te maken was Spanje verdeeld in 14 onderling onafhankelijke deelen, waarvan twee prinsdommen (Cataluna, Asturias); een heerlijkheid (Visoaya) en elf koninkrijken : Galioia, León, Castilla la Vieja, Navarra, Aragón, Estremadura, Castilla la Nueva, Muroia, Valenoia, Andalucia, islas Baleares. Namen der bewoners: el oatalan, el asturiano, el vasco ó vascongado, el gallego, el leonés, el castellano viejo, el navarro, el aragonés, el estrer meno, el castellano nuevo, el muroiano, el valenciano, el andalüz, el balear (el mallorquin). Thans wordt Spanje verdeeld in 49 provinciën. Eenige steden: Amberes, Antwerpen; Aquisgran, Aken ; Burdeos, Bordeaux; Colonia, Keulen; Esmirna, Smyrna; Esparta. Sparta; Florencia, Florence; Ginebra, Genève; La Haya, den Haag; Jerez, Xeres; Lieja, Luik; Liorna, Livorno; Lisboa, Lissabon; Londres, Londen; Marsella, Marseille ; Maguncia, Mainz; Napoles, Napels; Homa, Rome; Tünez, Tunis; Viena, Weenen; Zaragoza, Saragossa. Rivieren: El Danubio. de Donau; el Nilo, de Nijl, el Rin, de Rijn; el Tamesis, de Theems; el VYstula, de Weichsel. Ejercicio 104. Dos Anuncios. 1. Tarjetaspostales ilustradas. i>) De ventaen todas las librerias y papelerfas. — Pfdase catalogo a Hauser y Menet, Ballesta 30, Madrid. De venta, te koop. —Vapeleria., papierhandel. — Pidase, 3a p. Sg. Subj. pres. de pedirse, gevraagd worden; dus: men vrage. 2 Santos Hermanos, 22, Arenal, 22. Automóviles, Bicicletas y Motobicicletas de las mejores marcas. Accesorios de todas clases. Pidanse cata logos. Santos Herraanos, Gebr. Santos. — Bioicleta, rijwiel. —Motobioicleta, stoom/iets. — Accesorios, (rijwiel)benoodigdheden. — Pidanse, 3e p. pl. Subj. pres. de pedirse; dus: men vrage. AanTEEKEMSG. a) Una tarjeta postal, een briefkaart, ('na tarjeta postal ilustrada, een prentbriefkaart, een ansicht; una carta, een brief; el sello el sello de oorreo, de postzegel-, las senas, het adres-, el sobre. verb. imp. dag worden. 2o. verb. pers. In den morgen ergens aankomen. anochecer, lo. verb. imp. nacht worden. 2U. verb. pers. bij het vallen van den nacht ergens aankom m. apetecer, wenschen. carecer de, missen, niet hebben. compadecer, medelijden hebben, resplandecer, schitteren. 2». Het Presente del Ind. y Subj., de Imperativo, het Pretérito en de drie daarvan afgeleide tijden van : Conducir. geleiden. inducir, leiden in. deducir, afleiden. seducir, va-leiden. redueir, terugbrengen, dwingen, lucir, blinken. producir, voortbrengen. 3». Het Pres. del lnd. y Subj. en de Imperativo van: empecer en van empezar. 4o. De enkelvoudige tijden van cocer. 5o. Vervoeg in alle personen: \ o amaneci en Madrid y anocheci en Toledo. Ik was bij het aanbreken van den dag in Madrid en bij het vallen van den avond in Toledo. C'ada vez que encuentro a Fulano me estremezco. desconocer, miskennen, niet kennen. empecer, bmadeelen. empobrecer, verarmen. enriquecer, verrijken. estremecerse, huiveren, rillen. favorecer, begunstigen. merecer, verdienen. obedecer, gehoorzamen. ofrecer, aanbieden. padecer, lijden. parecer. verschijnen. perecer, omkomen. permanecer, blijven, volharden. reconocer, (hj/rkennen. renacer, herboren worden, herleven. Ejercicio 110. Vertaal: Zij worden geboren. Zij werden geboren. Laten wij herboren worden. Bied aan. Biedt aan. Laten wij niet aanbieden . Ik ken. Wij kennen. Laten zij kennen. Gij kent niet. Zij miskennen. Ik vertaal en vertaalde. Zij vertaalden. Indien ik vertaalde (subj. imp.). Opdat (Para que) wij zullen vertalen (subj. fut.). Zij zouden vertalen. Ik vertaal. Verafschuw de leugen. Laten wij de leugen verafschuwen. Zij maakt het kind in slaap. Laat men dit kind in slaap maken. Zij missen moed. Laten wij hem niet miskennen. Dat hij begunstige. Gehoorzaam. Gehoorzaam niet. Zij lijden. Wij verschijnen. Zij zijn omgekomen. Laten zij erkennen. Ik geleid, ik geleidde, ik heb geleid, dat ik geleidde (subj. imp.), ik zou geleiden, dat ik zal geleiden. Dat zij voortbrengen. Brengt voort. Dat zij u niet verleiden. Ik begin. Hij benadeelt. Dat hij beginne. Dat hij benadeele. Zij blinken en blonken. Dat zij blinken en blonken. Ik kook. Zij kookt. Dat zij koke. Dat zij koken. (Zie de Aantos Cartas. Vertalen, daarna temgleeren: Rotterdam, 31 Diciembre 1903. Muy Senor mio: No puedo permitir que el cumpleanos de V. se pase sin enviarle mis mas sinceros votos por su felicidad. Deseandole al mismo tiempo un ano nuevo muy feliz, lleno de salud y prosperidad, quedo su atento y S. S. Q. S. M. B. A. Respuesta. Muy senor imo y distinguido amigo: Agradeciendo como se merecen los votos que por mi prosperidad Vd. hace, cumpleme el hacerlos fervientes por la suya y repetirme como siempre a sus órdenes su aff»'» y att«- S. S. Q. S. M. B. B. Cumpleanos, verjaardag. — Quedo su atento y S. S. (S. S. = seguro servidor), ik blijf uw dienstw. dienaar. — Q. S. M. B. (que sus manos besa), beleefdheidsformule. Affmo y atto. S.S. = Afectisimo y atento seguro servidor. Opmerkingen, a. Onze aanhef: Mijnheer, Mevrouw, Mijne Heeren luidt dus in het Spaansch : Muy senor nno, (nuestro) muy senora mia (nuestra), muy seiiores mios (nuestros), muy senoras mias (nuestras). Somtijds voegt men er nog een andere formule aan toe, bijv. Muy senor mlo (senora mla) y de mi mayor respeto (aprecio, consideración), ongeveer = Zeer geachte Heer. Muy senor mio y apreciable (distinguido) amigo, Mijnheer en Vriend. Eenige intieme aanvangsformulen: Mi querido padre, querido padre raio, amada madre ima, querido amigo mio, hija de mi alma. 2°. In officiëelen stijl heeft men nog de volgende titels: V. S. (spreek uit usia, verkorting van vuestra senoria) als men spreekt tot of schrijft aan leden der cortes, burgerlijke autoriteiten, magistraten, kolonels, en den lageren adel. Aan het hoofd van den brief komt te staan M. I. S. (— Muy ilustre senor). V. E. (spreek uit: Vuecencia, samentr. van Vuestra Excelcnda), titels van hooge staatsambtenaren, leden van den hoogen adel, generaals, senatoren. Aan het hoofd van den brief: Exmo Sór (= excelentisimo senor). Su Illma (spreek uit: su ilustrisima) voor bisschoppenen aartsbisschoppen. Aan het hoofd van den brief (Illmo Sór = ilustrisimo senor). Kardinaals hebben den titel: Eminencia). V. A. of S. A. (spreek uit: vuestra alteza, su alteza) titel van prinsen van den bloede. Aan het hoofd: Senerfsimo senor. V. M. of S. M. (spreek uit: vuestra majestad, su majestad) titel van koning of koningin. Oudtijds (voordat Karei Y keizer van Duitschland werd) gaf men aan koningen in Spanje den titel: alteza. Aan het hoofd: Senor (om: Sire). 15 Lección diez y siete. Adverbios en mente. Traducción de algunos adverbios holandeses. Modos adverbiales. Verbos irregulares de las Clases V y VI. 1. In het Spaansch worden evenals in het Fransch en de andere Romaansche talen een groot aantal bijwoorden gevormd van bijvoeglijke naamwoorden door middel van het achtervoegsel mente (Fr. ment). Het is oorspronkelijk een naamval van het latijnsche woord mens *), een zelfstandig naamwoord van het vrouwelijk geslacht; van daar dat het achtervoegsel mente geplaatst wordt achter den vrouwelijken vorm van het bijv. nw. (natuurlijk in zooverre het bijv. nw. een afzonderlijken vorm heeft voor het vrouwelijk). Het latijnsche woord mens had verschillende beteekenissen, o. a. die van gemoed, ziel, geest. Deze beteekenissen gingen over in die van wijze, manier; bijv. Obra ingeniosamente, letterlijk: hij gaat te werk met een vernuf'tigen geest; hiervan komt men heel licht tot de beteekenis: hij gaat te werk op vernuftige wijze, of hij gaat vernuftig te werk', zoodat het achtervoegsel mente ten slotte alleen aanduidde, dat een of ander adjectief in bijwoordelijke betrekking voorkwam. De bijwoorden op mente kunnen zijn: *) En wel de ablatief. De bijwoorden op mente zijn oorspronkelijk niet anders dan de abl. absolutus van het vrouwelijk zelfst. nw. mens, voorafgegaan door een bjjv. nw., dat natuurlijk dus ook vr. enk. is. a. Adverbios de modo, bijv. habilmente, facilmente, discretamente, puramente, fuertemente, fortisimamente, fielmente, fidelisimamente, grandemente (op grootsche wijze), mayormente (vooral, bovenal), grandfsimamente. b. Adverbios de orden ó tiempo; bijv. primeramente (ten eerste), ültimamente (ten laatste, ten slotte). *) c. Adverbios de afirmaeibv, bijv. seguramente, zekerlijk, efectivamente, werkelijk, naturalmente, ciertamente, completamente, enteramente. Opmerkingen. a. Als twee of meer bijw. op ment' op elkander volgen wordt meute alleen bij het laatste bijwoord uitgedrukt**): Cicerón habló sabia y elo- Cicero sprak geleerd en welcuentemente. sprekend. Salustio escribióclara, con- Salustius schreef duidelijk, cisa y elegantisimamente. bondig m zeer sierlijk. El general ha obrado va- De generaal is moedig, wijs liente, sabia v prudentemente. en voorzichtig te werk gegaan. El se ha explicado clara y Hij heeft zich kort en helder sucintamente. verklaard. b. Sommige adjectieven kunnen bijwoord worden zonder het achtervoegsel mente aan te nemen, bijv.: hablar alto, luid spreken. hablar bajo, zachtjes spreken. ver claro, duidelijk zien. *) De Academia veroordeelt het gebruik van segundarnente en terceramente als verouderd, en dat van euartamente, quintametite,en beveelt aan het gebruik van luego, despue's, en stguida, mas adelante, ültimamente-, gelijk wij gebruiken, na het woord eerst, de woorden: dan, daarna, vervolgens, verder, eindelijk. **) Evenals oudtijds in het Fransch en thans nog in het Italiaansch. ayer mismo *), gisteren, nog. hoy mismo, van daag nog. aqui mismo, hier zelf. c. In de samengestelde tijden der werkw. kunnen de bijwoorden nooit geplaatst worden tusschen het liulpww. en het verleden deelwoord: No me ha visto afortunadamente, hij heeft mij gelukkig niet gezien. 2. Hier volgen eenige Nederlandsche bijwoorden met hun verschillende beteekenissen in het Spaansch: Hoe, (Wat). a. Cómo. I Cómo esta usted ? b. Qué (ook wel cudn): j Qué (cuan) loco es! ; Qué (cuan) tarde ha venido! c. Cuanto: j Cuanto trabajas! d. Lo...que (bij bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden): Nosabeslo enfadado que esta él conmigo „ „ loenfadada „ „ ella „ ) Gij weet niet, hoe „ „ lo enfadados ,, estan ellos „ \ boos hij (zij, zij mrv.) „ „ lo enfadadas „ „ ellas „ op mij is (zijn). Tu veras lo caro que eso Gij zult zien hoe duur u dat te va a costar. zal kosten. In plaats van lo. . .que kan men ook gebruiken cuan: No sabes cuan enfadada esta conmigo etc. Tu veras cuan caro eso te va a costar. Deze constructie treft men ook aan bij zelfst. nw. (maar *) Mismo beteekent ook zelfs'. En Valencia mismo no hay mejor melóu (meloen) que este; (=. aun en Valencia no hay etc. of Ni en Vulenoia hay eto.). dan natuurlijk niet met lo, maar met el). In plaats van: Ta veras cuanto dinero eso te costara, kan men zeggen: Tu veras el dinero que eso te costard. Evenzoo bij werkwoorden. In plaats van: A'o puedes figuratie cuanto lia gastado (gij kunt u niet voorstellen, hoeveel hij heeft uitgegeven) kan men zeggen: No puedes figuratie lo que (of lo mucho que) ha gasiado. Te. a. Demasiado. Esta capa es demasiado larga. b. Muy (voor bijv. of bij w. gevolgd door om, voor, dan dat) \ Este barco (boot) es muy pequeno para semejante viaje. El ha obrado muy precipitadamente (overijld) para que (dan dat) acertase. c. Mucho (bij zelfst. nw. met de beteekenis: te veel en bij werkwoorden met de beteekenis: te veel, te zeer, enz.) Tiene mucha experiencia para cometer faltas (fouten) de esta naturaleza (aard). Corre mucho para que yo pueda (kan, subj. pr.) alcanzarle (inhalen). N.B. Indien het gebruik van muy of mucho aanleiding zou kunnen geven tot dubbelzinnigheid, gebruikt men liever demasiado: vgl. Trabaja mucho (veel) para su edad en trabaja demasiado (te veel) para su edad. d. Cuanto mós (menos)... (tanto)mds (menos), hoe meer (minder)... des te meer (minder). Zie hierover de vorige Les Ongeveer. Vóór ongeveer twee uren. Hace dos horas, jtoco mas ó menos, of hace unas dos horas; of hace cosa de dos horas. Wij hadden ongtv&r hon- Teni'amos nnas cien pesetas, derd pesetas. cosa de cien pesetas, of cien pesetas poco mas ó menos. Er. Ons woord er kan zijn bijwoord (het toonloos geworden daar) en zelfst. voornw. 2e nv. meervoud. Als bijwoord kan het beteekenen: a. daar : Ik zal er zijn, estaré alli. Hij wandelt er, se pasea por alli'. Zij (/aan er heen, van alla. Ik zal er van daan gaan, me iré de alli. b. Het kan gevolgd worden door een ander bijw., waarmede het dan vervangt een voorn, woord van den 3en persoon met voorzetsel; bijv.: er aan kan vervangen aan dit (dat) en zoo het terugziet op een vroeger genoemd zelfst. nw.: aan hem, aan hen, aan haar. Geef er niemand iets van. No des a nadie de esto (let- terl. van dit). Spreekt gij van de politieke ?Habla V. de los asuntos poaangelegenhedenf Neen, ik li'ticos? No senor, no hablo spreek er niet van. de ellos (letterl. van hen). Hij gewent er zich aan. Se acostumbra a esto of a eso (letterl. aan dit, aan dat). Zijn gezicht bevalt mij wei- Su cara me gusta poco, pero nig, maar ik wen er aan. me acostumbro a ella (Itl. aan haar). Ik denk er aan. Pienso en ello (eso, esto). Hij denkt niet aan zijn be- No piensa en sus intereses, langen, hij houdt er zich niet no se ocupa de ellos. mee bezig. N.B. Als er van bezit aanduidt wordt het gewoonlijk weggelaten: Zijn mantel is goed gemaakt, Su capa esta bien hecha, pero maar de kleur er van is leelijk. el color es feo. Er genitief mrv. van het pers. vrnw. 3o. p. of van het aanw. voornw. blijft in het Spaansch gewoonlijk weg: Hij heeft verscheidene boe- El tiene varios libros y yo ken, ik heb er slechts twee. sólo tengo dos. Ziehier pennen, neem er Hé aqui plumas, tome usted eeniqe. algunas. Hij heeft pennen, ik heb Tiene él plumas, yo no tener geen. go ninguna. Ik heb honderd pesetas en Tengo cien pesetas y usted gij hebt er evenveel. tiene otras tantas. N.B. Ter vervanging van een zelfst. nw. in onbepaalden zin genomen, gebruikt men in het Spaansch, evenals in onze taal, het voornw. van den 3en pers. Cuando tengo dinero, lo als ik geld heb, geef ik het uit. gasto, Si tuviere libros, te los als ik boeken had, zou ik ze u prestaria, leenen. Dus niet als in het Fransch: si j'avais des livres, je t' en prcterais. Ejercicio 128. Ter vertaling-. Deze kaart (mapa, m) is te klein voor dat doel (objeto). Zij loopen te hard dan dat wij ze kunnen (podamos, subj. pres. v. poder) inhalen. Gij hebt te veel ondervinding om soortgelijke fouten te begaan. Dat kind werkt veel voor zijn leeftijd. Deze grijsaard (aneiano) werkt te veel voor zijn leeftijd. Hoeveel geld hebt gij? Ik heb ongeveer twintig pesetas (op verschillende manieren vertalen). Ik verheug mij te meer, daar ik vandaag vrij ben. Voor ongeveer drie en een half uur heb ik hem er gezien. Niemand weet hoe lichtzinnig (ligero) hij in deze zaak geweest is. Gij weet niet hoe slecht hij is. Niemand weet hoe slecht zij zijn. Gij kunt u niet voorstellen hoeveel dat gekost heeft Deze redenaar spreekt geleerd en welsprekend. Verklaar u duidelijk en kort. Schrijf steeds duidelijk en sierlijk. Nog gisteren heb ik hem gesproken. Nog heden zal ik u beloonen. Zelfs in Parijs is er geen schooner schouwburg (teatro) dan deze. Spreek niet zoo zacht. Spreek luider, wij kunnen u niet verstaan. Gij komt uit Parijs en ik ga er heen. Als gij naar de Beurs (la Boka) gaat, zult gij er hem vinden. Ik heb uw brief ontvangen, maar ik heb er den zin {el sentido) niet van begrepen. Ik heb u van de zaak gesproken : indien gij naar het ministerie gaat, denk er aan. Wij hebben goeden wijn en drinken hem. Zoo (si) ik geld uitgeef (gastar), ik verdien (ganar) het ook. Houd (guardar) dezen raad voor u en spreek niemand er van. Ik kan niet van Rome spreken omdat ik er nooit geweest ben. Hij zegt dat hij verscheidene boeken meegebracht (traido) heeft, maar ik heb er geen gezien. U spreekt Spaansch ik ben er zeker (seguro) van. Het huis is groot, maaide trap er van is nauw (estrecho). Leen hem 100 pesetas, ik sta er voor in (instaan voor = responder de). Als ik' dorst heb en water vind, drink ik het. Het paleis (palacio) is zeer mooi, maar de tuinen er van zijn klein. U verdient 1000 pesetas per maand en ik verdien er vijfhonderd. Ik heb al zijn werken en ik heb er niets merkwaardigs (notable) in gevonden. Gij hebt honderd realen en ik heb er evenveel. Hij heeft ons zeer trouw gediend. Wij moeten wijs en voorzichtig te werk gaan. Ik heb hem gelukkig gesproken. Wat komt u laat! Wat werkt hij voor een kind van zijn leeftijd! Niemand kan zich voorstellen hoe schrander deze kinderen zijn. Het meisje wilde (queria) niet laten (dejar) zien hoe versleten (usado) haar schoeisel (calzado) was. Deze tafel is te klein voor ons gezelschap. Gij gaat te overijld te werk dan dat gij zult slagen (subj. fut.). De generaal had te veel ervaring om zich te laten bedriegen (enganar) door de bewegingen (maniobras) van den vijand. Hoe meer ik er aan (vert. er in) werk, des te beter begrijp ik het. Voor ongeveer een half uur is hij vertrokken naar P. Dit werk bevalt mij zeer weinig, toch begin ik er aan te wennen. Spreken zij van de politieke aangelegenheden van hun land? Neen, zij houden er zich niet mee bezig. Ik kan u niet zeggen hoe ziek ik ben (estar maló). Ik kan u niet zeggen boe slecht zij zijn. 3Iodos adverbiale^ (Bijwoordelijke uitdrukkingen). Desde ahora, de aqui' adelante, i en lo venidero, j anoohe, antes de anoohe, al amanecer, al anooheeer, inaiïana pur Ia manana, pasado maïïana *), el di'a siguiente, dos di'as después, en otro tiempo, de pooo aod, I pooo lia, ' de aqui a un mes (un ano), de alli a un mes, reeds nu, van nu af. voortaan. gisteren avond. eergisteren avond. bij het aanbreken van den dag. bij het vallen van den avond. morgen ochtend. overmorgen. den volgenden dag. twee dagen daarna. vroeger. vóór korten tijd. over een maand (een jaar), een maand daarna. *) Pasado manana eigenlijk een absolute accusatief met de beteekenis: cuando el dia de manana esté pasado. a menudo (muchag veces), dikwijls. muy a menudo, zeer dikwijls. las mag (de lag) reces), meestal. de repente, plotseling. de cuando en cuando, | can tijd tot tijd. de vez en cuando, i a veces, alguna vez, somtijds. en breve, binnen kort. cuanto anteg, op zijn vroegst. a raas tardar, op zijn laatst. en otra parte, elders. a otra parte *), (naar) elders. en cualquier parte, waar ook. al rededor, rondom, er omheen. en contorno, „ , in den omtrek. lo de arriba abajo, het onderste boven. (Itk. het bovenste onder). al revég, het achterste voren. cuando mag, op zijn meest. cuando menos, op zijn minst. poco mas ó menos, ongeveer. en primer lugar, in de eerste plaats. por mayor, in het groot. por menor, in het klein. a corros, in de rondte. de hilera, op een rij. de tropel, in menigte. sin orden, door elkaar. cara a cara, onder vier oogen. a sabiendas, willens en wetens. de improvigo, onverziens, onverwacht. casualmente, toevallig. de paso, in het voorbijgaan. de prisa, in haast, in allerijl. poco a poco, langzamerhand. *) A otra parte wordt gebruikt bij werkw. van beweging, en otra parte bij werkw. van rust, bijv. Estd en otra parte; le enviaremos d otra parte. sin mas ni mas, zonder eenige aanleiding. de buena gana, gaarne. de mala gana, tegen zijn zin. quiera ó no quiera, of hij wil of niet. a las claras, open en bloot. a hurtadillas, ter sluiks. a porfi'a, om strijd, k onal mayor, om het best, om het mooist. a tontas y a looas, er maar op los, (a tort et a travers), a la buena de Dios, op goed geluk. a esoondidas, ter sluiks, sluiksgewijs. a la francesa, Op zijn Fransch. a la moda, naar de mode. a la antigua, antiek (adr.) a la moderna, modern (adv.) de meinoria, van buiten. de nungun raodo, volstrekt niet. estar de (en) pie, staan. estar de cuclillas, ineengehurkt zijn. estar boca arriba, achterover liggen. ir (andar) a caballo, (te paard) rijden. a pie, te voet gaan. haeia atras, achteruit loopen. de puntillas, op de teenen loopen. a mujeriegas, als een dame te paard rijden. a toda brida, i met lossen teugel rijden. a todo escape, ' a tode correr, loopen zoo hard men kan. a la coz-cojita, hinken. a gatas. op handen en voeten. Ejei'cicio 129. Vertaal: Ik zal u reeds nu beloonen. In het vervolg zal dit niet meer gebeuren (suceder). Gisteren avond ging ik om half tien naar bed en eergisteren avond om tien uur. Bij het vallen van den avond kwamen zij aan te N. Morgen ochtend vertrekken zij. Overmorgen komen zij terug. Den volgenden dag verliet (dejar) hij de stad en twee dagen later kwam hij op zijn bestemming (destino) aan. Over een maand zal ik dit werk geëindigd (acabar) hebben. Ik heb hem dikwijls gezien. Plotseling verdween hij. Hij bezocht ons van tijd tot tijd. Binnenkort zal hij ons bezoeken. Hij kan hier zijn om twaalf uur op zijn vroegst (op zijn laatst). Zoek hem elders. Wij zullen hem naar elders zenden. In den omtrek was alles (s rust (descanso) en (' vrede. Hij bezit op zijn minst tien duizend pesetas. Spreek mij in de eerste plaats van u zeiven en daarna van hem. Zij keerden de boot het onderste boven. Zij verkoopen staal- en ijzerwaren in liet groot en klein. Hij heeft het willens en wetens gedaan. Ik vroeg het hem onverwacht. Ik wil dat zeer gaarne doen. A\ ij hebben dat zeer tegen onzen zin gedaan. Hij zal betalen, of hij wil of niet. Zij keek hem ter sluiks aan. Ik heb deze les van buiten geleerd. De jongens schreven om het best. Ik wil hem volstrekt niet ont vangen. Hij heeft twee uur gestaan en wij hebben twee uur gezeten. Het kind zat ineengehurkt in een hoek (rincón, ra.). Hij lag achterover onder een boom. Zij rijden *) en wij gaan te voet. Loop niet achteruit. Zij loopen op de teenen om den zieke niet te wekken. Hij reed met lossen teugel. Laten wij loopen zoo hard wij kunnen. Deze kinderen hinken. Het kleine kind loopt op handen en voeten. Yóor korten tijd bezocht ik de kerk te N. Meestal komt hij om negen uur. Binnen kort zal ik u schrijven. Hij keerde het wapen het achterste voren. Hij verdient op zijn minst 3000 duros per jaar en zijn broer verdient er ongeveer 2000. Zij loopen op een rij. Zij kwamen in menigte aan. Allen loopen door elkaar. Wij waren onder vier oogen. Ik heb u niet willens en wetens beleedigd. Hij sprak zeer snel. Ik kan hem dat *) Pres. van ir: voy, vas, va, vamos, vais, van. Imperativo: ve, vaya él (Vd.); vamos, id, vayan éllos (Vds.). Het pres. van audar is regelmatig. niet zonder eenige aanleiding zeggen. Zij schreeuwden om strijd. Zij vertrokken op goed geluk af. Hij is op zijn Fransch gekleed (vestido). Wij kleeden ons (vestirse) naar de mode. 4. Verbos irregulares de la Clase V. Ziehier een overzicht van de onregelmatigheden van de werkwoorden dezer klasse. Pedir, verzoeken. Ger. pidiendo. Part. pan Presente. Indicativo. Subjuntivo. Pido Pida pidamos. pides pidas pidais. pide piden pida pidan. Pretérito. pidió pidieron. Opmerkingen. a. De door .... vervangen vormen zijn regelmatig. b. De e verandert in i: lo. als het accent er op valt, 2o. als de stam gevolgd wordt door een onbetoonde i. c. De subjuntivo presente wordt regelmatig gevormd naar den len pers. van den Indicativo presente: pido, en heeft dus in alle personen de i *). d. Van den 3en pers. mrv. pretérito worden weder regel- *) De Imperativo is dus: pide, pida él (usted), pidamos, pedid, pidan ellos (ustedes), en ontkennend: No pidan, no pida él (usted), nopidamos, no pidais, no pidan ellos (ustedes). matig gevormd liet imperfecta en het futuro del Subjuntivo. Pidieron: Subj. imperf.: pidiera, pidiese. „ futuro: pidiere. Hier volgen eenige der meest gebruikelijke werkwoorden van deze klasse : Cenir, aangorden. rendir, overgeven. competir, wedijveren. renir, vechten, kijken. derretir, smelten. repetir, herhalen. elegir **), verkiezen. seguir ***), volgen. embestir, aanvallen. servir, dienen. gemir, steunen, zuchten. tenir, verven. medir, meten. vestir, kleeden. regir, besturen. reir, lachen ****). Samenstellingen van deze werkw. worden op dezelfde wijze vervoegd. Ejercicio 130. Ter vervoeging: lo. De enkelvoudige tijden van medir, servir, seguir,reir. 2°. De Ind. pres. en imperfecto en de Imperativo (bev. en ontk.) van: elegir, repetir, vestir, tenir. Ejercicio 131. Breng in alle personen: Escojo buenos amigos y sigo sus consejos. Despedi (ik zond weg) todos mis criados. *) Als de stam op n eindigt valt de onbetoonde i van den uitgang weg, dus cinendo, cinó, eineron. **) De g der ww. op gir verandert volgens de algemeene spelregelsin j voor de a en O, dus: elijo, eliges etc., elija, elijas eto. ***) De huipletter u der werkw. op guir wordt overbodig voor a en O en vervalt. ***♦) Als de vervoeging twee i's achter elkaar zou eisohen, vervalt er een, dus: riendo, rió, rieron, niet: riiendo, riió, riieron. Sigue tu camino. Yo seguiré el mïo. Escoge buenos arnigos y sigue sus consejos. Ejercicio 132. Ter Vertaling: Zij wedijveren, wedijverden en zullen wedijveren. Zij smelten. Wij verkiezen, wij verkozen en hebben verkozen. Gij zucht. Zij zuchtten. Dat zij zuchtten, dat zij zuchten. Laten wij meten. Wij zouden gemeten hebben. Dat zij besturen. Zij gaven de plaats over. Zij vochten. Wij zullen herhalen. Ik volg, gij volgdet, hij heeft gevolgd, zij had gevolgd, wij zullen volgen, gij zult gevolgd hebben, zij zouden volgen, zij (vr.) zouden gevolgd hebben. Dat ik volge, dat gij volgdet, dat hij gevolgd hebbe, dat wij gevolgd hadden, dat gij zult volgen, dat zij zullen gevolgd hebben. Gij kleedt, hij kleedde, wij hebben gekleed, gij hadt gekleed, wij zullen kleeden, gij zult gekleed hebben, zij zouden kleeden. Dat zij kleeden, dat ik kleede, dat gij gekleed hebbi t, dat hij gekleed hadde. Wij dienen, gij diendet, hij heeft gediend, zij had gediend, wij zullen dienen, gij zult gediend hebben, gij zoudt dienen, zij zouden gediend hebben. Dat hij diene, dat wij dienden, dat gij hebbet gediend, dat zij hadden gediend, dat ik zal dienen, dat gij zult gediend hebben. Hij herhaalt, wij herhaalden, gij hebt herhaald, dat zij herhalen. Herhaal, herhaal niet, herhaalt, herhaalt niet. (Zie de Aant. op bladz. 31). 5. Verbos irregulares de la Clase VI. De 6e klasse wordt gevormd door de ww. op uir, bijv. huir, vluchten; destruir, verwoesten; instruir, onderrichten; concluir, besluiten; argüir, betooi/en. De onregelmatigheden dezer werkw. zijn behandeld bldz. 141 en 142. N.B. Tot deze klasse behooren niet de werkw. op guir (zonder trema) en quir, zooals erguir, delinquir, daar in deze ww. de u stom en zij dus feitelijk niet eindigen op uir. Vocabulario. las trincheras, de verschan- fresco, frisch, koel. singen. pintoresco, schilderachtig. el consejo, de raad. claro, helder. la voluntad , , „ cansado, vermoeid. . i de volkswil. , nacional pardo, grijs, grauw. las telas, de linnen stoffen. impedir (Cl. V), beletten. la aventura, het voorval. expedir (Cl. V), verzenden. la resistencia, de tegenstand, despedir (Cl. V), wegzenden. la dimisión, het ontslag. despedirse de (Cl. V), af- la exactitud, de juistheid. scheid nemen van. la bala, de baal. perseguir (Cl. V), vervolgen. el algodón, het katoen. proseguir (Cl. V), voortzetten, el respiro, het uitstel. vervolgen. lista de correos, posterestante, corregir (Cl. V), verbeteren. el ejemplar, het exemplaar, sirvnse (sub. pres., gelieve, heb el trigo, de tarwe. de servirse). 1 degoedheid. el celo, de ijver. ir al campo, naar buiten gaan. el abuso, het misbruik. apreciar, waardeeren. la compania, het gezelschap, procurar, zorg dragen. el establecimiento, de inrich- dirigir, richten. ting, het ongeval, responder de, instaan voor. el mono, de aap. pasear, wandelen. la mona, de apin. dar (v. irr.) su | zijn ontslag el ayuda de camara, de kamer- dimisión. 1 nemen. dienaar. Ejercicio 133. Ter vertaling : Escoge buenos amigos y sigue sus consejos. Esto no me impide de divertirme. Los senores despidieron todos sus criados excepto su cocinera. Persiguieron al enemigo hasta sus trincheras. Siga V. su camino y yo seguiré el mio. Este criado sirviéndonos fidelisimaqiente, le apreciamos mucho. La senora se vestia siempre de negro. Si no procura usted corregirse, le despediré. Usted sigue siempre su camino sin pedir nada a nadie. Pedimos consejo, pero buscamos aprobación. Las leyes que nos rigen son la expresión de la voluntad nacional. Prosigamos nuestra obra como la hemos empezado. No creemos que nadie nos persiga, porque no tenemos enemigos. Porqué tine V. sus telas con estos colores tan claros? Vi'stase V., le advierto que es tarde. El rey rió mucho de esta aventura. La plaza se rindió después de una larga resistencia Es menester que mida V. sus tierras antes de venderlas. El director del Banco pidió su dimisión. i Ya expidieron Vds. las balas de algodón para Lisboa? Pido un respiro de algunos dfas. Si'rvase V. dirigirme sus cartas, lista de correos Madrid. Dispense V., I la calle de Cordoba ? Siga V. esta calle y luego la tercera de la derecha (de la izquierda). Si'rvase V. sentarse. El aire de la primavera es aün muy fresco para ir al campo. Estoy tan convencido de la exactitud de ese hecho, que responderia de él con mi cabeza. Ocüpese usted de sus asuntos. — Ya me ocupo. — Lo dudo. Queriamos tornar el tren con ustedes, pero llegamos muy tarde. Doy a usted las gracias por el ejemplar de la obra que me ha enviado; leo cada dia diez ó doce piiginas de ella. Sólo deseo pasear. Deseo pasear solo (Jem. deseo pasear sola). Este hombre es sobradamente rico y generoso. Este hombre es rico y sobradamente generoso. Hablaba tan bajo que nadie le entendia. El precio del trigo esta muy bajo. Senores, pido la palabra. León X se reia del celo que Fray Martin Lutero mostraba tener para corregir los abusos de la iglcsia. Las 16 espanolas vistieron antes con mucho gusto y de una manera muy pintoresca, pero hov en dia visten la mayor parte a la francesa. Aunque la mona se vista de seda, mona se queda (prov.). De noche todos los gatos sou pardos (prov.) Ejercicio 134. Tema. Laten wij goede vrieuden zoeken en hunnen raad volgen. De meeste Spaansche dames kleeden zich tegenwoordig naar de Fransche mode, en niet zooals vroeger op zijn Spaansch. Het gezelschap lachte zeer om mijne avonturen. Zij verven deze stoffen met heldere kleuren. Waarom zouden wij hen vervolgen? zij zijn onze vijanden niet. Ik zond al mijn bedienden weg, behalve mijn kamerdienaar. Zij vervolgen den vijand tot aan zijn verschansingen. Laten wij onzen weg vervolgen. Mijne zusters kleeden zich altijd in het zwart. Draag zorg u te beteren, opdat men u niet wegzende. Daar gij steeds uw weg vervolgt (qer.) zonder iemand raad te vragen, begaat gij dikwijls misslagen. Weest zoo goed te gaan zitten, heeren! De koopman vroeg een uitstel van eenige dagen. Ik zend hem steeds mijne brieven, poste restante te Madrid. De directeur van deze inrichting heeft zijn ontslag gevraagd. De plaats zal zich niet spoedig overgeven. Kunt u mij ook zeggen, waar de Lychanastraat is? Volg U deze straat en neem vervolgens de vierde rechts. Laten wij deze stoffen meten alvorens ze te verkoopen. Wij zullen deze balen katoen binnen een week verzenden. Ik denk niet dat zij ze zullen verzenden (subj. pres.) vóór een maand. Zijt gij overtuigd van de juistheid van dit feit? Ik sta er voor in met mijn hoofd. Ik wilde den trein van twaalven nemen, maar ik kwam te laat aan. Deze dame is rijk en uitermate edelmoedig. Deze dame is uitermate rijk en edelmoedig. Spreek zoo zacht niet, niemand verstaat u. Laten wij luider spreken, opdat men ons versta. Zij willen slechts wandelen en niet werken. Wij willen alléén wandelen. Ik ben nog te vermoeid om te gaan slapen. Wanneer zult gij deze waren verzenden ? Daar deze man ons getrouw dient, zullen wij hem niet wegzenden. Gelieve mij te zeggen, waar ik u dezen avond kan vinden. Men zegt, dat de heer N. zijn ontslag zal vragen. Waarover lachen zij zoo? Zij lachen over mijn ongevallen. Lachende vertelde hij wat hij daar gezien had. Ik geloof niet dat hij u deze brieven poste restante zal zenden (subj. pres.). Laten zij zich verbeteren, het is hoog noodig. Waarom kleeden deze dames zich altijd in het zwart? De kleeren maken den man niet (prov.). 'S nachts zijn alle katjes grauw. V ocabulario 2. El esqueleto, het geraamte. el craneo, de schedel. el ala (ƒ), de vleugel. el batallón, het b'itaillon. el portero, de portier. la casa de banca, de banlcinrichting. el banco, de bank. el celo, de ijver. el marinero, de zeeman. la alegrfa, de vreugde. el estanque, de vijver. el capricho, de gril. el poder, de macht. la liberalidad, de mildheid. el decoro, de welvoeglijkheid. el precipicio, het verderf. excesivo, overdreven. parecerse (Cl. III), gelijken. concebir (Cl. V), bet/rijpen. pedir perdón (Cl. V), vergiffenis vragen. exigir, eischen. derretirse (Cl. V), smelten. diferenciarse, verschillen. renunciar, afstand doen van. echarse a los \ zich voor iem. pies de algu- ^ op de knieën no, werpen. falta poco para que, het scheelt (con subj.)' weinig of. ahogarse, verdrinken. patinar, schaatsen rijden. ensenar, leer en. el interés, het belang. el riesgo , , . ° het gevaar. el peligro ' la fundición, de gieterij. el Estado, de Staat. el empleado, de beambte. la huelga, de werkstaking. el ejército, het leger. la acción, de daad. la cima, de top. la desgracia, het ongeluk. la aumentación, de vermeerdering. el desacierto, de mislukking. la mosca, de vlieg. erüdito, geleerd. perverso, slecht, bedorven. detenido,gera«//6/i (gehouden). venerable, eerbiedwaardig. ser debido a, te wijten, toe te schrijven zijn. gustar de conservar, willen bewaren. cuidar, zorg dragen voor. comunicar, berichten. competir (Cl. V), mededingen. declararse en , den arbeid huelga,1 staken. indudablemente, ongetwijfeld. especialmente, in 't bijzonder. explïcitamente, uitdrukkelijk. solemnemente, plechtig. sumamente, hoogst. rara vez, zelden. las mas (de las) veces, meestal. en favor de, ten behoeve van. mas alla de, voorbij. ocurrir, in den zin komen. Ejercicio 135. Ter vertaling: El tiempo pasa muy rapidamente, empleémoslo bien. El animal que mas se parece al hombre es indudablemente el mono por las cuatro manos que tiene, y por la forma del craneo. Isabel II renunció expllcita y solemnemente a todos sus derechos en favor de su liijo Alfonso XII. A menudo el excesivo celo es el companero obligado del desacierto. El capitan cinendo la espada, se despidió de los suyos. Los enemigos embistieron el ala derecha del batallón. Compitieron mas de cien personas para lograr (krijgen)el puesto de portero en esa casa de banca. Por tin concibieron los hijos que el tesoro que buscaban con tanto celo era el trabajo mismo. El hombre piudente yerra rara vez, el imprudente a menudo, y el necio las mas de las veces. Los marineros llenos de alegrfa se echaron a los pies de Colón, pidiéndole perdón. Segün las ültimas noticias faltó poco para que el erüdito Senor P. se hubiese ahogado al patinar en el estanque del Buen Retiro *). Los caprichos de las mujeres 110 sou debidos siempre a su imaginación; sirvense a veces de ellos para medir hasta donde llega su poder. No se mide la liberalidad por las promesas, midese por las obras. La mujer que da un paso mas alla del decoro, marcha bacia el precipicio. El hombre pasa facilmente de una opinión a otra, si asi lo exige su interés. No hay cosa alguna (of no hay ninguna cosa) que los hombres gusten tanto de conservar como la propia vida, y sin embargo es lo que meuos cuidan. En el callar rara vez hay riesgo, en el hablar casi siempre. En boca cerrada 110 entran moscas (prov.). Hablar es sumamente facil, pero el hablar bien sumamente dificil. Debemos tener buenos amigos que nos ensenen lo bueno, y perversos y crueles enemigos que nos impidan hacer mal. Comunican de san Petersburgo que en una fundición del Estado se declararon en huelga 1500 obreros, pidiendo la libertad de tres companeros detenidos. Ocurriósele a cierto impertinente preguntar a un conocido suyo: „iCómo come V.?" Y el conocido, que no estaba de muy buen humor, le contestó: „ j Cómo! £ Gómo como ?. .. Como como como". Ejercicio 136. Tema. De opstandelingen wierpen zich aan de voeten des konings en vroegen om vergiffenis. Het scheelde weinig of *) Jardin publico de Madrid. ik had mij boos gemaakt, Hij wenscht te meten hoever zijn macht gaat. De voorzichtige man zal zich zelden vergissen (vert. dwalen), de dwazen vergissen zich meestal. Hoeveel personen dongen mede om dezen post te krijgen ? Zij nemen afscheid van de hunnen. De held gordde den degen aan en vertrok in aller ijl. In 1555 deed Karei volledig afstand van al zijn rechten aan zijn zoon Filips den tweeden. Wie zal hem beletten kwaad te doen? Hij belette mij te werken gelijk ik (het) wenschte. De vijanden vielen den linker vleugel van ons leger aan. Men meet de deugd niet af naar (por) woorden, maar naar daden. Ons belang eischt, dat wij zorgen dragen voor (subj. pres.) onze gezondheid. Duizenden werklieden hebben verklaard het werk te staken. Laten wij den tijd, die zoo snel voorbijgaat, goed gebruiken. Welk dier gelijkt het meest op den mensch? De aap gelijkt ongetwijfeld meer op den mensch dan welk ander dier ook. Hebt gij niet uitdrukkelijk afstand gedaan van dit recht? (Het) spreken is meestal uiterst gemakkelijk en (het) zwijgen dikwijls uiterst moeilijk. Mijn neef heeft vijf huizen en mijn nicht heeft er evenveel. Van tijd tot tijd gaan we onze buren bezoeken. In den zomer smelt de sneeuw op de toppen der hooge bergen. Laten wij steeds goeden raad (pl'.) volgen. Ik herhaal u dat ik er niet aan (en) gedacht heb. Deze dames kleeden zich bijna altijd in het (de) wit. Hij antwoordde lachend: ik zal u niet beletten uw weg te vervolgen, laat (dejar) mij den mijnen vervolgen. Waarom \ raagt gij geen raad aan dezen eerbiedwaardigen grijsaard ? Laten wij niet lachen om (de) de ongelukken van anderen (adj. ajeno). Ik dank u voor uwen goeden raad, ik zal hem volgen. De heer N. vroeg het woord en sprak gedurende eenige minuten, maar niemand luisterde. Zij bediende zich van dat middel om te meten hoever haar macht ging. Ons belang eischt dat wij dezen beambte wegzenden. Wie zal ons beletten het te doen ? In de fabriek van den Heer N te R. hebben meer dan tweehonderd werklieden het werk gestaakt, omdat de vermeerdering van loon fsalario), die zij vroegen, hun niet is toegestaan. Het scheelde weinig of het arme kind was verdronken (subj. pluscuamperf.) met schaatsenrijden. Ejercicio 137. Vertalen en daarna tn-ugleeren: Converaación. A. Senores. vengo a despedirme de ustedes. B. j Cómo! j, nos deja usted ya ? A. Si, senor, me marcho manana por la noche por el ferrocarril. C. ■ Va usted directamente a Rotterdam ? A. No, senora, me detendré dos ó tres dias en Bilbao. Después tengo la intención de embarcarme para R. C. Esperamos volver tt)a verle pronto. A. Esto dependera de los asuntos y de las circunstancias. Si sólo dependiese de mi, estaria de vuelta dentro de algunas semanas. B. No ha permanecido V. mucho tiempo entre nosotros. A. No es culpa mia: mi intención era de permanecer aqui aün dos meses al menos, pero unas cartas que acabo b) de recibir me obligan a ausentarme de unos lugares donde dejo tantas simpatias. B Nunca olvidaremos el placer que su conocimiento y amable trato nos ha hecho experimentar. A. Muchisimas gracias; estén ustedes persuadidos que llevo conmigo el mas dulce recuerdo de su grata hospitalidad. En cualquier parte en que me halle, pueden Vds. contar conmigo. ik had mij boos gemaakt, Hij wenscht te meten hoever zijn macht gaat. De voorzichtige man zal zich zelden vergissen (vert. dwalen), de dwazen vergissen zich meestal. Hoe\ eel personen dongen mede om dezen post te krijgen ? Zij nemen afscheid van de hunnen. De held gordde den degen aan en vertrok in aller ijl. In 1555 deed Karei volledig afstand van al zijn rechten aan zijn zoon Filips den tweeden. Wie zal hem beletten kwaad te doen? Hij belette mij te werken gelijk ik (het) wenschte. De vijanden vielen den linker vleugel van ons leger aan. Men meet de deugd niet af naar (por) woorden, maar naar daden. Ons belang eisclit, dat wij zorgen dragen voor (subj. pres.) onze gezondheid. Duizenden werklieden hebben verklaard het werk te staken! Laten wij den tijd, die zoo snel voorbijgaat, goed gebruiken. Welk dier gelijkt het meest op den mensch? De aap gelijkt ongetwijfeld meer op den mensch dan welk ander dter ook. Hebt gij niet uitdrukkelijk afstand gedaan van dit recht? (Het) spreken is meestal uiterst gemakkelijk en (het) zwijgen dikwijls uiterst moeilijk. Mijn neef heeft vijf huizen en mijn nicht heeft er evenveel. Van tijd tot tijd gaan we onze buren bezoeken. In den zomer smelt de sneeuw op de toppen der hooge bergen. Laten wij steeds goeden raad (pl.) volgen. Ik herhaal u dat ik er niet aan (en) gedacht heb. Deze dames kleeden zich bijna altijd in het (dr) wit. Hij antwoordde lachend: ik zal u niet beletten uw weg te ven olgen, laat (dejar) mij den mijnen vervolgen. Waarom \ raagt gij geen raad aan dezen eerbiedwaardigen grijsaard ? Laten wij niet lachen om (de) de ongelukken van anderen (adj. ajeno). Ik dank u voor uwen goeden raad, ik zal hem volgen. De heer N. vroeg het woord en sprak gedurende eenige minuten, maar niemand luisterde. Zij bediende zich van dat middel 0111 te meten hoever haar macht ging. Ons belang eischt dat wij dezen beambte wegzenden. Wie zal ons beletten het te doen ? In de fabriek van den Heer N. te R. hebben meer dan tweehonderd werklieden het werk gestaakt, omdat de vermeerdering van loon (salario), die zij vroegen, hun niet is toegestaan. Het scheelde weinig of het arme kind was verdronken (subj. pluscuamperf.) met schaatsenrijden. Ejercicio 137. Vertalen en daarna brug leer en: Conversaeión. A. Senores, vengo a despedirme de ustedes. B. jCómo! i nos deja usted ya? A. Si, sefior, me marcho manana por la noche por el ferrocarril. C. jVa usted directamente a Rotterdam? A. No, senora, me detendré dos ó tres dias en Bilbao. Después tengo la intención de embarcarme para R. C. Esperamos volver *)a verle pronto. A. Esto dependera de los asuntos y de las circunstancias. Si sólo dependiese de mi, estaria de vuelta dentro de algunas semanas. B. No ha permanecido V. mucho tiempo entre nosotros. A. No es culpa mia: mi intención era de permanecer aqul aün dos meses al menos, pero unas cartas que acabo b) de recibir me obligan a ausentarme de unos lugares donde dejo tan tas simpatias. B. Nunca olvidaremos el placer que su conocimiento y amable trato nos ha hecho experimentar. A. Muchisimas gracias; estén ustedes persuadidos que llevo conmigo el mas dulce recuerdo de su grata hospitalidad. En cualquier parte en que me halle, pueden Vds. contar conmigo. Un 'eU' ™je' y *"* h*lk 4 '° » oto'i 'Tl ' bi"': T°ll,rL"i"'; "''« """ '• "" »•. TM., h. „,I|„ ,UJ) „ i(„. t*nrr *- —« siTiSj •Züützz. zr* ** -<•—-*—»- A«I«-eyolter7eZaI' * Tolver * deci,-, Ae,*weMj her. , vei a eantar, op nieuw zingen, overzingen. "O. wederk. werkw.: veranderen) 'só ^ ' 2°" 0mk°™ 0» % «i», dus van idee )' ' worden, bijv. volverse looo, gek worden»). b) Cartas que acabo de recibir. Acabar beteekent eindigen, ten einde brengen. emv™™ Zo^fnTk ''VL'*" ^ ére"^e"' bl>- Acabó eon su empresa, 2o. afmaken: Aeabó oon su perro. s:zti2£ ■ Acabar de (gevolgd door een Inf.) — lo. pas iets gedaan hebben, (Fr. venir de), bijv. acababa de recibir uua carta, aoaban de partir. 2o. No» acabar de of no cansarse de niet ophouden te, (het) niet moede u-orden bijv.: No acaban de (no se cansan de) mirar & su hjjito(?oo»»(/e). No acababan de alabar al heroe. Acabar por (gevolgd door een Inf.) = ten slotte iets doen. (Fr. finir par): Aeabara por consentir, hij zal ten slotte (wel) toestemmen. Ejercicio 138. Vertalen, daarna terug leer en : Viaje en Holanda. Continuación. Hallase situado Rotterdam en la confluencia del Mosa del Norte(dc Noord) 6 Mosa-Rhin y del Rotte, y esporsu población — 300,000 habitantes — la segunda ciudad de Holanda. Y ahora hay que decir que nunca hubieran creido, en sus dias, nuestros viajeros poder ver una ciudad de la manera que vieron ellos a Rotterdam. . . En efecto, pasado el rio, el ferrocarril cruza por un viaducto encima de la ciudad de parte a parte, viéndose el caserio como desde un globo aerostatico. Nuestros viajeros se sentian algo turbados. Desde que habian llegado a Holanda no podian darse cuenta de por donde andaban; a cada momento cedïa la tierra y se encontraba un rfo, y los rios se dividian, se bifurcaban, se trifurcaban, volvian a reunirse. . . Como habian visto a Rotterdam de tejas arriba, pudieron formarse cargo de sus entreveradisimas vias y se echaron a) a temblar al pensar cómo se las iban a componer para no extraviarse en aquel laberinto de callejuelas en su mayoria cruzadas por canales. — !Es una cuidad anffbia — dijo O. Francesco. En fin decidieron aventurarse a la buena de Dios y echaron a andar. Entonces vieron con admiración que todo Rotterdam era puerto. El puerto de Rotterdam. . es las cal'es de Rotterdam ..., junto ti cuyas aceras convertidas en muelles, atracan los vapores y toda clase de buques. Sin embargo, hay un puerto principal por decirlo asi, una calle de un kilómetro, el Boompjes; a cada lado hay un muelle, plantado de arboles. Confluencia, samenvloeiing. — Nunca... en sus dfas, nooit van hun leven. -- Pasado el rio, nadat hij de rivier overgestoken is. — (Por) enciina de la eiudad de parte a parte, over de stad van het eene eind tot het andere, dwars over de stad. — Viéndose el oaserio, zoodat men de gezamenlijke huizen ziet. — Un globo aerostatico, een luchtballon. — lurbado, onthutst. Darse ouenta de, zich rekenschap geven, er uit wijs worden. Ceder, wijken. — Bifurcarse, trifuroarse, zich in tweeën, in drieën verdeelen. — De tejas arriba, van uit de hoogte. — Hacerse cargo, zich een denkbeeld vormen. — Entreverado, verwikkeld. — Ir & componérselas, het aanleggen. — Exlraviarse, verdwalen. — Vieron, pret. de ver• — Junto a cuyas aceras, naast welker trottoirs. — Atracar, aanleggen. — Buque, schip. A ANTEEKENING. Se eeharon a temblar, zij begonnen te beven. Het werkw. echar, dat de algemeene beteekenis heeft van werpen, komt voor in een groot aantal idiomatische uitdrukkingen, bijv. : echar contribuciones, belastingen heffen. „ una proclamación, een proclamatie uitvaardigen. i 'a culpa, de schuld geven. „ suertes, loten. „ por un camino, een weg inslaan. „ a mala parte, kwalijk nemen. „ en cara, verwijten. „ el ancora, f. (anclar), het anker werpen. „ rayos y centellas, vuur en vlam schieten. „ fuego por los ojos, vuur uit de oogen schieten. „ botes, hijgen. » el guante, de handschoen toewerpen. „ algo de menos, echar de menos iets, iemand missen. a alguno. eohar pie & tierra, „ raices, „ tierra a un negooio, echarse a los pies de alguno, „ a dormir, „ d temblar, „ a perder, „ a llorar, eohar de ver, voet aan wal zetten, afstijgen, wortel schieten. een zaak begraven, er niet meer over spreken. zich aan iemands voeten werpen. zich te slapen leggen, beginnen te beven, bederven, slecht worden, beginnen te weenen. zien. Ejercicio 139. Animcio. Se vende una mesa de billar, muy barata con tacos y bolas por la cantidad de 400 pesetas. Informant Don Asensio Iturraspe, Calle Maria. Barato, goedkoop —Taoo, [biljart keu. — Bola, (biljart)bal. — Por la cantidad de, voor de som van. — Informar, inlichtingen geven-, infurmaraN. (letterlijk: N. zal inlichtingen geven), inlichtingen te bekomen bij N. A ANTE EKEN ING. Algunos otros juegos: El juego de bolos, het kegelspel-, el bolo, de kegel. El juego de naipes, het kaartspel; una baraja, een spel kaarten ; un naipe, een kaart; el palo, de kleur *); espadas, schoppen (espada = zwaard)-, bastos, klaveren (v. baston = (knoestige) stok); copas, harten (copa = beker , oros, ruiten (oro = goud(stuk); un rey, koning, heer; un caballo **), vrouw; una sota,**) boer; el nueve, ooho, siete, etc. hasta el dos, el as. (El rey vale 12 puntos, el caballo 11, la sota 10, el nueve 9, el ocho 8. etc., el as 11. El as mata al rey (gaat boven den heer), el rey mata al caballo, el triunfo (troef) mata a todos) Barajar, schudden; alzar, coupeeren, afnemen; salir, uitkomen. El juego de damas, dammen: una dama, een ddm; oomer una dama, een dam slaan; soplar una dama, een dam blazen ; jugar a ganapierde (qui perd gagne). El juego de ajedrez, schaakspel; un tablero, schaakbord; las piezas, *) De Spaansche kaarten hebben andere figuren dan de onze. **) El caballo stelt voor een paard met zijn ruiter; la sota (v. li. lat. subtus, onder, dus de onderste der hoofdkaarten): een soldaat te voet. de stukken; el rey, la reina, un alfil *), (raadsheer); un oaballo, una torre (kasteel)-, uil peon (pioen); dar jaque al rey, den koning schaak zetten; dar jaque mate, schaakmat zetten. El juego de durninó; una partida, een partij ; un desquite, revanche. Lección diez y ocho. Conjunciones. Verbos irregulares de la la conjugación. (Andar, dar, estar). I. De Academia**) verdeelt de conjunciones (voiqicoorden) in: 1». copulativas (aaneenschakelende): y (éj, ni, que, tampoeo (evenmin). 2". disyuntivas (scheidende): ó (ü); ahora .... ahora of ora . . . ora (nu eens .... dan weder), ya .... ya (id.) ; bien .... bien (id.). 3o. adversativas (tegenstellende): mas, pero, sino; cuando, (al), aunque (ofschoon), antes of antes bien (veeleer), bien que (hoewel), mas que (zelfs indien, al). Als zoodanig worden ook gebruikt vele modosadverbiales, bijv. a pesar de (ondanks) **), con todo eso (met dat al), no obstante (niettegenstaande) **), como quiera que (hoe ook). *) Al fil (Arab. de olifant, naar den oorspr. vorm van dit stuk), van daar het Franacli le fou (de raadsheer). **) De Real Academia espanola beschouwt als voegwoorden vele woorden, die onze spraakkunstenaren bijwoordelijke voegwoorden of gewoonweg bijwoorden zouden noemen, en als modos udverbiales vele uitdrukkingen, die wij eveneeus anders zouden beschouwen. 4o. Condicionales (1voorwaardelijke): si*), como (indien), con tal que (mits), siempre que ([altijd'] als), dado que (mits). 5«. Causales (oorzakelijke): porque (daar, want); pues of puesto que (daar, dewijl), una vez que (daar, daar nu eenmaal), ya que (daar, daar toch eenmaal). 6 want (blijft ook vaak onvertaald). No entréis en el prado, que hay muchas culebras, Gaat niet de wei in, want er zijn een menigte adders. Acostémonos, que es tarde. Laten wij naar bed gaan, (want) het is laat. ; Eb, eh! que duele, senorita. au, au, dat doet zeer, kindje. ') Voor que als bijwoord zie men de vorige les. 4o. of. ..of (que...que): Que quiera que no quiera el enfermo, se le debe sangrar. Of de zieke wil of niet, men moet hem aderlaten. 5». en: Justicia pido, que no gracia. Ik vraag recht en geen genade. Antes debistes meditarlo, que no ahora, cuando ya no tiene remedio. Gij hadt het tevoren moeten bedenken en niet nu, nu er niets meer aan te doen is. 6U. expletief: Hombre, por Dios! — exclamó Pepa con amante solicitud, alzandole el cuello de la levita. — que te cOustipas, hace frio.. . . déjate cuidar, asi'. Goede Hemel, lieve! riep Francisca met liefdevolle bezorgdheid, terwijl ze den kraag van zijn jas opzette, je vat kou (zult kou vatten), het is koud. . laat je verzorgen . .. zóó! 7°. wordt het gebruikt in uitdrukkingen als de volgende en heeft intensieve beteekenis: El aya las dejó subir solas, por estarse abajo charla que (te) charla. De kindermeid liet ze (de meisjes) alleen naar boven gaan, omdat ze beneden naar hartelust stond te babbelen. Ó wordt xï voor woorden, die met o of ho beginnen: mujeres ü hombres, plata ü oro. Mas, Pero, Sino. Na een bevestigenden zin kan men ons maar terug geven door mas of pero; na een onbekenden zin door pero, als r men in den voorzin kan inlasschen: wel, wel is waar, en door sino, als dit niet kan: No es rico pero es honrado. Hij is(wel)nietrijk, maar eerlijk. No es rico sino pobre. Hij is niet rijk, maar arm. Si drukt uit: 1". voorwaarde of veronderstelling: si aspiras a ser docto, estudia, als gij geleerd verlangt te worden, moet gij studeeren. 2°. twijfel: No sabemos si ha estado aqui', wij welen niet of hij hür geweest, is. Somtijds evenals in onze taal met weglating van den hoofdzin, bijv.: ^Si llovera esta tarde? Of het van middag zal regenen? 3°. dient het alleen ter versterking: ; Si parece mentira lo que esta pasando. Wat er gebeurt, schijnt een leugen! Pues kan zijn: 1". redengevend, Sufre la pena, pues cometiste la falta. Onderga de straf, daar gij de fout begaan hebt. 2°. voortzettend: Repito, pues, que esa, y no otra, fué la causa del alboroto. Ik herhaal dan (of dus) dat dit en niets anders de oorzaak was van het oproer. 3". gevolgaanduidend: ^No quiere seguir los consejos de su padre? pues él lo llorara algun dia. Wil liij den raad van zijn vader niet volgen? Dan zal hij er eens spijt van hebben. 4". tegenstellend: ;3 Es posible que asi' se haya conducido? pues nunca le tuve por un hombre desatento. Is het mogelijk dat hij zich zoo gedragen heeft? nooit toch hield ik hem voor een onbeleefd man (of terwijl ik hem toch nooit enz.) 5". Oorzaakaandntdend: En vano es que insistais, pues nunca revelaré este secreto. Tc vergeefs dringt gij aan, want ik zal dit geheim nooit openbaren. 6. bevestigend bijwoord: i Conque dices que te quiere mal? — Pues. Dus ge zegt dal hij u niet mag lijden-? Zeker. En somtijds ironisch: Haz por mi ese sacrificio.. . — ; Pues, para exponerme a nuevos sinsabores! Breng mij dit offer... Ja welzeker, om mij aan nieuwe verdrietelijkheden bloot te stellen! Als bijwoord kan het nog andere zeer eigenaardige beteekenissen krijgen: Pues yo 110 lo sabi'a. Welnu, ik wist het niet. Pues cuantos son? Met hoevelen zijn ze dan wel? j Pues qué! ^piensa V. bur- Wat! wilt gij den spot met larse de mf? mij drijven f Pues en verdad lo igno- Werkelijk, ik wist het niet. raba. ^Aceptara V. este pro- Zult gij dit voorstel aannemen ? puesto? Pues ya. Natuurlijk. Ejercicio 140. Ter vertaling : Los antiguos griegos cultivaron las letras y las ciencias. Se quiere a los ninos instruidos y modestos, no se quiere a los ninos tereos é ignorantes. No ban llegado ui Alberto ui Ana, pero llegó su hijo. Y Inés, su hija? Inés no puede dejar su cuarto, que esta indispuesta. Ni Manuel ni Luciano acudieron a la cita. Jamas hizo *) bien, ni aün a sus parientes. Malo es que murmuren de la autoridad grandes ni (of) pequenos. Los hombres que mas codician las riquezas dicen que no las apetecen. En este tiempo cayó (pret. van eaer) tambien enferma su madre, que rara vez una desgracia viene sola. Que quiera que no quiera, es menester que pague. Justicia pedimos, que no gracia. Le ruego (que) me conteste pronto. Si tu 110 comes, tampoco yo comeré. *) l'réterito de hacer: hioe, hiciste, hizo, hioimos, hiciateis, hicieron. 17 Le daré diez ü once pesetas. Estas ninas ya rien, ya lloran. Ahora (ora) en verso, ahora (ora) en prosa, siempre esta escribiendo. Bien por este correo, bien por el de rnanana recibiras la credencial. Tomando ora la espada, ora la pluma, siempre estaba sirviendo a su patria. Quiero escribir, mas (of pero) no tengo papel ni pluma. La buena crianza 110 es obra de la naturaleza, sino el fruto de una buena educación. El dinero hace a los hombres ricos, pero no dichosos. No fait aria a la verdad, aün cuando le costara la vida. El juez, aunque severo, es justo. No le debo nada, antes (antes bien) soy su acreedor. La virtud, bien que perseguida, es amada. No se ha de vivir para corner, sino corner para vivir. Si aspiras a ser docto, estudia. Como vuelvas a replicarme, te despido. Diviertete, con tal que cumplas con tu obligación. Adelantaras en tu carrera, siempre que te apliques como basta aqui. Dado que se eiimiende, la perdonaré. ^Si serii verdad lo del testamento? ^Porqué no responde V.? Porque uo tengo nada que decir. Sufriré la pena pues cometf la calpa. Sin dada esta malo, puesto que no ha venido. Pues has venido, comerés con nosotros. Pues asi es, debemos consentir. Pues lo ignoraba. ;Pues qué! ^no va V. con nosotros? No comprendo que asi se haya conducido, pues nunca le tuve por_un hombre deshonesto. Asi (asi como) el sol alumbra a la tierra, asi la buena doctrina es la luz del entendimiento. Amonesta al vicioso, para que se enmiende. El maestro se afana, porque su propósito es hacer que adelanten sus discipulos; y les pondera los males de la ociosidad, a fin de que huyan de ella. Te educó, te dió carrera y te acudió en todas tus nece- sidades: con que no tienes motivo sino para estarle muy agradecido. Anoche le vf (pret. van ver) en el teatro: luego no sera tan grave su dolencia. l No quieres seguir los consejos de tu padre? pues lo lloraras algun dia. Gasta mas de lo que tiene: por consiguiente, no tardara mucho en arruinarse. Cultivar, beoefenen. terco, koppig. acudir a la i op de afgesproken cita,> plaat* komen. murmurar de, morren tegen. la autoridad, het gezag. codiciar, begeerin. apetecer (Cl. III) begeer en, Virlangen naar. caer enfermo, ziele worden (vgl. Fr. tomber malade). gracia, gunst, genade. llorar, schreien, weenen, betreuren. en verso, in poëzie. el correo, de pst. la credencial, de aanstelling. la buena crianza, de welopgevoedheid. la naturaleza, de natuur. faltar a la verdad, de waarheid te kort doen. el juez, de rechter. el acreedor, de schulleischer. haber de, moeten. aplicarse, zijn best doen. enmendarse (Cl. I), zich beteren. lo del testamento, dat (wat hij, men enz. zegt) van het testament. sufrir, lijden, ondergaan. alumbrar, verlichten. la doctrina, de leer. la luz, het licht. el entendimiento, het verstand. amonestar, vermanen. afanarse, zich veel moeite geren, hard werken. el propósito, het doel. adelantar, vooruit komen, vorderingen maken. ponderar, uitmeten. la ociosidad, de ledigheid. dar carrera, laten studeeren. acudir, helpen, bijstaan. las necesidades, de behoeften. no tener motivo sino para, slechts reden hebben om. agradecido, dankbaar. aspirar a, er naar streven te. la dolencia, lijden, ziektetoecumplir con i zijn verplich- stand. su obligación ' ting vervullen, no tardar en f zich weldra la carrera, de loopbaan. arruinarse | ruineeren. Ejercicio 141. Tema. Niemand houdt van koppige en domme kinderen. Ferdinand en Isabella waren koning van Arragon en koningin van Castilië. Ouders en kinderen heb elkander lief. Tijgers en hyenas zijn wilde (ficro) dieren. De bergen van Zwitserland zijn in den winter bedekt met (cubierto de) sneeuw en ijs (pl.). Hier zijn Willem en Fransje. En Ignacius? Ignacius is niet gekomen, want hij is ziek. De werkzame man rustte nacht noch dag. De gierigaard heeft geen enkelen vriend, en kan er ook geen hebben. De brave man zou geen laagheid begaan, zelfs niet in de moeilijkste omstandigheden. Wat zeker is, is (tr. het zekere is) dat hij niet wil komen. Kom niet binnen, want ik sta mij aan te kleeden (estar vistiendo) Of gij wilt of niet, gij zult betalen. Zij vroegen recht en geen gunst. Mijn jongen, je vat kou, pas op (j cuidado!). De dienstboden stonden beneden naar hartelust te babbelen. Hij beveelt (mandar) het wel niet, maar hij wenscht het toch. Hij beveelt het niet, maar verzoekt het. Of het morgen regenen zal? Als gij niet toestemt, is hij verloren. Laten wij de straf ondergaan, daar wij de fout bedreven hebben. Ik herhaal u dan, dat het mijn schuld niet is. Willen zij den raad hunner ouders niet volgen? dan zullen zij het eenmaal betreuren. Wij begrijpen niet dat hij deze fout begaan heeft (subj.), sedert jaren toch heeft hij deze taal bestudeerd. Het is te vergeefs dat U aandringt (insistir, subj. pres.), want zij zullen dit geheim nooit openbaren. Dus gij denkt dat hij wei- geren zal? Zeer zeker. — Deze zaal is te klein voor ons gezelschap. Met hoevelen zijt gij dan wel? Werkelijk, ik weet (srt het niet, maar ik ben zeker dat deze zaal niet groot genoeg zal zijn. De oude Romeinen beoefenden de letteren en de wetenschappen. In dien tijd stierf ook de vader, want een ongeluk komt zelden alleen. Nu eens lacht dat kind, dan weer schreit het. Zilver of goud (het) heb ik niet. Het is niet mijn schuld maar de uwe. Al kostte (subj. imp.) het mij het leven, ik zou de waarheid niet te kort doen. Wij moeten niet leven om te eten, maar eten om te leven. Gij zult vooruit komen, mits gij uw best doet (subj. pres.) gelijk tot nu toe. Als hij dit weer doet, zend ik hem weg. Waarom gaat gij weg (pres. van irsé) ? Omdat ik hier niets meer (ya) te doen heb. Ik zal vertrekken, opdat gij niet denkt (subj. pres.) dat ik u wil hinderen (imporlunar). Ik ben gisterenavond niet in den schouwburg geweest, bij gevolg kunt u er mij niet gezien hebben. 2. Onregelmatige werkwoorden der le vervoeging, die niet tot bepaalde klassen terug te brengen zijn. Andar (loopen, gaan) is alleen onregelmatig in het pretor ito en de daarvan afgeleide tijden: Preterito. Andüve and u viste andüvo anduvïmos anduvïsteis anduviëron. Het imperfecto del subj. is derhalve: anduviera en anduviese, anduviëron, artduviêses, etc. en het futuro del subj.: anduviëre, etc. Dar (geven) is alleen onregelmatig inden Ind. pres. la p.S., in het pretérito en de daarvan afgeleide tijden: Indicativo Subjnntivo Presente. Pretérito. Imperf. Doy di diera en diese. das diste Futuro. da dió diere etc. etc. dimos Impcrativo. disteis da dieron. dad. Opmerkingen: 1°. De Subj. pres. luidt: dé, des, d<\ demos, déis, den, dus alsof de la pers. Ind. pr. S. regelmatig was. 2°. Het accent op dé (le en 3e p. Enk.) ter onderscheiding van het voorz. de. 3». Het pretérito wordt gevormd, alsof het werkw. in den Infinitivo luidde: der. Estar (zijn). De vervoeging van estar is reeds in haar geheel gegeven. Het werkw. is, gelijk we gezien hebben alleen onreg. in den len p. Ind. pres. *), in het pretérito en de daarvan afgeleide tijden. De Subj. pres. *) wordt, evenals bij dar, gevormd alsof de 1« p. Ind. S. regelmatig was. Ind. pres. Estoy, estas, esta etc. Subj. pres. Esté, estés, esté etc. Pret. Estüve, estuvïste, estüvo, estuvïmos, estuvïsteis, estuviëron. Subj. imp. Estuviêra en estuviëse etc. „ fut. Estuviêre, etc. Imperativo: Esta, estad. *) Het aooent valt alsof het ww. luidde: star en niet estar. Ejercicio 142. Ter vervoeging: dar, andar, estar. Ejercicio 143. Ter vertalm;/ (zoo mogelijk op meer dan eene wijze): Ik geef, je gaat, hij is, zij geeft, wij gaan, gij zijt, zij geven, U gaat. Ik was, je gaaft, hij ging, zij was, wij gaven, hij gingt, zij waren, U gaaft. Ik heb gegeven, je bent gegaan, hij was geweest, zij had gegeven, wij waren gegaan, gij waart geweest, U hadt gegeven. Ik zal geven, je zult gaan, hij zal zijn, zij zal geven, wij zullen gaan, gij zult zijn, zij zullen geven, U zult gaan. Ik zou zijn, je zoudt geven, hij zou gaan, zij zou zijn, wij zouden geven, gij zoudt gaan, zij zouden zijn, U zoudt geven. Ga, laat hij zijn, geef, lateu wij gaan, weest, laten zij geven. Ga niet, gaat niet, geef niet, geeft niet, wees niet, weest niet. Dat ik geve, dat je gaat, dat hij zij, dat zij geve, dat wij gaan, dat gij zijt, dat zij geven. Dat ik gave. dat je waart, dat hij ginge, dat wij gaven, dat gij waart, dat zij gingen. Ik geef het u *), gij gaaft het mij, hij heeft het ons gegeven, wij hadden het u gegeven, gij zult het ons geven, zij zullen het ons gegeven hebben. Ik zou het haar geven, gij zoudt het ons gegeven hebben, dat hij het hun geve, dat wij het hem gaven, dat gij het ons gegeven hebbet, dat zij het haar gegeven hadden. Geef het mij, geef het mij niet, laten wij het hem geven, laten wij het hun geven, laten wij het hem niet geven, laten wij het hun niet geven, geeft het ons, geeft het ons niet. Het mij geven, het u geven, het hem geven, het ons geven, het hun geven; het mij gevende, het u gevende, het hun gevende, het ons gevende. *) De bedoeling is weder: op zooveel mogelijk manieren te vertalen. Ik geef het u, bijv. kan vertaald worden: Te lo doy, 08 lo doy, (se) lo doy a V., (se) lo doy a Vds. 3. Ser en Estar. We hebben het verschillend gebruik van ser en estar reeds in hoofdzaak behandeld. Toch komen we nog eens op deze hoogst gewichtige werkwoorden terug en geven aan het reeds behandelde de noodige uitbreiding' O O ' Ser wordt gebruikt, wanneer sprake is van blijvende eigenschappen of kenmerken: ser hombre, ser grande, ser bueno, ser jugador. vak of beroep: ser médico, ser pintor, ser sastre. nationaliteit of afkomst: ser francés, ser de Madrid. vorm, kleur of afmeting: ser cuadrado, ser verde, ser pe- queno. aantal: somos diez en este cuarto, son veinte en la sala. bezit of bestemming: el lapiz es de Juan, de mi hermana; la carta es para mi, para V.; este sombrero es 11110). stof: loi estatua es de marmol. gelijkstelling met een inf: eso es obrar como hombre de bien, (dat is handelen als een braaf mensch.) Ser wordt tevens gebruikt om op een of ander zinsdeel den bijzonderen nadruk te leggen (zie Lección XII). Soy yo quien lo he dicho. De mi' es de quien V. habla. A nosotros es a quienes V. habla. Estar wordt gebruikt, wanneer sprake is van: plaats (zijn = zich bevinden): estar en casa, esta aqui, el mar esta a cuatro leguas (mijlen) de aqui. oogcnblikkelijke toestanden of kenmerken: estar en pié, estar enfermo, estar malo (ziek zijn, daarentegen: ser malo, slecht zijn) estar bueno {gezond zijn, daarenbnen: ser bueno, goed zijn), estar contento, tevreden zijn. N.B. a. Er is dus verschil tusschen es aqui en k lo que juzguen mas ventajoso para nosotros. Nuestro viajante le hara una visita a su paso por esa. Haga V. todos sus esfuerzos para acelerar este asunto. Los negocios se hacen dificilmente. Aquel arti'culo se hace raro. Vale por (goed voor) doscientas pesetas. Eso no vale la pena. Si me resulta bien el ensayo que me propongo, haré pedidos de mayor importancia. Pondré la mayor atención en este asunto. Los ZTd K 1d0S,,JO,e"eS q"e disp°nen d0 "" «PiW ba,tante considerable. En oportunas ocasiones mo valdré de Jas ofertas que tiene V. la bondad de haeerme. P„ug„ e„ v' confianza. &eg„iré al pie de la letra las i„s,,„colones ™ contengan mllen bevatten) sus cartas. Me abstendré Cs t°rai t0dH °tm °bSerVaciÓn sobre ^ta pendencia cabülo iT pUntuaImente 4 sus instrucciones. A V tquelTe Y° ^ qUe mirarle 61 dentad°- S,,PIico 6 presente C! n SerVid°S CUand° Ia 0casión se Zien os F PreVaIdrem°S Con much° «u-to de sus ofrecimientos. Esperamos que en tales casos dispondra V libre :r0wrn~Me ™,go de &ia para ofreeerle a V ma servicios y me repilo ^ >tento 8. S. (seguro servidor) Q. S. M. B. (que sus manos besa; te dari 'T"" ™le U" •">"»" <1™ «3 mL vale h, T War0 M "Wn° 1U" buitre ™l»„do. Mas ,ale buena fama que dorada Ia cama. .Mas vale buen ricoï T , Laf0rtnMP»»'i»»videucia„uestroa V1C10S y nuestras virtudes como la luz pone en evidencia no nod^T' mpra/° q"e n° haS mene'ster- 7 venderas lo que no podras excusar (missen). Ejercicio 161. Tema. niet wal hs wiI- m»«- J ■ j hopen dat hij een goed gebruik zal maken diTteTe P TT Er 2ijn VerScheidene bieren om toL Houdt " " ^ gr°°teren Vijaud dau ™ -gen Frankriik vo^ V°°r ^ ^ Van gezond verstand? Frankrijk voert een aanzienlijken handel met Engeland foorgheten 7 ZeIdZaam" Wij Zijn hUD Zeer da»kbaar voor het vertrouwen dat zij in ons stellen. Er ontbraken iem Slechts eemSe g^dens om deze rekening te betalen Wil u mij het genoegen doen deze rekening voor mij te betalen? Doe mij het genoegen te zwijgen. Ik heb niets met u te maken Wat mijn neef betreft, hij heeft besloten niet meer terug te keeren. Wij zullen nooit dergelijke zaken doen. De correspondentie met dat huis werd in het Spaansch gevoerd. Waarom maaktet gij geen gebruik van zijn offerte ? In het begin van het volgend jaar zal ik u een bezoek brengen. Tusschen doen en zeggen lange mijlen leggen. Een zwaluw maakt nog geen lente. Een goede naam is goud waard. Wij zullen beschikken over het bedrag onzer rekening. Ik zal gebruik maken van deze gunstige gelegenheid. Ik zal mij houden aan deze instructie(s). Laten wij ons onthouden van iedere verdere opmerking. Hij stelde in u zijn volle vertrouwen (al zijn vertrouwen). Dit bedrag is niet de moeite waard. Een vogel in de hand is beter dan tien in de lucht. Onze compagnon de Heer N. zal zich in het begin van het volgend jaar naar Europa inschepen en zal het genoegen hebben u een bezoek te brengen op zijn doorreis door uwe stad. Wij zullen ons uiterste best doen om deze zaak te bespoedigen. Doe wel en zie niet om. De gelegenheid maakt den dief. De oefening maakt den meester. Als ik dat deed, zou ik de goedheid niet waard zijn, die gij steeds voor mij gehad hebt. Onze vennoot zal aanbevelingsbrieven meebrengen voor de voornaamste huizen der stad. Koop deze handelszaak, het koste wat het wil. Gij houdt hem voor een man van gezond verstand, omdat hij altijd van uw meening is. In het begin van het volgend jaar zal ik het genoegen hebben u te bezoeken. Wij zullen dit huis koopen, het koste wat het wil. Wij maken van deze gelegenheid gebruik om u onze diensten aan te bieden en blijven hoogachtend N. N. Ejercicio 1(»2. Vertalen, daarna terugleercn. Conversación. A. Quién llama a la puerta? B. Soy yo. Abra V. A. Entre V. La llave esta en ]a cerradura. B. j Como! todavia esta V. en la cama! A. ^Pues qué hora es? B. Es hora de levantarse. Son las ocho dadas. A. No sabia qué hora era. B. Levantese \ . El tiempo perdido no se recupera jamas. (Despues de una pausa.) ^ No me responde V. ? (A rrnca). i Ah! perezoso! pues no ha vuelto a dormirse! (Alto). \ amos, amigo mio, despiertese V. A. Es tan dulce el sueno de la manana! Me gusta levantarme tarde. B. No sé como puede \ . estar tanto tiempo en la cama. A. Cuando no tiene uno quien le mande, puede dormir tranquilo. B. Los grandes hombres duermen poco. A. j Oh! es que yo 110 soy ambicioso. B. Es necesario aprovechar el tiempo. A. Es que no sé en qué pasarlo cuando me levanto; me fastidio. B. El fastidio es companero inseparable de la pereza. Imfteiue V. y se librara del hastio. A. ^Pues qué es lo que V. hace? B. Divido mi tiempo entre los placeres propios de mi edad y entre los negocios que constituyen mi deber. A. ^.Perfectamente dicho. Y a qué hora se levanta V.? B. A las seis, tanto en verano como en invierno. A. se acuesta V.? B. A las diez. A. Procuraré seguir su ejemplo. B. Hara, V. bien. j Pero entre tanta todavfa no ha salido o de la cama! A. Eu efecto, es verdad. [Vamos! ya estoy de pie. Voy a vestirme. Abrir, openen. — Keouperar, terugkrijgen, terugwinnen. — Honoar, snorken. — Mandar, bevelen. — Aproveohar, zich ten nutte maken. Fastidiarse, zich vervelen, el faatidio, de verveling.—La pereza, tle luiheid. Librarse de, zich bevrijden, zich ontdoen van. — Haatio, oververzadiging, spleen. — Procurar, zorg dragen. — Entre tantu, intus*chen. Ejercicio 163. Vertalm, daarna terugleeren: Viaje a Amsterdam. D. Francisco y Fernando, cuyos recuerdos de la geografla hollandesa se habian destenido mucho, cre3Téronse en el caso de refrescarlos, y he aquï ahora el resumen de sus impresiones. El clima de Holanda es hümedo; son frecuentes las nieblas y aunque llueve mucho, no llueve copiosamente. Es ademas muy inconstante: un refran dice que en un mismo dia vienen en Holanda las cuatro estaciones. En invierno quedan a) helados los canales durante un mes. El verano es muy corto. No hay en Holanda mas que tierra y agua; carece de minerales y sus primeros moradores debieron limitarse a vivir de la pesca y de la caza. Gracias a la industria humana, Holanda es hoy un pais riqiusimo, agrioola, ganadero y comercial. Viven en su territorio mas de 5 millones de almas : 160 por kilómetro cuadrado, la población mas densa de Europa después de Bélgica. Los holandeses han creado la Holunda, a despecho b) de los elementos. Han opuesto diques al mar; diques de tierra, de troncos de arbol, de granito que tienen de 50 a 100 metros de espesor y dominan las olas desde una altura de 8 a 10 metros; y como es preciso dar salida a los rios, se les da, pero por medio de esclusas. Han dominado los rios haciéndales pasar por canales, entre fuertes malecones y cortandales con esclusas. Han desecado los pantanos haciendo que los molinos de viento, reemplazados hoy por bom bas de vapor, sorbiesen la humedad. Asf se ha conseguido dejar en seco el mar de Harlem que ten/a 44 kilómetros de circuito. Proyectan ahora dejar en seco el golfo de Zuyderzee, que tiene 2.300 kilómetros cuadrados. Y se le dejara, es cuestión de 400 millones de francos v de 32 afios. Recuerdo, herinnering. — Deatenirse, eig. verschieten (van kleuren hier: verzwakken. — Kefrescar, opfrissohen. — Hesumen, résumé, korte samenvatting. — Niebla, mist. — Copiosamente, overvloedig. — Refrdn, spreekwoord. — Helado, bevroren. — Careoer de, missen. — Morador, bewoner. — Limitarse a, zich bepalen tot. — La pesoa y la caza, de vischvangst en de jacht. — Ganadero,veehandeldrijvend. — Denso, dicht. — A despeoho de, ten spijt van, trots. — Dominan las olas desde una altura de 8 a 10 metros, zich verheffen boven de golven tot een hoogte van en— Salida, uitweg. — Eselusa, sluis. — Dominar los rios, de rivieren bedwingen. — Maleoón, steenen dam. — Cortar, snijden, doorsnijden. — Desecar un pantano, een plas droog maken. — Reemplazado, vervangen. — Bom bas de vapor, stoompompen. — Sorber la humedad,' het vocht opzuigen. — Dejar en seoo, droogleggen. — Cirouito, omtrek. Proyectar, projecteeren, van plan zijn. Aanteekeningen. a. Het werkwoord quedar (hoofdbeteekenis: blijven, overblijven, achterblijven) neemt versohillende beteekenissen aan: lo. blijven. Quedo aqui. Ik blijf hier. Dónde quedamos? Waar zijn we (den laatsten keer) gebleven ? Que^a» d'>fcajo. Het onderspit delven (Wc. onder blijven). Me quedan cien peseta» limpias. Er blijven me 100 pes. netto over, Quedamos amigos oomo anteg. Wij blijven even goede vrienden. Quedan abandonados. Zij blijven verlaten achter. Los rios quedan helados durante De rivieren blijven bevroren (liggen un mes. dichtgevroren) gedurende een maand. Quedarse en el sitio. Op de plaats {dood) blijven. Ëohaba suspiros y se quedaba Zij slaakte zuchten en bleef naar mirando al suelo. den grond staren. 2o. blijven staan-, staan: Quedar(ofliever: quedarse)absorto. Verbaasd (blijven) staan. Quedar en la calle. Op straat staan. 3o. uitloopen, eindigen. ; Kn qué quedaru ester1 Waarop zal dit uitloopen? 4o. Overeenkomen, besluiten: £ En qué quedamos? Waartoe besluiten wij? (Itk. waarbij blijven wijf) 5o. worden: Quedarse oiego. Blind worden. Quedar huérfano. Wees worden. Quedar abandonado. Verlaten worden (zie lo). Quedarse frio (of helado). Ijskoud van iets worden. Quedó resuelto que se haria tal 6 Er werd besloten, dat dit of dat cual cosa. gedaan zou worden. b. Niet te verwarren de woorden despecho, despacho, despacha, despejo, despego: despecho, spijt (a despecho de, ten spijt van, ondanks, trots). despacho beteekent o. a. kleinhandel, depêche, (rer)zending. kantoor. ;despeclia! tusschenw. Vooruit! spoed! despejo, ontruiming; wakkerheid, flinkheid. despego, droogheid, onverschilligheid. Ejercicio 164. Algunas am'cdotas. a. Entre dos amigos: ^Porqué no te casas, Ramón? — Porque impongo condiciones. — i Cuales ? — Quiero qua mi mujer Ma gMpa fica ^ no es r.ca y guapa, „o Ia acepto, y si n0 es esll,ida no me aceptara ella a mi. P ' Guapa, mooi. 4. - iQué haaes? - preguntó a n„ gotos„, estobo comiendo jamon, an médico amigo suyo. _ jN„ coooces que el jamon es malo para la gota. - Tienes razón - contestó el doliente; - „ero es bueno para el gotoso. Gotoso, jichtlijder. - Gota, jicht. _ Doliente, lijder. c. Entre madre é hijo: liabïa lo .Ir" m" cerrada"68 ^ ^ ^ ***** ^ I& Vida ('on la boca tertlkT^Vde Una krga aUse,K'ia Presentanse en una tertulia dos hermanas, una de ellas muy gruesa, y ]a otra muy delgada. - Cómo ? son ustedes? - dice la duena de la casa fel, senora, _ contestan las dos hermanas; - nosotros mismas en earne y hueso. Delgado, muyer. — Came, vleesch. ~ Hueso, been. Adivinanza. & Quién sera la desvelada, lo puedes tu discurrir. de dia y noche acostada sin poder nunca dormir? (Estera). Desvelado, slapeloos.—Diseurrir, uitdenken, raden. — Acostado,liggend. — Estera, vloermat. AanteekenixG. Eenige termen, betrekkiug hebbend op den lichaamstoestand : El ciego, de blinde, la ceguera, de blindheid, tuerto, eenoogig, bizco, scheel, el miope, de bijziende, la miopia, de bijziendheid, el présbite, de verziende, la presbioia, de verziendheid; el sordo, de doove, la sordera, de doofheid-, el mudo, de stomme, la mudez, de stomheid, el sordo-mudo, de doofstomme, la sordomudez, de doofstomheid; el tartamudo, de stotteraar, tartamudear, stotteren, la tartamudez, het stotteren-, oalvo, kaalhoofdig, la oalvioie, de kaalhoofdigheid; un manco, een eenarmige• una joroba, een bochel, un jorobado, een gebochelde-, un gigante, een reus, un euano, een dwerg. ün enfermo, een zieke, la enfermedad, de ziekte, indispuesto, ongesteld, una indisposición, een ongesteldheid; una inflamación, een ontsteking; la languidez, de verzwakking, kwijning, languideoer, kwijnen; la ictericia, de geelzucht, el sarampion, de mazelen, las viruelas, de pokken, la (fiebre) escarlatina, het roodvonk, la oalentura, de koorts, el esealofrio, de huivering, rilling, el resfriado, de verkoudheid, estar resfriado, verkouden zijn, la tos, de hoest, toser, hoesten, la tisis, de tering, el tisico, de tering— lijder; el dolor, de pijn, el dolor de muelae, de kiespijn, el dolor de garganta, de keelpijn, el dolor de cabeza, de hoofdpijn: la gota, de jicht, el gotoso, de jichtlijder-, la apoplejia, de beroerte, un atoque de apoplejïa, een aanval van beroerte, la paralisis, de verlamming; el insomnio, de slapeloosheid, el desvelado, de slapelooze, la pesadilla, de nachtmerrie-, el desmayo, de bezwijming, un vahido, een duizeling; la peste, de pest, el colera, de cholera, el cólioo, de koliek-, la curación, de genezing, la convalecencia, de herstelling, el convaleciente, de herstellende-, una cicatriz, een litteeken, una lierida, een wond, una quemadura, een brandwond, el loco, de krankzinnige, la loeura, la demencia, de waanzin- el mal de piedra, de steen. Leccion veinte. Verbos irregulares de la 2« conjugación, que tienen irregularidades especiales. (querer, poder, caber, saber, ver.). Querer, willen. Ger. queriendo. Part. querido. Indicativo. Presente. Pretérito. Futuro. Quiero quïse querré quieres quisïste etc. quiere quïso Cond. queremos quisïmos quern'a queréis quisïsteis etc. quieren. quisiëron. Opmerkingen : 1". De niet aangegeven vormen worden volgens de bekende regels afgeleid. 2o. De Subj. pres. wordt gevormd als bij de onreg. ww. der 1» Clase. Ejercicio 165. Geef de volledige vervoeging van querer, willen, beminnen. Poder, hmnen. Caber gaan in (zie bldz.) Ger. pudiendo. Ger. cabiendo. Part. podido. Part. cabido. Indicativo. Indicativo. Presente. Pretérito. Presente. Pretérito. Puedo pude, etc. Quepo cupe, etc. puedes Futuro. cabes Fut. puede podré, etc. cabe cabré, etc. podemos Cond. cabemos Cond. podéis podrfa, etc. etc. cabria, etc. pueden. Opmerkingen: 1». De niet aangegeven vormen worden volgens de bekende regels afgeleid. 2". De Subj. pres. van poder wordt gevormd als bij de onreg. ww. der 2a Clase. Ejercicio 166. Geef de volledige vervoeging van poder en caber. Saber, weten. Ver, zien. Qer. Sabiendo. Ger. viendo. Part. sabido. Part. visto. Indicativo. Subj. Indicativo. Presente. Pretérito. Pres. Presente Imp. Sé ' süpe sepa Veo vefa. sabes etc. etc. ves etc. sabe Put. y , ve Pretérito. sabemos sabré ja'c vemos vi sabéis Cond. *A ' veis viste saben. sabria. ven. vió etc. Opmerkingen : « a. De niet aangegeven vormen worden weder volgens de bekende regels afgeleid. b. Als ver worden vervoegd: entrever, ten halve zien, prever, voorzien (in de toekomst); antever (weinig gebruikt, vervangen door prever) en rever (eveneens weinig gebruikt 20 en vervangen door volver d ver). Proveer (voorzien, bijv. in iemands behoeften) is regelmatig en wordt vervoegd als creer. c. Saber heeft nog een geheel andere beteekenis, nl. die van smaken (naar)', bijv. Este viiio sabe al tonel, deze wijn smaakt naar het vat. El agua de este frasco sabe al lodo de la fuente, het water van deze flesch smaakt naar het slijk van de fontein. Ejercicio 167. Geef de volledige vervoeging van: saber, saber bien (mal), goed (slecht) smaken, ver, prever en proveer. Ejercicio 168. Ter vertaling (zoo mogelijk op meer dan een manier): Ik wil, je kunt, hij weet, wij zien, gij voorziet, zij willen. Ik kon, je wist. hij zag, wij voorzagen, gij wildet, zij konden. Ik heb geweten, je hebt gezien, hij heeft ten halve gezien, wij hebben gewild, gij hebt geweten, zij hebben gezien. Ik had voorzien, je had gewild, hij had gekund, wij hadden geweten, gij hadt gezien, zij hadden voorzien. Ik zal willen, je zult kunnen, hij zal weten, wij zullen zien, gij zult voorzien, .zij zullen tenhalve zien. Ik zou weten, gij zoudt zien, hy zou voorzien, wij zouden willen, gij zoudt kunnen, zij zouden weten. Dat ik zie, dat gij voorziet, dat hij wille, dat wij kunnen, dat gij ziet, dat zij voorzien. Dat ik wiste, dat ge zaagt, dat hij voorzage, dat wij tenhalve zagen, dat gij liefhadt, dat zij konden. Dat ik hebbe geweten, dat gij haddet gezien, dat hij hebbe voorzien, dat wij hadden gewild, dat gij hebbet gekund, dat zij hadden geweten. Dat ik zal zien, dat je zult ten halve zien, dat hij zal voorzien, dat wij zullen willen, dat gij zult kunnen, dat zij zullen weten. Zie, zie niet, laten wij willen, laten wij niet willen, weet, voorziet, voorziet niet. 2. Het werkwoord Caber heeft de grondbeteekenis van: ergens in kunnen, gaan in, bijv.: Mil personas caben en esta Er kunnen (er gaan) duizend sala. menschm in deze zaal, of: Deze zaal kan duizend menschen bevatten. Van daar: 2o. Plaat? zijn voor (letterlijk en figuurlijk): No quepo en este sillón. Ik kan niet in dezen leunstoel. No quepo en esta empresa. Kr is geen plaats voor mij in deze onderneming. Entre ellos no caben los Onder hen is geen plaats voor malvados. slechtaards. No cabe el orgullo en el In het hart van den christen corazón del cristiano. is geen plaats voor hoogmoed. Van daar : 3o. In staat zijn tot: Eso 110 cabe en mi. Tot zoo iets ben ik niet in staat. Todo cabe enesehombre. Die man is tot alles in staat. Todo cabe. Alles kan (gebeuren). Uit de hoofdbeteekenis (gaan in) laat zich ook afleiden die van vervullen, wanneer sprake is van vreugde of smart: 4o. Nos cupo el dolor de Ons vervulde de smart den dood saber la muerte de nuestro van onzen vriend te vernemen, of: amigo. ons trof de smart enz., wij ver¬ namen met smart, enz. Me cabe la satisfacción de Mij valt de vreugd ten deel, ver establecido a mi hijo. mijn zoon gevestigd te zien of: ik heb de voldoening, mijn zoon enz. — 308 — Van daar in het algemeen: 5°. Te beurt vallen, ten deel vallen: Me ha cabido el fastidio de Mij is de verveling ten deel recibir a ese hombre desa- gevallen, dezenonaangenamenman gradable. te ontvangen. i, A quién ha cabido el ho- Wien is de eer te beurt gevalnor de ser presidente? len president te zijnf Uit de beteekenis vullen eindelijk laat zich afleiden die van : 60. No caber (a), te klein, te nauw zijn: Estos zapatos no me caben. Deze schoenen zijn mij te klein (te nauw). La gorra no cabi'a al nino. De pet was den knaap te klein. 7o. Ten slotte komt caber voor in een aantal idiomatische uitdrukkingen, bijv.: No cabe duda. Er is geen twijfel mogelijk. No caber en si de orgullo, Buiten zich zeiven zijn van de gozo. hoogmoed, van vreugd. No caber en el mundo. Opgeblazen zijn van hoog moed. No caber en su pellejo. Uit zijn vel springen (van dikte). En cuanto cabe En lo que cabe < Voor ZOOVer mogelVL Ejercicio 1G9. Ter vertaling: Mucha gente cabe en esta iglesia. No cabi'a mucha gente en mi cuarto. No cabe V. en nuestra empresa. Entre nosotros no caben los cobardes (lafaards). No cabe la venganza en su noble corazón. Eso no cabe en nosotros. Todo cabe. Le cupo el dolor de saber la ruina de sus amigos. Me cupo la satisfacción de verle establecido. Me cabe el honor de ser nombrado. Le cupo el desengafio (de teleurstelling) de 110 ser nombrado. El cuervo no cupo en si de gozo. Los libros no cupieron en la caja [Icist) y fué necesario meterlos en el cofre. Dos mil soldados caben en este cuartel [kazerne). No cabe en ese sillón. Caben dos libras (pond) de aceite (olie) en esta botella. No cabemos en este cuarto. Toda el agua no cupo en el jarro (pot, kan). Los caballos no caben en la caballeriza (stal). El sombrero no me cupo. Los zapatos no cupieron al niiio. Es tan grande que no cabe (kan) por aquella puerta. Todo mi dinero cabe en el dedo de un guante. La gen te no cabfa en la iglesia. A todos nos cabe parte de (wij nemen allen deel in) la desgracia de Y. Ejercicio 170. Ter vertaling: Hoeveel soldaten kunnen in deze kazerne (of kan deze kazerne bevatten)? De dikke heer kon niet in mijn leunstoel. Deze flesch kan een liter water bevatten. Kunnen ze allen in deze kamer? Kunnen wij allen in deze zaal? Al de melk kan niet in deze kan. De stallen zullen al deze paarden niet kunnen bevatten, (verf. Al deze paarden zullen niet gaan in de stallen). Deze schoenen zijn het kind te klein. De man was zoo groot en dik dat hij niet door de deur kon. Ik verzeker u dat wij allen deelnemen in uw ongeluk. De circus (el circo) kan drieduizend toeschouwers (espectadores) bevatten. De circus kan meer menschen bevatten dan de schouwburg (vert. Meer volk gaat in enz.) In uw beurs gaat meer geld dan in de mijne. Meer dan duizend personen gaan in deze zaal. Dit groote gezelschap gaat niet in deze kleine kamer. Er is geen plaats voor verraders in ons huis. Onder hen is geen plaats voor lafaards. In het hart van den edelmoedigen man is geen plaats voor wraak. Deze menschen zijn tot alles in staat. Haar trof de smart, den dood van haar zoon te vernemen. Ons viel de voldoening ten deel, onze kinderen gevestigd te zien. Wien zal de verveling te beurt vallen, dit slechte werk te corrigeeren? Wien zal de eer te beurt vallen, belast (cargado) te worden met deze zending? Gelijk hij gezegd heeft, er is geen twijfel mogelijk. De raaf van la Fontaine was buiten zich zeiven van vreugd en liet de kaas (el queso) vallen. Nadat hij rijk geworden was (enriquecerse) was hij buiten zich zeiven van hoogmoed. In het vat (el ionel), dat zich bevindt in den kelder van het kasteel [el castillo), gaan ongeveer 283,000 flesschen wijn. Hoeveel liter zouden in dat vat gaan? De circus maximus kon eenige duizenden toeschouwers bevatten. 3. Verbos impersonales. Amanecer (Cl. III), , dag lloviznar, motregenen. alborear, ' worden, nevar (Cl. I), meeuwen. anochecer, nacht worden. relampaguear, bliksemen. escarchar, rijpen. tronar (Cl. II), donderen. granizar, hagelen. ventear, icaaien. helar (Cl. I), vriezen. ventiscar, waaien (van een llover (Cl. II), regenen. sneeuwstorm). diluviar, stortregenen. Voorbeeld van vervoeging. Indicativo. Subjuntivo. Pres. Hiela. Pres. ' hiele. Imp. helaba. Imp. heiara. Pret. heló. helase. „ II. ha helado. Perf. haya helado. Pluscuamp. habia helado. Pret. III hubo helado. Fut. heiara. Fut. prrf. habra helado. Cond. heiaria. Cond. pas. habria helado. Pluscuamp. hubiera helado. hubiese helado. Fut. helare. Fut. perf. hubiere helado. Ejercicio 171. Ter vervoeging-. Amanecer, anochecer, llover, nevar, tronar. Ejercicio 172. Ter vertaling: Amanece, alborea, anocheci'a. escarchó, ha granizado, habfa vhubo) helado, llovera, habra lloviznado, nevaria, habria relampagueado, truene, venteara (ventease), ha\ a ventiscado, hubiera amanecido, hubiese alboreado, escarchare, hubiere granizado. Amanece, amanezca; anochece, anoehezea; hiela, hiele ; llueve, llueva; nieva, nieve; truena, truene; graniza, granice. Het hagelt, het hagelde, het heeft gehageld, dat het hagele. De dag brak aan. De nacht viel. Het heeft gerijpt. Het regent. Er waait een sneeuwstorm. Vriest het? Het heeft gevroren en dezen nacht zal het weer vriezen (volver d helar). Kijk hoe het sneeuwt. Het dondert en bliksemt. Het zal regenen en waaien. Het zou hagelen. Ik hoop dat het vriezen zal. Het waaide niet. Het stortregende. Het zal stortregenen. Opmerkingen, o. Als werkelijk onpersoonlijke werkwoorden worden ook gebruikt: Ser, bijv. Es de dia, es de noche, es temprano, es tarde. Estar, „ Esta nublado, esta todavla oscuro. Teinblar, „ l No sentis que tiembla? {voelt gij de aardbeving niet, voelt gij niet dat de grond beef '». venir con nosotros al campo? No,senores, no podemos; si pudiesemos, irfamos con mucho gusto. No quise ir anoche al teatro, porque estaba lloviendo. No sé lo que quiere esta seïïora; cuando lo sepa, le responderé. No veo nada que pueda perjudicar a usted ni a nadie. Si me hiciera usted el favor de escucharme, acaso podrfamos entendernos. No supe que responderle, porque no conocfa el asunto de que me hablaba. No firmes carta que no leas, ni bebas agua que no veas (refran). He aquf algunos otros refranes: Si quieres buena fama, ; no te dé el sol en la cama! Nadie puede decir: de esta agua no beberé (Men weet nooit waartoe men komen kan). Cada uno sabe donde lè aprieta el zapato. No hay peor sordo que el que no quiere oir. Quien todo lo quiere todo lo pierde. — No sera antes de fines de este mes que podremos satisfacer su encargo. Lo módico (la baratura) de los precios podria indu- cirle a hacer un corto ensayo de este artfculo. Los malos no pueden ser amigos entre si, ni tener ainistad con los buenos. En el orden natural, asf como en el social no se debe aspirar a ser inas de lo que se puede. La cólera y el miedo son los peores consejeros que existen, ambos hacen que todo lo veamos negro, y donde todo es negro, ya no se distingue nada. ^Queréis conocer las cualidades que le faltan a un hombre? Observad las que se alaba de poseer. El hombre puede pasar por sabio cuando busca a la sabidurfa; pero si cree haberla encontrado, es un necio. Algunos hay que no saben hablar sino de lo que se debe callar. A lo que puedes solo no esperes a otro. Jamas se descubre mejor que un hombre sabe poco que cuando habla mucho. La frugalidad puede llamarse hija de la prudencia, hermana de la templanza y madre de la libertad. Los males envejecidos no se pueden curar sin remedios fuertes. Ese asunto quiere (vereischt) prudencia. Quien vive boy como quiere, manana vive como puede. Quien compra lo que no puede, vende lo que le duele. El nino sabïa de memoria todas las palabras de su lección. V. cree que esa senora quiere a su marido; no, senor, ella no puede verle. Yea V. si esta todo arreglado (in orde). Adiós, amigo mio, hasta mas ver (hasta la vista). Ejerciiio 177. Tema. Kunt u met mij mee (komen) naar buiten? Neen, mijnheer, ik kan niet; als ik kon, zou ik met veel genoegen gaan. Wij wilden gisteren niet naar buiten gaan, want het stortregende. Wij weten niet wat zij willen ; wanneer wij het weten (subj. pres.), zullen wij het doen. Doe mij het genoegen naar mij te luisteren. Indien gij mij niet het genoegen doet (Iud. pres.) naar mij te luisteren, kunnen wij elkander niet verstaan. Hij wilde geen brief teekenen^ dien hij niet gelezen had (subj. pluscuamp.). Het zal niet zijn voor het eind van het jaar, dat wij u zullen kunnen bezoeken. De matigheid van onze prijzen zal u er waarschijnlijk toe brengen een proef te nemen met onze artikelen. Hoe zou het mogelijk zijn, dat de boozen vriendschap hielden (subj.) met de goeden? Toorn en vrees maken dat wij alles zwart zien. Het is hier erg donker, men onderscheidt niets. De meeste menschen vleien zich eigenschappen te bezitten, die hun ontbreken. Hoe kan voor wijs doorgaan een mensch, die zulke dwaasheden doet! Het is duidelijk dat deze man weinig weet, want hij praat veel. Zonder krachtige middelen kan men dit kwaad niet genezen. Kent gij al de woorden van deze les van buiten? Ik ken ze nog niet van buiten, maar voordat ik aan het einde van de les gekomen ben (llegar, subj. perf.), zal ik ze allen kennen. Ieder weet, waar hem de schoen wringt. De morgenstond heeft goud in den mond. Zij kan hem niet luchten of zien. Zult u zorgen (ver), dat alles in orde is (subj. pres.)? In deze zaak zie ik niets, dat hem kan benadeelen. Zij wisten niet, wat u te antwoorden. Bijna iedereen streeft er naar meer te zijn dan hij kan. Wie veel praat, weet gewoonlijk weinig. Als ik wist waar hij zich bevond, zou ik hem bezoeken. Dit kwaad kon alleen genezen worden door krachtige middelen. Wij hopen, dat gij een kleine proef zult nemen met dit artikel. Indien ik hem zag, zou ik hem verzoeken, dat hij mij de waren spoedig zond (subj. imp.). Ejercicio 178. Ter vertaling: Ha visto cuanto (al wat) hay que ver y gozado cuanto hay que gozar. Mi suegra me ama como se podrfa amar a un dolor de muelas. Si vuelve V. k ver al Sr. N., déle recuerdos mios. Hubiera habido graves desórdenes, si no hubiese habido tropas que los contuvieran. Comienza a llover, entremos. Es necesario que baya habido graves causas para tornar tan severas providencias. „Cantan en la casa vecina" es una expresión muy castellana, aunque (zelfs wanneer) se perciba que es una sola persona la que canta. Si eso sucede asf, tomaremos el partido que dictara la prudencia. Parece que estan contentos con la visita de V. Se me antoja salir inmediatamente. Hace dos meses que nuestro viajante partió para Europa. Hace mucho calor en este cuarto, es preciso abrir la puerta y las ventanas. El Mosa se habia helado. Es lastima que las mercancias no liayan llegado bien acondicionadas. Debe haber una equivocación por su parte. Es probable que nuestro viajante parta (partiere) la semana próxima. No es justo que los gastos que ocasionan las cajas corran de cuenta inia. Nos importa mucho recibir pronto estos géneros. Es preciso tener paciencia con aquella geute, son malos pagadores. ^Les parece a Vds. que se mantendra el alza? Celebro hallarle a V., pues tengo que decirle algo que le importara mucho saber. La noche pasada ha hecho luna llena, por eso hace tanto fri'o hoy, a pesar del sol que esta haciendo. Estando ayer tarde en el campo con mi familia, llovia, relampagueaba, tronaba y granizaba, pero muy mucho. Suceden cosas muy extranas en este mundo, pero lo mas extrano es que los hombres aprovechan tan poco las experiencias hechas en la escuela de la vida. ; Qué calor hace aqui! Quien no sabe, no vale. El amor hace ciegos a los que tienen mas penetración. Ejercicio 179. Tema: Wat is het warm in deze kamer! het zal noodig zijn de vensters te openen. De Maas is bevroren, wij hebben duizenden personen gezien, die op de rivier schaatsen reden. Men heeft noöit zulk een feest gezien en (ni) zal er ook nooit zulk een zien. Het is jammer dat gij dit niet gezien hebt (subj.). Zij hadden alles gezien wat er te zien was en alles genoten wat er te genieten was. Het komt mij voor dat de stijging zal stand houden. Ondanks den zonneschijn is het koud vandaag, want het vriest en het waait. Er zouden groote ongelukken gebeurd zijn, als de twee treinen elkander ontmoet hadden (subj.). Er zingt iemand in het huis hiernaast. Het scheen dat zij tevreden waren over ons bezoek. Er gebeuren in dat huis vreemde zaken. Zal het van nacht volle maan zijn? Ik ben blij u aan te treffen. Het is noodig geduld te hebben met de kinderen. Er is mij veel aan gelegen nog heden deze waren te ontvangen. Is het rechtvaardig dat alle kosten voor mijn rekening komen (subj.)? Hij kreeg op eens lust op de jacht te gaan. Zij hebben lust dadelijk te vertrekken. Als het begint te regenen, zullen wij naar binnen gaan. Het regent niet alleen, maar het dondert en licht. Het zal noodig zijn de vensters te sluiten. Er moeten ernstige oorzaken zijn voor zulke (tan) strenge voorzorgsmaatregelen. Voor drie maanden is onze vennoot naar Zuid-Amerika vertrokken. Wij hebben hem in geen jaren gezien. Wij zouden niet willen, dat hij wist (subj.) wat er gebeurd is. Hij is zoo groot dat hij niet door de deur zou kunnen. Deze jas is mij te nauw. Als het niet waaide (subj. imp.), zou het regenen. In Londen mist het zeer dikwijls. Hoe laat is het? Het is zes uur geslagen. Het is juist acht uur geslagen (acabar de). Het spijt mij u te moeten zeggen, dat er dingen gebeurd zijn, die u niet zullen bevallen. Wij zijn blij u te ontmoeten, want wij hebben u iets te zeggen, dat voor u van veel belang is. •21 Ejercicio 180. Vertalen, daarna terugleeren: Conversación (El tiempo). A. i Hace hoy frio? B. Tenemos quince grados bajo cero. A. ^Se ha lielado el rio? B. Esta cubierto de patinadores. A. ^Hay uiebla? B. No; el frio es bastante vivo, pero el cielo esta despejado. A. Tanto mejor. B. Si va V. a salir, tome V. la capa; hiela de una manera atroz. A. ^ Esta lielado el piso? B. No, aun no esta resbaladizo. A. ^Ha caido mucha nieve? B. Ha nevado toda la noche. A. Entonces debe haberse dulcificado el tiempo. B. Ni mas ni menos; anoche habia descendido el termómetro a veinte grados. A. j Veinte grados! 4 Es posible? Resueltamente hay que empezar a creer que nuestro globo se enfria. B. iQué quiere V.? Va ») haciéndose viejo t>). A. En todo caso, prefiero un frio seco a un tiempo hümedo y malsano. B. Opino como V.; pero cuando el deshielo llega, no hay mas remedio que acepterlo. A. No me hable V. de ello, detesto el deshielo: la lluvia, la niebla y todo lo que le sigue. B. i Pretende V. gozar una primavera eterna? A. Confieso que me gustaria mucho. B. Entonces. abandone V. la tierra y vayase a vivir a los Campos Eliseos. A. Gracias por el consejo ; lo aprovecharé oportuuamente. Cero, nul. — Cubierto, part. pas. de cubrir, vullen. — La niebla, de mist. — Bastante, genoeg, tamelijk. — Deapejado, onbewolkt, helder. — Atroz, verschrikkelijk-, hiela de una manera atroz, het vriest dat het kraakt. — El piso, de straat. — Iiesbaladizo, -a, glad. — Dulcifioarse, zachter worden. — Si mis ni menos, zeker. — Reaueltamente, adv. stellig, bepaald. — Enfriarae, afkoelen. — Qué quiere "V.? wat zal ik u zeggen ? (vgl. Fr. que voulez-vous?). — Seco, droog. — Opinar como, het eens zijn met. — El deahielo, de dooi. — No hay maa remedio que, er zit niets anders op dan. - Detestar, een afschuw hebben van. — Aprovechar algo, gebruik van iets maken. — Oportunamente, te gelegener tijd, bij gelegenheid. Aanteekeningen. a) Va haciéndose viejo. Het werkwoord ir gevolgd door een gerundio dient om de voortduring der handeling uit te drukken. Hiertoe dienen ook veraohillende andere werkwoorden, bijv. andar, estar, venir, quedarse, continuar, seguir, caminar: El mal que me va oonaumiendo. Se va haciendo tarde. La tierra va haciéndose vieja. La tierra va refriandose. Continua el crudo temporal que venimos sintiendo deade hace unos di'as. Estamoa aguardando sus órdenes. Eohaba auapiros y se quedaba mirando al auelo. Siguieron escribiendo. Continuaron hablando. Caminaban mirando a los transeuntes. Se iba paseando por el jardin. Iban viniendo poco a pooo. De kwaal die mij (langzaam)ver teert. Het wordt (gaandeweg) laat. (Haoerse = worden. Zie Aanteekening b). De aarde wordt (langzamerhand) oud. De aarde koelt voortdurend af. Het ruwe weer, dat wij sedert eenige dagen te verduren hebben, duurt voort. Wij wachten uwe bevelen (wij staan te wachten op enz.). Zij slaakte zuchten en bleef naar den grond staren. Zij schreven door (zij bleven doorschrijven). Zij bleven doorpraten. Zij liepen naar de voorbijgangers te kijken. Hij (zij) liep in den tuin te wandelen. Zij kwamen langzaam nader. b) Hacerse = worden. Ons werkwoord u-orden kan ook op velerlei wijze in het Spaanach worden teruggegeven: lo. Ser: Hay que estudiar muoho para ser sabio. j Qaé serd de mi! 2o. Potter se: Su café de Y. se pone frio. Leyendo la oarta se puso triste. Ponerse loco (gek u-orden), ponerse bueno (er weer goed gaan uitzien), ponerse flaoo (mager), gordo (dik), alegre, colorado (een kleur krijgen), palido, malo (ziek worden). 3o. Volverse (Als er sprake is van een geheelen ommekeer): Volvióse triste. Hij werd bedroefd (eerst was hij blij geweest). Volvióse alegre. Hij werd blij (eerst was hij bedroefd geweest). 4o. Hacerse, salir (drukken uit de langzame wording van een toestand) • La seiiora se hace vieja. Salió un gran general (Hij werd ten slotte een groot generaal). Hacerse rico, pobre, juioioso (wijs). 5o. Pasar d ser, llegar d ser, venir d ser (ergens toe komen), meterse « (verandering van den wil afhankelijk): Meterse a fraile (monnik worden), meterse a comeroiante. El joven se metió a soldado. Vendra a ser infeliz por la mala conduota de su hijo. Si continüa trabajando, llegara & ser el primero de todos. 60. Ir a parar, venir a parar, parar en (op iets uitloopen: parar, eig. = stilhouden \: «En qué ira 4 parar esta oosa? Wat zal er van deze zaak worden? (letterlijk: Waar zal deze zaak gaan stilstaan? dus: waarop zal zij uitloopen ?). No sé en que parard (vendra a Ik weet niet waarop deze zaak zal parar) este negocio. uitloopen. 7o. Quedar se) (Itk. blijven, achterblijven)-. A esta noticia quedó muy afligido. Op deze tijding werd hij zeer bedroefd. Quedarse oiego,~ quedar huerfano, quedar muerto (gedood worden, 1'kdood achterblijven). 8o. Dikwijls gebruikt het Spaansch een onkel werkwoord, waar wij worden met een zelfst. of bijv. nw. gebruiken: Anochecer, alboreoer, amaneoer, enverdeoer (groen worden, groenen), envejeoer (oud worden"), empeorarse (erger worden, verergeren), enriquecerse, empobreoerse, eto. 9o. Over worden als hulpww. voor den lijdenden vorm hebben we reeds gesproken. Het wordt teruggegeven door ser met het participio (ser amado), door den reflexieven vorm (se dicen rnuchus cosas) of door den 3en pers. mrv. (llaman). Ejercicio 181. Vertalen, daarna terugleeren: Viaje a Amsterdam. Holanda es una nación cubierta de praderas y de huertas, abundantisima en ganado. Todo el pais esta surcado de canales por los cuales navegan miles de buques de vela. La campina esta cubierta de verdor, entre la cual se destacan los molinos de viento, porque el holandés no sólo reparte las aguas sino que (maar ook) distribuye los aires, y les hace mover las aspas de los molinos. Falta de materias primas no hay industria, como no sea refinerias de azücar, destilatorios, fabricas de cerveza y de tabacos; molinos; filaturas de lana y algodóu, y todo lo concerniente a la industria pastoral. En cambio prosperan la agricultura, la ganaderla y el comercio. Las tierras dan trigo, cebada, avena, centeno, lino, canamo y tabaco; legumbres y hortalizas; frutas; jacintos y tulipanes célebres en el mundo entero; pastos y praderas. La ganaderi'a es importantisima y en ningtin pais ha llegado al grado de perfección que en Holanda. Los pastos cubren una extensión de 12,000 kilómetros cuadrados, en donde pacen 270,000 caballos, 780,000 carneros y millón y medio de cabras, cerdos, vacas y bueyes, con la particularidad que los establos parecen salones y la manteca se elabora en aposentos suntuosos. Holanda exporta al ano 63,500 toneladas de manteca, envasada en lindos barriles de roble de Rusia de 20 a 40 kilos; dicha cantidad importa 106.690.000 francos; los quesos, 15,065 toneladas, valen 25.310.000 francos. 3.000 kilómetros de canales que se cruzan y entrecruzan formando a vista de pajaro como un inmenso tablero de ajedrez; 2.500 kilómetros de ferrocarril y muchos cientos de buques facilitan el comercio que se efectüa principalmente por los puertos de Amsterdam, Rotterdam y Dordrecht. Holanda exporta por 2.087 millones de francos é importa por 2.316 millones. De ahi que sin ser industrial, y si ünicamente agricola, ganadera y comercial, figura entre las mas ricas naciones de Europa. Posee ademas colonias en las Indias Orientales (Java, Sumatra. Borneo, los Celebes, las Molucas) y en América (Guayana holandesa, Curagao, etc.). Holanda fué la primera repüblica europea y es hoy una de tantas naciones regidas por el sistema monarquico constitucional, con su reina y sus dos camaras; sin embargo, la constitnción del pafs es republicana, no pasando la realeza de ser una presidencia coronada. Pradera, weide. — Huerta, moestuin. — Oanado, vee. —Surcado, doorploegd, doorsneden. — Buque de vela, zeilschip. — Campina, bebouwbare grond, akker. — Destacarse entve, afsteken tegen, zich verheffen boven. — Repartir, (over iets) verdeelen. — Las aspas de nn molino, de wieken van een molen. — Falta de materias primas, bij gebrek aan grondstoffen. — Como no sea, behalve. — Refineria de azücar, suikerraffinaderij. — Filatura, spinnerij. — La industria pastoral, de landbouwindustrie. — En cambio, daarentegen. — Ganaderia, veeteelt. — Trigo, cebada, avena, eenteno, lino, e&narnu. tarwe, gerst, haver, rogge, vlas, hennep. — Hortalizas, moeskruiden. — Pastos y praderas, wei-en hooiland. —Pacer, weiden, grazen. — Carnero, schaap, cerdo •), varken, oabra, geit. — Establo, *) Sinónimos de oerdo: gorrino, pueroo, marranu, ooohino, tooino. stal. — Apoaentos suntuosog, prachtige vertrekken. — Tonelada. ton (1000 KG.). — Roble, eikenhout. — A vista de péjaro, in vogelvlucht.— De ahi qne, vandaar dat. — Ganadero, veehandeldrijvend. — Sin embargo, evenwel. — No pasando la realeza de ser una presidenoia coronada, daar het koningschap niet meer is dan een gekroond presidentschap. Uit de „Noticiero Bilbaino". Gacetilla. El tiempo. — Continüa el crudo temporal que veniraos sintiendo desde hace unos dias. Después de la helada que cayu en la madrugada de ajer, comenzó a encapotarse el cielo v nevó copiosamente desde las once de la manana cubriendo las callas y continuando hasta por la noche. El frfo que se dejó sentir fué muy intenso. Por causa de la nieve se suspendió el servicio del tranvi'a urbano. Todos los trenes llegaron a Bilbao con considerables retrasos, especialmente el del Norte que lo hizo por la manana hora y media después de la reglamentaria. Segün ofmos a viajeros llegados ayer de Vergara, en aquel pueblo la nieve alcanzaba mas de veinte centlmetros de espesor. Como después de la nevada de ayer tarde empezó a helar, quedó el suelo resbaladizo en extremo y con tal motivo fueron muchas las personas que sufrieron caidas en las calles. En el callejón del Amparo se cayó la anciana Juliana N., fracturandose la pierna derecha, y en la calle Hernari el joven de 20 anos Benito B. se fracturó también la pierna izquierda k causa de otra caida. Los dos lesionados fueron curados en el Hospital civil, donde ingresaron en una sala. Gacetilla, verscheidenheden, gemengde berichten. — La helada. de vorst. — La madrugada, het aanbreken van den dag, de vroege morgen. — En- eapotarse, verduisteren, bewolkt worden. — Intenso, sterk, hevig. Sus- penderse, gestaakt worden. — El tranvla urbano, de stadstramway. — El retraso, de vertraging. — Reglamentario, -a, voorgeschreven, bepaald. — Segün oimos &, naar wij vernamen van. — Aleanzar, bereiken. Es- pesor, dikte, hoogte. — La nevada, sneeuwbui. —En extremo, uiterst. Con tal mutivo, daardoor, ten gevolge daarvan. — La caida, de val. El callejón (dim. de calle), steeg(je). — La anciana, de oude vrouw. Fracturar, breken. — Lesionado, bezeerd, gekwetst. — Curar, verzorgen, behandelen. — Ingresar, opgenomen worden. Lección veinte j dos. Los Verbos de la 3a Conjugación que tienen irregularidades especiales. Deeir, venir, oir, salir, asir; ir; dormir, morir; abrir, cubrir, escribir. Decir, zeggen. Ger. diciendo. Part. dicho. Indicativo. Imperativo. Presente. Pretérito. Fut. Digo dije diré dices dijïste etc. di diee dijo Cond. digu el (V.) decimos dijlmos dina digamos deci's dijisteis etc. decid dicen. dijéron. digan ellos(Vs.) Opmerkingen. a. De niet aangegeven tijden worden naar de bekende regels gevormd. b. De samenstellingen van decir worden op dezelfde wijze vervoegd; maar: Contradecir, tegenspreken, desdecir, logenstraffen, desdecirse, zijn woord (of bod) intrekken en predecir, voorzeggen, voorspellen, hebben in den Imperativo: Contradice, desdice, predice. Bendecir, zegenen en maldecir, vervloeken, wijken af in: Part. Bendecido (ó bendito), maldecido (ó maldito). Futuro. Bendeciré, maldeciré. Imperativo. Bendice, maldice. Ejercicio 182. Geef de volledige vervoeging van: Decir, predecir en bendecir. Ejercicio 18B. Plaats in alle personen van den Imperativo: No hables de lo que 110 sabes, y lo que supieras no lo digas sino a su tiempo y sazón (op zijn juisten tijd). Ejercicio 184. Vertaal (zoo mogelijk op meer dan een manier): Ik zeg, gij spreekt tegen, hij logenstraft, wij trekken onze woorden in, gij voorzegt, zij zegenen. Ik vervloekte, gij zeidet, hij sprak tegen, wij logenstraften, gij trokt uw bod in, zij voorspelden. Ik heb gezegd, gij hebt vervloekt, hij heeft gezegd, wij hebben tegengesproken, gij hebt gelogenstraft, zij hebben hun woord ingetrokken, ik zal voorspellen, gij zult zegenen, hij zal kwaadspreken, wij zullen zeggen, gij zult tegenspreken, zij zullen logenstraffen. Voorspel, zegen, vervloek niet, spreek tegen, zeg, trek uw woord niet in, laten wij zeggen, zegt, laten wij zegenen, zegent, laten wij voorspellen, voorspelt, voorspelt niet. Dat ik zegene, dat gij vervloeket, dat hij zegge, dat wij tegenspreken, dat gij logenstraft, dat zij hun woord intrekken, dat ik voor- spelde, dat gij zegendet, dat hij vervloekte, dat wij zeiden, dat gij tegenspraakt, dat zij logenstraften. I>at ik zal voorzeggen, dat gij zult zegenen, dat hij zal vervloeken, dat wij zullen zeggen, dat gij zult tegenspreken, dat wij zullen logenstraffen. Ik zou mijn woord intrekken, gij zoudt voorspellen, hij zou zegenen, wij zouden vervloeken, gij zoudt zeggen, zij zouden tegenspreken. Ik zeg het u, ge zegt het mij, hij zegt het ons, wij zeggen het hem, gij zegt het haar, zij zeggen het ons. Ik zei het hem, gij zeidet het haar, hij zei het me, wij zeiden het u, gij zeidet het ons, zij zeiden het ons. Zeg het mij, zeg het hem, zeg het haar, zeg het ons, zeg het hun. Zeg het mij niet, zeg het hem niet, zeg het haar niet, zeg het ons niet, zeg het hun niet. Laten wij het hem zeggen, laten wij het hun zeggen, laten wij het hem niet zeggen, laten wij het hun niet zeggen. Zegt het mij, zegt het mij niet, zegt het ons, zegt het ons met. Zegt het hem, zegt het hem niet. Zegt het hun, zegt het hun niet. Het ons zeggen, het hun zeggen, het mij zeggen> het ons zeggende, het haar zeggende, het mij zeggende. Venir, komen. Ger. viniendo. Part. venido. ïndicativo. Subjuntivo. Presente. Pretrrito. Futuro. Pres. Yengo vïne vendré venga vienes vinïste etc. etc. viene vïno Cond. Imperativo. venimos vinïmos vendria ven venis vinïsteis etc. venid. vienen. viniéron. Opmerkingen. a. De niet aangegeven tijden worden naar de bekende regels gevormd. b. Als venir worden vervoegd de samenstellingen van venir: Avenir, schikken, gebeuren. intervenir, tusschenbeide contravenir, overtreden. komen, convenir, overeenkomen, passen. pro venir, voortkomen. desavenir, in onmin brengen, prevenir, voorkomen. desconvenir, niet eens zijn. sobrevenir (ó supervenir), onreconvenir, weerleggen, ver- verwacht komen. wijten, subvenir, (ondersteunen. Ejercicio 185. Ter vervoeging: Venir, intervenir, prevenir. Ejercicio 186. Verander in den volgenden zin te in os, in le en les: Te dije que vinieses cuando quisieras, pero nunca viniste. Ejercicio 187. Ter vertaling: Ik kom, ik kwam, ik ben gekomen, ik was gekomen. Gij overtraadt, gij hebt overtreden, gij hadt overtreden, gij zult overtreden. Hij is tusschenbeide gekomen, hij was tusschenbeide gekomen, hij zal tusschenbeide komen, hij zal tusschenbeide gekomen zijn. Hij had voorkomen, hij zal voorkomen, hij zal voorkomen hebben, hij zou voorkomen. Wij zullen voorkomen, gij zult overeengekomen zijn, gij zoudt voorkomen, gij zoudt overeengekomen zijn. Zij zouden komen, het zou onverwachts komen. Laten wij overeenkomen, laten zij tusschenbeide komen. Kom, kom niet, komt tusschenbeide. Dat ik overtrede, dat gij voorkomt, dat hij weerlegde, dat wij zullen overeenkomen. Oir, hooren. Salir, uitgaan. Asir, grijpen. Ger. oyendo. saliendo. asiendo. Part. oido. salido. asido. Ind. pres. oigo *) salgo asgo oyes sales ases oye etc. etc. oimos ois oyen. Pret. 01 sali asi oi'ste etc. etc. oyó oimos oisteis oyeron. Fut. oiré. saldré. asiré. Imperativo. oye sal ase oid. salid. asid. Opmerkingen : lo. De niet aangegeven tijden worden naar de bekende regels gevormd. 2«. In de samenstelling van salir is de Imperativo 2» p. S* meestal regelmatig, bijv. sobresale (tü). 3°. Als oir worden vervoegd : desoir, niet luisteren naar, weigeren in te willigen. entreoir, niet geheel verstaan, half verstaan. trasoir, verkeerd verstaan. Als salir: sobresalir, te boven gaan, uitmunten. *)Eertjjds: oyo, dus vroeger ook in den Subj. pres.: oya, oyas, oyaeto. resalir, uitspringen, uitsteken. Als asir: desasir, loslaten. 4o. De onregelmatige vormen van asir zijn ongebruikelijk. Ejercicio 188. Ter vervoeging: oir, salir, sobresalir, asir. Ejercicio 180. Ter vertaling: Ik hoor, gij gaat uit, hij grijpt, wij gaan uit, gij hoort, zij gaan uit. Ik hoorde, gij greept, hij hoorde, wij gingen uit, gij hoordet, zij grepen. Ik zal hooren, gij zult grijpen, hij zal uitmunten, wij zullen uitgaan, gij zult grijpen, zij zullen hooren. Ik zou uitgaan, zij zouden uitmunten, gij zoudt grijpen, hij zou hooren, zij zouden uitgaan. Hoor, hoor niet, hoort, hoort niet, laten wij hooren. Ga uit, ga niet uit, gaat uit, gaat niet uit, laten wij niet uitgaan. Grijp, grijpt. Dat ik lioore, dat gij uitgaat, dat hij uitmunte, dat wij hoorden, dat gij uitgingt, dat zij grepen. Dat ik zal hooren, dat gij zult uitgaan, dat hij zal uitmunten, dat wij zullen grijpen, dat gij zult uitgaan, dat zij zullen hooren. Vergelijkend overzicht: 1°. Decir, venir, oir, salir en asir eindigen in den ] en p. Ind. pres. op go. 2«. Decir en venir hebben in den len pers. Pretérito en dus ook in den 3en pers. E. het accent op den stam en niet op den uitgang (zie p. 189 Opm. d). Wij krijgen dus: dïje, dijïste, dljo, dijïmos, dijïsteis, dijëron; vïne, vinlste, vïno, vinlmos, vinïsteis, viniëron. 3o. Decir, venir en salir zijn onreg. in het futuro: dirê, vendrr, saldrc, dus ook in den Condicional: dirfa, vendrfa, saldrfa. 4°. Decir, venir en salir zijn onregelm. in den Imperativo 2a p. S.: di, ven, sal (pl. 2a p. decid, venid, salid). Omtrent de samenstellingen van decir, zie p. 329, Opm. b. Ir, gaan. Ger. yendo. Part. ido. Indicativo. Subjuntivo. Presente. Imperf. Pretérito. Presente. Voy iba fin vaya vas ibas fuïste etc. va iba fué Imperativo. vamos fbamos fuïmos ve vais ïbais fuïsteis vaya él (V.) van. iban. fuëron. vamos id vayan ellos(Vs.) Opmerkingen : lo. De niet aangegeven tijden of tijdvormen worden naar de bekende regels gevormd. 2". Als pretérito doet dienst het preterita van sir.') 3o. In plaats van den Subj. pres. la y 2a p. 'Pl. vayamos en vayais, worden ook wel gebruikt de kortere vormen: vamos en vais, in den Imperativo 1» p. Pl. steeds vamos. *) *) Vgl. het Fr. je fus le voir, voor j'allai le voir, fai été le voir, Yoor je suis allé le voir en ons: ik ben hem wezen opzoeken,yoor: ik hen hem gaan opzoeken. — Op dezelfde wijze wordt in het Spaansoh ook estar gebruikt, bijv. Una manana, después de oir misa oon don Valentin, estuvo dona Blanca a visitar 4 doïïa Antonia (Valera. El oomendador Mendoza, X). **), Bij oudere Bchrijvera vindt men imos (thans: vamos) en ides of is (thans: vais); verder vais voor vayais, vo voor voy. Evenzoo: estó, so, do, thans: estoy, soy, doy. 40. Irse — lo. heengaan, 2o. gaan (met de bijgedachte van : door eigen kracht, op eigen beenen gaan; zie Ejercicio 195). De Imper. 2». p. PI. is idos. Irse is het eenige reflexieve werkw., waarbij de d in dezen persoonsvorm blijft (zie Lección XI, p. 122, Opm. a.). Ejercicio 190. Geef de volledige vervoeging van ir en van irse. Ejercicio 191. Vertaal (zie Lección XVII, modos adverbiales): Ik rijd te paard, gij gingt te voet, hij ging achteruit, wij zullen op de teenen loopen, gij zoudt (als een dame) te paard rijden, rijd(t) met lossen teugel, laten wij loopen zoo hard wij kunnen, dat ik hinke, dat gij op handen en voeten liept, dat hij te paard zal rijden. Wij gaan te voet, gij gingt achteruit, hij liep op de teenen, wij zullen te paard rijden, gij zoudt met lossen teugel rijden, loop(t) zoo hard gij kunt, laten wij hinken, dat gij op handen en voeten loopt en zult loopen. Dormir, slapen. Morir, sterven. Ger. durmiendo. muriendo. Part. dormido. muerto. Indicativo. Presente. Duermo ■duermes duerme dormïmos dormis duermen. muero mueres muere morïmos morls mueren. Pretérito. dorml dormïste durmió dormïmos dormïsteis durmiëron, mon morïste murió morimos moristeis muriëron. Snbjuntivo. Presente. duerma duermas duerma durmamos durmais duerman. muera mueras muera muramos marais mueran. Opmerkingen : lo. De niet aangegeven tijden worden weder naar de bekende regels gevormd. 2°. Dormirse beteekent inslapen, in slaap vallen, bijv. El niïïo se esta durmiendo, se ha dormido. Morirse (vgl. Fr. se mourir) beteekent: den dood naderen, den dood nabij zijn. Het kan nooit een gewelddadigen dood aanduiden, dus niet: se murió fusilado, maar wel: se murió (stierf aan, kwijnde weg aan) de tisis ó pulmonia (zie Ejercicio 195 van deze les). Het part. van morir: muerto is tevens het part. van matar, doodt H (het part. pas. van matar in den zin van doodelijk vervelen is regelm., dus matado)-, bijv.: Le ban muerto, men heeft hem gedood. Matarse, zich zelf dooden, zich van het leven berooven, is regelmatig in het participio, dus: Se ha matado, hij heeft zich van het leven beroofd, daar se ha muerto uitsluitend behoort bij morirse. fyercicio 192. Ter vervoeging. Dormir, dormirse, morir en morirse. Abrir, openen. Cubrir, bedekken. Escribir, schrijven. Part. abierto. cubierto. escrito. Opmerkingen : 1". Alle andere vormen van deze ww. zijn regelmatig. 2». Als cubrir wordt vervoegd: descubrir, ontdekken; als escribir gaan alle werkw. op scribir, bijv. inscribir, inschrijven, proscribir, verbannen, vogelvrij verklaren, describir, beschrijven, subscribir, inteekenen, transcribir, overschrijven', prescribir, voorschrijven (part. prescrito en ook, maar minder gebruikelijk, prescribido), Ejercicio 193. Ter vertaling (zoo mogelijk op meer dan een manier). Ik slaap in, gij sterft, hij kwijnt weg, wij openen, gij bedekt, zij schrijven. Ik schreef in, gij verbandet, hij verklaarde, wij beschreven, gij teekendet in, zij schreven over. Ik heb voorgeschreven, gij hebt gedood, hij is gestorven, hij heeft zich gedood, wij hadden geslapen, gij waart ingeslapen, zij waren gestorven. Ik sliep, hij sliep, hij stierf, zij sliepen, zij stierven. Slaap(t), slaap(t) niet, sterf(t), sterf(t) niet, laten wij sterven. Dat ik slape, dat hij opende, dat wij sliepen, dat gij stiervet, dat hij zal slapen, dat gij zult slapen. Dat ik hebbe geopend, dat gij hebbet bedekt, dat hij hebbe geschreven, dat wij hebben ingeteekend, dat gij hebbet voorgeschreven, dat zij hebben gedood, dat zij waren gestorven, dat zij zich zullen gedood hebben, dat zij zullen gestorven zijn. 22 Vocabulario. El empleo, de betrekking, het solicitar, dingen naar. gebruik, representar, voorstellen, spelen. la pieza, hei stuk. conceder, toestaan. la exposición, de tentoonstelling, sobrevenir a alguno, iemand la opinión sobre, de meening over. overkomen. el medio, het middel. reparar el mal, het kwaad her- el buen suceso, de goede uitslag, stellen. het succes, sostenerse, stand houden. la indigestión, de indigestie. concluir, eindigen. la lisonja, de vleierij. aplicar, toepassen, aanwenden. el ruido, het gedruisch. llegar a viejo, oud worden. el pasagero, de passagier. ir a buscar, (loopen) zoeken. la lucha, de worsteling, de strijd, cebarse en, zich laten vangen la carcel, de gevangenis. {verstrikken) door. el fugado, de vluchteling. salir con acierto, slagen. el trineo, de slede. principiar, beginnen. el gobernador, de gouverneur, atreverse a, zich verstouten te, el ministro de i de minister van durven. la gobernación,' binnenl. zaken, dormir a cortinas ^ onder den el coche, het rijtuig, de koets, verdes (ó al se- ^ blooten hela guardia civil, de burgerwacht. reno), mei slapen. la agresión, de aanranding. dormir la siësta, zijn middagel significado, de beteekenis. slaapje doen. el conato, de inspanning, het morir en el lecho, op het bed van opzet. del honor,' eer vallen. el estorbo, de hindernis, hinder- ir a misa, ter mis gaan. paal. percibir, bemerken. el preso, de gevangene. salir de los limites, de grenzen la vasija, het vat. overschrijden. la pulmonla, de longziekte. salir a, (te staan) komen op. la mofa. de spot. salir a campana,te ueZde trekken. el desprecio, de minachting. salir al camino, op den groolaconseja, de fabel, het sprookje. ten weg aanvallen. hacer escala en , een, haven juntos, -as, namen. un puerto, aandoen. mediano, -a, middelmatig. capturar, vangen. conveniente, gepast, geschikt. fugarse. ontvluchten. necio, -a, dwaas. quedar muerto, gedood worden. seguro, -a, veilig. quedar moribundo, stervende criminal, misdadig. zijn,. susceptible de, vatbaar voor. resultar herido, gewond worden. cuasi-reflejo, schijnbaar weder- telegrafiar, telegrafeeren. keer end. escoltar, escorteeren. inherente, innerlijk. evitar, vermijden. placentero, -a, aangenaam, He- comparar, vergelijken. felijk. llevar, dragen. risueno, -a, lachend. anadir a, voegen bij. denotar, aanduiden. cada vez que, telkens wanneer, burlar la ( de waakzaamheid fuerte (ó a'to), luid. vigilancia 1 verschalken. al dia siguiente, den volgenden atropellar, omverloopen. dag. acercarse a, naderen. gravemente, adv., ernstig. brotar, ontkiemen, uitkomen. v. g. (verbigracia), bijv. (bijvoor- soler, phgen. beeld), tornar el café , samen koffie en (!) de) cierto modo, eenigszins. juntos, -as,- ' drinken. a pesar de, ondanks. sencillamente, adv., eenvoudig, espontaneamente, adv., van en virtud de, krachtens, ten ge- zelf. vol ge van. sin embargo, toch. a difereucia de, in onderschei- al paso que, terwijl, ding van. Ejercicio 194. Ter vertaling: Ese hornbre va solicitando empleos. Esa buena senora iba buscando protectores para sus hijos. Bien puede decirse que el hombre no tiene mas enemigo que él mismo. Nada hav que se sostenga mas tiempo que una fortuna mediana; nada hay que se vea concluir mas pronto que una gran fortuna. Del asir de la ocasión y del saber aplicar los medios convenientes nacen los buenos sucesos. Muchas veces el necio dice un buen consejo (Refrdn). Quien no ove consejo no llega a viejo (Refrdn). Quien no oye ruzón no hace razón. Todos \amos a buscar la felicidad, pero ninguno por el mismo camino. Mas son los que muereu de indigestión que de hambre. hi te acostumbras a abrir las orejas a las lisonjas y a cebarte en ellas, jamas oiras la verdad. Para que tus obras salgan con acierto, princfpialas con calma y meditación. Atrévete a decir lo que te atreves a hacer. Los viajeros estaban obligados de dormir al sereno. Cuando entré en su cuarto, estaba durmiendo la siësta. ;Ay! j qué tiempo! me muero de frio El héroe murió en el lecho del honor Nadie se muere hasta que Dios quiere (Refrdn). Dime con quien andas, te diré quien eres (Refrdn). Esta calle va a palacio. Al ir a misa percibió la senora que no llevaba su bolsa. i De dónde viene el viento? Viene del Norte. Se oye por la noche un ruido particular eu la casa. Jamas saldré de los limites del deber. Esta obra sale a 20,000 pesetas El verano próximo el ejército saldra a campana Le salieroa los ladrones al camino. Amigo mio, ase la ocasión cuando se te presente. Dicen de Vigo (men m broek. el marrano, het varken. la risa, het lachen. el soiioliento, de slaper. por ultimo, ten slotte. el burro, de ezel. el juez, de rechter. chistoso, grappig. competente, bevoegd. el virey, de onderkoning. un maestro de baile, een danspara esto, daartoe. meester. afeitar, scheren. nombrar, benoemen. serio -a, ernstig. el tesorero general, de thesau- en s.kncio, Ml. rier el estupido, de domoor. extrano, vreemd. el (lesprecio. de minachting, el empleo, het ambt. el ochavo, de duit. un paso de vals, mi walspas. mirar y remirar, bekijken en el medio, het middel. nog eens bekijken, ahuyentar, verdrijven. vuestra Excelencia, Uwe la rata, de rat. Excellentie, el fondista, de hotelhouder. liberalmente, royaal, bijw. desollar, afzetten. el embajador, de gezant. seguro de, veilig voor. Constantinopla, Constantinopel. bacer un favor, ee% dienst beel cardenal, de kardinaal. _ wljZ€TL. 26. De deserteur. Toen (3 Prederik II (2 zekeren (tr. een) nacht (* de voor- posten (' bezocht (ger.), zag (pret.) hij een soldaat, die voornemens was de(n) schildwacht voorbij te loopen en hield hem tegen, terwijl hij hem vroeg (' ser 35 Lección VII. Los grados de los adjetivos. El verbo auxiliar haber. Las tres formas del Pretérito perfecto 44 Lección VIII. Numerales cardinales. Futuro y Condicional (2a Forma del imperfecta de Subjuntivo) . 61 Lección IX. Numerales ordinales, colectivos y mültiplos. El Subjuntivo presente. El Imperativo . . 75 Lección X. Preposiciones. El Imperfecta del Subjuntivo. 86 Lección XI. El Pronombre personal. El Verbo reflexivo. 110 Lección XII. Los Pronombres relativos. Observaciones sobre los verbos regulares 129 PAgfl Verbeteringen van het 2e stuk Achter den titel. Lección XIII. Pronombres interrogativos. Primera Clase de los Verbos irregulares. Viaje a Amsterdam I 149 Lección XIV. Pronombres y adjetivos indeterminados. Verbos irregulares de la segunda Clase. Viaje d Amsterdam II. Dos Anuncios . . 164 Lección XV. Pronombres y adjetivos indeterminados . (Continuación). Verbos irregulares de la 3a Clase. Conversación (Una presentación). Viaje a Amsterdam III. Algunas anécdotas. . . 179 x Lección XVI. Adverbios. Verbos irregulares de la 4a Clase. Conversación (Términos corteses). Viaje a Amsterdam IV. Dos Cartas 201 f Lección XVII. Adverbios en meute. Traducción dealgunos adverbios holandeses. Modos adverbiales. Verbos irregulares de las Clases V y VI. Conversación (Términos corteses, continuación) . Viaje a Amsterdam V. Un anuncio. 226 Lección XVIII. Conjunciones. Verbos de la la Conjugación que tienen irregularidades especiales (Andar, dar, estar). Ser y Estar. Conversación (La partida). Viaje & Amsterdam VI. Algunas anécdotas 252 Lección XIX. Interjecciones. Verbos de la 2a Conjugación que tienen irregularidades especiales (Hacer, caer, traer, poner, valer, tener, y sus compuestos). Haber y Tener. Conversación (Visita matinal). Viaje a Amsterdam VII. Algunas anécdotas .... 277 Lección XX. Verbos irregulares de la 2a Conjugación que tienen irregularidades especiales (Querer, poder, caber, saber, ver). Verbos impersonales y cuasi-inipersonales. Conversación (El tiempo). Viaje a Amsterdam VIII. Gacetilla 304 P&gs. Lección XXI.*) Los verbos de la 3a Conjugación que tienen irregularidades especiales (Decir, venir, oir, salir, asir; ir; dormir, morir; abrir, cubrir, escribir). Conversación (En el ferrocarril). Viaje & Amsterdam IX. Un Choque (Tornado del Noticiero bilbaino). Anécdota 328 Lección XXII. Verbos defectivos. Conversación (Los vapores para Cadiz). Viaje a Amsterdam X 347 Lección XXIII. Los Participios. Conversación (En el vapor). Viaje & Amsterdam (Fin) 355 Lección XXIV. Recapitulación general 367 Indice 381 INHOUD DER A ANTEEKEN INGEX. Lección XIII. De Infinitief als zelfst. nw. gebruikt. De Spaansche eigennamen (Geslachts- en vóórnamen). Lección XIV. Namen van landen en hunne bewoners. Termen, op de post betrekking hebbend. Lección XV. Beleefdheidstermen. Uitdrukkingen van bevestigingen ontkenning. Gebruik van den Condicionalis (2a forma del Imperf. de Subj.) om waarschijnlijkheid uit te drukken. Lección XVI. Titulatuur in brieven. Lección XVII. Gebruik der werkwoorden volver. acabar en eehar. Sommige spelen. Het Spaansche kaartspel. Lección XVIII. Gebruik der werkwoorden dar en dejar. Lección XIX. De verschillende beteekenissen van het ww. quedar. De woorden: despecho, despacho, despacha, despejo, despeyo. Termen, betrekking hebbend op den lichaamstoestand. Lección XX. Hulpwerkwoorden bij het gerundio. Vertaling van het Hollandsche ww. worden. Lección XXII. Uitbreiding der regels voor de vorming vanhetmrv. der zelfst. nw. Eenige practische geslachtsregels. *) Abusievelijk in den tekst genoemd Lección XXII.