liS- ï®4. ÉBSRM jjppÉai lüfti mTgg-::. HSgÉ^Sp^aHHI 'a-4^5^»^-* '} »•! 1 'Tfi'jvSsy*'»' «■ c 1 GELEE. VEREENIOING TOT BEOEFENING VAN GELDERSCHE GESCHIEDENIS, OUDHEIDKUNDE EN ltECHT. VÜ) BIJVOEGSEL. REGISTER OP PE LEENA.CTEN VAN GEL RE EX ZUTPHEN 1376—1402 UIT HUT STAATSARCHIEF TE DUSSELDORP. NAAR DE OORSPRONKELIJKE BESCHEIDEN UITGEGEVEN DOOR P. N. v. DOORNINCK. O VERKW ARTIER. ARNHEM, P. GOUDA QUINT. 1901. AERSEN. Kerk tut Velden. Johan van Boicholt beleend, 25 Oct. 1393. AERSEN. Goed tut Scalle met toebehooren, gelegen tot Arsen. Conrad van Aelraven beleend, 8 Jan. 1394. AERSEN. Hof tot Schanle en hof tot Lom met laten en tynsgoet tot Arsen en Velden. Gerit van Barsdone beleend, 16 Febr. 1394. ALDEN CRIEKENBEEK—LEUT. Hof tot Kriekenbeke en hof tot Tusschenmolen. Johan van Kriekenbeke geeft deze leengoederen aan Ermgard van der A, zijne vrouw, 23 Juni 1371. Henrik Vriese van Teffelen beleend door opdracht van Eimgard van der A, zijne vrouw, behoudens hare lijftocht, 30 Septembei 1391. BAERLE. Hof genaamd tot Hofacker, gelegen te Baerle. Ott van deii Vrijthoff beleend, 11 Jan. 1S94. BAERLE. Hof te Boeckhout, gelegen te Baerle. Willem van Kessel Gadertssoen beleend, 11 Jan. 1394. Bijvoegsel Overkwartier. ' AERSEN. AERSEN. Hof tot Schanle en hof tot Lom met laten en tynsgoet tot Arsen en Velden. Gerit van Barsdone beleend, 16 Febr. 1394. BAERLE. Hof te Boeckhout, gelegen te Baerle. Willem van Kessel Gadertssoen beleend, 11 Jan. 1394. BAERLE. Hof tot Baerle met toebehoorcn. Heinric van Baerle Heinricssoen beleend, 11 Jan. 1394. ECHT. Tiende te Echt. Jan van Urrade beleend, 16 Eebr. 1394. ECHT. Zeven boenre land, vijf bij Echt en twee tusschen de twee Masen. Willem van Cockelweerde, 25 April 1392. GEL RE. 50 oude schilden uit de renten van den lande van Gelre. Gerrit, heer van Alpen, tot een manleen, 9 Sept. 1382. Gump recht, voogd tot Keulen, tot een manleen, 23 Aug. 1402. GELRE. Hof tot Kedichem, hof to Boestege, een stuk erf gen. Dyckael, gelegen bij Gelre in gericht Pont, Des Roden goed van Lullingen in gericht Walbeke. Steven van der Eger beleend, 21 April 1388. GREVEBADE. Hof in ghen Rade met toebehoorcn. Gerit in ghen Rade beleend, 11 Jan. 1394. HELDEN. Hof tot Groitmaris in kerspel Helden. Dit leen vergroot met 8A bunder voor Arnt N o u d i k e n, 19 Aug. 1402. HINSBEEK. Hof te Alden Kriekenbeke met toebehooren en den hof te Heynsbeke. Henric van Kriekenbeke beleend, 11 Jan. 1394. HORST. Hof te Binnen in kerspel Horst en hof te Valderen. Johan van Bruechusen beleend, 11 Jan. 1394. CAPELLE. Den Hamme met toebeliooren in kerspel Capellen. Arent van Al p li e n draagt dit op aan den hertog, waarvoor de voogdij van Menselen in het ampt Berke wordt geeigend, 17 Maart 1388. Idem beleend, 20 Maart 1388. CAPELLE. Hoef heide, gelegen te Plese. Jan van Berenbroyke beleend, 16 Febr. 1394. CAPELLE. Hof ter Moeien in kerspel Capelle. Johan van Engelsum Yewanssoen beleend, 21 Oct. 1392. LEUT. Hof tot Leute, inhaldende 100 morgen land tot Leute an der kirke gelegen. Henric van K rik en bek e Henricssoen beleend, 16 Febr. 1394. LYNNE. .V Hof te Wesemaell met zijne pachten in do dvnekbank van Lynne en Bergen. Derich Wilden van Merssen beleend, 8 Jan. 1401. LOBBROECK. Huis tot Boecholt, huis tot Wilren ende vort alsulke lene, als he haldende is. Jan van Boecholt beleend, 11 Jan. 1394. LOBBROEK. Huis Wildenberg, huis Gripinchave en huis te Berge. Emont van Endelstorp beleend, 15 Juni 1394. LOBBBOEK. Hof te Zassevelt. Peter Greve beleend, 11 Jan. 1394. MONTFOBT. Huis en borg gen. Monsfort met al zijn toebehooren. Johan v a n B ij n e s t e y n e beleend, 31 Maart 1400, tot een onversteritijk erlleen. Idem verklaart, dat het een open huis voor den hertog zal zijn, 1 April 1400. NYEKEKKE-ISSEM. Hof up der Baersdonck. Telman van Bellichaven beleend, 12 Nov. 1392. NYEKEKKE-ISSEM. Goed an den Lulle, hof tot Wynternam, liof tot Berckt en hof tot Rode. Taelman van Eyl beleend, 16 Febr. 1394. NYEKEKKE-ISSEM. Gruythuis gelegen bij Nyenkirken in de voogdij des ampts Gelre. Johan van Eyl op Gastendonck beleend, 16 Febr. 1394. ROOSTEREN. 22 bunre land in kerspel Roesteren bij Echt. Deric van Melen beleend, 16 Febr. 1394. RUREMÜNDE. De gruit van Ruremunde. Giselbrecht, Deric en Willem van den Gruitbuys, gebroeders, beleend RUREMUNDE. Hof tot Lerop, gelegen tot Lerop. Deric M a n beleend, 16 Febr. 1394. RUREMUNDE. Hof tot Bloymendale, gelegen tot Udder bij Sittert met 19 bonre lands en 20 kleenre gulden uit het gewanthuis te Ruremunde. Wcrner Buffel van G u s t e n als momber van Styne van den B r o y c h, zijne vrouw, beleend, 11 Aug. 1385. SEVENHEM. Twee hove te Greverade, een hoeve te Heersel en twee molens te Sevenhem(?) Claes van der Donch beleend, 11 Jan. 1394. STKAELEN. Goed tot Lullingen en 2 mark geld uit het goed, daar Gerit in ghenen Vorst op woont. Steven van der E g e r beleend, STRAELEN. • Hof tot Langendonck, hof tot Slibbic en hof in der Doeienburch mit sijnon laeten. Johan van Wachtendonck beleend, 11 Jan. 1-394. SWALMEN. Huis te Hillenrade en te Swalmen. Deric van Eze (Oist) beleend, 10 Jan. 1394. TEGELEN. Huis te Holtmoelen met toebehooren. Ott van Holtmoelen beleend, 11 Jan. 1394. VENLO. Halve Helle moeien voor de poort van Venlo. Roele ter Moeien beleend, 11 Jan. 1394. VENLO. 51 Coninx tornose en 14 p swarte ende drie lenemanne. Jacob Wyerssoen van Baerle beleend, 11 Jan. 1394. VLODORP. Goed tot Huihaven bij Hijnsberg, hof tot Urrade tot Flodorp, vorsterampt up Elmterwalt. Brene van Drade beleend, 16 Febr. 1394. VOORST. Halve heerlijkheid en gericht van Voorst. Gerit van Baersdonck beleend, 11 Jan. 1394. VOORST. Huis te Borne. huis te Grebbe, hof up den Valkart en tol te Venlo. Het goed te Kentt bij Bercheim. Vrederic van W e v e 1 i c haven beleend, VOORST. Huis te Caldenbroick. Alart VI eek beleend, 11 Jan. 1394. ii , , __ _ VOORST. Havo tot Eckenraide. Consent v.oor Gerit van Barsdonck om 20 koningsboten uit dit leen te verkoopen, 12 Mei 1400. VROHENBROICK. Huis te Vrohenbroick met heerlijkheid en gericht, tot een vijfmarkleen. Rutger v a n Vlo d o r p, als momber van Elsbene, zijne vrouw, beleend, 14 .Juni 1392. ' Elsbene, vrouw Rutger van Vlodorp, tuchtigt haar man, 15 Juni 1392. • WACHTENDONCK. Huis en heerlijkheid Wachtendonck met toebehooren. Arnt, heer Ta" Wachtendonck, draagt het op en wordt beleend, 5 Maart 1390. Idem tuchtigt Willem van Buren, zijne vrouw, 11 Nov. 1392. „ , . _ . WANCHEM. Hof te Rade. Jan van Rade tuchtigt Vrese van Eyl, zijne vrouw, WANCHEM. Hof te Heithusen in kerspel Greverade en hof te Mullem in kerspel Wanchem. Goessen S p e beleend, 16 Febr. 1394. „ , . . „ ,, WETTEN. Hof m den Velde bij Hoenslar. Jan van H i r t e v e 11 beleend, 16 Febr. 1394. h * * TI, v WETTEN. Hof te Wanchem. Johan v a n Wie b e r g e n (B o i t b e r g e n) tuchtigt Claes, zijne vrouw, dl Juli 1393. ' GEL RE. VEREENIGING TOT BEOEFENING VAN GELDERSCHE GESCHIEDENIS, OUDHEIDKUNDE EN RECHT. REGISTER OP DE LEENAKTENBOEKEN VAN HET VORSTENDOM GEL RE en GRAAFSCHAP ZUTPHEN. NAAR HET OORSPRONKELIJKE HANDSCHRIFT UITGEGEVEN DOOK Mr. J. J. 8. Baron SLOET en Dr. J. S. VAN VEEN. HET KWARTIER VAN ZUTPHEN. Bewerkt door Dr. J. S. VAN VEEN. arnhem, S. GOUDA QUINT. 1917. REGISTER OP DE LEÏÏNAKTENBOÏÏKBN VAN HET VORSTENDOM GELRE en GRAAFSCHAP ZUTPHEN. KWARTIER VAN ZUTPHEN. 1. ZUTPHEN. Nederhelfcagen met allen sijnen tobehoren, gelegen bij der stadt van Zutphen, ontfangen tot Zutphenschen rechte bij Conrait ') tot der stadt behoeff, a°. 1378. Alfert van Drijnen ontfinck dat goet tot Nederhelbergen met sijnen tobehoren, tot behoeff der stadt van Zutphen, tot Zutphenschen leen, a°. 1403 2). Willem van Peigeren!. huider der stadt, a4. 1413. Aelfert Kreyinck, als momber der stadt, a°. 1424 "). Henrick Coelsack, huider, a°. 1440. Idem *), a°. 1465. Johan Hoerninck als huider ontfengt dat goet tot Helbergen, voor der stadt van Zutphen op der IJsselen gelegen, ende is een gemeynt tot Zutphen, 12 Octobris 1473. Henrick Koelsack, huider, 27 Augusti 1484. Hier staet: so in voortijden heer Johan van Neerde, ridder, ende sijn voorvaderen te besitten plegen, voor Zutphen an der Vispoorten gelegen. Idem, 17 Martii 1523. Gerrit Schimmelpenninck, raetsfrunt, beleent als huider, 1540. Idem vernijt eedt, 28 Maii 1556. Arent van den Wal, huider, beleent, 29 Septembris 1566. Idem, burgemeister, vernijt eedt, 7 Octobris 1581. ') ln het Register staat verkeerd : Coning. 9) In het Register staat foutief 1405. 8) In de akte van 1424 wordt het goed omschreven als: „der stat weide". 4) In deze akte heet hij K a e 1 s a c k. Zutphen. 1 Johan van Goch, der rechten doctor ende burgemeester, als huider deistad Zutphen in plaets Arnts van den Wal beleent met den goede tot Nederhelbergen met allen sijnen tobehoren, gelegen bij der stad Zutphen an der Yispoorten op der Isul, 19 Februarii 1610. Jacob van Winsen, raetsvrundt der stadt Zutphen, als huider der stat in plaetse van Johan van Goch, den 21 Junii lb37. Andries Steven van Winshem, raetsvrient der stadt Zutphen, als huider der stadt Zutphen in plaetse van sijn vader Jacob van Winsen beleent, den 15 April 1675. Evert Jan Benjamin van Golstein in plaets van Andries Steven van Winshem als huider der stad Zutphen beleend, den 6 Dec. 1705. Arnold Wentholt in plaats van Evert Jan Benjamin van Goltsteyn in qualiteyt als huider der stad Zutphen beleend, 27 Aug. 1745. Jacob Aelbert Lodewijk Fredrik Carel van Nagell in plaats van Arnold Wentholt in qualiteyt als huider der stad Zutphen beleend, 9 Aug. 1788. 2. ZUTPHEN. Die Merss met al sijn tobehoren, een dienstmansgoet, ontfangen bij Herman ten Merss, a°. 1378. Bartold ten Mersch ontfinck den Mersch tot eenen sadelgoede, met eenen perde te verhergewaden; item dat goet te Yoginck tot eenen wiltforstergoet, met eenen ponde te verhergewaden, a°. 1405. Nesa, weduwe Bartolds voorn., ontfinck dat goet ten Mersch, gelegen bij Zutphen, met sijnen tobehoren, a°. 1411. Andreas Leering is huider. Jacob van der Merssche quam ende kois Henrick van Brienen tot eenen momber sijner goede, 8 jaer hem daermede te vermomberen, a°. 1420. Agnes, huysfrou Henricks van Brienen, ontfinck dat goet ten Marsche met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Zutphen, tot eenen dienstmansgoede, te verhergewaden met eenen peerde ofte met eenen ponde goet gelts, a°. 1424. Jacob ten Mersche tuchtigt sijn vrou Catrin a°. 1430 ant gehele goet, ende so hij kinder bij haer nalaet, ant halve goet. Agnese van den Marsch beleent, a°. 1449 '). Henrick van den Marsch is haer huider. Eadem tuchtigt haren man Aloff van Coverden, a°. 1454, ende dat, so sij sonder blivende gebeurt sterft. Henrick ten Marsche bij transport Agnes voorn, beleent, a°. 1461. Idem, a°. 1465. Idem vernijt eedt, 12 Octobris 1473. Hier staet: dat alinge goet ten Marsche, in den kerspel van Zutphen gelegen, daer naest gelegen is die alde Isul an deen, ende der stadt gemeynte gehieten die Marsche an dander sijde, tot Zutphenschen sadelgoets rechten. Henrick M u l e r t bij transport sijner moder Lutgart, weduwe Seyn Muierts, ende als erve Henrix ten Marsch beleent, 11 Junii 1481. •) In deze akte wordt liet wildforstergoed Tiodinck genoemd, gelegen in de buurschap Tonden (geni. Brummen). Zie aldaar. Gerrit Mulert bij transport sijnes broders Henrix, a°. 1493. Egbert Mulaert bij transport sijnes broders Gerrits, a°. 1504. Evert van Lintlo, drost, beleent, 10 Decembris 1514. Evert van Lintlo, erve sijnes vaders Everts, 21 Junii 1529. Idem vernijt eedt, 12 Junii 1539. Idem vernijt eedt, 10 Junii 1544. Dirck van Lintlo crigt 6 maenden uutstel, 27 Junii 1552. Sophia van der H e y d e n, weduwe Everts voorn., crigt 'fjaer uutstel, 28 Aprilis 1553. Eadem crigt 3 maenden uutstel, 10 Novembris 1553. Eadem uutgestelt, 22 Februarii 1554. Eadem crigt uutstel, 9 Julii 1554. Eadem met haren momber Willem van Zuylen ontfengt dat erve ende goet geheiten die Marsch met allen sijnen rechten ende tobehoren, gelegen voor de stadt Zutphen over de brugge an de \ elusche sijde, tot Zutplienschen sadelleensrechten, haer van haren man Evert van Lintlo anbestorven, 19 Septembris 1554. Eadem vernijt eedt door Albert Dienberch, 27 Maii 1556. Evert van Lintlo bij transport sijner moder Sophiae voorn., 26 Julii 1566. Idem tuchtigt sijn vrou Mechtelt van de Vrei, eodem die. Idem crigt 3 maenden uutstel, 16 Septembris 1581. Idem vernijt eedt, 6 Octobris 1581. Idem crigt 3 maenden uutstel, 16 Martii 1583. Idem crigt 6 maenden uutstel, 19 Julii 1583. Evert van Lintlo, erve sijnes vaders Everts, 5 Aprilis 1592. Idem geeft sijne leenen an na den placate, 10 Julii 1594. Idem tucht sijn vrou Arnolda van Heumen, 4 Junii 1604. Idem maeckt dit sijnen tweeden soon Wilhem, 23 Octobris 1616. Idem maeckt naerder dispositie ende doodet de voorgaciide, 14 Januarii 1631. Idem laet approberen sijnne naerder dispositie met consent van sijnne kinderen gemaeckt, den 6 Decemb. 1633. Idem nochmaels sijnne voorss. dispositie approbeert, 8 Decemb. 1634. Johan van Lintelo, erve sijnnes vaders Everts, uyt cracht van deselve dispositie beleent, den 15 Junii 1637. (Het paert getaxeert op 40 goltguldens). Sweder Joacliim, noch onmundich, erve sijnnes vaders, beleent, den 2 Sept. 1653. (Het paert getaxeerd op 40 goltguldens.) Idem doet selfs eet, den 19 Martii 1672. Evert Eemanuel van Lintelo, erve sijnes broeders Sweder Joachim van Lintelo, beleent, den 26 Junii 1682 (Het paert getaxeert ad dO gl. van 28 st.). Johan van Lintelo tot de Marsch, majoor, erve sijnes broeders Evert Emanuel, beleent, den 27 Mey 1691. Idem tuchtigt eodem die sijn vrouwe Johanna Florentina van Lintelo in 500 gl. jaerlijcks uyt dit leen (Den 9 Junij 1691 is tpeert getaxeert op 35 goltguldens). Johan Osewolt Joost van Lintelo, onmundig, erfgenaem sijns vaders Johans, beleent, 20 Dec. 1706. (Den 15 Nov. 1706 het paerd getaxeert op 30 goldguldens). Johan van Lintelo, onmundig, erfgenaem sijns vaders Johan Osewold Joost, beleent, 9 Jan. 1717. Arnold Williem Tijmen van Lintelo laet approberen het maeggescheid den 28 Dec. 1731 opgerigt tussen de samentlijke kinderen, kindskind en erfgenamen van Johan van Lintelo tot de Mar(s)ch en Johanna Florentina van Lintelo, egtelieden, over hunnen alinge gemene en alnog onverdeelden ouderlijken en broederlijke boedel en nalatenschap, waerbij hem dit leen is aengekomen, 30 Sept. 1735. Idem uyt kragt van Let geapprobeerde maeggescheid beleent, eodem die. (Heergewaed getaxeert op 35 goldguldens). Arnold Willem Tijmen van Lintelo draagt dit leen op aan sijn soon Jan Evert August van Lintelo, die daar weder mede beleent is, 28 Nov. 1752. (Heergewaad getaxeert op 30 goudguldens). Arnold Willem Tijmen van Lintelo, erfgenaam sijns- soons Jan Evert August van Lintelo, beleend, 24 april 1756. (Heergewaad getaxeert op 30 goudguldens). Idem draagt dit leen op aan Evert Willem van Heeckeren, minderjarig, die daar weder mede beleend is, onder voorbehoud van den usufruct aan desselfs vader Reinhard Burchard Willem van Heeckeren en moeder Henrietta van L i n t e 1 o, 9 May 1767. Huider R. B. W. van Heeckeren voornoemt. (Heergewaad getaxeert op 35 goudguldens). Robert Burchard Willem van Heeckeren, na gedane renuntiatie van de tugt, hem en sijn ehevrouw van dit leen competerende, draagt 't pro se et nomine uxoris alsmede namens sijn minderjarige soon Evert Willem van Heeckeren op aan Robbert Jasper van der C a p e 11 e n, die daar weder mede beleend is, 8 Nov. 1769. (Heergewaat getaxeert op 30 goudguldens). Idem en Sara Jacoba van de Yelde, ehelieden, laten hare huwlijksvoorwaarden en open testament approberen, 20 Sept. 1770. Afgespleten van 2. 2 § 1. Een boerewoninge, voorts hoff en boomen, binnen de gragten, met haar binnen en buyten dosseeringen, met de grond en nooteboomen, ijpe- en peppeleboomen en akkermaalsheggen; nog een weyde, het Ossenland genaamt, alsmeede de leencamer onder den huyse den Marsch, soo veel nodig met het regt van verschrijvinge; nog een weyde, de ronde weyde geheeten; sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het huis die Marsch, met all sijn toebehoren, in het schependom van Zutphen gelegen. Johan Fredrik N ij e n h u i s, soo voor sig als namens sijn ehevrouw en erven, laaten registreren een origineelen francijnen briev, den 9 Februarij 1801 door Robbert Jasper van der Capellen en Sara Jacoba van de Velde, ehelieden, van dit leen ten haaren behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien hetselve ten hunnen naamen overtekenen, den 2 Maart 1801. ifgespleten van 2. 2 § 2. De Scheurweyde, thans bouwland, met de Doorneheggen; een hoek bouwland, beginnende aan de Scheurweyde, tusschen het land van de Marsch gesitueert; een hoek bouwland langs deser stadslanderijen; een hoek bouwland, beginnende aan de voorgaande pareeelen en langs het land en dijk van de stadt, met een hoekje weydegrond daartegen aan den IJssel; sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het huis de Marsch met all zijn toebehoren, in het schependom van Zutphen gelegen. ierrit Jan Weyers en Johan Fredrik Njj en hu is, derselver ehevrouwen en erven, laaten registreren een origineelen francijnen briev, den 9 Febr. 1801 door Robbert Jasper van der Capellen en Sara Jacoba van de Velde, ehelieden, ten hunnen behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien hetselve, ieder voor de helfte, ten hunnen naamen overteekenen, den 2 Maart 1801. ohan Fredrik Nijenhuis en Philippina Gerharda Bisschop, ehelieden, laaten registreren een acte van transport den 28 Junij 1802 door Gerrit Jan Weyers en H. Scheffers, ehelieden, met relatie tot haar deel en halfscheid van dit leen ten hunner behoeve gepasseert, d. d. 5 Aug. 1802. )eselve ehelieden laaten uyt hoofde van dien dese halfscheyd van dit leen meede ter hunner naamon overteekenen, eodem die. afgespleten van 2. 2 § 3. Een hoek bouwland, beginnende aan de Zandkuil, langs den Middelweg en het land van deese stadt met de boomen en akkermaalsheggen; een hoek bouwland langs het voorgaande, tussen de vaarwegen van de Marsch gesitueert; sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het huis de Marsch met all sijn toebehoren, in het schependom van Zutphen gelegen. fan Hendrik Berghege, desselfs ehevrouw en erven laatenregistreeren een origineelen francijnen briev, den 9 Febr. 1801 door Robbert Jasper van der Capellen en Sara Jacoba van de Velde, ehelieden, ten hunnen behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten hunnen naamen overtekenen, d. 2 Maart 1801. Afgespleten van 2. 2 § 4. Een boerewoninge en varkenschot, den hoff voor en ter zeyde van het huys, met den geheelen kamp aan deregterzeyde van de allee langs den gemeene weg en het wegje naar deser stads weyden, met de groene grond agter het huys en de twee eerste weydjes, met de ijpen en peppelenboomen daar oin heen staande, de lange weyde, het laage weydje aan de beek, een hoek bouwland naast de Scheurweyde en langs de gragt tot aan de vaarweg daarlangs; een hoek bouwland, tussen het land van de Marsch en dat van deese stadt; sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het huis die Marsch met all zijn toebehoren, in het schependom van Zutphen gelegen. Peter H a s s e 1 o, desselfs ehevrouw en erven, laaten registreren een origineelen francijnen briev, den 9 Febr. 1801 door Robbert Jasper van der Capellen en Sara Jacoba van de Velde, ehelieden, ten hunnen behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten hunnen naamen overtekenen, d. 2 Maart 1801. 3. WARNSFELD. Dat goet tot Wassinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Warnsfelde, buirschap van Wercken ') gelegen, tot eenen Zutphenschen leenrecht geerft van Gerrit Ludensoon op sgn suster Fenne, huysfrou2) Wolter Timmermans, a°. 1400. Ende haer soon Johan Woltersz is huider. Johan W o 11 e r s soon beleent, a°. 1402. Geeze Jans beleent, a°. 1424. Heur soon Gerrit Jans is huider. Wolter Jans soon wort sijner moder liulder, a". 1430. Idem ontfengt dat goet geheiten Wassinck met sijnen tobehoren. gelegen in den kerspel van Warnsfelt, in der buyrschap van Wercken, a°. 1437. Idem tuchtigt sijn vrou Gertrud, ibidem. Idem, a®. 1465. Idem vernijt eedt van den goede geheiten Wassinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Warnsfelt in der buyrschap van Wercken gelegen, an deen sijde naest den goede Sickinck, an dander den goede Hoeninck, 3 Octobris 1473. Johan Wolter Jans soon, erve sijnes vaders Wolters, 25 Augusti 1484. Stijne van Carpen, erve hares soons Wolter Janssoon, a°. 1495. Haer broder Warmbolt van Carpen is huider. Eadem, huysfrou Evert Kremers, a°. 1505. Eadem stelt tot huider haren soon Gerrit Kremer, 2 Junii 1523. Gerrit van Broichusen, erve sijner moder Stijne Kremers, 19 Septembris 1538. Gerrit Kremer vernijt sijnen eedt, 20 Junii 1544. Stijnken van Broichusen, erve hares vaders Gerrits, 30 Maii 1555. Haer momber is Henrick Verdijck. Eadem vernijt eedt, 9 Junii 1556. Eadem vernijt eedt deur Johan Verdijck, 17 Octobris 1559. Eadem verschrijft 2 Va goltgulden, te lossen in 6 jaren met 50, an Johan Buecker, 29 Novembris a°. 1559. Johan Boicker bij transport Stijnkens voornoemt, 26 Novembris 1566. Willem Boicker, erve sijnes vaders Johans, 19 Novembris 1580. Idem vernijt eedt, 7 Octobris 1581. *) In het Register staat foutief Weicken. 9) In de akte staat: „die wilneer huysfrou was.** Jolian Bueker, erve sijnes vaders Wilhems, beleent, 23 Septembris 1614. Gijsbert Buecker, erve sijnnes vaders Johans, beleent, den 4 julii 1637. Mechtelt Buecker, erve haeres broeders Gijsbert Beucker, beleent, den 18 Octob. 1656. Eadem laet haere tucht approberen, eodem die. De erfgenamen van Diderik Koelink als erven haers moeders Mechteld beleent, 2 Sept. 1715. Deselven dragen dit leen op aen Adriaen Balthasar Valk, die daer weder mede beleent is, eodem die. Susanna Johanna Everdina Valk, erfgenaem haers vadersAdriaenBalthasar beleent, 25 Nov. 1730. Huider Ludolf Hendrick Borchard Sylvius van Hekeren, haer man. Ludolf Hendrik Borchard Sylvius van Hekeren en Susanna Johanna Everdina Valk, egtelieden, laten haer besloten dispositie approberen, eodem die. Evert Ludolph van Heeckeren laat approberen en registreren twe extractmagescheyden, 21 Oct. 1757. Idem beleent met 2 parten deses leens, gelijk hetselve hem uyt dien hoofde en door dode sijns moeders Susanna Johanna Everdina aangekomen is, eodem die. . Idem laat approberen en registreren sijn huwlijksvoorwaarden, den 6 Julij 1764 met Margareta Reiniera van Haafften opgengt, 13 No . 1766. Denselven draagt dit leen op aan Ludolph Fredrik Hendrik van Heeckeren, sijn oudste soon, die daar weder mede beleend is, 6 April 1785. Afgespleten van 3. 3 § 1. Een vierde part van den goede Wassink met sijn toebehoren, in den kerspel van Warnsfelt, buurschap van Werken, gelegen, aan de eene sijde naast den goede Sickingenaan de ander den goede Hoeninck, als een bijsonder leen afgespleten van het leen n°. 3, ontfangen bij Johan Alexander Witten, 4 May 1741. Idem draagd dit leen op aan Derk M e y e r i n g, die daar weder mede beleend is, eodem die. Stijnne Meyerink, erfgenaam haars broeders Derk Meyerink, beleend, 29 May 1761. Eadem draagt dit leen op aan Evert Ludolph van Heeckeren, die daar weder mede beleend is, 20 May 1763. Denselven draagt dit leen op aan Ludolph Fredrik Hendrik van Heeckeren, sijn oudste soon, die daar weder mede beleend is, 6 April 1785. Dr. I. C. van Hasselt q q. laat registreren het geopende testament van Johan Nicolaas Steven van Lynden den 3 Febr. 1792 besloten gepasseert, 14 May 1798. Maria Antoinetta Cliarlotte, Ottelina Fredrika Louise en Willem Antoon Be n tink- E hoon l) laaten registreren een transport d. 8 üct. 1803, door G. H. de Ranitz in qualiteit als gevolmagtigde namens zijne principaalen ter hunlieder behoeve gepasseert, en u\ t hooide van dien dit leen ter hunner naamen pro communi indiviso overteekenen, 7 Nov. 1803. 13- WARFSFELD. tGoet ter Brake, gelegen in Warnsfelder kerspel, te dienstmansrechte ontfangen bij Reynolt !)ter Brake, anno 1378. Jan ter Brake ontfinck 2 goede met namen Tyoginck, met eeneniponde, ende die Brake, met eenen peerde te verhergewaden, a . 1405. Idem ontfinck dat goet ter Brake tot eenen sadelgoede rechten, in den kerspel van Warnsfeld gelegen, ende Honekink met heuren tobehoor tot Zutphenschen rechten, a°. 1424. Idem tuchtigt sijn vrou Geertrud ant goet ter Brake ende tgoet Hoenekinck met al heuren tobehoor, solang sij onherhfllickt blijtt, a°. 1443. lleiner ter Brake bij transport sijnes vaders Johans ontfengt dat goet ter Brake ende dat goet Tyodinck, in der buyrschap Warnsfeld gelegen, dat goet ter Brake tot sadelgoetsreehten met eenen peerde ende dat goet Tiodinck tot Zutphenschen rechten met eenen poiidf' goets gelts te verhergewaden, beheltlick Mijner moder tucht, a . 1443. Idem tuchtigt oick sijnen vader Johan, ibidem. Reinken ter Brake Arntssoon, erve sijnes ooms Johans na sijn seggen, versueckt ende crigt beleninge van den goeden ter Brake, Tiodmck ende Honekinck met allen heuren rechten ende tobehoren, ter Brake tot sadelgoetsreehten, die andere elck tot Zutphenschen rechten, a°. 1444. Johan 3) ter Brake ontfinck tgoet ter Braick met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfeld, tot sadelgoets leensrecliten, a°. 1465. Beinken ter Braeck vernijt eedt van den goede ter Brake, in den kerspel van Warnsfeld gelegen, daer naest gelant is Borrenhoff an deen sijde ende voort alom in den gemeynen velde, tot sadelgoetsreehten, 6 Octobris 1473. Reiner ter Brake Janssoon vernijt eedt van den goede te Braeck met allen sijnen rechten ende tobehoren, in den kerspelv van \\ ernsfeld gelegen, daer naest gelant is dat goet te Reinerdinck an deen sijde ende dat goet ter Bieshorst an dander, tot eenen Zutphenschen sadelgoet leenrechten, 12 Octobris 1473. ') Minderjarige kinderen van W. G. F. Bentinck en Ottolina Frederica Louise van Lynden (leenakte). s) Het Register heeft verkeerd Ravelt. Het Register heeft verkeerd Reiner. Reinier Engelhart van Dorth laat approberen en registreren het erfmagescheyd den 29 Junij 1791 over de nalatenschap van sijn oom Gerardus* Judocus v. D. opgerigt, 17 Febrnarij 1792. Denselven heleend met dit leen aller gestalte hetselve hem door dode van sijn voorn, oom en uyt kragt van het geapprobeerde erfmagescheyd aangekomen is, eodem die. 21 § 1. Dat goet tho Joling, tot Evede in den kerspel van Warnsfeld in de graefschap Zutyhen gelegen, als een afgesplete parceel van het goede Hoenking (fol. 21), tot Yierackeren gelegen, als een bijsonder leen, met een pond goet gelts te verheergewaden, leenroerig, na afgemaekte versuinien en opgegeve denombrement ontfangen bij .Tohanna Patronus, 2 April 1705. Huider Johannes Hees, haer man. Eadem en haer man Johannes Heese dragen dit leen op aen Thomas K e y, die daer weder mede beleent is, 29 Maert 1706. Johan Wilhem van K ij s w ij k, naeste en oudste mansoir van Thomas Key, beleent, 18 Mey 1735. Idem draegt dit leen op aen Fredrik Robbert van Lathum, die daer weder mede beleent is, eodem die. Heymerik Willem Toe water, minderjarig, erfgenaam sijns grootvaders ' F. R. van Lathum, beleent, 11 Julij 1760. Huider Herman Albert Toewater, sijn vader. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eedt, 26 Julij 1*64. De voogden van de minderjarige kinderen van Heymerik Willem Toewater en Anna Gesina Bouwman, in leven ehelieden, laten registreren een extract-verdeelinge over haarl ieder boedel opgerigt, waarbij de minderjarige Theodora Susanna Toewater dit leen was aanbedeeld, en uyt hoofde van dien hetselve ten haaren naame overteekenen, 6 April 1796. 22. WARNSFELD. Dat goet. genoomt id Rieve, gelegen in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Vieracker, na quijtscheldinge eeniger twivelachtiger echt ofte horicheyt ontfengt te leen, tot Zutphenschen rechten, meyster Derck van Steenrc, secretaris to Zutphen, a°. 1509. Beheltlick des heeren recht van thins, peerdegelt ') end blauwe gulden. Idem verwerft, dat sijne nakinder met sijnen voorsoon Andries hieran gelijcke deylinge sullen genieten, a°. 1510. Idem vèrnijt eedt, 23 Septembris 1538, deur sijnen soon Aelbert van Steynre, mitz hij kranck was. ') De ackte heeft peerdegehalt. Zutphen. 4 Gnede van Steenre, erve liares vaders Dircks, l)ij maechges heyt beleent, 17 Maii 1541. Haer oltste broder Aelbert is huider. Eadem vernijt eedt, 23 Junij 1544. Andries van Steenre, priester, als erve sijner suster Guede beleent, 6.1 unij 1555. Gerrit ten Braeck is sijn gecoren momber. Idem vernijt eedt van den goet, geheiten dat goet ten Eieve, in der graeffschap Zntphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrscbap van Vieracker gelegen, tot Zutphenschen rechten, 28 Mai.j 1556. Derck van Steenre, onmundig, bij transport Andries voorn, beleent met desen goede, daer Bely van Steenre die wederhelft van heeft, 20 Junij 1558. Gerrit ten Braeck is sijn momber ende huider. Andries voorn, behelt een tucht hieran. Mechtelt van Steenre, erve liares broders IMrcx, 12 Augusti 1573. Gerrit ten Braeck is haer huider. Eadem, huysfrou Johan F r e r i x, statholder des schults van Zutphen, vernijt eedt, 28 Aprilis 1576. Eadem eedt vernijt. 5 Octobris 1581. Eadem, weduwe, belast dit leen met Vc daler an Casijn van der Hel, 6 jaren te genieten 6 van t' 100. 6 Octobris 1591. Eadem stelt tot nijen huider Henrick Wijnen, 24 Junij 1608. Johan Brueckinck bij opdragt Mechtelts voorn, beleent met dat halve goet ten Rieve, in der graeffschap Zutphen, in den kei-spel van Warnsfelt, in der buerschap Vieracker gelegen, nemlick huys, hofstede, bongert, eenen camp boulands genoomt den Nijencamp, an de gemeyn straet, een stuck weylands, genoomt die Koemaet ofte lege Rieff, naest denselven Nijencamp; daernaest een stuxken weylands genoomt die Kalverwey, daernaest oen stuxken weylands genoomt het hoge Rieff, streckende an den hoff ende an de straet. een kempken sevlands tegen t' huys, geheiten Bonenkempken, een cleyn pesken weylands langs den bongert, een stuck sevlands op den Vrielencamp, streckende an de scheydelvoer met de gerechticheyt an de gemeynt, te Zutphenschen rechten, ende tucht daeran sijn vron Ida .1 a n s, 22 Junij 1612. Dirck Brueckinck, onmundig, beleent, 30 Novembris 1624, als erve sijns vaders Johans. Idem doet selver eedt, den 25 Augusti 1632. Johan Bruecking, onmundich, erve sijnnes vaders Dircks, beleent, den 12 Augusti 1649. Dr. Ignatius Knippenborch huider. Idem doet selver eet, den 13 Julij 1675. Idem tuchtigt sijn moeder Sophia Ernst, huysvrou van Theodorus van L a t h e m, in een vierdepart van de opcompsten ende vruchten, soe jaerlijx uyt sijn gedeelte vallen, voorbehoudens hem sijn recht van eygendom nae sijn moeders afsterven, eodem die. Derk Jan Brukink, onmundig, erve sijns vaders Johans, beleent, den 11 May 1696. Gerrit Brukink, sijn oom, is huider. Margareta V o s e k o 1 k '), moeder, en Gerrit Brukink, oom van Derk Jan, onmundig, belasten dit leen met vijftienhondert gl. ten behoeve van Theodorus de Bye, den 22 May 1696. *) Zoo heelt de akte den naam ook, maar uit een andere van Sept. 1708, een belasting van dit leen, blijkt, dat de naam is V r i e s e k o 1 k. Engelbert Willem Scha s. erfuyter van den boedel en nalatenschap van wijlen sijn moeder Johanna Wilkelmina van Essen, beleent, 16 Oct. 1751. Idem draagt dit leen op aan Hendrik Gerritsen, die daar weder mede beleent is, eodem die. Idem draagt dit leen op aan Elbertus Stokebrand en Margaretha Gerritsen, elielieden, die daar weder mede beleend sijn, 2 April 1779. Huider E. Stokebrand voorn. Margaretha Gerritsen steld nae dode van haar man E. Stokebrand tot huider Gerrit Elderink, 8 Julij 1783. Deselve draagt dit leen (onder voorbehoud van het vrugtgebruyk haar leven lang) op aan baar soon Hendrik .Tan de Vroon, die daar weder mede beleend is, 14 Maart 1787. Afgespleten van 22. 22 § 2. Een stuck l), genoomt die Rieverhorst, gelegen in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buerschap Vieracker, an d' eene sijde naest den hogen Diestelweert, an d' ander sijde naest Bogemakers land, 1111 tobehorende den burgemeester Willem Buecker, achter an de Vroemeen ende die Langemaet ende voorhoofts an de gemeene straet, ten besunderen Zutphenschen leen opgedragen bij joffrou Mechtelt van Steen re, weduwe Johan Fredricks, op Sweder Pothoff, den 25 Novembris 1607. Anneken Pothoffs, huysfrou Bernt Wenincks, erve hares vaders Sweders, beleent, 3 Maii 1624. Joachim Weeninck, erve sijnner moeder Anneken, beleent, den 8 Decemb. 1635. Hendric Weeninck, erve sijnnes vaders Joachims, beleent, den 24 April 1640. Coenraet van Munster huider. Agatha van Essen, weduwe van Coenraet van Munster, erve haeres soons Hendrick Weeninck, beleent door I)r. Johan van Munster, raetsvrient der stadt Zutphen, als haren soon ende huider, den 29 Februarij 1676. Dr. Johan van Munster, borgermeester tot Zutphen, erve sijner moeder Agatha van Essen, beleent, den 20 Novemb. 1691. Coenraed van Munster, erfgenaem sijns vaders Johan, beleent, 15 Jan. 1712. Theodora Margaretha van Munster, erfgenaem haeres vaeders Coenraed v. M., beleent, den 28 Novemb. 1738. Huider haer man Johan Otto van Hasselt. Eadem na afsterven haars mans steld tot een nieuwen huider Bartold van Hasselt, 12 Octob. 1748. ') I>e akte heelt: Een stuck van linren leenen. liet lialve goet ten Rieve, Eadem na afsterven van Bartold van Hasselt steld tot huider Johan Alexander van Hasselt, haar soon, 6 Octob. 1768. Johau Alexander van Hasselt, erfgenaam sijns moeders Theodora Margaretha van Munster, beleend, 3 May 1780. Idem laat registreren zijn testamentaire dispositie d.d. 12 April 1805 beslooten Repasseert, d.d. 24 April 1805. Mechteld Geertruyd van Hasselt, weduwe Mr. J. W i 1 b r e n n i n c k, en verdere condividenten laaten registreren een extract uyt een opene testamentaire dispositie wijlen Mr. Johan Alexander van Hasselt d.d. 11 April 1805 ') beslooten gepasseert, d.d. 19 Julij 1806. Eadem laat registreren een extract-magescheid d.d. 29 Julij 1807 met de verdere condividenten over den boedel en nalatenschap wijlen Mr. Johan Alexander van Hasselt opgericht en geslooten, en laat uyt hoofde van dien dit leen (aller gestalte het haar bij bovengen, magescheid is aangekomen) ter haarer naamen overteekenen, d.d. 3 Aug. 1807. Afgespleten van 22. 23. WARNSFELD. Het halve goet, geheiten het goet ten Rieve, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Vieracker gelegen, tot Zutphensehen rechten geerft van Albert van S t e e n r e op sijne dochter Bely van Steenre, 29 Junii 1558. Daer Dirck van Steenre, nochonmundigh, die wederhelft van heeft. Gerrit van der Capellen in den Dam als erve sijner nichten Bely van Steenre beleent, 5 Octobris 1574. Everhard ende Diedrick van Keppel, oom ende lieve, crigen uutstel wes ten naesten lantdag, 28 Februarii 1621. Uiedrick van Keppel vermoge maechgescheit beleent, 3 Martii 1626. 24. HERFFSEN a). Een bouhott', genoomt Hulskensgoet met sijnen tobehoren, in der buyrschap van Herffsen tuschen Deventer ende Zutphen gelegen, tot Zutphensehen rechten met twee, ponden goets gelts te verhergewaden, angecoft bij Mr. Gerlich 3) D o y s, raedt, ende vercregen hebbende quijtscheldinge van den eygendom ende horicheyt ontfengt het te leen, mitz dat hij ende sijne nacomelingen tot den olden heerendiensten verplicht sullen bliven ende jaerlix betalen alle thynsen ende renten, die tselve goet den heeren van olts schuldich is, daerenboveu noch tot een erkentnis deser gratie s'jaers 2 Philipsgulden tot 25 stuver 't stuck, 26 Maii 1545. Idem vernijt eedt, 1 Julii 1556. >) In de akte van 24 April 1S05 staat, dat Je dispositie op 12 April is gepasseerd. ') Kerspel Almen (tegenw. gein. Gorssc!). 3) De akte heeft Gerloff. Henrica Kreyinx, erve hares broders Johans, ontfengt dat alinge goet tot Odekinck met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Almelo, in der buyrschap to Kalffseler gelegen, daer naest gelant is dat goet to Kalffseler an d' een ende dat goet to Reeckden an d' ander sijde, daervan haer na dode hares vaders '/a •" scheydinge toegedeylt was ende nu 2/3 van haren broder angestorven sijn, tot Zutphenschen rechten, a°. 1496. Gerrit van Broichusen is huider. Rein van K e p p e 1, erve sijner moyen Henrice, ontfengt dat goet, Oykinck geheiten, met allen sijnen tobehoor, in den kerspel van Almen, in der buyrschap van Kalffseler, in den schultzampt van Zutphen gelegen, tot Zutphenschen rechten, '26 Novembris 1536. Idem vernijt eedt van 't halve goet Oykinck, gelegen in den kerspel van Almen, tot Zutphenschen rechten, 25 Septembris 1538. Idem vernijt eedt van een goet, geheiten Oykinck, in den kerspel van Almen gelegen, tot Zutphenschen rechten, 27 Junii 1554. Idem crigt uutstel, 28 Novembris 1556. Evert van Hekoren Everts soon bij transport Reints van Keppel ontfengt sodano gerechticheyt als dieselve Reint hadde an den leengoede, geheiten Oykinck, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Almen gelegen, 2 Januarii 1562 1). Walraven van Hekeren, erve sijnes broders Everts, 30 Septembris 1594. Agnes van Hekeren, huysfrou Eustaes van Scherpenseel, bij opdragt hares broders Walravens beleent sijnde, tucht haren man, 2 Julij 1606. Walraven van Hekeren, erve sijner suster Agnes, beleent, 16 Septembris 1620. Idem disponeert over sijne goederen onder sijnen kinderen, 27 Maii 1622. Idem laet sijn maegescheyt, met sijn kinderen ten overstaen van vrunden gemaeckt, approberen, den 10 Januarii 1634. Evert van Heeckeren, erve sijnnes vaders Walravens, beleent, den 4 Mey 1646. Robbert van Heeckeren tot Enghuisen, raet-extraordi naris in Gelderlant en gedeputeerde der graeffschap Zutphen, erve sijnes vaders Evert v. H., beleent, den 28 Junij 1692. Johanna Maria van Heeckeren a), erfgenaem liaers vaders Robbert cn uit kragt van geapprobeert magescheid beleent, 26 Mey 1711. Huider Alexander van der Capellen, haer man. Eadem laet de huwelijxvoorwaerden met haer man opgerigt approberen, eodem die. Eadem na dode liaers mans stelt tot huider Frederick Robbert Evert van den Capelle, haer soon, 14 Meert 1731. Eadem en haar man Joost S o 1 n e r belasten dit leen en ?t volgende met 1500 gl. cum interesse ten behoeve van Steven ten Cate, 8 Sept. 1750. Joost Jan S o 1 n e r, erfgenaem sijns moeders Maria Johanna van Heeckeren, beleend, 8 Junij 1751. ') Tusschen deze en de volgende beleening is verzuimd in te schrijven die van 11 Juli 1575, toen Evert v. H-, minderjarige zoon van Evert v. H. en broeder van Walraven, dit goed ontving. !) De akte heeft beurtelings Johanna Maria en Maria Johanna. Joost Solner krijgt consent om op dit en 't volgende leen te procedeeren ter bekorainge van affectatie en in 't vervolg restitutie van sodane capitale summa van 5000 gl. plus minus, als ten profljte van .sijn soon Joost Jan Solner reets heeft geexpendeert, 9 Der. 1751. Idem laat approberen een extract uyt het magescheyd van 2 Junij 1731 en renuntieert van het regt van tugt aan dit leen, 12 Nov. 1754. Joost Jan Solner draagt dit leen op aan Jan Andries Hultman, die daar weder mede beleend is, eodem die. Anna Helena Schomaker, wed. Hultman, q.q. beleent, 16Maart 1757. Huider Hendrik Jacob Schomaker. Carel Gerhard Hultman als oudste zoon en successeur feudaal van wijlen Jan Andries H. beleend, 6 Sept. 1773. Idem laat aproberen en registreren een provisionele liquidatie en scheydingf met sijn moeder en suster 23 Aug. 1775 opgerigt met relatie tot dit leen, 2 Julij 1776. Idem draagt dit leen op aan Joan Caspar Lemker, die daar weder mede beleend is, 6 Oct. 1789. Maria Antoinnetta Charlotta, Ottelina Fredrica Louisa en Willem Antoon B e n t i n c k, minderjaarige kinderen van W. 6. F. van Bentinck van Bhoon en wijlen O. F. L. v a n L y n d e n R e e d e, in leven ehelieden, laaten registreren een transport d.d. 11 Julij 1805 ter hunlieder behoeve gepasseert door de erfgenamen wijlen J. C. Lemker, en laaten uyt hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen pro communi indiviso overteekenen, 2 Aug. 1805. Zie 26. 26. ALMEN. 13 van den goede Oykinck, in den lande van Zutphen, in den kerspei van Almen gelegen, daervan Johan Kreynck die 2/s heeft, tot Zutphenschen rechten ontfangen bij Do dochter van Ken»' Kreyncks genoomt Henrica, huysfrou Fredrix van Bronchorst, a°. 1492. In absenci hares mans wort haer neve Gerrit van Broichusen huider. Evert van Hekeren vernijt eedt onder anderen van id goet Oykinck ') met sijnen tobehoren, to Almen in de graeffschap gelegen, tot Zutphenschen rechten, 26 Octobris 1538. Idem vernijt eedt, 5 Julii 1544. Idem vernijt eedt, 28 Maii 155G. Alijt van K e p p e 1, weduwe Jacobs van Hekeren, transporteert mitz haren gecoren momber Keint van Keppel het halve erve ende goet geheiten Oykinck, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Almen gelegen, op ') Hij was met de helft beleend. Hein van Keppel met de andere helft (Zie 'J5). Het blijkt niet, hoe hij aan die helft gekomen is, waarschijnlijk bij transport door Rein van Keppel, die als erfgenaam van Henrica Kreynck op 26 Nov. 1536 met het geheel was beleend. Joost van Hekeren, noch onmundig, 24 Fobruarii 1562. Henrick ter Hoffstede is sijn huider. Idem doet selver eedt, 17 Novembris 1571. Idem crigt 4 maenden uutstel eed te vernijen, 7 Novembris 1600. Idem vernijt eed, 15 Maii 1603. Idem maeckt dit leen sijner huysfrou Henricae van Bevervoord ende haren kindren, 15 Martii 1609. Anna, Johanna Agnes, Margreta, Maria, Bverhardina ende Benihardiiia van Heeckeren, als erve haeres vaders Joosts uuyt cracht van dispositie beleent sijnde, maecken, dat dit leen sal erven op de lestlevende van haeres lijves echte erven van eene vader ende moeder, ende naer affsterven van haerluyden off haere wettelicke erven, dat dit goet ende erve alsdan eerst, ende bevoorens nyet, sullen vervallen daeruyt het hergecommen ende gesproten is, den 12 Martii 1630. Willem Lipper als volniechtige huider. De nadere volmacht is overgelevert 23 Dec. 1630. Anna van Heeckeren transporteert haer contingent aan Agneta ') v. H., den 6 Martii 1651. Joanna, Agnes Margareta -') ende Maria van Heeckeren, gesusteren, laten haere gifte van weeghen die helfte van dit leen aen Zeyno «loosten van Haeften 3) approberen, die 't selve, noch onmundich sijnde, nae gedaene transport te leen ontfangen heeft, den 20 Sept. 1651. Zeino Joost van Haeften doet selver eedt, den 14 Febr. 1660. Idem laet sijn dispositie approberen, den 26 Augusti 1662. Idem belast dit leen ten behoeve van Everart van Heeckeren, lantdrost der graeffschap Zutphen, met een somme van 3200 gl., den 30 April 1664. Idem belast dit leen noch ten behoeve van den selven met 1000 gl., den 15 Julij 1664. Idem draegt dit leen op aen Evert van Heeckeren tut Nettelhorst, Enghuysen etc., lantdrost der graefschap Zutphen. den 14 Dec. 1667. De verdere beleeningen zijn gelijk aan die sub 25. 27. ALMEN. tGoet te Lentinck tot Almen, te dienstmansrechte helt Vrancke Gelyssoon, a°. 1326. Andries Yseren beleent, a°. 1378 4). Idem a°. 1405. Idem a°. 1424. 11 Dezelfde, die boven Johanna Agnes genoemd wordt; zij was abdis van ter Hunnepe (akte). a) In de akte staat: Agnes Margareta v. H., abdis van ter Hunnepe. In de voornamen dezer dame heerseht groote verwarring. 3) Oudsten zoon var. Diederiek van Haeften, lieer van Verwolde takte). 4) Zie 8. Idem ontfengt een dienstmansgoet, geheiten t' goet tot Lentinck, met sijncn tobehoren, gelegen in der buyrschap van Almen, end erhelt daermede voort te mogen belenen sijn suster Jutta, a°. 1436. Kense K r e y i n c k bij transport sijnes neven Andries Yserens, tolner to Zutphen, ontfengt dat goet Lentinck, gelegen in der buyrschap van Almen. twelck Andries voorn, tot sadelgoets leenrechten ontfangen had, a°. 1465. Alphert Kribben als huider van sin te Elisabeten gast hu y s binnen Zutphen ontfengt dat goet te Lentinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Almen gelegen, daer naest gelant is Peter Kreyinck an d' een ende Steven Huginck an d' ander sijde, tot Zutphenschen sadelgoets leenrechten, bij transport Reyns Kreyincks. die sulx hadde erkent tot sadelgoets leenrechten, 13 Novembris 1473. Idem vernijt eedt, 31 Augusti 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1492; Zutphens leen tot sadelgoetsrechten. Henrick Yseren huider, a°. 1498; tot Zutplienschen sadelgoets leenrechten. Die Gasthuysmeesteren, sueckende beleninge, worden uutgestelt tot des hertogen comst, mitz men vernam, datter versuym was, 18 Septembris 1538. Sadelleens rechten. Alphert van Til, licentiat, als huider beleent met den goede tot Lentinck met allen sijnen tobehoren, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Almen gelegen, tot sadelleens rechten, 17 Dec. 1538. Idem vernijt eedt, 13 Junij 1544. Sadelleens rechten. Johan Buysken, rentmeester, sueckende beleninge ende nyet conneude getaxeert worden 't he'rgewaet, crijgt opruckinge, 13 Octobris 1568. Jasper Cloeck huider in plaetse Alferts, 15 Decembris 1568. Henrick Ruter Henrixsoon, huider in Jasperts stede, 15 Novembris 1580. Evert Aetsack ende Willem Jacobs, provisoren, crigen 3 maenden nutste!, 26 Octobris 1581. Johan Goltstein, huider in plaetse Henrix voorn., is beleent, 19 Aprilis 1583. Engelbert Schut, huider in plaets .Tohans voorn., beleent, 25 Sept. 1615. Derck Schutte als huider beleent, den 23 September 1664. l)r. Johan van Munster, raetsvrient der stad Zutphen, als huider des Gasthuyses beleent, den 29 Febr. 1676. Johan Schier, rentmeester, als huider des Gasthuis beleent, 5 Jan. 1712. Hermen Hasenbroek, provisor, als huider des Gasthuis beleent, 16 Febr. 1721. Antony Ebbekink, rentmeester, als huider des Gasthuys beleent, 9 May 1746. Jan Hendrik van Griethuysen, provisor, als huider van't Gasthuys beleent, 20 Dec. 1758. Isacq Petrus de Veye, provisor, als huider van 't Gasthuys beleend, 7 Julij 1778. 27a. ALMEN. Vriesecolck, gelegen in de graeffschap Zutphen, kerspel Almen, buyrschap Harffsen, daeronder gehooren navolgende parceelen: 1". een huys ende hoff, liggende rontomme voor den zeycamp, 2°. een zeycamp, liggende an den hoff ende weer, noortwart naer liet velt, oostwart aen Stockhairdercamp. zuytwart an de beeeke ende westwart aen de gemeene straet, 3°. een seycamp, het Norden genarnt, noortwart gelegen aen het velt, oostwart langs de gemeene wech, zuytwart aen Stegerweyde, westwart aen Stockhairdercamp, 4°. eene weyde over de beeeke, noortwart tegens den voorn, ramp, oostwarts langs de Boescampsweyde, zuytwart aen Lutteken Hulsen kempken, westwart aen de gemeene straet, 5°. eene weyde, gen. de Cappelle, mette eene sijde an den peppelenbuss, met de andere sijde tegens de bovengemelde weyde, die rest aen 't velt; op nieuw tot een leen ten Zutphense rechten opgedragen bij Leonart Caldenbach, in qualité als kerekmeester ende provisor van het Olde gasthuys binnen Zutphen, die volgens daermede ten Zutphensen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaden, beleent is in qualité voors., den 21 Junij 1637. Dr. Joost Hebbinck als huider in plaets van Leonart Kaldenbach beleent, den 8 April 1663. Theodorus Volmer in plaets van Dr. Joost Hebbinck wegens het Gasthuys te Zutphen beleent, den 17 Januarij 1685. Samuel Irineus Verstegen als huider in plaets van Theodorus Volmer wegens het Olde en Niwe gasthuis tot Zutphen beleent, 8 Nov. 1723. Antony Ebbekink, rentmeester, als huider in plaats van S. I. Verstegen wegens 't Olde en Nieuwe gasthuys binnen Zutphen beleend, 9 May 1746. Steven van Cruchten als liulder in plaats van den rentmeester A. Ebbekink beleend, 24 Jan. 1764, wegens 't voors. Gasthuys. 28. ALMEN. Die thiende over al dat alinge goet ende erve, geheyten ter Horst met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Almen, tot eenen Zutphenschen rechte getransporteert bij Stijne, huysfrou Arents van den Colcke op Johan van der Capellen, die sulx voort belenen magh wien liij ofte sijnen erven willen, a°. 1401. Stijne, Arents wijff van den Colcke, ontfinck een goet, geheiten die Horst met sijnen tobehoor, uutgescheide» die alinge thienden, in den kerspel van Almen, in der buyrschap van Herfschen, meteenen peerde te verhergewaden, a°. 1403 l). Van dit jaar af betreffen «Ie beleeningren niet moer de tienden uit het goed ter Horst, maar dit goed zelf. 62 Henrick van den Colcke, erve sijner moder Stijne, ontfengt een goet, geheiten die Horst, gelegen in der buyrschap van Herffsen, in deii kerspel van Almen, met sijnen tobehoren, tot Zutphensehen rechte, a°. 1411. Siju vader Arnt is huider. Arnt van den Kolck ontfinck dat goet ter Horst, in den kerspel van Almen, in der buyrschap van Herfs, a°. 1413. In margine staet also: in libro ducis Wilhelmi stat dienstniansgoet. Idem onttengt ende transporteert die Horst niet heuren tobehoren, gelegen in den kerspel van Almen, tot Zutphensehen rechten op sijne dochter ' •lutte, huysfrou Gerrit Yserens, welcke na hares mans doot tot huider stelt Arnt Yseren, haren soon, a°. 1424. Eadem, weduwe, stelt tot huider haren soon Arent Yseren, a°. 1452. Eadem, a°. 1405. Arnt Yseren, erve sijner moder Jutte, a°. 1469. Idem onttengt dat goet ter Horst niet allen sijnen tobehoren. in den kerspel van Almen, in der buyrschap van Herffsen gelegen, daer naest gelant is dat goet te Tasteler an d' een ende dat° goet ter Stegget an d'ander sijde, 12 Octobris 1473. Henrick Yseren bij transport Aerndts voorn., a°. 1492. Idem tuchtigt sijn vrou Antonia ') Kaelsacks, ibidem. A n dries Aetsack, kerekmeester van S t. Walburgen binnen Zutp h e n, bij testamente Henrix voorn, ontfangt 2) dat goet ter Horst met allen sijnen tobehoren, gelegen in den lande van Zutphen, in den kerspel van Almen, in der buyrschap van Herffsen, daer naest gelant is dat goet Tasteler an d' een ende dat goet Stegget an d'ander sijde, tot Zutphensehen rechten, beheltlick Antoniae voorn. 4 i^olt»-] jaerlix haer leven lanck, a°. 1510. .Tohan Aessack, kerekmeester, wort als huider in plaetse Andries beleent 27 Augusti 1534. Idem vernijt eedt, 17 Septembris 1538. Alphert van Til, licentiat, huider in plaetse Johans, 17 Decembris 1538. Idem vernijt eedt, 13 Junii 1544. Idem vernijt eedt, 27 Aprilis 1556. Jasper Cloeck, huider na dode Alpherts voorn., 13 Octobris 1568. Henrick Kuter, in plaetse Jaspers voorn, huider, 15 Novembris 1580. Gaert Oosters crigt uutstel, 14 Octobris 1581. Evert Aessack ende Willem Jacobssoon, kerekmeesteren, erholden noch 3 maenden uutstel voor de kerek eenen huider te stellen, 26 Octobris 1582. Idem als huider beleent, 19 Aprilis 1583. Johan van Swinderen s), huider, in plaets Evert Aessacks beleent met het goet tei Horst met allen sijnen tobelioor, in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Almen, in der buerschap van Herfsen tuschen de goederen Tasseler an d'een ende Stegger an d'ander sijde gelegen, 3 Maii 1610. 'l De akte heeft Thoenis. 'Jl Tot behoeft' der fabiïjrken (akte). 8) Ende Jacob Velthoen, kerekmeesteren (akte). Jokan ten Bem, liuldor, in plaets Johans van Swinderen beleent, 14 Martii 1622. Hendric Volmar, lieentiaet, in plaets van Jolian ten Bem beleent, 29 Sept. 1643. l)r. Arnolt van Megen, in plaets van Hendrick Volmar, lieentiaet, wegen de kereke tot Zutphen beleent, den 17 Mey 1669. Dr. Baltasar Valck in plaets van Dr. Arnolt Megen wegen de kerek van st. Walburgen tot Zutphen beleent, den 26 May 1695. Johan Rawers en Coenraed van Munster, kerkmeesteren, dragen dit leen op aen Cliristiaen van Lintelo en Clara Elisabet van Nagel tot A nis urn, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 14 Febr. 1713. M. C. G. 1} i p p e r d a nomine uxoris Anna Maria Dorothea van Lintelo, erve liaars vaders Christiaan v. L. en moeders Clara Elisabet van Nagel, beleend, 6 April 1743. Anna Maria Dorothea van Lintelo stelt na dode van M. C'. G. ') Bipperda tot een nieuwen huider .Tohan Jacob van Hasselt, 3 Nov. 1752. Adolph Warner Carel Willem van P a 11 a n d, erfgenaam van sijn moeye Anna Maria Dorothea van Lintelo, uyt kragt van erfmagescheyd en familieverdrag beleend, 21 April 1768. Petronella Reiniera van Lintelo, erfgenaam van haar suster Anna Maria Dorothea, beleend, 18 April 1769. Huider E. C. C. W. van Heerkeren, haar soon 2). Adolph Warner Carel Willem van Palland laat approberen en registreren een contract den 7 Oct. 1769 met vrouwe Petronella Reiniera van Lintelo over d'Ehse en daaronder gehorende leengoederen ingegaan, 10 Nov. 1769. Idem alnog en op nieuw uyt hoofde van voorn, accoord beleent, eodem die. Agnes Amelia van Pallandt met de geregte halfscheyd deses leens beleent uyt hoofde van 't magescheyd van den 19 Febr. 1743, 9 Jan. 1770. Adolph Warner Carel Willem van Pallandt en Heylwig Charlotte Barbara van Heeckeren, ehelieden, laten haar hu wlijks voorwaarden van den 19 April 1770 approberen en registreren, 5 Junij 1771. Petronella Reiniera van Lintelo declareert bij acte, dat A. W. C. W. van Pallandt heeft voldaan aan den gehelen inhoud van het accoord van den 7 Oct. 1769 mede met relatie tot den volkomen eygendom en possessie van dit leen, 29 April 1772. Adolph Warner Carel Willem van Pallandt draagt dit leen op aan Ludolf Hendrik van Oven en Maria Adriana Tonneman, ehelieden, die daar weder mede beleend sijn, 12 Mav 1778. Maria Adriana Tonneman in qualiteit als legitime voogdesse van hare minderjarige kinderen, bij wijlen haar eheman L. H. van Oyen verwekt, na doode van haar voorn, man beleend, 7 Maart 1781. Deselve laat approberen en registreren de huwlijkse voorwaarden d. d. 27 May 1782 tussen haar en Jan Ludolf ten Behm van Knuth opgerigt, 31 May 1782. ') Blijkens de akte heette hij Maurits Carel Georg Willem. ') Haar man was Adolf' Jacob Hendrik v. H. van Nettelhorst. Deselve laat approberen en registreren liet mageschej'd d. d. 13 May 1782 met M. L. C. de Quay, douarière van Oyen, als grootmoeder van hare vier minderjarige kinderen, bij wijlen L. H. van Oyen verwekt. voorts met de aangestelde voogden over die minderjarigen opgerigt, en waarbij aan haar dit leen word toe- en aanbedeeld, 1 Junij 1782. Beselve beleend met dit leen, aller gestalte hetselve haar thans uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd aangekomen is, eodem die. Willem Gerrit van O y e n laat registreren een extract van een magescheyd d. d. 30 .Tulij 1805 met J. L. ten Behm Knuth over den boedel en nalatenschap van zijn moeder M. A. Tonneman opgerigt en geslooten, den 14 Aug. 1805. Idem laat een vierde van dit leen, aller gestalte hetzelve hem thans uyt hoofde van vorenstaande magescheid aangekomen is, ten zijnen naamen overtekenen, eodem die. Hermannus Weenink laat registreren een transport d. d. 18 Dec. 1805, door J. L. ten Bhem Knuth ten zijnen behoeve gepasseert en laat uyt hoofde van dien de onverdeelde halfscheyd ten zijnen naamen overteekenen, den 21 Dec. 1805. Afgespleten van 28. 28 § 1. Een vierde gedeelte van die tiende *) over dat alinge goed en erve, geheyten ter Horst met allen sijnen toebehoren, gelegen in den kerspel van Alraen, als een bijsonder leen ten Zutphensen regten aan den furstendom Gelre en graafschap Zutphen, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig. •Tan Ludolph ten Behm van Knuth laat registreren een erfmagescheyd, den 24 Febr. en 2 Maart 1798 met sijne stiefkinderen over de nalatenschap van sijn eerste vrouw Maria Adriana T o n n e m a n opgerigt, en uyt hoofde van dien dit leen ten sijnen naeme overtekenen, 30 Maart 1798. Afgespleten van 28. 28 § 2. Een vierde gedeelte van die tiende over dat alinge goed en erve, geheyten ter Horst met allen sijnen toebehoren, gelegen in den kerspel van Almen, als een bijsonder leen aan den furstendom Gelre en graafschap Zutphen ten Zutphensen regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig. Marie Leopold Carel Oswald Franc,is Huybert van Oyen laat registreren een erfmagescheyd, den 24 Febr. en 2 Maart 1798 met sijn suster en stiefvader over de nalatenschap van sijn moeder Maria Adriana Tonneman opgerigt, en uyt hoofde van dien dit leen ten sijnen naeme overtekenen, 30 Maart 1798. ') Het blijkt niet, wanneer de tienden, die in 1401 afgespleten werden, weder niet het goed vereenigd zijn. Dat zulks geschied is, volgt uit deze heleeniug. Willem Horstman en Dersken Horstman, ehelieden, laten registreren een gerigtelijk transport van dit leen d.d. 26 Maart 1799, door M. L. C. O. F. H. van Oyen en J. H. van B r a k e 1, ehelieden, ten haaren behoeven gedaan, en uyt hoofde van dien hetzelve ten haaren naeme overtekenen, 1 April 1799. Afgespleten van 28. 28 § 3. Een vierde gedeelte van die tiende over dat alinge goed en erve ter Horst met allen sijnen toebehoren, gelegen in den kerspel van Almen, als een bijsonder leen aan den furstendom Gelre en graafschap Zutphen ten Zutphensen regten, met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig. Jeronima Maria Adriana van Oyen laat registreren een erfmagescheyd, den 24 Febr. en 2 Maart 1798 met haar broeder en stiefvader over de nalatenschap van haar moeder Maria Adriana Tonneman opgerigt, en uyt hoofde van dien dit leen ten haaren naeme overtekenen, 30 Maart 1798. Willem Horstman en Dersken Horstman, ehelieden, laten registreren een gerigtelijk transport van dit leen d.d. 26 Maart 1799, door Martinns le Cavalier en Jeronima Maria Adriana van Oyen, ehelieden, ten haaren behoeve gedaan, en uyt hoofde van dien hetzelve ten haaren naeme overtekenen, 1 April 1799. 29. ALMEN. Dat goet geheiten ten Lare in den kerspel van Almen tot eenen dienstmansleen ontfinck Arnt van D r y e n e n Conrads soon van den W a 11 e, a°. 1380. End mijn lieer van Gelre heeft hem dag gegeven binnen een jaer sijnen wissel te brengen. Mechtelt, Gerrits dochter van Dryenen, ontfinck dat goet te Lare, in den kerspel van Almen gelegen, met allen sijnen tobehoren tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1399. Andries van Dryenen is huider sijner suster. Eadem, huysfrou Johan Schelewarts, a°. 1402. Andries van Dryenen is bulder. Johan Schelwart, a°. 1411. Johan van Baeck Jordenssoon, bastart, bij transport Johan Schelwarts ontfengt dat goet te Laer inet allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Almen gelegen, tot Zutphenschen leensrechte, a°. 1414. Andries die Wilde bij transport Johans voornoemt, a°. 1424. Henric Huginc bij transport sijns vaders Andries des Wilden, 4 Martii 1437. Zutphen. 5 Steven Huginck beleent, a®. 1453. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede, geheiten te Laer, in den kerspel van Almen gelegen, haldende omtrent 16 molder roglants ende 16 molder haverlants tot Zutphenschen rechten, 27 Septembris 1473. Valet jarlix 13 molder roggen, 9 molder haveren. Idem vernijt eedt, 29 Deceinbris 1481. Henrick Huginck, erve sjjnes vaders Stevens. 21 Augusti 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1495. Steven Huginck, erve sijnes vaders Henrix, a°. 1513. Idem vernijt eedt, 23 Septembris 1538. Tliijs Huginck, erve sijnes vaders Stevens, 15 Martii 1553. Ideni tuchtigt sijn vrou Jenneken E p p i n x, 12 .Tulii 1553. Idem crigt 6 jaren nutstel ter aflosse van 250 Joachimsdaler, daermede sijn vader dit leen den 22 Julii 1548 belast heeft an Gaert ende Jacob, Derck Oosters kinderen, vermitz hij met sijne 2 broders ende suster, Steven, Andries ende Griet Huginx noch nit scheyden conde, 18 Julii 1554. Idem vernijt eedt, 28 Maii 1556. Andries van Achtevelt, huider van sinte Elisabets gastliuys binnen Zutphen, bij transport Thijs Huginx, 8 Novembris 1558. ' Gaert Kosters, volmechtige, crigt uutstel, 14 Octobris 1581. Idem, rentmeester ende huider, beleent, 14 Octobris 1581. Reiner van Hekeren als huider in plaets Gaert Costers beleent, 25 April is 1609. Leonart Caldenbach als huider in plaets Reyners van Heeckeren beleent, den 29 Januarij 1629. Reiner van Megen als huider in plaets van Leonart Kaldenbach beleent, den 8 April 1663. Hendrik .Tohan Grothe, kerkmeester en provisor, in plaets van Reinier van Megen beleent, 14 Febr. 1718. Samnel Irineus Verstegen als huider in plaets van Hendrik .Tohan Grothe wegens het Olde en Ni we gasthuis tot Zutphen beleent, 8 Nov. 1723. Antony Ebbekink, rentmeester, als huider in plaats van Saniuel Irineus Verstegen wegens 't Olde en Nieuwe gasthuvs binnen Zutphen beleend, 9 May 1746. Rernhard Gutbertleth Plegher als huider in plaats van den rentmeester Antony Ebbekink wegens 't voors. Gastliuys beleend, 24 Jan. 1764. 67 30. KODERLO. Don hoff te Roderlo ') holt. Steven van Roderlo met al sijn goet, dat hij daer heeft, sonder sijn goet te Brusinck; dat helt hij van der abdissen van Elten te Zutphenschen rechte, a°. 1326. Berte, Henrix dochter van Anssem 2). huysfrou Rodolfs van Holthusen, wort getuchtigt an 53 alde schilden 's jaers uut den goede van Roderlo met ecken 3) ende met enden, met heerliekheyt, luvden ende allen sijnen tobehoor, met vorworden, so sij voor Roloff sterft sonder gebeurt, sall Roloff ofte sijne erve binnen s' jaers baren erven uutreycken 525 alde schilden, bij gebreck suleker uutreyckinge in den goede so lange te bliven, a°. 1389. Roloff van Roderlo ontfinck die herschap van Roderlo met beuren tobehoren tot dienstmans stat, a°. 1402. Henrick van Roederlo, erve Rolofïs voorn., ontfinck die herschap van Roederloe met erve, beleende mannen, horigen luyden ende allen beuren tobehoren voor een sadelgoet tot sadelgoets rechte, die hij verhergewadet heeft met eenen gesadelden peerde, a°. 1404. Elsbe, dochter Crafts van Holthusen, als erve Roloffs van Holthusen, ontfengt die herlicheit van Roderlo met allen sijnen tobehoren in den kerspel van Roderloe, met eenen peerde te verhergewaden, tot eenen Zutphenschen rechte, a°. 1405. Brant 4) van Roderlo, erve sijnes vaders Henrix, a°. 1420. Hierstaet: tot eenen Zutphenschen sadelleensrechte. Jacob van H e k e r ontfenck die herschap ende herlickheyt van Roderlo met huse, have end allen beuren tobehoren, als he die gecocht heeft van Jolian van Heker. Item daerto die have Broessinck, Herdinck ende Regeninck, in den kerspel van Roderlo oick met heuren tobehoor gelegen, tot Zutphenschen rechte, met eenen peerde te verhergewaden, a°. 1420. Idem, a°. 1424. Bernt van Roderlo ontfengt die herschap van Roderlo met sijnen tobehoor, gelijck sijn vader voor ende hij na van hertog Reinolt sulx ontfangen hebben, a°. 1424. Mechtelt van H e r n e r, weduwe Johans van Merwick, als erve harer moder beleent, a®. 1424. Johan Cloeck haer momber. Jacob van Hekeren tuchtigt sijn vrou Elisabet van Elden6) 't leen te besitten, bis sijne erven haer voldoen 400 rijnsgl., a°. 1429. Evert van Hekeren, erve sijnes vaders Jacobs, onmundig, beleent. Sijn bulder is Evert van Keppel geheiten van l)ielde 6), a°. 1440. Idem, a°. 1465. Idem vernijt eedt, a°. 1473. Idem vernijt eedt, 19 Augusti 1484. Jacob van Hekeren erft op sijnen onmundigen soon ') Hier en in den naam van den leenman heeft liet register bij vergissing Rederlo. 8) Haar tweede man was Jacob van Heker (do Haas, Het geslacht v. 11. blz. 55). 8) Het register heeft eggen. 4) De akte heeft Bernt. 6) De akte heeft O 1 d e n. Zy heette van Keppel gen. Oelde. ®) De akte heeft A e 1 d e. Evert van Hekeren, a°. 1509. Dirck van Keppel is bulder ende Aleyt van Keppel, sijn moder, sal 50 molder roggen s'jaers ter tucht hebben. Idem doet selfs eedt, 7 Julii 1532. Idem vernijt eedt, 26 Octobris 1538. Idem vernijt eedt, 5 Julii 1544. Idem maeckt onder anderen sijnen oltsten soon Jacob alle sijne erven ende goeder in den kerspel van Euerlo gelegen, so leen als vrij wesende, met beyde, weyde, torve, twijge, nyet uutgescheyden, niet allen leenluyden tot Euerlo gehorende, met alle eygen ende horigen luden, die op sijns vaders sterfdag in den kerspel van Ruerlo wonen, 12 Decembris 1552. Idem vernijt eedt, 28 Maii 1556. .Tacob van Hekeren crigt uutstel, 29 Julii 1562. Idem noch uutstel, 27 Octobris 1562. Idem noch uutstel, 15 Aprilis 1563. Idem, erve s ij nes vaders Everts, ontfengt die heerlickheyt van Euerlo met haren tobehoren tot Zutphenschen sadelleens rechten, 21 Junii 1563. Joost van Hekeren crigt 3 maenden uutstel, 25 Julii 1580. Idem, erve sijnes broders Jacobs, 3 Decembris 1580. Idem crigt acte van obedientie, 5 Octobris 1581. Idem maeckt sijner huysfrou Henricae van Bevervoorde ende haren kindren llm daler, die si] mogen maken van vercopinge van eykenholt, 15 Martii 1609. Idem maeckt mitz afsterven sijner acht soonen dit leen sijner oltsten dochter Agnes van Hekeren, huysfrou Wigbolts de Éode van Hekeren, ende so sij voor haren vader sterft, sijner oltsten dochter van sijn leste vrou Henrica van Bevervord, dan levende, mitz dat die leenvolgersche haren susteren elx in stirpes sal uutkeren ll"1 gl., 19 Martii 1614. Agnes van Hekeren, huysfrou Wigbolts de Eode van Hekeren, beleent na dode hares vaders Joosts, 15 Januarii 1620. Eadem tucht haren man ende maken beyde dispositie, 12 Septembris 1620. Iidem maken veranderinge ende ampliatie, 29 Maii 1622. Eadem ') haere dispositie approbeert, den 10 Meert 1635. Wolter de Roode van Heeckeren, erve sijnner moeder Agnes, beleent, den 10 Mey 1637. Heergewaet getaxeert op 60 goudgl. Idem verbint uyt dit leen twee goederen Bloemendael en 't Meulenveengoet met haeren toebehooren met tweeduysent vijfhondert gl. ten behoeve van Dr Adriaen Valck, burgermeester tot Zutphen, en Maria van Eenschaete, sijn huysvrou, 15 Nov. 1664. Idem ende vrouwe Anna Christina van Pallant laeten haere dispositie approberen, 1 April 1668. Idem beswaert het goet Achterloe, tot Euerloo gelegen, met 1200 gl. ten behoeve van Margareta Vos, weduwe van den licentmeester Marrienborch, 14 Januarij 1670. ') Naar de akte te onrdeelen is er sprake van liun beider dispositie. Wigbolt de Rode van Heeckeren, erve sijnes vaders Wol ter, beleent, 7 Mey 1672. Anna Christina van Pallant, weduwe van Wolter de Rode van Heeckeren, laet haer en haer mans dispositie, 1 April 1668 geapprobeert, openen, 10 Augusti 1672. Wigbolt de Rode van Heeckeren laet de houlijxe vorwaerden met vrouwe Catharina Sibbilla Schim melpenninck van der Oy den 1 Oct. 1677 opgericht, approberen, 26 April 1678. Idem laet approberen een acte, waerbij deselve aen Adriaen Schimtoelpenninck van der Oy tot Voorstonde, ritmeester, heeft opgedraegen het recht van losse van de wint en waetermeulens van Ruerlo, het Schansengoet, des meulenaers huys en hott' nevens een molder gesaeys, daerbij gelegen, soe ende als sijn broeder Joost de Rode van Heeckeren als cessionaris van de weduwe en kinderen van den rentmeester Martijn Huygens de voorn, parcelen in verwin besit, met die intentie, dat gemelte ritmeester Schimmelpenninck de voorn, meulens en goederen als verwinhebber sal mogen gebruycken en daervan de vruchten, pachten en opcompsten trecten in conformité van het accoort, daerover ingegaen, 30 Augusti 1681. Margareta Vos, weduwe Marrienborchs, laet registreren een verwinsbrief voor het lantdrostengerichte der graefschap Zutphen den 15 Nov. 1681 gemaeckt op het goet Achterlo voor 1576 gl. 19 st., 11 April 1684. Wigbolt de Rode van Heeckeren tot Roderlo cedeert het recht van losse, dat hem als eygenaer deses leens competeert van het verwin door de kinderen en erfgenaemen van Estienne Borchart op huys en havesaete met den hott' en bomgart en ap- en dependentien van dien, voorts de melioratie van het groote Brinck, Richelt en Binnemansgoet gemaeckt hadde aen Adriaen Schimmelpenninck van der Oy, majoor van een regiment peerden, om het selve verwin te mogen lossen in gevolch van de conditiën, tusschen haer ingegaen, en dat Schimmelpenninck het selve recht sal hebben, dat de voorn, kinderen gehadt hebben, den 13 Augusti 1684. Hadriaen Schimmelpenninck van der Oy tot Voorstonden, ritmeester en majoor van een regiment peerden, uyt cracht van bovenstaende cessie des verwins beleent met de heerschaft van Roderlo, huys, hoff, bomgaert, ap- en dependentien van dien, voorts de melioratie van het groote Brinck, het Richelt en Binnemansgoet ten Zutphenschen sadelleensrechten met een hengstpeert te verheergewaeden, met beding, indien sijn schoonbroeder Wigbolt de Rode van Heeckeren oif desselfs kinderen hetselve leen met haer eygen penningen weder sullen mogen lossen ten allen tijden, als breder bij de beleeninge te sien is, 20 Martii 1686. Idem laet sijn besloten dispositie approberen, den 22 Martii 1686. Anna Schimmelpenninck van der Oy ') uyt cracht van de besloten dispositie beleent, den 30 April 1686. Eadem laet deselve besloten dispositie openen en registreren, den 12 Augusti 1686. ') Uit liet testament blijkt, dat zij een nicht van Adriaen en dochter van Heudrick S. v. d. O. was. Eadem verbint het erve en goet Richelt met alle sijn toebehoren, apen dependentien aen vrouwe Assuera Kreynck, weduwe van Assueer Schimmelpenninck van der Oy tot Holthuison, voor tweeduisent sevenhondert gl. cum interesse, en heeft Wigbolt de Rode van Heeckeren ten overvloet en voor sooveel nodich in dese belastinge geconsenteert sonder praejuditie van de acten van den 13 Aug. 1684 en van den 20 Martii 1686; Geschiet den 17 Junii 1692. Eadem naer voorgaende eetvernieuwinge geeft dit leen over aen Alexander Schimmelpenninck van der Oy tot Holthuisen, lantrentmeester dor graefschap Zutphen, myts voldoende als sijn eigen schuit aen de erfgenaemen van de borgermeester Kreinck tot de Bele alsulcke personele en reële schulden, als de juffrou transportante aen deselve erfgenaemen schuldich is, en is daermede weder beleent Alexander Schimmelpenninck van der Oy tot Holthuisen, den 24 April 1694. Wigbolt de Rode van Hekereu tot Ruerlo laet sijn opcne dispositie approberen en registreren, den 28 Martii 1698. Catarina Sibilla Schimmelpenninck van der Oy, weduwe van Wigbolt de Rode van Hekeren tot Ruerlo, geeft over al haer boedelregt, so van retentie, possessie en besit, haer competerende aen de nalatenschap, erf en versterf van haer overleden eheheer uit kragt van huwelijxvoorwaerden, bier geapprobeert den 1 Oct. 1677, mitsgaders derselver volkomen effect in alle pointen, clausulen ende delen met alle benefitien, praerogativen, voordeden en bedingen aen Alexander Schimmelpenninck van der Oy, den 24 Sept. 1698. Joost de Rode van Hekeren, erve sijns broeders Wigbolt, beleent, den 4 Oct. 1698. Alexander Schimmelpenninck van der Oy en Anna van Apelthorn, egteluiden, laten haer beslote dispositie approberen, 20 Sept. 1723. Assueer Schimmelpenninck van der Oy laet registreren de dispositie sijner ouders, den 20 Sept. 1723 geapprobeert, en wort uit kragt van lietselve testament en als erfgenaem sijns vaders Alexander beleent, 17 Junij 1724. Idem en Adriana Sophia van Eek, egteluiden, verbinden dit leen aen Jacob Derk van Hekeren, vrou en erven voor 21000 gl., 7 Dec. 1726. lidem dragen dit leen op aen Jacob Derk van Hekeren, die daer weder mede beleent is, 19 Sept. 1727. Idem draegd dit leen op aen sijn soon Assueer van Hekeren, die daer weder mede beleent is, 12 Nov. 1728. Idem laet approberen sijn huwolijxvoorwaerdon, den 22 Dcc. 1729 opgerigt met Henrietta Johanna Elisabet Agatha Walraven van Laer 14 Oct. 1730. Jacob Derk Carel van Heeckeren, erfgenaam sijns vaders Assueer van Heeckeren, beleend, 19 Nov. 1768. Idem laat approberen en registreren sijn huwelpsvorwaarden met Johanna Juliana van Wassenaer-Ster ren burg, den 1 Nov. 1770 opgerigt, 23 Januarij 1774. W. H. A. C. ») van Heeckeren, oudste soon, laet dit leen nae dode sijns vaders Jacob Derk Carel van Heeckeren ten sijnen naeme overtekenen, 8 Sept. 1796. ') Blijkens de Haas blz. 101 zijn de namen Willem Hendrik Alexander Carel. Afgespleten van 30. 30 § 1. De wint- en waetermeulen tot Ruerlo, het Schansengoet, des meulenaers huys en den hoff met een molder gesaeys, daerbij gelegen, sijnde een afgespleten parceel van den hotï toe Koderlo, als een besonder leen door Wigbolt de Rode van Heeckeren opgedraegen aen A d r i aeli Schimmelpenninek van der Oy tot Voorstonde n, die daermede beleent is, den 20 Aug. 1684. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 30. Afgespleten van 30. 30 § 2. Het goet Agterlo (vulgo Hiddinkgoet) met alle ap- en dependentien, oude en niwe geregtigheden van dien, in den landdrostenampte van Zutphen, kerspel Ruerlo, onder den hof te Roderlo horende, tot een bijsonder leen aen dén furstendom Gel re ende graefschap Zutphen ten Zutphense sadelleensregten met een hengstpaerd te verheergewaden leenroerig. Maria li o y e r s, weduwe Tymannus M a r r y e n b o r g, pro se en als voogdesse van haer minderjarige soon Barent Cornelis Marryenborg uit kragt van vrijwillig verwin en niet-atlossiiig binnen de jaren van redemtie beleent, den 16 Junij 1698. Barent Cornelis Marryenborg, erfgenaem sijns moeders Maria, beleent, 25 Maert 1713. Hendrik P o d t '), naeste erfgenaem van Bernard Cornelis Marryenborg, beleent, 8 Sept. 1731. W. E. G re ven a) pro se et q.q. beleend, 5 May 1757. Eadem draagt 't selve op aan Assueer van Heeckeren, die daar weder inede beleend is, eodem die. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 30. Afgespleten van 30. 30 § 3. Do goederen het Meuleveen en Bloemendael met alle ap- en dependentien van dien, in den landdrostenampte van Zutphen, kerspel Ruerlo, gelegen, tot een bijsonder leen aen den furstendom Gelre ende graefschap Zutphen ten Zutphense sadelleensregten met een hengstpaerd to verheergewaden leenroerig. Adriaen Baltasar Valk uit kragt van vrijwillig verwin en ïiiot-aflossing binnen de jaren van redemtie beleent, 6 Nov. 1703. Assueer van Heeckeren beleend, 5 May 1757. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 30. M De akte heeft Pot. 8) Zij was de weduwe van H. Pot, gelijk uit de akte blijkt. 31. B ATM EN. Dat huys to Durt voor een open huys erkent bij Seine van Durt ende Henrick, sijn soon, a°. 1348. Henrick van Dorte, erve sijner alderen. ontfinck sijn huys te Dorte niet den voorborcht, als 't gelegen ende nu getimmert is ofte getiminert mag worden, met den nijen lande ende met den vene, aldaer binnen den palen gelegen, a°. 1379. Derieh van Dorete ontfing dat huys tot Dorete tot Zutphenschen rechte, a°. 1402. Seine van Durrite ontfinck dat hu)rs to Durrite met den voorgeborchte, als 't gelegen is met allen sijnen tobehoor ende met den nijen lande, binnen den palen gelegen, tot eenen Zutphenschen leen tc verhergewaden met eenen ponde, au. 1422. Idem a°. 1424. Dirck van Dort, erve sijnes vaders Seinen, a°. 1443. Idem a°. 1466. Idem vernijt eedt vati den liuse te Dort met den voorgeborchte, als dat met allen sijnen tobehoren in den kerspel van Batmen gelegen is, met den nijen lande, binnen den palen gelegen op den palen tuschen den lande van Zutphen ende den gesticht van Utrecht, tot Zutphenschen rechten, 11 Octobris 1473. Idem vernijt eedt, 23 Augusti 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1492. Sein van Dort, erve sijnes vaders Dirx, 3 Junii 1501. Henrica v a n A e s w ij n, weduwe Seynen voorn., crigt bestedigt hare tucht van 250 goltgl. s'jaers ende 500 goltgl. eens, 21 Februarii 1529. Dirck van Dort, onmundig, erve sijnes vaders Seinen, 2 Junii 1529. Steven van Rutenborch is huider. Idem vernijt eedt, 15 .Tunii 1544. Seine van Dort, onmundig, erve sijnes vaders Dirx, ontfengt dat huys te Dort met den voorgeborcht, als 't celegen is met allen sijnen tobehoor ende met den nijen lande in der graeffschap van Zutphen ende in den kerspel van Batmen op den palen tuschen derselver graefschap ende den gesticht van Utrecht, als een apen huys tot Zutphenschen rechten, 20 Februarii 1546. Willem van Eyl is sijn huider. Idem, onmundig, 17 Maii 1554 '). Idem vernijt eedt, 28 Maii 1556. Idem belast een erve ende goet, gênant Marckfort, gelegen in der herlicheit ende kringe Dort ende kerspel Batmen an der Zutphenschen sijde met 25 molder roggen ende 60 daler s'jaers tot behoefï van •Tohannna, Sara ende Wobbeken, Henrick Erensteins dochteren, 17 Maii 1580. Idem vernijt eedt, 10 Octobris 1581. Idem confirmeert sijnes soons Diedrix ende Adelheit van Bodelschwings hijlixbrieff, 25 Septembris 1596. 1' tic akte blijkt, dat de bulder Willem van Eyl was overleden. De nieuwe was Merten van Rossem, broeUer van Johanna, wed. Dirck van Dorth en moeder van Seino. Idem confirmeert sijne ende sijner huysfrouwen Marie Drosten hijlixnotul '), 22 Martii 1597. Diedrick van Dort, erve sijnes vaders Seino, beleent, 12 Septembris 1606. Eidem wort gemaeckt van sijn snater Klisabet die liofstede, geheiten Dirck achter de Haer met de daerbij gelegene Borchslegen, in den krinck van Dort an de Geldersche sijde liggende, an den huyse Dort leenroerich, daermede na haren doot weder te vereenigen ende lieelen, 19 Octobris 1607. Idem ende sijn vrou Adelheit van Bodelswing tuchtigen malcanderen, 19 Augusti 1616. Isabellae van Dorts, Diedricks dochters, hilixvorworden met Adriaen Balthazar van Flodroff, den 26 Augusti 1616 opgericht, sijn bevestigt 17 Martii 1618. Eadem, erve hares vaders Diedrix, beleent, 20 Martii 1626. Eadem met haer man Adriaen Balthasar van Flodroff laten haer dispositie approberen, 20 Junii 1626. Eadem met haer huisheeren, heer Adriaen graeff zu Flodorff, etc., vermeerderen dit leen met het goet Coeleneolck met allen sijnncn toebehooren, gelic 't selve voor desen uuyt het leen affgedeylt ende veralieneert was, mitsgaders met alle andere goederen in de heerlicheyt ende crinc van Dort gelegen, geene uuytgesondert, alsmede een erve ende goet Nijenhuys met eenen bongart ende eenen camp, den grooten camp genamt, bij 't huys, groot omtrent elft' molder geseys, streckende langs het huys ende den bongart na den enck an, in den scholtampte van Zutphen, kerspel van S. Nicolai opten berch binnen Deventer, buyrschap Epse gelegen, met sijnnen ouden ende nieuwen toebehooren, gelic mede die angecofte ende angeërfte goederen in Batmen ende Holten in Overissel, als dat erve Roerinck off Royinck genampt, an den Holterdick gelegen, met alle sijnne nieuwe ende olde toebehoorende gerechtichevt, geene uuytbescheyden; noch dat erve Wochstapel ofte Brantstee 2) genamt, gelegen in Holterbroeck aen de noortsijde des Holterdicks naer Espelo aen, inet alle sijnne oude ende nieuwe toebehoorende recht ende gerechticheyt, geene uuytbescheyden ; noch eene halve uuytheemse waere, welke nyet is gehoorende bij voorgespecificeerde erven, alsooc mede de tienden in den kerspel van Batmen, buyrschap Zuitlo, gelegen, genamt de Haene- off Oincktienden, gaende uuyt beyde Haenen ende Oyincks erven, luyt transportbrieven daervan sijnde, die ooc, dienvolgens daermede beleent sijnde, haer dispositie ende tucht laeten approberen, den 6 .lulii 1640 s). Adriaen graeff van Flodorff heelt dit leen mit twee parceelen, namentlic het goet Coelencolck met allen sijnnen toebehooren ende het goet Hodebrinck, den 1 Junii 1649. Idem en vrouwe Isabelle gravin van Flodroff laeten haar besloten dispositie approberen, den 2 Decemb. 1650. Willem Adriaen Frederick graeff to Flodorff bij transport sijnnes vaders Adriaen graeff zu Flodorff beleent, den 21 Martii 1654. ') Van 2."» Maart 1560 (akte). 2) Het register heeft B ra n t s t e. 3) Hierop volgen in de akten de opdrachten to landrecht van de perceclcn in Overijssel. Idem *) laet sijn besloten dispositie approberen, den 9 Angusti 1669. Idem revoceert en licht deselve besloten dispositie en laet sijne houlijxo vorwaerden, den 2 Pebr. 1675 met vrouwe Margareta Huyssen, gravinne donarière van Dona ingegaen, approberen, den 10 Junij Idem en vrouwe gravinne van Huyssen laeten haer besloten dispositie approberen, den 13 Augusti 1686. Adriaen graeve van Flodroff 2), Jacob beer van en tot Wassenaer, Johan Arnolt van Quaet van Wyckraet, heer tot Cruysbergen, en vroulijn Odiliana van Flodroff door haeren volmachtiger, Dr. Johan Baptista Haeck, laten de besloten dispositie van Adriaen Balthasar graeff toe Flodroff en vrouwe Isabelle van Dort. den 2 Dec. 1650 geapprobeert, openen en publijck lesen, waernae hetselve weder in de secrete casso op de leencamer is geleyt, den 4 April 1688. Adriaen Gustaef graeve toe Flodroff en vrouwe Margareta van Huyssen laeten haere reciproque dispositie, soo van de institutien, substitutien, fideicommissen en recht van retentie, approberen, den 10 Sept. 1688. Idem verclaert die onlangh geopende ouderlijcke dispositie wel aen te nemen ten respecte van de institutien, maer niet in de substitutien en fideicommissen, en hadde volgens de institutien te betalen do ouderlijcke schulden, volgens aenteyekeninge van de vrou moeder salvo calculo 97794 gl., de nootsaeckelijcke verbeteringe van timmeren on planten 52000 gl., maeckende voor de helfte van de ehegemalinne 26000 gl., betaelt uyt de opgeloste capitalen van de ehegemalinne, behalve de capitalen, die noch te betaelen staen, als 2000 gl. aen de weduwe van den stadtholder ten Broeck, 1000 gl. aen Dr. Philips van Essen nomine uxoris, 4500 gl. aan borgemeester Valck, 800 gl. aen de weduwe van den rentmeester Broecksmit, 4500 gl. aen juffrouw Wouw, 450 gl. aen de kinderen van Heetbrinck, 5000 gl. aen Willem Nijlant, 4000 gl. aen Berent Hagedoorn, voor alle welcke capitalen, soo van de ehegemalinne als andere crediteuren den heer graeff van Flodroff dit leen verbint, soo voor de capitalen, interessen als daerop te lopen costen, onder submissie van den Hove van Gelderlant en sulckx onvermindert de vrouwe ehegemalinne het recht van legael bypotheeck en retentie op de gemelioreerde en afgeloste lenen en andere goederen, welck recht van retentie aen deselve hiermede specialick wort gegeven, den 21 Septemb. 1688. Adriaen Gustaef graeve toe Flodroff etc. en vrouwe Margareta van Huyssen, graevinne toe Flodroff, laeten haer reciproque dispositie approberen, den 11 April 1692. Margareta van Huessen, gravinne van Flodrof, na voorgaende verwin beleent, den 29 October 1694. Eadem laet haer dispositie approberen, den 29 October 1694. ') Na nauwgezette vergelijking van een groot aantal akten is ons gebleken, dat Willem Adriaen Frederick, Willem Adriaen, Adriaen en Adriaen (} u s t a e 1 één en de zelfde persoon zijn. In het testament van Adriaen lialthasar van Flodorff en Isabella van Dorth van 2 Dec. 1650 staat, dat deze echtelieden slechts één zoon hadden, Willem Adriaen Frederick, die in het zelfde stuk ook Willem Adriaen wordt genoemd. In de akte van 28 Jlaart 1688 wordt gesproken door Odiliana van F. van haar broeder Willem Adriaen en diens vrouw Margaretha van Huvssen, in die van 28 Febr. 1689, waarbij zij de vorige herroept van haar broeder Ad'riaen Gustaef en diens vrouw Margaretha van Huyssen. Deze omstandigheid is zeker zeer vreemd en onverklaarbaar, maar twijfel kan er niet aan bestaan. •) De akte heeft ook nog Amadea van Flodroff, wed. van Raesvelt. Adriaen Gustaef graef van Flodorf laet sijn dispositie approberen, eodem dio. Het erve Nijenhuis is van de leenpligt gevrijt en daertegens wederom te leen gemaekt onder de leengoederen van Dort het goetjen Avervelt, den 28 Nov. 1696, en wederom te leen ontfangen bij Margareta Huessen, gravinne van Flodorf, eodem die. Adriaen Gustaef van Flodorf en vrouwe Margareta Huissen, eheluiden, geven dit leen uit de hant weg aen Jannetta Margareta Huissen van Cattendgck, onmundig, die daer weder mede beleent is door haer vader Hendrick Huissen van Cattendijck, den 14 May 1697. Jannetta Margareta Huessen, meerderjarig, beleent, 18 Maert 1706. Odiliana gravinne van Flodrof, wed. Eeussom, revoceert, casseert en annulleert sodane accoorden, transactiën, renuntiatien met allen aencleven van dien, als deselve met haer broeder, de graef van Flodorf, desselfs vrouwe, gravinne van Flodrof, voormaels t' eniger tijden gemaekt heeft over haer filiale portiën in hare ouderlijke ende sustorlijke successien, verclarende deselven ingegaen te hebben sonder cognitie van saken op erroneuse presuppoosten etc., belovende dergelijke direct of indirect geen meer te sullen ingaen, 30 Dec. 1706. Eadem cedeert alle regt en aenspraek en actie aen de kinderen van de heer van Obdain '), als sij aen de ouderlijke en susterlijke nagelatc goederen uit kragt van ouderlijke dispositien, opgevolgde niaeggescheiden en vorder regt van successie is hebbende en haer verder door afsterven van haer broeder voorn, wijder aenerven mogte etc., eodem die. Jacob van en tot Wassenaer, heer van Obdam, als vader en momber van sijne kinderen bij vrouwe Adriana Sophia van Ra esfel t 2) verwekt, beleent met de bovenstaende cessie en accepteert deselve, 17 Jan. 1707. Carel Philips graeve van Flodrof, erfheer van Wallendorp, ende vrouwe Jannetta Margareta Huissen, egteluiden, laten haer huwelijxvoorwaerden approberen, 20 Julij 1707. Deselven laten haer beslote dispositie approberen, 14 Aug. 1708. Odiliana gravinne van Flodrof, douarière Eeuwsom, beleent uit kragt van de dispositie van haer ouders, Adriaen Balthasar ende vrouwo Isabella, graef en gravinne van Flodroff, den 2 Dec. 1650 ter Ieonkamere geapprobeert, alnu door dode haers broeders Wilhem Adriaen grave van Flodroff haer aengekomen, 4 Mey 1709. Caerl Philips grave van Flodroff-Wartensleben uit kragt van de geapprobeerde huwelijxvoorwaerden, den 20 Julij 1707 tussen hem en Jeannetta Margareta Huessen, sijn ehevrou, ingegaen, en na desselfs doot pro se et nomine liberorum beleent, 17 Nov. 1732. Joan H. grave van Wassenaar pro se en de rato caverende voor sijn broeder 3) en respective susters laat approberen en registreren een extract uyt een conventie van den jare 1714 en uyt dien hoofde royeren en casseren de 4 bovenstaande actens; namentlijk twe van den 30 Dec. 1706, een van den 17 Jan. 1707 en die van den 4 May 1709, 8 Nov. 1742. ') Jacob van Wassenaer. s) Waarschijnlijk een dochter van Amadea van Flodorf. ") Unico Willem grave van Wassenaer tot ïwikelo (akte). Hendrik de IX, grave van Reus en P1 a u w e n, pro se en als man en momber sijner ehegemalinne, vrouwe Amelia Esperance gravinno van Flodroff-Wartensleben, erfgenamen haars vaders Caerl Philip grave van Flodroff-Wartensleben, beleend, 7 Januarij 1752. Iidem draegen op bet huys en bavesathe Dorth met meerderen bij de acte uytgedrukt aan Arend Rutgers, die daar weder mede beleend is, 16 Jan. 1756. Idem en so veel nodig desselfs vrouw Wilhelmina van der Valk laten approberen en registreren een contract met Hendrik Lindeman ingegaan, 16 Maart 1757. Idem draagt dit leen op aan Hendrik Lindeman en Maria Klopman, eheluiden, die daar weder mede beleent sijn, 1 Junij 1757. Deselven dragen dit leen op aan Arend Rutgers en Wilhelmina van der Valk, voors. eheluiden, die daar weder mede beleent sijn, eodem die. Deselven dragen op tot een bijsonder leen seker gedeelte van Dort'), bij de acte uytgedrukt, aan Godart Philip Cornelis Theodorus van der C a p e 11 e n, die daar weder mede beleent is, 13 Oct. 1759. Idem en Emerentia Cornelia van der Ca pellen, eheluiden, laten hare huwlijksvoorwaarden van den 21 Nov. 1760 approberen en registreren, 27 Dec. 1771. Deselve laten haar besloten testament van den 21 Dec. 1771 approberen, eodem die. Idem en mede, so veel nodig of dienstig, desselfs ehegemalinne Emerentia Cornelia van der Capellen laten approberen en registreren sodano coopscontract, als tusschen haarluden op den 29 Jan. 1779 ten eenre als verkoperen en Berend van Nijkerken en Nyvenheim als koper ter andere sijde is ingegaan en gesloten over dit leen cum annexis en verdere parcelen bij het coopscontract gespecificeert, 15 Febr. 1779. Anna Margaretha Elisabeth van L y n d e n, douarière van F. R. E. van der Capellen, wettige erfgename van haren soon Godart Philip Cornelis Theodorus van der Capellen, beleend, 14 Maart 1780. Eadem benevens Emerentia Cornelia van der Capellen, douarière wijlen gemelte G. P. C. T. van der Capellen, so veel nodig of dienstig, draagen dit leen met nog vier andere op aan Berend van Neukirchen gen. Nievenheyin en Johanna Maria Henriette van Spaan, eheluiden, die daar weder mede beleent sijn, eodem die. Deselve eheluiden dragen dit leen op aan. Gerrit Willem van Zuylen van N ie veld en Anna Maria Romp, eheluiden, die daar weder mede beleend sijn, 12 May 1787. Deselve eheluiden laten registreren de superscriptie van haarl. besloten testament d.d. 29 Julij 1797, 7 Aug. 1797. Deselve eheluiden laaten registreren de superscriptie van haarl. naadere besloote codicillaire dispositie van 10 Maart 1799, 15 Maart 1799. ') O.a. hot huis Dorth. Afgespleten van 31. 31 § 1. Een erve genoomt Jan Rutgersgoet in de Schoolt onder den huyse to Dort an de Zutphensche sijde gelegen, met sijn alinge in- ende tobehoren belast bij den lieere lantdrost Seino van Dort met 48 daler s' jaers, te lossen met 800 daler in 6 jaren, tot behoef der erven Adrians van Boeckholt, 3 Octobris 1584. Tot aflosse sulcker belastinge is na qnijtgescholdenen versuym uutstel gegunt 6 jaren, 7 Octobris 1596. Johan van Boeckholt, burgemeester to Deventer, bij transport Seinen voorn, beleent met den voorn, erve als met een losbaer leen na geholdenen verdrag over 14 jaren achterstants, daervoor ende voor de voorss. liooftsum hij neffens den besit des onderpands noch op Martini eens ontfangen sal 50 daler, ende die lieer van Dort sal 't selve onderpand in 2 terminen weder lossen mogen, 29 Pebr. 1600. Hiervan aflosse gebleken, 4 Aprilis 1611. Afgespleten van 31. 31 § 2. Vier stucken groenlands, het eerste genoomt Drostenland, groot twelff dagwerck, het tweede die Struyd, groot vijfthien dagwerck, het derde streckende langs die lange Har, groot tliien dagwerck, ende het vierde achter die havercamp, groot vijff dagwerck, alle vier gelegen beneden de watermeul des liuyses Dort in den krinck van Dort an de Geldersche sijde, opgedragen bij Seino van Dort, lantdrost der graefschap Zutphen, op sijnen soon Diedrick van Dort, oversten, te Zutphenschen rechten, losbaer met 1600 goltgulden van 28 stuver 't stuck, te gebruken met hoyen ende weyden ende nyet met seyen, 17 Decembris 1602. Idem bij transport sijnes vaders Seinen ontfengt nabenoemde stucken lands, alse den koehagen, den Loeshagen, vijff dagwerck hoylands achter de Selinckhorst ende ses dagwerck hoylands allernaest daerbij gelegen ende met eener sijde streckende langs de Nijeweide; noch een stuck hoylands, gênant die lange Haer, tsamen in den Gelderschen krinck van Dort gelegen, voor een Zutphensch leen, losbaer met 1500 daler, 18 Februarii 1604. Na afsterven Diedrix van Dort dese beyde stukken leens gevallen sijnde op sijn dochter Isabella van Dort, sijn dieselve wederom geheelt met den principalen leene ende daermede verheft, 20 Martii 1626. Een erve genoomt Jan Rutgersgoet in de Schoolt onder den huyse to Dort an de Zutphensche sijde gelegen, met sijn alinge in- ende tobehoren belast bij den heere lantdrost Seino van Dort met 48 daler s' jaers, te lossen met 800 daler in 6 jaren, tot behoef der erven Adrians van Boeckholt, 3 Octobris 1584. Tot aflosse sulcker belastinge is na qnijtgescholdenen versuym uutstel gegunt 6 jaren, 7 Octobris 1596. Johan van Boeckholt, burgemeester to Deventer, bij transport Seinen voorn, beleent met den voorn, erve als met een losbaer leen na geholdenen verdrag over 14 jaren achterstants, daervoor ende voor de voorss. hooftsum hij neffens den besit des onderpands noch op Martini eens ontfangen sal 50 daler, ende die heer van Dort sal 't selve onderpand in 2 terminen weder lossen mogen, 29 Febr. 1600. Hiervan aflosse gebleken, 4 Aprilis 1611. Afgespleten van 31. 31 § 3. B1°®me*ldael endp Schoolte cum annexis, olde ende nieuwe Marekvoort, mitsgaders Egginck, die vier eerste in den krinck van Dort ende het laetste in Oelde ') geleden, voorts de tienden in Suytloo over Oincks ende Haener'erven mitsgaders de erven ende goederen Stegen ende Lansenberen 111 Batmen in, aen ende omtrent den kring- van Dort ende Loeynck off Bovinek, aen den Holterdfick gelegen, sijnde afgespleten parcelen van het huvs to Dort tot een besonder leen aen den vorstendom Gelder ende graefsehap Zutphen ten Zutphenschen rechten, met .-en pont goet gelts te verlieergewaeden, leenroerich, op<*edraegen hy Adriaen Gustaef graef toe Flodroff aen Adolph Hendrick van R a e s v e 11, heer toe Laege, drost toe Twente als man ende momber sijner huysfrou, vrouwe Amadé van Flodroff ende als huider van de vroulijns Anna Theodora ende Odilianu ïllemina van llodroff ende obtineert confirmatie van het accoort. den 3 Oct. 1670 opgericht, den 12 October 1670. AnlldeJ1T^AprilVai676l0dr0ff 'iae' 1ies,oten dispositie approberen, Odiliana van Flodroff cedeert ende geeft over alle de erven ende landerijen, de Schoelte genoemt, bij off omtrent het huvs off crin<-- te Dort gelegen, ten behoeve van de heer Adriaen graeve to Flodroff, die daermede beleent is onder belofte 0111 aen vroulijn Odiliana door sijn Exc. ende nae desselfs doot door vrouwe Margareta van Huyssen, gravinne toe Flodroff, te sullen uytkeren liaer leven lanck sevenhondert gl„ daervoor de gecedeerde leengoederen worden verbonden, ende indien sijn Exc. ende desselfs ehegemalinne voor vroulijn Odiliana comen te overlijden, soo sullen dese gecedeerde goederen weder vervallen op vroulijn Odiliana, welcke vroulijn oock afstant doet van alle actiën ende praetensien comende uyt den Flodorffschen boedel ende die deselve uvt het olderliicke testament tegenwoordich off hiernaemaels op eenige gerede off ongerede goederen van haer ouders soude mogen praetenderen, oock van sodaenige institutien off fideicommissen, die haer uvt hoofde van dat testament soude mogen competeren, deselve aen haer broeder overgevende, den 28 Martii 1688. Odiliana van Flodroff protesteert van nulliteyt ende erreur van de cessie 001 haer op den 28 Martii 1688 ten behoeve van haer broeder Adriaen graeve toe Flodroff en vrouwe Margareta van Huyssen gravinne toe Flodroff, ende verdere contente,! van de selve acte gepasseert, den 28 Februarii 1689. Eadem versoeckt, dat de acte van protest van den 28 Febr 1689 mach worden geroyeert off ten eene mael gelicht, als sijnde genegen' de conventie, met haer broeder ingegaen, te onderhouden, den 28 Martii Jacob heer van en tot W assen aer, Opdam etc., nomine uxoris vi ouwe Aduana Sophia van Baesvelt, laet accorderen een onderlinge verdeilinge „ff maechgescheit, als vrouwe Amadé vanl'lodroff. ehevrou van Adolph Hendrick van liaesvelt tot Twickel, heer tot Lage, drost *) Gem. Laren. van het Twente, den 27 Aug. 1674 met freulijn Odiliana yan Flodroff ingegaen heeft over leengoederen in de beleninge van den 12 Oct. 1670 vermeit, waernae deselve beleent is met Olde ende Nieuwe Marckvoort, mitsgaders Egginck, in den krinck van Dort ende tot Oelde gelegen, mitsgaders Stegen ende Langenberch in Batmen en Loeynck off Bovinck, aen Holterdijck gelegen, sijnde afgespleten parcelen van het huys te Dort, ten Zutphenschen rechten met een pont goet gelts te verheergewaden, gelijck ditselve leen door dode van welgemelte vrouwe Amadé van Flodroff genaemt Raesvelt, moeder van de vrouwe van Wassenaer, aengecomen is, den 18 Mey 1692. Deselve laeten liaer besloten dispositie approberen, den 18 Mey 1692. Odiliana gravinne van Flodrof, douarière Eeuwsum, revoceert, casseert ende annulleert sodane accoorden, transactiën, renuntiatien met allen aencleven van dien, als deselve met liaer broeder, de graef van Flodrof, desselfs vrouwe, gravinne van Flodrof, voormaels t' eniger tijden gemaekt heeft over hare filiale portien in hare ouderlijke en susterlijke successien. verclarende deselven ingegaen te hebben sonder cognitie van saken op erroneuse praesuppoosten etc., belovende dergelijken direct of indirect geen meer te sullen ingaen, 30 Dec. 1706. Eadem cedeert alle regt en aenspraek en actie aen de kinderen van de heer van Obdam, als sij aen de ouderlijke en susterlijke nagelate goederen uit kragt van ouderlijke dispositien, opgevolgde maeggescheiden en vorder regt van successie is hebbende en liaer vorder door afsterven van liaer broeder voorn, wijder aensterven mogte etc., eodem die. Jacob van en tot Wassenaer, heer van Obdam, als vader en momber van sijne kinderen, bij vrouwe Adriana Sophia van Eaesfelt verwekt, accepteert de voorn, cessie en word daermede beleent, 17 Jan. 1707. Odiliana gravinne van Flodroff, douarière Eeuwsom, beleent uit kragt van de dispositie van haer ouders Adriaen Balthasar ende vrouwe Isabella, graef ende gravinne van Flodroff, den 2 Feb. 1650 ter leenkamere geapprobeert, alnu door dode haers broeders Wilhem Adriaen grave van Flodroff aengekomen, den 4 Mey 1709. Unico Willem grave van Wassenaer, erve sijns vaders Jacob en broeders Jan van en tot Wassenaer, beleend, 21 April 1747. Idem en vrouwe Dodonea Lucia van Goslinga, eheluiden, laten haer besloten testament van den 28 Dec. 1765 approberen, 2 Meert 1766. Deselve loueren en approberen al 't gene nopens d' approbatie van 't bovenstaende testament is gedaen, 8 May 1766. Volgens resolutie van Hof en Rekenkamer van den 5 Aug. 1757 op auctorisatie van de Landschap van den 4 Mey daarbevorens genomen sijn de navolgende goederen, namelijk 1°. het erve Boelink, gelegen aan den Holterdijk, 2°. Steginck, gelegen te Bathem in den Dorterhoek, 3°. den Langenberg, gelegen in de buurschap Zuydlo bij Bathem, sijnde tiendbaar, 4°. Eggink, gelegen in Oolde, graafschap Zutphen, 5°. Oud Markvoorde, gelegen onder den kring van Dort in't graafschap Zutphen, 6°. Nieuw Markvoorde of Gerrit Goosen met de katerstede van Teunis Verdriet, mede aldaar gelegen, van de leenpligt ontslagen tegens de teleenmakinge van 1°. het erve en goed den Kalverkamp met alle desselfs ap- en dependentien ende aangecofte so bouw- als weydelanden daarbij en onder gelegen, 2°. liet erve en goed de Slijpkruyke mede met al sijn ap- en dependentien, 3°. liet erve in 't broek mede met al sijn ap- en dependentien, sijnde dese drie erven en goederen gelegen in den ampte van Ede, buurschap Veldhuysen, te sien op 't Yeluwse register (20a). Afgespleten van 81 § 3. 31 § 4. De erven en landerien de Schoelte genaemt, bij of omtrent het huys of cring te Dort gelegen. Odiliana van Flodorff beleent door haren liulder Dr. Peter Verstegen, den 2 Oct. 1690. Eadem, douarière Euwsum, revoceert, casseert en annulleert sodane accoorden, transactiën, renuntiatien met allen aencleven van dien, als deselve met liaer broeder, de graef van Flodrof, desselfs vrouwe, gravinne van Flodroff, voormaels t' eniger tijden gemaekt heeft over liaer filiale portien in hare ouderlijke ende susterlijke successien, verclarende deselven ingegaen te hebben sonder cognitie van saken, op erroneuse praesuppoosten etc., belovende dergelijken direct of indirect geen meer te sullen ingaen, 30 Dec. 1706. Eadem cedeert alle regt, aenspraek en actie aen de kinderen van de heer van Obdam, als sij aen de ouderlijke en susterlijke nagelate goederen uit kragt van ouderlijke dispositien, opgevolgde maeggescheiden en vorder regt van successie is hebbende en haer vorder door afsterven van haer broeder voorn, wijder aensterven mogte etc., eodem die. Jacob van en tot Wassenaer, heer van Obdam, als vader en momber van sijne kinderen bij vrouwe Adriana Sophia van Raesfeld verwekt, accepteert de voorn, cessie en word daermede beleent, 17 Jan. 1707. Odiliana gravinne van Flodroff, douarière Eeuwsom, beleent uit kragt van de dispositie van haer ouders Adriaen Balthasar ende vrouwe Isabella, graef ende gravinne van Flodroff, den 2 Febr. 1650 ter leenkamere geapprobeert, alnu door dode haers broeders Wilhem Adriaen grave van Flodroff aengekomen, 4 Mey 1709. ilargareta H u e s s e n, gravinne douarière van Flodroff steld tot een niwen huider Dr. Johan van Brinen, 6 Julij 1709. Caerel Philip graeve van Flodroff-Wartensleben beleend met dit leen, gelijk hem sulks van wijlen den graeve en gravinne van Flodroff is aangekomen, 20 Junij 1747. Hendrik de IX grave van Keus en P1 au w en pro se en als man en momber van sijne ehegemalinne, vrouwe Amelia Esperance gravinne van Flodroff-Wartensleben, erfgenamen haars vaders Carel Philip van Flodrof-Wartensleben, beleent, 7 Jan. 1752. Afgespleten van 31 § 3. 31 § 5. Het erve en goed den Bloemendael en onderhorige landerijen, voorts ap- en dependentien van dien, met sijn regten en geregtigheden, oude en nieuwe toebehoor, gelegen in den cring van Dort, onder 't scholtampt Zutphen, als een bijsonder leen opgedragen door Unico Willem grave van Wassen a er aan Teunis Markvoort en .Tenneken Eykels, eheluiden '), die daarmede weder beleend sijn, 27 Febr. 1749. Jan Markvoort, erve sijns vaders Teunis Markvoort, beleend, 7 Oct. 1751. Idem draagt 1/a van dit leen op aan Henricus Vincent, die daar weder mede beleent is, 28 Oct. 1755. Idem laat approberen en registreren een acte van gifte onder de levendigen d.d. 16 Julij 1788, waarbij denselven dit leen cedeert ten erflijken behoeve van de ses onmondige kinderen, door Jannis Dickers bij Janna Vincent ehelijk verwekt, onder voorbehoud der jaarlijkse revenuen en opkomsten aan sijne voorn, dogter Janna Vincent haar leven lang, 17 Julij 1788. Denselven draagt ten gevolge van dien dit leen op aan sijne ses klijnkinderen, met namen Egbert, Willem, Hendrina, Maria, Hendrica en Aaltje Dickers, eodem die. Huider Jannis Dickkers, haarl. vader. Jannis Dickers Denneboom en Janna Vincent, eheluiden, laaten registreren een gerigtelijke acte van renuntiatie d.d. 30 Nov. 1799 gepasseert met relatie tot de erfenisse van haaren vader Henricus Vincent, 25 Junij 1800. Deselve eheluiden laaten registreren een acte van immissie d.d. 25 Oct. 1799, waarbij het gerigt van Dorth haarl. kinderen de novo hadde gesteld in de possessie van dit leen, eodem die. Albert Vincent en Aleyda S c h u y t e r t, eheluiden, laaten registreren een gerigtelijke acte van vestenisse d.d. 30 Nov. 1799, waarbij sijl. voor een capitaale summa van tweeduysend eenhonderd gl. cum interesse ten behoeve van Jannis Dikkers Denneboom en Janna Vincent, eheluiden, verbinden haar aandeel in dit leen, eodem die. Deselven en Johanna Vincent, wed. Dikkers, laaten registreren een maegesclieid, den 22 Jan. 1801 tussen haarl. over den ouderlijken boedel opgerigt, en uyt hoofde van dien dit leen, waarvan afgesondert twee parceelen, den Nieuwenkamp en het Hengsel, overteekenen ten naame van Johanna Vincent, wed. Dikkers, 25 April 1801. ') Dit is onjuist. In de akte staat alleen: Teunis Markvoort en Janneken Eykels, terwijl sub 31 § fi uit de akte van 14 Nov. 1751 blijkt, dat zij broeder en zuster waren. Zutphen. 6 Afgespleten van 31 § 5. 31 § 6. Ruym twe derde parten, of so veel meer of minder als uyt 't contract van den 2 Sept. 1743 blijkelijk is, van 't erve en goed den Bloemendael en onderhoorige landerijen met sijn ap- en dependentien van dien, regt en geregtiglieden, oude en nieuwe toebehoor, gelegen in den cring van Dort, onder 't scholtampt Zutphen, als een bijsonder leen ontfangen bij .Tenneken Eykels, suster van Tennis Markvoort, H Nov. 1751. Eadem draagt dit leen op voor '/» V6 aan Jannes Meerman en voor '/« part aan Hendrik \ i n c e n t. die daar weder mede beleent sijn, eodem die. Jannes Meerman draagt sijn '/3 en '/« part in dit leen op aan Henricus Vincent, die daarmede weder, tegelijk ook met sijn l/e part, als een bijsonder leen beleend is, 21 Junij 1765. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 31 § 5. Afgespleten van 31 § 5 en § 6. 31 § 7. Twee parceelen, met naamen den Nieuwenkamp en het Hengsel, wordende onder dit laaste meede begreepen de twee hooylandjes, liggende voor het Hengsel aan de kant van de Wippert. en het eene langs de Schipbeek en het andere langs den dijk, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het erve en goed den Bloemendal en onderhoorige landerijen, gelegen in den kring van Dort, onder 't scholtampt Zutphen. Albert Vincent en Aleida S c h u i t e r s, eheluiden, en Johanna Vincent, wed. Dikkers, laaten registreren een maegescheid, den 22 Jan. 1801 tussen haarl. over den ouderlijken boedel opgerigt. en uyt hoofde van dien dit leen overteekenen ten naame van Albert Vincent en Aleida Schuiters, eheluiden, den 25 April 1801. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 8. Het erve en goed Schoolthof met sijn hoge en lage landerijen, houtgewassen, uytdrift van heyden en weyden en verdere regten en geregtigheden, so en in dier voegen als hetselve bij Teunis Willems Schoolthof tot hier toe in pagt gebruykt is, en het Weversplaatsjen met al sijn regten toebehoren, als een bijsonder leen en afgespleten van de erven en landerijen de Schoolte gen. bij of omtrend het huys en kring te Dort, in de graafschap Zutphen, gelegen, opgedragen door Hendrik de IX Reus, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van FlodrofWartensleben, ehegemalen, aan Teunis Willems Schoolthof, die daar weder mede beleend is, 29 Nov. 1753. Willemke Teunisse Scholthoff laat registreren een maegescheid, den 28 Sept. 1801 tussen haar en de voogden van haar minderjaarige zoon Teunis E a 11 i n k opgerigt en geslooten, en een acte, voor de gerigte van den kring van Dorth den 22 Oct. 1801 gepasseert, ter approbatie en confirmatie van voorgen. maegescheid en laat uyt hoofde van voorgen. maegescheid dit leen ter haaren naame overteekenen, 22 Oct. 1801. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 9. Het erve en goed Hietcamp met sijn hoge en lage landerijen, houtgewassen, uytdriften te heyden en weyden en verdere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, so en in dier voegen als hetselve tot hier toe bij Hendrik Hietcamp in pagt gebruykt is, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX Ren s, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Eeus van Plauen, geboren gravin van FlodroffWartensleben, ehegemalen, aan Hendrik Hietcamp, die daar weder mede beleent is, 29 Nov. 1753. Hermiene G e r r i t s, na dode van haar eerste man Hendrik Willems Hietkamp en uyt kragt van geapprobeerd magescheyd, beleend, 15 Nov. 1763. Huider Frerick Willems, haar man. Willem Hietkamp laat dit leen als oudste zoon en leenvolger van Hendrik Hietkamp en Hermina Gerrits, in leven eheluiden, ten sijnen naeme overtekenen, 20 Eebruarij 1798. Hendrik Willem Hietkamp 'aat registreren een accoord, den 2 Jan. 1798 met sijn oudste broeder Willem Hietkamp over dit leen gesloten, en uyt hoofde van dien hetzelve ten sijnen naeme overtekenen, eodem die. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 10. Het erve en goed Kuypersplaatse gen. met alle daaronder gehorende hoge en lage landerijen, houtgewassen en het oude Koyersland, uytdrift om te heyden en te weyden, soals den tegenwoordigen bouman het gebruykt, en verdere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, en de halve hooymate, de Schoolte mars genaamt, ook met allen sijnen toebehoren, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX Eeus, heer en grave van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Eeus van Plauen, geboren gravin van FlodroffWartensleben, ehegemalen, aan Hermen Lindenberg, die daar weder mede beleend is, 29Nov. 1753. Derk Koper ') pro se en buyten prejuditie van sijne minderjarige broeder en susters, erfgenamen van haar vader Hermen Lindenberg, beleend, 27 Nov. 1766. ') Zijn vrouw was Janna V e 1 (1 ij k. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 11. Het erve en goed de Riedt en het erve en goed Schuttenplaatse genaamt, beyden met de daaronder gehorende hoge en lage landerijen, houtgewassen, uytdrift om te heyden en weyden en verdere regten en geregtigheden, so en in deivoegen als de tegenwoordige bouluyden de gemelte erven in pagt gebruyken, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX R e u s, heer en graaf van Platten, en vrouwe Antelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemalen, aan Gerrit ten C a t e, die daar weder mede beleend is, 29 Nov. 1753. Mechteld ten Cate '), als oudste en naaste erfgename in den bloede van Gerhard ten Cate, beleend, 19 Junij 1782. Eadem laat haar besloten testament van 22 Junii 1782 apnroberen 26 Junij 1782. Helena P a f f, als oudste en naaste erfgename in den bloede van haar moeye Mechteld ten Cate, beleend, 17 .Tulij 1789. Eadem laat haar open testament van 6 Nov. 1789 approberen, 11 Nov. 1789. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 12. Het erve en goed Nijendijk met alle daaronder gehorende hoge en lage landerijen, houtgewassen, uytdrift om te heyden en weyden en vordere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, so en in dier voegen als Gerrit Nijendijk het voors. goed tot hier toe in pagt heeft gebruykt, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX R e n s, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van Flodroff-Wartensleben, ehegemalen, aan Gerrit Nijendijk, die daar weder mede beleend is, 29 Nov. 1753. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 13. Het erve en goed Coortsplaatse genaamt met alle daaronder gehorende hoge en lage landerijen, houtgewassen, uytdrift om te heyden en weyden en verdere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, so en in dier voegen het gemelte erf door Hendrik Koorts tot hiertoe in pagt gebruykt is, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX Reus, heer en graaf van Plauen, en Amelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van Flodroff-Wartensleben, ehegemaelen, aan !) Wed. Garrit Honhoff. (Akte.) Hendrik Koorts, die daar weder mede beleent is, 29 Nov. 1753. Hendrik Derksen Coorts en schoonsoon Klaas Gerritsen pro se etnomine uxorum laten approberen en registreren seker contract en conventie, den 20 May 1767 over dit leen ingegaan, waarbij aan Klaas Gerritsen voorn, en sijn vrouw Jenneken Hendriks 't selve onder sekere conditiën word toe- en aanbedeeld, 14 Junij 1768. Klaas Gerritsen en desselfs vrouw uyt hoofde van 't geapprobeerde, gelibelleerde contract en conventie beleend, eodem die. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 14. Het erve en goed Smalenplaatse gen. met alle daaronder gehorende hoge en lage landerijen, houtgewassen, uytdrift om te heyden en weyden en verdere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, so en in dier voegen als den tegen woordigen bouman hetselve in pagt gebruykt, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX Reus, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemalen, aan Egbert Eggink en Dersken Eggink, eheluyden, die daar weder mede beleent sijn, 29 Nov. 1753. Idem pro se et nomine uxoris draagt dit leen op aan Gerhard ten Cate, die daar weder mede beleend is, 21 April 1763. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 31 § 11. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 15. De gehele hoymate de Glasse genaamt en de halve hoymate de Schooïte Mars genaamt met allen haaren toebehoren, regten en geregtigheden van uytdrift als andersints, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX Reu s, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemalen, aan Jan Mark voort, die daar weder mede beleend is, 29 Nov. 1753. Albert Markvoort, als successeur feudaal sijns vaders Jan Markvoort, beleend, 22 Julij 1789. Denselven laat dit leen, ingevolge magescheyd heden geregistreerd, ten sijnen name overtekenen, 28 Nov. 1795. Berend Breukinck en Johanna Warendina Markvoort, eheluiden, laaten registreren een erfmagescheid over den boedel en nalatenschap van haar ouders Albert Markvoort en G. Hesselink, in loven eheluiden, met de verdere condividenten den 24 April 1801 te Zutphen opgerigt en geslooten, en laaten uit hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overteekenen, 27 Junij 1801. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 16. De hooyinate de vorderste Ymhofsbelt genaamt, met allen sijnen toebehoren, regten en geregtigheden, so van uytdrift of uytweg als andersints, so van onds daartoe gehoort hebben, so en in dier voegen als de transportanten en hare predecesseurs, de tijdelijke heeren van Dort, deselve hebben gepossideert en beseten, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX E e u s, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Eeus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegeraaelen, aan Bastiaan van Keppel tot Oei de, die daar weder mede beleent is, 29 Nov. 1753. Idem draagt dit leen op aan Derk Jan van Keppel, die daar weder mede beleend is, 31 Aug. 1771. Idem en Charlotta Clara Elisabeth Dorothea van Heeckeren, eheluyden, laten beyde haare huwlijksvoorwaarden van den 11 Oct. 1771 approberen en registreren, 5 Dec. 1771. Afgespleten van 31 § 15. 31 § 17. De tweede halfscheid van den Schoolten Mars met alle haare toebehooren, rechten en gerechtigheeden van uytdrift als andersints, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van de geheele Schoolter mars. G. W. van Zuylen van Nieveldt laat registreren een transport d.d. 10 May 1803, door B. Breukink en J. W. Markvoort ten zijnen behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 4 Aug. 1803. Afgespleten van 31 § 15. 31 § 18. Seker stuk hooyland de Glasse genaamt, uytwegende door Kuypers mars over do brugge aan Kuypers hoff, die ook voor een agtstc portie ten laste van dit land is beswaart met 7 gl. 3 st. 8 p. in de ordinaris verpondinge, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 15, voormaals gehoort hebbende onder de erven en landerijen de Schoolte genaamt, bij of omtrent het huys en kring te Dort, in de graafschap Zutphen gelegen, opgedragen door Albert Markvoort aan Predrik H iet kamp, die daar weder mede beleend is, 3 Nov. 1790. 87 Afgespleten van 31 § 4. 31 § 19. Het land den agtersten Ymhofsbelt genaamt, voor een gedeelte hof of bouwland en voor een gedeelte een hooymate, met allen sijnen toebehoren, regten en geregtigheden, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX Reus, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperanee gravinne Eeus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartenslelien, ehegemaelen, aan Hendrik Vel derman, die daar weder mede beleent is, 29 Nov. 1753. Idem en Geultjen Smeinks, eheluyden, dragen dit leen op aan Hendrik Janssen Yelterman ') en Geertje Sehouwenberg, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 15 May 1787. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 20. Twe hooymaten, de eene de Drekmate en de andere de Vlieke genaamt, met allen haren toebehoren, regten en geregtigheden, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX E e u s, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Eeus van Plauen, geboren gravinne van Flodroff-Wartensleben, ehegemaelen, aan Douwe Edsard van Grove steyns en Agatha Jacoba C u p e r van Holthuysen, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 29 Nov. 1753. Johan W e e r t s en Johanna Margareta Lemker, eheluyden, erfgenamen harer ouders Douwe Edzard van Grovestyns en Agatha Jacoba Cuper van Holthuysen, beleend, 3 Febr. 1764. Johan Weerts en Diderika ten Brink, eheluyden, laten aproberen en registreren een extract-magescbeyd van 10 Maart 1776, 30 May 1776. Deselve na dode harer ouderen Johan Weerts en Johanna Margareta Lemker, in leven eheluyden, en uyt kragt van het geaprobeerde extract-magescbeyd beleend, eodem die. Joan Weerts, minderjarig, nae dode sijns vaders Johan Weerts beleend, 13 Jan. 1790. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 21. Twe hooymaten, de eene de Bronswijker en de andere Garrits maatjen genaamt, met allen sijnen toebehoren, regten en geregtigheden, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX Eeus, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Eeus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemalen, aan ') De akte heeft V e I <1 e r m a n. Willem Schone veld, die daar weder mede beleent is, 29 Nov. 1753. Denselven draagt dit leen op aan sijn broeder Teunis Schoneveld, die daar weder mede beleend is, 23 Nov. 1784. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 22. De hooymathe Hietcampsmaetjen genaamt, met allen sijnen toebehoren, regten en geregtigheden, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX Keus, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemaelen, aan Beynt Hendriksen Vonkeman, die daar weder mede beleent is 29 Nov. 1753. ' Henders Vonkeman, erfgename haars vaders Beynt Hendriks Vonkeman minderjarig, beleend, 13 Junij 178J. Garrit Vonkeman en Garritje Winkel, eheluyden, en Henders Vonkeman, dochter wijlen Reint Vonkeman en Garritje Winkel, laaten registreren een extract-maegescheid, den 17 April 1801 tussen haarlieden opgerigt en geslooten, 6 Julij 1801. Hendrik Jan H iet kamp en Henders Vonkeman laaten registreren de huwelijksche voorwaarden, den 17 April 1801 tussen haarlieden opgerigt en geslooten, eodem die. Henders Vonkeman laat registreren een cessie per donationem inter vivos, door haar ouders G. Vonkeman en G. Winkel den 28 April 1801 ter haaren behoeven van dit leen gedaan en uvt hoofde" van dien hetzelve ter haarer naamen overteekenen, eodem die. Afgespleten van 31 § 4. 31 § 23. Het erve en goed, het dorstige Hart of den Wippert genaamt, aan de Schipbeke kennelijk gelegen, met allo sjjn getimmer en daaronder gehorende hoge en lage landerijen, houtgewassen, ap- en dependentien, regten en geregtigheden, so en in dier voegen als Hendrikus Vincent liet voors. goed tot hiertoe in pagt heeft gebruykt, als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 4 opgedragen door Hendrik de IX Reus, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemaelen, aan Hendricus Vincent, die daar weder mede beleend is, 29 Nov. 1753. Idem draagt dit leen op aan sijn soon Albert Vincent, die daar weder mede beleend is in confonnite' van geapprobeerde huwlijksvoorwaarden van 24 Aug. 1769, 13 Sept. Herman Willem Willink laat registreren een gerigtelijk transport d.d. 22 Oct. 1805, door Mr. P. G. Plegher q.q. ') ten zijnen behoeve gedaan, en laat uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overtekenen, 15 Nov. 1805. Afgespleten van 31. 31 § 24. Dat erve en goed Steynfort genaamt, met alle sijne getimmer en daaronder gehorende bouw-, hooy- en weydelanden, houtgewassen en verdere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, aller gestalte den tegenwoordigen bouwman hetselve in pagt gebruykt, in den scholtampte van Zutphen, kerspel Gorssel, buurschap Harfsen, kennelijk gesitueert en gelegen, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys te Dort met den voorgeborgte opgedragen door Hendrik de IX Re u s, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Keus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemaelen, aan Hendrik Fredrik Bouwer, 29 Nov. 1753. Idem uyt kragt van dien afstand beleent, 11 Dec. 1753. Arnold Hendrik van Markel Bouwer, minderjarig, erfgenaam sijns vaders H. F. Bouwer, beleend, 29 May 1780. *) Afgespleten van 31. 31 § 25. Het plaatsjen de Moespot genaamt, met siju huys en daaronder gehorende land en verdere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, so en in dier voegen als den tegenwoordigen pagter hetselve gebruykt, in den scholtampte van Zutphen, kerspel Gorssel, buurschap Epse, gelegen, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys te Dort met den voorgeborgte, opgedragen door Hendrik de IX Reus, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Keus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemaelen, aan Hermen Nuolent, die daar weder mede beleend is, 29 Nov. 1753. Egberdina op de klevne Nuylen 3) na dode van haar eerste man Harmen Kleyn Nuylen en uyt hoofde van geapprobeerd inagescheyd beleend, 10 Oct. 1763. Huider Hendrik Kleyn Nuylen, haar man. Deselve eheluyden dragen dit leen op aan Lammert Kleyn Nulend en Hermina Wibbelink, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 16 Julij 1789. ') Als gemachtigde der crediteuren van A. Vincent. ') Blijkens de akte heette zijn moeder Hermanna van Suchtelen. a) Blijkens de akte van 10 Julij 1789 is haar eigen naam Schone veld. Afgespleten van 31. -31 § 26. Het erve en goede de Sloese genaamt, met alle daarbij en onder gehorende hoge en lage landerijen, akkermaal en opgaande hout, breder bij de coopsconditien uytgedrukt, qno relatio, en verdere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, so en in dier voegen als den tegenwoordigen bonman hetselve in pagt gebruykt, in den scholtampte van Zutphen, in den kring van Dort, gelegen, als een bijsonder leen en afgespleten van 't huys te Dort met den voorgeborgte opgedragen door Hendrik de IX Reus, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Arnelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemaelen, aan Wilhelmus Egbertus C h r i s t i a a n s, die daar weder mede beleent is, 28 Oct. 1755. Theodorus Ignatius Christiaans, erfgenaam sijnts vaders Wilhelmus Egbertus Christiaans, beleend, 8 Julij 1790. Afgespleten van 31. 31 § 27. D' Endekoye inet huys, hof en daarbij gehorende landerijen en verdere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, so van ouds daarbij gehoord hebben, in den krink van Dorth, buurschap Schoolte, gelegen, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys te Dorth met den voorgeborgte opgedragen door Hendrik de IX Reu s, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelio Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemaelen, aan Gerrit ten C a t e, die daar weder mede beleent is, 28 Oct. 1755. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 31 § 11. Afgespleten van 31. 31 § 28. Het erve en goed Hietbrink met alle daarbij en onder gehorende hooge en lage landerijen, akkermaalsbossen en opgaande hout, en den Telgenkamp, breder bij de coopsconditien vermeld, en verdere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, so en in dier voegen als den tegenwoordigen bouman hetselve in pagt gebruykt, als een bijsonder leen en afgespleten van 't huys te Dorth met den voorgeborgte opgedragen door Hendrik de IX Reus, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van FlodrotïWartensleben, ehegemaelen, aan David Versluys, die daar weder mede beleend is, 28 Oct. 1755. Ernestina Louise Versluys, geb. van Voorst, na dode van haar man David Versluys beleend, 11 May 1769. Kijk Hajo ') de Ridder en Susanna Henrietta Versluys, eheluyden, laten approberen en registreren een sententie, den 6 Oct. 1770 voor commissarien met relatie tot dit leen ergaan, en sijn uyt dien hoofde met hetselve beleend, i Sept. 1772. Gudart Philip Cornelis Theodorus van der Capelle laat approberen en registreren een gerigtelijk transport van 31 Aug. 1776 met relatie tot het erve en leengoed Hietbrink bovengen, en sig uyt dien hoofde benevens desselfs ehevrouw Emerentia Cornelia van der Capelle daarmede belcenen, 13 Sept. 1776. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 31. Afgespleten van 31. 31 § 29. Het erve en goed Overvelt met alle daarbij en onder gehorende hooge en lage landerijen, opgaande hout en akkermaels en de daarbij gelegde akkermaalsbossen en allees, de Dashorst genaamt, nader bij de coopsconditien uytgedrukt, en verdere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, so en in dier voegen als den tegenwoordigen bouman hetselve gebruykt, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys te Dorth met den voorgeborgte opgedragen door Hendrik de IX R e u s, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinnc van FlodroffWartensleben, ehegemaelen, aan Jan van Steenbergen, die daar weder mede beleent is, 28 Oet. 1755. Arien Abraham van Steenbergen, erfgenaam sijus vaders Jan van Steenbergen, beleend, 2 Oct. 1771. Denselven laat approberen een besloten dispositie, den 20 Nov. 1782 met sijn huysvrouwe Aleida Smelt opgerigt, 23 Nov. 1782. Evert Cloosterboer laat registreren een coopscontract, tussehen Adriaan van Steenbergen en hem den 23 April 1796 over dit leen gesloten, en uyt hoofde van dien hetselve ten sijnen naame overtekenen, 12 May 1796. Afgespleten van 81. 31 § 30. Het erve en goed Kempink inet alle hooge en lage landerijen, so van ouds daarbij gelioort hebben, den Kempinksbos en ander akkennaals en opgaande hout, daarbij gehorende, en verdere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, als turfveen en andere, niets daarvan uytgesondert, so als den tegenwoordigen bouman hetselve in pagt gebruykt, als een bijsonder leen en afgespleten van 't huys te Dorth met den voorgeborgte opgedragen door ') In de akte staat H u g o. Hendrik de IX Reus, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemaelen, aan Jan Mark voort, die daar weder mede beleend is, 28 Oct. 1755. Idem en Janna Nagelvoort, eheluyden, maken dit leen deelbaar onder hare na te latene kinderen, 7 April 1787. Albert Markvoort als successeur feudaal sijns vaders Jan Markvoort beleend, 22 Julij 1789. Denselven laat dit leen, namenlijk Kempinksbosch, ingevolge magescheyd heden geregistreert, ten sijnen name overtekenen, 28 Nov. 1795. Derend B reukink en Johanna Warendina Markvoort, eheluyden, laaten registreren een erfmaegescheid over den boedel en nalatenschap van haar ouders Aelbert Markvoort en G. Hesselink, in leven eheluyden, met de verdere condividenten den 24 April 1801 te Zutphen opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overteekenen, 27 Junij 1801. G. W. van Zuylen van Nieveldt laat registreren een transport d.d. 10 May 1803, door B. Breukink en J. W. Markvoort, eheluyden, ten zijnen behoeve met relatie tot het Kempinksbos gepasseert en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 4 Aug. 1803. Afgespleten van 31 § 30. 31 § 31. Het erve en goed Kempink genaamt, in de graafschap Zutphen, kring van Dorth, gelegen, met alle daarbij en onder behoorende bouw-, wey- en hooylanden, houtgewassen, getimmer, lusten en lasten, regt en geregtigheden, raad en onraad, zooals thans bij den bouwman in pagt gebruykt word, met het klijne dennebosje aan het eynde van "het lange stuk bouwland, en sal mede de sloot met den opworp tusschen den bouwcamp voor het huys en tusschen den Kempinksbosch bij dit erve verblijven en de hekken voor het huys, soowel na de sijde van den bosch als nae het Harssense veld, tot laste van dit erve blijven. Teuntjen Markvoort laat registreren een magescheyd, den 14 May 1794 met haare medeparticipanten opgerigt, waarbij dit leen baaiwas toegedeeld, en vervolgens hetselve ten hare naame overtekenen, 28 Nov. 1795. G. W. van Zuylen van Nieveldt laat registreren een gerigtelijk transport van dit leen, door Teuntje Markvoort den 7 Nov. 1799 ten sijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien hetzelve ten sijnen naame overtekenen, 30 Nov. 1799. Afgespleten van 31. 31 § 32. Het plaatsjen Eyndendijk met alle daarbij en onder gehorende landerijen en houtgewassen, met het eykelencampjen tegensover het huys aan Markvoorts camp en d' allee tussen beyde, en alle verdere ap- en dependentien, regten en geregtigheden, op die wijse en in dier voegen Jan Eyndendijk 't selve tot hier toe in pagt heeft gebruykt, als een bijsonder leen en afgespleten van 't huys te Dorth met den voorgeborgte opgedragen door Hendrik de IX Reu s, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemaelen, aan Jan Eyndendijk, die daar weder mede beleend is, 28 Oct. 1755. Hendrik Polman en Jenneken Eyndendijk, eheluyden, laten registreren een gerigtelijk transport, den 6 Maart 1796 door haar ouders Jan Eyndendijk en Jenneken Koeweyde, eheluyden, gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten haaren naeme overtekenen, 22 April 1796. Willem M a r k v o o r t en Janna Markvoort, eheluyden, laaten registreren een gerigtelijk transport d.d. 17 Jan. 1803, door Hendrik Endendijk en Jenneken Endendijk, eheluyden, ter hunner behoeve gepasseert en uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overteekenen, 28 Jan. 1803. Afgespleten van 31. 31 § 33. Den Heuverthiende, gaande uyt vier erven Jan en Boer in 't hof en groot en kleyn Oink, in de provintie van Overijssel, kerspel Bathmen, buurschap Zuytloo, kennelijk gelegen, met alle regten en geregtigheden, als een bijsonder leen en afgespleten van 't huys te Dorth met den voorgeborgte opgedragen door Hendrik de IX Reus, heer en graaf van Plauen, en vrouwe Amelie Esperance gravinne Reus van Plauen, geboren gravinne van FlodroffWartensleben, ehegemaelen, aan Ottho Eaenwers, ') onmundig, die daar weder mede beleent is, 28 Oct. 1755. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 5 Julij 1765. Maria Josepha de 6i 1 k e ns, weduwe de P1 on nies, benevens derselver vier kinderen 2), soo voor haar als ten behoeve van de verdere erfgenamen wijlen Otto Rauwers, pro communi indiviso beleend, 8 May 1792. Deselven (alle bij d' acte uytgedrukt) dragen dit leen na bèkome approbatie van koop op aan Gerardus Martinus Roelofsen, die daar weder mede beleend is, eodem die. ') Zoon van Joannes Raenwerts en Geertruyd Backer. (Akte.) 8) n.l. Joseplms Norbertus, Maria Therosia, Anna Maria Carolina en Joliannes Reinier de Plonnies, üe laatste gehnwd niet Maria Elisabetha Reinard. _ Alexander van Su elite] en en B. A. van Such telen, eheluyden, laaten registreren een gerigtelijk transport d.d. 25 Sept. 1801, door P. A. Gallé en E. Broeker, in qualiteit als curatoren over de persoon en goederen van Keinier .Tacobus Roelofsen van dit leen ter liunlieder behoeven gepasseert, en nvt hoofde van dien hetselve ter hunner namen overteekenen, 3 Oct. 1801. Afgespleten van 31. 31 § 34. Een katerstede de Kivieten genaamt, met sijn lusten en lasten, raad en onraad, regt, geregtigheden en toebehoren met en benevens de grond, daar weleer de lange allee gestaan heeft, van het veld tot aan de kant ') van de Kievieten toeschietende, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys en liavesathe Dorth opgedragen door Arend R u t g e r s en Wilhelmina van der Valk, eheluyden, aan Derk Alberts Kieviet, die daar weder mede beleent is, 10 Meert 1760. Idem laat sijn open testament van 2 Julij 1791 approberen en registreren, 4 Julij 1791. Gerrit W i 11 i n k cum suis, erfgenamen van Derk Alberts Kievit, beleend, 11 Jultj 1794. Deselven dragen dit leen op aan Teunis A 1 f e r i n k en Catharina van Hummel, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, eodem die. A. H. van Markel Brouwer2) laat registreren een transport d.d. 21 Julij 1802, door Teunis Kievit, weduwnaar van Catharina van Hummel, ten zijnen behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten y.ijnen naamen overteekenen, 13 Nov. 1802. Afgespleten van 31. 31 § 35. Een erve en goed de groote Haer met alle sijne lusten en lasten, raad en onraad, regt, geregtigheden en toebehoren, hoge en lage landerijen, met akkermaalsbosschen en nog eenige opgaande boomen, daarbij gehorende, en met nog drie stukjes bouwland, daarbij gelegen, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys en havesathe Dortli opgedragen door Arend R u t g e r s en AVilhelmina van der Valk, eheluyden, aan Aleyda Mechteld K e r k h o f f, die daar weder mede beleend is, 10 Meert 1760. Arent Wander H a y t i n k, erfgenaam sijner moeye Aleyda Megteld Kerkhoff, beleent, 12 Sept. 1769. ') De akte heeft „camp". ') Ofschoon ook de akte Brouwer heeft, gelooven wij op grond van SI § 24 te moeten aannemen, dat hier moet gelezen worden Bouwer. Jan Bernardus Haytink, minderjarig, erfgenaam sijns vaders Arent Wander Haytink, ') beleend, 10 Oct. 1780. Idem, meerderjarig geworden, laat eed vernieuwen, 17 Julij 1784. Denselven draagt dit leen op aan Gerrit Thomasson en Teuntje Marekvoort, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, eodem die. Gerrit Willem van Zuylen van Nieveldt laat registreren een transport d.d. 15 May 1805, door G. Thomasson en T. Markvoort, eheluyden, ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overtekenen, 14 Junij 1805. Afgespleten van 31. 31 § 36. Het erve en goed de kleyne Haer met sijn lusten en lasten, raad en onraad, regt, geregtigheden en toebehoren, hoge en leege landerijen, met de daartoe behorende akkermaalsbossen en nog eenige opgaande boomen en mede nog twee stukjes bouwlands, daarbij en aan gelegen en de lange Haer geheten, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys en havesathe Dorth opgedragen door Arend R u t g e r s en Wilhelmina van der Valk, eheluyden, aan Lambert Lamberts, die daar weder mede beleent is, 10 Meert 1760. Jan Lamberts, erfgenaam sijns broeders Lambert Lamberts, beleend, 14 Oct. 1767. Hendrik Lamberts, erfgenaam sijns vaders Jan Lamberts, beleend, 10 Aug. 1769. Albertus Lamberts, erfgenaam sijns vaders Hendrik Lamberts, beleend, 23 April 1790. Afgespleten van 31. 31 § 37. Een weydeland of hooymate de Schurinkstraete genaamt, agter de Wijersplaatse gelegen en aan de Hamminkstrate grensende, met alle lusten en lasten, raad en onraad, regt en geregtigheden en in specie mede met het regt van uytweg door de hooy- of koemate, onder de Wijersplaatse gehorende, tot aan de allee of publicque weg bij de watermole, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys en havesathe Dort opgedragen door Arend R u t g e r s en Wilhelmina van der Valk, eheluyden, aan Nicolaas Lamberts, die daar weder mede beleent is, 10 Meert 1760. Gerrit Lamberts pro se en namens de vordere erfgenamen van wijlen sijn vader Nicolaas Lamberts pro indiviso beleend, 10 Pebr. 1776. Hendrika Lindeman nae dode van haar zoon Gerrit Lamberts beleend, 10 Jan. 1786. ') Gehuwd met Margaretha B o n w m a n s. (Akte.) Afgespleten van 31. 31 § 38. I)e katerstede Oostendijk met alle sijne lusten en lasten, raad en onraad, regt, geregtigheden en toebehoren, hoge en leege landerijen, met een akkermaalsbosch, de vier akkertjes genaamt, benevens het sogenaamde Sterrebos, daarbij en over gelegen, met het sogenaamde Sterreland, mitsgaders nog een loos bosje, met het eene eynde aan het Oostendijk en met het andere aan de grond van het Hietbrink schietende, en eyndelijk de grond van de lange allee van de grond van het Hietbrink af tot aan Oostendijks hekke toe. Item het weydeland of hooymate het Willigenland genaamt, langs den dijk tusschen den Roskam en bet Schepersbruggetje gelegen, met alle sijne lusten en lasten, raad en onraad, met nog een tellige- of heysterbosje en de grond van een loosen bos, daaraan gelegen en nevens de lage landerijen van de groote Haer schietende, so en als ook nog een bouwland, de Bruggenkamp genaamt, aan den Jufferendijk schietende en aan het land van liet erve Schloese grensende, met alle sijne lusten en lasten, regten en geregtigheden, benevens de grond van den sogenaamde Krayenbos en het Vulleschot met het daarop staande akkermaal, te samen daarbij en aan grensende, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys en havesathe üorth opgedragen door Arend Rutgers en Wilhelmina van der Valk, ebeluyden, aan Gerhard ten Ca the, die daar weder mede beleent is, 10 Meert 17G0. Idem draagt dit op, uytgesonderd dat daarvan afgespleten is, aan Godert Philip C'ornelis Theodorus van der Cap ellen, die daar weder mede beleend is, 21 April 1763. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 81. Afgespleten van 31 § 38. 31 § 39. Het voorste eynde van het Willigenland, schietende met het eene eynde tot aan de gemene weg, met het andere eynde tot aan het bosch of overige gedeelte van 't voors. land, als een bijsonder leen en afgespleten van de katerstede Oostendijk opgedragen door Gerhard ten Cathe aan Aleyda Mechtelt Kerkhoff, die daar weder mede beleent is, 10 Meert 1760. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 31 § 35. Afgespleten van 31. 31 § 40. Het erve en goed Colenkolk met alle sijne lusten en lasten, raad en onraad, regt, geregtigheden en toebehoren, hoge en leege landerijen en daaronder mede de weyde, bij don Iiloemendael gelegen, met de akkermaalshegge en eenige opgaande boomen daartoe behorende, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys en havesathe Dortli opgedragen door Arent Rutgers en Wilhelmina van der Valk, eheluyden, aan Jacob Tichler, die daar weder mede beleent is, 14 Meert 1760. Jan Willem Tichler, onverkort het regt van sijne broeders of suster '), nae dode haars vaders Jacob Tichler beleend, 18 Aug. 1789. Theodora Mechteld Tichler beleend, 13 Oct. 1790. Huider Joan Jacobson, haar man. Deselve eheluyden laten approberen en registreren een extract uyt het magescheyd, den 16 .Tulij 1790 over den ouderlijken boedel opgerigt, en waarbij aan Theodora Mechteld Tichler voorn, dit leen is toe en aanbedeeld, 24 Nov. 1790. Deselven laaten haar besloten testament van 9 Nov. 1790 approberen, eodem die. Afgespleten van 31. 31 § 41. I)e leenkamer van den huyse Dorth mitsgaders navolgende weylanden of hooymaten, met namen de Hanninkstroete agter do Wijersplaatse, het Molenland hij de watermole, nevens de Noteboom gelegen, en eyndelijk het Tiendagswerk langs den dijk tusschen den Roskam en het sogenaerode Schepersbruggetje, alle in de graafschap Zutphen en in den kring van Dort kennelijk gelegen, met alle sijne lusten en lasten, raad en onraad, regt en geregtigheden, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys en havesathe Dorth opgedragen door Arent Rutgers en Wilhelmina van der Valk, eheluyden, in handen van den heer stadhouder der leenen ten behoeve van Hendrik Fredrick Bouwer, 11 Julij 1760. Idem uyt kragt van dien afstand beleend, 2 Aug. 1760. Ainold Hendrik van Markel Bouwer, minderjarig, erfgenaam sijns vaders H. F. Bouwer, beleend, 29 May 1780. ') n.l. Jacob, Abraham en Theodora Mechteld, gelijk uit de akte van 24 Nov. 1790 blijkt Zutphen. 7 Afgespleten van 31 § 41. 31 § 42. Het weyland of hooymate, met name de Hanninkstroete, agter de Wijersplaatse in de graafschap Zutphen, in de kring van Dort kennelijk gelegen, met alle sijne lusten en lasten enz., als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 41 opgedragen door Hendrik Fredrik Bouwer en Hermanna van Suchtelen, eheluyden, aan Jannes Scheper boer, die daar weder mede beleend is, 4 Oct. 1771, Denselven draagt dit leen op aan Berent van Neukirclien gen. Nievenheym en Johanna Maria Henrietta van Spaen, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 28 Maart 1786. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 31. Afgespleten van 31 § 41. 31 § 43. Het hooy- of weyland, het Molenland genaamt, bij de watermole nevens de Noteboom gelegen, in de graafschap Zutphen, kring van Dort, kennelijk gelegen, met alle sijne lusten en lasten enz., als een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 41 opgedragen door Hendrik Fredrik Bouwer en Hermanna van Suchtelen, eheluyden, aan Derk Stegink, die daar weder mede beleend is, 4 Oct, 1771. Derk Stegink, oudste soon en leenvolger van sijn vader Derk Stegink, beleend, 1 May 1789. Afgespleten van 31 § 41. 31 § 44. Een hooyland, het Tienddagswerk, langs den dijk tussen de Roskamp en het soogenaamde Schepersbruggetje, in de graafschap Zutphen, in den kring van Dorth gelegen, sijndo thans een bijsonder leen en afgespleten van 31 § 41. Joan llabo van Keppel laat approberen en registreren een coopsconditie de dato 7 Julij 1770, waarbij denselven dit leen aangekomen is x), 13 Oct. 1784. Denselven beleend met dit leen, aller gestalte hetselve hem uyt kragt van de geapprobeerde coopsconditie aangekomen is, eodem die. Idem en Gerhardina Elsabé Anna Adriana van Hoeve 1, eheluyden, dragen dit leen op aan Lammert Klein UI ent, die daar weder mede beleend is, eodem die. ') Van H. F. Bouwer. Afgespleteh van 31. 31 § 45. De katerstede Noteboom met alle lusten en lasten enz., met den daarbij gelegen akker in den Hoff en 't Kamerland benevens nog een koeweyde, daaragter gesitueort, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys en havesathe Dort opgedragen door Arent Eutgers en Wilhelmina van der Valk, eheluyden, aan Willem Cranenberg, die daar weder mede beleent is, 21 Oct. 1760. Idem draagt dit leen op in banden van den heer stadhouder der leenen den 10 May 1771 en sulks ten behoeve van Godard Philip Cornelis Theodorus van der C a p e 11 e, die daar weder mede beleend is, 11 May 1771. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 31. Afgespleten van 31. 31 § 46. De katerstede Veldijk met alle sijne lusten en lasten enz., als een bijsonder leen en afgespleten van het huys en havesathe Dorth opgedragen door Arent Eutgers en Wilhelmina van der Valk, eheluyden, aan Hendrik Veldijk, die daar weder mede beleend is, 21 Oct. 1760. Derk K u p e r, in huwelijk hebbende Janna Veldijks, eenige nagelatene dogter van wijlen Hendrik Veldijk, nae dode van haar voorn, schoonvader en vader Hendrik Veldijk, beleend, 3 Aug. 1784. Afgespleten van 31. 31 § 47. De katerstede Bosman of Bosmansplaatse, met alle lusten en lasten enz., met nog een stuk bouwlands, den Nieuwen akker genaamt, als een bijsonder leen en afgespleten van het huys en havesathe Dorth opgedragen door Arent Eutgers en Wilhelmina van der Valk, eheluyden, aan Albert Bosman, die daar weder mede beleend is, 21 Oct. 1760. Jenneken Herms beleend met dit leen, gelijk hetselve haar uyt hoofde van 't geapprobeerde magescheyd van 20 Sept. 1763 en door dode haars mans Albert Bosman aangekomen is, 19 Oct. 1763. Huider haar man Gerrit Bosman. Albert') Bosman en Jenneken Herms, eheluyden, dragen dit leen op aan Tennis Jansen en Aaltjen Bosman, eheluyden, haarl. schoonsoon en dogter, die daar weder mede beleend sijn, 14 Junij 1781. Deselve eheluyden dragen dit leen op aan Gerrit Willem van Zuylen van Nieveld en Anna Maria Eomp, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 11 Nov. 1794. ') Dit, moet wel Oerrit zijn, ofschoon ook de akte Albert heeft. Afgespleten van 31 § 47. 31 § 48. Een hooy- of weyland, kennelijk gelegen in de graafschap Zutphen, kring van Dorth, schietende ten noorden aan Roskams huys, ten oosten aan de Vetwey, ten zuyden aan liet Wilgenland en ten westen aan den Dorther of Kievitsdijk of allee, niet alle desselvs lusten en-/,., in en uytwegende op de Dorther of Kievitsallee, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van Bosmansplaats. Teunis Jansen en Aaltjen Bosman s, eheluyden, dragen dit leen op aan Jacob Ernsten van Essen en Geeske Swavink, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 1 May 1789. Deselve eheluyden dragen dit leen op aan Willem Theunissen II ietbrink, nu genaamt Meijer, en Willemken Claassen H o f f, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 12 Aug. 1794. Afgespleten van 31. 31 § 49. Hot erve en goed de Wijersplaats, voor so verre op het Gelders gelegen is, met desselfs hoge en lage landerijen en daaronder mede het bouwland, de Duffeler genaamt, met alle lusten en lasten enz., als een bijsonder leen en afgespleten van het huys en havesathe Dorth opgedragen door Arent K u t g e r s en Wilhelmina van der Valk, eheluyden, aan den heer stadhouder der Ieenen ten behoeve van Willem ten C a t e, Jan Coenraad Bouwmeester en Gerrit ten Ca te, 21 Oct. 1760. Gerrit ten Cate pro se et nomine sociorum uyt kragt van dien afstand beleend, 21 April 1763. Idem pro se et de rato caverende voor desselfs vader Willem ten Cate benevens Jan Coenraad Bouwmeester draagt dit leen op aan Godert Philip Cornelis Theodorus van der Cape 11e, die daar weder mede beleend is, eodem die. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 31. 32. LOCHEM. Dat cleyne goet tot Hadinck met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Lochem, tot eeiien dienstmansgoede bij Gerrit Hadinck ontfangen, a°. 1379. Albert A m e k i n c k ontflnck '/» van den goede tot Hadekinck in den kerspel van Lochem tot eenen Zutphenschen rechte, a°. 1405. Dat alingo goet, geheiten Hayekinck, met allen sijnen tobelioren, gelegen in den kerspel van Lochem, ten Zutphenschen leen ontfangen bij Willem Pelegrim, a°. 1378. Lainbert van Netelhorst lieeft ontvangen dat goet te Hadekingh, gelegen in den kerspel van Lochem, tot eenen dienstmansgoede, a°. 1381. Hugo van Netelhorst ontfing dat goet tot Hadeking tot Zutphenschen rechte, a°. 1403. Hcnrich Hadeking ontfinck dat goet tot Hadekinck, in den kerspel van Lochem, in der buyrschap van Amsem gelegen, als Hugo van Netelhorst dat te halden plag tot Zutphens leensrechten, a°. 1410. Willem Hadekinck erkent die goeden, geheiten Grote Hadekinck ende Lutke Hadekinck met al heuren tobehoor, gelegen in den kerspel van Lochem, in der buyrschap van Ansem, tot Zutphenschen leensrechte, a°. 1423. Hermen die Bern er, sijner moder broder, is momber gedurende sijne onmundige jaren. Idem, a°. 1424. Godert die Berner is huider, sijn aldevader. Idem, a°. 1428. Herman te Berner huider. Idem tuchtigt heer Meynalt, priester, an 16 malder roggen, 16 molder boeckweyten ende 16 molder haveren 'sjaers uut den Groten Hadekinck, in den kerspel van Lochem gelegen; item an de mate, geheiten Bewergertsmate 'sjaers 3 voeder hoys ende gewaert te sijn in der marck tot Amsen tot sijnen brande, a#. 1440. Beel Barners beleent, a°. 1444. Haer broder Herman Barner is huider. Herman Berner, erve sijner suster Beel, ontfengt den groten Hakinck ende den lutken Hakinck met den thienden daeravor, gelegen in den kerspel Lochem, in der buyrschap van Amsen, tot Zutphenschen rechten, a°. 1461. Idem, a°. 1465. Gadert Berner beleent, a°. 1469. Idem, erve sijnes vaders Hermans, vernijt eedt van den groten Haeykinck ende den lutken Haeykinck met den thienden daerover, in den kerspel van Lochem, in der buyrschap van Amstel gelegen, daer naest geerft is den nijen Amsen ende den Gerdincksenck an d'een sijde ende dat goet ter Aetse an d'ander sijde, 12 Octobris 1473. Idem vernijt eedt, 20 Augusti 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1492. Herman Barner, erve sijnes vaders Gaerts, beleent, a°. 1506. Thomas Berner is huider, so lange Herman buten studeert. Idem eedt vernijt, 23 Septembris 1538. Gerrit Berner is hier huider van sijn broder Herman Berner. Gerrit Barners crigt uutstel, a°. 1540 l). Gaert Berner beleent, 2 Sept. 1541. Sijn moder, joffrou Berta, vcrsueckt tot huider Jacob Snijder van Essen. ') Uit deze akto blijkt, dat liet soed de Stroet destijds nog onder Hadekinck behoorde. Idom, erve sijnes vaders Gerrits, onmundig, vernijt eedt deur rar. Jacob Snijder van Essen, 20 Junij 1544. Idem vernijt selver eedt, 21 Aprilis 1545. Idem vernijt eedt, 21 Maii 1556. Einsdem erven crigen 3 maenden uutstel, 21 Novembris 1581. Iidem crigen noch 3 maenden uutstel, 19 Julii 1583. 't Versuym vorbeholden. Gerhard Barner, erve sijnes vaders Gaerts, beleent met de goederen, geheiten grote ende cleyne Hadekinck met den thiende daerover ende al haren tobehoren, in der graefschap van Zutphen, in den kerspel van Loehem, in der buerschap van Ampsen gelegen, daer naest gelant is den Nijenampsen ende den Geerdincksenck an d'een ende dat goet ter Aetse an d'ander sijde, 30 Julii 1600. Herman Berner, erve sijnes broders Gerhards, beleent met dat goet, geheiten Hadekinck met den thiende daerover ende allen tobehoor, makende, dat na sijnen doot ' a op Johan ende 2!a op Gertrud ende Elisabet to Bocop, sijner suster kinderen, erven sullen, blivendo die bloder alleen leendrager ende die verheflinge op sremeynen costen te doen, 15 Julii 1625. Herman Berners naerder dispositie approbeert, 3 Junij 1631 '). Johan toe Boecop, erve sijnnes ooms Herman Barner, beleent. 17 Oct. 1636. ' Geertruyt to Boecop, erve haeres ooms Herman Barner, uuyt cracht van derselver dispositie beleent, 8 Meert 1637. Eadem laet hare dispositie approberen, 7 Julij 1640. Johan to Boecop, soone van Hendric to Boecop, beleent, 15 Oct. 1642. (icertruyt toe Boecop ende Eeyner Swaeffkens dispositie geapprobeert, 6 Junij 1645. Herman Engelbert Swaeffken beleent, 2 Nov. 1659. Idem laet sijn dispositie approberen, 18 Febr. 1660. Diederick van Dort tot Busloe voor hem sclfs ende als volmechtiger van Hendrick Swaefken toe Gruterinck endo juffrouw Meehtelt Sophia van Dort -), juffrouw Elisabeth Swaofkens, weduwe Middachten, beleent uyt cracht van de dispositie van Harman Engelbert Swaefken "), 31 Mey 1678. Idem en Geertruid Sophia Swaefkens, den eerste do rato cavereude voor de kinderen van Jan Antony van Middagten tot Vrieswijk 4), dragen op Groot Hadekinck met de tienden aen Gerhard Johan Joost van Nagel, die daer weder mede beleent is, 18 April 1708. Hendrik Jacob van Nagel, erfgenaem sijns broeders Gerhard Johan Joost van Nagel, beleent, 19 Junij 1733. ) Daarbij wordt Johan toe Boecop, die wegens verkwisting onder curateele gesteld is, uitgesloten en alles gemaakt aan diens zusters Gertrud en Klisabeth en liare mannen iSwa,ef'ion en Hendric van Hoen, met bepaling evenwel, dat zij jaarlijks -00 gl. ten behoeve van Johan moeten uitkeeren. 2I eheluyden (akte). 3) hun broeder (akte). ') De akte heeft: Diderik van Dort tot Busselo voor sigh selffs, als volm. van Geertruydt Sophia Swaeffkens, eenige naegelaten dogter van Hendrik Krans Swaeffken ende vrouwe Mechteldt Sophia Adriana van Dorth, ende mede do rato cavereude voor do kinderen van Jan Antony van Middagten tot Vrieswijk enz. Jan Herman Sigismund van Nagel, onmundig, ervo sijns vaders Hendrik Jacob van Nagel '), beleend, 12 Febr. 1743. Idem, meerderjarig geworden, laat eed vernieuwen, 17 1-ebr. 1751. Idem, nadat alvorens dit leen van den aart en natuur, die t selve thans heeft, was ontslagen, de novo daarmede beleend als een Utregts Stigts leen, om met een pond goed gelds te verheergewaden, ten sulken effecte dat 't selve van nu af aan voor altijd ten opsigte van de successie als een oud Utrechts Stigts leen sal moeten geconsidereert worden in conformité van s Hoves resolutie van 15 Nov. 1776 op authorisatie van de Landschap d.d. 9 Nov. daarbevorens genomen, 16 Nov. 1776. Anne Willem Carel van Nagell, erfgenaam sijns vaders Jan Herman Sigismund, voorbehoudens de tugt aan desselvs moeder Maunce Constance le Leu de Wil hem, beleend, 25 Oct. 1785. Afgespleten van 32. 32 § 1. Cleyn Hayekinck in de gracffschap Zutphen, kerspel van Lochum, buyrschap Amse, gelegen, van het principaele goet Haeyckinck afgedeilt ende tot een besonder leen ontfangen bij Aerent Slindewaeter, hem aengecomen uyt cracht van twee maochgescheiden van de jaeren 1553 ende 1596, 13 Martii 1629 -). Jacob Schim meipen n inck van der Oy tot den Engelonborch als naeste leenvolger van Arnt Slindewater beleent, 8 Nov. 1641. Alexander Schimmelpenninck van der Oy tot Keil en Engelenborch, eive sijnes vaders Jacobs, beleent, 5 Junij 1663. Alexander Schimmelpenninck van der Oy tot Keil en Engelonborch, erve sijnes vaders Alexanders, beleent, 1 Dec. 1670. Idem laet sijne houlijxe vorwaerden, den 30 Junij 1687 met vrouwe Isabelle Bentinck ingegaen, approberen, 20 Sept. 1687. Johanna Schimmelpennink van der Oy 3), erve haers broeders Alexander, beleent, 5 Junij 1695. Eadem draegt dit leen op aen Jan Herman van Nagel, dio daarmede beleent is, 5 Junij 1695. Gerrit Jan Joost Nagel, onmundig, erfgenaem sijns vaders Jan Herman, beleent door sijn moeder Anna Hendrietta van Coeverden, douagère Nagel, 14 Maert 1699. Idem, meerderjarig, doet self eed, 18 April 1708. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 32. ') Piens vrouw was Christina Albertina van Heyde (akte). 2) Idem tuchtigt sijn vrouw Wilhelma Leyendecker (akte). :') Gehuwd met Assueer van Appelthorn. (akte). 32a. Het erff ende goet, genoomt die Stroet, gelegen in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Loehem, in der buerschap Amsen, met sijn tobehoor, uutgesondert wat voor vrij goet daerbij angecofft is, tot Zutphenschen rechten ontfangen bij Berta S1 i 11 d e w a t e r s, gelijck 't haer moder Dorothea Bomers bij inaechgescheyt in den jare 1553 op Dinxdach post Circumcisionis Domim ende haer selffs bij maechgescheyt van 20 Octobris 1596 is togedeylt, die beleent sijnde tucht haren man Albert Cloeck 12 Sept. 1605. Amdt Slindcwater als erve sijnner suster Barta beleent, 13 Meert 1629. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 31 § 1 33. LOCHEJI. Die thiende tot Hadekinck, in den kerspel van Loehem gelegen, met allen sijnen tobehoor tot eenen Zutphenschen leen ontfinck Willem Pelgrimssoon, burger tot Zutphen, a°. 1402. Idem tuchtigt sijn wijff •) an d' alinge thiende tot Hadekinck met allen heuren tobehoren, in den kerspel van Loehem gelegen, a°. 1404. Idem ontfinck den thiende over die goede tot Hadekinck, gelegen in den kerspel van Loehem, groff ende smal, woe die met sijnen tobehoor gelegen is, tot Zutphenschen rechte, met eenen nonde sroets gelts etc., a°. 1424. Hille, huysfrou Godert Berners, erve hares broders Willems voorn., ontfengt die thienden over grote Hadekinck ende over luttel Hadekinck, groff ende smal, nyet uutgescheyden, gelegen in den kerspel van Loehem, in der buyrschap van Ansem, tot Zutphenschen rechten, a°. 1425. Eadem tuchtigt haren man. Herman te Berner bij transport sijner moder Hille, a°. 1428. Bele Berner ontfinck die thienden tot Hadekinck, in den kerspel van Loehem gelegen, der uutgegangen was Herman Berner, a°. 1438. Hierna dit leen ende groot Hadekinck tsamen onder een ontfangen. Den hoff te Mingfelt ten Zutphenschen leen heeft ontfangen Derck van Koppel geheiten van der Weldenbeeck, a°. 1379. Idem tuchtigt sijn vrou Mechtelt an den hoff to Mem-velde met turve, twijge, aller nothemer slacht ende tobehoren, a°. 1399. Idem geheiten van der Woltbeke ontflng den hoff to Myngvelde in den kerspel van Loehem, met eenen perdo to verhorgewaden, tot eenen dienstmansgoede, a°. 1405. ') Geertruyt van jer Moi 1 en (akte). Idem geheiten van der Wouldebeke ontfinck dat goet geheiten Mi nek velt met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Lochen, in der buyrschap van Swijpc '), tot eenen sadelgoets rechten, a°. 1424. Idem, a°. 1429. Idem, a°. 1466 2). lierman van Keppel, erve sijnes vaders Dirx, a°. 1469. Idem vernijt eedt, a°. 1492. Joachim van Koppel crigt uutstel, 29 Octobris 1557. Idem noch uutstel, 3 Martij 1558. Dircken van Koppel wort uutstel goweigert, doch geen leen genoomt, 16 Octobris 1581. Jurrien van Keppel crigt uutstel, 4 Septombris 1598. Idem als erve sijnes vaders Joachims ende bestevaders Hermans beleent, 27 Octobris 1603. Ludolph Coert van Keppel Jurrienssoon versueckt 2 maenden uutstel, 29 Martii 1611. Idem beleent, 8 Julii 1611. Johanna van Keppel, abdisse ter Honnep, maeckt haer andeel an dit leen haren neven Joachim ende Ludolph van Keppel onder anderen, 10 Dee. 1617. Johan van Keppel, scholtis tot Hattem, beleent ten zadeleens rechten, 19 Sept. 1655. Georgh van Keppel tot Udingen beleent 3), 18 April 1656. Arnolt Ludolph van Keppel tot Oedingen, erve sijnes vaders Georg, beleent, 2 Dec. 1675. Idem laet sijn dispositie, so ten opsigte van de lijftugt als van de successie onder sijne kinderen, approberen, 25 Febr. 1696. Georg Borchard Unico van Keppel, onmundig, erfgenaem sijns vaders Arnolt Ludolf, beleent, 3 April 1697. Idem, meerderjarig geworden, laat den eed vernieuwen, 9 Junij 1741. Jan Arnold Ludolph M u 1 e r t, als naaste mansoir in den bloede van Georg Borchard Unico van Keppel, na voorgaande compositie beleend, 1 May 1761. Idem laat "sijn besloten testament van 25 Julij 1785 approberen, 29 Julij 1785. Coenraad Jan van Mulert laat het geopende testament van sijn vader d.d. 25 Julij 1785 registreren, 7 Maart 1786. Denselven nae dode van sijn vader Jan Arnold Ludolph van Mulert en uyt kragt van desselvs testamentaire dispositie beleend, eodom die. C. W. van P a 11 and t laat na doode van haar eheman, Coenraad Jan Mulert, dit leen ten haaren naamen overteekenen, 9 Nov. 1802. ') Deze buuischap behoort thans tot het Z. 0. gedeelte der gemeente Laren. *) De beleeningen van 1379 tot 1466 betreffen waarschijnlijk meer dan ecu persoon niet denzclfden voornaam. 3) gelick hem sulx aengecomen is door doode van sijn vader Ludolph Coert van Keppel (akte). 34. LOCHEM. Dat huys te Netelhorst met sijnen tobelioren ten Zutphenschen rechten heeft ontfangen Steven van Netelhorst, a°. 1379. Gijsbert van Netelhorst ') ontfinck dat goet te Netelhorst, in den kerspel van Lochem, in der buyrschap van Lange 2) gelegen, a°. 1403. Johan van Middachten bij transport Gijsberts voorn, ontfinck dat goet tot Netelenhorst met manschap, vischerien, holtgerichte ende allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Lochem, in der buyrschap van Lange 3), a°. 1424. Eylart van M e t e 1 e n bij transport Johans voorn., a°. 1428. Henrick van Motelen, erve sijnes vaders Eylerts, a°. 1442. Bernt van Metelen, erve sijnes broders Henrix, a°. 1453. Eylart van Metelen, huysfrou Everts van Heker, erve hares broders Bernts, beleent, a°. 1465. Eadem vernijt eedt, 7 Novembris 1473. Eadem vernijt eedt, 19 Augusti 1484. Evert van Hekeren Jacobssoon 4), onmundig, beleent mitz sijnen momber Dirck van Keppel Henrixsoon met ) Gehuwd met Anna van Mollen (akte). ») Gehuwd met Rixe van Lochhusen (van Doorninck, Acten 13<6—1392, blz. 1(>< Conrad Slindewater, erve sijnes vaders Amts, 25 Dec. 1538. Idem vernijt eedt, 20 Junii 1544. Idem vernijt eedt, 27 Aprilis 1556. .Tacob Slindewater, erve sijnes broders Conrads, 2 Aug. 1560. Arnt Slindewater, onmundig, erve sijnes vaders Jacobs, beleent, 22 Junii 1571. (roert Barner is sijn momber. Idem vernijt eedt, 7 Oct. 1581. Idem tucht sijn vrou Willemken Leydeckers, 2 Jan. 1626. Jacob Schimmelpenninck van der Oy .tot den Engelenborch, naeste leenvolger van Arnt Slindewater, beleent, 8 Nov. 1641. Alexander Schimmelpenninck van der Oy tot Keil en Engelenborch, erve sijnes vaders Jacob, beleent, 5 Junij 1663. Alexander Schimmelpenninck van der Oy tot Engelenborch, gecommitteerde ter Generaliteyt en borgermeester tot Zutphen, erve sijnes vaders Alexanders, beleent, 21 Sept. 1681. Idem laet sijn honlijxe vorwaerden met vrouwe Isabella B e n t i n c k approberen, 20 Sept. 1687. Johanna Schimmelpenninck van der Oy, erve haers broeders Alexander, beleent, 5 Junij 1695. Assueer van Apelthoorn, haer man, is huider. lidem laten haer huwelijxvoorwaerden approberen, 19 Oct. 1697. Hendrik van L a e r, erfgenaem sijns moeders Johanna Schimmelpenninck van der Oy beleent, 15 Julij 1720. Hendrietta van Keppel, weduwe van Laer 2), als moeder en voogdesse van haer onmundige kinderen, bij haren eheman verwekt, Alexander van Laer en Alexander Bernard van Spaen als vader en voogd van de kinderen, bij sijn ehevrouwe Johanna van Laer geprocreëert, laten approberen het provisioneel maeggescheid, opgerigt den 5 Mey 1722 tussen haer als kinderen en erfgenamen van Johanna Schimmelpenninck van der Oy, 26 Oct. 1722. Alexander van Laer uit kragt van hetselve beleent, 9 Dec. 1722. Luther Frederick van Laer, erfgenaam sijns vaders Alexander, voorbehoudens de tugt van sijn moeder Johanna Elisabet E o s e m o 1 e, beleend, 12 Dec. 1759. Hendrica Sophia Wilhelmina Donckers 3) laat de geopende testamentaire dispositie van Luther Frederik van Laer d.d. 21 Dec. 1795 registreren, 1 May 1797. Eadem laat dit leen uyt kragt van vorenstaande testamentaire dispositie ten haaren naeme overtekenen, 12 Oct. 1797. Deselve laat registreren het erfmageschevd, den 16 Nov. 1797 over de nalatenschap van Luther Fredrik van Laer met desselvs erfgenaamen ab intestato opgerigt, 28 Nov. 1797. ') Haar tweede man was Hendrik Reynier van Laer, lieer van den Lichtenberg (akte). 8I Weduwe van Hendrik van Laer (akte). *) Weduwe van Johannes Frederik Fleishouwer en huishoudster van den erflater (akte). Zutphen. 8 38. LOCHEM. Dat goet tot Ampsen, gelegen in den kerspel van Lochem, tot eenen pondigen leen bij Wolter van Amsen ontfangen, anno 1379. Henrick van Amsen belooft van sijnen huse Amsen den liertoge nummer geen schade te laten geschieden, anno 1389 '). Idem ontfinck dat goet gênant Aldenampsem met allen sijnen tobehoren, gelijck Wolter van Amsen, sijn broder, dat te holden plagh, verhergeweyt met eenen peerde tot sadels liergeweyde goede rechte, anno 1405. lierta van Ansem 2), erve hares vaders Henrix, ontfinck dat goet tot Aldenansem, gelegen in den kerspel van Lochem, in der buyrschap van Ansem 3), met allen sijnen tobehoren tot eenen Zutphenschen sadelleensrechte, anno 1412. Jacob van Heker huider. Eadem, huysfrou Jacobs van Heker, anno 1424. Griet van Ansem, Seinen dochter van Ansem, huysfrou Bernts van Broickhusen, beleent, anno 1430. Dirck van Keppel Henricxsoon, anno 1430. Idem, anno 1465. Tot eenen sadelgoet ende dienstmans leenrecht. Idem vernijt eedt van den goede tot den Aldenansem met sijnen tobehoren, in den kerspel van Lochem gelegen, daeraff een stuck lants gelegen is neven de Broeckbeke an d'een sijde ende bijlangs de marck an d'ander sijde. Dat ander stuck lants van den voors. goede is gelegen neven dat goet ten Nijenansem met der eener sijde ende neven de marck an d' ander sijde, ende in desen leengoede behoort oyck een caterstede, tot eenen Zutphenschen sadelgoets leenrechte, 11 Oct. 1473. Henrick van Keppel, erve sijnes vaders Dirx, 24 Aug. 1484. Idem, anno 1497. Jolian van Keppel, erve sijnes vaders Henrix, anno 1517. Idem vernijt eedt, 17 Sept. 1538. Idem, lantdrost der graefschap Zutphen, vernijt eedt, 10 Junii 1544. Anna van Keppel, huysfrou Joost Nagels, erve hares vaders Johans voorn., versueckende beleent te worden, crigt nutste], 21 Aprilis 1547. Eadem beleent, 11 Julii 1547. Eadem vernijt eedt, 18 Junii 1556, deur Wolter de Bode van Hekeren. Johan Nagel crigt 2 maenden uutstel, 14 Febr. 1570. Idem, erve sijner moder Anne, beleent, 5 Julii 1571. Johanna van Keppel, weduwe Johans voorn., crigt 3 maenden uutstel voor haer onmundige kinderen, 14 Oct. 1581. Jorrien van Keppel als oom ende momber der kinderen voorn, crigt noch 3 maenden uutstel, 20 Aug. 1583. Jochim van Keppel ter Woelbeck crigt noch 3 maenden uutstel voor 't onmundige kind Johan Nagels, 18 Nov. 1583. Joost Nagel, erve sijnes vaders Johans, 21 Jan. 1595. ') Zie Nijhoff. Gedenkw. III, oork. n°. 145. '-'I Geliuwd met Kodolfl' van H o 11 h u s e n, zie 30. s) In het N. VV. gedeelte üer tegenwoordige gemeente Laren. Gerrit Jan Nagel, erve sijnes vaders Joosts, beleent, 28 Mey 1646. Jan Harman Nagel, erfgenaem sijnes vaders Gerret Jan Nagel, beleent, 31 Jan. 1677. Gerrit Jan Joost Nagel, onmundig, erfgenaem sijns vaders Jan Herman, beleent door sijn moeder Anna Hendrietta van Coeverden, douagère Nagel, 14 Maert 1699. Idem, meerderjarig, doet self eed, 18 April 1708. Hendrik Jacob Nagel 1), erfgenaem sijns broeders Gerrit Jan Joost Nagel, beleent 19 Junij 1733. B ij resolutie van het Hof van 13 Julij 1733 is verstaen, dat dit is een leen ten Zutphense sadelleensregten, met een reisig peerd te verheergewaden, 16 Julij 1733. Jan Hermen Sigismund van Nagel, onmundig, erve sijns vaders Hendrik Jacob Nagel, beleend, 12 Febr. 1743. Idem, meerderjarig, laat eed vernieuwen, 17 Febr. 1751. Anne Willem Carel van Nagell, erfgenaam sijns vaders Jan Herman Sigismund van Nagell, voorbehoudens de tugt aan desselvs moeder Maurice Constance le Leu de Wil hem, beleend, 25 Oct. 1785. Dr. Arent Anthonis Roukens, momboir deser landschap, ratione officii neemt ingevolge 's landschaps dispositif in dato 15 April 1796 in beslag alle zodaene goederen, als A. W. C. van Nagell, gewesen ambassadeur van desen staat aan het hof van Engeland, is hebbende en laat de weethe daarvan registreren, 3 Sept. 1796. 38a. Ampsen of Nieuwenampsen met alle desselffs ap- ende dependentien van dien, als namentlijck het huys Nieuwenampsen, gaande van de heyde aft' met d' eene sijde langes den goede Haykinck ende den goede Platerinck ende met die andere sijde van Platerinck aft' langes den Ampsensen Brinck ende voorts langes die beleeninghe van den Olden Ampsen tot aen die heyde toe, mit een camp in die heyde geleghen, neftens dien die groenlanden Heymegoor ende die Schuttenstede tussen den Ampsensen brinck ende Huntelerscamp ende den Olden Ampsen, als oock die Zijdemate tussen den Olden Ampsen ende Broeckbeecke, aen Platerinckmate geleghen, alsmede die Bleckmate tussen die Broeckbeecke ende Huntelerscamp; gelijckvals die Exelse meeden met alle broecklanden in den Ampsensen broecke, alle te samen onder den scholtampte Lochum, buyrschappen Ampsen ende Exel gehoorich, ende tegenwoordich aen den huvse Ampsen off Nijenampsen sijn specterende, geene derselver uytbescheyden, sij sijn in vree geslaeghen ofte niet, niet die gerechticheyt van jachten, visserijen, toe bussen, toe veen, toe heyde, toe weyde, niet uytgesondert. Insgelijcken die Braemsmate ende Meysmate, tussen die Broeckbeecke ende Swarte Ae in sijne ') Geliuwü met Anna Dorotliea (,'hristina Alkertiua van Heyde (akte). bepalinghe geleghen, mitsgaders liet Vriesenmaetjen, tussen die Broecke ende Lochumsclien meulendijck gesitueert, met die Huybertsmate, tussen die Barckel ende het goet ten Broicke in den schependom van Lochum geleghen, sijnde tsamen vrij, allodiael goet, te leen uytgedaen ende vermogens resolutie van 't Hoft' ende Reeckencamer den 3 May 1650 uyt craclit van autorisatie van de lieeren Staten deser landtschap in dato den 8 Augusti 1618 ten Zutphensen rechten, met twee ponden goet gelts van nu aff ende hiernamaels ten allen tijden te verheergewaeden, ontfanghen bij Gerrit Johan Na ff el, mitsgaders sijn ende sijn huysvrouwen *) dispositie geschiet, 17 Oct. 1650. Jan Harman Nagel, erve sijnes vaders Gerrit Jan Nagel, beleent, 31 Jan. 1677. Gerrit Jan Joost Nagel, onmundig, erfgenaem sijns vaders .Tan Herman Nagel, heieent door sijn moeder Anna Hendrietta van Coeverden, douagère Nagel, 14 Maert 1699. Anna Hendrietta van Coeverden, moeder en legitima tutrix van haer kinderen Maria Reinera en Jacob Hendrik van Nagel, onmundig, Johan Borchard van Coeverden tot Raen, oom en naeste bloedverwant, Wilt Gerrit Jan van Broekhuisen tot den Gelderse toorn, cousin germain en bloedverwant van deselven, mitsgaders Caerl Cristiaen van Lintelo tot de Eze en vrouwe Clara Elisabet van Nagel, egteluyden, renuntieren van haer regt van den derde voet in dit leen ten erfelijke profijte van Gerhard Johan Joost van Nagel en sijn erfgenamen, 18 April 1708. Gerhard Johan Joost van Nagel, meerderjarig, doet self eed, eodem die. Anna Hendrietta van Coeverden, moeder en legitima tutrix van haer kinderen Maria Reinera en Jacob Hendrik van Nagel, onmundig, laet approberen de huwelijxvoorwaerden, tussen Christiaen Caerl van Lintelo tot de Eze en vrouwe Clara Elisabet van Nagel, haer dochter, den 15 April 1705 opgerigt, ten opsigte van de Huibersmate, eodem die. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 38. 39. LOCHEM. Dat goet tot Reynering, gelegen in den kerspel van Lochem, in der buyrschap van Langel -), pondig leen, heeft ontfangen Henrich Reynerinck, anno 1379. Claes Reynerdinck, anno 1403, tot Zutphens leen. Idem, anno 1424. Johan ter Cluse, erve sijnes vaders Claes 3) voorn., anno 1459. Idem ontfengt dat guet geheyten Reynerinck ende tuchtigt sijn vrou Catrin, anno 1465. ') Clara Klisabeth van Coeverden (akte). 9) In het Z. O. gedeelte der tegenwoordige gemeente Laren. 3) Ter Ciusen geheyten Reyneringh (akte). Idem vernijt eedt van den goede, geheiten Reinenng, in den kerspel van Locliem, in der buyrschap van Langen gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Hulsinck an d'een ende Kempengoet an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 5 Oct. 1473. Vincentius ter Cluse, erve sijnes vaders Jolians, 25 Aug. 1484. Catrin, mr. Henrix dochter van der Roe re, erve hares soons Vincentii, anno 1484. Kersten Scherpinck is haer huider. Eadein vernijt eedt, anno 1495, deur Derck van Wel Ottensoon. Andries van der Clusen, erve sijner moder Catrin, anno 1501. Johan ter Clusen, erve sijnes vaders Andries, stelt tot momber Bernt Kuyne, 30 Maii 1520. Catrin van der Clusen, erve hares broders Johans, 15 Aprilis 1520. Haer huider is Gerrit van Merten. Off haer broder voorn, noch leefde (daeran men twijvelt), sal sij hem 't goet weder overlaten. Ende so heeren Sweer van Kervenhem, canoniek, eenen pol, gelegen op de Birckel, geheiten die Cluse, overgegeven ende gegunt heeft te betimmeren, om alleen sijn leven lanck te gebruken ende na sijnen doot weder'an desen leen te commen, heeft die leenheer sulx belieft. Sij sal een versette mate lants in 6 jaren oick weder inlossen, bij verlies des alingen leengoets. Sweer van Kervenhem, canonick, bij transport Catrinen voorn., beheltlich haren broder Johan sijn recht, so hij leeft, 31 Maii 1530. Henrick van Kervenhem is sijn huider. Johan ter Cluse vernijt eedt, 13 Junii 1544. Cristina van Raesfelt, weduwe Dirx van Keppe 1, bij transport Johans voorn., 30 Sept. 1547. Frans van Culenborch is huider. Eadem weduwe, stelt haren soon Reiner van Keppel tot huider, 9 Febr. 1553. Eadem vernijt eedt, 11 Oct. 1557, deur mr. Johan Deyn. Eadem verschrijft an Hermen Blanckebiel ende Anna, sijn vrou, 12 goltgulden 's jaers uut den erve ende goede, geheiten Reinersdinck met den liuse ende goede ter Cluse, in den kerspel van Lochem gelegen, 9 Maii 1559. Joost van Keppel, erve sijner moder Cristine, 23 Martii 1566. Reiner van Keppel, erve sijnes broders Joost, ontfengt een goet geheiten Reinerdinck met allen sijnen tobehoren, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Lochem, in der buerschap van Langen gelegen, daer naest gelant is dat goet to Hulsinck an d'een ende Kempengoet an d'ander "sijde, tot Zutphenschen rechten, 24 Oct. 1598. Cristin van Keppel als erve hares vaders Reiners beleent, 26 Jan. 1602. Elisabeth van Keppel, huysfrouw Anthonis Vercken, als erve hares vaders Reiners beleent, 15 Aprilis 1602. Godefroy de W o u d e ende Anna van Keppel, eheluyden, bij opdragt harer suster Cristin beleent, 3 Junii 1606. li de m verpanden dit in plaets van groot ende deyn Tudislo an haren broder Wilhem van Wou 6 jaren voor 1000 daler, 24 Oct. 1615. Anna van Keppel, weduwe Wou, beleent, 19 Meert 1631, voor d'eene helfft ende d'ander helft den eedt vernieuwt, 19 Meert 1631. Eadem voor haer selven ende sich sterek makende voor haer soon Gerrit van Wou draegt dit leen op aen Willem van Wou, liaer schroonbroeder, 5 Julij 1631. Anna van Keppel, weduwe Wou, bij opdracht van Willem van Wou beleent, 24 Sept. 1634. Herman Schimmelpenninc v an der O y bij opdracht van jofferen Hendrica, Agnes en Cristina van Wou, kinderen van Godefroy de Wou en joffer Anna van Keppel, naerdat Henrica daermede eerst beleent was, 5 Sept. 1637. Jacob Schimmelpenninck van der Oey bij opdracht sijnnes vaders Herman Schimmelpenninck van der Oey, beleent, 5 Nov. 1653. Herman Hendrick Schimmelpenninck van der Oy, erfgenaem sijns vaders Jacobs, beleent, 9 Febr. 1703. Idem en Agata van der Capellen laten haer huwelijxvoorwaerden van den 21 May 1705 approberen, 11 Febr. 1706. Johan Pelgrum Schimmelpenninck van der Oy, erfgenaem sijns broeders Herman Hendrick, beleent, 16 Julij 1707. Idem laet approberen sijn huwelijxvoorwaerden, den 2 April 1702 met vrouwe Anna Dorothea van Lintelo opgerigt, 16 Julij 1707. Jacob Schimmelpenninck van der Oy, onmundig, erfgenaem sijns vaders Johan Pelgrim, beleent, 18 Sept. 1713. Idem, meerderjarig, doet self eed, 27 Jan. 1729. Idem laet approberen het maeggescheid, den 13 Nov. 1731 opgerigt tussen hem, sijn moeder Anna Dorothea van Lintelo, weduwe van Jan Pelgrim Schimmelpenninck van der Oy, en sijn suster Jacoba Emilia Schimmelpenninck van der Oy, waerbij dit leen aen hem word overgegeven, met renuntiatie door sijn moeder van het vrugtgebruik, giften en prerogativen, haer uit kragt van huwelijxvoorwaerden versproken, en sijn suster van alle hare pretensien, filiale portie en derde voet, 13 Febr. 1732. Maria Louisa van Doetinchem, erve haars neefs Jacob Schimmelpenninck van der Oy, beleend, 10 May 1745. Hendrik Jan Knoppert en Maria Louisa van Doetinchem, eheluyden, dragen dit leen op in handen van den heer stadhouder der leenen ten behoeve van Frans Jan van Heeckeren tot Enghuysen, eodem die. Idem uyt kragt van dien afstand beleend, 27 Aug. 1745. Idem draagt dit leen op aan sijn soon Fredrik AValraven Reinhard Borchard Eudolph van Heeckeren, die daar weder mede beleend is, 12 Junij 1750. Jacob Adolph van Heeckeren cum uxore J) et sociis laten aproberen en per^ clausulas concernentes registreren 't magescheyd, den 5 April 1771 over den broederlijken boedel opgerigt, waarbij aan sijn tweden soon Evert Fredrik van Heeckeren word toe- en aanbedeeld onder sekere condicien het bovenstaande leen, 22 Jan. 1777. Evert Fredrick van Heeckeren beleend met dit leen, aller gestalte hetselve hem door dode sijns ooms F. W. K. B. R. van Heeckeren en uyt hoofde van 't vooraangetogene magescheyd aangekomen is, eodem die. ') Alexandrina Charlotta van Westerholt (akte). Afgespleten van 39. 39 § 1. Een parceel weydelants, uuyt het goet Reynerdinck, in do graeffschap Zutphen, kerspel Lochum, buyrschap Langen gelegen l), an den furstendomb Gelre ende graeffschap Zutphen tot een besonder leen ten Zutphensen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaden leenruyrich, opgedraegen bij Willlem Gerrits van Wou ton behoeve van Adolph van Keppel to Langen, die volgens daermedc beleent is, 16 Oct. 1634. Hans Reiner van Keppel tot Langen, erve sijnes vaders Adolphs, beleent, 29 Oct. 1650. 40. LOCHEM. Dat goet geheiten Brugginck met sijnen tobehoren, gelegen in den lande van Zutphen, in den kerspel van Lochom, in der buyrschap van Laren, an der borch ende herlicheit van Keppel leenroerich, tot Zutphenschen rechten heett ontfangen van den hertog Wilhem Vos als volmechtige des huses genoomt Borrenhof binnen Zutphen, anno 1504. Een pol, huys ende bofstat, geheiten die Cluse, daer id goet Reinerdinck in to horen plag, onlanx van der leenweer gevrijt ende Sweeren van Kervenhein, praesten to Zutphen, opgedragen, met den camp lants daervoor ende den bongert daerachter gelegen, met twee goederen, d'een geheiten Tudislo, bisher een thinsgoet, ende d'ander genoomt Hulsinck, anders Lamerdinck geheiten, niet der conijnwrande, daerbij gelegen, eertijts horich goet, tot Zutphenschen rechten opgedragen bij hertog Carl an Derck van Keppel, die daertegen vercoft ende gewisselt heeft een huys ende hofstat met der meulen ende anders to Vaessen, in den lande van Veluwen gelegen, geheiten die Kannenborch, '28 Aprilis 1536. Kjusdem kinderen crigen consent, dat die moder den marschalck Martin van Rossem voor dat goet to Vaessen, so sij hem vercolt heeft, dat leengoet ter Cluse mag te waerschap stellen, 5 Aprilis 1543. Joost van Keppel, onmundig, erve sijnes vaders Dirx, beleent, 16 Julii 1544. Sijn oom Johan van Keppel is momber ende huider. Idem doet selver eedt, 6 Nov. 1551. Idem vemijt eedt, 19 Febr. 1558. ') Genoemt die Clusemate takte). Beiner van Keppel, erve sijnes broeders Joosts, 28 Jan. 1577. Idem vernijt eedt, 24 Oct. 1598. Cristin van Keppel, erve haren vaders Reiners, 2(3 Jan. 1602. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 39. Afgespleten van 40. 40 § 1. Ken stuck lants, de cleyne Vogelhorst genoemt, in de graeffschap Zutphen gelegen, van den goede ter Cluyse vercoft ende bij joffer Anna van Keppel, weduwe Godefroy de Woude, tot een besonder leen ten Zutphensen rechten opgedraegen aen \\ igbolt de K o o d e van Heeckere n, die volgens daerinede beleent is, 1 Dee. 1634. Afgespleten van 40. 40 § 2. Twee molder saetlants, gelegen in den Langen enck, wesende een deel van de Cluyse vrede, soo zal. Wolter \ riesen in pantschap gehadt, schietende nietten eenen eynde aen Willem ten Olinehavens landt ende dwars naest Johan Moedermans landt, tho landtrecht opgedraegen aen Willem Mol, trompet, ende Aeltgen te Harckel, welcke Aeltgen, vernemende, dat het leengoet was, heeft versocht daermede tot een besonder leen ten Zutphensen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaden, beleent te moogen worden. Aeltgen te Harckel, weduwe van Willem Mol, beleent, 3 Feb. 1631. Wolter V ryese n, erve sijnner moeder Aeltgen te Harckel, beleent, 1 Aug. 1637. ' Steven Lansinc bij opdracht Wolters Vriesen beleent, 13 Nov. 1644. Jacob Schim meipen ninck van der Oy bij opdracht van oteven Jansen Lansinck beleent sijnde, is dit leen weder met de Cluse geconsolideert, 13 Mey 1657. Afgespleten van 40. 40 § 3. Drie molder geseys, geheiten Keysersacker, gelegen in den schultainpte van Lochem, in der buerschap Langen naest lieiner van Keppels Kolentelge, schietende met eenen eynde an den diepen weg, met d' ander sijde langs den Bercheinschen weg, onder den goede die Cluse gehoort, den 24 Oct 1598 verset ende den 24 Sept. 1607 vercoft te Zutphenschen rechte bij Joffrou Anna van Keppel, huysfrou Godfrids van Wou, an Wijlen Henrick t o H e r c k e 1 ende bij desselven weduwe Aeltien van Munster deur haren soon Egbert to Herckel te leen ontfangen, 28 Julii 1626. Tonis to Harckel, erve sijnner moeder Aeltgen van Munster, beleent, 24 Aug. 1649. Idem draegt dit leen op aen Hans Keinier van Keppel tot Langen, kapteyn, 1 April 1663. Afgespleten van 40. 40 § 4. Een stuck broecklands, genoomt Tutdisloderstockdaelte, gelegen in der graeffschap Zutphen, onder het schependom van Lochem, streckende met oen sijde an de grafte, met de tweede an een stuck lands, genoomt Kervelstockdaelte, met de derde an de Molslege ende met de vierde an het Voorslag, wesende Lochemsche gemeynte, van den leene ter Cluse affgespleten ende ten besunderen Zutphenschen leen opgedragen bij Godefroy de Woude op Joost Nagel, 21 Martii 1607. Gerrit Jan Nagel, erve sijnnes vaders Joosts, beleent, 28 Mey 1646. Jan Harman Nagel, erve sijnes vaders Gerrit Jan, beleent, 31 Jan. 1677. Gerrit Jan Joost Nagel, onmundig, erfgenaem sijns vaders Jan Herman, beleent door sijn moeder Anna Hendrietta van Coeverden, douagère Nagel, 14 Maert 1699. Hendrik Jacob van Nagel, erfgenaem sijns broeders Gerrit Jan Joost, beleent, 19 Junij 1733. Maria Reiniera van Nagel 'j uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd beleend, 12 Febr. 1743. Jan Herman Sigismund van Nagel, erfgenaam van Maria Reiniera van Nagel, beleend, 9 Nov. 1769. Anne Willem Carel van Nagoll, erfgenaam sijns vaders Jan Herman Sigismund, voorbehoudens de tugt aan desselvs moeder Maurice Constance le Leu de Wil hem, 25 Oct. 1785. Afgespleten van 40. 40 § 5. Een stuck lands, geheiten die swarte Goer, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Lochem gelegen, eertijts onder den goede die Cluse gehoort, an Gosen to Schothorst ende Thonis ten Bouhuys 2 Martii 1577 verset geweest ende na vercoft te Zutphenschen rechte bij Joffrou Anna van Keppel met haren eeman Godfrid van Wou an Walraven van Hekeren, lantdrost der graeffschap Zutphen, die beleent is, 24 Junii 1626. Evert van Heeckeren, erve sijnnes vaders Walraven, beleent, 4 Mey 1646. ') Dochter van Hendrik Jacob van N. (akte). 40a. LOCHEM. Dc havesate Nienhuys inet de bouw- ende weylanden, daertoe gehoorende, mitsgaders drie erven, genampt Alderinck, cleynen Ovinck ende de halve Haer, ende dan noch vier katersteden, genampt den Grijpp, het Loo, Stegeman ende Snijders wooninghe, met alle ap- onde dependentien van dien in hooghen, leeghen, in natten en droghen, to heyde, to weyde, to torvc, to twighe, niet daervan uytgesondert, bij Goosen van Keppel totOeldeendeGeertmid van Ittersum, sijn huysvrouw, te leen gemaeckt, gelegen in 't scholtampt van Lochum, buyrschap Oelde. Goosen van Keppel beleent ten Zutphenschen rechten voor d'eerste reys met die ledighe handt ende hiernae met twee goltgulden in specie te verheergewaden, 11 Oct. 1653. Derck van Keppel tot Oelde laet approberen een acte van afdeilinge, bij sijne ouderen den 5 Nov. 1679 onder haer twee sonen eemaeckt. 10 Febr. 1680. Idem '), erve sijnes vaders Gosens, beleent, 17 Nov. 1680. Hendrick van Keppel beleent, omdat sijn o lts te broeder de conditiën van de olderlijcke dispositie niet heeft naergeleeft, 1 Aug. 1685. Gosewijn van Keppel tot Oelde, erfgenaem' sijns vaders 2), na afgemaekt versuim beleent, 10 Mey 1715. Bastiaan van Keppel, erve sijns broeders Gosewijn van Keppel, uyt hoofde van geapprobeerd niageseheyd 3) beleend, 19 Jan. 1746. Idem draagt dit leen op aan Derk Jan van Keppel, die daar weder mede beleend is, 31 Aug. 1771. Idem benevens Charlotta Clara Elisabeth Dorothea van Heeckeren, eheluyden, laten hare huwlijksvoorwaarden van 11 Oct. 1771 approberen en registreren, 5 Dec. 1771. Deselve eheluyden draagen dit leen op aan Derk Jan Carel Bastiaan van Keppel, haarl. oudste soon, die daar weder mede beleend is, 10 Febr. 1794. |) Gehuwd met Anna, Anna Geertmid of Geertruid Anna van Keppel (akte). a) Hjj was een zoon van Derck v. K. (akte). 3) De overige kinderen waren Derk Jan, Joachim, Kverdina en Geertruid Anna (akte). Afgespleten van 40a. 40a § 1. Een katerstede, Stegeman genoemt, met vier naestaen liggende weidelantjes, genoemt de Vreen, aengelandt aen de eene sijde het goet de Vree in het suydtoosten en voort aen Nagel tot Ampsum sijn goet, ophoudende aen het goet Oong in het westen en aen de andere sijde aen de nieuwe Mathe, in 't noorden vooraen langs de gemeine straet, met nog een campken, Jacobs Campken genoemt, ongeveer drie schepel gesey, daeraen en omtrent met alle sijn oude en nieuwe gerechticheden, ap- en dependentien van dien toe heide, toe weide, toe torve, toe twige, in het schultampt Lochem, buyrschap Oelde gelegen, afgespleten van de havesaete Nienhuys, aen |den vorstendom Gelre en graefschap Zutpher. met twee goltgulden in specie te verheergewaeden leenroerich, opgedraegen en overgegeven door Diederick van Keppel tot Oelde en vrouwe Anna van Keppel, eheluyden, aen Jan van Holten *), die daermede beleent is, 29 Sept. 1682. Frederik van Holten, erfgenaem sijns vaders Jan, beleent, 16 Junij 1712. Hendrik van Holten, erfgenaem sijns vaders Frederik, beleent, 5 Jan. 1713. Frederick van Holten, erfgenaam sijns vaders Hendrik 2), beleent, 21 Junij 1758. Idem draagt dit leen op aan Jurrien Ernst van Holten, die daar weder mede beleend is, 21 Julij 1758. Hendrik Jan van Holten laat per clausulas concernentes registreren een magescheyd d.d. 29 Febr. 1804 met de verdere condividenten 3) over den boedel van desselfs broeder J. E. van Holten opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 18 Junij 1804. Afgespleten van 40a. 40a § 2. De erven Alderink en Klein Ovink, sijnde gedeeltens van de havesate Nyenhuis, met de bou- en weylanden, daeronder gehorende, aen den furstendom Gelre ende graefschap Zutphen ten Zutphense regten met twe goudguldens in specie te verheergewaden leenroerig, afgesplit van de havesate Nyenhuis, te leen ontfangen bij Everdina en Geertruid Anna van Keppel, erfgenamen haers vaders Derk van Keppel, en uit kragt van desselfs testament, den 22 Mey 1708 geapprobeert, en niet nakoming van de conditiën van dien door sijn soon, 4 Mey 1715. Gerrit 4) Jan van Keppel tot Oelde, erfgenaem van sijne moey Geertruyd Anna van Keppel, beleend, 17 Aug. 1776. ') en Agnes Clercq, zijn huysvrouw (akte). ') De overige kinderen waren Henrica (geh. met Willem van Selm), Jurrien Ernst, Hendrik Jan, Wilhelmina Henrica en Anna (akte). 3) n.1. Cazijn van Zelm en Suzanna Margaretha van Ksse n, echtelieden, Gerrit van Zeim en Hendrica Geurs, echtelieden, Bernardus van Zelm en Anna Suzanna Piqué, echtelieden, Hendrik Albertus K 1 ij n en Fennetje van Zelm, echtelieden. *) In de akte heet hij Perk. Derk Jan Carel Bastiaan en A. J. K. W. van Keppel, erffgenaraen huns vaders Gerrit Jan van Keppel, laaten registreren een acte van schultbekentenisse d.d. 4 Nov. 1806, waarbij zijlieden een gedeelte van dit leen, Klein Ovinek genaamt, belasten met een summa van 3500 gulden cum interesse ten behoeven van den huysen Bornhoff te Zutphen, 27 Dec. 1806. Afgespleten van 40a. 40a § 3. Een caterstede, genoemt die Snijdersplaetse off den cleynen Bijlant, met desselfs olde en nieuwe gerechticheyt, apende dependentien van dien, in den schultampte van Lochem, buyrschap Oelde gelegen, mitsgaders de halfscheyt van seeeker hooylant, van cleyn Ovinek nu afgedeilt, mede in Oelde gesitueert, met "een wech van daer uyt te comen, vaeren ende uytwegen, schietende met eenen einde aen de Snijdersplaetse ende met het andere einde aen het Langerschot ende mede naest aen Keppels van Oeldes lant, waervan eenen scheit tusschen beiden is, sijnde een afgesplit gedeelte van de havesaete Nyenhuys, aen den vorstendom Gelre ende graafschap Zutphen ten Zutphenschen rechten met twee goltgulden in specie te verheergewaeden leenroerich, opgedraegen ende overgegeven door Derck van Keppel tot Nyenhuys genaemt Oelde, de rato caverende voor sijn vrou, aen Gosen Colencolck, die daermede als met een besonder leen beleent is, 7 Nov. 1682. Hendrik Gosens Colenkolk, erfgenaem sijns vaders Gosens, beleent, 31 Oct. 1710. Idem draegt dit op aen ïeunis Mark voort, die daer weder mede beleent is, 17 Oct. 1733. Jan Markvoort, erfgenaam sijns vaders Teunis, beleend, 2 Dec. 1752. Idem draagt dit leen op aan Gerrit Jan Nagelvoort en Harmina Lievencamp '), eheluvden, die daar weder mede beleent sijn, 29 Nov. 1753. Steven Nagelvoort, minderjarig, erfgenaam sijns vaders Gerrit Jan, beleend, 29 Julij 1760. Huider Willem Marsman, sijn stiefvader. ') In de akte van 29 Juli 1760 wordt zij Maria genoemd. Afgespleten van 40. 41. LOCHEM. Een stuck lants, g<'hei ten die Tesinckmate, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Lochem gelegen, tot een besunder Zutphens leen uut den goede Tudislo opgedragen bij Reiner van Keppel tot behoeff van Henrick Hoenraets, met belofte alle eommer af te doen onder verbant sijnes principalen leengoets Tudislo, 27 Maii 1578. Aeltjen Hoenraets, huysfrou Dircks Stic k, erve hares vaders Henrix, beleent, 1 Aprilis 1613. Johan Stick e voor hem selven ende in name sijnnes broeders Cristoffel Sticki' ') beleent, 29 Junii 1042. Jacob Valkenier, coopman in Amsterdam, voor hem selven ende sich mede sterek makende voor sijnne medecuratoren over den desolaten boedel van Peter Martens Hoeffijser ende Alicia Sticken 8), sijnne huysfrouwe, beleent met het andeel ende gerechticheyt, soo de voorn. Alicia Sticken aen dit leengoet is competerende, 2 Sept. 1643. Georgh van Keppel tot Odingen bij transport van Cristoffel ende Johan Sticke beleent, 20 Julii 1646. Diederick Frederick van Keppel, erve sijnes vaders Georch, beleent, 2 Dec. 1675. Idem draegt dit leen op in handen van den stadtholder van de lenen ten profljte van Gerardt O 1 m i u s, die daermede beleent is, 9 Oct. 1690. Nicolaes Hermen Olmius, erfgenaem sijns vaders Gerhard, beleent, 26 Julij 1731. Hernhard Hendrik Cremer q.q. laat registreren 't geopende testament van wijlen Nicolaas Hermen Olmius, 3 Oct. 1776. Paulus F e r i e t, onverkort het regt van desselvs susters Maria Louisa en Anna Reiniera Elsabe Feriet 3), beleend met dit leen, aller gestalte hetselve haarl. door dode van haar oudoom Nicolaas Herman Olmius gekomen is, 2 Sept. 1791. Maria Louisa Feriet, in huwelijk hebbende Hermanus van H o o f f, laat registreren een extract uyt het magescheyd d.d. 12 Sept. 1805 met de verdere condividenten over den ouderlijken boedel wijlen Walrandus Feriet en Sopliie Margaretha Westenberg opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van dien dit leen ten haaren naamen overteekenen, 31 Dec. 1805. ') Heer tot Breskens (akte). Hij en Johan waren zonen van Direk Stick en Aeltjen Hoenraets. Zuster van Johan en Christoffel (akte). 3) Zij huwde later Johannes Wilhelmus T i 1 a n u s (akte). 42. LOCHEM. Dat goet tot Amekonck, gelegen in der buyrschap to Dochterden '), in den kerspel van Lochem, met allen sijnen tobehoor tot eenen Zutphenschen leen ontfinck .Tolian van D r ij n e n, burger to Zutphen, anno 1402. Fredrich van Heker geheyten van Rechteren ontfinck dat goet te Heker 2) met sijnen tobehoor, gelegen bij Doesborch; item den hoff tot Amelkinck, gelegen in den kerspel van Lochem; item alsulcke renten, thinse ende vischerien, als gelegen sijn in den kerspel van Vorachten; item alsulcke leen, als sijn vader die te vorens te halden plag, tot eenen Zutphenschen leensrechte, anno 1405. Dirck van Drijnen bij transport sijnes vaders Johans ontfengt dat alinge goet tot Amekinck, gelegen in den kerspel van Lochem, in der buyrschap van Duchterden, tot eenen Zutphenschen leensrechte, anno 14] 0. Fredrick van Rechteren ontfinck een goet, geheiten dat Hekersche goet, met sijnen tobehoren, gelegen bij Doesborch; item dat goet tot Amekinck niet sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Lochem, in der buyrschap van Duchteren; item alsulcke erfnisse ende rente, liggende binnen den kerspel van Vorchten, tot Zutphenschen rechte; voort alle goet, dat hij van hertog Reynald ontfangen hadde, anno 1424. Dirck van Dryenen ontfinck een leengoet, geheiten Amekinck, met al sijn tobehoor, gelegen in den kerspel van Lochem, in der buyrschap van Duchteren, anno 1465. Idem vernijt eedt, 12 Oct. 1473. Hier staet bij: dat goet te Wentinck an d'een ende dat goet tot Eynderinck an d'ander sijde gelegen. Nenne van Drijnen, erve hares vaders Dirx, beleent, 26 Aug. 1484. Lutgart Lansinck, erve liarer moyen Nonnen, anno 1496. Sweer ten S a n d e, erve sijner inoder Lutgart, 17 Oct. 1519. Idem bij transport sijner nighte Gertrud Lansinx, liuysfrou Johan We y e rs, ontfengt '/i van den goede, geheiten Bueckeshorst, gelegen in den kerspel van Lochem ende gehorende in een leengoet, geheiten Amekinck, in denselven kerspel gelegen, 19 Junii 1520. Ende Gertrud behelt noch an den voorn, goede Bueckeshorst */4, als se selffs sagt. Idem vernijt eedt, 17 Sept. 1538. Johan ten Sande, erve sijnes vaders Sweers, 18 Jan. 1541. Idem tuchtigt sijn moder Elsken Winckelmans, 18 Jan. 1541. Idem vernijt eedt, 6 Junii 1556. Idem crigt consent an Willem Rentinck '/■* van Amekinck te vercopen, 13 Febr. 1563. Steven Bentinck als hulder van Marcelius Pauw, pater, joffrou Gertrud, matersche, ende joffrou Andries Bentinx, procuratersche, sampt den gemeynen conventualen des cloosters ten Isendorn, binnen Zutphen opter Nijerstat gelegen, beleent bij transport Johans ten Sande, 6 Martii 1563. ') lil liet N. W. gedeelte der tegenwoordige gemeente Laren. a) Zie G2. Egbert van Lennep, secretaris der stadt Zutphen, als volmechtige des cloosters doet nijen eedt, 7 Oct. 1581. Johan van Megen, secretaris der stadt Zutphen, volmachtige van de stadt Zutphen in name des cloosters beleent, 16 Julii 1627. Ludolph Silvius, secretaris der stadt Zutphen, als last hebbende van de stadt in name des cloosters beleent, 24 Meert 1637. Hendrick van Luchteren, raetsvrundt der stadt Zutphen, als last hebbende van de stadt in name des convents beleent, 20 April 1655. Johan van Essen, schepen der stadt Zutphen, als last hebbende van de stadt in naeme des convents beleent, 29 Mey 1685. Assueer van Hekeren, raetsvrund der stad Zutphen, bij auctorisatie van de magistraet ten behoeve van het convent van Ysendoorn binnen Zutphen na dode Johan van Essen beleent, 2 Febr. 1725. Bernhard Joost Verstege, raedsvrund der stad Zutphen, bij auctorisatie van de magistraet ten behoeve van 't convent van Ysendoorn binnen Zutphen na dode van Assueer van Heeckeren beleend, 9 Aug. 1768. 43. LOCHEM. 't Goet tot Ymmeking, gelegen in den kerspel van Lochem, in der buyrschap van Swijp, tot Zutphenschen leen heeft ontfangen Roloff van Vieracker, anno 1378. Den hoff te Swijp met allen sijnen tobehoren. gelegen in den kerspel van Lochem, ten Zutphenschen leen heeft ontfangen Aleyt van Steynbergen, anno 1378. Johan van Steenbergen Reinerssoon, anno 1381. Derich van Ampsen *) erft op sijn dochter Beerte, weduwe Everts R o i d e n, anno 1402. Ende Derich die Roede, haer soon, is bulder. Eadem laet haren soon Willem die Rode van Hekeren hulde doen na dode sijnes broders Dircks voorn., anno 1410. Willem die Rode van Hekeren, anno 1424. Goossen Backerweert, erve Willems voorn., sijner moder broder, anno 1450. Wolter van Keppel van Verwolde, anno 1470. Wolter van Keppel Wolterssoon als erve Goossens voorn., sijnes vaders broder, ontfengt den hoff, geheiten Swijp, in den kerspel van Lochem, in der buyrschap Swijp gelegen, daer naest gelant is heer Jacob van Hackfort an d'een ende Arnt Boerinck an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 13 Oct. 1473. *) Zijn vrouw was Aleyt van Steenbergen. Niese, Wolters dochter van Keppel, huysfrou Fredrix van Se 11 den, bij niedegave in hylick, anno 1496.' Joost van Senden erft op sijner moder broder Dirck van Keppel den boff ter Swijpe met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Lochem, in der buyrschap van Swijpe, daer an d'een sijde naest gelegen is id goet Smeynck, tobehorende Egbert Boyncks kinderen, ende an d'ander sijde Willem Boerinck, tot Zutphenschen rechten. Ende Dirck erft sulx voort op sijnen soon Fredrick van Keppel, 22 Jan. 1532. Idem vernijt eedt, 17 Sept. 1538. Idem vernijt eedt, 10 Junii 1544. Cunegund van Keppel, huysfrou Alarts van II ae ft en, erve hares vaders Fredrix, 17 Febr. 1551. Eadem eedt vernijt, 11 Junii 1556. Diedrick van Haeften to Verwolde, erve sijner moder Cunegund, beleent sijnde, tuchtigt sijn vrou Elsebe va'n Dort tot herhylickens to, 25 Oct. 1599. Alard van Haeften, erve sijnes vaders Diedrix, beleent, 6 April 1611. Elisabet Cuningunda van Haeften, onmundig, erve hares vaders Alards, beleent, ende haer oom Diedrick van Haeften doet hulde, 23 Febr. 1625. Derck van Haeften to Verwolde, beleent sijnde uuyt cracht van accort van 9 Mey 1627 tussen hem ende joffer Cunigunda van Haeften opgericht, draegt dit leen op aen Hendric van Bic hart, capiteyn, 10 Aug. 1634. Elisabet Cunigunda van Haefften approbcert de opdracht van Derck van Haefften op Hendric Richart ende vertijt op 't leen, onvermindert het accort, met haer oom Derck van Haefften lest gemaeckt, 15 April 1635. Gerrit Kreyinck bij opdracht van Hendric van Kichart beleent, 11 Dec. 1649. Anna Christina Kreyinck '), erve haeres vaders Gerrit Kreyinck, beleent, 12 Nov. 1653. Engelotta van Koeverden, weduwe Gerret Kreyncks tot Overlaer, ende Wolter de Roode van Heeckeren tot Ruerloe, schultus tot Lochem, ende Jan Ruiter, borgermeester tot Zutphen, als speciaelijck van het Hoff daertoe geconstitueerde mombaeren draegen dit leen op aen de stadtholder der leenen ten behoeve van Gerart Jan Nagel tot den olden ende nieuwen Ampsum, 17 May 1662. Gerart Jan Nagel tot den olden ende nieuwen Ampsum beleent, 30 Sept. 1662. Idem laet sijn besloten dispositie approberen, 23 Sept. 1670. Jan Harman Nagel, erve sijnes vaders Gerret Jan Nagel, beleent, 31 Jan. 1677. Gerrit Jan Joost Nagel, onmundig. erfgenaem sijns vaders Jan Herman, beleent door sijn moeder Anna Hendrietta van Coeverden, douagère Nagel, 14 Maert 1699. ') Zij had nos een zuster Helena (Jeertnmlt (akte). Idem, meerderjarig, doet self eed, 18 April 1708. Idem draegt dit leen op aen Hendrik Jacob van Nagel '), die daer weder mede beleent is, 7 Maert 1721. Adolpli Jacob Henrick van Heeckeren nomine uxoris Petronella Reinira van Lintelo uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd 2) beleend, 4 Dec. 1743. Idem laat approberen en per clausulas concernentes registreren de huwlijksvoorwaarden met desselfs ehegemalinne Petronella Reinira van Lintelo den 8 Meert 1742 opgerigt, als ook derselvcr besloten testament den 5 Sept. 1765 voor het scholtengerigte van Lochem gepasseert, 6 Sept. 17'65. Petronella Reiniera van Lintelo stelt na dode van haar man Adolph Jacob Hendrick van Heeckeren tot huider Evert Christiaan Carel Wilhem van Heeckeren, haar soon, 20 Nov. 1766. Frederik Jan Willem Robbert van Heeckeren en Sophia Geertruyd Florentina van Regteren, eheluyden, laten aproberen en registreren een extract-magescheyd, 12 Sept. 1767 over den ouderlijken boedel en nalatenschap opgerigt, 2 April 1776. Deselve als erfgenamen van haar moeder Petronella Reiniera van Lintelo en uyt hoofde van 't geaprobeerde extract-magescheyd beleend, 2 April 1776. Deselve eheluyden laten haare twee tensluydende huwlijksche voorwaarden van 6 Julij 1770 approberen en registreren, 3 Aug. 1793. 44. STEENRE. Een erve, gelegen in den kerspel van Steenre, geheiten in der Schipthorst, tot Zutphenschen rechte ontfinrk Albert Paedtse van Steenre, Rolofs soon van Enghusen, anno 1403. Idem beleent, anno 1424 3). Idem tuchtigt sijn vrou Lutgert, Andries H e i r t z dochter, an 8 olde schilde jaerlix nut den goede, geheiten Heesemans goet, gelegen op den liijvanck in den kerspel van Steenre, anno 1442. Reiner Dirxsoon ten Hospital bij transport Alberts voorn., anno 1442. Idem tuchtigt wederom Albert voorn. 4), anno 1442. Roloff ten Enghusen, weduwe Gijsberts ten SI ij c k, ontfink een hofstat ende erfnisse, geheiten Heesmansgoet, op den Bijvanck met sijnen tobehoren in den kerspel van Steenre gelegen. Haer huider is Henrick van liaeck. Ende transporteerde tselve voort op Henrick Roever, anno 1462. ') tot de Heest (akte). a) Over de nalatenschap van Christiaen Care] van Lintelo en Clara Elisabetha van Nagel, eclitelioden. He andere kinderen waren: Anna Maria Porothea, gehuwd niet Maurits Carel Willem Georg van Ripperda, Sophia Dorothea, gehuwd met Frederik Willem Kloris van Pallandt, heer van Keppel, en Johanna Klisaheth Adriana. In deze akte wordt hij genoemd 1'aeds van Knghusen en het goed Heesemansguet. 4) alsoe dat hij dat sijn leven lanck behalden sal ende mach (akte). Zutphen. 9 Hille Rovers, weduwe Henrix voorn., crig-t beleninge, seggende, dit leen sij van harer moder wegen hergecommen, beheltlick haren kinderen haer recht, anno 1465. Herman van Ophaven is haer hnlder. Eadem vernijt eedt, 18 Sept. 1473, deur Gerit de Boese '). Eadem vernijt eedt, 20 Aug. 1484, deur Goossen Momme. Hier staet: Dat goet ende erfnisse, geheiten Heesmansgoet op den Bijvanck, in den kerspel van Steenre bij Ilakervrede *) gelegen, daerin behoort een kempken lants van 6 schepel saetlants neven erve Gerrits van Zeeltz gelegen ende neven die gemeyn straet. Noch behoren daerto 2 stucken lants van 2 molder saetlants, oick gelegen neven erve Gerrit van Zeelts, tot Zutphenschen rechten. Aleyt Roevers, huysfrou Johan V a i g h t s, erve harer moder Hille, beleent, anno 1492. Dirck Vaight, erve sijner moder Aleyt, 19 Sept. 1538. Ejusdem weduwe met Fredrick van Maerl crigen uutstel om gebrex wil, dat in heur leen is, tot comst van sijn F. G., 26 Sept. 1538 3). Dirck Vaick vernijt eedt, 26 Junii 1544. Johan Vaight, erve sijnes vaders Dirx, 13 Dec. 1554. So hij uutlendigh is, heeft Johan frijnen hulde gedaen. Idem vernijt eedt, 8 Jan. 1555. Idem crigt uutstel, 19 Junii 1556. Batta Vaigts, erve hares soons Johans voorn., 29 Jan. 1575. Wolter Vaigt doet hulde. Wolter Vaigt, erve sijner moder Batta, beleent, 16 Aug. 1598. Wilhem Vaegt, erve sijnes vaders Wolters, beleent, 6 Sept. 1604. Johan Smits bij opdracht Willems Vaegt beleent, 1 Junij 1631 4). Gerrit Smits, erve sijn nes broeders Johans, beleent met 2/-i van dit leen, 31 Mey 1647. Johan to Keveler voor hem selven ende mede in name sijnner suster Hermken beleent met l/a van dit leen, hem angecommen door doode sijnnes vaders Gerrit Keveler, tot een besonder leen, 31 Mey 1647. Berent Smits, onmundich, erve sijnes vaders Gerret Smits, beleent met twee derdendeelen, soo voor hem selfs als mede voor de kinderen van Hendrick Jansen en Grietjen Smits, en is Willem Mentinck, sijn momber, huider, 24 Febr. 1676. Jacob Haesebroeck, volmachtiger van de erfgenaemen van Gosen Wentinck, laet registreren het consent, bij de Lantschap verleent, om op het gedeelte deses leens, Johan Criteer toecomende, nae lantrechte te procederen, 18 Mey 1685 s). Reinder Hendrickss laet approberen een maechgescheit tusschen hem en sijn broeders Antony, Warner en Gerret Hendrickss opgericht over liet derdepart deses leens, daermede Willem Mentinck wegen de 'onmundigen beleent is den 24 Febr. 1676, en is vorder met hetselve derdepart beleent, 22 Febr. 1687 c). ') In deze akte heet haar man die Roever. *1 In latere akten vindt men Hakerweerde. s) Daar Dirck Vaight of Vaick in 15-14 nog in leven was, vermoed ik, dat dit slaat op de weduwe van een naamgenoot. In de akte wordt geen goed genoemd. ') Hier wordt het goed aldus omschreven : Hesemnnsgoet in de Schiphorst opten Hijvamk. 'I Dit moet, liet zijn, waarmede in 1047 Johan to Keveler heleend werd. ") Zie verder 44 S 1- Beernt Smits, mundig, vernieuwt eet wegens 1/a, 31 May 1697. Geurtje Clumpers, weduwe van Otto Wen tink, erfgenaem haers ooms Gosen Wentink, beleent, 29 May 1706. Eadem draegt dit leen op aen Jan Bleken en Anna Maria Wentink, egtoluyden, 6 Jan. 1714. Idem, weduwenaer en boedelhouder, ook erfuiter van sijn vrou Anna Maria Wentink, laet approberen het maeggescheid, opgerigt tussen hem en sijn kinderen, bij deselve elielijk verwekt, als Hendrik, Gueltjen, Alard en Jan Wilhem Bleken, waeibij hem de helft van 1/a in dit leen is toegedeelt, en uit dien hoofde beleent, 11 Dec. 1725. Idem draegt sijn derde gedeelte op aen Berk Franken en Siberta Honen, egtoluyden, die daer weder mede beleent sijn, 27 Oct. 1735 '). Beernt Smits draegt een derden deel op aen Maurits Seist, die daer weder mede beleent is, 6 Meert 1737. Huider Ernst Loben Seist. Ernst van Lüben Seis, erfgenaam sijns vaders Manrits Seis, beleend, 27 April 1746. Maurits Derk van Löben Seis, erfgenaam sijns vaders Ernst van Löben Seis, beleend, 10 Febr. 1778. Afgespleten van 44. 44 § 1. Een derdepart van een goet en erffenis met allen sijnen toebehoren, geheiten Hesemansgoet, gelegen in de graefschap Zutphen, kerspel van Steenre, in de Schiphorst opten Bijvank bij Bakerweerde, daerin gehoort een kempken van ses schepel gesaeys nevens 't erve eertijts Gerrit van Seist toegehoort hebbende en nevens de gemeine straet gelegen: nog twe stuxkens lant van twe molder gesaeys, ook nevens 't erve van Gerrit van Seist voorn, gelegen, aen den F. G. ende G. /. als een bijsonder leen, met een pont goet gelts te verheergewaden, leenroerig. Reintje B e i n d e r s, weduwe Jan Backer, wegens haer onmundige soon Reinder Janssen, bij baren voorn, man ehelijk geprocreëert, dewelke een soon was van Reinder Hendrix 2), Grietje Reinders en Aeltje Reinders, respectivc kintskint en kinderen, ook als erfgenamen van Reinder Hendrix beleent, 1 Dec. 1703. Jan Janssen, oom en bloedmomber, en Evert L u b b e r t s, stiefvader van den onmundigen Reinder Janssen, verbinden dit leen voor 740 gld. aan Teunis Hendrix en Trijntje Teunisse, egteluyden, 8 Maert 1715. Reinder Janssen, meerderjarig, vernieut eed, 22 Febr. 1721. Idem, Jan Janssen en Grietje Reinders, egteluyden, Gerrit Wichman en Aeltje Reinders, egteluyden, dragen dit leen op aen ») JSie verder 44 § 2. 2) Wij houden dit, voor een vergrissinp van den leenpriffier. Reinder Hendrix zal niet de vader van Jan Hacker, maar van diens vrouw Reintje Reinders geweest zijn. Teunis Hendrix en Trijntje Teu nissen, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 22 Febr. 1721. Hendrik Teunissen, erve sijner ouderen Teunis Hendrix en Trijntje Teunissen, beleend, 24 Jan. 1763. Jan Toonck nomine uxoris Anthonia Teunissen, erfgenaam van haar vader Hendrik Teunissen, beleend, 8 Nov. 1780. Afgespleten van 44. 44 § 2. Een derdendeel van een goet en erfonisse met allen sijnen toebehoren, geheyten Hesemansgoed, gelegen in de graafschap Zutphen, kerspel van Steenderen, in de Schiphorst op ten Bijvank bij Bakerweerde, daarinne hoord een kempken van ses schepel gesaay nevens erve eertijds Gerret van Zeist toebehoord hebbende en nevens de gemeene straat gelegen ; nog twe stukskens land van twe molder gesay, ook nevens Gerrit van Zeist voorn, gelegen, nevens een liuys daarop staande, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig, ontfangen bij Wenceslaus Ernestus Franken, die daarmede uyt hoofde van geapprobeerd contract ') beleend is, 19 May 1745. Michiel J o 1 ij n en Geertruyd Aleyda Francken, eheluyden, en Herman Hendrik Francken en Megteld Valkenburg, eheluyden, erfgenamen haars broeders AVr. E. Francken, beleent, 26 Jan. 1762. Deselve dragen dit leen op aan Gerrit B a r t e 1 s en Mechteld Cranendij k s, eheluyden, die daar weder mede beleent sijn, 26 Jan. 1762. Deselve dragen dit leen op aan Aaltje Bartels, die daar weder mede beleend is, 10 Oct. 1775. Huider Willem Bartels. Afgespleten van 44 § 2. 44 § 3. Een derde van een derde, en dus oen negende gedeelte, van een goed en erfonisse met allen sijnen toebehoren, geheyten Hesemansgoed enz., sijndo alnu een bijsonder leen en afgespleten van 44 § 2 aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensen regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig, opgedragen door Christiaan Ensink en Willem Bartels, als bij den gerigte van Steenderen aangestelde voogden over Aaltje B a r t e Fs, aan Gerrit Arents en Jan Hu e tink,, die daar weder mede pro indiviso beleend sijn, 22 Maart 1783. ') Met zijn moeder Siberta Monen, wed. Derk Franken, zijn zuster Geertruid Aleida en zijn broeder Harmen Hendrik (akte). Afgespleten van 44 § 2. 44 § 4. Een derde van een derde, en dus een negende gedeelte van een goed en erfenisse niet allen sijnen toebehoren, geheyten Hesemansgoed enz., sijnde alnu een bijsonder leen en afgespleten van 44 § 2, aan den F. G. en 6. Z. ten Zutphenschen regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig, opgedragen door Christiaan Knsink en Willem Bartels, als bij den gerigte van Steenderen aangestelde voogden over Aaltje Bartels, aan Carel Hendriks en Gerrit G e e r 1 i g s, die daar weder mede pro indiviso beleend sijn, 22 Maart 1783. 45. STEENRE. Een slach lants, gelegen in den kerspel van Steenre tusschen den Rodenslach an d'een ende Johan Wichertslach an d'ander sijde, schietende met den eenen eynde an Schiphorster straet ende met den anderen eynde op de weteringe an Segbleck, met der eener waer in Steynreveen, so dat van alts tot Heesmans goede gehoort heeft, tot Zutphenschen rechte opgedragen bij Reiner Paedzen to Spittael ende daermede weder beleent Albert Middeldorp die jonge, anno 1456. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt, 30 Sept. 1473. Derck van Middeldorp, erve sijnes vaders Alberts, 12 Nov. 1476. Idem vernijt eedt, 20 Aug. 1484. Albert van Middeldorp, erve sijnes vaders Dirx, 24 Junii 1539. Idem vernijt eedt, 20 Junii 1544. Dirck Middeldorp, erve sijnes vaders Alberts, 23 Maii 1553. Idem vernijt eedt, 27 Aprilis 1556. Gertrud, weduwe Albert Middeldorps, crigt uutstel, 3 Dec. 1557. Gertrud Y se ren, erve hares soons Dirx, 17 Maii 1558. Cornelis Yseren, haer broder, is huider. Willem Middeldorp, erve sijner moder Gertrud, beleent bij Co. Mt., anno 1585, erft op Thomas Middeldorp, sijnen soon, 2 Oct. 1600. Gerrit H is si nek bij opdragt Thomas voorn, beleent, 5 Nov. 1611. Hendric Hissinc off Cuyper, erve sijnnes broeders dochter Jenneken Hissincks, die het geërft van haeren vader Gerrit Hissinck, beleent, 20 Aug. 1636, ende maeckt dit leen onder sijne natelatene kinderen gelickelick deylbaer, mits dat den olsten vooruuyt hebben sal 100 gulden ende dat die ooc het leen sal moogen annemen voor de somma van 900 daeller. Derck Hissinc, erve sijnnes vaders Hendrix, beleent, 13 Aprill 1637. Jantgen Cessincks als moeder van haere onmundighe dochter Jantgen Hissincks, erve haeres vaders Derck, beleent, 7 Junij 1653. Frederick Besselinek, onmundig, erve sijnes moedors Janttren Hissinck beleent, 1 Julij 1689. Reinder en Dersken Besselineks, onmundich, erve haeres broeders Frederick beleent, 28 Nov. 1691. Huider Jasper Besselinek. Reinder Besselink, meerderjarig, eed vernieuwt en Wilhem Wessels, vader en bloedmomber van sijn onmundige kinderen, bij Derkje Besselink geprocreëert, beleent, doende Reinder Besselink afstand van sijn 3/3 aen Wilhem Wessels in sijn voorn, qualitcit, 10 Oct. 1726. Wilhem Wessels q.q. draegt dit leen op aen Beernt Liefferink en sijn vrouw, die daer weder mode beleent sijn, 3 Nov. 1733. Gerrit Liefferink, erve sijner ouderen Beernt Liefferink en vrouw, beleend 10 Meert 1767. 46. STEENRE, BAECK. t Goet te Baeck ende den thiende aldaer ende '/a hoeve tot Ellinchein helt ') Jorden van B a k e, anno 1326. Jorden van Bake heeft ontfangen 't goet te Bako te viiffmarckleen anno 1378. Idem, anno 1405. Den hoff te Baeck tot eenen vijffmarxleon. Willem van Baeck, erve sijnes vaders Jordens, ontfengt dat goet, geheiten die hott tot Baock, met allen sijnen tobehoren tot eenen Zutphenschen vijff marek leensrechten, anno 1417. Idem, anno 1424. Evert van Baeck, erve sijnes vaders Willems, ontfengt die hofstede tot Baeck rnet den goeden, luden ende allen sijnen tobehoren, ende dat goet te Brueckinck, oick met sijnen tobehoren, in den kerspel van Steenre gelegen, tot vijff marek rechten, anno 1457. Idem, anno 1466. Jorden van der II o e v e 1 w ij c k ontfengt don hoff ende goet to Baeck mot allen sijnen tobehoren voor een verstorven vijff marx leen, mitz dodo Everts van Baeck ledich, van naturen te hove vervallen ende hem als den naesten mansgebenrt gegeven, anno 1478. Agnes K r e y i n x Henrixdochtor, anno 1478 2). Eadem, huysfrou Henrix van Egmont, vernijt oodt, 19 Aug. 1484. Eadem vernijt eedt met vorworden, dat dit leen voortan sal staen tot Zutphenschen rechten, onversterflick ende gelijekwel te verhergewaden met 5 mareken, anno 1492. Eadem, weduwe, stelt tot huider haren broder Johan Kreyinck Henrickssoon, anno 1511. ') I" ''e '«tere beleeningen is geen sprake meer van den tiend en van de lioeve to Ellinchem. ") Ontbreekt in het Register. Eadem stelt tot bulder Johan Goltstein, barer dochter ) man, anno 1519. Margriet van Egmont, huysfrou Bernts van II a c k f o r t, erve liaerer moder Agnes, 14 Martii 1537- Eadem tuchtigt haren mail. Eadem eedt vernijt, 20 Nov. 1543. Eadem eedt vernijt, 27 Aprilis 1556. Jacoba van Hackfort, huysfrou Goossens van Raesfelt, erve liares vaders Bernts, 3 Julii 1557. Eadem tuchtigt haren man, eodem die. Eadem confirmeert een maechgescheyt met hares soons Johan van Raesfelts liylixvorworden, 30 Maii 1561. Eadem vernijt eedt deur haren soon Johan, 3 Martii 1567. Eadem vernijt eedt deur Bernt Meyerinck "), 13 Aprilis 15(0. Margriet van Raesfelt, erve harer moder Jacobe, 18 Aprilis 1581. Jasper Kreyinck, raet, is huider. Margriet van W e s t o r h o 11, huysfrou Philipsen van L e e f f d a e 1, heer to Mewen, bij transport Margrieten voorn., 31 Aug. 1594. Eadem tuchtigt haren man voorn., 24 Julii 1598. Eadem laet haren man eed vernijen, 16 Maii 1606. Borchart van Westerholt, erve sijner suster Margriet, beleent, 8 I)ec. 1615. Idem maeckt dit den oltsten soon bij Hadewich Droste 3) erweckt, 6 Julii 1616. Idem sijnne dispositie approbeert, 26 Maii 1630. Heydenrick van Westerholt uuyt cracht van dispositie van sijn vader Burchart beleent, 28 Sept. 1631. Burchart Diederick van Westerholt4), erve sijnnes vaders Heydenricks, beleent, 24 Nov. 1642. Adolpli Heidenrick van Westerholdt, onmundich, erve sijnes broeders Burchardt Diderick, beleent, 1 Julij 1650. Godefrid Engelbert van Westerholt5) beleent, 17 Sept. 1655. Jan Borchart van Westerholt, erve sijnes vaders 6) Godefridts Engelberts, beleent door sijnen huider Jan Martensen, 21 Febr. 1661. Idem, heer tot Empe, selfs nao dode sijnes hulders beleent, 6 Oct. 1682. Idem verbint dit leen en hetgeen op het volgende bladt geregistreert is ten behoeve van Johan Everhart van der Heiden en Anna Johanna van Sweten voor een capitael van 35408 gl. met den interesse, 6 Oct. 1682. Jan Everart van der Heiden en vrouwe Anna Johanna v a n Sweten uyt cracht van verwin beleent, 6 Nov. 1691. l)ork Assueer Antonv van der Heyden, erfgenaem sijner ouderen, beleent, 22 Nov. 1712. ') Henrica (akte). а) Johan v. R. was overleden (akte). 3) Zijn tweede vrouw (akte). 4j Zijn moeder was Mechteld van Westerholt (akte). Bij de beleening was hy minderjarig. 8) Krfgenaam van zijn broeder Adolf Heidenrick (akte). б) Akte en register hebben bij vergissing broeders. Ziju moeder was Elisabeth Catharina van ï w i e k e 1 o. Gijsbert Arnold Fran^ois van der Hevden, erfgenaem sijns broeders Derk Assueer Antony, beleent, 21 Nov. 1722. Gerbard Wilhem van der Heyden, erfgenaem sijns broeders Gijsbert Arnold Fran^ois, beleent, 18 Aug. 1732. Joannes Everardus Canisius van der Hevden, erfgenaem sijns vaders Gerhard Willem, beleent, 29 Mey 1753. 4". STEENRE, BAECK. Die Vierhuysthienden ten Bake ten Zntphenschen leen heeft ontfangen Jorden van Bake, anno 1378. Bartold van Bransenborch ontfinck die Vierhuysthienden, tot Baeck gelegen, te vijffmarckleen, anno 1382 '). Jorden van Bake ontfinck die Bakerthiende, gelegen in liakervelde, tot Zntphenschen rechte, anno 1405. Willem van Baeck, erve sijnes vaders Jordens, ontfengt den Vierhuysthienden met allen sijnen tobehoren, als die in liakervelde gelegen sijn, tot eenen Zutphenschen pondigen leensrechte, a". 1417. Idem ontfinck die thiende van vier hnsen te Baeck, als van Garkinck, Mengerinck, Warmboldinck ende Smedinck, groffende smal, a°. 1424. Evert van Baeck, erve sijnes vaders Willems, ontfinck die thienden to Vierhusen, als Garkinck, Wermeldinck, Mengerinck ende Smedinck met heuren tobehoren, in den kerspel van Steenre gelegen, tot Zutphenschen rechten, anno 1457. Idem, anno 1466. Idem, 9 Oct. 1473. Die weduwe Willems van Baeck, erve liares soons Everts, 29 Martii 1476. Agnese Kreyinx, erve Everts van Baeck, anno 1478. Eadem Henrixdochter, hnysfrou Henrix v a n Eg m o n t, vernijt eedt 23 Aug. 1484. Henrick van Egmont bast, vernijt eedt, anno 1501. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 46. 48- STEENRE. Dat goet tot Vlamminck met sijnen tobehoren, gehorende mede in de hotï'stat to Baeck, in den kerspel van Steenre gelegen, tot Zutphenschen rechten besunder ontfangen bij Evert van Baeck Willemssoon, anno 1457. Idem, anno 1466. ') In 1395 werd Willem van Bake bij transport van Hertolt van Bransenborch beleend met een tiend te Iiaak in liet kerspel Steemieren (v. Doorninck, Leenacten, blz. 43). 't Goet te Wormerdinck te Zutphenschen dienstmansleenc helt Willem Wormerdinck, anno 1326. Gerartl van der Sande heeft ontfangen 't goet te Wormerdingh ten dienstmansleen, anno 1378. Henrick van der Horst ontfinck dat goet, geheiten Wermeldinck inet sijnen tobehoren, in den kerspel van Steenre gelegen, tot eenen Zntphenschen leen, anno 1402. Werenbolt tot Oerkamp, anno 1403. Janneken, Wennemers dochter van der Horst, 't goet te Wormerdinck met sijnen tobehoor, gelegen in den kerspel van Steenre, tot eenen pondigen Zutphenschen leensrechte, anno 1408. Gerrit Leuwe van Aernhem momber. Eadem, huysfrou Lamberts van Hyen, erve hares vaders Wemmers ende broders Henrix van der Horst, ontfengt alsulck erve ende goet, gelegen tot Steenre ende anderswaer, tot Zutphenschen rechten, anno 1414. Lambert van Hinen bij transport sijner huysfrou Janna, anno 1420. Willem Bisschop, anno 1423. Idetu beleent, anno 1424. Idem bij transport Johan Loenis Janssoon ontfenckt dat goet tot Worineldinck, soals dat in hogen, legen, natten ende drogen met allen sijnen tobehoor in den kerspel van Steenre, in der graeffschap van Zutphen gelegen is, anno 1427. Aleit Bischops, huysfrou Yngelbrecht D a g e r a e ts, erve hares vaders Willems voorn., anno 1443. Johan Dageraet beleent, anno 1455. Idem, anno 1466. Johan Krevinck bij transport Johan Dageraets beleent met den goede to Wormeldinck, in den kerspel van Steenre gelegen, daer naest gelant is Jorden van der Hoevehvijck ende Johan van Bransenborch an d' een sijde ende Kense Krevinck an d' ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 5 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, anno 1478. Idem vernijt eedt, 19 Aug. 1484. Elisabeth, weduwe Johan Kreyincks, crigt confirmatie harer tucht ende dit leen is Engelberten ende Andries Kreyinx, gebroderen, togedeylt, anno 1493. Andries Kreyinck, erve sijnes vaders Johans ende broders Engelberts, beleent, anno 1495. Ende Elisabet vertijt op liaer tucht. Anna van K e p p e 1, huisfrou Willems van O v, marschalx, bij transport Lijsbet Dageraets, weduwe Johan Kreyinx, als erve hares soons Andries, ontfengt dat goet, geheiten Groot Wormeldinck, in den kerspel van Steenre gelegen, anno 1516. Eadem, huysfrou Andries van der Hoeven, vernijt eedt, anno 1524. Eadem vernijt eedt, 17 Sept. 1538. Adriana van der Hoeven, huysfrou Henrick Schaeps, erve harer moder Anno van Koppel, beleent, 4 Julii 1544. Henrick Schaep Henrixsoon, erve sijner moder Adriane, 30 Jnnii 1549. Wijnant van Sallant is sijn huider, so hij noch onmundich is. Idem stelt tot huider Theodoricum Verheyden, secretaris to Deventer, 24 Julii 1553. Idem doet selver eedt, 29 Julii 1562. Idem crigt 1/a jaer uutstel eed te vernijen opt versueck sijnes broders Andries, 13 Sept. 1598. Idem crigt noch '/» jaer uutstel, 3 Oct. 1600. Andries Schaep bij transport sijnes broders Henrix beleent, 16 Maii 1601. Idem ') maeckt dit sijner dochter Margriet, weduwe van G u 1 i c h, 20 Martii 1621. Hendrich Gulich, erve sijner moeder Margriet Schaep, die het geërft van oer vader Andries Schaep, beleent, 23 Aug. 1634. Henrica Maria van Gulic, beleent sijnde uuyt cracht van maegescheyt tussen haer ende haerc broeders Willem ende Hendrio van Gulick opgericht, twelc ooc wort geapprobeert, ende vrijt van de leenplicht navolgende parceelen: Holthuserpas, Lansinckscamp, Woudendaelsstuck, Platcamp, Vroeninckmate ende Iieylinckscampken, ende daertegens wederomme to leen gemaeckt onder dit leengoet Wormerdinck het erve ende goet Haykinck met vier parcelen, Haykinckscamp, Haykincksmaete, Haykincksweyde ende Haykincksgaerde, ende meteen versocht. approbatie ende confirmatie van haere houwelixe vurwarden met Ernst van Ittersum, collonel, 19 Aprill 1643 opgericht, 26 Junij 1648. Eadem erhelt consent ende approbatie van de coop van dit leen, 25 Junij 16o7 met Jacob Schimmelpenninck van der Oy tot Holthuysen ingegaen, 20 Sept. 1664. Hendrick van Ittersum tot Bevervoorde, ritmeester tii dienste deser landen, beleent als erve sijnes moeders Henrica Maria van Gulick, weduwe van Ernst van Ittersum, 12 Jan. 1686. De aengestelde curateuren over den boedel van Hendrick van Ittersum beleent, 24 Maert 1696. lidem dragen dit leen op aen Georg J o r d e n s, die daermede beleent is, 24 Maert 1696. Hermen Jordens, erfgonaem sijus vaders Georgius, beleent, 28 Nov. 1737. Debora Jordens cum sororc laaten aproberen en registreren een extract uyt het magescheyd, 30 Junij 1778 over den ouderlijken ") boedel opgerigt, 17 Nov. 1778. Eadem, erve van haar vader Hennen Jordens en uyt hoofde van 't geaprobeerde extract-magescheyd beleend, 17 Nov. 1778. Huider Johan Hendrik J a c o b s o li, haar man. Johan Hendrik Jacobson en Debora Jordens, eheluyden, dragen dit leen op aan Jan Adolph Hendrik Sigismund van Dor t, die daar weder mede beleend is, 2 Nov. 1780. ') Hij zijn eerste vrouw, Gertrud Van Brienen, had hij een dochter Gertrud, gehuwd geweest met Steven Van Rhemeii, uit welk huwelijk 4 dochters waren: Soete, Cunegund, Gertrud de oudste en Gertrud de jongste. Bij zijn tweede vrouw, Maria Haren, had hij 3 kinderen: Margriet, Adrian en Maria (akte). a) De vrouw van Hermen Jordens was Sina Maria Royer. Hunne kinderen waren: Anna Paulina, gehuwd niet Adam Vgfhuys, Debora en Georg, gehuwd met Elisabeth Wicherlink (akte). Idem draagt dit leen op aan sijn soon Gerrit Jurrien Johan Adriaan Adolph van Dortb, die daar weder mede beleend is, 28 Maart 1783. Afgespleten van 48. 48 § 1. 1°. Een stuk bouwland, schietende langs het eerste parceel van den groote kamp van WoJmerdink en het land van Holthuysen, voorts langs den ouden weg op den Beelink loopende. 2°. Een stuk bouwland, strekkende langs het voorgaende parceel en loopende langs den breeden weg up den Beelink tot aan de straat op Steenderen, met het daartoe belioorende akkermaal en houtgewas, afgespleten van het erve en goed Wormeldiok, gelegen onder Steenderen, buurschap Toldijk. Evert Jan Janssen laat registreren een transportbriev d.d. 25 Maart 1802, door mr. II. A. Welmers q.q. ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit afgespleeten leen ten zijnen naamen overteekenen, 20 April 1802. Anneken H a r m s e n of Wilmerin k, weduwe Evert Jan Janssen, laat registreren een acte d.d. 30 Nov. 1807, waarbij zij ten behoeve van haare crediteuren dit leen in een volkomen vrijwillig verwin cedeert en overgeeft, 17 Doe. 1807. Afgespleten van 48. 48 § 2. 1°. Een stuk bouwland, beginnende aan het tweede parceel, door Koelof Soerinck aangekogt, en so over de kamp schietende, met het daarbij gehoorende houtgewas en akkermaal. 2°. Een stuk bouwland, beginnende aan het derde parceel en ook over de kamp schietende, met het houtgewas en akkermaal, daarbij gehoorende, afgespleeten van het erv en goed Wortieldink. Egbert J a n s s e n laat registreren een transportbriev d.d. 25 Maart 1802, door mr. H. A. Welmers q.q. ten zijnen behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit afgespleeten leen ten zijnen naamen overteekenen, 20 April 1802. Afgespleten van 48. 48 § 3. Een stuk bouwland, langs den Hanenkamp tot aan de oude weg schietende op den Beelink, inet zijn akkermaal en de doorloopende, nieuwe aangelegde allee benevens het daarin staande houtgewas, afgespleeten van het erve en goed Wormeldink. Garrit W i 11 e m s e n laat registreren een transportbriev d.d. 25 Maart 1802, door mr. H. A. Welmers q.q. ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit afgespleete leen ten zijnen naamen overteekenen, 20 April 1802. Afgespleten van 48. 48 § 4. Een stuk bouwland met zijn akkermaal, langs het bouwen weydeland van den Buytenkamp, P. van den ..„Hongert, Ouderwijk en Jan Berendsen tot aan de gemeene straat schietende, alwaar hetzelve bij het huys van 1\ van den Bongert zijn uytweg heeft, afgespleeten van het erv en goed Wolmerdink. G'arel Hendriks laat registreren een transportbriev d.d. 25 Maart 1802, door mr. H. A. Welmers q.q. ten zijnen behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit afgespleete leen ten zijnen naamen overteekenen, 20 April 1802. Afgespleten van 48. 48 § 5. Een stuk bouwland, aan het vierde parceel door Egbert Jansen aangekogt beginnende en schietende t' eindens aan den kamp van Hend. Soerink, met zijn houtgewasch en akkermaal, afgespleeten van het erv en goed Wormeldink. Hendrik Soerink laat registreren een transportbrief d.d. 25 Maart 1802, door mr. II. A. Welmers q.q. ten zijnen behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit afgespleete leen ten zijnen naamen overteekenen, 20 April 1802. Afgespleten van 48. 48 § 6. Een kamp bouwland in de Luire, aan de gemeene straat uytkomende, met de daarteegens staande peppels en houtgewas, afgespleeten van het erv en goed Wormeldink. J. D. Wol ter beek laat registreren oen transportbrief d. d. 25 Maart 1802, door mr. II. A. Welmers q.q. ten zijnen behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit afgespleete leen ten zijnen naamen overteekenen, 20 April 1802. Afgespleten van 48. 48 § 7. De groote weyde, schietende aan de eene zijde langs de straat na Steenderen en aan de andere zijde langs het land van Hendrik Soerink en Egltert Weyers, voorts langs den Hanenkamp en Slootecamp uyt gemelde erv, met de daarin staande en toebehoorende boomen, uytweegende tussen het tweede parceel van N°. 1 en het Meulenbree, afgespleeten van het erv en goed Wolmerdink. Jan Weyers laat registreren een transportbriev d. d. 25 Maart 1802, door mr. H. A. Welmers q.q. ten zijnen behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit afgespleete leen ten zijnen naamen ovei> teekenen, 20 April 1802. Afgespleten van 48. 48 § 8. Een stuk bouwland (except de daarop staande berg) loopende langs het pad na het Meulenbree tot aan de akkermaalsheg van het laastgemelde land en dus strekkende tot over de weg na de groote weyde, onder Wolmerdink gehoorende, en schietende aan de andere zijde tot aan het pad langs het tweede stuk bouwland van het eerste parceel met de daaraan grensende Bijtelhoek en vorder bijgelegen land, met zijn hout en akkermaalsheggen, afgespleeten van het erv en goed Wolmerdink. Roelof Soerink laat registreren een transportbriev d. d. 25 Maart 1802, door mr. H. A. Welmers q.q. ten zijnen behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit afgespleeten leen ten zijnen naamen overteekenen, 20 April 1802. Afgespleten van 48. 48 § 9. Een akkermaalsbosch, den Rijgerbosch of Assen hietkoole genaamt, liggende aan de straat, met de daarbij gehorende eykenboomen, afgespleeten van het erv en goed Wolmerdink. Arend Gordinou de Gouberville laat registreren een transportbriev d. d. 25 Maart 1802, door mr. II. A. Welmers q.q. ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit afgespleete leen ten zijnen naamen overteekenen, 20 April 1802. Afgespleten van 48. 48 § 10. Een akkermaalsbosch, de Asse hietkoole genaamt, uytweegende langs Rijgersbosch, afgespleeten van het erv en goed Wolmerdink. Jan Ru ss er laat registreren een transportbriev d.d. 25 Maart 1802, door mr. II. A. Welmers q.q. ten zijnen behoeven gepasseert en uyt hoofde van dien dit afgespleeten leen ten zijnen naamen overteekenen, 20 April 1802. Afgespleten van 48 § 10. 48 § 11. Een derdepart van een akkermaalsbosch, de Hietcoole genaamt, beswaard met den vrijen uytweg van 't daarachter liggende aan de zijde, daar tans het voetpat is, bij de Reigershuis naar de Tolstraat. Perend H o e b i n k laat registreren een gerigtelijk transport d.d. 27 Junij 1803, door Jan Rasser en .T. Reselman ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit l/s ten zijnen naamen overteekenen, 10 Nov. 1803. Afgespleten van 48. 48 § 12. Een weyde, het groote Pesken, tussen het land van Holthuysen gelegen, met zijn eikeboomen en eenigo peppels op de daaraan gelegen straat, alwaar ook dit parceel uytwegt, afgespleeten van het erve en goed Wormeldink. Esken Huetink laat registreren een gerichtelijk transport d.d. 25 Maart 1802, door mr. H. A. Welmers q.q. ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 20 April 1802. Afgespleten van 48. 48 § 13. 1°. Het bouwmanshuys en wheere, so door .Tan Smeltink bewoond word, met den daarbij staanden berg met zijn roeden tot afbraak. 2°. Twee stukjes bouwland voor en bezijden het huys met zijn houtgewas; het eerste tusschen het kampje van Holthuysen en het pad na het Meulenbree, het tweede tussen het pad over gemelde groote kamp lopende en de daarteegens liggende weydelanden van liet Wormeldink en H. Sourink. 3°. Een weyde, het kleyne Pesken genaamt, grensende aan het zooeven gemelde tweede stukjen bouwland met de daartegen staande en bijgehoorende peppels, afgespleeten van het goed Wormeldink. .Tan Smelt in k laat registreren een transportbriev d.d. 25 Maart 1802, door mr. H. A. Welmers q.q. ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit afgespleete leen ten zijnen naamen overteekenen, 20 April 1802. 49. STEENEE. Dat goet ten Wermeldinck met allen beuren tobeboren tut Zutphenschen rechte geërft van Mechtelt ende Jutte van Bingarden op haren neve Otto Doys van Byn garden, anno 1415. Johan van den Holte beleent, anno 1417. Jolian van Bransenborch Gelissoon, bastart, bij transport Doys van Bingarden ontfinck dat halve goet tot Wormeldinck met allen sijnen tobeboren, in den kerspel van Steenre gelegen, tot Zutphenschen rechte, anno 1417. Elsebe, huysfrou Gerrits t o Wanninckhorst, erve hares vaders Johans voorn., anno 1420. Eadem, anno 1424. Gerrit van Holtliusen is huider. Eadem deur haren soon Gelys, anno 1440. Sweder Cleynken bij transport Elsbe voorn, ontfengt die helft van eenen alingen slage, in den kerspel van Steenre, in der Woesten gelegen, gehorende in den goede tot Wormerdinck, met der eener sijden neven erve Arnt Rost, met der ander sijden neven Henrick Sessincks erfgenamen, met den eenen eynde streckende in de grote weteringe ende met den anderen eynde an de straet neven die Reygersvort, tot Zutphenschen rechten, anno 1461. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt, 6 Oct. 1473. Bartold Wanickhorst transporteert dat goet tot Wormeldinck, in den kerspel van Steenre gelegen, daer naest gelant is dat linys tot Holthusen an d'een ende dat goet tot Hoenekinck an d'ander sijde, tot Zutphenschen leenrechten, 5 Nov. 1473. Johan van Bransenborch beleent, 5 Nov. 1473. Henrick Cleynken, erve sijnes vaders Sweers, 18 Aug. 1484. Lutgert van Bransenborch, huysfrou Claes van K e p p e 1, erve Johans, hares vaders ende hares broders, 21 Dec. 1484. Eadem tuchtigt haren man. Eadem ende haer man verclaren, dat dit leen half tobehoort Jorden van der Heuvelwick, hoewel hij des nyet ontfangt, 21 Dec. 1484. Henrick v a n E g m o n t, bastart, bij transport Lutgerts voorn., 16 Maii 1487. Henrick Cleynken Sweerssoon vernijt eedt van de helft van eenen alingen slage, in den kerspel van Steenre, in der Woesten gelegen, gehorende in den goede to Wormeldinck, daer naest gelant is mr. Andries Quartiers erve an d'een sijde ende Andries Coman Willems erve an d' ander sijde, met den eenen eynde schietende an de grote weteringe, met den anderen eynde an de straet neven die Reigersfort, tot Zutphenschen rechten, anno 1495. Lijsbet Kleynkens, erve hares vaders Henrix, anno 1509. Henrick Goltsmit is haer bulder. Eadem, huysfrou Dirx Andriessoon, vernijt, anno 1518. Eadem stelt tot huider Willem ten Holt, 1 .Tunii 1525. Eadem, huysfrou w Johan Vincks, vernijt eedt, 25 Sept. 1538. Frans Yinck, erve sijner moder Elisabet, 4 Maii 1548. Idem, onmundig, vernijt eedt deur sijnen vader Johan, 18 Junii 1556. Idem doet selfs eedt, 11 Aprilis 1570. Gerrit Yseren bij transport Frans Vinx, 8 Martii 1577. Die helft van eenen slage lants in de Wuest, gehorende in dat goet Wormeldinck, tuschen heer Sweder Yogelsanx slach an eener ende Holterslach an d' ander sijde, in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Steenre gelegen, tot Zutphenschen rechten. Fredrick van Duimen, erve sijns ooms Gerit Yserens, 13 Sept. 1581. Aeltgen van Duimen Gerritsdochter, erve hares bestevaders Fredericks, erft op haren oom Johan Semelinck, die beleent is, 10 Sept. 1625. Idem tuchtiget sijn hnysfrouw Aeltgen ten Hamme, 15 Jan. 1628. lieernt Woeninck bij transport van Johan Semeling beleent, 13 Sept. 1632. Johan Woeninek, erve sijnnes vaders Beernts, beleent, 13 Aprill 1637. Arnt Woeninc, erve sijnnes vaders Beernts, beleent mette helfte van dit leen, 18 Aprill 1644. Berent Woeninck, erve sijnes vaders Aerents, beleent, 30 Nov. 1685. Idem verbint in presentie van sijn broeder Hendrick Woeninck dit leen aen Lucretia Everwijns, weduwe van Ottn Engelen, voor een summa van 1033 gld. 14 st., 30 Nov. 1685. Berentgen Vaeckincks, weduwe van Berent Woeninck ende moeder van de kinderen, mitsgaders Jan Egginck ende Hendrick Woeninck, ohems ende mombers van de voor- ende naekinderen van Berent Woeninck, nae ontfangen beleninge dit leen overgegeven, gelijck oock Hendrick Woeninck sijn recht, dat hij daerop hadde, aen Engelbert Engelen, borgermeester tot Arnhem en griffier des Hoves van Gelderlant, die daermede beleent is, 8 Febr. 1690. Catarina Engelen, erve haers moeders Lucretia Ever w ij n s, beleent met dit '/•»> 3 Febr. 1695. Eadem draegt dit '/■» op aen Coop H arms en, die daermede beleent is, 3 May 1698. Grietje Coops ') laet approberen hot maeggescheid, opgeregt 21 Jan. 1723 tussen de kinderen van Coop Harmsen en Jantje B u y i n k, egteluyden, 8 Julij 1723. Eadem, erfgenaem haers vaders en uit kragt van 't geapprobeerde maeggescheid beleent, 8 Julij 1723. Eadem draagt dit leen op aan Theodora Margaretha van Munster 2), die daar weder mede beleend is, 12 Dec. 1750. Huider Jan Jacob van Hasselt. Gijsbert van Hasselt laat aproberen en per clausulas concernentes registreren 't magescheyd van 25 Julij 1779, met sijn broeder 3) over de ouderlijke nalatenschap opgerigt, 23 Maart 1780. Idem na dode van sijn moeder Theodora Margaretha van Munster en uyt kragt van 't geaprobeerde magescheyd beleent, 23 Maart 1780. Idem en Elisaboth Brantsen 4), eheluyden, laten hare huwlijkse voorwaarden van 3 May 1771 approberen en registreren, 11 Nov. 1788. Mechteld Geertruyd van Hasselt, weduwe Mr. J. Wilbrennink en verdere condividenten laaten registreren een extract uyt een opene testamentaire dispositie, door wijlen Mr. Johan Alexander van Hasselt d.d. 11 April 1805 beslooten gepasseert, met relatie tot de Wonninckweyde, gehorende onder Wormeldink, 19 Julij 1806. *) Weduwe Gerrit Sloot (akte). 9) Weduwe Johan Otto van Hasselt (akte). 3) Johan Alexander (akte). 4) Dochter van Evert Jacob Brantsen en Johanna Beatrix Tulleken (akte). 50. STEENEB. 't Goet te Bransenborch, gelegen in den kerspel van Steenre, tot eenen Zutphenscken leen heeft ontfangen Bertolt van Bransenborch, anno 1382. Idem ontfinck dat goet van Bransborch, in den kerspel van Steenre, in der buyrschap van Baike tot eenen Zutphenschen leene, anno 1402. Lutgart van Bransenbergh, anno 1409. Eadem, anno 1424. Henrick van Bronchorst, haer man, huider. Gijsbert van Bransenborch, beleent sijnde, tuchtigt sijn vrou Lijsbet S n o y e n an de gantze hofstat ende hal ven goede ten Bransenborch, anno 1454. Idem, anno 1467. Idem vernijt eedt van den goede ten Bransenborch met sijnen tobehoren, in den kerspel van Steenre, in der buyrschap van Baeck gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Hyssinck an d'een sijde ende dat goet te Wairdinck an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechte, 9 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 21 Aug. 1484. Idem vernijt eedt, anno 1493. Styne van Bransenborch, liuysfrou Gijsbert L a n s s i n x, erve hares vaders Gijsberts, ontfengt een huys ende hofstat, geheiten Bransenborch, gelegen in den lande van Zutphen, in den kerspel van Steenre, met allen sijnen tobehoren in hogen, legen, diepen ende drogen, tot Zutphenschen rechten, anno 1502. Styne Lansinx, liusfrou Johan Schuilen, bij transport harer moder Styne voorn, beleent, anno 1511. Eadem, weduwe, stelt tot huider Thijs Schul, 27 Nov. 1535. Eadem vernijt eedt, 20 Sept. 1538. Catrin Schul bij transport harer moder Ermgart (ick gelove, het sal Stijn wesen) ') beleent, anno 1539. Eadem vernijt eedt, 27 Aug. 1544. Eadem, huysfrou Jeronimi L e 11 y n s, raet, crigt uutstel, 5 Martii 1554. Eadem vernijt eedt deur haren man voorn., 1 Aprilis 1554. Eadem vernijt eedt, 13 .lulii 1556. Eadem tuchtigt haren man voorn., 13 Julii 1556. Eadem, weduwe, vernijt eedt deur Goossen Spee, 9 Febr. 1570. Alijt van Mekeren, huysfrou Gossen S p e e s van Langevelt, erve harer moyen Catrin Schuilen, ontfengt dat huys Bransenburg met allen sijnen olden ende nijen tobehoren, so wie dat in hogen, in legen, in diepen, in drogen, nyet daervan uutgescheyden, gelegen is in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Steenre, in der buyrschap Baeck, 25 Junii 1581. Johan van Goltstein, erve sijner moyen Aleyt, 16 Oct. 1591. Wilhem van Goltstein, erve sijnes vaders Johans, beleent, 15 Jan. 1621. Eggerich van B a e r bij opdracht van Willem van Golsteyn beleent, 12 Dec. 1631. Vincent Adolph van Baer, onmundich, erve sijnes vaders Eggerichs, beleent, 21 Nov. 1640. M Aan «Ion rand «lor akte staat: „In lib. Pucis Caroli Esrni. l°f. 161» § ui. staet. Styne". Zutphen. 10 Idem doet selver eet ende laet sijn houlijxe vorwaerden, met juffrouw Henrina Schimmelpenninck van der Oy opgericht, als oock haer onderlinge dispositie approberen, 29 Mey 1672. Idem laet sijn besloten dispositie approberen, 28 Dec. 1680. Idem laet sijn naerdere besloten dispositie ') approberen, 20 Jan. 1681. .Tonckvrouwen Lucretia ende Judith van der Hoeven uyt craclit van geapprobeerde dispositien beleent, onvercort de lijftuchte, gifte als anders van vrouwe Henrina Schimmelpenninck van der Oy, weduwe van Vincent Adolp van Baer tot Brantsenborch, 7 April 1681. Melchior van Laer tot Hardestein, captein, en juffr. Lucretia van en toe der Hoeve tot Brantsenborch, ekeluiden, laeten do houwelijxvorwaerden, tusschen deselve den 9 Mey 1689 opgericht, approberen. 30 Nov. 1689. Lucretia 2) en Judith van der Hoeven dragen dit leen oj» aen Jacob Derk van H e k e r e n, die daer weder mede beleent is, 17 Sopt. 1722. Idem en Heylwig Charlotte v a n L y n d e n laten haer beslote codicil approberen, 2 Febr. 1725. Deselven dragen dit leen op aen Walraven Robbert van Hekeren, die daer weder mede beleent is, 2 Febr. 1725. Barbara Elisabeth de la F o n t a i n e uyt kragt van huwlijksvoorwaarden, 19 Oct. 1739 met wijlen haren eheheer Walraven Robbert van Heeckeren opgerigt, beleent, 13 Meert 1759. Huider Jacob Adolph van Heeckeren. Derk Jan van Heeckeren, erfgenaam sijns moeders Barbara Elisabeth de la Fontaine en uyt hoofde van geaprobeerd magescheyd beleend, 15 Julij 1775. 51. STEENRE. Bransenberger thiende in Bakervelde tot eenen Zutphenschen leen. Item die Wertelt ende Eschederwerde bij Nijenbeke. Item dat goet to Menseking opter Vcerst in den broike gelegen tot Zutphenschen rechte ontfingh Willem van Baecke '), anno 1405. Idem ontfinck die Bransenborger thiende met den Bekelschen pasch, gelegen in de buerschap van Baeck, tot Zutphenschen rechten, anno 1424. Berte van Bake, huysfrou Bitters van Ra es feit, erve hares vaders Willems, ontfengt den Sweveringschen pasch ende die thiende in Bakervelde, geheiten die Bransenborgsche tiende, in den kerspel van Steenre tot Baeck gelegen, anno 1435. ') Daarbij werd zijn nicht Jolianna Christina van der Hoeven wegens liaar huwelijk tegen den zin van den erflater onterfd en hare zusters I.ucretia en Judith als erfgenamen genoemd. s) IJouarière de Laar (akte). 3) Uit een leenacte zonder tijdsbepaling bij P. N. van Doorninck, Leenacten (13"fi 1402), blz. 120, blijkt, dat hij na opdracht door Willem van Steenbergen beleend is met de Wertelt en Eschederweerd, en in lïl9."> met de tiende na opdracht door Bertolt van Bransenborch (a. w. blz. 91). Bitter van Raesfelt Bitters soon, erve sijner moder Berte, ontfengt Swevelings pasch, tot Wychmonde gelegen, ende den Bransenbnrger tiende, tot Baeck in den kerspel van Steenre gelegen, tot Zutphensclien rechten, a°. 1442 '). Idem, anno 1447. Goossen van Raesfelt, erve sijnes vaders Bitters, a°. 1452. Derck van Raesfelt, erve sijnes vaders Bitters ende bij maechgescheyt 2), 11 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 19 Aug. 1484. Idem vernijt eedt, a°. 149G. Henrick van Egmont, bastart, bij transport Dirx voorn., a°. 1499. Henrica van Egmont, erve liares vaders Henrix, a°. 1511. Haer huider is Johan Kreyinck Henrickssoon. 52. STEENRE. Lederkinck ende des deckers huys met beuren tobehoor, gelegen in den kerspel van Baeck, te leen gemaeckt bij Zirrick van Baeck, ontfangende 150 pont clijner penningen, a°. 1338. Dat goet te Sweveringh ontfmck Jacob van Hacforden, a°. 1405. Idem ontfengt dat goet tot Swevering, a°. 1424. Gerrit van Hackvorden, a°. 1429. Idem, anno 1465. Die volgende beleningen hiervan staen hierna fol. 145 s). Het goet to Westerbueck voor een dienstmansgoet ontfangen bij Lijsbet van der Kernen aden, Derx wijff, a°. 1378. Wolter Snoye ontfinck dat goet to Westerbueke met sijnen tobehoren, in den kerspel van Steenre gelegen, tot een dienstmans leenrecht, a°. 1402. Johan S n a y 4) ontfengt tgoet te Weysterbuyck end sijn tobehoren, gelegen in den kerspel van Steenre, tot eenen dienstmansgoede, anno 1422. ') Wegens minder.jarigheid van den beleende deed fterck van Portli liulde (akte). a) met zijne broeders (akte). 8) Tengevolge van een vergissing van den leengriftier, door hem zelf reeds ontdekt en bij fol. 145 opgehelderd. 4) Het register heeft bij vergissing Snap. .Tohan Snoe ontfinck een goet, geheiten die Westerbock, met heuren tobehoren, gelegen in den kerspel van Steenre, tot eenen dienstmansgoede, a°. 1424. Worden 2 jaren uutstel gegunt om aft' te lossen 14 rh. gld. bij zei. Wolter Snoye verset bij hertog Reinolts tijden uut sulcken leen, als hij hielt, a°. 1428. Johan Snaye crigt noch 2 jaren uutstel, a°. 1430. Henrick heer to Wiscli bij transport Lijsbet Snoyen, weduwe Ernsten van Harderwijck, ontfengt dat goet geheiten Westerbeke met al sijnen tobehoren, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Steenre gelegen, tot dienstmansgoede ende Zutphensclien rechten, a°. 1439. Derck Boeckeler is liulder. Derck Boeckeler, a°. 1439. tGoet ten Gansenkollich, gelegen in den kerspel van Steenre, ten Zutpkenschen leen ontfangen bij Trude van den Werd e, a°. 1378. Eadem ontfangen heeren Volperts derdeel van eener hoeven, in Baker kerspel gelegen, ten Zutphensclien leen, a°. 1378. Iloloff van Peysen ontfinck den Gansekolck met sijnen tobehoor, in den kerspel van Steenre gelegen in don Wevelslach, tot Zutphenschen rechte, a°. 1403. Herman van Peysen ontfinck dat goet tot Gansenkolcken met sijnen tobehoor tot Zutphenschen rechten, in Baker kerspel heeren Wolperts derde deel van eener hoeven tot Zutphenschen rechten, a°. 1429. Henrick van Zoele n, erve sijnes broders Johans, crigt 4 maenden uutstel, te suecken, off die Gansekolcken gevrijt sijn, sich erbiedende, so hij sulx nit vind, sijnen leenheer genoeck te doen, 17 Aug. 1598. Idem beleent, 12 Oct. 1600. Henrick C 1 o e c k, erve sijnes neven Henrix, beleent sijnde draegt dit op sijner dochter, joffrou Annae Cloecks, 4 Julij 1626. Ernst Valentijn van Loeven *) tot Spaensweert, erve sijner moeye Anna Cloecks 2), beleent met het goet ton Gansecolck, 25 Febr. 1669. Idem laet de dispositie onder sijne kinderen approberen, 6 Sept. 1690. Idem laet sijne beslote dispositie approberen, 22 Maert 1700. Hendrik Yalentijn van Loben laet de bovenstaende dispositie openen en het originele aen de lias hangen, 5 Aug. 1702 3). Everdina Maria van Loben na dode haers vaders Ernst Yalentijn beleent, 16 May 1703. Maurits Z e 1 s en Everdina Maria van Loben 4), egteluyden, laten haer huwelijxvoorwaerden van 19 Mey laestledon approberen, 11 Doe. 1708. Ernest Zeist, onmundig, beleent B), 20 Junij 1710. ') De akte van 1690 spelt Leuven, die van 1700 Loben. a) Weduwe Heuvel (akte). 3) Uit deze akte blijkt, dat E. V. van Loeven 4 kinderen bad: een zoon, nendrik Valentijn. en 3 dochters, Helena Catharina, Sibilla Margareta en Everdina Maria. ') In de akte staat Loeben. ft) Tengevolge van afstand zijns vaders (akte). Idem, meerderjarig' geworden sijnde, vernieuwd den eed, 18 Oct. 1740. Maurits üork van Löben Seis, erfgenaam srjns vaders Ernst van Löben Seis, beleend, 10 Febr. 1778. Peter van E g e 1 s e n ontfinck dat Nije erve ende Steylvalspasch ' ) tot Horsterleen, a°. 1438. Henrica van Heuvelwick, Jordens dochter ende Barbare, sijner huysfrou, vernijt eedt deur Gijsbert van Broichusen van dat alinge erve gelieiten Ekerhorst, met eggen, eynden, torff, twijch, water, weyden ende allen sijnen tobehoren ende met allerslachter nutte, in den kei-spel van Steenre in der Woesten gelegen, an der herliclieit Keppel leenroerieh, tot Zutpkenschen rechten, a°. 1503. Herman van liosse m ontfengt een goot, gelegen in den kerspel van Steenre in den Toldijck, gekeiten id Hekersche goet, hem van sijnen oom Dirck van Kossem angestorven, an der herlicheit Keppel leenroerieh, tot een vijffmareks leenrechten, a°. 1504. Uie meisters van den nijen gasthuse to Zutphen versuecken beleninge van een goet Soppers, to Steenre gelegen, crigen uutstellinge, so men vernam, datter versuym was, 18 Sept. 1538. 53. STEENRE. Die halve Coppele, gelegen in den kerspel tot Wychmonde, in der buerspraken van Baer, tot Zutphenschen leen heeft ontfangen Johan Taste, anno 1379. Keiner Taste 2), erve sijnes vaders Johans, deur sijn moder Agnese ende huider Warner Taste ontfinck dat goet geheiten den Koppelar, in den kerspel van Steenre gelegen tuschen erve Jordens van Bake an d' een sijde ende erve Henrick Bugginx an de ander sijde, tot Zutphenschen leen, a°. 1401. Idem ontfinck dat goet te Coppelle met sijnen tobehoren, in Baker mareke, in den kerspel van Steenre gelegen, a°. 1402. Idem, anno 1411. Nese 3), huysfrou Willem L e r i n x, a°. 1424. .Tohanna van Steenbergen, huysfrou Arnt G r u t e r s, ontfinck die alinge Coppel, in den kerspel van Steenre bij Bakerbrugge gelegen, met eggen ende eynden, met al heuren tobehoren, so die Willem Lering in tucht beseten, a°. 1432. ') Het staat bij ons niet vast, Jat dit goed in de graafschap ligt. Men zou veeleer denken aan het O verkwartier. Daar hot evenwel niet verder voorkomt, laten wij het hier staan. al liet register heeft ten onrechte Cos te. 3) Dochter van Keinolt van Steenbergen. Zie blz. .'!9. Henrick Weert bij transport Johanne voorn., a°. 1433. Johan Weert, erve sijties vaders Henricks, a°. 1453. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van eenen slacli geheiten die Coppel, in den kerspel van Steenre, in der buyrschap van Baeck gelegen, met allen sijnen tobehoren, met der eener sijde neven erve der jonckfrou van Baeck, niet der ander sijden neven dat Helmelich Goir, met den eynde schietende op erve Steven Bobbincks, 27 Sept. 1473. Idem vernijt eedt, 21 Aug. 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1492. Catrin Weerts, huysfrou Henrick Berners, erve hares vaders Jobans, anno 1495. Eadem ') stelt tot liulder Henrick Weert, a°. 1509. Eadem stelt tot huider Johan Berner, haren soon, a°. 1525. Herman Barner, erve sijner moder Catrin, 26 Aprilis 1527. Johan Barner bij transport sijnes broders Hermans, 15 Sept. 1538. Idem vernijt eedt, 20 Junii 1544. Idem tuchtigt sijn vrou Elsa Leyendeckers, 8 Febr. 1550. Idem vernijt eedt, 9 Maii 1556. Johan Berner, erve sijnes vaders Johans, bij refutatie sijnes oltsten broders Martins beleent, 5 Maii 1558. Idem tuchtigt sijn vrou Anna Noordinx, 16 Maii 1571. Ejusdem dochter crigt 3 maenden uutstel na omganck der verheffenstijt, 16 Aug. 1598. Elsbe Barners, huysfrou Sebastians van K e p p e 1, erve hares vaders Johans, beleent, 31 Oct. 1600. Eadem, getucht sijnde an een Verwolds leen geheiten Kamele, gelegen in Overisul, tucht reciproce haren man voorn, an de Coppele, 15 Maii 1610. Philibert Jean de la Coure, erve sijnner moye Elsebe Barners, beleent, 4 Oct. 1639. Lambert Louwerman, burgemeester der stadt Zutphen, bij opdracht van Gerrit Worm beleent, 19 Oct. 1650. Anna Catarina ten Bem, erve hares bestevaders Lambert Louwerman, beleent, 17 Dec. 1659. Huider Jan ten Bem, haer vader. Eadem laet haeren man Br. Arnolt van Eek, burgermeester tot Arnhem, den eet doen en laet hare houlijxe vorwaerden en daerbij bedongen lijftucht en retour van goederen approberen, 8 Febr. 1677. Eadem na afsterven haers mans Arnold van Eek eed vernieuwt door haer huider Br. Peter Verstegen 2), 3 Oct. 1708. Hendrik Jan van Eek uit kragt van geapprobeerde maeggescheid van 25 Febr. laestleden tussen de kinderen en erfgenamen van Arnold van Eek en Anna Catharina ten Behm opgerigt (na) gedane renuntiatie door hem van alle praetensien op de lenen en van den derde voet door de condividenten 3) beleent, 12 Maert 1716. ') Zij was toen wedmvo (akte). al Haar schoonzoon (akte). 3) nl. Roelandina van Kek en Helena Henrica van Eek, gehuwd met Gijsbert o p t e n N o o r t h (akte). Idem laet sijn beslote dispositie approberen, 19 Mey 1736. Reynder Johan opten ïfoortli pro se et q.q., onverminderd en ongeprejudicieert het regt van sijne medeërfgenamen *) testamentair van Hendrik Johan van Eek, heieent, 15 Maart 1764. Idem benevens de medeërfgenamen dragen dit leen op aan Jan David Wol terbeek, die daar weder mede beleend is, 14 May 1765. li. Kraayvanger en A. M. Vulkerink, eheluiden, laaten registreren een gerigtelijk transport van 8 l)ec. 1801, door J. D. Wolterbeek ") ten hunner behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien hetselve ten hunlieder naamen overteekenen, 4 Jan. 1802. 54. STEENKE. 't Goet te Bakerweerde te vijtïmarckenleens heeft ontfangen Derick van V orden, anno 1378. Willem van Vorden ontflnek dat goet tot liakenveerde met sijnen tobehoren, in den kerspel van Steenre gelegen. Item dat goedeken ende erve tot Lutteken Wynnekinck 3), in den kerspel van Voerden gelegen, tot eenen Zutphens leen, a°. 1402. Derich van Blo ontfingh dat goet gelegen in Bakerweert, dat vortijts Willems van Vulden plag te wesen, tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1408. Margriet, Godert Cloicks dochter, huysfrou Willems van lioderlo, bij transport Derichs van Baloe beleent, a°. 1418. Willem van Roderlo, a°. 1424. Bernt van Roderlo beleent, a°. 1439. Aleyt, huysfrou Andries K r e y i n x, bij transport hares broders Bernts, a°. 1446. Eadem, weduwe Andries Krevinx, eortijts ontfangen hebbende dat goet geheiten Bakerweert met sijnen tobehoren, in den kerspel van Steenre gelegen, tot Zutphenschen rechten, vernijt eedt deur heuren broder Willem van Roderlo, a°. 1454. Eadem, anno 1465. Eadem vernijt eedt van den goede geheyten Bakerweert met sijnen tobehoren, in den kerspel van Steenre, in der buyrschap van Baeck gelegen, daer naest gelant is Wijer ten Avercamp an d'een ende Gerrit van Hackfort an d'ander sijde, 12 Oct. 1473. Eadem vernijt eedt, 23 Aug. 1484. Eadem eedt vernijt, a°. 1492. Willem van Euerlo, erve sijuer suster Aleyt, a°. 1495. Henrica van Ruerlo bij transport hares vaders Willems, a°. 1495. Haer oom Henrick Caelsack is huider. ') nl. Johan van Essen, Arnold opten Nooit I., Anna Catharina opten Noortli, weduwe van Reyr.der v a n B r i e u e n, Helena Wguanda opten Noortli, gehuwd met A. I'. L e m k e r van Breda, Helena Henrica Catharina van Essen, gehuwd mot Arnold Engelen, Engelberta Wilhelma, Arnolda Mecliilina Reiniera en Geertruid Lucretia opten Noortli (akte). -) gehuwd met Sibilla I'aulina Sanderas (akte). 3) Zie 149. Eadem vcrnijt eedt deur Gerit van Broichusen, a°. 1506. Eadem, weduwe Henrix t o Rit, set tot bulder haren soon Luytken to Rit na dode Gerrits van Broichusen, 5 Dec. 1533. Eadem vernijt eedt van den hal ven Bakerweert, 23 Sept. 1538. Eadem vernijt eedt, 14 Junii 1544. Ludolph to Kit vernijt eedt, 27 Aprilis 1556. Carl van Steenbergen, erve sijnes neven Ludolphs to Rit, beleent 7 Sept. 1559. Carl van G e 1 r e, bastart, d'olde, erve sijnes neven Ludolphs to Rit beleent, 25 Nov. 1559. Wort bij de flnancie to Brussel quijtgescholden 't versuyin den naesten tot desen leen, 3 Aug. 1560. Willem van Steenbergen bij makinge sijnes vaders Carls beleent, 26 Junii 1595. Idem crigt dit van der leenplieht gevrijt, makende daertegen te leen dat huys ende havesaet to Duystervoorde met sijn gerechtichej t ende landerien daerto gehorende, samt vier hofsteden, een genoomt den Krummeler, een op de Wetering, ende twee opt eynde van Duystervoorder meulenvelt, met de Goeren ende het nije bouhuys tot Zutphenschen rechten, 25 Martii 1612. Dorothea van Ap el torn, sijn huysfrou, approbeert dese veranderinge, 18 Jan. 1617. Iidem tuchten malcandren, 18 Jan. 1617. Vide in 't Velusche register fol. 102 b.: Duystervoorde. Afgespleten van 54. 55. STEENRE. Die rechte helft van eenen leengoede geheiten Bakerweerdt met sijnen tobehoren, in den lande van Zntphen, in den kerspel van Steenre, in der buyrschap van Baeck gelegen, daer naest gelant is Wjjer van Avercamp an d'een ende Gerrit van Hackfort an d'ander sijde, ten besunderen leen tot Zutphenschen rechten opgedragen bij Henrica van Ruerlo, huysfrou Henrix to Rit, op haer suster Anna van Ruerlo, a°. 1509. Johan van Gelder Janssoon is haer huider. Bernt van Ruerlo, erve sijner suster Wilhelmae, beleent '), anno 1512. Peter van Steenbergen, canoniek van Zutphen, erve sijner moder Anne van Ruerlo, beleent, 25 Oct. 1557. Sijn broder Carl doet hulde. Carl van Steenbergen, erve sijnes broders Peters, 26 Junii 1595. Willem van Steenbergen, erve sijnes vaders Carls, 26 Junii 1595. Idem crigt dit van der leenplieht gevrijt, makende daertegen to leen die windmeul met den wind ende het meulenhuys, daer Peter Janssoon op woont, bij Duystervoord, 25 Martii 1612. Dorothea van Ap el torn, sijn huysfrou, approbeert dese veranderinge 18 Jan. 1617. Iidem tuchten malcandren, 18 Jan. 1617. 'I wanttet van jouffrou Wilhelms vader, nementlick Wilhem van Ruerlo selisen aen haer gekomen was, as Iienult sich vermath (akte). 55a. STEENEE. Vierendetwintich mergen weylants in den richterarapto van Steen re, buyrschap Toldick, bij ende omtrent de liavesate Holthuysen gelegen, als die Heetcaelen, die Bussen ende Cruysbrincke, oostwert gelegen aen de Toldickstraet, zuytwert aen burgemeester Elderincks landt, westwert aen ende over die weeteringe, noortwert aen geestelick landt binnen Zutphen gehoorende, in plaets van 't leengoet Oldeneoningh '), onder Selm gelegen, ten Zutphenschen rechten met een pont goet gelts te verheergewaden leenruyrich ende dienvolgens ontfangen bij Jacob Schimmelpenninck van der Oy 3), 4 Julij 1648. Idem belast dit leen met 6000 gld. capitaels, als 2500 gld. ten behoeve van Antoni Kentelinck ende 3500 gld. ten proffijto van Cornelis Mensinck, 4 Junij 1651. Antonij Kentelinck ende Anneken Mensincks, echteluyden, laeten haer dispositie over het bovenstaende capitael van 2500 gld. approberen, 15 Maij 1655. Gerart Kreynck tot de Bele, recht vercregen hebbende van de belastinge van 6000 gld. capitael, den 4 Junij 1651 op dit leen gevesticht, is volgens des Hoves resolutie van 3 Nov. 1670 beleent3). Idem maeckt dit leen aen sijn dochter Assuera Kreyncks, weduwe van Assueer Schimmelpenninck van der Oy tot Holtbuysen, ende bij haer vurafsterven aen haer kinderen, 2 Martii 1676. Idem laet de houlijxe vorwaerden tusschen Assueer Schimmelpenninck van der Oy tot Holtbuysen ende Assuera Kreyncks, sijn dochter 4), approberen, 2 Martii 1676. Assuera Kreyncks, weduwe van Sweder Schimmelpenninck van der Oy, beleent uyt cragt van de dispositie van haer vader Gerret Kreynck tot de Bele door haer bulder Alexander Schimmelpenninck van der Oy tot Holthuysen 5), 3 April 1693. Eadem draegt dit leen op aen haer soon Alexander Schimmelpenninck van der Oy tot Holthuisen, die daermede beleent is, 23 Aug. 1694. Alexander Schimmelpenninck van der Oy en Anna van Apelthorn, egteluvden, laten haer beslote dispositie approberen, 20 Sept. 1723. Gerhard Jurryen Schimmelpennink van der Oy beleent, 3 Nov. 1725. Idem laet approberen en registreren het maeggescheid, 20 April laestleden opgerigt tussen hem en sijne neven Assueer en Frans Alexander Schimmelpennink van der Oy 6), 1 Junij 1726. Hendrik Fredrik Schimmelpenninck van der Oye, erfgenaam sijns vaders Gerhard Jurrien en uyt hoofde van magescheyd van 28 Oct. 1756 beleent, 2 Nov. 1756. ■) Zie 79. s) tot Holthuysen (akte). a) Jacob Schimmelpenninck had die perceelcn als vrij en onbezwaard opgedragen aan Ernst van Ittcrsum. die bevindende, dat zij bezwaard en daarbij leenen «aren, ze weder ten landrechte had opgedragen aan Gerrit Kreynck (akte). ') van 15 Augustus 1668 (akte). ®) haar zoon (akte). "I Gerhard Jurrien was een zoon, Assueer en Frans Alexander kleinzonen van Assueer Schimmelpenninck van der Oye en Assuera Kreynck (akte). Andries Schimmelpenninck van der Oye, erfgenaam sijns broeders Hendrik Frederik, beleend, 30 Nov. 1763. Idem en vrouwe Woltera Geertruyd van Wijnbergen, ehegemalen, laten twee besloten testamenten en twee dito codicillen, alle van 12 Jan. 1765, approberen, 21 Jan. 1765. Deselve laten approberen haar besloten testament van 17 Febr. 1774, 18 Febr. 1774. Assueera Johanna Schimmelpenninck van der Oye laet registreren een extract uyt het magescheyd, 24 Aug. 1798 met hare medeërfgenaemen ') over den boedel wijlen haare ouders Andries Schimmelpenninck van der Oye en Woltera Geertrnyd van Wijnbergen, in leven eheluyden, opgerigt, en uyt hoofde van dien dit leen ten haeren naeme overtekenen, 20 Nov. 1798. 55b. STEENEE. Adelicke havesaet Holthuysen genoenipt, onder den kerspel van Steenre gelegen, mit allen sijnnen ap- ende dependen tien van dien, graften, cingelen, liuysen, holtgewass, dicken, bouw- ende weylanden, opgedragen bij Assuerus Schimmelpenninck van der Oey aen den heere stadtholder van de lheenen tot een lheen ten Zutphensen rechten, voor d' eerste reyse met een paer hantschoen van een rixdaelder ende daernae met een pont goet gelts te verheergewaden. Assuerus Schimmelpenninck van der Oey beleent, 6 Nov. 1657. Idem laet approberen sijn houlijxe vorwaerden met Assuera K r e y n c k, 15 Augusti 1668 opgericht, ende revoceert sijn voorgaende dispositie, 10 Febr. 1669. Alexander Schimmelpenninck van der Oy, onmundig, erve sijnes vaders Assueer, beleent, 8 Jan. 1675. Idem doet selfs eet, 3 April 1693. Assueer Schimmelpenninck van der Oy, oudste soon en erfgenaein sijns vaders Alexander en uyt kragt van desselfs testamentaire dispositie, geapprobeert 20 Sept. 1723, beleent, 17 Junij 1724. Anna van Apeldoorn, douarière Alexander Schimmelpennink van der Oy, renuntieert van haer regt van tugt aen dit leen ten behoeve van Hendrik Caerl van Rouwenoort, eodem die. Assueer Schimmelpennink van der Oy draegt dit leen op aen Hendrik Caerl van Rouwenoort, die daer weder mede beleent is, eodem die. Hendrick van Rouwenoord, erfgenaem sijns soons Hendrick Caerl, beleent, 4 Aug. 1728. Idem draegt dit leen op aen Willem Hendrick van Rouwenoort, sijn soon, die daer weder mede beleent is, eodem die. •) Deze waren: Willem Anne, Anna Elisabetli (gehuwd niet Adolf Warner v a n I' al landt van Eerde), Gerrit Ditmar en Henriette Frederica Scliimnielpenniuck van der Oye. Assuera Joliauna was op tién na het oudste kinu (akte). Idem en Maria Antonetta Walborg van der Capellen, toekomende egteluyden, laten liaer huwelijxvoorwaerden van 3 Meert 1736 approberen, 7 Meert 1736. Deselven dragen dit leen op aen Johan Adolf Hendrik Sigismond van Dortli, onmnndig, die daer weder mede beleent is, 25 October 1736. .Tolian Adriaen Adolf van Dorth, sijn vader, is bulder. Idem, meerderjarig geworden, doedt selfs eed, 12 Junij 1743. Idem laet sijne huwlijksvoorwaarden van 11 Junij 1746 approberen en registreren, 13 Oct. 1767. Idem laat approberen het besloten testament door hem en sijne ehevrouw Jacoba Schimmelpenninck van der Oye ') 21 Junij 1769 voor 't landgerigte van Zutphen gepasseert, 15 Aug. 1769. Idem draagt dit leen op aan sijn soon Gerrit Jurrien Jolian Adriaen Adolf van Dorth, die daar weder mede beleend is, 2 Aug. 1775. Esken H u e t i n k laet registreren een extract uit het prothocol van gerigteljjke verkoopingen voor liet hoogen gerigte van het geweezen landdrostenampte des voormaligen quartiers van Zutphen, waarbij denselven dit leen bij gerigtelijke distractie op 9 Oct. 1798 hadde aangekogt, 3 Nov. 1798. Idem laat registreren een gerigtelijk transport van 24 Julij 1802, door mr. J. L. de Haes q.q. ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 2 Sept. 1802. Afgespleten van 551). 55c. De leenkamer niet alle onderhorige vasallen, regten en regalien, als een bysonder leen en afgespleten van de adelijke havesate Holthuisen, in de graefschap van Zutphen, onder den kerspel van Steenderen gelegen, met alle apen depeudentien van deselve etc., aen den furstendom Gelre ende graefschap Zutphen ten Zutphense regten met een pond goed gelts te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Assueer Schimmelpennink van der Oy aen Assueer van Hekeren, die daer weder mede beleent is, 19 Julij 1729. .Taeob Derk Carel van Heeckeren, erfgenaem sijns vaders Assueer, beleend, 13 Aug. 1773. Idem laet aproberen en per clausnlas concernentes registreren sijne huwlgksvoorwaarden met Johanna Juliana van Wassen aerS t a r r e n b u r g, den 1 Nov. 1770 opgerigt, 23 Jan. 1774. W. II. A. C. van Heeckeren, oudste soon, laet dit leen nae dode sijns vaders Jacob Derk Carel ten sijnen naerae overteekenen, 8 Sept. 1796. ') Dochter van Gerart Jurrien Schimmelpenninck van der Oye en Cornelia Constantia van Middachten. < 56. STEENKE. 't Goet in Bakerweerde ten Zutphenschen leen heeft ontfangen Otto van der Kernenaden, anno 1378. Henrick to Overcamp ontfinck dat goet to Bakerweerde, gelegen bij Bronehorst, tot eenen Zutphens leen, a°. 1402. \Y erinbolt tot Overcamp ontfinck sijn goet, gelegen in Bakerweerde, als he dat van hertog Reinalt to leen hielt, tot Zutphensehen rechten, a°. 1424. Idem tuchtigt syn vrou Swene van den Bouwehuse an een stuck lants geheiten die Hasenberch, gelegen beneden Willems lande van Roderlo an d' een sijde ende an d' ander Jacobs lant van Hackforden, uut den goede tot Bakerweerde, a°. 1424. Wijer van Overcamp, erve sijnes ooms Wermbolts l), a°. 1431. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede geheiten Hasenberch. in den kerspel van Steenre, in Bakerweerde gelegen, daer naest geêrft is die jonckfrou van Baecke an d' een sijde ende Goert van" Koert an' d' ander, 14 Oct. 14/3. Valet jairlicx 30 Rijnsche gulden, 20 mulder haveren, 10 molder weyts ende 10 molder boeckweyts. Idem vernijt eedt, 26 Sept. 1481. Herman van Overcamp beleent, a°. 1494. Herman van Overcamp bij transport sijnes vaders Hermans beleent, 29 Junii 1519. Johan Gansneb geheyten Tengnagel bij transport Hermans voorn, beleent, 5 Jnlii 1535. Idem vernijt eedt, 15 Sept. 1538, 10 Julii 1544, 12 Maii 1556. Cornelis Ganseneb genaemt Tengnagel, priester, erve sijnes vaders Johans beleent, 7 Julii 1558. Johan van Kingelenburcli is momber. Jasper van Broickhusen bij transport Cornelis voorn., 2 Nov. 1559. Idem vernijt eedt, 23 Sept. 1581. Daniël van Broickhusen, erve sijnes vaders Jaspers, beleent, 23 Junii 1591. Jasper van Broickhusen, erve sijnes vader Daniels, beleent, 13 Sept. 1613. I'eter Janssoon 2) bij opdragt Jaspers voorn, beleent, 2 Maii 1614. Jasper Peterssoon, onmundig, erve sijnes vaders, beleent mitz sjjnen huider Giellis Engelen, van sijn moder Geertjen Reiners gênant Nijenhuys gecoren, 26 Maii 1617. Idem doet selver eedt, 4 Dec. 1632. Peter Jaspers, erve sijnes vaders Jaspers, beleent, 29 Maii 1652. Idem draecht dit leen op aen Willem Gotinck, dio daermede beleent is, 9 Aug. 1675. De mombers van de onmundige kinderen van Willem Gotinck draegen dit leen op aen ■) beheltlieh Sweneu van den Bouhuse lioerre tucht (akte). ■) ende Geertjen Reiners gen. Nijenhuys, ochteluyden (akte). Maria N o o r t w ij c k, huysvrou van Frederick A n t i n c k, ende haer erfgenaemen, 23 Oct. 1685. Lubbert Noortwijck ') is haer bulder. Prederik, Hermina en Everarda Antink laten haer beslote dispositie approberen, 27 Oct. 1711. Hermina Antink laet approberen de conventie met haer suster Everharda ingegaen en zig uit kragt daervan beleenen, 23 Dec. 1711. Huider Frederik Antink, haer vader. Eadem laet approberen haer beslote testamentaire dispositie, reets voorheen geapprobeert, eodem die. Aleida Kauwers, onmundig, erfgenaem haers moeders Hermina Antink, beleent, 25 Mey 1725. Huider Hendrik Beekhuis 2). Eadem laet eed vernieuwen door Johan Engelen als haaren huider, 6 Aug. 1743. Eadem 8) laat haar open testament van 6 Maart 1762 approberen en registreren, 31 Maart 1762. Deselve draagt dit leen op aan Herman Leemreyse en Gerritjen Nijenhuys, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 16 Aug. 1785. J. H. A. van der H e y d e n tot Luinhorst en E. L. I). van der Heyden, geboren van D a o 11, laten registreren een coopsconditie van 14 Aug. 1799 betrekkelijk den Hazenberg en een gerigtelijk transport van 4 Mey 1801, door Harman Leemreysen ter hunner behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overteekenen, 28 May 1801. 57. STEENRE. Volradinck te Steenre te dienstmansrechte helt Tydeman oppen Kelre, anno 1326 4). Andries K r e y i n g h Johanssoon, burger to Zutplien, ontfinck dat goet geheiten Volredinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Steenre gelegen, tot Zutphenschen leensrechten, a°. 1405. Johan Kreyinck, erve sijnes vaders Andries, a°. 1422. Idem, anno 1465. Gerrit Kreyinck, erve sijnes broders Johans, 19 Aprilis 1474. Frans Kreyinck, erve sijnes vaders Gerrits, 21 Aug. 1484. Idem vernijt eedt, anno 1495. Henrick van den Leuw crigt 2 maenden uutstel om midlerwijl sich te eicondigen, wie dit goet in gebruyck heeft, ende daerna te doen, wat raetsam is, 2 Dec. 1570. Idem crigt nog 2 maenden uutstel, 29 Jan. 1571. ') Broeder van Maria (akte). a) Als gemachtigde van Hendrik Rauwers, vader en voogd van zijn kinderen, bij wijlen Hermina Antink geprocreëerd (akte). a) Zij had een zuster, met name Everarda (akte). ') In hetzelfde boekje komt nog do volgende beleening voor: I,uitrecht Didrix soen oppen Kelre ontfinck tgoet te Volredinc. Idem ') beleent als erve sijnes oldevaders Frans Kreynck, 26 Martii 1571. Johan Thonissoon, rentmeester des armenhuyses Bornhoff binnen Zutphen, crigt 2 maenden uutstel, 10 Feïtr. 1601. Alexander Schimmelpenninck, rekenmeester, als bulder beleent met den goede geheiten Volredinck met sijnen tobeboren, in der graeffscbap Zutphen, in den kerspel van Steenre gelegen, gelijck 't voorn, armenhuys daervan een geruvme tijt in besit geweest is; 't versuym qnijtgescholden, 11 Aprilis 1608. Johan van den Lew, erve sijnes vaders Henricks, erft op sijnen soon Henrick van den Lew, die beleent is, 22 Nov. 1625. Derck van der Leeuw, erve sijnnes vaders Hendrix, beleent, 9 Febr. 1648. Bernart Cremer als provisor en bulder wegen bet armenhuys üornlioff tot Zutphen beleent, 9 Julij 1675. Johan van liegen, provisoor, beleent wegens Bornhof na dode van Bernhard Cremer, 28 April 1716. Joost Schomaker, provisoor, beleend wegens Bornhof nae doode van Johan van Megen, 6 May 1740. 58. STEENRE. Die halve Welle, in Baker weerde gelegen. Item V» hoeve tot Baeck, geheyten dat Nijehuys. Item 2 huse, Sehaeltwijck ende Wanninckhorst. Item een thiendeken tot Bergel, geheiten die Hacfortse thiende. Item een tiendeken tot Eepse 2) tot vijffmarcksleen ontfinek Jacob van H a c k f o r d e n, a°. 1405. Idem tuchtigt Jolianne P1 o e c h 3) an dat halve Welle, gelegen in den kerspel van Steenre, als die Johan van Vorst van Jacob beseten heeft. Item dat goet to Nijenhuys, Schaetwijck ende Wamminckhorst, gelegen in denselven kerspel, met allen sijnen tobehoor, a°. 1406. Idem, anno 1424 4). Gerrit van Hackforden beleent, a°. 1429 6). Jacob van Hackfort bij transport Gerrits ontfengt die halve Welle, Nijenhuys, Scholdewijck ende Wammyckhorst met beuren tobeboren, in den kerspel van Steenre tot eenen vijffmarx leenrechten gelegen, ende nu om bewegelicken redenen gemaeckt tot eenen Zutphenscben onversterflicken leensrecht te verheergewaden, a°. 1450. Idem, anno 1465. Idem crigt uutstel, 14 Oct. 1473. ') In deze akte heet hij van Leeuwen. a) In liet register staat ten onrechte Epe. ') enile van Hacforilen (akte). •♦) In deze akte wordt de tiend te Ejise niet meer vermeld. ") In deze akte zijn de woorden „Item die halve Welle, Nijenhuys, Schaeldenjjc, Wanninckhorst" doorgeslagen en staat aan den rand: Nota dat hijrbevoerens folio GCXXX1 (d. i. de heleening van 1424) die leengueder, die hjjr doorgestreken staen, oiok ontfangen warden tot vijffmareks leenrechten ind nochtantz die Bergeler thiende oick tot vijffmareks leenrechten. Idem lieeft ontfangen die halve Weel, gelegen in Bakenveert, bijlanx den Brede schietende ende an d' ander sijde an lant Aelberts van Zevenaer, geldende jaerlix 45 R. gulden; item Nyeuwenhuysliclit an Bakervelde bij Bernier Scholdtwijx lant, geit omtrent 13 molder roggen; item Wainminckhorst, doet 7 schepel roggen ende 7 schepel koorns, 6 hoenre, 1 ®, an den Bakervelde tot een onversterflicken leenrechte, 19 Maii 1474. Idem, a°. 1502. Alle versuym wort hier quijtgescholden. Henrick van Hackfort, erve sijnes vaders Jacobs '), a°. 1504. Catrin van Hackfort, huysfrou Coens van Selbach, erve hares vaders Henrix, beleent, 3 Martii 1527. Eadem tuchtigt haren man, 21 Jan. 1533. Dispositie der twee gesusteren Catrin end Henricae van Hackfort, dat d' een sonder kinder stervende d' andere succederen sal, beheltlick den mannen hare tucht, 22 Jan. 1533. Henrica van Hacfort, huysfrou Haye Ripperda, ontfengt als erve harer suster Catrin dat goet to Abbinck 2) met water ende wind, in den kerspel van Vurden gelegen, ende dat halve goet Suderaes, to Warnsfelt gelegen, daer Dirck van Suderas die wederhelft aft' heeft voor een. Noch die goederen Sweverinck 3), Wonninck 4) ende Heydinck met water, wind ende allen anderen heuren tobehoren, in den kerspel van Vurden gelegen, voor het tweede. Een goet geheiten den Modenberch 6), oick in denselven kerspel gelegen, voor het derde, ende een goet geheiten die halve Welle met den goederen Nijenhuys, Scholdwijck ende Wannynckhorst met allen heuren tobehoor, in den kerspel van Steenre gelegen end to Baeck, tot onversterflicken Zutphenschen rechten voor het vierde, welcke Coens van Selbach voor drie lenen ontfangen hadde, 2 Junii 1533. Eadem eedt vernijt, 23 Sept. 1538, 12 Julii 1544, 14 Junii 1556, 3 Martii 1559. Mauritius Ripperda, e.rve sijner moder Henricae, beleent, 6 Febr. 1561. Idem crigt uutstel érie maenden ten versuecke sijnes soons Adolfs, 8 Aug. 1600. Idem laet eed vernijen sijn soon Adolph, 8 Nov. 1600. Adolph Ripperda crigt uutstel tot 1 Junii 1618, 1 Dec. 1617. Idem, erve sijns vaders Mauritz, beleent, 23 Aprilis 1618. Vrijdag van Eek, ritmeister der stad Hamborch, beleent in voegen alst van Catrin van Hackfort op haer moeder Maria van M u n s t e r, van deselve op haren soon Henrick van Eek, ritmeester, ende van denselven op sijnen soon Vrijdag voorn, geërft is, 2 Maii 1620. Peter Vincent Ripperda bij opdragt sijnes broders Adolphs beleent, 13 Martii 1622. Maurits Herman Ripperda, erve sijnnes vader Peters Vincent, beleent ®), 5 Sept. 1638. ') heheltlick Margarieten van Essen, weduwen, oeren tucht oer leven lanck (akte). s) Zie hierover 146. ') Zie hierover 58a. 4) Zie hierover 14Ti evenals over Heydinck. «• Zie hierover 144. B) Zijn moeder was Anna van Korde (akte). Hij huwde later Adriana Sophia van Ken es se, vrouwe van Vorden (akte van 1 Nov. 1717). Idem, mundicli, doet door volmacht eet vernieuwen, 20 Mey 1647. Vincent Willem Ripperda tot Vorden, ritmeester, erve sijnes vaders Maurits Harman, beleent door Hendrick Noot, 14 Aug. 1690. Anna Margareta Ripperda tot Vorden, erve haeres broeders Vincent Willem, door Hendrick Noot, liaer bulder, beleent, 12 Junij 1693. Maurits Caerl Georg Wilhelm Ripperda, erve sijns moeders Anna Margareta, onmundig, beleent, 20 May 1697. Huider Wilhelm Hendrick Caerl Ripperda, desselfs vader. Idem, meerderjarig, vernieuwt eed, 27 Febr. 1717. (dein laet approberen het maeggescheid, den 29 Junij 1712 opgerigt tussen sijn vader, so voor hem self en als vader en momber van hem ter eenre ende vrouwe Maria Agnes van Ripperda, douarière van Otto Frederik van Gent, waerbij sijn vader in vorige qualiteit dit leen is toegedeelt, 1 Nov. 1717. Anna Maria Dorothé van L i n t e 1 o, douarière van M. C. G. W. Ripperda, krijgt prolongatie van een verband van 15000 gulden van 21 Aug. 1739, 29 Junij 1751. Sophia Amelia Maria van Gent, erfgenaem van Maurits Carel Georg Wilhelm Ripperda, beleent, 29 Febr. 1752. Anna Maria Dorothé van Lintelo in qualiteit als douarière-boedelhouderse en tugtenaarse van Maurits Carel Georg Willem van Ripperda beleent, 14 Maart 1752. Wilhelmina Johanna T o r c k, douarière Lucas Willem van Essen, als oudste naaste bloedverwante en erfgename feudal van Sophia Amelia Maria van Gent beleend, 1 Oct. 1764. Carel Casimir van Wittenhorst Sonsfelt als oudste en naaste bloedverwant van Sophia Amelia Maria van Gent beleend, 5 Nov. 1765. Idem draagt dit leen op in handen van den heer stadhouder der leenen ten behoeve van Fredrick Wilhelm rijksgrave van Wylick en Lottum, 5 Maart 1766. Frederick Wilhelm rijksgrave van Wylick en Lottum uyt kragt van dien afstand beleend, 13 Nov. 1766. Petronella Reiniera van Lintelo l) q.q. krijgt consent om op dit leen te mogen procederen om daarop te verhalen de morgengave en meer andere pretensien ten laste van den boedel van wijlen M. C. G. W. van Ripperda tot Vorden, 27 Dec. 1769. Herman de Leeuw van Coolwijk laat aproberen en registreren een gerigtelijk transport d.d. 8 Oct. 1779 met relatie tot 't bovenstaende leen, de halve Welle genaemt, en sig uyt dien hoofde daarmede beleenen, 11 Oct. 1779. ') Douarière Adolf Jacob Hendrik van Oeeckeren van Ncttelhorst enz. Zij was een zuster van de bovengenoemde A. M. D. van Lintelo (akte). Afgespleten van 58. 58 § 1. Twe weydelanden, d' mie genaamt het Lange landje tussen de weyde van Jan Breuking en een camp lands van Groothe, en sijnde de andere het eerste gedeelte van de sogenaamde Laege weydens, schietende aan de ééne kant langs den dijk noordwaarts aan de Koeweyde, suydwaarts aan de leygrave en oostwaarts aan het overige gedeelte van deselve Laege weydens, hebbende dese twe weydelanden behoort in en tot het erve en goed geheyten die halve Welle met de goederen Nijenhuys, Schilderink en Warninkhorst met allen haeren toebehoren, in de graefschap Zutphen, in de kerspelen van Steenre en Baak gelegen, sijnde thans een bijsonder en afgespleten leen, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Herman de Leeuw van Coolwijck aan Gijsbert van Hasselt, die daar weder mede beleend is, 23 Maart 1780. Idem en Elisabeth Brantsen, eheluyden, laten hare huwlijkse voorwaarden van 3 May 1771 approberen en per clausulas concernentes registreren, 11 Nov. 1788. Afgespleten van 58. 58 § 2. Een weyde de Winkelpas genaamt, so en in dier voegen als sig deselve tegenwoordig na de gedane separatie van een gedeelte derselve, so bij den bouwman Arend Huetink in gebruyk is, bevind en door de weduwe van Berend Schultes thans in pagt besetcn word, gehoord hebbende in en tot het erve en goed de halve Welle met de goederen Nijenhuys, Schilderink en Warninkhorst met allen haren toebehoren, in de graafschap Zutphen, in de kerspelen van Steenre en Baak gelegen, sijnde thans een bijsonder leen, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Herman de Leeuw van Coolwijk aan Balthazar de Wolff de Neufville, die daar weder mede beleend is, 17 Aug. 1780. Jan Huetink voor zig en namens zijn vrouw laaten registreren eene gerigtelijk transport, 7 Junij 1797 ten haaren behoeve gedaan '), en uvt hoofde van dien dit leen ten haaren naame overtckenen, 3 Julij 1797. ') door Pieter en Leendert Pieter de Nenfville (akte). Zutplien. 11 Afgespleten van 58. 58 § 3. Een stuk bouwlands de kleyne Weerd genaamt, schietende noordwaarts langs het Erretenslag, westwaarts langs den Olden weerd, oost- en zuydwaarts langs de weyde den Winkelpas; dan nog een stuk bouwland het Ottenmaetje genaamt, schietende suydwaarts langs het land van Grothe en noordwaarts langs den Hasenberg, gehoort hebbende in en tot het erve en goed geheyten de halve Welle etc., sijnde thans een bijsonder leen, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Herman de Leeuw van C o o 1 w ij k aan Bernardus Berendse n, dio daar weder mede beleend is, 26 Aug. 1780. Gradus Roes laat approberen en per clausulas concernentes registreren het magescheyd, den 21 Oct. 1786 met sijn sclïionvader Bernardus Berendsen opgerigt, 14 Jan. 1790. Idem beleend met dit leen, aller gestalte hetselve hem door dode van sijn schoonvader Bernhardus Berendsen en uyt hoofde van geapprobeert magescheyd aangekomen is, eodem die. Afgespleten van 58. 58 § 4. h Een stuk bouwlands de Dystelmate genaamt, schietende oostwaarts langs de gemene straat, westwaarts langs liet land onder Hammink en noordwaarts langs het land van den rigter Aberson, gehoord hebbende in en tot het goed de halve Welle etc., sijnde thans een bijsonder leen, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Herman de Leeuw van Coolwijk aan Jan Berends, die daar weder mede beleend is, 26 Aug. 1780. Bernardus Berentsen en Hendrika Bremer laaten registreren een magescheyd d.d. 11 Jan. 1804 over den ouderlijken boedel opgericht en geslooten, en laaten uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overtekenen, 15 l)ec. 1804. f Afgespleten van 58. 58 § 5. Een derde gedeelte van bet erve en goed de halve Welle onder Steenderen in de Bakkerweerd, zoals hetzelve thans bij de kopersche Judith Weyers, weduwe Huetink, in pagt gebruykt word, zijnde thans een bijzonder leen en afgespleten van de halve Welle, aan de F. 6. en 6. Z. ten Zutphensche regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig. Judith Weyers, weduwe Jan Huetink. laat registreren een transport, 19 Nov. 1807 door G. Kets in qualiteit als gevolmagtigde van Mr. Herman de Leeuw van C o o 1 w ij k ten haren behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter harer naamen overteekenen, 9 May 1808. 59. DOESBURG. 't Goet ten Radelande ten Zutphenschen leene heeft ontfangen Willem van B a k e ende sijn wij ff, a°. 1378. Siwart van W ij n b e r g e n ') ontfinck dat goet tot Radelant, in den kerspel van Doesburch gelegen, tot eenen Zutpliensch leenrecht, a°. 1401. Idem Sweders soon ontfinck dat goet ten Rodenlande tot Zutphenschen leene voor Doesburch, a°. 1402. Idem ontfinck dat goet ten Radenlande voor Doesburch met sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechten, a°. 1424. Sweder van Wijnbergen ontfinck dat goet geheiten Radelant, in den lande van Zutphen, in den kerspelen van Doesburch ofte van Dromt gelegen, tot Zutphenschen rechten, a°. 1435. Siwart van Wijnbergen, erve sijnes vaders Sweders, beleent, aw. 1452. Idem, a°. 1465. Idem vernijt eedt ende transporteert daerna dat goet tot Radelant, in den kerspel van Doesburch met allen sijnen tobehoren gelegen, daer an d' oostsijde naest gelant is een gemeyne stege, westwert lieven der Isulen ende noortwert schietende op de weteringe, op Johan van Wijnbergen, 25 Sept. 1473. Sywert van Wijnbergen, erve sijnes vaders Johans, 12 Aug. 1484. Idem vernijt eedt, anno 1493. Johan van Wijnbergen, erve sijnes vaders Siwerts, 8 Febr. 1531. Idem vernijt eedt, 23 Sept. 1538, 10 Junii 1544. Wolter van Br i en en crigt 3 maenden ontstel, 3 Sept. 1552. Idem crigt noch uutstel, 14 Dec. 1552. Geritgen van Wijnbergen, huysfrou Wolters voorn., erve hares vaders Johans, beleent, 28 Januarii 1553. ') Hij was er op 30 Oct. 1392 mede beleend als momber zijner vrouw Griete (P. N. van Iloornilu'k, Lecnakten (1376 — 1102), blz. 69). Eadem ende Alijt van Wijnbergen vernijen eedt, 11 Oct. 1555. Eadem eedt vernijt, 20 Junii 1556. Henrick van Brienen "VVolters soon crigt uutstel, 25 Sept. 1581. Idem, erve sijner moder Gerrit, 7 Aprilis 1582. Albert van Hagen bij opdracht Henrix voorn, beleent, 15 Febr. 1614. Johan Kerckwijck als man sijner huysvrouwe Dersken van Ilaegen als erve haeres vaders Aelbert beleent, 12 Nov. 1653. Dit goed is van de leenpligt gevrijd volgens resolutie van 't Hof en Kekenkamer van den 3 Ju lij 1733 tegens de teleenmaking van Kerkwijk's hofstede, in de heerlijkheid Diedam, buerschap den Dijk gelegen, te sien hierna sub 163a, 18 Julij 1733. 59a. DOESBURG, DEEMPT. Een huis, schuer en annexe hoven in de Herenstraet, mitsgaders een huisken en hof aen de Rodentoornse wal on st. Catarine markt schietende, binnen Doesburg gelegen, soals haer ouders saliger beseten hebben, met een stukje lants in 't Meuleveld, in 't schependom van Doesburg kennelijk gelegen; een goetje de kleine Wethorst genaemt, bestaende in een kamp boulands, een weideken, bongard, huis en hof met sijn ap- en dependentie, een bongartje daer naest aen, Jellisbongertjegenoemt, tsamenin 't kerspel Drempt gelegen, en een weideken Gyginks Kunneken genaemt, in Drempter broek gelegen; en Paris of Puirwinkel genaemt, daer wat van aen den hof van 't goet Turhuisen leit, en regt over de strate daertegenover drie schepel gesaeys aen Turhuiser kamp, Sehellekens hofstede genaemt, met een aekerken in 't hoge veld, het Kerkenaekerken genaemt, samen tientvrij; nog een kamp boulands, Blijffers humse genaemt, die aen een einde wat tiendvrij is, samen in 't kerspel Drempt gelegen; en een weide, Potjesweide genaemt, in het kerspel Oldenkeppel gelegen, onder het rigterampt Doesburg kennelijk gelegen; een keuter- of daghuerdersplactsje de Schiphorst genaemt, onder het landdrostenanipt der graefschap Zutphen, kerspel Steenderen, boerschap Toldijck gelegen, gerigtelijk aen de Ed. Mog. Staten des F. G. ende G. Z. opgedragen sijndo door Johanna Geertruid Tylmans, is daer weder mede beleent als met een leen ten Zutphense regten, met een pont goet gelts te verheergewaden leenroerig. Johanna Geertruid Tylmans '), 18 Junij 1701. Eadem draegt dit leen op aen Catharina Maria Metsmeckers 2), die daer weder mede beleent is, 28 May 1705. Beernt Cousin Metsmeckers, erfgenaem sijns susters Catharina Maria, beleent, 6 Junij 1714. ') De akte heeft Tliylcmans. 2) Hare nicht. Do akte heeft Mestmttckors. Idem ') en Agata van de 1' erre, egteluydeu, laten haer beslote dispositie approberen, 16 Mey 1720. Agata van do Perre, wed. B. C. Metsineckers, in qualiteyt als getugtigdo boedelhonderse beleend, 24 Aug. 1743. Tlieodorus Ignatius Martini beleend met dit leen, gelijk hetsolvo door dode van Benihard Casijn de Metsemacre op Lutgardis Driessen op Heiden en door afsterven van die op hem gedevolveert en verstorven is, onvermindert het regt van tugt vrouwe Agatha van de Perre, voormaals weduwe van B. C. de Metsemacre, aen eenige van dese gelibelleerde parcelen volgens contract competerende, 30 April 1754. Idem draagt dit leen op onder dese conditiën aan Hendrik Teenck, die daar weder mede beleent is, 30 April 1754. Agatha van de Perre en so veel nodig haar man Joachimus Mobachius renuntieren van 't regt van tugt of andersints, hetgeen Agatha van de Perre voorn, uvt kragt van hijlijksvoorwaarden, testamentaire dispositie of andersints aan dit leen is competerende, in conformité van 't accoord van 24 en 30 Dec. 1754 ten behoeve van Hendrik Teenck, 4 Febr. 1755. Jolianna Maria Teenck 2), erfgenaam haars vaders Hendrik, beleent met sodane parceelon, als bij de acte sijn uytgedrukt, 16 Junij 1769. Goswina Leopoldina Noord wijk, minderjarig, erfgenaam van haar moeder Jolianna Maria Teenck, beleend, 17 Aug. 1771. De voogden van Goswina Leopoldina Noord wijk dragen het huys te Doesburg 3) cum annexis op aan Sobastiaan Wesselink en Johanna Everharda van Bomme 1, eheluydeu, die daar weder mede beleend sijn, 18 Maart 1773. Goswina Leopoldina Noordwijk, meerderjarig geworden, laat van de haar nog competerende gedeelten in dit leen, bij de acte uytgedrukt, eed vernieuwen door.haar man Theodorus Cluinper, 5 Julij 1781. T. A. Clumper en Gosuina Leopoldina Noordwijk, eheluyden, dragen een gedeelte deses loens, het Runneke genaamt, op aan Berent Sloot, die daar weder mede beleend is, 1 Sopt. 1784. Gart Harmsen laat registreren een coopscontract, 6 Nov. 1795 met Berent Sloot 4) over dit loon gesloten, en vervolgens hetselve ten sijnen name overtekenen, 7 Jan. 1796. ') Hier noemt de akte hem Messemacre. 2) Wed. Anthoni) Noordwijk (akte). ') Zie hierover verder 59a § (i. en Elsken Derksen, eclitelujden (akte). Afgespleten van 59a. 59a § 1. Een weyde Potjesweyde genaamt, in den kerspel Olden Keppel, rigterampt Doesburg gelegen, als een bijsonder leen en afgespleten van een liuys en aimexe hoven in de Heerestraat, aan de Kerkstraat schietende etc., aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Hendrik Teenck aan Fredrik Willem Floris van Palland, in qualiteit als hebbende 't regt van fundatie en collatie der kerke en kerkegoederen van Hoog- of OldenKeppel, ten behoeve van voorgemelte kerke, 11 Junij 1754. Adolf Warner Carel Willem van Palland, overkerkmeester der Hoog Keppelsche kerk, steld nae dode van Barthold van Diemen van Lamsweerde tot liulder Hendrik Jacob Haarman, 10 Julij 178-3. Afgespleten van 59a. 59a § 2. Een keuter- of daghuurdersplaatsjen de Schiphorst genaamt, onder 't landdrostenampt der graafschap Zutphen, kerspel van Steenderen, boerschap Toldijk gelegen, alles met sijn ap- en dependentie», als een bijsonder leen en afgespleten van 59a aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Hendrik Teenk aan Herent Bloem endael, die daar weder mede beleend is, 10 Dec. 1754. Idem en Geesken Schol ten, eheluyden, belasten dit leen met 600 gulden cum interesse ten behoeve van Hendrik van Holten, 5 Junij 1756. Idem draagt op een weyken en campjen bouland, breder in d'acte vermeit, uytmakende het resterende gedeelte van dit leen aan Derk van Gorkkum, die daar weder mede beleent is, 12 Julij 1758. Afgespleten van 59a § 2. 59a § 3. Een eynde weyde, beginnende aan de Schiphorster straat en schietende tot aan 't campjen van Beernt Snüjters, als een bijsonder leen en afgespleten van een keuter- of daghuurdersplaatsjen de Schiphorst genaemt, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Berent Bloemendael aan Gosselijk Tonissen, die daar weder mede beleend is, 10 Dec. 1754. Evert Jan Garritsen en P. Haerink, eheluyden, laaten registreren een transport, d.d. 31 Dec. 1805 door Teunis Gorsselink en G. Gorsselink. eheluyden, ter hunlieder behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen overteekenen, 8 Febr. 1806. Afgespleten van 59a § 2. 59a § 4. Een campjen, daar Herent Smijters liet huys aan heeft staan, en een eyndjen van de weyde, beginnende aan 't campjen, schietende tot aan den eersten dwarsgrave, door de Schiphorst lopende, als een bijsonder leen en afgespleten van een keuter- of daghuurdersplaatsjen de Schiphorst genaamt, opgedragen door Berent Bloemendael aan Beernt Smijters, die daar weder mede beleend is, 10 Dec. 1754. Idem draagt dit leen op aan Prerik Barink, die daar weder mede beleend is, 5 Sept. 1765. Gerrit Jan Barink op Wissink, erfgenaam van sijn vader Frerik, beleend, 29 Nov. 1783. Afgespleten van 59a. 59a § 5. Hot goed de kleyne Wethorst genaamt, bestaande in een camp bouland, een weydeken, boomgaard, huys en hof met sijn ap- en dependentien, met een boomgaardje daarnaast aan de weyde, Jellis boomgaardje genaamt; item Paris of Puirwinkel, daar wat van aan den hof van 't goed Tushuysen leyd, en regt over de straat daar tegenover 3 schepel gesaays aan Tushuyser camp, Schellekens hofstede genaamt; item een akkerken in 't hoge veld, het Kerkenakkerken genaamt, te samen tiendvrij in den rigterampte van Doesburg, kerspel Dremt, gelegen, als een bijsonder leen en afgespleten van een huys, schuer en annexe hoven in de Heerestraat en aan de Kerkstraat schietende, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Hendrik Teenck aan Bernliard Johau E a s c h, onmundig '), die daar weder mede beleend is, 4 Febr. 1755. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt den eed, 17 Jan. 1759. Idem laat approberen en per clausulas concernentes registreren de huwlijksvoorwaarden 1 Meert 1759 met Maria Kobberdina Gordon a) opgerigt, 8 Meert 1759. Idem laat approberen 't besloten testament, 18 Julij 1775 met sijn vrouw Maria Kobberdina Gordon voor schepenen van Doesburg opgerigt, 15 Nov. 1775. ') Zoon van Pioter Raseli (akte). 3) Dochter van J. A. liordon eu J. M. II e y d c 11 r ij k (akte). Afgespleten van 59a. 59a § 6. Een huysken en hoff aan de Roodentoornse wal en sint Catharine markt schietende, binnen Doesburg, met een stukjen lands in het Meulenveld, in 't schependom van Doesburg kennelijk gelegen, als een bijsonder leen en afgespleten van een huys, schuur en annexe hoven etc., aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Hendrik Schemmink en Gerrit Jan Brink als testamentaire voogden over de onmundige Gosina Leopoldina Noordwijk aan Carel Willem de IJ o o d e van Heeckeren en Charlotte Geertruyda de Bever, eheluvden, die daar weder mede beleend sijn, 11 Aug. 1773. Charlotta Geertruyd do Bever laat approberen en registreren ') een extract-erfmagescheyd, 2 Sept. 1789 met de erfgenamen 2) van haren man Carel Willem de Roode van Heeckeren opgerigt, en waarbij haar dit leen is toe- en aanbedeeld, 6 Febr. 1790. Eadem beleend met dit leen, aller gestalte hetselve haar door dode van haar voorn, man en uvt kragt van het geapprobeerde extract-erfmagescheyd aangekomen is, eodem die. Deselve laat haar besloten testament van 7 May 1793 approberen, 8 May 1793. Afgespleten van 59a. 59a § 7. Een huys, schuur en annexe hoven te Doesburg in de Heerenstraat staande, gemeenlijk Messemakers huys genaamt, als een bijsonder leen aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensen regten met een pond goed gelds te verlieergewaden leenroerig, opgedragen door Johanna Everharda van Bommel soo voor haar selvs en in qualiteyt als moeder en legitime voogdesse van haar meerder- en minderjarige kinderen, bij wijlen haren ehemaii Sebastiaan Wesselink ehelijk verwekt, aan Antlionij Paradijs, die daar weder mede beleend is, 7 Jan. 1783. Denselven en Helena van Braam, eheluyden, laten haar reciproque tugtmakinge van 11 Sept. 1784 approberen en registreren, 15 Oct. 1784. Helena van Braam als tugtenaarse nae dode van haar man Antlionij Paradijs beleend, 21 Julij 1787. Willem van Braam cum suis, erfgenamen haars susters Helena, beleend, 8 Aug. 1793. ') Door haar broeder mr. Leonard de Beyer (akte). Haar man was 6 Febr. 1789 overleden. 2) Deze waren: Maria Juliana (weduwe van Marten Andries B e c q u e r), Anna Catharina (weduwe van Evert Frans van Reetraot) en Theodora Gerharda de Roode van Heeckeren, zusters van Carel Willem (akte). Idem cum suis dragen dit leen op aan Johannes Heller, die daar weder mede beleend is, 7 Maart 1794. J. A. T e n g b e r g e n en F. E. de B r u y n, eheluyden, laaten registreren een transportbriev van 30 Sept. 1796, voor de stad Doesborgh door B. J. van der Horst als volmagtiger van J. Heller en P. J. van der Horst '), eheluyden, ter hunner behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overteekenen, 18 Aug. 1802. Afgespleten van 59a § 7. 59a § 8. Hoff ende schuur met den hoff agter deselve, binnen de stad Doesborg in do Heerenstraat tegensover Messemakers huys kennelijk gelegen, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van Messemakers huys, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensen regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Johannes Heller aan Peter Haack en C. E. K es 1 er, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 8 May 1794. Afgespleten van 59a. 59a § 9. Een stuk lands, genaamt Blijffers Humse, in het rigterampt Doesborg, in het Zijdeveld gelegen, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van een huys, schuur en annexe hoven, in de Heerenstraat staande en gemeenlijk Messemakers huys genaamt, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensen regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Theodorus Antonius Clnmper en Gosuina Leopoldina Noordwijck, eheluyden, aan Elisabcth Maria W a y o p, weduwe B r i n c k, die daar weder mede beleend is, 23 Aug. 1788. Eadem draagt dit leen op aan Andries Glashorst, die daar weder mede beleend is, 1 Maart 1794. ') Zijn zwager en zuster (akte). 59b. DOESBURG. Sekeron hof, in den schependom van Doesburg aen die Bros gelegen, hot Suilens Verdriet genoemt, gerigtelijk aen den heer president ende stadhouder van de lenen deses F. G. ende G. Z. opgedragen door Anna Elisabeth N ij 1 a n d, ehevrouwe van Herman Adolf Becquer, en is daer weder mede beleent als met een leen, ton Zutphensen regten met een pond goet gelts te verheergewaden leenroerig, Horman Adolf B e c q u e r, 2 Oct. 1706. Jan Giliam Slicher namens sijn vrouw Hermina Arnolda Becquer, erfgename van haar oom Herman Adolf Becquer, beleend, 8 Nov. 1783. Denselven draagt namens sijn vrouw dit leen op in handen van den heer stadhouder der leenen ten behoeve van de weduwe Bemer, eodem die. Koelof]e lï h e d e r s, weduwe W. B e m e r, uyt kragt van dien afstand beleend, 25 Sept. 1784. 60. DOESBURCH. 't Goet te Wyle, gelegen in Doesburger kerspel, ten Zutphenschen rechten erkent bij Henrick van Wy 1 e, anno 1378. Geerloch Steen ken bij transport Henrix voorn. *) ontfengt dat goet geheiten Weelbergh met sijnen tobehoren, in tien kerspel van Doesburch ende van Angerlo gelegen, tot eenen Zutphenschen loon, a°. 1404. Idem, anno 1424. Aelbert Roever, erve sijner vrouwen vaders Gerlochs, a°. 1441. Idem transporteert dit leen op Johan Post, anno 1445 2). Aleyt ten Nyenhave, huysfrou Johan Posls, wort getucht, a°. 1447. Johan de Mey transporteert dat goet geheiten op Wyelberch met allen sijnen tobehoor, gelegen in den kerspel van Doesburch, tot Zutphenschen rechte op Derck van Baeck, anno 1457. Tucht sijn vrou Otte Nagels. Idem, anno 1465. Catrin Jacobs dochter, huysfrou Evert Johanssoon, erve hares aldevaders Dercks van Bake, beleent, a°. 1468. Otte Nagels, weduwe Derx van Bake, vernijt eedt van haer tucht van wegen des goets tot Wielberge, onder der clocken van Doesburch, in de buyrschap van Beynem gelegen, waerin behoort een stuck lants geheiten den Rogacker, schietende an Hermans goet van Enghusen, haldende een molder saetlants, geheiten die Strijp, schietende an de Beginenhal; item een stuck lants geheiten dat Boenenstuck, schietende op Otten maet; ende dese 2 stucken halden 7 molder saetlants, tot Zutphenschen rechten, 18 Sept. 1473. Haer huider is Hartich te Heker. 1 * In deze akte heet hij van ff el e en in die van 1424 liet goed Wyelberch. 2) Aan den rand staat: Daem Schaeps kinderen sijn Jan 1'osts erfgenamen ende besitters. Jacob Franckfort beleent, 21 Dec. 1484. Claes van Koppel heeft dit vercoft an Sander van den Grotenhuys, diet ontfangt, a°. 1492. Gerrit ten Grotenhuys bij maechgescheit beleent, a°. 1503. Sander de W ij s e bij transport Gerrits voorn., a°. 1523. Idem vernijt eedt, 23 Sept. 1538, 30 Junii 1544, 6 Junii 1556. Casijn de Wijse, priester, erve sijnes vaders Sanders, beleent, 13 Martii 1569. Mr. Goert de Wijse is sijn huider. Sander de Wijse als erve sijnes ooms Casijns crigt 7- jaer uutstel, 12 Aug. 1594. Bely de Wijse, huysfrou Dirck Ever w ij n s, erve hares broders Casijns, beleent, 17 Maii 1595. Wilhelma ende Gerharda van Middachten, doehteren van ïhonis Eyberts gênant Middachten ende van Wilhelma de Wijse, als erven harer moye Bely voorn, bij erfscheidinge beleent met den goede tot Wielberge met sijn tobehoor, onder der doeken van Doesburch, in der buerschap van Beinhem gelegen, waerin gehoort een stuck lands geheiten den Kogacker, holdende een molder saetlands geheiten die Strijp, schietende met eener sijde an de straet van Keppelmans weyde ende met der ander op de hal, met eenen eynde op Koppelmans weyde ende met den anderen opt straetgen; noch een stuck lands golieiten dat Bonenstuck ofte Rietmaetgen, holdende boydo voors. stucken seven molder saetlands, tot Zutphenschen rechten, 2 Aprilis 1606. Dirck Everwijn huider. Gerhardt Gyginck *) beleent, 11 Dec. 1654. Kobort E li li i s bij opdracht van Gerhardt Gyginck beleent, 23 Jan. 1655. Joris Ennis, erve sijnes vaders Kobbort, beleent, 28 Jan. 1667. Robbert Ennis, erve sijns vaders Joris, na afgemaekt versuim beleent, 29 April 1699. Idem draegt dit leen op aen Christoffel Didio, die daer ook mede beleent is, 20 Dec. 1700. Jenneke Sluiters, erfgenaem haers ooms Christoffel Didio, beleent, 12 Maert 1723. Hendrik Wen tink, haer man, is huider. Hendrik Wentink en Jenneke Sluyters, egteluyden, dragen dit leen uji den 24 April 1723 aen Wilhem Vies en Cousijn van Z e 1 m en is Wilhem Vies daer weder mede beleent, 28 Mey 1731. Jan Vies, erfgenaam sijns vaders Willem, beleend, 30 April 1766. Idem draagt dit leen op aan Bernard Johan Rasch, die daar weder mode beleend is, 23 Jan. 1776. Idem draagt dit leen op aan Philip Isaiic Stertzenbach, die daar weder mode beleend is, 17 Aug. 1780. Donselven draagt dit loon op aan ') De akte lieeft G li i k i n c k. Hendrik Jacobs en Maria Geertruyd J a 11 s s e n, ehelieden, die daar weder mede beleend sijn, 7 Febr. 1783. Beselve ehelieden dragen dit leen op aan Jolian Mauritz van 1'abst '), die daar weder mede beleend is, 10 Maart 1785. 61. DOESBURCH. L)at goet ter Borch met al sijn tobehoringe, gelegen tut Beynhem, ontfinck Griet, weduwe Dirx van L 0 i 1, a°. 1380. Ende Boys van Loil, liaer soon, doet hulde. Hille, dochter Goderts Gedeon, huysfrou Koloff Sprenghs, ontfinck dat goet ter Borch met allen sijnen tobehoren, tot Beynhem gelegen, in den kerspel van Docsburch, tot een Zutphensch leen, a° 1402. Haer soon Jolian Sprenger doet hulde. Johan Sprenger, anno 1424. Koloff Sprenger beleent, a°. 1452. Ende tuchtigt sijn huysfrou Otte an 6 alde schilde sjaers. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede ter Borch, onder der doeken van Boesburch, in der buyrschap van Beynhem gelegen, dacrin behoort een camp van l'/« mergen, gelegen bij de hofstede van den voorn, goede; noch een camp van 6 mergen geheiten die Breyde,schietende an Wolter Vuren goet; noch een maetken van l/2 mergen, schietende ant Boenenstuck, tot Zutphenschen rechten, 18 Sept. 1473. Idem vernijt eedt, 20 Aug. 1484. Gerbrich B 0 u m a n s dochter, huysfrou Lukens van I n g e n, als naeste erve Koloffs voorn, beleent, 20 Maii 1486. Johan op den Noorde, kerekmeister, tot behoeff der k er eken ende f a b r i k e n tot Boesburch, ontfengt dit leen bij transport Kroen Gijsbertssoon, volmechtige der stadt Schoonhoven, als wetlicke 1110111beren hares burgers Johan Sprengers, achtergelaten hebbende 2 onmundige kinderen, genoomt Stijn ende Agnes, 18 Bec. 1486. Arnt B a v e n i e t bij cope van den fabricquen voorn., a°. 1492. Idem tuchtigt sijn vrou Otte van B e e c k, a°. 1492. Otte van Beeck, erve hares mans Arnts, beleent, a°- 1498. Haer huider is Gerrit Ebbel, kistemaker to Boesburch. Henrick van Beeck, erve sijner suster Otte uut crachte eens maechgescheyts, mitz Arnts soon geestlick is, a°. 1500- Bertrud van Beeck, huysfrou Martins die C 0 c k, erve liarer suster Otte, ontfengt 1/a van den goede ter Borch, a°. 1502. Eadem tuchtigt haren man voorn. Willem Stockhoff beleent, 23 Aprilis 1518. Otte van Beeck, huysfrou Willems Tellickhusen, erve hares vaders Henricks, ontfengt het goet ter Borch, gelegen onder der clocken van Boesburch to Beynhem, haldende 8 mergen lants, tot Zutphenschen rechten, 6 Febr. 1522. ') tot Wolfsweert eu Bingerilcu (akto). Otte van Beecks mail voorn, vernijt eedt, 25 Sept. 1538. Eadem vernijt eedt, 11 Julii 1544, 19 Junii 1556. Radein confirmeert een maechgescheit '), in bijwesen hares oltsten soons Joachims van Tellinchuysen gemaeekt, dat Willem van Tellinchasen Willemssoon hebben sal dit leen, uutgenomen die halve Breide, voor sijn older suster Mechtelt, huysfrou Johans van Seist. Maria van Tellichusen, huysfrou Goossens van W ij h e, sal hebben in plaetse van 800 gulden, haer belooft, eenen hoft to Beinhem ofte Goerkensgoet, an Keppel leenroerich, 2 Junii 1557. Eadem vernijt eedt deur Johan van Seist, 15 Maii 1562. Willem van Tellinckhuysen, erve sijner moder Otte, beleent, 29 Nov. 1571. Ejusdem weduwe, joffrou Adem van Cuender, crigt een jaer uutstel uut sonderlinger gratie ende sonder consequentie ter aflosse der belastingen ende tot voldoninge der leenplicht na quijtscheldinge alles versuyms, 16 Aug. 1598. Herman van Tellichuysen, erve sjjnes ooms Willems, ontfengt een goet geheiten ter Borch, onder der clocken van Doesburch, in der buerschap van Beinhem, in der graeffschap Zutphen met allen sijnen tobehoren gelegen, daerin gehoort een camp van 1 '/a mergen, gelegen bij de hofstede; noch die helft van een camp van ses mergen geheiten die Breide, liggende suydwert langs den hogen wegh, noortwert naest Gijsbert Suntsvelt, oostwert an den hoff to Beinhem, tocommende joffrou Marie van Tellichusen, weduwe Goossens van Wijhe, ende westwert an erfnisse van den lantcommandeur, oick geheiten die Breide; noch een maetken van x/a mergen, schietende an 't Bonenstuck, 2 Aprilis 1600. Johan van Aken bij transport Hermans voorn, ontfengt een stuck van den leengoede geheiten ter Borch, gelegen in der graeffschap Zutphen, onder der clocken van Doesburch, in der buerschap van Beinhem, te weten een hofstede met eenen camp van derdenhalven mergen lants daerbij gelegen, met al sijn tobehoren, als sulx Willem van Tellichusen lest gehat heeft, 25 Julii 1600. Gertjen van Aken, erve hares ooms Johans, huysfrou Claes van Silvolden, beleent, 19 Sept. 1615. Claes van Silvolden, erve sijnnes soons Herman van Silvolden, die het angecommen is door Geertgen van Aken, sijnne moeder, beleent, 14 Junii 1636. Idem maeckt dit leen onder sijnne samentlicke na te latene kinderen deylbaer, ende daer de kinderen voor hem ende sijnne huysfrou quamen te overlijden, dattet alsdan erven ende versterven xall op sijnne tegenwoordige huysfrou Jutgen Bartells, 14 Junii 1636. Willem B a r t o 11 s bij transport van Claes van Silvolden beleent, 17 Martii 1651. Aert Bartolts, onmundich, erve sijnes vaders Willems, beleent, 28 Aprilis 1659. Peter Heuvel, stiefvader van Aert Bartels, draegt dit leen op aen I'eter Luytjes en Wijsken Couwents, echteluyden, die daerniede weder beleent sijn, 12 Mey 1660. *) Daaruit blijkt, dat er nog een dochter was met name Herman. Engelbert Luytjes, erve sijnes vaders Peter, beleent, 29 Junii 1685. Peter Luytjes, erfgenaam sijns ooms Engelbert, 9 Oct. 1748. Idem draagt dit leen op aan Gerard Beumer, die daar weder mede beleend is, 6 Nov. 1749. Johan Arnold Beunier, erfgenaam sijns vaders Gerard, beleend, 26 Jan. 1759. Jillis Beumer, erfgenaam sijns broeders Johan Arnold, beleend, 16 April 1771. Gerharda Beumer, erfgename van haar broeder Jillis, beleend, 15 Sept. 1786. Huider Jillis Egelink, haar man. Afgespleten van 61. 61 § 1. Die helft van eenen camp landts van ses mergen, geheiten die Breide, in den ampte van Doesburch, in der buerschap van Beinhem gelegen, suydwert langs den hogen weg, noortwert naest Gijsbert Siintsvelt, oostwert an den hoff to Beinhem, tocommende joffrou Marie, weduwe van Wije, ende westwert an erfnisse des lantcommanduers, oyck geheiten die Breide, in maechgescheydt togedeylt Joffrou Mechtelt van Tellichuysen, huysfrou Johans van Seist, 2 Junii 1557. Eadem, tselve ten besunderen Zutphenschen leen ontfangen hebbende, draegt het op Marie van Tellichuysen, harer suster, huysfrou Goossens van W ij e za., 2 Aprilis 1600. Haer soon Gijsbert van Wije doet hulde. Herman van Wijhe bij opdragt Marie voorn, beleent, 4 Maii 1605. Jurrien Limman, bij opdragt Hermans voorn, beleent sijnde, tucht sijn vrou Fen Mase, 15 Oct. 1617. Anneken Limmans, erve hares vaders Jurriens, beleent, 5 Aprilis 1622. Valenus Swaen is huider. Jan de Bree, erve sijnes moeders Anneken Limmans, beleent, 8 Dec. 1674. Idem draegt dit leen op aen Geurt L e b b i n c k, die daermede beleent is, 27 Julij 1686. Idem draecht de helfte van de helfte, sijnde een vierde part, op aen Lambert Sluyter, die daermede beleent is, 21 Mey 1694 '). Aeltje Sluyter, erfgenaem haers vaders Lambert, beleent, 30 Mey 1716. Eadem maekt de lijftugt van dit leen aen haei man Jan Lindeschot, eodem die. Beernt Schemkes, erfgenaem sijns nigts Aeltje Sluiters, beleent met de helft van de helft en also een vierde part, 7 Junij 1721. Idem draegt dit vierde part op aen Jan Lindeschot, die daer weder mede beleent is, eodem die. Idem draegt dit leen op aen ') Zie voor de andere helft 61 § 2. Beernt K e t e 1 e r en Geertruid Wouters, egtelieden, die daer weder mede beleent sijn, 24 Oct. 1724. Derk Keteler, erfgenaem sijns vaders Beernt Ketelaer, beleent met liet vierde part, 27 Aug. 1733. Willem Keteler, erve sijns broeders Derk, beleent met het vierde part deses leens, 11 Nov. 1744. Jan Baptist Keteler, erve sijns vaders Willem, met 'L beleend, 15 Maart 1765. Idem draagt dit leen op aan Steven Westerman, die daar weder mede beleend is, 12 Maij 1779. Afgespleten van 61 § 1. 61 § 2. De helfte van de helfte en also een vierde part van een kamp lands van ses mergen, geheyten die Breyde etc., ontfangen bij Gerrit Lebbink, erve sijns vaders Geurt, 19 Dec. 1743. Idem draagd dit leen op aan Jan Derk Middeldorp, die daar weder mede beleend is, 23 Oct. 1745. Idem en sijn vrouw Hendrina Evers dragen dit leen op aan Hieronimus Bier, die daar weder mede beleend is, 17 Nov. 1762. Johannes Bier na dode van sijn vader Hieronymus, onverkort het regt van sijn broeders en susters en voorbehoudens de tugt aan sijn moeder Hermina Middeldorp, beleend, 26 April 1786. Denselven draagt dit leen, soo voor sig als namens sijne medeparticipanten, nae versogte en bekome approbatie van het coopscontract d.d. 13 April 1793 op aan Ilelena Jansen, minderjarig, die daar weder mede beleend is, 15 Nov. 1793. Hulder Arnoldus Jansen, haar vader. Afgespleten van 61. 61 § 3. Een stuck van den leengoede geheiten ter Borch, gelegen in der graeffschap Zutphen, onder der clocken van Doesborch, in der buerschap van Beinhem, te weten die helft van eenen camp van ses mergen lants geheiten die Breide, liggende suydwert langs den hogen weg, noortwert naest Gijsbert Suntsvelt, oostwert an den lioff to Beinhem, tocommende joffrou Marie van Tellichusen, weduwe Goossens van Wije, ende westwert an erfnisse van den lantcommanduer, oyck geheiten die Breide, ten besunderen Zutphenschen leen opgedragen bij Herman van Tellichusen tot behoeff van Bernt ten Dunnenbrinck, 23 Julii 1600. Idem tuchtigt sijn vrou Geertjen Everwijns, 25 Nov. 1611. T°nidH Üm",ï 2'n ™" Be""' "" beleent «jjnde dra,st Arndt van den Velde, 11 Julii 1634. Joachim van den Velde, erve sijnes vaders Aernts, beleent ende sijne dispositie geapprobeert, 13 Nov. 1658. Aeltjen Jaspers weduwe, ende Jolian Noey, momber van de voorkinderen van Joachim van de Velde, laeten het maechgescheit tu.X dï moeder ende de kinderen ») opgericht approberen ende laet de «eduwe uyt cracht van hetselve maechgescheyt sich beleenen, 6 Jan. Gerret Noel ende Derck Wemmers als geauthoriseerde curateuren ovor de goederen van Joachim van de Velde ende desselfs huysvrou om deselve te vercopen beleent sijnde, draegen dit leen op aen Mcditelt Beeckhuys, weduwe van Evert Wulven, die daermede beleent is door Eeinier Beeckhuys, haer huider, 29 Julii 1676. Alert31VOcnt.^679art' 8rVe 'SijneS m08derS Mechtelt Beeckhuys, beleent, Willem Beekhuis, erve sijns neve Aloff van Bylart, beleent, 5 Junij 1705. Hendrik Beekhuis, erfgenaem sijns broeders Willem, beleent, 15 Julii 1737 Hermannus Beekhuysen, erfgenaam sijns vaders Hendrik, beleend, 13 Julij AleiHermi,BtnkhhTn 2) laat dit le°" als erf^name baars vaders Hermannus ten haaren naame overtekenen, 20 Nov. 1797. 62- DOESBURCH. 't Goet te Hekeren te Zutphenschen rechte, dat Winand Wynantssoon was van den Gruythuys, helt Celiken, Willem Hekermans soon, a°. 1326. ^ '''mans'matp0 l!ioSCllr ''ir^ olltfa,l»en 'fc g^t geheyten Henne- S5L5JJml '" l°"km,el "n ümtor"1'" 1-redrick van der Ese ontfinck dat goet tot Hekeren met snnen tobehoren tot eenen Zutphenschen leen, anno 1380. Henrich t e H e k e r, burger van Doesburch, ontfink Gomperstmate, inHï rt«E». II1 den kerspel van Doesburch tot een Zutphensch leen end tuchtigt sijn vrou Hille, a°. 1402. IS weder v a n Hekeren geheiten van Rech teren ontfink dat ' gJ6Iegen te8"en Doesburch, dat men heyt den ^t !Weer5t' met aIlen s«"en tobehoren; item die man- stïn tot 7,Pt fn i6 T" int g°et t0t Amekonrk ')• üese manschap staen tot Zutphenschen leen, anno 1402. JasUfbeneven. ïaTe voorkind«r«r> van Joachim van den Velde en Aeltj 2 Sel'"™(l met Johan van Ce uien (akte). 8) Zie 42. ' Fredrich van Hoker geheiten van Rechteren, onmundig, erve sijnes vaders, ontfinck dat goet tot Heker met sijnen tobehoren, bij Doesburch gelegen; item den hoff tot Amelkinck, gelegen in den kerspel van Lochem; item alsulcke renten, thinsen ende viseherien, als gelegen sijn in den kerspel van Vorachten '); item alsulcke leen, als sijn vader te halden plagh, to eenen Zutphenschen leensrechte, a°. 1405. Sijn momber is Fredrich van der Ese, heeren Jacobs soon. Sweder van Heker geheiten van Reker heeft ontfangen alle alsulcke erfnisse ende goede, als sijn vader voortijts ontfangen hadde tot eenen pondigen Zutphenschen leensrechte, dat is te weten, dat goet to Hekeren met sijnen tobehoren, gelegen bij Doesburch; item alsulcke erfnisse ende renten, als he liggende heeft binnen den kerspel van Vorchten, a°. 1408. Reinart te Heker ontfinck een stuck lants, gelegen in den kerspel van Doesburch, in den gerichte van Veluwensoom, geheiten Gompert Heimens mate, te Zutphenschen leensrechten, a°. 1410. Frederich van Rechteren 2) ontfinck een goet, geheiten dat Hekersche goet met sijnen tobehoren, gelegen bij Doesburch, etc. als boven, a°. 1424. Egbert die Heker ontfinck Gompaertsmaet, gelegen in den kerspel van Doesburch, in der Veluwen, tot Zutphenschen rechten, a°. 1438. Daem te Heker ontfinck dat goet, geheiten die Hekersche maet, gelegen in den kerspel van Doesburch, tot Zutphenschen rechten, ende tuchtigt sijn vrou Margriet, a". 1452. Hartwich te Heker, erve sijnes broders Daems, ontfinck dat goet geheiten Gomperts- ofte Hekersmaet, gelegen te Heker, in den kerspel Doesburch, tot Zutphenschen rechten, a°. 1456. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede geheiten Gompertsmaetken, lialdende 2 Va mergen saetlants, opt water tegen Doesburch in de Velusche sijde gelegen, des 5 malder saetlants te wesen plagh, 19 Sept. 1473. 62a. Een camp weylands, gelegen in de bannerie van Baer ende Lathum, oostwert naest den Yaelweert, suydwert die graeff van Bronckhorst, westwert Marcus van Weesen bouende weyland ende noortwert sijn rijsweert, vercoft voor een vrij erff ende goet te wesen, thins-, thiend- ende eiffpachtvrij, tot Zutphenschen rechten opgedragen bij Marcus van Wees tot behoeff van Gerlich Wychmans ende Jenneken van Gent, eeluyden, 2/» ende van ') Dit leen is niet te vinden in het Veluwsche register. ") Op een dwaalspoor geleid door zekere gelijkenis der ramen van Heeckeren en te Heker heeft de samensteller van het register hier blijkbaar twee leengoederen, nl. het goet te Hekeren of het Hekersche goed en Gompertsmaetken, Gompert Heimens mate of de Hekersche maat, verward. De beide beleeningen in 1402 zijn hiervoor het bewijs. Tot welk van beiden de beleening in 1378 behoort, kunnen wij niet uitmaken; misschien wel tot geen van beiden. Zutphen. 12 Johan Meckinck ende Niesken van Hueven, echteluyden, l/s. Met bescheyt, off gedurende haer beyder leven die voors. % 'ende Vs bij coop ofte andersins wederom an eenen man quamen, dat sij dan tot één leen geheelt ende met één heergewaet ontfangen sullen worden, ende dat Gerlichs voorsoon, gênant Wycbman Gerlichs, an dit leen geen vorder recht sal hebben als tot sijn kindsdeel in den halven cooppenninck der 2/3, als hebbende sijn moders versterf genoten; die rest bij sijnen halven broders ende suster, mit namen Henrick, Herman, Jan, Evert, Thonis, Gerrit, Reiner ende Henricksken te genieten, 31 Maii 1617. Henrick Gerlichssoon voor hem ende sijnen broderen ende suster, erven hares vaders, beleent met 2/s, 24 Febr. 1624. Wichman Geerlachs voor hem ende sijnne drie broeders, met namen Johan, Gerrit ende Reynder, mitsgaders sijn suster Hendersken ende sijnne drie broederskinderen, noch onmundich sijnde, met namen Hendrick Hendrickssoon, Geerlach Hermanssoon ende Geerlach Evertssoon, beleent met 2/s, 21 Jan. 1637. Lambrecht Meckinck '), erve haeres broeders Johan, beleent met '/* 15 Dec. 1638. Hendric Geerlachs, erve sijnnes vaders Hendricks, beleent met 2/s, 5 Sept. 1639. Sijn moeders man Herman Kuyst doet hulde. Johan W e n t i n c gen. Schoenmaker bij opdracht van Niesken van Hoeven 2) beleent met de helfte van 1/a, 26 Oct. 1640. Gerrit Wichmans ontfanckt sijn andeel ende gerechticheyt, in voegen hem 'tselve angecommen is door doode sijnnes vaders Wichman Geerlachs, 13 Nov. 1641. Johan Geerlachs voor hem selven ende in name sijnner broederen Gerrit ende Reyner Geerlachs ende sijnner suster Hendricksken Geerlachs ende van sijn zal. broeders onmundige kinderen, met namen Geerlach Hermans, soone van Herman Geerlachs, Geerlach Everts 3), soone van Evert Geerlachs, ende Hendric Hendrix, soone van Hendric Geerlachs, als erlediget door doode van Wichman Geerlachs beleent 6 Sept. 1642. Tilman van Loenen en Hendricksken Geerlachs voor sich selven ende als volmachtich van Maria Gerrits *) draegen oer gedeelte op aen Johan Geerlachs, die, daermede beleent sijnde, dit leen onder sijnne kinderen deylbaer maeckt, 24 Nov. 1646. Gosen Wentinck, erve sijner moeder Lambrecht Meckinck, beleent met '/» 3 Julii 1650. Gerrit Wentinck met die helffte van die angecofte helfte mitsgaders den darden voet van die aenbestorvene wederhelfte van 't darden deel beleent, 1 Martii 1651. Reinder Geerlichs draeght sijn aenpart aen dit leen op aen Beernt Petersen, die daermede beleent is, 25 Martii 1651. Geerlich Janssen voor hem ende in name sijner broederen ende susteren, met namen Tonis, Derck, Jenneken ende Mechtelt, beleent met hunne respective gedeelten aen desen weycamp, 31 Jan. 1652. ') Gehuwd met Johan Sc hoemak er (akte). *) Haar schoonzoon Kvert van E r p was haar gemachtigde (akte). 3) Zie verder 62a jj 1. ') Weduwe van Gerrit Geerlachs (akte). Louys de Moll l) q.q. eedt vernieut, 3 Dec. 1653. Wychman Geerlichs, onmundich, erve sijnes vaders Gerret Wychmans, beleent met sijn aendeel in dese weerden, als hem van sijn vader aengestor'ven is, 12 Dec. 1661. Louys de Moll, sijn momber, is huider. Louys de Moll voor sich selfs en als vader en momber van sijne ' onmundige kinderen, bij Mechtelt Jansen geprocreëert, draecht op 11/a schaer weidens aen Derck Geerlichs off Jansen, die daermede beleent is, 16 Febr. 1667. Idem draecht op 3 schaer weidens aen Hart O veling, die daermede beleent is, 13 Dec. 1669. Berent Peters draecht sijn aendeel op aen Egbert Lucassen, die daermede beleent is, 2 Julij 1670. Geerlich Harmans vernieut den eet voor twee schaer weidens in dit leen, daermede Jan Geerlichs sijnentwegen 6 Sept. 1642 beleent is geweest, ende verpandt deselve twee schaeren aen Hart Oveling voor 500 gulden ende vijf gulden jaerlijx, 27 Febr. 1675. Egbert Lucassen geeft over van sijn gedeelte, sijnde twee schaeren weidens, de helfte, te weten een schaer, aen Lucas Egbertsen 2) en aen Hart Oeveljonck sijn tweede schaer, die elck met ée'n schaer beleent sijn, 27 Nov. 1675. Geerlich Harmans draecht op sijn twee schaer weydens aen Hart Oeveljonck, diewelcke daermede beleent is met toestemminge, dat dese twee schaer weydens met het ééne schaer weidens, dat hij van Egbert Lucas gecocht heeft, geconsolideert en tot e'én leen sal worden ontfangen, 24 Martii 1677. Hendrick Oeveljonck voor hem selfs en in naeme van sijn andere broeders en susters is beleent met drie schaer van Dirck Geerlichs off Jansen aengecocht, 2°. met een schaer weidens, van Egbert Lucassen en twee schaer weydens, van Geerlich Harmans aengecocht, sijnde twee leenen, uyt cracht van des vaders Hart Oeveljoncks dispositie, 23 Sept. 1676 geapprobeert, 9 Nov. 1678. Gosen Wentinck transporteert het derdendeel van dit leen aen Johannes Criteer, die daermede beleent is, 30 Sept. 1679. Idem maeckt sijn contingent in dit leen aen sijn vrou Odilia ten Dos, 30 Oct. 1680. Idem naer gedaene renuntiatie van de gifte deses leens aen sijn vrou Odilia ten Bos draegt dit leen op aen Derck Croon en Elisabeth Noot, echteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 1 Dec. 1683. Jan Teunissen beleent als erve sijnes vaders Teunis Janssen, waermede Geerlich Jansen 31 Jan. 1652. Louys de Mol 3 Dec. 1653 mede beleent sijn geweest, 16 Febr. 1685. ') Als man van Mechtelt Janssen en van wege hare broeders en zuster (akte). a) Zie verder 62a § 3. Wychman Geerlichs draecht een schaer weidens in een camp weidelants tot Baer en Lathem gelegen, op aen Jan A e 1 b e r t s M. dié daermede weder beleent is, 13 Febr. 1686. Hendrick Hendricks, soon van Hendrick Geerlichs, vernieut den eet van twee schaeren weidens in desen camp, daermede Jan Geerlichs den b sept. 1542 in sijn naem mede beleent geweest is, en heeft die twee schaer weidens opgedraegen aen Derck Harmansen, die daermede beleent is, 7 April 1686. Jacob Teunissen is beleent met 1 Va schaer weidens, daermede sijn vader j cu''1Si Jansen door Geerlich Jansen den 31 Jan. 1652 en Louys de Mol 3 Dec. 1653 mede beleent is geweest, 5 Martii 1687 2). Wolter Jansen 3) als man en momber van sijn vrou Geertruyt Oeveljonck beleent met 3 scharen weidens, haer van haer vader Hart Oeveljonck en haer broeder Geerlich aengecomen, 8 Martii 1693 *). Jochem Lubberts als man van sijn vrou N. Oeveljongs als coniuncta persona van Mechtelt en Wolterken Oeveljonck beleent yder met 9 Dec 1693 *)* ^ vader ^art Oveljonck aengecomen, Mechtelt Oeveljonck draegt haer l»/g schaer op aen Derck Hermsen, die daer ook weder mede beleent is, 12 Sept. 1698. Joachim Wicherts, man sijner huisvrou Johanna Croon, Elisabet o o t, weduwe Croon, Bernhardina, Theodora Elisabeth en Clasina Croon, sig mode sterk makende voor haer absente dogter en suster (jerharda Croon ), dragen een derdendeel op aen Aernt Rasink 7) en Gerritje Geerlings, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 2 Sept. 1719. Jacob feunisse ten Holt maekt sijn 1 l/a schaer weilands deilbaer onder sijn kinderen egalijk, mits sijn vrou, Geertjen Evers, haer leven lang gedurende daenn getugt sal sijn en blijven, 13 Sept. 1721. Geertruid Derx, Hermina, Hendrina, Breuniske en Geertje Derx 8), kinderen van Derk Hermsen, beleent met twe scharen en anderhalve schaer en een schaer, sijnde twe lenen, 24 Maert 1722. Deselven dragen dese twe lenen op aen Ieter Alp her ts en Maria Colsum, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 24 Maert 1722. Idem laat sijn open testament approberen 9), 3 Aug. 1764. Dora Maria Smits pro se et q.q. beleend, 2 Junij 1768. Hendrik Alpherts pro se et nomine uxoris Hendrina Hermsen Iaat aproberai en registreren 't open testament van 24 Junij 1777, 25 Junij ') Zie verder 62a § 4. ') Zie verder 62a ij 7. ') Van der Horst (akte). *) Zie verder f>2 a s j , Idem pro se et nomine uxoris draagd dit leen op aan I'eter Alpherts, die daermede beleend is, 27 April 1741. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 62a. Afgespleten van 62a. 62a § 7. Anderhalf schaer weidens op de grote weide in de )tiionnye van Baer en Lathum etc., opgedragen door Jacob Teunissen *) aen Peter Alpherts en Maria Colsum, die daer weder mede beleent sijn, 11 lebr. 1/26. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 62a. Afgespleten van 62a. 62a § 8. Anderhalve schaer weydens in een camp weydelands, gelegen in de baronnie van Baer en Lathum etc., afeespleten van het leen 62a en vervolg van dien van den 2 Dec. 1693, te leen ontfangen bij Hendrik Alpherts, erfgenaem sijns moeders Wolterken Oeveljonck l Julij 1/40. Jan Jacob en Berend Alpherts laten registreren het erfmagescheyd, r ,9i6,uveri dfin uuderli.ikeM boedel opgerigt, en uvt hoofde van dien dit leen ten haaren naame overtekenen om als onverdeeld te worden beseten, 9 Febr. 1796. Afgespleten van 62a. 62a § 9. Een derdendeel van een camp weydelands, plegen in de baronnye van Baer en Lathum etc. Geertjen Geerlinks a) steld na dode baars mans tot huider Gerrit Brouwer, haar soon, 8 Junij 1743. HerTe"eendt012BJanWei765rfgenaam Sij"S moeders Geertie" Geerlinks, Areni788°UWer, erfgenaain SÖ"S vaders Henne" Otto, beleend, 1 Nov. M Zie blz. 180 op 5 Maart 1687. a) Zie bJz. 180 op 2 Sept. 1T1Ü. 62b. LATHUM. Cop Vogels maetjen, tot Lathem binnen dijcks gelegen, houdende omtrent drie margen, van het leen op het Velusche register, fol. 127, afgespleten, den 18 Octobris 1686 tot een besonder leen, aen desen vorstendom en graefschap ten Zutphenschen rechten met een pont goet gelts te verheergewaeden leenroerich, door de erfgenaemen van vrouwe Sophia van Voorst ') tot den Swaenenborch opgedraegen aen Gerret van Munster en Hester Geertruydt Stendrinck, eheluyden, 18 Oct. 1686. Idem draecht dit leen op aen Hendrick Berents, die daermede beleent is, 8 Mey 1690. Idem draegt dit leen op aen Gerrit Beernts, die daer weder mede beleent is, 2 Maert 1720. Idem draegt dit leen op aen Adam Bernhard Smit en .Tudith D i b b e t s, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 3 Febr. 1727. Judith Dibbets na dode haars mans Adam Bernhard Smit beleend, 6 May 1750. Gijsbert van Schevichaven als erfgenaam van A. B. Smits en J. Dibbets, in leven eheluyden, beleent, 31 Julij 1754. Christina P a e u w, weduwe, boedelhouderse en tugtenaarse van haren eheman Gijsbert van Schevichaven, voor haar selfs en in genoemte qualiteit beleend, 20 Dec. 1760. Anna Elisabet Pauw 2) beleend met dit leen, aller gestalte sulks op haar door dode van haar suster Christina I'auw, eygenaarse voor het geheel, uyt kragt van gerigtelijke subhastatie, verwin en transportbrieff is aangekomen, 26 May 1778. Huider Goswin Schluyter 3). Eadem draagt dit leen op aan Arend Jansen, die daar weder mede beleend is, eodem die. Engelbert Willem Janssen laat approberen en per clausulas concernentes registreren het erfmagescheyd, 25 Aug. 1784 over den ouderlijken boedel opgerigt *), 15 Jan. 1791. Idem beleend met dit leen, aller gestalte hetselve hem door dode van sijn schoonvader Bernardus Berendsen 5) en uyt hoofde van geapprobeert magescheyd aangekomen is, eodem die. ') Weduwe van Rijckwijn van Essen tot den Swanenborgh. De erfgenamen waren: Adriaen Willem B e n t i n c k tot Breckelcamp en Hadewigh van E n s e, echtelieden, Maria, Sophia en Ignatia van Ense, Derck Elbert van Ense, Harmaa Engelbert van Ense tot Heeckeren en Evorardt Rutger van Ense (akte). a) Weduwe van Jean de la Fontaine (akte). 3) Haar schoonzoon (akte). 4| De ouders waren David Jansen en Hendrica Romiju. De erfgenamen waren hunne kinderen Engelbert Willem, Jan en Arent benevens de minderjarige kinderen, Bernardus en David, uit het eerste huwelijk van Engelbert Willem met Hendrica Fleming of Vleming (akte). *) Dit moet een vergissing van den leengriffier zijn. De naam Bernardus Berendsen komt in de akte niet voor en buitendien was E. W. Jansen erfgenaam van zijn vader David Jansen. De in de voorgaande beleening, die van 26 Mei 1778, genoemde Arent Jansen is waarschijnlijk de in noot 4) genoemde medeërfgeuaam, die dit leen in den ouderlijken boedel heeft moeten brengen. Denselven en Willemke B r a n t s, eheluyden, dragen dit leen op aan Gerrit Koek en Bartje B e r e n s, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 1 Febr. 1791. 62c. Een hoeve op Lathemerweide, daer een liuys op staet, binnen en buiten dijeks, groot omtrent vier margon, van het leen op het Velusche register, fol. 127, afgespleten en tot een besonder leen opgedragen door de erfgenamen van vrouwe Sophia van Voorst aen Gerret van Munster en Hester Geertruydt Stenderilicks, 18 Oct. 1686. Hester Geertruidt Stenderink draegt dit leen op aen Abraham Hendrix, die daer weder mede beleent is, 14 May 1701. Jan Abrahams, erfgenaem sijris vaders Abraham Hendrix, beleent, 7 Jan. 1732. Jacob Hageman, erfgenaam sijns ooms Jan Abrahams, met een gedeelte deses leens beleend, 15 Meert 1768. Berend, Hendrina, Margaretba, Wendelina, Johan, Geertruyda en de twee minderjarige kinderen van Gerrit Hageman, kinderen en erfgenaemen van Jacob Hageman '), laaten dit leen ten haaren naeme overtekenen, 8 Junij 1799. Bernardus Derksen laat registreren een coopscontract, 7 Nov. 1779 met de kinderen en erfgenaemen van Jacob Hageman en Jacomina S p i e r s, in leven eheluyden, over dit leen gesloten, en uyt hoofde van dien hetzelve ten naeme van hem en sijn vrouw overteekenen, 9 Nov. 1799. Afgespleten van 62c. 62c § 1. Een weideken buitensdijx, groot ene mergen twe hont; item huis en hof binnendijx, afgespleten van het leen 62c en tot een bijsonder leen opgedragen door Gerrit van Munster en Hester Geertruid Stenderink, egteluyden, aen Hendrik Gosens, die daer ook weder mede beleent is, 16 Dec. 1699. Wendelina en Aeltje 2) Gosens, erfgenamen haers vaders Hendrik, beleent, 18 Oct. 1727. Hulder Beernt Derxe, man van de eerste. Derk Derksen en Bernhardus C o m a n, erfgenamen van hare moeders Wendelina en Aaltje Gosens, beleend, 9 Feb. 1768. Bernhardus Coman draagt sijn gedeelte in dit leen op aan Derk Derksen en Berendina F r e r i k s, eheluyden, die met dit geheel als één leen beleend sijn, eodem die. ') Berend was gehuwd met Johanna Teunissen, Hendrina met Hendrik Berents, Margaretha met Pieter Boshoven. Gerrit, wiens kinderen Willem en Johanna heetten, was gehuwd geweest met Maria Tur (akte van 9 Nov. 1799). *) Gehuwd met Hendrik Coman (akte). 63. DOESBURCH 1). Een hoff, bouwinge ende goet *), dat Arnt Peterssoon in pacht ende noch in gebruyck heeft, met sijnen alingen anwas, in der graeffschap Zutphen, in den ampte van Doesburch, tegens Keden over gelegen, tot Zutphenschen rechten, uut den leene van Baer tot een besunder leen vercoft ende opgedragen bij Lamoral prince van Gavere, grave van E g m o n t, an Willem Hinckart, 9 Martii 1555. Idem vernijt eedt, 9 Junii 1556. Otto Hinckart, erve sijnes vaders Willems, transporteert dit leen op Cornelis van W e z e als huider, man ende momber tot behoeff Marie Hinckarts, sijner huysfrou, 27 Sept. 1565. Maria Hinckarts tuchtigt haren man Cornelis van Weze, mitz aen harer beyder kinderen jaerlix uutrichtende 100 philipsdalers, 18 Oct. 1573. Eadem, weduwe, vernijt eedt deur Otto Hinckart, 28 Julii 1578. Marcus van Wees, erve sijner moder Maria, bij maechgescheit a) beleent, 8 Dec. 1599. Ende tucht sijn vrou Anna van Brakel to herhilickens to an 't heele leen, daerna maer an 300 gulden 'sjaers, te vestigen, eer sij 't leen verlaet. Idem maeckt, so sijn vrou sonder kinder sterft, dat hare naeste bloetverwanten 't halve leen sullen beërven, omdat sij van haren vrijen goederen soveel afgestaen, daermede sijne susteren vernuegt sijn van 't gene hen bij maechgescheyt uut den leene belooft was, doch so dat sijne erven dieselve helft weder lossen mogen, 17 Oct. 1601. Idem ende sijn vrou Anna van Brakel maken, dat dit leen onder hare kinderen ende kindskinderen in stirpes gelijcklick sal erven, 6 Nov. 1624. Cornelis van Wees ontfinck dit leen voor hem ende sijnne broeders ende susters 3), als erffgenaemen oeres vaders Marcus, 13 Febr. 1628. Idem met sijnne broeders ende susters draegen dit leen op aen Hendric Uttenwijck, 13 Febr. 1628. Idem 4), beleent sijnde, tuchtiget sijn vrouw Johanna van Doctecum, 13 Febr. 1628. Wilhelmina van Utterwick, erve haeres vaders Hendricks, beleent, 3 Dec. 1630. Eadem beleent, 2 Mey 1649. Eadem ende haer man Hendric C n o p p e r t, lantdrost der graeffschap Berge, laten haer beslooten testament approberen, 2 Mey 1649. Eadem 5) laet haere dispositie approberen, 14 Nov. 1659. 'I lil margine staat aatigeteekend door een haml uit de tweede helft der 17de eeuw: „wort nu genoemt Giesbeeck." In verband daarmede moeten wij opmerken, dat de aanduiding Doesburch boven dit leen minder juist is. Dit goed toch, halverwege tusschen Angerlo en Lathum gelegen, kan nooit tot het kerspel Doesburg hebben behoord. a) Meileërfgenainen waren zijne zusters gehuwd met Guillam van Dasengien, Catharina, Cunegunda en Theodora van Wees (akte). 3) Derek, Christoft'el, Maria Catharina, Lodewijck en Johanna van Wees (akte). *) Hier heet hij Utterwic. ■) Uit deze akte blijkt, dat hare voornamen zijn Johanna Wilhelmina. Eadem ') laet naer revocatie van haer uyterste wille, 14 Nov. 1659 geapprobeert, haer nieuwe dispositie approberen, 29 Julii 1664. Eadem vernieut den eet door Abraham Pauw, haer huider, en laet haer dispositie onder haere kinderen 2) approberen, 1 Martii 1690. Eadem laet haer opene dispositie tussen haer kinderen en kintskinderen 3) approberen, 23 Maert 1702. Engelbert Bernhard Knoppert, erfgenaem sijns moeders Wilhelmina van Uiterwijk, beleent, 21 Julij 1706. Maria Christina Knoppert, erfgenaem haers broeders Engelbert Bernhard beleent, 6 Junij 1709. ' Eadem laet approberen het maeggescheid, opgerigt den 6 Sept. 1649 tussen Johanna Wilhelmina, Aleida ende Catharina van Uiterwijk dogteren van Hendrik van Uiterwijk to Gysbeek ende Johanna van Deutekom, egteluiden, waerbij vrouwe Johanna Willemina van Uiterwijk dit leen is aenbedeelt, vrij van sodane 5000 gulden, als de moey, Maria van Doetichem, daeruit verschreven sijn, die Aleida en Catharina voorn, tot haren laste namen, 29 Sept. 1717. Eadem na versogte en geobtineerde approbatie van koop draegt dit leen op aen Johan van Innevelt en Catharina Schut, egteluyden, 5 Febr. 1718. Adriaen van Inneveld voor sig self, mede namens sijn moeder Catharina Schut, weduwe van Johan van Inneveld, Gerharda van Inneveld en Johanna Catharina van Inneveld, weduwe Schevikhaven, na dode harer respective man en vader Johan beleent, 4 Maert 1722. Idem laet approberen het maeggescheid, opgerigt tussen de kinderen van Johan van Inneveld en Catharina Schutten, egteluyden, waerbii hem dit leen is aenbedeelt, 24 Sept. 1728. Idem, erfgenaem sijner ouders en uit kragt van bovenstaend maeggescheid beleent, eodem die. Idem maekt dit leen bij testament deylbaer in egale portien onder sijne kintskinderen Dirk en Josina van der Stegen4), 1 Nov. 1737. Godefridus Menthen pro se et nomine uxoris Gosyna van der Steeg laten approberen en registreren het magescheid van 20 Jan. 1762 6? 26 Jan. 1762. Deselve als erfgenamen van haar grootvader Adriaan van Inneveld en uyt kragt van magescheyd beleend, eodem die. Gosyna van der Steeg steld na dode van haar man Godefridus Menthen tot huider Albertus van Beest en maakt dit leen deylbaar onder hare natelatene kinderen, 11 May 1764. ') Weduwe Hendrick Knoppert. Volgens deze akte waren hare kinderen \elbert Franciscus Joseph, Henrieus Ignatius, Maria Christina, Engelbertus Bernardus, Franciscus Johannes Aloysius en Johanna (Jeertruyt. а) Als zoodanig worden in deze akte genoemd Aelbert Franciscus Joseph, Maria Christina, Engelbertus Bernardus en Jan Louis. 3) Deze waren Maria Christina, Engelbertus Bernardus en de kinderen van wijlen (akte) ranC1SCUS Jose,,h nl- WoIf Jan' Arnt Jan> J<»1 Willem en Engelbertus Bernardus ') Kinderen van Evert van der Steeg en Christina van Innevelt (akte). б) lusschen hen en Derk van der Steeg en diens vrouw Margaretha den Duytsen 63a. LATHUM. Een weyde ende rijsweert met den anwas van dien; noch een middelweertgen van de lange kribbe af tegenover Hermen van IJsseloorts buis; oick omtrent die helft van de lege weyde, genoomt die Stiersweyde, streckende an de rije willigen, in deselve weyde staende tegen het voors. middelweertgen, gaende recht over tot an Weesen bouland, met den wetercolck, van olts daerto gehorende, allet in de heerlickheyt van Baer ende Lathem gelegen, oostwert an de Vaelweerden, noortwert langs d'lsul, westwert an de landerien deels van Wees ende deels van wijlen Geerlich Wychmans, suydwert oick van Wees tot op de kribbe, nu mede opgedragen met eenen uutweg over Weesen landerien, noch te wijsen, ten besonderen Zutphenschen leen bij Marcus van Wees tot behoeff van Wychman Geerlichs ende Catrin Adrians, 11 Febr. 1626. Gerrit Wichmans voir hem selven ende in name van sijnne broeders ende suster, met namen Geerlich, Herman, Grietgen ende Hendric Wichmans, omme 'tselve onder baer gelickelic genoten ende geprofiteert to worden, sonder dat d' een off d' ander daeran eenich vordel sall hebben, als erve haeres vaders Wichman Geerlichs beleent, 13Nov. 1641. Catharina Adriaens, weduwe van Wychman Geerlichs, laet het maechgescheyt, met haere kinderen opgericht, approberen ende wort uyt cracht van hetselve beleent, 5 Aug. 1661. Harman Wychmans vur hein selfs ende uyt de naem van Adriaen Wychmans, Derck Geerlichs, Nerinus Nierskens ende Jan Teunissen sijn beleent ') met 6/« van dit leen, 12 November 1678. Wychman Wychmans, soon van Gerret Wychmans, vur hem selven ende als huider van Wychman Wychmans, soon van Harman Wychmans, ende Frederick Wychmans sijn beleent met 3/s van dit leen, 12 Nov. 1678. Adriaen Wychmans ende Nerinus Nierskens als vader ende momber van de kinderen bij Geertjen Wychmans geprocreëert, voor haer selven ende haer sterck maeckende voor Harman Wychmans, draegen een ijder sijn 6/s deses leens op aen Jan Teunissen Spaermaecker ende Anneken Wychmans, dewelcke met deselve gedeelte ende oock met haar eygen 5/s beleent sijn, 7 Martii 1690. Idem, sig mede sterk makende voor sijn vrouw, draegt dese B/s op aen Wichman Geerlichs en Margareta van Wilick, egteluyden, die daer ook mede beleend sijn, 16 Maert 1689. Idem draegt de 3/s, waermede hij 12 Nov. 1678 beleent is, op aen Johan Geerlichs, die daer weder mede beleent is, alsook met de 6js als erfgenaem sijns vaders Wichman Geerlichs, 6 Jan. 1705. Idem laet approberen een maeggescheid, 30 Maert 1718 opgerigt tussen Johan, Wigman, Gerhardus, Hermannus, Alexander en Jan Wichman Geerligs, kinderen en erfgenamen van Wigman Geerligs en Margaretha van Wylik, egteluyden, waerbij Johannes Geerligs ten deel is gevallen 3/s van een weide en rijsweert etc. 3), en aen Wichman en Johan Wichman Geerligs 6js van het bovengenoemde leen, 10 Febr. 1719. ') Als erfgenamen van Catharina Adriaens, weduwe van Wychman Geerlichs (akte). ") Zie verder 63a § 1. Wigman Geerligs voor sig self en nevens Rijnhard van Wylik als oom en bloetmomber van den innocenten Johan Wigman Geerlichs uit kragt van 't bovenstaende geapprobeerde maeggescheid beleent met 6/s, 18 Maert 1719. Iidem dragen dit leen op aen Pietei A 1 p h e r t s en Maria C o 1 s u m, egteluiden, die daer weder mede beleent sijn, eodem die. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 62a, Afgespleten van 63a. 63a § 1. Drie agste parten van een weide ende rijsweert etc., uit kragt van maeggescheid ontfangen bij Johannes Geerligs, die daermede beleent is, 10 Febr. 1719. Idem draegt hetselve leen op aen \V illem Jacobs en Geertruyd V 1 e m i n g, egteluyden, mitsgaders Jenneken Hermssen, weduwe van Gijsbert V 1 e m i n g, die daer weder mede beleent sijn, 10 Febr. 1719. Geertruid ^ leming voor sig en namens haer kinderen, bij wijle haer man Willem Jacobs verwekt, en Wolter Vleming, erfgenaem sijns moeders Jenneken Hermens, beleent, 12 Oct. 1726. Eadem steld na dode van haer huider Hendrik Avelink tot huider Cornelis van Sadelhof, 13 Maert 1743. Eadem draagd dit leen op aan Cornelis van Zadelhof, die daar weder mede beleend is, 2 May 1744. Willem van Sadelhofï laat approberen en registreren 't testament van sijn vader Cornelis van Sadelhoff '), 4 April 1772 opgerigt, 7 April 1772. Idem laat aproberen en per clausulas concernentes registreren 't magescheyd 2) van 23 Nov. 1772, 27 Febr. 1773. Deselve als erfgenaam sijns vaders en uyt hoofde van 't geaprobeerde magescheyd beleend, eodem die. Idem en Maria II u 1 s t e y n, eheluyden, dragen dit leen op aan Gerrit Willems van D ij k en Alberdina Aalberts, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 25 April 1777. Idem laat approberen en registreren het magescheyd, 8 Nov. 1784 met de erfgenamen ab intestato 3) van wijlen sijne eerste vrouw Albertina Alberts over hare nalatenschap opgerigt, 7 Dec. 1785. ) Weduwnaar eerst van Teunisken Willems, daarna van Peteraella Brouwer (akte). 2) Tusschen Coenraad A v e 1 i n k en Hendrina van Sadelhoff, echtelieden, Willem v. S. en Maria Hulsteyn, echtelieden, Evert v. S. en Margareta Evers, echtelieden, Hendrik de Roos en Geertruida van S., echtelieden, Has v. S. en Hermina Brands, echtelieden, kinderen uit het eerste huwelijk, Anthouy, Maria Cornelia, Arent, Barent en Hendrik v. S., kinderen uit het tweede huwelijk (akte). *) nl. Jan Albers, Hendrik Albers, Jan Hendrik Areuts, gehuwd met Grietje Jans, Luytje Roelofs, gehuwd met Trijntje Dirkse, Albert Cornelissen, Albert Jans Poort, gehuwd met Grietje Jacobs, en Jan Roelfse, gehuwd met Fijtje Volkersoom (akte)! Denselven beleend met dit leen, aller gestalte hetselve hem uyt kragt van het geapprobeerde magescheyd thans voor het geheel aangekomen is, eodem die. Denselven en Clasina de V ae rt, eheluiden, belasten dit leen met 3000 gld. ten behoeve van Evert de Veer en Gijsberta Willemina van Winssem, eheluiden, en haren erven, eodem die. Hendrik Alpherts in qualiteyt als curator over den absenten Wouter van Dijck, naaste erfgenaam ab intestato van desselvs broeder Gerrit Willems van Dijck, benevens, sooveel nodig of dienstig, Clasina de Vaart, nagelatene weduwe van G. W. van Dijck, beleend sijnde, dragen dit leen op ten behoeve van De heeren van de Eekeninge deser provintie, 15 Febr. 1788, die hetselve hebben na sig genomen, 25 Maart 1788. E. H i s s i n k M.Pzn. en Jan Haak laaten registreren een transport d.d. 4 Aug. 1806, door commissarissen van Finantien der Domainen ter liunlieder behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten hunlieder naamen pro communi indiviso overtekenen, 14 Oct. 1806. 63b. DOESBURCH "). De olde und nieuwe rijsweerden, als die gelegen sijn tegensover Reden aen de Lathumsche sijde in den richterampte van Doesburch, van de kribbe aff tegens het veer over tot aen do lange kribbe tegens den Oort off Eenhoorn over, streckende metten olden und nieuwen aenwas van de voors. rijsweerden, opgedraegen tot een besonder leen ten Zutphenschen rechten bij Anna van Brakel, weduwe Marcus van Wees, Maria Catarina van Wees, weduwe Golsteyns, Anna van Wees ende Catarina van Wees met Antonis van Wees, gecaren tot oeren momber, als ooc Corneüs van Wees met Antonis van Wees voors., mede in qualité als momber van Loduwick Christoffel ende Johanna van Wees, daervoor hij ooc caveerde, tot behoeff van Joban Huyberts, 3 Febr. 1627. Idem draegt dit leen voor de helft op aen Lambertgen Jans, sijnne huysfrouwe, die voorts daermede is beleent, ende tuchtigen malcanderen aen een yeder sijn gedeelte, 7 Meert 1629. Huybert Jans als erve sijnnes vaders Johan Huyberts beleent, 1 Nov. 1645. Idem laet sijnne tucht ende dispositie approberen, 3 Oct. 1653. Idem draecht op de bovenste helfte van dit leen aen Willem Ever wijn, die daermede beleent is, 29 Martii 1660. Gerritje Gerrits als erfgenaem van haer vader Gerret Gerrets beleent door haer man Bartolt van E p s met de helfte 2) van dese weerde, ende laeten haere dispositie onder haer kinderen approberen, 17 Nov. 1677. ') Hiervan geldt hetzelfde als liet bij 63 opgemerkte. ') Zie verder 631> § 1. Susanna, Petronella en Anna Everwijn met de helft van haer vader Willem Everwijn, gelijk het door desselfs doot was gekomen op Johanna Everwijn, de oudste dogter, van die op haer oudste dogtertje Geertruid C o y e t, van die op haer suster Susanna Julia Coyet, van die op haer grootmoeder Geertruid Kelfken, weduwe Willem Everwijn, en van die wederom op haer, 1 Nov. 1698. Anna Everwijn ') laet approberen het maeggescheid, 5 Aug. 1702 opgerigt met haer susters Susanna en Petronella, waerbij dese helft haer is toegedeelt, en is uit kragt van dien beleent, 15 Febr. 1726. Wilhelmina Everwijn, erfgenaem haers nigts Anna, beleent, 4 Oct. 1735. Johan Brantsen, erfgenaem sijns moeders Nalida Ever wijn 2), erfgenaem haers susters Wilhelmina, beleent, 5 Mey 1738. Evert Jacob Brantsen uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd 8) beleend, 30 Jan. 1744. Hendrik Brantsen, erve sijns vaders Evert Jacob, onder sekere conditiën beleend, 23 Nov. 1765. Idem en Gijsbert van Hasselt, in huwelijk hebbende Elisabeth Brantsen, laten approberen en registreren een extract-authenticq uyt het magescheyd *), 10 April 1771 over den ouderlijken boedel opgerigt, 11 Dec. 1771. 1 Gijsbert van Hasselt nomine uxoris Elisabeth Brantsen uyt hoofde van t gelibelleerde magescheyd en bedingen bij d' acte van beleeninge van 23 Nov. 1765 beleend, eodem die. Deselve eheluyden laten hare huwelijkse voorwaarden van 3 May 1771 approberen en per clausulas concernentos registreren, 11 Nov. 1788. Arent Brouwer laat registreren een transport d.d. 12 Febr. 1803, namens Elisabeth Brantsen, weduwe Mr. G. van Hasselt, ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 18 Junij 1810. Afgespleten van 63b. 63b § 1. De helfte of geregte halfscheid van de oude en niwe rijsweerden, als die gelegen sijn tegenover Reden aen de Latumse sijde in den rigterampt van Doesburg, streckende dese helfte langs het lant van de weduwe Knopperts met het één einde aen de weert van de weduwe Everwijns en met het ander einde aen de weert van wijle vrou Wychmans, afgesplit van het leen 63b en tot een bijsonder leen opgedragen door Gerritje G e r r i t s en haer man Bartold van E p s aen ') tot Sandbrink (akte). s) Vrouw van Ilendrik Brantsen (akte). ») Tussehen de kinderen van Hendrik Brantsen en Nalida Everwijn nl.: Johan, Willem Reinier, Hendrik Willem, gehuwd met Elisabeth de Vree, en Evert Jacob, gehuwd met Johanna Beatrix Tulleken (akte). *) Tusschen de kinderen van Evert Jacob Brantsen en Johanna Beatrix Tulleken nl • Nalida Susanna, Beatrix Maria, Hendrik, Elisabeth, Johan, Arnolda Wilhelma, Willem Reinier (minderjarig) en Everliard Jacob (minderjarig). Borchard Gijsbert van Westerhold, onmundig, die daer weder mede beleent is door sijn vader Hendrick Wilhelm van Westerholt, 20 Dec. 1699. Engele Elisabet van Vittinghof gen. Schel l), erfgenaem haers neefs B. G. van Westerholt, beleent 2), 16 Julij 1718. Eadem draegt dit leen op aen Hendrik Willem van Westerholt, die daer weder mede beleent is, eodem die. 63c. De halfscheyt van het goet ter Kuys off het goet ten Brinck genaemt, daervan bouwman Berent Wessels; ten tweeden de halfscheyt van het goet Enghuysen, daervan tegenwoordich pachter is Derck Bessen; ten derden de halfscheyt van het goet Goerwijck, daerop tegenwoordich bouwman is Harman Soll; ten vierden het vierendeel van het goet Keil, in 't verbael van de verpondinge den Kleynen oort genaemt 3), eygendomlijck juffrou Hadewich van Scherpenzeel toestendich geweest (de wederhelfte, met 1800 gulden verpandet sijnde, heeft deselve de helfte van die pantpenningen gecommen); ten vijfften het vierdepart van een weide, Papenheuvel genoemt; ten sesten het vierdepart van het Schiltmaetjen; ten sevenden het vierdepart van het Donderslach; ten achtsten de halffscheyt van Tuytenborchs camp, liggende op het Elderyckse velt; ten negenden de halffscheyt van Tuytenborchs acker, op de Lely schietende, ende eindelijck de halfscheyt van de huysstede, daer Heesken Hendrick op gewoont heeft, schietende aen de camp van liet goet ten Brinck; alle die voornoemde parceelen met haer aengedeelden rechten ende gerechticheden, soedaenich als deselve alnu van de pachters vurs. gebruyckt worden, met alle den nieuwen ende ouden toebehoor te saemen in den ampte van Doesborch, in de buyrschap Elderyck *) in haer kenlijcke bepaelinge gelegen, van vrij allodiael goet aen de Staeten des vorstendoms Gelre ende graefscliaps Zutphen voor het gerichte des richterampts van Doesborch den 27 November 1666 door Haedewich van Scherpenzeel tot een leen ten Zutphenschen rechten opgedraegen ende weder te leen ontfangen door deselve Haedewich van Scherpenzeel, 27 Nov. 1666. Eadem laet haer dispositie approberen, 30 Nov. 1666. ') Gehuwd met Henrick Warner Tan Diepenbroek tot Bolderen en Heyen (akte). a) Uit kracht van „het retour, bedongen bij huwelijkvoorwaerden in dato den 19/:>9 April 1682 opgsrigt tussen Hendrick Wilhem van Westerholt en Johanna Sopliia van Vittinghof gen. Schel" (akte). ■) In margine staat: „B(j resolutie van het Hoff volgens authorisatie van de Lantschap den 29 Junij 1684 van de leenplicht ontslagen, en is daertegen weder te leen gemaeckt de vrije helfte van Enghuysen, soodat geheel Knghuysen leen is, d.d. 22 Julij 1684." ') In de tegenwoordige gemeente Hummelo en Keppel. Zutphen. 13 Anna Catharina van Seherpenzeel, ehevrouwe van Alexander Schimmelp e nninck van der Oy, uyt cracht van de bovenstaende dispositie beleent, 1 Junij 1671. Alexander Sehimmelpenninck van der Oy en Anna Catharina van Seherpenzeel tuchtigen malcanderen, 15 April 1684. Idem, nae de ontslaeginge des leenplichts van het vierdendeel van het goet Kei, is beleent met het erve ende goet Enghuysen ende an den pareelen hierboven gespecificeert, uytgenomen het vierendeel van Keil, 22 Julij 1684. Anna Catarina van Scherpenseel laet nae dode haers mans eet verniewen 30 Dec. 1695. Adriaen Sehimmelpenninck van der Oy, erfgenaem sijns moeders Anna Catarina, beleend, 9 Junij 1702. Gijsberta Wendelina Sehimmelpenninck van der Oy, erfgenaem haers vaders Adriaen, beleent, 20 Oct. 1721. Huider Hendrik van Eouwenoort, haer man. Hendrik van Eouwenoort ') en Gijsberta Wendelina Sehimmelpenninck van der Oy, egteluyden, laten haer huwelijxvoorwaerden, 25 Sept. 1702 opgerigt, approberen, 27 Julij 1723. A\illiem Hendrik van Eouwenoort, erfgenaem sijns moeders Gijsberta Wendelina, beleent, 7 Maert 1736. Idem en Maria Antonetta Walborg van der C a p e 11 e n 2), toekomende egteluiden, laten haer huwelijxvoorwaerden van 3 Maert 1736 approberen, 7 Maert 1736. Hendrik Adriaan Willem van Eouwenoort, erfgenaam van sijn vader Willem Hendrik, beleend, 29 Dec. 1783. Abraham Walraat in qualiteyt als executeur-testamentair laat approberen en quoad clausulas concernentes registreren het magescheyd tussen de kinderen en erfgenamen van Willem Hendrik van Eouwenoort3) 15 Julij 1784 over desselvs boedel en nalatenschap opgerigt, 2 Julij 1785. Hendrik Adriaan Willem van Eouwenoort laat approberen en registreren de huwelijkse voorwaarden 10 Sept. 1792 met Johanna Clara van der Dussen opgerigt, 5 Jan. 1793. ') Zoon van Hendrik van Rouwenoort en Charlotte Sehimmelpenninck van der O y e (akte). (akte)D°Chter Va" Alexandcr Tan der Capellen en Maria Johanna van Heeckeren 3) nl. Hendrik Adriaan Willem, gehuwd met Elisabeth Maria Anna van den Boetz e l aar A speren; Judith Elsabé Anna, gehuwd met Quirijn Maurits Verhuell; Ajexandrine Henriette, Frederica en de kinderen van Henriette Gijsberta Jacoba en wederik Adolf van der Reek, met namen Wilhelmina Anna Henriette, gehuwd met Leopold Frederik v o n S t e p h a n y, en Louise Alexandrine Johanna Christina van der Reek (akte). 63d. De Withof, in het landdrost- en richterampt van Dotinchem bij Barlham gelegen, Borgerweide, Mangenhorst, Ommeloop, Hoymaeth, Ysselmatjen, Legestoor, Langemath, Boemslag, Schaeps en Lichtenhorst, Laeyken en 't Bottergat, alle weylanden, het Raelant, Hogestoor en Broekhuiserkamp, bouwlanden, in den rigterampt van Doesburg, boerschap Elderick, onder de heerlijckheit Keppel gelegen, gerigtelijck aen de Ed. Mog. Staten des V. G. ende G. Z. opgedragen sijnde door Adriaen Warner van Pallant etc., is daer weder mede beleent als met een leen ten Zutphense regten, met een pont goet gelts te verheergewaden leenroerig. Adriaen Warner van Palland, heer van Voorst, tot Keppel etc., 10 Maert 1698. Idem laet sijn beslote dispositie approberen, 16 Jan. 1699. Idem vergroot dit leen met dese navolgende parcelen, om met hetselve met ée'n heergewaed en als één leen verheft te worden, namentlijk: 1°. huis en heerlijkheit Keppel met de voorgeborgten, cingels, hoven, conijnenwarande, watermolens, het broekjen met desselfs hof en de visserijen, voorts alle ap- en dependentien van dien, so en in voegen het tegenwoordig bij hem beseten is en word, de leenkamer alleen geëximeert, die hij hem en sijne erfgenamen reserveert en onder dit transport niet wilde begrepen hebben; 2°. sijne goederen en erven met name de Aese met het bosjen, de Bemster, het Hekenbroek, de Leuyt en alle vloklanden, so besaeyt als onbesaeyt, met alle die daeronder gehorende bou- en weylanden en vorderen aencleven van dien, so en in voegen deselve hem sijn toestendig en beseten worden, respectivelijk in den rigterampt van Doesburg, kerspel Dremt, Oldenkeppel en boerschap Eldrick gelegen; 3°. den Langerakse tiende met de vordere ap- en dependentien van dien in den landdrostenampt, rigterampt Deutekom gelegen ; allen den 2, 4 en 30 Aug. 1706 vóór de respective gerigten van Keppel, Doesburg en landdrostegerigt der graefschap Zutphen aen de Ed. Mog. Heren Staten deser Landschap opgedragen om met het bovenstaende in 't toekomende als één leen te leen ontfangen te worden en is Denselven daer ook so weder mede beleent, 3 Sept. 1706. Idem laet sijn besloten dispositie approberen, 3 Sept. en 15 Oct. 1706. Idem laet approberen den afstand en overgifte van dit leen ten behoeve van sijn soon Carel Wilhem van Palland, 21 Mey 1711 vóór'tgerigt van Keppel gedaen, 5 Junij 1711. Carel Wilhem van Palland uit kragt van dien afstand en overgifte beleent, eodem die. Idem laet sijn beslote dispositie approberen, 5 April 1718 en 3 Maert 1729. Agnes Emilia van Palland, douarière van Adolf Warner van Palland, enige suster van Carel Wilhem van Palland, beleent, 1 Oct. 1729. Eadem en Frederik Wilhem Floris van Palland, haer soon, laten approberen het maeggescheid en accoord, 13 Febr. 1730 opgerigt tussen haer over de nalatenschap van Carel Wilhem van Palland, 21 Febr. 1730. Eadem draegt dit leen uit kragt van bovengeschreven maeggescheid op aen haer soon Frederik AVilhem Floris van Palland, die daer weder mede beleent is, 21 Febr. 1730. Idem en Sophia Dorothea van L i n t e 1 o, egteluiden, verbinden de haven ter Aese, de Beemster en den Broekhuyserkamp aen St. Peters gasthuis binnen Arnhem voor 16450 gulden, 21 Mey 1733. Idem laet sijn besloten testament van 10 Sept. 1767 approberen, 15 Sept. 1767. Adolf Warner Carel Willem van Palland, erfgenaam sijns vaders Frederik Willein Floris, beleend, 25 Febr. 1780. Idem en Heilwich Charlotte Barbara van Heec koren, eheluiden, laaten registreren de superscriptie van haarluider testamentaire dispositie, d.d. 27 Maart 1804 beslooten gepasseert, 11 April 1804. Afgespleten van 63d. 63d § 1. 't Recht van water in beyde de strangen of armen van den ouden Yssul met de molens en sluisen, welke daarop zig bevinden ; wijders de gronden en onbelemmerde toegangen, daartoe direct of indirect gehoorende; de behuysing van do koornmoolenaar met de landerijen, zoo en als de pagtcedul vermeld; mede de water- en landtollen met het huys en grond door den tollenaar bewoond; ook de visseherijen, zoo en in dier voegen als dit een en ander sedert veele jaaren door hen is beseten geweest en zulks met desselfs appertinentiën, oude en nieuwe rechten en gerechtigheden zonder uytzondering van iets; nog alle de landerijen, houtgewassen en behuysinge, van ouds onder het erve Conijnenberg gehoord hebbende; ook alle de vloglanden tussen de zogenaamde groote of Hesseweg en de privative binnenweg na Doesburg; wijders de herberg de Leeuw en het recht van weggeld aidaar geheven wordende; ook alle de hoflanden daar tegenover langs den Yssul; nog de Bagijnenweyde aan de Lange brug; eyndelijk het akkermaalsboseh de Varang met de opgaande boomen, de kolcken en eenig bouwland, afgespleeten van de goederen onder den huize Keppel, aan den F. G. en G. Z. ten Zutpliensche rechten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig. Fredrik Wilhelm Floris Theodorus van Pallandt laat registreren een acte van donatie inter vivos d.d. 8 Aug. 1805 door zijn ouders, A. W. C. W. van Pallandt en II. C. B. van Heeckeren, eheluiden, ten zijnen behoeve en die van zijne ehegemalinne en erven gepasseert, en uyt hoofde van dien deese parceelen ter hunlieder naamen overteekenen, 13 Aug. 1805. Afgespleten van 63d. 63d § 2. Het geheele erve de Beemster, in het richterampt Doesborg, kerspel Elderik gelegen, in voegen als hetselve door de weduwe Engelen in pacht gebruikt word, en zulks met alle daartoe gehorende behuizing en verdere timmerij, hof, bouw- en weydelanden, zo opgaand als ander houtgewasch, niets daarvan uytgezonderd, zijnde thans een bijzonder leen en afgespleeten van de goederen onder den huize Keppol gehorende, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensche rechten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig. Fredrik Wilhelm Floris Theodorus van Pallandt laat registreren een acte van donatie inter vivos, door zijn ouders, A. W. C. W. van Pallandt en H. C. B. van Heeckeren, eheluiden, ten zijnen behoeve en die zijner ehegemalinne en erven gepasseert op dato 5 Oct. 1805, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen overteekenen, 26 Oct. 1805. 64. ANGERLO. Dat Hekersche slach, gelegen onder den kerspel van Angerlo, ten Zutphenschen leen heeft ontfangen Willem Suirmout, anno 1378. Gerrit van Huete Peters soon ontfinck 't goet geheiten dat Hekersche slacht, gelegen in den kerspel van Angerlo, a°. 1388. Pellegrim Sweveryngh l) ontfinck dat Hekerslach in Angelre kerspel met sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechten, a°. 1402. Idem, anno 1424. Een goet geheiten dat Hekersche slach met sijnen tobehoren, haldende 6 inergen lants, gelegen in den kerspel van Angerlo. Fredrick van Eechteren beleent, a°. 1430. Arnt D o e y s beleent, a°. 1448. Claes van H o p s t e n bij transport Arnt Douys, a°. 1449. Herman ten H a v e bij transport Claes van Hoipsteyn ontfengt 6 mergen lants, geheiten die Hekersche slach, gelegen in den kerspel van Angerlo, in den gericht van Doesborch, tot Zutphenschen rechten, a°. 1464. Idem, a°. 1465. Herman ten Have, erve sijnes vaders Hermans, a°. 1469. Cunegonde, huysfrou Loeifs van Smalenborch, erve hares broders Hermans ten Have, ontfengt end transporteert dit leen voort op Arnt ter Straten, anno 1492. Henrick van der Straten, erve sijnes vaders Arnts, a°. 1509. ') Deze was beleend na transport door Gerrit van Huete op 20 September 1392. Zie I.eenacten van Gelre en Zutphen (137G—1402), uitgegeven door P. N. van Doorninck, blz. 57. Ten onrechto stelt de lieer v. D. deze akte op 29 Februari. Verwarring tusschen Mathias (24 Februari) en Mattheus (21 September) is hiervan de oorzaak. I HenrlCkxT0p d®r„,straten> onmundig, erve sijnes vaders Henrix, beleent, 5 Nov 1521 Walraven van Baex is sijn huider. Sijne moder Gertrud Wychers wort hare tucht voorbeholden. Idem stelt tot huider Jacob die Ruter, 13 Maii 1533. Idem doet selffs eedt, 24 Oct. 1538. Idem vernijt eedt, 26 Junii 1544. Henrick ten Holt bij transport Henrix voorn, ontfengt een goet genoomt den halven Hekerschen slach, in den kerspel van Angerlo' 91 O^t" 1548Cht Va" D°eSb0rch gelefe'erl' tot Zutphenschen rechten,' Johan ten Holte, erve sijnes broders Henrix, draecht dit voort op Gerrit ten Bongart. Ende Heesken Ho 11huys met Herman ten Holt, haren soon, oick hare 4 dochteren Henrixken, Willemken netken ende Hilleken ten Holt vertyen op haer actie, 20 Martii 155ö! Idem vernijt eedt, 20 Junii 1556. Griet Bongarts, huysfrou Johan Zoers, erve hares vaders Gerrit voorn., beleent, 18 Febr. 1577. Eadem laet eedt vernijen haren man voorn., 19 Aug. 1598. Johan ende Dirck Zoer, gebroder, erven harer moder Griet Bongarts beleent, 4 Sept. 1620. Johan Soer, erve sijnnes vaders Willem Soer, die het geërft van sijn oom ende broeder ') Derck ende Johan Soer, beleent sijnde 2), draegt dit leen op aen 6 Luytgen Soeren, weduwe Johan Wolters, die volgens daermede beleent sijnde dit leen maeckt oeren olsten soone Johan Wolters, sonder daervan eenige uuytgoedinge van den darden voet off anders te doen aen sijne meterffgenamen, ende sulx voor sijn prerogatiff, 31 Jan. 1640. Jacob Wolters, onmundich, als erve sijner moeder Luvtgen Soeren. beleent, 21 Junii 1652. Derck van Daetzeler 3) huider. Idem eedt vernieuwt, 20 Junii 1657. Idem tuchticht sijn huysvrouw Geertruyda van Ommen, maeckt hetselve onder sijn kinderen deilbaer ende begeert, dat het naer sijn doot door sijn huysvrouw off mombers van de kinderen tot vordel der kinderen sal worden vercocht, 19 Febr. 1664. Idem geeft dit leen over aen de stadtholder der leenen ende is daermede weder beleent Johanna Wolters *), weduwe Dercks van Daetselaer, burgermeester tot Wagemngen, beleent, 1 Mey 1668. Derk van Daetselaer, erfgenaem sijns moeders Johanna, na afgemaekt versuim beleent, 13 Jan. 1706. Bartoldus van Daetselaer, erfgenaem sijns broeders Derk, beleent, 16 Nov. 1720. ' Maria van Daetselaer, onmundig, erfgenaem haers vaders Bartholdus, beleent, 23 Jan. 1723. ') Jn verband met de vorige beleening is dit niet duidelijk. moeder"S^r^'a [fTa t i'^g e7'(akte")" J°han Va" Rati"fe'e"' Tad°r Z'>" 0TOrleJe» ") Zijn zwager. *) Blijkens noot 3 was zij de zuster van den transportant. Bartold Suermond en Bartold Lutteken, momberen over Maria van Daetselaer, dragen dit leen op aen Gerbrand Marsing, die daer weder mede beleent is, 14 Jan. 1726. Garrit Massep, erfgenaam sijns vaders Gerbrand, beleent, 15 Julij 1758. Idem draagt dit leen op aan Carel AVillein de Eoode van Heeckeren en Charlotta Geertruida de Beyer, eheluiden, die daar weder mede beleend sijn, 11 Aug. 1773. Charlotta Geertruyd de Beyer laat approberen en registreren een extracterfmagescheyd, 2 Sept. 1789 met de erfgenamen *) van haren man Carel Willem de Eoode van Heeckeren opgerigt en waarbij haar dit leen is toe- en aanbedeeld, 6 Febr. 1790. Eadem beleend met dit leen, aller gestalte hetselve haar door dode van haren voorn, man en uyt kragt van het geapprobeerde extracterfmagescheyd aangekomen is, eodem die. Huider Mr. Leonard de Beyer a). Deselve laat haar besloten testament van 7 May 1793 approberen, 8 May 1793. 65. ANGERLO. tGoet to Hooge Geestel met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Angerlo, tot eenen Zutphenschen leen ontfinck Gerrit Momme van Kelle, anno 1379. Johan van Kei heeft opgedragen sijner moder Alveraet, huysfrou Wolter Kirskorffs, 60 pont sjaers uut Hogeestell, dat Hermans goet van Mekeren is, tot eenen Zutphenschen rechte, a°. 1401 a). Ende tucht haren man. Herman van Mekeren ontfinck den hoff tot Hoge Geistel, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Angerlo gelegen, a°. 1402. Wolter Kirskorff ontfengt 60 pont uut alsulcken goede als Herman van Mekeren liggende heeft in den kerspel van Angerlo, geheiten die Hogeistel, in den lande van Zutphen. Item den wind van eener moeien in den kerspel van Duyffelweerde tot Zutphenschen leen, a°. 1403. Johan Momme van Kelle, erve sijner moder Alveraet, ontfengt 60 pont sjaars uut den goede van Hogeistel, die sijn moder behielt na dode hares mans, sijnes vaders, to Zutphenschen leen end rechte, a°. 1404. Tyeman de Swarte bij transport Hermans voorn., die daeran belielt tallen tijden een losse met 600 nobelen, a°. 1405. Elisabeth van Mekeren, huysfrou Johans van W y e, a°. 1406. ') nl. Maria Juliana de Eoode van Heeckeren, weduwe van Marten Andries Becquer; Anna Catharina de Roode van Heeckeren, weduwe van Evert Frans van Retraet; Theodora Gerharda de Roode va» Heeckeren, zusters van den op 6 Februari 1789 overleden Carel Willem (akte). ■) Haar broeder (akte). s) Blijkens van Doorninck, Leenacten, blz. 35, heeft 31 Maart 1388 Herman van Mekeren Udensoen aan Jacob Vogel opgedragen een jaarrente van 37 oude schilden „uyt den alingen erve ende guede geheiten Hoegeste, end als dat Willems Lerinchs plach te wesen, gelegen is in den kerspel van Angerloe." Johan van Wye vercoopt an Roloff Nagel van Doesburch 16 alde gulden schilde sjaers, goet van golde ende recht van gewichte, munte des keysers van Romen ofte coninx van Franckrijck ofte goet ander payement, in tijt der betalinge genge ende geve, uut den alingen holt', geheiten Hogeistel met allen sijnen tobehoren, erflick, a°. 1408. Derich Momme van Kelle als momber Gerrrits Momme van Kelle heeft ontfangen 60 ponden sjaers uut den Hogestel, a°. 1409. Gerrit Momme van Kelle ontfinck 60 pond sjaers uut Hogestel, gelegen in den kerspel van Angerlo, tot eenen Zutphenschen leen, met eenen pond te verhergewaden, a°. 1416. Idem, anno 1424. Johan Momme van Kelle, erve sijnes vaders Gerrits, ontfinck 60 pond, a°. 1452. Idem ontfengt XL ') <9 sjaers uut den goede to Hoggesten, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Angerlo, tot Zutphenschen rechten, a°. 1465. Idem vernijt eedt van 60 ®, a°. 1496. Herbert van Hagen tot behoef der s t a d t Doetinchem beleent uut crachte eenes verwins voor de 16 alde schilden met den alingen hoff, geheiten Hoogestel, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Angerlo gelegen, met sijnen tobehoren, daer Johan Mom van Kei in bestorven is, tot Zutphenschen rechten, a°. 1501. Wernerus Elverdinck beleent van gelijcken uut crachte eenes verwins te lantrechte gedaen voor eenige schulden, die hem die gebroder Tengnagels opgedragen liebben, a°. 1501. Claes Tengnagel bij transport Werners voorn., a°. 1513. Joost Tengnagel, erve sijnes vaders Claes, 7 Martii 1538. Dat goet to Hoochgestel met al sijnen rechten ende tobehoren, in den richterampt van Doesburch, in den kerspel van Aifgerlo gelegen, tot Zutphenschen rechten. Sijn oom Johan van Broichusen is huider! Idem vernijt eedt, 24 Sept. 1538. Idem vernijt eedt, 11 Junii 1544. Date van Broichusen, erve hares soons Joosts, 9 Martii 1553. Haer neve Willem van Broickhusen is haer huider. Willem van Broickhusen, erve sijner moyen Bate, 2 Nov. 1554. Idem vernijt eedt, 15 Maii 1556. Idem tuchtigt sijn vrou Anna S w a v e n, 27 Maii 1564. Michel van Broichusen, onmundig, erve sijnes vaders Willems, beleent, 17 Nov. 1576. Johan van Broichusen is huider. Idem crigt V2 Jaer uutstel eedt te vernijen, 21 Sept. 1581. Idem vernijt eedt, 26 Aug. 1598. Idem tuchtigt sijn vrou Louise de Vega an 500 gld. sjaers, 25 Febr. 1613. Emanuel van Broeckhuysen to Kei, onmundig, erve sijns vaders Michels, beleent, 23 Julii 1620. ■) In verband met de vorige en volgende beleeningen moeten wij dit wel voor een verschrijving in de akte voor LX houden, waarop ook een marginale aanteckenin&r in boek C, fol. 161, wijst. Idem doet selver eedt, 12 Dec. 1637. Idem laet sijne dispositie approberen, 24 Maii 1651. Josina van der Horst in naeme haerer kinderen uyt cracht van haeres voorn, mans dispositie beleent, 7 Julii 1652. Die parceeltjens het langhe Maetjen ende het Brughlandtjen, gehoorende onder dit leen, sijn van de leenpliclit gevrijt ende is Michiel van Broecbuysen voor bem selven ende uytten naem van sijn andere broeders ende susters vermogens des vadere testament met hetselve leen, uytgesondert de voors. twee parceeltjens, beleent, mits nu ende liiernamaels wordende betaelt een dubbelt heergewaet, 21 Nov. 1659. Louisa de Vega, gewesen weduwe van Michel van Broeckhuysen, geassisteert met haer tegenwoordigen man Jan Maes, renuntieert van de tucht, aen haer 25 Febr. 1613 uyt dit leen verschreven, 20 Mey 1664. Michael van Broeckhuysen voor hem ende als volmachtiger van sijn broeders ende susters l) draecht dit leen op aen Casijn Swaefken, borgermeester tot Doesborch, die daermede beleent is door sijn soon Arnout Elbert Swaefken, sijn huider, 25 Febr. 1665. Arnout Elbert Swaefken, borgermeester tot Doesborch, erve sijnes vaders Casijn, beleent, 26 Sept. 1667. Idem belast dit leen volgens obligatie, door hem, sijn broeder Assueer ende susteren Margareta ende Johanna Swaefken beteyckent, met 635 silvere enckele ducatons ten profite van Christina Kelffken, weduwe van Dr. Everart Everwijn, 26 Sept. 1667. Everdina Swaefken, beleent sijnde als erve haeres vaders Casijn met een achtendeel van dit leen, onder conditie dat hetselve van het geheele leen niet gespleten, maer daermede geconsolideert blijve, laet haere dispositie approberen, 25 Jan. 1669. Assueer Swaefken draegt sijn gedeelte deses leens tegen overneminge van eenige schulden op aen Johanna Swaefken, die daermede beleent is, 6 Jan. 1672. Arnout Elbert Swaefken voor hem selfs en als bloetmomber van sijn broeder Dirck Swaefken, Aleida en Everdina Swaefken, haer sterck maeckende en de rato caverende sampt en elck besonder voor haer swaeger, capteyn Puchler 2), off desselfs onmundige dochter Barbara Adala Puchler, neffens voor haer absente broeders Assueer en Derck en haer suster Johanna Swaefkens, belasten dit leen met 1400 gld. aen Wijnant Muys, 17 Junii 1678. Wijnant Muis en Jan Velp uit kragt van verwin beleent, 26 Junij 1689. Abraham van Dillen, erfgenaem sijns stiefvaders Jan Velp, beleent, 24 Oct. 1708. Idem 3) laet registreren sekere akte van bekentenisse en voldoening deikooppenningen, renuntiatie en afstand van dit halve leen, den 3den deses opgerigt tussen hem ter eenre en Engele Cattepoel, weduwe Isacq Muis, en Derk en Rijk Cattepoel q.q. 4) ter andere sijde, waerbij do laetste de renuntiatie en afstand doen, 12 Mey 1719. ') nl. Willem, Jan Hendrick, Geertruydt, gehuwd met Caspar B a e c k s, en de minderjarigen, Elisabeth, Joost en Emanuel (akte). 2) Weduwnaar van Margriet Swaefken (akte). 3) Gehuwd met Johanna Francken (akte). 4) nl. als voogden van de minderjarige kinderen van I. Muis (akte). Johanna Agnita van Dillen, erfgenaam haars vaders Abraham, beleend, 13 Aug. 1754. Huider Louis Meys, haar man. Deselven dragen dit leen op aan Gerbrand Fransson en Reinold Lindeman, die daar weder mede beleent sijn, 16 Maart 1762. Hendrik H e s s e 1 i n k, in huwelijk gehad hebbende Aleyda Margaretha Frantsen, soo voor sig als namens sijne medeparticipanten, erfgenamen van haar vader Gerbrand Frantsen, met '/» deses leens beleend 28 Julij 1792. Denselven draagt dit 'ƒ3 pro se et nomine sociorum op aan Wouter van T i 11, die daar weder mede beleend is, eodem die. Afgespleten van 65. 65 § 1. Een derde gedeelte in dat goed Hooggestel (vulgo Hoogijssel) met alle sijne regten en toebehoren, in de graafschap Zutphen, rigterampt van Doesborg, kerspel van Angerlo gelegen, sijnde thans een bijsonder leen etc. Peter Gerbrands laat approberen en registreren sodane accoord, als tussen Eeinold Lindeman, Garbrand Franssen en wijlen sijn vader Garbrand Garbrands den 12 Junij 1762 was ingegaan en waarbij wijlen sijn vader voorn. »/8 in dit leen Hooggestel was toeërkent 26 Aug. 1779. Idem met dit gelibelleerde 1/a beleend, eodem die. Jan Gerbrands laat approberen en registreren sodaene accoord, als tusschen hem en de verdere condividenten ') over dit leen was ingegaan en waarbij denselven en de kinderen van Peter Gerbrands, bij Maria Teunissen in ehe verwekt, dit leen was toe- en aanbedeeld geworden, 22 Maart 1794. Idem voor sig en sijne voorn, medeparticipanten pro communi indiviso beleend met dit leen, eodem die. Gerbrand Gerbrands -) laat registreren zodane accoord, als tussen hem en de verdere medeparticipanten over den boedel en nalatenschap van wijlen haarl. oom Jan Gerbrands op 21 Febr. 1805 is ingegaan, en dit leen pro communi indiviso overtekenen, 11 Maj 1805. ) nl. Johanna Gerbrands, weduwe van Gerbrand Gerbrands, en hare kinderen en behuwdkinderen Jan, Maria Teunissen, weduwe van Peter Gerbrands, als voogdes van hare 8 kinderen, Roelof Heiting, weduwnaar van Aaltjen Heiting, en zijne meerderjarige kinderen Gerbrand en Gerharda (akte). ■) Zoon van Peter Gerbrands (akte). Afgespleten van 65. 65 § 2. Een onverdeyld derde gedeelte in den goede Hooggestel (vulgo Hoogijssel) met alle sijne regten en toebehoren, in de graafschap Zutphen, rigterampt van Doesborg, kerspel van Angerlo gelegen, sijnde thans een bijsonder leen etc., opgedragen door Reinold Lindeman pro se, mitsgaders sig sterk makende en de rato caverende voor sijn vrouw Jacoba Bouwmeister, aan Jan Brink Volckers en Hermina A b b i n c k, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 3 Sept. 1779. Afgespleten van 65 § 2. 65 § 3. Een weyde, den Bloemenkloot genaamt, in sijne bekende bepalinge in den richterampte van Doesborg, kerspel Angerlo gelegen, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van Hoogijssel of Hooggestel etc. Fredrik Glashorst laat registreren een gerigtelijk transport d.d. 21 Febr. 1798, door de kinderen en erfgenamen van Jan Brink Volgers en Hermina Abbinck, in leven eheluyden, van dit leen ten sijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien hetzelve ten zijnen naeme overtekenen, 17 Maart 1798. Afgespleten van 65 § 2. 65 § 4. 5/a van de weide in den goede Hooggestel (vulgo Hooggessel), in zijne bekende bepalingen in den rigterambt van Doesborg, kerspel Angerlo geleegen, sijndo thans een bijsonder leen etc. Lambert Vinkenborg en Maria V o 1 g e r s laaten registreren een gerigtelijk transport d.d. 21 Febr. 1798, door de kinderen en erffgenaamen van Jan Brink Volgers en Hermina Abbinck '), in leven eheluiden, van dit leen ten hunnen behoeven gepasseert, en laaten uyt hoofde van dien hetzelve ten hunnen naamen overtekenen, 6 Sept. 1803. ') nl. Hendrik Jan, Gerrit, Hendrika (gehuwd niet Meinoldus Bye sec en), Maria (gehuwd met L. Vinkenborg) en de minderjarige Johatina en Arnoldus (akte), 66. ANGERLO. 2 Hoeven tot Mallanden, in den kerspele van Angerlo die een gelegen ende die ander in der Lijmers, entfmek tot Zutplienschen leen Herman van Me keren, anno 1402. Elisabet, huysfrou Johans v a n W y e, erve hares vaders Hermans beleent, anno 1406. Dat goet tot Mallent. Alijt, Francken van Camphusens dochter, huysfrou Jacobs van *V ' ttenhorst, bij transport Elisabets voorn, ontfengt dat goet geheiten tot Mallent, in den kerspel van Angerlo gelegen, met sijnen tobehoren tot eenen Zutphenschen leen met 495 alde schilde, a°. 1406. Johan v a n W y h e crigt van der leenplicht gevrijt den hoff to Mallant ende maeckt daertegen te leen dat goet geheiten Nemenrehomoet m Overbetu to Hervelt gelegen, anno 1413. •»6a. Het alinge goet, geheiten Hontstegel met allen sijnen tobehoor, 111 den ampt van Doesborch, in den kerspel'van Angerlo gelegen, van der eygenhorichevt vrijgecoft ende te leen ontfangen tot Zutphenschen rechten bij Derck Fewus, 6 Julii 1534. Derck Fewis, erve sijnes vaders Dercks, 20 Maii 1548. Idem vernijt eedt, 27 Nov. 1560. Johan ten Berge bij transport llerx voorn. »), 27 Nov. 1560. Thomasken Smits, weduwe Johans voorn., beleent met den alingen goede geheiten Hontstegel met allen sijnen in- ende tobehoren, in der graeffschap Zutphen, in den ampte van Doesburch, in den kerspel van Angerlo gelegen, gelijck haer tselve bij scheydinge van haren kinderen, als staender ehe angecoft, is togedeylt. Ende haer soon Henrick ten Berge is huider, 7 Junii 1600. Willemken ten Berge, erve haeres vaders Johan ten Berge, sone van Johan ten Berge ende Toinasken Smits, beleent, 27 Mey 1637 -j. Hendersken Bervelts, erve haeres moeders Willemken ten Bertrlie beleent, 23 Nov. 1659. ' Eadem geassisteert met haeren man ende momber Arent S t r a e t m a 11 transporteert dit leen aen Aelbertus Heller ende Margareta ten B e r c h, dewelcke door haeren momber ende huider Adolp Heller daermede weder beleent sijn 8 Febr. 1661. ' Adolph Heller 3) als bestevaeder ende momber van de kinderen van Margareta ten Berch, huysvrou van Jan Beuckevoort, uyt derselver kinderen naem beleent, 9 Sept. 1668. ') In deze akte wordt de naam gespeld P li e u s. ') Huider liaar man Barvolt Ejrberts (akte). met ^ L",! t" Vftdt0r ,T Aeïbertus Biijkbaar is diens vrouw na z,j„ dood hertrouwd Jan Adriaen huwelijk is oen kind gesproten, do later genoemde Johan Adriaen Bouckefoort doet selfs eet, 14 April 1687. Idem en Henrietta Mockink laten haer beslote dispositie approberen, 28 April 1712. Henrietta Mockink, weduwe Johan Adriaan Bukevoort, beleent, 1 Julij 1713. Johan Reinier Beukefoort, erfgenaem sijns moeders Henrietta Mockink, wed. J. A. Beukefoort, beleent, 18 Febr. 1737. Johannes Franciscus ter O e r d e en Maria Lucia Josepha Beukevoort, eheluyden, laten approberen en registreren een extract uyt het erfmagescheyd, den 1 Nov. 1777 over den boedel van hare ouders Johannes Reinerus Beukevoort en Maria Lucia Haack, in leven eheluyden, opgerigt '), en sijn beleend met dit leen, aller gestalte hetselve haar door dode van hare voorn, ouders en uyt kragt van het geapprobeerd extract-magescheyd aangekomen is, 9 Julij 1792. 67. DREMPT, ANGERLO. 't Goet te Bevermere te Zutphenschen rechte helt Reiner van Enghusen, anno 1326. Herman van Mekeren ontfinck onder anderen den hoff tot Bevermeer, in den lande van Zutphen gelegen, eensdeels in den kerspel van Angerlo ende eensdeels in den kerspele van Eylderich ende Wele, met allen sijnen tobehoren, a°. 1402. Elisabet van Mekeren, huysfrou Johans van W y h e, erve hares vaders Hermans, beleent, a°. 1406. Herman van Wye transporteert omtrent 23 mergen lants, geheiten die Bevermeer, gelegen in den kerspel van Drempt ende van Angerlo, dat Hermans van Mekeren te wesen plagh, met eggen, eynden ende met allen sijnen tobehoor tot Zutphenschen rechten op Willem Nordinck, anno 1430. Willem Nordinck, erve sijnes vaders Willems, a°. 1446. Henrick van T r i e r bij transport Willems voorn., a°. 1447. Evertgen van Trier, huysfrou Geerdincks van Brouchusen, erve hares vaders Henrix, beleent, anno 1465. Eadem vernijt eedt, anno 1492. Henrick van Broichusen, erve sijner moder Everda, 15 Aug. 1520. Gijsbert van Broichusen, erve sijnes broders Henrix, 17 Oct. 1533. Gijsbert van U 1 f t geheiten Matelanck, erve sijnes ooms Gijsberts van Broichusen, beleent, 4 Martii 1535. Idem eedt vernijt, 23 Sept. 1538. Idem vernijt eedt, 27 Junii 1544. Sophia van Overhagen, weduwe Gijsberts van Broichusen, vernijt eedt deur Reiner van Broickhusen, 11 Julii 1544. Gijsbert van Ulft vernijt eedt, 19 Julii 1556. ') Medeërfgenamen waren J. Hermannus Adrianus, Alexander Andreas Joannes, Henrietta Maria Geertrudis, Rej nerus Joannes Canisius en Aleida Catlirina Juanna Beukevoort (akte). Wilhelma van Ulft bij transport Gijsberts voorn, ontfangt die helft van een goet geheiten Bevermeer, in den lande van Zutphen, in den ampte van Doesburch, in den kerspelen van Drempt ende Angerlo gelegen, haldende 23 mergen lants ter goeder maten, met allen sijnen tobehoren tot Zutphenschen recht, voorbeholden een tucht '). Giek met beding, so sij sonder kinder sterft, dat dan dese helft erven sal op haer suster Everarda ende beyde helften, weder an één persoon commende, weder tot één leen geheelt sullen werden, 22 Martii 1560. Haer huider is Conrad van Mekeren. Everarda van Ulft, huysfrou Ot C 1 o e c k s, bij transport Gijsberts vorn. op condicien voorverhaelt d'ander helft ontfangen, 20 Martii 1560. Gijsberta van Ulft, huysfrou Johan G r u t e r s, erve hares vaders Gijsberts voorn., beleent met een goet geheiten Bevermeer, haldende 23 mergen lants ter goeder maten, met allen sijnen tobehoren, in der graefschap Zutphen, in den ampte van Doesburch, in den kerspelen van Dremt ende Angerlo gelegen, 13 Junii 1600 2). Eadem, vernietigende die makinge van den 27 Sept. 1602, maeckt, dat hare twee voordochters van Evert van Broeckhuysen ende drie nadochters van Johan Gruter na haren doot gelijcke deelen, elck % van de Bempster, Barbroeck ende Gallenslach in Elderick! oick van de havesaet Broeckhuysen, groot ende cleyn, in Weel' gelegen, sullen genieten, 4 Aprilis 1620. Gijsberta van Broeckhuysen, weduwe van Euwenoort, erve harer moder Gijsbertae voorn., beleent sijnde, erhelt 6 jaren uutstel tot aflosse der 800 daler, 10 Jan. 1625. Geertruydt G r u y t e r beleent, 26 Junii 1657. Huider Michiel Foppinga 3). Eadem draecht op een gedeelte van dit leengoet, als Barenbroeek ende Galenslach, aen Adolff Heller4), 26 Junii 1657. Idem draecht sijn gedeelte van het leen Bevermeer op aen Johan Bueckefoort ende Margareta ten Berch, eheluvden 13 Nov. 1663. Adolph Heller als bestevader Van de kinderen van Margareta ten Berch, huysvrou van Jan Bueckefoort B), uyt derselver kinderen naem beleent, 9 Sept. 1668. Johan Adriaen Beuckefoort doet selfs eet, 14 April 1687. Idem en Hendrietta M o c k i n k, egteluyden, laten haer beslote dispositie approberen, 28 April 1712. Henrietta Mockink, weduwe Johan Adriaen Bukevoort, beleent, 1 Julij 1713. Deselve draegt het gedeelte van dit leen, dat Johan Adriaen Buckefoort daerin gehad heeft, op aen Evert Jacob R a s c h en Christina~B e e k, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 18 Dec. 1714. ') nl. ten belioevo van den Yerkooper (akte). ») Uit deze beleening- schijnt te blijken, dat Wilhelma en Everarda Tan Ulft beiden kinderloos zijn overleden en Gijsbert daardoor weder in het bezit van het irolieele Bevermeer is gekomen. ») Haar schoonzoon (akte). Het blijkt niet, uit welken hoofde zij beleend is *) en zijn vrouw Swaentjen van Hagen (akte). 6) Zie blzim204, noot 3. Bernhard Rasch, onmundig, erfgenaem sijns vaders Evert Jacob, beleent met het gedeelte van dit leen, dat Jan Adriaen Buekefoort daerin gehad heeft, 19 Jan. 1728. Willem Rasch, erve sijns broeders Bernhard Rasch, beleend met 't gedeelte van dit leen, dat Buekefoort daarin gehad heeft, 1 April 1743. Idem laat approberen en registreren sijne huwlijkse voorwaarden, 25 Sept. 1747 met Maria Elisabet Stevens ') opgerigt, 27 Nov. 1766. Idem en Dr. Willem Voltelen, erfgenamen van Christina van Beeck, weduwe Rasch, laten approberen en registreren, uvt kragt van 's Hoves sententie van den 25 Januarij 1774, sodane erfpagt als wijlen Christina van Beeck voorn, op den 29 Meert 1739 met Jan Gerritsen en sijn vrouw over en ter sake den kleynen Pierik, uytmakende een gedeelte van het Barenbroek en Galenschap, heeft ingegaan, 10 Maart 1775. Idem en Maria Elisabet Stevens, eheluyden, dragen op het Barenbroek en Galenschap, so en in dier voegen bij de acte is uytgedrukt, aen Sebastiaen Wesselink en Johanna Everharda van Bommel, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 26 May 1775. Harmanus Wesselink nae dode van sijn vader Sebastiaan Wesselink, voorbehoudens de tugt van sijn moeder en onverkort het regt sijner broeders en susters, als oudste soon beleend, 7 Jan. 1783. Afgespleten van 67. 67 § 1. DREMPT. De helfte van een stuck bouwlants van elff morgen, geheiten De elff margen, sijnde een gedeelte van het goet Bevermeer, sijnde de suydtsijde, schietende met het een einde op de Beemster, toecomende Derck in de Wilde zee ende Antony Daenen, ende met het ander einde op de Pierickse straet, in de graefschap Zutphen, in den ampte van Doesborch, in den karspel van Drempt gelegen, tot een besonder leen etc. opgedraegen door Geertruyt Gruyters, weduwe van Hendrick van Zeiler tot Halsaf, aen Antony Daenen, 28 April 1666. Idem transporteert dit leen aen Cornelis Daenen, 29 Sept. 1679. Idem transporteert de helfte van dit leen aen Derck Daenen als man ende momber van Geertruyt Weunincks, 6 Oct. 1681 2). Cornelis Daenen transporteert de ander helfte van lietselve leen aen Jacob Kar sten, die daermede beleent is, 6 Oct. 1681. Jacob Karsten 3), erve sijnes neven Jacob Karsten, beleent, 3 Junij 1682. ') Weduwe Wijnhouds (akte). a) Deze helft Tan de helft van de 11 morgen verdwijnt na deze beleening spoorloos. ') In deze akte heeten zij Kersten. Willemken Karsten, erve haeres vaders Jacob, beleent sijnde door haer ohem ende momber Hendrick Koeloffs. heeft, geassisteert met haer voorn, ohem eude met haer moeder '), dit leen overgegeven ende opgedraegen aen lhomas Bos ende Jantjen Isebrants, die daermede beleent siin 29 Nov. 1689. Hermen H e y t i n c k, erfgenaem sijns grootvaders Evert Hermssen -), hetselve vele jaren in bezit hebbende gehad, sonder dat sig een beleninge daervan vind, beleent, 18 Maert 1726. Jacobus Heytink, onverkort het regt van desselvs broeder Jan Teunis, nae dode van sijn vader Hermen beleend, 3 Aug. 1789. Afgespleten van 67. 67 § 2. DREMPT. De helfte van elft morgen bouwlants, gesproten uyt het goet Bevermeer, sijnde de noortsijde van deselve elft margen, schietende met het eene einde aen den lioff te Beemster, toecomende den heer van Keppel, ende met het ander einde aen den Kleynen Blaesbalck, in de graefschap Zutphen, in den ampte van Doesborch, in het karspel Dreint gelegen, tot een besonder leen etc. opgedraegen door Geertruyt Gruyters, weduwe van Hendrick van S e 11 e r tot Halsaf, aen Jan Vos, 28 April 1666. Valentijn Velthuisen als man ende momber van Annetje Vos, sijn vrou, erfgenaem haeres vaders Jan Vos, beleent, 7 Junij 1688. Jan Velthuisen, erfgenaem sijns moeders Annetje Vos, beleend, 21 Dec. 1723. Idem draegt dit leen op aen Willem Bomer, die daer weder mede beleent is, 21 Dec. 1723. Idem draegt dit leen op aen Gerhard Bomer, die daar weder mede beleend is, 14 April 1749. Johan Arnold Beuiner, erfgenaam sijns vaders Gerard Beumer, beleent, 26 Jan. 1759. Jellis Beumer, erfgenaam sijns broeders Johan Arnold, beleend, 16 April 1771. * Gerharda Beumer, erfgename van haar broeder Jellis, beleend, 15 Sept. 1786. Huider Jellis E geling, haar man. J) Rijken R o e 1 o f f s (akte). !) In diens boedel was gevonden de oorspronkelijke brief van 29 Nov. 1G89, zoodat aangenomen werd. dat hij dit goed gekocht had „sonder daervan te nemen een opdragt na leenregten" (akte). 68. ANGERLO. Dat goet tot Middendorp met al sijn tobelioren, gelegen tot Averlo, ontfinck Griet, weduwe Dirx van Loil, a°. 1380. Ende liaer soon Doys van Loil heeft gehult. Eadem ontfinck dat goet tot Middeldorpe met eenen theentken inot sijnen tobehoren, in den kerspel van Angerlo, in den lande van Zutphen gelegen, tot eenen Zutphenschen leene, anno 1403. Derich van Loele, haer soon, doet huldinge. Derioh Deus van Loele bij transport sijner moder Griet, a°. 1408. Godert Win terp oei bij transport Derichs voorn, beleent met den goede tot Middeldorp, gelegen in den kerspel van Angerlo, met den thiende, als die Grieten van Loil to wesen plag, a°. 1413. Rykolt Winterpoel bij transport sijnes broders Goderts, a°. 1423. Henrick Winterpoel bij transport sijnes vader Rvkolts, belieltlick 10 alde schilde sjaers sijn leven lanck, a°. 1452. Bairtruyt Tailholts, huysfrou Bade Talholts, bij transport Henrix voorn, op een wederlosse met 20 olde Franckrijcksche schilden eens, a°. 1454. Eadem voor sich ende hare kinder, a°. 1465. Gerrit Tailholt, erve sijner moder Bartruyt 1), ontfengt dat goet tot Middeldorp, in den kerspel van Angerlo gelegen, daerin behoren die nabeschreven ackeren: eerst die Langennoirt, gelegen tuschen die Schatwick Borchenstraet, haldende omtrent 7 mergen; item die Goir, gelegen op Bevermeer in den Buckdijck 2), haldende omtrent 3 mergen; item die Veltmate, gelegen tegen den Buckdijck: item dat Kruysvelt, haldende 3 malder saetlants; item die camp voir den doeren in den ouden Kruysvelt, haldende 3 malder saetlants; item eenen acker, in den Kruysvelt gelegen, haldende 3 malder saetlants; item dat pesken, gelegen tuschen die Oy in dat Cleynvelt, haldende eenen mergen; item die hofstede 1 '/ü gulden tot Zutphenschen rechten, 8 Julii 1474. Baldewijn ende Bernt Tailholt, gebroder, beleent deur heuren momber ende volmechtigen Goossen Momme, a°. 1481. Geerlich Tailholt, erve sijnes broders Gerrits, transporteert tselve leengoet met den thienden, groff ende smal, daerto gehorende, gelegen in den kerspel van Angerlo, op Tielman van Griet, 29 Dec. 1481. Idem tuchtigt sijn vrou Bye an 20 gl. sjaers, 12 Junii 1488. Idem, anno 1492. Martin van Griet, erve sijnes vaders Tymans, a°. 1498. Derck van Griet, erve sijnes broders Martins, a°. 1518. Idem tuchtigt sijn vrou Mechtelt Obbekinck, 26 Aprilis 1530. Idem vernijt eedt, 17 Sept. 1538. Anna van Griet, huysfrou Henrick K e y e n, beleent, 17 Julii 1542. Eadem tuchtigt haren man, 17 Julii 1542. ') Uit deze akte blijkt, dat liaar eigen naam Winterpoel was. 2) In de akte van 1498 en volgende staat K e r c k d ij c k. Zutphen. 14 Eadem eedt vernijt, 10 Julii 1544. Eadem eedt vernijt, 17 Junii 1556. Gertrud Keyen bij transport harer moder Anna, 26 Jan. 1585. Fredrick van Diem is haer huider. Anna van Griet met haer man Henrick Key den olden confirmeren hare dispositie over hare kinderen Henrick, Willem, Gertrud ende Mechtelt Keyen gemaeckt, 23 Jan. 1585. Willem Key crigt '/* jaer uutstel, 20 Julii 1594. Henrick Key, erve sijner dochter Gertrud, erft voort op sijnen soon Henrick, buten lants wesende, ende sijn broder Willem is huider, 5 Julii 1599. Willem Key tuchtigt sijn vrou Cecilia van Beinhem, 29 Martii 1602. Idem tucht sijn vrou Gertrud Kreyincks, 3 Martii 1610. Henrick Key, onmundig '), erve sijnes vaders Wilhems, beleent, 19 Martii 1623. Idem doet selver eet, 22 Junii 1637. Willem Key, erve sijnes broeders Hendricks, beleent, 13 April 1663. Idem laet sijn besloten dispositie approberen, eodem die. Idem revoceert sijn besloten dispositie, laet sijn houlijxe vorwaerden met Anna Maria van der Lauwick, den 10 Mey 1660 opgericht, approberen, lijftuchticht deselve in 400 gl. sjaers ende hertrouwende 200 gl. ende laet sijn vordere dispositie approberen, 28 Febr. 1665. Thomas Key, onmundig, erve sijnes vaders Willem, beleent, 11 Junii 1677. Idem doet selver eet, 9 Febr. 1689. Johan Wilhem van R ij s w ij k, naeste en oudste mansoir van Thomas Key, beleent, 18 Mey 1735. Idem draegt dit leen op aen Hermen Hasenbroek senior, die daer weder mede beleent is, eodem die. Jacob Lduard de Regteren van Hemert beleend met dit leen, gelijk sulks door dode van Thomas Key in cragt van hijlijksvoorwaarde en verdere dispositie, den 28 Febr. 1665 geapprobeerd, op sijn vader Willem de Regteren van Hemert en van die op hem gedevolveerd is, 20 Julij 1744. Albert Burchard de Regteren van Hemert, erve sijns vaders Jacob Eduard, beleend, 20 Dec. 1768. M. J. Valkenie r, weduwe en boedelhouderse van wijlen Albert Burchard de Regteren van Hemert, als moeder en wettige voogdesse van hare minderjarige kinderen bij wijlen haar voors. eheman, beleend, 5 Oct. 1776. 1) Zijn moeder was Jolianna van R ij s w i c k, de derde vrouw van Henrick Kev (akte). Zie biz. 44. 69. DREMT. Een leengoet, gehorende tot der herliclieit van Keppel, gelegen in den kerspel van Drympt, geheiten Cleyn Compelwijck, met sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechten opgedragen bij Alevt Winterpoels tot behoeff van haer dochter Jutte Winterpoels, a°. 1504. Evert ten Berge huider ')• 69a. DREMT. 't Huys ter Wort helt Henrick van B e 1 e, anno 1326. Gerard H a e k e heeft ontfangen tgoet ter Woert, gelegen in den kerspel to der Eempt, te Zutphenschen rechte, a°. 1378. .Tan Vosse van üoesburch ontfinck dat goet geheiten die Wuerte niet sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Dreemte, tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1380. Henrick Vos, erve sijnes vaders Johans, ontfinck een goedeken geheiten die Woerde, gelegen in den kerspel van Droemte, met sijnen tobehoren, a°. 1402. Gerrit H a i c k e ontfinck dat goet ter Woert 2) met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Dreemt, tot Zutphenschen rechten, a°. 1424. Henrick Haeck beleent, a°. 1428. Idem, a°. 1465. Goossen Haeck, erve sijnes vaders Henrix 3), a°. 1470. Idem vernijt eedt van die helfte deur Beert ter H e z e, sijn moder, met haren huider Henrick Winterpoel, 18 Sept. 1473. Johan Haeck ontfinck die halve Woert met 2 peskens met den straetken daeran end eenen acker lants, gelegen in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Droempt, in den Hogen velde, omtrent groot 6 schepel saetroggenlants; noch 2 halve acker lants, in denselven Hogen velde gelegen, daer dat wederdeel van to te horen plag Henrick Winterpoel Gerritssoon; noch drie acker lants halff, gelegen in den Sydenvelde, van welcken dat wederdeel togehoort den voorn. Henrick, ende 1 mergen lants, gelegen op Westerrycker Oye, tot Zutphenschen rechten, a°. 1492. Engelbert Haeck, erve sijnes vaders Johans, a°. 1503. Sijn moder Agnese met Derck van den Putzeler doen die verheffinge, diewijl Engelbert onmundig is. ') Deze beleening, die eigenlijk in dit register niet behoort, daar zij een Keppelsch leen geldt, staat in verband met de tijdelijke inbezitneming der heerlpheid Keppel door hertog Karei. Joban van Pallandt, heer van Keppel, gehuwd met Elisabeth, dochter van Frederik heer van Voorst en Keppel, schreef daarover in 1551 aan het Hof; „Nachdem meiner ehegemael vatter in kriegsnoeten gefangen nit allein seiner bewoinung und register (lil. leenregisters), sunder auch des landtz, jedoch zur unschuldt, beroupt gewesen' (Br. m. h. k\v. v. Zutphen n°. 1196). Zie ook Nijhoffs Bijdragen IX, blz. 71, 72. 9) Hieronder zal moeten worden verstaan de helft, die hij vermoedelijk gekocht heeft. Zie voor de andere helft 70. 3) In de akte staat „successit in medietatem huius feudi". Gerrit van Berinchem, erve sijnes onmundigen halven broders Johan Haecks, beleent, 8 Febr. 1633. 3 ofte 4 jaren versuyms quijtgegeven. Idem vernijt eedt, 3 Dec. 1554. Idem vernijt eedt, 18 Junii 1556. Ale}t Schaeps, weduwe Juhan.s ter Heerenhave, bij transport Gerrits voorn., 29 Jan. 1565 '). Daem ter Heerenhave is bulder. Daem ten Herenhave, erve sijner moder Alijt, 18 Dec. 1573. Idem vernijt eedt, 1 Jan. 1582. Idem maeckt testament, 3 Martii 1610. Lubbert van Ailsteren, Lucas B 1 ij f f a r t, Hardeman van Laar voor sich ende hare consorten, die kinderen van Eense van Boerle ende van Jan de Quade bij makinge Daems voorn. 2) beleent met een goet geheiten die halve Woert met 2 peskens, met der straten daeran ende eenen acker, groot omtrent 6 schepel roglands, met 2 halve acker lands in den Hogen ende 3 halve acker lands in den Sydenvelde ende derdenhalven mergen in Westericker Ove 5 Dec. 1616. Herman v an Amb u r e n bij opdragt Thomas, Gerhards, Dircks ende Philiberts van Boerlo s) ende der kinderen Fredericks van Vilsteren als erven Mechtelts, Judits ende Lutgarts van Cuender beleent, 1 Sept. 1626. ' Idem ende sijnne huysfrouwe Wijsken Schaeps tuchtigen malcanderen oer leven lanck ende maken, dat dit leen naer oer beyde ende oerer kinderen doot sal erven op de naeste leenvolger van hem Herman van Amburen, 1 Nov. 1634. Beernt van Ambuyren, erve sijnner nichte Geertrnyt van Amburen, die het geërft van haer vader Herman, beleent, 18 Junii 1686. Adolph Heller als leenvolger van Geertruyt van Amburen, dochter van Herman van Amburen ende Wijsken Schaeps, beleent, 1 Julii 1636. Adolph Heller tuchticht sijn huysvrouw Swaentjen van Haegen in dese leenen, 13 Nov. 1663. Johan Heller als leenvolger van sijn ohem Adolph beleent, 6 Jan. 1676. Louys Heller, erfgenaem van sijn broeders Johans soon Johannes Lambertus, beleent, 24 Martii 1683. Johanna li en ts en, weduwe van Johan Heller, beleent, gelijck hetselve leen door dode van Johan Heller op sijn soon Johannes Lambert en van denselven op haer verstorven is, 30 Aug. 1683. Hester Sophia Heller, erfgenaem haers vaders Louis, beleent, 11 Julij 1707. Huider Frederik M e y s, haer man. Eadem na approbatie van de gedane verkopinge draegt dit leen op aen Jan Gertsen, die daer weder mede beleent is, 9 Mey 1717. Willem Gerritse van W e y, erfgenaem sijns broeders Jan Gerritsen van Wey, beleent, 15 Nov. 1725. Idem draegt dit leen op ten behoeve van ') Door dit transport kwamen de beide helften weder in eene hand (zie 70a), zonder evenwel geconsolideerd te worden. 2 £an kinderen van Mechtelt, Judith en Lutgart van Kuvnder (akte). 8) Zonen van Rense van Boerlo (akte). Hendrik Dan en *), die daer weder mede beleent is, 21 Nov. 1725. Adriaen Danen, erfgenaem sijns vaders Hendrik, beleent, 10 April 1732. Sophia Danen 2), erfgenaam haars broeders Adriaan, beleent, 5 Maart 1766. Jan Coenraad Marcus en Hendrik George Haarman als curateuren over de innocente Sophia Vies na dode barer moeder Sophia Danen beleend, 10 Sept. 1767. H. E. H o g e 1 a a r en Frans Adam Baerkens laaten registreren een transport van dit leen, door het landdrosten gerigte van Zutphen 13 May 1800 ten haaren behoeve gedaan, en uyt hoofde van dien dit leen ten haaren naame overtekenen, 19 Junij 1800 3). 70a. DREMT. Dat goet geheiten die Wuerte 4) met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Droemte, tot een Zutphensch leen. Lutgart Vos, huysfrou Gerrit Goossenssoon, erve hares vaders Henrix, ontfinck die halve Woert, gelegen in den kerspel van Droemt, a°. 1423. Goossen Gerritssoon beleent, a°. 1452. Henrick Winterpoel Gerritssoon, erve sijnes broders, ontfinck dat goet tot Westerick in die Woirt met allen tobehoor, gelegen in den lande van Zutphen, in den kerspel van Dreemt, tot Zutphenschen rechten, a°. 1457. Idem ontfinck dat goet geheiten die Wuerdt met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Dreemt bij Westerick, in den lande van Zutphen, a°. 1465. Idem vernijt eedt van de helft van den goede geheiten die Woerde, in den kerspel van Drempt gelegen, ende helt 6 malder roggensaetlants, daeraff 4 opt Hoge velt gelegen sijn neven erve Dirx van Elten, ende 2 in Sydelande neven erve Bernts die Gruter. End hier behoort noch in 2 Va mergen, op de Oy gelegen neven erve Derx int Velt, tot Zutphenschen rechten, 18 Sept. 1473. Idem vernijt eedt, 18 Aug. 1484. Lense Winterpoel, erve Henrix, beleent, a°. 1492. Hiertoe 11 'a rode quaets dijcks. Idem tuchtigt sijn moder Aleyt, Lense Veren dochter, a°. 1492. Lutgart Winterpoels bij transport harer moder Aleyt, a°. 1503. Haer huider is Sweder Droochscheere genoomt Pyerick. Lutgart Winterpoels nu P enniux met heuren bulder Lense Veer ontfengt die halve Woert cum attinentiis, a°. 1515. •) Uit de akte van 10 April 1732 blijkt, dat hij gehuwd was met Bette ten Venli u y s e ii. 2) Weduwe van Jolian Vies (akte). 3) Hiervan is in liet leenaktenboek niets te vinden; waarschijnlijk heeft men verzuimd het te registreeren. 4) nl. de helft van het goed, dat Henrick Vos in 1402 te leen ontvangen had. De andere helft kwam aan üerrit Haicke (Zie 6(Ja). Jutte Winterpoels, huysfrou Daem Schaeps, erve harer suster Lutgart, beleent, 29 Aprilis 1532. Eadem eedt vernijt, 23 Sept. 1538. Aleyt Schaeps ') bij overgifte harer moder Jutte beleent, 8 Sept. 15-11 -). Haer momber is Johan Bel. Eadem vernijt eedt, 23 Oct. 1543, 13 Junii 1556, 19 Oct. 1558 deur Lubbert van Kuenre. Eadem crigt uutstel om na dode hares mans Johans ter Herenhave haren soon Daem tot eenen nijen huider te mogen stellen, 9 Sept 1569. Eadem stelt denselven tot huider, 13 Dec. 1569. Daem ten Heerenhave, erve sijner moder Alijt, 18 Dec. 1573. Idem vernijt eedt, 1 Jan. 1582. Idem maeckt testament, 3 Martii 1610. Lubbert van Vilsteren, Lucas B 1 ij f f ar t, Hardeman van Laar bij makinge Daems voorn, beleent, 5 Dec. 1616. Herman van Am buren bij opdragt der kinderen van Boerle ende van Fredrick van Vilsteren beleent, 1 Sept. 1626. Idem ende sijnne huysfrouwe Wijsken Schaeps tuchtigen malcanderen ende maken, dat dit leen naer oer beyder ende oerer kinderen doot sal erven op de naeste leenvolger van hem Herman van Armburen 1 Nov. 1634. Beernt van Ambuyren, erve sijnner nichte Geertruyt van Ambuyren, die het geërft van haer vader Herman, beleent, 28 Junii 1636. Adolph Heller als leenvolger van Geertruyt van Ambuyren, dochter van Herman van Ambuyren ende Wijsken Schaeps, beleent, 1 Julii 1636. Marton W o 11 e r s laet approberen seecker accort, den 9 Martii 1637 opgericht tussen Wendele Schaeps 3) cum suis 4) ter eenre ende Beernt van Amburen sampt Gerrit van Keppel als man ende momber van Geesken van Amburen ter andere sijden, ende wort dienvolgende als erve sijnner moeder Wendele Schaeps met dit leen voor de helfte beleent, 31 Jan. 1638. Loeff Wolters, erve sijnnes vaders Marten, beleent, 24 April 1656. Hartger Wolters, erve sijnes broeders Loef, beleent met 2la van dese helfte, 24 April 1666. Dersken Beefftincks laet haer als erfgenaem haerer olderen beleenen met Vs van de helfte van dit leen, 30 April 1666. Hartger Wolters is huider. Eadem maeckt dit derdendeel naer haer overlijden aen haer neef Hartger Wolters, eodem die. Odilia Wolters, weduwe van Hendrik G y s e n, laet registreren een apointement van de Lantschap om bij gebreck van allodiael op dit leen te mogen procederen, 7 Martii 1685. ') Uit de akte blijkt, dat er nog een oudere dochter was. 9) Zie blz. 212, noot 1. 8) Weduwe van Steven Keeftinck (akte). ♦) nl. Adolph Heller, Laurents Heller, Johan Holtendorp en Johan van Gemen (akte). Marten Wolters ende Johanna van Oostendorp als moeder ende mombersche van de kinderen, bij Hartger Wolters verwekt, beleent met de helfte van een goet geheiten de Woert, hem van sijn vader Hartger aengestorven. waernae hij ende sijn moeder bovengenoemt, geassisteert met Dr. Hendrick Schaep als haeren gecoren momber, wegen den derden voet, de andere kinderen toekomende, dit leen hebben overgegeven in handen van de heer stadtholder der leenen, die daermede beleent heeft Samuel Daniels Cremers en Geertje Derks, echteluyden, 17 Jan. 1687. Idem en Beernt Daniels Cremer, als ook Hendrik ten C a t e, dragen de helft van dit leen op aen Willem Gerrits, die daer ook mede beleent is, 8 Jan. 1696. Idem draegt de helft van dit leen op aen Jan Gerrits, die daer weder mede beleent is, 9 Nov. 1697. Idem draegt de helft van dit leen op aen Geurt Kets, die daer weder mede beleent is, 23 Junij 1721. Idem en Stephania L u b b e r t s, weduwe Antony Schemmin k, laten approberen het maeggescheid 22 Dec. 1736 opgerigt, 27 Mey 1737. Stephania Lubberts, weduwe Antony Schemmink, uit kragt van hetselve beleent met de helft, 27 Mey 1737. Deselve draegt dit op aen Antony Gerhardus N o o r d w ij k, onmundig '), die daer weder mede beleent is door Gosewijn Noordwijk, sijn vader, 27 Mey 1737. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt den eed, 16 Febr. 1754. Gosuin Noordwijk, erfgenaam van sijn soon Anthony Gerhardus, beleend, 15 Nov. 1768. Hendrica Willemina Noordwijk, erfgenaam van haar vader Goswin, beleend met de Woerd, 6 Julij 1773. Stephania Francisca Noordwijk 2), erfgename van haar suster Hendrica Willemina, beleend, 29 Nov. 1790. Deselve draagt dit leen (nae bekomen approbatie van het coopscontract) op aan Willem van de Veld en sijne medeparticipanten, die daar weder mede beleend sijn, eodem die. Idem 3) draagt dit leen (nae bekomen approbatie van het coopscontract) voor sig en namens sijne medeparticipanten 4) op aan Jan Engelbert Derksen en Hendrica Theresia S c h e m m i n g, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 16 Sept. 1793. ') Ziju moeder was Cornelia Gerharda Schemmink (akte). s| Weduwe van Arnoldus O 11 o (akte). 3) Hij was gehuwd met Gerharda Derksen (akte). 4) nl. Gerhardus Martinus Roelofsen en diens vrouw Anna Irmerpardes Elisabeth Backer; Anthonius Bernardus Roolofsen en diens vrouw Constantia Catharina ScUemm in g. Afgespleten van 70a. 70a § 1. DREMT. Een stuk bouwland bij Eubel, groot ongeveer 214 schepel gesaay; een stuk bouwland in 't Hoge veld; het derde stukje van een bosje daar staande, groot ongeveer 11/2 schepel gesaay; een stuk bouwlands het Sydeveld agter Arentskamp, daar de weg langs loopt, groot ongeveer 7 spints gesaay; een stuk bouwlands, Jan Klaps hoekje genaamt, daar de weg aan 't eynde door loopt, groot ongeveer 2 schepels gesaays; dan nog een stukje bouwland, mede in het Sydeveld, den Torenacker genaamt, groot ruym een schepel gesaay; eyndelijk 27a mergen weyland op de Westeryker Ooy, in de graafschap Zutphen, kerspel Dremt gelegen, sijnde een bijsonder leen en afgespleten van een goed de Halve Woert cum pertinentiis, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphenschen regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig, opgedragen door Gosuin N 0 0 r d w ij k aan Geurt Kets, die daar weder mede beleend is, 15 Nov. 1768. Idem laat per clausulas concernentes registreren het erfmagescheyd tusschen hem, sijne broeders en susters den 19 1.1. over den ouderlijken ') boedel opgerigt en uyt hoofde van dien dit leen ten sijnen naame overtekenen, 27 Sept. 1799. "Ob. DEEMPT. tQoet te Beeckhorst ende te Vorthusen, in den kerspel van Drempt, te Zutphenschen rechte; item Emoldingh in den kerspel van Vorst, te Getlo, te dienstmansrechte erkent bij Henrick van der H 0 e t e, anno 1326. liijsbet van der Huete, huysfrou Arnts van der L a w i c k, ontfinck dat goet ter Huete met sijnen tobehoor ende die Beekhorst, in den kerspel van Dremte gelegen, tot Zutphenschen rechte, anno 1402. Lijsbet van der Huet, huysfrou Jacobs van Oever die Vecht, ontfinck alle alsulck goet, als sij liggende heeft in den kerspel van Dreemt; item eenen kamp lants, geheiten Spykerkamp, gelegen tot Wageningen 2), tot Zutphenschen rechten, a°. 1425. 'tC loost er Diepenveen beleent deur beuren huider Wilhem Marienborch, der rechten doctor ende burgemeester van Deventer, uut last des magistraets, 8 Maii 1621 3). Georgius Lipperus, huider, beleent, 24 Aug. 1661. Gerrit Marrienborch als rentmeester van het convent Diepenveen naer afsterven Georgii Lipperi beleent, 10 Aug. 1671. Adolf Hendrik Putman namens Bernhard Heydenrijck ter Borg als rentmeester na afsterven van Gerhard Marryenborg beleent, 25 Oct. 1718. ') De ouders waren Geurt Kets en Wendelina ten Bosch. De erfgenamen waren Herrits Kets, gehuwd met Petronella van Zadelhoff; Hendrik Kets, Jantjen Kets, gehuwd met Jacob van Zadelhof; Neulken, Geurt en Frederik Kets (akte) a) Zie Veluwe 13, blz. 52. 3) Uit deze akte blijkt, dat de Beeckhorst lag in de buurschap Dochtereu. Gerhard Podt, rentmeester des convents Diepenveen, na overlijden van Bernhard Heydenrijck ter Borg beleend, 15 April 1766. J. D. Hagedoorn, rentmeester des convents van Diepenveen, nae overlijden van Gerhard Podt beleend, 30 Aug. 1784. Barent Willemsen, rentmeester des convents Diepenveen, na dode van J. D. Hagedoorn beleend, 20 Oct. 1789. 71. DKEMT. Den Aldenhoff halff, tgoet ten Slyke te Brummen, als dat plag te halden te dienstmansrechte heer Gijsbrecht Uut den Walde, helt Henrick van Aldenhove, a°. 1326. Jan van Aldenhove heeft ontfangen die helfte van den auden goede ten Audenhove, gelegen in Dremter kerspel, ten dienstmansleen, a°. 1378. Aleyt van den Aldenhoven, huysfrou AVillems van der Hovelwijck, ontflnck dat goet halff ten Aldenhove ende voort dat huys ende hoff aldaer tot eenen Zutphenschen leen, anno 1402. Eadem set Henrick, heuren soon, tot momber van den halven goede, dat geheiten is dat goet ten Aldenhove, in den kerspel van Dremt gelegen, met der hoffstat ende sijnen tobehoor, tot Zutphenschen rechten, anno 1413. Eadem ontfinck dat goet halff ten Aldenhove met der leenweer, gelegen in den kerspel van Dremt, tot Zutphenschen rechten, a°. 1424. Henrick van der Heuvelwijck ontflnck dat goet ten Aldenhove halff met der leenweer, gelegen in den kerspel van Dremt, tot eenen sadelgoede rechten, a°. 1425. Willem van der Hovelwijck ontflnck dat halve goet ten Aldenhove met der leenweer, gelegen in den kerspel van Dremt, in den lande van Zutphen, tot eenen sadelgoede, a°. 1455. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den halven goede ten Aldenhove met der leenweeren, in den kerspel van Dremt gelegen, daer naest gelant is die Berstege an d'een ende Fredrix to Horstel an d'ander sijde, tot eenen Zutphenschen sadelgoets leenrechten, 13 Oct. 1474. Idem tuchtigt sijn vrou Herman, eodem die. Henrick van der Hoevelwijck ontfengt dat voors. leengoet tot sadelmans leengoet als erve sijnes vaders Willems, 20 Aug. 1484. Jorien van der Hoevelwijck, erve sijnes vaders Henrix, a°. 1509. Henrick van Scherpenseel, suekende beleninge van de helft van een huis met sijnen tobehoren gênant Aldenhaeff, wort uutgestelt bis die leenboecken geopent sijn, 21 Julii 1540. Carl van der Heuvelwick, erve sijnes vaders Joriens, onmundig, onbeleent sonder gebeurt stervende, wordt weder sijn suster Jorien van der Heuvelwick uut gratie beleent, 24 Martii 1546. Eadem, huysfrou Hermans van B o c h o 11, eed vernijt, 20 Martii 1549. Eadem vernijt eedt, 28 Martii 1557. Jorrien van Bockholt, erve sijner moder Jorien, ontfengt dat halve goet den Aldenhaeff gênant met de leensweer ende anderen sijnen tobehoor ende gerechticheyt, in der graefschap Zutphen, in den kerspel Drempt gelegen, ten sadelleensrechten, 22 Nov. 1583. Idem tuchtigt sijn vrou Wilhelma van E r p, eodem die. Maria van Boeckholt, erve haers vaders Jorriens, beleent met believen der Landschap, 25 Martii 1605. Eadem laet den eet vernieuwen door Johan Dibbets ende tucht haer man • Mauritius Morgan tot herhylekens toe, 20 Oct. 1634. Alexander van der Capellen ten Boedelhoff bij opdracht van juffer Maria van Boecholt beleent '), 13 Mey 1643. Geerlich van der Cappellen, heer tot Aertsberch ende Schalckwijck, beleent sijnde als erfgenaem sijnes vaders Alexander, draegt dit leen op aen Geerlich van Essen tot Aldenhoff, die daermede beleent is, 16 Oct. 1680. Andries van Eijssen q.q draegt op voor de stadtholder des richters van Doesborch ende gerichtsmannen aen de heer stadtholder der leenen de Voormaete, groot omtrent 4 koeweyens, voor de voordeure van den Aldenhoff gelegen, om met een leen van deselve natuyre met den Aldenhoff geconsolideert ende tot één leen verheft te worden, 24 Febr. 1680 *). Geerlich van Essen tot Aldenhaeve laet sijn dispositie approberen, waerbij hij dit leen maeckt aen sijn neef Lucas Willem van Essen, raedt des V. G. ende G. Z., 18 Nov. 1680. Lucas Willem van Essen tot Helbergen en Schaffelaer, landtdrost van Veluwen, als successeur feudael van wijlen sijn oom Geerlag van Essen beleent, 25 Martii 1691. Hendrick van Essen, onmundig, erfgenaem sijns vaders Lucas Willem, beleent door sijn moeder Geertruid Agnes V ijg, 28 Sept. 1702. De respective kinderen en erfgenamen van Lucas Wilhem van Essen en Geertruid Agnes Vijg, egteluiden, mitsgaders sij vrouwe G. A. Vijg, douarière van Essen, laten approberen het maeggescheid, 25 Junij 1709 opgerigt, 29 Aug. 1709. Geertruid Margareta van Essen, onmundig, uit kragt van 't bovenstaende maeggescheid beleent door hare mombers, eodem die. Hendrik Jan van Essen pro se en als momber van de onmundige kinderen van Rudolf Geerlich van Ysselmuyden en Johanna Judith van Essen, egteluyden, Caerl van Essen, Geertruid Heiwig van Essen, Odilia van Essen, Evert Jan Benjamin van Golstein en Charlotte Agnes van Essen, egteluyden, en Theodora Margareta van Essen, weduwe van Johan van Ysselmuyden, samentlijke broeders en susters van Geertruyd Margareta van Essen, op 't nij hiermede van de Landschap begenadigt, onder compositie van 100 gld. beleent, 21 Maart 1733. ') Weduwe M. Morgan (akte). 2) Op een los blaadje staat: „Den 30 Aug. 1709 heeft de heer Rekenmeester Golstein mij gesegt de Voormate, geconsolideert met dit leen, 1680 verheft, beseten te worden bij de kinderen van do heer van Vanenborg sal. en also van dit leen afgesplit te sijn. Apparent is gesustineert geweest, dat het transport de anno niet na behoren en na leenregten is geschiet." In verband hiermede staat wellicht, dat deze opdracht niet geregistreerd is. Peter van Bleek in qualiteit als volmagtiger van Hendrik Jan van Essen en andere in actis vermelde personen ') draagd derselver gedeeltens in dit leen op aan Philip Hendrik van G o 1 s t e i n 2), die daar weder mede beleend is, 11 Jan. 1747. Evert Jan Benjamin van Golstein, erfgenaam sijns vaders Philip Hendrik, beleend, 16 Febr. 1776. Idem laat approberen en registreren de huwlijksche voorwaarden, 12 April 1782 met Frederica Everdina Anna van der Capellen a) opgerigt, 31 Aug. 1782. Berend Zinnemers en Elisabeth Gerrits, ehelieden, laaten registreren een transport d.d. 11 Dec. 1805, door E. J. B. van Golstein ter hunlieder behoeve van dit leen gepasseert, en laaten uyt hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen overteekenen, 28 Dec. 1805. 72. 250 goltgulden sjaers uut het slot ende stadt Keppel end allen renten ende goederen daertoe gehorende. Hieran heeft getuchtigt Fredrick heer to Voorst end Keppel sijn huysfrouw Jutta van A e s w ij n, doch also, wanneer sijne erven haer sjaers 250 goltgulden anderswaer versekeren, sal sij hen 't slot ende stadt voors. inruymen, 31 Dec. 1519. 72a. KEPPEL, HUMMELO. Een goet geheiten ter Slunde, in den kerspel van Keppel, in der buyrschap van Elderigh gelegen, tot Zutphenschen rechten ontfinck Gerrit van Heker, anno 1399. Tuchtigt sijn vrou Henneken daeran. Idem, anno 1402. Item 6 mergen landts, in den kerspel van Hummel gelegen. Gijsbert, van Broickhuysen ontfinck dat goet tot Sluenden, gelegen in den kerspel van Keppelrekirck, tot eenen Zutphenschen rechte, a°. 1406. ') nl. Odilia van Essen, Hendrik van Isselmuden en Geertruid Agnes van Isselmuden, Geertruit Heylwig van Essen, Caerl van Essen en Johanna Agatha T e r e s t e i n van H a 1 e w ij n, eehtelieden; Jan Arent Godert de Vos van Steenwijken Geertruid Agnes van Isselmuden, echtelieden; Charlotte Agnjes van Essen, weduive van Evert Jan Benjamin van Goltstein (akte). •) Hij was gehuwd met Juditli Margaretha van Essen tot Vanenburg, dochter van Lucas Willem van Essen en Wilhelmina Johanna Torc k (akte van 31 Aug. 1782). 3) Dochter van Alexander Hendrik van der Capellen en Reinira Adolphina Charlotte van N a g e 11 tot Ampsen (akte). Dederich van Bellinchoven ontfinck dat goet ter Slunden met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Elderich, tot Zutphenschen rechte, a°. 1413. Idem als erve sijner moder, a°. 1423. Gijsbert van Broichusen ontfinck dat goet ter Slonde, dat voormaels te wesen plag Dirx van Hekeren ende na Gerrits van Hekeren, gelegen in den kerspel van Keppel, in der buyrschap van Elderich, tot Zutphenschen rechte, a°. 1424. Derich van Bellichaven, a°. 1424. Johan van Bellichaven beleent, a°. 1460. Idem vernijt eedt, 20 Oct. 1473. Evert van U1 f t erft dit leen op sijn dochter Agnes, weduwe Reiners van Aeswijn, 20 Aprilis 1531. Eadem vernijt eedt, 15 Febr. 1539. Reiner van Aeswijn, erve sijner moder Agnes, 23 Oct. 1543. Idem vernijt eedt, 26 Junii 1556. Reiner van Aeswijn, erve sijnes vaders Reiners, onmundig, beleent, 5 Maii 1558. Josina van Broichusen, sijn moder, set Johan van Knyppenborch tot huider. Idem doet selver eedt, 7 Maii 1560, 9 Aprilis 1565. Idem vernijt eedt, 25 Julii 1595. Anthoni van Aeswijn '), lieer to Brakel ende Sterckenborch, erve sijnes vaders Reinhards, beleent, 5 Nov. 1621. Antoni van Asewijn, erve sijnnes ooms Antonis ende uyt cracht van dispositie beleent, 2 Meert 1646. Idem laet sijnne houwelixe vurwarden met Margreta Torchs opgericht approberen, 9 April] 1647. Desselven onmundig kint beleent, 1 Julii 1649. (lijsbert van Mate nes, heer tot Mathenes etc., beleent in voegen dit leen door het overlijden van vrouwe Antonetta van Aeswijn op haer onmundig dochterken Judith Margriet van Maetenes ende van deselve op hem vererft is, 1 Julii 1669. Adriana van Aeswijn, douagière van Bax en tot Her melen, ende vrouwe Agnes van Aeswijn, getrout aen Cornelis van Bronckhorst tot de Pol, amptman in Overbetuwen, uyt cracht van retour, in houlijxe vorwaerden van Antony van Aeswijn ende Margareta Turck ende van Gijsbert van Mathenes ende Antonetta van Aeswijn bedongen, beleent als naeste erfgenaem van de stam van Aeswijn ende Judith Margriet van Mathenes, 4 Nov. 1669. Gijsbert van Mathenes, heer tot Mathenes, laet sijn dispositie approberen, 11 Febr. 1670. Willem van Mathenesse, heer van Rasquert, onmundig, uvt cracht van bovenstaende dispositie beleent, 20 Febr. 1671. Jan Willem Scholten namens de Heeren Gedeputeerde Staten der graafschap Zutphen beleend, 25 April 1741. ') Zijn moeder was Meclitelt van Isendorn (akte). ft 73. SELEM. tGoet te Bruckginek, gelegen in den kerspel van Selem, tot Zutphenschen rechten erkent bij Dierich Sanderssoon, anno 1378. Heyne W y m e 1 i n g h beleent, a°. 1405. Eischken te Brugginck heeft ontfangen tgoet te Brugginck met sijnen tobehoor, in den kerspel van Zeelhem op den Goye gelegen, tot eenen Zutphenschen leensrechte, a°. 1414. Jutte Bruckinck, huysfrou Gerrits ten Haken, a°. 1424. Gerrit Broeckeler geheiten t e n T u y n t draegt dit leen op aen Bernt van Wissche bastart, a°. 1457. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt, 20 Dec. 1484. Idem vernijt eedt van den goederen Yckinck '), Wullinck 2), Brugginck, Willinck 3) ende Aldenconinck 4), tsamen gelegen in den kerspel van Selm, verclarende bij eede dieselve hem tot eenen Zutphenschen leen gelagt ende beleent te sijn, anno 1492. Gerrit Buysscher bij transport Bernts voorn, ontfengt een goet geheiten Brugginck, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Selm, in de Heydenhuerne, met sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechten, a°. 1495. Idem tuchtigt sijn vrou Else ter H u e t h o r s t, a°. 1495. Henrick Buysscher, onmundig, erve sijnes vaders Gerrits, 1 Sept. 1533. Laurens Pruys is sijn huider. Idem eedt vernijt, 28 Aug. 1538, 5 Julii 1544. Idem, priester, vernijt eedt deur Andries van Broichusen, 8 Junii 1556. Martin Y e 1 i n c k bij transport Henrix Busser voorn, ontfengt een goet geheiten Brugginck, gelegen in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Selm, in den Heydenhoeck op den Goye, met allen sijnen tobehoren, sonderlinge met de weydemate lants op Kolst gelegen, voormaels an Agnes Smeyinx, weduwe Direk Bussers, voor 100 rijdergulden verset wesende, 20 Dec. 1594. Wilhelmina Velincks als erve hares vaders Marten beleent, 29 Julii 1630. Haer man Eduwart Smit is huider. Eadem disponeert van dit leen onder haere kinderen 6) ende naer doot van alle deselve tucht daerinne haer man Eduwart Smit, eodem die. Lucia Smit, weduwe van capteyn Trockmorton, erfgenaem haeres moeders Wilhelmina Velincks, beleent sijnde, laet haere dispositie onder haere kinderen approberen, 8 Julii 1668. Herbert Trockmorton, erfgenaem sijns moeders Lucia beleent, 17 Jan. 1702. Idem met sijn broeder en susters ') verbinden dit leen voor 1250 gld. aen Hendrik van Middagten, eodem die. >) Zie 80. *) Zie 76. 8) Zie 78. *) Zie 79. s) nl. Marcelis, Johanna en Geertruyd L o d s, en Lucia Smit. Haar eerste man was Joris I.ods (akte). ') nl. Willem, Porothea (weduwe de M u n d e, hetgeen waarschijnlijk verschrijving is voor Drummond,) en Isabella Trockmorton (akte). Idem en als lasthebbende van sijn broeder Wilhelm Trokmorton, de rato caverende voor sijn broeder Tomas Trokmorton, als mede Isabella Trokmorton ende Herbertina D r u m o n d, dragen de melioratie en meerdere waerdye op aen Arnold B ö m e r, die daer weder mede beleent is, 3 Oet. 1710. Jelis Bomer, erfgenaem sijns vaders Arnolds, beleent met de melioratie en meerder waerdye, 16 Junij 1725. Gerard Beumer, erfgenaam sijns vaders Jelis, met 't geheel beleend, 21 Oct. 1747. Johan Arnold Beumer, erfgenaam sijns vaders Gerard, beleent met '/< deses leens, 26 Jan. 1759. Jellis Beumer, erfgenaam sijns broeders Johan Arnold, beleend, 16 April 1771. Gerliarda Beumer, erfgename van haar broeder Jelis, beleend, 15 Sept. 1786. Huider Jelis Egeling, haar man. Afgespleten van 73. 73 § 1. SELM. 3/< van sodaene melioratie en meerder waardje, als het goed geheiten Bruggink, gelegen in de graafschap Zutphen, in den kerspel van Selem, in den Heydenhoek opten Goeye, met allen sijnen toebehoren en sonderlinge met de weydemaethe op Kolst gelegen etc., als een bijsonder leen en afgespleten van het geheel uyt kragte van geapprobeerd magescheyd ') te leen ontfangen bij Christoffel Willem Bomer, 30 Aug. 1740. Idem draagt dit leen op aan sijne twee soonen Arnold en Alardus Bomer, die daar weder mede beleent zjjn, 10 Aug. 1764. Deselve dragen dit leen op aan Adrianus van Epen en Arnolda Bömer, desselfs schoonsuster, die daar weder mede beleend sijn, 5 Nov. 1773. Arnolda Bömer steld nae dode van haar swager Adrianus van Epe tot huider Hermen Anthon Hendrik Bruns, 23 Febr. 1791. ') Tusschen Christoffel Willem Bfimer, Metta B., Hermiita B., Petronella B., AVicharda B., Johan van Sugtelen, gehuwd met Eva B., kinderen en erfgenamen van Arnold B. en Eva Lutje s (akte). Afgespleten van 73 § 1. 73 § 2. 3/a van sodaene melioratien en meerder waerdye, als het goed geheyten Bruggink etc., thans een bysonder leen en afgespleten van "/*. Anthony Johannes Middelhoven laat registreren een extract uyt het geopende testament van sijn oom Adrianus van Epen d.d. 9 Maart 1790 en laat sig (voorbehoudens de tugt aan desselvs moeder Gerritje van Epen *) haar leven lang) beleenen met dit leen, aller gestalte hetselve hem door dode van sijn oom voorn, en uit kragt van desselvs testamentaire dispositie aangekomen is, 16 Febr. 1791. 74. SELM. Dat goet te Slichtkynningh met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Zelem, ten Zutphenschen leen heeft ontfangen Henrick Slichtkynning, anno 1378. Evert Slickennyng, a°. 1405. Wendel Weetkingk, met beuren momber Egbert Meverinck beleent sijnde, draegt dit op aen Evert Slichtkenningh, a°. 1424. Egbert Slichkinck, erve sijnes vaders Everts, a°. 1460. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede tot Slichkinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Selm op den Goy gelegen, daer naest gelant is mijn joncker van Bronckhorst an d' een ende dat goet tot Oegelinck an d' ander sijde, tot Zutphenschen rechte, 7 Oct. 1473. Bernt Slichtkenninck 2), erve sijnes broders Egberts, 21 Aug. 1484. Gerrit Slichtkenninck, erve sijnes vaders Bernts, erft voort op Catrin Slichtkenninx, sijn moder, a°. 1496. Thonis Regeninck huider. Eadem, huysfrou Thonis Slichtkenninx, vernijt eedt, a°. 1503. Anthonia Slichtkenninx, huysvrou Sweer W y m e 1 i n x, erve harer suster Catrin voorn., 12 Junii 1520. Eadem eedt vernijt, 11 Sept. 1538, 30 Junii 1544, 8 Junii 1556. Gerrit Slichtkenninck, erve sijner moder Anthonia, erft op Henrick Slichtkenninck, sijner moder broder, 12 Sept. 1558. Idem doet selver eedt, 22 Nov. 1558. Geertgen Slichtkenninx erft op haren soon Gerrit Slichtkenninck, 28 Junii 1559. Thonis Slichtkenninck, erve sijnes vaders Henrix, 13 Maii 1561. Idem tuchtigt sijn moder Johanna, eodem die. Bernt Slichtkenninck crigt 6 weken uutstel, 17 Aug. 1594. l) Weduwe van Michael Middelhoven (akte). 8) In de akte staat eigenlijk Slicht ken. Idem als erve sijnes broders Thonis beleent, 3 Sept. 1595 '). Bernt van K e r v e n h e m bij opdragt Bernt Sliclitkennincks beleent, 11 Nov. 1620. Anna van Kervenheym, erve haeres broeders Beernts, beleent, 17 Febr. 1641. Wyse van Kervenheym, erve liaerer suster Anna beleent, 19 Mey 1647. Maria Louisa V r y d a c h, erve liaeres moey Wyse van Kervenheym, beleent, 15 Nov. 1653. Huider Pelix Frederick Rauwer to Eeineck, liaer man. Eadem tuchtigt haeren man voorn., eodem die. Anna Sibilla Vrydach, weduwe van Salomon van K e p p e 1 tot Meyerinck, erve haeres susters Maria Louisa, beleent, 18 Nov. 1669 s). Eadem ende haere kinderen 3) draegen dit leen op aen Johan Everart van der Heiden ende Anna Johanna van Sweten, eheluyden, die daermede beleent sijn, 23 April 1683. Richardis Maria Wendelina van der Heiden 4) laet approberen het maeggescheid tussen haer en liaer broeders 6) opgerigt, 22 Nov. 1712. Deselve als erfgenaem liaerer ouderen Johan Everhard van der Heiden ende Anna Johanna van Sweten en uyt kragt van 't maeggescheid beleent, 22 Nov. 1712. Anton Frans van Wintgens, erfgenaam sijns moeders Richardis Maria Wendelina van der Heyden, beleent, 5 Oct. 1748. Joseph Anton van Wintgens 6), minderjarig, erfgenaam sijns vaders Anton Frans van Wintgens, beleend, 5 Junij 1764. 75a. SELM. Priesterdinck, een dienstmansgoet in den kerspel van Zelem, ontfinck Dericli van L i n t e 1 o e, a°. 1402. Henrich Koerbeeck Johanssoon thoont, dat hij dat goet ende erve to Priesterdinck, in den kerspel van Selm, in der buyrschap van Heydenhoeck gelegen, 9 Octobris 1591 van Henrick van Lintlo to der Walvart tot een Zutphens leen ontfangen heeft, 6 Oct. 1598, daerop hem ophavinge des toslachs geaccordeert is, ende Lintlo wort geholden sijn titul te bewijsen. Fredrica Margriet van Lintlo Henricksdochter als erve harer voorolderen ontfengt een erve ende dienstmansgoet, gelieiten Priesterdinck 7) met sijn tobehoren, in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Selm, in der buerschap Heydenhoeck gelegen, deur Henrick van Nyenhuys, volmachtigen harer moder Clara van Viermund, 4 Febr. 1601. ') Hier heet het goed Slichtkemminck of Slichtkamp. De spilling van dezen na.im is zeer onvast. Behalve de genoemde vormen vindt men nog Slichtkemeninck. 2) In deze akte wordt de man van Maria Louise Rauber genoemd. a) Van deze wordt in de akte alleen een zoon Diederik genoemd. 4) Gehuwd met Joan Bernard Wintgens (akte). •) nl. Diederik Assueer Anthoni en Gerhard Willem Joseph (akte). G) Zijn moeder was Maria Theresia van Elmendorf (akte). ') „gelijck hetselve in den jaren XIIII'II ende XIIIIXX1III bij Derck van Lintlo lest verheft sijn" (akte). In de akte van 142-1 is echter van dit goed geen sprake. Hendric van Coeverden door giffte ende doode van sijnne moeder Fredrica Margreta van Lintelo beleent, 14 Nov. 1645. Goossen van Coeverden, erve sijnner moeder Fredrica Margreta van Lintelo, beleent, 25 Febr. 1648. Arnoldus Joannes van Staveren beleent volgens resolutie van bet Hof d.d. 24 Nov. 1735, 1 Maert 1736. Anna Maria van Baustetter na dode van baar grootvader Arnoldus Joannes van Staveren uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd beleend, 10 Oct. 1764 '). Huider Hormannus Beeckhuysen. 75b. SELM. Smedekinck, in den kerspel van Selm, ontfinck Derich van Lintelo e, anno 1424. Ludgard van Winckelhusen, heer to Mierlo, crigt 9 maenden uutstel om to suecken bescheyt van vrijgevinge des goets Smedekinck ofte anders 'tselve te leen t' erkennen, 9 Martii 1599. Idem crigt noch 4 maenden uutstel, 7 Nov. 1600. Fredrica Margriet van Lintlo ontfengt een goet geheiten Smedekinck met sijn tobehoren, in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Selm gelegen, 4 Febr. 1601. Eadem vernijt, 17 Jan. 1609. Hendric van Coeverden door doode sijner moeder Fredrica Margreta van Lintelo beleent, 14 Nov. 1645. Goossen van Coeverden, erve sijner moeder Fredrica Margreta van Lintelo, beleent, 25 Febr. 1648. 75c. SELM. Dat goet tot Bettinck met sijnen tobehoren, gelegen op den Goye in den kerspel van Selem, tot Zutphenschen rechte ontfinck Gijsbert B e 11 i n c k, anno 1424. Johan Plate gen. Schamfert crigt ontslag, mitz dat hij schijn brenge in 1/i jaer, dat dit eer een keurmoedig goet van den abt van Werden als een leen geweest sij, 17 Sept. 1603. Johan Schanfert, brengende schijn dat dit sedert den jare 1346 keurmodig geweest, verblijft bij de provisionele ontslaginge tot naerder blijeken, 25 Martii 1605. ') Hare medeërfgenamen waren Aleyda Catharina, gehuwd met Theodorus^ Ignatius Messmeeker, en Araandus Franciscus van Baustetter, kinderen van Jacobus Gerhardus v. B. en Mechteldis van Staverden, kleinkinderen van Arnoldus Joannes v. S. en Aleyda Caesar (akte). Zutphen. 15 ') Hare medeërfgenamen waren Aleyda Catharina, gehuwd met Tlieodorus^ Ignatius Messmeeker, en Amandus Franciscus van Baustetter, kinderen van Jacobus Gerhardus v. B. en Mechteldis van Staverden, kleinkinderen van Arnoldus Joannes v. S. en Aleyda Caesar (akte). 75<*- ZELEM. An den Kervenhemschen schepelthiend to Zelem, te voren an de bannerie to Baer ende nu van wegen sch'eydinge ende felonia des heeren van Anholts an den furstendom Gelre ende graefschap Zutphen ten vijffmarcks rechten leenroerich, tuchtigt Hen riek van Munster, raedt provincial, sijn huysfrou Catrina van Bodelinberg gen. Scherp, 11 Febr. 1583. '5e- ZELM. tGoet te Dymmingdael, op den Goye, in den kerspel van Zelm gelegen, ten Zutphenschen leen ontfinck Frederick van Baer, anno 1378. Gijsbert Ymmingdael ontfinck den Ymmingdael met alle siinen tobehoren tot eenen Zutphenschen rechte, anno 1405. Idem, anno 1424. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede geheiten Dymmedael met al sijn tobehoren, in den kerspel van Zelem gelegen, daer naest gelant is Herman ten Waerle aen die een sijde ende Gerit Hebbinck an cl ander, tot Zutphenschen rechten, 5 Sept. 1473. Aleyt huysfrou Sweders t o W a e r 1 o, erve hares vaders Gijsberts voorn iy Aug. 1484. Eadem eedt vernijt, anno 1503 *). Eadem eedt vernijt deur heuren soon Jan to Waerlo off Dymmeldael, 11 öept. I008. Johan Dymmendael, erve sijner moder Aleyt (maer hier 2) staet: siines vaders Sweders to Waerlo gênant Dymmendael), ontfengt een Roet geheiten Dymmendael met sijnen tobehoor, in den kerspel van Zelem gelegen, daer naest gelant is Henrick ten Waerlo an d'een 28 Mart? 1542 We"tinck a" d'ander> tot Zutphenschen rechten, Idem eedt vernijt, 30 Junii 1544. Johan Dymmendael, onmundig, erve sijnes vaders Johans, beleent, 30 Julii ;)ohan Wentinck is zijn gecoren momber van sijn moder mede present. Idem doet eedt vernijen, 9 Junii 1556. Idem vernijt selver eedt, 30 Junii 1565. Marriken Dimmendaels erft dit leen op harer moder broder Arnt M enting, 17 Jan. 1581. Johan Wuessinck, erve Arnts voorn., 15 Junii 1581. Idem, hier gênant Dimmendael, crigt 3 maenden uutstel, 23 Sept. 1581. ') In deze akte heet de man Sweder to Waerle ofte van Dymmedaell ') ni. in ue akte. Henrick Wussinck, onmundig, erve sijnes vaders Johans. Sijn moder Heyle ten Holler neemt tot huider Wolter Menninck, 11 Aug. 1598. Idem verpand an Herman Eninx dochterken Jenneken, bij Aeltjen Dimmendaels geteelt, an Gerritgen Dimmendaels, weduwe Lamberts ten Post, ende ant gasthuys to Deutinchem van wegen Henrick Dimmendals, daerin gestorven, een stuck gênant Dimmendaler Langevoren met '/a molder geseys daer teynden an, nu wuest gelegen, voor 250 rijdergulden 6 jaren, 30 Oct. 1602. Gerricken Mentinx, huysfrou Gerrit H i s s i n x, als erve hares vaders Johans ende ooms Arnt Mentinx beleent, 23 Jan. 1610. Henrick Wussinck, mundig, vernijt eed, 17 Febr. 1610. Johan Stenderinck bij opdragt Gerriken Mentinx ontfengt die helft van den goede Dymmendal met allen sijnen rechten ende tobehoren, gelegen in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Selm, in der buerschap Oostenvijck, tusschen Waerl ende Wentinck, met beding, alst weder an éénen man quame, dat het weder één leen sal sijn, 27 Febr. 1611. Idem bij opdragt van deselve Gerriken ontfengt die tweede helft van den voorn, leene, 5 Nov. 1611. Eeyner Stenderinck, als erve sijnnes vaders Johan beleent sijnde, maeckt dit leen onder sijnne natelatene kinderen deylbaer, met conditie dat de olste tselve tot gemeen proffijt ende last sall verheven, 22 Aprill 1646. Beatrix Maria Stenderincks, weduwe van Petrus Canisius B a e r k e n volgens dispositie haeres vaders Keinder beleent sijnde door hae huider Matthijs Spijcker, maeckt hetselve leen weder onder haer kinderen deylbaer, mits dat de oltste hetselve tot gemeen profijt sa verheffen, 16 Junii 1682. Petrus Canisius Baerken '), erfgenaem sijns grootmoeders Beatrix Maria, beleent, 4 Junij 1738. Christianus Baerken, minderjarig, erve sijns vaders Petrus Canisius, en uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd 2) beleend, 21 Oct. 1768. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 28 Aug. 1770. Idem laat approberen en registreren de huwlijksvoorwaarden, 31 Aug. 1771 met Maria Daris 8) opgerigt, 3 Oct. 1771. Deselve eheluyden laaten haare opene testamentaire dispositie 4), 16 Dec. 1796 voor den landgerigte van Hengelo gepasseert, registreren, 29 April 1797. ') Volgens de akte van 21 October 1768 heette hij Petrus Canisius Willem. Zijn eerste vrouw was Henrietta Maria Magdalena van S c h 1 a u m, zijn tweede Megteld Offer mans. a) Tusschen Wilhelmus, Franciscus, Christianus en Theodorus, allen kinderen uit het eerste huwelijk, en de nagelaten weduwe (akte). a) Hare moeder was Hermina Gerritsen, weduwe Daris (akte). ♦) Daarbij werd aan Reinier Jacobus Roelofsen, weduwnaar van hunne dochter Henrietta Maria Magdalena Baerken, het vruchtgebruik gedurende zijn leven gemaakt. Hij had 2 kinderen: Anna Maria Isabella en Christiaan Gerhardus Martinus Wilhelmus (akte). 76. SELM. Dat goet tot Wullinck met al sijn tobehoren, gelegen in den kerspel van Zelem, tot eenen Zntphenschen leen ontfinek Steven Wullinck, anno 1380. Idem, anno 1405. Maes Wullinck beleent, a°. 1412. Idem, anno 1424. Bernt Wullinck ontfinek dat goet geheiten Wullinck, in den kerspel van Zelem, in der buerschap van Zuerloe '), met der eener spen gelegen an Hakinck, met der ander an Banninck hofstede, tot Zutphenschen leenrechte, 20 Nov. 1476. Bernt van WT i s c h e bij overgifte Bernts voorn., 19 et 20 Dec. 1484. Idem vernijt eedt, anno 1492. Catrin van Scherpenseel, huysfrou Helmichs van Schevick, ontfengt dit als een versuymt ende verbreuckt leen, a". 1522, end tuchtigt haren man. Reiner van Arler, erve sijner moder Catrin, 11 Dec. 1531. Idem vernijt eedt, 26 Sept. 1538, 6 Julii 1544. Henrick van Arler, onmundig, erve sijnes vaders Keiners, beleent, 28 Martii 1551. Johan Pannekoeck is sijn huider. Idem laet eedt vernijen, 16 Junii 1556. Idem vernijt selver eedt, 6 Maii 1566, 26 Sept. 1581. Reiner van Arler, erve sijnes vaders Henricks, beleent, 9 Nov. 1621. Johan van Arler, erve sijnnes broeders Reyners, beleent, 7 Aug. 1632. Coop Schrasser, als erve van Johan van Arler beleentsijnde, draegt dit leen op aen Aelbert V e r b o r c h, die dienvolgende daermede beleent is, 13 Meert 1646. Jacob Schimmelpenninck van der Oye bij opdracht van Aelbert Verborch 2) beleent, 25 Aprill 1646. Joan Cuper van Holthuysen nae afgemaekt versuym beleend, 28 Jan. 1743. Conrad Cornelis van Hasselt8), minderjarig, erfgenaam sijns grootvaders Joan Cuper van Holthuysen, beleent, 18 Julij 1750. Huider Jan Jacob van Hasselt. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt den eedt, 14 Jan. 1758. Megtelt Geertruyd van Hasselt, erfgenaam van haar broeder Coenraad Cornelis, beieent, 10 Julij 1770. Huider Johan Wilbrenninck, haar man. Eadem steld nae dode van haar man Johan Wilbrenninck tot huider Gillis van de Wall, 12 May 1790. ') De tegenwoordige buurschap Oosterwijk, welke naam het eerst in Je akte van 28 Januari 1743 verschijnt. s) In de akte staat Van der B o r c h. • ') Zoon van Diederik Gijsbert Coenraed van Hasselt (akte). 77. SELM. Dat goet te Wentyngh met sijnen tubekoren ontfinek Bernt T w e n t i n g h, anno 1405. Idem ontfinek dat goet tot Wentinck met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Zelem, tot Zutphenschen rechten, a°. 1424. Herman Wentinck, erve sijnes vaders Bernts, a°. 1445. Idem, a°. 1465. Gerrit Wentinck, erve sijnes vaders Hermans, a°. 1469. Idem ontfengt dat goet tot Wentinck, in den kerspel van Zelm opt Goy gelegen, daer naest gelant is Gijsbert van Dymmendael an d'een sijde ende Gerrit Hubbinck an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 17 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 19 Aug. 1484, 1503. Johan Wentinck, erve sijnes vaders Gerrits, 5 Nov. 1529. Idem vernijt eedt, 11 Sept. 1538, 30 Junii 1544. Johan Wentinck, erve sijnes vaders Johans, 30 Jan. 1553. Idem vernijt eedt, 9 Junii 1556. Idem erigt 3 maenden uutstel, 23 Sept. 1581. Henrick Wentinck, erve sijnes vaders Johans, ontfengt dat goet to Wentinck met allen sijnen tobehoren, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Selm opt Goy gelegen, daer an d'een sijde naest gelant is dat goet Dimmendael ende an d'ander sijde dat goet Hubbinck, 11 Aug. 1598. Idem verpand een stuck groenlands geheiten Wentinckslach, schietende met een en eynde op de Hummelsche beke, met den anderen op Wentinckhogerslag, strijekende langs Boeltinckslag, an Henrick Wolsinck voor 100 daler 6 jaren, 20 Aprilis 1604. Gerrit Wentinck bij opdragt sijnes halven broders Henricks beleent, voorbeholden hem Henrick sijn leven lanck 't gebruyek van een huysken ende haefken met omtrent 4''2 schepel geseys, 5 Jan. 1621. Johan Wentinck, erve sijnnes vaders Gerrits, beleent, 31 Oct. 1644. Johan Wentinck, onmundich, erve sijnes vaders Johan, beleent, 7 Julii 1681. Anneken Wentinck, weduwe van Johan Wentinck, erve haeres soons Johan, 21 Febr. 1685. Haer huider is Derck Aelderinck. Derk Aelderink, erve sijns moeders Anneken, beleent, 10 Junii 1700. Jan Aelderink voor hem self en sijne vijf broeders en susters, voor soveel yder daerin beregtigt is, erfgenamen haers vaders Derks, beleent, ï Oct. 1704. Hendricus Aelderink, erfgenaem sijns vaders Jan, beleent, 4 Julij 1754. Idem disponeert over dit leen, eodem die. Herman B e k k i n g beleend met dit leen, aller gestalte hetselve door dode van Hendricus Aelderink op Derk Enserink en door overlijden van die op desselvs vader Gradus Bekking en door afsterven van denselven op hem als successeur feudaal gedevolveert en verstorven is, 3 Dec. 1793. 78. SELM. tGoet te Wyllinge, in den kerspel tSelera, ten Zutphenschen rechten erkent bij Swevelt W y 11 i n g, anno 1378. Swene, weduwe Reinart Willincks, ontfinck dat goot tot Willinek met sijnen tobehoren, in den kerspel van Selem gelegen, tot Zutphenschen rechte, a°. 1403 '). Lijsbet, huysfrou Johan Werenboutssoon, beleent, a°. 1411. Goert die Reiger beleent, a°. 1417. Lijsbet Willinx, huysfrou Gerrit Dalekinx, beleent, a°. 1420. Eadem, a°. 1424. Reyn Willinek doet hulde. Reyner Willinek transporteert dat goet Willinek, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Zelem gelegen, met allen sijnen rechten end tobehoren tot Zutphenschen rechten op Jan Gerritssoon die koeckenbecker, a°. 1455. Henrick Was s i n c k Stevenssoon bij transport Johans voorn., a°. 1463. Idem tuchtigt sijn vrou Hadewich. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede geheiten Willinek, in den kerspel van Zelm op den Boynck gelegen, met allen sijnen tobehoren, daer naest gelant is dat goet tot Wengkiijck an d'een sijde ende Lutteken Boeninck an d'ander, 16 Oct. 1473. Johan Wassinck, priester, transporteert dit leen op Bernt van Wische, 20 Dec. 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1492. Willem Bentinck als huider in plaetse Dirx van Leesten, binnen jaers afgestorven, van den convente ten Isendorn binnen Zutphen bij transport Bernts van Wische ontfengt dat goet Wyllynck met allen sijnen rechten ende tobehoir, in der graefschap van Zutphen, in den kerspel van Zelm op den Brillek 2) van alts gelegen, tot Zutphenschen rechten, 27 Oct. 1528. Idem vernijt eedt, 19 Sept. 1538, 26 Junii 1544, 28 Maii 1556. Egbert van Lennep, bulder, gevolmechtigt bij Marcelis Pauw, pater, juffrou Andries Bentinx, matersche, ende Georgia van Steenbergen, procuratersche, beleent, 2-3 Aprilis 1577. Idem vernijt eedt, 7 Oct. 1581. Johan van Meegen, secretaris der stadt Zutphen, volmaehtiger van d e stadt Zutphen, in behoeff van 't convent beleent, 16 Julii 1627. Hendric Heeselman, secretaris der stadt Zutphen, in name van de stadt tot behoeff des convents beleent, 24 Meert 1637. Willem Wentholt, secretaris der stadt Zutphen, in name van de stadt tot behoeff des convents beleent, 20 April 1655. Derck Schimmelpenninck van der Oy tot Blanckena, borgermeester der stadt Zutphen, in naeme van de stadt tot behoef des convents beleent 29 Mey 1685. ') Huider Reynalt Wyllinck (akte). •J Verschrijving voor Boinck. Bartold van Hasselt, raetsvrind der stad Zutphen, bij auctorisatie van de magistraet ten behoeve van het convent van Ysendoorn binnen Zutphen na dode van Derk Schimmelpenninck van der Oy beleent, 5 Mey 1725. Dit goed is van de leenpligt gevrijd volgens resolutie van het Hof van den 7 Junij 1734 tegens de teleenniaking van het erf en goed Stokhair, onder het scholtamt van Zutphen, kerspel Almen, buerschap Harfsen gelegen. Te sien hiervoor 24a '). 79. SELM. tGoet ten Konynge 2), gelegen in den kerspel tSelm up den Goye, ten Zutphenschen rechte ontfinck Willem Konynge, anno 1378. Johan Coninckinck ontfinck dat goet Coninckine, gelegen in den kerspel van Seelhem etc., tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1387. Idem, anno 1402. Idem ontfengt ende tuchtigt sijn vrou Wendel an 14 malder roggen, 8 malder boeckweits, an die Luttige mate met heuren tobehoren ende an dat Leemhuys op den berge tot Coninginck, anno 1424. Gerrit Coninck, erve sijnes vaders Johans 3), a°. 1428. Johan Coninghinck vernijt eedt van den goede tot Coninghinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Zeelem up Goy gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Ruessinck an d' een ende dat goet tot Nyenconinghinek an d'ander sijde, 13 Oct. 1473. Bernt van Wische bij overgifte Stijn Sedelers, huysfrou Johans voorn., beleent, 20 Dec. 1484. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 76. Zij loopen tot die van Jacob Schimmelpenninck van der Oye op 25 April 1646. Dit goet is van de leenplicht gevrijt tegens wederom teleenmakinge van 24 mergen lants, onder Steenre gelegen, den 4 Julii 1648. Zie 55a 4). 80. SELM. tGoet to Yckinek met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Zelm, tot dienstmansleen ontfinck Wolter Y c k i li g, a°. 1379. Rabodo Yckinek ontfinck tgoet tot Yckinck, gelegen tot Zelem, tot eenen Zutphenschen leene, anno 1388. Daeratf is man worden mijns heren Evert Brinckinck. Idem ontfinck dat goet tot Yckinck met sijnen tobelioor, in den kerspel van Zeylhem gelegen, tot eenen Zutphenschen rechte, a°. 1403. Grietken Yckings, erve hares vaders Raben des Roeden, beleent, anno 1424. Voor haer heeft gebult Bernt Duerkoeps. ') blz. 56. 2) Later heet liet Aldekoninck. 3) Beheltlick Wendelmoit Koningincks, sjjnre moeder, liaere lijfftucht (akte). ') blz. 153. Lambert Dyckingh ') geheiten van Geese transporteert dat goet Yckingh op den Goy op Goossen W u 11 i n c k, anno 1447. Idem vernijt eedt, a°. 1465. Bernt van Wische bij overgifte Gosens voorn., 20 l)ec. 1484. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 76. Zij loopen tot die van Jacob Schimmelpenninck van der Oye op 25 April 1646. 81. SELM. tGoet te Alkingh met sijnen tobehoren, in den kerspel van Zelem, ten Zutphenschen leen ontfingh Dericli A e 1 k i n g h, a°. 1378. Henrich J a 1 e k i n c k heeft ontfangen dat goet tot J a 1 e k i n c k, gelegen in Zelemer kerspel, tot eenen Zutphenschen leene, a°. 1384. Idem, anno 1405. Idem, anno 1424. Derich Jaelkinck ontfinck dat goet tot Jaelkinck met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Zelem, in den lande van Zutphen gelegen, tot Zutphenschen rechten, a°. 1429. Johan Jaelkinck beleent, a°. 1454. Ott Jalekynck beleent, a°. 1465. Johan Jaelkinck vernijt eedt van den goede tot Jaelkinck, in den kerspel van Zelm opt Goy gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Hoffstel an d' een ende dat goet tot Baelinck an d' ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 8 Oct. 1473. Johan Jaelkinck, erve sijnes vaders Johans, onmundig, beleent, 27 Aug. 1484. Bemt Slickinck, sijn oom, doet hulde. Idem vernijt eedt, anno 1503. Johan Jaelkinck, erve sijnes vaders Johans, 1 Dec. 1533. Idem vernijt eedt, 11 Sept. 1538, 30 Junii 1544, 8 .Tunii 1556. Johan Jalinck, erve sijnes vaders Johans, 30 Junii 1565. Johan Jalinck, erve sijnes vaders Johans, 8 Junii 1577. Sijn oom Gerrit Jalinck is sijn huider, so lang hij onmundig is. Gerrit Jaelkinck, erve sijnes neven Johans, 7 Dec. 1580. lhonisken Jaeltinck, huisfrou Dirck Cal verpas, erve hares broders Gerrits, beleent, 9 Sept. 1581. Rabe Jaelkinck, erve sijner inoder Thonisken, 5 Julii 1596. Idem verset 6 schepel geseys, geheiten den Ravenacker, an Egbert Blomen voor 75 daler 6 jaer lanck, 7 Julii 1602. ') Hier, evenals op blz. 229 liij den naam Twentinch, hebben wij te doen met jiet voorzetsel te: Twentinch = te of op Wentiuch; Dyckingh = te of op Yckingh. Idem verpand een stuck van desen leene, genoomt Jaelkinckslag, in den kerspel van Selm opt Goy gelegen tusschen Oykinckslag ende Kervelslag, met eenen eynde streckende an Boelinckhalslag ende met den anderen eynde op de Hummelsehe wetering, an Lambert Jebbinck 9 jaren voor 175 daler, 17 Maii 1609. Idem belast een stuck genoomt Jaelkinkx koemaet met 10 daler sjaers, te lossen in 5 jaren met 225 daler ofte 'tselve stuck in te rumen an Johan Schoeltinck, 6 Dec. 1609. Idem verpand 4 inolder geseys, daervan 2 schieten an Velswicker kerckweg, een an Carl Luessinx schaepschot end een op Boelinckspas, an Bernt ten Broeck voor 30 daler 6 jaren, 4 Maii 1612. Gerlicb Winter bij opdragt Rabe voorn, beleent, 5 Maii 1615. Frederick Winter, onmundig, erve sijnes vaders Gerlichs, beleent deur sijnen bestevader ende huider Bernt Slichtcamp 2 Aprilis 1619. Catarina Slichtcamps, erve haeres soons Fredric Winter, beleent sijnde, maeckt dat dit leen sall erven op haere drye dochters, met namen Geertgen, Jennoken ende Catarina Winters, 15 Junii 1636. Gerarda Winters, erve haerer moeder Catharina, beleent, 23 Julii 1659. Beernt ten No ver 2) huider. Jan ten Oever, burgermeester tot Goor, erve sijnes moeders Gerarda, beleent, 6 Mey 1680. Johanna Judith ten Oever, erfgenaem haers broeders Jan, beleent, 13 Mey 1720. Swen Agnes Cr op, weduwe Elfers, erfgenaam haars moeys Johanna Judith ten Oever, beleend, 1 Junij 1741. Deselve draagd dit leen op aan Koelotf B e n n i n k, die daar weder mede beleend is, eodem die. Johanna C o o p s s) pro se en namens hare onmundige kinderen 4) beleend, 30 Aug. 1743. Arnoldus Bennink, erfgenaam sijner ouderen Roelof Bennink en Janna Coops 6), en uyt kragt van geapprobeert magescheyd beleent, 27 Jan. 1758. Barent Bennink, erfgenaam sijns broeders Arnoldus, beleend, 13 Jan. 1774. Idem maakt dit leen deylbaar onder sijne natelatene kinderen, eodem die. Roelof Bennink nae dode van desselvs vader Barent beleend, 9 Oct. 1792. !) Zyn grootvader van moeders zijde (akte). 9) Haar man (akte). Uit de akte van 6 Mei 1680 blijkt, dat wij hier te doen hebben met een plionetische verschrijving voor ten Oever. 8) Weduwe van Roeloff Bennink (akte). *) nl. Arnoldus, Beernt, Lucas, Hendrik en Jan (akte). Laatstgen. was in 1758 reeds overleden. 5) Haar tweede man was Gerrit D ij k e r s. Uit dit huwelijk waren twee kindereu Hendrica Sophia en Roelof Engelbert (akte). 81 g 1. Twee molder geseys, gelegen tuschen Bernt Heyincks land ende Boeltinckland, schietende met eenen eynde op Engelen Convents land, met den anderen opt Kerckenland, dat Jan Wansinck heeft, ende twee koeweydens, gelegen an de Bergerstraet, met eener sijde neven Boeltinck Corteslag, met der ander neven Lussinckslag, het een eynd schietende op Boeltinckslag, gehorende onder den leengoede Jaeltinck, te Zutphenschen rechten ontfangen bij Fredrick Spaen, als bij manier van afgoedinge sedert den jaro 1581 beseten, losber met 475 daler, 3 Ang. 1612. 81 § 2. Eenen camp lands gênant Jaeltinx veltkamp, in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Zelm, in der buerschap Veldswijck gelegen, met eener sijde an Boeltinckmaet ende voort rontom an de gemeynt, gehoort hebbende onder den goede Jaeltinck, ten besunderen Zutphenschen leen na opdragt Rabe Jaeltincks wederom ontfangen bij Bate van der E 1 b o r c h 1), huysfrou Derck T e n g b e r g e n s, 11 Aug. 1612. Johan Tengbergen als erve sijnner moeder Bate ende oock uyt cracht van magescheyt beleent, 3 Dec. 1630. Idem maeckt dit leen onder sijnne kinderen, met namen Tomas ende Bate Tengbergen, als ooc den posthumum, die uuyt sijn huvsfrouw Hendersken N i c h e 11 s sall gebooren worden, als nu groff swanger sijnde, deylbaer, 5 Julii 1636. Bate Tengbergen, erve hares vaders Johan, beleent, 27 Aug. 1636. Jacob van Duysborch ende Elisabeth Richolts bij opdracht van Bate Tengbergen beleent, 12 Aprill 1642. Hendrick van Doesborch, erve sijnes vaders Jacob, beleent, 11 Junii 1688. Jacob van Duysborg 2), onmnndig, erfgenaem sijns vaders Hendrick, beleent, 28 Nov. 1733. Gerhard Hetterscheid, sijn momber, doet eed. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 24 Sept. 1747. Idem draagt dit leen op aan Jacob Bettink 8), die daar weder mede beleend is, 6 Oct. 1751. Theodora Bettink voor haar selven en mede namens hare innocente suster Jacoba Johanna, erven van haar vader Jacob, pro indiviso beleend, 14 Aug. 1778. Huider Hendrik Willem Evekink, haar man. ') Dochter van Johan v. d. E. en diens vrouw Swene Zij had nojr een zuster Griete (akte). 2) Zijn moeder was Derske R a e b e 1 i n k (akte). s) Hij was gehuwd met Catharina Ribbers (akte). 82. SELM. tGoet te Alardinck, gelegen in den kerspel tSelem, ten Zutphenschen rechten erkent bij Herman Alardinck, anno 1378. Arnt Alardingh, erve sijnes vaders Hermans, ontfingh dat goet tot Alarding met sijnen tobehoren, in den kerspel van Zelem gelegen, a°. 1401. Idem, anno 1405. Keinolt Obbekinck bij transport Arnts voorn., a°. 1410. Keiner Dubberkinck ') ontfinck dat goet tot Alerdinck met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Zelem, in der buyrschap van Hoenewijck, tot Zutphenschen rechten, a°. 1424. Ubbekinck ontfinck dat goet te Alerdinck, gelegen in den kerspel van Zelem, in den lande van Zutphen, tot Zutphenschen rechten, anno 1429. Reiner Obbekinck, anno 1465. Arnt Obbekinck, erve sijnes vaders Reiners, a°. 1469. Idem heeft ontfangen dat goet tot Alerdinck, in den kerspel van Zelem gelegen, daer naest gelant is Willem van Oisterdinck an d' een ende Aelbert te Borken an d' ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 12 Oct. 1473. Arntken Obbekinx, erve hares vaders Arnts, onmundig, met consent harer moder Berta beleent, 18 Aug. 1484. Peter van Selsts is haer voocht. Beerte Knapperts, huysfrou Henrick B e 11 i n x, erve hares soons, beleent, anno 1492. Arnolda Ubbekinx, huysfrou Lubbert Stakebrants, erve harer moder Beerte Knapperts, beleent, anno 1498. Eadem vernijt eedt, 20 Sept. 1538. Johan Stakebrant bij transport sijner moder Arnolde, 8 Julii 1544. Idem vernijt eedt, 20 Junii 1556. Dirck Stakebrant, erve sijnes vaders Johans, 29 Julii 1568. Jacob Stakebrant, erve sijnes broders Dirx, 5 Aug. 1594. Idem maeckt dit leen wijlen sijns broders Arents semptlicken kinderen in gelijcke deelen op gelijcke costen, bij den oltsten te verheffen, ende dat die bloede in val van vercopinge van eenig deel sal preferentie genieten, 30 Aug. 1624 2). Dirck, Gerrit, Elisabet, huysfrou Alberts van Hagen, Evertjen, Jenneken Stakebrant uvt cracht van makinge hares ooms Jacobs beleent, 3 Aprilis 1626. Gerrit Stakebrant draegt op sijnne helfte aen Aelbert van Haegen ende Roeloffken W oldenb o r c h, eheluyden, op de wederlosse van 1000 gld., 20 Junii 1636. J) Dubberkinck is natuurlijk verschrijving. Zonder twijfel is hij dezelfde, die in de akte van 1429 voorkomt, en hoogstwaarschijnlijk is hij ook identiek met den Keinolt van 1410. Vgl. blz. 232 noot. •) Uit deze akte blijkt, dat dit leen iu de buurschap Winckelhoeck lag. Idem bij transport van Gerrit Stakebrant voor d'eene helfte ende d'ander helfte hem competerende uuyt cracht van makinge beleent, 14 Jnnii 1637. Evert Godefridt van Haegen, erve sijnes vaders Aelbert, beleent, 11 Junii 1664. Albert van H e k e r e n als momber sijnes onnoselen halven broeders Nicolaes Boeyer et pro se ') beleent als erve sijns ooms Evert Godefridt van Haegen, 8 Nov. 1694. Catarina W o e s s i n k als moeder en momberse van haer onmundige dogter Johanna Maria van Hagen -') beleent, 13 Dec. 1694. Albert van Hekeren, erfgenaem sijns halve broeders Nicolaes Boever, beleent, 4 Dec. 1726. Idem draegt dit leen op aen Barent Holscher, die daer weder mede beleent is, 15 Mey 1733. Idem na bekomen approbatie van seker contract 3) draagt dit leen op aan Willem, Jan Hendrik, Hendrica en Elisabeth Holscher, sijne vier minderjarige kinderen, mits daaraan behoudende den usufruct gedurende sijn leven lang en dat van sijn vrouw Christina Pleunissen, welke kinderen daarmede in dier voegen beleend sijn, 13 Dec. 1749. Hendrika en Elisabeth Hulscher, meerderjarig geworden, vernieuwen eed, 30 Jan. 1759. Deselven *) na bekomen approbatie van het magescheyd dragen dit leen op in handen van den Stadhouder der leenen ten behoeve van Derk H u m m e 1 i n k, die uyt kragt van dien afstand beleent is, 14 Meert 1759. Jan Hendrik van Re nesse nom. ux. Berendina Albertina Hummelink, erfgenaam van haar vader Derk en uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd 6) beleent, 5 Julij 1769. Berendina Albertina Hummelink laat approberen en registreren een acte van separatie en accoord, den 13 Febr. 1787 voor Heeren Commissarien uyt desen Hove tusschen haar en haren eheman Johan Hendrikvan Renesse gepasseert en waarbij aan haar dit leen was geadjudiceert, 31 Oct. 1788. 'I als erfgenaam ab intestato (akte). 2) als testamentaire erfgenaam van Kverhard Godefrid van Hagen (akte). 3) Tusschen Johan Hendrik Pruis en Maria van der Togt, echtelieden, ter eene en Bernard Hulscher en Christina Pleunissen, echtelieden, ter andere zijde, ter bijlegging van een geschil over de nalatenschap hunner resp. grootmoeder en moeder Geertruyd S c h o 11 e n, weduwe van Hendric Hulscher (akte). <) Resp. gehuwd met Derck van E 11 e n en Gerrit B e n t v e 11 (akte). ®) Tusschen Aleyda Hummelink, weduwe van Evert Jan Planten, J. H. van Renesse en B. A. Hummelink, Diderik Hummelink en Anna Elisabeth 13 o m, echtelieden, kinderen en erfgenamen van Kerk Hummelink en Anna Henrica Krabber (akte). 83. SELM. Dat goet ten Buynck, in den kerspel yan Zelem, tot Zutphenschen leen erkent bij Mechtelt KI y nek en, Evert Klyncken dochter, a°. 1378. Eadem ontflnek dat goet te Buedinck, gelegen in den kerspel van Zelem, met allen sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechten, a°. 1424. Henrick Aelbertssoon, haer soon, doet hulde. Henrick Albertssoon beleent, a°. 1427. Idem laet eedt vernijen deur Herman van Ophaven, a°. 1465. Mechtelt, huysfrou Gabels Groenen, erve hares vaders Henrix, ontfinck dit goet in maten, dat sij alleen die halve notschap hebben ende die leenheer d'ander helft erflick beholden sal, derhalven oick maer een halff hergewaet betaelt, a°. 1469. Bj'e, huysfrou Hermans van O p h a v e n geheiten van Nymegen, erve hares vaders Henrick Aelbertssoon, heeft ontfangen dat goet tot Baedinck in den kerspel van Zelem met allen sijnen tobehoren bij der kereken van Zelem, bij eenen hoff geheiten die Klapschechtinck ') gelegen, tot Zutphenschen rechten, 29 Sept. 1473. Eadem eedt vernijt, a°. 1481, ende haren man getuchtigt. Johan van Ophaven, erve sijner moder Bye, erft voort op Herman van Ophaven, sijnen vader, die oyck tuchtigt sijn vrou Hille, 13 Maii 1484. Mechtelt van Ophaven, huysfrou Arnt Zuers, erve hares vaders Hermans, beleent, anno 1493. Eadem, huysfrou Gerrit Biermans, eedt vernijt, a°. 1502. Elisabet Soer, onmundig, erve harer aldemoder Mechtelt van Ophaven, beleent, 5 Maii 1537. Johan Kreyevenger, harer moderbroder, doet hulde. Eadem vernijt eedt, 3 Julii 1544. Eadem vernijt eedt ende tuchtigt haren man Johan Smevnck, 2 Jan. 1545. Eadem vernijt eedt, 6 Junii 1556, 9 Oct. 1581. Claesken P r i c k s ofte Smeyincks erft op haren soon Rudolph Prick, 21 Martii 1592. Johan ende Albert van Hagen bij opdragt Budolph Pricks beleent 5 Martii 1624. Balthasar van Haeghen, erve sijns vaders Johan, beleent, lOFebr. 1657. Helena van Hagen, erve haers vaders Baltasar, beleent, 6 April 1695. Huider Dr. Amolt van Dam, haer man. Evert Jan van Dam, erfgenaem sijns moeders Helena van Hagen, beleent, 23 Junij 1732. Theodora Sybilla van Dam 2) uyt hoofde van seker geapprobeert contract beleend, 22 Junij 1741. Arnold W e n t h o 11, erfgenaam sijns moeders Theodora Sybilla van Dam, beleent, 21 Maart 1752. ') In latere akten heet het Klapschotinck. ') Tusschen haar en haar man Willem Wentholt ter eene en Evert Jan van Dam ter andere zijde (akte). Elisabeth Theodora Sibilla Wentholt ') als leenvolgersche nae overlijden van haar vader Arnold beleend, 15 Dec. 1787. Huider Joost Jan opten Noort, haar zoon. Afgespleten van 83. 83 § 1. SELM. Een stuck lants gênant Dijckenstruet 2), gelegen in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Selm, in den Heydenhoeck, eertijts uut den leengoede Buedinck voor den derden voet afgedeylt, te Zutphenschen rechten geërft van Anthonis H a e c k op sijnen soon Johan Haeck, 8 Nov. 1608. Idem crigt vertich van sijnen broder Arnt op den derden voet, 6 Dec. 1613. Peter Lambertssoon van Bommel bij opdragt Johan Haecks beleent met een stuck lands genoomt Dijckenstruet, groot omtrent 6 Va molder geseys, gelegen in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Zelm, in den Heydenhoeck, met sijn andeel an een stuck groenlands genoomt Boeynckslag, gelegen op Kolst tuschen Clapsinckslag ende Willinckslag, schietende voor an de gemeyn straet ende achter op de weteringe, 2 Dec. 1615. Sibilla van Bommel, erve hares vaders Peter, beleent, 3 Oct. 1632. Haer man Hendric te Borcken !) is huider. Arnold van Dam, erve sijns moeders Johanna ter Borchen, die erfgenaem was van haer moeder Sibilla van Bommel, na afgemaekt versuim beleent, 6 April 1695 4). Gerhard Worm B) laet approberen de huwelijxvoorwaerden, den 11 Julij 1719 opgerigt tussen hem en sijn vrouw Catharina van Dam, waerbij door desselfs vader en moeder Arnold van Dam en Helena van Hagen e), egteluyden, aen haer medegegeven is dit leen, 1 Aug. 1720. Catharina van Dam beleent, eodem die. Evert Jan van Dam, erfgenaem sijns susters Catharina, beleent, 23 Junij 1732. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 83. ') Weduwe van Jan Gijsbert Reynder opten Noort (akte). aj Aan den rand is door een latere hand geschreven: „nu Tykink genoemt." De naam Dijckenstruet komt mij in deze spelling uiterst verdacht voor. Dijken zijn te Zelhem wel niet te vinden, eiken des te meer. Ik geloof geen gewaagde gissing te'doen, wanneer ik den naam spel d'Eyckenstruet of -stroet. Struet beteekent kreupelhout. Zie Liibben, Mittel-Niederdeutsches Handwürterbuch i. v. strót. 8) De spelling van dezen naam is onzeker: beurtelings vindt men Borcken en Borchen. 4) Hier begint het land Dijckenstraet te heeten in de akten. •) Zoon van Henrick Worm en Henrica van Bronckhorst (akte). 6) De akte noemt haar Anna Helena en noemt verder als broeders van den bruidegom W. H. en Z. H. Worm en als zuster L. G. Worm. 84. SELM. Dat goet tot Rosyng met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Zelem tot eenen Zutphenschen rechte ontfinck Gerrit Rosyngh, anno 1405. Idem, anno 1449. Goossen Roissinck, erve sijnes broders Gerrits, a°. 1465. Idem lieeft ontfangen dat goet tot Roessinek met sijnen tobehoren, in den kerspel van Zeelem gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Coninghinckan d'een ende dat goet tot Jaelkinck an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 17 Oct. 1473. Lijsbet, huysfrou Gerrits geheiten Roessinek, erve hares vaders Gerrit Roessinx, a°. 1484. Eadem vernijt eedt, a°. 1495. Johan Rossinck heeft tot sijn ende sijner moder behoef ontfangen dat goet geheiten Rossinck met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Zelem, in der buyrschap geheyten Winckelhoeck, daer sel. Gerrit Roessinek den eedt aff gedaen hadde van sijner huysfrou wen wegen, tot Zutphenschen rechten, a°. 1513. Idem vernijt eedt, 11 Sept. 1538, 30 Junii 1544, 8 Junii 1556. Lijsken Roessinx, erve hares vaders Johans, beleent mitz haren echten man ende momber Arnt Roesengaerde, 26 Nov. 1566. Gerrit Roessinek, erve sijner moder Lijsbet, 14 Junii 1576. Gerrit V e r d ij c k gen. Roessinek tuchtigt sijn vrou Geertgen K r e i e nfengers an een guetgen geheiten Polsenbroeck ende een stuck weydelants geheiten Rosinckslach, onder den leen Roessinek gehorende, 20 Jan. 1578. Bernt Roessinek crigt 3 maenden uutstel om eedt te vernijen, 23 Sept. 1581. Gerrit Roessinek vernijt eedt, 9 Oct. 1581. Geertgen Roessinx, huysfrou Thonis ingen Boelhoff, erve hares broders Gerrits voorn., vercoopt dit leen in den jare 1585 aen harer suster Lijsbet Verdijcks man Reiner van Hagen, die sulx voort erft op sijn dochterken Aeltgen van Hagen, 27 Febr. 1598. Haer oom Evert van Hagen is huider. Hier staet: dat goet geheiten Roessinek met sijnen tobehoren, gelegen in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Selm, in der buerschap geheiten Winckelhoeck, daer naest gelant is dat goet te Coninginck an d'een ende dat goet te Jaelkinck an d'ander sijde. Ende in de voorgeroerde vercopinge heeft sich Thonis ingen Boelhoff voorbeholden uut desen leene een goetgen genoomt Bolsenbroeck met een hofstedeke daerop staende, holdende omtrent 6 molder geseys, ende 2 weydekens, het een genoomt Broeckmaet, het ander die weyde, daer 't huys in staet, tot een besunder Zutphens leen, totdat het met 650 daler gelost werde. Eadem verpandt een stuck landts, genoomt Bronckhorster Roessinxlach an Bernt ten Ham voor 40 daler, in 6 jaren te lossen, 27 Febr. 1598. Neesken van Hagen, huysfrou Jacob S c h e e r s, bij opdragt harer suster Aeltjen ende hares mans Wilhem S b e n 1 e n ontfengt dat goet geheiten Roessinek met sijnen tobehoren, te weten huys ende hoff met den camp ende een weyde bij 't huys, genoomt den Dystelbroeck, met een molder gesys, genoomt Reubekempken; oick een molder geseys, genoomt den Nijengrave, liggende bij Bossinck Nijengrave; noch een weydeken, gênant Broeckmaet, liggende bij Tovnckmaet; noch een weydeken, genoomt Roessinek Bollemer; noch 3 ackers in de Hoemaet ende 2 ackers in d'Ackermaet; noch 2 stucken, genoomt Windemeulen, Heuvel ende den Langenberg, tsamen groot 2 molder geseys; noch een stuck, genoomt den Swarten acker, groot 1 molder geseys, ten besunderen Zutphenschen leen, 11 Sept. 1621. Jacob Scheers doet approberen het accort tussen hem ende de kinderen ') bij Niesken van Hagen verweckt, 11 Maii 1627. Keyner Scheers 2), erve sijnner moeder Niesken van Hagen, beleent, 3 Sept. 1640. Johan Hissinck ende Cunera, sijnne huysfrouwe, bij opdracht Eeyner Scheers, wordende van de leenplicht gevrijt navolgende parceèlen, namentlic een molder geseys gênant de Nijegrave, een weydeken geheyten Broeckmaet, een weydeken gênant Roesinc Bollemer, 3 ackers in de Hoemaet ende 2 ackers in de Ackermaet, 2 stuckskens geheyten Windemoelen, Hoevel ende den Langenberch, to samen groot 2 molder geseys; daernevens noch een stuc gênant den Swarten acker, groot 1 molder geseys, met expresse conditie dat daertegens het principael leen Eoesinck met sijn toebehooren van nu aff ten ewigen dagen ten Zutphenschen rechten met een dubbelt heergewaet, nementlic 2 ponden goet gelts ontfangen ende verheven sal worden, 1 Mey 1645. Herman ende Lubbert Eoessinck als erven haeres vaders Johan Hissinck ofte Eoessinck beleent met het goet Eoessinck, bestaende in huys, hoff, camp ende weide bij 't huys, nevens een weide genoemt den Bolmer, groot 2 koeweydens, bij acte van 5 Febr. 1652 weder te leen gemaeckt tegen vrijinge van het Ruevekampken, onder dit leen gehoort hebbende, 22 Febr. 1660. Lubbert Eoesinck voor hem selven ende als momber van de kinderen van sijn broeder Harman vernieuwen den eet ende draegen dit leen op aen Lucas Enserinck en Berentjen Coops, die daermede beleent sijn, 26 April 1687. Hermen, Gosen, Metjen Enserink, weduwe Hendrik Coops, en Grietjen Enserink, erfgenamen haers vaders en moeders Lucas Enserink en Beerntje Coops, beleent, 11 Aug. 1727. Cunnera Margaretha Coops, erfgenaam haars moeders Metjen Enserink, en uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd 3) beleend met de helft deses leens, 26 Febr. 1750. Huider Abraham Hesselink, haar man. Berent Hesselink pro se et nomine uxoris Johanna Hermina B e c k i n g laat approberen en per clausulas concernentes registreren het erfmagescheyd l) 20 Mey 1786 over den ouderlijken boedel opgerigt, en sig uyt kragt daarvan met dit leen beleenen, 8 Dec. 1786. ') Reyntgen en Trijntgen (akte). 2) Zjjn Trouw was Marriken Hamers (akte). 8) Tusschen Janna Coops, gehuwd met Gerrit Dickers, Hermina Coops en Cunera Margaretha Coops (akte). ') Tusschen Hendrik Hesselink, gehuwd met Aleida Margaretha Fransen; Geertruit H. gehuwd met Albert Markvoort en Berent H. (akte). Afgespleten van 84. 84 § 1. SELM. De helfte van 't goed Roesink, bestaande in liuys, hof, met den camp en eene weyde bij het huys, nevens een stuk weydelands, genoemd den Bolmer, groot ongeveer twee koeyweydens, volgens akte van den 5 Februarii 1652 (tegens bevrijdinge van het Rievencampken, onder dit leen gehoord hebbende en van de leenpligt gevrijd) weder te leen gemaakt, in den kerspel van Sellem, buurschap Winkelhorst, tusschen de goederen Coninckwick en toe Saaltink gelegen, als een bijsonder leen aan den F. G. en O. Z. ten Zutphense regten. met twe ponden goed gelds te verheergewaden, leenroerig, ontfangen bij Gosseling Koesink, die daarmede beleend is, 28 Aug. 1741. Idem disponeert hierover, eodem die. Steven D i c k e r s cum sociis '), erven haars vaders en grootvaders Gosseling Eoesinck, beleend, 28 Nov. 1746. .Tan Dickers, soon van Steven Dickers, so voor sig als namens sijn moeder en verdere participanten 2), bij d'acte uytgedrukt, beleend en voor twe daarvan den eed vernieuwt, 16 Maart 1763. 85. SELM. Ludekinck, gelegen in den kerspel van Zelem, ten Zutphenschen leen heeft ontfangen Willem N y e h u y s, anno 1378. Willem S c li e n e ontfinck dat goet te Ludekingh met sijnen tobehoren, in den kerspel van Zelem gelegen, tot Zutphenschen rechte, a°. 1405. Gijsbert Bettynck beleent, anno 1409. Willem Bettinck, erve sijnes vaders Gijsberts, ontfinck dat gnet tot Ludickinclc met allen sijnen tobehoor, op den Goy, in den lande van Zutplien, in den kerspel van Zelem gelegen, tot Zutphenschen rechten, anno 1457. Idem, anno 1465. Albert Bettinck beleent, a°. 1469. Henrick Bettinck, erve sijnes vaders Willems, heeft ontfangen dat goet tot Ludickinck met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Zeelhem opt Goy gelegen, daer naest gelant dat goet tot Boeninck an d'een ende dat goet to Tille an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 16 Oct. 1473. Idem vernjjt eedt, 18 Aug. 1484. Idem, anno 1492. Willem Bettinck, erve sijnes vaders Henrix, a°. 1502. Gijsbert Bettinck, erve sijnes broders Willems, draegt. dit leen voort op ') nl. zijn vrouw Harmken Roesink, Jan Otten en Aaltje Roesink, echtelieden, en (le 2 minderjarige kinderen van Jan Hendriks en Garritje Roesink, welke laatste in de akte van 28 Aug. 1741 lieerntje wordt genoemd (akte). ') nl. Hendrik Janssen, Hermen Janssen, Hermen Janssen, zoon van Jan Otten (akte). Zutphen. 16 Engelbert van Brueckhees, a°. 1522. Idem vernijt eedt, 28 Aug. 1538, 1 .Tulii 1544. Willem van Broeckhezen, priester, erve sijnes vaders Engelberts, 3 Der. 1554. Andries van Broeckhezen doet hulde. Idem tuchtigt sijn moder Bertruyt, eodem die. Idem laet eedt vernijen, 19 Maii 1556. Bertruyt, erve hares soons Willems, 28 Maii 1568. Henrick van Broeckheze is haer huider. Henrick van Broeckheze, erve sijner moder Bertrud, 1 Febr. 1577. Idem laet eedt vernijen sijneïi neve Engelbert van Seist1), 16 Aug. 1598. Wendeltjen en Lijsbetjen van Seist 2), Lijsbetjen ende Vreedtjen B a e r k e n bij transport hares oldooms ende ooms Henricks voorn, beleent, 22 Oct. 1602, in voegen dat die gesusteren van Seist 2/:i ende die gesusteren Baerken 1/3 sullen genieten, elck na sijn andeel die lasten ende kosten dragen ende Wendeltjen leendragersche wesen sal Arnt Baerken, haer bestevader ende vader, is huider. Eaedem laten eed vernijen Bernt Winckelman, Wendeltjen van Selsts man, na dode van Arnt Baerken, 30 Julii 1625. Wendeltjen van Seist laet haere houwelixe vurwarden 3), met Beernt Winckelman ingegaen, approberen, 13 Dec. 1643. Freda Baerkens, weduwe van Poter van Gessel, laet approberen haer verclaeringe ende ratificatie van een acte op den 5 April 1660 voor schepenen van de Weerde buyten Utrecht ende leenmannen gepasseert, 4 Febr. 1661. Eadem laet haere dispositie approberen, daerbij sij aen haer vier nichten, dochteren van Berent Winckelman, maeckt een gerecht derdendeel van dit leen 4), 20 Martii 1661. Antonetta Winckelmans beleent met het erve Ludekinck, gelijck haer hetselve door dode van haer moeder Wendeltjen van Seist ende dispositie van haer moeye Freda Baerkens aengekomen is, 14 Mey 1661. Haer vader Berent Winckelman is huider. Geertruyt Winckelmans, huysvrou van Gerrit E v e r w ij n, als erfgenaem van Antonetta Winckelmans beleent, 8 Febr. 1670. Eadem 5) draegt dit leen op aen Johan Adriaen Bueckefoert, die daermede beleent is, 14 April 1687. Idem en Henrietta M o c k i n c k, egteluyden, laten haer beslote dispositie approberen, 28 April 1712. Henrietta Mockinck, weduwe Johan Adriaen Buekevoort, beleent, 1 .Tulii 1713. Johan Reinier Buekenfoort, erfgenaem sijns moeders Henrietta Mockinck, weduwe Johan Adriaen Buekenfoort, beleent, 18 Febr. 1737. Johanna Adriana van Scheven i;) laat approberen en registreren een extract uyt het magescheyd, den 18 April 1736 over den boedel '| Zoon iler zuster van den beleende (akte). Zij waren dochterskinderen van Arnt Baerkon (akte). 'I Van 17 September 1642 (akte). 4I In deze akte heet het Groot Luyckingh. 'I In deze akte heet zij Geertruid Lucia. ") Weduwe ter Oerde. Zie blz. 205. van haar grootmoeder Henrietta Mockinck opgerigt, waarbij aan haar dit leen was toe- en aanbedeeld geworden, en is daarmede beleend, aller gestalte hetselve haar door dode van liare voorn, grootmoeder en uyt kragt van het geapprobeerd extract-magesclieyd aangekomen is, 24 Julii 1792. 86. SELM. 't Goet to Hummeldinck, gelegen in den kerspel van Zelem, in der buyrschap van Velswijck, tot een Zutphensch leen erkent bij Arent Hummeldinck, anno 1379. Wolter van Holte die jonge, Dericlis soon, deur Simon van Holte ontfengt alsulck erve ende goet, in den kerspel van Zelem gelegen, tot eenen Zutphenschen leene, a°. 1398. Idem ontfinck alle alsulck recht, als hem van sijnen olderen angecommen is van den have tot Hemmekingh, dat sijn mannen ende ander parcelen daerto gehorende, als dat gelegen is in den kerspel van Zelem, anno 1405. Idem l) ontfinck 't goet Hommeldinck, in den kerspel van Zelem met allen sijnen tobehoren gelegen, tot eenen pondigen leene ten Zutphenschen rechte, a°. 1412. Idem, anno 1424. Derck H e y i n c k bij transport Wolter Hemmekinx geheiten Hummeldinck ontfinck dat goet tot Hummeldinck met allen sijnen rechten, hoge ende lege, voirt met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Selm op den Goy gelegen, tot Zutphenschen rechten, a°. 1438. Claes Heydinck, erve Dirx voorn., transporteert dit leen op sijnen soon Johan Heydinck, anno 1442. Johan Hummeldinck beleent, a°. 1465. Johan Heydinck vernijt eedt van den goede tot Hummeldinck, in den kerspel van Zelem gelegen, met sijnen tobehoren, daer naest gelant. is dat goet Eeffdinck an d'een ende Boelincks goet an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechte, 8 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 18 Aug. 1484; 1502. Gertrud Iloygincks, erve hares vaders Johans, ervende voort op hare echte kinder ende geen beleninge versueckende, wordt hiermede beleent Gijsbert van der Hoeven, haer altste naturlicke soon, 28 Aprilis 1536. Margriet, weduwe Johan Heyginx, dit leen vercoft hebbende an Johan Kreyvenger voor een eygelick goet ende also een tijtlanck versuymt wesende, crigt hij beleninge, mits dat hij alle daeruut buten consent des leenlieeren versette parcelen weder inlossen sal, daerto hom behulp belooft wort, 5 Maii 1537. Idem vernijt eedt, 3 Julii 1544. Alijt, Kreyfengers, Johans dochter, erve harer moder Gertrud Heyginx Johansdochter, beleent, 14 Jan. 1545. ') In deze akte heet hij Wulter vau Jen Holte geheiten Hommeldinck. Carl Kreyfenger, erve sijnes vaders Johans, 22 Martii 1545. Aleyt Kreyfengers, liuysfrou Gerrit Bongarts, vernijt eedt, 4 Sept. 1545. Carl Kreyfenger vernijt eedt, 6 Junii 1556. Aleyt Kreyfengers J) eedt vernjjt, 20 Junii 1556. Johan Kreyenfengers, erve sijnes vaders Carls, onmundig, beleent, 23 Sept. 1560. Aloff Kreyfenger, erve sijnes vaders Johans, blivende voor Dueren 2), erft voort op Alofï Kreyfenger, sijnen soon, 1 Sept. 1561. Johan Kreyfenger Carlssoon, noch onmundig wesende, crigt ten versuecke sijner moder Yken Baerkens untstel ter wedercomste des cantzlers, om deur sijnen momber eedt te vernijen, den Henrick Heyendael voor hem gedaen hadde, 4 Martii 1575. Idem crigt noch uutstel, 28 Febr. 1576. Idem, mundig, doet eedt, 4 Maii 1576. Idem tuchtigt sijn moder Yken Baerkens ant x/4, eodem die. Aleyt Kreyfengers 3) vernijt eedt, 14 Junii 1576. Johan Kreyfenger vernijt eedt, 12 Aug. 1594. Idem tuchtigt sijn vrou Gertrud van Ey meren, 16 Maii 1617. Johanna Kreyvengers *), erve haeres vaders Johans, beleent, 5 Jan. 1631. Carl Busser, erve sijnner moeder Johanna Kreyvengers, onmundich, beleent, 16 Nov. 1637. Diderick Busscher bij transport van Carl Busscher met die helfte beleent, 26 Maii 1652. Idem tuchtigt sijn huysvrouw Elisabeth van Luyck ende laet sijn dispositie approberen, eodem die. Derck Busscher 6), erve sijns ohems Diederick, beleent uyt cracht van de geapprobeerde dispositie sijns ohems, 19 Oct. 1668. Sijn broeder Gerret Busser is huider. Johanna van Luyck naer afsterven van Derck ende Gerret Busser volgens dispositie van Gerret Busser beleent, 16 Jan. 1675. De momberen van de kinderen 6) van Johanna van Luyck ende haeren weduwenaer Paul in de Betuwe laeten haer maechgescheit approberen, 15 April 1692. Berent in de Betuwe, erve sijnes moeders Johanna van Luyck, beleent, 8 Julii 1692. Idem ende sijn vrou beswaeren dit leen met 700 gl. aen Jan ter Beeck, 8 Julii 1692. Iidem 7) dragen dit leen op aen Johan Georg van Lamsweerde en Agatha Huigens, 5 Maert 1696. ') In deze akte heet haar man ten Bongart. ') In de akte staat, dat het leen van Johan op zijn zoon Aloff gekomen, maar door dezen niet ontvangen was, „zoo hij vur Dueren gebleven is", d. i. daar hij hij liet beleg van Duren (Augustus 1543) gesneuveld was. 3) Zij was toen weduwe. J) nl. met de helft. Zie voor de andere helft 80 § 1. Zij was gehuwd niet Gerrit Busser (akte). •') Hij was „innocent" (akte). ") Zij heetten Berent, Judith. Geertruyt, Jan en Theodorus (akte). :) De vrouw heette Hester Brouwers (akte). m Hermen Hendrick van Lamsweerde, erfgenaem sijns vaders Johan Georg» beleent, 20 Mey 1726. Paul Keinier van Vinceler van Lamzweerde, erfgenaam sijns vaders Hermen Hendrik, beleend, 9 Oct. 1754. Barthold van Diemen van Lamzweerde laat approberen en registreren een extract uyt het magescheyd, den 3 Sept. 1770 met sijne broeders en zusters x) over den boedel van hare ouders Hermen Hendrik van Lamzweerde en Alberta Hadewig O p g e 1 d e r, in leven oheluyden, opgerigt, 6 Julii 1782. Denselven beleend met dit leen, aller gestalte hetselve hein uyt hoofde van geapprobeerd extract-magescheid aangekomen is, eodem die. Denselven laat approberen en registreren een geclausuleert extract uyt sijn testament 2) van 4 Julii 1782, eodem die. Maria Gerhardina van Lamzweerde nae overlijden van haer broeder Barthold beleend, 26 Aug. 1783. Afgespleton van 86. 86 § 1. SELM. Het halve goet to Hummeldink, in den kerspel van Zelem, in de buirschap van Velswijk, tot een Zutphens leen. Luytgen S o e r e n 3) als erve oeres vaders Johan Soer beleent, 15 Sept. 1630. Eadem 4) laet eedt vernieuwen Fredric van Steegen gen. Valckenborch ende inaeckt dit leen onder haere samentlicke na te latene kinderen deylbaer, 31 Jaï). 1640. Johanna Wolters 5), erve haeres moeders Luytgen Soeren, beleent, 21 Junii 1651. Adriaen van D a e t s e 1 e r, erve sijns moeders Johanna Wolters, beleent, 1 April 1695. Idem draegt dit leen op aen Johan Georg van Lamsweerde, die daermede beleent is, eodem die. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 86. 87a. HUMMEL. Dat goet ten Sande met sjjncn tobehoor, in den kerspel van Hommel gelegen, tot eenen Zutphenschen rechte ontfinck Alijt, huysfrou Johans van Bellinchaven, a°. 1402. ') nl. Anna Catharina Alberta v. L„ Paul Keinier van Vinceler v. L. en Hendrica Catharina van Hasselt, echtelieden, Agatha Hadewich v. L., gehuwd met Martinus van der Horst, Barthold van Diemen v. L.f Martin Herman Huigens v. L., Johanna Uciniera v. L., Hendrica Sibilla v. li., Ewoud van Diemen v. L. en Maria Gerhardina v. L., gehuwd met Dr. Carel Fredrik Lodewijk Doch tier (akte). a) Hieruit blijkt, dat Dr. C. F. L. Dochtler toen overleden was. 3) Haar man was Johan Wolters (akte). 4) Zij was toen weduwe (akte). s) Haar man was Derck van Daetzeler (akte). Derich van Bellinchem, erve sijner moder, ontfinck dat goet to Hummel met sijnen tobeboren, a°. 1423. Aleyt, Jacobs dochter van Aldenboven, huysfrou Jobans van Bellichaven, ontfinck dat goet ten Sande met sijnen tobeboren, gelegen in den kerspel van Hummel, tot Zutphensehen recbten, a°. 1424. Joban van Voorst ende Arnt Ba erken bewijsen, dat bertog Arnold van Gelre dat goet ten Sande, dat Heimans goet plag te heyten, te Hummel gelegen ende bij Voorst ende Baerken beseten wort, anno 1438 van der bofhoricheyt verlaten beeft, also dat bet sedert 9 scbepel roggen ende 4 pond herfstbeden, elck pond van 14 stuvers, sjaers te thins beeft geven moeten. Ende diewijl noch een goet, oick ten Sande genoomt, daerbij ligt, tocommende den clooster van Bilheim, so is 't eerste ontslagen ende sal 'tselve clooster bewijsen met wat titul sij het leste besitten, 15 Oct. 1600. 't Clooster van Bilheem erlielt ontslaginge op versueck van den raetsheer Eek, die angenomen heeft te doen bijbrengen bescheyt van vrijgevinge der leenplicht ofte 't goet te doen ontfangen, 23 Sept. 1603. Gegunt ontslaginge ses weken om te bewijsen vrijgovinge ofte die leenplicht te voldoen, op versueck van den burgemeester Herman Schimmelpenninck, 16 Jan. 1621. Idem als huider van heer Graes vicarie in de kereke to Steenre beleent met den goede te Cleynen Sande niet sijn tobehoer, in den kerspel van Hummel gelegen, te Zutphensehen rechten, 16 Maii 1622. Joban van Hagen thoont, dat 't goet ten Sande op begeerte Jobans van Bellinchaven bij hertog Arnold van der leenweer in den jaer 1449 vrijgegeven is, 5 Martii 1624. 87b. HUMMEL. Een slach, gelegen in der Loenhorst, baldende 9 mergeii lants, met den eenen eyude schietende op de Goiesche weteringe, met den anderen op de heyde tot Hagenen weert an, in den kerspel van Hummel, tot eenen Zutphensehen leen opgegeven bij Paedse van Eynoerde tot behoeft' van Heer Winand van der Huete, anno 1390. Idem ontfinck eenen slach, gelegen in der Loenhorst, an. 1405. Joban Loenis ontfinck den slach in der Loenhorst, gesplit uut den goede, dat Paeds van Henorde te leen helt, gelegen in den kerspel van Doedichem, a°. 1411. Joban Lonys Janssoon, onmundig, ontfengt den slach in der Loenhorst, in den kerspel van Hommel gelegen, als Winand van der Huete te hebben plag, a°. 1423. Butger die Listige beeft hiervan als een momber gebult. Idem, anno 1424, anno 1465. Idem, 4 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, a°. 1492, van een slach, geheiten die Loenhorst, in den kerspel van Hummel gelegen, daer naest gelant is Holthusens slach an d'een sijde ende met der anderen sjjde neven erve Claes Mol ende Henrick Luycken. Lambert Loonis, erve sijnes vaders Johans, ontfengt dat goet Loenhorst met sijneu tobehoren, gelegen tot Hummel, a°. 1505. Derck van Hu essen bij overgifte Lamberts voorn., a°. 1512. Idem vernijt eedt, 17 Sept. 1538, 5 Julii 1544, 15 Junii 1556. Swene van Huessen, lmysfrou Merten Tanckincks, erve hares vaders Dirx, beleent, 19 Dec. 1566. Eadem tuchtigt baren man, 13 Junii 1569. Theodorica van Huessen, erve harer suster Swene, ontfengt dit leen ende tuchtigt haren man Peter van Seist, 2 Junii 1580. Berntgen van Huessen, erve Theodorieae voorn., erft voort op haer lieve Bernt van Huessen, vicarius to Deutecom, 5 Nov. 1592. Sijti gecoren momber is Hector van den Padefort. Hermken van Huessen, liuysfrou Derck Bloessums, erve hares ooms Bernts voorn., beleent, 1 Julii 1602. Anthonis van Voorst ten Hage bij opdragt Hermkens voorn, beleent, 29 Junii 1615. Fredriea van Voorst, erve haeres vaders Antonis, beleent, 26 Meert 1640. Ernst Dunnewolt, oer man, is huider. Henrick B o s h o f f bij transport van Fredrieavan Voorst, 25 Maii 1656. De volmachtiger van Margareta van Leefdael, weduwe van Henrick Boshoff, ende Coenraet Jacob van Boshoff 2) als weduwe ende soon van Henrick van Boshoff, beleent sijnde, draegen dit leen op aen Elsebe Margareta van Baer, weduwe van Hans Christophel van der Scliuyren ter S c h u y r e n, dio daermede beleent is, 14 Oct. 1662. Zie verder 87c. 87c. DOETINCHEM. Het liuys ende havesaete Haegen, in den richterampte van Deutecom, buyrschap Langerack, gelegen, met de huysen, hoven, bouwhuysen ende weydelanden, naementlyck den grooten Bettinckscamp, schietende langs den heelwech ende den graeven langs het straetjen, loopende tusschen de weduwe toe Borkens lant ende den voorn. Bettinckscamp; de Cluyse, daerbij gelegen; het Toorenstucke, het stucke lauges den berch, het Cromme stuck, den Heydencamp, met de eene sijde langs den wech nae de weduwe toe Borkens huysplaetse ende het einde aen desselfs veene, met die andere sijdt naer de heyde gelegen; den Calverpas, die Kismaete in 't bosch, nevens weidelanden; het Schrijversmaetjen; voorts die schaepdrifte ende veenen, soo achter het adelyck huys ende hoff in 't moeras aen Sions veenen, als mede in de Haegener veenen naest Laer veenen gelegen, schietende met het een eynde dwars op de weduwe toe Borkens veenen, soo van den Heidencamp langs de wech loopt, tegen seecker uytgegraeven polleken, daer een heyster op staet; voorts alle ') De akte heeft Hundrica. ') De akte noemt nog twee zonen Philips Rogier en Evert Lodewijck. andere oude ende nieuwe gerechticheyden tot die voors. liavesaete gelioorende, sijnde allet vrij erf ende goet, uvtgenomen beswaert met drie schepel roggen, Deutecomsche maete, die het gilde van st. Catliarina binnen Deutecom jaerlix daeruyt heeft, ende den garfftiende aen dengenen, die daertoe berechticht is; van vrij, allodiael erf ende goet door Elsebe Margareta van Baer, weduwe van Hans Christophel van der Schuyren, geassisteert met Dr. Frans Cuyper als haeren momber, den 19 September 1662 voor Coenraedt van Munster, stadtholder van de lantdrost van Zutphen, ende gericlitsluyden Johan van Essen ende Dr. Peter van Diemen aen de Heeren Staeten deser Lantschap opgedraegen om met het leen den Loenhorst, aen de ander «ijde staende, geconsolideert ende voortaen tot een leen, v.ader benaeminge van het adelycke huys ende havesaete Haegen, ten Zutphenschen rechten met een pont goet gelts te verheergewaeden leenroerich, verheft te worden, ende is daer in dier voegen mede beleent Elsebe Margareta van Baer, weduwe van Hans Christophel van der Schuyren, door haeren huider Frederyck van der Capellen, waernae deselve dit leen, alsoo met het voorgaende geconsolideert sijnde, opgedraegen heeft aen Frederyck van ende tot der Schuyren, 14 Oct. 1662. Judith Ermgart van der Schuyren, ehevrou van Frederick van der Cappellen tot den Boedelhoff, erve haeres broeders Frederick, beleent, 11 Dec. 1680. Eadein ende haer eheman Frederick van der Capellen draegen dit leen op aen haer soon Alexander van der Cappellen, die daermede beleent is, 9 Julii 1687. Hans Christoffel van der Cappellen ') laet approberen sijn huwelijxvoorwaerden met vrouwe Ermgarde Louise Sweerts de La 11 das 2) 4 Junii 1709 opgerigt, alsmede de staten en inventarisen uit dien hoofden opgestelt, 14 Maart 1712. Idem beleent uit kragt van testamentaire dispositie siiner ouders eodem die. ' Idem, Frederik Jacob Derk, Jasper Gerrit en Margareta Sibilla van der Capellen •) laten approberen het maeggescheid, 30 Aug. 1733 opgerigt tussen don eersten als vader ter eenre en de drie laetsten als desselfs kinderen ter andere sijde, waerbij dit leen, voorbehoudens de vader de togt, word aenbedeelt Jasper Gerrit van der Capellen, 1U UCt. 17oo. Jasper Gerrit van der Capellen uit kragt van 't bovengenoemde maeggescheid, voorbehoudens de vader de togt, beleent, eodem die. Frederick Jacob Derk van der Capellen, erve sijns broeders Jasper Gerrit, beleend, 2 Man 1748. Johan Derk van der Capellen, erfgenaam sijns vaders Frederik Jacob Derk, beleend, 5 Dec. 1780. ') Zoon van Frederick en Judith Ermgard van der Schuyren (akte). ) I>ochter van Jacob Ferdinand en Elisabeth van Kis van Boel en ham (akte). In het niagesehoid staat Isabella i. p. v. SibiJJa. Anna Elisabeth van der Capollen, erfgename van haar vader Johan Derk, beleend, 10 Aug. 1788. Uudolf Christiaan van Rechterenen Anna Elisabeth van der Capelleu, eheluyden, laten hare huwlijksche voorwaarden van 24 Dec. 1784 en hare opene testamentaire dispositie van 1 Maii 1790 approberen en registreren, 14 Maii 1790. 88. HUMMEL. Dat goet ter Hofstede, in Hummelre kerspel gelegen, met sijnen tobehoren tot Zutphenschen leensrechte ontfinck Evert die R u e t e r, anno 1402. Derich Momme van Ke 11 e bij transport Everts de Rode gênant die Ruter ontfengt dat goet ter Hofstede, als dat in hogen, legen, natten ende drogen met allen sijnen tobehoren in den kerspel van Hommel, in der graefschap van Zutphen, gelegen is, tot Zutphenschen rechte, anno 1421. Heer Evert die Ruter beleent met den goede ter Hofsteden, gelegen in den kerspel van Hummel, in den lande van Zutphen, 'twelck sijn vader Evert van Albert Paedse van Heynoerde vercregen had, tot Zutphenschen rechten, a°, 1422. Jan Lonys is sijn hnlder. Idem vernijt deur Gerlaeh Coster eedt, den Jan Lonys gedaen had van den goede ter Hofstede in den kerspel van Hummel, a°. 1422. Idem, anno 1424. Meynte V e 1 i n x bij transport Everts voorn., a°. 1438. Haer soon Johan Velinck is huider. Johan Velinck, erve sijner moder Meynte, a°. 1462. Idem, anno 1465. Herman Velinck, erve sijnes vaders Johans, a°. 1469. Idem vernijt eedt van den goede ter Hofstede, in den kerspel van Hummel gelegen, daer naest gelant is Johan van Kelle Dercxsoon an d'eeu ende dat goet tot Veenhuys au d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 12 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 18 Aug. 1484, anno 1492. Steven Velinck, erve sijnes vaders Hermans, a#. 1515. Idem vernijt eedt, 18 Sept. 1538, 26 Junii 1544. Idem crigt 2 maenden uutstel ten versuecke Willem Velinx, 1 Junii 1556. Idem vernijt eedt, 17 Junii 1556. Johan Velinck bij transport Stevens, doch hem ende sijner huysfrou Mechtelt een tucht voorbeholden. End so Jan sonder kinder sterft, sal sijn suster Meynte succederen, mitz haren broder Dirck onderholdende, 19 Oct. 1559. Wilhem Velinck, erve sijnes vaders Stevens, 23 Dec. 1562. Herman Velinck, erve sijnes vaders Willems, 23 Julii 1567. Idem bij transport Johan Velinx, 11 Dec. 1568. Idem belast dit goet met 24 daler sjaers an sijnen oom Juhan Velinck, in 6 jaren met 400 daler te lossen, wesende mede verdragen denselven sijnen oom te transporteren 2 mergen, Velinx slach geheiten, an der graefschap Berge tot Zutphenschen rechten leenroerich, 13 Dec. 1568. Idem vernijt eedt, 8 Sept. 1581. Idem bewijst losse van de voors. 24 daler sjaers an Arnt Volinck cnde sijn vrou Johanna de Enter, 21 Sept. 1616. Wilhelma Velinx, weduwe Joris Lotz, bij opdragt liares ooms Hermans beleent mitz liaren vader Martin, 11 Nov. 1617. Eadem tuchtigt haren man Edouard S m i t h, lieutenant van capitaiu Thomas Mentis, ende maeckt dit leen harer dochter Luciae Smits, 1 Aprilis 1625. Eadem laet eedt vernieuwen haeren man Eduwart Smit, 29 Julii 1630. Eadem wederroept de makinge op haer dochter Lucia, den 1 Aprill 1625 gedaen, ende disponeert onder oere samentlicke vier kinderen 1), voorbehouden die man sijiine tucht, 29 Julii 1630. Eadem 2) laet haere naerdere dispositie approberen, 3 Aprilis 1651. Eadem naer revocatie van de dispositie van 3 April löël laet haere naerdere dispositie approberen, 5 Julii 1661. Joris Abbinck voor hem selven ende uyt de naem van sijn broeders ende susters uyt cracht van de dispositie van haer bestemoeder Wilhelma Velinx beleent, 17 Julii 1666. Idem verbint sijn sevende part aen dit leen ten behoeve van sijn suster ende broeders Hillegunda, Bernardus ende Martinus voor 1400 gld., 17 Julii 1666. Martinus Abbinck met sijn vrou Maria Beatrix Uwens, Bernard Abbinck ende Anna Willemina Abbincks, huysvrou van Dr. Niclaes Hoedemaecker, ende Joris Abbinck draegen dit leen op aen Johan Ignatius van Lennep, keyserlicke chrijscommissarius, die daermede beleent is, 10 Dec. 1687. Derck Muller, erfgenaem Johans Ignatius van Lennep, beleent, 14 Oct. 1707. De kinderen van Derk Mulder 3) door haer moeder als weduwe en boedelhouderse namens deselven als erfgenamen haers vaders beleent, 15 Mey 1714. Huider Herman Muller. Johan Peter en Floris Hendrik van Mekeren, aengestelde testamentaire executeuren van Johannes Ignatius van Lennep, beleent, 20 Julii 1716. Iidein dragen dit leen op aen Hillegunda Abbinks, weduwe en boedelhouderse van Derk Mulder, die daer weder mede beleent is, 17 Sept. 1716. Huider Hendrik Mulder, haer soon. Eadem draegt dit leen op aen Frans Jan van Hekeren, die daer weder mede beleent is, 17 Sept. 1722. Idem 4) laet approberen de huwelijxvoorwaerden, den . . Januarii 1722 opgerigt met sijn vrouw Transisulania Charlotta Juliana Agnes Adelheid van Kegteren 5), 19 Sept. 1727. 1) Zie blz. 221, noot 5. 2) Zjj was toeu weduwe. Hare oudste dochter .Johanna Lotz, vrouw van Dr. Henrick A bbinck, was reeds overleden, nalatende 7 kinderen (akte). :I) Men vindt in de akten afwisselend Mulder en Muller. 4) Zoon van Jacob Derk van Heeckeren en H.... C.... van Lynden (akte). ') Dochter van Adolf Hendrik van Rechte-en en Sophia Juliana gravin zu Ca stel- Rüdenhausen (akte). Hcylwig Charlotte Sophio Juliane van Heeckeren, erve van haar vader Frans Jan en uyt hoofde van geaprobeerd en geregistreert extractmageschevd *) beleend, 29 Meert 1768. Huider Jacob Adolph van Heeckeren. Jacob Adolph van Heeckeren, erfgenaam van sgn suster Heilwig Charlotte Sophio Juliane, beleend, 27 Jan. 1785. Evert Fredrik van Heeckeren, erfgenaam sijns vaders Jacob Adolph, beleend, 5 Jan. 1793. Afgfspleten van 88. 88 § 1. HUMMEL. Een molder geseys, genoomt den Nyen Bongert, streckende oostwert ant Monnickegoet des cloosters van Bilheem, suydende westwert an de gemeyn straet ende uoortwert tegen 't goet Veenhuysen, uut den leene ter Hofstede ten besanderen Zutphenschen leene opgedragen bij Herman V e 1 i n c k tot behoeff van Johan ltogge, 21 Sept. 1616. Niclaes Boy er, als gecoft hebbende van Johan St eenhof f, die het bij coop van Johan Rogge aen sich gecregen, beleent, 14 Aprill 1640. Johan Eylerts bij opdracht van Niclaes Boyer beleent, 18 Dec. 1641. Johan Eylerts kinderen beleent, 1 Nov. 1649. David Hendrix als oom doet huid overmits haere onmundicheyt. Hendrick Winterberch als man ende momber van sijn huysfrou Marie Eylerts, outste dochter van Johan Eylerts, vernieut den eet, 28 Febr. 1667. Jacob Harmans, getrout aen Catharina Eylerts, vernieut den eet2) ende draegt Catharina Eylers, geassisteert met haer voorn, man, dit leen op aen Toenis Coenders te Venhuysen, die daermede beleent is, 24 Junii 1671. Maria Eylarts, weduwe van Hendrick Winterberch 3), doet selfs eet ende draecht dit leen op aen Hendrick Da en en, die daermede beleent is, 21 Nov. 1691. Adriaen Danen, erfgenaem sijner ouders Hendrik Danen en Bette ten Venhuysen, egteluyden, beleent, 10 April 1732. Sophia Danen4), erfgenaam haars broeders5) Adriaan, beleend 1 Maertl763. Eadem draagt dit leen op aan Lucas Lu y ken en Jolianna Sophia Vies, eheluyden, die daar weder mede beleent sijn, eodem die. Gosewina Leopoldina Luyken, erve haars vaders Lucas, beleend, 15 Sept. 1781. ') Tusschen Jacob Adolt', Frederik Walraven Reinhard, Burchard Rudolf, August Robbert, Hejlwig Cliarlotte Sopliic Juliane, Louise lsabella r.eopoldine, Florentine Honriette en Maria Adclheid Elisabeth van Heeckeren lakte). z| van 'U van dit leen (akte). ") Geassisteerd met haar zoon Johannes Winterberch (akte). ') Weduwe van Jan Vies (akte). ») In de akte staat „vader", maar blijkens eene aanteekeriiug op den rand van het register is dit eene verschrijving. Kudolph Ketjen, in huwelijk hebbende, Gosewina Leopoldina Luyken, draagt soo voor sig als namens sijno voorn, ehovrouwe dit leen op in handen van den stadhouder der leenen ten behoeve van Evert Jan Gerritsen, eodem die. Idem uyt kragt van dien afstand beleend, 7 Nov. 1781. 89. HUMMEL. Ses mergen lants in den Rietgoer, opgedragen bij Albert 1' a edse van Genoerde tot behoelï van Gerrit van Hek eren, anno 1381. Idem ontfinck 6 mergen lants, in den kerspel van Hummel gelegen, tot Zutphenschen rechte, anno 1402. Arnt, Willem des Roden wij ff, heeft ontfangen eenen slach in der Elmpt, gelegen in den kerspel van Hummen, tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1405. Bernt Grijs is haer momber. Gijsbert van Broickhusen ontfinck dat Rietgoer, gelegen in den kerspel van Hummel, dat Gerrit van Hekeren plag te hebben, tot Zutphenschen rechte, a°. 1413. .Tacob van Horstel ontfinck 't Rietgoer met sijnen tobehoor, in den kerspel van Hummel gelegen, tot Zutphenschen rechte, anno 1417. Simon van E1 s e, beleent sijnde, draegt op 't Rietgoer met al sijnen tobehoor Godert van Roir, ridder, anno 1417. Hier staet, dat Simon wel 1/0 jaer voor Jacob vorn. beleninge gesocht heeft. Idem, anno 1422. Gijsbert van Broickhusen ontfinck dat Rietgoer met sijnen tobehoor, gelegen in den kerspel van Hummel, tot Zutphenschen rechten, a°. 1424. Erent, Willem des Roden wijff van Hekeren, ontfinck eenen slach, geheiten dat Rietgoer, gelegen in den Hummelschen broeck, ende eenen slach, gelegen in der Elemet, met heuren tobehoren tot Zutphenschen rechten, a°. 1424. Dericli van Bellichaven beleent met eenen slach te Hummel, geheiten dat Rietgoer, tot Zutphenschen rechten, a°. 1424. Godert van Roere, ridder, ontfengt een stuck erfs, geheiten dat Rietgoer, met allen sijnen tobehoor in den kerspel van Hummel, als dat gehat Simon van der Else, a°. 1425. Lijsbet, huysfrou Rijcquijn Lewen, erve hares ooms Jacobs van Horstel, ontfengt een erve ende goet, geheyten dat Rietgoer, met hoge ende lege, met allen sijnen tobehoor, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Hummel gelegen, a°. 1432. Griete des Lewen bij transport harer moder Lijsbet, eodem die. Haer vader Rijcquin huid. Ernt, weduwe Willems des Roden, stelt tot liulder haren broder Derich van Hagenbeke van den slage in der Elmt ende den Rietgoer tot Hummel, a°. 1432. Dirck van Hagenbeke geheiten die Gruter, erve sijner suster Erent, ontfinck eenen slach geheiten dat Rietgoer, gelegen in den Hummelschen broeck, ende eenen slach, gelegen in der Elemet, met heuren tobehoren tot Zutphenschen recht, a°. 1441. Ende tuchtigde sijn suster Aleyt, cloosterjoffer ter Hoenp, an 8 alde schilde sjaers. Steven die Gruyter geheiten van Hagenbeke, erve sijnes vaders Dirx, a°. 1443. Claes van Greflichem geheiten Grijs bij transport Steven Gruters ende Griet, Jan Bentin cks huysfrou, met Johan van Scheviclc, haren gecoren momber, beleent met dat Rietgoer, met eenen halven slach, gelegen op dat Laer in den kerspel van Hummel, hoge ende lege, met allen heuren tobehoor tot Zutphenschen rechte, a°. 1444. Johan van Bellicliaven ontfinck dat slach tot Hummel, geheiten dat Rietgoer, a°. 1460. Claes Grijs, anno 1465. Johan Grijs, erve sijnes vaders, met believen sijnes oltsten broders Everts, a°. 1469. Johan van Greflichem geheyten Grijs Claessoon vernijt eedt van eenen slach lants, geheiten dat Rietgoer, in Hummelerbroick gelegen; noch V2 slach, gelegen in den Elmt op dat Laer, oick in denselven kerspel, met al sijn tobehoor, in hogen ende legen, 13 Oct. 1473. •Tohan van Bellichaven vernijt eedt, 20 Oct. 1473. Johan van Greflichem geheyten Grijs vernijt eedt, 18 Aug. 1484. Claes van Greflichem geheyten Grijs, erve sijnes vaders Jans, a°. 1495. Idem uutgestelt, 21 Junii 1540. Idem vernijt eedt, 7 Julii 1544. Evert van Greflichem gênant Grijs, erve sijnes vaders Claes, 21 Julii 1547. Idem tuchtigt sijn vrou Maria van P r a e t, bast., 19 Dec. 1549. Idem vernijt eedt, 16 Aprilis 1556. Eiusdem weduwe ende kinder crigen uutstel, 19 Martii 1557. Jenneken van Greflingen, onmundig, erve hares vaders Everts, 2 Aug. 1557. Dirck Mont is haer huider. Eadem laet 'eed vernijen haren soon Bernt van den Broeck e, 9 Oct. 1600. Bernt van den Broecke, erve sijner moeder Jenneken, beleent, 23 Aprilis 1605. Martin Velinck bij opdragt Bernts voorn, beleent, 20 Martii 1621. Wilhelmina Velincks, huysfrou Edewart Smit s, beleent sijnde als erve haeres vaders Marten, disponeert van dit leen onder haere kinderen ende naer doot van alle deselve tucht daerinne haer man Edewart Smit, 29 Julii 1630. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 88. *) In deze akte staat Greveliehem. 90. HUMMEL. Een slach op den Koldenvoirde; item >/2 slach in Rietgoer; item l/2 slach op den Vene met 15 molder saets op Hummelder velde, in den kerspel van Hummel gelegen, tot Zutphenschen rechte ontfinck Paedse van Heynoerde, anno 1403. Koloff van Heker bij transport Albert Paedse van Heynorde ontfinck een kempken met 2 hofsteden daeran, liggende tot Hummel in den «lorpe, ende met eenen molder saets, geheiten 't Geerken, ende oenen slach op Kuldenvorden, a°. 1412. Idem, anno 1424. Henrick van Heker, erve sijnes vaders Roloffs, ontfengt eenen slach op den Kaldenvoirt, anders gelieiten Wittenbrinck, met siinen tobehoor, a°. 1427. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van eenen slach op den Kaldenvoirt, anders geheiten Wittenbrinck, met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hummel gelegen, daer naest gelegen is der kercken lant van Hummel an d'een sijde ende der vicarien erve an d'ander sijde, 5 Oct. 1473. Fredrick van Heker, erve sijnes vaders Henrix, erft voort op Hermanna van Heker, sijn onmundige dochter, 21 Aug. 1484. Haer huider is Gerit van Tellichusen. Eadem gebruyckt tot huider harer dochter man Fredrick van Zuylen, 29 Jan. 1531. Etlicker jaren versuymnis wort hier quijtgescholden. Henrick Oegelinck bij transport Hermanne voorn, ontfengt eenen slach lants, geheiten op den Kaldenvoert ofte Wittenbrinck, gelegen in der graefschap van Zutphen, in den kerspel van Hummel, in tween stucken, daervan d'een stuck met den aversten eynde gelegen is an der Hunnnelscher weteringen, met den nedersten eynde an die AV ittenbrincksche straet; d'ander stuck daer is boven naest gelegen een stuck lants, geheiten Boltinckgier ende beneden een stuck lants, geheiten Juffer Lutgers slach, schietende met den eenen eynde op de grote Zelemsche weteringe, tot Zutphenschen rechten, 16 Martii 1531. Henrick Oegelinck, erve sijnes vaders Henrix, 26 Junii 1534. Idem vernijt eedt, 11 Sept. 1538, 30 Junii 1544, 9 Junii 1556. Thonis Oegelinck, erve sijnes vaders Henrix, 7 Dec. 1565. Henricksken Oegelinx, erve hares vaders Thonis, beleent, 15 Junii 1581. Johan Oegelinck ') is haer momber. Johan Oegelinck crigt uutstel 3 maenden, 23 Sept. 1581. Henricksken voorn, laet eed vernijen haren man liernt Oegelinck van eenen slach lands, geheiten op den Kaldonvoort ofte Wittenbrinck, gelegen in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Hummel, in tween stucken, daer die Wittenbrincksche straet tussclien beyden deur gaet; het een met den oversten eynde an der Hummelschen weteringe, met den nedersten eynde an die Wittenbrincksche straet; het ander boven an een stuck lands, geheiten Boltinckockene ofte Boltinckgeer, ende beneden an een stuck groenlands, geheiten die Vaelt, in de custerie te Hummel gehorende, schietende met den eenen eynde op ') Haar oom (akte). de grote Selmsche ende met den anderen eynde op de Hummelsche weteringe, 4 Jan. 1601. Johan Ogelinc, erve sijnner moeder Hendersken, beleent, 24 Pebr. 1632. Hendrick Ogelinck, erve sijnes vaders Johan, beleent, 6 April 1692. Hendrick Ogelinck, erve sijnes broeders, beleent, 30 Junii 1694. Lambert B e r k e 1 e r, erfgenaem sijns vaders Hendrik Ogelink, beleent, 1 Nov. 1709. Gerrit Berkeier, erfgenaem sijns vaders Lambert, beleend, 27 April 1741. Jan Hendrik Berkeier, onmundig, erve sijns vaders Gerrit, beleend, 18 Jan. 1743. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 23 Oct. 1764. 91. HUMMEL. 't Goet te Herssewynckel in den kerspel van Hummele tot eenen pondigen leen ontfinck Gerrit van Hekeren, anno 1379. Jutte van Heil bergen, huysfrou Otten van Belinc haven, ontfinck dat goet- van Harsewinckel, in den kerspel van Hummel gelegen, tot Zutphenschen rechte, met eenen ponde, anno 1403. Eadem, Derx dochter, weduwe Otten voorn., ontfinck dat goet, geheiten ter Hersswenckel, in den kerspel van Hummel gelegen, met sijnen tobehoren tot een Zutphens leen, anno 1404. Derck van Bellinckhaven, haer soon, is huider. Derck van Bellinchem, erve sijner moder, a°. 1423. Idem, anno 1424. Dat goet to Harswinckel. Johan van Bellichaven beleent, a°. 1460 1). Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 72. 92. HUMMEL. 't Goet te groten Engehusen te Zutphenschen rechte helt Evert van Enghusen, anno 1326. Evfrt van Engehusen, erve sijnes vaders Everts, ontfengt dat huys ende hoff Engehusen met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Hummel gelegen, tot eenen Zutphenschen rechte, anno 1404. Idem ontfinck dat goet tot Enghusen met sijnen tobehoor tot eenen sadelgoede rechten, anno 1424. Gerrit Palick van Enghusen, erve sijnes broders Evert, ontfinck dat goet van Enghusen met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hummel, bij Keppel, dat een sadelleen is, a°. 1425. Jacob van Enghusen, erve sijnes vaders Palix, ontfengt dat goet tot Enghusen met sijnen tobehoren, daer dat hoge landt aff begraven is, ') Hier staat Haeswinckel. in den Hummelschen velde, ende daer behoort in een weyde, geheiten Valkenborch, tot eenen Zutphenschen sadelgoets leenrechten, 16 Oct. 1473. Ende tuchtigt sijn yrou Johanna van Hacfort. Margriet, professide sustor van Meriengrave binnen Doesburch, erve liares vaders ende broders Gerrit Palix ende sijns soons Jacobs van Enghusen, anno 1483. Roloff van Vieracker volmachtige van pater ende mater. Seger van Voorst bij transport des convents ende suster Margriet beleent, 7 Sept. 1488. Idem vernijt eedt, a°. 1493. Bernt van Voorst, erve sijnes vaders Segers, a°. 1501. Sweder van Voorst, lantdrost, a°. 1515. Idem tuchtigt sijn vrou Elisabeth van Doirnick, 26 Martii 1538. Idem vernijt eedt, 17 Sept. 1538, 20 Junii 1544. Otto van Voorst, erve sijnes broders Sweders, 11 .Tulii 1547. Seger van Voorst, erve sijnes vaders Otten, 17 Martii 1552. Idem vernijt eedt, 22 Maii 1556. Idem tuchtigt sijn vrou Anna Smullinx, 7 Aprilis 1562. Bernt van Voorst met sijn jonger broderen ende susteren vertijen op haer actie van den derden voet to behoeff hares oltsten broders Segers voorn., 9 Maii 1562. Sweder van Voorst, erve sijnes vaders Segers, crigt 3 maenden uutstel ten versuecke van Francko van Sweten, sijner suster Wendelen man, 14 Aug. 1598. Wendele van Voorst, huysfrou Francken van Sweten, sampt Anna, haer suster, beleent in afwesen hares broders Sweders an des Coninx sijde met den goede tot Enghuj-sen met sijnen tobehoren, daer dat hoge lant aff begraven is, in den Hummelschen velde, ende daerin behoort een weyde, geheiten Valkenborch, in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Hummel gelegen, tot Zutphenschen sadelleensrechten, met eenen reysigen peerde te verheergewaden, 8 Oct. 1600. Franco van Sweten bij opdragt sijnes swagers Assueri de Voorst, Con. Majesteyts to Hispanien truchses end hoffjoncker, beleent, 17 Febr. 1619. Mombaren van de kinderen van Franco van Sweeten, binnen 's jaers overleden sijnde, crijgen uuytstel van een halff jaer, 14 Sept. 1626. Seger van Sweeten als olste soon van Franco van Sweeten beleent, 8 Junii 1627. Hartger ten Holte als momber ende huider. Johan Otto van Sweeten, onmundig, erve sijnnes vaders Segers, beleent sijnde, draegt dit leen op aen Everhart van Heeckeren, soone van Walraven van Heeckeren to Nettelhorst, landtdrost, beleent, 2 Nov. 1636. Idem draegt dit, 20 Julii 1667, op aen sijn soon Lubbert Frederick van Heeckeren, die daermede beleent is, 11 Febr. 1668. Everart van Heeckeren, erve sijns soons Lubbert, beleent, 9 Nov. 1669. Ilobbert van Heeckeren tot Barlham, erve sijnes vaders Everarts, beleent 17 Mey 1682. Idem laet de lioulijxe vorwaerden tusschen hem ende sijn eheliefste, vrouwe Anna Wilhelmina Cecilia van Keppel, dochter totKampherbeeck ende Meulecaeten, approberen, 11 Mey 1688. Evert van Hekeren, onmundig, erfgenaem sijns vaders Robbert, beleent, 3 Febr. 1702. Huider Johan van Arnhem. Johan van Arnhem en Borcherd Joost van Welevelde, mombers van Evert van Hekeren, onmundig, dragen dit leen op uit kragt van accommodatie, ten overstaen van gecommitteerdens van de Landschap gemaekt, aen Jacob Derk van Hekeren, die daer weder mede beleent is, eodem die. Idem laet registreren de commissie van de Staten deser Provintie tot dese accommodatie i. d. 17 Dec. 1701, het accoord i. d. 2 Febr. 1702 en approbatie van de Landschap i. d. 5 Sept. 1702, 28 Dec. 1702. Idem en Charlotte Heilwig van Linden, egteluyden, laten haer beslote dispositie approberen, 19 April 1709. Idem draegt dit leen op aen Frans Jan van Hekeren, sijn soon, die daer weder mede beleent is, 9 Sept. 1716. Idem laet approberen de lmwelijxvoorwaerden, . . . Jan. 1722 opgerigt met sijn vrou Transisulania Charlotta Juliana Agnes Adelheit van Regteren, 19 Sept. 1727. Jacob Adolpli van Heeckeren, erfgenaam sijns vaders Frans Jan, beleent, 29 Meert 1768. Idem pro se et nomine uxoris Alexandrina Charlotta van Westerholt laten haar beslote testament van 13 Oct. 1753 approberen, 19 Nov. 1768. Evert Fredrik van Heeckeren, erfgenaam sijns vaders Jacob Adolph, beleend, 5 Jan. 1793. 93. HUMMEL. 's Roden slaeh, gelegen in den Hummelschen broecke, in den lande van Zutphen, tot Zutphenschen rechte opgedragen bij Steven Hagenbeke geheiten Gruyter tot behoeft' van Henrick S e s s i n c k, anno 1447. Henrick Sessinck, onmundig, erve sijnes vaders Henrix, beleent, a°. 1461. Sijn huider is Johan Haerninck die jonge. Idem eedt vernijt, anno 1465. Stijn Hnerninx, liuysfrou Arnts Yseren, ontfinck des Roden slach, gelegen in den kerspel van Hummel, tot Zutphenschen rechten, a. 1469. Eadem, Johans dochter, als erve hares soons Henrick Sessinx ontfinck een stuck lants, geheiten den Roden slach, in den kerspel van Hummel gelegen, daer naest gelant is die heer van Alden Keppel an beyden .sijden, tot Zutphenschen rechten, 12 Oct. 1473. Eadem tuchtigt haren man Arnt Yseren, eodem die. Eadem eedt vernijt, anno 1492. Albert S c h a e p s huysfrou solde beleninge hebben van den Roden slach to Hummel, maer en is nyet angebracht noch te boesk geset, a#. 1499. Idem vernijt eedt, 23 Sept. 1538. Guida Huerninx erft dit op haren soon Heer Johan Sckaep, die het voort transporteert op sijn suster Zutphen. 11 Mechtelt Schaeps, 2 Sept. 1541. Haer liulder is Henrick Noyen. Eadem eedt vernijt donr Jan van Arssen, 26 Junii 1544. Eadem eedt yernijt deur Henrick van Poelwick, 9 Junii 155C. Eadem eedt vernijt deur Johan ter Kust, 7 Maii 1561. Albert Schaep bij transport sijner suster Mechtelt, haer voorbeholden een tucht, beleent, 6 Aug. 1562. Idem confirmeert hijlixvor worden, 19 Maii 1572. Eiusdem kinder crigen uutstel 1), 8 Jan. 1574. Goyken Schaeps, erve hares vaders Alberts, beleent, 11 Martii 1574. Segewalt ten Heerenhave is haer huider. Eadem vernijt eedt, 15 Oct. 1581. Eadem, huysfrou Arnts van Heuclom, vernijt eedt, 25 Martii 1595, deur sijnen broder Willem van Heuclom als volmechtigen. Eadem laet haren man eed vernijen na dode sijnes broders, 16 Maii 1598. Eadem, weduwe, laet eed vernijen Jacob Voeth, burgemeester to Harderweek, 8 Sept. 1609. Swane Lose, huysfrou Henricks van Essen, raets, erve harer moye Guedae voorn., beleent, 22 Aprilis 1613. Eadem tucht haren man voorn, ende maeckt dit leen, so sij geen gebeurt nalaet, haren broder Johan Lose ende bij gebreck sijner haren anderen broderen ofte susteren, haer overlevende, 20 Sept. 1613. Lambertus E o t a r i u s bij opdragt Swaen Losen beleent, 10 Sept. 1624. Hendric W i s s i n c k bij opdracht van Lambert voorn, beleent, 8 Junii 1630. Hendric Wissinc, onmundig, erve sijnes vaders Hendrix, beleent, 9 Meert 1638. Johan Wissinc, sijn oom, doet hulde. Idem doet selver eedt ende draeght dit leen op aen Welmer van Iiaer, die daermede beleent is, 17 Febr. 1659. Judith Ermgart van der Schuyren, ehevrou van Prederick van der C a p p e 11 e n tot den Boedelhoff, nae gemaeckte afdracht beleent, gelijck dit leen verstorven is van Welmer van Baer op Elsebe Margriet van TSaer, weduwe van der Schuyren, haer moeder, ende van deselve op de vrouwe van den Boedelhoff, 11 Dec. 1680. Hans Christoffel van der Capellen door dode van Ermgarda van der Schuyren 2) beleent, 29 April 1737. Frederick Jacob Derk van der Capellen, erfgenaem sijns vaders Hans Christoffel, beleend, 15 Oct. 1739. Johan Derk van der Capellen, erfgenaam sijns vaders Frederik Jacob Derk, beleend, 5 Dec. 1780. Anna Elisabeth van der Capellen, erfgename van haar vader Johan Derk beleend, 10 Aug. 1788. Eudolf Christiaan van Eechteren en Anna Elisabeth van der Capellen, eheluyden, laten hare huwlijksche voorwaarden van 24 Dec. 1784 approberen en registreren, 14 Maii 1790. Anna Elisabeth van der Capellen draagt dit leen op aan ') Ten verzoeke van hun oom Johan Schaep (akte). ) Zjjne moeder. Evert Predrik van Heec keren en Henriette Jeannette Susanne Marie van Nassau la Leek, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 18 Febr. 1794. 93a. HUMMEL. Een stuck weidelants, genoemt de Hartoch, in het lantdrostampt der graefschap Zutphen, kerspel Hummeloe, gelegen, sijnde een gedeelte van het leen den hoff to Emer ouni appertinentiis, aen den V. G. ende G. Z. ten Zutphenschen rechte met een pont goet gelts te verheergewaeden leenroerich, geregistreert in het register van het Velusche quartier, fol. 68, opgedraegen door Johan Frederyck van Pallant aen Elbert Anthony van Pallant, sijn soon, 30 Julii 1661. Idem transporteert dit leen aen sijn broeder Warner Adriaen van Pallant, die daermede beleent is, 1 Julii 1662. Idem laet approberen den afstant en overgifte van dit leen ten behoeve van sijn soon Carel Wilhem, 21 Mey 1711 voor het gerigt van Keppel gedaen, 8 Junii 1711. Carel Wilhem van Palland uit kragt van dien afstant en overgifte beleent, eodem die. Agnes Emilia van Palland, douarière van Adolf Warner van Palland, enige suster en erfgenaem haers broeders Caerl Wilhem, beleent' 1 üet. 1729. Eadem en Frederick Wilhem Floris van Palland, haer soon, laeten approberen het maeggescheid en accoord, 13 deses tussen liaer opgerigt over de nalatenschap van Caerl Wilhem van Palland, 21 Febr. 1730. Eadem draegt dit leen op uit kragt van bovenges. maeggescheid en accoord aen haer soon Frederick Wilhem Floris van Palland, die daer weder mede beleent is, eodem die. Adolf Warner Carel Willem van Palland, erfgenaam sijns vaders Fredrik Willem Floris, beleend, 26 Febr. 1780. Arent Anthony Eoukens, momboir deser Landschap, door het Provintiaal Collegie van Politie, Finantie en Algemeen Welzijn in dato 15 Augusti 1795 speciaal geauctoriseert en gelast, neemt ter voldoeninge aan 'sLandschaps resolutie d.d. 7 Aug. 1795 in beslag1) dit leen, 25 Aug. 1795. Adolph Werner Carel Willem van Pallandt en Helwich Charlotte Barbara van Heeckeren, eheluyden, laaten registreeren de superscriptie van haarl. testamentaire dispositie van 27 Maart 1804,11 April 1804. ') Blijkens aanteekening op den kant is dit beslag 27 Juni 1798 weder opgeheven. 94. DOETINCHEM. 't Goet te Holte bij Doetinchem te Zutphenschen rechte erkent bij Gerrit ten Holte, anno 1326. Daem Begels wijff heeft ontfangen 't goet te Holte ende Daem Begels dochter 't goet te Gelting ten Zutphenschen leen, a°. 1378. Mechtelt van Byngerden, weduwe Henrix des Roden, ontfinck dat goet ten Holte, gelegen bij Doetinchem, met allen sijnen tobehoren tot eenen Zutphenschen leenrechten met eenen ponde, a°. 1402. Otto Doys van Byngarden, erve sijner moyen Mechtelt ende Jut*) van Bingarden, beleent, anno 1415. Johan van den Holte beleent, a°. 1417. Otto Doys van Bingarden, a°. 1417. Stijn, huysfrou Everts van Hagenbeke, erve Deuse van Byngarden, transporteert dat goet ten Holte met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Doetinchem, in der buerschap van Oessel, tot eenen pondigen leene tot Zutphenschon rechte op Predrick van E r d e, anno 1443. Dierick S n e p e r t beleent, a° 1444. Bernt van W i s c h, bastart, beleent bij transport Fredrix van Eerde, a°. 1452. Igrom van der H a e r t bij transport Derck Snypers, a#. 1452. Henrick van Hagenbeek geheyten Gruyter bij transport Bernts van Wisch beleent, a°. 1457. Idem, a°. 1465. Idem tuchtigt sijn vrou Ave, a°. 1466. Idem vernijt eedt van den goede ten Holt met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Doetinchem gelegen, met der eener sijde neven die lantwere, met der ander sijde neven Lutgarden lant van Wijnbergen ende voort an des praesten lant van Belheem, 4 Oct. 1473. Idem vernijt eedt deur sijnen soon Gerrit, 15 Jan. 1487. Idem vernijt eedt, anno 1492. Gerard Gruyter gênant van Hagenbeke, erve sijnes vaders Henricks, beleent, anno 1502. Henrick van Hagenbeeck genoomt Gruyter, erve sijnes broders Gerrits, beleent, 18 Maii 1517. Idem tuchtigt sijn vrou Belie V e 1 i n x, 12 Maii 1519. Eiusdem onmundige kinder beleent, 23 Junii 1521. Henrick van Hagenbeeck doet selver eedt, 18 Sept. 1538. Idem vernijt eedt, 10 Junii 1544, 29 Maii 1556. Anthonis Pruys bij transport Henrix voorn., 13 Julii 1564. Anna van Reyde, huysfrou Johan Streuyffs, bij transport Anthonis voorn, beleent, 13 Julii 1564. Eadem, weduwe, vernijt eedt, 11 Nov. 1592. ') Vgl. 49. Anna van Reyde, huysfrou Rodolffs van Munster, met Johan, Melchior cnde Gertrud van W i s c h, gebrodar endo suster, sampt Mechtolt Mommen, crigen 4 maenden uutstel, 1 Maii 1598. Melchior van Wisch geeft te kennen, dat sijn moye Anna van Reide eerst in Aprili 1598 gestorven sij, 1 Aug. 1598. Iidem ') crigen 1/2 jaer uutstel, 12 Maii 1599. Melchior van Wisch, erve sijner moder suster Anne voorn., beleent, 11 Oct. 1599. Johan van Wisch, erve sijnes broders Melchiors, crigt 6 maenden uutstel, 6 Aprilis 1609. Idem met sijn suster Gertrud beleent, 3 Julii 1609. Hendric Willem van der Hoeven tot Hoeve ende Poelwick heeft tot sijn ende sijner dochter Lucretia Johanna van der Hoeven behoeff dit leen verheven ende versoclit approbatie van de houwelixe vurwarden tussen Lutter Hendrick van L a e r, capiteyn, ende sijnne voorn, dochter, 10/20 Sept. 1641 opgericht, 26 Jan. 1643. Dit leen is gevrijdt van de leenplicht, volgens des Hoves resolutie van den 15 December 1671 naer voorgaende authorisatio van do Lantschap, tegen weder-te-leen-maeckinge van verscheiden parcelen tot Silvolde gelegen, fol. 168a geregistreert. 94a. DOETINCHEM. Het goet ter Heggen, in den lantdrostampte der graefschap Zutphen, richterampte van Doetecum, in de buyrschap Duchteren 2) in sijn bekende limiten ende bepalingen gelegen, met allo recht endo gorechticheyt daertoe gehoorende, van vrij ende allodiael goet aen de Staeten des V. G. ende G. Z. tot een leen ten Zutphenschen rechte, met een paer hantschoenen van 28 st. te verheergewaeden, opgedraegen door Margareta van W ester holt van Hackfort, vrouwe tot Soethuysen, die daer oock weder mede beleent is, 16 Martii 1672. Jacob Schimmolpenninck van der Oy tot do Clous e, als man ende momber van Jacoba van Westerhout, beleent met het voors. leen, sooals het deselve door de dispositie van haero suster Margaretha van Westerholt off andersins door desselfs afsterven aengecomcn is, 17 April 1690. Jacoba Emilia van Westerholt 3) stelt na afgemaekt versuim tot haer huider Reinier Crevel, 11 Nov. 1704. Eadem draegt dit leen op aen Stephania Schimmelpennink van der Oy 4), dio daer weder mode beleent is, eodem die. Eadem uit kragt van testamentaire dispositie en substitutie van Margareta van Westerholt 5) beleent, 25 Maii 1705. ') Erfgenamen van Anna van Bcyclc, weduwe Jolian Streuylf (akte). ■) Later Dichteren. ') Douairière Sehimmelpenninck van der Oye (akte). 4) Douairière do Bulo, vrouwe tot den Hardenbergh (akte). ^ Douairière de Korf (akte). Eadem laet haer beslote dispositie approberen, 16 Aug. 1737. Wilhem Johan Valk, voogd over de minderjarige sonen van Jaeoba van rnilo ), beleent voor die der pupillen, die daertoe met regt of maeggescheid, hierna te approberen, beregtigt sijn, 13 Meert 1738. Ernst Wilhem va n Cochonheim laat approberen 'tmagescheyd van 22 Jan. 17-132) en vernieuwd vervolgens hiervan den eed, 3 Jan. 1744. Frederick Willem van Coehenheim, erve sijns broeders Ernst Wilhem beleent, 21 Oct. 1763. ' Idem draagt een gedeelte van dit leen, bij do acte van heden te sien op aan Caspar Houders, die daar weder mede beleent is, 31 Maii 1765. Afgespleten van 94a. 94a § 1. Een weyde, het Heggeveld, van ongeveer 10 a 11 beesten weydens, moetende uytwegen over de Camp, het Veld, Valtweyde, Koewevde en Oortjes als van ouds; alsmeedé een weydjen, het Waenderslandjen genaamt, van ongeveer 3 beesten weydens en moetende uytwegen over de weyde het Heggeveld, Kempken, Vaeltwey, Koeweyde en Oortjes als van ouds, als een bijsonder en alnu afgesplit leen van het goed ter Heggen opgedragen door Frederick Wilhem van Cochenheym aan Albert E g g i n k, die daar weder mede beleent is, 31 Maii 1765. Idem en Catharina R o s e g a a r d, eheluyden, belasten dit leen met 2000 gulden cum interesse ten behoeve van A. W. C. van Palland en H C. B. van Heeckeren, eheluyden, 6 Febr. 1779. Jan Eggink beleend met dit leen, aller gestalte sulks door dode vaii Albert Eggink op desselfs moeder Wendelina S p r i n k e 1 s en door overlijden van de laatste op hem is gedevolveert en verstorven onvermindert en ongepraejudicieert het regt den overige erfgenamen van Albert Eggink aan dit leen competerende, 17 Maii 1780. Elbert Nyenhuys en Hendrica Engelina Eggink, eheluyden, en Jan Andries Eggink en Willemina Klok m a n, eheluyden, laten approberen en registreren het magescheyd 3), 25 April 1783 over den boedel van liaarl. broeder en swager Albert Eggink opgerigt, 22 Maii 1783. Elbert Nyenhuys en Hendrica Engelina Eggink, eheluyden, uyt kragt van het geapprobeerde magescheyd beleend, eodem die. ') Dochter van Stephania Aleida Schimmelpenninck van der Oye, weduwe van Doe- * V'm .em tot BoscamP en echtgenoote van Laurens Constantijn van Cochenbeim tot Tenking (akte). -) n!. over de nalatenschap van bovengenoemde Stephania Aleida Scliiramelpenninok hunne grootmoeder, tusschen hem en zijne broeders Nicolaes Herman, meerderjarig, en Irederik Willem, minderjarig (akte). J) Tusschen de hier genoemde personen en hunno broeders en zusters Kverdina E weduwe van Gerrit Jan ten Hove, Jan E. en Aaltje Beusink, echtelieden, Hendrik West man en Johaiina E., echtelieden, Garrit Hendrik E. en Gerritje van der echtelieden, Pieter Meybooni en Jacob Meyboom. weduwnaar van Gesina Jieinetta t., als vader en voogd zijner dochter Gesina Wendelina (akte). Deselve ehcluyden dragon het Heggeveld op aan Jan C r e m e r, die daar weder mede beleend is, eodem die. Wolter C o o p s DJzn. en Hermina H e s s e 1 i n k, ehcluyden, laaten registreren een transport, 27 Dec. 1802 voor het hooge landdrostengericht des quartiers van Zutphen door Jan Cremer ter hunner behoeven gepasseert, cn uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overteekenen, 11 Febr. 1803. Afgespleten van 94a § 1. 94a § 2. Een weyde, het Waenderslandjen genaamt, etc. Jan Andries E ggin k en Willemina Klokman, ehcluyden, erfgenamen van haar broeder en swager Albert Eggink en uyt kragt van het geapprobeerde magesclieyd beleend, 22 Maii 1783. Deselvo eheluyden dragen dit leen op aan Jau Cremer cn Agnita E e r 1 i g h, ehcluyden, die daar weder mede beleend sijn, 9 April 1794. Adolph Werner Carel Wilhem van P a 11 a n d tot Keppel en Heilwich Charlotte Barbara van Heeckeren, eheluyden, laaten registreren een gorichtelijk transport, 30 April 1802 door J. Cremer en A. Eerligh, ehcluyden, ter hunner behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overteekenen, 20 Jan. 1802. Afgespleten van 94a. 94a § 3. Een weyde, de Oortjes genaamt, groot ongeveer 6 a 7 beesten weydens en moetende uytwegen de geheele plaats ter Heggen met de alnu daarvan afgespleten perceelen, als van ouds, als een bijsonder en afgespleten leen van het goed ter Heggen opgedragen door Frcdcrik Wilhelm van Cochcnheym aan Dcrk Nyenhuys, die daar weder mede beleent is, 31 Maii 1765. Johan Frederik Nyenhuys, erfgenaam sijus vaders Derk, beleend, 11 Oct. 1779. Engbert Ger rits cn Willemina Nyenhuys, eheluyden, laaten registreren een gerigtelijk transport, 13 Aug. 1799 door Johan Frederik Nyenhuys en Philippina Gerharda Bisschop, eheluyden, van dit leen ten haaren behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien hetselve ten haaren naame overtekenen, 6 Sept. 1799. Afgespleten van 94a. 94a § 4. Een weyde, d'Iselweyde genaamt, groot ongeveer 9 beesten weydens, moetende uytwegen over do weyde do Oortjes, als een bijsonder en afgespleten leen van het goed ter Heggen opgedragen door Frederik Wilhelm van Cochenheym aan Jacob Everhard Christiaen Maria Albrecht van Heeckeren tot warlham, die daar weder mede beleent is, 31 Maii 1765. Idem ') laat approberen sijn besloten testament, 12 Junii 1780 met desselfs ehegemalinne gepasseert, 19 Junii 1780. Geertrnyd Elisabeth C r o m m e 1 i n, als erfuyterache, boedelhouderso en tugtenaresse nae dode van haren olieman Jacob Everhard Christiaan .Maria Albrecht van Heeckeren beleend, 26 Nov. 1782. Eadem pro se et q. q. 2) draagt dit leen, na bekome approbatie van verkoop, op aan Adolf Jacob Hendrik Christiaan Carel van Heeckeren 3), die daar weder mede beleend is, 11 Aug. 1792. Fredrik Willem Floris Theodorus van P a 11 a n d laat registreren een coopscontract, 21 Febr. 1798 met Adolpl, Jacob Hendrik Christiaan Carel vau Heeckeren over dit leen gesloten, 7 April 1798. Afgespleten van 94a. 94a § 5. Een weyde, de Koeweyde genaamt, groot ongeveer 12 beesten weydens, welke moet uytwegen de landerijen, alnu aan Caspar Houders getransporteert, ja al wat den bouwman daardoor nodig heeft te varen en drijven, sowel hetgeene van buyten moet ingehaald worden, als voor de plaatse selts; dan nog een weyde, de Heggermate, ongeveer 10 koeweydens, welke door de Oortjes moet uytwegen, als een bijsonder en afgespleten leen van het goed ter Herren opgedragen door 06 1 rederick Wilhelm van Cochenheym aan Hendrik Hesselink, die daar weder mede beleend is, 31 Maii 1765. HendhèLnT°ise,v Hef c'i"k' mi»derjariff> erfgenaam sijns vaders Hendrik, beleend, 18 Nov. 1780. Huider Verbrand Franken 4). 95. DOETINCHEM. 't Goet te Winborch 5) te vijff mareken helt Sweder van Winborch, anno 1326. Sweder van Wijmbergen ontfengt dat goet Wjjmbergen tot Zutphenschen leene ende dat goet 111 den Ouden broecke, geheiten Zwaluenhove, tot Zutphenschen leene, in Doetinchemer kloeken, a°. 1402. Sywart van Wijnbergen, erve sijnes vaders Sweders, ontfengt dat erve te Wijnbergen gelegen in den kerspel van Doetichem, met sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechte, a°. 1410. ') In deze akte heet lnj Jacob Christiaan Maria Evert Albrecht ■>) ïan TverL7eTo?dSo'oTaehare mi"dCrjan'ge zouen WiS,"l,t e» Walraven Robbert (akte). 'I man van I,e"rietta K e p p o 1, weduwe van Hendrik Hesselink (akte). Idem ontfinck dat goet ten Wijnberge met sijnen tobehoren, gelegen in den lande van den Berge 1), in den kerspel van Doetinchem, a°. 1424. Sweder van Wijnbergen ontfinck dat goet to Wijnbergen, in den lande van Ztttphen, in den kerspel van Duetinchem met sijnen tobehoren gelegen, tot Zutphenschen rechte, anno 1435. Sywert van Wijnbergen, erve sijnes vaders Sweders, a°. 1452. Idem ontfinck dat goet te Wijnbergen met der vischerien ende allen tobehoren, gelegen in den kerspel van Deutinchem, a°. 1465. Idem vernijt eedt van den goede tot Wijnbergen, in den kerspel van Deutinchem gelegen, met allen sijnen tobehoren, daerin behoort dat Kromme Oeverslach, schietende met den eenen eynde op den Wijnberger Wiel, met den anderen eynde op dat Eoitmeir, metter eenre sijde an erfnisse gehorende in der Kemenade, met der ander sijden an erven der Vrouwen van Elten. Item daer behoort in dat Segbroeckte, daer naest geërft is an der eener sijden Bettemer Seleken 2), an d' ander sijden dat Sydeslaechsken, behorende in den goede, daer Henrick Luytkens op woont, schietende met den eenen eynde op de Wijnberger straet. Item daerin behoort 6 ofte 67a molder saetlants ende 15 ofte 16 molderen haversaetslants, 25 Sept. 1473. Idem vernijt eedt, 4 Sept. 1481. Sweder van Wijnbergen, erve sijnes vaders Siwerts, a°. 1501. Griet van Wijnbergen 3) beleent mitz harer dochter man Johan van Voorst als huider, a°. 1520. End geeft te kennen, dat veel keurmodige luyde verduystert sijn, versueckendo dieselve in pristinum statuin te mogen brengen. Nota. Dieselve mogen in 'sGreven hoff to Harderwijck gehoren. Engel van Wijnbergen, erve hares vaders Siwerts, erft voort op Margriet van Doirnick4), weduwe van Sywart van Wijnbergen, liaer moder, diewelcke, begerende dit leengoet weder an den rechten stammen te laten commen, transporteert d'een helft op Sweder van Wijnbergen, ende d' ander helft op Johan van Wijnbergen, elck tot een besunder leen, die doch, beyde an eenen man commende, weder geheelt sullen mogen werden, 8 Aug. 1522. Gerrit Horstinck bij transport Johans voorn., 20 Junii 1531. Idem vernijt eedt van de helft, 20 Sept. 1538, 8 Julii 1544. Anthonis Horstinck, erve sijnes vaders Gorrits, ontfengt dat halve goet to Wijnbergen, in den lande van den Berge, in der buyrschap van Wijnbergen gelegen, tot Zutphenschen rechten, 24 Febr. 1548. ') Men houde in liet oog, dat de buurt Wijnbergen belioordo tot liet graafschap Berg en in de tegenwoordige gemeente Bergh ligt. Wegens den verren afstand van de naaste kcrspelkerk (Zeddam) is zij zonder twijfel in het kerkelijke bij Doetinchem gevoegd, iets, waarvan meer voorbeelden zijn aan te wijzen. Een gedeelte van het goed schijnt echter volgens eenige beleeningen in het gericht van Doetinchem te hebben gelegen. Vgl. de beleeniiigen van 24 Maart 1532 en 24 Febr. 1548. -) In de akte van 1501 en volgeude staat Slecgken, hetgeen vermoedelijk juist is. ') Weduwe van Siwert van Wijnbergen. Zie Veluwe 25b. ') Dezelfde, die in do akte van 1520 wordt aangeduid als Griet van Wijnbergen. Idem belast dit met 20 Jochimsdaler sjaers an AVillem van Baer, te lossen in 6 jaren, 24 Febr. 1553. Idem vernijt eedt, 22 Junii 1556. Idem tuchtigt sijn vrou Johanna Fredericx, 20 Ang. 1558. Wilhein van Baer, drost van Lingen, bij transport Anthonis Horstinx ontfengt die helft ende worden also beyde helften alhier wederom één leen, 22 Maii 1561. Wilhem van Baer bij transport Sweders van Wijnbergen ontfengt die helft van den alingen goede Wijnbergen, in den gericht van Boetinchem gelegen, daer Gerrit Horstinck die wederhelft aft' heeft, 24 Martii 1532. Idem vernijt eedt, 21 Sept. 1538, 26 Maii 1544, 10 Junii 1556. Fredrick van Baer Willemssoon crigt nutstel, 24 Sept. 1568, 20 Jan. 1569, 20 Jan. 1570. Dirck van Baer als erve sijnes vaders Willems, 29 Junii 1571. Willem, Frederick, Eggerick ende AVillem van Baer met hare vier gesusteren als erven hares vaders Diedrix beleent vermitz hare moder Else Ripper da ende haren huider Giellis Engelen, 1 Nov. 1599. IJiedrick van Baer, onmundig, als erve sijns bestevaders Biedricks ende vaders Fredrix beleent, sijn moder Judit Kip per da gebrukende tot huider Henrick van der Capellen, 30 Aug. 1625. Eggerich van Baer M als erve sijner moder Elsebe Eipperda beleent, 7 Sept. 1625. Herman van Baer, erve sijnes broeders Dircks, beleent tot een vijffmarckleen volgens de olste beleeningc, 27 Mey 1637. Dit leen is van do leenplicht gevrijt, 23 Febr. 1642 2). 95a. DOETINCHEM. Dat huys ende havesate Slangenburch, in den drostampte der graeffschap Zutphen, kerspel van Doetecum, geleegen, is met sijn leen- ende tinsmannen, hoven, bongarden, bos, broeck, water ende heyde daeronder gehoorende, die steeg off dick van de heyde naer Varssevelt tot aen de heyde t'eyndens Tenckincks camp und Kerckerampterweyde met sijn holtgewas; item aen seylant den Grooten camp / opte heyde langs de Bilhemer beecke, met d' eene sijdo naer den Nieuwen camp van Huntelar, met die ander sijde tegens Brunsfelt; noch den Cnauwertscamp; item den Brommelcamp vóo'r de poorte, met noch den Langen camp aen de sijt van den boft', und den Havercamp achter den roosenhof; die weyde vóór de poorte langs de Slinge; item die weyde opte graffte, het Wisselt genamt, met noch een weyde hierachter langs de heyde met alle ') Aan den kant der akte staat: 22 Septembris 1625 obiit. *) Zie 9öa. de toeslege in ende rontsomme den Bos; itom noch een slach int Ellcgoir, geheyten Hoxweyde, beginnende van do Slinge tot aen de lantweer, und noch een slach int Ellegoir, aen d'eene sijde Elberslach, aen d'ander sijde Wentinckslach, beginnende van de Slynge tot aen de Santbuiten; noch het goet Holts met huys, hoff, bongart ende holtgewas und die gerechticheyt van de schaepsdrift, daeronder hoorende; aen seylant den camp t'eyndens den hoff; item den Grooten camp voir do deuren; dc weide achter den Grooten camp langs de Slinge; item een slach int Ellegoir, aen d'eene sijde Elburger slach, aen d'ander sijde Cupers slach, beginnende van de Slinge tot aen de Santbuiten, met noch het goet Brincks met huys, hoff, boomgart, holtgewas, daeronder aen seylant den camp voor de doore langs Wentincsmate, und noch een camp tussen de lantweer und die Hoxweyde und daerbij noch eene camp, aen d'eene sijde naest de Santstege ende an d'ander sijt naest de lantweer; een weytgen benevens het huys; item eene weyde achter Wentincks bosch, de Kreyl genoemt, met noch een slach int Ellegoir, aen d'eene sijde aen die Santsteeg, beginnende van de Slinge tot aen sijn nieuwen camp, tegen bevrijinge van het goet Wijnborch ofte Wijnbergen tot een leen ten Zutphenschen rechte, met een pont goet gelts te verheergewaeden, aen de Ed. Mog. Heeren Staeten deses Vorstendombs ende Graeffschaps opgedraegen ende te leen ontfangen bij Harman van Baer, 23 Febr. 1642. Idem tuchtigt sijn huysfrouwe Catharina van Voorst tot herhijlikens toe, eodem die. Frederyck Jan van Baer, onmundich, erve sijnes vaders Harmans, beleent, 10 Martii 1657. Idem doet selfs eet, 8 Jan. 1666. Idem laet sijn houlijxe voorwaerden d.d. 2 Aug. 1665 met Dorothea Feternella van Steenbergen tot Duystervoorde approberen, 12 Sept. 1666. Idem laet approberen den uytcoop ende afgoedinge van den derden voet, aen sijn suster Agnes Teresa van Baer gedaen, 11 Febr. 1667. Johan üerk van Steenbergen, erfgenaem sijns ooms Frederik Johan van Baer, beleent, 14 Jan. 1715. Johanna Elisabeth van Steenbergen, erfgenaem haers broeders Johan Derk, beleent, 19 Mey 1727. Huider Derk Jan van Stepraed, haer man. Eadein steld nae dode van haar man tot huider Lambert Weninck, 10 Nov. 1744. Willem Caspar van Doornick nom. ux. Maria Agnes van Stepraedt, erfgenaem hares moeders Johanna Elisabeth van Steenbergen, beleent, 18 April 1757. Idem als gemachtigde van Christina Sophia van Stepraed *) en Johanna Elisabeth van Poominck laat approberen en registreren 't magescheyd van 4 Junii 1766, 29 Junii 1769. ') Zuster van Maria Agnes (akte). Het magesclieid van 4 Juni 176G was gemaakt over de nalatenschap van Derk Jan van Stepraed en diens vrouw. Heiman Adolph van N a g e 1 tot Turnholt en Johanna Elisabeth van Doorninck, eheluyden, Jaten approberen en registreren de huwlijkse voorwaarden, welke tussen hare ouders W. C. van Doorninck *) en Maria Agnes van Stepraed 2 Junii 1743 sijn opgerigt, eodem die. Idem nom. ux. Johanna Elisabeth van Doorninck, erfgename van haar moeder Maria Agnes van Stepraed, beleent, eodem die. Willem Caspar van Doorninck tot de Woning, Herman Adolph van Aagel en Johanna Elisabeth van Doorninck, eheluyden, laten approberen en registreren twe magescheyden 2) van ée'n en denselven inhoud d.d. 15 Jnlii 1769, 15 Julii 1769. Herman Adolph van Nagel en Johanna Elisabeth van Doorninck dragen dit leen op aan Adriaan Steengracht, die daar weder mede beleend is, 24Dec. 1772. Cornelis Steengracht, erfgenaem sijns broeders Adriaen, beleend, 24 Febr. 1774. Cornelia Jacoba Steengracht 3) laat registreren het geopende testament van wijlen haar vader Cornelis d.d. 1 Sept. 1777, 10 Nov. 1781. Frederik Adriaan van der Goltz, minderjarig, beleend met dit leen, aller gestalte hetselve liem door dode van sijn grootvader Cornelis kteengiaeht en uyt kragt van desselfs testamentaire dispositie aangekomen is, onder voorbehoud nogtans van het vrugtgebruyk van sijn moeder bovengen., eodem die. Bern hard Wilhelm van der Goltz als man en inomboir sijner huysvrouwe Cornelia Jacoba Steengracht en als vader en voogd van sijne twee minderjarige kinderen Frederik Adriaan en Wilhelmina Cornelia beleend, 11 Nov. 1783. Frederik Adriaan van der Goltz, meerderjarig geworden, laat eed vernieuwen, 27 Maart 1792. Idem en Isabella Maria de Perponcher, eheluyden, laten registreren een acte van vestenisse, 29 Oct. 1796 vóór den landdrostengerichte der graafschap Zutphen gepasseort, waarbij sijl. dit leen voor eene summe van 12000 gulden cum interesse verbinden ten behoeve van Johan Nepomucenus Streuff, 4 Nov. 1796. 95b. DOETINCHEM. De tientgerechticheyt van 3 cainpen lants, bij het huys Slangenborch gelegen, naementlyck van den Bmmmelcamp, den Langen camp ende het Haeverkampken, te saemen groot 4 margen lants, gehoorende onder de tienden van Iselvoorde, aen den V. G. ende G. Z. tot Zutphenschen rechten, met een pont goet gelts te verheergowaeden, leenroerich, opgedraegen door den vol machtiger van Graef Aelbert van den Berge ten behoeve van Harman van Baer tot Slangenborch, 10 Junii 1649. Verder is de opvolging in dit leen gelijk aan die sub 95a. ) Zoon van Jan Cornelis van Doorninck cn Johanna Maria van Stepraeüt (akte). > „7.er "e nalatenschap van Maria Agnes van Stepraedt (akte). 3) Zy was eenige dochter (akte). 95c. DOETINCHEM. Den Pirick, Wilt en Stokmaetjen, groot omtrent 20 morgen, inet berg en schaepschot en regt van schaepsdrift, met den grond van den Heystercamp, in de graefschap Zutphen, onder liet rigteramt van Deutekom, gelegen, als een bijsonder leen voor 3/4 aen den F. G. ende G. Z. ten Zutpkense regten, met een pond goet gelts te verheergewaden, leenroerig, afgesplit van het huis en slot ten Berge etc. 1), opgedragen door Caerl Meynard furst van Holienzollern-Sigma ringen als vader en momber van sijn onmundige zoon Frans Wilhem grave tot den Berge aen Hendrick van L a e r, heer van Lichtenberg, die daer weder mede beleent is, 6 Dec. 1715. Johanna Henrietta Jacoba Assuera van Laer, erve haars vaders Hendrik en broeders Hendrik Alexander, beleend, 9 Meert 1747. Eadem 2) draagt dit leen op aan Hendrik Berentsen, die daar weder mede beleend is, 1 Maii 1772. Steven Berendsen en W. E 1 s h o f f, eheluyden, laaten registreren een ' acte van cessie of transport d.d. 11 Junii 1803, door Aaltjen L ij e n, liuysvrouw van haaren innocenten man Hendrik Berendsen pro se en verdere kinderen 3) ter hunner behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overteekenen, 30 Julii 1803. 95d. DOETINCHEM. De Visserye van de Wiel en Wallis aen beide sijden, ter sijden van het huis de Kemmenade, in de graefschap Zutphen omtrent Deutekom gelegen, als een bijsonder leen, aen den F. G. ende G. Z. ten Zutphense regten, met een pond goet gelts te verheergewaden, leenroerig, afgesplit van het huis en slot ten Berge etc., opgedragen door Caerl Meynard furst van H o h e n z o 11 e r n - S i g m a r i n g e n als vader en momber van sijn onmundige soon Frans Wilhem grave tot den Berg aen Hendrick van Motsveld '), die daer weder mede beleent is, 27 Dec. 1715. Christiaen August van Moetsfelt, orfgenaem sijns vaders Hendrik, beleent, 23 Oct. 1725. Idem draagd dit leen op aan Peter Christiaan van Marle, die daar weder mede beleend is, 1 Nov. 1742. Johan van Marle, erfgenaem sijns vaders Peter Christiaen, beleend, 16 Maart 1757. ") Zie 154. ) Weduwe van I.oopnld Theodoor Mnurits I.odewijik van I. o e tot Overdijek (akte). ) lil. Lammert B., Berent Steven, gehuwd met Gertjen B., H. J. M u 11 i n k, gehuwd met Klisabeth B. (akte). ') In de akte staat Moesveldt. Idem transporteert dit leen aan Ludolf Hendrik Borchard Silvius van H e e c k e r e n tot de Kemenade cn Camplierbeek, die daar weder mede beleend is, eodem die. Idem laat hierover een extract-magescheyd l) approberen, eodem die. Robbert Jacob van Heeckeren, erfgenaam sijns vaders Ludolf Hendrik Borchard Silvius, beleend, 20 Dec. 1763. Evert Ludolf van Heeckeren tot Waliën en Kemenade laat aproberen en registreren een extract uyt 't erfmagescheyd, 27 April 1778 met desselfs broeder Robbert Jacob over den ouderlijken boedel opgerigt, waarbij hem dit leen is aanbedeeld, en is uyt kragt van dien beleend, 8 Junii 1779. Carel Hendrik V e r h e u 11 en M. J. de Bruin, eheluyden, laaten per clausulas concernentes registreren een transport d.d. 30 Dec. 1806, door Walraven Robbert van Heeckeren van Waliën cum sociis 2) ter hunl. behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunl. naamen overteekenen, 4 Febr. 1807. 96. DOETINCHEM. Dat goet ten Winckel, dat der Smelinger plag te wesen, met allen sijnen tobehoren, gelegen in der buyrschap van Wijnbergen, in den kerspel van Doetinchem, tot eenen pondigen leen tot Zutphenschen rechte heeft ontfangen Wendel, Henrix des Val eken wijff, a°. 1399. Eadem, anno 1402 3). Johan die Valck ontfinck dat goet te Winckel, geheiten der Smelinger goet, gelegen in den kerspel van Doedinchem, in der buyrschap van Wijnbergen, tot eenen pondigen leen end Zutphenschen rechte, a°. 1414. Sijn vader Henrick is huider. Wendele Valken, erve hares vaders Johans, beleent, a°. 1429. Haer bestevader Henrick Valcke is huider. Eadem, huysfrou Reyner L o n y s, ontfinck dat goet tot Wijnbrich met der vischerien ende allen sijnen tobehoren, als dat der Smelinger plag te wesen, gelegen in den kerspel van Doetinchem, in der buyrschap van Wijnbrich, a°. 1440. Eadem tuchtigt heuren man, so sij kinder van hem nalaet, an 't halve goet; so nyet, an 't heele, a°. 1444. Eadem, anno 1465. Johan Loenys, erve sijner moder Wendelen, a°. 1501. Hier staet: dat goet ten Hamwinekel 4) met der vischerien, geheiten Wyllaick, ') nl. tusschen hem als weduwnaar van Susanna Jolianna Everilina Valck en zijno kinderen Robbert Jacob, meerderjarig', Elbert Anthony Gerliard, Evert I.udolf en Assuera Henriette, minderjarig (akte). ') De transportanten waren Walraven Robbert van Heeckeren en zijn vrouw Amoena Sophia Frederika gravin van tironsveld-Limpurg, Evert I.udolf van Heeckeren, meerderjarige zoon, en de voogden van de minderjarige kinderen van I.. F. U. van Heeckeren en A, C. van H a e r s o 11 e (akte). :l) In deze akte hoet de buurschap bij vergissing Wurborcb. J) Deze naam wordt verder uitsluitend aangetroffen. met allen heuren tobehoren, gelegen in der buyrschap van Wijnbergen, in den kerspel van Doetinchem, tot eenen pondigen leen tot Zutphenschen rechten. Johan Loenyss x) beleent, anno 1506. Johanna van Preden, erve hares soons Johans Loenys, tuchtigt haren man Peter Go eb els, 21 Febr. 1534. Eadem vernijt eedt, 10 Sept. 1538. Eadem, huysfrou Goossen Smullinx, 13 Nov. 1541 2). Goossen Sinullinck, erve sijner moder Johanna van Vreden, beleent, 30 Junii 1556. Idem crigt consent dit leen volgende sijne vercopinge te mogen opdragen an Loeff van P e 11 a n t, Hendricxken, sijn echte huysfrou, end erven, 26 Jan. 1566. Goossen voorn, tuchtigt sijn vrou Agnes van Cainphuysen an 48 daler sjaers uut desen leengoede, 27 Jan. 1570. Henrica We11ers, huysfrou Claes van Culenborch, bij transport Goossens voorn, ontfengt dat goet, geheiten Hamwinckel met der vischerien Wylack ende allen anderen sijnen tobehoren, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Deutinchem, in der buerschap van Wijnbergen, gelegen, tot Zutphenschen rechten, 15 Aprilis 1570. Catrin van Pellant Loeffsdochter als erve harer moder Henricksken voorn, beleent mitz haren momber Johan Cloeck, 24 Aug. 1598. Johan to Borken bij opdragt Catrin voorn, beleent, 19 Julii 1611. Hendrick to Borcken als erve sijnnes vaders Johans beleent, 23 Sept. 1630. Johanna to Borcken, erve haeres vaders Hendrix, beleent, 16 Julii 1639. Sibilla van B o m m e 1, haer moeder, stelt tot huider Jan Dercks. Arnold van Dam nom. ux. 3), erve sijns moeders Johanna to Borcken, beleent, 6 April 1695. Gerhard Worm ') laet approberen de huwelijxvoorwaerden, 11 Julii 1719 opgerigt tussen hem en sijn vrou Catharina van Dam, waerbij door desselfs vader en moeder, Arnold van Dam en Anna Helena v a n Hagen, egteluyden, aen haer medegegeven is dit leen, 1 Aug. 1720. Catharina van Dam uyt kragt van de geapprobeerde huwelijxvoorwaerden beleent, eodem die. Huider Gerhard Worm, haer man. '} Ofschoon de akte het niet vermeldt, mogeti wij aannemen, dat deze Johan de zoon is van Jen in 1501 beleenden. -) Dit is onjuist. De akte van 13 Nov. 1541 is geen beleening, maar een verklaring van (len volgenden inhoud: „Anno etc. XLI denn XIII Noverabris syndt ersclienenn vur desen durcliluclitigen hoechgebaerenn furstenn unnd herenn Wilhelm, hertough tho Guilich, Gelre etc als man van lehenn Oliphier Ilacfoirdt unnd mr. Arnt van den Gruithuys unnd hebben becant unnd getuicht, dat sy als mannen van lehenn dairaver und aenn gewest sijnn, dat u n gever li c h in denn jaer van XXXVIII nest verga ngon Goessen Smullinck als mann unnd momber sijner huysfrowenn van den stathelder der tijt Wilhem Hynckart in tegenwordicheit zeligeu Johans Yiersenn ind irer mannen vurs. myt eynenn guet in der buerschap van Wijnbergen, in denn kerspel vann Doetinckhem, gelegen, geheitenn denn Haemwynckell etc., belehent is gewordenn etc." Wij bespeuren hieruit, dat de beleening in ± 1538 om de eene of andere reden niet is geregistreerd, en kunnen tevens vaststellen, dat die beleening in elk geval n a 10 Sept. 1538 heeft plaats gehad, omdat Johanna van Vreden toen nog door haar man Peter Goebels den leeneed heeft laten vernieuwen. :') Anna Helena van Hagen. Haar vader was Balthasar van Ilagcn (akte). 4) Zoon van Henrick Worm en Henrica van Bro nek horst (akte). Evert Jan van Dam, erfgenaem sijns susters Catharina, beleent, 23 Junn 1732. Geertrnid Anna Helena van Dam, minderjarig, erve haars vaders Evert Jan, voorbelioudens de tugt van baarmoeder, beleend, 28 Febr. 1747. Conradina Wilhelmina van Z u y 1 e n van N i e v e 11 1) nvt hoofde van magescheyd beleend, 22 Febr. 1751. Huider Jacob Willem van Olden. Eadein neffens haar man Jacob Willem van Olden belasten dit leen met 6000 gulden ten behoeve van Jan de Haan en Johanna Aletta ter Linden, eheluyden, 24 Nov. 1751. Jacob Willem van Olden uyt hoofde van gcapprobeerd contract2) na dode van Conradina Wilhelmina van Suylen van Nieveld beleend 24 Oct. 1764. Idem draagt dit leen op aan Hendrik Ticheloven en Hendrina B1 u v m e r s, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 16 Febr. 1765. Afgespleten van 96. 96 § 1. Drye stucken lands, het een genoomt 't Hoge slaechsken. gelegen met den noorteynde an erve Johan Meckinx, met den westeynde an erve Jenneken Prussen, Thonis Prussen dochter ende weduwe Hermans ten Holte, suydwert ende oostwert an de gemeyn straet; het tweede genoomt 't Sydeslaegsken, suydwert an erve Henrix van Remund, noortwert an erve Fredrix van Baer, westwert an Cornelis van Sallants weyland ende oostwert Seger van Seist; het derde genoomt 't Bosslag, oostwert an Fredrick van Baer, westwert an Reiner van Aeswijn, suydwert an Leemdel, tocommende Johan Meckinck, ende noortwert an de gemeyn straet, tsamen in der buerschap van Wijnbergen gelegen ende van den goede Hamwinckel afgespleten ende ten besunderen Zutphensclien leen opgedragen bij Cati in van P e 11 a n t 3j, huysfrou Herman Hardcnborchs, op Derck L e 11 i n c k, die 't Hoge slaegsken met het Bosslag voor hem selfs ende het Sydeslaegsken voor Johan Meckinck in een leen ontfangen heeft, 9 Febr. 1613. Henric Lettinc als erve sijns vaders Derck beleent mot 't Hooge slaegsken ende 't Bosslaegsken, 14 Sept. 1626. Johan Meckinc beleent met 't Sydeslaegsken, 15 Sept. 1626. Hendric Lettinck 11 maeckt het Hooge slaegsken ende Bosslaegsken sijn— nen tweeden soone Evert, mits uuytkerende den darden voet aen sijn broeder ende susters 5), 14 Aprill 1632. M Weduwe Tan Evert Jan van Dam (akte). ') Wolter Statius Sc hom aker, echtgenoot van Geertruid Anna Helena van 'am (akte). Mede van wege hare zuster Elisabeth, weduwo van Aleff van T li e v (akte) ) Hij was gehuwd met Swaentgen Tenckincks (akte). ) Met namen Johan, Geertgen, Grietgen en Lambertgen (akte). Johan van Oldensecl, erve van sijn dochters dochter Maria Lettinc, die het geërft had van haer vader Evert, beleent, 10 Sept. 1636. Derck Bartelts, soone van Aelbert Bartelts ende Geertruyt van Oldenzeel *), erve sijnes bestevaders Johan van Oldenseel, beleent, 6 Mey 1643. Evert van E e p ende Gerritgen W i c h m a n s beleent met het Sydeslaegsken bij opdracht van Johan Schoemaker, die het geërft had van Johan Mecking, 5 Mey 1647. Derck Bartels vernieut eet, 8 Febr. 1667. Harman van Eep, erve sijnes vaders Everts, beleent met het Sydeslaegsken, 5 Sept. 1674. Aelbert Bartolts, onmundich, sijnde beleent met het Hoge slaegsken ende Bosslaegsken, draegen desselfs mombers dit leen op aen Harman Planten, die daermede beleent is, 1 ende 5 Oct. 1675. Johan Planten, erve sijnes vaders Harman, noch onmundig, beleent door sijn schoonbroeder Willem de Bruyn als sijn huider, 21 Sept. 1678. Idem, meerderjarig, vernieuwt eed, 26 Oct. 1704. Idem, na verkregen approbatie van de verkopinge, geeft het over in handen van de stadhouder ten behoeve van Johan Renssen, eodem die. Johan K e n s s e n uit kragt van bovenstaende transport beleent, 24 Sept. 1706. Alard Rensen, erfgenaem sijns vaders Johan, beleent, 12 Febr. 1729. Lamberta Renssen, erfgenaam haars broeders Allard, beleend, 6 Febr. 1754. Alard Rensen Winoldi, erfgenaam van Lamberta Rensen, beleend, 11 Maii 1774. Idem laat approberen en registreren de huwlijkse voorwaarden, 27 Aug. 1767 met Everdina C rem er opgerigt, eodem die. Everdina Cremer 2), weduwe van Alard Renssen Winoldy, als tugtenaarse in conformité van d'opgerigte huwlijksvoorwaarden beleend, 9 Julii 1776. 97. DOETINCHEM. 20 Alde schilde uut Heynoerde, in den kerspel van Doetinchem gelegen, tot eenen borchleen tot Bredevoort gehorende, tot Zutphenschen rechten. Willem van Gulick, hertoge van Gelre ende greve van Zutphen, maeckt Evert van Medevorden een borchleen tot Bredevoert, bewijsende hem 20 alde schilden uuyt Heynorde, in den kerspel van Doetecum gelegen, anno 1387. Wychard van Medevoerden, anno 1402. Idem, anno 1424. *) Zij was toen reeds overleden (akte). 2) Dochter van Johan Cremer (akte). Zutphen. 18 Peter van Langevelt beleent, beheltlick dat sulx Goossen Smullinck, uutgestelt sjjnde, nyet hinderen sal, anno 1465. Goessen Smullinck beleent, anno 1465. Henrick Smullinck bij transport Peters voorn., niitz oick in 14 dagen te leveren sijnes oltsten broders bewilligung, a°. 1469. Wolter Smullinck 1), erve sijnes broders Henrix, 24 Oct. 1473. Derck Smullinck, erve sijnes broders Wolters, 25 Febr. 1485. Idem, anno 1493. Hier staet Wolters broder. Goessen Smullinck, erve sijnes vaders Dirx, beleent ende tuchtigt sijn vrou Wendel, 9 Martii 1520. Gijshert van Broickhusen van Barleham, drost to Anholt, bij transport Goessen Smullinx, vertijende desselven huysfrou Wendel L o n y s mede op hare tucht, ontfengt een borchleen tot Bredevoort van 20 alder schilden van 45 stuver tstuck des jaers erflicker renten uut eenen goede geheiten Heynenoirt, gelegen in der graeffschap van Zutphen, in den kerspel van Doetinchem, in der buyrschap van Langeraeck, met allen sijnen rechten ende tobehoor, tot Zutphenschen rechten, 13 Oct. 1524 2). Gijsbert van Broickhusen van Barleham, erve sijnes vaders Gijsberts, onmundig, beleent, 17 Jan. 1531. Reiner van Broichusen, hastart, is huider sijnes neven. Die weduwe Gijsberts van Broichuysen vernijt eedt deur heuren gecoren huider Herman van Myrenberch van een borchleen tot Bredevort geheiten Heynenoort, bij Doetinchem gelegen, 17 Sept. 1538. Gijsbert voorn, vernijt eedt, 12 Junii 1539, 11 Junii 1544. Gijsbert van Broickhuysen Stevenssoon, onmundig, bij transport Gijsberts voorn, beleent, 31 Aug. 1554. Idem laet eedt vernijen, 6 Junii 1556. Evert van Broickhuysen, bij overgifte sijnes broders Gijsbert in hilick, laet dit na Agnes van Gel re3), sijner weduwe, die beleent is, 17 Oct. 1600. Frederica van Broeckhuysen Evertsdochter, huysfrou Niclas van I! u dbergen, ritmeester, erve harer moder Agnes, beleent, 20 Nov. 1605. Herbert van Hagen is haer volmechtig. Den eed is uutgestelt, omdat leenman viand is. Adriaen van Boetbergen als erve sijnner moeder Fredrica beleent, 18 Oct. 1627. Idem draegt dit leen op aen Hendric van Eek tot Medler ende Harselo, 13 Jan. 1634. ') In (leze akte staat Smoellinck. *) In de akte staat bij vergissing 1514. 3) Zij was toen'ook reeds weduwe van haar tweeden man, Willem van Aren berg lieer van Doornik en Rossen (akte). 97a. DOETINCHEM. De Ysenvoortsche tiende, in het richterampt van Deute- com gelegen, sijnde een gedeelte van de goederen, die Aelbert graeve toe den Berge den 5 Jnlii 1651*) tot vermeerderinge van het leen der graefschap Berge aen den V. G. ende 6. Z. heeft te leen gemaeckt. Osewolt graeve toe den Berge etc. belast dit leen met een capitael van 1000 rijxdaelder ten behoeve van de kinderen van Dr. Johan van Corbeeck, 1 Febr. 1686. 97b. DOETINCHEM. 's Grevensteedje, groot ene mergen bouland; 't goed ter Horst, groot ongeveer vijf of ses mergen, mede bouland; het goed de Hape en Haperslag, groot ongeveer 36 mergen, so bou- als weyland, als een bijsonder leen en afgespleten van het huis en slot ten Berg etc. 2), aen den P. G. ende G. Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelts te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Johanna furstinne van Hohenzollern etc.3), regente en administratrice van 't hoog graeffelijk huis Berg, aen VVilhem, Hendrik Jan en Fenne Lijsbet, onmundige kinderen van Derlc Colenbrander en Anna Geertruid E o e 1 e v i n k, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 17 Febr. 1724. Huider Gerrit Colenbrander, haer oom. Willem Colenbrander, oudste soon en leenvolger van Derk Colenbrander en Anna Geertruyd Roelevink, in leven eheluyden, uyt hoofde van geapprobeerd en geregistreerd coopscontract beleend, 11 Junii 1744. Derk Colenbrander, onmundig, erve sijns vaders Willem, beleend, 29 Aug. 1750. Hendrik Jan Colenbrander, erfgenaam sijns broeders soons Derk, beleent, 5 Meert 1755. Derk Colenbrander, minderjarig, erfgenaam sijns vaders Hendrik Jan, beleent, 15 Jan. 1772. Denselven, soo voor sig als namens sijne broeder en susters, Gerrit Jan *), Anna Geertruyd en Conradina, laat approberen en per clausulas concernentes registreren het magescheyd, 3 Sept. 1782 over den ouderlijken 5) boedel opgerigt, 1 Maart 1785. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt den eed, onverkort en onverminderd het regt, sijne broeder en susters aan dit leen, de Hape genaamt, competerende, eodem die. Gerrit Jan Colenbrander, soo voor sig als namens sijn vrouw Theodora van der Horst 6), laat approberen en registreren de huwlijksche voorwaarden, 17 Febr. 1791 tusschen haarl. opgerigt, 16 Febr. 1792. •) Zie 154. 2) Zie 154. 3) Geboren gravin tot Montfort (akte). 4) Minderjarig (akte). •"') Hunne moeder was Theodora Elisabeth van Heeckeren (akte). ") Dochter van Kerst van der Horst Czn. en Fenna Klisabeth Colenhrander (akte). Afgespleten van 97b. 97b § 1. DOETINCHEM. Een weyde, genaamt het Haperslag, in de graafschap Zutphen, onder den rigterampte van Deutekum gelegen, als een bijsonder leen en afgespleten van 97b ontfangen bij Fenna Elisabeth Colenbrander, gelijk 't voors leen haar door dode harer onderen Derk Colenbrander en Anna Geertruyt Reulinks, egteluyden, en opgevolgt magescheyd aangekomen is, 29 Aug. 1750. Eadem disponeert hierover onder haar na te latene kinderen x), 9 Sept. 1750. Eadem laat approberen en per clausulas concernentes registreren het erfmagescheyd van . . . Febr. 1749, 28 Julii 1773. Afgespleten van 97b. 97b § 2. DEUTEKOM. 's Gravensteedje, groot 1 mergen bouland, en 't goed ter Horst, groot ongeveer 5 of 6 mergen, mede bouland, in de graafschap Zutphen, onder den rigterampte van Deutekom gelegen, als een bijsonder leen en afgespleten van 97b ontfangen bij Hendrik Jan Colenbrander, gelijk 't voors. leen hem door dode sijner ouderen Derk Colenbrander en Anna Geertruyd Keulinks, egteluyden, en opgevolgt magescheyd aangekomen is, 29 Aug. 1750. Idem disponeert hierover onder sijne na te latene kinderen, eodem die. Derk Colenbrander, minderjarig, erfgenaam sijns vaders Hendrik Jan, beleend, 15 Jan. 1772. Gerrit Jan Colenbrander beleend met dit leen, aller gestalte hetselve hem door overlijden van sijn vader Hendrik Jan en uvt kragt van magescheyd, 1 Maart 1785 geapprobeert, aangekomen'is, 11 Aug. 1785. Idem, soo voor sig als namens sijn vrouw Theodora van der Horst, laat approberen en registreren de huwelijksche voorwaarden, 17 Febr. 1791 tussen haar!, opgerigt, 16 Febr. 1792. Afgespleten van 97b § 2. 97b § 3. DEUTEKOM. Het goed ter Horst, groot ongeveer 5 of 6 morgen bouwland, in de graafschap Zutphen, in den rigterampt van Doetinchem gelegen, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van 97b § 2. Derk Colenbrander, meerderjarig geworden, naa bekomene approbatie en, quoad clausulas concernentes, registrature van het magescheyd, 3 Sopt. 1782 over den ouderlijken boedel opgerigt, vernieuwt den eed, 1 Maart 1785. Steven H o r s t i n k en Engelina H u y s i n k, eheluyden, laaten registreren een gerigtelijk transport, 20 Junii 1806'door Derk Colenbrander ter hunlieder behoeven gepasseerd, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen overteekenen, 30 Julii 1806. ') Zij was gehuwd met Kerst van (lor Horst (akte). 97c. Overhagen, Dukenberger slag, Hillensteedjen, Pannebackerssteedjen, onder het rigteramt van Doe tichom gelegen, als aenhorige parcelen van de graefschap Berge aen den F. Gr. ende G. Z. ten Zutphense regten, met een pond goed gelts te verheergewaden, leenroerig. Frans Wilhem grave tot den Berg verbind alle de goederen onder het rigteramt van Doetichem gehorende voor 23350 gulden aen Willem Reinier Brantsen als erfuiter van den boedel en executeur van het testament van Susanna Nalida Everwijn, weduwe Gijsbert Kloek, ten behoeve van denselven boedel en testamentaire erfgenamen van dien, 23 Febr. 1732. 98. HENGEL. 't Goet ten Brunrynck, gelegen in den kerspel van Hyngel, 7net sijn tobehoor ten Zutphenschen rechten erkent bij Eycquijn B r u n r y n g h, anno 1378. Idem, anno 1403. Johan Stenordinck ontfinck 't goet tot Bruynrinck met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengel, tot Zutphenschen rechte, a°. 1417. Idem ontfinck een goet geheiten Brunrinck met sijnen tobehoor, gelegen opgen Goei in den kerspel van Hengeloe, anno 1424. Henrick van der Horst bij transport Johans voorn., a°. 1454. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt, 22 Aug. 1484. Anthonis van S e y s t, richter to Hengel, ontfengt dit als een verfrevelt ende verbeurt leen, 13 Febr. 1521. Idem vernijt eedt van den goede geheiten Bruynrinck, in der graeffschap van Zutphen, in den kerspel van Hengel, in der buyrschap van Beeckvelt gelegen, tot Zutphenschen rechten, 7 Junii 1539. Johan van Seist beleent, 28 Martii 1542, ende eedt vernijt, 11 Julii 1544. Idem vernijt eedt, 19 Junii 1556. Lijsbet van Seist, erve hares vaders Johans, 7 Aug. 1594. Johan Henrickssoon is haer huider. Adam van H e e r d, lieutenant van capitain Johan van Brakel, bij opdragt sijner moder Elisabet beleent mit 't goet Bruynrinck met sijn tobehoren, in der graefschap Zutphen, kerspel Hengel ende buerschap Beckvelt, gelegen, te Zutphenschen rechten; alleen daervan uutgesondert een stuxken boulands van omtrent een molder geseys, gelegen in eenen camp, die tsamen groot is omtrent 3 mergen, ten deel wey- ende ten deel bouland, daervan het een molder geseys leen ende die 3 mergen allet ongeveer allodial ende vrij goet is; in aller gestalt sulx ongescheiden deur malcanderen gebouwet, geweydet, gebruyckt ende Bruynrinckscamp genoomt wort, dien sij haren nakindren Dirck Beens ende Annae Warren maeckt, allet met haren man ende momber Edouard W a r r e n, corporal van colonnel Ceeils compaignie ruyteren, 12 Aug. 1619. Keyner van Heerd, erve sijnnes vaders Adams, beleent, 10 Mey 1642. Cristina van Hardenberch bij opdracht Beyners van Heerde 4 Meert 1644. Sondach van Munster, baer man, huider. Eadem tucht haer man Sondach van Munster sijn leven lanck geduyrende eodem die. ' Eadein laet haere dispositie approberen, 31 Aug. 1648. Emerentiana ende Agnes Margreta van Hardenberch uyt cracht van testamentaire dispositie van Sondach van Munster ende Cristina van Hardenberg beleent, 30 Aprill 1649. Johan van Hardenberch oer vader, is huider. Die twee weidekes met het bouwlant, in Veldekes enck gelegen, worden van de leenplicht gevrijdt, waermede alleen geaffecteert blijven huys, hoff, kempken ende het weideken, aen ende om het huys gelegen, mits dat hetselve van nu voortaen altijt met een dubbelt heergewaedt verheft sal worden, ende sijn daerméde beleent de onmundige kinderen van Johan van den Hardenberch ende Cathanna van Munster, 14 Febr. 1660. De inombaeren van die twee dochteren draegen dit leen in het geheel sonder afsplissinge van de gevrijde parceelen op aen Coenraet van Munster, die met het goet Bruynrinck met sijnen toebehooren, aen den V. G. ende G. Z. met een pont goet gêlts leenroerich volgens des Hoves apointement van 20 Dec. 1661 M voor nu ende hiernaemaels beleent is, 17 Nov. 1663. Maria, Helena ende ïheodora Margareta van Diemen, kinderen van Dr. Peter van Diemen, secretarius der stadt Zutphen, ende Geertruyt van Munster, uit leen als aengecocht van haer bestevaeder Coenraet van Munster te deel gevallen sijnde, sijn daormede beleent door haeren ohem ende huider Johan van Munster, 29 Febr. 1676. Hendrick van Essen laet approberen het maoggescheit, waerbij Helena Catharina van Diemen, sijn huisvrou, dit toegevallen is 7 Maii 1695. 8 ' Helena Catarina van Diem met de ledige bant beleent, eodem die. Johan van Essen, erfgenaem sijns moeders Helena Catarina, beleent 18 Oct. 1727. Johan van Essen, erfgenaam sijns vaders Johan, beleent, 4 Aug. 1761. Jan van Essen, minderjarig, erfgenaam sijns vaders Johan, beleend 2), 19 Oct. 1762. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 6 Oct. 1768. Jan en lido Hendrik van Essen, gebroeders, laten het magescheyd 3) van 24 Febr. 1772 approberen en per clausulas concernentes registreren, 12 Meert 1774. Jan van Essen en Maria Bernbardina Dumbar 4), eheluyden, laaten aproberen en registreren hunne huwlijksvoorwaarden 'van 18 Dec 1777, 1 April 1778. ') al. dat het goet Bruynrinck gelijck voor desen verheft ende verheergewaedt soude worden (akte). 2) In dezen tijd wordt het leen steeds Bruiniïlk genoemd. ) nl. tusschen hen en hunne moeder Elisaheth Helena van der Lith (akte) ) Uochter van Hendrik Willem en Maria Elisaheth Dapper (akte). lidem laten approberen en registreren een conventie, 30 April 1791 met wedersijdsche naastbestaanden opgerigt, 11 Maii 1791. Iidein laten haar besloten testament van 7 Maii 1791 approberen, eodem dio. Jolian van Essen laat do vorenstaande geopende testamentaire dispositie van 7 Maii 1791 registreren, 3 Febr. 1798. Afgespleten van 98. 98 § 1. Een stuxken boulands van omtrent een molder geseys, gelogen in eenen camp, die tsamen groot is ongeveer drye mergen, ten deel wey- ende ten deel bouland, daervan 'tselve molder leen ende die rest der drye mergen vrij goet is, gelijck sulx ongescheyden deur malcanderen geboot, geweyt, gebruyekt ende Bruenrinckscamp genoomtwort, ten besunderen leen te Zutphenschen rechten opgedragen by Ëlisabet van Seist, huysfrou Edouards Warren, op Wilhem Egginck, 10 Aprilis 1624. Beerntgen Egginck, erve haeres vaders Willems, beleent, 20 Mey 1637. Haer man Derck van Wey doet hulde. Aeltjen van der Wey voor haer selven ende voor haer andere susters als erven haeres moeders Berentjen Egginck beleent door Hendrick Kutgers van Voorst, haer man, 17 Aug. 1686. Afgespleten van 98. 99. HENGEL. Den Langencamp met den cleynen kempken, so dat om die hoffstat Tackencamp gelegen; noch omtrent 8 molder saetlants, gelegen in den Goischen enck, die 4 tuschen erffnis Ellerdinck ende Banninck, die ander 4 over den wegh, met den eenen eynde streckende tegen Hoenkinck op den Hoghen wegh, uut den goede Bruynrinck gespleten ende tot Zutphenschen rechten opgedragen bij Jolian van S e y s t tot behoeff van Lijsbet H o r s t i n x, huysfrou Arnt O b e k i n x, die sulx overgeeft Geertrud, weduwe Martins Q u a den, 4 Dec. 1550. Eadem deur Bernt Obbekinck eedt vernijt, 19 Junii 1556. Eadem deur Lambert Louwerman eedt vernijt, 24 Febr. 1560. Lamme van Eynschoten crigt uutstel, 24 Junii 1561. Lamme de (^uade, weduwe Mathijs van Enschoten, beleent bij deylinge, 23 Julii 1561. Wilhelma van den S a n d e, onmundig, erve harer moder Lamme, beleent, 31 Julii 1564. Haer vader Dr. Reiner van den Sande is haer huider. Eadem eedt vernijt deur Martin de Quade vermitz hares vaders uutlendicheyt, 21 Martii 1571. Eadem deur haren vader eedt vernijt, 9 Oct. 1581. Eadem, huysfrou Evert Everwijns, vernijt eed, 14 Oct. 1589. Reiner Everwijn, onmundig, erve sijner moder Wilhelmae, beleent, 13 Aug. 1600. Sijn oom Fredrick van den Sande Reinerssoon is huider. Idem, mundig, doet selffs eed, 12 Febr. 1619. Idem tucht sijn vrou Naleken Kreyfengers ende maeckt dit leen deylbaer onder sijne kinderen, 7 Febr. 1622. Evert Everwijn, erve sijnnes vaders Reyners, 12 Aug. 1631. Luytjen Everwjjns, huysvrouw van Otto Engelen, naer approbatie van de erfdeilinge haerer olderen naelaetenschap beleent deur haeren man als haeren huider ende laet haer dispositie approberen, 24 Nov. 1663. Engelbert Engelen, erve sijner moder Lucretia Everwijns, beleent 14 Julii 1692. Catarina Engelen, erve haers moeders Lucretia Everwijn, beleent, 3 Febr. 1695. Eadem en haer man Dr. Johan van Hasselt laten haer beslote dispositie approberen, 3 April 1704. Johan van Hasselt als tugtenaer van sijn vrou Catarina Engelen beleent é April 1705. Johan Engelen, erfgenaem van Catharina Engelen, nae doode van Johan van Hasselt beleend, 18 Dec. 1739. Idem draegd dit leen op aen Jan van Essen, die daer weder mede beleend is, eodem die. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 98. 100. HENGEL. Dat goet ten Lanssinck met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengel, tot eenen Zutphenschen leen ontfinck Elsbeen van den Holte, a°. 1380. Simon van den Holte haer momber. Elsabe van der Hoepe geheiten M u s m a n s, a°. 1403. Derck van Meerde haor momber. Roloff van Ha ge beek geheiten die Groeter bij transport Elsbets van der Hake ende hares mombers Derx van Heerde, a°. 1408. Johan Lonys Janssoon, onmundig, beleent, a°. 1423. Rutger die Listige is sijn momber. ° Idem, anno 1424. Idem doet selver hulde, a°. 1427. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede tot Lanssinck, in den kerspel van Hengel gelegen, daer naest gelant is dat goet to Huyssinck an d'een siide ende met der ander sijden neven den Nyenhnyssinck ende Geltin'ck, 4 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 17 Aug. 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1492. Lambert Lonys, erve sijnes vaders Johans, a°. 1505. Evert Loenys bij transport Lamberts, a°. 1512. Fyken Louis, erve liaros broders Everts, 16 Sept. 1530. Jokan ton Holt is haer gecoren momber. Eadem, huysfrou Otto K e y e n des jongen, vernijt eedt, 25 Sept. 1538, 11 Juïii 1544. Eadem tuchtigt haren man, 18 Martii 1546. Dierck van Huessen, erve sijner nicht Fyken, 12 Aprilis 1553. Ott Keye van wegen sijner vrou Sophia Loenis eedt vernijt, 10 Junii 1556 1). Dirck van Huessen vernijt eedt, 15 Junii 1556. Swene van Huessen, huysfrou Martin T a n c k i n x, erve hares vaders Dirx, beleent, 19 Dec. 1566. Eadem tuchtigt haren man, 13 Junii 1569. Theodorica van Huessen, erve harer suster Swene, 2 Junii 1580. Eadem tuchtigt haren man Peter van Seist, 5 Junii 1580. Berntgen van Huessen, erve harer suster Swene, maeckt dit leen op Bernhard T i 1 in a n s, haren neve, onmundig, die beleent is, 19 Aprilis 1592. Sijn huider is Jacob Praest. Idem, mundig, doet selffs eed, 1 Junii 1606. Idem laet bevestigen ende approberen do houwelixe vurwarden, tussen hem ende Lutgert de Wyse 4 Jan. 1625 opgerigt, 1 Martii 1627. Idem tuchtigt sijn vrouw Lutgert de Wyse tot herhylekens toe, 20 Nov. 1640. Nicasius Henricus Tilman voor hem ende sijn susteren als erfgenaemen haeres vaders Bernhart beleent, 12 Sept. 1667. Sibilla Lutgerdis Tylemans2) genoemt Mossemaecker uyt cracht van dispositie 3) beleent, 30 Jan. 1693. Richarda Elisabet Tylemans, outste suster endo leenvolgersche ab intestato van haer broeder Nicasius Henricus, beleent door haeren huider Jacob Boom, 13 Julii 1693. Maria Lya Tylmans pretendeert ten respecto van haer suster Johanna Geertruit Tylmans geen acndeel aen dit leen, voor sooveel haer bij successie van haer ouders off andersins aengecomen mochte sijn, maer geeft hetselve aen Johanna Geertruit Tielemans, 18 Dec. 1693. Richarda Elisabet Tylmans draegt haer gedeelte in dit leen op aen Jacob Driessen Opheyden, die daermede beleent is, 6 Julii 1696. Sibilla Lutgerdis Tilemans vermits het afsterven van haren huider verheft dit leen met de ledige liant door Johan Hondrick Baerken, 19 Maii 1697. Gcrhardus Driessen Opheyden, erfgenaem sijns vaders Jacobs, met desselfs gedeelte beleent, 28 Mey 1717. Beernt Casijn Messemakre, erfgenaem sijns moeders Sibilla Lutgerdis Tylmans, weduwe Wolterus Messemaker, beleent met 5/s, 16 Mey 17214). Idem en Agata van de Per re, egteluyden, laten haer besloten dispositie approberen, eodem die. Gorhardus Driessen Opheiden laet approberen de dispositie, opgerigt met sijn vrou Maria Clara van Rijsingen, 16 Aug. 1722. ') Met het oog op ile beleening van 12 April 1553 is dit niet te begrijpen. '') Haar man was Dr. Wolterus Messemaecker (akte). °) Van haar broeder Nicasius Henricus (akte). *) Zie verder 100 § 1. Lutgardis Driessen Opheyden en Gerbranda Barbara Weissenburg. dogter van Agnes Maria Driessen Opheiden x) laten approberen liet maeggescheid, 9 Sept. 1722 opgerigt tussen de kinderen en erfgenamen van Jacob Driessen Opheiden en haer, yder voor l/S) 9 Sept. 1723. Eaedem uit kragt van 't geapprobeerde maeggescheid beleent, eodem die. Huider Pieter Weissenburg. Gerbranda Barbara Weissenburg draegt de helft van 3/8 0p aon Derk Ignatius Martini, die daer ook weder mede beleent is en met de andere helft voor sig self en als huider van Maria Agnes, Anna Elisabet, Bernardus, Gerhardus, Hermannns Martini, Cornelis, Ludovicus, Jacobus Driessen Opheyden en Gerebranda Barbara Weissenburg als erfgename van Lutgardis Driessen Opheyden, 7 Maert 1732. Maria Agnes, Anna Elisabet, Bernhardus, Gerrit Frans, Hermannus Martini, Cornelis, mede als erfgenaem sijiis broeders Ludovicus, Wilhem van Kijsingen, momber van Jacobus Driessen Opheyden, en Gerebranda Barbara Weissenburg dragen haer helft van 3/8 in dit leen op aen Derk Ignatius Martini, die daer weder mede, alsook met do andere helft van die 3/8 en also met de gehele 3/8 beleent is, 23 Oct. 1732. Gerrit Frans Martini, erfgenaam sijns broeders Derk Ignatius, beleent met %, 17 Aug. 1756. Idem draagt dit leen op aan Samuel Johannes Snethlage, die daar weder mede beleent is, 17 Aug. 1764. Afgespleten van 100. 100 § 1. HENGEL. °/8 van een goed geheiten Lansink met allen sijnen toebehooren, gelegen in de graafschap Zutphen, kerspel Hengel, daar aan de eene sijde naast geland is het goed te Huessink en aan de andere sijde Claas Molen erven en Hendrik Luitkens erven, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig. Bernt Casijn Messemaker, erfgenaam sijns moeders Sibilla Lutgerdis Tylmans, weduwe Wolterus Messemaker, beleent, 16 Mey 1721. Agatha van de Perre, voormaals weduwe van Bernt Casijn de Messemaker, renuntieert volgens ingegaan accoord van het regt van tugt of andersints, haar aan dit leen competerende, 30 April 1754. Theodorus Ignatius Martini beleent met dit leen, gelijk hetselve door dode van Bernhard Casijn de Messemacre op Lutgardis Driessen Opheiden en door afsterven van die op hem gedevolveert is, eodem die. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 100. ') en Pieter Weissenburg (akte). 101. HENGEL. 't Goet te Heringh te Zutphenschen rechte hielt Henrick van Sudoroes, anno 1326. Evert van Z e 11 e heeft ontfangen 't goet te Hederinck, gelegen in den kerspel van Hengel, ten Zutphenschen leen, anno 1378. Gcrrit van Zelle ontfinek dat goet to Hederinck, gelegen in den kerspel van Hengel, dat dienstmansgoet is, tot eenen Zutphenschen leen, au. 1387. Grietken van Selle ontfinek Selle x) ende Hederick tot eenen Zutphenschen leen ende daeraff heeft huldinge ende eede gedaen J ohan van Buren Evertssoon als een momber, anno 1403. Eadem, huysfrou Steven Karvenems, ontfinek dat goet te Zeilen ende dat goet te Hederinck met heuren tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengelo oppen Goye, anno 1412. Albert Meyerinck geheiten ten Bruel Luykenssoon ontfengt dat goet geheiten Hederinck, gelegen op den Goy beneven Wissinck, in den kerspel van Hengel, van Steven van Kervenem in wissel tegen dat goet ten Bruel, gelegen an Meyerinck, oick in den kerspel van Hengelo ende schietende opt Laerent ongeveert, a°. 1422. Idein, anno 1424, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede tot Hederinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel gelegen, daer naest gelant is dat goet Wissinck an d'een ende dat goet tot Elstinck an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 14 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 21 Aug. 1484. Thonis H e r i n c k vercoopt dit anno 1493 an Andries van H o 11 h u y s, die sulx voorterft op sijnen soon Renso van Holthuys, anno 1508. Hier staet: Een goet geheiten Herinck met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengel, beneven Wissinck, schietende an den Goyschen enck. Idem bij transport sijns oltsten broders Johans, priesters, 21 Julii 1520. Idem vernijt eedt, 23 Sept. 1538, 10 Junii 1544, 27 Aprilis 1556. Andrea van Holthusen, huysfrou Stevens van Kerven hem, erve hares vaders Rense, 15 Aprilis 1563. Eadem eedt vernijt, 5 Oct. 1581. Gerrit van Kervenhem, erve sijner moder Andreae, beleent, 14 Sept. 1603, met een goet geheiten Herinck met sijn tobehoren, gelegen in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Hengel op 't Goy, tusschen den goederen Wissinck ende Elferdinck, schietende op den Goyschen enck, to Zutphenschen rechten. Bernt van Kervenhem, erve sijnes broders Gerrits, beleent, 11 Nov. 1620. Anna van Kervenhem, erve haers broeders Beernts, beleent, 17 Febr. 1641. Wyse van Kervenhem, erve haerer sustor Anna, beleent, 19 Mey 1647. Maria Louisa V r y d a c h, erve haeres moey Wyse van Kervenheym, beleent, 15 Nov. 1653. Hulder Felix Frederick Rauwer to Reineck, haer man. ') Zie hierover 118. Eadem tucht haere n man Felix voorn., eodem die. Anna Sibilla Vrydach, weduwe van Salomon van Koppel tot Meyerinck, erve haeres susters Maria Louisa, beleent, 18 Nov. 1669. Eadem ende haere kinderen draegen dit leen op aen Johan Everart van der Heiden en Anna Johanna van Sweten die daermede beleent sijn, 23 April 1683. Deselve. laten haere houlyxe vorwaerden approberen, 9 April 1685. Gerhard Wilhem Joseph van der Heyden laet approberen hot maeggescheit tussen hem en sijne broeders en suster opgerigt, 22 Nov. 1712 1>. Idem als erfgenaem sijner ouderen Johan Everhard en Anna Johanna en uit kragt van 'tselve beleent, eodem die. Joannes Everardus Canisins van der Heyden, erfgenaam sijns vaders Gerhard Willem Joseph, beleend, 1 Aug. 1753. Idem draagt dit leen op aan Joost Hendrik Anthon van der Heyden, desselvs oudste zoon, die daar weder mede beleend is, 2 Sept. 1789. 102. HENGEL. 't Goet te groten Enserich ten Zutphenschen leen ontfangen bij Lubbert ende Henrick Enserich, a°. 1378. I)ruda Ensering heeft ontfangen 't «roet ten groten Ensering, dat Lubben Ensering, haer vader, plag te hebben, gelegen in den kerspel tot Hengel, a°. 1388. Eadem, huysfrou Herman Tasten, a°. 1402. Lubbert Enserinck, a°. 1432. Idem deur sijnen soon Johan vernijt, afl. 1465. Johan Enserinck, erve sijnes vaders Lubberts, ontfengt dat goet tot Enserinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel gelegen, daer naest gelant is dat goet to Husinck an d'een ende dat goet to Biscopinck an d' ander sijde, 14 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 21 Aug. 1484, anno 1503. Jacob Enserinck, erve sijnes vaders Johans, 20 Sept. 1538. Idem vernijt eedt. 3 Julii 1544, 9 Junii 1556. Johan Enserinck, erve sijnes vaders Jacobs, 18 Nov. 1561. Luytken Enserinck, erve sijnes vaders Johans, 29 Martii 1569. Idem vernijt eedt deur Evert Everwijn, volmechtige, 9 Sept. 1598. Henrick Enserinck, erve sijnes vaders Luytkens, beleent met een goet geheiten Enserinck met sijnen tobehoren, in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Hengel, tusschen den goederen Husinck ende Biscopinck gelegen, te Zutphenschen rechten, 23 Julii 1618. Goossen Enserinck bij transport sijnes broeders Hendrix beleent, 27 Mey 1635, ende verbint dit leen voor 500 gl. om an sijn broeder Hendric te tellen naer haer moeders doot sonder interesse, 6 Mey 1635. ') Zie blz. 135 en 221. Johan Ensering ') naer voorgaendc approbatie van de coopccdule beleent met het halve goet Ensering, 27 Jan. 1647. Idem ontfanght op 't nieuw d'helfte van een stuck weydelants genampt Halff Enserincks (s)leegjen, 5 Dec. 1653, wordende sijn helffte van liuys, hoff ende bouwlant van de leenplicht gevrijdt volgens des Hoves apointement van 13 Der. 1653. Metjen H e 1 m a n s , weduwe Gosen Enserincks, beleent met de helfte, 22 Febr. 1656. C'atarina Cramers 2), erve van Jan Enserinck, beleent, 10 Dec. 1657. Die kinderen van Gosen Enserinck door haeren oom ende bloetmomber Tonis Enserinck beleent, 30 Junii 1658. Catharina Cremers draecht 3) op de halffscheyt van een stuck weydelants genaemt Halff Enserincks sleechjen, waervan Jan Schoeltinck de wederhelfte toecomt, tot Hengel op 't Goy gelegen, aen Jan Schoeltinck, sijn huysvrouwe ende erven, die daer oock mede beleent is, 13 Martii 1662. Lucas Ensering, erve sijnes vaders Gosen, beleent met het halve goet Enserinck, 24 Febr. 1670. Eyckelt Schoeltinck, als ohem ende bloetmomber van het onmundige dochterken van Jan Schoeltinck beleent met het Halve Enserings sleechjen, draegt hetselve op aen Lucas Ensering, die daermede beleent is, 24 Febr. 1670. Hermen Ensering, erfgenaem sijns vaders Lucas, beleent met het halve goed Enserink en het halve Enserinks sleegje, 1 Oct. 1727. Derck Enserinck, erfgenaam sijns vaders Hermen, beleend met dese twee leenen, 29 April 1750. Derk Willem Becking en Aaltje Hagen, eheluyden, c. s., erfgenamen van Harmina Enzerink, weduwe Harmen Becking, laaten quoad clausulas concernentes registreren een extract-magescheid, 27 Maii 1797 opgerigt en geslooten over den boedel tussen haarl. ouders met Derk Enzerink en verdere susteren en broederen gemeenschappelijk beseeten, en uyt hoofde van dien dese twee leenen ter hunlieder naamen overteekenen, 26 Maii 1804 4). ') Gehuwd met Catharina Cremers (akte). ") Zij was hertrouwd met Lucas Waterloos (akte). a) Uit de akte blijkt, dat ook hare 2 dochters uit haar eerste huwelijk, Aeltjen en Christiua Enserinck, aan de opdracht deelnamen. 4) Be condividenten waren de kinderen enz. van Harmina Enzerink en haar man Harmen Becking. (Ik vermoed, dat zij een dochter was van den in 1750 beleenden Derk E.) De broeders en zusters heetten: Geertruy, Derk, Bernardus en Anna Margaretha. De condividenten waren de volgende: lo. Derk Willem Becking en zijn vrouw Aaltje Hagen (of Hagens); 2o. de kinderen van Lucas Benning en Hendrika Becking, nl. Roelott Harmen Jan, Hermanus, Johannes Hendrikus (meerderjarig), Derk en Johanna Harmina (minderjarig); 3o. de kinderen van Johanna Wilhelmina Teger, weduwe van Gerhardus Becking, nl. Herman (meerderjarig). Gerhard en Harmina Geertruy (minderjarig); 4o. Harmen Becking en zijn vrouw Catharina Elisaboth Teger; 5o. Jan Lucas Becking en zijn vrouw Johanna Cunira Margaretha Hesseling en Go. Hendrik Coops Woltersz. en zijn vrouw Berkje Becking (akte). Afgespleten van 102. 102 § 1. HENGEL. Een stuck lands gelieiten Enserings Ganseweide, wesende twee acker ofte twee molder geseys, op Hengeler esch bij de windmeule gelegen, oostwert streckende aen den meulenweg, westwert an Tanckincks land, suydwert an Geltings land ende noortwert an Lansincks land^ uut den leengoede Enserinck verset bij Lnytken Enserinck, sijner huysfrou Jenneken Hummelinx ende vordochter Jenneken ende bij Johan O e 1 e n J) te leen ontfangen, losbar mit 60 Churfurster Rinsclie gulden ende 60 daler tot 30 stuver vermoge verschrivine-e 26 Sept. 1601. 6 ' Gerrit Weyenborch bij opdracht Ludeken Enserincks ontfengt Enserincks grote Steinsvel, groot 2 molder geseys, gelegen met eenen eynde an Crusen land, met. den anderen op den meulenweg; d'eene dwarssijd langs Crusen, ende d'ander langs Tanckincks land streckende; noch Enserincks Gansebreide 2), groot 2 molder geseys, met de suydsijde langs Geltings land, noortsijde Lansincks land, oosteynde an Lenderincks meulenweg ende westeynde an Tanckincks land; noch die rechte helft van Enserincks hoge land, omtrent 1 molder geseys, met eenen eynde op Dunsbergs meulenweg,' met den anderen op Beyerincks meulenweg, een dwarssijde langs Beyerinx land ende d'ander langs Gerrit Beeftinx land; noch Enserincks Anewindeken, groot omtrent 1/2 molder geseys, met een sijde langs Lansincks land, d'ander neffens Tanckincks land; allet onder den leene Enserinck gehoort hebbende, tot Zutphenschen rechten, 17 Oct. 1612. .Toliaii Weyenberch, erve sijnnes vaders Gerrits, beleent sijnde, maeckt dit leen deylbaer onder sijnne drie dochters, met namen Anna, Eva ende Maria, sulx dat d'olste 't leen sali behouden, mits daervan uuytkerende aen de twee jongste elx 350 gl. capitaels, ende tucht met eenen ad vitam sijn tegenwoordige huvsfrou in 'tselve leen. 10 Aug. 1631. Anna Weyenborch s), erve oeres vaders Johans, beleent, 23 Mey 1637. Derck S w a v i n g bij opdracht van Anna Weyenborch 4) beleent. 16 Nov. 1644 5). Herman Swavingh, erve sijnnes vaders Derck, beleent, 29 Oct. 1653. Daniël Bloemendael, minderjarig, bij opdracht van Herman Swavinck beleent, 29 Oct. 1653. Huider Engelbert Bloemendael, sijn vader. Idem 6) doet selver eet, 19 Nov. 1666. Agnes van Bloemendael, huysvrou van Dr. Evert van der Kotten, erve haeres broeders Daniël, beleent sijnde, laet liaer dispositie onder haere kinderen approberen, 9 Julii 1679. *) Het was mede „verset" aan zijn echtgenoote Johanna van ilcr C a i> e 1 ] c n on liare zuster Margreta (akte). '') Dit staat hier even duidelijk als in de akte van 11101 weide. ") Haar man was Peter Z y 1 e s (akte). *) In deze akte staat van Weyenborch. '') Mulder Derc lï e s s e II n jr li, zijn schoonzoon (akte). ") In deze akte staat van Bloemendael. Salentijn G1 a s e r, erfgenaem sijns moeders Agnes van Bloemendael, beleent, 22 Oct. 1706. Albertus van Glaser, eenige soon en erfgenaem sijns vaders Salentijn 1), beleent, 16 Nov. 1718. Huider Johan Gabriel van der Ketten. Idem en Maria Elisabeth Glaserinne, geb. S a 1 a n g r e, egteluiden, dragen 12 April 1720 dit leen op aen Johanna Hasenbroek, weduwe Wessel van Sandbergen, die daer weder mede beleent is, 13 April 1720. Gerhardina Elisabet van Sandbergen, erfgenaem haers grootmoeders Johanna Hasenbroek, beleent, 22 Juniil736. Huider Theodorus Marcus Exalto d'Almaras, haer man. Eadem en haer man 2) laten haer huweüjxvoorwaarden van 29 Dec. 1735 approberen, eodem die. Eadem steld na dode haars mans tot huider T. G. Plegher en draagt vervolgens dit leen op aan Aaron Exalto d' Almaras en Johanna Gertruyd van Bronkhorst, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 9 April 1754. Huider Herman van Sandbergen. Frans Hendrik Adam Exalto d' Almaras, erfgenaam sijner ouderen bovengen., beleend, 22 Oct. 1759. Aaron Johan Gerhard Exalto d'Almaras, erfgenaam van sijn vader Frans Hendrik Adam, beleend, 27 Junii 1783. Afgespleten van 102. 102 § 2. HENGEL. 1°. Huys, hoff, schuur en boomgaerd en hofland met den kamp daaraan gelegen en het houtgewas daaromheen staende, gelijk meede de zichtvreeden, die langs het goed de Kotte thans afgekielspit is, in ordinaris verponding 3—.— gl., beswaerd met een jaerlijksche uitgang of thiend aan de familie van der Heiden, bestaende in 1/2 mudde rogge en dito boekwijt Zutphensche maat, één handvol ongebraakt vlas, één hoen, van de haartstede één stuiver, van ieder kalf V2 stuiver, van ieder veulen, dat aangefokt word, een schelling, en bijaldien er bijen gehouden worden, alsdan daarvan ook een schelling; aan het Landrentambt der Domainen één mudde haver Doesburgsche maat en 4 schellingen; op Hemelvaartdag aan de Hengelsche kerk een brood van 21 of 22 IC, twee gasten voor de meester en een voor de schater jaarlijks. 2°. Een stuk land, het Koopstuk, groot 1/2 mudde gesaay, met het einde aan de weg van Hengelo naar Zelhem en met de beyde zijden tussen Lenderink land geleegen, in ordinaris verponding — 12 — gl. ') Raadsheer der stad Keulen (akte). *) Ilij was een zoon van Aaron en Johanna Geertruid Bronkhorst, zij eene dochter van Mr. Gerhard van Sandbergen en Aleyda Hasenbroek (akte). 3". Kon stuk land, de Steenkoele, met de beyde zijden tussen Heikink en Huisink land geleegen, met het eind paaiende aan de weg, groot 1 mudde gesaay, in ordinaris verponding 1 — 4 — gl. 4°. De Mussenhegge, groot 2 schepels gesaay, geleegen en geheel omringd door landerijen van den moolenaar van Hengelo en Teuben, waarover koopersehe een uitweg zal moeten zoeken, in ordinaris verponding — 12 — gl. 5°. Een stukje land bij den Nyenkamp, nevens Bisschops en Klein Jebbinks land geleegen, groot ruym een schepel gesaay, jaarlijks in ordinaris verponding — 6 — gl., verder onbeswaard, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van het goed te Grooten Enserink, ten Zutphensche rechten, met een pond goed gelds te verheergewaden, aan den F. 6. en 6. Z. leenroerig. R. E. B. Bleu mink, dogter van Jan Bleumink, laat registreren een transport, 27 Junii 1804 door Derk Willem Becking en Aaltje Hagens, eheluyden, ter harer behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter haarer naamen overteekenen, 7 Aug." 1804. Afgespleten van 102. 102 § 3. HENGEL. 1°. De Hooyweide, met de peppeleboomen daaromheen, in het broek geleegen, met het eene einde aan het tweede parceel, waarover ook dit parceel kan uitwegen op den voet als den bouwman zulks heeft gedaan, liggende met de zijde aan Hurick weide, ordinaris verponding 2 —14 — gl. 2°. Het Dijkstuk, groot 7 schepels gesaay, gelegen tusschen Tillers en Bisschops land, ordinaris verponding 2—2 —gl. 3°. Het Luytjen, groot 2 schepels gesaay, met het eene einde aan de weg, van Eulink naar de Hengelsche mooie loopende, gelegen en met de seyde aan de landerijen van Dunsborgh en Stenderink, ordinaris verponding — 12 — gl., zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van het goed te Grooten Enserink, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensche rechten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig. .Tan M e n t i n k, desselfs ehevrouw en erven laaten registreren een transport, 27 Junii 1804 door Derk Willem Becking en A. Hagens, eheluyden, ter liunl. behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter haarer naamen overteekenen, 7 Aug. 1804. Afgespleten van 102. 102 § 4. HENGEL. De Koeiweide met de peppelenboomen daaromheen staande in het broek, met het eene einde aan het Holterveld en met het andere einde aan de Hooyweide gelegen, die ook over deese weide sal moeten uitweegen, en wel op den voet als den bouwman die heeft gebruykt, gelijk ook over deese weide gehoort den uitweg van een weide aan G. J. Averkamp te Hengelo behoorende; ordinaris verponding f 4—10, wijders onbeswaard, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het goed te Grooten Enserink, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensche rechten, met een pond goed gelts te verheergewaaden, leenroerig. Teunis Harmsen laat registreren een transport, 27 Junii 1804 door Derk Willem Becking en Aaltjen Hagens, eheluyden, ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 7 Aug. 1804. Afgespleten van 102. 102 § 5. HENGEL. Den Langen akker, groot zes schepels gesaay, tussen landeryen, onder het erve Lansink gehoorende, gelegen, in ordinaris verponding fl —16, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van het goed te Grooten Enserink, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensche rechten, met een pond goed gelds te verheergewaaden, leenroerig. Jan Klein Holt,e laat registreren een transport, 27 Junii 1804 door Derk Willem Becking en A. Hagens, eheluyden, ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 7 Aug. 1804. Afgespleten van 102. 102 § 6. HENGEL. Het Kromme stuk, groot een mudde gesaay, tussen de landeryen van Huisink en Lansink gelegen, in ordinaris verponding f 1—4, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het goed te Grooten Enserink, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensche rechten, met een pond goed gelts te verheergewaaden, leenroerig. Hendrik Jan Abbink ') laat registreren een transport, 7 Junii 1804 door Derk Willem Becking en A. Hagens, eheluyden, ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 7 Aug. 1804. ■) In de akte staat A b b i n g. Zutphen. 19 Afgespleten van 102. 102 § 7. HENGEL. Het elfde parceel of numero één uyt den Bongershof, groot zeven schepels gesaay, eene zijde 6. Eltink land en ander zijde een akkermaalsheg, die tot aan de grave bij dit parceel gehoord, in ordinaris verponding f2—1, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het goed te Grooten Enserink, ten Zutphensche rechten aan den F. G. en G. Z., met een pond goed gelts te verheergewaaden, leenroerig. Jan W i s s i n k en Elisabeth K o n i n k *), eheluyden, laaten registreren een transport, 27 Junii 1804 door Derk Willem Becking en A. Hagens, eheluyden, ter hunner behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overteekenen, 7 Aug. 1804. Afgespleten van 102. 102 § 8. HENGEL. Het twaalfde parceel of numero twee uyt den Bongershof, groot ses schepels gesaay, liggende tussen het land van Haytink en Klein Jebbink, in ordinaris verponding f 1 — 16, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het goed te Grooten Enserink, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensche rechten, met een pond goed gelts te verheergewaden, leenroerig. (Namens) de Groote of st. Walburgskerk binnen Zutphen laat registreren een transport, 27 Junii 1804 door Derk Willem Becking en A. Hagens, eheluyden, ten behoeve van bovengenoemde kerk gepasseert, en word uyt hoofde van dien dit leen op naame van vorengenoemde st. Walburgkerk overgetekent, 7 Aug. 1804. 103. HENGEL. Dat goet tot groten Enderinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel gelegen, tot Zutphenschen leensrechten ontfinck Heyne Enderingk, anno 1403. Afgespleten van 102. 103a. HENGEL. Dat halve goet ten Groten Enserinck (modo Warninck), gelegen in den kerspel van Hengel. Johan Enserinck, anno 1411. Idem, anno 1424, ontfinck dat goet ten Groten Enserinck met sijnen tobehoren, gelegen op den Goye, in den kerspel van Hengel 2). ') In de akte staat Koning. Deze beleening en die van 1411 behoorcn niet liier, maar onder 102, zoodat 103a eigenlijk begint niet die van 1465, toen de lielft in liet bezit van Hcnrick Warninck kwam. Henrick Warninck dat halff goet voorn., a°. 1465. Johan, Henrick Warninx, ontfengt dat halff goet tot Groten Enserinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Huissinck an d'een ende dat goet tot Bispinck an d'ander sijde, 16 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 19 Aug. 1484, 1503. Albert Werninck erft op sijn dochter Berntgen, huysfrou Herman Tankins, dat goet nu geheiten Warninck, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel gelegen, tot Zutplienschen rechten, 3 Oct. 1550. Eadem eedt vernijt, 9 Junii 1556 1). Albert Warninck, erve sijner moder Berntgen, 20 Nov. 1579. Berntgen Warninx, erve hares vaders Alberts, beleent, 24 Junii 1593. Wolter Menninck is haer gecoren huider. Eadem laet eedt vernijen haren man Henrick A n t i n c k, 13 Jan. 1608. Eadem laet haere dispositie approberen ende maeckt, dat dit leen tusschen haer kinderen ende kintskinderen deilbaer sal sijn, 19 Junii 1663. Sweer Warninck voor hem ende voor sijn broeders ende susters 2) uyt cracht van bovenstaende dispositie sijnes moeders beleent, 2 Julii 1666. Jan Warninck voor hem selven ende voor sijne broeders ende suster Reiner, Aelbert, Griete ende mede voor de kinderen van sijn overleden broeder Henrick, erfgenaemen heures broeders Sweers, beleent. 3 Mey 1670. Jan ende Iieint Warninck, mitsgaders Hendrick Sletterinck ende Jan H e e c k i n g c. s., draegen die vier sesteparten van de saelweer ende huysplaetse van dit erve met alle oude ende nieuwe gerechticheden, daertoe gehoorende, op aen Johan Planten, richter tot Hengel, die daermede beleent is, 24 Martii 1671. Elisabeth Scherff, weduwe van Johan Planten, soo voor haer selfs ende als moeder ende momber van haer kinderen ende als erfuytersche beleent sjjnde, draecht dit leen, te weten vier sesteparten, op aen Jan Coops, die daermede beleent is, 5 Nov. 1677. Idem draegt de vier sesdeparten op aen Herman Enserink, die daer weder mede beleent is, 18 Nov. 17063). Derck Enserinck, erfgenaam sgns vaders Herman, beleend met 4/c parten, 29 April 1750. Jan Lucas Becking en Johanna Cunira Margareta H e s s e 1 i n g, eheluyden, laaten registreren een extract-magescheyd, 27 Maii 1797 opgerigt en geslooten over de nalatenschap van hunlieder ouders Harmina Enserink, weduwe Harmen Becking 4), met derselver ') In deze akte komt de man voor als „Herman Werninck off Te(n)ckinck". 'I nl. Jan, Reynder, Aelbert en Griete benevens de kinderen van wijlen Hendrick Warninck (akte). s) Zie hierboven 102. 4) De medeërfgenamen waren: Derck Willem Becking, gehuwd met Aaltje Hagens; Roelof Harmen Jan, Hermanus, Johannes Heudrikus, Derk (minderjarig) én Johanna Hermina Benning (minderjarig), kinderen van Lucas en Hendrika Becking; Herman, meerderjarige zoon, en Uerhard, Anna Harmina Geertruy Becking, minderjarige kinderen van (ierhardus en Johanna Wilhelmina Teger; Harmen Becking, geli. met Catharina Elisabetli Teger; Ilerkje Becking, geli. met Hendrik Coops Woltersz. (akte). susteren en broederen ') gemeenschappelijk beseeten, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overteekenen, 26 Maii 1804. Afgespleten van 102. 104. HENGEL. Een hoffstat met een malder saetlants, daer dat liuys op staet, schietende met den eenen eynde op Brunenbergs kamp, met den anderen eynde op Huyssincxbrinck; noch een malder saetlantsL>), gelegen in den Goyscheu enck, met den eenen eynde schietende op Lenderincxmaet, met den anderen eynde op Ellerdincx groenen wegh, hierbevoren uut Groot Enserinck gespleten ende ten besunderen leen tot Zutphenschen rechten ontfangen bij Lubbert Enserinck, 18 Sept. 1548. Idem vernet eedt, 9 Junii 1556. Johan Beyerinck, erve sijnes ooms Lubberts, 5 Julii 1558. Reynt Enserinck, erve sijnes broders Lubberts, 28 Nov. 1558. Johan Ellerdinck, Willem Barninx soon, als erve Reynts voorn., sijner moder Jenneken Enserincks vader, beleent, 19 Aug. 1598. Beernt Ellerdinck3) als erve sijnnes vaders Willem, die het geërft van sijn bestevader Johan Ellerdinck, beleent, 13 .lan. 1638. Idem verniewt den eedt, 9 Jan. 1656. Idem draegt op aen Harmen Coops de hoffstadt, 9 Jan. 1656. Berent Coops, erve sijnes vaders Harmans, beleent met de hofstadt, 17 Julii 1674. Koop Hermans, erfgenaem sijns broeders Beernt Coops, beleent, 11 Oct. 1713. Jan Koops, erfgenaem sijns vaders Koop Hermens, beleent, 16 Aug. 172-3. Idem draegt dit leen op aen Beernt T i 11 e r, die daer weder mede beleent is, 20 Mey 1724. Hendrik Tiller, erfgenaem sijns broeders Beernt, beleent, 9 Mey 1733. Hendrik Tiller, erfgenaam sijns vaders Beernt, beleend, 10 April 1756. Idem draagt dit leen op aan Gerrit Engberts, die daar weder mede beleent is, 22 Oct. 1756. Afgespleten van 104. 104 § 1. Een molder saatlants in den Goyschen enk, met den eenen eynde schietende op Lenderinks maat, met den anderen eynde op Ellerdinks groenen weg, in de graafschap Zutphen, kerspel van Hengel, gelegen, als een bysonder leen en afgespleten van 104, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig, ontfangen te leen bij Bevn E g g i n c k bij opdracht van Beernt Ellerdinck, 9 Jan. 1656. ') nl. Geerlruy, Derk, Rernardus en Anna Margareta Knserink (akte). *) Zie hiervan liet vervolg sub 104 § 1. 'j minderjarig (akte). Iveynd Eggink, erfgenaam sijns groodvaders Reynd en vaders Jan Eggink, na afgemaakt versnym beleent, 13 Maart 1743. Gerrit Eggink, erve sijns ooms Koynd, beleend, 11 Nov. 1744. Willem Eggink, minderjarig, erve sijns vaders Gerrit, beleend, 9 Julii 1763. Huider Jan Jansen, sijn voogd. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 7 Julii 1770. Idem draagt dit leen op aan Salomon ter Heurne, die daar weder mede beleend is, 6 Dec. 1780. 105. HENGEL. tGoet te Menongh te Hengelo, te dienstmans rechte erkent bij Berner Menongh, anno 1326. Albert M e y e r i n g h *) heeft ontfangen tgoet te Menyngh met sijnen tobehoren, gelegen tot Hengel op den Goye, anno 1378. Egbert Meyninck, anno 1385, tot een Zutphenschen leene. Idem, anno 1403. Idem, anno 1424. Willem Meningh, erve sijnes vaders, a". 1430. Idem tuchtigt sijn vrou Enngart H u e s s i n x , a°. 1430. Willem Zewynck bij transport Willems voorn, ontfengt dat goet geheiten Monynck met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel, in der buyrschap van Nortwick gelegen, tot Zutphenschen rechten, a°. 1459. Idem beleent ende tuchtigt sijn vrou Gertrud an 10 alde schilde, so sij onverandersaet blijfft, anders maer an 4 alde schilde, a°. 1465. Idem vemijt eedt van den goede geheiten Meninck met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel, in der buyrschap van Nortwick gelegen, daer naest gelant is Willem Lyeflerinck an d'een ende Roerinck an d'ander sijde, 4 Oct. 1473. Johan ten Nyenliuys ende Ditte, sijn vrouw, bjj transport Willems Sweninx beleent, 22 Aug. 1484. Bemt Meenynck erft dat guet geheiten Meeninck met allen sijnen inende tobehoor, in der graefïschap Zutphen, in den kerspel van Hengel, in der buyrschap van Nortwick gelegen, an d'een sijde beneven een goet geheiten Liefïerinck, an d'ander die gemeynte, op sijn dochter Ditte Meenynx, huysfrou Gerrit Wredterdinx, 17 Nov. 1533. Alle versuym quijtgescholden, mitz dat hij alle versette stucken met hulp des leenheeren weder invordere. Eadem vemijt eedt, 11 Sept. 1538, 30 Junii 1544, 15 Junii 1556. Hugo Menninck crigt uutstel, 9 Julii 1557. Idem, erve sijner moder Ditte, 19 Aug. 1557. ') Zoo staat do naam in do akto, maar men is bijna geneigd hier aan eene verschrijving voor M e y n i n g h te denken. Te moer hel ik daartoe over, omdat in de akto van 1424 eveneens Meyeringh en Meyningh verward worden. Bernt Menninck, erve sijnes vaders Hugo, onmundig, beleent, 8 Maii 1566. Arnt Obbekinck is sijn hnlder. Idem doet selver eedt, 30 Martii 1574. Idem vemijt eedt, 20 Nov. 1581. Hugo Meninck, onmundig, erve sijnes vaders Bernts, 22 Nov. 1595. Syn moder, Styne Luessinx, met hoeren gecoren momber Johan Luessinck doet hulde. Styne Luessinx, huysfrou Johans ter Hulsewoert, erve hares soons Huge Meninx, beleent met een goet geheiten Meninck met allen sijnen tobehoren, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel, in der buerschap van Noortwyck gelegen, tusschen Liefferinck ende de gemeynt, te Zutphenschen rechten, 18 Jan. 1608. Carl Luessinck, erve sijner suster Styne, ontfengt een goet geheiten Meninck met allen sijnen tobehoren, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel, in der buerschap van Noortwick gelegen, tusschen den goede Liefferinck ende die Covick, schietende an die gemeinte; daerin hoert Dunsbergscamp, die Nyemsot, den camp achter den hoff, 't land in den enck, tsamen groot 9 molder geseys; ilie Nyemaet voor 't huys, groot 3, ende Keusmaet 2 koeweydens, allet ongeveer, 8 Maii 1626. Johan Luesinc, erve sijns vaders Carel, beleent, 19 Maii 1627. Tonisken W o 1 s i n c, erve haeres soons Reyner Luesinc, die 'tselve geërft hadde van sijn vader Johan, beleent sijnde, tucht haer man Johan E n i n c k , 13 Julii 1631. Johan Baerken ende Elisabet Luesinc, sijnne huysfrouwe, latenseecker maegescheyt, den 18 Januarii 1631 opgericht ten overstaen van vrunden ende naburen tussen Tonisken Luesincks, weduwe van Johan Luesinck, ende oere twee onmundige kinderen, namentlic Johan ende Lijsken Luesinck, approberen ende dienvolgens haer mette helfte ') beleenen, 23 Febr. 1645. Harman Eninck, erve sijnes moeders Toenisken Wolsinck, beleent met het goet Meninck met alle sjjn rechten ende toebehooren, daerinne gehoort Dunsberchcamp, de Nyemaet, den camp achter den hoff, lant in den enck, te samen groot 9 molder geseys; de maet voor het huys, groot 3, ende die Cusemaet, groot 2 koeweidens, 15 April 1670. Idem tuchticht sijn vrou Nelleken S c h e i n c k ende laet sgne dispositie onder sijne kinderen approberen, 22 Junii 1670. Idem ende Hilleken Scheinck belasten dit leen met 350 gl. ten behoeve van Fransois David, 23 Sept. 1685. Idem voor hem selfs en als weduwenaer en boedelhouder van Naleken Scheinck en als vader van de onmundige kinderen, waervoor haer sterck maecken Berent en Dirck Scheinck, belasten dit leen noch met 300 gl. aen Fransois David, 20 Dec. 1686. Idem draecht dit leen op aen Hendrick van Essen, lantschrijver, en Helena van D i e in e n, die beleent sjjn, 12 Nov. 1687. ') ln de akte staat wel, (lat bij het magescheid van 18 Jan. 16:31 do moeder aan hare beido kinderen de helft van hare goederen gegeven heeft, maar ook, dat Johan Baerken en zijn vrouw beleend zijn met „een goet geheytcn Menninck". De beleening met do helft is blijkbaar eene vergissing van den griffier in het register. Pieter van Eis namens sijn vrouw Helena Catharina van Essen laet approberen het maeggescheid, 12 Meert 1723 opgerigt, waerbij dit leen sijn is aenbedeelt uit den boedel van Hendrik van Essen en Helena van Diemen, egteluyden, tussen derselver condividenten en erfgenamen'), 3 Dec. 1734. Helena Catharina van Essen als erfgenaem haers ouders en uit kragt van 't geapprobeerde maeggescheid beleent, 3 Dec. 1734. Isaiick van Eis pro se et nom. ux. Anna Cornelia van Sonsbeek, erfgenamen van sijn moeder Helena Catharina van Essen, beleend, 4 Dec. 1771. Abraham Francken laat approberen en registreren een gerigtelijk transport d.d. 4 Aug. 1782 met relatie tot het vorenstaande leen, Menink genaamt2), en sig uyt dien hoofde daarmede beleenen, 31 Jan. 1783. 106. HENGEL. tGoet te Menningh te Hengelo, te dienstmansrechte erkent bij Henrich Menningh, a". 1326. Steven van Baer heeft ontfangen tgoet te Menningh, gelegen in den kerspel te Hengele, ten Zutphenschen leen, a". 1378. Bernt Oeverencke van Bronckhorst ontfinck dat goet Menninck met sijnen tobehoor, gelegen in den kerspel van Hengel, a". 1403 3). Idem, anno 1414 4). Idem, anno 1424. Idem, anno 1465. Johan Menninck bij transport Bernts voorn., a". 1466. Idem tuchtigt sijn vrou Bernt L i e f f e 1 i n g s , a°. 1466. Idem, 26 Oct. 1473. Hier staet: dat goet gelioiten Menninck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengelo gelegen, daer naest gelant is Henrick Hesselinck an d'een sijde ende dat goet te Banninck au d'ander, tot Zutphenschen rechten. Idem vernijt eedt, 19 Aug. 1484, a°. 1492. In der buyrschap Noirtwyck. Henrick Menninck, erve sijnes vaders Johans, a°. 1495. Johan Menninck, erve sijnes vaders Henrix, 20 Maii 1518. Idem vernijt eedt, 20 Sept. 1538, 3 Julii 1544, 10 Junii 1556. Henrick Menninck, erve sjjnes vaders Johans, 6 Junii 1581. Henrick Menninck, erve sijnes vaders Henrix, 19 Aprilis 1603. ') nl. J. van Essen, Coenraet van Essen, Johan van Hasselt, A. S c li a s, Johan I.udolf ten B e m W e n t h o 11, Pierre van Eis, Maria Theodora van Essen, J. van Essen (akte). ") afkomstig van Helena van Eys (dochter van Isaiick) en haar man Tido Hendrik van Essen (akte). Uit van Doorninck, Leenacten, blz. 12, blijkt, dat op 28 Febr. 1385 met dit goed is beleend Henrick van Overenck na transport door Wynant van den Bonghart. Bornt's oom Herman Oeveroncke was huider (akte). ') In dezo akte heet h(j t A v e r e n c k, in die van 1424 van Oeverynck. Griet Mennincks, erve hares broders Henricks, na beleninge tuchtigt haren man Hubert Peterssuon, 15 Nov. 1617. Marten Aelberts, burgermeister der stadt Campen, bij opdracht van Hubert Peters als volmechtiger van sijnne huysfrouwe Griete Mennincks beleent, 15 Maii 1627. Elisabet Eerincks, weduwe Marten Aelberts, door affsterven haeres mans beleent, 31 Meert 1636. Odilia Martens1), erve haerer olderen Marten Aelberts ende Elisabet Renncks, beleent. 3 Aug. 1639. Frans van Ingen, erve sijner moeder Odilia Martens, beleent, 6 Mcy 1665. Johan Otto van Ingen, erfgenaem sijns vaders Frans, nae afftremaekt versuym beleent, 25 Mey 1718. Idem 2) draegt dit leen op aen Johan van Essen, burgermeester der stadt Groenlo, en Koelanda van Eek, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 16 Mey 1719. Johan van Essen, borgen neester der stadt Groenlo, erfgenaem sijner ouderen Johan van Essen en Koelanda van Eek, beleent 4 Arnr 1761 , ^ub. Jan van Essen 3), minderjarig, erfgenaam sijns vaders Johan van Essen, beleend, 19 Oct. 1762. Idem, landdrost der graafschap Berg, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 6 Oct. 1768. Ja" o7 J'd° 1Iendrik van Essen- gebroeders, laten het magescheid van 24 Febr. 1772 approberen en per clausulas concernentes registreren, waarbij aan Tido Hendrik van Essen dit leen is toegedevld 22 Meert 1774. Tido Hendrik van Essen, vaandrig, erfgenaam sijns vaders Johan, uyt kragt van geaprobeert magescheyd beleend, eodem die. Petronella Johanna Helena van Eys, gesepareerde ehevrouwe van Tido Hendrik van Essen, laat registreren een extract uyt het contract, 16 Man 1795 met haren voorn, man gesloten, en uyt hoofde van dien dit leen ten haaren naeme overtekonen, 15 Febr. 1797. 107. HENGEL. Een stuck lants in den kerspel van Hengel bij den kirekhove mit sijnen tobehoren ontfinck Albert ten Backhues, anno 1403. Johan ten Backhuse, erve sijnes vaders Alberts, ontfinck dat goet ten Backhuse mit sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel te Hengel, te Zutphenschen leensrechte, anno 1405. Aleydt ten B r o i 11 ontfinck dat goet ten Backhuys met sijnen tobehoren, gelegen opgen Goye, in don kerspel van Hengel, mitz haren man ende momber Wynout ten Backhuys ende transporteerde tselve voort op haer dochter ') gehuwd met Jurrien van Ingen (akte). ') gehuwd met Luvina van Voorn (akte). ") Zijn moeder was Eüsabeth Helena van derLith of L i d t (akte). Gertrud ten Backhuys, a°. 1424. Gerrit Megenboldinck hnlder. Aleid ten Backhuys, huysfrou Engelbert G e 11 i n g s , an. 1465. Engelbert ten Backhuys vernijt eedt van den goede ten Backhuys met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel opt Goy gelegen, daer naest gelant is dat goet te Eengerinck an d'een sjjde ende dat goet ten Eyckhave an d'anier, 14 Oct. 1473. Bernt ten Backhuys, erve sijnes vaders Engelberts, 19 Aug. 1484. Gerrit Horstinck erft op sijnen soon Evert Horstinck, 23 Oct. 1521. tVersuym onwetenheyt halven quijtgescholden. Sijn broeder Steven doet hulde. Idem eedt vernijt deur sgnen broder voorn., 20 Sept. 1538, 3 Julii 1544. Steven Horstinck erft op sijnen soon Thonis Horstinck, 14 Junii 1556. Idem vernijt eedt, 20 Nov. 1581. Martin ter Voerme van wegen sjjnes gevangenen vaders, wjjlen Thonis voorn., vercoopt dit leen 9 Febr. 1590 an Geertgen ten Volwerts, huysfrouw Johans ten Ha m, die daerinede beleent is, 3 Aug. 1598. Eadem tucht haren man voorn, met wijder verklaringe, so sij beyde sonder ljjffserven sterven, dat 't leen sal commen op haren oom Welmer Lensinck ende sijnen naesten erven, 7 Martii 1604. Welmer Ij e n s i n c k , erve sijner nicht Geertgen voorn., beleent, 8 Oct. 1604. Styne Cu pers, huysfrou Willems ten Nyenhuys, richters to Hengel, erve haror nicht, nemlick hares vaders susterdochter Gertgen voorn., beleent, 8 Nov. 1604. Willemtgen ten Volwerts, huysfrou Jan Everts, vertijt op 't recht, dat liaer van haer halve suster Geertgen mag angeërft sijn, bestedigende die makinge op Welmer Lensinck geschiet, 29 Junii 1605. Jacob Lensinck, erve sijnes vaders Welmers, onmundig, beleent, ende sijn moder Jenneken ter Minckhorst gebruyekt tot huider haren eeman Henrick Was si nek, 20 Maii 1608. Jenneken ter Minckhorst, erve hares soons Jacobs, beleent, 19 Aprilis 1624. Jenneken ende Marta Slaets, noch onmundich sijnde, als erve haerer bestemoeder Jenneken ter Minckhorst beleent, 19 Meert 1641. Johanna Slaats 1) eet vernieuwt ende derselve dispositie geschiet, 29 Julii 1650. Eadem 2), geassisteert met haer man Jorrien B e e c k e r, draecht dit leen op aen Jan Frederick Be eek er, die daermede beleent is, 30 Sept. 1681- llet lloff heeft bij apointement van . . Junii 1685 dese opdracht nul ende van geender weerden verclaert, omdat de brieven van verscheiden gedaene aenmaeningen niet gelicht waeren. Johanna Slaets, weduwe van Jurrien Beecker, belast dit leen aen haer soon Hartgcr van Seist met 1000 gulden, 27 Junii 1685. ') gehuwd met Diderick van Zeist akte). ') In deze akte heet zij Johanna Maria. Elsabe Geertruyd van Dam beleend met dit leen, gelijk hetselve door dode van Johanna Slaets op haar soon Hartger van Seist, vervolgens op haar moeder Wendelina Bruinis1) en door dode van die op haar gedevolveert en verstorven is, 29 Maii 1755. Eadem en haar man Gerhard van dor Sluys laten haar huwlijksvoorwaarden van 12 Junii 1767 approberen en registreren, 20 Oct. 1769. 108. HENGEL. 't Goet te Magenboldingh te Hengelo te dienstmansrechte erkent bij Gerrit Magenboldingh, anno 1326. Gerrit Magenboldingh ontfinck dat goet tot Megenboldinck, in den kerspel van Hengel gelegen, met sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechte, anno 1403. Idem, anno 1424. Johan van Holthusen transporteert dit leen op Albert Middeldorp, anno 1428. Albert Middeldorp bij transport sijnes vaders Alberts, a" 1465. Idem vernijt ecdt van den goede tot Magenboldinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel gelegen, met der eener sijden neven der heyden, met der ander neven den Hoenenck, 30 Sept. 1473. Gerrit van Middeldorp, erve sijnes vaders Alberts, 12 Nov. 1476. Idem vernijt eedt, 20 Aug. 1484. Dirck van Middeldorp erft dat goet geheiten Magenboldinck met allen sijnen in- ende tobehoren, gelegen in dor graoffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel, in der buyrschap van Noortwyck, tot Zutphenschen rechten op sijnen soon Albert Middeldorp, 24 Junii 1539. Idem vernijt eedt, 20 Junii 1544. Dirck Middeldorp, erve sijnes vaders Alberts, 23 Maii 1553. Idem vernijt eedt, 27 Aprilis 1556. Gertrud Y s e r e n , weduwe Albert Middeldorps, crigt uutstel, 3 Dec. 1557. Eadem, erve hares soons Dirx, beleent, 17 Maii 1558. Haer broder Cornelis Yseren is haer gecoren huider. Willem Middeldorp, erve sijner moder Gertrud, beleent in den jare 1585 bij W. Criep2) van wegen Con. Maj., erft op Thomas Middeldorp, sijnen soon, 2 Oct. 1600. Idem tucht sijn vrou Aelheyt van Buerse ende maockt, datnasjjnen ende sijner huisfrouwen doot dit leen onder den anderen 3) kinderen gelijcklick gedeylt sal worden, 27 Junii 1622. ') gehuwd met Daniël van Dam (akte). ") kanselier van den Souvereinen Raad in het Overkwartier van Gelderland te Roermond. Deze was ingesteld in 1580, nadat in 1578 de 3 andere kwartieren naar de Staatsolie zijde waren overgegaan. Zie J. L. Geradts, Bijdr. tot de gesch. van den Souv. Raad enz., blz. 40 vgg. ') diewijl sijn oltste soon met eenen thiend in den ampte van Bredevoort, in den kerspel van Winterswick, in der bucrschap van Medeho begnedigt (akte). Zie 177a. Geertruyt Middeldorp') voor haer ende haere mcterffgenamon beleent als erve haeres vaders Tomas uuyt cracht van derselver dispositie, 4 Mey 1641. Gecrtruydt2), Anna ende Johanna Middeldorps, gesusteren, dispositie 3) mitsgaders der voorn. Anna ende Johanna reciproque tuchtmakinghe ten opsichte van ieders derdepart in 't leen Megenboldinck, welcke gesusteren onder het voors. leen mede te leen gemaeckt ende ontfanghen hebben een stuck weyde off groenlandts, die Wymeldincksmate genoemt, alsmede al hetgeene aen den Blooten camp aengelecht ende aengecoft is ende wyders gesustineert off gepretendeert mochte worden hunnen allodiael ende niet feudael te sijn, om al 'tselve in ende onder den leengoede voors. gecomprehendeert ende tot een leen ende met een heergewaet verheft te worden, mitsgaders heurer testament- ende tuchtmakinghe daerover geschiet, 21 Oct. 1650 4). Johanna Aleida Middeldorp draecht op haer gedeelte van dit leen aen Engelbert van W o 1 d e n b o r c h tot de Manhorst als vader, momber ende huider van sijn kinderen Gerardus Lubbertus en Anna Maria Geertruyt, 8 Junii 1675. Idem q. q. beleent met het bovenstaende leen, geljjck hetselve op 21 Oct. 1650 met Memelincksmate ende andere parcelen vergroot is, door dode ende dispositie van Geertruyt ende Anna Middeldorps ende door refutatie ende afstant van Johanna Aleida Middeldorps op sijne voorn, kinderen in het geheel vererft, 11 Julii 1675. Willem van Deutecum tot de Kemnade voor hem selfs ende als vader ende momber van sjjn kinderen, bij Geertruyt van Woldenborch verweckt, door Engelbert van Woldenborch op den comparant vererft, beleent, 24 Mey 1692. Lutgarda Marie van Doetinchem, erfgenaem haers vaders Willem, beleent, 8 Febr. 1716. Joan Engelbert van Doetinchem en Lutgerd Maria van Doetinchem, egteluyden, laten haer huwelijxvoorwaerden d.d. 9 Mey 1720approberen, 11 Maert 1721. Everhardina van Doetinchem, onmundig, erfgenaem haers moeders Lutgerd Maria, beleent, 15 Julii 1722. Maria Everhardina Arnolda van Doetinchem, meerderjarig, beleent, 6 Febr. 1738. Deselve draegt dit leen op aen Johan Engelbert van Doetinchem, haer vader, die daer weder mede beleent is, eodem die. Benedictus van Doetinchem, erfgenaam sijns vaders Johan Engelbert, beleent, 17 Maii 1759. ') geassisteert met Jacob van Win som, baoren soon (akte). *1 weduwe van Lubbert van W i n s h e y m (akte). ■'I Zij vermaakte haar '/.i aan haar dochter Lutgardt van Winsheym (akte). 4) In deze akte komen de woorden voor: „het erve ende goet Megenboldinck, althans Memelinck genoemt". 109. HENGEL. Ecu goet gcheiten Meynerfoldinck ofte Meynwoldinck, to Hengel gelegen, suecken t'ontfangen l>ie meysters van den Nyen Gastlinse binnen Zutphen, maor so men versuym vernam, sijn sij uutgestelt tot des hertogen comst, 18 Sopt. 1538. 109a. HENGEL. 't Goet te Ryngerich met sijnen tobehoor, gelegen in den kerspel te Hengel, ten Zutphensehen leen heeft ontfangen Sweder S e s s i n g, anno 1378. Gertrud Stevens beleent, anno 1378. Ghese te Ryngerinch, a° 1403. Joban van Hagen momber. Gertrud Ringerinck ontfinck dat goet tot Ringerinek met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengelo, in der buyrschap Kodewyck, a". 1424. Joban van Hagen momber. Wendel van Hagen, huysfrou Geerlochs van B r n n s v o 11, bij transport Gertrud voors. beleent, a°. 1424. Johanna van Jirunsvelt, huysfrou Joban L o e n i s , bij transport harer moder Wendel voorn., a°. 1442. Eadem, anno 1465. Eadem vernijt eedt van den goede geheiten Rengerinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel gelegen, daer naest geiant is dat goet te Goetinrk an d'een ende Albert Wolters hofstede an d'ander sijde, 12 Oct. 1473. Eadem vernijt eedt, 18 Aug. 1484. Eadem vernijt eedt, a°. 1492. Wende] Loenys, huysfrou Claes Mol ten, erve harer moder Joanne, beleent, anno 1498. Eadem, weduwe Claes Moltz, stelt tot huider Dirck van Steenre, a". 1515. Konne Hulskamp ') bij transport harer moder Wendel Smolts beleent, a". 1516. Eadem, huysfrou Gerrit Wintmoelen, 3 Junii 1527. Eadem eedt vernijt, 18 Sept. 1538, 26 Junii 1544, 30 Maii 1556. Balthasar Holskamp, erve sijner moder Cunere Smolts, erft op ChristolM Holscamp, sijnen soon, die voort erft op sijn moder Henrica Stenderincx, huysfrou Serrys Steridcrinx, 9 Martii 1559. Reynerdinck. Thonis Roessinck bij transport Henrice voorn., 26 Nov. 1566. Bernt Roessinck, erve sijnes vaders Thonis, 10 Aug. 1598, ontfengt dat goet geheiten Rengerinck met allen sijnen tobehoren, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel Hengel ende in der buyrschap Kodewyck gelegen, daer an d'een sijde naest gelant is dat goet to Goetinck 2). ') In een andere akto staat Cunne Smolts. 2) In de akte staat bij vergissing Soetinck. Derck Roessinc, erve sijns vaders Beernts, beleent, 4 Nov. 1626. Idem maeckt dit leen onder sijnne samentlieke kinderen ende erffgenamen deylbaer, 11 Aug. 1645. Idem revoceert sijne voorighe dispositie ende maeckt dit leen bij dispositie aen twee kinderen van Henrick in de Betuwe, genaemt Paul ende Gerritjen, geprocreëert bij zal. Judith Bussinck, 7 Jan. 1652. Henrick in de Betuwe als vader van sijnne kinderen uyt crachte van dispositie beleent, 7 Julii 1656. Bernt van Laeckhuysen, erve sijner moeder Geertruyt Roessinck '), beleent, 28 Julii 1656. Sijn vader Willem van Laeckhuysen is bulder. Gerarda in de Betuwe doet haer uyt cracht van dispositie van Derck Roessinck belenen met de helfte ende tuchtickt haeren man Bernardt M e i n t s onder conditie dat hij haer wederom tuchtighen sal in sijn leongoet Kreyenburgh, aen den huyse Keppel leenruerich, 6 Aprilis 1659. Paulus in de Betuwe en Berent Meints als man en momber van sijn huysvrou Gerritjen in de Betuwe naer verclaeringe van Berent Meints in de naem sijner huysvrou, dat deselve van dit leen vergenoecht was, ende naer eetvernieuwinge van Paulus in de Betuwe draegpn dit leen op aen Peter Dynant ende Anneken Prins, echteluyden, die daermede beleent sijn, 1 Sept. 1671. Idem tuchticht sijn vrou Aleida van der Veen, 6 Nov. 1684 Peter Dinant, predicant tot Oostsanen, Jan Dinant en de onmundige kinderen van Stoffel Dinant en Bernhardina van E 11 e n als erfgenamen van Peter Dinant en Anneken Prinsen, gewesen egtcluyden, beleent met dit leen, met een weyde de Peerdemathe genoemt, soo onder dit erve gebruyekt wordt, 6 Nov. 1690. Idem transporteert dit leen aen Bernhardus Umbgrove en Theodora C r u s i u s, egteluyden, die daermede beleent sijn, eodem die. Lncretia2) en Wilhelmina Umbgrove, erfgenamen haers vaders ende moeders, beleent, 21 Dec. 1717. Huider Joris Timmer3), predikant. Deselven stellen nae doode van Joris Timmer tot huider Anthony Timmer, predikant, 31 Maart 1740. Everhard Wilbrennink nom. ux. Margaretha Timmer, erfgenaam haarer moeder en moey Wilhelmina en Lucretia Umbgrove, beleend, 25 Maart 1754. Margaretha Timmer steld na dode haars mans tot bulder Jolian Nyhof, 20 Jan. 1757. Eadem draagt dit leen op aan Hendrik E1 f e r i n k en Jenneken Rutgers, eheluyden, die daar weder mede beleent sijn, eodem die. Idem na bekomen approbatie van 't magescheyd 4) van 13 Junii 1763 beleent met dit leen buyten 'tgeene daarvan afgespieten en afson- ') In de akte staat Rustinck. Blijkbaar i.s echter Roessinck bedoeld. ') weduwe Hermannus Wilbrenninck (akte). 3I echtgenoot van Wilhelmina (akte). ') tusschen hem ter eene en Beernt Ontstenk pro se et nom. ux. Grietjen Reind e r i n k en Geertruyd Reinderink (akte). derlijk verheft is, gelijk hem sulks door dode van sjjn vrouw Jenneken Rutgers en nvt hoofde van voors. magescheyd in 't geheel aangekomen is, 16 Maii 17G4. S g Idem benevens sijn vrouw Keyntjen Hietink laten hare huwlijksvoorwaarden van 9 April 1764 approberen en registreren, eodem die. Deselve eheluyden dragen dit leen op aan Berent H e s s e 1 i n k, Albert Derks en Geertruyd Reinerdink ehelu} den, Berent O n s t e n k en Grietjen Rey nerdink, eheluyden, mitsgaders Frederick Jansen op Dringenburg, die daar weder mede beleent sijn, 17 Junii 1766. Afgespleten van § 109a. 109a § 1. 1°. Een stuk lands, groot ongeveer 10 schepel gesaay, genaamt den Biel, schietende met de eene sijde nevens Groot Bruynderinks land, aan de andere sijde nevens de Rekenkamers land. 2U. Een weyde, groot 4 dag maajens, genaamt de Hooyweyde, met de eene sijde nevens Kleyn Wassinkweyde en met de andere sijde nevens Hiddinkweyde, met den eenen eynde aan de Lankhorster strate en met 't andere evnde aan de Middelbeek. 3°. Een stuk land, het Lange stuk genaamt, met de hegge over 't Veldeken, groot ongeveer 7 schepel gesaay, met de eene sijde nevens de Rekenkamers land en met de andere sijde nevens Elferinks land, met 't een eynde aan 't costeryland en met den anderen aan 't Veldeken 4 • 'J'wee stukken lands, het eene genaamt het Moldersgesaay, schietende met de eene sijde aan Steven Onstenks land en met de ander sijde aan den Paalakker, en 't twede genaamt het Kleyne stuksken, groot 1 schepel gesaay, aan de eene sjjde langs de Lake en aan de andere sgde langs Dringenborgs land, wesende die twe stukken te samen groot ongeveer 5 schepel gesaay. 5°. Drie stukken lands, het eerste groot ongeveer 6 schepel, gelegen met de eene sijde nevens de Rekenkamers land en met de andere nevens Knipscheers land; het twede, genaamt t Brede stuk, groot 6 schepel, met de eene sijde naast Dukkelburgs land en met de andere nevens Dringenborgs land, en 't derde, het Hoge stuk genaamt, aan de eene sijde nevens Dringenborgs land en met de andere sijde nevens het armeland; als een bysonder leen en afgespleten van het goed Ryngerich of Rengerich, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Hendrik E1 f e r i n k pro se et nom. ux. Jenneken Rutgers aan Hendrik L angel en Catharina Jacoba Del wig, eheluyden, Gerrit Hiddink en Fenneken Hiddink, eheluyden, Revner Harst en Elsken ten Barme, eheluyden, Steven Onstinck en Aaltjen Hendriks Mennink, eheluyden, en Hendrik G o t i n k en Janna Cupers, die daar weder mede pro indiviso beleentsiin, 20 Jan. 1757. J ' Hendrik Onstenk en Tennis Hiddink, successenren feudaal van Steven Onstenk en Aaltjen Mennink, in leven ehelnyden, en van Garrit Hiddink en Fenneken Hiddink, in leven eheluyden, Catharina Jacoba Delwich voor sig selvs en als tngtenaarse van haar man Hendrik Langel, Reint Harst en Elsken ten Barme, eheluyden, Bernardus Gotink als successeur feudaal van sijne ouders Hendrik Gotink en Janna Cuypers, in leven eheluyden, pro indiviso beleend, 22 Maart 1787. Afgespleten van 109a. 109a § 2. HENGEL. Een weyde, de Paardemaete genaamt, groot ongeveer 4 koeweydens, in 't landrostampt der graafschap Zutphen, kerspel Hengel, buurschap Rodewich') gelegen, sjjnde een gedeelte van het goed Keyngerig of Rengerig, palende aan die voors. weyde oost de erfgenamen van Petrus van Eys, west de gemeyne weg, suyden Staring en Dringenborg en ten noorden het goed Gotink, als een bysonder leen, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regte met een pond goed gelts te verheergewaden leenroerig, opgedragen door Hendrik Elferink pro se et nom. ux. Reintjen Hietink aan Isaiicq van Eys, die daar weder mede beleend is, 8 Nov. 1764. Lambert Arnold Willinck, richter van Hengelo, laat approberen en registreren een gerigtelgk transport d. d. 4 Aug. 1782 met relatie tot dit leen en sig uyt dien hoofde daarmede beleenen, 8 Maii 1787. Aalbert Onstenk en Salomon ten Huurne laaten registreren een gerigtelijk transport d. d. 23 Dec. 1803, door L. A. Willinck en Gerharda Anna S 1 i c h e r, eheluyden, ter hunner behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen, ieder voor een geregte halfscheid, ter hunner naamen overteekenen, 21 Jan. 1804. Afgespleten van 109a. 109a § 3. HENGEL. Een campjen lands, met d' eene sijde aan de gemeene weg en met d' andere sijde en beyde eyndens aan twee weydens van de heeren van de Rekening in Gelderland, in het landdrostampt der graafschap Zutphen, kerspel Hengel, buurschap Rodewick x) gelegen, sijnde een gedeelte van het goed Ryngering of Rengering, als een bysonder leen, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten met een pond goed gelds te verheergewaden leenroerig, opgedragen door ') Dezo schrijfwijze is blijkbaar verkeerd. In oudere akten heet de buurt K o d e w i e k. De minder duidelijk geschreven K heeft aanleiding gegeven tot de fout, die zich van akte tot akte heeft voortgeplant. Hierbij d°«t zich nog dit eigenaardige voor, dat in de akte van 17 Juni 1766 (onder 109a) sprake is van „de buurschap Rodewigh off Covick". Nu is Covick blijkbaar een samentrekking van Kodewick. Een buurt van dien naam wordt tegenwoordig onder de gemeente Hengelo niet meer aangetroffen (wel daarentegen in Steenderen), maar de heer J. J. Florissen, pastoor te Hengelo, heeft mij welwillend medegedeeld, dat in een „memorie rakendo de Roomse pastorie tot Hengel" van 17 November 1770, opgemaakt door Johannes van Munster, „Rooms priester aan den Keyenberg", onder de buurten van het richterambt Hengelo o. a. genoemd wordt: den Covyk, maar dat het hem tot dusver nog niet heeft mogen gelukken de ligging dezer buurschap nader te bepalen. Berend Ontstenk ') en Aalbert Derksen pro se et nomine uxorum aan Isaiick van Eys en Johanna Cornelia van Sonsbeek, eheluyden die daar weder mede beleend sijn, 27 April 1773. ' Lambert Arnold Willinck laat approberen en registreren een gerigtelijk transport d. d. 4 Aug. 1782 met relatie tot dit leen en sig uyt dien hoofde daarmede belenen, 8 Maii 1787. Denselven draagt dit leen op aan Jan Wassingmaat, die daar weder mede beleend is, eodem die. HO. HENGEL. 'tGoet te Elverenvrydinck met allen sijnen toebehoren, gelegen in den kerspel te Hengel, te Zutphenschen leen' ontfinck Albert ten Backhuse, anno 1378. UOa. HENGEL tGoet te Myntynge, gelegen in den kerspel te Hengel te Zutphenschen rechten erkent bij Albrecht M y n t i n g e, anno 1378. Hugo M e n t i n c k ontfinck dat goet to Mentinck in den kerspel van Hengel tot eenen Zutphenschen leen, anno 1387. Idem, anno 1403. Idem, anno 1424. Albert Meyntinck, erve sijnes vaders Hugo, a°. 1426. Willem Myntinch, minderjarig, erve sijnes vaders Alberts, a°. 1430. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede to Myntinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel gelegen, daer naest gelant is Derich 'ten Holte an d'een sijde ende Derich Eskens an d'ander, 5 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 19 Aug. 1484. Idem vernijt eedt, anno 1492. In der buyrschap Nortwick. Gerrit Mentinck, erve sijnes vaders Willem, a°. 1501. Henrick Mentinck, erve sijnes vaders Willems, a°. 1503. Idem maeckt hierbij noch te leen een stuck lants to Hengel treheiten Henricus slach, 17 Junii 1538 'J). Idem vernjjt eedt van den goede Mentinck, gelegen in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel, 20 Sept. 1538, 3 Julii lr,44 9 Junii 1556. ' ') De akte heelt Ontsteyn. *) Zie 111. Johan Mentinck crigt uutstel, 13 Sept. 1559. Idem, met wil sijnes olsten broders Bernts erve sijnes vaders Henricks, ontfengt dat goet geheiten Mentinck, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengelo gelegen, daer naest gelant is Dirck ten Holt an d' een sijde ende Dirk Eskinck an d' ander, tot Zutphenschen rechten, 9 Nov. 1559. Gerrit Mentinx, erve sijnes vaders Johans, 18 Dec. 1565. Idem crigt uutstel, 23 Sept. 1581. Johan Mentinck, erve sijnes vaders Gerrits, 26 Febr. 1584. Sijn moder Hermanna gebruyckt Carl van den Sande tot huider. Idem tucht sijn vrou Sweentgen ï a n c k i n c k s, met bescheyt dat, 30 sij, kinder van hem beholdende, herhilickt, dat dan dese tucht alleen ant halve leen sal strecken, 20 Aug. 1601. Gerriken Mentincks, erve hares vaders Johans, erft op haer moder Sweentgen Tanckincks, huysfrou Henrick Lettincks, 29 Jan. 1607. Eadem, te kennen gevende, dat hares voorman Johans suster Aele Mentinx, huysfrou van Lubbert Woeltes, heeft den derden voet ende sijn oom Willem Mentinck voor afgoedinge togedeylt sijn 425 daler ende tween moyen elck 400 daler, waervoor die oom in gebruyck heeft 2 molder geseys met een weyde genoomt Mentinckmaet, d'eene moy 4 ende d'ander 2 ofte 272 molder geseys met een weyken bij 't huys ende eenen halven hoffdat 2 moyen Willems voorn, togedeylt sijn elck 50 rjjder, daervan sij beuren elck 3 rijder sjaers; dat Hermannae, Johans moder, voor haer tucht bewilligt is erflick 100 daler ende daervoor een molder geseys in gebruyck gedaen; dat die pastori van Hengel uut desen leene sjaers treckt 5 daler, bij den voorsaten gegeven, ende ste Thonis gilde 3 goltgulden; joncker Cloeck to Deventer 8 gulden; verclaert haer wil te sijn, so haer man haer overleeft, dat die penningen, daermede bij haerer beyder leven alle ofte eenige der voors. lasten afgelost werden, nyet haer oltste soon alleen, maer die vader halft' ende die semtlicke kinderen elck even veel in d'ander helft sullen genieten, 4 Sept 1618. ' F' Eadem bewijst aflosse van 425 daler an Willem Mentinck, 400 an Dirck Vaelveldinck als erfgenaem van Anne Mentincks ende 400 an Henrick Egginck van wegen sijner huysfrou; noch an Hermken Horstmcks 100 gulden in minderinge van 100 daler, 30 Jan. 1622. Eadem maeckt dit leen haeren olsten soone Johan Lettinck, mits daervan uuytkerende den dorden voet ende bovendien aen sijnne drie susters, Gerritgen, Grietgen ende Lambertgen, uuytkerende 1200 gld. capitaels off 400 gld. elx ende ooc jaerlix gevende aen sijn vader Hendric Lettinc 2 molder hart ende 2 molder weeck saets, daerinne sij, Sweentgen, haeren man sijn leven lang tuchtiget mits desen, 14 April 1632. Eadem x) laet de houwelixe vurwarden, tussen Tonis Kensen ende Lambreclit Lettinc, haer dochter, 9 Nov. 1637 opgericht, approberen ten respecte van 't leengoet Mentinck, 2 Aprill 1640. Lamberich Lettinghs, erve haerer moeder Swaentgen, uyt cracht van haere dispositie beleent mette helfte, 11 Aug. 1659. ') Zij was toen weduwe (akte). Zutphen. 20 Margareta Lettinck ') beleent met het geheele leengoct ende laet haere dispositie approberen van weeghen 1/3 van 'tselve leen, 11 Oct. 1659. Lambrech Lettinck laet haere dispositie van 1L van dit leen approberen, 2 Nov. 1659. De kinderen van Lambrich Lettings sijn met dit leengoet beleent, uytgenomen den derden voet, door haeren vader Antoni van Eensen, burgermeester van Deutecom, 25 Febr. 1678. Johan Eensen, erve sijns moeders Lambrecht, beleent, uitgenomen met den derden voet, 25 Maert 1696. Idem, opnieuw beleent, uitgenomen den derden voet; het twaelfde gedeelte, waervan Hendrik Abelen 2) gerenuntieert heeft, mede in sijne beleninge begrepen, 8 Oct. 1708. Alard Eensen, erfgenaem sijns vaders Johan, beleent, 12 Febr. 1729. Lamberta Eenssen, erfgenaam baars broeders Allard, beleend, 6 Febr. 1754. Huider Bernard Lubbert Wilbrenninck. Alard Eenssen Winoldy, erfgenaam van Lamberta, beleend, 11 Maii 1774. Idem laat approberen en registreren de huwelijkse voorwaarden, 27 Aug. 1767 met sijn vrouw Everdina C rem er 3) opgericht, eodem die. Everdina Cremer, weduwe Alard Eenssen Winoldy, als tugtenaarse in conformité van de opgerigte lmwlijksvoorwaarden beleend, 9 Julii 1776. Huider Derk Jan Cremer. 6. J. Liesen en J. Dalmont, eheluyden, laaten registreren een gerigtelijk transport d.d. 15 Sept. 1802, door Mr. A. van I d s i n g a en E. Cremer, eheluyden, ter hunl. behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunl. naamen overteekenen, 18 .Tunii 1804. Afgespleten van 110a. 111. HENGEL. Een stuck lants, geheiten Mentincksslach, uut den goede Mentinck, opt Goy in den kerspel van Hengel gelegen, voor veel jaren versatt, nu vercoft ende ten besunderen leen gemaeckt tot Zutphenschen rechten bij Henrick Mentinck tot behoeff van Johan van Lom, 17 Junii 1538. Idem vernjjt eedt, 8 Julii 1544. Bartold van Lom, onmundig, erve sijnes vaders Johans, ontfengt een stuck lants, geheiten Mentickerslach, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel gelegen, tot Zutphenschen rechten, 29 Julii 1545. Johan van Eyl is huider. Idem vernijt eedt, 28 Maii 1556. Anna W e n t i n x van Lomme, erve hares soons Bartolds, beleent, 25 Nov. 1557. Joanna van Lom, huysfrou Melchior K1 ö c k s4), erve harer moder Anne Wentinx voorn., transporteert dit op die huysfrou ') gehuwd met Herman Baerkens (akte). 2) als weduwnaar cn boedelhouder van Anna Maria Rensen (akte). 3) dochter van Johan en Constantia Catharina Visser (akte). *) In de akte staat Kloek. Henrick H a y k i n x (die Lijsbet van Lom, Johans suster, geliadt) eerst ende nu huysfrou Herman Bedichers, genoomt Ermgart Jansdochter1), 27 Febr. 1600. Wilhem Haykinck, erve sijner moder Ermgart, beleent, 14 Aprilis 1619. Arnt Haykinck, erve sijnnes vaders Wilhem 2), onmnndich, beleent door Leonart Caldenbach als momber, 19 Nov. 1630. Idem, mundich sijnde, doet selver eet, 7 Junii 1637. Idem draegt dit leen op aen Leonart Caldenbach, lantschrijver, eodem die. Gerart Caldenbach, rentmeester, erve sijnes vaders Leonart, beleent, 17 Nov. 1663. Gerhart Hendrick Caldenbach, borgermeester van Doesborgh, erve siins vaders Gerhards, beleent, 11 Maii 1696. Jan 1' a s en Hilleken M e n n i n x, ehelin'den, na afgemaakt versuvm beleent3), 23 Febr. 1743. Deselve dragen dit leen op aan Gerdina Pasman, die daar weder mede beleend is, 12 Julii 1765 4). Berendt te Winkel, minderjarig, erfgenaam sijns moeders Gerdina L'asman, 9 Aug. 1777. Huider Jan te Winkel als vader en voogd. Idem, meerderjarig geworden, laat eed vernieuwen, 15 Maart 1791. 112. HENGEL. Dat goet geheiten Mentinck sonderkamp '■) met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel gelegen, ontfinck Lambert Mentinck Henrickssoon, a°. 1403. Diedrick E s k i n c k ontfinck Mentinges sonderkamp, in den kerspel van Hengel gelegen, tot Zutphenschen leensrechte, au. 1410. Dericli Keskinck 6) ontfinck eenen kamp, die van Meintinck is, geheiten Eskenskamp, met sijnen tobehooren, gelegen op den Goye, in den kerspel van Hengel, tot Zutphenschen rechten, anno 1424. Henrick Mentinck erfft dat goet geheiten Mentinck sonderkamp, gelegen in den kerspel van Hengel, in der buyrschap van lieeckvelt, tot Zutphenschen rechten op sijn soon ) Deze beleening is niet zeer duidelijk. De akte heeft duidelijker: „opgedragen ende overgegeven Herman Kedicher, die sulx tot behoeff sijner huysfrou Krmgart Jansdochter, gewesene huysfrou van wijlen Henrick Haykinck, gehylickt geweest sijndo an Lijsbet van Lom, Jolians suster, voort ontfangen heeft". *) Willem Haikiuck gen. Spreuckel (akte). ') Zij hadden het gekocht (akte). 4) Uit deze akte blykt, dat dit goed in de buurt Bekveld lag. r,l Blijkbaar is ook dit eene afsplitsing van 110a. Immers in van Doornincks Leenacten, blz. 46, staat, dat bij transport door Huge Mentinck op 30 Dec. 1390 Trude Mentinck, zijne nicht, met haar broeder Lambert als haren momber heeft ontvangen „eenen kamp geheiten Mentinch sonder kamp, in onsen kirspel tot Hengen". Tusschen 13M0 en 1405 is dit goed van Trude op Lambert overgegaan. Het komt mij voor, dat Mentincks sondercamp beteekent een van M. afgescheiden of afzonderlijk gelegen kamp. Het Hoogduitsch gebruikt Sonder- nog in dezen zin. Zie de beleening van 1424. ") Na de beleening van Diedrick E s k i n c k in 1410 is deze naam in de hoogste mate opvallend. Derck Mentinck, anno 1461. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede geheiten Mentinck sonderkamp, in den kerspel van Hengel gelegen, ende helt omtrent 15 malder roggensaetlants; oick behoirt daerin wat sydelants1), gelegen neven Willem Meyntinck ende Henrick Elverdincks erve, tot Zutphenschen rechte, 16 Sept. 1473. Idem vernijt eedt, 21 Aug. 1484. Idem vernijt eedt, anno 1492. Henrick Mentinck, erve sijnes vaders Dirx, a°. 1498. Idem vernijt eedt van het goet geheiten Lutticke Myntinck, 23 Sept. 1538, 20 Junii 1544, 8 Maii 1556. Albert Mentinck Willemssoon erft op sijn dochter Marie, huysfrou Bartold V o i t s , 8 Aprilis 1557. Bernt Mentinck, erve sijnes vaders Henrix, 6 Oct. 1561. Henrick Mentinck, onmundig, erve sijnes vaders Bernts, 11 Nov. 1573. Aleyt Mentinx, huysfrou Willem Bueckers, erve hares broders Henrix, beleent, 19 Nov. 1580. Eadem vernijt eedt, 7 Oct. 1581. Gertrud Mentings erft op haren soon Goossen Buninck, onmundig, 27 Martii 1593.Endesijn vaderGoossen Buninck is huider. Idem, mundig, doet selver eed, 17 Aprilis 1624. Goossen Buninck, erve sjjnes vaders Gosens, beleent, 14 Sept. 1670. Tyman S t u y r m a n tot Stoltenberch als man ende momber van Columba Teresia de Buyninck laet approberen het maechgesclieit, 7 Junii 1681 tusschen de kinderen en erfgenaemen van Goswyn de Buyninck tot Eertbeecke opgericht, en laet hem nomine uxoris met dit leen beleenen, 6 Dec. 1681. Columba Theresia Buininck stelt tot haren huider Hendrik Beekhuisen na afsterven haers mans Tyman Stuyrinan, 23 Oct. 1714. Alpherdus Alovisius van Stuerman, erfgenaem sijns moeders Columba Theresia Buinink, beleent, 7 Oct. 1727. Idem draegt dit leen op aen Johan van Essen en Eoelanda van Eek, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, eodem die. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 98. Afgespleten van 112. 112 g 1. HENGEL. 25/64 parten in 2/:! van het goed geheyten Groot Mentink en Agterkamp, als een bijsonder leen en afgespleten van een goed geheyten Mentink, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig, te leen ontfangen bij ') Side = laag. Bernard Lubbert Wilbrenninck, gelijk hetselve hem uyt kragtvau magescheid aangekomen is, 29 Jan. 1755. 113. HENGEL. tGoet t'Averenge, gelegen in den kerspel van Hengel, tot eenen Zutphenschen leen ontfinck Bernt t'A v e r e n g e , anno 1378. Bemt Oeverencke van Bronchorst ontfinck dat goet Overeick met sijnen tobehoren, anno 1403. Idem, anno 1414, 1424, 1465. Idem ') vernijt eedt van den goede tot Oeverinck met sijn tobehoren, in den kerspel van Hengel gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Haykinck an d'een ende dat goet to Broenrinck an d'ander sijde, 14 Oct. 1473. Wische van Overinck, huysfrou Lubberts van der Vechten, erve hares vaders Bernts, 26 Aprilis 1476, transporteert dit selve goet op Steven van Kervenhem, 27 Aug. 1484. Gerrit van Kervenhem erft op sijnen soon Henrick van Kervenhem, 24 Julii 1491. Idem vernijt eedt, anno 1495. Jutta van Kervenhem, huysfrou Christophers van Munster, erve hares vaders Henrix, beleent, 12 Martii 1551. Eadem eedt vernijt, 28 Maii 1556. Eadem eedt vernijt deur Johan ter Inden, 9 Maii 1562. Elisabet van Munster bij transport harer moder Jutte, voorbeholden een tuchte, 9 Maii 1562. Vijth van Munster crigt 3 maenden uutstel, 9 Julii 1580. Idem, Christophers ende Jutten soon, bij deylinge, 4 Oct. 1581. Ende sijn broder Henrick renuncieert hierop. Idem maeckt dit sijnen nakinderen so, dat sijne voorkinder tselve met 't goet to Selle 2) met 1500 gulden altijt lossen mogen, 7 Aug. 1596. Idem, wederroepende die voors. makinge na dode sijnes eenigen voorsoons Bernts van Munster, tucht sijn vrou Agnes M e y e r s ende maeckt dit sijnen oltsten nasoon, 9 Sept. 1608. Koeloff Hendric van Munster, erve sijnes vaders Eocloffs, die het geërft van sijnen vader Vijt, beleent, 16 Julii 1633. Idem doet selver eet, 19 Dec. 1651. Idem vercrijght bevridonghe van de lheenplickt voor eenige parceeltjes, mits dat een huys, hoff ende peerdeweyde in de Coevick3) te leen gemaeckt ende hiernae met een dubbelt heergowaet sal verheft worden, 4 Aug. 1655'. Idem draecht op de peertsweide in den Coevick aen Peter G r e v e n, 8 Mey 1666. ') Vermoedelijk hebben wij hier te doen met meer dan één persoon van denzelfden voornaam. Waarschijnlijk is 1414 liet jaar van overgang. z) Zie 118. Vgl. hierover het op blz. 303, noot '), gezegde. Idem draecht die poertsweide op aen Peter D i n a n t ende Anneken Prins, die daermede beleent sijn, 21 Julii 1674. Mechteld de Wo 1 fs, weduwe, Anna Elisabet, Geertruid Angenees, Anna Catharina, Andries en Hendrick van Munster, mede de rato caverende voor Jan van Munster, erfgenamen van haer respective man, vader en schoonvader Koeloff Hendrick, beleent, 29 Maert 1708. Deselven dragen dit leen op aen Hendrick van Essen en Helena Catliarina van Diemen, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, eodem die. Johan van Essen, erfgenaam sijns vaders en moeders Hendrik en Helena Catharina, beleent, 18 Oct. 1727. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 98, behalve dat hier als laatste post nog het volgende wordt aangetroffen: Johan van Essen laat registreren een convenant d.d. 15 Sept. 1804, met desselfs vader Mr. T. H. van Essen over de nalatenschap van wijlen Mr. Jan van Essen ingegaan en gesloten, 3 Oct. 1804. 114. HENGEL. t Goet te Gelting ten Zutphenschen leen heeft ontfangen Daem Vogels dochter, anno 1378. Johan H e 11 e r i n c k ontfinck dat goet ten Groten Geltinck, gelegen in den kerspel van Hengelo, tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1388. Johan G1 e r i n g, burger to Zutphen, ontfinck dat goet geheiten die Grote Gelting, in den kerspel van Hengel opt Goy gelegen, ende transporteerde tselve voort op Gertrud, sijn dochter, huysfrou Conrad Ysers, a°. 1402. Eadem, anno 1424. Gertrud Y s o r e n , huysfrou Jacob Huerninx, a°. 1427. Gertrud^o Conrad Yserens wijff, vernijt deur Henric Sewinch, 22 Maii Eadem set tot momber Derck ten Wal, a°. 1445. Anthonis Yseren van wegen ste Walburgen k er ck binnen Zutphen bij transport Gertrud voorn., a°. 1452. Ilenrick Ellerdinck als erve sijner olderen ontfinck dat goet tot Groten Geltinck, hoge ende lege, met sijnen tobehoor, gelegen op den Goy, 3- • 1452. Conrad Schimmelpenninck to behoeff der fabriken der kerek voorn a° 1466. ' Alphert Kribbe bij overgevinge Conrads voorn., a°. 1470. Idem, kerekmeister, vernijt eedt van den goede tot Groten Geltinck met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel gelegen, daer naest gelant is dat goet ten Landsinckhave an d'een ende die Geltinckstege an d' ander sijde, 12 Oct. 1473. Henrick Ellerdinck vernijt eedt van den goede tot Groten Geltinck, hoge ende lege, met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengel gelegen op 't Goy, daer naest gelant is dat goet te Cleyn Geltinck an d'een sijde. Daerin behoort oick die mate, die gelegen is an Hattemermerck bij Leern ten Hagestege, met eener kofstat, 19 Oct. 1473. Alphert Kribbe vernijt eedt, 21 Aug. 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1492. Henrick Yseren, huider, a°. 1498. Andries Aetsack, kerckmecster, beleent, a°. 1510. Johan Aessack, kerckmeester, beleent, 27 Aug. 1534. Alpkart van Tille mitz dode Johans bulder, 17 Dec. 1538. Idem vernijt eedt, 27 Aprilis 1556. Jasper Cloeck huider mitz dode Alpherts, 13 Oct. 1568. Evert Aessack ende Henrick Euyter, kerckmeesters crigen 3 maenden uutstel in plaetse des verstorvenen Jasper Cloex eenen nyen huider te stellen, 4 Oct. 1580. Henrick li ut er in plaetse Jaspers beleent, 15 Nov. 1580. Evert Aessack ende Willem Jacobssoon crigen 3 maenden uutstel voor do kerck, 26 Oct. 1582. Idem huider mitz dode Henricks, 19 Aprilis 1583. Jacob Velthoen, bulder in plaets Evert Aessacks, beleent met den goede geheiten Groten Geltinck met allen sijnen tobehoor, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel gelegen, 3 Maii 1610. Ludolph Silvius, huider, als last hebbende van Aelbert Wentholt ende Leonart Caldenbach, kerckmeesteren, beleent, 25 Maii 1630. Peter van Diem, als last hebbende van Leonart Caldenbach ende Henrick van Diemen als kerckmeisteren, beleent, 16 Maii 1655. Hendrick van Essen door ordre van de kerckmeesteren van de Wolburgen kercke tot Zutphen nae afsterven des voorgaenden hulders beleent, 22 Aprilis 1676. Bartold van Dimen Opgelder, kerkmeester van de Wolburgen kerk tot Zutphen, na afsterven van Hendrik van Essen namens de kerk beleent, 11 Nov. 1723. Gerhard Vatebender, kerkmeester van st. Walburgs kerk binnen Zutphen, na afsterven van Barthold van Diemen Opgelder namens de kerk beleend, 5 Oct. 1736. Jan Hasebroek, kerkmeester van st. Walburgs kerk binnen Zutphen, namens de voors. kerk beleend, 3 Dec. 1765. 115. HENGEL. Nyenhusingh met sijnen tobehoor, in Hengelre kerspel op den Goye, ten dienstmansrechte ontfinck Gerrit Rabende, anno 1378. Deyn ltaebde van Zutphen ontfinck dat goet ten Nyenhusingh met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengelen, tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1380 '). ') De door P. N. Tan Poorninck uitgegeven Leenacten van Gelre en Zutphen geven op 16 Febr. 1394: „Gerit Rabok heeft ontfangen eyn goit geheiten Nyhenhusinck mit allen rechten thoebehoeren, gelegen iu den kirspel van Heyngel." Trude Enserings, weduwe Gerrit Eavens, ontfinck dat goet tot Nyenhusinck, te Lutteke Geldingh ende tot Sessing, in den kerspelen van Zelm ende van Hengel gelegen, met heuren tobehoren in dienstmans stat tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1399. Egebert Meyneringh is haer momber'). Eadem, Lubbert Enzerichs dochter, huysfrou Herman Tasten, ontfinck dat goet geheyten Nyenhusinck mit sijnen rechten ende tobehoren, a°. 1402. Eadem, anno 1424. Aleyt t o Waerlo bij transport harer nichte Trude, a°. 1432. Haer soon Herman to Waerlo huldet voor sijn moder. Hier stact oick: dat goet to Nyenhusinck, dat goet to Lutteke Geltinck ende 't goet to Sessinck in den lande van Zutphen, in den kerspel van Zelem ende van Hengel met allen heuren tobehoren gelegen, in dienstmans stat tot Zutphenschen rechte. Lubbert Enserinck ontfinck dat goet to Nyenhusinck ende dat goet to Enserinck •') met heuren tobehoren in den kerspel van Hengel to Zutphenschen rechte. End in margine staet: Nyenhusinck zadelgoet, ut patet in proximo folio praecedenti, a". 1432. Idem ontfinck dat goet to Nyenhusinck ende dat goet to Enserinck met manschap, leenschap ende allen anderen tobehoren tót Zutphenschen rechte. In margine als boven, a°. 1433.j Idem bij transport sijnes neven Hermans to Waerlo, daeraff hij oom is, ontfengt dat goet tot Nyenhuys in den kerspel van Hengel, a°. 143ö! Bernt Stuvenbergh bij transport Lubberts voorn, ontfinck dat goet geheiten Nyenhusinck, in den kerspel van Hengel, in der buyrschap op dat Goey gelegen, met sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechten, a°. 1447. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede geheiten Nyenhusinck, in den kerspel van Hengel, in der buyrschap op dat Goy gelegen, met allen sijnen tobehoren, daer naest gelant is die Luttel Geltinck an d'een sijde ende dat goet ten Elshaven 4) an d'ander, tot Zutphenschen rechten, 5 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 19 Aug. 1484. Idem vernjjt eedt, anno 1492. Johan Stuvenbergh beleent, a°. 1498. N. N., huysfrou Arnts ten Wal, erve hares broders Johans, beleent, anno 1512. Dirck ten Wal, erve sijnes vaders Arnts, 28 Oct. 1528. Idem vernijt eedt, 17 Sept. 1538. 11 Junii 1544, 8 Maii 1556. Arnt ten Wal, erve sjjnes vaders Derx, 18 Dec. 1565. Idem vernijt eedt, 7 Oct. 1581. ') De akte bevat o. a. deze woorden: „alsullick lene als Gerit Kavon te lialdcn nlacli van minen heren ende sinen vurvaidersn ende voer licm te tialden piach Kabude Nyenhusingk". 1 *) item noch dat guet tot Wendinck (akte). s) Zie 102. ') In de volgende akten staat steeds Eshaven. Idem verset dit halve goet an sijne neven Steven ende Dirck van Kernen, gebroder, voor 1250 daler, in 6 jaren aff te lossen, 29 Oct. 1593. Johan ende Gertrud van den Wal, bij vertichnis hares oltsten broders Dircks nut cracht van maechgescheytx) als erven hares vaders Arnts beleent sijnde, dragen voort op haren neve Derck van Eemen ein goet geheiten Nyenhuysinck met allen sijnen tobehoren ende gerechticheiden, met den goederen Lutke Geltinck, Sessinck ende Weyndinck2), daervan onder anderen tot onderleenen uutgaende, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel, in der buerschap opt Goy, tuschen den goederen Groote Geltinck ende to Eshaven gelegen, te Zutphenschen rechten leenroerich, 5 Jan. 1604. Idem crigt bevestiginge sijner hilixvorworden, met Magdalena S t r e u ffen van Leuwenstein 14 Nov. 1619 gesloten, 14 Maii 1621. Idem maeckt dispositie onder sijnne twee soonen, die wort approbeert, voorbehouden der vrouwe oere tocht, 6 Nov. 1630. Johan Evert van Eeemen3), erve sijnnes vaders Dercks, beleent, 10 Julii 1637. Idem doet selver eedt ende transporteert dit leen4) aen sijn suster Susanna van Ehernen, die daermede beleent is, 1 Junii 1659. Haer man Johan R u y t e r doet hulde. Johan Euyter en Susanna van Eeemen laeten haere houwelixe vuerweerden 5), als oock haer besloten testament approberen, 15 Nov. 1659. Derck Johan van Rhemen 6), erve sijner moeye Susanna, noch onmundich sijnde, beleent door Andries Steven van Winsen als huider, 15 April 1679. Idem doet selfs eet, 4 April 1693. Idem draegt dit leen op aen de Borgerwesen der stad Zutphen, die daer weder mede beleent sijn door den provisor Johan Eawers, 2 Nov. 1710. Derk Franken, mede provisor, na dode Johan Eauwers huider, beleent, 27 Oct. 1735. Hermen Albert Toewater, provisor, na dode van Derk Franken beleent, 13 Julii 1745. Jan Hendrik van Hasselt, provisor, na dode van H. A. Toewater beleend, 8 Jan. 1778. 116. HENGEL. Dat goet ten Breule met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengel, tot Zutphenschen leen ontfinck Griet van Breule, anno 1380. ') van 2G Sept. 1505 (akte). De moeder was Gertrud Swaefkens. sl Vgl. 121. 3) minderjarig (akte). ') ujt cracht van magescheyt (akte). ') van 31 Dec. 1657 (akte). ") zoon van Kverhart v. R. tot Dooruick (akte). Ludolph ten Broewel beleent, a°. 1403 Albert Meyerinck ge heiten ten Bruell Luykenssoon ontfinck dat goet ten Bruell, gelegen an Meyerinck in den kerspel van Hengel ende schietende opt Laer ant Ongeveert, tot Zutphenschen leensrechten, anno 1422. Steven van Kervenem ontfinck dat goet ten Bruel, gelegen an Meyerinck in den kerspel van Hengelo ende schietende opt Laer ant Ongeveert, van Albert voorn, in wissel togen dat goet geheiten Hederinck, gelegen op den Goy beneven Wissinck in den kerspel van Hengel, a°. 1422. Idem tuchtigt sijn vrou Margriet ant goet ten Bruel ende so hij kinder nalaet, dieselve sullen die tucht lossen mogen mot xc Arnhemsche gulden, a°. 1422. Idem ontfinck dat goet ten Broyll met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengelo, tot Zutphenschen rechten, anno 1424. Margriet, huysfrou Stevens voorn., bij transport hares mans, met bescheit, dat hij ofte sijne erve tleen altijt mogen lossen met xc Arnhemsche Reinaldusgulden, ende so sij voor hem sturve, sal hij tucht beholden an deselve xc gulden ende na sijnen doot hare erfgenamen succederen, totdat sij van sijnen erfgenamen mette xc gulden uutgelost sijn, a°. 1427. Gerrit van Kervenhem Stevenssoon ontfangt dat goet ten Broyl met al sijn tobehoren, hoge ende lege, gelogen in den kerspel van Hengel, in den lande van Zutphen, tot eenen onversterflicken erfleen, tot Zutphenschen leenrechte met eenen ponde gelts te verhergewaden, beheltlick sijnen broder Henrick hieruut 25 molder roggen s) Zutphenscher maten, so lange heur vader Steven leeft ende ter tijthet erve ende goet Lenselinck gevrijt is, a°. 1447. Idem, anno 1465. Hierin gehoren 2 lenen, d'een geheiten Meyerinck ende d'ander Gleyn Ryffelerkamp, beyde to Hengel gelegen, die men voort helt van Gerrit voorn. Idem vernijt eedt van den goede ten Bruyl, in den kerspel van Hengel gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Meyerinck an d'een ende Brayeltermaet an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 5 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 23 Aug. 1484. Steven van Kervenhem, erve sijnes vaders Gerrits, 24 Julii 1491. Otte van Kervenhem, erve sijnes vaders Gerrits, ontfinck den huif ende erve to Meyerinck met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengel, met den thinsen, witten haen ende bancken in der kercken, tot Zutphenschen rechten, a° 1495. Henrick van Kervenhem erft dat goet geheiten ten Bruyl, in den kerspel van Hengel gelegen, met den thinsen daerto gehorende, den witten haen ende bancken in der kercken (End hierin gehoort het goet Meyerinck, bij het goet ten Bruyl gelegen) ende Cleyn Kuffelerskamp tot Zutphenschen rechten, op sijn dochter Jutte van Kervenhem, 5 Aug. 1528. Eadem, huysfrou Christoffels van Munster, vernijt eedt, 11 Julii 1544. ') In dezo akte heet het goed ten Brouwel. ') Aan den kant staat: „Geroyeert uyt kragt van 'sHovos sententie van 23 Julii 1779, (5 Aug. 1779. ' Sweder van Kervenhem, erve Otten voorn., erft voort op Steven van Kervenhem dat goet Meyerinck, in den kerspel van Hengel in der graeffschap Zutphen gelegen, tot Zutphenschen rechten. Doch in margine staet: Gesien Christoffels van Munsters bescheidt is gesloten 1), dat Steven voorn, sijnes eedts weder verlaten ende van Christoffel dit leen ontfangen sal, 14 Nov. 1544 et 4 Sept. 1545. Jutta van Kervenhem vernijt eedt, 28 Maii 1556, deur haren man. Eadem eedt vernijt, 9 Maii 1562, deur Johan ter Inden. Johan van Munster bij transport Jutten voorn., voorbeholden een tucht, 9 Maii 1562. Henrick van Munster als erve sijner moder Jutte beleent, 2 Aprilis 1580. Idem vernijt eedt, 27 Sept. 1581. Vijth van Munster vertijt op sijn recht tot behoeff sijnes broders Henrix, 4 Oct. 1581. Henrick van Munster tuchtigt sijn vrou Catrin van Bodelinberg gênant Scherp2), 11 Febr. 1583. Vijth Christopher van Munster, erve sijnes vaders Henricks, ontfengt het goet ten Broil met al sijn tobehoren, hoge ende lege, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Hengel gelegen, daer naest gelant is het goet Meyerinck an d'een ende Brayeltermaet an d'ander sijde. Ende hierin gehoort het goet Meyerinck, bij het goet ten Broil gelegen, ende Cleyn Ryffelerskamp, 15 Aug. 1598. Fenneken van Munster, huysfrou Henrick Ritmars van Dannenborch, met haren broder Christopher ende susteren Mechtelt ende Anna, kinderen Johans van Munster ende Annae van Langen, nu huysfrou Arnt Reigers, vertyen op haer recht tot behoeff hares neven Vijth Christophers voorn., 31 Maii 1608. Vijth Christopher van Munster tuchtigt sijn vrou Engele van Keppel, 25 Febr. 1614. Idem laet confirmeren die hilixvorworden sijner dochter Annae Catrinae 3), met Jacob R i p p e r d a , heer to Fermsum, Dam, Dornum etc., den 31 Maii 1617 opgericht, 8 Julii 1624. Hendrick Bertram van Pallant 4), erfmaerschalck des lants van Cleve, heer tot Schoborch etc., als erfgenaem van sijn neef Vijth Christopher van Munster ende uyt cracht van desselfs dispositie beleent, 12 Junii 1666. Idem geeft dit leen over in handen van den stadtholder der leenen ten behoeve van Elbert Anthony van Pallant, heer tot Voorst, 20 Junii 1669. Elbert Anthon van Pallant, heer tot Voorst, beleent, 18 Martii 1670. Idem geeft dit leen over aen Margareta van Pallant, douagière de Ripperda, die daermede beleent is, 4 Nov. 1676. Eadem transporteert dit leen aen Willem Hendrick Carel van Ripperda tot Venhuisen, die daermede beleent is, 18 Mey 1688. ') nl. door het Hof (akte). Het was nl. een onilerleen van het goed ten Broyl. a) of Schirp. Dezelfde akte bevat beide vormen. a) Uit de akte blijkt, dat zij toen overleden was. ) voor hem zei ven en als gemachtigde zijner moeder Margareta van den Boedelenherch geu. Scherp en zijner broeders en zusters (akte). Maurits Carel Georg Wilhem Ripperda1), erfgenaem sijns vaders Wilhem Hendrik Carel, beleent, 27 Febr. 1717. Sophia Amelia Maria van Gent 2), erfgenaam van Mauritz Carel Georg Wilhelm Ripperda, beleent, 29 Febr. 1752. Anna Maria Dorothea van Lintoio in qualiteit als douarière,boedelliouderse en tugtenaarse van M. C. G. W. van Ripperda beleent, 14 Maart 1752. Wilhelmina Jobanna Torck, douarière Lucas Willem van Essen, als oudste naaste bloedverwante en erfgename feudaal van S. A. M. van Gent beleend, 1 Oct. 1764. Carel Casimir van Witten liors t—S o n s f e 1 d als oudste en naaste bloedverwant van S. A. M. van Gent beleend, 5 Nov. 1765. Idem draagt dit leen op in handen van den stadhouder der leenon ten behoeve van Frederik Wilhelm liijksgrave van Wylick en Lottum, 5 Maart 1766. Frederik Wilhelm Eijksgrave van Wylick en Lottum uyt kragt van dien afstand beleend, 13 Nov. 1766. Damiaan Hugo Staring en Sophia Wynanda V e r h e u 11, eheluyden, laten approberen en registreren een gerigtelijk transport d.d. 8 Oct. 1779 met relatie tot 't voors. leen ten Broil en haar uyt dien hoofde daarmede beleenen, 23 Maii 17813). Anthony Christiaan Wynand Staring, eenige zoon en erfgenaam van Damiaan Hugo Staring en Sophia Wynanda Verheull, laat dit leen ten sijnen naame overtekenen, 16 Febr. 1796. 117. Een goet te Dedem ') te Zutphenschen rechte ende Huningh oppen Goy 5) erkent bij Didrick ten Holte, anno 1326. 117a. HENGEL. Dat goet ten Holte, gelegen opten Goye, in den kerspel van Hengele, met sijnen tobehoren tot eenen Zutphenschen leene ontfinck Sophia, Daem Vogels dochter, huysfrou Aclbert Meyorincks, anno 1381. ') tot Vorden (akte). Zijne moeder was Anna Margaretha Ripperda, vrouw van Vorden. *) vrouw van Heesbeen (akte). 3) Uit deze akte blijkt, dat het goed lag in de buurschap Bekveld bij de Leemkuyl. ') Hiermede is Uidani bedoeld. •"') In de Leenacten van van Doorninck, blz. 70, vinden wij, dat op 18 Mei 1393 Jolian van Brienen Johanssoen heeft opgedragen aan Johan die Gruter „dat goit gelieiten Hunynch, gelegen in den kirspel van Halle". Halle ligt, gelijk bekend is, in de tegenwoordige gemeente Hengelo. Eadem *) ontfinck dat halve goet ten Houlte, dat thiendvrij is, gelegen in den kerspel van Hengel op den Goye, tot eenen Zutphenschen leene ende vercofte an Roloff van Hekeren dat ander haer halve goet ten Houlte, gelegen op den Goye, in den kerspel van Hengel, voorbeholden hare stede banck in der kereken, tot eenen Zutphenschen leen, anno 1402. Fye, weduwe Aelbert Mengerincks, ontfinck dat goet tot Holte, in den kerspel van Hengel gelegen, tot eenen pondigen Zutphenschen leensrechte, a°. 1410. Evert Meyerinck, haer soon, is huider. Steven Meyerinck ontfinck dat goet te Holte met sijnen tobehoren, in den kerspel van Hengele gelegen, tot Zutphenschen leensrechte, a°. 1411. Idem bij transport Roloffs van Heker ontfinck dat goet to Holte -), in den kerspel van Hengel met al sijnen tobehoor gelegen, tot Zutphenschen rechten, a°. 1418. Idem ontfinck 2 goede geheiten Holte met heuren tobehoren, gelegen opt Goy in den kerspel van Hengloe, tot Zutphenschen rechte met eenen ponde goets gelts, a°. 1424. Evert Meyerinck, erve sijnes broders Stevens, a°. 1427. Derich Meyerinck ontfinck dat goet ten Holte, in den lande van Zutphen gelegen, tot Zutphenschen rechte ende tuchtigt Lijsbet van Bellichavon an 20 molder roggen sjaers, a°. 1430. Idem ontfinck het erve ende goet ten Holte, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Hengel op den Goy, tot Zutphenschen rechten, beheltlick sijner huysfrou Lijsbeten tucht, a°. 1465. Idem vernijt eedt van den erff ende goede tot Holte, in den kerspel van Hengel opt Goy gelegen, met beyden sijden an der mereke, met den eenen eynde an Mentinx camp. Hier behoort oock in dat Holtenslach, gelegen an den Reygerswoort, ende helt 8 mergen; noch een holtsleegken, gelegen in den Ruwenbroeck, geheiten Hillekensslaeh, ende helt 4 mergen; noch een maetken, gelegen an Segbleckerstraet, ende helt 2 mergen. End dit goet is an hogen lande omtrent 40 molder roggensaetlants, tot Zutphenschen rechten, 18 Sept. 1473. Steven Meyerinck, erve sjjnes vaders Dirx. Ende so hij buten lants^ is, ontfengt Herman van Enghusen Reinerssoon, van Stevens alste suster geboren, dit leen voor hem ende voor sich selffs, 9 Julii 1483. Gijsbrecht Meyerinx, huysfrou Gerrits van Hertenbroeck, erve hares vaders Dirx, erft op haren soon, genoomt Johan van Hertenbroeck, diewelcke, onmundich gestorven, erft op sijnen vader Gerrit van Hertenbroeck, 19 Aug. 1484. Idem vernijt eedt, anno 1501. Joifer van Hertebroeck, beleent sijnde sonder mannen van leen, versueckt nye beleeninge ende crigt fiat, a". 1515. ') Haar man wordt in deze akte van Meyerlinck genoemd. 2) Hiermede wordt vermoedelijk bedoeld de door liem in 1402 gekochte helft. Zie ue lieleeniiig van 1421. Johan Gygmck, wachtmeester to Doesburch, bewijst met eenen besegelden brieft, dat hertog Carl anno 1510 dit leen in een thinsgoet verandert heeft, to geven alle jaer op Martini an den rentmeester der graeftschap Zutphen twe churfurster goltgulden, 17 Aug. 1598 118- HENGEL. tGoet te Zelle te Hengele te dienstinansrechte erkent bij Pelgrim van Zelle, anno 1326. Grietken van Selle heeft ontfangen Selle ende Hederick tot eenen Zutphenschen leen ende daoraff heeft huldinge gedaen Johan van liurcn als een momber Evertssoon, a°. 1403. Eadem, huysfrou Steven Kervenhems des jongen, ontfinck dat goet te Zeilen ende dat goet te Hederinck met heuren tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengel oppen Goye, a°. 1412. Eadem, anno 1424 J). Agnese B e n t i n g s, huysfrou Dircks v a n B a r e , bij transport Margrieten voorn, ontfengt dat erve ende goet te Zelle, hoge ende syde met torve, met twijge, water, weyde ende allen sijnen tobehoren' gelegen in der buyrschap van Versie, in den kerspel van Hengel op den Goye, tot Zutphenschen recht, in voegen dat sij Margriet ende heure erven sulx altijt lossen mogen met 576 overl. Kiinsche gulden binnen 10 jaren, a°. 1427. Margriet, huysfrou Stevens van Kervenhem, ontfinck dat goet te Zelle ff,e" ]" den kersPel van Hengloe, in der buyrschap van Versie! a . 1439. Haer soon Gerrit van Kervenem is haer huider. Steven van Kervenhem die jonge beleent, a°. 1447. Idem ontfinck ende belaste dit leen met 35 molder roggen, te lossen in 8 jaren bij verlies des leens, a°. 1465. Gerrit van Kervenhem bij transport sijnes broeders Stevens, a°. 1467 hebbende Steven denselven sijnen broder voor geleende 275 Churf' gulden verset dat halve erve ende goet te Zelle, groot ende clevn' hoge ende syde, to water, weyde, torve, twijge, met al sijnen tobehoringen, te lossen op terminen. Als sij 25 derselver gulden betalen sullen 2 /2 molder roggen sjaers weder ontfangen; voor 50 gulden 5 molder roggen te pacht ende voor 100 g.gulden 10 molder; die resterende 75 gulden teffens af te leggen. Idem bij transport sijnes broders Stevens ontfengt die helft van den goede te Zelle, in den kerspel van Hengel, in der buyrschap van Verssel gelegen, so dat vaneen gegraven ende bepaelt is; daertoe eenen camp in der heyden, geheiten dat Gelhair, met den slegen ende meden, die die bouman in bruyckweer heeft, 14 Oct. 1473. Idem vernijt eedt van den halven goede tot Zelle, gelegen tot Hengel in der buyrschap van Versel, tot Zutphenschen rechten, 23 Aug. 1484. Henrick van Kervenhem, erve sijnes vaders Gerrits, 24 Julii 1491. Idem vernijt eedt, anno 1495. ') In deze akte is sprake van het „kirspell van Verssell". Dit moet natuurlijk zijn • buurschap V. in het kerspel Hengelo. J J ' Jutta van Kervenhem, huysfrou Christoffcls van Munster, ervehares vaders Henrix, 12 Martii 1551. Eadem vernijt eedt, 28 Maii 1556, 9 Maii 1562. Eadem vernijt eedt deur haren soon Johan van Munster, 9 Julii 1563. Vijth van Munster crigt 3 maenden uutstel, 2 Aprilis 1580. Idem noch 3 maenden uutstel, 9 Julii 1580. Idem, Christoffels soon, bij broderdeylinge, 4 Oct. 1581. Sijn broder Henrick vertijt op sijn recht. Idem maeckt dit sijnen nakinderen, also dat sjjne voorkinder tselveende tgoet t'Overenck met 1500 gulden altijt lossen mogen, 7 Aug. 1596. Idem, wederroepende die voors. makinge na dode sijnes eenigen voorsoons Bernts van Munster, tucht sijn vrou Agnes M e y e r s ende maeckt dit sijnen tweeden nasoon, 9 Sept. 1608. Christoffel van Munster, erve sijnnes vaders Vijts, beleent, 7 Febr. 1634 *). Sondach van Munster, erve sijnner moeder Agnis Meyers, die het geërft van haer soon Christoffel, beleent, 10 Oct. 1636. Idem maeckt dit goet sijn heele suster Catarina van Munster, 10 Oct. 1636. Idem revoceert voorgaende dispositie van 10 Oct. 1636, tucht sijn vrou Cristina van Hardenberch ende maeckt naerder dispositie2), 31 Aug. 1643. Emerentiana ende Agnis Margreta van Hardenberch uuyt cracht van dispositie van Sondach van Munster ende Cristina van Hardenberch beleent, 30 Aprill 1649. Jan van Hardenberch, haer vader, is huider. Anna van Munster, oudtste suster van Sondach, beleent met 1 6, 9 Oct. 1650. Eadem den eedt vernieuwt, 25 Aug. 1653. Emerentiana van Hardenberch belast door haer man Hendrick d e W o 1 ff veendrich, haer gedeelte aen dit leen met 1500 gld. ten behoeve van Jan Engelbert van Westerholt, 26 Mey 1663. Hermannus Leussinck 3), predikant tot Olst, getrout aen Emerentiana van Hardenberch, en Reinder Christoffel de Wo 1 ff als man en momber van Agnes Margareta van Hardenberch, op liet nieuw beleent sijnde, draegen 5/6 van dit leen op aen Dr. Engelbert Tilman Gr o the, gerichtschrijver des schultampts Zutphen, die daermede beleent is, 15 Dec. 1671. Johanna Meyers, weduwe van Jan Wicherts van Tongeren, eenige dochter en leenvolgersche van Anna van Munster, caverende de rato, voor sooveel nodich, voor haer dochters Driesjen en Agnes van Tongeren, beleent sijnde met 1/6, haer van haer moeder aeng'eerft, draegt hetselve op aen Dr. Engelbert Tilman Gr o the, die daermede beleent is, 22 Martii 1672. ') In dozc akte en volgende wordt liet goed Cleyne Zelle genoemd. 8) nl._ dat het leengoed na zijn en zijner vrouw dood zal komen aan zijn zuster Catharina, „mits daervan uuytkeerende aen Roeloff van Munster, Sondach van Munsters nagelatene broeders soone, de somma van 600 daeher ende aen sijnue suster Anna van Munster oft' luieren erven 400 dersolver daeller". 3) In dezelfde akte staat ook L u e s i 11 c k. Jacob Grotlie, erfgenaem sijns vaders Engelbert Tileman, beleent, 6 Dec. 1699. Engelbert Tieleman Grothe, erfgenaam sijns vaders Jacob, beleend, 18 Jan. 1752. Jan Grothe 1), erfgenaam sijns broeders Engelbert Tieleman, beleend, 2 Febr. 1773. Jacob Engelbert Tieleman Grothe, erfgenaam van sijn vader Johan, beleend, 5 Nov. 1776. Afgespleten van 118. 119. HENGEL. Dat goet to Zelle, in den kerspel van Hengel, in der buyrschap van Versel gelegen, daer naest gelant is dat goet te Goetinck an d'een ende an der heyde an d'ander sijde, tot eenen Zutphenschen leen opgedragen bij Steven van Kervenhem tot behoeft' van Derich Mennynck, 12 Oct. 1473. Reiner Menninck, Dirx soen, tot behoeff sjjns altsten broders Goossen Menninck, uutlendich wesende, beleent, 21 Aug. 1484. Idem, noch uutlendich, laet eedt vernijen deur Bernt Meyerinck, a°. 1495. Idem doet selver eedt, anno 1506. Derck Menninck, erve sijnes vaders Goossens, a°. 1512. Evert Meyerinck als erve Dirx voorn, beleent, 4 Dec. 1542. Idem vernijt eedt, 20 Junii 1544. Evert Meyerinck, erve sijnes vaders Everts, 29 Julii 1548. Ende sijn oltste broder Bernt vertijt op sijn recht. Idem vernjjt eedt, 27 Aprilis 1556. Johan Meyerinck, erve sjjnes vaders Everts, 13 Nov. 1573. Eiusdem onmundige kinder beleent, 21 Dec. 1580. Haer moder Marritgen ten Kolcke stelt Adolph Meyerinck tot huider. Evert ende Johan Meyerinck, uutlendigh, laten eedt vernijen Herman van Aemstel, dien haer moder Maria ten Kolcke met haren gecoren momber Arnt van der Heyden daertoe volmacht gegeven, 8 Oct. 1599. Gerritjen van der Heyden, weduwe van Jorden Kanis, bij opdracht Johan Meierinx 2) beleent mitz haren oom ende huider Daniël van der Heyden, 6 Maii 1617. Eadem tuchtigt haren man Henrick E v e r w ij n met verclaringe, so sij beyde kinderen crigen, dat dieselve beyde leenen to Zelle beërven, op malcanderen sterven ende die leenen ter lester doot op den naesten van den stam, daervan die gecommen, vallen sullen, 9 Oct. 1618. Gijsbert van der Heyden ende sijne medeërven als erven harer halven suster Gerritjen voorn, beleent, 29 Januarii 1625. Mechtelt Everwijns, erve harer moder Gerritjen van der Heyden, erft op Everhard van der Heyden, haren oom, 6 Oct. 1625. ') secretaris der stad Arnhem (akte). ) en diens vrouw Susanna V o 11 e r s (akte). Arnoldt van der Heyden, erve sijnes vaders Everhardts, beleent, 7 Feb. 1652. Catryna K robbers *), weduwe van Evert van der Heiden, heeft laeten approberen een maechgescheit, 13 April 1654 binnen Cuyck opgericht, 11 Junii 1656. Johan van der Heiden2), drost des ampts Montfoorts, beleent sijnde uyt cracht van het voorn, maechgescheit, draegt dit leen op aen Dr. Engelbert Tilman Grothe, die daermede beleent is, 30 Oct. 1669. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 118. Afgespleten van 119. 120. HENGEL. Die gerechte helft van dat goet to Zelle, in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Hengel, in der buyrschap van Versel gelegen, daer naest gelant is dat goet Gietinck an d'een ende die heyde an de ander sijde, tot Zutphenschen rechten opgedragen bij Johan Meyerinck tot behoeff van sijn suster Engel Meyerincks, 22 Junii 1574. Geertgen van der Heyden Arntsdochter, huysfrou Jorden Kanis, erve harer moder Engel voorn., beleent, 10 Aug. 1598. Arerder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 119. 121. HENGEL. Dat goet te Weyndingh met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Hengel, tot Zutphenschen leen heeft ontfangen Trude Enserings, weduwe Gerrit Ravens, a°. 1399. Haer liulder is Egebert Meynerinch. Aleydt t o W a e r 1 o bij transport harer nichte Trude Tasten, a°. 1432. Haer soon Herman van Waerlo is huider. Arnt van den Wal, burgemeester te Zutphen, crigt bescheit, dat dit alinge leen (to Wendingh) ten langsten binnen 4 maenden van den Furstendom ende Graeffschap met een enckel hergewaet wederom ontfangen sal worden sonder prejudicie sijner leengerechticheit an 't halve goet, 7 Nov. 1600. Na verheft onder Nyenhusinck3) bij Dirck van Kernen, 5 Jan. 1604. 121a. HENGEL. in den kf Gerhard van Menghorst, anno 1326. tGoet te Vockunc in den kerspel te Henlo te Zutphenschen rechte helt ') In do akte staat Cribbers. * *) Zoon van Evert en Catharina Crebbers (akte). SJ Vgl. 115. Zutpheu. 21 Gerart ter Minckhorst erkent tgoet te Fockinck, gelegen in den kerspel te Hengel, te Zutplienschen recht, a°. 1378. Frederick Tan B a e r heeft anderwerff ontfan 200als dat nu eu dau Je beide goederen verward worden. Zooiso.a. tal IV zei' raad?elachti?' Wiskinek toch lag niet in de buurt Swolle (nu gemeente Eibergen), zooals in de akte van 1523 staat, maar volgens de oudere akten m Lempele (Lempede of Lompede), waaronder ik meen te mogen verstaan het tegenwoordige Lemperhoek, eene het dorp Geesteren (gem. Borculo) omringende buurlTit 'n T iZwolle volgens don gemeente-atlas van Kuyper wel een goed Wissink hgt. Op de kaart van Borculo in dien atlas heb ik bij Geesteren geen Wiskink maar op dieekaaryeTLgerVOvooJk;mengeCn 6C"t6r eC"6 VC'rgiSS",g ZOUde kunneu Z,J"' gel«k er Frans van Besten tot sijnen ende sijnes broders Johans kinderen behoeff ontfengt 2 leenen, het een geheiten Wiskinck met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Gronle, in der buerscliap van Swolle gelegen, het ander Wissinck geheiten met allen sijnen tobehoren, in der heischap van Borcklo, in den kerspel van Geisteren, in der buerscliap van Lompede gelegen, hen van henren vaderen angeërft, beyde tot Zutphenschen rechten, daervan Frans voorn, alle versuym heeft afgedragen ende daervoor beteringe gedaen tegen belofte in den gebruyck derselver 2 leenen geholden te worden, bis hij met recht daeruut gesleten sjj, 17 Jlartii 1523. Henrick van den Besten beleent1), 26 Sept. 1538. Idem vernjjt eedt, 12 Julii 1544, 18 Maii 1556. Steven van Linden, heer to Mynen, erve sijnes ooms Henricks voorn., beleent2), 5 Aprilis 1616. Anthonis van Lynden, heer to Cronenborch, tucht sijn vrou Sandrina van Steprad an sijn recht ende gerechticheyt an dit leen3), 1 Maii 1619. Frans van Lynden, erve sjjnnes vaders Antonis, tot een besonder leen mette helfte beleent4), 14 Sept. 1639. Reinder van Linden tot Grontsfoort beleent5) (in voegen als Frans van Linden 14 Sept. 1639 daermede beleent is) naer approbatie van het maechgescheyt, 5 Junii 1645 tusschen Sandrina van Stepraet ende haere kinderen opgericht, 8 Febr. 1662. Anthonis van Linden, heer tot Cronenborch, erve sijnes ohems Reinder, beleent6), 17 Julii 1685. Alexander Schimmelpenninck ende Anna van Scherpe nzeel 7), eheluyden, beleent met haer gedeelte deses leens, sijnde de helfte min x/6, 22 Jan. 1687. Deselve tuchtigen malcanderen, 15 April 1689. Antonis van Linden en Cornelia Anna van Ysendoorn, eheluyden, laten haer besloten dispositie approberen, 30 Maert 1696. Idem, Anna Catharina van Scherpenzeel, douagère Schimmelpennink van der Oy, en Derk Jacob van Hekeren dragen beide dese helften ende also het geheel8) na verkregen consent der verkopinge op aen Derk Wissink, die daer weder mede beleent is, 16 Jan. 1702. Wanner Wissink, erfgenaem sjjns vaders Derx, beleent9), 17 Julii 1731. Jan Berend Wissink, erfgenaem sijns vaders Wanner, beleend10), 5 Julii 1768. ') met Wiskinck (Swolle) en Wissinck (Lompedc). a) Als boven. 3) Als boven. ') Als boven. ') Als boven. el Als boven. 7) als erfgenaam haier ouders. De beleeuing betrol' '/« van liet goed Wiskinck (Swolle). ") Wiskinck (Swolle). ') Wissinck (Swolle). ,0) Wissinck (Swolle). 133. GEYSTEREN. t Goet te Wiskongh te Gecstereu to dienstmansrechte erkent bjj Gerrit Wiskongh, anno 1326. Gerrit van den San de tuchtigt sijn wijff Bertrud an dat goet tot Wisskmck, in der herschap van Borckelloe gelegen, in den kersnel van Geisteren, anno 1401. Gerrit van Romen ontfinck dat goet, geheiten Wiskinck, gelegen in den kerspel ende buerschap van Geysteren, tot Zutphenschen rechte, anno 1414. Idem, anno 1424. Assel L o y e, huvsfrou Dirx van Hagenbeeck, ontfinck dat goet, geheiten Wiskinck, in den kerspel van Geysteren, in der buerschap van Lempele ende in der herschap van Borcldoe, met sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechten, anno 1465. Heur broders soon Henrick van Remen doet hulde. Eadem ontfengt dat goet, geheiten Wissinck '), in den kerspel van Geysteren, in der buerschap van Lempede, in der heerschap van Borckloe gelogen, met sijnen tobehoren, daer naest gelant is Herman Bentinck an d'een ende Fredrick van Marle an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 28 Martii 1474. Johan van Besten beleent als erve Henrix van Besten2) met den goede Wiskinck, gelegen in der herschap van Borcklo, maer twijfel, olf dit sij 't goet Wissinck, dat Assel Loeye anno 1474 ontfansren heeft, anno 1501. Frans van Besten voor hem end sijnes broders Johans kinderen achtervolgende seker maechgescheyt beleent, 17 Martii 1523. Henrick van den Besten beleent3), 26 Sept. 1538. Idem verligt eedt, 12 Julii 1544, 18 Maii 1556. Steven van Linden, heer to Mynen, erve sijnes ooms Henricks van den Besten, beleent4), 8 Aprilis 1616. Anthonis van Lynden tucht sijn vrou Sandrina van S t e p r a d an sijn recht ende gerechticheyt an dit leen 5), 1 Maii 1619. Frans van Lynden, erve sijnnes vaders Antonis, tot een besonder leen mette helfte beleent6), 14 Sept. 1639. Diederyck van K e 11 e r zu Zytem, beleent7), 27 Maii 1656. Reinder van Linden tot Grontsfoort beleent8) (in voegen als Frans van Linden 14 Sept. 1639 daermede beleent is geweest) naer approbatie van het maechgescheyt, 5 Junii 1645 tusschen Sandrina van Stepraed ende haere kinderen opgericht, 8 Febr. 1662. Rutger van Ketler, heer zu Assenn, Zythen etc., erve sijnes broeders Diedericks, beleent9), 30 Junii 1669. ») Ik houd dit voor eeno verschrijving voor Wiskinck. Men lette op de omschrijving. '') 1" de a«e staat: „in allen manieren ind rechten as daermede beleent werc geweest Henrick van Besten". Met Wiskinck (Swolle) en Wissinck (Lempede). 4) Als boven. s) Als boven. '■) Als boven. ?) Als boven. ) Als boven. ") Als boven. Alexander Schim melpenninck van der Oy en Anna van Scherpenzeel, eheluyden, sijn voor haer ende haere consorten beleent voor de helfte 1), 14 Junii 1682. Anthonis van Linden, erve sjjnes ohems Beinder, beleent met de helfte deses leens2), 17 Julii 1685. Idem en Cornelia Anna van Ysendoorn, eheluyden, laeten haer besloten dispositie approberen, 30 Maert 1696. Dit goet3) is van de leenpligt gevrijd volgens resolutie van 't Hof en de Rekenkamer, 9 Jan. 1699 genomen, tegens de teleenmakinge van het goet Wiggerink 4) tot twe lenen, onder Ligtenvoorde gelegen, 16 Jan. 1702. 133a. Den thiende aver Wissekinck, gelegen in den kerspel van Geisteren, ende den thiende aver Synnerdinck, in den kerspel van Nede, ten Zutphenschen leen heeft ontfangen Jan G e r y s, anno 1378. 134. GEYSTEREN. 't Goet t' Elmerynek r'), gelegen in den kerspel te Geyster, te Zutphenschen rechte erkent bij Engelbrecht Yierdach, anno 1378. Idem ontfinck dat goet tot Elmerynek, gelegen in den kerspel van Geysteren, in der buerschap van Lempele, tot eenen Zutphenschen leene, anno 1402. Idem, anno 1424. Andries Vierdach ontfinck dat goet tot Elmerinck, in der herschap van Borcklo, in den kerspel van Geisteren gelegen, tot Zutphenschen rechten, anno 1444. Johan Vierdach, erve sijnes vaders Andries, anno 1457. Idem vernijt eedt van den goede, geheiten Elmerinck met sijnen tobehoren, in der herschap van Borcklo, in den kerspel van Geisteren gelegen, daer naest gelant is Goossen Eoeterdinck an d'een ende dat goet te Wernincksboff an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 9 Oct. 1473. Albert van den Zuederhuys Dircks soon beleent mitten goede Elmerinck etc., gelick om dat van wogen sijnre huysfrouwe angekoemen is, anno 1498. ') met Wissinck (Lempede). 2I met Wiskinck (Swolle) en Wissinck (Lempede). J) Wissinck (Lempede). 4) 1G7 § 3, alwaar staat Wichardink. *) vuign den Hilbert genoempt. Johan Bade bij transport Alberts voorn, van 4 Nov. 1535 beleent Uitlie ?Cn' ter Denselven beleend met dit leen, aller gestalte hetselve hem als oudste op straat en suceesseur feudaal van Anna Johanna Aleyda van Munster en uyt kragt van het geapprobeerde magescheyd is aangekomen, eodem die. Idem J) laat approberen en registreren de huwlijksche voorwaarden, 23 Junii 1791 met Jacoba Henrietta Wilhelmina van Co everden 2) opgerigt, 30 Junii 1791. Jacoba Henrietta Wilhelmina van Coeverden, weduwe Fredrik Willem Schichard, laat registreren een extract uyt 't prothocol van affectatie des drostambts Borculo d.d. 19 Maii 1807 en uyt hoofde van de huwelijksche voorwaarden, met haar overledene man 23 Junii 1791 opgerigt, dit leen voor het geheel ter haarer naauien overteekenen, 30 Maii 1807. Jan Yinkemeyer en Jacoba Henrietta Wilhelmina van Coeverden laaten registreren de huwelijksche voorwaarden, 16 Maii 1808 tussen hunlieden opgerigt en geslooten, 21 Maii 1808. 136. GEISTEREN. Een vrij setelgoet, geheiten Avering, gelegen in der heerschap van Borcloe, in den kerspel van Geysteren, te dienstmansleen; item die Scherpenboreh ten Zutphenschen rechte, gelegen in der buerscliap van Resep ende in den kerspel van Geysteren, heeft ontfangen Arnt K o e r 1 e, anno 1378. Johan Redinck 3) ontfinck een goet, geheiten die Scherpenborch, in der lieerlicheit van Borcklo, in den kerspel van Goesteren gelegen, tot eenen Zutphenschen leen; item een goet, geheiten Oeverynck, in denselven kerspel gelegen, tot dienstmansrechten, anno 1403. Else, huysfrou Johans van Echt, heeft ontfangen tgoet Oeverdinck ende tgoet Scharpenborch met al heuren tobehoor, in der heerlicheyt van Borclo, in den kerspel van Geysteren gelegen, tot Zutphenschen rechte, anno 1414. Eadem4), anno 1424. Daem die Goeyer doet hulde. Eadem5) set tot huider Roloff van Echten, haren soon, na dode Daems van den Voskulen, anno 1444. Johanna van Echten, huysfrou Fredricks van Marhusen, beleent, anno 1465. Eadem, Johans dochter, ontfengt dat goet tot Oeveringen ende Sclierpenberch, in der herschap van Borcklo, in den kerspel van Geisteren gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Wiskinck an d'een ende Lieskinck an d'ander sjjde, 9 Oct. 1473. ') zoon van Johan Philip Schickhardt en Lucia Mogteld van Puth gen. Buth (akte). 2) dochter van Jan Heidentrijk van Coeverden en Alegonda Isabella van Eaesf e 1 d t (akte). *) In de door P. N. van Doorninck uitgegevone Geldersche leenakten komt op blz. 67 voor de beleening met deze goederen van Swene, dochter van Arnt Coerlc, door haren momber Valken Redinch geheiten van der Sedcn, 7 Oct. 1392. ') Hier wordt haar man van Echtell genoemd. ') weduwe (akte). Zutphen. 23 ') zoon van Johan Philip Schickhardt en Lucia Mogteld van Puth gen. Buth (akte). 2) dochter van Jan Heidentrijk van Coeverden en Alegonda Isabella van Eaesf o 1 d t (akte). ■) In de door P. N. van Doorninck uitgegevone Geldersche leenakten komt op blz. 67 voor de beleening met deze goederen van Swene, dochter van Arnt Coerlc, door haren momber Valken Redinch geheiten van der Sedcn, 7 Oct. 1392. 4) Hier wordt haar man van Echtell genoemd. ') weduwe (akte). Eadem laet eedt vernrjen, anno 1492. Johan van Marhulsen bij transport sijnes vaders, anno 1502. Thomas van Marlhuysen, erve sijnes vaders Fredrix, beleent, 8 Nov. 1518. Fredrick van Marhulse, erve sijnes vaders Thomas, vernijt eedt van 2 leenen, eerst van dat goot Scherpenborch, gelegen in den lande van Borckloe, m den kerspel van Geysteren, met allen sjjnen tobehoor tot /utphensclien rechten; voor dat tweede dat goet Averynck, oick gelegen in den lande ende kerspel voors., tot dienstmansrechten, 13 Jnlu 1544, 20 Junii 1556. Idem tuchtigt sijn vrou Elisabet van Munster, 4 Martii 1562. Idem vernijt eedt, 10 Oct. 1581. Johan van Plettenborch, erve sijnes ooms1) Predrix voorn., ontiengt een vrij setelgoet, geheiten Averynck, met al sijn tobehoor tot dienstmansrechten, ditmael met een pond goets gelts na des Hoffs taxatie verhergewaedt, met voorbeholt, so men bescheyt vonde van groter hergewaet, dat desfals op navolgenden verheffingen des leenheeren recht onvercort bleve, 25 Aug. 1598. Nota. Hiervoren in t Overquartier, fol. 56, vind men eenen hoff to Greverade tot dienstmansrechten, met vijfthien goltgulden te verhergewaden. Men v.nd oick, dat een dienstmansleen ende een sadelleen een dinck is2). Johan Diederick van Plettenborch, erve sijnes vaders Tohans, beleent, 28 Meert 1634. Het heergewaet is tor somma van 50 gl. getaxeert. Berent Heidentrgck van Plettenborch, erve sijnes vaders Johan Diedericks, beleent, 14 Sept. 1667. Gaspar Diederick van Plettenborch, erve sijnes broeders Berent Heidentrijck, beleent, 25 Martii 1683. Johan Maurits van Plettenborch3), onmundig, erve sijnes vaders Gaspar Diederick, beleent, 4 Julii 1690. Idem draegd dit leen op aen Wessel Joseph Godefrid van E y 1, die daer weder mede beleent is, 9 Jan. 1728. Idem laat een extract uyt sijne huwlijksvoorwaarden, 12 Aug. 1760 met trerèn hT «^^1761^ a c k f 0 r ^ 0P8"er'g"t, approberen en regis- Anna Maria Theresia Hackfort na overlijden van Wesselius van Eyl en uyt hooide van huw 1 ijksvoorwaarden beleend, 1 Febr. 1774. Casper Flor is Hackfort laat approberen er, per clausulas concernentes registreren het magescheyd 4), 26 Nov. 1784 over den boedel van sijn suster Anna Maria Theresia opgerigt, en is beleend met dit 181Maart l 78ƒ 116111 kragt daarvan aangekomen is, ') moeders broeder (akte). l\ Jf'; Beelae"ts van Blokland, De praktijk van het leenrecht in Gelderland, blz. 75. ) Zijne moeder was Anna Geortruydt van P a 11 a n d t (akte) fJt rS,rWllien T'T"011? TlnW#n")' "om. ux. Joanna Georgia HacktÜI 7 n g met Ma'ia Petronella van Lams weerde; van der HevdpV L°/ H Klisabeth Maria Hackfort, en Angela Wendelina a er Ho> den, wed. Hackfort tot, ter Horst, van wege liaren zoon Olivier (akte). g«heeten mCt Averinck' volgens de akte de8tiJds ter Aart of Aartman T 137. GEYSTEREN. Een goet, geheiten die Scherpenborch, met al sijnen tobehoor, gelegen in der heerlickheyt van Iiorclo, in den kerspel van Geysteren ende in der boerschap van Eesep. Tot 1 Februari 1774 zijn de beleeningen met dit goed gelijk aan die sub 136. Reinier Engelbert van Dortk nae dode van sijne moeye Anna Maria Theresia Hackfort en uyt kragt van magescheyd beleend, 18 Maart 1785. Theodora Oliviera van Dorth laat approberen en per clausulas concernentes registreren het erfmagescheyd x), 13 Oct. 1789 over den boedel van haar vader Theodorus Zeno opgerigt, waarbij haar dit leen is toeen aaDbedeeld, en is daarmede beleend, 12 Jan. 1790. Huider Hendrik Willem van Wijnbergen, haar man. 138. NYEDE. tGoet te Honolt met sijnen tobehoor, gelegen in den kerspel van Nyede, in der herschap van Borckelloe, heeft ontfangen Gerrit Honolt, anno 1378. Goossen ter Rietmoelen deur sijnen momber Werner ter Poiten ontfinck een erve ende goet, geheiten die Honte, gelegen in den kerspel van Nyede, tot eenen Zutphenschen pontleene, anno 1411. Idem ontfinck dat goet, geheyten die Hoeynte, gelegen in den kerspel van Nyede, in der herschap van Burckel, tot eenen Zutphenschen leensrecht, anno 1424. Idem erft dat goet te Luttike Hoenolt, gelegen in der herschap van Borclo, in den kerspel van Nyede, op sijn suster Coene Oosters, huysfrou Willem Flonckerts, anno 1434. Eadem, Goossens dochter ter Reetmolen, weduwe, set to huider Herman Jan Matthijssoon, anno 1442. Kunne Hoykincks 2), geërft hebbende op hare kinder Dirck Flenck horst ende Willem Flenckhorst met haren man Albert van Rutenborch dat erve ende goet, geheiten dat Luttike Hoente, met allen sijnen tobehoren, gelegen in der heerschap van Borckloe, in den kerspel van Nyede, in der buerschap van Giffele naest der kercken an d'een ende dat groote Honte an d'ander sijde, tot Zutphenschen leenrechten, ende tselve vercoft sijnde an Derck Mengerinck, priester, geeft hg sulx om Gods wil Broder Johan van Gelre, convers des cloosters van Marien bom, buten Arnhem gelegen, tot behoeff des cloosters, 20 Julii 1484 3). Henrick Alerts heeft hiervan, als een versuymt leen, eedt gedaen. ') tussclien Elisabeth Maria Hackfort, weduwe Tan Th. Z. van Dorth, en hare kinderen Reinier Engelbert, Theodora Oliviera, Maria Cornelia (akte). s) Do vooniaar doet vermoeden, dat zij en Coene Costers eene en dezelfde persoon zijn; ook de naam der kinderen: immers Flonekert en Flenckhorst zullen wel identiek zijn. 3) In de akte staat, dat dit leen eenigen tjjd „verdonckeit" is geweest. a Henrick Dirckssoon als huider eedt vernijt, anno 1498. Wolter van Duyven bij transport des cloosters, 11 Jan. 1500. Jac°ba van Duyven, huysfrou Sander Oeveljoncks, erve hares vaders Wolters, beleent, 23 Nov. 1528. Eadem laet eedt vernijen, 26 Sept. 1538. Henrick Beyer bij transport Jacobao voorn., 20 Oct. 1542. Idem vernijt eedt, 3 Julii 1544. \ ictor Beyers, onmundig, erve hares vaders Henrix, beleent, 27 Jan 1548 Haer momber is Lambert Alartssoon. Eadem laet eedt vernijen Johan ter Inden, 31 Maii 1558. Jutte Beyers, erve harer dochter Victor, ontfengt dat goet to Honte met allen sijnen rechten ende tobehoren, 27 Julii 1560. Eadem laet eedt doen door Johan Moeshouwer, 17 Junii 1563. Johan van Hemert ende Rutger Cock, gecoft hebbende dit leen vau Jutte Beyers ende begerende 'tselve bij transport t'ontfangen, nemen vermitz d absencie des cantzlers acte harer erschijninsre 1 Junu 1567. Idem bij transport Jutte voorn., beleent, 29 Junii 1569. Idem crigt dit goet die Honte van der leenweer gevrijt, 7 Aug. 1571. Idem maeckt in plaetse van dien weder te leen een havesate ende behusinge, die Hoeve genaemt, sampt den Havercamp, omtrent 9 molder geseys; noch 2 cavensteden, die een geheiten Thonis achter den Camp, die ander, daer Esken ten Brinck woonachtich, daerto een mate groenlants, die Havermaet ge ten, ongeveerlick 10 koeweydens groot sijnde; noch een mate, die Elspas genoomt, 4 koeweyen groot wesende: noch een kamp boniante, omtrent 1 molder geseys, tuschen beyden voors. weyden gelegen; noch den gehelen Hegenacker, in den Saelkinckbroeck gelegen, omtrent 4 molder geseys, tsamen in der heerschap Borkelo, kerspel Nede ende buerschap Noortwijck gelegen; leverende contschap ditselve beter als die Hoente ende wel 1600 daler ofte meer weerdig te wesen, daer die Hoente voor 1380 daler gecoft wert, tot Zutphenschen rechten, 24 Julii 1576. Idem met sijn vrou Barbara de Rode van Hekeren beloven dat nije leen van allen lasten te vrijen binnen jaers, daervoor verbindende haer angecofte goet die Hoente ende mede te waer stellende haer 266 te31 0°t^ 'nC'<' 'n ^erse'iaP eil^eherspel voorn, gelegen, Lubbert van U t e r w |j c k bij transport Johans J) voorn, ontfengt al die voorn, parcelen (behalven den Heechacker, in den Saelkinckbroeck gelegen, groot 4 molder geseys) voor een besunder leen, 30 Dec. 1577. Ende den Heechacker blijft oock een besunder leen 2). Hans Casper van W a 1 z u m bij transport Lubberts voorn., 1 Julii 1592. Rave Geve co te met sijn huysfrou Magdalena van Bulo, bijopdragt van Lucia van Bermentlo, weduwe Hans Caspers voorn., voor sich selffs ende van wegen hares onmundigen soons Bernhards van VValzum ende anderer mundige kinderen, beleent, 14 Maii 1605. ') In deze akte heet hjj Hemerden. Zie 139a. Eave Gevekote, erve sijnes vaders Raven, onmundig, beleent, 31 Maii 1615. Sijn oom Frans van Bulo is huider. Magdalena van Bulo, weduwe Gevecoten, erve haeres soons Rave, beleent sijnde, draegt tselve op aen Eva Gevecoten, haer dochter, 13 Junii 1628. Eadem beleent, 30 Junii 1628 Christina Gevecoten *) als erve haeres broeders Rave beleent, 2 Julii 1628. Eva van Gevecoten, beleent sijnde door haer huider Peter Verstegen, laet haer besloten dispositie approberen, 9 April 1682. Agnes Maria van Heuvel, geassisteert met haer man Andries Frederick van Munster, laet openen ende lesen de dispositie van Eva van Gevecoten, versoeckende daervan registratuyre, ende laet haer uyt cracht van die dispositie beleenen ende tuchtigt haeren man in dit leen, 17 Jan. 1684. Iidem dragen dit leen op aen Jacob W e d 1 i n g, die daer weder mede beleent is, 16 Junii 1699. Hendrik Lankheyt en Geeske Weddelink, egteluyden, laten approberen het maeggescheid of deeling der ouderlijke goederen, 17 April 1707 opgerigt tussen de kinderen 2) van Wolter Weddelink enHenderske ten Fa n holt, egteluyden, 16 Maert 1723. Iidem uit kragt van deselve deelinge beleent, eodem die. Jan Lankheet, erfgenaem sijns broeders Hendrik, beleent, 6 Oct. 1729. Geeske Weddelink na dode haers mans Hendrik Lankheet beleent, 30 Junii 1730. Jan Weddelink, erfgenaem sijns moeys Geeske, beleent, 31 Mey 1737. Hendrik Weddelink, erfgenaam sijns broeders Jan, beleend, 16 Jan. 1773. Idem en Jacomina Maas, eheluyden, dragen dit leen op aan Fredrik Willem S c h i c k h a r d t, die daar weder mede beleend is, 26 Aug. 1793. Verder zijn de beleeningeu gelijk aan die sub 135a. Afgespleten van 138. 139. NYEDE. Die Hoentermate, gelegen tuschen Bemt Hueten ende Lucen Cotten lant, met den voorgeborchte ende die stege, met noch 2 kempkens, in den Berenhorst gelegen, met heuren gewoonlicken weg deur den Berenhorst, uut den alingen leengoede to Hoente gesplit ende ten besunderen Zutphenschen leen opgedragen bij Johan van Hemert tot behoeff van Rutger de Coc k, 29 Junii 1569. ') vrouw van Welmer Marquerinck (akte). !) nl. Hermen, geli. met Beatrix Basteert, Jacob en Geeske, geli. met Hendrik Lankliiet (akte). Greta Cocks erve hares vaders Eutgers, beleent, 7 Oct. 1606. Ende mitz ÏrSXrft Adken ^0C'JS' ^ares broders Gerhards dochter^ Arndt Hoete beleent, 15 Jan. 1640, als hebbende d'eene helfte bii successie ende d'ander helfte bij opdracht to landtrecht bij ignorantie p-prnvlo i-P an slch becommen, daervan hij ooc verclaert een gS te sp!an JaCr0" m r0UWeHcke P°ssessie en^ ffebruyc Kudolph Hoete 2), erve haeres vaders Aerndts, beleent, 17 Martii 1659. Coenraet^Vestenberg, erve sijns moeders Kudolph, beleent, 28 Maii Zen° Westenberg, erve sijns broeders Coenraet, beleent, 8 Julii 1726. Huider sijn broeder Bernhard Westenberg. Idem draegd dit leen op aen G0Sei18tN"v. C1728. 6n Sijn Vr°UW' die daCr weder mede beleent sjjn, H,n00dm"0eH" 0a"en M Afgespleten van 138. I39a. Den Heechacker, in Saelkinckbroeck gelegen, groot wesende leen"6 geS6yS' behelt tot een besunder Zutphens Johan van Hemert, 30 Dec. 1577. N. van Hemert, huysfrou N. Deerns, erve hares broders Johans, vercoopt dit leen ' Köiöfken Huc <;en, huysfrou Joriens van Bulo, die 't nalaet hares broders Bernts vrou Aelheyt van Heurne d), die 't met haren soon Bernt Heute als huider ontfengt, 21 Junii 1608. Anna Hueten, huysvrouwe van Johan Moock, schnltus van deevlanden in t A lielant, erve haeres vaders Berents Huete, naer het gemaerkte Moock JrTani3 SeptrS1662 beleeDt d°°r baeren hulder ende soon Johan Clara Moock, erve haeres moeders Anna Hueten, beleent sijnde, draecht ciit leen op aen W esselius Westen berch, die daermede beleent is, 11 Julii 1683. Johan van Westenberch, erve sijnes broeders Wesselius, onvercort het recht van sijn broeder Simon, beleent, 15 Martii 1690. Idem 4) draegt de helft deses leens, onverkort het regt en wederhelft van sijn broeder Zeno, op aen ') = rustige. ') weduwe van Bernardus Westenberg (akte) •') weduwe van Bernt Huete (akte). V ZlJne vrouw was Judith van E n t e (akte). Hendrik Lankheet en Geeske Wedde 1 ing, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 5 Aug. 1715. Geeske Weddelink nae dode haers mans beleent, 30 Jnnii 1730. Jan Lankheet uyt hoofde van gerichtelijk transport beleend, 12 Oct. 1745. Margaritha Lankhiet 1), minderjarig, erve baars vaders Jan, beleent, 19 Oct. 1751. Eadem vernieuwt eed, 1 Oct. 1765. Hendrik Jan van Heek, erfgenaam sijns moeders Margareta Lankheet, beleend, 25 Jan. 1791. Afgespleten van 139. 139b. Een campken in de Beerenhorst, in de heerlicheyt Borculo, kerspel Nede, buyrschap Hoente gelegen, uyt het leen de Hoentermate gecommen, an den F. G. ende G. Z. tot een besonder leen ten Zutphensen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaden, opgedragen bij Arnt Hoete op Arnt ten Brinchove gen. Swalen, 24 Meert 1642. Keintjen Lamberts, weduwe Teunis B 1 e e c k e r, als erfgenaem haeres ohems Arnt ten Brinckhove beleent, 24 April 1677. Beselve doet eed verniwen door Aelbert Bleker, 3 Jan. 1713. Deselve draegt dit leen op aen Teunis E e f f t i n k, die daermede beleent is, eodem die. Jan Eeftink, erfgenaam sijns vaders Teunis, beleend, 21 Oct. 1765. Afgespleten van 139a. 139c. De geregte halfscheit van omtrent 4 molder gesaeys, gen. den Heegacker, van den leengoede de Hoeve afgespleten en nu weder gespleten van den gehelen Heegacker, aen den F. G. ende G. Z. ten Zutphense regten, met een pond goet gelts te verheergewaden, leenroerig, ontfangen bij Zeno Westenberg, 2 Oct. 1715. Gerhardus Westenberg, erfgenaem sijns vaders Zeno, beleent, 26 Nov. 1729. Roselina Westenberg 2), erfgenaem haers broeders Gerhardus, beleent, 16 Nov. 1733. Zeno Bachiene en Johanna Geertruyd Budde laten approberen en per clausulas concernentes registreren 't magescheyd3), 26Maiil767 over den grootouderlijken en ouderlijken boedel opgerigt, 22 Febr. 1768. ') Hare moeder was Eva ter Kuylen (akte). '') vrouw van Henrik Budde (akte). •'j over de nalatenschap van Henrik Budde en Roselina Westenberg tusschen Hendrik Budde, Bernardus Winoldus Budde, Johanna Geertruyd Budde, Winoldus Budde, Johannes Hendrik Bachiene, vader van Zeno (meerderjarig), Hendrik en l'liilip (miudeijarig), weduwnaar van Anna Swanida Budde (akte). Idem erfgenaam sijns grootmoeders Rosalina Westenberg, nvt krast van bovenstaand magescheyd beleend, eodem die. Idem draagt dit leen op aan Hendrik Budde, die daar weder mede beleend is, 22 Febr. 1776. 141 *)• WICHMONDE. Dat goet tot Lonyngh, in den kerspel van Wichmonde gelegen, tot eenen Zutphenschen leensrechten ontfinck Hennck Saris tot behoeff der huysarmen binnen Zutphen anno 1403. ' Lambert die Meyer ontfinck dat erve ende goet, geheiten Loeninck, in den kei spel van Wichmonde tot behoeff als boven, anno 1411. Aint van den Kollich ontfinck tot behoeff als boven een goet, peheiten Lonmck, in den kerspel van Wichmonde gelegen, met allen sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechte, anno 1416. Idem, anno 1424. Tydeman van Ense beleent, anno 1426. Willem Lerinck tot behoeff als boven, anno 1453. Idem, anno 1465. Zielman Keppelman vernijt eedt, 12 Oct. 1473, 26 Dcc. 1481. Ula 2)- GORSSEL. Den hoff tot Escheen tot eenen dienstmansgoede, geleg-en in den kerspel van Gorstelo, ontfinck Joffer Aljjt van Escheen, anno 1378. Bernt Wenen Koe is voor haer man worden. Willem van der Horst anders geheiten van Escheide ontfinck den hoff tot Escheide met allen sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechte, gelegen 111 de buerschap van Escheide, anno 1403 Jutte van D i e p e n b r o e c k, huysfrou Henrix van der Horst anders geheiten van Eeschede, wort getuchtigt an den hoff to Eeschede so woe die met allen sijnen tobehoren in der buerschap van Eeschede' in den kerspel van Gorssel ende anderswaer gelegen is, anno 1406.' ')1140 is door mi]i overgebracht naar het Veluwsche register onder Brummen. igr°i Hogehelbergen, oorspronkelijk gelegen in liet kerspel Wichmond, is Terënt tummen'g^oeTr ^ dC" '0°P Veiuwschen kant gekomen register g^pUauTsub'OT m'wS hönd0°r ™ R,°)dt *Ü Vergissinff »' het Veluwsche icfeihttr geplaatst sub J7— JJ. V\ij hobbcn gemeend ze, ter voorkoming van misverstand mogen overbrengen naar het kwartier, waaronder zij behooreu. ' Willem van Esehede, huysfrou Reiner Lensincks, ontfinck den hoff tot Esscüede met allen sijnen tobehoren, gelegen in der buerschap van Esehede, in den kerspel van Gurstele, tot eenen Zutphenschen sadelleensreclite, anno 1422. Aleyt, weduwe Henricks van Esschede, ontfinck den hoff tot Esehede met sijnen tobehoren, in den kerspel van Gorsloe, in den lande van Zutphen gelegen, tot eenen sadelschen leen, anno 1422. Sweder van Millingen is man hiervan. Eadem, anno 1424. Henrick van Esehede bij transport sijner moder Aleyt, Ruwenoirts huysfrou, ontfinck dat goet tot Esehede met sijnen tobehoren, in den kerspel van Gorssel gelegen, tot Zutphenschen rechten1), anno 1438. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van den goede tot Esehede, in den kerspel van Gorssel, in der buerschap van Esehede gelegen, daer dese erfnissen in behoren: eerst een hofstede, schietende an des Hooffs maet; item die Hovesmaet, noch met eenen maetken over den dijck daerto gehorende ; item een campken bij Brennenberch, haldende te samen 3 mergen lants; item een camp tegen der voors. hofstede, haldende 6 molder saetlants; item dat Hofstuck, 9 schepel saetlants; item den Dornacker, 1 inolder saetlants; item den Blockacker, 5 schepel saetlants; item den Rijsacker, 3 schepel saetlants; een acker, gelegen bij Hennicks dil, 1 molder saetlants; een acker, gelegen bij Hagencamp, 3 schepel saetlants; den Wijfifacker over den Groenen weg, 1 molder saetlants; noch een acker over den Groenen weg, 3 schepel saetlants; een acker an 't goet geheiten ter Borch van 3 schepel saetlants; een acker in de Huyl van 6 schepel saetlants; een acker, gelegen in dat Veelant, 'l malder saetlants; noch 3 waren in Eschederweert min een vierdel, tot Zutphenschen sadelgoetsleenrechten, 18 Sept. 1473. Idem vernijt eedt, 20 Ang. 1484, anno 1492. Albert van Esschede ontfengt den hoff tot Eesschede, in der graeffschap van Zutphen, in den kerspel van Gorssel, in der buerschap van Eesschede gelegen, tot eene sadelgoetsleenrechten', ende belast tselve voort met 8 molder roggen sjaers aen Johan Potou, kamerknecht, t9 lossen met 66 enckel golden Eijnsche gulden in 6 jaren, bij verlies des leens, beheltlick doch Johan Potou ende sijnen erven heure voors. losrente daeruut, anno 1511. Johan Ketel 1 bij transport Alberts voorn, beleent tot sadelleensrechteu onder belofte van die voors. 8 molder roggen sjaers binnen 3 jaren af te lossen, 26 Martii 1527. Hille van Kervenhem, weduwe Johan Ketels, huysfrou Johans des Wilden, transporteert al haer recht ende ansprake tot desen goede op Anna van Eesschede, huysfrou Johans van Voerst, 6 Julii 1530. Eadem als erve hares ooms Alberts voorn, beleent, 16 Nov. 1531. Eadem laet eedt vernijen, 22 Sept. 1538, 27 Junii 1544. Eadem set tot huider Claes van der Ileyden, 11 Martii 1550. Eadem laet eedt vernijen haer soon Johan van Voorst, 3 Junii 1556. ') bcheJtlicli Aleydcn hoeren tochten dairan (akte). Johan van Voorst hij transport sijner moder Anna 12 Julii Diedsönken"oon ntel°' Margrieten soo"> °om.s Johans, erft op A rilt van IjintlOj onmundig, wiens voormunder Joachim van Eek dit 3 iaren iedna q"1Jts°heldl"Se de« versuyms, met beding, dat binnen d jaren gedoceert sal werden, dat sulx bii Diedrick van Tintin Arnt alsdan8 iTen*08"'6 ?ntfanfn SÖ' ofto anders wort dese treden 18 Julü 1600 ^^ke compositie ende afdracht te Idem29alprnisdÜ1608die anget°g°n COaPoaitie' *etaxeert °P 60 S"lden, Idem doet selffs eed, 14 Nov. 1617. A'1 na gg j'greta van Lintelo, erve haeres broeders Arnts, beleent, 13 Sept 16dl. Haer man Maximiliaen van Pasqualini doet hulde. ii-3nei van Mooist, als naeste manspersoon te wesen van den eersten 2TiUS.™'M»T* """ mi' van desselïen lesten possesseor, Ev" "ÏÜ .ïl-CiesT AnM ™' Idem transporteert dit leen aen Gosen van Keppel tot Oelde, die daermede beleent is, 26 Martii 1663. 1 siilTnnJ it0tc°Mde laet aPProberen een acte van afdeilinge bii SLÜTS mi" h"r rtsp-s™» — fc**12 M>il I683- Evert„.Ma rnr, 10 n b O r c h uyt cracht van gerichtelick verwin beleent pro ,, . ® , name van S1J° broeder en snsters, 13 Oct. 1692. 1 aiI'L^i ? iVri-ess.e.n' huisvrou van Everhard Marryenbora- laet haei besloten dispositie approberen, 15 Junii 1706. " ^ A1gnfs0ttérEB^r1k0hnLam/)ert ? ytl a ƒ d namens 8Ü" vrou Margareta bif iTillprmn J n , 1 en de ónderen van capiteyn E e k h o 11 't tS i Corneha ter Berkhorst ehelijk verwekt, uit krairt van 2 Oct! 1715.Va" ard Marryenb°rg van 24 Junii 1711 beleent, Geihaid lodt, erfgenaam sijns vaders Hendrik, beleend, 11 Dec 1753 J 'a migea2ehydP0iV,si!ametPhr°berent 611 r3^eren sodaene provisioneel 3» vrouw v.-n J.iMb van''l"o'g raVf /(akte)'S" doclltcr tot tlie Hofstecdo (akte). ) nL Kjjkmanna Christina, weduwe van Gerliard Dapper, en Harmina Ooneita (akte). Deselve als naaste in den bloodo beleend met dit leen, aller gestalte lietselve haar door dode van haar broeder Gerhard en uyt hoofde van het geapprobeerde provisioneel magescheyd aangekomen is, eodem die. Egbert Hendrik Grevcn als naaste in den bloede nae dode van Elia Elisabeth Podt beleend, 7 Julii 1795. Fredrik Christiaan Colenbrander laat registreren een transport, door Egbert Hendrik Greven en do verdere erfgenamen ab intestato x) van Elia Elisabeth Podt 20 April 1799 gepasseert, en uyt hoofde van dien hetzelve ten sijnen naeme overtekenen, 27 April 1799. 141b. GOESSEL. Die Wertelt ende Eschederweyde by Nyenbeke; item dat goet te Mensekinck 2) op der Veerst in den broick gelegen, tot Zutphenschen rechte ontfinck Willem van Baecke, anno 1405. Johan van Steenbergen draegt dit op aen Alphart Schimmelpenninck, anno 1457. Idem draegt op die alinge Eschederweyde met allen heuren rechten ende tobehoren, so die met aller slachter noot to lande ende to water gelegen ende met anderen leenen in den leen van Nyenbeeck te geboren plag; met sulken vorworden, dat men an dieselve weyde geen hoofde leggen noch sant besteken ofte poten sal, dat den leene Nyenbeke an den slote ofte erfgronde daerto gehorende hinderlick ofte scbadelick were; ende off den stroom also deurlopen wurde tuschen der Eschederweyde ende den Middelweerde, dat men des Middelweerts van Eschederweyde nit bevaren conde na den stroomrecht, dat alsdan dieselve Middelweert weder vallen sal au den leengoede Nyenbeke, erflick daeran te bliven, ende Johan van Steenbergen ende sijne erven sullen behalden die vischeriën ende vogelriën van Nyenbeeck van boven tot beneden van den olthuvigen lande van Eschederweyde, als voortijts tuschen Johan van Steenbergen ende Alphart Schimmelpenninck verdragen is; tot behoeff van Willem L e r i n c k ende Alphert Y s e r e n, elck lialff ende elck besunder, tot Zutphenschen rechten, anno 1469. Alphert van Yseren transporteert die helft van der alinger Eschederweyde met allen heuren rechten ende tobehoren, als tot derselver helfto tobehorende is, gelijck hij Alphert ende Henrick van Eschede dat met malcanderen gescheyden ende bepaelt hebben; welcke voors. helfte gelegen is met der eener sijden neven der Eesscheder gemeynten ende met der ander sijden neven der Isul, met den aversten eynde ') nl. E. H. Greven en diens vrouw Willemina Judith Henrietta Thomassen a Thuessinck, Geertruydt Fenna Ingena Podt, Wolfert Abraham Johannes Eosendaal en diens vrouw Fenna Hendrina Greven, Alidanus Jan Greven en diens vrouw Johanna Franc;oise Henriette Tulleken en Hendrik Willem Greven. ■) Zie 135. Evenmin als daar van Geesteren blijkt hier iets van de ligging van dit goed onder Gorssel. an erve Alpherts Yseren voorn, ende met den nedersten eynde tot S f, Taerlan I1 Gorsselschen weert, in aller maten als hij Alphert dat ontfangen heeft, op Henrick van Esschede, 14 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 20 Aug. 1484. Idem vernjjt eedt van de halve Eschederweyde, in der buerschap van rïJ. enff ,erS£. ,vfn Gorssel gelegen, daer Andries Lerinck die wedernelft aff heeft, tot Zutphenschen rechten, anno 1492. Johan Hansen als volmechtig Arndts van Lintlo, erfmarckenrichtêr der buerschap van Es ch ede, in den kerspel van Gorsel ende scholtampte van Zutphen gelegen, beleent tot behoeft' der geërfden in derselven buerschap so veel endo wijt yder pro quota daerto berechtigt is, met de halve Eschederweyde ofte weert, in der voorn buerschap ende kerspel gelegen, gelijck wijlen Henrick van Eschede j te '°.en ^dragen ende in den jare 1492 lest erkent heeft, daervan die wederhelft bij Peter Seist van den erfgenamen van wijlen Eusebius Bentinck is angecoft, 19 Martii 1619. ^'bekent ^1627*™ ™ ** erffgenamen van Escheder marcke C°C"™,le7n ™ WarffiM0?!1!18 """ """"" der Hendrik Podt, erfmarkenrigter, in name der geërfdens beleent, 4 Nov. 1720. Gerhard Podt, erfmarkenrigter, namens de geërfden beleent, 11 Dec. 1753. Jacob van de Graaff namens de geërfden beleend, 22 Sept. 1784. Afgespleten van 141b. 14lc. GORSSEL Die helft van der alingen Eschederweyde met allen heuren rechten ende tobehoren, so die met aller slachter not te water ende te lande tot den leen van Nyenbeeck te horen plag, tot Zutphenschen rechten opgedragen na eedvernijinge bij Alphert Schimmelpenninck tot behoeff van Alphert Yseren met vorworden, dat geen hooffde geleyt noch sande bepoot mogen werden tot nadeel van den slote ofte erfgronde to Nyenbeeck ende meer puncten, in Alfert Schimmelpenninx leenbrief op Eschederweyde sprekende, begrepen, anno 1469. Idem, 13 Oct. 1473. WMem Lerinck tot Papheren bij transport Alpherts Yseren, 4 «Julll 1475. Idem vernijt eedt, 25 Aug. 1484. Andries Lerinck ontfengt een goet, geheiten die halve Eschederweyde, daeraff Henrick van Eschede die wederhelft heeft, tot Zutphenschen rechten, 29 Man 1501. N. Lerinx, huysfrou Henrick B e n t i n x, erve hares broders Andries, 15 I)ec. 1516. ' Willem Bentinck vernijt eedt van den hal ven Eschoeterweert, in den kerspel van Gorssel, iu der graeffschap Zutphen gelegen, tot Zutphenschen rechten, 19 Sept. 1538. Idem vernijt eedt, 26 Junii 1544, 28 Maii 1556. Eusebius Bentinck, erve sijnes vaders Willems, 19 Sept. 1577. Sibilla van der Capellen, huysfrou Johans van Yoorthuysen, haer recht ende toseggen an dit leen *) vercoft hebbende," vertijt daerop deur haren man tot behoeff van Peter Seist, 31 Oct. 1618. Willem Bentinck, Lenarts soon ende man Theodorae van Buerse, erft dit leen halff 2) op sjjn dochter Anna Bentincks, die, deur haren oom Thomas Middeldorp beleent sjjnde, sulx opdraegt op Peter Seis, 13 Julii 1619. Hendric ten B r o e c k e bij opdracht van Peter van Seist beleent, 25 Sept. 1634. Idem laet sijnne tucht, tussen hem ende sijnne huysfrouw Reynera Loesincks gepasseert, approberen, 29 Junii 1641. Johan ten Broeck, erve sijns vaders Hendrick, beleent, 16 Maii 1655. Enno Matthias ten Broeck, erve spes vaders Johans, beleent, 2 Martii 1676. Maria Helena ten Broek, onmundig, erfgenaem haers vaders Enno Mathias, beleent, 18 Julii 1701. Huider Hendrik ten Broek, haer oom. Johan Everhard ten Broek na afsterven sijns broeders Hendrik als huider beleent, 17 Junii 1707. Adriaen Balthasar Y a 1 k na afsterven van Johan Everhard ten Broek als huider sijns vrous Maria Helena ten Broek beleent, 2 Oct. 1715. Susanna Johanna Everdina Valk, erfgenaem haers vaders Adriaen Balthasar, beleent, 25 Nov. 1730. Ludolf Hendrik Borchard Sylvius van Hekeren, haer man, is huider. Evert Ludolph van Heeckeren, erfgenaam sijner ouderen L. II. B. S. van Heeckeren en S. J. E. Valk, beleend, 8 Junii 1779. Idem draagt dit leen op in handen van den Stadhouder der leenen ten behoeve van sjjn oudste soon Ludolf Fredrik Hendrik van Heeckeren, 4 Febr. 1783, die uytkragtvan dien afstand beleend is, 8 Febr. 1783. Deselven draagt dit leen op in handen van den Stadhouder der leenen ten behoeve van Gerrit Abrahams Ny land en Esselina H a r m se n Ra 11 i n k, eheluyden, eodem die, die uyt kragt van dien afstand beleend sijn, 14 Febr. 1783. ') Hier hoot het loon ook Alphertsweert. *) De andere helft had toebehoord aan Sibilla vau der Capellen (akte). 142- VORDEN. tG°^ *e Venhorst met sijn tobehoren, gelegen in den kerspel sjt&y bo'rscbap ™ Gerhard ter Minckhorst, anno 1378. Fredrick van Baer beleent *), anno 1424. Dirck van Baer als erve sijner moder beleent, anno 1431 Fredrick van Baer, anno 1453. Idem vernjjt eedt, anno 1492. A%Ür hLT h*°' "**" FredriI'80 "»• >5" ^ ™ Eadem veraft eedt, 10 Junii 1556. Willem van Baer hnlder EadGdoetV hulde.GCdt' 28 DeC" 1568, HaCr S00n Engelbert van Bremt Joost van Bremt, erve sjjner moder Aleyt, erft op sijn dochter Lyffart van Bremt, die voort erft op haer dochter No" 1E600'. llUySfr°U ^ J°°St Wirk'h Cl0nt' die beleent is' Wilhelm Keiner Clout, erve sjjner moder Catrin, beleent, 10 Dec 1613 23 Aprü k1604rö.bÖ ^ Wilhem Keiner Clo«t 3) beleent, Gerart Goyker, erve sjjnes vaders Aelbert, beleent, 25 April 1664 Ae" M^k?a !"nd*' "! "tsmx" *■ «—i»* De msijn,b6SFVebr. 1™95.dnS MaU'"itS G°iker 6) bekennen afgegoedet te Aelbert Goeyker, inundig, vernieuwt eedt, eodem die. Ide,Vpnr.b,"r™°n27 ï^', htm ter Hendrik Johan Goyker, erfgenaem sijns vaders Albert, beleent, 6 Maert 1717. Beatnx Goyker, erfgenaem haers broeders Hendrik Johan, beleent, 4 Aug. 1/27. Hei men H as en broek Jr., haer man, is huider. Eadem steld na dode van Harmen Hasebroek Jr. tot een nieuwen huider Marcehs Straatman, 20 Maart 1747. "«-uwm uuiaei Marcelis Straatman en Maria Hasebroek, eheluvden, uyt krapt van geapprobeerd magescheyd e) beleend, 11 Jan. 1753. g lidem dragen dit leen op aan Lambert Welmers en Maria van Me gen, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 23 Junii 1762. ^ ' ') anderwerff (akte). ') Vgl. 121a. Waarom zij in 1500 niet ook met dit goed is beleend, kan ik niet nagaan. en diens vrouw Anna van Haes (akte). Hier en elders heet liet goed Venhorstinck 4) Zijne moeder was Beatrix G y s e n (akte). ouuorsiinCK. "I broeders van Aelbert (akte).' broedTen^us^TaUe).1751 tUSSC''e" Ge'',mrd " Joham,a Hurtw*. Hendrik Arnold Welmers als oudste soon en successeur feudaal van sijne ouders Lambert "Welmers en Maria van Meghen nae afgemaakt versuym beleend, 24 April 1789. 143. VORDEN. Een goet geheiten Haskinck met allen sijnen tobehoor, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Vurden gelegen, van der eygenhoricheyt vrijgecoft ende te leen ontfangen tot Zutphensclien rechten bij Jorien van Warninckhoff, 12 Junii 1534. Idem vernijt eedt, 12 Martii 1539, 14 Junii 1544, 15 Maii 1556. Die erven Henrix van Werninck crigen uutstel, 1 I)ec. 1568. Ricolt van Werninckhoff, onmundig, beleent, 5 Martii 1569. Melis van Lennep is sijn huider. Anthonia van Hoekelem, erve hares soons Ricolts, beleent, 18 Oct. 1578. Haer huider is Willem Schoelwyck. Melis van Lennep bij transport Anthoniae voorn., eodem die. Anthonia voorn., weduwe Henrick Werninckhoffs, erve hares soons Ricolts, doet personlick 't voors. transport op Melis voorn, tsijner meerder verwissinge, 'twelck sij, cranck sijnde, deur haren volinechtigen Willem Schoelwick had doen laten, 21 Julii 1580. Melis van Lennep vernijt eedt, 5 Oct. 1581, deur sijnen soon Egbert. Egbert van Lennep transporteert dat leengoet Haessinck 1), in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Vurden, in der buyrschap Delden gelegen, tot Zutphensclien rechten op Jorrien van Bouw ma, onmundige soon Petri Gellii van Bouma, 1 Oct. 1593. Die vader is des soons huider. Mara de Bouma na dode hares broders Jurriens bij maechgescheyt, met haren broder Giellis opgericht, beleent sijnde, verclaert, so sij sonder lijffsgebeurt sterft ofte, kindren verweckende, dieselve alle geen kindren na en laten, dat alsdan dit leen sal vallen op haren oom Georgen Warninckhoff ofte sijnen naesten erven, diewijl 't van sijnen voorolderen is hergecommen, 22 Nov. 1605. Haer huider is Herman van der Hagen. Eadem tucht haren man Anthoni van Meerland, 30 Dec. 1607. Gellius de Bouma bij opdragt sijner suster Maraebeleent, 8 Julii 1609. Idem tuchtiget sijnne huysfrouwe Catarina R e y n e r s ende sulx haer leven lang, sonder 't leen te moogen ontblooten van groflf eykenholt, 22 Mey 1641. Gellius Reilingerus voor hem selfs ende mede voor Peter Faber, praesent sijnde als vader ende momber van sijnen onmundigen soon Paulus, uyt cracht van dispositie 2) beleent, yder voor de helfte, 9 April 1663. ') Daar voor eu na nooit anders staat dan Haskinck, is dit ccno verschrijving in de akte. 'j van Gellius do Bouwnia (akte). Peter Faber, beleent als erfgenaem van sijn soon Paulus, draecht de helffte deses leens op aen Gellius Eeilingerus, die daermede beleent is, 14 Mey 1672. Idem disponeert over dit leen onder sijne kinderen, 6 I)ec. 1699. Gellius, Cornelia, Henricus, Ilelena Maria ende Sara Eeilingerus, erfgenaemen Laers vaders Gellius en uit kragt van bovenstaende dispositie beleent, 19 Mey 1707. De vier onmundige kinderen van Helena Maria Relingenis en Antony Spies, eheluyden, Sara Relingerus J) en Anna Maria van Dam weduwe van Hendrik Relingerus, beleent, 5 Junii 1717. Deselven laten approberen de koop van dit leen, ingegaen tusschen Antony Spies q.q. en verdere principalen ter eenre en Hermen Otto Franken2) ter andere sijde, eodem die. Arnold Solt kast 3), erfgenaam srjns susters Amilia, na afgemaakt versuym beleend, 23 April 1745. Martinus Gerhardus Soltkast, erfgenaam sijns vaders Arnold, beleend 4 Febr. 1755. Arnold Gerard Soltkast Schutter, erfgenaam van sijn oudoom Martinus Gerhardus Soltkast, beleend, 16 Maii 1786. 144. VORDEN. Die Modenberch met al lieuren tobehoren, in den kerspel van Vorden gelegen, tot Zutphenschen rechte ontfinck Jolian Lonys Janssoon, anno 1423. Idem ontfinck een goet, geheiten die Modenberch, gelegen in den kerspel van Vurden, met al sijn tobehoren tot Zutphenschen rechte, anno 1424. Rutger die Listige is huider. Gerrit van II a c k f o r t b{j transport Johans voorn., anno 1440. Idem, anno 1465. Jacob van Ilackfort, erve sijnes vaders Gerrits, 23 Aug. 1484. Idem, anno 1502. Henrick van Hackfort erft op sijn dochter Catrin, huysfrou Coens van Selbach, 3 Martii 1527. Verder zijn de beleeningen tot 13 November 1766 jreliik aan die sub 58. Bernhard Gutberlcth Plegher laat approberen en registreren een gerigtelijk transport d.d. 15 Julii 1779 met relatie tot 't bovenstaande leen en sig uyt dien hoofde daarmede beleenen, 11 Oct. 1779. ') vrouw van Andnes Spies (akte). ') gehuwd met Amelia Soltkast (akte). ") Behalve den hierna genoemden zoon had hij eene dochter Theodora (akte). £ 145. STEENDEKEN1), VORDEN. tGoet te Sweverinck erkent bij Steven van der Horst, anno 1326. Jacob van Hackfort ontfinck dat goetteSwevering, datgoetteHeyginck; item dat goet te Wanningh tot eenen pondsleene, anno 1405. Idem bekent van Johanna P1 o e c h, sijn vrou, ontfangen te hebben ter medegaven 1000 alde schilden, daervoor hg haer gesat heeft dat goet to Sweverinck, gelegen in den kerspel van Steenre, ende dat goet to Wonnynck ende dat goet to Heyginck, beyde gelegen in den kerspel van Vorden, met al heur tobehoren, met bescheyt dat sijne erven dat altijt lossen mogen met 1000 alde schilden, anno 1406. Idem ontfinck dat goet tot Abbinck, tot Sweverinck, tot Wonninck, tot Heydinck, tot Zuderas met water, windmeulen ende allen heuren tobehoren tot Zutphenschen rechten, anno 1424. Gerrit van Hackvorden beleent, anno 1429. Idem, anno 1465. Idem uutstel, 14 Oct. 1473. Dirck van Hackfort, erve sijnes vaders Gerits, 25 Maii 1484. Jacob van Hackfort beleent, anno 1502. Henrick van Hackfort erft op sijn dochter Catrin, huysfrou Coens van Selbach, 3. Martii 1527. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 58 tot aan die van 13 November 1766. 146. VORDEN. Dat halve goet te Woningh, gelegen in den kerspel to Vorden, in der boerschap to Delier, ten Zutphenschen leen heeft ontfangen laten Herman B 1 o x deur Gerrit ten Bryncke, anno 1378. 146a. VORDEN, WARNSFELDE. Dat goet tot Wesselingh ende dat goet tot Abbingh. in den kerspel van Vorden, ende die Graffelmate, in den kerspel van Warnsfelde gelegen, tot Zutphenschen rechte ontfinck Bernt van Vorden, anno 1402. Jacob van Hacforden ontfinck dat goet te Zuderaes tot eenen sadelgoede 2); item die moile te Zuderaes met heuren tobehoren tot Zutphenschen rechte. ') In het register staat alleen Vorden, maar aan den kant deze aanteekening van de liand van van Reyd: „Dit Sweverinck gehoort onder den kerspel van Steenre, want Rense van Ruerlo helt te leen van Gijsbert van Dort to Blanckena een goet oick Sworinck gênant ende in Vurden gelegen". *) Hoe dit in overeenstemming is te brengen met 9, kan ik niet nagaan, aangezien daar niets van afsplitsing blijkt. Daarenboven ontbreekt liet jaar der bcleening. Zutphcn. 21 Idem ontfinck dat^ goet tot Abbinc met sijnen tobehoor, gelegen in den kerspel van Vurden, als dat Bernt van Vurden te halden plag, tot eenen Zutphenschen leen. anno 1408. Idem, anno 1424. Gerrit van Hacforden beleent, anno 1429. Idem, anno 1465. Idem uutgestelt eedt te vernijen van den goede tot Abbinck met water ende wind; item dat goet tot Zuderaes etc. met water ende wind tot Zutphenschen rechten, 14 Oct. 1473. Jacob van Hackfort, erve sijnes vaders Gerits, ontfengt die helft van den goede tot Zuderas, gelegen in den kerspel van Wernsfelt, in der buerschap van Vieracker, tot Zutphenschen rechten, 23 Aug. 1484 l). Derck van Hackfort bij overgifte sijnes vaders Jacobs ontfengt dat goet tot Zuerhoes met water, winde ende allen sijnen tobehoren, 25 Maii 1484. Dirck van Hacfort, erve sijnes vaders Gerrits, 25 Maii 1484. •Tacob van Hackfort beleent, anno 1502. Verder zijn de beleeningen tot 13 November 1766 e-eliik aan die sub 58. Iredrick \\illeni van der Borch laat approberen en registreren een gerigteljjk transport d.d. 24 Aug. 1779 met relatie tot het leen Abbink en sig uyt dien hoofde daarmede beleenen, 9 Sept. 1780. Allard Philip Reinier Carel van der Borch 2), minderjarig, nae dode sijns vaders Fredrik Willem beleend, 22 Aug. 1782. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 23 Maart 1787. Idem laat approberen en per clausulas concernentes registreren de huwlijksche voorwaarden, 5 en 20 Maart 1790 met Philippina Johanna 1790^ S 1 o e t tot Twenyenhuysen 3) opgerigt, 20 April 146b. VOEDEN. Huys en haevesaete, het Medler genoemt, met hoven, bomgaerden, campen, weiden, bosschen, broecken, erven, landeryen en alle recht ende gerechticheyt daertoe gehorende, niet uytgesondert, in der voegen als Engelbert Willem van Deutecom het Medler uyt den boedel van Hendrick van Eek, scholtus tot Zutphen, gecocht, beseten ende vererft heeft, in de graefschap ende schultampt van Zutphen, karspel Vorden gelegen, van vrij ende allodiael goet tot een leen ten Zutphenschen rechten, met een rijxdaelder te verheergewaeden, aen den V. G. ende G. Z. opgedraegen door Judith van Hoen, weduwe van Gijsbert van Dort 4), ende door deselve te leen ontfangen, 11 Junii 1684. e" de, volgende hehooren zeer zeker niet onder dit hoofd. Zie noot 2) op Wz 3(>y Opvallend is ook de volgorde en niet minder, dut in den eersten sprake is van het halve, in den tweeden van het gelieele goed. *) Zijne moeder was Sophia Juliana van Rechtere 11 (akte). ») dochter van Arent Sloet en Johanna Philippina van D e d e 111 tot den Gelder (akte), en MeVd* III b!rri04Van "e6f Kn&elhert Willem va" Deitecom. Zie Gelre, Bfidr. Eadem laet approberen de houlijxe vorwaerden tusschen haer soon Hendrick Willem van Dorth ende Maria Catharina van Twickelo 9 Aug. 1684 opgericht, 19 Aug. 1684. Hendrick Willem van Dorth, erfgenaem sijns moeders Juditli van Hoen ende uyt cracht van de geapprobeerde houlijxe vorwaerden beleent, 3 April 1688. Eoedolf van Dort, erfgenaem sijns vaders Hendrick Wilhem, beleent, 10 Mey 1709. Hendrik Willem Aloisius van Dort, erfgenaam sijns broeders Rudolf, beleend, 21 Nov. 1754. •Tuditli Maria Ignatia van Dorth ') laat registreren quoad clausulas concernentes het testament van Rudolph van Dorth van 19 Febr. 1753 en sig uyt kragt van dat testament beleenen, 6 Dec. 1754. Huider haar soon Theodorus Zeno van Dorth. Eadem laat registreren 't accoort en transactie, 27 Jan. 1757 voor commissarien van desen Hove tusschen haar en Hendrik Willem Aloisius van Dorth opgerigt, 15 Maart 1757. Theodorus Zeno van Dorth laat registreren het magescheyd 2) van 22 Junii 1761 en per clausulas concernentes registreren, 31 Maart 1762. Idem uyt kragt van 't voors. magescheyd beleend, eodem die. Idem laat approberen sijn huwlijksvoorwaarden met Elisabeth Maria Hackfort 3) 15 Junii 1756 opgerigt, eodem die. Reinier Engelbert van Dorth, erfgenaam sijns vaders Theodorus Zeno, beleend, 31 Julii 1789. 1474). VORDEN. tGoet tot Ensering, gelegen in den kerspel to Vorden, to Zutphenschen rechte heeft ontfangen Mechtelt, weduwe Andries K r e y i n x, anno 1378. Gerart Kreyngh hulder. Johan Kreynck Andriessoon beleent, anno 1381. Idem bij vertich sijnes broders Andoras, anno 1388. Ronse Creyng Andriessoon 5), burger van Zutphen, ontflnck dat goet tot Ensench, in de buyrschap Bramele, in den kerspel van Vorden gelegen, tot eenen Zutphenschen leen, anno 1402. Idem, anno 1424. Mechtelt, huysfrou Hermans van M e k e r e n Gjjsbertss., anno 1426. Jutte Yser en s Alfertsdochter, huysfrou Jacob Schimmel pen ninx, bij transport Mechtelt Kreynx voorn, ontfengt dat goet tot Enserinch, 1,}t den lande van Zutphen, in den kerspel van Vorden gelegen, met allen sijnen rechten ende tobehoren tot Zutphenschen leen, 22 Maii 1430. ') weduwe van Theodorus Iguatius van Dorth tot Bosloo en zuster van Roedolf (akte). ') met zijnen broeder Gerardus Judocus. ti ^ dochter van Olivier Hackfort en Maria- Cornelia van der Borcb. vrouwe van de Horst (akte). Aloo^rS-,te" p0st '!eeft het ro='ister: töoet tot Onserinck erkent bji Henrick Guetkint, anno 132G. len onrechte is dit hierbij gevoegd. leenman in 1392. Op 9 Augustus van dat jaar tuchtigde hij zijne vrouw Mechtelt an het goed Enserinck. Zie P. N. van Doorninck, I.eenacte», b'lz. (U. Alfert Yseren bg transport Jutten voorn., anno 1453. Idem, anno 1465. Idem tuchtigt sijn vrou Bely, anno 1466. Idem vernijt eedt van den alingen erve ende goede, geheiten Enserinck, met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Vorden gelegen, daer naest gelant is Gadert van Braemell ende Gerrit Lansinck an d'een 5'® gemeynt an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 12 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 20 Aug. 1484, anno 1492. Aelt Yseren, erve sijnes vaders Alferts, anno 1506. Walburg Yserens, erve hares vaders Aelts, beleent, anno 1513. Eadem, huysfrou Jans van Vorthusen, eed vernijt, 17 Sept. 1538. Eadem laet eedt vernijen, 14 Junii 1544, 8 Maii 1556. Bele van Voorthusen, huysfrou Everts van der Capellen, ontfengt een goet, geheiten Enserinck, met allen sijnen tobehoren, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Vurden, in der buyrschap van Velwijck gelegen, tot Zutphenschen rechten, 9 Martii 1569. Eadem, weduwe, stelt tot huider Gerlich van der Capel, 25 Junii 1581. Sibille van der Capel, huysfrou Johans van Voorthusen, erve harer moder Sibille van Vorthusen, beleent, 19 Martii 1600. Gerhardina van Voorthuysen, erve haerer moeder Sibilla van der Capellen, beleent, 14 Aprill 1635. Reynt ter Bruggen, haer man, is huider. Willem Veer beleent1), 8 April 1665. Anna Maria Swaefken, getrout aen Seino Ignatius du Smeth, erve haeres grootmoeders Gerardina van Voorthuisen, beleent 22 April 1690. Eadem laet approberen het contract van koop, over dit leen 16 Sept. 1702 ingegaen met Frederick Amptinck, 16 Oct. 1702. Eadem draegt dit leen op aen Frederick Amptink, die daer weder mede beleent is, eodem die. Idem 2) laet approberen de koop van dit leen, tussen hem en Herman van Egum ingegaen, 7 Junii 1707. Idem draegt dit leen op aen Herman van Egum, die daer weder mede beleent is, eodem die. Henrietta Maria, Johanna, Margrita en Anna Gosina van Egum, erfgenamen haers vaders Herman, beleent, 29 Junii 1729. Wilhelmus jan Doreslaeren Henrietta Maria van Egum tugtigen malkanderen bij huwelijxe voorwaerden van 24 Maert 1729, geapprobeert 29 Junii 1729. Idem nom. ux. en Johanna van Egum laten approberen het maeggescheid, 24 Aug 1731 opgerigt tussen deselven en de twe andere susters, waerbi] de twe eersten dit leen pro indiviso is toebedeelt, 18 Aug. 1732. Martinus de Leeuw van C o o 1 w ij k 3) en Johanna van Egum «), ') gelijck hem hetselve bij erffenisse aengecomen was (akte). *) Zijne vrouw was Maria Noordwijk (akte). 3) zoon van Abraham d. L. v. C. en Christina Rauwerts (akte). ) Hare moeder was Johanna Steen mans (akte). egteluyden, laten approberen haer huwelijxvoorwaerden, 24 Julii 1732 opgerigt, waerbij sij malkander tugtigen tot weertrouwens toe, 24 Nov. 1732. Hendrietta en Johanna van Egum stellen nae doode van Wilhelmus van Doreslaer tot bulder Martinus de Leeuw van Coolwgk, 28 Sept. 1739. Johanna van Egum en Anna Elisabeth van Doreslaer, de laatste na bekomen beleninge, stollen te samen tot huider Wolter Statius Schomaker, 27 Junii 1761. Eudolph Jan Starink laat approberen en registreren 't magescbeyd x), 7 Maart 1766 over dit leen opgerigt, en sig daarmede beleenen, gelijk hetselve door dode van sijn vrouw Anna Elisabet van Dooreslaer op haar soon Jan Starink en door overlijden van dese laatste op hem iare saccessionis in 't geheel gedevolveert en verstorven is, 22 Julii 1766. 148. VOEDEN. Den hoff te Bramel met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Vurden, tot Zutphenschen rechten ontfinck Gerrit van Bramel2), anno 1403. Henrick van Brameren, erve sijnes vaders Gerrits, anno 1410. Idem, anno 1424. Gerrit van Bramel ontfinck dat goet tot Bramel, in den kerspel van Vorden gelegen, tot sadelgoetleenrechten, gelijck hem dat van Henrick van Bramel, sijnen vader, angestorven is, anno 1465. Idem vernijt eedt van den hoff tot Bramel met sijnen tobehoren, in den kerspel van Vurden gelegen, daer naest gelant is Alpbert Yseren an d'een ende Borrenhoff an d'ander sjjde, ende is groot omtrent 25 molder roggensaetlants, tot Zutphenschen rechten, 3 Oct. 1473. Henrick van Bramel, erve sjjnes vaders Gerrits, beleent, 23 Aug. 1475. Idem, uutlendig, laet eedt vernijen sijnen oom Henrick Yseren, 21 Aug. 1484. Idem, anno 1493. Andries van Bramel, erve sijnes broders Henrix, 25 Aug. 1522. Mechtelt van Bramel, erve hares vaders Andries, anno 1524. Willem van Bramel, erve sijner suster Mechtelt, 27 Nov. 1535. Jutte van Bramel, conventuale ten Isendorn, bij makinge harer nicht Mechtelt ende als erve hares broders Henrix ende sijnes soons Laurens beleent, 25 Jan. 1536. Lense Ver huider. Lense Veer bij transport suster Jutten, 19 Sept. 1538. Idem vernijt eedt, 20 Junii 1544. Andries van Bramel, erve sijnes vaders Willems, beleent tot qualificatie om sijn recht te vervolgen tegen den besitter Lenso Veer, 26 Maii 1551. ') met Abraham Je Leeuw van Coolwijk, zoon van Johanna van Egum (akte). !) In 1396 had hij zijne vrouw Jutte getuchtigd aau dit leengoed. Zie P. N. van Doorninck, Loenacten, blz. 94. ■ Lenso Veer vernijt eedt, 8 Junii 1556. Willem Veer, erve sijnes vaders Lenso, 4 Martii 1558. Eidem uutstel geweygert, 16 Oct. 1581. Lanrens Veer, onmondig, Willems soon, crigt 9 maenden uutstel deur Maii TeOO v a n C u e n d e r, voorl.ebolden 't versuym, 26 Idem, betalende 't hergewaet, crigt qujjtscheldinge des versuyms ende MartH 1601 S9n8n mUndlgen •iaren to tot der eedsleystinge, 4 Idem beleent, 1 Nov. 1620. Wilhem Veer, erve sijnes vaders Laurens, beleent, noch onmundie, deur sijnen huider Henrick van Hoen, bij sijn moder Gerhardina van der Capellen angestelt, 19 Aprilis 1626. Idem doet selver eedt, 7 Julii 1636. Jan van H a s s e 11 en Helena van Munster, uyt cracht vaii verwin beleent sgnde, maeckt dit leen nae sijn ende siiner liuvsvrouwen overlijden tusschen sijn kinderen deilbaer, 17 Jan. 1685. Willem van Hasselt, erve sijnes vaders Johan ende als huider van siin moeder Helena van Munster beleent, 13 Junii 1692. Johan van Hasselt laet approberen het maeggescheid, over den boedel van sijn vader Johan en Helena van Munster, egteluyden, 20 Sent 1718 opgerigt waerbij hem dit leen is toebedeelt, en is uit dien hoofde daermede beleent, 27 Mey 1719. Johan Coenraad^ van Hasselt, erfgenaam sijns vaders Johan, beleend, Jan Eeinier ten Be hm W ontholt en Maria Louisa Palairet eheluyden, laten registreren een gerigtelijk transport, 29 Junii 1797 ten haaren behoeve gedaan i), en uyt hoofde van dien dit leen ten haaren naame overtekenen, 28 Julii 1797. Johan Fredrik Nering Bögel en M. E. Hodshon, eheluyden laten ïegistreren een gerigtelijk transport, 16 April 1804 doorJ. 1{. ten Behm Wentholt en M. L. Palairet, eheluyden, ter hunlieder behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overteekenen, 25 April 1804. Georg Fredrik Kum mie li Jr.laat registreren een acte van transport, 3 Sept. 1804 door J. I. Nering Bogel en M. E. Hodshon *), elielayden, ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 18 Sept. 1804 ilémlrttvBHrti!0r Va" Uass.elt e" diens vrouw Bernhardina Antunia Sacli, Jan ,iiÜ H. en diens vrouw Anna Henrica van dor Sluys, I.udolf Theodorus v II en diens vrouw Helena Wigboldina Floreutina van Berchuys, Johan Conrad v. H de lleiulricaVpti JpTa , n "'ua Hcnd'ica' Johanna Conradina Arnoldina, Ludolphina Adrïana Behm Wentholt en Johanna Helena v. II.' (tikte). " ten *) Hier staat Hondshon in de akte. 149. VOEDEN. tGoet te Luttike Winnekinck 1), dat hevet ene halve hoeve, te Zutphenschen rechte helt Sweder van Vorden, anno 1326. Rabode, Lutger die W i n n e k i n x kint, heeft ontfangen 't goet te Wynnekinek, in den kerspel van Vorden gelegen, ten dienstmansgoet, anno 1378. Dirck van Vorden ontfengt 't goet te Luttike Wynnekingh ten Zutphenschen leen, anno 1378. Lutgart Wynnekinek, anno 1402. Eadem, Claes Merschmans wijft', ontfinck dat erve tot Wenekinck, gelegen in den kerspel van Vorden, in der buerschap van Moissele, tot eenen Zutphenschen leene, anno 1406. Rabolt Meersman ontfengt dat erve to Wynnekinek met sijnen tobehoren, gelegen onder der clocken van Vurden, in der buirschap van Mossel, anno 1412. Sijn vader Claes doet hulde. Claes Mersmau, erve sijnes soons Eaboden, anno 1416. Gertrud Mersmans, huysfrou Rolofs Janssoon, erve har es vaders Claes, ontfinck dat erve ende goet tot Groten Wynnekinek met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Vurden, tot Zutphenschen rechte, ende transporteerde tselve voort op Johan van den Iïyne, anno 1420. Idem, anno 1424. Conrad van den Rijn, erve sijnes vaders, anno 1437. Wemmer A e 1 k o e p bij transport Conrads voorn., anno 1437. Idem tuchtigt s{jn vrou Berte, anno 1437. Derck Aelkoep, onmundig, beleent, anno 1440. Gerrit ter Borch is sijn huider. Idem, erve sijnes vaders Wemmers, anno 1452. Wennemaer Aelkoeps bij overgifte hares broders Derx voorn, beleent, anno 1461. Ende voor haer heeft huldinge gedaen haer broder Bernt Mengerinck. Eadem, anno 1465, beheltlick harer moder tucht. Eadem laet eedt vernijen van den alingen erve ende goede, geheiten Wenekinck, met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Vorden gelegen, daer naest gelant is die Luttel Wenekinck an d'een ende dat goet te Veltcamp an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 3 Oct. 1473. Bernt Meyerinck, erve sijner suster Wennemaer Aelkoeps, 25 Aug. 1484. Idem vernjjt eedt, anno 1495. Evert Meyerinck, erve sijnes vaders Bernts, anno 1510. Gertrud Meyerinck, huysfrou Wolter H a c k s bij transport hares vaders Everts, 15 Sept. 1538. ') Dat de beleening van 1326 en de tweede van 1378 met de overige in verband zijn gebracht, is eene vergissing van den samensteller van bet register, immers deze twee betreffen het goet Luttike (= klein) Winnekinck, terwijl de andere slaan op Winnekinck of Groot Winnekinck. Het duidelijkst komt dit uit bij de eedsvernieuwing in 1473, waar onder de belendingen Luttel Wenekinck wordt genoemd. EadTja+e\redt 2J Maii 1556 S 4 J°üi 1561, deur haren broder Evert Meyerinck; 16 Nov. 1573, deur Otto Canis. CatriÏ6irNOTkS1573SfrOU Henr'X Va" Tjl' bÖ transport ®er'rud voorn., Gertrud Meyerincx, weduwe, erve harer dochter Catrina, ontfengt een erve ende goet, m der graefschap Zutphen, in den kerspel van Vorden, in der buerschap van Mossel gelegen, sreheiten Grote Wenekinck, met allen sijnen tobehoren, daer naest gelant is die sijde, 13 Jan i575an 6" e"de dat g0et to VeltcamP an dender Fredri3kOdaiT598er7e Sij"er m0d6r Gertrud' cri^ UDtstel tot Kersmis, IdeffiMfliellntIïdl19/U^ 1585 voor VVillem Griep, cantzler Con. j j statholder der leenen, ende leenmannen Willem Middeldorn ende don burgemeester Veer to Zutphen, vernijt eedt, 8 Aug. 1600 Herman Haack, erve sijnes vaders Fredricks, beleent, 26 Febr. 1606. Gerharda van Rijs wiek, erve hares soons Hermans, beleent, 4 Junii 1610, mitz haren soon end huider Evert Haack Mente Haacks, huysfrouGerhard Rasincks, met believen hares broders SJd,8«se,,,Jl "a dode »•"' »»d«' «M»"» Eadem 2) draegt dit leen op aen Peter Vincent Ripper da tot Vorden, 19 Jan. 1637. Verder zijn de beleeningen tot 13 Nov. 1766 gelijk aan die sub 58. Willem Coolhaas Iaat^proberen en registreren een gerigtelgk transport . Ju n ;.779 'net relatie tot 't bovenstaande leen Groot Wenekink en sig uyt dien hoofde benevens sijn ehevrouw Jenneken Haak daarmede beleenen, 20 Julii 1779. " Willemi Wen nek er laat registreren een gerigtelijk transport van dit ken, door Willem Coolhaas en Constantia Sophia Craus, eheluyden, Man 1800 gedaan, en uyt hoofde van dien dit leen ten sijnen naeme overtekenen, 31 Maii 1800. 15°- VORDEN. tGoet te Roderdingh, gelegen in den kerspel van Vorden, ten dienstmansrechte ontfinck Jacob Roderdingh, anno 1378. (.errit G r cv e 1 s bij transport Jacobs voorn, ontfinck 't goet te Raderdinck HierJ 'SlJten tobehoren in de" kerspel van Vurden voor een dienstmansgoet, anno 1381. GerrvJ,av ^rae,l\el °"tfinck dat zoet tot Roderdinck, in den kerspel van Vurden, in der buirschap van Dellen, in den lande van Zutphen gelegen, tot een Zutphens leen, anno 1405. Roermond. ^ tÜd' ^ Zutpllen in lmDlien des vüands was. Criop was kanselier te a) weduwe met haren zoon Gerrit als momber (akte). Henrich van Brameren, erve sijnes vaders Gerrits, anno 1410. Lumme van Bramel Gerritsdochter, huysfrou Johans van den R ij n, beleent, anno 1424. Eadem, weduwe, gebruyckt tot huider Marcelis van Bramel, anno 1438. Henrick ten Rijn, beleent sijnde, draegt dit goet op Marselis van Bramel, anno 1440. Jutte van Bramel erft op haren soon Henrich van Bramel, die dit voort transporteert op Lumme, Henrick Helmichs dochter, anno 1461. Eadem, anno 1465. Haer vader is huider. Henrick Helmichs, erve sjjner dochter Lumme, anno 1468. Idem vernijt eedt van den goede, geheiten Roderdinck, in den kerspel van Vurden, in der buirschap van Dellen gelegen, ende helt tsamen omtrent 18 molder roggensaetlants, an cleynen stucken liggende, tot Zutphenschen rechten, 25 Sept. 1473. Idem verngt eedt, 22 Dec. 1481. Joannes van Ryseren, priester ende conventual, erft dit goet, gelijck Henrick Helmichs daerin verstorven is, op Het Convent van den ReguliercloostertoWyndesheym, hij Swolle gelegen, anno 1492, daervan broder Johan van Gelre, bastart 1), volmechtige ende Reiner van Gelre, bastart, huider is. Gertrud van Twickel, huysfrou Conrads ten Duven, erve hares ooms Henrick Helmichs voorn., anno 1492. Peter II a c k h u y s bij transport des cloosters, 18 Febr. 1501. Eve Hackhuys, conventuale, erve hares broders Peters, tot behoeff des groten convents Mariengrave binnen Doesburch ontfangen, 23 Sept. 1523. Peter Gobbels, richter to Doesburch, is huider. Henrick ten Hackhuys, erve sijnes neven Peters, 3 Jan. 1524. Henrick Yrossinck bij transport van suster Eva Gotijns, procuratrix des convents Mariengrave, 26 Junii 1529. Idem vernijt eedt, 21 Sept. 1538. Mariken ten Hackhuys, huysfrou Johan E g b e r t s, verniit eedt, 26 Sept. 1538. Peter, Jan Egberts soon, beleent, 17 Sept. 1542. Henrick Froessinck vernijt eedt, 8 Julii 1544. Aleyt ten Hackhuys, weduwe Bruyns van Dattelen, beleent, om gequalificeert te wesen haer recht te vorderen, mitz haren gecoren momber Henrick van Wansen, transporteert ditselve goet voort op Hardwich to Hek er, 18 Oct. 1550. Idem oick beleent bij transport Peter Egbertzen, 1 Aprilis 1551. Idem vernijt eedt, 27 Sept. 1557. Wychman E r n s t s bij transport Hertwichs to Hekeren achtervolgende seker acte van den Hove, 27 Nov. 1557 gegeven, ende met bescheidt, wanneer hij Ernsten een obligatie van 1990 — 14 — sal hebben voldaen, dat hem, Hartwich, 't leen dan weder gelevert sal werden, 28 Nov. 1557. ') van hertog Arnold. Johan Ernst, onmundig, erve sijnes vaders Wychmans, met Amt Ernst sijnen momber, transporteert dit leen voort op Henrick S c h u 1, 30 Nov. 1563. Elisabeth van Wyhe Everts dochter, bij transport Henrick Scliuls beleent, 24 Juin 1573. Gerit van Iiijswijck is haer liulder. Thomas van Luchteren. erve sijns ooms Henric Schuls, 12 Aprilis 15ol, Eeffse van Wyhe huysfrou Dirx to Boe op, erve harer suster Elisabet, 25 Junu 1581. Thomas van Luchteren crigt acte van obedientie, 4 Oct. 1581: Dirck to Bocop desgelycken. Idem ende sijn vrou Wilhelma v a n W y h e transporteren haer recht op Dirck to Bocop tot voltreckinge eens maechgescheits, 9 Oct. 1593. Eeffse van Wyhe, weduwe, crigt uutstel 6 maenden, 18 Martii 1597. Eadem gebruyckt tot huider haren lieve Johan van Goltstein, 6 Oct. 1597. Eadem laet eedt vernijen Thomas van liuerlo, 9 Nov. 1614. Eadem geeft harer nicht Aeltgen Spitholt, huysfrou Engelberts opten oï'tr'" ierunt 60 £u,dcn sjaers, te lossen met 1000 gulden, 26 Mail 1626. Gijsbert van Wye als erve sijns ooms dochter van svaders sijde Eeffse van Wye beleent, 11 Maii 1629. Tomas van Boerlo bij opdracht Gjjsberts van Wye, 2 Julii 1629. iomas Ta ets van Amerongen, erve sijnes neven Tomas van Boerlo, beleent, 17 Febr. 1640. 1' rederica van Z u y 1 e n van N y v e 11, weduwe van Tomas Taets 'aJ* dhouwelixe vurwarden, tussen haer ende haren eheman 22 Junii 16o5 mgegaen, approberen, 30 April 1657. Eadem beleent, eodem die. Joost ten Grootenhuys tot Veenhuysen beleent, 12 Junii 1657. Joost Baltasar ten Grotenhuis, erfgenaem sijns ooms Joost, beleent 13 Juin 1689. ' Johan Engelbert ten Grotenhuis, erfgenaem sijns vaders Joost Baltasar beleent, 29 Mey 1705. Mechteld Maria ten Grotenhuis, erfgenaem liaers broeders Johan Engelbert beleent, 19 Jan. 1709. ' Pedro Perdinandes, man van Mechteld Maria van Grotenhuis, verheft dit leen self, 31 Julii 1711. Idem en sijne vrouwe voorn., Johanna Catharina van Buurlo douagere van Joost Baltasar van Grotenhuis, Judit Margareta en Gernt Joost van Grotenhuis dragen dit leen op aen Theodorus van E y 1, die daer weder mede beleent is, eodem die. Wessel van Eyll, erfgenaam sijns vaders Theodorus, beleend, 21 Aug. 1739. Idem pro se et nom. ux. draagt dit leen op aan riieodorus Zeno van Dorth, die daar weder mede beleend is, 21 Meert Ileinier Engelbert van Dorth, erfgenaam sijns vaders Theodorus Zeno. beleend, 30 Julii 1789. 151. VOEDEN. tGoet tot Gimmonck erkent bij Steven Gimmonck, anno 1326. Koloff van Dursten heeft ontfangen dat goet tot Jemmync met allen sijnen tobehoren, gelogen in den kerspel van Vorden, in der bnyrschap van Lynden, tot Zutphenschen rechte, anno 1402. Steven van Dorsten ontfinck dat goet tot Gymminck met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Vorden, tot Zutphenschen rechten, anno 1411. Idem, anno 1424. Ermgart van Dorsten, onmundig, erve hares vaders Stevens, anno 1430. Willem van Dorsten is haer hnlder. Willem van Dorsten, beleent sijnde1), tuchtigt sijn vrou Aleyt, anno 1439. Steven van Dorsten, erve sijnes vaders Willems, anno 1465. Idem ontfinck dat goet tot Yimminck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Varden gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Hyssinck an d'een ende dat goet tot Boercamp an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 12 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 26 Aug. 1484. Idem tuchtigt sijn vrou Agnes Dirxdochter van Drynen, so lange sij nyet verandersaet, eodem die. Agnes van Dryenen, weduwe, laet eed vernijen Herman Velinck van wegen haer tucht 2), anno 1492. Gijsbert van Achtevelt Zegerssoon, erve sijnes ooms Stevens3), anno 1496. Luloff van Achtevelt bij transport sijns vaders Gijsberts ontfengt dat erff ende leengoet, Yimminck goheiten, met den Pelscamp ende al sijnen tobehoor tot Zutphenschen leenrechten, anno 1517. Idem vernijt eedt, 17 Sept. 1538, 27 Junii 1544, 27 Aprilis 1556. Conrad van Achtevelt, erve sijnes vaders Ludolfs, 13 Sept. 1558. Andries van Achtevelt bij transport sijnes broders Conrads na luyt seker reces van den Hove, tuschen den kinderen van Achtevelt gegeven 21 Oct. 1560, beleent, 26 Martii 1561. Gijsbert, Steven ende Andries van Achtevelt, gebroder, belasten dit leen met 24 molder roggen ende 12 goltgulden van 30 stuver 't stuck sjaers tot behoeff Arnts ten Wal ende Gertrudt Sweefkens, eeluyden, te lossen in 6 jaren met 600 goltgulden, 20 Nov. 1563. Gerrit K r e y i n c k bij transport Andries van Achtevelt ende desselven huysfrou Agniete van Darthuysen, geassisteert met haren gecoren momber Goert van Achtevelt, haren broder, sampt Josina van Benthem, weduwe Stevens van Achtevelt, ende haer dochter Cornelia van Achtevelt beleent, 13 Martii 1578. Idem verngt eedt, 7 Oct. 1581. Idem maeckt sijner dochter Gertrud Kreyincks 1/i deses leens boven l/i haer na moders dode bij lote togedeylt, also dat sij na vaders doot 't halve leen beërven sal, 29 Oct. 1602. ') Hier heet liet goed GummillC. *) Hier staat Yeminck. 3) Hier staat Ymminck É Eiusdem erfscheidinge, over sjjne kinderen Jolian, Herman ende Gertrud opgericht, bevestigt *), 19 Dec. 1603. Wilhelma R u t e r ende Gertrud Kreyincks 2) beleent, elck halff, als erven harer olderen Gerrit Krevinck ende sijner huysfrou Gertrud van der Hel, 16 Aug. 1611.' Johan Ruyter, erve van Wilhelma Ruyters 3), ende Arnt van Hertevelt, erve sjjnner moeder Geertruyt Kreyincks, beleent, 26 Junii 1635. Idem doet confirmeren sijnne hijlixvurwarden met Gesina Gansneb gen. Tegnage 11 za. 4) opgericht ten ansien van sijnne helfte, 26 Junii 1635. Gerhart van Hartevelt ®) uuyt cracht van dispositie van sijnne olderen ende door doode sjjnnes broeders Arnt beleent, 15 Meert 1637. Steven van Hertevelt renuncieert op sijn recht, soe hij solde moegen hebben door affsterven sjjns soons Arnts, ende laet de houwelixe vurwarden, tussen hem ende za. Geertruyt Kreyincks 15 Mey 1613 ingegaen, approberen, 21 Junii 1637. Johan Ruyter laet approberen sijnne houwelixe vurwarden, met Magdelena Struyff van Lauwensteyn 6) ingegaen, 30 Junii 1640. Gerhart van Hartevelt ende Johan de Ruyter, onmundich, beleent, 24 Junii 1642. Idem 7) draegt sijn helfte op aen Johan de Ruter, daermede dit leen geheclt is, 1 Febr. 1650. Dit leen is volgens apointement van het Hoff van 5 April 1661 van de leenplicht gevrijdt ende is daertegen weder te leen gemaeckt het goet Deuteryck, in Brummen in Veluwensoom gelegen, 15 Jan. 1663. Afgespleten van 169. 151a. VORDEN. Het huys toe Hackfort met allen sijnen toebehoor 8), slot met wallen en grafton, voorburgen, als een bijsonder leen en afgespleten van de hofstad en heerlpheyd van Baer en Latum aan den F. G. en G. Z. ten Zutphense regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig. Carel Wilhelm Alexander van Westerholt tot Hackfort, erfgenaam sjjns vaders Johan Fredrik, beleend, 2 Oct. 1751. ') Hior staat Imminck. ") hare halvo zuster (akte). 3) zijne zuster (akte). ') dochter van Reyner Gansneb gen. Tegnagell. Hare broeders wnren Jurrien en Reyner. De akte is van 10 Juli 1626 (akte). *) minderjarig (akte). 6| weduwe van I)erck van Roemen (akte). ') Zijne vrouw was Petronella van Marhulsen (akte). Dit alles is in de akte zeer uitvoerig omschreven. Frederik Borchard Louis van Westerholt uyt hoofde van geapprobeerde schikkinge en magescheyd x) beleend, 28 Aug. 1753. Idem pro se et nom. ux. z) laat approberen en registreren de huwlijksvoorwaarden van 24 Dec. 1760, 13 Jan. 1769. Burchard Fredrik Willem van Westerholt, minderjarig, erfgenaam sijns vaders Fredrik Burchard Lodewijk, beleend, 28 Sept. 1776. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 10 Febr. 1787. Idem en Catharina Christina Conradina Sloet 3), eheluyden, laten hare twee eensluydende huwlijkse voorwaarden van 12 Maart 1793 approberen en registreren, 8 Julii 1793. Afgespleten van 151a. 151a § 1. VORDEN. Een thiend, gaande uyt een stuk bouwland onder Vorden, in de buurschap Delden op den Middelkamp, schietende met het eene eynde aan de Looweyde van het Groot Venhorstink, voormaals gehoord hebbende onder het erve Groot Boerle, met geenerhande lasten beswaart, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van het Huys tot Hacfort cum appertinentiis, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensche rechten, met een pond goed gelds te verheergewaaden, leenroerig. H. A. W e 1 m e r s laat registreren een transport, 6 Junii 1804 door B. F. W. van Westerholt en C. C. C. S1 o e t, eheluyden, ter zijner behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naame overteekenen, 13 Junii 1804. Afgespleten van 151a. 151a § 2. VORDEN. Een erve en weyde, Boschmans Hondegoor genaamt, ten oosten aan de Hondegoorse straat, ten westen aan een akkermaalsboscli onder de Rocheler, ten zuiden langs een weide bg de Hankerye gehorende, ten noorden aan de weide onder het Loo, met een cingel en twee boschjes met akkermaal, daaraan en in gelegen, met de zigtvreede daarbij gehorende, so verre die niet is bepoot; zijnde thans een bjjsonder leen en afgespleeten van het Huys tot Hacfort cum appertinentiis, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensche rechten, met een pond goed gelds te verheergewaaden, leenroerig. Harmen ter Horst en J. Heutink, eheluyden, laaten registreren ') tusschen de erfgenamen van Johan Fredrik van Westerholt, nl. Willem Carel cn Fredrik Borchard Louis. Hunne moeder was S. C. Gravin van Wartensleben (akte). ") Anna Maria Dorothea van L i n t e 1 o, dochter van Arnold Willem Timan v. L. cn Klisabeth Lonisc des Villates (akte). 3) dochter van Arend Sloet en Johanna Philippina van Dedem (akte). ee" transport 19 Nov 1805 door B. P. W. van Westerholt + 'i * j Sloet, eheluyden, ter liunl. behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dian rlit 1 Pon f.Ol* Vinml 2 1 ' 23 TJnv 18(1* ,,aa""J" «veneeKenen, 152. BERGELE, EEPSE. Die halve thiende tot Bergele tot eenen Zutphenschen leen, die plag te wesen Derichs van Hack fort, ontfink Aleyt, Stevens dochter van Rolderde, huysfrou Hermans van Haersolten, anno 1402. Jacob van Hackforden ontflnck een thiendeken tot Bergell, geheiten vHff ? , thiende; item een thiendeken tot Eepse tot vijffmarcksleene, anno 1405. IdPmi424finCk een tbiende. geheiten Bergele, tot vijffmarckrechten, anno Gprrik^"^ack!?rde" 0ntf!nck die Ber^eler thiende, gel.eiten die anno 1429 ren tobehoren to* vijffmarcksrechten, Idem, anno 1465. JaC° rHffm Iïackf?'t' rk]c!eiX ontfengt een thiende, geheiten Bergele, tot vijffmarcksrechten, 14 Oct. 1473. ' Wem ontfengt die Bergeler thiende, geheiten die Hackfortsche thiende, met heuren tobehoren, tot vijffmarcksleenrechten, anno 1502. Afgespleten van 161. 152a. De heerlijkheid en jurisdictie tot Westervoort met den nijen weerd tot Westervoort, mitsgaders den acciis waeg en schaepswaer, visserye en het veer tot Westervoort, als een bijsonder leen en afgespleten van de andere graeffelijke Bergse of Diedamse leengoederen, met een pond goed gelts aen den F. G. ende G. Z. ten /.utphensen regten leenroerig, door Frans Wilhem Grave tot den Berg etc. en Maria Catharina firavinne tot den Berg, egtelnyden, opgedragen aen De Magis traet der stad Arnhem, die daer weder mede secretaris13' 173S' Hulder Hendrik Wilhem Brantsen, BernJ^i,.J°ban. Hoff in plaatse van H. W. Brantsen in qualiteyt als huidei der stad Arnhem beleend, 22 Jan. 1789. 153. WESTERVOORT. Een hoeve lants, gelegen tot Westervoert, geheiten die Hackfortsche hoeve, tot eenen Zutphenschen leen ontfinck Arnt van den Gruythuys, anno 1403. Goeswyn van den Gruythuys, erve sijnes vaders Arnts, ontfinck die Hackfortsche hoeve met heuren tobehoren, gelegen in der Lymerssche, in den kerspel van Westervoort, tot Zutphenschen leensrecht, anno 1415. Idem ontflnck 16 mergen lants, geheiten die Hackfortsche hoeve, gelegen tot Westervoort in Lymers, in der heerlickheyt van den Berge, anno 1424. Evert van den Gruythuys bij transport Goossens voorn., anno 1426. Idem tuchtigt sijnen stiefvader Goossen voorn, ende Alijt, sijn moder, an 20 alde schilde; so sij hem overleeft, an 10, anno 1426. Margriet van den Gruythuys, huysfrou Jans van L a n g e v e 11, erve hares vaders Everts, 5 Sept. 1481. Eadem tuchtigt haren man, 26 Dec. 1481. Horman van den Goy bij transport Margriet voorn, ende hares mans beleent, 28 Dec. 1486. Joost van den Gruythuys gênant Chermoy transporteert op Johan Gaeymans Evertssoon een leengoet, geheiten die Hackfortsche hoeve, gelegen in den kerspel van Westervoort an erve der lieeren van Monnichusen, westwert an der kercken, oostwert an erve Maes ürenen, anno 1495. Henrick Gaymans, onmundig, erve sijnes vaders Jans, anno 1505. Evert Sluyter is sijn momber ende huider. Idem ontfengt selver ende tuchtigt sijn moder Johanna an 9 goltgulden, die na haren doot sullen commen op hare dochters Hilleken, Cornelis ende Beatrix, van d'een op d'ander, ende na harer aller doot weder bfl 't leengoet, 25 Julii 1516. Idem, priester, laet eed vernijen Arnold van Hokelom, 15 Sept. 1538, 12 Julii 1544. Idem crigt 3 maendeu uutstel, 20 Junii 1556. Idem laet eed vernijen Henrick Herberts, 1 Dec. 1556. Dit met 153 § 1 van der leenplicht gevnjt, 13 Jan. 1559. Afgespleten van 153. 153 § 1. Die rechte helft van de Hackfortsche hoeve, in den lande van den Berge, in den kerspel van Westervoort gelegen, ten besunderen Zutphenschen leen opgedragen bij Henrick G o e m e n s tot behoeff van Beatrix Goemens, 1 Dec. 1556. Eadem, huysfrou Arnoldi van H o e c k 1 u m, crigt dit ende 153 van der leenplicht gevrijt voor 181 gulden, 13 Jan. ende 12 Julii 1559. 154. BERGE. Dat huys ten Berge; item dat gericht in den kerspel van den Berge, hoge ende lege; item dat gericht in den kerspel van Zedem, hoge endo lege; item dat gericht in den kerspel van Netterden, hoge ende lege; item dat gericht in der buyrschap van Wijnborch '), hoge ende lege; item dat gericht in der buyrschap van Else, van Wylheze, van Goossensheze ende van Broeckheze, hoge ende lege; item die vrijlude ende die gruyt ende (die munte tot Diederen, tot Zutphenschen rechte ontfinck Heer Fredrich, heer van den Berge ende van den Bilant anno 1403. Willem van der Lecke, heer ten Berge ende van den Bilant, ontfinck 't huys ten Berge ende die gaerthoff, dat gerichte van der stat ten Berge, hoge ende syde 2); 't gericht van Zedemer kerspel, hoge ende syde; 't gericht in der buyrschap van Wijmboreh, hoge ende syde, ende die visscherie daerbinnen, die thiende tot Ysenvorde ende alle beleende mannen ende goede op den Goye, 't gericht van Netterden, hoge ende syde; schaepswaer ende vischerie daerbinnen; t gericht van Elze, tot Wylheze, tot Goessensheze, geheiten die Spoelberch, Brueckheze ende tot Hassent ende alle gerichte, hoge ende syde, tuschen Embrich ende den Berge, vrijguede ende vrijlude ende alle die mannen van leene, die geguet sijn in desen kerspelen voors., ende alle heerlickheyt hierbinnen; die grute ende die munte tot Diederen in Veluwen, tot Zutphenschen rechte, anno 1417. Idem, anno 1424. Idem tuchtigt joncvrou Locken van Goeterswick an dat slot ende gantze heerlickheyt van den Berge, anno 1432. Oeswalt van den Berge vernet eedt, 15 Nov. 1485. Idem beleent, eodem die. Oiswalt Greve ten Berge, erve sijnes vaders, 22 Oct. 1525. Idem, Willems soon, eedt vernijt, 20 Nov. 1543. Willem Grave to dem Berge, onmundig, erve sijnes vaders Osewolts, 13 Martii 1547. Daem van den Berge, drost to dem Berge, is volmechtige. Idem doet selver eedt, 19 Martii 1557. Maria, geboren Gravin to Nassou, gravin ende weduwe ten Berge crigt 4 maenden uutstel, 30 Julii 1595. Eadem noch 3 maenden uutstel, 30 Nov. 1595. Eadem beleent uut crachte eener dispositie wijlen hares gemaels. graef Willem, bjj haren sonen belieft ende bevestigt, 4 Martii 1596. Goossen van Raesfelt tom Romborch end Hervelt volmechtige huider. Herman Grave ten Berg, marckgrave to Bergen op Soom, grave van Walhain, vrijheer ten Bilant, Wisch, Peruwez etc., ridder van der orden des gulden vlieses, bannerheer des F. G. ende G. Z., erve sijner vrou moder Maria voorn., beleent, 20 Julii 1610. Idem tucht sijn gemalin Maria M a n c i a, 31 Julii 1610. ') Vgl. 95. *) = laag. Maria Elisabet Freulin ten Berg, erve hares vaders Hermans, beleent, 6 Aug. 1612. Eiusdem moder, Maria Mancia de W i 11 h e m, vertijt op haer successiex) tot belioeff van graeff Fredrick van den Berge ofte yemand des tonamens van den Berge, 23 Oct. 1612. Aelbert Grave ten Berch vernieuwt den eedt, soo de momberlieeren van S. G. gemaelinne Maria Elisabet Freulyn ten Berch 6 Aug. 1612 hadden doen laten, 19 Maii 1627. Idem selffs beleent mits doode sijner gemaelinne Maria Elisabet, 2 Jan. 1633. Idem laet versoecken de voors. beleeninge geïnsereert te mogen worden, dat deselve geschiet is bij macht van testament oft andersins, 8 Jan. 1633. Henric Grave ten Berge, erve sijnner nichte Maria Elisabet, beleent, 19 Jan. 1633. Idem sijnne dispositie approbeert, 7 Febr. 1633. Aelbert Grave to dem Berge verclaert, dat de woorden in de leste beleeninge van 8 Jan. 1633 „off andersints" to verstaen sgn van de successie van 't kint, soe bg Maria Elisabet soude sijn nagelaten, ende van 'tselve op S. G. gevallen, ende ten dien eynde de heergewaden ten respecte van 't kint betaelt, 1 Junii 1633. Ilendric Grave to dem Berge, revocerende sgn voorgaende testament ende sijnne naerder makinge approbeert, 26 Junii 1633. Idem sijn beslooten testament geopent, 3 Julii 1638. Hieronima Catarina Graeffinne van S p a e r 2), weduwe ten Berge, beleent mette tucht deses leens uuyt cracht van testamentaire dispositie, 7 Julii 1638. Elisabet Princesse van Hohensolre, graeffinne to den Berge, erve haeres vaders Hendrix, beleent, 16 Aug. 1638. Aelbert Grave to den Berge bij opdracht van Elisabeth Princesse van Hohensolre etc. beleent, 11 Aug. 1645. Idem ende sjjn eliegemael 3) maken to leen ende draegen op alle die allodiale goederen, soo d'selve tegenwoordich sijn besittende onder het district van de graeffscliap Berge ende daeromtrent gelegen ende die onder de lantrentmeesterie tot noch toe sijn bereeckent geweest, ende ontfangen deselve wederomme te leen omme in onverdeyldt stuc mette graeffscliap to verblijven, 19 Dec. 1646. Idem ende sijn ehegemael maecken nochmaels to leen alle de allodiale seigneuriteyten, jurisdictiën, gerechticheyden ende goederen, soe deselve sgn besittende onder het district van de graeffscliap Berge, voorbehoudens, indien de graeffscliap Berge worde geëvinceert, dat dese to leen gemaeckte goederen onder dat leen van de graeffschap nyet sullen begrepen wesen, maer dat deselve tot een separaet leen ten Zutphensen rechten verheft ende gehouden sullen worden, 4 Sept. 1648. Idem en sijn ehegemalinne maecken alnoch te leen alle seigneurialiteiten, jurisdictiën, gerechticheden ende andere allodiale goederen, die onder die heerlicheyt ende graeffschap Berge resorteren, volgens overgege- ') indien het gebeurde ('twelck God verhoede), 'lat ti^er dochterken Maria Elisabet voor haer sonder gebeurt ofte andersins quame aft te sterven (akte). *) Lees: S p a u r. a) Magdelena de Cuisance (akte). Zutphen. 25 vene denombrement >), om met dieselve heerlicheyt ende graeffschap tot een leen verheft te worden, gelijck die beleeninghe daervan geschiet is, 5 Julii 1651. Frederick Grave tot den Berghe, onmundich sijnde, erfgenaem sijns vaders Aelberts, beleent, 10 Sept. 1656. Osewolt Graeve tot den Berge, noch onmundich sijnde, beleent als erve sijnes broeders graef Frederycks van den Berge, 21 April 1662. Idem, mundich geworden sijnde, laet eedt vernyen, 19 Oct. 1675. Idem laet approberen de houlijxe vorwaerden, met Maria Leopoldina tathanna, geboren gravinne van Oostvrieslant, Ritberch vrouwe tot Mellerick, Esens, Stedensdorp ende Witmunt 30 Dec' 168o opgericht, 4 Febr. 1687. Frans Wilhem Grave van den Berg etc. 2), onmundich, erfgenaem bij testamentaire dispositie van graef Osewalt van den Berg, beleent, lu (Jet. 171J. Idem, meerderjarig, doed self eed, 19 Dec. 1724. Idem3) laet approberen sjjn huweljjxvoorwaerden, 10 April 1724 opeeritrt met Maria Catharina, des H. Roomschen Rijx erftruchsessen, gravin tot Z e y 1 4), eodem die. .Tohan Baptista Grave tot den Berg, onmnndig, erfgenaem sijns vaders irans Wilhem, beleent, 19 Sept. 1737. Idem, meerderjarig geworden, laat eed vernieuwen, 12 Julii 1748. .Tohanna, Gravinne van den Berg nae dode van haren broeder Johan üaptista, het sij ab intestato of als eenige en universeele fideicommissaire erfgename van haren vader Frans Willem Grave van den Berg, beleend, 24 Dec. 1782. Anton Aloisius, regerende forst van Hohenzollern als eenige soon en successeur feudaal van sijn moeder Johanna Josepha Gravinne van den Berg beleend, 7 Maart 1787. 155. NETTERDEN. Dat goet tot den Greese, in der buyrschap van Etterden gelegen, tot eenen Zutphenschen rechte met eenen ponde goets gelts ontfinck Henrick Brant deur sj'nen momber Derich Brant, anno 1401. Idem deur sijnen oom Derck Brant ontfinck dat goet, geheiten te Greze m den kerspel van Etterden gelegen, in den lande van den Beree' met sjjn tobehoren, anno 1403. Idem ontfinck dat goet ten Greze met sijnen tobehoren, gelegen in der buyrschap van Netterden, in der heerlickheyt van den Berge tot Zutphenschen rechte, anno 1424. ' ') Zie bijlage hierachter. | van Maynard Caerl Anton Vorst van Hohenzollern. tot BrengenTeA^enMeni!0h(aTt4e)Catharina ViCt°ria' R,Jksgraïin T a n Mo n t f o r t, vrouwe 4) Hare moeder was Maria Francisca Isabella, Rjjksgravin van Montfort enz. (akte). Gerrit van der Karen horst Dircxs ontfinck dat guet ten Greyse, gelegen in den kirspel tot Wetten Netterden, in den lande van den Berghe, anno 1462. Idem, anno 1465 x). 155a. NETTERDEN. Dat goet, geheiten die Scryecke, met allen sijnen tobehoren in den kerspel van Etterden gelegen, tot eenen Zutphenschen leen ontfinck Jacob B r a n t van Scryecke, anno 1402. Idem ontfinck dat goet ingen Schriecke met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Gendringen, in der heerlickheyt van den Berge, tot Zutphenschen rechten ende droegt op Gertruden Brants, sijn dochter, anno 1424. Johan Moterich die jonge ontfinck dat goet ingen Schriecke met sijnen tobehoren, gelegen in den lande van den Berge, in den kerspel van Netterden, anno 1425. lierman Hertog h beleent, anno 1437. Kutger van Honepel beleent, anno 1437. Gerit Schut ontfinck dat goet, geheiten die Schrieck, met sijnen tobehoren, in den lande van den Berge gelegen, so dat Johan die Leste te hebben plag ende te leen ontfangen hadde tot Zutphenschen rechten, anno 1438. Herman Hertogh erft dat goet, geheiten die Schrieck, haldende omtrent 25 molder saetlants, gelegen in den lande van den Berge tot Netterden, in den kerspel van Gendringen, op Herman Hertog, sijnen soon, anno 1456. Kutger van Hoenepel vernijt eedt van den goede in den Schrieck met sijnen tobehoren, in den lande van Daems berge, in den kerspel van Netterden, in der buerschap van Mechelen, gelegen, daer naest gelant is Willem van Zulen an d'een sijde, met den eenen eynde schietende op die gemeyn straet, tot Zutphenschen rechten, 5 Nov. 1473 2). 155b. GENDERINGEN, ETTEN. De heerlijkheden Genderingen en Etten, in de graefschap Zutphen gelegen, sjjnde een leen van het hoogweerdige Domcapittel tot Ceulen, hetwelke, dewijl weigerde de versogte beleninge toe te staen aen Frans Wilhem Grave tot den Berg, Hohenzollern-Zigmaringen etc., enige geinstitueerden erfgenaem van Osewald Grave van den Berg, op praetext van caduciteit3) bjj gebrek van mansoir, is volgens resolutie van den Ilove des P. G. ende G. Z. van ') Hier staat Vetten Netterden. *) Aan den kant staat: Obiit. Nuuc filius Direk van Honepel. s) = vervallen zjjn aan den leenheer. 14 Dee. 1714 daermede beleent en bet heereewaed, alles albusn 30° JuS 168?' Va" haer h°ulyxg0et' die daermede beleent is, Georch Frederick Vorst toe Waldeck etc, Amalia Catharina Graevinne tot ürbach, geboren graevinne tot Waldeck etc. S) eilde Georeh Jndewich f.raeve tot Erbach etc. laeten approberen een transactie, 6 bept. 1684 ingegaen, 30 Sept. 1687. Ernst Frederick Prins van Saxen-Hilbershausen krijgt permissie om dit leen te mogen verkopen, 6 Junii 1709. J) zoon van Mainard Carel Anton (akte). *;i£p%i'LS - jis vri.M,ïi"ïïsf i'cj'jn""r"" »«•"> »«> '«• 3) buurt dor gewoonte Gendringon «) gehuwd met Ernst llcrtog van Saksen. ) dochter van Philip Theodor van Waldeck (akte). 339 Idem krijgt permissie om den Middeldonk aen 't Hoogstift Munster te verkopen, onder conditie, als lig de acte te sien1), en onverkort mede in specie het regt van nasting van den leenheer, 3 Julii 1710. Idem als vaderlijke voormomber van den jongsten prins, Joseph, renuntieert van den derden voet aen dit leen, 16 Jan. 1712. Dat Bredenbroek ende beide die Kattenbroeken, ai'gespleteu van die Middeldonk, als een hijsonder leen na afgemaekt versuim verheven bij Ernst Frederik Hertog te Saxen etc., erfgenaem zijns moeders Henriette Sophia Gravinne van Waldeck etc., 16 Jan. 1712. Idem geeft het Bredenbroek, uitgesondert de parceelen op 155c § 1, over aeu verscheide mensen, in de acte gespecificeort, eodem die 2). Afgespleteu van 155c. 155c § 1. lo. Lumansslag en Rendsepandje, 2o. Het Borghorster slag, 3o. Het halve Veldhorst, yder bijsonder in de eerst navolgende acte breder gespecificeert ende bepaelt, als een parceel, afgespleten van de goederen, in 't Bredenbroek en onder Dinxperlo, Voorst eu Aenholt gelegen, als een bijsonder leen na geapprobeerde ingegane koop met Ernst Frederick Hertog van Saxen etc. pro se, namens sijn ehogemalinne Sophia Albertina, geboren gravinne van Erpog, en q.q. door Herman Lumans ten opsigte van het eerste, Gerrit Borghorst van het twede en Wilhem Veldhorst van het derde perceel, verheft bij Hermen Lu mens, Gerrit Borghorst en Wilhem Veldhorst, die daermede beleent sijn, 14 Sept. 1709. Wilhem Lumen, Teunis Borkhorst, erfgenamen harer vaders Hermen en Gerrit, ook Wilhem Veldhorst beleent, 2 Dec. 1729. Aaltjen Lumens, erve haars broeders AVilhem, ook Wilhem Velthorst beleent, 23 Maart 1751. Huider Steuris O vink3). Elisabeth Ovinck, weduwe Abraham Stumph, voorts Anthony (Jolenbrander en Hermina Ovinck, eheluyden, erfgenamen haars moeders Aaltjen Lumens en uyt hoofde van 't geapprobeerd magescheyd van 25 Oct. 17654) beleend met eenige gedeelten van 't Luymenslag, 8 Maii 1766. Huider Ohristiaan Gaspar Stumph 5). Berend Jau Hendrik Ovink voor sig selfs, ook als last hebbende van Cune Veldhorst en Jenneken Kreyenbrink, weduwe van Willem Luymes, beleend met dit leen, uytgesonderd 'tgeene op 8 Maii 1766 van 't Luymenslag afgespleten en afsc nderlijk verheft is, gelijk dit leen door Steuris Ovink als huider erledigt is, aan haarlieden, den eersten als erfgenaam sijner moeder Aaltjen Luymes en den tweden als erve sps vaders Willem Velthorst aangekomen is, 24 Oct. 1766. ') nl. dat dese vercoopinge in geenen deele sal nadeelig sijn aan diegeene van do Gereformeerde religie ofte de exercitie van dien aldaer. ') Zie verder 155c § 4. ") ma» van Aaltjen Lumens (akte). 4) tusschen Abraham Stumph en Elisabeth Ovinck, echtelieden, Berend Jan Hendrik Ovinck en Anna Catharina te Bokkel, echtelieden, en Anthony Coleubrander en Harmina Ovinck (akte). 5) zoon van Elisabeth Ovinck (akte). Arnoldus \elthorst Iaat registreren een gerigtelijk transport, 24 Aug. door C. C. Stumph pro se et q.q. x) ten sjjnen behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien een hooyweide, groot circa 8 dag maayens ten sijnen naamen overteekenen, 14 Sept. 1805. Afgespleten van 155c § 1. 155c § 2. Het Borghorster slag, met het eene eynde aan de gemeene straat tegens Lumensslag, niet het andere eynde aan fionsenslag en Konsenbosch, d'eene sijde langs de Elfweyde, d'ander sijde langs des graven van den Bergs grond' notoirlijk gelegen, met allen holtgewas, inslag, oude en nieuwe geregtigheyd etc., als een bijsonder leen ontfangcn uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd 2) bij Hendrik Borkes, die daarmede beleend is, 6 Julii 1742. Idem en Swenneke S e e s i n k, eheluyden, dragen de helfte in dit leen Op ciclll l)erk Barkens 3) en Aaltjen Kemperman, eheluyden, die daar weder mede beleend sgn, 21 April 1780. Afgespleten van 155c § 2. 155c § 3. De helfte of een gedeelte van het Borghorstenslag, be- staande in bouw- en weyland, opgedragen bij Hendric B o r c k e s aan Fredrik B russen, die daar weder mede beleend is, 6 Julii 1742. I>erkwHL BrPss» onverminderd en sonder praejuditie van desselves susters Wilhelmina ) en Maryken 5), erfgenamen van hun vader Fredrik beleend, 29 Sept. 1779. Idem voor sig en namens sgn vrouw Wilhelmina Veldhorst maken haar gedeelte in dit leen deylbaar onder hare twe dogters Geertruvd en Aaltjen Brusse, 10 Julii 1781. 3 Hendrik Jan H i d d i n k en Aaltjen Brassen, eheluvden, onverminderd en sonder praejuditie van hare moeyen Wilhelmina en Maryken Jirusse, naa dode van haar vader Derk Jan beleend, 13 Jan. 1790. 'l1' na™ens, zijne zuster, de weduwe G. W. Arentsen, en de kleinkinderen vin ochteHeden PeïusW Jd,UW° StumP1?' als Willem Weycrs en Antonetta Elisabeth Stumph, R11 e 1 „,T • TU ! c!i ebora Johanna stumph, echtelieden, Gerrit des minderLrL Theodcra Stumph, echtelieden; Christin* Petro./ella Stumph, kinderen Tan T üf,'"",' St""lp1''en Alexa"der Anthony en Christaan Benjamin JEmhia Stumph ™akte). eChte"eden A'Mander Anth°"y ^ e s t u r g e on en Antonetta t„"),!„U8Ji!;hen erf?iena?e"van Ge'»t en Aeltjen tor Maat, nl. Jan Bel- Aeltje B%KesseimB. enHendrik RJ-8 R' Dmk A",S' ge"' mct Hcndrika 3) Variant van Borkes. *) vrouw van Jan B u n s i n k (akte). ) vrouw van Derk Bosman (akte). Hendrik Jan R u i g e r s cum uxore laaten registreren een gerigtelijk transport, 18 Junii 1804 door Garrit Hees en, Alef Jan Hiddink cum sociis '), kinderen en erfgenamen van H. J. Hiddink en A. Brussen, eheluyden, ter hunlieder behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen overteekenen, 3 Aug. 1804. Afgespleten van 155c § 3. 155c § 4. Twee dagen maayens in het zoogenaamde Brinkenslag, gelegen in liet Klein Bredenbroek onder Gendringen, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van de helft of een gedeelte van het Borghorsterslag, vulgo de Brekke genoemt. Hendrik Willem C a p e 11 e cmn uxore laaten registreren een gerigtelijk transport, 18 Junii 1804 door Garrit Heesen, Alef Jan Hiddink cum sociis ter hunlieder behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen overteekenen, 3 Aug. 1804. Afgespleten van 155c § 1. 155c § 5. Seker gedeelte van 't Luymenslag, de Kalverweyde genaamt, bestaande in bouw- en weyland, met 't kampje daarinne gelegen en 't koorngewas daarop staande, met en nevens nog twe kampjes, daarbij en aan gelegen, wordende het eene campje door de wandeling genaamt de Klaashorst en 't andere den Pannekoekenheuvel, in den kerspel van Gendringen, boerschap Kleyn Bredenbroek, gelegen, met de eene sijde aan Luymenslag en de andere aan de gemeene strate en met 't eene eynde aan Barkes Veldkamp en 't andere eynde aan Steuris Ovink sijn grond, als een bijsonder leen en afgespleten van 't Luymenslag en Rendsepandje ontfaiigen bij Jan Vries e en Metje Luymes, eheluyden, 7 Julii 1757. Deselven dragen dit leen op aan Berk Jan B r u s s e, Maria Brusse, voorts Willem Gustenklo en Willemina Brusse, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, eodem die. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 155c § 3, behalve de laatste: Garrit Heesen cum uxore laaten registreren een gerigtelijk transport, 18 Junii 1804 door Alof Jan Hiddink cum sociis ter hunlieder behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen overteekenen, 3 Aug. 1804. Afgespleten van 155c § 1. 155c § 6. Een vierdepart van het sleegsken, alwaar thans een huys op staat, groot 1/.i mergen, uytgesondert dat daarbij aangegraven is; nog een hoek holtgewasch, genaamt ') nl. Derk Hiddink eu Berendiua Hiddink, geil. met Garrit Jan ter Maat (akte). de Vlutte, ompaalt ten oosten Stomps mate, ten westen f?.emcIene straat» suydwaarts den Pannekoekenbuyl, noordwaarts Luymesbreedte, sjjnde thans een bijsonder leen en .leespieten van het Luymenslag, in den kerspel van Gendringen, buurschap Bredenbroek, gelegen. Evert Luymes laat approberen en registreren sodaeno verdelineeM i «ft'zszk ^ i»'=).pm S»« h tti «aarbij hem en sijn vrouw Berentjen Wilden- i8 fö ;yr cm *"weeid'-* »>■' *» ijs. D*" m km d™ito Afgespleten van 155c § 1. 155C § 7 Dï^eparïen va" seker erve, sjjnde het Luymeslag. testaande m hooy- of weyland, bossen en houtffewasch S, cene, SV'Ï° aa» de Broekweyde en de soogenaamdé siin eronï°r W "«si de. a,ldere siJde «aast Evert Luymes df sfmnn ' i Sleegsken genaamt, het eene eynde aan «« Stomps Imenhorst en het andere aan de soogenaamdc KtevTW' k" t ,hcerlÖk%d Gendringen, boerschap c , * redenbroek, kennelijk gelegen, opgedragen door Jïl Luymes soo voor sigselven als namens sijn moeder Jen- Gerrit Willem VI n' Be » n'k "ameDS SÖ» swager en suster uerm wwein ten Bensel en Hendrma Luymes aan 'fo* wii" *e s '■ Afgespleten van 155c. 155C § g. Hni„?re?ei\br°ek 0fte de aderen aldaer ende onder slae en R ? T Ae"hüIt gelegen (uitgesondert LumansVeldho?JKensepandje, het Borghorster slag en het halve broeken J'i afffesP¥en ,van de Middeldonk en beide Catte16 Jan , 719 " "JS°"der lecn uit kragt van refutatie d.d. 1712 ln banden van den Stadhouder der lenen in ™tïïgen"bjj" "" *esp"ita,rde "arccl™ '» 1»» C'riS,MS''mÜfZl ttSJS*? P™J' Wder s«» <«"»»». Hendrik BrHagenslag, Jan Colenbrander, Svï' TT\% en Hondnk Colenbrander, Beernt Bek kink Derck Ho eb! nek, Hendrik en Sweer Heusinkveld en Arënt aer voor Plantenslag en Meentjesslege, Lodewijk Otto Vorst GerrH'wnkn^n^B^rse^'Eycrt me' prentje Wissink, Hendrina, geli. met ■> weduwe van WUta. In,mes (at% M'Sfó'&'ïïïft K A'x'i'■ b van S alm etc. vour Rietslag, Hermen Evers voor Stakenburgswey, Ryck van Thyl voor Roussenslag, Dr. Evers, Jan Ovink, Jan Villeken voor Beyerspant, Willem Luimans, Jan Schuiten en Derck Raenhorst voor Rietstapperslag. Arent ter Maet, ])erck Ormel en Hendrik Gelkinck voor Twyvelkes, Arent ter Maet c. s. voor 1/3 in 't Groote slag, Hendrik Buynck, Jan Westervelt, Geert G re vink voor 1/3 in 't Groote slag, Arent I'Umans voor l/6 in 't Groote slag, Derck Hobinck en Hermen Kemperman voor 1/6 in 't Groote slag, Hendrik Fredrix voor Langenbrinkslag en Westerbroekse weyde, Jan Lu mans voor den Broekslag, Geerlig Crey venger voor den Bierhans, Wander Colenbrander, de weduwe Keurhorst en Berent Hengevelt voor de Wortelbrink, Steven Boelen voor de Pentjes, Willem V a e n d r i g en Grietjen F 01111 e r s voor Vaendrigsteeken en Smallenhorst, Gerret Wildenbeest voor Gelkinkweyde, Hendrik M e c k s voor Winkelslagh, Derck Boekhorst voor Boekhorststeeken, Derk Holsteeg voor Florisslage, Arent R e 11 s i 11 k off H 011 d 0 r f f voor Sanders weyken, Derck R e u s i n k voor Reusinkweyken, Hermen W i n 011 s voor Luttikeslag, Hendrik B r u s s e n voor Brussen Meentjesslag, Heyne ten Brink naemens Derck en Wessel ten Brink voor Brinkenslag, ^ Jan ten Holler en Derck van den S a 11 d e voor Michelbrink en Woltersteken, Hendrik F e 11 s voor Tulensteken, Willem Broekeier, Lubbert O b 0 r i n k, Gerret Hoopman, Jan en Hendrik Heusinkfelt voor Loorslag, 27 Jan. 1712. s Idem en Johanna S w e in, egteluvden, laten approberen hare beslote dispositie over Hollerslag, 6 Aug. 1721. Jan L u m a 11 s en Henderske F r e e r s, egteluyden, tugtigen malkander, 18 Sept. 1732. W illem Luymes als gemachtigde van Adriana Johanna Elisabet en Theodora Judith Swem laet approberen het testament van derselver oom en moey Christoffel Felgentreff en Johanna Swem, 27 April 1735 '). Idem, volmachtiger van verscheiden in de leenacte gepasseert, beleent als huider, ^ nl. van Anna Clara Christina Ellen, weduwe F. G. L. van Ivnobbelsdorf voor Hagenslag, van Hendrik Colenbrander c. s., van Hendrik en Sweer Heusinkvelt en Jan te Laer voor het I'lantenslag, van Lodewijk Otto Vorst van Salm voor het Rietslag, van Hendrik Evers en J. T. Evers nom. ux. Johauna Maria Evers, Hendrik van R 0 e y e 11 en Anna Evers, egteluyden, als erfgenamen van Hermen Evers voor Stakenborgsweyde of Werfpanden. van Storis Ovink, Aemt Oostendorp en Hendrik Rauterink voor Beyerspand, van Hendrik ter Maet, Jan Ormel en Teunis Gelkink voor de Twyfelkes, van Hendrik Westervelt en Wessel Buynck voor 2/3 van het Groote slag, van de weduwe van Arent Luimes voor het Holstegerslag, van Rent Wiss i n k voor 1/6 van het Groote slag, van Hendrik Frerix voor het Langenbrinksslag en de Westerbroeksweyde, van Fredrik Raenhorst, Jan Scholten en Joost Scheper voor het Rietstapperslagh, van de weduwe Jan Luymans voor het Broekslag, van Adolphus Kranen pro se et nom. ux. Geertruydt Snel, weduwe Geerlig Craeyvanger, ') Dit ontbreekt in het register. voor den Bierhans, van G. J. B e c k i n g pro se et nom. ux., wed. Beernt Ceurhorst, en de weduwe Beernt Hengevelt van den Wortelbrink, van Hermannus Boelens nomine patris voor de I'entjens, van Willem L ey en en Jan Camperman voor de Smallenhorst, van Derk Holsteeg als momber van Antony Vaendrigh voor het Vaendrigsteedje, van Gradus Wildenbeest Gerritssoon voor de Gellekinkweyde, van Derk Rexwinkel voor het Rexwinkelslag, van Derk te Braek of Boekhorst van het Broek of Boekhorststedeken, van Derk van Holsteeg voor het Florisslag en de Witte weitjes, van Aert Holdroft voor Sandersweitje, van de weduwe Jacob Ruesink van de Ruesinksweide, van Willem Brusse van het Meintjesslag van Derk ten Brink van het Brinkerslag, van de weduwe ten Holler voor het Miggelbrink en Woltersstedeken, alias Ulkes- en Rinkesslag, van de weduwe Hendrik Veis voor de Tuylenstede, van Willem Breukelaer, de weduwe Oberink, Geert Hoopman en Jan Hendrik Heusingvelt van het Loerslag of Loorpant. uitgesondert van de afgesplete parceelen, eodem die. Evert Luymes na dode van Willem Luymes beleend als volmagtiger van Nieolaes Leopold Vorst van Salm-Salm voor het Bietslag, van Johanna Maria Evers, wed. J. T. Evers, voor 2/3 van de Stakenborgse weyde off Werffpanden, van Jan Harmen en Harmen Hendrik van Raey voor 1/s van gen. weyde, van Storis Ovin.k, Arent Oostendorp en Henrick K a t e r i n k voor het Beyerspand, van Arent te Mate, Hendrik Rexwinkel en Antony Gelkink voor de Twyfelkes, van Hennk Westerveld en Wessel Beunk voor x/3 van het Groote Slag, van Lammert Westerveld en Arent ter Maet voor l/s vanhetGroote Slag, van Jan Lumes c.s. voor het Holtstegerslag, van Hendrik Rexwinkel en sijne moeder Geesken Lumes voor 1/6 van het Groote Slag,^ van de weduwe Kexwinkel en Derk H o b i n k voor 1/s van het Groote Slag, van Gerrit Frerix voor Langenbrinksslag, van Egbert Welscher c.s. voor de Westerbroekse weide, van Predrik Raenhorst c.s. voor het Rietstapperslag, van Hendrik Lumes voor het Broekslag, van Adolphus Cranen pro se et nom. ux. voor de Bierhans, van Derk M a s s e 1 i n k c.s. voor den Wortelbrink, van Jan Kemperman c.s. voor den Smallenhorst, van Antony Vaendrigh voor het Vaendrigsteedje, van Gradus Wildenbeest voor Gelkinksweide van de weduwe Derk Kexwinkel voor het Rexwinkelslag, van Derk te Braekhorst voor het Braek oflf Boekhorststeedek e, van Derk Holstege voor het Florisslag en de Witte weytjes, van Jacobus Rensink of Holdroft voor het Sandersweitje, van Jacob Reusink voor de Reusinkweide, van Willem Brusse voor Meintjesslag, van Derk ten Brink voor het Brinkenslag, van Hendrik ten Brink voor het Miggelbrink en Wolterstedeken, van Georg Hendrik Koopman voor de Tuylenstede, van Hendrik Jan Colenbrander, Hendrik en Sweer Husinkveld en Jan te Laer voor het Pantenslagh en van Wessel Breukeier c.s. voor het Loerslag of Loerpand, 23 Julii 1748. Idem en Dersken Frericks, eheluyden, maken haarl. derde gedeelte in het Holtstegerslag deelbaar onder haare natelatene kinderen, 18 Nov. 1789. Jan Luymers en Dersken Rexwinkel, eheluyden, laaten registreren een magescheyd x), 29 Sept. 1804 over den ouderlijken boedel van Evert Luymers en Dersken Freriks opgerigt en geslooten, waarbij <5 h®"',®erent Westerveld, peli. met Geertruyd Luvmers, en Geertruyd o i e b e 11 n k, dochter van Jan S. en wijlen Dora Luymers (akte). aan hem van dit leen word toe- en aanbedeelt l1/» dag grasmaajens, en laat uyt hoofde van dien hetselve ter hunl. naamen overteekenen, 20 Julii 1805. Afgespleten van 155c § 8. 155o § 9. Een parceel weydegrond, in den Bredenbroek kenlijk gelegen en bij wijle de general Roeland uit de generale verkopinge van den Bredenbroek aengekoft, genaemt de Meentjesslege, so ouder het Plantenslag mede begrepen is, afgespleten van de parcelen van het Bredenbroek en als een bijsonder leen ontfangen bij Ida Barbara van Roeland, erfgenaem haers broeders de generael van Roeland, 6 Aug. 1721. Huider Christoffel Felgentroff. Johan Christoffel Luder, weduwenaer van Ida Barbara van Roeland, uit kragt van contract van koop draegt dit op aen Jacob Roussen en Henderske Janssen, egtoluyden, die daer weder mede beleent sijn, 17 Oct. 1733. Deselven dragen dit leen op aan Egbert W e 1 s ch e r en Aleyda de II a e s, cheluyden, die daer weder mede beleent siju, 23 Junii 1761. Iidem dragen dit leen op aan Luderus Daniël Georg de Vos, die daar weder mede beleend is, eodem die. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 10. Twe weydelandcn, onder Genderingen gelogen, het Koeyen Hoyslag genaemt, bij de belening van 27 Jan. 1712 bekent met de naem van Luttekesslag, afgespleten van het Bredenbroek en als een bijsonder leen ontfangen bij Wynold Wynolds uit kragt van geapprobeerde maeggescheid 1), tussen hem, sijne broeders en suster opgerigt, en als erfgenaem sijns vaders Hermen Wynolds, 27 Oct. 1725. Idem draegt dit leen op aen Gerrit Jagerink, die daer weder mede beleent is, 15 April 1735. Theodorus Jagerink, erfgenaam sijns vaders Gerrit, beleend, 8 Jan. 1743. Geertruyd Witten 2), erfgename haars vaders Gerrit Jagerink, beleend met 1/6 in dit leen3), 9 Oct. 1792. Eadem draagt dit 1/6 (als een bjjsonder leen) op aan Harmannus Veldhorst, die daar weder mede beleend is, eodem die. ') tusschen Je kinderen van Hermen Wynolds en Wynoldjen Hermsen, lil. Hermen, Wynold, Derk, Johanna Hendrina en Jan. Hermen was gehuwd niet Aeltjcn Janssen, Wynold met Geertruyd Pelgrums, 1'erk met Janna Beeruts, Johanna Hendrina met Hermen Reessink, terwijl Jan onder curateele stond (akte). *) vrouw van Anton Michael Arntzen (akte). s) nl. 3 majermat hooygrond in het Hordenslag (akte). Afgespleten van 155c § 8. 155c § 11. Het halve Hagenslag, gelegen in de heerlijkheid Gendenngen, boerschap Bredenbroek, nevens het land op de teïï/w |a"i u'J Mel.IendÖck op do Orgelisten horst, mende het gehele Hagenslag met meer andere parcelen afgesplcten van de parcelen van het Bredenbroek en als H" t aS0Ii m ie"00',a, aPProbatie van het maeggescheid ') , ° °BApnl „1'22i. tus®en, de erfgenamen van Hendrik ontfangen bij ^ C 01 e 11 b r a » d e r s, egteluiden, Hermen Hesselink, weduwenaer van Derske li rus se, en Johan Hennen Dam en, man van Margareta Brassen, 1 Dec. 1725 l)enselven dragen dit leen op aen Ferdinand Georg Lodewig van Knobbelsdorf, eodem die2) Frederik Herman Adolph van Knobbelsdorff tot Sinderen erfeenaam sijns vaders 1-erdinand Georg Lodewig, beleend, 13 Mai'i 1746. Idem en Charlotta voii M ose 1, eheluyden, dragen dit leen op aan Jan Hendrik Boegel en Su,sauna Maria Spoors, eheluyden die daar weder mede beleend sijn, 30 Aug. 1747. ' Jan Arnold N e r i n g B o egel, erfgenaam sijner ouderen J. H. Boegel en S. M. Spoors, beleend, 28 Aug. 1779. Idem draagt dit leen op aan Herman Willem Aberson, die daar weder mede beleend is, eodem die. < em draagt na approbatie van liet coopscontract d.d. 11 Aug 1779 alt leen op aan IIC1U'''L'Z,3'1,t®'! V®ldf' dio daar weder mede beleend is, aller gestalte hetselve desselfs vader Derk Hendrik ten Velde uvt kratrt van koop was aangekomen en door dode van dien op hem als oudste soon gedevolveert en verstorven is, 17 Junii 1780? Afgespleten van 155c § 8. 155c § 12. Het Roussenslag gelegen in de heerlijkheid Genderingen. boerschap Bredenbroek, wesende met meer andere parcelen afgespleten van de parcelen van het Bredenbroek en als een bijsonder leen ontfangen bij Jacob en Maria van T i e 1, erfgenamen haars vaders Kyk, 21 Dec. 1726. óp aen"k M U116 r en Maria van ïiel. egteluiden, dragen dit leen Laurents Nering, die daer weder mede beleent is, eodem dio. Susanna Maria Spoors, erfgenaam haars ooms maternel L. Nering beleend, 31 Jan. 1744. Huider J. H. Boegel, haar man. n:)J"rhne"J?n,drik 'Ia" Brusse' weduwnaar van Louisn Elisabcth van Tonir H?rs*e B' *««»»» Willen. te Boekhorst , eren, Jan Arnold Nering Boegel, erfgenaam sijns moeders S. M. Spoors, beleend, 28 Aug. 1779. Idem draagt dit leen op aan Herman Willem A b e r s o n en Maria Jacoba Boegel, eheluyden (voorbehoudens de halfscheyd, Lambertus M i c h o r i u s en desselfs ehevrouw Aletta Boegel daarin competerende), die daar weder mede beleend sijn, eodem die. Door de splitsingen op den 16 Maii 1792 soude van dit leen thans niets meer resteren. Afgespleten van 155c § 12. 155c § 13. Den Bulte, sijnde een kampjen, rondomme in sijne heggen, langs de gemeene straat; een hoek weyde of hooygrond, den Vennemanshoek in de wandeling genaamt, ook aan de gemeene straat en langs de beeke gelegen, met het daarin liggende campjen, de Wolfskoel genaamt, en voorts 2 kampjes, de Storkshorst en Frerikhorst genaamt, benevens het daartusschen gelegene weydjen, het hoekje aan de grond van Jan Westerveld gesitueert, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het Roussenslag, opgedragen door Herman Willem Aberson, pro se et nomine uxoris et sociorum aan Jan Borkens en Derske Kemperman en derselver medeparticipanten, die daar weder mede beleend sijn, 16 Maii 1792. Manus B u s s i n k en Janna Borkens, eheluyden, laten registreren een gerigtelijke acte van cessie eener gedeelte van dit leen, door haarl. ouders J. Borkens en D. Kemperman 14 Junii 1799 ten haaren behoeve gedaan, en nyt hoofde van dien dit leen ten haeren naeme overtekenen, 14 Junii 1799. Afgespleten van 155c § 12. 155c § 14. Een hoek wey- of hooygrond, langs de beeke en met het eynde aan Storkshorst gelegen, benevens een hoek weydeof hooygrond met een daarin gelegen rond kampjen, met een eynde aan de grond van Jan Westervelt schietende, en nog een hoek weyde- of hooygrond met die daarin gelegene twee kampjes, schietende met het eene eynde aan Borkensslag, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het Roussenslag, opgedragen door Herman Willem Aberson pro se, nom. uxoris et sociorum aan Gerrit W i s s i n k en Johanna Geertruyd O r in e 1, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 16 Maii 1792. Afgespleten van 155c § 12. 155c § 15. Een hoek weyde- of hooygrond. tusschen de twee beeken gelegen, wordende gemeenlijk genaamt het Hengstenpand niet de daaraan gelegenen bosgrond, aan Roessen binnenvelt schietende, als een bijsonder leen en afgespleten van het Eoussenslag opgedragen door Herman Willem Aberson pro se, nom. ux. et sociorum aan «In L"Vda 0 '1» k' <<*™"> ">-!• beleend Afgespleten van 155c § 12. 155c § 16. Een hoek hooy- of weydegrond met het daarin gelegene kampjen, de Buytmkhorst, tusschen bevde beeken geleien benevens een hoek hooygrond met het daarin gelegene kampjen, de Roggenkamphorst, meede langs de bfeke gelegen aan malkanderen, sijnde thans een bijsonder leen ti \\7'11 1geSp en van het Eoussenslag, opgedragen door Herman Willem Aberson pro se, nom. ux. et sociorum aan "Vir me7e°^dn|:TMa"eÏ7?r 61 d' eUel°ydeD' dto Afgespleten van 155c § 12. 155c § 17. Een hoek weyde- of hooygrond, westwaarts aan de gemeene straat en aan den Bulte, oostwaarts aan de beeke gelegen met het daarin liggende kampjen, den Nieuwe Kampshorst genaamt, zijnde thans een bijsonder leen en afae tt wn SP " Van h0t Roussenslae- opgedragen door * rman Willem A b e r s o n pro se, nom. ux. et sociorum aan MwederU^h^sK^»2.ink* ehelnydeD' * ^ Afgespleten van 155c § 8. 155c § 18. ^/ntnhp'n hiet W?8- ,Haëenslag genaemt, in de graefschap in \Wi T rl Glenderingen, boerschap Bredenbroek snlit van ),i ^elegen' als een bijsonder leen afge- sp'it van het gehele Hagenslag. s Meert mf "ol?"/?r ]aet aPP™beren het maeggescheid 4 ««»2iTg ss •> ,TieTeï T, 1,;ler'ia,rd (akte). Johau en ^ H ° 8 S 6 1 ' n k' Brouwer, Deselve beleent, eodem die. Gerhardus Brouwer, oudste erfgenaam op straat na dode sijns moeders Margareta Colenbrander, beleent, 21 April 1761. Idem draagt dit leen op aan .Tan Freris, Derk Jan Brusse en Willemina Yelthorst, eheluyden, en Claas Wildebeest en Grietje Liesen, eheluyden, 20 Julii 1764. Derk Jan Wildebeest en Dersken Doornik, eheluyden, laten registreren een gerigtelijke acte van cessie eener gedeelte in dit leen, door haarl. ouders Nicolaas Wildebeest en Margaretha Liesen 27 Maii 1799 ten liaeren behoeve gedaan, en uyt hoofde van dien dit leen ten haeren naeme overtekenen, 28 Junii' 1799. Afgespleten van 155c § 18. 155c § 19. Een seker parceeltjen erve en grond, sijnde 1/4 van het halve Hagenslag, bestaande in hooy- of weyland, bossen en houtgewassen, opgedragen door Derk Jan Brusse voor sig en namens sjjn vrouwe Willemina Veldhorst aan Hendrik Jan Sandbulte en Janna Ma et j es, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 10 Julii 1781. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 20. Het Hollerslag. gelegen in de graefschap Zutphen, heerlijkheid Genderingen, boerschap Bredenbroek, als een bijsonder leen en afgespleten van de parcelen van het Bredenbroek ontfangen bij Adriana Johanna Elisabeth en Theodora Judith S w e m, erfgenamen van haer oom en moey Christoffel Felgentref en Johanna Swem, egteluiden, uit kragt van derselver geapprobeert en den 27 April 1735 geopent en geregistreert testament beleent, 27 April 1735. Anton ter Schmitten en Adriana Johanna Elisabeth Swem, egteluiden, en Johan Alexander Witten en Theodora Judith Swem, egteluiden, verbinden dit leen voor 2400 gld., 12Nov. 1735. Predrik Willem Merttens en Johanna Maria ter Schmitten, eheluyden, nevens derselver broeder en susters x), erfgenamen harer moeder en moey Adriana Johanna Elisabet en Theodora Judith Schwem, beleent, 11 Julii 1755. Deselven dragen dit leen op aen Jan Rexwinkel en Aaltjen Luimes, eheluyden2), en Hendrik Rexwinkel en Beerntjen W i s s i n g, eheluyden, die daar weder mede beleent sijn, eodem die. ') nl. Anna Judith Bartholina, Anthonetta Wilholmiua en Anton Cornelius Alexander, allon minderjarig (akte). *) Zie verder 155c § 21 en 22. Frerik, Jan en Arent Rexwinkel benevens Derk Yelthorst en Hendrik Jan Bettekamp laten voor sig en verdere condividenten en vrouwen approberen en registreren 't magescheyd ') van 6 Febr. 1770, waarbij aan een ieder 1/5 in l/2 van het Hollerslag is toegevallen, 14 Febr. 1770. Deselve als erfgenamen van haar ouders Hendrik Rexwinkel en Beerntjen Wissink beleent, eodem die. Hendrik Rexwinkel laat (na afgemaakt versuym) registreren een acte van cessie, 27 April 1801 door Clara Do0mink, weduwe Jan Rexwinkel j, van van dit leen ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien hetselve ten zijnen naamen overteekenen, 19 Maart 1802. Idem laat registreren een gerigtelp transport, 22 Febr. 1802 door Johanna Cape 11 en, weduwe Fredrik Rexwinkel, c.s. 3) van1/, van dit leen ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien hetzelve ten zijnen naamen overteekenen, 19 Maart 1802. Afgespleten van 155c § 20. 155c § 21. De voorste weyde in het Hollerslag, schietende met 't voorste eynde aan de gemeene straat cn met het andere eynde aan Rossenbroek, met de eeue sijde naast het Zeegevree, met do andere sijde aan de togtgrave, so door het Hollerslag is lopende, met alle oude en nieuwe geregtigheyd en daarop staande eykenholtgewas en daarin gelegen bouwland of sogenaamdo Vossenbult, als een bijsonder leen en afgespleten van het Hollerslag opgedragen door Jan Rexwinkel en Aaltjen L 11 y m e s, eheluyden, na approbatie van een verdelinge met Hendrik Rexwinkel en Beerntje Wissink, den 6 Nov. 1758 opgerigt, aan Gerrit en Hermannus Veldhorst, die daar weder mede beleend snn 16 Maii 1760. ' Afgespleten van 155c § 20. 155c § 22. Seker erve en grond, bestaande in hooy-of weydeland, bossen en houtgewas, alsmede het daarin gelegen campjen, sijnde de agterste weyde in het Hollerslag, met het cene eynde aan het Langenbrinkssleegsken en 't ander eynde aan de togtgrave in het Hollerslag, met eene sijde aan Rossenbroek en de andere sijde aan het Hollerslag van Hendrik Rexwinkel, als een bijsonder leen en afgespleten van het Hollerslag ontfangen bij ') over de nalatenschap liunner ouders. Behalve de reeds genoemden komen in de akte voor Janna C a p p e 11 e, vrouw van Frerik R., Clara D o o r n i n c k, vrouw van Jan R„ Werk Jan R. en diens vrouw Arentjen Velt horst, Derk Velt horst en diens vrouw Keintjen R., Gart Wissink en diens vrouw Jantjen R., Geertruvd R., Berentjen R., vrouw van Hendrik Jan Bettekamp, en de minderjarige Krmken li. a 1 hare andere kinderen Derksken (geil. met Jan L uiige s) en Jantje (geh. met Adolf Janssen) (akte). s) nl. haren zoon Arent en Gerrit Hendrik Geerling en Willem Kelderman de mannen harer dochters (akte). Aaltjen Lu yin es, eermaals weduwe van Jan Eexwinkel, na alvorens 't magescheyd1) van 18 Julii 1760 te hebben laten approberen en registreren, 16 .Tunii 1761. Huider Joliannes Vaegt, haar man. Deselven dragen dit leen op aan Jan Hofs, Willem Ja nsen en Gerrit ter Maat en desselfs huysvrouw Hendrika P r i e m s, die daar weder mede beleent sijn, eodein die. Gerrit Hoopman, in huweljjk gehad hebbende Hendrika Priems (onverkort het regt van sjjn medeparticipant Sweer G e s i n k) na dode van Willem Janssen en Gerrit ter Maat met 2/3 beleend, 18 Maii 1790. Gerrit Hoopman en Sweer Gesink laten registreren een acte, waarbij deselven renuntieeren en afsien van alle sodaene regt of aandeel als haarl. uyt vorenstaande beleninge aan 1 3 in dit leen van wijlen Willem Janssen mogte competeren, en versoeken, dat sulks uyt'die leenbrief moge worden geroyeert, 5 Aug. 1790. N.B. Uyt hoofde van bovenstaande renuntiatie de drie gedeeltens thans yder een bijsonder leen komende uyt te maken en er dus van dit leen niets meerder overblijft, so is yder derde gedeelte op een bijsonder folium overgebragt. Vide 155c § 23 en 24. Afgespleten van 155c § 22. 155c § 23. Seker perceel erf en grond, sijnde 1/a van de agterste weyde van het Hollerslag, opgedragen door Jan H 0 fs pro se et q. q. aan Willem Jansen, die daar weder mede beleend is, 2 Meert 1773. Gerrit Jan Janssen, erfgenaam sijns ooms Willem, beleend, 18 Maii 1790. Afgespleten van 155c § 22. 155c § 24. 1/3 van de agterste weyde in het Hollerslag, te leen ontfangen bij Gerrit Hoopman, als in huwelgk gehad hebbende Hendrika Priems nae dode van Gerrit ter Maat, 18 Maii 1790. Afgespleten van 155c § 22. 155c § 25. 1/3 van seker erve en grond etc., ontfangen b{j Gerrit Jan J a n s s e 11 als erfgenaam sijns ooms Willem Janssen, 5 Aug. 1790. ') met de kinderen van haren eersten man, nl. Willem R. en diens vrouw Anna de Roy, en Marta R., in dezen bijgestaan door liare twee ooms Hendrik Rexwinkel en Reint W i s s i n k. Hunne moeder werd bijgestaan door hare broeders Evert en Andiies Luymes (akte). Zutphen. 20 Afgespleten van 155c § 8. 155c § 26. Seker parceel bouw- en weyland, de Pentjes geheyten, bestaande uyt een kempken, de Kiphorst genaamt, als een bgsonder leen en afgespleten van de parceelen van het Bredenbroek ontfangen bij Hermanus Boelen pro se en namens sjjne susters') als erven harer ouders, 5 Maii 1742. Deselve draagd dit leen op aan .Tohan Jacob The los en en Johanna Sibilla Prijs, ehelnyden, die daarmede beleend sp, eodem die. ' Hendrikus Conradus Thelosen, erve sijns vaders Johan Jacob, beleend, 15 Man 1748. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 27. V4 van het Holstegerslag, in het geheel groot ongeveer sestien dag majens, gelegen in de heerlijkheyd Gendringen, buurschap Bredenbroek, afgespleten van de parcelen van het Bredenbroek als een bijsonder leen. Arent L u y m e s 2) laat approberen en per clausulas concernentes registreren t magescheyd van 23 Febr. 1755, 21 Meert 1770. Idem na dode sijns vaders Jan en uyt hoofde van 't geapprobeerde magescheyd beleend, eodem die. Lammert Remmelink op Lensink en Judo Luymes, eheluyden, erfgenamen haars vaders Arent beleend met l/8 deses leens, 26 Maart 1790. Afgespleten van 155c § 27. 155c § 28. V8 van het Holstegerslag, sjjnde thans een bijsonder leen en afgespleten van 1/i van het Holstegerslag. Berk \\ illem Klompen houwer laat approberen en registreren het coopscontract, 10 April 1779 met Arent Luymes en Barentjen lonnemaat, 111 leven eheluyden, over dit leen gesloten, en 'sicsoo voor sig als namens sijn vrouw Arentje Kutjes uyt dien hoofde daarmede beleenen, 26 Maart 1790. Wander Wensink voor sig en namens sijn vrouw Maria Lieftink aat approberen en registreren een coopscontract, 1 Maii 1793 met I>. W. Klompenhouwer en Arentje Rut gors, ehelnyden, over dit 1793 g ' °n S'g nyt dien hoofde daarmede beleenen, 28 Junii ') Petrnncllft en Willominn (akto). ri'ng%ktc) ^ voorzo°" van Jan Wmes. Zijne stiefmoeder was Henderskcn Hate. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 29. Seker erve, sijnde 1/6 van het Holtstegerslag, bestaande in hooy- of weydeland, met het eeno eynde aan het Hagenslag en het andere eynde en de eene srjde aan de Werfpanden of Stakenborgsweyde en met de andere sjjde aan de Aastrank, gehoort hebbende onder het Bredenbroek en alnu als een bijsonder en daarvan afgesplit leen opgedragen door Gerrit Jan Colenbrander en Janna Colenbrander, eheluyden, aan Wander Wensink en Maria Lieftink, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 13 Junii 1786. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 30. Een huys, scliuer, erve en weyde, genaemt Brinkenslag, schietende met de eene sgde aan de gemeene straat, met d'ander sijde aan Miclielbrinksweyde en met een eynde aan het Eousenslag kennelijk gelegen, als een bijsonder leen en afgespleten van het Bredenbroek opgedragen door Wessel en Derk ten Brinke aan Jan Luymes en Hendersken Hat er i n k, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, IC Julii 1749. Hendersken Haterink na dode van haar man met het geheel beleend 26 Maart 1753. Jan Planten en Judith Luymes, eheluyden, laten approberen en registreren het magescheyd *), 22 Febr. 1760 over den ouderlijken boedel opgerigt, en sijn uyt hoofde van dien met dit leen beleend, 6 Febr. 1761. Idem draagt dit leen op aan Derk Bussink en Hermina Gen rink, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 16 Maii 1792. Afgespleten van 155c § 30. 155c § 31. Seker erf, sijnde de kleyne weyde met de daarin liggende drie campjes uyt het Brinkenslag, met d'eene sijde aan de groote weyde, so Hermina Luymes heeft aangekoft, en met d'ander sijde langs het land van Jan Planten, met teene eynde langs Miehelbrinksweyde en 'tander eynde aan de gemene straat, als een bijsonder leen opgedragen door Jan Planten en Judith Luymes, eheluyden, aan Lubbrig Luymes, weduwe van Berend Luymes, die daar weder mede beleend is, 17 Junii 1766. Huider Evert Luymes. 'Jl De kinderen waren Judith, Dorsten (geil. met Harmen Hesselink) en Barend (gen. met Hendrina Geertruyd B e c k i u g) (akte). 404 Eadem benevens hare kinderen') laten approberen en registreren sodane accoord en conventie als sijl. op 21 Aug. 1771 met haarl. soon en broeder Wolter Luymes over en ter sake van dit leen hebben ingegaan, waarbij aan Wolter Luymes voorn, dit leen onder sekere conditiën word overgegeven, 12 Sept. 1772. Wolter Luymes uyt hoofde van voorn, accoord beleend, eodem die. Idem draagt dit leen op aan Jan Klein Hesselink en Geesken te Beest, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 26 Julii 1785. Afgespleten van 155c § 31. 155c § 32. Seker erf, sgnde de groote weyde uyt het Brinkenslag, schietende langs de gemeyne straat en met de noordsijde langs het Roesenslag, als een bijsonder leen opgedragen door Jan Planten en Judith Luymes, eheluyden, aan * Hermina Luymes, die daar weder mede beleent is, 17 Junii 1766. Gerrit W o 11 e r s en Hermina Luymes, eheluyden, dragen dit leen op aan Hendrik Eexwinkel en Dersken Vriese, eheluvden, die daar weder mede beleend sijn, 5 Maart 1771. Willem Rexwinkel, erfgenaam sgner ouders H. Eexwinkel en D. Vriese beleend, 18 Febr. 1794. Denselven, soo voor sig als namens sijne medeparticipanten2), draagt dit leen op aan Gradus Rexwinkel en Jenneken Vrieselaer, eheluyden, die daar weder mede beleend sgn, eodem die. Hendrik Willem Hen geveld en Jenneken Vonderhorst, eheluyden, laaten registreren een transport, 4 Maart 1805 door Gradus Rexwinkel en Jenneken Vrieselaar ter liunl. behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter liunl. naamen overteekenen, 19 Sept. 1806. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 33. Het Meyntjesslag (vulgo Freexstedeken), gehorende onder het Bredenbroek, west Hendrik Gillekers, noord de Hoelstrate, oost Derk Russinkslag en suyd Hendrik Borkes, als een bijsonder leen opgedragen door Willem B r u s s e aan Arent ter Maat, die daar weder mede beleend is, 11 Oct. 1753. Hendrina ter Maat, erfgenaam haars vaders Arent, uyt hoofde van geapprobeert en geregistreert magescheyd3) beleend, 17 Nov. 1769. ') Barend, Dirk en Johanna, vrouw van Wander van Hengel (akte1. ") nl. zijne vrouw Berendina Arentsen en zjjne broeders en zusters Hendrina (goh. met Harmen Luymes), Derk (geh. met Gerritje V i n k), Derske (goh. met Hendrik H e n g e v e 1 d), en Jan (geh. met Robekka G r i e v i n k) (akte). 3) tusschen Harmanus Veldhorst en zijne kinderen en stiefkinderen (kinderen vau wijlen zijne vrouw Hendrina G e 1 k i n k uit haar huwelijk met Arent ter Maat), nl. Hendrina, Hendrik en Andries ter Maat en Arnoldus, Janna Geertruyd en Christiaan Veldhorst (akte). Eadem en haar man Jan Derk Lensink dragen dit leen op aan Hendrik Nyma 11 en Enneken Heidman, elieluyden, die daar weder mede beleend sijn, 2 Maart 1775. Evert Nyeman en Janna Klein Hcsselink, eheluyden, laaten registreren een magesclieyd l), 13 Jan. 1798 met desselfs vader Hendrik en verdere condividenten opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van dien dit leen ter haarl. naamen overteekenen, 19 Dcc. 1805. 155. Afgespleten van 115c § 8. 155c §3-1. Een seker perceel erfs en gronds, sijtide ongeveeer 2/3 van het halve Broekslag, bestaande in bouw- en weyland, schietende met liet eene eynde aan het Roessenslag en met 't ander eynde aan Hendrik Luymes sijn grond en met de eene sijde aan den lialven Broekslag en met de andere sijde aan de Westerbroekse weyde, als een bijsonder leen en afgespleten van 't Bredenbroek opgedragen door Hendrik Luymes aan Gerrit Stevelink en Jantje ter Gun, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 30 Oct. 1754. Jan Koeken en Enneken Averkamp, voonnaals in huwelijk gehad hebbende Gerrit Stevelink, na bekomen approbatie van het magescheyd 2) van 22 April 1761 beleend, 21 Junii 1763. Deselve dragen dit leen op aan Egbert We 1 scher en Aleyda de Haes, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, exlem die. Koelof Voldhorst en Maria Bosveld, eheluyden, dragen 1/3 in den halven Broekslag op aan Aleyda de Haes, die daar weder mede, gelijk ook met de andere gedeeltens, so uyt hoofde van transport als door dode van haar man Egbert Welscher, voor het geheel beleend is, 5 Maii 1777. Johanna Catharina en Johanna Geertruyda de Haas cum suis, als erfgenamen ab intestato nae dode van Egbert Welscher en Aleyda de Haas beleend met dit geheele leen, 18 Nov. 1789. Denselven dragen 2/3 deses leens op aan Derk Borckens en Aaltjen Kemperma 11, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, eodem die. Afgespleten van 155c § 34. 155c § 35. Een seker parceel erve, spde 1/3 van het Broekslag, bestaande in huys, hoff, bouw- en weydegrond en hout- ') tusschen den vader, Jie weduwnaar was, en zijne kinderen Hendersken (geh. met Hendrik W e s t e r v e 1 d) en Evert (akte). "') tusschen Enneken en hare kinderen uit het eerste huwelijk, Jan en Derk Stevelink (akte). gewascb, met de eene sijde aan do Westerbroekse weydo en met de andere sijde aan den lialven Broekslag en het eene eynde aan de 2/s van den lialven Broekslag en het andere eynde aan de straat, afgespleten van 3/3 van het halve Broekslag, opgedragen door Johanna tatharina en JohannaGeertruyda de Haas c.s. ten behoeve van Hendrik Demkes en Enneken Kreyenbrink, eheluvden, 18 Nov. 1789, die uyt kragt van dien afstand beleend s(jn, 26 Maart 1790. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 36. De halve Braek of Boekhorststedeken, als een bijsonder leen en afgespleten van het Bredenbroek ontfangen bij Gerrit Willcms ten Ben se 1, die daarmede beleent is, 30 Maii 1755. Idem draagt dit leen op aan Derk Stakenburg, die daar weder mede beleent is, eodem die. Willem Stakenburg x), eygenaar voor 3/4, eii Berentjen W e s t e r v e 1 d 2), weduwe van Derk Stakenburg, voor 1/i, dragen na voorafgegane beleninge dit leen op aan Hendrik Jan Colenbrander en Johanna Harterink, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 19 Meert 1771. Wander Colenbrander naa dode sijns vaders Hendrik Jan beleend 2 Febr. 1790. Afgespleten van 155c § 36. 155c § 37. Een weyde onder het erve en goed de Braakhorst, met eene sijde nevens de rivier de Aa en de andere sijde nevens het erve van de gebroeders H. J. en G. Bieviiik, met een eynde aan de weyde de Bierhans en met het andere eynde aan de Smaal horst, opgedragen door Hendrik Jan Colenbrander en Johanna Harterink, eheluyden, aan Hendrik Jan en Gerrit B ie vink, die daar weder mede beleend siin, 20 Sept. 1781. y Hendrik Jan Mullink als leenvolger, onverkort het regt van de verdere erfgenamen, nae dode van H. J. en G. Bievink beleend 16 Jan. 1788. Denselven soo voor sig als namens sijne medeparticipanten draagt dit leen op aan Engelbert Roes en Berentje R a b e 1 i n k, eheluyden, die daar woder mede beleend sgn, 28 Aug. 1788. Wolter O vergoor en Elsken Hossel ink, eheluyden, laten registreren een coopscontract, 2 Julii 1796 met E. Eous en vrouw over dit leen gesloten, en uyt hoofde van dien hetselve ten haaren naeme overteekenen, 31 Oct. 1796. *) weduwnaar van Arentje Rietstap (akte). 0 bijgestaan door haren zoon Derk Hendrik Harterink (akte). Afgespleten van 155 § 8. 155c § 38. De halve caterstede de Braek of Boekhorststedeken, als een bijsonder leen *) en afgespleten van het Bredenbroek ontfangen bg Janna Mechteld G e 11 i n k, weduwe van Derk Eexwinkel, erfgenaam van haar halve broeder Derk Keunink op Braakhorst, 31 Oct. 1757. Eadem draagt dit leen op aan Willem Stakenburg en Arentje Eietstap, eheluyden, die daar weder mede beleent sijn, 21 Junii 1763. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 39. Seker erve, genaamt het Langebrinkslag, bestaande in bouw- en weydeland, bosschen en houtgewas, met een eynde aan het Hollerslag en het ander eynde aan Eossenpandjes, met eene sijde aan Borkensbroek en de andere sijde aan het Eietstapperslag gelegen, als een bijsonder ieen en afgespleten van het Bredenbroek opgedragen door Gerrit F r e r i x en Christina H o f s, ehelnyden, aan Jan H o f s en Geesken ïïeykamp, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 9 Dec. 1758. Lambert Hofs, Gart Jan Hofs en Gart Jan Weykamp, als momboiren over de kinderen 2) van J. Hofs en G. Weykamp, na dode harer ouderen beleend, 29 Oct. 1776. Deselve momboiren dragen dit leen op aan Derk Veldhorst en Eeintje Eexwinkel, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, eodem die. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 40. Seker erve, genaamt het halve Rietstapperslag, bestaande in liuys, hof, bouw- en weydeland, bossen en houtgewas, met een eynde aan Eossenpendjes en met het ander eynde aan de gemeene straate, met eene sijde aan het Hollerslag en Langenbrinkssleegsken en de andere sijde aan den dijk, die tussen het Eietstapperslag in kennelijke bepaling gelegen is, als een bijsonder leen en afgespleten van het Bredenbroek opgedragen door Derk L u y m e s c.s. 3) aan Fredrik ter Maat, die daar weder mede beleend is, 16 Maii 1760. ') Door eene vergissing is dit niet onder de afsplitsingen geplaatst, maar onder 155c § 8. Door eene kaïitteekening wordt op die vergissing gewezen. -) nl. Evort, Derk, Gart Jan, Knneken en Gerharda (akte). 3) nl. Joost Scheper en Geukeu Froors met hunne voorkinderen, Ilcndersken L u y m e s, Jan Luymes en Geertjen Luymes, echtelieden, Gerrit H o n d o r p, zoon van Aaltjen Luymes, Barcnt Luymes eu diens vrouw Hendersken N o w i s, Wolter Luymes en Beerut B i e v i n k, weduwnaar van Jantjeu Luymes, als vader en voogd vau zijn minderjarig kind (akte). Enneken G e 1 k i n k na dode van haar man Fredrik ter Maat beleend, 30 Meert 17(i9- Huider Hendrik Duytshoff, haar soon. Arent Duytshoff, erfgenaam sjjns moeders E. Gelkink, beleend 7 Junii 1790. Afgespleten van 155c § 40. 155c § 41. Seker erve, sjjnde ongeveer 1/4 in het Eietstapperslag, als een bjjsonder leen opgedragen door Frerik ter Maat en Enneken G e 1 k i n k, eheluyden, aan Luderus Daniël Georg de Vos, die daar weder mede beleent is, 23 Junii 1761. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 42. Seker erfje, sjjnde ongeveer 1/4 in het Eietstapperslag, bestaande in hof, bouw- en weyland, bossen en houtgewassen, met een eynde aan de gemeene straat, met het ander eynde aan het Loorslag of Loorpand, met eene sijde aan het Groote slag, met de andere sijde aan den dijk, als een bijsonder leen en afgespleten van het Bredenbroek opgedragen door Hendrik Lamberts c. s.aan Hendrik leppers en Aaltjen S c h 0 11 e n, eheluyden, mitsgaders Gerrit a) ten Groten huys en Janna Catbarina Sey 11 horst, eheluyden, die daar weder medo beleent sijn, 16 Maii 1760. Idem en Derk ten Grotenhuys stellen, nao afgemaakt versuym, tot huider Derk Willem Klompenhouwer, 26 Maart 1790. Barend Jan Hendrik ten Grotenhuys laat approberen en registreren een accoord, 17 Maii 1775 tusschen sijne ouders en hare kinderen 8) gesloten, waarbij 'lfim «en gedeelte deses leens was overgegeven, en sig na dode sijns vaders Derk en uyt kragt van het geapprobeerde accoord belenen, 29 Maii 1793. Afgespleten van 155c § 42. 155c § 43. Seker erfje, srjnde sodanig gedeelte als wijlen Hendrik Teppers heeft beseten in 1/4 van het Rietstapperslag, sjjndo thans een bjjsonder leen. ') nl. zijne vrouw Elsken S c h 0 11 e n, Fredrik Brusse, Arent Scholten en diens vrouw Jenneke Li pp es, Jan Hendrik Gras en diens vrouw Enneken Scholten Jeuneken Rospickers, weduwe van Jan Scholten, Gart Scholten, Gart te Bruus' velt en diens vrouw Willeniina Scholten (akte). 2) Dit moet zijn Derk. s) nl. Harmanus en diens vrouw Jantjen Kraienbrink, Teunis en diens vrouw Jantjen Karselaar, Barendina, vrouw van Derk Jan ter Horst, Gart Jan en diens vrouw Geesken D e m k e s, Gertjen, vrouw van Barend L e n s i n k, Janna en Barend Jan Hendrik (akte). Pieter Teppers en Berendina Troost, eheluyden, laten approberen en registreren het magescheyd, 9 Oct. 1792 tusschen haar moeder ter eenre en hare kinderen J) ter andere sijde opgerigt, waarbij haarl. dit leen was toe- en aanbedceld, en sig uyt kragt van dien daarmede belenen, 29 Maii 1793. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 44. Seker erve, sijnde ongeveer 1/4 van het Rietstapperslag, bestaande in hooy- of weydeland, bossen en houtgewas, met het eene eynde aan de Eoussenpandjes en het andere eynde aan Frerik ter Maat, met de eene sijde aan het Langebrinkssleegsken en de andere sijde aan den dijk, afgespleten van het Bredenbroek en als een bijsonder leen ontfangen bij Derk Jan lirns sonder prejuditie van sijne susters Wilhelmina en Maryken als erfgenamen van haar vader Fredrik, 29 Sept. 1779. Idem en sijn vrouw Wilhelmina Veldhorst, eheluyden, maken haar gedeelte in dit leen deylbaar onder hare twe dogters Geertruyd en Aaltjen, 10 Julii 1781. Hendrik Jan H i d d i n k op den Bettencamp en Aaltje Brusse, eheluyden, onverminderd en sonder praejuditie van hare moeyen Wilhelmina en Maryken Brusse, nae dode van haar vader Derk Jan beleend, 13 Jan. 1790. Berend Jan Hendrik ten Grotenhuys laat registreren een gerigtelijk transport, 18 Junii 1804 door Alef Jan Hiddink c.s. 2), kinderen en erfgenamen van II. J. Hiddink en A. Brusse, ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 3 Aug. 1804. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 45. 3/20 in Groot Immink of Rexwinkelslag en de halfscheyd van de sogenaemde Halve maen; dan nog de andere halfscheyd van de Halve maen en het geheele Pentje, gehoort hebbende onder het Bredenbroek en alnu als een bijsonder leen opgedragen door Janna Megteld Gel kink, weduwe van Derk Rex winkel, mitsgaders Jannes te Keestapen Gerritjen Schilderink, eheluyden, aan Willem Stakenburg en Arentje te Beestap, eheluyden, die daarmede weder beleend sijn, 17 Junii 1766. Idem draagt dit leen op aan Jan Arnold Nering Bögel en Johanna Stander, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 3 Sept. 1773. ') nl. Hermanus (&eh. met Janna Schol ten) en I'ietcr, stiefzonen, Janna en Tlieodora (akte). 2) 11I. Derk, Berendina eu Gerrit Jan ter Maat nom. ux. (akte). Afgesplcten van 155c § 8. 155c § 46. Seker erf, het agterste pand van het Sandersweydje bestaande in hooy- of weyland, met het eene eynde aan het Barkerslag en 't andere eynde aan Jacobus Rensinks grond, met de eene sijde aan Woltersweyde en de andere sijde aan de Muldersweyde, gehoort hebbende onder 't Bredenbroek en alnu als een bijsonder leen opgedragen Jacobus RensinkofHoltdrosten 1'eternella Janssen, eheluyden Derk Willem Cramer en Johanna ter Horst, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 17 Junii 1766. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 47. Twe dag grasmajens, in voegen afgehaakt en gelegen sijn in Stakenborgsweyde of Warfpanden, met de eene sijde naast Hermen Evers twe dag grasmajens, naast Brussenslag schietende, en met de andere sijde naast de twe dag grasmajens van Willem Jansen, gehoort hebbende onder t Bredenbroek en alnu als een bijsonder leon opgedragen Harmen E v e r s en Aleyda Sara ter Vele, eheluyden, aan Hendrik Jan Rensink en Enneken Lu r vink, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 17 Junii 1766. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 48. Twe dag grasmajens in de Stakenborgsweyde of Warfpanden, gehoort hebbende onder 't Bredenbroek en alnu als een bijsonder leen opgedragen door Herman Evers en Aleyda Sara tor Veile, eheluyden, aan Willem Janssen, die daar weder mede beleend is, 17 Junii 1766. Gerrit Jan Janssen, erfgenaam sijns ooms Willem, onverkort liet regt van sfln medeparticipant Sweer Gesink, beleend, 18 Maii 1790. Sweer Gesink laat registreren een acte, waarbij denselven renunticert en afsiet van alle sodane regt en aandeel als hem uyt hoofde van vorenstaande beleninge aan dit leen mogte competeren, verklarende hetselve aan den wettigen leenvolger Gerrit Jan Janssen alleen over te laten, 5 Aug. 1790. Afgesplcten van 155c § 8. 155c § 49. Ses dag grasmajens in Stakenborgsweyde of Warfpanden, gehoort hebbende onder 't Bredenbroek en alnu als een bisouder leen opgedragen door Hermen Evers en Aleyda Sara ter Veile, eheluyden, aan Lambert ffensink en Elisabet Colenbrander, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 17 Junii 1766. Wander en Lammert Wensink, gebroeders, laten approberen en registreren het magescheyd 1), 3 Junii 1785 over den ouderlijken boedel opgerigt, waarbij Wander 4 en Lammert 2 dag grasmajens in dit leen sijn toe- en aanbedeeld, 13 Junii 1786. Deselven uyt dien hoofde met dit leen als een onverdeeld leen beleend, eodem die. Afgespleten van 155c § 8. 155e § 50. 5/6 en 1/6> das het geheel seker erve, het Michelbrink genaamt, bestaande in hoff, bouw- en weylanden, bossen en houtgewas, met 't eene eynde aan het Roesenslag en 't andere eynde aan de gemene straate, met d'eene sijde langs het Brinkerslag of stedeken en d'andere sijde langs de Gelkinksweyde of stedeken en de gemeyne straat, die na Anholt opschiet, gelegen; gehoort hebbende onder het Bredenbroek en alnu als een bijsonder leen opgedragen door Arnt ten Brink en Antonetta ten Grotenhuys, eheluyden, mitsgaders Derk en Margareta ten Grotenhuys, Otto's kinderen, aan Hendrik Keswinkel en Derske Vriese, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 17 Junii 1766. Idem pro se et nom. ux. draagt dit leen op aan Jan Hofs, die daar weder mede beleend is, 2 Maart 1773. Lambert Hofs, Gart Jan Hofs en Gart Jan Weykamp, als momboren over de minderjarige kinderen van Jan Hofs en Geesken Weykamp, beleend, 29 Oct. 1776. Evert Hofs, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, onverkort het regt van sijne broeders en suster, 27 April 1790. Afgespleten van 155c § 50. 155c § 51. Seker erve, sjjnde de agterste weyde van het Michelbrink, opgedragen door Hendrik Rexwinkel en sijn huysvrouw Dersken Vriese aan Jan Straatman, die daar weder mede beleend is, 17 Junii 1766. Hermina Lammers nae dode van haar man Jan Straatman beleend, 19 Julii 1793. Huider Gerrit Lammers, haar broeder. ') tusschen Wander Wensink (geit. met Maria T, ie ft in k), Elisabeth W. (goh. met Areut Duytshof), Hendrik Jan W. (geh. met Hendrik» Bu 1 d e rui au), Willemina W. en Lammert W. (akte). Afgespleten van 155c § 50. 155c § 52. Seker erve, de middelste weyde van het Miggelbrink opgedragen door Hendrik ltexwinkel en Dersken V r i e s o, eheluyden, aan Jan Scynhorst, Jan Westerveld en Hendrik 13 e r k e 1 e r, die daar weder mede beleend sijn, 17 Julii 1767. Dcrk Jan Seinhorst, voorbehoudens de tugt aan sijn moeder Willemina B o e 11 a r d en onverkort het regt van sijne medeparticipanten, naa dode van desselvs vader Jan beleend, 7 Junii 1790. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 53. Seker erf, genaamt Tuelencaatstede, bestaande in hof, bouw- en weylanden, omliggende sloot en visserijen, bossen en houtgewassen, in voor en bepalinge kennelijk gelegen, gehoort hebbende onder 't Bredenbroek en alnu als een bijsonder leen en afgespleten van Tuylenstede opgedragen door Johanna Helena Veis, weduwe Koopmans, aan 1'iedeiik Pels en Maria Elisabeth Koopmans, die daar weder mede beleend sijn, 6 Julii 1768. Afgespleten van 155c § 53. 155c § 54. Seker erve, sijnde weyland, in twe panden gelegen, het eene een weyde en het andere een hooypand, schietende met het eene eynde aan de rivier de Aa en met het andere eynde aan de gemeene weg, met eene sijde nevens Culenkamp en d'andere sijde nevens het Tlankenslag, alnu als een bijsonder leen en afgespleten van Tulenstede opgedragen door Fredrik iels en Maria Elisabet Koopmans, eheluyden, aan Bernhardus Reygers en sijne participanten Bernhardus Diep enbroek en Diederik Johan Reygers, die daar weder mede beleend sijn, 25 Julii 1781. Deselven dragen dit leen op aan \\ ander Wensink en sijne medeparticipanten Hermen B e n n i n k en de weduwe van Set Groot Niblink, die daar weder mede beleend sijn, 4 Dec. 1789. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 55. Seker erve, genaamt Veendriks hooyweyken, met d'eene sijde naast Leyenwolterslag en aan d'andere sijde aan Veendriks koe weyde, het eene eynde aan Elorisslag en 't andere eynde aan de strank gelegen, gehoort hebbende onder 't Bredenbroek en alnu als een bijsonder leen en afgespleten van het Vaendrigsteedje opgedragen door Anthony Veendrick en Helena Dekkers, eheluyden, aan Eghert We 1 scher en Aleyda de Haas, eheluyden, die daar weder mede beleent sijn, 6 Jnlii 1768. Aleyda de Haas na dode van haar man E. Welscher beleend, 5 Maii 1777. Johanna Catharina en Johanna Geertruydis de Haas cuni suis als erfgenamen ab intestato naa dode van E. Welscher en A. de Haas, eheluyden, beleend, 18 Nov. 1789. Deselven dragen dit leen op aan Ja» Gradus de Haas en Catharina Aleyda Francisca T h i e r, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, eodem die. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 56. Seker erve, genaamt Veendriks koeslag, met 'teene eynde aan de weyde van Jan Kemperman en vrouw en met 't ander eynde aan Anthony Veendriks weyde, met d'eene sjjde nevens 't Hooyslag en d'andere sijdo nevens de Bolantscamp gelegen, gehoort hebbende onder 't Bredenbroek en alnu als een bijsonder leen en afgespleten van het Veendrigsteedje opgedragen door Anthony V e e n d r i k en Helena Dekkers, eheluyden, aan Jan Kemperman en Jacomina S1 uyter, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 6 Julii 1768. Gerrit Kemperman en Engelina Otters, eheluyden, erfgenamen van haar vader Jan, beleend, 6 Julii 1773. Dorus Sanders en Wilhelmina ten Bokhorst, eheluyden, laten registreren een coopscontract, 22 April 1796 met G. Kemperman en vrouw over dit leen gesloten, en uyt hoofde van dien hetzelve ten haaren naame overtekenen, 5 Sept. 1796. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 57. Seker erve, sijnde 2/5 Van 3/4 van een hooygrond, Rexwinkelslag genaamt, als een bijsonder leen en afgespleten van het Bredenbrogk opgedragen door Jannes R e e s t a p en Garritjen Schilderink, eheluyden, aan Lucas P i e r i c k en VVynanda W y n o 11 s, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 12 Junii 1769. Wynanda Wynolts stelt nae dode van L. Pierik tot huider Antony Gaymans, 6 Febr. 1782. Afgespleten van 155c § 57. 155c § 58. 1/6 van ses dagmaayens hooygrond, het Rexwinkelderslag genaamt, schietende met het eene eynde aan de Swarte beek en met het andere einde aan den strang, zijnde thans een bjjsonder leen. Willem te SIaa en Teuntje Keimers, eheluyden, laaten registreren een gerigteljjk transport, 18 Oct. 1804 door Jan Wissink en Hendrika Bouwmeester, eheluyden, ter hunl. behoeven gepasseert, en naa afgemaakt versuym dit leen ter hunner namen overteekenen, 10 April 1805. Afgespleten van 155c § 57. 155c § 59. 1/6 in zes dag maayens hooygrond in het Rexwinkelderslag, ten westen Staakenborgs koeweyde, ten oosten de andere panden in het genoemde slag, ten zuyden de rivier de Strang en ten noorden de Swarte beekeii zijnde thans een bgsonder leen. ' Gerrit Kasselder en Hendrika Wissink, eheluyden, laaten registreren een gerigtelgk transport, 3 Nov. 1806 door Evert Wissink ter hunl. behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen overtekenen, 24 Nov. 1806. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 60. Seker erve en grond, sgnde l/3 van l/3 en dus l/9 van het Grote slag, met d'eene sijde langs het andere 1U en met de andere sjjde langs het Loorslag, met het eene eynde aan de Swarte beke en met het andere eynde aan het Loorpand, als een bijsonder leen en afgespleten van Is van het Grote slag, waarmede Hendrik Westerveld is beleend geweest, en onder de generale beleninge van liet Bredenbroek begrepen. Derk Duytshoff en Willemina Luymes, eheluyden, uyt hoofde van geaprobeert inagescheyd van 16 Jan. 1766 ^beleend, 16Julii 1772. Deselve dragen dit leen op aan Arent Duytshoff en Elisabeth Wens in k, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, eodem die. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 61. Seker erve, de halve Westerbroeksweyde, bestaande in huys, lioff, boomgaard, bouw- en weyland, bossen en houtgewas, alsmede de halve Stroete, gehoort hebbende onder het Bredenbroek en als een bijsonder leen ontredragen door Janna Dekkers, weduwe van Essel W e n s i n k, benevens de momberen van hare minderjarige kinderen, aan ') tusschen Knneken Gel kink, eerst weduwe van Jan Duytshoff en daarna van Frederik ter Maat, benevens hare kinderen uit het tweede huwelijk, nl. Teunisken Geertruyd en Aaltjen ter Maat, ter eene en de kinderen uit haar eerste huweli k nV Derk, Heudnk, Arend en Jan Dujtshott ter andere zijde (akte). ' ' Egbert W e 1 s c h e r en Aleyda de Haas, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 6 Julii 1773. Aleyda de Haas na dode van haar man E. Welscher beleend, 5 Maii 1777. Johanna Catharina en Johanna Geertruydis de Haas c.s. als erfgenamen ab intestato van E. Welscher en A. de Haas beleend, 18 Nov. 1789. Deselven dragen dit leen op aan Derk 13 o r k e n s en Aaltjen Kemperman, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, eodem die. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 62. Seker erve, de halve Westerbroekse weyde '), bestaande in huys, hoff, boomgaard etc., gelioort hebbende onder liet Bredenbroek en alnu daarvan afgespleten en als een bijsonder leen ontfangen bij Jobanna Catharina en Johanna Geertruyda de Haas8), 18 Nov. 1789. Deselven dragen dit leen op aan Derk B o r k e n s en Aaltjen Kemperman, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, eodem die. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 63. De halfscheyd van het sogenaamde Broekslag (waarop thans een huys staat), schietende met het eene eynde aan het Boesenslag en met het andere eynde aan de gemene huldstrate, met eene sijde langs de Gelkinkweyde, als een bijsonder leen en afgespleten van het geheele Broekslag ontfangen bij Lubbrig Luymes, weduwe Berend Lu y mes, 12 Sept. 1772. Eadem benevens hare kinderen laten approberen en registreren sodane accoord en conventie als sijl. op 21 Aug. 1771 met haren soon en broeder Wolter Luymes over en ter sake van dit leen hebben ingegaan, waarbij aan Wolter voorn, dit leen word overgegeven onder sekere conditiën, eodem die. Wolter Luymes uyt hoofde van 'tgemelte accoord beleend, 12 Sept. 1772. Sweer te Ronde en Janna Geertruyd K1 e y n H e s s e 1 i n k, eheluyden, laaten registreren een coopscontract, 21 Jan. 1799 met Wouter Luymes over dit leen gesloten, en uyt hoofde van dien hetzelve ten haaren naeme overtekenen, 1 Nov. 1799. ') nl. de wederhelft van 155c § 61. ') Zie onder 155c § 61. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 64. De halve weyde van ongeveer 4 dag grasmajens, den Wortelbrink genaamt, als een bijsonder leen en afgespleten van bet Bredenbroek te leen ontfangen bjj Derk Colenbrander als erfgenaam sijns broeders Berend, 13 Junii 1775. Idem draagt dit leen op aan Derk Jan Rexwinkel, die daar weder mede beleend is, eodem die. Derent Rexwinkel, voorbehondens de tugt aan desselvs moeder Arentie \ e 1 d h o r s t en onverminderd het regt van sijn broeders en susters, nae dode van desselvs vader Derk Jan beleend, 28 Oct. 1793. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 65. Seker erve, sijnde 1/6 van het Groote slag, anders genaamt het Claassensleegsken, bestaande in huys, hoff, hooy- of weydeland, bossen en houtgewas, met eene sijde aan het /s van het Groote slag en het eene eynde aan liet /6 in het Groote slag of Wessinksleegsken, met de andere sijde en het andere eynde aan de gemeene straat, die na Anholt opschiet; gehoort hebbende onder het Dredenboek en alnu als een bgsonder leen opgedragen door Hendrik Rexwinkel pro se et nom. ux, gelijk ook door Geertruyd e e s ï n k, weduwe van Gerrit H e b i n k, aan Willem Kemperman en Enneken Otters, die daar weder mede beleend sijn, 26 Meert 1777. Garrit Kemperman laat registreren een magescheyd, 18 Aug. 1806 met de verdere condividentenl) over den ouderlijken boedel van W. Kemperman en E. Otters opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van (tien dit leen ter zijner naamen overteekenen, 26 Junii 1810. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 66. Seker erve, den Bierhans genaamt, bestaande in hooy- of weydeland, met een eynde aan de gemeene straat schietonde en met een eynde of sijde aan Thulenplaatsjen aan de Aastrank, gehoort hebbende onder het Bredenbroek en alnu als een bjjsonder leen opgedragen door Adolphus C ram er en Maria Geertruyd Schnell, eheluyden, aan Ja" meV» e" Le/CdaABV\g„er»lag, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 15 April 1777. 'I Win«maH« mKlTr,T' Vr0"ï van (iorll!lrJ"s te Boekhorst, Mietje K„ vrouw Wlllem lemming, Gesina K., vrouw van Klaas K n i e s t, en Gerrit K. (akte). Afgespleten van 155c § 8. 155c § 67. Beyde gedeelten in de Twyfeltjes, groot 472 dag majens, aan de eene sijde langs de Swarte beeke en een gedeelte over de beeke, schietende langs liet Loorslag of Loorpand aan de Stakenborgse weyde of Werfpanden, aan het Hagenslag en het Hoenderslag en Wortelenbrink gelegen, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van de Twyfeltjes, uytmakende een gedeelte van het Bredenbroek, waarmede Derk Jan Rexwinkel en Gerrit B r u s s e n, de laatste als man sijner huysvrouw Ermken Rexwinkel, als erfgenamen van haar vader Hendrik Rexwinkel pro indiviso beleend sijn, 21 Nov. 1780. Gerrit Brussen q.q. draagt sijn helfte in dit leen op aan Derk Jan Rexwinkel, die alsoo met beyde gedeelten beleend is, eodem die. Berent Rexwinkel, voorbehoudens de tucht aan desselvs moeder Arentje Veldhorst en onverminderd het regt van sjjne broeders en susters nae dode van desselvs vader Derk Jan beleend, 28 Oct. 1793. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 68. De halfseheyd van het erve en goed de Vendrik, bestaande in een halve behuysinge en hoff, een hooyweydeken, het bouwland, daarneven gelegen, groot ongeveer 1/2 schepel gesaay, aan de andere sijde van het weyken gelegen; 3 dreefkens bouwland op het lege land en een gedeelte van het weyken agter tegen het huys, aan het Holsteger pandjen schietende ; sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het Vaandriksteedje, uytmakende een gedeelte van het Bredenbroek, opgedragen door Anthony V e e n d r i k aan Jan Evert Ticheloven en Maria Blnemers, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 28 Nov. 1780. Deselven dragen dit leen op aan Evert Croesen en Hendrica C r o e s e n, eheluyden, die daar weder mede beleend sp, 13 Nov. 1782. Afgespleten van 155c §8. 155c § 69. Seker erve, den Veendrig genaamt, bestaande in de halve behuysinge en de halfseheyd van de nog onverdeelde grond agter 't huys en den boomgaard voor de deur, groot ongeveer ll/2 dag majens, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van 't Veendrigsteedje, uytmakende een gedeelte van het Bredenbroek, opgedragen door Gerrit Vendrik en Dersken 'fake n, eheluyden, aan Evert W y n a n d s en Geertruyd II e e s e n, die daar weder mede beleend sjjn, 27 Meert 1781. Zutphen. 27 Catharina N i 1 i n k, weduwe van Evert Winands, thans hertrouwd met Johannes V e r li o 11, laat (na afgemaakt versuym) registreren een magescheyd, 25 April 1794 met haar kinderen ') over den boedel opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van dien dit leen ter haaren naamen overteekenen, 16 Junii 1806. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 70. 1/6 van een weyde of hooygrond, genaampthet Beyerspand (vulgo het Horderslag), sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het Beyerspand, uytmakende een gedeelte van het Bredenbroek. Mathijs O vink en Engel Hoenink, eheluyden, laten approberen en registreren soodaene coopscontract als sijl. 23 Maii 1775 met wijlen hare ouders Derk Ovink op het Grotenhuys en Willemken Ilengerdink over dit leen hebben ingegaan, en sig uyt hoofde van dien daarmede beleenen, 25 Aug. 1781. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 71. 1/4 of twee dag majens van den Wortelbrink, afgespleten van het Bredenbroek en als een bjjsonder leen ontfangen bij Hendrik Hengeveld en Geertjen Wolterink, eheluyden, aller gestalte het op Hendrik Hengeveld door dode sijner ouderen Berent Hengeveld en Ermken Hengeveld gedevolveert en verstorven is, 4 Febr. 1783. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 72. Seker erve en parceel grond, de Gelkinkweyde genaamt, bestaande in hoff, bouwland, weyde, bosgrond en houtgewas, met het eene eynde aan de gemeene straat, met het andere eynde aan het Roussenslag, met de eene sijde aan Michelbrinker pendtjes en met de andere sijde aan de Broekslag gelegen, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het Bredenbroek, nae afgemaakt versuym wegens het niet stellen van een huider, dat nae dode van Christoffel Felgentreff hadde moeten geschieden, te leen ontfangen bij Willem Vrieselder en Hendrina Wild eb eest, eheluyden, Jan Wildebeest en Jan Hengeveld en sijn vrouw als erfgenamen van hare oulers Gradus Wildebeest en Gerritje Wissink, 13Nov. 1783. Deselven dragen dit leen op aan Derk Hendrik W esterveld, minderjarig, die daar weder mede beleend is, eodem die. ') nl. ili« uit liaar eerste huwelijk, met namen Jan Hendrik, Garrit Jan, Geertruyd en Harmen, allen minderjarig (akte). Afgespleten van 155c § 8. 155c § 73. Het Wolterstedeken, bestaande in hof, bouw- en weydeland, bosschen en houtgewasch, met de eene zijde en het eene eynde aan de gemeene straat en de andere zijde aan de sogenaamde Guen of Zandersweyde en liet andere eynde aan het Borkenslag, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het Bredenbroek, opgedragen door Arent ten Brink aan Engelbert Ni land en Johanna Catharina Wensink, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 30 April 1785. Willem Nyland, erfgenaam sijns vaders Engelbert, beleend, 12 Junii 1789. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 74. Twee dag maayens hooygrond in de Holsteger- of Brussenslag, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van V3 in het Holstegerslag, uytmakende een gedeelte van het Bredenbroek. Berent W estervelt nom. ux. Geertruyt Luymers laat registreren een magescheyd 1), 29 Sept. 1804 over den ouderlijken boedel van Evert Luymers en Derske Pre riks opgerigt en geslooten, waarbij henl. het bovenstaande gedeelte in dit leen word toe- en aanbedeelt, en uyt hoofde van dien hetzelve ter hunl. naamen overteekenen, 20 Julii 1805. Afgespleten van 155c § 8. 155c § 75. Twee dag grasmaayens hooygrond in de Holstegerof Brussenslag, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van 1/a in het Holstegerslag, uytmakende een gedeelte van het Bredenbroek. Jan S i e b e 1 i n k als vader en voogd en Jan Luymers als gerigtelijk aangestelde momboir over Geertruyd Siebelink, minderjarige dogter van Jan Siebelink en wijlen Dora Luymers, laaten registreren een magescheyd, 29 Sept. 1804 over den boedel van Evert Luymers en Dersken Freriks, eheluyden, opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van dien dit toegedeelde gedeelte ten naame van Geertruyd Siebelink overtekenen, 20 Julii 1805. 156. GENDRINGEN. 't Huys tot Ulft ende die bouwinge, die daerto behoort, helt Evert van Ulft, anno 1326. ') tusschen Jan Lujmers (gch. niet Dersken Rei winkel), Geertruyd I.. (geli. niet Berent Westerveld), en Jan Siebelink, weduwnaar van Dora L. (akte). Fredrick van Ulft, erve sijnes vaders Everts, ontfengt dat huys tot Ulfte met sijnen voorgeborchten ende allen tobehoren, anno 1411. Idem, knape, erkent tot rechten erfleen dat slot tot Ulft met al sijnen voorgeborchte, vestingen, tobehoringen ende leenen tot Zutphenschen leenrechte ende voor een open huys, anno 1411 1). Idem ontfinck dat huys tot Ulft met der vrijheyt ende den dijcken, anno 1424. Osewolt tireve ten Berge als erve sijnes vaders ontfengt dat huys ende slot Ulft met den voorgeburcht, vrijheyt, dijcken ende allen anderen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Gendringen, 22 Oct. 1525 2). Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 154, behalve dat hier uit den aard der zaak niet vermeld zijn de akten, die uitsluitend op Berg betrekking hebben. 157. GENDRINGEN. Den hoff tot Brugge3), gelegen in den kerspel van Gendringen, tot Zutphenschen rechten ontfinck Fredrick van Ulft, anno 1424. Evert van Ulft, erve sijnes vaders Fredrix, 24 Aug. 1484. Evert van Ulft, erve sijnes vaders Everts, anno 1504. Agnes van Ulft, huysfrou Reiners van Aeswijn, erve hares broders Everts, ontfengt een goet met allen sijnen tobehoor, gelegen in den lande van den Berge, in den kerspel van Gendringen, geheiten den hoff to Brugge, 10 Sept. 1519. Eadem, weduwe, stelt tot huider Herman van Wyhe den jonge, 2 Martii 1524. Eadem laat eedt vernyen Daem van Delen, 15 Febr. 1539. Reiner van Aeswijn, erve sijner moeder Agnes van Ulfft, 23 Oct. 1543. Idem vernijt eedt, 26 Junii 1556. Reiner van Aeswijn, onmundig, erve sijnes vaders Reiners, 5 Maii 1558. Sijn huider, bij sijn moder Josina vanBroichusen gemachtigt, is Johan van Knyppenburch. Idem, mundig, doet self eedt, 7 Maii 1560. Idem vernijt eedt, 9 Aprilis 1565, 25 Julii 1595. Idem crigt bevestigung van de hilixvorworden sijner dochter Gijsberta ') met Henrick van Raesfelt 5) 7 Julii 1611 opgericht, 3 Sept. 1613. Gijsberta van Aeswijn, huysfrou Hendricks van Raesfelt ter Swanenborcli, bfl opdragt hares broders Anthoni van Aeswijn, heer to Brakel ende Sterckenborch, beleent, 10 Oct. 1625. •) De hier bedoelde akte, voorkomende iu het „Oudste register", fol. 74 verso, waar bij vergissing 1311 staat, is het leenreversaal. ') Uit den inventaris van het archief van het Huis Berg blijkt, dat Froderick van Ulft zijn huis in 14:27 aan Willem heer van den Berg heeft verpand en huis en heerlijkheid iu 1453 aan dezen heeft verkocht. Zie ook I.. A. F. H. van Hecckeren, Het geslacht Ulft, blz- 12 vgg. Waarom tusschen 1453 en 1525 geenc beleeningen zijn geregistreerd, kan ik niet verklaren. 3) Later komt dit goed ook voor onder den naam Bruggerveld. ') Hare moeder was Mechteld van I s e n d o r u (akte). ') zoon van Jnlian en Agnesa van Baer (akte). Agnes van Raetsvelt, erve haerer moeder Gijsberta, beleent, 12 Sept. 1641. Haer man Arnt Vijgh, heere tot Soelen, haer man, is huider. Carl Vijgh, erve sijner moeder Agnes van Ilaesvelt, beleent, 16 Febr. 1666. Idem tuchtigt sijn vrou Hester Jacomina vanWeelderen, 20 Oct. 1679. Johan Adriaen de Renesse, heer tot Blyenburch, als man ende momber van Johanna Vijch als erfgenaem onder beneficie van inventaris van Caerl Vijch beleent, 18 Febr. 1683. Lucas Willem van Essen en sijne consorten, erfgenamen van Carel Vijgh, dragen nae behoorlijcke beleninge dit leen op, 20 Febr. 1688, aen Hester Jacomina van Weelderen, ehevrou van Caspar van Els tot Boelenham, die als huider daermede beleent is, 20 Martii 1688. Caspar van Els en Hester Jacomina van Weelderen laeten haere houlyxe vorwaerden van 12 Aug. 1687 approberen ende hebben malcanderen reciproquelick gelijftucht, 3 Oct. 1692. Hester Jacomina van Weelderen laet na dode haers mans eed verniwen, 9 April 1723. Caerl van Lynden uit kragt der geapprobeerde dispositie als erfgenaem sijns moeys Hester Jacomina van Weeldereu beleent, 2 Nov. 1723. Derk van Lynden, onmundig, erve sijns vaders Caerl, beleend, 11 Aug. 1742. Huider Jasper Hendrik van Lynden, sijn oom. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 11 April 1758. Idem en Catharina Lucia Pater, eheluyden, laten haar besloten testament approberen, 12 Junii 1771. Catharina Lucia Pater als tugtenaarse naa dode van Derk van Lynden beleend, 26 Junii 1792. 158. GEND1UNGEN. Dat huys ende slot ter Swanenborch met allen sijnen tobehoor tot Zutphenschen leenrecht ontfinck Bitter van Raesfelt, anno 1462. Johan van Kaesfelt, erve sijnes vaders Bitters, ontfinck dat huys ende slot ter Swanenborch met sijnen tobehoor, in den lande van den Berge, in den kerspel van Gendringen, gelegen op der Alder Iselen, die daeromme loopt, 23 Martii 1474. Henrick van Raesfelt, Johans broder, beleent1), anno 1493. Idem erft op sijnen onmundigen altsten soon Johan van Raesfelt, anno 1505, wesende sijnes ooms Johans recht vervallen, so hij eenig gehad heeft. Idem, mundich, doet self eedt, anno 1514. Idein vernijt eedt, 31 Martii 1539. Henrick van Roesfeit, onmundig, erve sijnes vaders Johans, beleent, 21 Martii 1547. ') Het slot dezer akte luidt: „Ind is bevurwert, off Johan van Raesfelt, siin brueder, enige gerechticheit aen dit vurs. leenguet bedde, dat miin gen. heer sulx as SiinrcGen. vyauder guet ind vervalleu leen aun sich selven belielt, nyettegenstaendu dese beleninge." Idem doet eedt, 26 Oct. 1548. Johan van Raesfelt, onmundig, erve sjjnes vaders Henrix, beleent, 11 Julii 1555- Sijn moder Elisabet van Elverick bruyekt tot bulder Cornelis van Delen. Idem laet eedt vernyen, 16 Junii 1556. Idem doet eedt, 12 Aprilis 1570. Idem vernijt eedt, 5 Martii 1600. Henrick van Eaesfelt, erve sijnes vaders Jolians, beleent, 10 Oct. 1625. Agnes van Raesfelt, erve haeres vaders Hendrix, noch onmundieh sijnde, beleent, 18 Jan. 1627. Eadem tucbt baren man Amt V ij g b, 7 Mey 1633. Arnt Vijch naer het overlpen van sijn vrou Agnes van Eaesfelt als tuchtenaer beleent, 22 Jan. 1662. Carl Vijgh als erve sijner moeder Agnes beleent, 16 Febr. 1666. Idem laet approberen s0n houlyxe vorwaerden, 13 Julii 1667 met Ilester Jacomina van Weelderen opgericht, 12 Aug. 1667. Verder zijn de beleeningen tot 1792 gelijk aan die sub 157, behalve de volgende vergrooting van dit leen door Hester Jacomina van Weelderen op 12 Mei 1701: Alle de weilanden of hoypanden ter sijden en agter den huise Swanenburg langs en aen den Ouden Yssel van boven af tot beneden toe, met de Horst, Neerhorst en 't Lange pand, de Lange kamp, huisstede en conijnevrangen, met 't geheele Voorste of anders het Swanenburgse veld genoemt, het Loken, het Kleine Agterveld, de Rijsmaet, den Hazewinkel, Bonekamp en Crumpte, huis, hof en kempken, t' eindens de Lange kamp gelegen, genoemt Evert Crane of nu Jan Gasselaers stede, of wel volgens de kaert den Overhof; daerbij nog het Agterste veld en Tichelmaet, het groote weyagterveld, nu boulaud in twe parceelen, de weide den Groten bos, in 't geheel, Nordse weide met den ouden Heistercamp, de Gansecuil nevens de weide, Gerritslag, de Bruggerveldse weiden, aen beide de kanten van Groot Bruggerveld gelegen, en het klein Bruggerveld, sijnde bouland. J. N. H o e v e 1 laat registreren een transport, 7 Febr. 1805 door Catharina Lucia Pater, douarière van Lyndeu, ten sijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 14 Aug. 1805. 159. ZEDEM. 't Goet ter Horst te Zutphenschen rechte te dienstmansleen; item 't goet te Zarboldinck to dienselven rechte helt Jan van der Horst, anno 1326. Goswyn van der Horst ontfinck dat goet ter Horst tot eenen dienstgoede met allen sijnen tobehoren, anno 1379. Bitter van der Horst ontfinck dat goet ter Horst, gelegen in den kerspel van Zeden, in den lande van den Berge, met allen sijnen tobehoren tot eenen Zutphenschen leeii, anno 1380. Gerrit van der Horst, erve sijnes vaders Bitter, anno 1401. Idem, anno 1403. Idem tuchtigt sijn vrou Bely van der Kemenaden, anno 1406. Idem, anno 1424. Johan van Hertenbroeck, erve sijnes ooms Gerrits voorn., ontfinck dat goet ter Horst met sgnen tobehoren, in den kerspel van Zedein, in der buerschap van Aeswijn, gelegen, tot Zutphenschen rechten, anno 1442. Everdt van der Horst Gerritssoon, onmundig, anno 1443. Wynrick van der Horst ende sijn moeder Belye transporteren dit goet aen Johan van Hertenbroeck, anno 1445. Gerrit van Hertenbroeck, erve sijnes vaders Johans, anno 1450. Sijn huider is Herman Kael, diewijl hij onmundig is. Wynrick van der Horst, anno 1462. Gerrit van Hertenbroeck vernijt eedt van den goede ter Horst, in den lande van Daems berge, in den kerspel van Zedein, in der buerschap van Aeswijn, gelegen, met eener sijden neven de weteringe ende met der ander sijden an den velde neven der heeren goet van Belheem, ende heft omtrent 60 molder saetlants, tot Zutphenschen rechten, 18 Sept. 1473. Wynrick van der Horst ontfinck dat goet ter Horst, tusschen erve des proests ende cloosters van Belheem ende Jans van Camphusen, geheiten den Pole, ende is omtrent 40 mergen lants, 18 Aprilis 1474. Gerrit van Hertenbroeck vernijt eedt, 19 Aug. 1484. Wynrick van der Horst, onmundig, erve sijnes vaders Wyurix, beleent, anno 1492. Sijn momber is Evert van Els. Johan van Hertenbroeck erft op sijnen soon Gerrit van Hertenbroeck, 3 Jan. 1512. Ermgart van der Hoeye, huysfrou Everts van Els, erve hares soons Wynrix voorn., anno 1512. Joffrou Hertebroex erlangt consent dit te splitten, anno 1515. Palick van Hertenbroeck, erve sijnes vaders Gerrits, 17 Aprilis 1528, beheltlick sijner stiefmoder Elisabet van P o t h a v e n ende haren kinderen 24 philipsgulden, af te lossen in 7 jaren, hen bij maechgescheyt gemaeckt. Henrick van Hertenbroeck, erve sijnes broders Palix, 13 Aprilis 1531, beheltlick noch die voors. 24 gl. Idem vernijt eedt, 28 Aug. 1538, 11 Junii 1544, 19 Maii 1556. Gerrit van Hertenbroeck, erve sijnes vaders Henrix, 3 Martii 1561. Idem tuchtigt sijn vrou Hille van Sevener met bescheyt, so sij kinderen tsamen crigen, dat die tucht sal duren tot derselver aller inundicheit, ende daerna sal sij noch getuchtigt bliven an liuys ende lioff, op denselven goede staende, ende an een stuck lante, genoomt 't Goor, ende vorder nyet; soo 't haer goet dunckt, mag sij verandersaten, 22 Oct. 1566. Fredrick van P a 11 a n t, heer to Voorst ende Keppel, dit gecoft hebbende van Gerrit voorn, in Aprili 1588, erft tselve op sijnen soon Johan van Pallant, die daermede beleent wort, 3 Jan. 1621. Hans Frcderick van Pallant, onmundig1), erve sijns vaders Johans, beleent, 27 Sept. 1622. Idem2) laet sijnne hylixvurwarden van 18 Jan. 1633 met Isabella Geertruida van Brempt endo die dispositie ende tocht, daerbjj gedaen, approberen, 12 Aprill 1633. Idem transporteert dit leen aen sijn soon Elbert Antony van Pallant, 30 Julii 1661. Idem laet sijn houlyxe vorwaerden, met Walborcb van Heeckereu 19 Febr. 1680 opgericht, approberen, 15 April 1680. Caerl Willem van Palland, erfgenaem sijns ooms Elbert Anton, beleent, 6 Maert 1722. Agnes Emilia van Palland, douarière van Adolf Warner van Palland, enige suster ende erfgenaem haers broeders Caerl Willem, beleent, 1 Oct. 1729. Eadem en Frederik Willem Floris van Palland, haer soon, laten approberen het maeggescheid en accoord, 13 Febr. 1730 tussen haer opgerigt over de nalatenschap van Caerl Willem van Palland, 21 Febr. 1730. Eadem draegt dit leen op aen haer soon Frederik Willem Floris van Palland, die daer weder mede beleend is, eodem die. Idem draegt dit leen op aen Gerhard Willem van der Ileyden, die daer weder mede beleent is, 6 Maert 1731. Joannes Everardus Canisius van dor Heyden, erfgenaam sijns vaders Gerhard Willem, beleend, 29 Maii 1753. Idem draagt dit leen op aan den Stadhouder der leenen ten behoeve van Joanna Vogels3), 29 Aug. 1791, die daarmede beleend is, 21 Oct. 1791. Huider Gerrit Veltkamp, haar soon. 159a. GENDERINGEN. De adelijcke haevesaete Ruyssengoet met alle daertoe gehoorende adelijcke privilegiën, rechten ende gerechticheden, in de heerlijckheyt Gendringen, buyrschap Voorst, gelegen, sijnde vrij ende allodiael goet, tot een leen ten Zutphenschen rechten, met een pont goett gelts te verheergewaeden, opgedraegen ende weder te leen ontfangen door Catharina van Suylen, weduwe Bronckhorst, 16 Jan. 1669. Eadem laet haere dispositie approberen, maeckt dit leen fideicommis subject ende doet confirmeren de erflijcke overgifte van des haevesaetes huysplaets ende derselver adelijcke privilegiën ende gerechticheden, als deselve 22 Aug. 1659 Thomas van Hoevel tot Hoycking ende Geertruyt van Bronckhorst gegeven hadde, eodem die. ') Zgne moeder was Elisabet van Raesfelt to den Oostendorp (akte). *) Hier staat Johan Fredrick (akte). 3) weduwe van Willem Veltkamp (akte). Thomas van Hoevel tot Hoycking voor hem selfs ende als man sjjner huysvrou Geertruyt van Bronckhorst uyt cracht van overgifte van Catharina van Suylen beleent met de huysplaetse ende saelstede van de liaevesaete Ruyssengoet etc. met beding, dat naer het overlijden van de weduwe Bronckhorst de andere goederen, tot de liaevesaete gehoorende, hiermede weder sonder splissinge geconsolideert sullen worden, 5 Eebr. 1669. Agnes van Bronckhorst is beleent met 2/3 doses leens, het eerste haer aengecomen door dode haeres moeders Catharina van Suilen, het tweede door dode haeres susters Walborch, getrout aen Engelbert van B u 1 o tot den Hardenberch, 12 Julii 1679. Deselve draecht dese 2/3 op aen Geertruit van Bronckhorst, weduwe van Thomas van Hoevel, die daermede beleent is, 17 Aug. 1688. Joseph Willem, Elisabeth Catarina, Anna Ignatia, Anna Geertruid en Agnes Maria van Hoevel, erfgenamen haers moeders Geertruid van Bronkhorst, na afgemaekt versuim beleent, 10 Sept. 1709. Anna Geertruid, Elisabet Catarina, Agnes Maria en Anna Ignatia van Hoevel dragen dit leen op aen Wilhem de B r u e n, die daer weder mede beleent is, 30 Jan. 1721. Wilhem Beernt de Bruen, onmundig, erfgenaem sijns vaders Wilhem, beleent, 16 Mey 1736. Ilulder Beernt van Galon, sjjn oom. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 26 Maart 1750. Willem Borchard de Bruen, erfgenaam sijns vaders Willem Bernhard, beleend, 21 Dec. 1789. Idem laat registreren een oxtract-mageselieid, 28 en 30 Dec. 1801 over den ouderlijken boedel ') opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 23 Julii 1804. J. L. de Haas en E. J. Voet, eheluyden, laaten registreren een gerigtelijk transport, 16 Junii 1804 door Willem Borchard de Bruen ter hunl. behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten hunl. naamen overteekenen, eodem die. 160. ZEDEM. Dat goet ten Grotenhuys 2) met sijnen tol»ehoren, in den kerspel van Zedem, in der buerschap van Lutken Aeswijn, gelegen, tot Zutphenschen leen geërft van Reynken van A e s w ij n op sijnen soon Reynken van Aeswijn, anno 1402. Bitter van Raesfelt ontfinck dat goet tot Grotenhuys met sijnen tobehoor, in den kerspel van Zedem, in der buyrschap tot Groten Aeswijn, gelegen, anno 1462. Tot 10 Oct. 1625 zijn de beleeningen gelijk aan die sub 158. ') tusschen Amalia Cliarlotta Philippina Sophia Gravin van Gronsfeld, weduwe van Willem Bernard de Bruen, en hare stiefkinderen Willem Borchard de B. en Johanna Clara de B., geh. met W. A. L. Graaf van Gronsfeld (akte). ") Aan den kant staat: Vulgo Scheerdersplaats el' Willing. Anna van Kaesfelt ontfanckt to leen dat goet Grootenhuys, sooals haer datt nae verclaringe van haeren volmechtige 7 Junii 1584 bij onderlinge verdrach ende overcompste tussen Johan van Kaesfelt ter Swanenborch als oom ende Johan van Kaesfelt, sijnnen neve, overgelaten ende angecommen sonde sijn, waervan sij ooc soude sijn in possessie, 10 Aprill 1627. Hester van der Borch r) bij transport van Anna van Raesfelt 2) beleent, 19 Julii 1633. Willem van denEynde als erfgenaem van Hester van den Burgli beleent, 4 Junii 1657. Henrick Yersteegh als erfgenaem van Hester van den Bergli beleent, 8 Junii 1657. Idem doet het accoort, tussen hem ende van den Eynde opgericht, approberen, daerbij hij tot proffyte van voorn, van den Eynde van dit leen affstant doet, 28 Jan. 1659. Willem van den Eynde draecht dit leen op aen Ignatius Knippenborch, die daermede beleent is, 10 Oct. 1663. Agnes Wilhelmina Knippenborch3) voor haer selfs ende in naeme van de andere erfgenaemen van Ignatius Knippenborch beleent, 1 Febr. 1686. Johan Arnold Hoefslag en Catharina Helmich, egteluyden, Theodora, Wernerus en Gerhardina Helmich, erfgenamen van A. W. Knippenborg, beleent, 8 Junii 1711. Deselven krijgen consent om dit leen te mogen verkopen, eodem die. Warner Hoefslag, erfgenaem sijner ouders J. A. Hoefslag en C. Heimigs, voor sig self voor 2/5 en mede namens sijn neeff Michiel Warners Ilelmigs voor 35 beleent, 30 Oct. 1725. Michiel Warner Heimig, erfgenaem sijns neefs Warner Hoefslag, wegens 2/5 en also nu eigenaer van het geheel, beleent, 19 Jan. 1733. Henricus Ilelmig, erfgenaam sijns broeders Michiel, beleent, 18 April 1755. Lammert Jan Nyenhuys, in huwelijk hebbende Geertruyd Anna Helmich, laat registreren het testament van sijn schoonouders Henricus Ignatius Helmich en Geertruyd Anna G ij s b e r t s d. d. 22 Aug. 1769, 24 Maii 1781. Geertruyd Anna Helmich benevens haare broeder en twee susters4) ieder voor ]/i uyt hoofde van het geopende testament beleend, eodem die. Jan Hendrik Knikkink en Johanna Catharina Helmich, elieluyden, laten haar besloten testament van 13 April 1781 aproberen, eodem die. Hendrik Willink en Anna Braam, eheluyden, laaten registreren een transport, 11 Dec. 1795 door Johannes Franciscus Knickink en Anna Geertruyd Helmich, eheluyden, ter hunl. behoeven gepasseert met relatie tot 1/4 in dit leen, en uyt hoofde van dien hetselve ter hunl. naamen overteekenen, 11 Aug. 1807. ') weduwe van Johan van Raesfelt (akte). *) vrouw van Georg van Hatzfelt zu Odenthal. Zij had eenen voorzoon Willem Frederiek Pi eek (akte). 8) Uit eene akte van bezwaring van dit leen d.d. 16 Jan. 1699 blijkt, dat zij gehuwd was niet Alexander Herman H o 11 i n g. 4) Johanna Catharina on Arnoldina Maria. De broeder heette Warnerus (akte). 161. DYEDEM. 't Huys te Dedem boven ende beneden helt van den greve i)e her van Muerse, anno 1326. Frederick Greve to Moerse ontfinck die heerlickheyt van Dyedem. anno 1380. Idem, anno 1402 1). Steven van Bare, erve Fredrix van Bare, geërft hebbende op sijnen soon Palich van Bare, transporteert dieselve voort alle alsulck recht ende momberschap, als sijnen vader voor angestorven was, welcke momberschap voort met alle den rechten overgegeven wort, op Willem van Arnhem ende sijnen erven, anno 1405. Osewolt greve ten Berge, erve sijnes vaders, ontfengt dat huys ende slot to Diedein met allen sijnen tobehoren tot Zutphenschen rechten, 22 Oct. 1525 2). Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 154. 162. DIEDEM. Die hofstat, geheiten die Ghoer, met 6 schepel saets, in den kerspel van Diedom gelegen, tot Zutphenschen leensrechten ontfinck Werner van L en nep die alde, anno 1403 3). Borre van A e r d e heeft ontfangen een goet, geheiten die (loer, tot Üiedem gelegen, met sijnen tobehoren tot Zutphenschen leen, anno 1406. Idem, anno 1424. Henrick van Aerd Willemssoon, beleent, anno 1430. Idem erft dat goet, geheiten die Goor, met 6 schepel saets op Jacob van Arde, sijnen broder, anno 1451. Henrick van Aerde, erve sijnes vaders Jacobs, ontfengt een hofstede met heuren tobehoren, geheiten die Goir, in den kerspel van Diedem, in der buerschap van Loei, tot Zutphenschen rechten, anno 1503. Walburg van Aerde, huysfrou Anthonis van Enghuysen, erve hares vaders Henrix, anno 1515. *) In de door Jhr. Mr. W. A. Beelaerts van Blokland uitgegevene Stichtsche, tiaasbeeksehe en Overijsselsche lecnen komt op blz. 43 voor de beleening van Frederio van den Berghe ende van Hy 1 and met liet gerecht ende heerlykheyd in den kerspele van Didam in 1388 en verder die van Willem van der Lecke in 1410, van Willem van den Berge in 1457, van Hendrik van den Berge in 1038 en van Elisabeth van Zollern in het hetzelfde jaar. Ik verklaar mij niet in staat 0111 van deze omstandigheid eene verklaring te geven. a) Ik verwijs hier naar de noot bij Ulft op blz. 420. Uit den inventaris van het archief van het Huis Berg blijkt, dat op Zondag na st. Severinus 140(5 graaf Vincent van Moers en zyne vrouw Anna van Beyeren het slot en de heerlijkheid Didam hebben verkocht aan heer Willem II van den Berg. Zooals men ziet, heerscht ten aanzien van Didam groote onzekerheid. 3) Deze akte is doorgeslagen. Aan den kant staat: Remanet staen, licet cancellatum, quod non solvit. Eadem, weduwe Henrix van Arnhem, met haren oltsten soon Christoffel van Arnhem transporteert een hofstat ende goet, geheiten die Goer, mot allen heuren tobelioor, gelegen in den lande van den Berge, in den kerspel van Diedem, in der buerschap van Loei, tot Zutphenschen rechten op Henrick van Scherpenzeel, richter to Doesborch, 29 Oct. 1537. Idem vernijt eedt, 17 Sept. 1538, 4 Julii 1544, 18 Juuii 1556. Johan van Scherpenzeel, erve sijnes vaders Henrix, 12 Julii 1561. Idem tuchtigt sijn vrou Gerbrich B e n t i n x, eodem die. Henrick van Scherpenseel, onmundig, erve sijnes vaders Johans, 27 Aprilis 1570. Henrick Bentinck is momber. Hendric Johan Dunnewolt, erve sijnnes vaders Ernst, die het geërft had van Hendric van Scherpenseel, beleent, 10 Sept. 1643. Sijn moeder Fredrica van Voorst bruyckt tot huider Dr. Matijs Veeren. Johan Baerts bij opdracht van Fredrica van Voorst, weduwe ende boedelhoudersse van Ernst Dunnewolt, beleent, 24 Mey 1644. Evert Baerts, erve sijnes vaders Johan, beleent, 23 Julii 1673. Jan Baerts pro se en namens sijne andere susters ende broeders, erfgenamen liaers vaders Evert, beleent met4/5 deses leens, 12 Oct. 1695. Iidem geven over, dat hun moeder Geertje Schutten die 4/s t°t wedertrouwens toe tugtwijse sal mogen besitten, eodem die. Megteld Baers, erve haers vaders Johan, beleent met 1/4 *)> 16Nov. 1695. Wolter Maessen, haer man, is huider. Evert Baerts, erfgenaam sijns vaders Jan, beleent, 12 Julii 1749. Idem maakt dit leen deylbaar, eodem die. Geertruydis van Munster, weduwe van Evert Baerts, laat approberen en registreren de huwlijksvoorwaarden 2) van 17 Jan. 1766, 21 Nov. 1772. Eadem uyt kragt van de gemelte huwlpsvoorwaarden beleend, eodem die. Eadem draagt dit leen op aan Adolf Craayvanger en Johanna Baers, eheluyden, die daar weder mode beleent sijn, 29 Meert 1778. Deselve dragen dit leen op aan Jan Geerligs, die daar weder mede beleend is, 10 April 1778. Afgespleten van 162. 162 § 1. 1/4 van een hofstede en goed, genaamt de Goor, sijudo dit i/i gesitueerd ten oosten en noorden 't Loderbos, ten westen den graaf van den Berg en ten suyden de togtgrave, sijnde thans een bjjsonder leen. Johan Hartj os, erve sijns moeders Megteld Baers, beleend, 2 Febr. 1744. Idem pro se et nom. ux. Dervis Polman draagt dit leen op aan Jan Hermsen, die daar weder mede bel«ent is, 12 Sept. 1772. ') Zie verder 162 § 1. ") Daaruit blijkt, dat Evert Baerts weduwnaar van Petronella Scheerder was. 1't; voorwaarden zijn mede geteekend door Coenraad van Munster, vader, en Hubert, Johannes en Margriet v. M., broeders en zuster der bruid (akte). 163. DIEDEM. 't Goet tot Elsse met allen sijnen tobelioor, in den kerspel van Dyedem, in den lande van den Berge, gelegen, tot Zutphenschen rechten ontfinck Diederick van den Elze, anno 1326. Gerrit, huysfrou Lenssen Eeinnerssoon, anno 1401. Daeraff is man geworden Dirck van ISatenborcli. Eadem 1), weduwe Lentze Eeinarts, anno 1402. Joris van Lenepe Wenemerssoon bij transport Grieten Lensen voorn., anno 1413. Idem, anno 1424. Johanna van Lenop, huysfrou Johans van Honepel, anno 1458. Johan van Hoenpell, anno 1469. 163a. 't Goet te Dedem ende den Nyenhoef tot Erde2) te Zutphenschen rechte helt Vrederic van Laten, anno 1326. 163b. Een goet te Dedem ende Huning oppen Goy 3) te Zutphenschen rechte helt Didric ten Holte, anno 1326. 163c. Die hofstede met allen heuren tobelioor, die gelegen is in den lande van den Berge ende in den kerspel van Diedem, tot Zutphenschen leensrechte ende te wesen plagh Heinrichs van der Borch, ontfinck Heinrich van der Hoeven, anno 1422. Idem ontfinck dat goet tot Greflincheni met sijnen tobehoor tot Zutphenschen rechte, als sijnen olderen gebeurde te holden van den lande van Gelre, anno 1424. Derck I)uys van der Haven, erve sijnes broders Henrix, erhelt beleninge voor Gijsbert van der Haven, sijnen onmundigen soon, beheltlick hem Derck ende sijner huysfrou Jutte van Heer de hare lijftucht, 27 Aug. 1484. Daem van lieerde is sjjn huider. ') Hier heet zij Greta Lentzen. . 2) Waarschijnlijk wordt hiermede bedoeld Aerdt, in wolk geval deze beleening eigenlijk in de afdeeling Nymogen zoude moeten staan. 3) dus in Hengelo of Zelheni. 163d. Dat goet, dat to Diedem gelegen is in der buerschap van Grefliken, met sijnen tobelioren in velde, broicke ende bossche, tot Zutphensclien rechte ontfinck Evert van den Hoeve, anno 1402. 163e. Een goet, genoomt dat Hessensche goet, gelegen in den kerspel van Diedem, met allen sijnen tobehoren, uutgenomen 6 mergen lants, te leen gemaeckt tot Zutphenschen rechten, met een pond goets gelts te verheergewaden, bij Wolter van Lyenep, anno 1410. 163f. Sekere behuysinge met een boomgaerd, hof en kempje daeragter, mitsgaders met een kamp voor de deur, met alle verdere ap- en dependentiën van dien, Kerkwijks hofstede genaemt, in de heerlijkheid Diedam, buerschap den Dijk, gelegen, tegen bevrijdinge van de leenpligt van het goed te Kadeland 1) opgedragen aen de Staten des F. G. ende G. Z. ten Zutphense regten, met een pond goed gelts te verheergewaden leenroerig, en weder te leen ontfangen bij Evert Boom als man en momber van Johanna Beerntsen en als testamentaire voogd over de nagelater.e kinderen so van Matthijs K e r k w ij k en Mechteld M o 1 als van Wilhem Beerntsen en Elisabet Kerkwijk, 18 Julii 1733. Johanna Beerntsen, weduwe, uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd2) beleend, 19 Aug. 1749. Eadem draagt dit leen op aan Coenraad W a s s i n g h, die daar weder mede beleend is, eodem die Hendriua Boerbooms, weduwe van Coenraad Wassink, beleend, 25 Nov. 1775. Huider Gerrit Wassink, haar soon. Gerrit Wassink laat registreren een accoord, 12 Jan. 1803 met sijn broeders en susters 3) over den ouderlijken boedel opgerigt, en u'yt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen en van zijn huysvrouw Petronella Menting overteekenen, 15 Jan. 1803. ') Zie 69. a) d.d. 3 Dcc. 1731 over Jen boedel van Willielmina Kerkwijk tussclien Laurens dc Moll als voogd van de kinderen van Matligs Kerkwijk en Mechteld de Moll ter eene en Evert Boom als voogd van de kinderen van Willem Berends en Elisabeth Kerkwijk ter andere zijde (akte). 3) nl. Willem W. (geli. met Jolianna Meurkes), Margriet W. (geli. met Willem Arcnts), Catliarina W. (geli. met Hermanus Berndseu) (akte). 164. WISCH. 't Goet van der Haep, gelegen in den kerspel van Dotingem, ten dienstmansrechte heeft ontfangen Derich van der Haep, anno 1378. Robert van Wissche.ontfinck die thiende tho Dichter, gelegen in den kerspel van Dotinchem, tot eenen Zutphenschen rechte, anno 1402. Agnes van Voorst, weduwe Stevens van Wissche, beleent met dat goet geheiten ter Haipe met sijnen tobehoren, in den kerspel van Doetinchem gelegen, voor een sadelgoet, anno 1403. Agnesa van Culenborch1), huysfrou Peters van Culenborch, erve Roberts van Wisch, ontfengt die thiende te Diechden, bij Dotinchem gelegen, met allen heuren tobehoren, anno 1420. Die vrou van Homoet2) tuchtigt haren man Henrick, heer to Homoet, an den hofï ende moeien ter Haep met heuren tobehoren ende die thiende te Dichteren, beyde in den kerspel van Dotinchem gelegen; voort an alle goeder, die sij in der graefschap Zutphen hebben, anno 1430. Eadem beleent met dat huys ende slot ter Borch met sijnen tobehoor, die herlicheit, huys ende have van Wisch met heuren rechten ende tobehoren; item die thiende tot Dotichem, to Dichter ende tot Oessel; item dat goet ter Hape ende die molen ter Haep met heuren rechten ende tobehoren; item die gerichte to Versevelde ende tot Silvouden. Dit is haer beleent tot Zutphenschen rechten in aller maten, als haer voorvaders dat te halden plegen, anno 1431. Eadem, anno 1439. Osewolt, heer van den B e r g e, bij transport van Henrick, heer tot Homoet, beleent, 25 Maii 14863). Osewolt, grave ten Berge, erve sijner voorolderen, 22 Oct. 1525. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 154. 165. Dat huys ter Wildenborch met 2 goeden, dat een geheiten Tubbinck, dat in 2 bouwingen gedeylt is, ende dat ander Yolinck, in den kerspel van Lochem gelegen, in der buerschap van Berchem, tot Zutphenschen rechten ontfinck Henrich, heer t o Wisch, anno 1449. Derich, heer to Wisch, ontfinck dat huys ende slot ter Wildenborch met 2 hoven, liggende in Lochemerbercli, in der buerschap van Berchem, geheiten Jolinck ende Tobbinck, tot Zutphenschen rechten, anno 1462. ') eigenlijk Tan Wisch. Zij was de dochter Tan Diederick v. W. en Elisabetli van Amstel. Robert v. W. was haar oom (van Spaen, Inl. I, blz. 3(iü en 3C0). z) Stepharea van Wisch, dochter van Dirk v. W. en Agnes van Doorwerth (Aid. blz. 370). ■') Uit den inventaris van het Huis Berg blijkt, dat Hendrik, heer van Homoet en Wisch, op 14 April l isti 9. Joost, grave to Limborch ende Bronckhorst, heer to Wisch. Stirum, Borculo etc., ontfengt den Lynsberg met der wiltbanen ofte knijnwranden, voor Deutecom onder den Witten pol ter Borch gelogen, 22 Julii 1615. Georgen Ernst, grave to Limborch, beleent, sooals hem ditselve bij broederlijcke scheydunge van 19 Julii 1626 angecommen is, 3 Junii 1627. Idem tucht sijn geinaelinne Magdalena graefllnne totBenthem bij seecker tuchtverschrijvonge van 25 Mey 1631, die wort geapprobeert, 15 Julii 1636. Maria Magdalena, vorstinne douairière van Nassau w, gravinne toe Limborch ende Bronckhorst, erve van haer vaeder Georgen Ernst, beleent, 9 Aug. 1662. Deselve vergroot dit leen met verscheiden allodiale goederen, deselve als erfbannervrou aen de Heeren Staeten van Gelderlant opdragende, onder conditie dat deselve met het utile dominium tot een leen ten Zutphenschen rechten weder beleent soude worden, te weten onder Gendringen ende Etten met Remmen, Geerlichsstede, Hallenstede, Geutjes, Pechner, Theding; onder Deutecom : Veis, Dicker, Bomgart, Scheper Arentstede, de landeryen, soo Polsman in pacht heeft; Hoffs campjen; onder het richterampt van Deutecom: weiden, Melckwinckel, 1., 2. ende 3. Colvers, Wettum, Appelenpol, Dulmerse hoven; bouwlanden: Schaeps Dulmer, Sweersmatjen, de Crocht, 's Herencamp, HuniDgcamp, Heersingcamp, Drostencamp, Dulmer, Jodenberch, het campjen voor der Borch, 's Herencampsche hoven. Broerdijxse hoven, Tol in de lantweer, Halven Linsenbos onder Deutecom, Woltering in Aelten, ende is Hendrick Moetsfelt, drossart der hoocheit Wisch, als volmechtiger van hoochgem. Vrouwe Vorstinne daermede beleent, 5 April 1693. Eadem laet haer beslote dispositie approberen, 29 Maert 1701. Ernestina Charlotte, Furstinne-douagère van Nassau-Siegen, doet citeren de geinteresseerdens bij het openen des testaments van 29 Maert 1701, 24 Jan. 1708. Deselve als lijftugterse of usufructuaria uit kragt van testament beleent, 24 Maert 1708. 't til. myt expresse vurwarden, dat sy dese selve in 't geheell noch in deell en sall muegen versetten, verkoepen, belasten off beswaerenn, maer dat dieselve all thosaemen ende elck van dien nha liaerer doot khoemen ende versterven sullenn opte vurs. vrowe van Styrum off hair kyndt off kynderenn, in der tiit wesendo soe guedt, vr.v ende onbelast als dicselvo weren ten overlydenn des vurs. joncker Joachims (akte). *) Hier staat bij geschreven: Noch voor een besunder leen die gerichten tot Werssevelt ende Sylvolden, geliick die heeren van Wisch daermede siin beleent geweest, li Aug. 1514. Uit leen wordt ook in de volgende akten genoemd. Albert Frederik, Prins in Pruissen, markgraef tot Brandenburg, pro se en namens sjjne ehegemalinne Maria T)orothea, Princesse van Courland, laet approberen dc contracten ende cessiën tussen hem pro se et nom. ux. en desselfs vrouwe suster Eleonora Charlotte mitsgaders Frederik Wilhem Adolf, Furst van Nassou-Siegon, pro se et nomine uxoris Amalia Louisa, Princesse van Courland, 31 Dec. 1715 en 20 Mey 1717 opgericht, en uit dien hoofde alleen beleent pro se et nomine uxoris, 24 April 1718. Carel en Frederik Wilhelm, Prinssen van Pruyssen etc., erfgenamen hacrs vaders Albert Frederik, beleend, 23 Dec. 1741. De goederen Remmen, Gerlichstede, Hallenstede, Veis, Dyker, Bongert, Scheper Arntsstede, Wolterink in Aalten, Eerste en vierde Colvers, Wettum, Schaaps Dulmer, 's Herenkamp, Hissinkskamp en Drostenkamp sjjn volgens Landschapsresolutic van 14 Oct. 1752 van dc leenpligt gevrijd, sodanig nogtans dat door de voors. ontslaging aan niemand eenige verbanding of eenig ander regt, ten leenprothocolle op die parceelen geregistreerd hebbende, geen de minste praejudicie sal konnen of mogen worden toegebragt, tegens de teleenmakinge van een bouwhofï, Welsing genaamt, in de hoogheid Wisch, kerspel Varseveld, gelegen1), 19 Junii 1754. Carl, Prince van Pruyssen etc., draagt dit leen, na aftrek van die parceelen, welke van de leenpligt ontslagen sjjn, op aan Adriaan Steengracht, heer van Souburg, die daar weder mede beleend is, 21 April 1757. Idem draagt dit leen op aan Jan Herman Sigismund van Nagel en Maurice Constance le Leu de Wilhem, eheluyden, die daar weder mede beleend siin, 24 April 1772. Afgespleten van 166. 166 § 1. Den Melkwink'el, sjjnde een parceel weideland, als een bijsonder leen, afgesplit van de Lindsberg, gelegen onder het rigterampt van Deutekom, voor de verponding verkoft en aengekoft bij Engelbert Crabbenburg, die daermede beleent is, 28 Jan. 1722. Anna Henrica Crabbenborg, erfgenaem haers vaders Engelbert, beleent, 3 Mey 1726. Huider Derk Hummel in k_. haer man. Eadem en haar man dragen dit leen op aan Carel, Prince van Pruyssen etc., die daar weder mede beleend is, 19 Junii 1754. Idem draagt dit leen op aan Adriaan Steengracht, die daar weder inedo beleend is, 21 April 1757. Idem draagt dit leen op aan H. T e n g b e r g e n en E. M. II o r s a n t, eheluyden, die daar weder mede beleend sjjn, 27 Febr. 1767. ') Zie 167 § 1. Deselve dragen dit leen op aan Jacob Johan van Cocverden, die daar weder mede beleend is, 18 Febr. 1783. Idem draagt dit leen op aau Jan Hendrik Deurvorst, die daar weder mede beleend is, 1 April 1 r7oi 1 r Afgespleten van 166. 166 § 2. Het erve Tedink, in de heerlijkheid Gendringen, buurschap Our, met sijn lusten en lasten, regten en geregtigheden, ap- en dependentiën kennelijk gelegen, als een bjjsonder leen en afgespleten van den Lynsberg opgedragen door Adriaan Steen gracht aan Christiaan Hafkenscheydt, die daar weder mede beleend is, 27 Febr. 1767. Afgespleten van 166. 166 § 3. De sogenaamde Polscampjea, gelegen nabij den Pol onder t rigterampt Deutecom, sijnde een apertinentie van den Linsenbosch, als een bjjsonder en afgesplit leen opgedragen door Adriaan Steen gracht aan Dirk H a t e r i n k en Geesken Schilderink, eheluyden, die daarmede, in gevolge coopscontract van 30 Jan. 1767, beleend sijn, 23 Nov. 1772. y Gerrit Hendrik Haterink, erfgenaam sjjns vaders Derk, beleend, 10 April 1773. Afgespleten van 166. 166 § 4. Den bonhof of goed Remmelink met desselvs ap- en dependentiën, regten en geregtigheden, in de hoogheyd Wisch onder Varseveld aan den Heelweg gelegen, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van den Lynsberg. Jan Berent Luymes en Willem Bekking laten registreren een gerigtelijk transport, 18 Febr. 1796 door Maurice Constance le Leu de W i 1 h e m, weduwe Nagell, van dit leen ten haaren behoeve gedaan, en uyt hoofde van dien hetselve ten hunnen naame overtekenen, 8 Sept. 1796. 167. Dat slot ende huys ter Borch met den voorgeborclit end ringel, op der alder Isul van alts gelegen, tot Zutphensclien recht ontfinck Jolian, lieer to Wisch, anno 1502 '). Joachiin, heer to Wisch, erve sijnes oldevaders Johans, 29 Martii 1528. Walburch van den Berge, Osewolts dochter, weduwe Henrix, heeren to Wisch, erve hares soons Jochims, 7 Aprilis 1544. Eadem belielt, vermoge seker verdrag, tuschen liaer ende liarer dochter Krmgart, gemael Joriens, graven to Limborch, heeren to Stirum otc., 't huys ter Borch mit den voorgeborclit ende cingel, mitz dat daerover nit begrepen sal sijn eenige hooclieyt, lieerliclieyt ofte ander goet, dat uut den huyse ter Borch weleer geregeert is geweest bij den heer van Wisch, 6 Aug. 1544. Die weduwe, gravin van Stirum, vrou to Wisch, crigt 6 maenden uutstel om eenen nyen huider te stollen, 17 Junii 1553. Ermgart, gravin van Limborch etc., weduwe, stelt tot huider Jolian van der Hoevelick van alle alsucke leenen, als graeff Jurrien to Limborch tot behoeff der voors. vrou Ermgarts voortijts ontfangen heeft, 5 Oct 1553. Eadem crigt uutstel van wegen liaer dragende leenen, 22 Junii 1556. Eadem laet eedt vernyen Carl van Lennep van al hare leenen, daervan sij specificatie eerstdaechs seynden sall, 15 Martii 1557. Eadem crigt uutstel, 23 Aprilis, 11 Julii 1568. Joost, grave to Limborch ende Bronckhorst, heer to Wisch, Stirum end Borculo etc., als erve sijner vrou oldemoeder Ermgart, ontfengt dat huys ter Borch als open huys met voorgeborclit ende cingel, so dat op der older Isul van olts gelegen is, 22 Julii 1615. Georgien Ernst, grave to Limborch, ontfanckt dat huys ter Borch, sooals hetselve hem bij broederlicke scheydunge van 19 Julii 1626 is toegevallen, 7 Junii 1627. Idem tucht sijn gemaolinne Magdalena, graellinne tot B e n t e m, 15 Jul:i 1636. Maria Magdelena, vorstinne-douairière van Nassouw, gravinne toe Limborch etc., erve van liaer vader Georgen Ernst, beleent 9 Aug. 1662. Eadem draegt op aen de Ed. Mog. Heeren Staten van Gelderlant verscheiden allodiale goederen, om met dit leen 2) als één leen gecon- ') Het is zeer opvallend, dat de eerste beleening met liet huis ter Borch niet vóór 150-2 heeft plaats gehad, daar nergens blijkt, dat het toen tot een leen is gemaakt. Daarentegen is wel bekend, dat dit huis reeds in 1393 in het bezit der heeren van Wisch was; immers in een stuk van 14 October van dat jaar (Acten betr. Gelre en Zutphen (1107—1115), blz. 96) wordt vernield Derich van Wyssche, heer ter Borch. Over de omstandigheden der beleening van 1502 zie men Gelre, Bijdr. en Meded. XII, blz. 212 en 213. De heeren van Wisch bezaten daar destijds twee huizen. In de door P. N. van Doorninck uitgegeveue Acten betreffende Gelre en Zutphen (1400—1404) staat op blz. 92: „dat ich riiynen lieven genedigen herren voirg dese voirs. pande sal weder averglieven, averleveren, wederdoin ende wederbrengen ther Borg h yn eyn van dentween huysenDerix of Henrix, heren van Wissch e". ») Onder de ap- en dependentifin noemt de akte: „die VOOr ter Borgh Staeilde windt- en rosmeulen, die voor het dorp Versevelt staende windten rosmeulen, Cheurhorstermeulen, Holtcampse meulen voor Deutecom". solideert to worden; de goederen: Remlingh, Schilderingh, Groot Saloming, Groot Rexwinckel, Groot Heuaingvelt, Vrieselaer, Oasselauw, Cleyn Heusingvelt, Cheurhorst, Michelbrinck, Messing, Bivanck, Ooienbrander, Wolterstede, Crebberstede, Jan Geflnck, Otto Reintjes, Doornick, een uytgang uyt Evert Groesenstede, Coops in de beide, Schunichs; tiendens Rouwenberger tiendt, Schmeinckheyster, Issultient, tient Buininck, Ostendorp, Voorentjes, Loenick, Haesenbrinck, Heidencamp, Pellen, Binnenhorigen omloop, Evert Groesen, Geuring, van der Horst, Harman Groesen stede, Biesenpoll, Naegels, Sporcks, Bergerslacb, Raemaecker, Enselman, Hommelinck, Hoffs, Wechorst, Goslingh, ten Beest, Cempinck, Bininck, Verholt, Hommeling, Leyen, Wechorst, Enselman, Harman Croesensteden, Buytenhorigen, Weser Arent, Coops in de heyde, Groot Horsthoevel, Hebinck, Lubbers, Sellen, Wichacht1), Cleyn Harshoevel, Sicksche tient; weyden: Borchse Rieten, Ossenslach, Voorste en achterste Brincken, Ettensche Rieten, twee stucken by de Vogelhorst, stuck langs den nieuwen dijck, Hagen, eerste, tweede en derde Wijnweert, Kyckenweyde; de heerlickheyt Lichtenvoorde: het Huys te Lichtenvoorde, de meule, Groot Avinck, Cleyn Avinck, Huyninck, Havercamp, Raebenstede, Holckenborch, de Laer, Schaersen tient, Landerijen, soo Gircking bouwt op de Woort en Winckel; hoylanden: Groot en Cleyn Rosvoort, Biesemaethe, Achtersteenhagen, Stubbenhagen, Voorstenhagen, Woltmaete ; hoflanden: Nieuwengaerten, Poortgaerten, Grooten Pol, Cleynen Pol, gaerden op den Bleyckwal; bouwlanden : Voorste Meulencamp, Achterste Meulenkamp, Hoffesch, Borgeresch, een parceel op de Woort, Storckscampjen, Sylvolder Haer, Vossenhaer, Achterste Haer, Scholtencamp, Buerencamp, Slaetcamp, eenige stucken Nieuwlandt, Groote en cleyne Raecamp, Wamelscamp, Cruyscamp, Hoppencampjen, ende is Hendrick Moesvelt, huider van hoochgem. vrouwe, daermede beleent, 5 April 1693. Verder zgn de beleeningen gelijk aan die sub 166, behalve de volgende aanteekening: Den Holtkampse mole, Schilderink, Kleyn Heusingveld, Keurhorst, Michelbrink, Byvank, Weghorat, Herman Croesen, Leyen, Groot Heusingveld, Ettensche Ryeten en Eeiste Wijnweerden sijn volgens Landschapsresolutie van 14 Oct. 1752 van de leenpligt gevrijd tegens de teleenmaking van een bouwhof, Welsing genaamt, in de hoogled Wisch, kerspel Varseveld, gelegen, 19 Junii 1754. 167 § 1. Een bouwhof, Welsing genaamt, in de hoogheyd Wisch, kerspel Varseveld, gelegen, te leen ontvangen bij Carel, Prince in Pruysen etc., 19 Junii 1754. ') In de akte (staat de naam zoo, in liet register Withacht. Idem draagt dit leen op aan Adriaan Steengracht, die daar weder mede beleend is, 21 April 1757. Verder zjjn de beleeningen gelijk aan die sub 166. Afgespleten van 167. 167 § 2. Het goed den Enselman of Pothoff, gelegen aan de Kraesenstraate cn aan de andere zgde tegens den Ligtenberg, sijnde nu een bijsonder leen en afgespleten van het Hnys ter liorch. Gerrit Tangelder laat registreren een gerigtelijk transport, 21 Nov. 1794 door Mnuiic6 Coustancö 1 g li 6 u (1 g W i 1 li e 111 , woduw© Nagel 1, ten sjjnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten sijnen naame overtekenen, 14 ') Dec. 1799. Afgespleten van 167. 167 § 3. Het erve en goed Wolterstede, ook wel den Profijt gegenaaind, bouw- en weydegrond, met sjjn holtgewasch en liuys sonder schuur, die nytbedongen is, onder Varsseveld gelegen, sijnde nu een bijsonder leen en afgespleten van het Huys ter liorch. Derk Willem Marsselink laat registreren een gerigtelijk transport, 11 Nov. 1799 door Maurice Constance le Leu de Wil hem, weduwe Nagel, ten sijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van' dien dit leen ten s{jnen naame overtekenen, 14 2) Dec. 1799. Afgespleten van 167. 167 § 4. De heerljjkheit Ligtenvoorde, het Huis Lichtenvoorde, de mole, Groot Aving, Klein Aving, Huining, Haverkamp, Rabenstede, Holkenburg. de Haer, Scharsen tiend, landerijen, soo Girking bouwt op de Woerd en de Winkel; hoeylanden, groot ende kleyn: Rosvoort, Biesemate, Agtersten hage, StubbeDhage, Vorsten hage, Wolfsmate; hoflanden: Niwe garten, Poortgarten, Grote Pol, Kleine Pol, garden op den Bleykwal; bouwlanden: Voorsten Molekamp, Agterste Molekamp, Hofesch, Bcrgeresch, een parceel op de Woert, Sterkskampje, Silvolder haer, Vossenhaer, Agterste haer, Scholtenkamp, Burenkamp, Slaetkamp, eenige stucken Nieuw land, Groot en Klein Rackamp, Wamelekamp, Kruiskamp, Hoppekampje, sijnde een parceel, afgespleten van het slot en huis ter I?org en tot een bjjsonder leen opgedragen door Maria Magdalena, Ffirstinne van Nassouw etc, aen ') In liet register staat , van Luther Fredrik van l.aer (akte). Afgespleten van 168a. 168a § 3, 3/4 van het erve en goed, den Groten Voss genaamt. in de hoogheyd Wisch, kerspel Varsseveld, buurschap Heel weg, gelegen, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van de helfte van het erve Meilink, aan den F. G. en G. Z. ten Zutpliensen regten, meteen pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig. Hendrik VV i s s e 1 i n k laat registreren een gerigtelijk transport, 26 Julii 1798 door .lan Hendrik Berns en Hendrica Sophia Wilhelmina Donckers, eheluyden, van dit leen ten sijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien hetzelve ten sijnen naame overfcekenen 3 Aug. 1798. Afgespleten van 168a. 168a § 4. 3 4 van het erve en goed, den Kleynen Vos genaamt, in de hoogheyd Wisch, kerspel Varsseveld, buurschap Heelweg, gelegen, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van de helfte van het erve Meilink, aan den 1' • G. en G. /. ten Zutpliensen regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig. Derk Adolph B e c k i n g en Johanna Hermina II u y n i n k, eheluyden laaten registreren een gerigtelijk transport, 26 .Julii 1798 door Jan Hendrik Berns en Hendrica Sophia Wilhelmina Donckers, eheluyden, van dit leen ten haren behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien hetzelve ten haaren naame 0vertekenen, 3 Aug. 1798. Afgespleten van 168a. 168a § 5. 3/4 van het erve en goed, Keunen genaamt, in de hoogheyd Wisch, karspel Varsseveld, buurschap Heelweg, gelegen, sijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van de helfte van het erve Meilink, aan den F. G. en G. Z. ten Zutphensen regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig. Derk Wen tink en Geesken Schol ten, eheluyden, laten registreren een gerigtelijk transport, 26 Julii 1798 door Jan Hendrik Berns en Hendrica Sophia Wilhelmina Donckers, eheluyden, van dit leen ten haaren behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien hetzelve ten haaren naame overtekenen, 3 Aug. 1798. 168b. SYLVOLDEN. Het goet Nottelen cum appertinentiis, onder Silvolden gelegen, het Kapellaensslach, de Pinnen, het Wemersteetjen, een weide, aengecocht van den rentmeester Bosboom, den Roenberch met den Roenberger camp het Borchgrevenstuck, het Bulsinckstuck, de Geeren' het Heggestuck, twee molder saetlants niet dat aengecochte van Jr. Buth uyt Cremersweyken, met alle par- ceelen, soe hoey-, wey- als boulant, aen de voorn, parceelen aenschietende, achter een ander volgende, in de hoocheyt van Wisch, karspel vau Silvolden, gelegen, van vrij ende allodiael goet tegen bevrijdinge van het leengoet ten Holte *), in den karspel van Deutecom, in de buyrschap Oesel, gelegen, aen desen V. ende G. tot een leen ten Zutphenschen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaeden, opgedraegen door Lathei Hendrick v a 11 Laer, heer tot den Lichtenberch, ende Lucretia Johanna van der Hoeven, die daer oock mede beleent siin, 15 Dec. 1671. ' Hendrick Reinder van Laer, erve sijnes vaders Luther Hendrick, beleent, 14 Martii 1677. Idem laet sijn houljjxe vorwaerden 2j, inet Johanna S c h i ni 111 e 1 p e 11ninck van der Oy, dochter tot Keil ende Engelenborch, approberen, 14 Martii 1677. Hendrik van Laer, erfgenaam sijns vaders Hendrick Reinder, 11a afgcmaekt versuim beleent, 13 Junii 1707. Idem laet approberen de huwelijxvoorwaerden, tussen hem en sijn vrou Johanna Henrietta van Keppel opgerigt, en uit dien hoofde sekere gemaekte reciproque lijftugt, eodem die. Henrietta Johanna Elisabeth Agatha Walraven van Laer3) beleend met dit leen, gelijk 'tselve door dode van Hendrik van Laer op Hendrik Alexander van Laer en van die op haar gedevolveerd was, 25 Maii 1743. Jacob Derk Carel van Heeckeren, erfgenaam van sijn moeder H. J. E. A. W. van Laer, beleend, 19 Nov. 1768. Idem laat aproberen en per clausulas concernentes registreren sijn huwlijksvoorwaarden, met Johanna Juliana van W assen aer-Sterrenburg 1 Nov. 1770 opgerigt, 25 Jan. 1774. W. H. A. C. van Heeckeren, oudste zoon, laat dit leen nae dode sjjns vaders J. D. C. van Heeckeren ten sijnen naame overtekenen, 8 Sept. 1796. Maurits ten Brink laat registreren een gerigtelijk transport, 27 Dec. 1804 door W. 11. A. C. van Heeckeren en 6. S. A. v a n Pabst tot Bingerden, eheluyden, ten zjjnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naarnen overteekenen, Ï6 Oct. 1804. 169. BAER. Dat huys tot Baer; idem Jie thiende tot Ochten, cleyn ende groot; idem die andrifte in der maelschap van Ochten ontfinck Fredrick greve van Moerse, anno 1380. ') Zie 91. 2) van 0 Febr. 1677 (akte). 3) vrouw van Assuoor van Heeckeren tot Roilorlo (akte). Idem, anno 1402. Idem transporteert die heerlicheyt Baer, anno 1402 '). Idem, erkent te leen die horschap van Baer, anno 1408. Wilhem, broder tot Gelre, heer t' E g m o n t, ontfengt dat huys ende heerlicheyt tot Baer met allen sijnen tobehoor, erve ende goede, in natten ende drogen, anno 1460 2). Idein, anno 1465. Idem vernijt eedt van den hnyse te Baer met der herlicheit ende die buyrschap van Lathum met water, weyde ende allen sjjnen tobehoren, gelijck die samentlick aldaor gelegen is, 7 Oct. 1473. Philips van Egmont, onmundig, ontfengt die hofstat to Iiaer3) met den winde ende manschappen, daerto gehorende, ende met allen anderen sijnen tobehoren, gelijck hem die togedeilt ende anbestorvcn is, tot Zutphenschen rechten, anno 1519. Siiii momber is Bernt van Hackfort. Idem erft op sijnen broder Jurrien van Egmont, abt, commanduer tot St. Amant, die hofstat ende heerlickheyt van Baer ende Lathum ende al dat daerin ende to behoort, met den leenmannen, renten, goederen, vischerien, bosch, broeck, land, sand, weyden, met allen heuren anderen rechten ende tobehoren, gelegen in der graefschap van Zutphen ende in der Veluwen, tot Zutphenschen rechten, 6 Nov. 1529. Carl, greve to Egmont, bij transport Jurriens voorn., 1 Aug. 1530. Lamoral, graeff van Egmont, erve sijnes broders Carls, 16 Oct. 1543. Idem erhelt uutstel op te dragen, 18 Maii 1555. Martin van Kossem, heer tot I'uderoyen, bij transport Lamorals voorn., 9 Junii 1555. Idem bekent den voorn, grave hieran oen losse in 4 jareii ende niet langer, eodem die. Johan van Kossem, erve sijnes broders Martius, 3 Aug. 1555. Lamoral, graeff van Egmont, bij transport Jobaus voorn., 13 Martii 1562. Diedrick van Bronckhorst, heer to Anholt, bij transport Lamorals voorn., eodem die. Eiusdem weduwe, Gertrud, dochter t o M i 1 e n d o u c k ende Drakenfelt, crigt 4 maenden uutstel voor haren soon, 4 Sept. 1598. Diedrick van Bronckhorst ende van Batenborch, vrijheer to Anholt, bannerheer to Baer end Lathem, pandheer to Bredevort, als erve sijnes vaders üiedricks beleent met de hoffstad ende herlicheyt van Baer ende Lathem met allen haren rechten ende tobehoren, 6 Nov. 1604. Idem doet eedt vernieuwen, 15 Jan. 1631. Idem laot door sijnnen volmechtiger Hartger van Holt de possessie ') Hierop volgt in liet register: „Palich van Baer Stevenssoon draegt op alle alsulck recht ende momberschap, ah synon vader uitgestorven was van Fredrick van Baer, op Willem van Arnhem ende synen erven, anno 1405". Het komt mij voor, dat dit niet slaat op Baer. ') Zie hierover Biidr. en meded. X, hlz. 1H vgir. ') Aid. blz. 26. continueeren ende, sooveel nodich, opnieuw daerinne immitteeren, 17 Jan. 1631 1). Maria Cleophe graevinne van Bronchorst ende Batenborcli, vrouwe to Milendonck, als moeder haerer onmundige dochter Johanna Elisabetb, erve haeres vaders Johan Jacob, die 'tselve bij broederlicko scheydunge ende maegescheyt van 8 Sept. 1618 is toegedeylt, beleent, 2 Sept. 1631. Leopold Philip Carll, furst van S a 1 m etc., bij opdracht Diedericks van Bronckhorst ende Batenborch beleent, 21 Jan. 1647. Johan van Raesvelt, heere tot Oostendorp, uyt cracht van verwinsbrieven beleent, 13 Oct. 1652. Adolph Werner van P a 11 a n t tot Bovenholt uyt cracht van opdracht van Johan van Kaedtsveldt beleent, 2) 6 Martii 1654. Hendrick Bertram van Pallandt, erve sijnnes vaders Adolph Werner, onmundich sijnde, beleent, 14 Martii 1657. Johan K e 1 f f k e n bjj opdracht van Ida Margareta van Bodelenbergh gen. Schirp als weduwe ende boedelholdersche van Adolph Warner van Pallandt ende als mombersche van haeren soon Henrick Iiertram ende sich daervoor sterck makende, beleent, 25 Oct. 1658. !) Zoowel ter verduidelijking van do zaak als om de eigenaardigheid der handeling acht ik het gewenscht een gedeelte dezer akte hier mede te deelen: lek Johan Caldenbach, raedt ende gesubstitueerde stadthouder van de leenen doe condt mits desen, dat ic metten leengriffier ende mannen van leen hierna beschreven ten versoecke van Hartger van Holt in qualité als volmechtiger van den wei- gebaren heeren Diederick van Bronchorst ende Batenborch, heero tot Aenholt etc., (niy) vervoegt ende getransporteert hebbe tot Lathum, ende opte kerekhoff aldaer commende heeft de voorn, volmechtiger versocht om in de possessie van de voorn, heerlicheyt Lathum te moogen worden continueert ende, sooveel noodich, opt nieuw immitt'jcrt in gevolge van de cedtvernieuwongeu, op eergisteren den XV. deser by hem in qualité voors. daervan gedaen, met presentatie aen de dochter van heer Jacob van Bronchorst ende Batenborch toe verrichten 'tgeene deselve uuyt cracht van onderJingli contract off' magescheyt soll moogen competeren, ende heeft dienvolgende tacken van boomen gehouwen, in de kereke gegaen, die clocke selver getaegen ende gelnydet ende daernaer versocht, datt de huysluyden mochten worden voorbescheyden ende van my in name des heeren gelast om siinnen heere principaele voor haeren heere toe erkennen ende respecteren ; wiensvolgende ic soodane belastung aen de huysluyden ende inwoonderen van Lathum gedaen ende hem volmechtiger in de possessie immitteert endo gelaeft daerby to sullen mainteneren, totdatt hy met beter middel van recht daeruuyt gesleeten soll siin. Welck geschiet siinde ben ic niette leengriffier ende leenmannen voorts van daer gereden naer Baer opte plaetse, daer het oude casteel off huys gestaen heeft, alwaer hy volmechtiger insgelicken versochte om continuatie van possessie te nemen ende, sooveel nodich, opnieuws in de heerlicheyt immitteert to moogen worden, nemende tot dien eynde eene spade in de handt, daermede in de aerde gesteecken ende gespayt, aerd in de hant genamen ende weder nedergeworpen, holt gehouwen ende voorts Johan van Broechuysen, scholtis tot Baer ende Lathum, continueert in siin schol tampt opten eedt, voor desen aen hem volmechtiger gedaen, die hy ooc wederomme heeft vernieuwt; vcrsoeckende d'ingesetenen belast to moogen worden siinnen heeren principalen voor haeren heere to erkennen ende respecteren, als ondersaten to doen gehouden siin; wiensvolgende ic hem volmechtiger in de possessie continueert ende, sooveel nodich, do novo immitteert, de huysluyden gelast den voornoemden volmechtiger in name siinner principaelen voor possesseur van Baer to erkennen ende gelooft in de possessie te sullen mainteneren, totdatt hy met beter middel van recht daeruuyt naer behooren gesleten sall siin.... Geschiet den XVII. Januarii XVI<* een ende dartich, ouden stiils. Leenboek R, fol. <^5 verso. l) „Dergestalt dat onder dese cessie ende opdracht niet sal worden begrepen alle rechtvorderinghe, hoe ende in wat manieren d'heer comparant (van Raesvelt) deselve noch tegen den I'rins van Salm op dese bannerhcerlickheyt noch ongeëyndicht heeft" (akto). Jan van Raesfelt laet approberen soedaeuige cessie ende gevinge als hij gedaen hadde aen Borchart van Westerholt, heer tot Lembeeek, van het recht, dat hij door sententie van den Ed. Hove op dit leen vercregen hadde noch in exeeutivis geventileert wierde, 19 Jan. 1661. Idem ende Borchart van Westerholt laeten die bovenstaende cessie vernietigen ende stellen den heer van Oostendorp in soedaenigen staet als hg voor de cessie was, 18 April 1664. Carel Diederick Otto, Wiltgraeff toe Dann ende tot Kirburch, Rhijngraetf tot St9in, vorst tot Salm, vrijheer tot Vinstingen, Aenholt, Baer ende Lathum etc., als erve sijns vaders Leopold Philip Carel beleent, 10 Sept. 1664. Deselve laet registreren een quitantie, waerbij de voormunders van de kinderen van den heer van Oostendorp bekennen van alle actiën ende pretensiën voldaen te sijn, 16 Dec. 1674. Dorothea van Salm, abdisse van Kemiremont, ende Christyna van Salm l) renuntieren op haer recht, hetwelcke van dit leen ab intestato op haer mochte sijn vervallen, 2 Febr. 1675. Carel Diederick Otto van Salm draecht dit leen op aen Anna Helena van Renes van Elderen, weduwe van Borchart Willem van Westerholt, heer tot Scherpen/,eel, die daennede beleent is onder dit beding, dat, indien deselve voor haer soon Hendrick Willem van Westerholt comt af te sterven, dat alsdan dit leen sonder eenige afgoedinge op denselven haeren soon ende desselfs wettige descendenten sal vererven, 22 Martii 1676. Hendrick Willem van Westerholt beleent als erve sijner moeder Anna Helena van Renes van Elderen, 18 Jan. 1693. Idem vergroot dit leen met dese naervolgende parcelen om met het bovenstaende leen met één heergewaet ende als één leen verheft te worden, naementlyck het huys ende heerlyckheit Lathum met alle haere vrijheiden, aenliang ende toebehoren, lenen, thinsen ende tienden, met het recht van collatie van de pastorye in de kerck aldaer en aenclevende recht van patronaetschap; oock met de gerechticheyt van de wint en recognitie van 20 gl. jaerlix uyt de wintmeulen aldaer, gelijck mede een jaerlixe recognitie uyt het veer off veerstadt tusschen Reden en Baer en Laetum 2) tot een alt schilt jaerlix met den vrijen overen wedervaert over den Issel, en bestaende vorders in naervolgende landerijen en goederen: eerstelick het Huys te Laetum, liggende in sijn grachten, voorplaetsen, haven, bongaerden, wallen en twee campen landts, liggende aen de gracht, genaemt de Haevermaet; noch twee campen landts daerachter aenliggende, genaemt de Willichackeren, alsmede een grooten camp, daerachter liggende, genaemt de Horst; noch een camp landts, daernaest liggende, in Middachter goet; item twee campen landts naest de Horsten beneffens den wech langs de kercktoorn, hebbende op een einde een huys met een hoff, gen. Mullersstede; noch drie campen landts, liggende langhs den dijck en tusschen den Hogen Baerschen weert, ') dochters van Leopold Philip Carei. "') Ook dit wjjst op vroegeren naderen samenhang. Tegenwoordig is daar geen veer meer, maar wel een tusschen Lathum en Velp en een tusschen Rheden en Oiesbeek (Vaal waard). alsmede een huys met een rampken lants binnensdijx en langhs deselve naest des mullers huys; gelijck noch een camp weydelants buytendijcks, schietende op den Issel, oosten Munsters huys; noch een camp landts, genaemt de Weytcamp, liggende langhs de Coestraet ende met de eene sijde op de grachten van het Huys te Lathem; item een camp landts, geuaemt de Verckensweyde, liggende over de Weytcamp en langs de Koestraet en met eene sijde schietende op den wech langhs de grachten van hot Huys te Lathem en de Galstraet, alsmede noch drie campen, aen den anderen achter de Verckensweyde en aen de Galstraet gelegen, genaemt het Raelant; item twee campen lants, genaemt die Steencampen, liggende op de andere zijde van de Galstraet; item een camp lants, daeriiaest gelegen, genaemt de Lange weyde, gelijck mede twee campen landts, liggende achter de Steencampen en langhs de Galstraet, genaemt de Moelenberch, alsmede een camp landts, daerachter gelegen, genaemt de Smalle weyde, en ten laesten noch twee campen, gelegen achter de Smalle weyde en Moelenberch, schietende mede langhs de Galstraet, genaemt de Hersuren, sijnde eenmael geweest aen hoochgemelte heerlyckheit van liaer en Lathum immediatelick ten Zutphenschen rechten leenroerich en door erflick aencoop en transport van den comparant, als gewesen leenheer van dien en als noch sijnde eygenaer van dit leen, op 18 Jan. 1693 aen de Ed. Mog. Heeren Staeten deser lantschap opgedraegen om met de heerlyckheit van liaer in het toecomende als één leen en met één heergewaet van deselve naetuyr en conditie te leen ontfangen te worden door Ilendrick Willem van Westerholt, dewelcke daermede beleent is, 18 Jan. 1693. Idem verclaert als een trou vasal, volgens extract uit het protocol der bannerheerlyckheit van Baer en Lathum, dat onder de baronnye, hofstadt en heerlyckheit van Baer en Lathum boven de leenmannen, renten, goederen, vissergen ende allen anderen regten ende toebehoren, in de oude leenbriven generalyck gementioneert, gehoren dese navolgende specifice: de baronnye, hofstadt ende heerlyckheit van Baer en Lathum met de leenmannen, renten, goederen, visserijen, bosch, broeck en alle andere hare regten ende toebehoren, in de graefschap Zutphen en in Veluwensoom gelegen, bestaende in navolgende landerijen: het olde slot en huisplaetse op den Yssul met sijn gragten, singels, wallen, hoven, boomgaerdt, so binnen- als buitendijx gelegen, den Leege Baerse weerd, daernaest en aen malkanderen gelegen, bestaende in vier kampen weylant; den Baerschen bouhoff, met sjjn getimmer, hoven, boomgaert, brinck en drie weyden, waervan twee aen beide sijden van den boomgaert, de derde agter deselve na den Yssul gelegen; nog een groote weide, genaemt het Startje, gelegen tussen den voors. bouhoff en den Hoge Baerse weert; nog den Hoge Baerse weert, bestaende in vier kampen lants; nog den Olde rijsweert, daernaest gelegen, bestaende in drie kampen lants; nog den Niwe weert, daer weder naest gelegen, bestaende in drie kampen lants; nog een weide, daernaest gelegen, streckende na den Yssul, bestaende in twe kampen lants; voorts alle de wey-, rijs- en uitterweerden, sanden, kribben en aenwassen, aenvangende ten westen met de erfenisse van de weduwe van Dr. Joost opten Noorth ende in een regte linie leggende met de Latumse koornwindmolen ende de Groeno straet, op Veluwensoom gelegen, in verscheide stucken ende parcelen verdeelt, alle aen den anderen gelegen, den Yssulstroom afgaende tut op het olde slot ende huisplaetse toe, gelijck ook mede alle de wey-, rijs- en uitterwearden, kribben, sanden, visserijen, aenwassen, in verscheide stucken ende kampen, edog alle aen den anderen gelegen tussen den Latumse dijek en den Yssul, beginnende van t oude slot ende huisplaetse, den Yssulstroom nederwaerts gaende na de buerschap Giesbeeck toe, hebbende de lengte van 380 Rijnlandse roeden, dragende deselve parcelen, indien enige van deselve allodiael mogten wesen, op aen de Ed. Mog. Heren Staten deser landschap om met het bovenstaende leen geunieert ende geconsolideert onder een en hetselve olde enige heergewaet, natuer eude conditie ende also te leen ontfangen te worden door Hendrick Willem van Westerholt, die daermede beleent is, 9 Martii 1691. Idem !aet approberen de huwelijxvoorwaerden, met Margaretta Elisabeth van Ohr 15 Mey 1696 binnen Osnabruggen opgerigt, 17 Maert 1697. Idem vergroot dit leen met het Huis te Hakfort met verscheide andere parcelen en word weder daermede beleent als één leen, 28 Sept. 1702. Johan Frederik van Westerholt, erfgenaem sijns vaders Hendrick Willem, beleent, 27 Maert 1721. Idem en Sophia Charlotta van Wartensleben, egteluiden, laten haer beslote huwelijxvoorwaerden approberen, 18 Julii 1722. Idem pro se en als man sijns vrouws Sophia Charlutte van Wartensleben en Johan Hendrick Lodewijk van Oer pro se en als man van Helena Beata Sabina Dorothea van Westerholt laten approberen het maeggescheid, tussen haer opgerigt over de nalatenschap haers vaders Hendrik Willem, 29 Oct. 1726. Sophia Charlotta van Wartensleben laet registreren 's Hoves sententie van 28 Junii 1728 2), ergaen tussen haer en haer man, 6 Sept. 1728. Johan Frederik van Westerholt en Sophia Charlotte van Wartensleben, egteluiden, dragen op de hofstad en heerlijkheid van Baer en Lathum ten behoeven van Die van de Rekening deser provintie, die hetselve hebben na sig genomen, 29 Nov. 1735. Afgespleten van 169. 169 § 1. Een camp weyland, genaamt de tweede Cloot van de Hooge Bahrse waerd, gelegen in het quartier van Zutplien, kerspel Lathum, groot circa 7 morgen en 4 hond, 70 roeden, afgespleten van het Huis tot Baer cum ap- et dependentiis. Roeland Jan Bouricius en Christina E y t e I w e i n, eheluiden laaten registreren een gerigtelijk transport d.d. 11 Oct. 1803, door Commissarissen der Domainen in Gelderland van dat leen ter hunl. behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien hetzelve ter hunner naamen overtekenen, 19 Nov. 1803. ') Zie 151 a. *) betreffende separatie der goederen. Afgespleten van 169. 169 § 2. Een camp tabaksland, gruot 3 homl, 3 roeden, de maat onbegroepon, geleegen onder Lathum tussen Middagtengoed, oostwaarts van Zadelhof!' en Jan Kunneboom, zuidwaarts Fredrick ten Bosch, west- en noortwaarts Jan Kunneboom, met al derselver active en passive servituten, lusten, lasten, rechten en gerechtigheeden, uit- en overweegen, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van het Huis tot Tiaer eum appertinentiis. Willem VV o 11 e r s laat registreren een gerigtelijk transport, 7 Maii 1804, door J. Badon Ghyben, commissaris tot administratie der Domainon in Gelderland, van dit leen ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien hetzelve teil zijnen naamen overteekenen, 9 Junii 1804. Afgespleten van 169. 169 § 3. 1". Een huys, schuur, varkenschot, bakhuys, berg en put met een camp hof- en bouwland, daaraan en agter geleegen, groot 4 hond, 92 roeden, de maat onbegreepen, gelegen in de Kerkstraat aan den banddijk te Lathum, oostwaarts Evert Donkers, zuidwaarts de pastory, westwaarts de Kerkstraat en noordwaarts den banddijk; '2°. Een uiterwaard, genaamt de vijfde Cloot van den Hogen Bahrsen weerd, groot 4 morgen, 3 hond en 58 roeden, de maat onbegrepen, onder Lathum, oostwaarts de Schmagtcainp en een stuk weiland, beide de Domainen toesteudig, zuidwaarts de banddijk, westwaarts Willem van Zadelhoff, noordwaarts de Zaaiweerd, aan de Domainen toestendig; 3°. Een huys met een campje hofland daaragter, groot 60 roeden, de maat onbegrepen, gelegen aan de Kerkstraat te Lathum, oostwaarts de Kerkstraat; zuidwaarts de Domainen met de kamp voor de kerk, westwaarts J. ten Bosch en noordwaarts de Domainen met het huis, bewoond door C. Piepenbroek; 4°. Een uiterweerd, de vierde Cloot van den Hoogen Bahrsen weerd, ook wel de Griffiersweyde genaamd, groot 5 morgen, 68 roeden, met de daaraan leggende rijsweerd, nagenoeg groot 5 hond, de maat onbegrepen, gelegen aan den IJssel onder Lathum, noord- en oostwaarts den IJssel, zuidwaarts R. J. Bouricius en de buitenste weyde der Domainen, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van het Huis tot Baer cum pertinentiis. G. J. Dihbets laat registreren een gerigtelijk transport, 30 Oct. 1804 door J. Badon Ghyben, commissaris tot administratie der Domainen in Gelderland, van dit leen ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien hetzelve ten zijnen naamen overteekenen, 2 Nov. 1804. Afgespleten van 169 § 3. 169 § 4. Een huis, schuur en agterleggend land met den uiterwaard de vijfde Cioot, groot 4 morgen, 3 honden en 58 roeden, in de buurschap Lathum gelegen, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van 169 § 3. P. ten B o s c h en C. Klok, eheluiden, laaten registreren een gerigteljjk transport, 30 Maii 1805 door G. J. Dibbets, ter hunl. behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit afgespleeten leen ter hunl. naamen overteekenen, 23 Maart 1806. Afgespleten van 169. 169 § 5. Een huys met een camp hofland, groot 1 hond, 7 roeden, de maat onbegrepen, gelegen aan de Kerkstraat te Lathum, oostwaarts de Kerkstraat, zuidwaarts een dito huis, westwaarts Jan ten Bosch, noordwaarts de costery, zijnde thans een bijzonder leen en afgespleten van het Huys tot Baer cum appartinentiis. .Tan Willem S m ei t i n k laat registreren een koopscontract, 6 Febr. 1805 met Commissarissen tot administratie der nationale Doinainen in Gelderland met relatie tot dit leen opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van dien hetzelveten zijnen namen overteekenen, 22 Febr. 1806. Afgespleten van 169. 169 § 6. Een huys, berg, bakoven, lioff en boomgaerd, wey- en bouland, tezamen groot 3 morgen, 4 hond en 50 roeden, den Bahrsen Pol genaamd, de maat onbegrepen, binnen- en buytendijks, wordende egter hiervan speciaal uytgesonderd een streepje weyland aan den IJssel, groot 1 hond, 53 roeden, thans bij dit parceel, zijnde allodiael, verpagt; zijnde thans een bijzonder leen en afgespleeten van het Huys tot Baer cum appertinentiis. Hendrik Kok laat registreren een gerigteljjk transport, 23 Uec. 1805 door Commissarissen tot administratie der Bomainen in Gelderland van dat leen ten zijnen behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien hetzelve ten zijnen naamen overteekenen, 12 April 1806. Afgespleten van 169. 169 § 7. Een huys, schuur, bakhuys en varkenschot, staende op de grond de Wille digt bjj de kerk in het dorp Lathum, met den bpehorenden boomgaard, de Kamp genaamt, en twee saadbergen, in den boomgaerd staande, zomede het bouwland, de Eikakkers geheeten, gehorende onder het Huys tot Baer cum pertinentiis. Berendina Bodde laat registreren een magescheid, 26 Aug. 1808 met de verdere condividentenl) over den boedel en nalatenschap van Evert Donkers opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van dien dit leen ten haaren naamen overteekenen, 3 Sept. 1808. Afgespleten van 169. 169 § 8. Ken stuk bouwland de Rootwortele genaamt, en een uiterwaard, de Waard genaamt, gehoorende onder het Huys tot Baer en onder Lathum geleegen. Gillis B o d d e laat registreren een magescheid, 26 Aug. 1808 met de verdere condividenten over den boedel en nalatenschap van Evert Donkers opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 3 Sept. 1808. Afgespleten van 169. 169 § 9. Een uiterwaard, genaamt de Verkensweyde, gelegen onder Bahr en Lathum binnen- en buitendams, met het daaraan gehoorende onland, groot circa 7 morgen, 2 hond, oost de Doniaiiien met de Laage waarden, west de Huisweyde, noord de Domainen, zuid onderscheidene geërfdens, zijnde thans een bijzonder leen en afgespleeten van het Iluis tot Bahr cum ap- et dependentiis. De minderjaarige kinderen2) van Jan ten Bosch laaten registreren een transport, 8 Julii 1808 door G. Avelingh, administrator der nationaale Domainen onder Bahr en Lathum, ter hunlieder behoeven gepasseert, en uit hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen overteekenen, 10 September 1808. 169a3). LATHUM. Dat goet ter Welle, gelegen tot Lathem bij Bare, met sjjnen tobehoren tot eenen Zutphenschen leene ontlinck Henrich Putzeler ende tuchtigde sijn vrou Olenden an 12 alde schilde sjaers, anno 1400 4). Idem, anno 1424. Idem tuchtigt sgn vrou Elisabeth an 10 alde Franckrijcksche schilde sjaers an den goede geheiten ter Wellen, anno 1433. *) iiI. Hendrina B., Gillis B., Cristina B. (geli. met Johannes van der Velde), Antlionia B. (geli. met Simon Tan Ratinge n), Reindjen B. (geli. met Hendrik v a u Brandenburg), Hendrina B. (weduwe van Wigman Roelofs) (akte). -) Blijkens eene in liet register liggende losse aanteekening heetten zjj Hendrik en Catharina. 3) Zie liierover de noot op blz. 419 van liet register Veluwe. *) Op 21 Maart 1391 had 1'oter van Steenbergen dit goed aan den Hertog opgedragen, die vervolgens I'ericli Putzeler daarmede beleende (van Doorninck, Leenakten (1376—1402), blz. 49. Op 27 Februari 1392 heeft Perick l'utzeler zijne vrouw (iertrud getucht aan de helft van dit leen (ald., blz. 5G). Derck Putseler ontfinck dat goet, geheiten Putselersgoet ofte Haecksgoet, in den kerspel van Eeden, in der buerschap van Latheni, gelegen, anno 1459. Idem ontfinck dat goet ter Welle, anders geheiten Putzelersgoet ofte Haecksgoet, in den kerspel van Reden, in der buerschap van Lathem, gelegen, tot Zutphenschen rechten, beheltlick Gerloch Putseler Diixsoon vurs. 18 alde schilde daeruut ende den cleynen bongert met allen sijnen toebehoor crflick, anno 14C5. Idem vernijt eedt van den goede ter Welle, in den kerspel van Reden, m der buerschap van Lathem voor dat slot tot liaer gelegen, haldende 4 Hollantsche mergen lants, tusclien der gemeyner straten ende der herschap van Lathem gelegen. End hierin behoort die Horst, een mate lants, haldende 3 mergen, neven der Isulen gelegen; noch iy2 mergen, gelegen tusclien erve mijns gen. heeren van Cleve ende die Baersche hofstede; item l'/2 mergen lants, in den velde gelegen, geheiten dat Roedworter ') ende Eckacker; noch een lioeff holts, in Redenerbosch gelegen, tot Zutuhenschen rechten, 19 Sept. 1473. Geerlych Putseler, erve sgnes vaders Dirx, 18 Aug. 1481. Idem, anno 1495. Idem erhelt, so sijn altste soon sonder gebeurt storve, dat dit leen erven sal op sijn, Gerlichs, bloet ende nyemant anders, anno 1521. Derck van den I'utzler, erve sijnes vaders Gerlachs, 2 Dec. 1524. Idem vernijt eedt, 9 Sept. 1538. Ideni^ vernijt eedt van den halven goede ter Welle, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Lathem, gelegen, tot Zutphenschen rechten, 30 Junii 1544. Idem tuchtigt sjjn vrou Wisse Stockhoffs, 20 Jan. 1553. Amt Grut er, erve sijnes ooms Dirx voorn., ontfengt 't goet ter Welle, anders genoomt Putselersgoet, in den kerspel van Reden, in der buerschap van Lathem, gelegen, 15 Oct. 1554. Idem vernijt eedt, 20 Junii 1556. Emond Gruter, onmundig, crigt uutstel, 6 Junii 1561. Idem beleent als erve sgnes vaders Amts, 17 Nov. 1561. Cracht Cloeck is huider. Idem doet selfs eedt, 20 Aprilis 1570. Idem tucht sijn vrou Judith van Zuylen van Nievelt, 24 Julii 1604. Arnolt Gruyter, erve sijnnes vaders Emont, onmundich, beleent, 1 Oct. 1632. Idem doet selver eedt, 9 Julii 1636. Johan Cloeck genamt üoncker voor hem selffs ende in naeme van sijn huysfrouwe Wendele Godtschalcks bij opdracht van Arnolt Gruyter beleent, 1 Aprill 1643. Johan Cloeck gen. Doncker, erve sijnes vaders Johan», beleent, 22 Nov. ') KMers staat: de Roetwortelen. Idem l) en sijn vron Helena Bonmans 2) laeten haere dispositie approberen ende tuchtigen malcanderen, 15 Sept. 1691. .Tan Donker, erfgenaem sijns vaders Jan Kloeken Donkers, beleent, 25 Maii 1728. Idem tugtigd sijn vrou Johanna B o d d e liaer leven lang en maekt dit leen deilbaer onder sijne kinderen na sijn dood en expiratie der tugt, 14 Aug. 1728. .Tan Donkers 3), onmundig, erve sijns vaders Jan, beleent, 11 Jan. 1731. Huider Evert Donkers, sijn oom. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 20 Julii 1754. Evert Donkers, erfgenaam sijns broeders Jan, beleend, 18 April 1792. Afgespleten van 169a. 169a § 1. 18 alder schilde jaerlix, munten des keysers van Bomen ofte des coninx van Franckrijk, uut den leengoede ter Welle met den cleynen hongerden ende allen sijnen tobehoor, to Ilheden, in der buerschap van Latuin, gelegen, verset bij Dirck P u t z e 1 e r au sijner huysfrouwen vader Arnt Claessoon, met vorworden, dat na dode Arnts sulx sal vallen op sijn dochter Lumme, hare ende Dirx kinderen, ende, so dieselve sonder gebeurt sterven, weder an Dirck Putzler ofte sijne naeste erven, anno 1460. (Jerlich Putseler Dirxsoon voor hem ende sijne broders ende susters als erven harer moder vader Arnts voorn, beleent tot Zutphenschen rechten, anno 1461. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt, 19 Sept. 1473, beheltlick sijner moder Lumme liaer tucht an 10 van den 18 alden schilden sjaers. Dirck 4) Putzler vernijt eedt, 18 Aug. 1484. (ïerlich van den Putzeler vernijt eedt, anno 1495. Henrick Putzler 5) ende sijn suster Aleyt bij transport hares vaders Gerlichs ontfangen in plaetse van deser 18 schilden 3 stucke lants, het een geheiten die Horst, wesende tusschen 6 ende 7 mergen, een hofstede met der Wellen, die Dirck Wancsticker in pacht heeft, ende daertoe Baedenmaten butendgx, gelegen in den ampte van Doesburch, in der buerschap van Lathem, tot Zutphenschen rechten, anno 1517. ') In deze akte heet liij alleen Doncker. *) In eene akte van bezwaring d. <1. 4 1'ebr. 1682 wordt zij Br uman 8 genoemd. 3) Hij had eene zuster Helena en eenen broeder Jan Kvers, geljjk blijkt uit eene akte van bezwaring van dit leen d.d. C Maart 1732. *) Ik vermoed, dat i. p. v. Dirck hier moot worden gelezen Gerlich en wel omdat in de akte sprake is van „die voirs. Uirck Putselair", terwijl in de voorgaande akte, die van IS Sopt. 1473, Gerlich vermeld wordt. Vgl. bovendien de beleening van 18 Aug. 1184 sub 1GU a. ") Hy was de jongste zoon (akte). Afgespleten van 169a. 169a § 2. Dat goet ter Welle, anders Putselersgoet geheiten, gelegen in den kerspel van Reden, in der buerschap van Lathem, tot Zutphenschen rechten geërft van Henrick Putseler op Sïjne onmundige kinder, 22 Julii 1530. Evert Meyerinck huider. Eenen onmundigen van den Putzeler uutstel gegunt tot snnen mundijren dagen toe, 16 Sept. 1538. Gerlich Putseler vernijt eedt, door Evert Meyerinck gedaen, 9 Maii 1541. 1 honias, huysfrou Herman Berners, erve hares soons Gerlichs, beleent 23 Maii 1553. Joest Putzler, erve sijner moder Thomas Berners, 1 Febr. 1555. Idem vernijt eedt, 6 Junii 1556. Idem tuchtigt sgn vrou Beerte Stakebrants, 28 Sept. 1559. Henrick van Isendorn van B e 1 o y s bij transport .Toests ende Beerten voorn, beleent, 29 Julii 1562.' Idem vernijt eedt, 10 Oct. 1581. Wolter van Isendorn, Henricks derde soon, bij deylinge beleent met het halve goet ter Welle, anders Putzelersgoet geheiten, in den kerspel van Reden, in der buerschap van Lathem, gelegen, 10 Julii 1600. Sophia van Isendorn, erve hares vaders Wolters, onmundig, beleent, gebrukende haer moder Margriet van Voorst tot huider haren' lieve Elbert van Isendorn, 20 Julii 1(322. Diederick van Stepraede laet de hjjlixvurwarden, niette voorn, zal. Sophia van Isendoorn den lesten Aug. 1628 opgericht, approberen, 16 Oct. 1637. Idem beleent tot behoeff van sijnne kinderen, bij zal. Sophia van Isendoorn a Blois geprocreert, eodem die. Johan van Stepraede eedt vernieuwt, 18 Dec. 1656. Reinier Johan van Stepraet bjj transport van Johan van Stepraet beleent, 18 Nov. 1658. Johan van Stepraet tot Indoornyck ende Lathem bij transport van Reiner Jan van Stepraet tot Walbeeck beleent, 16 Febr. 1664. Anna Catharina van Stepraet, erfgenaem haers broeders Johan, beleent 28 Febr. 1668. Eadem vermeerdert dit leen met alle soodaene middel weert, rijsweerden, aenwas ende aencleven derselver, mitsgaders alle landerijen, dewelcke deselve tegenwoordich in de heerlijckheyt Westervoort,' d Isselstroom daerdoor lopende, ende andersins aldaer liggende heeft off naemaels aenwinnen off acquireren mach, geen uytgesondert, tot Westervoort gelegen, ende is met dit leen ende de bovenstaende parceelen als met één leen beleent, 11 Aug. 1676. Eadem laet approberen het niaechgescheyt1) tusschen Johanna Maria i Stepraet2), haer selfs ende de kinderen van Kroonenborch 3) 18 lebr. 1667 opgericht, alsoock haer dispositie, 2 Sept. 1676. ) oirer Je nalatenschap liumier moeder en grootmoeder Sophia van Isendoorn ft i o i s (akte). '2 Set"'wd we' Willem vanülft gen. Doornyek (akte). ui. Antonis van L y n d e n en Sophia Heilwich (Margaretha) van Lynden (akte). Antony van Linden, heer tot Croonenborch, als erfgenaem van Anna Catharina van Stepraet beleent, 9 Nov. 1676. Willem van U1 f t dictus Doornyck, heer tot Laeckhuysen, als vader ende momber van sijn onmundigen soon Frans Willem uyt cracht van do dispositie van Anna Catharina van Stepraet beleent. 16 Dec. 1676. Sophia Helwich Margareta van Linden, getrout aen Reiiuler Johan van Stepraet tot Walbeeck, beleent als erfgenaem feudael van haer moey Anna Catharina, voor een gedeelte, 12 Sept. 1677. Peter Reinder van Stepraet, heer tot Doddendael, beleent als erfgenaem feudael van sijn zuster Anna Catharina alleen met den middelweert ende hetgone den 11 Aug. 1676 te leen gemaeckt is, 5 Oct. 1677. Antony van Linden en Elisabeth Anna van W a s s e n a e r laeten haer uyterste wille approberen, 19 Febr. 1679. Johan Carcelis van Ulft gen. Doornick beleent als erve van sijn moeye Anna Catharina van Stepraet, 19 Dec. 1679. Antony van Linden en Johan Carcelis van Ulft dictus Doornick, heer tot Laeckhuysen, laeten approberen een maechgescheyt van 4 Febr. 1686, waerbij aen den heer van Laeckhuysen dit leen toearedeilt is, 4 Febr. 1686. Johan Carcelis van Doornick dictus Ulft ende Diederick Jan van Doornick dictus Ulft draegen het halve goet ter Welle off Putzelersgoet op aen Hendrick Willem van Westerholt tot Hackfort, die daermede beleent is, 28 Dec. 1691. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 169. Afge,spleten van 169a § 2. 169a § 3. Een middelweert, rijsweerden, aenwas en aenkleven derselven, afgespleten van het halve goet ter Welle, anders Putselersgoet geheiten, als een bijsonder leen, met een pond goet gelts te verheergewaden, opgedragen door Johan Carcelis van Doornick dictus Ulft aen Johan, Lucas, Cornelis en Grietjen Hackfoort, die daer weder mede beleent sijn, 14 Dec. 1718. Lucas Hakkefort, erfgenaem sijner broederen en zuster, beleent 14 Febr. 1735. De drie onmundige kinderen van Hendrik Jan Hakvoort uyt kragt van testamentaire dispositie en opgevolgde dood van Lucas Hakkefort1) beleend, 11 Jan. 1753. Hendrik Jan Hakvoort, erfgenaam sijner voorn, kinderen, beleent sijnde, draagt dit leen op aan Petrus H u b e n s, die daar weder mede beleend is, eodem die. Idem en Hendrica Ulegoor2), eheluyden, dragen dit leen op in handen van den Stadhouder der leenen ten behoeve van Assueer Jan Torck, 28 Febr. 1765. ') Hendrik Jan II. was zijn neef (akte). •') In eene akte van bezwaring lieet zij van U. Zutphen. Assueer Jan Torck uyt kragt van dien afstand beleend, 28 Meert 1765. Idem eu Eusebia Jacoba de Roode van Heeckeren, eheluyden, laten approberen twee testamenten, 30 Julii 1766 voor den gerigté van Rosendaal gepasseert, 5 Aug. 1766. Reinhard Jan Christiaan Torck naa dode sijns vaders A. J. Torck en uyt kragt van desselvs testamentaire dispositie beleend, 17Sept. 1793. 170. ANHOLT. Dat gantze landt van Anholt met allen sijnen tobehoor ontfinck tot Zutphenschen leen Florens van Bersell, ridder, anno 1414. Franck van lierssel ontfinck alle alsulcken leen ofte leengoet, als hij schuldig is ende was te halden van mijnen gen. heer, tot Zutphenschen rechten, anno 1427. Diedrick van Bronckhorstend Batenborch, met hertog Carl verdragen sijnde tot die heerschap, slot ende stad Anholt Sijner F. (ï. end haren nacomlingen een ewige openinge te sullen voórbeholden sijn tegen allen haren vianden, wort sulck verdrag vernyetigt bij keyser Carl den V., seggende 'tselve een Rijcksleen te wesen 28 Oct. 1540. 170a. Die borch ende huys tot Bredervoort met der heerschapie, erve, goede ende allen heuren tobehoren versetx) voor 3000 alde schilde an Henrick, heer van Gemen, ridder, nm daervan te wesen amptman etc., anno 1388. 170b. Den eygendom des huyses Bredervoort om weder te leen te holden draegt op 2) Herman, grave van L o e n, aen Graef Otten van Gelre, daerbeneven overgevende 4 angehorige kerspelen sjjner graeffschap, naemlick Hegberge 3), Nydhem 4), Oronlo ende Geysteren, met allen haren tobehoren, anno 1246. ) door hertog Willem, Zie den brief in van Poorninck en van Veen, Acten betr «elre en Zutphen (1107—1415), blz. 361. '') a. w. blz. IOC. a) Eibergen. 4) Neede. 7.ie A. ïibns, (iriindungsgeschicbte der Stifter, Pfarrkirchen, Klöster nnd Kaj/ellen ira Bereiche des alten Bisthums Milnster 1, blz. 1*204 vgg. 170c. Een hofstat, binnen Brevoort gelegen, die die van Eerde te hebben plegen, met eenen moeshoff op de clootbaen end een koppel; noch een stuek groenlants op den Ubbinckslage, gflijck dat uutgegraven ende angeraedt is; noch omtrent 3 molder saetboulants, in der Mister esche gelegen, end den dienst uut den alingen 2 erven ende goeden Tanbol '), in den kerspel van Aelten, end Siboldinck 2), in den kerspel van Winterswyck, in der buerschap van Katen gelegen, uutgesondert ende Syner F. G. voorbeholden nut denselven 2 erven lantfeste, nootbou ende clockenslach, gelijck die voorn, parcelen tsamen tot een borchleen der borch Brevoort gemaockt ende gegeven sijn Jorien van L o e n, anno 1532. Johan van Loen, erve sijnes vaders Joriens, erft op sijnen soon Johan van Loen, die beleent is na langwilig versuym uut gratie op nyeus, 28 Febr. 1621. Dirck van Broeckhuysen ontfengt een huysstede, daer 't huys aff verbrant is, gelegen binnen Bredevoort an den wal, daer sijn bestevader, bestemoder, vader ende moder in gestorven sijn; een koppel hoylands, twee kempe in de Bockelersteeg, eenen garden an den Waterdijck, geheiten den Stoffenborch, 3 stuxkens in Mister esche, eenen camp an de Gansecuyl naest Mervelts land ende eenen garden in 't Swanenbroeck, an den F. G. ende G. Z. tot een borchleen der borch Bredevoort na Zutphenschen rechten, met een pond goets gelts te verhergewaden, leenroerich, gelijck sulx eertijts Arnt van G e m e n, naemaels sijn dochter man Dirck van Broeckhuysen, sijn soon Johan, desselfs broeder Winold 3) gebruyckt hebben ende op Dirck voorn, gecommen is, 5 Julii 1621 4). Johan Erick van Broeckhuysen, erve sijnnes vaders Dircks, beleent, 9 Meert 1633. Idem transporteert dit leen aen Adriaen van Eerde tot de Pleckenpoel, die daermede weder beleent is, 5 Febr. 1661. Dit leen is van de leenplicht gevrijt tegen teleenmaeckinge van de Sehepperstede, hieronder geregistreert, 4 Dec. 1669. 170d. WINTERSWIJK. Schepperstede in de heerlyckheyt van Bradevoort, karspel Wenterswyck, buyrschap Wolt, gelegen, daerop een huys staet van 5 gebont, ende daeronder hoort een bongartvan 1 molder gesaeys; nevens een mathe van 3 voeder hoeygewas ende 5 molder gesaeys, mitsgaeders den Holthuyser brincke, in hetselve kerspel ende buyrschap gelegen, tegen ') In de akte van 1021 staat: Groot ende Cleyn Tanbol. *) ofte Sibinck (akte van IC'-'l). resp. grootvader, vader on oom van Min k v. B. (akte). 4) Oni meer dan r.-iic reden komt bet mij onaannemelijk voor, dat dit leen identiek zoude ziju met bet in bet boofd omsrbrevene. de vrijinge van het bovenstaende leen aen de Ed. Mog. Heeren Staeten des V. G. ende G. Z. tot een borchleen des borchs Bredevoort ten Zutphenschen rechten, inet een pont goet gelts te verheergewaeden, opgedraegen ende te leen ontfangen door Adriaen van Eerde, erve sjjnes vaders Adriaens, 4 Dec. 1669. Frederick Johan van Eerde, erve sijnes vaders Adriaens, 21 Julii 1684. Margareta Adelheit van Eerde ') voor haer self en als moeder en momberse van hare kinderen en Anna Hartlief van Eerde renuntieren van haer filiale portie ten behoeve van haer broeder Frederik Johan, 10 Aug. 1709. Schepperstede etc., soals boven gespecificeert, uitgesondert het Schaepschot met het daerbij gebruikte gaerden- en boulant, Schepersesch, de Burgerweide, Muskamp, Sligthorst, item Nieukanip, Slui.senkamp, Itekenkampken en Stynekamp opgedragen door Frederick Johan van Eerd tot den Pleckenpoel aen Matthijs Walyen, die daer weder mede beleent is, 2 Oct. 1711. Geesje Schimmelpenninck, weduwe van Mathias Walyen, als boedelhouderse, moeder en voogdesse over haer kinderen, erfgenamen haers vaders voorn., beleent, 5 Febr. 1722. Eadem pro se et q.q. 2) verleid volgens 's Hoves resolutie van 7 Febr. 1727 den Holthuiser brink en twe molder gesaeys benevens een hoymate van drie voer hoy van dit leen en consolideert die met het goed Holthuis, 10 Febr. 1727. Eadem pro se et q.q. draegt dit leen op aen Wilhem Schepers, die daer weder mede beleent is, eodem die. Jan Derk Schepers3), oudste en meerderjarige soon van Wilhem Schepers, na dode van sijn vader beleend, 18 Febr. 1779. Afgespleten van 170d. 170d g 1. Het Schaepschot met het daerbij gebruikte gaerden- en bouland, Schepersesch, de Borgerweide, Muskamp, Sligthorst, item Niwekamp, Sluisenkamp, Bekenkampken en Stynekamp 4), waervan afgespleten is Schepperstede, worden nu beseten als een bijsonder borgleen tot Bredevoort bij Frederik Johan van Eerd tot de Pleckenpoel, 2 Oct. 1711. Adriaen Jan Frans van Eerde, erfgenaem sijns vaders Frederik Johan, beleent, 1 Aug. 1713. Matthias Walien uit kragt van verwin beleent, 2 Maart 1718. Geesje Schimmelpenninck, weduwe, boedelhouderse en erfuiterse van Mathias Walyen, namens hare kinderen, bij denselve verwekt, beleent, 13 Nov. 1723. Het Schaepschot en Schepersesch van de leenpligt ontslagen ') Vrijvrouw tot Lurborg en Kuysenborg, douagère de Nagel (akte). *) Hare kinderen waren Willem, Megteld (beiden meerderjarig), Joannes Elisabet Christina, Maria en Geertrnid (akte). 3) Zijne moeder was lierendken Kouiligs (akte). 4) In andere akten staat Stypekamp. wesende, is weder te leen gemaekt het halve goed Gelinck, breder gespecificeert in de leenbrief met de overige parcelen verenigt, en is daermede weder als met één leen beleent Geesje Scliimmelpennink 2), 18 Maert 1726. Willem Walyen, erve sijner ouderen, beleend, 1 Maart 1747. Mathias ten C a t e pro se en namens sijne mede-executeurs laat openen en registreren het testament van Willem Walyen3), door hem 29 Aug. 1766 gemaakt, 7 Maart 1778. Gesina T y i n k, erfgenaam testamentair van haar oom Willem Walyen (voorbehoudens de halfscheyd aan Christina Walyen4), pro indiviso beleend, 16 Oct. 1778. C. W. E. Schol ten en Gesina Tjeenk, eheluyden, laten approberen en per clausulas concernentes registreren het magescheyd 5), 30 Maii 1781 over den boedel van hare moeye Christina Walyen8) opgerigt, waarbfl haarl. de halfscheyd in dit leen was toe- en aanbedeeld, 10 Dec. 1789. IJeselve eheluyden, uyt dien hoofde met de voors. helfte beleend sijnde, dragen vervolgens het halve goed Gelink op aan /" w Jan v a n W u 11 e jh', die daar weder mede beleend is, eodem die. Afgespleten van 170d § 1. 170d § 2. WINTERSWIJK. Seker kamp bouland, de Bus of Borgerweidenkamp genoemt, nevens een gedeelte van de Borgerweide, soals Jan Wamelink nu in gebruik heeft, als een bijsonder borgleen tot liredevoort en afgespleten van het Schaepschot met die daerbij gebruikte gaerden, in het kerspel Wenterswijk onder de havesate Plekkenpoel gelegen, opgedragen door Geesje Schimmelpennink, weduwe en boedelhouderse van Matthijs Walyen, pro se et q. q. aen ') n). het halve goed Gelink, in het kerspel Wenterswyk, buurschap Korle, gelegen, bestaende voor 't geheel in de volgende parcelen: do Gelink, het hujs en gaerden met 3'/a molder gesaey boulant, Geert Gelinks huys met den gaerden, groot 6 schepel gesaey, het huys van Hendrik Gelink met den hoff en eykebos, groot 2 molder gesaey, een koeweyde voor (i koeyen, agt dagen maeyens hoygront, bestaende het boulant uyt de volgende stucken: den Esch, groot 7 molder gesaey, den kamp gen. den Agterste kamp, groot (i schepel gesaey; den kamp gen. den Hogen kamp, groot 3 schepel gesaey; den kamp gen. de Voorste kamp met het boulant, groot omtrent 4 molder geseay; een stuck lants gen. het Kempken, groot 5 schepel gesaey; den Meulenkamp, groot (> schepel gesaey; laestelyk de kamp by Geerts huysken, groot 3'/j molder gesaey. ') geassisteert met haren broeder (= zivager) Jan Walyen (akte). 3) Daarin werd getuchtigd de weduwe, Aaltje Bidder, en voorts tot erfgenamen gemaakt na haar overlijden : Hendrik Walyen Willemszoon, neef van den erflater (zijne moeder was Megteld Walyen, hertrouwd met Knno Wiersma), Theodorus Schutte, Gesina Thyeen k (dochter van Willem T. en Elisabeth Walyen), Maria Walyen, geh. met Scato Gockinga, Geortruyd Walyen, weduwo van Abraham ten Cate jr. (akte). 4) vrouw van Hendrik Walyen (akte). •') tusschen hen on S. Gockinga Henry als man van Maria Walyen, Hendrik Walyen Willemsz. en dions zuster Gecrtruyd. weduwe van Abraham Paaschon, Matthias ten Cate en Jan llofkes als man van Maria ten Cate (akte). ') weduwe van Hendrik Walyen Jr. (akte). Jan W a m e 1 i 11 k l), die daer weder mede beleeut is, 5 Febr. 1727. Idem, na bekomen approbatie van 't magescheyd2) van 27 Maii 1745, draagd dit leen op aan Harmen Bos en, die daar weder mede beleend is, 28 Maii 174C. Jan Wamelink, erfgenaam sjjns vaders Harmen Eoson, beleend, 4 Julii 1776. Afgespleten van 170d § 1. 170d § 3. Ken gedeelte van de Borgerweide, gelegen naest aen het gedeelte van Jan Wamelink, soals Hermen Schreven en Hermen Schoemaker gekoft en alnu in gebruik hebben, als een bijsonder borgleen tot Bredevoort en afgespleten van het Schaepschot mot die daerbij gebruikte gaerden opgedragen door Geesje Schim melpennink, weduwe en boedelhouderso van Matthijs Walyen, pro se et q. q. aen Hermen Schreven, die daer weder mede beleent is, 5 Febr. 1727. Gerrit Schreven, erfgenaam sjjns vaders Hermen, beleend, 19 Dec. 1750. Afgespleten van 170d § 1. 170d § 4. Sodanig gedeelte van de Borgerweyde met sijn toebehooren, als wijlen Willem Walyen daarin heeft gepossideert, sijndo alsnu een bijsondei' leen en afgespleten van 170d § 1, waarmede Hendrik W a 1 y e n Willemsz is beleend, aller gestalte sulks hem aangekomen is door dode van sijn oom Willem Walyen en uyt kragt van desselfs testamentaire dispositie van 29 Aur. 1766. 24 Junii 1778. * Idem en Aleyda 1' a s c h e n, eheluyden, laten hare opene testamentaire dispositie van 24 Aug. 1778 aproberen eii registreren, 1 Oct. 1778. ') weduwnaar van Geesken ton Gronde (akto). 2) over de na te laten e goederen en tsamenlevingo van Jan Wameling en Geesken ten Gronde, ehe uyden, en haren sclioonsoou Harmen Rosen, weduwenaer van Janna Willeniina Wamelink, gewesene dogter van Jan Wamelink en Geesken ten Gronde voorn voorts nare broederen, Klisteren, neven en nigten, als namentlyk Harmen on Willem ten Gronde, Geert Wamelink en Aeltjon ten Drentel , eheluyden, Willem K p p i n k als vader en voogt van sijii onmundigen soon Arent, bij Aeltjen Wamelink ehelvk geprocieeert geweest; Geesken, Rosier en Steintjen Eppink, meerderjarige kinderen van Willem Kppink en Aeltjen Wamelink, Styne Eppink, weduwe van Teunis Wamelink, als moeder en voogdesse van hare vijff onmundige kinderen, by wylen haer eheman ehelvk verwekt namentlyk Rosier, Gerrit Jan, Aeltjen, Lambert en Geertjen B e n s i n k off Wamelink ; Jaspanna Schutte als moeder en voogdesse van liare twee onmtindige kinderen, by wylen Jan Wamelink chelyk verwekt, met namen Christina en Catharina; Frerik te J„or, ü.s' e?Je S(>on van wylen Willem te Voortwijs en Geertje Wamelink ♦) en v\illemken ter Borg, egteluyden, en Jan en Geert Wamelink als mombaren over de nagelatene kinderen van J?in Teunis en Aeltje Wamelink (akte). ) Ik vermoed, dat hier in de akte de naam van der man is vergeten. Afgespleten van 170d § 1. 170d § 5. Muskamp, Sligthorst, item Sluysenkamp, Bekenkamp en Steynenkamp, in den ampte van Bredevoort, kerspel Wenterswjjk, buurschap Woolt gelegen, sijnde alsnu een bijsonder leen en afgespleten van 170d § 1, te leen ontfangen bij Matbias ten C a t e als executeur testamentair over den boedel en nalatenschap van sijn oom Willem Walyen, 17 Oct. 1778. N.B. Dit leen is volgens resolutie van Hof en Rekenkamer d.d. 13 Febr. 1779 van de leenpligt gevrijd tegens de teleenmakinge van de Hooymate of Bleeke, geregistreert hierna volgende. 170e De Hooymate of Bleeke in de heerlijkheid Bredevoort. kerspel Wenterswijk, buurschap Woold, bij den Pleckenpoel gelegen, sijnde allodiaal goed, om en tegens ontlastinge en bevrjjdinge van de leenpligt van de bovenstaande goederen Muskamp etc. opgedragen aan de Staten des F. G. en G. Z. den 12 Mey 1779 en wederom te leen ontfangen door Hendrik Walyen Willemssoon en desselfs broeder Abraham, voorbehoudens de halfscheyd, aan Scato Gockinga Henry namens sijn vrouw Maria Walyen hierin competerende, 15 Junii 1779. Idem draagt de helfte deses loens op in handen van den Stadhouder der leenen ten behoeve van Hendrik Willink Jurriaansz en Jolianna Gesina Gockinga Henry, 6 Aug. 1790. üeselve laten approbercn en registreren het magescheyd l), 27 Julii 1790 over den boedel van haar moeder Maria Walyen opgerigt, en sijn uyt hoofde daarvan beleend met het geheele leen, eodem die. Schato Gockinga Henry 2) laat quoad clausulas concernentes registreren een acte possessoir, voor den gerichte van Wenterswijk 9 Dec. 1801 met relatie tot dit leen gepleegd, 15 Jan. 1802. 171. WENTERSWIJCK. Een goet geheiten Buninck, met sjjnen tobehoren tot eenen borchleensrechten tot Bredevoort ontfinck Sander Oevellonck, anno 1402. Idem, anno 1424. Henrick van den Gravo ontfinck dat borchleengoet, dat Sander Oevelken te holden plag, tot borchleensrechten, anno 1430. ') tusschen lien en liuimo zuster Aurelia Gesina Gockinga Henry. Uit (leze akte blijkt tevens, dat de vruuw van H. Willink niet Jolianna Gosina, maar Gesina Johanna heette. J) als erfgenaam zjjuer uji 5 Oct. 1801 te WiuterBwyk overledene dochter Aurelia Gesina (akte). Henrick van Merffelt Henrixsoon beleent met den borchleene en de goet, gelieiten Bunynck, in den kerspel van Wenterswijck, in der bnyrsehap van Miste, met huys, bove ende kempe, daerto gehorende, anno 1532. Dirck van Merffelt, erve sijnes vaders Henricks, geërft hebbende op Adolph van Mervelt, sijnen soon, wort dieselve beleent, 5 Sept. 1620. 171a. WINTERSWIJK. De havesaet Pleckenpol met de meul ende allen haren togehorigen stucken, in den ampte van Bredevort, in den kerspel van Winterswick, gelegen, te Zutphenschen rechten uutgegeven1) van Sweder van Ringenberg, ridder, an Alexander van Creyter, anno 1303. Yan Johan van Dormt an Godfrid van Graes ende an sijnen soon Werner, anno 1324. Van Johan van Berentvelde an Sander van Graes 2), nadat Sweder van Ringenberg sijnen neve Johan voorn, den eygendom opgedragen hadde, anno 1359. Na bij uutsterven des onderleenheeren een tijt lanck onverheft gebleven, is het voorn, leen gecommen van Rutger van Graes op sijner suster soon Fredrick van Eerde, die 't weder te leen gemaeckt ende verheft heeft van den F. G. ende G. Z., 4 Jan. 1611. Adrian van Eerde, onmundig, erve sijnes vaders Fredricks, beleent deur denvolmechtigensijnermoderGertlieff van Nehera, 22Febr. 1623. Idem is selver daermede beleent, 8 Nov. 1650. Frederick Johan van Eerde, erve sijnes vaders Adriaens, beleent, 21 Julii 1684. Adriaen Jan Frans van Eerde, erfgenaam sijns vaders Frederik Johan, beleent, 1 Aug. 1713. Matthias Walyen uit kragt van verwin beleent, 2 Maert 1718. Geesje Schimmelpennink, weduwe van Mathias Walyen, namens hare kinderen beleent, 13 Nov. 1723. De weide den Seeltoen, de weide de beide Schoppenstatten, nu éne weide, tesamen groot 18 koeweydens; een kampje boulant, daeraen gelegen, groot ruym 2 schepel gesaeys; een hoymate, de Bleyke genaemt, groot omtrent 10 molders gesaey; een hoek bouen heygrond of hoyland, in de Borgerweide gelegen, groot omtrent 11 schepel gesaeys; het Sluisekampjen, groot ruym 2 schepel gesaeys, so verre daeraen beregtigt, onder de Pleckenpoel gehorende, breder gespecificeert bij do opdragt van den goede Gesink van 3 Febr. 1730, van de leenpligt gevrijd tegen de leenmaking van Gesink3), 23 Maert 1731. ') ex libero arbitrio et botia voluntato uxoris nostrae Aleydis et Swederi, filii nostri (akte). *) Blijkens de akte bad deze bet reeds in leen van Sweder van Rinffenbere vóór de opdracht. ') Zie 174d. Willem Walyen, erve sjjner ouderen Matthias en Geesjen Schimmelpennink, beleend, 1 Maart 1747. Mathijs ten C a t e pro se en namens sijno mede-executeurs laat openen en registreren het testament van Willem Walyen, 7 Maart 1778. Idem en Jan H o f k e s nom. ux. Maria ten C a t e, erfgenamen van haar oom Willem Walyen, met 1/3 '» dit leen beleend, 17 Oct. 1778. Deselve dragen dit ]/3 op aan Maria Walyen voor de eene en aan Hendrik en Abraham Walyen voor d'ander helfte, eodem die. Eadem (voorbehoudens de halfscheyd, Hendrik en Abraham Walyen daarin competerende) pro indiviso beleend met dit leen, aller gestalte hetselve haar en haren consorten door doode van haar broeder en oom Willem Walyen uyt kragt van desselfs testament en bovenstaande afstand thans voor het geheel aangekomen is, eodem die. Huider Scato Gockinga Henry, haar man. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 170e. 171b. Een borchleen tot Bredevoort met den goeden ') Hermeldonck, in den kerspel van Winterswijck gelegen, met sijnen tobebehoren ontfinck Derich van L i n t e 1 o e, anno 1402. Idem ontfinck die goede, geheiten Hermeldinck ende den Bryndinck met beuren tobehoren tot eenen borchleensrechte tot Bredevoort, te verhergewaden tot alsulcken rechten als sicli dat gebeurt, anno 1424. Evert van Lintelloe ontfengt een goet, geheiten Hermoldinck, ende een goet, geheiten ten Brincke, met allen heuren renten ende tobehoren, gelegen in den kerspel van Winterswijck, in der buyrschap van Mysten, als erve synes vaders Everts tot borchleen tot Brevoort, tot sulcker naturen, rechten end dienst, dat hij end sijne erven binnen denselven vleck Brevoort met heuren liven ende goederen trouiick dienen sullen so duck des noot gebeurt, anno 1532. Alle versuym quijtgeseholdeii *). Idem vernjjt eedt, 10 Junii 1544. . Idem erkent dit oyclc van Martin van Kossem, heer to I'uderoyen, als pandheer des huyses ende herlicheyt van Bredevort, 27 Aprilis 1556 Arnd van Lintlo, erve sijnes vaders Everts, erft voort op sijnen soon Henrick van Lintlo, die beleent is bij vrou Gertrud, geborne dochter to Milendonck, vrijvou to Anholt, als paiulvrou der herlicheyt ende ampts Bredevort deur heuren statholder 1'alick Marckelhoff, 26 Sept. 1588. ') Naar aanleiding van den meervoudsvorm van dit woord acht ik het waarschijnlijk, dat hier de naam van het tweede goed is vergeten. *) Hem werd toegestaan buiten Brodevoort, maar binnen het ambt te wunon ; „ende oir dan ennyglie rede oll' onlust ojistonde, sall Kvert thot gesynnen miins gen. beereii olï des amptmaus in tliiit met all syne provaude ende provisie koemou bynnen Bredelort" 3/iUt de 'ïuhcyi-trfi, 6bk . ttb irederica Margriet van Lintlo, erve hares vaders Henricks, onmundig, ontfengt dit leen, daerto haer moder Clara van Viermund tot volmachtigen huider gebruyckt Henrick van Nyenhuys, op sulcken bescheyt als bij den borchlene die Walvaert te sien is l!) Sept. 1600. Arnd van Lintlo Dirckssoon, onmundig, als erve srjnes ooms Henricks voorn, beleent, 10 Oct. 1600. Frederica Margriet van Lintlo laet haren man Joban van Coverden eed vernyen, 17 Jan. 1609. Hendric van Coeverden door gifte ende doode van sijne moeder Fredrica Margreta van Lintelo beleent, 14 Nov. 1645. Goossen van Coeverden, heer van Raen, erve sijnner moeder Fredrica Margreta van Lintelo, beleent, 25 Febr. 1648. Johan Borchart van Coeverden, erve srjnes vaders Gosens, beleent 25 Febr. 1685. De helft deses leens, to weten het goet Harmoldonk, is van de leenpligt gevrijdt 21 Maert 1696 »), waertegens te leen gemaekt is het allodiael goet de beide Essingen2). Joban Borchard van Coeverden draegt ten Brinck tot een bijsonder borchleen van Bredevoort op aen Ilendrick W i 11 i n c k, die daer weder mede beleent is, 6 Sept. 1695. Idem draegt dit weder op aen Johan te Roerdink, die daer weder mede beleent is, 11 Maii 1698. Gerrit Jan Roerdink, erve sijns vaders Johan, beleent, 2 Nov. 1740. Keune Geesink3) pro se et nom. ux. Johanna ten Kreyl4) uyt hoofde van geapprobeerde huwelijksvoorwaarden van 7 Autr 1762 beleend, 12 Sept. 1764. Johanna ten Kreyl steld na dode van haar man Keune Geesink tot hulder Jan Derk Gesink5), 7 April 1773. 172. WINTERS WIJCK. t Goet te Hueting ende te Heking met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Wintersweek, ten Zutphenschen leen heeft ontfangen Gerit Ombescheyden, anuo 1378. Beatrisse van den Haverlant, weduwe Gompertz van den Haverlandt, ontfinck heur leen tot Bredevoort, anno 1402 Lijsbet, Henricks dochter van Dodinck weerde, huysfrou Ludeken I)r os sa ton, ontfinck een borchleen van Bredevoort, so haer dat anbestorven was van haren vader ende moder ende van verhencknis ende gunste des heren, anno 1433. ') op verzoek van J. B. van Coevonlen en diens vrouw Margareta Judit van Remen (n ktc^. *) Zie 182. j°°'iiVa" KueJ,W ® s 5 e '' " k °P Geesink en Johanna Ohristina Geesink (akte). ) dochter van tiarrit Jan Roordink op Kreyl en Jenneke te Kroil (akte) *) haren zwager (akte) 1 ■ 2 Ik vermoed, dat van Reyd deze boleening hier heeft geplaatst, omdat hij er geenen weg mede wist. Er is geene reden om aan te nemen, dat zij botrekking heeft op dit goed. Johan Drossart, erve sijner alderen, ontfengt een goet, geheiten Huetinck, met allen sijnen rechten ende tobehoor, in den lande van Bredevoort, in den kerspel van Wintersweek ende in der buyrschap van Koerle gelegen, tot Zutphenschen rechten, 1 Dec. 1530. Frans Droste ter Beeck, crigt 6 weken uutstel, 17 Junii 1556. Idem, erve sijns ooms Johans, beleent, 26 Jan. 1557. Dirck T e e b e n s, onmundig, bij transport Frans Drosten ontfangen hebbende dat goet, gênant Huetinck, met allen sjjnen rechten ende tobehoren, in den ampte van Brevoort, in den kerspel van Winterswick, in der buyrschap van Korle, gelegen, tot Zutphenschen rechten, 26 Febr. 1590, binnen Oldenseel an des Coninx sijde, vernet daervan eedt *) deur sjjnen oom ende momber Johan Teebens, 9 Nov. 1597. Diedrick W e d 1 i n g ende Henrick Thebes als erven hares respective stiefvaders ende vaders Johan Thebens (tot wiens behoeft' si] seyden Dirck voorn, beleent geweest te sijn) beleent, 10 Julii 1610. Gerhard, Herman ende Bernhard Thebens, erven hares broders Johans, beleent, 25 Sept. 1610. Dirck Thebens Gerritssoon, mundig, doet selfs eed, 17 Martii 1611. Joost Lebbincks2), erve hares soons Henrick Thebens, beleent, 19 Maii 1613. Dr. Dirck Thebens, na opdracht van Frans Drost beleent, draegt dit op aen Johan D i b b i n c k, 7 Nov. 1620. Joost Lebbincks3) crigt bevestiging eens verdrags met hares mans broders Gerhard, Herman ende Bernhard Thebens, 22 Julii 1615 opgericht, 12 Dec. 1620. Everhard Vennerbusch bij opdragt Hermans ende Bernhards Thebens beleent, 12 Dec. 1620. Bernt Dobbing4), onmundig, erve sijnes vaders Johans, beleent, 9 Junii 1624. Fredric Vennerbos, erve sijnes vaders Everhard, beleent, 7 Maii 1633. Gerryken Vennerbos5), erve van Fredrick Vennerbos, die het geërft soude hebben op sjjn moeder Acltgen AV e v e r s, huysfrou van Evert Vennerbos, met wiens consent sij, Gerryken, nu 'tselve solde ontfangen, 31 Aug. 1637. Eadein6) transporteert dit leen aen Elisabeth G r e v i n c k, weduwe van Matthijs van Elbcrvelt, in sijn leven voocht tot Aelten, die daermede beleent is door beuren soon ende huider Lenert van Elbervelt, 29 Martii 1661. Eadem 7) draegt dit leen op aen haer soon Dr. Johan van Coeverden, die daermede beleent is, 26 Febr. 1687. ') lm ontslaginge des eedts, daermede liy Cun. Maj. van Spinnen verplicht geweest (akte). ") weduwe van Johan Thebcn (akte). 8) Uit deze akte blijkt, dat Diederick Wedling een zoon uit haar eerste huwelijk was. ') Zijne moeder was Anna Theben (akte). 5) vrouw van Hendrik Borninckhoff g o n. Coolwagen (akte). s) weduwe (akte). ?) geassisteert niet haeren outsten soon Lenert (akte). Geesko van Elbervelt als moeder en momberse harer onuinndige kinderen bij Johan van Coeverden verwekt, beleent, 6 Maii 1696. Eademx) draegt dit leen op aen Berent t en Bussche den jonge, die daermede beleent is, 31 Maii loy/. 7 JSerimd ten üussche, erfgenaem sjjns vaders Berend, beleend, 25 Maii 1740. Lambertus ten Bussche laet appruberen en registreren een conventie T : , I™ 1771 > met relatie tot dit leen, waarbij hem sulks word toeerkent, 28 Junii 1774. Idem na dode sjjns ooms Berend en uyt dien hoofde beleend, eodem die. 172a. WINTERSWIJK. Den thiende te Corlo te vijff mareken, item een hoeve te Veneking te vijff mareken helt Jan van Berentvelt, anno 1326. Evert van Lintello ontfengt een thiende met beuren tobehoor, in uen lande van Brevoort, in den kerspel van Winterswick ende in der buyrschap van Karler gelegen, geheiten die thiende tho Korler, to Zutplienschen rechten, 21 Junii 1529. Idem vemijt eedt, 12 Junii 1539, 10 Junii 1544. Dirck van Lintlo, erve sijnes vaders Everts, erft voort op sijn moder Sopbia van Heyden, 28 Aprilis 1553. Eadem laet eedt vernfjen, 27 Maii 1556. Eadem opt versueck harer sonen Arnt ende Evert erhelt uutstel 4 maenden 9 l)ec. 1568. Eadem laet eedt vernijen, 30 Aprilis 1576. Arndt van Lintlo, erve sijner moder Sophie, ende Hendrik van Lintlo, eive sijnes vaders Arnts, erft voort op sijne onmundige dochter Frederica Margriet van Lintlo een thiende met beuren tobehoor, in den lande van Bredevort, in den kerspel van Winterswick, in der buerschap van Karler, gelegen, geheiten die thiende tho Karler, tot Zutplienschen vijffmarcksrechten, met 15 goltgulden te verhergewaden Haer moder Clara van Yiermond gebruyekt tot volmechtigen bulder llenrick van Nyenhuys, 19 Sept. 1600. Alle versuym quijtgescholden. Hendric van C oever den door giffte ende doode van sijnne moeder irednea Margreta van Lintelo beleent, 14 Nov. 1645. Goossen van Coeverden, erve sijnner moeder Fredrica Margreta van Lintelo, beleent, 25 Febr. 1648. Harman Johan Sloot, burgermeester tot Deventer, erve sijnes vrouwen grootvaders Gosen van Coeverden, beleent, 16 Junii 1688. Idem en Reinera Aleida van Hemert, egteluiden, dragen dit leen op aen ° eu'hroêdertakte)!100' Coevcrd(;,, 011 Jil" ™" Klvcrvclt, rosp. haren zwager ') tusscheu Borent. t. B. (oom van Lambertus, zoon van lierents overledenen broeder Ja») en diens broeders Alberfc, Hendrik 011 Audries (akte). David Wigink, die daer weder mede beleent is, 29 April 1718. Idem en Emilia Reynen, egteluiden, dragen dit leen op aen Ludolf Hendrik Borchard Sylvius van Hekeren en Susanna Johanna Everdina Valk, egteluiden, die daer weder mede beleent siin, 12 Pebr. 1727. Evert Ludolf van Heeckeren laat approberen en registreren twe extractmagescheyden') en is beleent met dit leen, gelijk hem 'tselve uyt dien hoofde en door dode sijns moeders S. .T. E. Valk aangekomen is, 21 Oct. 1757. Idem2) laat approberen en registreren sijne huwlijksvoorwaarden, 6Julii 1764 met Margarita Reiniera van Haaf ten3) opgerigt, 18 Nov. 17G6. Jan Hendrik Schuurman en Johanna Rebekka ter Baak, ehelnyden, laaten registreren een gerigtelijk transport, 13 Julii 1805 door Mr. J. B. Roelvink q. q. 4) ter liunl. behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunl. naamen overteekenen, 13 Aug. 1805. 173. WINTERS WI.ICK. Den thiende te Medehon tot eenen ponde ontfinck Godekin van Graes, anno 132G. 173a. Een borchleen tot Bredevoort met den have Engeringe ende met der thiende, daerto behorende, ontfangen bij Godeken van Graes, anno 1402. Sander van Graes, erve sijnes vaders Gaidkens, ontfinck dat goet tot Eynderinch ende den thiende tot Eynderynch, in den kerspelen van Loen ende van Rhede5) gelegen, tot eenen borchleen te Bredevoort, anno 1403. Willem van Graes ontfinck 't goet tot Engerinck met eener thiende ende allen sjjnen tobehoren, gelegen in den kerspelen van Zutloen ende van Rede, tot eenen Bredevoortsclien borchleensrechte, anno 1412. Idem ontfinck den hoff tot Engerinck met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspelen van Loen, van Winterswijck ende van Rede, tot eenen borchleensrechte tot Bredevoort, anno 1424. ') over ile nalatenschap van S. J. E. Valk d.d. 10 Nov. 1751 en 14 April 1753 tusschen L. H. B. S. van Heeckeren ter eene en Robert Jacob van Heeckeren, Jan Adriaen Joost Sloet en Adolf Jacob Hendrik van Heeckeren als voogden van KI bert Antoni Gerbard, Evert Ludolph en Assuera Henrietta van Heeckeren ter andere zijde (akte). *) weduwnaar van Angenis Adriana Lubbertina van Heeckeren tot den Brandsenburg(akte). 3) dochter van Bartold en Margriet van L y n d e n (akte). 4) als gemachtigde van Walraven Robbert van Heeckeren en diens vrouw Anna Sophia Frederica van 6 r u n s v e 1 t-L i m p u r g en van Anna Conradina van Haersolte, weduwe van Ludolf Frederik Hendrik van Heeckeren, als moeder en voogdes van hare kinderen (akte). ') Deze beide plaatsen waren toen Munstersch en behonren nu tot de Piuissisclie provincie Westfalen. Rutger van Graes tom Pleckenpoel, beleent t' Anholt, erft op Anthonia van Graes, joffrou des keyserlicken, vrijen, werltlicken, adelicken stichts Borchorst, sijn suster, dat goet to Engerinck met den thienden, in den kerspelen van Suytloon, Winterswick, Rede ende in dei' buerschap Nichteren1) gelegen, met allen sjjnen tobehoren als een borclileen to Rredevort, 17 Sept. 1608. Fredrick van E r d e bij opdragt sijner moy Antlioniae voorn, beleent, 16 Martii 1610. Ailrian van Eerde, onmundig, erve sijnes vaders Fredricks, beleent 22 Kebr. 1623. Idem doet selver eet, 8 Nov. 1650. Dit leen is vermogens des Hoves resolutie van den 16 Julii 1652 van de leenplicht gevrijt ende daertegens wederom te leen gemaeckt het volgende goet. 173b. Die nije alymoelen met een coomgelindt2) ende anderen recht ende gerechticheyt, daertoe gehorende, onder den kerspel van Winterswijck, buyrschap Wolt, geleghen, tot een borchleen toe Rredevoort ten Zutphenschen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaeden, te leen gemaeckt ende ontfanghen bij Adriaen van Eerde tot l'leckepoel, 17 Jnlii 1652. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 171a tot 1 Maart 1747. Hendrik W a 1 y e n voor sig en namens sijn broeder Abraham en suster Geertruyd, voorts Mathias ten C a t e en Jan H o f k e s nom. ux. Maria ten Cate, erfgenamen testamentair van haar oom Willem Walyen beleend, 17 Oct. 1778. Deselve pro se et q. q. (uytgesonderd % dat Hendrik Walyen cum fratro et sorore daarin behoud) dragen dit leen op aan Hermannus R o e r d i n k Janssoon, die daar also weder mede beleend is, eodem die. Jan Willem Roerink cum sociis3) laat registreren een magescheyd, 23 Maii 1799 met desselfs vader Harmannus Roerink over desselfs boedel opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 11 Junii 1804. 173c. . WINTEBSWIJCK. Dat guet tot Bennyng in dienstmans stat, gelegen in den kerspel van Wynterswick, onttinck Henrick van Westen, anno 1402. ') in den tegenwoordige» Kreis Aliaus. ") Gelindt, gelent komt bij Verdam alleen voor in den zin van hekwerk, schutting, afsluiting. Lubben kent het in dezelfde beteekenis, maar bovendien in die van „Miilil ] Rad-, Wasserkasteri" (O lint). Wij hebben het hier dus vermoedelijk zoo op te vatten, dat de oliemolen tevens gelegenheid om graan te malen bood. 3) kinderen van llermannus Roerdink en wijlen Janna Hjink, nl. Jan Willem, geh. met Jnsina Barta Roerdink, Christiaan, geh. met Clasina Johanna Roerdink, Jolianna Hermina, geh. met Jan Bartus Roerdiuk, en Barta (akte). Johan Drossart ontfinck het goet Bennekinck x) met allen sjjnen tobehoren, gelegen in den lande van Bredevoort, in den kerspel van Winterswick, als een borchleen tot den huseto Bredevoort, 16Sept. 1531. Idem vernfjt eedt, anno 1582, van den goede geheiten Benninck, gelegen in den kerspel van Winterswick, in der buerschap to Miste, met liuys ende hove, daerto gehorende. Frans Drost, erve sijnes ooms Johans, heeft voort geërft op sjjnen soon Joost Drost, die 4 maenden uutstel erhelt, 20 Febr. 1601. Idem beleent met een goet, geheiten Benninck, met liuys, hove ende allen sijnen tobehoren, in den ampte van Bredevoort, in den kerspel van Winterswick, in der buerschap Miste, gelegen, an den F. (>. ende G. Z. als een borchleen to Bredevoort na Zutphenschen rechten, met een pond goets gelts te verheergewaden, leenroerich, 3 Dec. 1603. Johan T h e b e n s bij opdragt Joost Drosten beleent, 16 Nov. 1608. Gerhard, Herman ende Bernhard Thebes, erven hares broders Johans, beleent, 28 Junii 1610. Diedrick W e d 1 i n g ende Henrick ïhebens, halve gebroder, erven sijnes vaders Johans, beleent, 10 Julii 1610. Joost Lebbincks, erve hares soons Henrick ïhebens,beleent, 19Maii 1613. Marriken Weddelings2) uuyt cracht van maegescheyt, over de goederen van Joost Lebbings, haerer bestemoeder, opgerigt, beleent, 1 Oct. 1628. Hendric W i 11 i n c k bij transport Merriken Weddelings beleent, 24 Meert 1634. Jan Har des ende Willem Walien nom. ux. Mechtelt Willincks, erve haeres vaders Hendrick Willinck, onder haer beiden beleent, 8 Mey 1661. David van Sons velt, erve sijnes bestevaders Jan Hardes, beleent met de helfte, 6 Julii 1665. Gerart van Sonsvelts), sijn vader, is huider. Idem nae dode van sijn huider selfs beleent, 19 Sept. 1676. Idem draegt dit leen op aen Warner Eeltink, die daer weder mede beleent is, 9 Febr. 1711. Jan ter Haer na dode van Warner Eeltink als naeste erfgenaem beleend, 30 Oct. 1761. Gerrit Jan ter Haar, erve sijns vaders Jan, beleend, 23 Febr. 1771. Gerrit Jan ter Haar, erfgenaam sijns vaders Gerrit Jan, beleend, 20 Dec. 1776. Afgespleten van 173c. 173c § 1. De helft van een erve ende goet, geheiten Bennekink, met huis, hof en sijnen toebehoren, in den amte van Bredevoort, kerspel Wenterswijk, buerschap Miste in Ekel, gelegen, als een bjjsonder leen ten Zutphense regten, met een pond goet gelts te verheergewaden, leenroerig, ontfangen bij Hendrik Walyen, erfgenaem sjjns vaders Wilhem, en daermede beleent, 9 Febr. 1711. ') I)e namen Bennekinck en Benninck worden steeds verward. In de akte van 1531 staat het eerste, aan den rand het tweede. Te beginnen met de beleening van H Mei H>f>l wordt het gnod steeds Bennekink genoemd. vrouw van Willtan Aelberts (akte). s) wednwnaar van Anneken llardes (akte). Hendrik W al yen 1), onmundig, erfgenaem sfins vaders Hendrik, beleend, 25 Junn 1737. Huider Wilhem Walyen Matthijszoon, sijn oom. Idem, meerderjarig geworden, laat den eed vernieuwen, 17 Nov. 1744. Gerrit S c h i m m elpenninck Willemszoon als successenr feudaal van Hendrik Walyen beleend, 29 .Tan. 1789. Idem draagt dit leen op aan Hendrik Ben nink, die daar weder mede (onverkort het ree-t van snn medeparticipant Albert Kossink) beleend is, eodem die. Gerrit Jan Droppers en Geeske Samberg, eheluyden, laaten registreren een gerigtelijk transport, 27 Febr. 1805 door Hendrik Bennink en Maria Buskens, eheluyden, met relatie tot 2/a van dit leen ter hunl. behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dese /3 "inl- naamen overteekenen, 13 Maart 1805. 174- WINTERSWICK. Dat ten Slade •" manstat, gelegen in den kerspel van Winterswyck, ontfinck Henrick van Westen, anno 1402. Johan ten Slade ontfinck dat goet ten Slade, gelegen in den kerspel rechte ann™ U24 ampt van BredeT00rt, tot, Zutphenschen Johan d ï e 1' a n w e ten Rosendale ontfinck dat goet, geheiten die reS anno 1426 ^ Va" Winterswick'tot Zntphenschen Idem vernijt eedt van den goede, geheiten die Slage, in den ampte van Bredevoort in den kerspel van Winterswick, gelegen, daer naest gelant is Goossens hoff an d'een sijde ende dat goet to Haickstroet an d ander sijde, 7 Oct. 1473. .Tohan van Sny 1 en geeft te kennen, dat hem dit leen met sijn huys- n,11°' (,aer J°han die 1'anwe aldevader aft' is, in hiili. k is metgegeven, anno 1481. ' Idem, anno 1492. 174a. Dat goet te Gtrbelding in manstat, in den kerspel van Winterswyck, m der buerschap ter Wolde, gelegen, ontfinck Henrick van Westen, anno 1402, Rutgervan Graes torn Pleckenpoel erft dat goet te Gerbeldinck,met Hoykinck ende Koenmck, in den kerspel van Winterswick in der oTsJn sasïer ' ,e ZutPhe"sehp» achten leenroerich, Anthonia van Graes, 17 Sept. 1C08. Verder zijn de beleeningen tot 1684 geljjk aan die sub 173a en b. M»Wa\teTdCr ^ Ge°rtrU,d Sc,IUttin?' "ad tweo znsters, Megteld en ') lk laat 111 hct «'Men, "f Je goederen Slado en Slai> identiek zijn. Frederik Jokan van E e r d draegt het goet Gerbeldink, uitgesondert Hoykink, Glivenhuis met een gaerde en Glivensesch, Toebe en Jan Gevers plaetse, op aen Matthjjs Walyen, die daer weder mede beleent is, 2 Oct. 1711. Geesje Schimmelpenning, wed. Mathias Walyen, als boedelhouderse en voogdesse over hare kinderen, erfgenamen haers vaders voorn., beleent, 5 Febr. 1722. Deselve l) pro se et q.q. draegt dit leen op aen Geertruid S c h u 11 i n k, weduwe en boedelhouderse van Hendrik Walyen Willemsz., die daer weder mede beleent is, 10 Febr. 1727. Deselve inaekt dit leen deilbaer onder haer kinderen, eodem die. Hendrik, Mechteld en Maria Walyen, erfgenamen en onmundige kinderen van Geertruid Schuttink, beleent, 25 Junii 1737. Huider Wilhem Walyen Matthijsz., haer oom. Maria Walyen, meerderjarig geworden, laat den eed vernieuwen door Willem Schimmelpen n ine k, haar man, 2 Junii 1744. Willem Schimmelpenninck en Maria Walyen, eheluyden, dragen dit leen op aan Gerrit S termerdink en sijn huysvrouw, die daar weder mede beleend sijn, eodem die. Idem 8) pro se et q.q. draagt dit leen op aan Magteld Walyen, weduwe van Willem Walyen Hendriksz., die daar weder mede beleend is, 18 Maii 1746. Hendrik Walyen Willemsz. pro communi indiviso en voorbehoudens het regt, sijne broeders en susters, medeërfgenamen van haar moeder Mechteld Walyen, hieraan competerende, beleend, 24 Junii 1778. Joost Willink en Anna Margaretha Bovy, eheluyden, laaten registreren een transport, 3 van Zomermaand 1809 door J. Hofkens q.q. namens Aleyda Paeschen3), weduwe H. Walyen Wz„ ter harer behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien 'dit leen ter hunl. naamen overteekenen, 1 van Oogstmaand 1809. Afgespleten van 174a. 174a § 1. Koeninck, gehoort hebbende onder liet goet Gerbeldinck, bij transport van Adriaen van Eerde tot een bjjsonder leen ten Zutphenschen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaeden, te leen ontfangen bjj Jan Laerbergh, 1 Maii 1651. Gerret Laerberch, erve sjjnes vaders Jan, beleent, 25 Sept. 1674. Idem en Geeske Volmerink, egteluiden, laten approberen de koop over dit goot met Jannes Lebbink en Anna van Eerde en dragen dit leen uit kragt van die geapprobeerde koop op aen ) Hare kinderen waren Joannes, die innocent was, Klisabot, Christiiia, Maria en (Jeertruyt minderjarig en Willem en Megteld, meerderjarig (akte). *) Zijne vrouw was Jenneken G r e v i n k (akte). J) voor haar zelve en uit naam van den innocenten Willem Walyen, voorts van Abraham \\lersma Walyen, van Willem Scliimmelpenninck Gerritsz. en Magteld Walyen, elielleden, van de voogden van Hendrik Walyen Gerritsz. en van Geertruid W i I li n k (akte). Zutphen. •>] Hendrik Walyen1), onmundig, erfgenaem sjjns vaders Hendrik, beleend, 25 Junii 1737. Huider Wilhem Walyen Matthjjszoon, sijn oom. Idem, meerderjarig geworden, laat den eed vernieuwen, 17 Nov. 1744. Gerrit Schim melpenninck Willemszoon als successen r feudaal van Hendrik Walyen beleend, 29 .Tan. 1789. Idem draagt dit leen op aan Hendrik B enni n k, die daar weder mede (onverkort liet regt van sijn medeparticipant Albert Kossink) beleend is, eodem die. Gerrit Jan Droppers en Geeske Samberg, eheluyden, laaten registreren een gerigtelijk transport, 27 Febr, 1805 door Hendrik Bennink en Maria Buskens, eheluyden, met relatie tot 2/3 van dit leen ter hunl. behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dese 2/3 ter hunl. naamen overteekenen, 13 Maart 1805. 174. WINTERSWICK. Dat goet ten Slade in manstat, gelegen in den kerspel van Winterswyck, ontfinck Henrick van Westen, anno 1402. .Tohan ten Slade ontfinck dat goet ten Slade, gelegen in den kerspel van Winterswick, in den ampte van Bredevoort, tot Zutphenschen rechte, anno 1424. .Tohan die P a u w e ten Kosendale ontfinck dat goet, geheiten die Slaige 2), gelegen in den kerspel van Winterswick, tot Zutphenschen rechte, anno 1426. Idem vernijt eedt van den goede, geheiten die Slage, in den ampte van Bredevoort, in den kerspel van Winterswick, gelegen, daer naest gelant is Goossens hoff an d'een sijde ende dat goet to Haickstroet an d'ander sijde, 7 Oct. 1473. .Tohan van Suylen geeft te kennen, dat hem dit leen met sijn huvsfrou Ilille, daer .Tohan die Pauwe aldevader aft' is, in hijlick is metgegeven, anno 1481. Idem, anno 1492. 174a. Dat goet te Gerbelding in manstat, in den kerspel van Winterswyck, in der buerschap ter Wolde, gelegen, ontfinck Henrick van Westen, anno 1402. Rutger van Graes tom Pleckenpoel erft dat goet te Gerbeldinck,met Hoykinek ende Koeninck, in den kerspel van Winterswick, in der buerschap ter Wolde, gelegen, te Zutphenschen rechten leenroerich, op sijn suster Anthonia van Graes, 17 Sept. 1008. Verder zijn de beleeningen tot 1684 gelijk aan die sub 173a en b. ') Zijne moeder was Gecrtruyd Schutting. Ilij luid twee zusters, Megteld en Maria (akte). *) lk laat in het midden, of de goederen Slade en Slaige identiek zijn. Frederik Johan van E e r d draegt het goet Gerbeldink, uitgesondert Hoykink, Glivenhuis met een gaerde en Glivensesch, Toebe en Jan Gevers plaetse, op aen Matthijs Walyen, die daer weder mede beleent is, 2 Oct. 1711. fteesje Schimmelpenning, wed. Mathias Walyen, als boedelhouderse en voogdesse over hare kinderen, erfgenamen haers vaders voorn., beleent, 5 Febr. 1722. Deselve*) pro se et q.q. draegt dit leen op aen Geertruid Schattin k, weduwe en boedelhouderse van Hendrik Walyen Willemsz., die daer weder mede beleent is, 10 Febr. 1727. Deselve maekt dit leen deilbaer onder haer kinderen, eodem die. Hendrik, Meehteld en Maria Walyen, erfgenamen en onmundige kinderen van Geertruid Schuttink, beleent, 25 Junii 1737. Huider Wilhem Walyen Matthijsz., haer oom. Maria Walyen, meerderjarig geworden, laat den eed vernieuwen door Willem Schimmelpenninck, haar man, 2 Junii 1744. Willem Schimmelpenninck en Maria Walyen, eheluyden, dragen dit leen op aan Gerrit Stermerdink en sijn huysvronw, die daar weder mede beleend sijn, eodem die. Idem2) pro se et q.q. draagt dit leen op aan Magteld Walyen, weduwe van Willem Walyen Hendriks/,., die daar weder mede beleend is, 18 Maii 1746. Hendrik Walyen Willemsz. pro communi indiviso en voorbehoudens het regt, sijne broeders en susters, medeërfgenamen van haar moeder Meehteld Walyen, hieraan competerende, beleend, 24 Junii 1778. Joost Willink en Anna Margaretha Bovy, eheluyden, laaten registreren een transport, 3 van Zomermaand 1809 door J. Hofkens q.q. namens Aleyda Paeschen3), weduwe H. Walyen Wz., ter harer behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunl. naamen overteekenen, 1 van Oogstmaand 1809. Afgespleten van 174a. 174a § 1. Koeninck, gehoort hebbende onder het goet Gerbeldinck, bij transport van Adriaen van Eerde tot een bijsonder leen ten Zutphenschen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaeden, te leen ontfangen bij Jan Laerbergh, 1 Maii 1651. Gerret Laerberch, erve sijnes vaders Jan, beleent, 25 Sept. 1674. Idem en Geeske V o 1 m e r i n k, egteluiden, laten approberen de koop over dit goet met Jannes Lebbink en Anna van Eerde en dragen dit leen uit kragt van die geapprobeerde koop op aen ') Hare kinderen waren Joannes, die innocent was, Elisabot, Christina, Maria en (Jeertruyt, minderjarig, en Willem en Megteld, meerderjarig (akte). ■') Zijne vrouw was Jenncken G r o v i n k (akte). 3) voor liaar zelve en uit naam van den innocenten Willem Walyen, voorts van Abraham Wiersma Walyen, van Willem Sc li i m m e 1 p e n ii i n ck Uerritsz. en Magteld Walyen, eliolieden, van de voogden van Hendrik Walyen Gerritsz. en van Geertruid Willink (akte). Zutphen. 31 .Tannes Lebbink en Anna van Eerde, egteluiden, die daer weder mede beleent sgn, 9 Junii 1703. Idem draegt dit leen op aen Lubbert en Jan H e s s e 1 i n k, die daer weder mede beleent sijn, 3 Junii 1720. Jan Hesselink doed eed voor hem en sijn vader Lubbert. Jan Hesselink, erve sjjns grootvaders Lubbert en ooms Jan, beleend, 2 Maii 1749. Idem draagt dit leen op aan Waender Hesselink, die daar weder mede beleent is, 3 Oct. 1769. Afgespleten. van 174a. 174a § 2. Hoykink, Glivenhuis met een gaerde en Glivenesch, Toebe en Jan Gevers plaetse worden nu beseten als een bijsonder leen, aen den F. G. ende G. Z. ten Zutpliense regten, met een pond goet gelts te verheergewaden leenroerig, bfl Frederik Jolian van Eerde, 2 Oct. 1711. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 173b. Glivenhuis en gaarden, Glivenesch, groot 7 molder gesaeys, en Jan Gevers plaetse, bestaende in een huis, gaerden en een stuk boulant daeragter van de leenpligt gevrijd tegen de leenmaking van den goede Gesink, te sien sub 174d, 23 Maert 1731- Afgespleten van 174a § 2. 174a § 3. Het erve en goed Hoykink met allen toebehorige stukken, so en als nu van den bouman gebruikt word, mits dat tot voorkoming van alle disputen over den plaggevrede ofte inslag tussen den bouman des goedes Hoykink en den bouman des goedes Sye Wassink den kerkweg eens scheiding sal sijn, sodanig dat Hoykink geen plaggen sal mogen mayen tussen den kerkweg en den bos de Horst en tussen den kerkweg en de Borgerweide; als een bijsonder leen en afgesplit van Glivenhuis c. a., in den amte van Bredevoort, kerspel Wenterswijk, buerschap ter Woolde, gelegen. Geesje Schimmelpen nink, weduwe van Mathias W a 1 y e n, namens hare kinderen, draegt dit leen op aen Hermen ten Gronde, die daer weder mede beleent is, 13 Nov. 1723. Idem draagt dit leen op aan Hermen Kose, die daar weder mede beleend is, 13 Junii 1741. Jan Wamelink, erfgenaam sjjns vaders Harmen Itosen, beleend, 4 Julii 1776. Afgespleten van 174a § 2. 174a § 4. Toebe Greversx) plaetse, anders genoemt de Hutte, bestaande in huis, hof en gaarden nevens 2 kampkens bouland en een weideken, alles te samen bij malkanderen met den plaggevrede, daertoe gehorende, in den kerspel van Wenterswijck, boerschap Woolde, kennelijk gelegen, als een bijsonder leen en afgesplit van Glnvenhuis c. a. opgedragen door Geesje Schimmelpennink, weduwe van Mathyas W a 1 y en, aen Willem Vrieae, die daer weder mede beleent is, 23 Maert 1731. Hendrik Lobeek, erfgenaam sijnsooms Willem Vriese, beleent, 7 April 1751. 174b. WINTERS WICK. Dat goet te Holthusen met sijn tobehoor, gelegen in den ampte van Bredevort, in den kerspel van Winterswiek, in der buerschap tWolt, te Zutphenschen dienstmansrechte opgedragen bij Gerhard van Holthusen ende ontfangen bij Johan van Westen, anno 1326. Henrick van Westen, anno 1402. Die gr ave to Benthem heeft dit vercoft an Kutger van G r a e s, die het erft op sijn suster Anthonia van Graes, die 'toverlaet harer sal. suster soon Predrick van Eerde, die daermede beleent is, 4 Jan. 1611. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 174a tot 25 Juni 1737, behalve het volgende: Holthuiser brink 2) en 2 molder gesaeys benevens een hoymate van 3 voer hoy, gehoort hebbende onder Schepersstede, sijn hiermede geconsolideert, 10 Febr. 1727. Magteld W a 1 y e n, meerderjarig geworden, laat haar eed vernieuwen van dit leen, haar bjj magescheyd van 22 Maii 1743 en volgende dagen aangekomen, 17 Nov. 1744. fierrit Schimmelpen ninck Willemsz. als successeur feudaal van Machteld Walyen nae afgemaakt versuym beleend, 29 Jan. 1789. Idem draagt dit leen op aan Hendrik Walyen Willemsz., die daar weder mede beleend is, eodem die. Salomon Kruisselbrink laat registreren een transport d.d. 3 van Zomermaand 1809, door J. Hofkens q.q. namens Aleyda Pa esc hen, weduwe van H. Walyen Wz., ten zijnen behoeven gepasseerd, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen en erven overteekenen, 1 van Oogstmaand 1809. >) Men vindt afwisselend Grevers en Gevers. *) Zie 170d. Afgespleten van 174b. 174b § 1. Sye x) Wassink, Vries, Clanderman, waervan afgesplit is het goet Holthuis, worden nu beseten als een bijsonder leen bij Frederik Johan van Eerde tot de Pleckenpoel, 2 Oct. 1711. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 171a tot 7 Maart 1778. Hendrik W a 1 y e n Willemsz. beleend met dit leen, gelijk hem hetselve door dode van z(jn oom Willem Walyen en uyt kragt van desselves testamentaire dispositie aengekomen is, 24 .Tunii 1778. Idem laat royeren uyt de leenbrieff van 24 .Junii 1778 de bovenstaande twe erven Vriese en Clanderman, met versoek dat Mathias ten Cate in qualiteit als executeur testamentair van Willem Walyen daarmede weder mag worden beleend, 17 Oct. 1778. Afgespleten van 174b § 1. 174b § 2. Vriezen en Clanderman, sijnde alnu een bijsonder leen, te leen ontfangen bij Mathias ten Cate in qualiteit als executeur testamentair over den boedel en nalatenschap van sijn oom Willem Walyen, 17 Oct. 1778. N.li. Dit leen is volgens resolutie van Hoff en Kekenkamer d.d. 13 Febr. 1779 van de leenpligt gevrijd tegens de teleenmakinge van het halve erve Kreyl, uit de navolgende goederen bestaande: 1°. een stuk lands het voorste Doevenblik op Kreyls esch, 2°. de Berkenhegge daarnaast, 3°. het agterste Doevenblik, 4°. de korte en lange Voere daaraan, 5°. de hoge Haarwissche, 6°. het Steenschot op Kreyl, 7°. den Knuppelskamp daarbij, 8°. de Landbuyl, 9°. de Vaalkamp b{j het huys en 10n. den Goordenkamp, sijnde alle allodiale parceelen, onder het erve Kreyl gehoorende, aan den F. G. en G. Z. ten Zutplienschen regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig, om en tegens ontlastinge en bevrijdinge van de leenpligt van de erven Vriese en Clanderman opgedragen aan de Staten der F. G. en G. Z. en wederom te leen ontfangen bij Derk Jan van Dunne wolt voor sig en namens sgn vrouw Theodora ten Kreyl, 15 Junii 1779. 174c. WINTERSWIJK. Twee guede te hoyen, als die liggen met der woninge in den kerspel van Winterswijck, helt Jan Rutgerssoon van Wechtseten, anno 1326. Jutte van Dodinckweerde ontfinck oen goet met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Wintersweeka), tot eenen borchleensrochte te Bredevoort, anno 1424. 1) Ik vermoed, dat dit beteekent syde of side = laag. ') M. i. lieeft van Reyd dit goed oj> goed geluk onder dit hoofd gebracht. 174d. WINTERSWIJK. Den goede Gesink, in de buerschap Kotten, kerspel Wenterswijk, gelegen, bestaende in het huis en hof, schoppe en goorden; den Esch, groot 3 molder saets; den Olde Beurde, groot 3 molders saet; de Heurne, 2 molder saets; de Bylanden, 3 schepels saet; den kamp voor het huis, 2 molder saet; den niwe Goorden, 2 molder saet; de grote Hoymate, groot 5 dag mayens; de Startmate, groot 2 dag mayens; en Aerloos maetjen, groot 1 dag mayens; een koeweide, gen. de Olde Beurde, 't Aerlo en den Poel, groot 11 koeweidens; den bosch, het Twijntje genaemt, groot omtrent 4 molders gesaey, en dan de Ravensteden, het Kempken en Vlaskamp, bestaende het Kempken in een huis en een kempko, groot omtrent 1 molder saet, en het Vlaskamp in het huis en goorden en het bouland, daerbjj gehorende, te samen 3 molders saet groot, nergens mede beswaert als met ordinaris herenlasten, een schepel rogge, genaemt miskoorn; enen uytgank, genaemt de bloedtiende, daervoor betaelt worden 3 gulden, 3 stuivers 'sjaerlyx, 3 schepel rogge en nog een daelder dienstgeld, 1 schepel rigthaver en een hoen; ten Zutphense regten met een pond goed gelts te verheergewaden, tegens bevrijding van eenige parcelen, onderden Pleckenpoel gehorende2), item Glivenhuis, Glivenesch en Jan Grevers plaetse3) opgedragen aen de Staten des F. G. ende G. Z. en weder te leen ontfangen bij Derk Gesink 4), 23 Maert 1731. Janna Catarina Gesink, erfgenaem haers vaders Derk, beleent, 13 Dec. 1735. Hulder haer man Coene Gesink. Keune Geesink pro se et nomine uxoris Johanna ten Kreyl uyt hoofde van geapprobeerde huwelijksvoorwaarden van 7 Aug. 1762 beleend, 12 Sept. 1764. Theodora Elisabet Gesink, minderjarig, erfgenaam van haar vader Keune, beleend, 7 April 1773. Hulder Jan Derk Gesink 5). Johanna ten Kreyl, erfgename van liaare minderjarige dochter Theodora Elisabet, beleend, 22 Junii 1775. Eadem draegt dit leen op aan Derk Jan van Dunnewoldon Theodora ten Kreyl, eheluyden, die daar weder mede beleend zijn, eodem die. Jan Derk Gesink, erfgenaam van sjjn nigte Theodora Elisabeth Gesink, beleend, 24 Jan. 1776. 175. WENTEBSWIJCK. Dat goet tot Regenbaginck, in den kerspel van Wenterswijck gelegen, tot eenen borchleen tot Bredevoort. Kutger van Diepenbroeck, anno 1402. ') schuurtje. ') Zie No. 171a. 3) Zie 174a § 2. l) Zijne vrouw was Elisabet Beiinerdink (akte). *) haar oom (akte). Idem, auno 1424. Kutger van Diepenbroeck erft op sijnen soou, oyck genoemt Kutger van Diepenbroeck, to Tenckinck, dat goct, geheiten Kegenbaginck ofte Gorkengoet, gelegen in den lande van Brevoort, in den kerspel van Wintersweek, in der buerschap van Myste, met huyse eiule have, binnen ende buten Brevoort gelegen, als die van alts daerto gehoort, als een borchleen des liuyses to Brevoort tot sukker naturen, rechten ende dienst, dat Kutger voors. ende sijne erven binnen den vleck Brevort wonen ende Syner Gen., beuren erven endo nacomlingen met heuren liven ende goederen in denselven vleck ende opten liuyse, oft van noden were, die voors. leengoeder getroulick aflverdienen sullen. Ende voort hierbij weder gedaen dat huys binnen Brevoort ende eenen garden an den Waterdijck, 'twelck Kutger van Diepenbroeck to Bolderen behoorlick to erkennen geweigert heeft, 18 Maii 1532 Jorien van Diepenbroeck uutgestelt, 25 Sept. 1539. Joost van Diepenbroeck to Tenckinck, erve sijnes vaders Kutgers, beleent 1), 10 Julii 1544. Na Zutpbenschen rechten to verhergewaden. Jorien van Diepenbrocck to Tenckinck bij Boeckholt crigt 3^ maenden uutstel om eedt te vernijen van sjjno leenen, 19 Julii 1556. Kutger van Diepenbroeck to Tenckinck, Joriens soon, eive sijnes ooms Joosts, beleent, 6 Martii 1598. Johan Roloff van Diepenbroeck, erve sijnes vaders Kutgers, beleent door sijn moder Johanna van Scheven ende bulder Willem Lensinck, 17 Junii 1607. Johan E 1 d e r i n g, burgemeester to drol, bij opdragt Johans voorn. J) beleent, 13 Julii 1614. Jurrien van Diepenbroeck tot Tenkinck, erve sijnes vaders Kutgers, beleent, 27 Dec. 1632. Johan Elderinck, erve sijnes vaders Johan, beleent, 7 Julii 1646. Anthony Elderinck, erve sijnes broeders Johan, beleent, 20 Maii 1667. Josina Elderinck, weduwe van Dr. Wiginck. als erfgenaem van Antony Elderinck beleent, 29 Dcc. 1682. Johan Christoffel H a e n en Gcertruyt Wiginck als erve haeres moeders Josina Elderincks beleent, 25 Febr. 1693. Agnes Mechteld llaen 3), erfgenaem haers ouders, beleent, 22 Julii 1729. Eadem maekt dit leen deilbaer onder haer drie kinderen Christina Geertruid, Joachim Willebrand en Jan Philippus, eodem die. Joachim Hillebrand van Wydenbruch, erfgenaam sijns moeders Agnes Mechteld Haen, beleend, 6 Aug. 1776. Idem maakt dit leen deylbaar tussen sijne drie kinderen, met namen Johanna Wilhelmina, Anthon Frits en Maria Anna, voorts tussen de kinderen van wijlen desselfs suster Christina Geertruyd, in ehe verwekt bjj den overste lieutenant van A1 b a c h, met namen Albrecht Wolfgang, Ernst Willem en Maria Elisabet, eodem die. Anthon Frits van Wydenbruck, voorbehoudens het regt van sijne susters 4), beleend, 2 Maii 1794. ') Hier heet het goed Regenbainck. 2) met goedvinden zijner moeder en zijner zuster Willielma (akte). 3) weduwe van Matthias Wilhem van Widenbroek (akte). ') Hier heet de jongste Anna Maria. 175a. Een goot, geheyten t'Ubbinck, gelegen in den kerspel van Winterswick, in Jen ampte van Bredervorde, ontfinck Heyn U b i 11 e k, anno 1424. Henrick Ubbinck, anno 1431. Idem vernijt èedt van den goede tot Ubbinck, in den ampte van Bredervoort, in den kerspel van Winterswick, gelegen, daernaest gelant is Boenekinck an d'een ende dat goet ten Berge an d'ander sijde, tot Zutpliensclien rechten, 7 Oct. 1473. Jolian Ubbinck deur begeerte sijnes vaders Henricx beleent, 4 Aprilis 1489; Idem, anno 1492. Kersten Ubbinck, erve sijnes vaders Jolums, anno 1504. Anna van Dieponbroick, huysfron Seyns van W e 1 f e 1 de, ontfengt een goet, gehoiten Ubbinck, met sijnen tobelioren, in den lande van Bredevort, in den kerspel van Winterswick, in der bnerscliap van Mysten, gelegen, als haer sulx angestorven tot vijffmarckleenrechten, met 15 gld. te verhergewaden, 19 Junii 1521. Allo versuym van etlicke jaren afgedragen, gebetert ende qujjtgescholden. Verder zijn de belceningen gelijk aan die sub 72 der Uithcemsche leenen. 176. WENTEKSWYCK. Dat goet van Ubbinck. in den kerspel van Wenterswick gelegen, tot een vijffmaivkleen ontfinck Kutger van Diepenbroick, anno 1402. Idem, anno 1424. Herman van Diepenbroeek Kutgerssoon uutgestelt, anno 1465. Koloff van Lintei ontflnek dat goet, geheiten Ubbinck, met allen sijnen rechten ende tobehoren tot ecnen vijffmarckleen, anno 1469. Adam van Lintello erft op sijne kinder dat goet, geheiten Ubbinck, gelegen in den kerspel van Winterswick, in der buyrschap van Mysten, daernaest gelant is Jan to Grevinck an d'een ende den Ubbinckdjjck an d'ander sijde, anno 1489. Bernt van Lintlo, domheer to Munster, is huider van deselve kinder. Johan van Lintlo, erve sijnes vaders Adams, ontfinck dat goet Ubbinck, in den ampte van Bredevoirde, in den kerspel van Winterswijck, gelegen, daernaest gelant is Boenekinck an d'een ende 't goet ten Berge an d'ander sijde 1), anno 1510. Evert van Lintei, drost, ontfinck dat goet Obbinck, gelegen in den kerspel van Winterswick, in der buyrschap van Myste, voor een vijffmarckleen, 10 Dec. 1514. Idem, 12 Martii 1527. ■> Hier staat aan den kant: Hic forte abusus. Do belending toch, die liier wordt opgegeven, is die van 175a. Evert van Liutelo, erve sijnes vaders Everts, ontfengt dat goet Ubbinck met allen s{jnen rechten ende tobehoor, gelegen in den lande van Brevoort, in den kerspel van Winterswick, in der buerscliap van Huppel, tot vijffmarckleenrechten, 21 Junii 1529. Idem vernijt eedt, 12 Junii 1539, 10 Junii 1544. Sophia van Heyden, weduwe Everts voorn., crigt 1/2 jaer uutstel, 28 Aprilis 1553. Eadem crigt voor haren soon Amt uutstel, 18 Sept., 2 Nov. 1554. Arnt van Lintlo versueckt beleninge, die hem geweigert wort, vermitz vijffmarckslenen deficientibus masculis ad dominum feudi ende uit ad proximuih agnatum vallen, dan is hem tjjt gegunt tot llalffvasten om van Keys. Maj. consent tot de beleninge te verwerven, 11 Febr. 1555. Idem crigt noch 6 maenden uutstel 'tvoors. consent te verwerven, diewijl sijn oltste broder Derck in desen leen gestorven is ende geene soenen nagelaten en heeft, 17 Martii 1555. Idem noch uutstel, 3 Sept., 18 Nov. 1555, 12 Febr. 1556. Idem, beleent*) uut cracht Con. Maj. octroy voor dubbel hergewaet, transporteert hot op Albert Dienberch, 27 Maii 1556. Johan van Dienberch, erve sijnes vaders Alberts, 18 Martii 1569. Herman van Basten van wegen sijner huysfrou Wychmoet H u ys i n c k crigt 6 weken uutstel sich te bedencken op de gevorderde compositie, 19 Nov. 1610. Albert Dionborch van Khemen, erve sjjnes vaders Johans, beleent, 5 Dcc. 1610. Wychmoet Huysinck, huysfrou Hermans van Basten, beleent met den goede Ubbinck met allen sijnen rechten ende tobehoren, gelegen in den ampte van Bredevort, in den kerspel van Winterswijck, in 't Darpbucrschap, tuschen den goederen Boenekinck ende ten Berge, te vijffmarxrechten, gel gek 't na dode Johan Dienberclis sijnen derden soon Henrick togedeylt, desselven soontgen Bernt angeërft ende van 'tselve op sijn moder Wychmoet gecommen ende bg der Landschap sg daermede begenedigt is, 29 Jan. 1611. Dit leen is van de leenplicht gevrjjt ende daertegens wederomme te leen gemaeckt een goet, Havestat genamt, in den kerspel van Wenterswick, buyrschap Brinchove, gelegen 2), 20 Mey 1644. 176a. 't Goet ten Berge, gelegen in den kerspel van Winterswijck, tot Zutphens leene ontfinck Heyne van Lange Ier, anno 1381. Johan van Langen erft op sijn moder Bate, huysfrou Alberts van Z u d e r a e s, dat goet ten Berge, in den kerspel van Winterswich gelegen, met allen sijnen tobehoren, anno 1400. Albert van Suderas, anno 1424. ') Uit de akte hl ijkt, dat Evert v. L. gestorven is 18 Juli 155t en diens oudste zoon Arnt i) Maart 1502. *) Zie 170b. 176b. Een erve ende goet, de Hoevestadt geiiamt, in den kerspel van Wenterswick, l>uyrschap Hrinchove, gelegen, aen d'eene sjjde tussen liet goet Wyberdinck, aen d'ander sjjde dwars langs de gemcene lieyde, bestaende vuoreerst in eene goede tiinmeragie ende een scliuyr, sampt de gaerden daerachter, waerbij hoort een camp, naest voor 't huys in een vierkanten wal gelegen ende begrepen, genamt den Bumencamp, ad 2 inolder goseys; noch eenen camp daeromtrent, naest aen de gemeente ende velt gelegen, op Dimmervoort genamt, bestaende in verscheyden stucken boulants ad 3 molder ende 2 schepel, ende noch eonen camp, de Weschedercamp genamt, wel ruym mettet aeiigemacckte Nylandt 4 molder saet groot sijnde in sfliino annexe, niet noetdurftige weydegror.t als sunsten, to lieyde ende to weyde, met holtgcwas in sijune bepalinge gelegen, sulx tot vijffmarcksrechteii, met 15 goltgulden te verheergewaden, leenroerich, to leen gemaeckt tcgens vryonge van 't goet Ubbinck bij Hendric van IS a s t c n, die dienvolgens daermede beleent is, 20 Mey 1644. Hendric ten Havestede ende sjjn huysvrouw Heyle bij opdracht Richardae de li o 11 e r, weduwe Basten, ende desselfs soon beleent, 21 Oct. 1654. Tonis ten Havestede, erve sijns vaders Hendrik, beleent, 8 Nov. 1694. Idem draegt dit leen op aen Herman R e u r d i n k, die daermede beleent is, eodem die. Jan Roerdinck, erve sijns vaders Hermans, beleent, 29 Oct. 1697. Jan Ruerdink, erfgenaam sijns vaders Jan, beleend, 18 Oct. 1740. Harmannus Roerdink, erfgenaam sijns vaders Jan, beleend, 9 Oct. 1777. Jan Willem Roerink cum sociis laat registreren een magescheid, 23 Maii 1799 met desselfs vader Harmanus Roerink over desselfs boedel opgerigt en geslooten, en uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, 11 Junii 1804. 177. W1NTERSW1JCK. Een goet, goheitcn Yekinck, gelegen in den kerspel van Wintersweek, in den ampte van liredervoorde, tot Zutphenschen rechten ontfinck Remt Esschcndorp, anno 1424. Adolph van R hemen erft op sijnen neve, daer hjj oom aft' was, Rutger van Diepenbroeclc to Kortenhorn een goet, gehciten Yckinck ende Bergerlant, met allen heuren tobehoren, gelegen in den ampt van Brevort, in den kerspel van Wintersweek, tot Zutphenschen rechten, 7 Julii 1532. Joest van Diepenbroeck, huysfrou Joest van Vurdcn des jongen, erve hares vaders Rutgers '), beleent, 14 Junii 1538. ') Zij was de oudste dochter (akte). Eadem laet eed vernjjeu, 24 Sept. 1538. Georg va u Asbeck, erve sijner inoder Josinae vouni.1), versueckt een maent uutstel, 14 Sept. 1608. Idem beleent, 26 Jan. 1619. Georg van Asbeeck, erve sijnnes vaders Georgs, beleent, 8 Julii 1636. Joost llendrick van Asbeeck tot Draevenhorst, erve Georchs van Asbeeck, na gemaeckte afdracht van het versuym beleent, 15 April 1684. Idem verbint dit leen aen Joost van Asbeeck 2), majoor, dat Anthony van Eerde voor sijn achterwesen sal wesen voldaen, voor 3000 rjjxdaelders, eodem die. Joost Vincent van Asbeek uit kragt van verwin beleent, 26 Mey 1713. Idem draegt dit leen op aen Marta L a e r b e r g, weduwe van Loef van Eerde, en aen Lubbert Hesselink, die daer weder mede beleent sijn, eodem die. Jan Schomaker, Ananias Tienk, volmachtiger van .Tan Roelof Gijsberts en Herman Schomaker, erfgenamen van Marta LaerDerg, weduwe van Louis van Eerde, voor haer self en voor de andere erfgenamen so saint als sonders de rato caverende; voorts Jan Hesselink sr., Beernt en Jan Hesselink jr. nevens haer broeder Tocbe Hesselink, enige universele erfgenamen van haer vader Lubbert, uit kragt van verwin en na verloop der jaren van redemtie beleent, 26 Oct. 1733. Jan Schomaker, Jan Koelof Gijsberts en Hermen Schomaker dragen haer helft op aen Toebe en Jan Hesselink sr., Beernt en Jan Hesselink jr., die daermede weder als met één leen beleent sijn, eodem die. Jan Hesselink jr. uyt hoofde van vorige beleeninge en alnu geapprobeert magescheyd en Lubbert l)erk Jan Hesselink, erfgenaam sjjns vaders Toebe3) en uyt hoofde van geapprobeert magescheyd d. d. 27 Maii 1738 4) ieder voor de halfscheyd pro indiviso beleend, 17 Dec. 1756. Lubbert Derk Jan Hesselink draagt sijn onverdeylde gedeelte in dit leen op aen Jan Berend Hesselink, die also met het gehele leen beleend is, sijnde de eenc helfte hem aangekomen uyt kragt van gemelte afstand en de wederhelfte door dode sijns vaders Jan Hesselink jr. en uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd van 11 Maii 1769 "'), 17 Maart 1775. Dit goed is van de leenpligt gevrijd volgens resolutie van 't lloff d.d. 9 Dec. 1775 tegens de teleenmakinge van het erve Freriks cum pertinontiis, 15 Maart 1776B). ' ') die vóór ongeveer 10 jaren was overleden (akte). a) zijnen broeder (akte). :!) Diens vrouw was Jenncken K o s s i u k (akte). 4) tusschen Jan H. (geb. met Engeltje B e s s i n k), Toebe H. (geli. niet Janna M e e i n k), Jan II. de jonge (geli. niet Anna Catharina Hyink), Barent H. (geli. met Dersken B e s s i n k) (akte). 5) over den boedel van Jan H. en diens vrouw Anna Gatrina Hyink tussclien Jan Berend, Wander en Jan, liumie zonen (akte). 8) Zie 177b. 177a. WINTEKSWIJCK. Den thiende tot Medehon tot eenen ponde ontfinck Gudekin van Graes, anno 1326. Henrick van Bursen ontflnck een thiendeken, gelegen in den kerspel van Winterswick, in den anipt van liredevoort, tot Zntplienschen leene, anno 1402. Idem ontfinck een thiende, gelegen in den kerspel van Winterswick, tot eenen vgffmarcklecnc, anno 1424. Johan van Buerssen beleent, anno 1428. Wilhcm van liurssen, erve sjjnes broders Johaus, anno 1443. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt van een thiende in den ampte van Bredevort, in den kerspel van Winterswick, tot eenen Zutphensehen vjjtiïnarckleenrechten, 7 Oct. 1473. Johan van Buersse, erve sijnes vaders Willems, 19 Aug. 1484. Idem ontfengt een thiende, in den ampte van Bredevoort, in den kerspel van Winterswick, in der buerschap tot Medeho, gênant Balkenschotte: 12 schepel roggen, 6 schepel garsten; Dyetterdinck: 18 schepel roggen, 18 schepel garsten ende smalen thienden; Berninck: 18 schepel garsten; Wesselinck: 18 schepel garsten; Heerdinck: 18 schepel roggen end smale thienden Delynckweerden: 6 schepel roggen end smalen thienden; ende aver Vieracker die thiende garve ende van eenen camp die thiende garve. Dit goet is al tientmaet, tot Zutphensehen vijffmarckleenreebten, anno 1492. Wilhem van Buersse, erve sijnes vaders Johans, 18 Sept. 1530. Idem vernijt eedt, 20 Sept. 1538, 23 Junii 1544. Jorien van Boerse, erve sijnes vaders Wilhems, 22 Febr. 1548. Idem vernijt eedt, 27 Oct. 1575. Georg van Asbeck versueckt een maent uutstel, 14 Sept. 1608. Wilhem van Middeldorp, dochtersoon Joriens van Buersse, opt ny hiermede van der Landschap begnedigt onder compositie van 300 gulden1), beleent, 10 Febr. 1625. Jurrien van Middeldorp, onmundig, erve sjjnnes vaders Willems, beleent, 20 Meert 1633. Johan Schaeff2) als bloetmomber doet hulde. Idem doet selver eedt ende draegt dit leen op aen Johan van Lint oio tot de Marsch, 6 Julii 1638. Sweder Joachim van Lintelo, noch onmundich sjjnde, erve sijnncs vaders Johan, beleent, 2 Sept. 1653. Jan van Lintelo, erve sijnes broeders Sweder Joachim, beleent, 25 Jan. 1688. Johan Osewolt Joost van Lintelo3), onmundig, erfgenaem sijns vaders Johans, beleent, 20 Dec. 1706. ') nadat dio Momber deur last tegen d'onrechtmaetige bositters daervan verwin erholden, in besit geraeckt ende eenige jaren die vruchten daervan gebeurt hoel't (akte). 2) zijn oom, broeder zijner moeder (akte.). ') Zijne moeder was Johanna Florontina van Lintelo (akte). Johan van Lintelu x), onmundig, erfgenaem sijns vaders Julian Osewolt Joost, beleent, 9 Jan. 1717. Dit goet is van de leenpligt gevrijd volgens resolutie van 't Hof en Rekenkamer van 17 Oct. 1710 tegens de teleenmakinge van den Boshoverweerd, in Veluwensoom, amte Brammen, buerscliap Tonden, gelegen, 19 Fobr. 1720. 177b. WENTEKSWIJK. Het goed en erve Freriks gelegen in de heerlijkheid iiredevoort, kerspel Wenterswijk, buurschap Darpboer, bestaande in de volgende parceolen, als tvre liuysen en een schuur, drie gaardens, tesamen groot ongeveer 8 schepels saad; den sogenaamden lioff of wildgrond, bij en om liet huys leggende, groot ongeveer 14 schepels gesaay, met het daarop staande houtgewascli; den bosgrond, ongeveer groot 3 mudden gesaay, met het daarop staande jong opgaande hout; een gedeelte hooygrond, de Morste genoomt, groot ongeveer 3l/2 schepel saad; een maatjen, het Weydeken genoomt, groot ongeveer 5 schepels saad; een stuk lands, den Hogen pas genoomt, groot ongeveer 10 schepels gesaay; een stuk lands, genoomt den Freriksesch, ongeveer groot 7'/2 mudde gesaay; een kamp, genaamt den Schaapskamp, groot buvtoii de heggen ongeveer 3 mudden gesaay; sijnde alles vrij en allodial goed, thans aan den F. G. en G. Z. ten Zutpliense regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig, om en tegens ontlastinge en bevrijdinge van de leenpligt van het goed Ykink of Bergerbosch cum pertinontiis opgedragen aan de Staten des P. G. en G. Z. 8 Febr. 1776 en wederom te leen ontfangen bij Lubbert Jan Hendrik Hesselink, 15 Maart 1776. 178. W1NTEKS WIJ CK. Dat goet tot Alberdingh, in den kerspel van Wenterswijck, in der buerscliap te Caiten, tot Zutphenschen rechten ontfinck Elsabe, huysfrou Jolians van Berntfelde, anno 14032). Bruyn van Borckhorst ontfinck een erve ende goet met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Winterswijck, in der buerschap van Kaeten, tot Zutphenschen rechten, anno 1424. Gerrit Bruynssoon s) ontfangt dat erve endo goet, geheiten Aelbertinck, in den kerspel van Winterswick, in der buyrschap to Koeten, gelegen, daernaest gelant is an d'een sijde dat erve Wilterdinck ende an d'ander sijde Weldinck, so hem dat anbestorven is van Bruyn van Brockhorst, sijnen vader, tot Zutphenschen rechten, 14 Julii 1481. ') Zijne moeder was Jannette Uabriele van Eek (akte). ") Op 15 Mei 13^5 deed Helwich Aiibertync afstand van dit goed ten behoeve van Uotsclialck ton Halo, (van Doorninck, Leenacten, blz. 14). 3) wonende to Gomen (akte). Idem, anno 1492. Gerrit van Broickhusen als huider des Carthuser cloosters van Marienborch, gênant Wederden, in 't Sticht van Munster, bij transport Gerrit Bruyns, anno 1515. Reiner van Broickhusen, bastart, huider, 25 Aprilis 1533. Johan van Broichusen Reinerssoon, huider, 26 Sept. 1538. Reiner van Broichusen vernijt eedt, 10 Julii 1544. Johan Borchart, lekebroeder, als volmechtige des cloosters maeckt volmechtig Mr. Jorien Warninckhoff, die na ontfenckenisse dit leen transporteert op .Tohan van Broichusen, onmundig, ende sijn moder Anna van Gemen, 9 Oct. 1548. Joost van Keppel is huider. Anna van Gemen, weduwe, laet eedt vernijen Carl van den Bosch, 17 Junii 1556. Eadem laet eedt vernjjen Johan van Broickhusen, 20 Maii 1562. Winold van Broickhusen, erve sijner moder Anne, 30 Nov. 1591. Dirck van Broeckhuysen, erve sijnes vaders Johans, Winolds broeder, beleent1), 21 Aug. 1620. Johan Erick von Broechuysen, erve sijnnes vaders Dercks, beleent, 9 Meert 1633. Henrick van Basten bij transport van Jan Erick van Broechuysen draeght 't selve wederom op aen Georgh van Keppel, 14 Julii 1652, die daermede beleent is, 20 Jan. 1653. Arnold Ludolph van Keppel tot Oeding en Mallum, erve sijnes vaders Georg, beleent, 2 Dec. 1675. Idem^) laet sijn dispositie so ten aensien van de tugt als successie onder sjjne kinderen approberen, 25 Febr. 1696. Georg Borchard Unico van Keppel, onmundig, erve sijns vaders Arnold Ludolf, beleent, 3 April 1697. Idem, meerderjarig geworden, laat eed vernieuwen, 9 Junii 1741. Jan Arnold Ludolph van Keppel na dode van Georg Borchard Unico van Keppel en uyt hoofde van desselfs testamentaire dispositie beleend, 7 Julii 1756. Idem laat sijn besloten testament approberen, 29 Julii 1785. Coenraad Jan van Mulert laat het vorenstaande testament registreren en wordt uyt kragt van de testamentaire dispositie sijns vaders Jan Arnold Ludolph van Mulert beleend, 7 Maart 1786. 0. W. van P a 11 a n d t laat na doode van haar man Coenraad Jan Mulert dit leen ten haaren naamen overteekenen, 9 Nov. 1802. ') In deze akte staat: „geliick hem sulx van synen vader w.vlen Johan v. B. is angeerft oude by syiion oeni w.vlen Winold v. B. ten behoeve van hem Dirck den XXXsten Novembris XV' XCI verheft was, die 'tselve oick te deser uuren to in hesit gehad heeft." Hiervan staat niets in de akte van 30 Nov. 1591. ') Zijne vrouw was Adelheid Isabolla van Hoever den (akte). 179. WINTERSWIJCK. Keylwinck, Boefkinck ende Benekinck1), die erve ende goede, gelegen in den ampte van Bredenvoirt, ontfinck Evert van Walien, anno 1402. Wernher van Walyen ontfinck die goede met heuren tobehoren, gelieiten Keelwinck, Benekinck ende Boevekinck, gelegen in den kerspel van Wintersweek, in der buerschap van Huppeloe, tot Zutphenschen rechten, anno 1424. Willem van Waly ervet op sijnen broder Evert van Waly, anno 1447. Idem vemijt eedt van den goeden, geheiten Kelwinck, Bennekink ende Boevekinck, in den ampte van Bredevort, in den kerspel van Winterswick ende in der buerschap van Hoeppele gelegen, daemaest gelant is dat goet tot Hyink ende dat goet te Hermkinck an beyden seyden, tot Zutphenschen rechten, 7 Oct. 1473. Bernt van Walye, erve sijnes vaders Everts, 4 Aprilis 1489. Sonnendach van Munster ontfinck dit leen, anno 1501. Vith van Munster, drost t'Anholt, erve sijnes vaders Sondachs, ontfengt die goeder, geheiten Kelwinck, Bennekinck ende Boevekinck, met allen heuren tobehoor, in hogen, in legen, in natten ende in drogen, met bosch, met broeck, gelegen in den ampt van Brevoort, in den kerspel van Winterswick ende in der buerschap van Hoeppelle, an een sijde naest den goede Hyinck, an d'ander naest den goede Hermekinck, tot Zutphenschen rechten, 15 Junii 1534. Idem vernijt eedt, 17 Sept. 1538, 10 Junii 1544. Sondagh van Munster, erve sijnes vaders Vijts, 15 Oct. 1549. Idem vernijt eedt, 22 Nov. 1556. Jacol) van Munster bij transport sijnes broders Sondags ontfengt dat leengoet ende huys Walyen met drye goederen, geheiten Kelwinck, Bennekinck ende Boevekinck, met allen heuren tobehoren in hogen, legen, natten, drogen, met bosch ende broeck, in den ampte van Bredevoort, in den kerspel van Winterswick, in der buerschap van Hoepele, van alts gelegen, tot Zutphenschen rechten, 1 Aprilis 1570. Idem tuchtigt sjjn vrou Wilhelma van Dort, eodem die. Herman van Munster, erve sjjnes vaders Jacobs, beleent deur sijnen broder Sondag, 20 Maii 1607. Ilenrick van Eek, burgemeester to Zutphen, bij opdragt Hermans voorn, beleent, 15 Jan. 1621. Idem tocht sijn huysvron Agnes to Bocop to Harselo, 1 Maii 1622. Sondach van Munster to Krechting bij opdracht van Hendric van Eek tot Medler beleent, 12 Dec. 1631. Jacob van Munster, erve sijns vaders Sondach, beleent, 14 Julii 1638. Idem laet sijne houwelixe vorwaerden, met Zeyna Agnes van Ense opgericht 6 Sept. 1646, onder naerdere verclaringlie approberen, 10 Oct. 1651. Engelbert van Munster uyt cracht van sgns vaders Jacobs dispositie beleent door Godert de Koninck, sijn ohem, 21 Sept. 1667. ') Aan den kant staat: Walyen. Idem doet selver eet, 9 April 1675. Sondach Godert van Munster, erve sij nes vaders Jacob, beleent, 8 Oct. 1675. Jacob van Munster, erve sijnes broeders Engelbert, uyt cracht van sjjnes vaders dispositie beleent, 5 Aug. 1676. Samuel C 1 a u t i e r, uyt cracht van verwin beleent sijnde. draecht dit leen op aen Johan Clautier, die daermede beleent is, 30 Sept. 1682. Henrica Geertruyt Clautier, erve haeres broeders Johan, beleent, 30 Sept. 1684. Peter Clautier is huider. Hendrina Geertruit Clautier stelt tot een nieuwen huider Dr. Peter Eygel, 15 April 1698. Helena Catarina Clautiers, weduwe van Keppel, erfgenaem van Henrica Geertruid, beleent, 22 April 1704. Geertruid Clautier en Johanna Clautier, weduwe Clautier, laten openen het beslote testament van Helena Catharina Clautier, weduwe van Keppel, 13 Dec. 1713. Eadem en Eleonora Christina van Bassen uit kragt van bovenstaende dispositie beleent, eodem die. Johanna Clautier, weduwe Clautier, voor haer self en mede wegens E. C. van Bassen ua dode van Geertruid Clautier beleent, 10 Aug. 1716. Eleonora Christina van Bassen na dode van Johanna Clautier beleent, 16 Junii 1725. Jacob Frans van der Oosten, haer man, is huider. Jacob Frans van der Oosten en Eleonora Christina van Bassen dragen dit leen op aen Ludolf Hendrick Borchard Silvius van Hekeren en Susanna Johanna Everdina V a 1 c k, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 2 Jan. 1726. Evert Ludolph van Heeckeren laat approberen en registreren twe extract-magescheyden en sig beleenen met dit leen, gelijk 'tselve hem uyt hoofde en door dode sijns moeders S. J. E. Valck aangekomen is, 21 Oct. 1757. Idem laat approberen en per clausulas concernentes registreren sjjne huwlijksvoorwaarden, 6 Julii 1764 met Margareta Reiniera van Haaften opgerigt, 18 Nov. 1766. Hermen Jan T e n k i n k en Catrina Maria K o s s i n k, ehelieden, laaten registreren een transport, 7 Dec. 1805 door J. B. Roelvink q.q. ') ter hunlieder behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen overteekenen, 14 Jan. 1806. 180. WINTER8WICK. Dat goet, geheiten Koenynck, met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Winterswick, in der buerschap tot den Dorpe, tot Zutphenschen rechten ontlinck Gertrud van Walyen, anno 1421. Sander Oeveljonck hulder. ') als gemachtigde van Walraven Robbert van Heeckeren en diens vrouw Amoena Sopliia Fiederica van Grunsfeldt-Limpurg, Evert Ludolf v. H. en de vier minderjarige kinderen van wijlen l.udolf Krederik Hendrik v. H. en Coenradina Anna van llaersolte (akte). 180a. Dat goet Eelinck, gelegen tot Wenterswijck, in der buyrschap Miste, met huys, hoff, 6 molder gesaeys ende een maete van 3 voeder hoeys, schietende een stuck bonwlants met een einde aen Rensincks ende Hermelincks lant, met den anderen einde aen den gemeinen voetpadt, met de ander sijde ooek aen Hermelincks lant; als oock een molder saetlants aen Gerrit Ovincks lant, met het ander einde naest Jorrien Syde gelegen, met het een einde tegen Drommelaerts huys ende aen den voetpadt, met het ander einde aen Hermelincks lant schietende; ten derden 3 molder zaetlants op de Haer naest Drommellant, met der ander sgde aen Eelincks lant gelegen, met het eene einde aen Pipers, met het ander aen 't velt schietende, met alle sijn recht ende tobehooren tegen vrijinge van de leenplicht der erven Riesinck ende Roesselinck *) op versoeck van Willem van Ripperda tot Hengeloe weder te leen gemaeckt tot een leen ten Zutphenschen rechten, met een pont goet geit te verheergewaeden, ende ontfangen bij Geert Eelinck ende sijn huysvrouwe Geertjen, 13 Junii 1664. Geertjen Elinck, weduwe van Geert Elinck, heeft den eet vernieut ende betselve leen opgedraegen aen haer schoonsoon ende dochter Derck ende Styne Elinck, die daermede beleent sijn, 2 Junii 1690. Wilhem Elink, erfgenaem sijner ouders Derk en Styne, beleent, 31 Meert 1734. Jan Derk Elink, erfgenaam sjjns vaders Willem, beleent, 25 Sept. 1769. Abraham Hesselink2) laat approberen en registreren het magescheyd, 25 Sept. 1783 met sijn schoonvader Jan Derk Elink opgerigt, waarbij hem dit leen is toe- en aanbedeeld, en is daarmede beleend, aller gestalte hetselve hom uyt kragt van het geapprobeerde magescheyd aangekomen is, 21 Jan. 1784. 180b. WINTERS WIJCK. Dat goet to Wyckerinck, in den kerspel van Winterswick, in den ampt van Bredevoort, gelegen, tot Zutphenschen rechten geërft van Agatha van der B i 11 i c k op haren soon Bernliard van der Beckem, 12 Maii 1541. Idem vernijt eedt, 27 Junii 1544. 180c. Dat erve ende goet Samberch, in den kerspel van Wintersweek, Dorpboerschap, gelegen, met alle sijn recht ende mede het recht van de aengecochte landerijen, naement- ') Zie 1M2. '•') jrelmwd niet Anna Cliristina Keltink (sic). De tweede dochter, Tlieodora Willemina, was gelmwd niet Lubbert Derk Jan II y i n k (akte). lyck lu. huys ende hoff, tegen de bovendeure gelegen, 2°. het slach, ruym 2 raolder gesaeys, schietende met den eenen eynde aen den gemeinen wech, met den anderen einde aen Weddincks maete, met de eene sijde langs de Wyler, met die ander sijde langs die Bloemersmaete ende ltutgers Meysteren gaerde; 3Ü. den Kruyscamp, groot ongeveer 4 molder gesaeys, schietende met het eene einde op den wech naer Samberch, met den anderen einde op seecker campken naest den Bergerbosch, met die eene sijde langs den Heelwech, met der anderen sijde langs Sambergens gront; 4°. een camp bij het huys van 5 molder gesaeys, tusschen den voors. Kruyscamp ende bos gelegen; 5°. een camp van 1 molder gesaey, schietende met het eene einde aen den Bergerbosch, met het ander einde aen den Kruyscamp, met die eene sijde langs den gemeinen wech, met die ander sijde aen den bosch; 6°. een hoeymaet bij de havesaet Dra venhorst, met de eene sijde aen den Hulser esch schietende, met de ander aen de Bouwickermaete, met het een einde aen den Hulser gaerde, met het ander aen den Honeschmaete gelegen; sijnde omtrent 12 molder saetlant ende 4 voeder hoeylant, tegen de vrijinge van de leenplicht der erven Kiesinck, Roeselinck etc.') op versoeck van Willem van Ripperda, heer tot Hengeloe, weder te leen gemaeckt tot een leen ten Zutphenschen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaeden, ende ontfangen bij Hendrick ten Sa m her ge ende Berentjen, sijn huysvrouwe, 13 Junii 1664. Werner ten Samberch, erve sijnes vaders Jan beleent, 18 Oct. 1669. Idem 3) draecht dit leen op aen Hendrick van firaes toe Loburgh, die daermede beleent is, 29 Sept. 1683. Ferdinant van Graes4), erve sijnes vaders Hendrick, beleent, 17 Oct. 1687. Johan Herman van (iraes, erve sijns broeders Ferdinands, na afgemaekt versuim beleend, 17 Junii 1702. Johan Edmond van Graes5), onmundig, erve sijns vaders Johan Herman, beleent, 19 Oct. 1718. Johan Anton van Graes krijgt consent om hierop te procederen, 26 Oct. 1722. Idem laet approberen de conventie, 27 Nov. 1729 opgerigt met Johan Edmond van Graes6), waerbij dit leen aen hem word overgegeven, 8 Sept. 1731. Idem uit kragt van die conventie beleent, eodem die. Idem en Jolianna Francisca van Elmendorp, egteluiden, dragen dit leen op aen ') Zie 1*2. '■) Vermoedelijk is deze naam of die van de beleening van 1664 onjuist. ') Zijne vrouw was Berentje Bonnekinck (akte). ') Zjjne moeder was Kilinnn van Brabeck (akte). ') Zijne moeder was Anna Christina van Kerckernich (akte). ") zijnen neef (akte). Zutplien. 32 Jan Beernt Roelevink en Aleyda Anna Sat i n k, egteluiden, die daer weder mede beleent sijn, 25 Junii 1737. Aleyda Anna Satink draagt haar gedeelte in dit leen op aan Willem Jacob Roelevink, haar soon die met den overrest als successor feudalis en erfgenaam sjjns vaders en also met dit geheele leen beleend is, 18 Febr. 1779. Idem laat registreren do superscriptie van zijn testamentaire dispositie, 26 Oct. 1797 beslooten gepasseert, 11 .Tunii 1804. 181. WINTEltSWICK. 't Goet to Ruselinck met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Wintersic, tot eenen Zutphenschen leen ontfinck Sweder Loenkens, anno 1388 181a. Dat goet tot Rensinck, in den kerspel van Winterswick gelegen, tot eenen borchleen te Bredevoort., tot Zutphenschen rechten ontfinck Engelbert van Sendene, anno 1403. Herman van Zenden transporteert dat goet tot Rensinck, gelegen in den kerspel van Winterswijck, in der buerschap van Miste, met sijnen tobehoren tot Zutpüenschen rechten op Wemmer van Heyden, anno 1424. Keynken Baeshorn beleent met dat borchleen ende goet, geheiten Rensynck, gelegen in den kerspel van Winterswick, in der buerschap van Miste, anno 1532. Fredrick Raeshorn, erve sijnes vaders Reyntkens, ontfengt dat goet to Rensinck tot Zutphenschen rechten, 26 Sept. 1538. Assuerus Raishorn, erve sijues vaders Fredrix, voor eenige jaren beleent sijnde van de vrou van Anholt, vernijt eedt van den borchleene ende goede to Rensinck tot Zutphenschen rechten, 9 Nov. 1597. Margriet Raeshorns, huysfrou Arnts van H e m e r t1), ende harer suster Mechtelts2) onmundigen soon Fredrick Q u e s e n na dode hares broders Assueri beleent, 1 Aug. 1608. Diedrick Dienborch van Rhemen bij opdragt Margriet voorn, ontfengt die helft, 6 Dec. 1610. Maximilian K1 i n g e r bij opdragt Fredrick Quesens beleent, 11 Maii 1618. Idem crigt van Diedrick Dyenborch van Rhemen to Cortenhorn rentverschriving van 27 dal. 's jaers nut sgne helft, 20 Julii 1618. Cristin van Rossem'j heeft bij opdragt Maximilians ende sijner huysfrou Marie van d e n P o 1 die voors. helft des leens met de rent van 27 daler ontfangen, 11 Oct. 1623. ') Haar eerste man w*s Melchior liraun s (akte). 2) weduwe van Peter Quesen (akte). 3) nicht der transportanton (akte). Gerrit L u c k e n bij opdracht van Christina van Rossum beleent, 12 Dec. 1628. Idem bij opdracht van Diederick van Dyenberch van Reemen 1j beleent met de helffte van 't goet Rensinc op een wederlosse van 700 dalier, 1 Nov. 1632. Johan Lucken, erve sijnnes vaders Gerrit, beleent met d'eene helfte absolut ende mette ander helfte op een wederlosse als voors., 25 .Tulii 1637. Idem beleent met de ander helfte bij opdracht van Diederick van Remen, 20 Mey 1644. Idem met sijnne moeder2) laten haere dispositie approberen, 20 Julii 1647. Die Armen tot Aelten uuyt cracht van dispositie van 20 Julii 1647 beleent, 1 Dec. 1647. Iidem beleent, 5 Julii 1741. Hulder Jan Schaars. De Kerkenraad, benevens de Provisoren van Aalten, uytmakende de armbesorgers van Aalten, stellen na dode van Jan Schaars tot hulder Jannes Vaags, custos aldaar, 28 Meert 1773. Iidem stellen na doode van Jannes Vaags tot hulder Bernardus Hollink, 6 Oct. 1806. 182. WINTERSWICK, AELTEN. Die goeden Eppyngh, Syckingh, Hoekingh ende Roesselingh, wie die met hemen tobehoren gelegen sijn, ende den wind, den molenstede ende dat alinge gemael van den tween dorperen Aelten ende Winterswick, in den lande van Bredevoort gelegen, tot Zutphenschen rechte ontfangen bij Henrick heer to Gemen, anno 1402. Idem, wesende noch an den Hertog ten achteren 1500 alde schilde, sal daervan 500 beleggen in den jare der betalinge an vrijen erve, in Gelderlant gelegen, om te leen te dragen, anno 1402. Die vrou van Gemen erft op haren soon Arnt greve van Benthem ende to Steynforden, heer to Wevelinckhaven, den wind en dat gemael van den tween kerspelen Aelten ende Wintersyck ende die goederen Eppinck, Sickinck, Hoeckinck ende Roselinck met allen heuren tobehoren, in den lande van Bredevoirt, in don kerspel van Winterswick, van olts gelegen, tot Zutphenschen rechten, 9 Sept. 1525. Idem laet eedt verngen Johan van Lennep, bevelhebber to Stenforden, 4 October 1538, 1 Aprilis 1544. Arnold grave to Benthem end Steynforden etc., erve sijnes vaders Arnts, beleent, 27 Junii 1554. Idem verligt eedt, 22 Juni 1556. ') en diens vrouw Maria Adriana Droste (akte). ) Catharina van Munster (akte). Arnold grave to Benthcm end Stenforden, onmundig, erve sijnes vaders Arnolds, beleent, 13 Febr. 1572. Sijn moder Anna gravin to Tekelenburch, Benthem ende Stenforden, vrou to Rede ende Wevelinckhoven, gebruyckt tot huider Gerhard Koenen, richter to Stenforden. Idem crigt 6 maenden uutstel, 29 Martii 1599. Idem crigt tot 1 Oct. uutstel, 14 Martii 1600. Idem crigt uutstel tot Paschen, 12 Aug. 1600. Idem vernijt eedt, 4 Oct. 1600. Wilhelm Henrick grave to Benthem, erve sijnes vaders Arnold, beleent, 24 Aprilis 1613. Arnolli Joost grave to Bentem etc., erve van Willem Ilendric, beleent, 13 Febr. 1634. Ernst Wilhelm grave to Bentem etc., erve sijnnes vaders Arnolt «Toost, beleent, 12 Oct. 1644. Wilhelm R i p p e r d a bij transport van Ernst Wilhelm grave van Benthem etc. met den goederen Giesinck, Roeselingh, Verdebrechtinck, Hertman, Groetenhuys ende Brunerinck, in de vorige leenbrieven genoemt Eppinck, Sickinck, Hoeckinck ende Roesinck, beleent, 18 Nov. 1652. Adriaen van Eerde tot den Pleckenpoel bij transport van Ernst Wilhelm graeflf tot Benthem beleent met den wint ende het gemael des kerspels Winterswijck, 4 Oct. 1659. Die goederen Giesinck, Roeseling, Vredebrechtinck, Hertman, Groetenhuys ende Brunerinck sijn volgens des Hoves resolutie van 10 Sept. 1661 van de leenplicht gevrijdt ende daertegen weder te leen gemaeckt Eelinck 1), Samberch '), Buesinck 2), Hincamp -) ende Kreyle *), elck tot een besonder leen, al te saemen tot Winterswijck gelegen, 13 Juuii 1664. Frederick Johan van Eerde, erve sijnes vaders Adriaens, beleent, 21 .Tulii 1684. Adriaen Jan Frans van Eerde, erfgenaem sijns vaders Frederik Johan, beleent, 1 Aug. 1713. Matthias W a 1 y e n uit kragt van verwin beleent, 2 Maert 1718. Geesje Schimmelpennink, weduwe van Mathias Walyen, namens liare kinderen beleent, 13 Nov. 1723. Deselve draegt dit leen op aen Hendrik Walyen Abrahamsz , die daer weder mede beleent is, 10 Febr. 1727. Willem Walyen, erfgenaam sijns vaders Hendrik, beleent, 29 Maii 1739. Magteld Walyen, weduwe van Willem Walyen Hendriksz., beleend, 18 Maii 1746. Hendrik Walyen Willemsz. laat aproberen en per clausulas concernentes registreren het magescheyd, 26 Sept. 1777 cum sociis opgerigt, en is beleend met de helfté van dese koornwindmole, gelijk sulks hem is aangekomen door dode van sijn moeder Mechteld Walyen en uyt, kragt van de geaprobeerde magescheydinge, 24 Junii 1778. ') Zie 180. ') Zie 182. Afgespleten van 182. 182 § 1. De helfte van een koornwindmeule met het regt van wind ende gemael des kerspels Wenterswijk, het raolenaershuys en kempken, daarbij gelegen, staende ende gelegen in de graefschap Zutphen, lande van Bredevoort, kerspel Wenterswijk, boerschap Dorpboer, sijnde een afgespleten parceel van het geheel en dus een bijsonder leen, aan den F. 6. en G. Z. ten Zutphensen regten, met een pond goed geld te verheergewaden, leenroerig. Hendrik W a 1 y e n Hendriks laat approberen sekere partage ofte verdeelinge tusschen de gesamentelijke kinderen en erfgenaemenl) van Hendrik Walyen Abrahams en Geertruyd Walyen, eheluyden, 1 Julii 1738 opgerigt, 18 Julii 1739. Idem nomine uxoris Christina Walyen, erfgenaem haeres vaders Hendrik, beleend, eodem die. Magteld Walyen, medeërfuyterse en boedelhouderse van haar gewesen eheman Willem Walyen Hendriks, beleend, 18 Maii 1746. Hendrik Walyen Willems laat aproberen en per ciausulas coneernentes registreren het magescheyd2), 26 Sept. 1777 cum suis opgerigt, 24 Junii 1778. Idem beleend met de helfte van dese koornwindmole, gelijk sulks hem is aangekomen door dode van sijn moeder Machteld Walyen en uyt kragt van geaprobeerde magescheydinge, eodem die. 182a. AELTEN. De wint ende het gemael, mitsgaders de wintmeulen des karspels Aelten is als een besonder leen, aen den V. G. ende G. Z. ten Zutphenschen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaeden, leenroerich, door Gerart Willem graeve tut B e n t h e m etc. opgedraegen aen Thomas Trapman3), die daermede beleent is, 12 Julii 1675. Juhan Hoogklimmer, onmundig, erfgenaem sijns moeders Johanna Catharina Trapmans, die erfgenaem haers enige broeders Thomas was, na afgemaekt versuim beleent, 3 Junii 1707. Bernliard Hoogklimmer, vader van sijn onmundige soon Johan, draegt dit leen op aen Jan K o c r d i n k, die daer weder mede beleent is, eodem die. Verder zijn de beleeningen geljjk aan die sub 176b. ') lil. Christina cu Willem, geli. mot Willem Wulven Hendriks (akte). ') over do nalatenschap hunner moeder Meehteld Walyen, laatst huisvrouw van Enno Wiorsmu. He erfgenamen waren: Hendrik W., geil. met Aleyda Paschon; Abraham W. en Geertruyd W.t weduwe van Abraham 1'asclicn (akte). :') minderjarig. Zijne moeder was Catharina Hartman, wed. Trapman (akto). Afgespleten van 182a. 182a § 1. l/6 van de Aaltensche koornwindmüolen, zijnde thans een bijsonder leen. Lammert Waemelink en Aleida K e n t i n k laaten registreren een gerigtelp transport, 20 Dec. 1805 door R. Arentzen en B. Boeking q.q. ter hunl. behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunl. naamen overteekenen, 26 Maart 1806. 182b. W1NTERSWIJCK. Huys ende hoff van het erve ende goet Beusinck, gelegen in den ampte van Bredevoort, kerspel Wintcrswijck, in Dorpboer, met een camp van 4 molder gesaeys bij het huys tegen de bovendeur©, schietende met een einde aen Jr. Asbeocks gront ende met het ander einde aen die gemeinte; met een weyde bij het Eisen, in sijn kenlijcke limiten ende bepalinge, tegen vrijinge der erven Roesinck, Roeselinck, fol. 182 genomineert, op versoeck van Willem van Ripperda, heer tot Hengeloe, weder te leen gemaeckt tot een leen ten Zutphenschen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaeden, ende ontfangen door Geert Boesinck ende ïrijntjon, sjjn huysvrouw, 13 Junii 1664. Idem draegt dit leen op aen Jan te B enge voort, die daermede beleent is, 11 Dec. 1676. Anna vau Hu m m e 1, weduwe van Jan te Bengevoort, uae dode haeres mans beleent, 16 Jan. 1688. Johau ten Bengevoort, Ida ten Hen ge voort, weduwe Kaesvelt en Derk ten Bengevoort voor haer self en voor liaer medeërfgenamen, erfgenamen haers moeders Anna van Hummel, beleent, 21 Mey 1718. Jan ten Bengevoort, Nicolacs van W uil en en Margarcta Schutte, eheluyden, Derk van Wullen en Jasperina Schutte, egteluyden, Anna Snoek en Anna Maria ten Bengevoort, weduwe Severiiu 11 u n n i n k x), dragen dit leen op aen Johan Schutte, die daer weder mede beleent is, 29 Mey 1727. Derk Willem Schutte, erfgenaam sijns vaders Johan, beleend, 28 April 1763. Abraham Schutte, erfgenaam sijns broeders Derk Willem, beleend, 12 Maii 1780. Herman Schutte, erfgenaam sijns broeders Abraham, beleend, 23 Febr. 1781. 182c. AELTEN. Een goet Beide Essingen, in de graefschap Zutphen, ampte van Bredevoort, kerspel Aelten, buerschap Yserlo, tot een borgleen van Bredevoort, ten Zutphense regten, met een pont goet gelts te verheergewaden, tegens bevrijdinge van het goet Hermeldonk (171b) opgedragen aen de Staten deses F. ende G. ende weder te leen ontfangen bij Johan Borchard van Coeverden pro se et uxore, 21 Maert 1696. ') geadsisteert met haer soon Bornardus Hunuink (akte). Gosewjjn Hendrik van Coeverden, erfgenaem sjjns vaders Johan Borchard, beleent, 28 April 1722. Joan Adolph van Coeverden, erfgenaam sijns vaders Gosen Hendrik, in sjjne minderjarigheid beleend, 14 Oct. 1740. Margaretha Sopbia Augusta Keinira van Coeverden na dode van Joan Adolpb als oudste op straat beleend, 23 Febr. 1758. August Hendrik Cbristiaen Grave van Kegteren en M. S. A. K. van Coeverden, eheluyden, dragen dit leen op aan Berend H e y n k, die daer weder mede beleend is, 4 Meert 1760. Wander lleynk, erfgenaam sijns broeders Berend, beleend, 10 Oct. 1775. llermanus R o e r d i n k, erfgenaam sijns schoonvaders Wander Heyink, beleend, 17 Aug. 1770. Harmina en Barta Koerdink cum sociis laaten registreren een magescheyd, 23 Maii 1799 met haar vader Harmanus Koerink over desselfs boedel en nalatenschap opgerigt en geslootcn, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen pro cominuni indiviso overteekenen, 11 Junii 1804. Berend Vries en en Barta Koerdink laaten registreren de huwlijksche voorwaarden, 16 Aug. 1808 tussen hunlieden opgerigt en geslooten, 27 Sept. 1808. 182d. AELTEN. Omtrent 3 mulders gesaeys, het Bergstuck, ten oosten aen het Luckhaverlant, ten westen aen het Bliek, ten noorden de Lanckhaverstege, ten suiden naest den hotf te Ahoff, in den ampte Bredevoort, in Aelten, ouder den boft' Ahoff, in de graefschap Zutphen, notoirlijck gelegen, tot voldoeninge van 't accoort over de vijjinge van den hof Ahoff cum ap- et dependentiis met de Kekenkamer iugegaen, opgedragen aen de Staten deses F. ende G. en te leen ontfangen bij Gerritje L o c k e n, weduwe en boedelhouderse van Beemt G r i v i n k tot den Ahof, 10 Maii 1700. Johanna Grevink, erfgenaem haers moeders Gerritje Locken, beleent, 13 Junii 1727. Huider Beemt Aerntsen haer man. Beernt Aerntsen en Johanna Grevink, egteluyden, vergroten dit leen met enige parcelen, te vinden bij de acte van heden, om met hetselve met één heergewaed en als één leen verheft te worden en dragen lietselve na voorgaende belening op aen Koelof Aerntsen, die daer weder mede beleent is, 12 Jan. 1730. Bernhardus Arntsen, erfgenaam sijns vaders Koelof, minderjarig, beleend, 18 Maii 1745. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 17 Dec. 1760. Koelof Arntsen, minderjarig, erfgenaam sijns vaders Bernhardus, beleend, 12 Julii 1781. Huider Albert Doelen, sijn oom en bloedmomber. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 6 Junii 1786. 182e. Het erve ende goet ten Kreyle inet alle sijn toebehoor ende gerecliticlieyt, in den ampte van Bredevoort, kerspel Wenterswijck, buyrschap Miste, gelegen, bestaende in 10 molder gesaeys ende die Goirmaete, omtrent Bredevoort bij het goet Ubbinck of Bunincksgoor gelegen, naementlijek een camp, het groote Messel geheyten, gelegen voor do bovendeure langs den heelwech, groot 3 molder gesaeys; den Moercamp van 4 molder gesaeys, schietende met een einde aen de gaerde, met den anderen einde aen het nieuwe huys, met die eene sijdt aen die beecke, met de ander sijdt aen het Kreyveldt; de Messelsmaete, groot 1 molder gesaeys, schietende met den eenen einde aen den gemeinen wech, die naer Aelten gaet, met het ander einde aen den inslach, met de een sjjde aen Vonder Berents landt, met de ander sjjde aen het Meesel; als oock een stuck boulants, genaemt het Heetlant, groot 2 molder gesays, schietende met het een einde aen Vonder Berents lant, met het ander einde aen het Doveblick, met de eene sjjde aen Leemkuyls velt ende met de ander sijde aen de Berckenheege; tegen vrijinge der erven Riesinck, Koeselinck etc. op versoeck van Willem van Ripperda, heer tot Hengeloe, te leen gemaeckt tot een leen ten Zutphenschen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaeden leenroerich, ende ontfangen bij Coop ten Kreyle ende sjjn vrouw Aeltgen, 13 Junii 1664. Jan ten Kreyle, erve s{jns vaders Cope, beleent, 5 Dcc. 1695. Johan ten Kreyle, erve sijns vaders Jan, beleent, 11 Jan. 1715. Gerrit Jan Koerdink na dode van Johan ten Creyle beleent, 2 Nov. 1740. Agnes te Kreyl, erve haars vaders Johan en eenigen broeder Jan ten Kreyle, beleend, 24 Junii 1741. Gerrit Jan Koerdink en Jenneken ten Kreyl, oheluyden, uyt hoofde van geapprobeerd contract') na dode van Agnis ten Kreyle2) beleend, 19 Maii 1747. Deselve dragen dit leen op aan haren schoonsoon en dogter Derk Jan van Dunnewold en Theodora ten Kreyl, eheluyden, sijnde IX ,T. van Dunnewold pro se et nom. ux. daarmede beleent, 23 Maii 1764. 182f. Het erve ende goet Hincamp met sijn toebehoor ende gerecliticlieyt, bestaende in huys, hoff met den esch bij het huys, omtrent 10 molder ende 1 schepel saetlauts, schiettende aen Ljjfferdincks gront, ende den Heidecamp, groot 7 schepel saetlauts, aen 1'ipers gront ende den '* van 12 April 1712 met hunne zustor Agncs (akte). l) weduwe van (Jcrrit te Wolsclier (akte). gemeinen wech gelegen; als oock een weide, groot ongeveer 2 voeder hoeygewas bij het huys naest Sindinck, in den ampte van Bredevoort, karspel Wenterswijck, buyrschap Miste, gelegen, tegen vrijinge der erven Riesinck, Roeseünck etc. op versoeck van Willem van Ripperda, heer tot Hengeloe, te leen geinaeckt tot een leen ten Zutphenschen rechten, met een pont goet gelts te verheergewaeden leenroerich, ende ontfangen bij Wessel ten Hincamp ende Deve, sijn huysvrouw, 13 Junii 1664. Willem ten Hincamp, erve sijnes vaders Wessels, beleent, 28 Aug. 1674. Idem heeft dit leen opgedraegen aen Arnolt Ludolph van Keppel tot Oeding ende Mallum, die daermede beleent is, 18 Sept. 1676. Idemx) laet sjjn dispositie so ten aensien van do tugt als successie onder sijne kinderen approberen, 25 Febr. 1696. Johan Philips Christofer van Keppel, onmundig, erve sijns vaders Arnolt Ludolf, beleent, 3 April 1697. Georg Borchard Unico van Keppel uyt hoofde van geapprobeerd erfmagescheyd2) beleent, 9 Junii 1741. Jan Arnold Ludolf van Mulert na dode van Georg Borchard Unico van Keppel en uyt kragt van desselvs testamentaire dispositie3) beleend, 7 Julii 1756. Coenraad Jan van Mulert laat het geopende testament sijns vaders d. d. 25 Julii 1785 registreren, 7 Maart 1786. Denselven beleend, eodem die. C. W. van P a 11 a n d t laat na dode van haar cheman Coenraad Jan Mulert dit leen ten haaren naainen overteekenen, 9 Nov. 1802. 183. AELTEN. Den Ruwenhoff, gelegen in den kerspel vau Aelten, tot Zutphenschen rechten ontfinck Predrich van II1 f t, anno 1424. Bvert van Ulft, erve sijnes vaders Fredrix, 24 Aug. 1484. Evert van Ulft, erve sijnes vaders Everts, anno 1504. Agnes van Ulft, liuysfrou Reiners van A o s w ij n, erve hares broders Everts, ontfengt een guet, geheiten den Rouwenhoff, met allen sijnen tobehoren, gelegen in den lande van Brevoort, in den kerspel van Aelten, tot Zutphenschen rechten, 10 Sept. 1519. Eadem, weduwe, laet eedt vernijen Daem van Delen, 15 Febr. 1539. Reiner van Aeswijn, erve sijn er moder Agnes, 23 Oct. 1543. Verder zjjn de beleeningen gelijk aan die sub 91. ') Zijno vrouw was Adelheid Isabella van Coeverden (akte). 2) tus8clien hem en zijnen broeder Johan IMiilips Christofer (akte). 3) Daarin noemt de testator den erfgenaam zijnen neef. 184. AELTEN. Welingh, item Waldenvort voor een borchleen to Bredevort gehorende, in den kerspel van Aolten gelegen, outfinck Derich van L y 111 e 10 e, anno 1402. Idem ontlinck die goede Wclinck ende Walvoort voor een borcbleen, gelegen in den kerspel van Aelten, anno 1424. Evert van Lintello erft een liuys ende hofstat, geheiten die Waelvaert, gelegen op de Haert bij Urevoort, ende een goot, geheiten Welinek, met allen renten ende goederen, daerto gehorende, gelegen in den kerspel van Aelten, in der buerschap van Dalen, als een borcbleen tot Brevoort tot sulcker naturen, rechten ende dienst, dat hij ende sijne erven met beuren lijven ende goederen binnen den vleck lirevoort wonen ende bliven ende getroulick dienen sullen so duck des noot gebeurt, op Evert van Lintlo, sijncn soon, anno 1532. 't Vcrsuym qujjtgescholden. Idem vernjjt eedt, 10 Junii 1544. Idem erkent dit oick van Marten van Kossem, heer to 1'uderoien, als pandheeren des huyses, ampts ende heerlickheyt van Bredevoort, 27 Aprilis 1556 '). Arnt van Lintlo, erve sij 11 es vaders Everts, erft voort op sijnen soon Henrick van Lintlo, die beleent is bij Gertrud, geborne dochter to Milendonck, vrijvrou to Anholt, als pandvrou der berlicheit ende ampts Bredevoort deur heuren statholder Pallich Marckelhoff, 26 Sept. 1588. Frederiea Margriet van Ijintlo, erve hares vaders Henricks, onmundig, ontfengt een huys ende hofstat, geheiten die Walvaert, gelegen op de Hart bij Bredevort, ende een goet, geheiten Welinek, met allen renten ende goederen, daerto gehorende, nyet daervan uutgescheiden, gelegen in den kerspel van Aelten, in der buerschap van Dalen, als een borchleen to Bredevort na Zutphenschcn rechten, met een pond goets gelts te verhei-gewaden, tot sulcker naturen, rechten ende dienst, dat sij ende hare erven binnen den vlecke van Bredevort wonen ende bliven ende den furstendom Gel re ende graefschap Zutphen met heuren liven ende goederen binnen denselven vlecke ofte op don huyse so duck des noot gebeurt, trouwelick dienen moeten; ende is uut sunderlinger gunst togelaten (gelijck bij hertog Carl oick geschiet was), dat sij dit ende noch een ander borchleen liaer loven lanck hebben ende gebruyeken sal ende na haren doot sal elck leen van eenen besunderen man gebruyekt worden, die beyde binnen Bredevort wonen endo doen sullen als goeden, getrouwen borchmannen toestaet. Vorder is gegunt, dat sij buten den vlecke ende in den ampte van Bredevort haer leven lanck sal mogen wonen, mit sulcken beding, wanneer des van noden ware ende dat sij van den Hove ofte amptman to Bredevort ingeschreven wurde, dat sij alsdan mit )ij£f ende goet to Bredevort incommen, doen ende sich holden sal, als t van wegen beyder borchlenen behoort. Diewijl oick beyder borchlenen halven strijt is, sal deur dese beleninge noch d een noch d'ander partij in haer recht ten possessoir ofte petitoir gestijft noch gesweckt sijn. Alle versuym quijtgescholden. Haer ') Uit jaar is opvallend, daar Marten van Rossom in Juni ^foo5 is overleden. Daar het hier een afschntt geldt, is de mogelijkheid eener verschrijving niet buitengesloten. moder Clara va 11 Vierraund gebruyckt tut volmechtigen huider Henrick van Nyenhuys, 19 Sept. 1600. Arnt van Lintlo Direkssoon, onmundig, als erve sijnes ooms Henricks voorn, beleent op gelijcken voet, 10 Oct. 1600. Fredrica Margriet van Lintlo laet haren man Johan van Coeverden eed vernijen, 17 Jan. 1609. Hendric van Coeverden laet sijnnes vaders ende moeders semtelicke wille approberen, 20 Mey 1640. Idem bij opdracht sijnnes vaders Johan voor sich selven ende sich sterck makende voor sijn huysfrouwc Frederica Margretal) van Lintelo beleent, 1 Julii 1647. Goessen van Coeverden, erve sijnner moeder Frederica Margreta van Lintelo, 25 Febr. 1648. Frederick Gosen van Coeverden2), noch onmnndich sijnde, erve sjjnes vaders Hendrick, beleent, 21 Aug. 1658. De heer raetsheer Lintelo 3) toe der Ese als grootvader doet eedt. Vermits des grootvaders doot laet do moeder, Adriana van Lintelo, den eedt vernieuwen door den heer mr. üemmel als huider, 25 Aprilis 1659. Door het afsterven van den reeckenmeester Bemmol laet de moeder voor haeren onmundigen soon den eedt vernieuwen door Frcderyck van der Capellen tot den Boedelhoff, 6 Mey 1661. Frederik Gosen van Coeverden, mundich geworden sijnde, vernieut selfs den eet ende laet approberen een inaechgescheit off transactie, waerbfl hij aen syn broeder Reinder Jurrien voor den afstant van sijn olderlijcke goederen belooft 15000 gulden, ende verbint daervoor dit leen, 24 Martii 1683. Idem 4) tuchtigt sijn eheliefste Cornelia de J e n e s d e F e 1 i n aen alle sijn leengoederen tot herhylickens toe, 6 April 1686. Cornelia Gennes de Felin, weduwe van Frederick Everhart van Coeverden, voor haer selven ende als moeder ende momborscho van haer kint Anna Adriana Sibilla laet de besloten dispositie van haeren overleden eheman openen ende in het leenboeck registreren ende heeft uyt craclit van deselve met dit leen laeten beleenen Anna Adriana Sibilla van Coeverden, 25 Mey 1687. Eadem, meerderjarig geworden sijnde, vergroot dit leen met het erve ende goet, het Walfart genoemt, in de boerschap Haert omtrent den huise Walfart in sijn kennelijke limiten gelegen; het goet Tolkamp met de daeronder gehorende brink, Sittersstede genoemt, de Driesstede, mede op de Haert kennelijk gelegen; en dan nog het goet Oostermans, gelegen in de boerschap Daelen, met nog een daerbij gehorende kamp lants, groot 3 molder gesaeys, het Grotenhuys genoemt, so tegenwoordig onder het Walfard gebout wort, en word na afgemaekt versuim van de belening met de lege hand daermede beleent, 8 Macrt 1712. Cornelia de Gennes, weduwe, en Reinhard Jurryen van Coeverden laten openen het testament van A. A. S. van Coeverden, dogter tot Walvaert, 17 Dec. 1712. ®) Dit moet conc verschrijving voor Adriana zijn. '-) oudste zoon van Hendrick v. C. (akte). ') Willem van Lintelo (1600—31 December 1658). 4) In deze akte heet hij Frederick Ererhardt. Reinhard .lurriaen van Coeverden, erfgenaem ab intestato van sijn nigte Anna Adriana Sibilla, beleent, 26 Mey 1713. Cbristiaen Caerl van Lintelo, erfgenaem van Anna Adriana Sibilla van Coeverden, uvt kragt van substitutie en dode van Reynard Jurrien van Coeverden beleent, 16 Dec. 1729. Idem laet het testament van R. J. van Coeverden openen en registreren, 2 Febr. 1730. Idem en Clara Elisabet Nagel, egteluyden, beleent uit kragt van bovenstaende testamentaire dispositie, eodem die. Frederik Willem Floris van Palland nom. ux. Sophia Dorotbea van Lintelo en uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd') beleend, 6 April 1743.' Iidem dragen dit leen op aan haar soon Adolph Wernard Carel Willem van Palland. die daar weder mede beleend is, 19 Oct. 1754. Idem en Hejiwig Charlotta Barbara van Heeckeren2), eheluyden, laten hare huwelijksvoorwaarden van 19 April 1770 approberen en per clausulas concernentes registreren, 5 Junii 1771. A. A. Roukens, momboir deser landschap, neemt ter voldoeninge aan 's Landschaps resolutie d.d. 7 Aug. 1795 dit leen in beslag, 25 Aug. 1795. 184a. Die Delle, een dienstmansgoet in den kerspel van Aelten, ontfinck Derich van L y n 11 o, anno 1402. Idem, anno 1424. 185. AELTEN. Verrenvelt voor een Zutphens leen ontfinck Derich van L y n t e 1 o e, anno 14023). Idem ontfinck Varenvelt, gelegen in den kerspel van Aelten, anno 1424. Willem van Ijintelo, hebbende voormaels ontfangen, vernijt eedt van den goede, geheiten Verrevelt, in den kerspel van Aelten gelegen, daer naest gelant is die gemeyn straet an d'een sijde ende mijns jonckeren van Bronckhorst erve an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 16 Nov. 1473. ') tus8Chon do vier dochters van Ohristiaon Ctircl van Lintelo, nl. Anna Maria Dorotliea, geli. met Maurits Carel Goorg Willem van Uipperda; Sophia Dorotliea, Johamia Elisabeth Adriana en Petronella Iieiuiera, geli. met Adolf Jacolj Hendrik van Heeckeren (akte). 2) dochter van Assueer en Honriette Johanna Elisabeth Agatha Walraven van Laer (akte). 3) In P. N. van Doorninck, Lecnacton 1375—1402 komt op blz. 25 aangaande dit goet het volgende voor: Johan van den Hoge le heeft mit synen wille vorkoft Willem van Lyntloc dat guet thon Varenveldo, gelegen yn den kirspel van Alten, in der buerschap van Dalen. End doe dit geschiet was, bat Johan vurs., dat myne lieve her van Gelre dat vurs. guet belenen woude Derich Willemssoen van Lyntloe. Anno MCCCLXXXVI, Sabüato na Briccii episcopi (17 November). Berut van Lintlo, canonic in den dom to Munster, erve sijnes vaders Willems, 21 Jan. 1486. Evert van Lintlo huider. Idem doet selver eedt, 2 Jnnii 1489. Evert van Lintlo erft op sijnen soon Evert van Lintlo, 21 Junii 1529. Van hier tot 25 Febr. 1648 zijn de beleeningen gelijk aan die sub 172a. Anna Henrietta van Coeverden, douagère van Nagel, dogter van Goossen van Coeverden, laet approberen het maeggescheid, tussen liaer broeders en susters !) 13 Jan. 1680 opgerigt, en is uit kragt van 'tselve na afgemaekt versuim beleent, 18 April 1708. Hendrik Jacob van Nagel, erfgenaam sijns moeders Anna Henrietta van Coeverden, beleend, 1 Julii 1738. Frederik Willem Floris van Palland nom. ux. Sophia Dorotliea van Lintelo en uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd beleend, 6 April 1743. Idem draagt dit leen op aan Jan Hendrik Entink, die daar weder mede beleend is, 1 Dec. 1762. Idem laat aproberen 't besloten testament, 31 Jan. 1775 met desselfs vrouw Geertruyd E einders opgerigt, 8 Aug. 1775. Roelof Entink, oudste minderjarige soon van Hendrik Entink en Willeraina Arendsen, beleend in de persoon van sjjn voogd Bemhanlus Arendsen, 9 Oct. 1777. Willem Lodewijk Entink 2), voorbehoudens het regt van sijn suster Grada Willemina en sondor praejuditie van de tugt, sijn stiefmoeder Geertruyd Reynders aan de helfte deses leens competerende, nae dode van sijn broeder Roelof beleend, 27 April 1791. 186. AELTEN. Den Boegel voor een dienstmansgoet, in den kerspel van Aelten gelegen, ontfinck Derich van Lintlo, anno 1402. Idem, anno 1424. Adam van Lintlo erft een goet, geheiten den Boegel, in den kerspel van Aelten gelegen tusschen Bredevoort ende Aelten bij den Walvaert, tot Zutphenschen rechten op Sijne kinder, anno 1489. Her Bernt van Lintlo, domher, is momber. Herman Tydden ontfengt 't goet ten Boegel met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Aelten, in der buerschap to Dalen, schietende an d'een sijde an den Enckhoff ende die ander spe an 'tOisterlo bij den Grotenhuys, tot Zutphenschen rechten, anno 1497. Johan van Lintlo, erve sijnes vaders Adams, anno 1510. Johanna Tydden, huysfrou Stuerus K e m p i n c k, erve hares vaders Hermans, 18 Nov. 1523. ') nl. Johan Borchard, Ueinier Union en Hondrina Clara (akte). ') Zijn broeder Roelof was vermoedelijk op de reis van Indië naar Nederland verongelukt (akte). Evert van Lintlo bij transport Johannae voorn., 17 Aug. 1534. Van hier tot 25 Febr. 1648 zijn de beleeningen gelijk aan die sub 172a. Johan Borchart van Coeverden, erve sijnes vaders Gosens, nae het afmaecken des versuyms beleent, 25 Febr. 1685. Gosewijn Hendrik van Coeverden, erfgeuaem sijns vaders Johan Borehard, beleent, 28 April 1722. Joan Adolf van Coeverden1), onmundig, erfgenaam sjjns vaders Gosen Hendrik, beleent, 14 Oct. 1740. Margaretha Sophia Augnsta Eeinira van Coeverden 2) na dode van Joan Adolph als oudste op strate beleent, 23 Febr. 1658. Eadem en haar man A. H. C. grave van Rechteren dragen dit leen op aan Adolph Werner Carel Willem van P a 11 a n d t, die daar weder mede beleend is, 5 Julii 1759. Idem draagt de halfseheyd van dit leen op aan Hendrik Balthasar Witten en desselfs gesepareerde liuysvrouw Antonetta Jagerink, die daar weder mede beleend sijn, 2 Aug. 1780. Deselve dragen dese vooraangetogene halfseheyd op aan haarl. dogter Geertruyd Witten, die daar weder mede beleend is, eodem die. Eadem draagt dit leen op aan Christiaan Caspar Stumph en Jeanne Lesturgeon, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 15 Maii 1782. Afgespleten van 186. 186 § 1. De halfseheyd van het goed ten Boegel, nu genaamt Smedes erve, met allen sijnen toebehoren, gelegen in den lande van Bredevoort, kerspel Aalten, buurschap Dalen, bestaande in de volgende parceelen: 1°. liet geheele campjen met sijn gravens, geregtigheden, rondom daar om heen gelegen, suyd en oost aan de twee agterste weyden, noord aan Sinees zigtvree en west aan de steege, welke steege tussen Smees hof en gemelde campjen tot aan de brugge van weerskanten, alsmede de brugge half en half in eygendom is verbleven; 2°. van het groote stukke desijde naast het Grotenhuys, hebbende het regt van plaggen majen ten suyden en oosten tot op de kant van de graven, het zigtvree daaraan ten oosten hebbende het regt van opworp tot aan het nieuw gemaakte hofjen van capitain Witten; 3°. het stukke op den Beugel, schietende langs de gronden van hot goed Lenkholl' en de domeynen van Ligtenvoorde, hebbende het regt om het halve voetpad te mogen uytplaggen; 4°. 't Eschstukke tegen het huys, de sijde ten noordoosten met het daaraan liggende zigtvree, soo thans tot een hof gemaakt en het overige met elsliout bepoot is, hebbende het regt van opworp ten noordwesten en noord- ') Zijne moeder was Margaretha Florontina Eleonora van Ree li teren (akte). *) weduwe van Genrg Jacnb von M n n e h a ii s e n (akte). oosten alsmede om ten suydoosten de plaggen te mogen majen tot aan de graven van den ouden hof; 5°. laatstelijk de twee agterste weydens niet de twee eyken- en dennenbosjes, hebbende het regt van opwerp rondom heen, uytgenomen ten westen tegens Haarmans kamp en binnen vree; blijvende de overige lasten half en half; sijnde thans een bijsonder leen, aan den F. G. en G. Z. ten Zutpliensen regten, met een pond goed gelds te verheergewaden, leenroerig, opgedragen door Adolph Warner Carel Willem van Pallandt aan .Tan Freriks, die daar weder mede beleend is, 2 Aug. 1780. Denselven draagt dit leen op aan Christiaan Caspar S t u m p h en .Teanne Lestnrgeo n, eheluyden, die daar weder mede beleend sijn, 12 Aug. 1785. 187. AELTBN. Renen hofif, geheiten den Hoenhoff, met sijnen tobehoren tot eenen borchleen ontfinck Gerrit Strnedinck ende daermede heeft hem mijn heer van Gelre een kind gegeven, geheyten Weyndelken, dat Gerrits soons ende Ghiolen dochter was, anno 1379. Gerrit Stroynck J) ontfinck sijn borchleen tot Bredervoort met den Hoenhofl', met den luden, daerin horende, end allen anderen tobehoren, in den kerspel van Aelten gelegen, anno 1402. 187a. AELTEN. Dat goet tot Marquardinck, in der buerschap van Iïerle, in den kerspel van Aelten, met allen sijnen tobehoren tot een Zutphens leen ontfinck Tiernt R e n t i n c k, anno 1402. Idem ontfinck dat goet tot Merckerdinck met sijnen tobehoren, gelegen in der buerschap van Borcloe 2), in den 'kerspel van Aelten, tot Zutphenschen rechten, anno 1424. Bernt Leyendecker draegt op dat goet tot Marquardinck in der buerschap to Boerloe Henricken Gerwerdinck, anno 1442. Reiner Gerwerdinck ontfinck dat goet tot Marquardinck met allen sijnen tobehoor, in den kerspel van Aelten, in der buerschap van Baerl, gelegen, ende transporteerde het op .Tacob van Wetten, procurator des cloosters Monnickhusen, tot behoeff desselven, anno 1465. Wyclnnan van Eymeren huider. Henrick Gerwerdinck vernijt eedt, 4 Nov. 1473. ') Blijkbaar dezelfde als Strnedinck. Stroynck is dc samenjretrokkene vorm. 2) Dit is eene verschrijving voor Karloe. Lubbert ter Inden, erve sijner voorolderen, beleent na quijtscheldinge van langwijlig versuym, 24 Sept. 1601. Jan ten Dryhuys bij opdragt Lubberts voorn, beleent, 18 Aprilis 1623. Johan ten Dryhuys, erve sijnues vaders Johans, beleent, 25 Julii 1637. Kva Locken, wed. Dryhuys, erve haeres soons Jan, beleent, 30 Maii 1650. Aeltjen van Dryhuys, weduwe van Jan Francken, erve haeres moeders, met haer consorten beleent, 27 Oct. 1666. Johan tDryhuys voor 1/4, hem bij maechgescheyt als erve sijnes bestemoeders Eva Locken aengedeilt, beleent, 22 Jan. 1670. Andries ten Dryhuys voor hem ende sijne consorten met l>, beleent1), 18 April 1670. Seyno D 0 0 r n i c k, onmundich, als erve sijnes halven broeders Johan Dryhuys beleent met V4 door sijn vader ï'hebe Doornvck, 14 Martii 1671. Andries ten Dryhuys voor hem selfs ende als volmechtiger van Willem Dryhuys, Hendersken Dryhuys, weduwe Eumps, ende"de soonen van Aeltjen Dryhuys, beide Jan Francken genoemt, draegen dit gehele leen op aen Prederick F e c k e 11, 4 Junii 1683. Sara ten Hage, weduwe van Fredericn Fecken, beleent, 19 Sept. 1601. Eadem draegt dit leen op aen Jan Kossink, die daer weder mede beleent is, 6 Julii 1718. Idem draegd dit leen op aen Hendrick Fecke, die daer weder mede beleent is, 14 Maert 1729. Idem staat dit leen af ten behoeve van Frederik Hendrik van Tiesenhausen, 8 Aug. 1755, die uyt kragt van dien afstand beleend is, 1 Oct. 1755. Evert van Eerden, Jacob Manschot, Hendrik Jan Manscliot junior en Abraham Anthoni S t u m p h laaten registreren een geriohtelijk transport, 17 Sept. 1801 door Frederik Hendrik van Tiesenhausen en Jayke Eva van Kuffeler, eheluyden, van dit leen ter hunlieder behoeven gepasseert, en uyt hoofde van dien hetselve ter hunner naamen, ieder voor 1/i, overteekenen, 3 Oct. 1801. Berent Hendrik, Derk Willem en Cornelis Broens laaten registreren een transport, 5 Maart 1804 door Evert van Eerden cum uxore en A. A. Stumph van de halfscheyd van dit leen ter hunl. behoeve gepasseert, en uyt hoofde van dien die halfscheyd ter hunlieder naamen overteekenen, 19 Maart, 1804. 1871). AELTEN. Dat goet tot Winckelhoist, in den anipte van Iiredevoorde gelegen, met sjjnen tobehoren tot eenen Zutphenschen leene ontfinck Johan Winckel horst, anno 1405. ') gclijck hun hetselve leen aengecomen is door dode ende dispositie van Jan ten Dryhuys, den Jamiarii 1(170 gvapprobeert (akte). B. W. A r e n t z e n (akte). Lubbert Winckelhurstinck ontfinck 't goet te Winckelhorstinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Aelten, in der buerscliap van Berle, gelegen, tot Zutphenschen rechte, anno 1415. Willem van L i n 11 o vernijt eedt van een goet, geheiten Winckelhorstinck, in den kerspel van Aelten gelegen, daer naest geërft is die Langehoff an d'een sijde ende dat goet te Gantevort an d'ander sijde, tot Zutphenschen rechten, 16 Nov. 1473. Evert van Lintlo, 20 .Tan. 1486, 10 Dec. 1514, 12 Martii 1527. Evert van Lintlo, erve sijnes vaders Everts, 21 Junii 1529. Idem vernijt eedt, 12 Junii 1539, 10 Junii 1544. Dirck van Lintlo, erve sijnes vaders Everts, erft op sijn moder Sophia van Heyden, 28 Aprilis 1553. Eadem laet eedt vernijen, 27 Maii 1556. Arnt van Lintlo, erve sijner moder Sophiae, erft op sijnen soon Diedrick van Lintlo ende dieselve voort op sijnen onmundigen soon Arndt van Lintlo, wiens vormunder Joachim van Eek dit leen verheft na qugtsclieldinge des versuyms, met beding dat binnen '/2 jaer die 2 beleeningen, by Arnt ende Diedrick van Lintlo an d'ander sijde1) verworven, gethoont sullen werden, ofte andors wort dese Arnt alsdan geholden voor sijnen vader ende bestevader noch 2 hergewaden t'erleggen, 18 Julii 1600. Idem bewesen die voergeroerde twee beleningen, 16 Junii 1607. Idem doet selfs eedt, 14 Nov. 1617. Anna Margreta van Lintelo, erve haeres broeders Amts, beleent, 13 Sept. 1631. Maximiliaen de Pasqualini, liaer man, doet hulde. Diderick Arnolt van Pasqualini, erve sjjner moeder Anna Margareta van Lintelo, beleent, 22 Dec. 1652. Idem2) draecht dit leen op aen Thomas Trapman ende sijn andere broeders ende susters, 1 Oct. 1674. Elisabet Trapman, erfgenaem haers broeders Thomas s) en uit kragt van geapprobeert maeggescheit4) beleent, 16 Maert 1726. Deselve draegt dit leen op aen Frederik Wilhem van Orevenits en Anna Magdalena II o o g hklimmer, egtoluyden, die daer weder mede beleent sijn, 5 April 1734. Carel Frederik van Grevenits, minderjarig, erve sijner ouderen, beleend, 1 Junii 1748. Idem, meerderjarig geworden, vernieuwt eed, 5 Maart 1763. Idem draagt dit leen op aan Engelbert R o o r d i n k op Losink, die daar weder mede beleend is, 22 Julii 1766. Jan Baltus Roerdinck als leenvolger nae dode sijns vaders Engelbertus beleend, 30 Maii 1789. ') d. i. van den koning van Spanje. ~) met. zijne vronw Anna van In pen hof f (akte). 3) en diens vrouw Oatharina Hart.mans (akte). 4) van i\ April tusschen haar, Thomas Trapman en Bernard Hoogh klimmer (akte). Zutphen. 33 188. DYNSPEEEN. Lodelwyngh, een dienstmansgoet in den kerspel van Dynsperen, ontfinck Derich van Lynteloe, anno 1402. Idem, anno 1424. BIJLAGE. Denombrement van alle allodiale goederen, gelegen in de graaffschap Berghe en daerointrent, voorbehouden sulcke ï|uota ofte contingent, welke Vrouwe Catarina, gravinne van den Bergh ende douarière van Cuylenburgh, daervan heeft toebehoort ende bij haer ende graetfschap Buyren te leen gemaeokt sijn. Landeryen onder Stockum. ; •s Grysen goedt. Muimans goet. Engelbert Porren bouwinghe. Lambert van Dornicks halve goet. Die wederhelfte van 'tselve goet. Camphuysens bouwingh. Noch een steetgen. Een keelsteedtgen. Die Linthorst. Een molder ende dry spints geseys. Eenen coolhoff. Wolffs boom. Een stuck veltlandts. Een groot stuck veltlandts. Noch een stuxken. Weydelandon onder S t o c k u m. Die Coermaet. Een angstert. De Wielmaet. De Voermaet. Een maetgen weylandts. Een weytgen. Dat Elsmatjen. Dio Verckensweyde. Een weytgen aen twee panden. De Hoochweyde. D'eerste pant van den Elspas. Haachdoornsweyde. De Blaeuwhorst. Francken weyde. Simons maet. Kaelvaerts weyde. De grote ende cleyne Koppel.. W e y1a n d e n aen wede r z y d e n des diicks naer Lengel. Die Hoochweyde in den diick. Den hogen Etsert in 't Scharffsgoet. Een weytgen in den Bruinck. Dat Beyenweytgen. Dat Kalverpesken. Een geher'). Een hal lï geer. Bouwlanden in Bergelvelt, op den Bruinck ende daeromtrent gelegen. Den Neckuni. öortemakers bouwinghe. Der Uouwen tuyger. Een lanck streepken landts. Een stuxken landts op den Meu- len bergh. Drie stuxkens in Bergervelt.. Drie groter stucken. Twee stuxkens achter die caetsbaen. Een stuxken op den Steenacker. Negen stuxkens landts in Bergervelt. Noch drie stuxkens in 'tselve velt. Een stuxken op den Aelst. Een stuxken aen de Snykuyl. Den Latcamp op den Bruinck. Een campken op den Bruinck. Een haeffken, daerby gelegen. ') geer = in een punt uitloopenil stuk land. Noch een campken op den Bruiuck. Noch een campken aldaer. Thien coolhoven, omtrent die stadt Bergh geleghen. Noch acht coolhovcn, daerby geleghen. Item een hoffstede buyten de Meulenpoort in de voorstadt. Noch een hoffken in de leegte van Neckum. Bourschap Lengel en de eerstelick de saeylanden. Ben Mey tot Bengel, wesende een caetstede, met de toegehoorende weytgens. De Schurffdeinaet. Brostemaet. Ken hoffsteetgen met een halff weytgen ende een stuxken landt. Vier stuxkens lants tot Lengel met den Paddenpoeler. Ken cleyn stuxken landts in Lenge lervelt omtrent de Zeps. Ken haeffken tot Lengel omtrent het Lazarushuys. Weylanden onder Lengel op deser syde van de wetering h e. Bat Meylandtsmaetgen. Bat Tuelhoexken. Bat Saxweytgen. De Schorffdemaet. Do Baerlerinaet. Ken streepken weylandts, leggende in de Pentgens. Den Hartger. Ken halff weytgen, daerachter ge¬ legen. Kerckdorp Zeddam ende byliggende bourschappen van Vinckwyck ende Bracmpt. Ken hoffsteetgen met daertoe gehorende parcelen, geheyten Scheper Ileynen stede. Ken huysstede ende boomgart, geheyten Keesen bongart. Ses stuxkens landts in Seddammervelt heeft gepacht Arnt Kniest. Ken cleyn strepeltjeu aen den kerckhoff. | Bat goet tot Vinckwyck met siiu toebehoer. Kliscamp tot Braempt, geheyten Üasilienstede. Ken hoffstedeken daerby. Wnn 1. UT: I 1 IlUUÖWJUUKeil, VVilCI U|j >¥1111*111 Kniest getimmert. Vier Vinckwyckcr slagen. Bourschap Killer. Kerstgen Berx goet met twee heyslagen. Bourschap Wiinbergh en. Ben Nevel tot Wiinberghen. Bie uytterweyde in den wal. Bourschap Grooten Aeswiin. Bouwlanden. Bat Jofferengoet van Zuylen met siin toebehoer. Vogelsancksgoet. Be bouwinghe des Kouwen goets, gnt. des hoeren goet van don Bergh. Wyboomsgoet. Be helfte van dit goet op den Luclitenacker, geheyten Wolffs- offte Quytsgoet. Be hoffstede met een schaermate ende meer parcelen, tot een halffgoet gemaeckt. Noch een kaetstedo ende een schaermate tot een halffgoet. Ken cleyn stcetgen ende twee stux kens landts. Konen coolhoff ende een halff weytgen. Be Wildermaet. Ken haeffken. Den Ilamelpas. Do visserye tot Aeswiin, gut. de Laeck. B o u r s c h a p C1 e i n e n Aeswiin. Twelff parcelen bouwlandts, so kleyn als groot, tot Cleinen Aeswiin geleghen. Ken stuxken, soo daeronder plagh te horen. Reigersfort, siinde een weyde. Bat Bergermaetgen. Dan kleynen Byvanck. De Nymaet met een stuxken landts, geheyten Uitborst. Kevenslagen, die in geene goed ere u gehoor en. Een revenslagli. Een eindt reeffs. Een halff revenslagli aen twee panden. Hartgensslagh, halff geheyten den Dryslagh. 2/s van Barnhegge. Den Eedelhorst. O s s e 11 w e y d o n in 't H o ybroeck endeandereop geen er syde de weetering li e gelegen. Dat cleyn Hoeybroeck. Dat grote Hoeybroeck. Lerrekcsmact. Knuyvingsweyde. Den Werffacker. Dat ltonde weytgen. De grote Dempt. 15 Molder saets in Erinels Nylandt. Üe Thiinthorst. Damen Njjlandt. Dat Kouwmaetgen. De grote Immenhorst. 1/5 van den groten Asselt. De cleyn Immenhorst. Dat halve Holtmansmaeigcu. Dat halve Vogelbleexken. Dat 's O reven maetgen, anders ge- noemt liet Jonckersweytgen. Dat halve weytgen in den Wiiffert. De weyde in den diick op geene zyde der weeteringhe naest de brugge. Deelensweyde in den diick. Dat Revgersweytgen in den diick, teegens heelensweytgen geleghen. Schankemaetgen ofte Speldeweyde. De Vlotweyde. Buurschap Spoelbergh1). Dat goet Wilheze, op den Spoelbergh gelegen, met het Tichelmactgen. Een steetgen op den Spoelbergh, geheyten des Dompraebsten hoff, Padinanscamp. | Een stuxken landts, soo Arnt Konincs in pacht gehadt heeft. Weylanden ouder den Spoulbergh. i Dat Elsemaetgen opgen Spoelbergh. ; Het Croonemaetgen. ( Dat halve Luytgen. 4 Molder saets in Kibbenweyde. Kerckdorp Netterden2). 2 Mergen bouwlandts tot Cleyn Netterden. Een kaetstede tot Netterden, gnt. die Vry. Item een kaetstede in 4 stuxkens landts. Bourschap Broeckhees. Het halve goetgen tot Broickhees. Den Brymer bij het Observantenclooster. Dat landt aen de veertien peppelen in de bourschap Schockewardt. Tot E 1 d e r i li g h. Dat goet tot Elderingh van Jr. Gruytters aengekommen. Dam s1ag hen op Lenge1er en de Aeswyner da m. 3 Damsleeghen op hengeler dam. Eenen damslagh. Kenen damslagh. Eenen halven damslagh. Een stuxken landts, gnt. d'Hornt, op Lengeler dam. Aeswyner da ui. Eenen damslagh. Noch eenen damslagh. 3 Molder saets op Aeswyner dam. M e u 1 e n s. Die wint- ende rosmeulen tot 's Heerenbergh. ') I)eze huurt is iu 1816 aan Pruissen afgestaan. -) Dit behoort sedert 18(»3 tut de geineonto Goud ringen. Die wint- ende rosmeulen tot Zeddam. G r a v e t h i i n d e n. Den Bodenbroixsen tliiint. Den thiindt van Wiinberger Ysel. Den halveii schiltthiindt. Den lialven saetthiindt. De lielfte van reventhiindt over de woteringhe. De lielfte van de thiindt op Aeswynerdam. De hclt'te van de tbiindt op d'Eedelhorst. Den halven thiindt op de Holtmars. Den thiindt op Vinckerwyekerbroeck. Den thiindt van Vinckwyck must Zeddam. Stockummerbroixsen thiindt. Killerveltsen thiindt. Den thiindt van Lengelervelt. Den thiindt van Zeddam naest Braempt. Den Stockummcrveltsen thiindt. Den thiindt van het goet Scliopperden. Den Gorcnthiindt. Den ouden ende nieuwen thiindt, soo Derick ten Hagen in pacht heeft. Den thiindt van Hergervelt. Den thiindt Neckum. Den wiutergarstenthiiudt. Den Sluysthiindt by Doesburgh. Den Berchschen vlas- ende smalen thiindt. H o 11 w a e r e n. Syne Kxc. competeren in Stockummerboseh 9 lieele slaghen ende 3 scliaeren; noch 1 schaer, 4 heeswynen ende een wit, van Adriaen van Camphuysen aengecocht. Corterbosch. Hieriune competeert Siin Kxc. een schaer, gnt. Sander Tengnagel. Z e d d a m 111 e r b o s c h. 11 Heele slaghen ende eenen lialven. Iieeckermerck t. 12 Heele slaghen ende eenen hal ven. I li Len gelerbosch. 7 Heele slaghen ende den omloop. Onder D i e d a m. Die jurisdictie ende heerlicheyt, sooveel onder het slot van Diedam niet gehoort. 2 Kempkens, ouder Dydam geleghen. Ken hoffstadt. Noch een, daer Peter i'eters liuys gestaen. Noch een haltt' boschslagh. 3 Stuxkens landts. 2 Hoffstedekens. Noch een hoffstadt ende lauderyen. Noch 2 roeden in die Aldeinaet. Benynnen goet van Hees. •1 Boeden achter Bergemerslaeh. 15 Hoeden in de Nyemaet. Ken hoffstadt, so van Jan Derx wordt gcbruyckt. Ken aeudeel van Vehr Liifferden hoff. 5 Boeden in de Aldemaet. Ken hoffstadt. Item een hoffstedekeu. Lambcrgherslagh. Bronchorsterslagh. Dat Dyvanckssleeghskeu. Noch een hoffstedekeu. Be li ten tot den slote D i e d a m. Keu hoffstadt. Ken hoffstadt ende caetstede. Grouwels botïstadt. Dat Moerse goetgen ofte sleeghsken. Die grote endo cloyne Bempt. Otto Thyden slagh. 1 '/2 Maetgen landts. 2 Boeden in de Aldemaet. Papen hoffstadt. 2 Hoffstedekens in den diick. Ken hoffstadt niet siin toebehoor by bet hecken van Waverlobosch. Ken hoffstadt ende daertoe gelio- horende landeryen. Ken hoffsteetgcn. Dat Meurse in Waverlo by Hees. Een strepeltgen landts. Een hoffstadt endo landerycn, daertoe gehorende. 3 Koeden in Oldeinaet. 4 „ , dieselve maet. Noch 3 Roeden in dieselve maet. Den Hoppenhoff. 2 Hoffstedekens by Gerrit Wolffers. Een kleyn hoffstedeken. Dat goet tot Vinckwyck met den tiendt, groff ende smal. Ettelicke stuxkens landts, by Jr. Schaap gebruyckt. Een stuxken landts, daer de ros- menlen op staet. Ettelicke stuxkens landts. Een kleyn hoffstedeken. 2 Stuxkens landts. De hoffstadt ende landerycn, daertoe gehorende. Een hoffstadt by de rosmeulen. De windt- ende rosmeulen tot Diedam. Drie thiendcn onder Diedam. Den Heeckcrschen thiendt. Den Loilschen raeythiendt. Den Meurschen rogthiendt. Den smalen thiendt. In Diedamerbosch ende eerst in Waverloo. 7 Heele slaeghen, 8 vourdelen neffens den omloop 1). In Lolerbosch. 5 Slaegen in den omloop'). In Milsterholt. Dnsgelycken 5 slaeghen. Item den omloop van desclve boschen. Item die verckensgangen. Item hot ackermael gnt. den Itiisbergh. Drost Damen ackermael. Ruibsdaal. Noch 2 cleyne ackermaelen by Montferlandt. Die heerlicheyt ende jurisdictie tot Westervoort2). Den Ny en weert tot Wester voort mitsgaders d'acciis ende schaapwaar ende de visserye. Die stecdiclieyden, pachten endescheepelthienden van r og h, gehorende tot de graeffschap Bergli ende heerlicheyt Diedam, maecken te samen: in rogh 36 molder, 3 schepels; in garst 66 molder, 3 schepels, 1 spint; in malt 8 molder, 2 spint; in haver 13 molder, 1 schepel; in boonen 2 molder, 1 schepel, 2 spint; in spilcoorn 7 molder, 1 schepel, 2 spint. Goederen onder Herwen ende Aert. Tolharts wart de helfte ad 54 uiergen ; pagter Jan van de Pavort. De andere helfte, 56 ïnerghen; pechter Herman van Riiswick. Het Hoyvelt, 10 merghen; pechter Jelis van Beynom Den Schol ffart, 10 merghen; pechter Herman ten Haeff:i). Aernt Brants heeft in pacht 11 ïnerghen, geleghen tot Aert. Heerlicheyt van Wisch, waeronder volgende parceelen als leen sullen gehooren, uytgenoinen de gedeelten, by de graevinne van Cuylenborgh aen de graeffschap Buy ren te leen gemaeckt. Bouw- ende weylanden, tliienden, men lens, geleghen onder de hoochoyt Wisch ende bygeleghen plaetsen. Den Bergschon coolhoff voor de stadt ter Borcht. De Wiinweerden, geleghen in 3 panden 4). ) Aan den kant staat: Siin tot bouland aengemaelit, bestaende in 4 bouhoven, en bovendien in vele parcelen lants, dio sejiaraot verpagt worden. *) Zie hierboven 101. a) Dit en het volgende zjjn geregistreerd in Nymegen sub 75. J) Zie hierboven 109. Den Langhen slagh, groot 21/2 merghen. Den kleynen Withaegh. Item die liiesemaet niet de groote Wittehaegh. Een pant van Scbiersslagh 1). De 4 bonwhoven tot Wisch. De halve windt- ende rosnieulen ter Borcht. Onder S i 1 v o 1 d e n. Dat kempken aen den Santberg. Hpt goet. Overmaet ende Homoets- breyde 2). Bomersstede. Dat goet ten Beest2). Lubbertsstede 2). Dat goet Helbinek 2). Die Vonderhorst. Entincksstede Bergerslagh 2). Spon'kmansstedo 2). Den Muggen put. Het Nyeslagh. Den halven 'J'uyterslagh. Nagelslagh 2). Het darde ende laeste pant van Nagelslagh. Corenthiendtsstede. Den Hasenbrinck ende Heydencamp. Goringssteedtgen. Eenen eoolhoff. Noch een weytgen. De Diepemaet Die Hooge weyde ende Diepenslagh. Een huysstede by het Silverslagh. Die Stockhorst. Beyde de rysen by Ulft geleghen. Goederen onder Varsevelt. 8 Cleyne haeffkens, ieder eenen daeller jaerlix tot pacht doende. Peter ten Dam, een hoff ende kempken. Kentingbsstede, groot 7 merghen. Slotboomsstede. Morensstede. | Een stuck landts gnt. de Maet. Saetgensstede. Santbuitenstede. Semelingscamp. I Den Bergschen camp. | Dat Lidtmaetgen. ! Hengeveltsstede 3). Veenderbosch 3). liet goet Hateringh 3) Het goet Sessingii. ; Vlaswinckelstede. | Het goet Buynck. Selinghsstede. Dat goet Erinckvelt. j Het halve goet Lensinck gênant3). Het halve goet Schilderingh. Den halven Byvanck. Het halve goet Remmeünck. Die windt- ende rosnieulen tot Varsevelt. Onder Deutechem, Oessel ende G a n n e n 4). Dat pesken ende lieylandt in 't Veei- broeck. Den kleinen Melckwinckel. Dat Lanckkempken. Piringsstede 5). Broecksstede. Sillestede 6). Beuckenberger slagh. Het Boeslentjen. Den bouwhoff tot Gunne. Grevensteetjen 6). Het goet Haver gênant. Het goet Veltsen. Berckelergoet. ') Zie hierboven 104. Zie hierboven 109. 3) Zie hierboven 104. ') üaanderon. 5) Aan den kant staat: Dit zal volgens 't seprgen siin de 1'irick. '■) Zie hierboven 97. LIJST VAN DE NAMEN DER LEENGOEDEREN '). Bladz. ! A. Aalten en Winterswijk, de wind en het gemaal van 499, 501, 502 Aart (Aartman), ter. Zie Averinck. Aese, de 195 Abbinck.... ... 369 Agterkamp 308 Achterloe (Hiddinkgoed) . 68, 71 Agterste veld, het .... 422 „ „ het kleine . . 422 Alardinck 235 Alberdingh B. 4, 492 Aldekoninck. Zie Konynge. Aldenhoff, de halve . . . .217 Alderinck 122, 123 Alphertsweert. Zie Eschederweyde. Alkinck 232-234 Altena (de helft van het Nuysinck), in het kerspel Warns- veld . . 14, 15 Altena, in het kerspel Hengelo. 324 Amekonck 126 Ampsen ..114 Ampsen, het hnis te Nieuwen- 115 Anholt, het land van . . . 466 Appelbree 343 Appelenpol 441 Averdykink 27 Averenge (Oeverinck), in het kerspel Hengelo .... 309 Averinck (ter Aart, Aartman, Oeverinck) in het kerspel Geesteren .... B.2, 353 A ver velt 75 Bladz. B. Baeck, de hof te 134 Baer, de heerlijkheid . . . 454 Baer, het huis .... 453 Baersche bouwhof, de . . . 457 Baersche Pol, de. . . . 460 Badenmaten 463 Bagijnenweide, de ... . 196 Bakerweerd 151, 152 Backhuse, ten 296 Banninck 326 Barenbroeck 206 Beeckhorst 216 Beerhorst, de groote . . . 107 „ , de kleine . . . 107 Be(e)rninck 331 Beyerspant .... 393, 418 Bekenkampken, het . . 468, 471 Bemster, de .... 195, 197 Bennekinck in het kerspel Win terswijk (buurschap Huppel) 494 Bennekinck (Benninck) in het kerspel Winterswijk (buurschap Miste) . . . 478, 479 Berg. het gericht te . . . 384 „ , het huis te .... 384 Berge in het kerspel Winterswijk, ten 488 Bergeler (Hackfortsche) tiend 158, 382 Bergerlant 489 Bergstuck 503 Berchvrede int Seck. Zie Wildenborch. ') B. beteekent liet Bijvoegsel door P. N. van Doorninck. Het is mij eene behoefte hier den heeren J. I). Wagner en Jbr. Mr. A. H. Martens van Sevenhovon mijnen hartelijken dank uit te spreken. Zij toch hebben mij het tijdroovende werk der samenstelling van de klappers op Zutphen en Arnhem voor een zeer groot deel verlicht. Zutphen. 34 Bladz. Bettinck. 225 Bettinckscamp, de groote . . 247 Bevermeer 205 Beversweert, de 107 Bewergertsmate, de . . . .101 Biel, de 302 Bierhans 393, 416 Binnenkamp 39 Blake, de 15 Blanckvoert 106, 107 Blecke. Zie Hooymate. Bleckmate, de 115 Blijffershumse . . . . 164, 169 Bloemendaal in het kerspel Bat- men (kring van Dorth). 78, 81, 82 Bloemendaal in het kerspel Ruurlo 71 Bloemenkloot, de 203 Bloeminck, Groot 432 Bloeminck, Klein 432 Blockacker 361 Blockhuysen 432 Boedellioff, de havezathe . . 20 Boedelhoff, weiland bij den . 22 Boedelhovermaet 23 Boegel, den 509, 510 Boeynckslach 238 Boekhorststeeken, het. 393,406,407 Boelink. Zie Loeynck. Boemslag 195 Boevekinck 494 Bolmansmathe, de ... . 107 Bolmer, den 241 Bomgart 441, 442 Bonekamp in het kerspel Gen- dringen 422 Bonenkempken in het kerspel Warnsveld 50 Bonenstuck (Rietmaetgen) 170, 171 Borch te Doesburg, het goed ter 172, 175 : Borch in de heerlijkheid Wisch, het slot en huis ter . 431, 444 Borch in de heerlijkheid Wisch, de wind- en rosmolen voor ter 444 Borgerweide in het ambt Doesburg (heerlijkheid Keppel). 195 Borgerweide in het kerspel Winterswijk. . . . 469, 470 Borgerweidenkamp, Zie Bus. Borchgrevenstuk, het . . . 452 Borggrevenweide 432 ( Bladz. Borghorster slag. . . 389, 390 Borchslegen, de 73 Bosman (Bosmansplaetse) . . 107 Boschmans Hondegoor . . .381 Bosslag 272 Bottengat, het 195 Bouhuys 106 Bourlemaet. Zie Herlemaet. Bovinck. Zie Loenyck. Braakhorst 406 Braecke in het kerspel Lochem 107 Braemsmate, de 115 Brake in het kerspel Warnsveld, ter 29 Bramel, de hof te . . B. 3, 373 Bransenborch, het huis te, B. 3, 145 Bransenborger tiend. . . . 146 Brantstee Zie Wochstapel. Bredenbroeck, het ... . 388 Bredevoort, de burg te. . . 466 Breyde, de . . . 172, 174, 175 Brekke. Zie Borghorster slag. Breule, (Broyl, Bruyl), ten. . 314 Bryndinck (Brincke). . . . 473 Brinck 324 Brinkenslag 391, 393, 403, 404 Brincks 267 Broeckheeze, het gericht te . 384 Broekhuiserkamp 195 Broeckmaet 239, 240 Broekslag . . . 393, 407, 415 Broerdijksche hoven, de . . 441 Broessinck 67 Bronswijker hooimaat, de . . 87 Brugge, de hof tot . . . . 420 Bruggenkamp, de 96 Bruggerveld. Zie Brugge. Bruggerveld. het kleine . . 422 Brug-gerveldsche weiden, de . 422 Brugginck in het kerspel Lochem 119 Brugginck in het kerspel Zelhem 221 — 223 Brughlandtjen, het . . . .201 Bruyninckhoff 36 Brummel 107 Bruinmelcamp 266 Biuinmelcamp, tiend uit . . 268 Brunerinck 500 Brunrynck (Bruinink) ten . . 277 Brunrynck, bouwland bg het. 279 Brunrinckscamp 279 Brussenslag. Zie Holtstegerslag. Bladz. Brassen Meentjesslag . . . 393 Bueckeshorst 126 Buynck (Buedinck), ten. 237, 238 Buytinkhorst 398 Bulsinckstuk, het .... 452 Bulte in het Bredenbroek, de 397 Bulte te Vorden, ten. . 432, 435 Bumencamp 489 Buninck 471 Burgermeester Huyckers Ampts weide 432 Bus (Borgerweidenkamp) in het kerspel Winterswijk, de. . 469 Bussen te Steenderen, de . . 153 Buesinck 500, 502 I). Damme in het kerspel Lochem 107 Damme in het kerspel Warns- veld, de hof ten .... 8 Dammer (Nieuhoffj . . . .107 Dashorst, de 91 Dedinckweerde. de hof te . . 109 Delle, de 508 Dichteren, tiend te . . . .431 Didam, goederen te 316, 429, 430 Didam, de heerlijkheid en het huis te 427 Dieren, vrijheden, gruit en munt te 384 Dijckenstruet 238 Dijkstuk. het 288 Dicker (Dyker) . . . 441, 442 Dimmervoort 489 Dvmmingdael . .... 226 Dirck achter de Haer ... 73 Dystelbroeck, het 239 Dystelmate, de 162 Doetinchem, tiend te . B. 1, 431 Doetinchem, tol in de landweer te 441 Dol, do 107 Donderslach, ^ van het . .193 Dornacker 361 Dorth, het huis te . , B. 1, 72 Dorth, de leenkamer te. . . 97 Drekmate, de 87 Driesstede . 507 Dringenberch, den .... 330 Drostencamp .... 441, 442 Drostenland, het 77 Duffeler, de 100 Drekmate, de . . Driesstede . . . Dringenberch, den Drostencamp . . Drostenland, het . Duffeler, de. . . Bladz. Duivelsgoorken, het.... 107 Dukenberger slag, het . . . 277 Dulmer 441 Dulmersche hoven, de . . . 441 Dunsbergscamp 294 E. Eelinck 496, 500 Egelinck, groot 107 „ , klein 107 Eggink 78, 79 Eikakkers, de ... . 460, 462 Eyndendijk 93 Exelsche meeden, de . . .115 Eckingh 449 Elberinck in de voogdij Gees- teren 439 Elberink onder den Wilden- borch 432 Elderinck, groot 330 Elff margen, de . . . 207, 208 Elinerinck 349 Else, het gericht in de buurschap 384 Elsse te Didam, het goed te. 429 Elspas 356 Elverenvrydinck 304 Emoldingh 216 Endekoye, de 90 Enderinck te Hengelo, het groote 290 Enderinck (Eynderinch) te Rhede in Munsterland . . 477 Enghuysen in het ambt Doesburg, het halve .... 193 Engehusen in het kerspel Hummelo, het groote . . . .255 Enselman, den 446 Enserinck in het kerspel Hengelo, het groote .... 284 Enserinck in het kerspel Hengelo (later Warninck geheeten) de helft van hf t groote 290 Enserinck in het kerspel Hengelo, huis en landerijen bjj het 286- 293 Enserinck in het kerspel Vorden B. 3, 371 Entel 432, 438 Eppyngh 499 Epse, tiend te 382 Eschede, de hof te ... . 360 Bladz. Eschede, een hofstede en landerijen onder 361 Eschederweerd 146 Eschederwey, de (Alpherts- weert) 363, 364 Eskenscamp 307 Esselink. . . . 432, 437, 438 Essingen, de ... . 474, 502 Etten. Zie Gendringen Evertsloe, Luttike .... 345 F. Florisslage 393 Fockinck 321 Freexstedeken, het. Zie Meyntjesslag. Frerikhorst 397 Freriks 490, 492 G. Galenslach 206 Gansecuil, de 422 Gansenkolck 148 Garritsmaatjen 87 Gebbinck B. 2. 336 Geeren, de 452 Geerlichsste, de . . .441, 442 Gelhair, het 318 Gelink, het halve 469 Gelkinkweyde, de 418 Gelting te Hengelo .... 310 Gelting te Hengelo, Lntteke . 312 Geltink te Vorden, de bloed- tiende uit 435 Gendringen en Etten, de heerlijkheid 387 Gerbelding 480 Gerritslag 422 Gesink .... 472, 482, 485 Geutjes, de 441 Gygincks Eunneken .... 164 Giesbeeck 187 „ , rijswaarden bij 189—191 j Giesencamp 432, 435 Giesinck 500 Gimminck(Gumminc,Ymminck) 379 Glasse, de 85, 86 Glivenesch 481, 482 Glivenhnis 481, 482 Gompertsmate 176 1 Gooi, alle beleende mannen en goederen op het . . . . 389 ; Bladz. Ghoer, die 427, 428 Goerwijck, het halve. . . . 293 Goossenheeze, het gericht te. 384 Gorkengoed. Zie Eegenbaginck. Graffelmate, de 369 Greese, ten 386 Grevenslach. 107 's Grevensteedje . . 275, 276 Grevinchoff 449 Griffiersweide 459 Grijp, de 122 Groenenvelde, te 23 Gronouw 432 Groote bos. de 422 Groote camp in het kerspel Doetinchem (bij denSlangen- burch), de 266 Groote camp in het kerspel Doetinchem (bij het Holts), de 267 Grootenhorst, de halve . 342, 343 Groetenhuys in het kerspel Aalten 507 Groetenhuys (bouwland) in het kerspel Winterswijk . . . 500 Grotenhuys (Scheerdersplaats, Willing) in het kerspel Zed- dam, ten 425 Groote slag. het . 393, 414, 416 Gumminc. Zie Gimminck. H. Haecksgoed. Zie Welle. Haene, tienden over. . .73, 78 Haep, het goed ter . . . .431 „ , de molen ter . . . .431 Haer in den kring van Dorth (kerspel Bathmen), de groote 94 Haer in den kring van Dorth (kerspel Bathmen), de kleine 95 Haer in den kring van Dorth (kerspel Bathmen), de lange 77, 95 Haere te Hengelo, de . . . 324 Haerkeldinck 331 Hadekinck. Zie Hayckink. Hadinck 100 Haegenin het ambt Doetinchem, de havezate 247 Hagen in het kerspel Lochem 107 Hagenslag . 392, 396, 398, 399 Hayckinck (Hadekinck). . . 101 „ , klein 103 Bladz. Hayckinck, tienden onder . .104 Hackfort in het kerspel Vor- den, het huis 380 Hackfortsche hoeve in het kerspel Westervoort, de. . . 383 Hackfortsche tiend, de Zie Bergeler tiend. Hallenstede 441, 442 Halve maen, de 409 Hamwinckel. Zie Winckel. Hanninckstroete, de. 97, 98 Hanselaersmaete, de. . . . 339 Hape 275 Haperslag ..... 275, 276 Harckinck 107 „ , klein 107 Harckinckslach, het. . . . 107 Hart, het dorstige (Wippert). 88 Hartoch 259 Hass 432 Hasenberch in het kerspel Steenderen 156 Hasenberg in het kerspel Warnsveld 34 Haskinck 367 Hassent, het gericht te. . . 384 Havercamp in het kerspel Doetinchem, de ... . 266 Havercamp in het kerspel Doetinchem, tiend uit de . 268 Haverkamp in het kerspel Neede, de 356 Havermaet bij het huis te Lathum, de 456 Havermaet in het kerspel Neede, de 356 Haevick 21, 46 Hazewinkel, de 422 Heersing-(Hissinks-)kamp 441, 442 Heesemansgoed 129 Heestermate, de 107 Heetcaelen, de 153 Hegenacker, de . 356, 358, 359 Heggen, ter 261 Heggestuck, het 452 Heggeveld, het 262 Heydencamp in het ambt Doetinchem, de 247 Heidecamp in het kerspel Winterswijk, de. . •. . . . 504 Heyginck (Heydinck) . . . 369 Heyinckalach, het .... 107 Bladz. Heymegoor 113 Heynoerde, jaarrente uit . . 275 Heistercamp, de oude . . . 422 Hekerbroek, het 195 Hekeren in het kerspel Doesburg 176 Hekersche goed in het kerspel Steenderen, het .... 149 Hekersche slag in het kerspel Angerlo, het 197 Hekersche weerd in het kerspel Doesburg, de 176 Heeckersmaete, ^ van de . . 339 Hekinck in het kerspel Hengelo 329 Heking in het kerspel Winterswijk 474 Helmansgoed. Zie Sande. Hemelrijck, het 107 Hengsel, het 81 Hengstenpand, het ... . 398 Hennemansmate 176 Henricusslach 304 Herdinck 67 's Herencamp .... 441, 442 's Herencampsche hoven . . 441 Hering in het kerspel Hengelo 283 Hering in het kerspel Warnsveld 23 Hercler 23 Herlemaet (Bourlemaet) . . 34 Hermeldonck 473 Herssewynckel (Haeswinckel). 255 Hertman 500 Hersuren, de 457 Hessensche goed, het . . . 430 Heuvel . 240 Heu vertiend 93 Hiddinkgoed. Zie Achterloe. Hietbrink 90 Hietkamp 83 Hietkampsmaetjen .... 88 Hilbert. Zie Elmerinck. Hillensteedjen, het .... 277 Hincamp 500, 504 Hissing, tiend uit . , 432, 437 Hissinkskamp. Zie Heersingkamp. Hitlandt, het 107 Hobbenschot, het .... 107 Hodebrink 73 Hoeneking, te Leesten (kerspel Warnsveld) 16, 29 Bladz. Hoeneking, te Vierakker (ker¬ spel Wamsveld) . . B. 3, 47 Hoenekinkskamp . . . . 19, 20 Hoenekinksweide . . . . 18, 20 Hoenhoff, den 511 Hoente. Zie Honolt. Hoentermate 357 Hoekingh 499 Hoeve, de havezathe . . . 356 Hoevestadt 489 Hoffs campjen 441 Hofstede, ter 249 Hofstuck, het 361 Hoxweyde . . .... 267 Hollenslag . . . 392, 399 — 401 Holsenbrink 38 Holte in het kerspel Doetinc- hem, ten .... 260, 453 Holte in het kerspel Hengelo, ten 316 Holthuysen in het kerspel Steenderen, de havezathe . . . 154 Holthuysen in het kerspel Steenderen, de leenkamer van . 105 Holthuseu in het kerspel Winterswijk 483 Holthuiser brink. . . 468, 483 Holthuyser goed in het kerspel Brummen 330 Holtcampsche molen, de . . 444 Holts 267 Holtstegerslag (Brnssenslag) 402, 403, 419 Honolt 355 Hontstegel 204 Hoge Baersche weerd, de 457—460 Hooge Geestel (Hoochgestel) 199, 202, 203 Hogeslaechsken, het. . . . 272 Hoge stege, de 106 Hogestoor 195 Hogewey, de is Hoykink 480—482 Hoymaeth in het ambt Doe- tinchem 195 Hooymate in het kerspel Winterswijk 47J Hoyslag, het 395 Hooyweide in het kerspel Hengelo (bij het Enserinck). . 288 Hooyweide in het kerspel Hengelo (bij het Keynerdinck). 302 Horderslag. het 418 Bladz. Horst in het kerspel Almen, de 61 Horst in het kerspel Almen, tiend over de . .61, 64, 65 Horst in het ambt Doetinc- hem, ten. • . • . 275, 276 Horst in het kerspel Gendrin- gen, de 422 Horst in het kerspel Groenlo, de halve ..... 339, 342 Horst bij het liuis te Lathum 456, 463 Horst in het kerspel Zeddam, ter. . 422 Horstinghssleeghe .... 322 Hovermucker, de 107 Hovesmaet, de 361 Huybertsmate, de . . . .116 Huygenslach, het 107 Hulshorst, de ... . 339 — 342 Hulsinck 119 Hulskensgoed 53 Hulst (Laatste Stuiver), de . 31 Hutnmeldinck .... 243, 245 Huning op het Gooi. . 316, 429 Huningscamp 441 Huete in het kerspel Drenipt, ten. . 216 Huete in het kerspel Wamsveld, de 12 Hueting. 474 Hutte, de. Zie Toebe Geversplaetse. Huyrnenstuck, bet .... 342 I. Yckinck in het kerspel Winterswijk . 489 Yckinck in het kerspel Zelhem 231 Ymhofsbelt, de achterste . . 87 , , de voorste ... 86 Ymmeking . 127 Ymmingdael. Zie Dymmingdael. Immink in het Bredenbroek onder Gendringen, Groot. Zie Bexwinkelslag. Immink in het kerspel Vorden, tiend uit Groot .... 437 Ymminck. Zie Gimuiinck. Ysselmatjen, het 195 Iselwey, de 263 Ysenvooitsche tiend, de 275, 384 Iserhorsten, de 44 Bladz. J. Jaelkinck. Zie Alkinck. Jalkincks Koemaat . . . . 233 Jalkinckslach '233 Jaeltincksmate 107 Jagersplaatsjen, het.... 436 Jacobscampken, het .... 123 Jan Gasselaersstede .... 422 Jan Klaps hoekje. . . . 216 Jan Rutgersgoed 77 Jegerstede 432 Jellesbongertje 164 Jemmync(Ymminck). Zie Gimminck. Jodenbercli 441 Yoginck (ïiodinck) . . . B. 4, 2 Jolinck in het kerspel Lochem 431, 432, 437, 438 Joling in het kerspel Warns- veld 47, 49 Yolongh in het kerspel Almen? 56 K. Calverpas, de 247 Kalverweyde in het kerspel Gendringen, de. . . . 391 Kalverwey in het kerspel Warns- veld, de 50 Kamerland, het 99 Kamp 460 Camphuisen 432, 435 Kampshorst, de Nieuwe . . 398 Kapellaenslach. .... 452 Cappelle, de 61 Kattenbroecken, de ... . 388 Keymansplaets. Zie Tiodinck. Keysersacker 120 Keil, ^ van het goed . . . 193 Kelholt 106 Kelwinck 494 Kemmenade, visscherij bij de. 269 Kempe 107 Kempink 91, 92 Kempinksbosch 91 Keppel, huis en heerlijkheid . 195 „ , 250 goudgulden uit het slot en de stad .219 „ , het recht van water te 196 „ , water- en landtollen te 196 Kerkenakkerken, het. . 164, 167 Kerckvunder, het. . . 339, 342 Kerkwjjks hofstede . . . 430 Bladz. Kerseier 449 Kervenhemsche schepeltiend, de 226 Keunen 452 Keurhorstermolen 444 Keusinaet 294 Kiphorst, de 402 Kismaete, de 247 Kistemaecker 107 Kivieten, de 94 Klaashorst, de 391 Claassensleegsken, het . . .416 Clanderman 484 Kleynenoort, den. Zie Keil. Kloosterhof 39 Cluse, het huis ter . . 117, 119 Clusemate, de 119 Cnauwertscamp, de ... . 266 Koehagen, de 77 Koeling .... 338, 344, 345 Koemate in het kerspel Groenlo 332 Koemaet in het kerspel Warns- veld 27 Koeslag in het kerspel Gen- dringen 395 Koeslach in het kerspel Lochem 107 Koeweyde in het ambt Doetinc- hern 264 Koeweid in het kerspel Warns- veld 39 Koyersland, het 83 Koldenvoirde, de 254 Colenkolk in den kring van Dorth (kerspel Bathmen) 73, 97 Colvers, de 441, 442 Compelwijck, Cleyn . . . .211 Conijnenberg 196 Coningh (Coeninck) in het kerspel Vorden. . . 432, 440 Koeninck in het kerspel Winterswijk (buurschap van het dorp) 495 Koeninck in het kerspel Winterswijk (buurschap Woold) 480, 481 Konynge in het kerspel Zelhem, ten 231 Coop, de 107 Koopstuk, het 287 Coortsplaatse, de 84 Cop Vogelsmaetjen, het . . 185 Coppel, de halve 149 Koppelmaet, de 24 Korle, tiend te 476 Bladz. Costverloren 323 Kreyl in het kerspel Doetinc- hem 267 „ in het kerspel Winterswijk 500, 504 * in het kerspel Winterswijk, het halve . . . 484 Crocht 44i Cromme stuck, het ... 247 Cruysbrincke 153 Cruysmathe, de 15 Crumpte 422 Kuypersplaatse 83 Knys, het halve goed ter . .193 Kulinch B. 2 L. Laeyken, het 195 Laer in het kerspel Almen, te 65 » » <1 , Vorden,het 432 * * * n n 1 klein 434 Laatste Stuiver. Zie Hulst Lage Baersche weerd . . .457 Lakeke, de 51 Lamerdinck 119 Lange maetjen in het kerspel Angerlo, het 195 Langeraath in het ambt Doesburg . 201 Langemaet in het kerspel Warnsveld 26 Langenberg in het kerspel Bathmen . 78, 79 » in het kerspel Zelhem . . . 240 Langenbrinkslag . . 393, 407 Langencamp in het kerspel Doetinchem, de ... . 266 Langencamp in het kerspel Doetinchem, tiend uit den . 268 Langekamp in het kerspel Gen- dringen, de .... 422 Langencamp in het kerspei Hengelo, de 279 Lange pand, het 422 Langeraksche tiend, de. . .195 Langesbroecken, de groote en kleine 107 Lange weide, de 457 Lanssinck 280, 282 Lathum, huis en heerlijkheid. 456 Bladz. Lederkinck 147 Leenslagen, de 107 Leeuw (bij het huis Keppel), herberg de 196 Legestoor 195 Lentinck 20, 59 Leuyt, de 195 Lichtenhorst 195 Lichtenvoorde, huis en heerlijkheid 445, 446 Lynsbergh 440 Linsenbos, halven . . . .441 Lintensche binnentiend, de . 432 Lodelwyngh 514 Loeynck (Boelinck, Bovinck) 78, 79 Loenhorst, een slag in den 246, 248 Loeshagen, de 77 Loken, het 422 Lonyngh (Loeninck) ... 360 Loo, het 122 Loorslag . 393 Losmaetjen, het 432 Ludekinck (Luyckingh). . . 241 Luytjen, het 288 Lunians(Luymen)slag 389, 391, 392 Luttike Evertsloe. Zie Evertsloe. Lutteke Geldingh Zie Gelting. Luttike Slag .... 393, 395 Luttike Winnekinck. Zie Winnekinck. M. Magenboldingh (Memelinck) . 298 Mallanden, 2 hoeven tot . . 204 Mangenhorst 195 Margrietenstede 432 Marckfort .... 72, 78—80 Marquardinck .511 Marsch, huis en goed de . B. 4, 2 „ , boerenwoning bij de . 4, 5 , , bouwland bij de . . 5 „ , leenkamer van de. . 4 Massinck 11 Meddeho, tiend te . . 477, 491 Medler, de havezathe het . . 370 Meentjesslege . . 392, 395, 404 Meyerinck in het kerspel Hengelo 314 Meyerinck in het kerspel Warnsveld (buurschap Anderen) 21, 45 529 Bladz. Meyeringh in het kerspel Warnsveld (buurschap Leesten) 32 Meynerfoldinck(Meynwoldinck) 300 Meysmate, de 115 Mellinck 449-452 Melckwinckel . . . .441, 442 Memelinck. Zie Magenboldingh. Mendyngh 109 Mengfeld (Menkveld) in het kerspel Lochem (buurschap Boshuirne) . . . 432, 439 Mencfelde (Mingfelt) in het kerspel Lochem (buurschap Zwiep), de hof te. . . . 104 Menynck (Menongh). . . . 293 Menninck in het kerspel Hengelo (buurschap Noordink) B. 2, 295 Menninck in het kerspel Hengelo (buurschap Varssel) . 327 Menseking opter Veerst . .146 Mensinck B. 2, 351 Mentinck (Myntynge) . B 2, 304 „ , het groote. . . . 308 „ , luttike 308 Mentincksslach 306 Mentinckssondercamp . . . 307 Messeniakers huis . . 164, 168 Meule . 432 Meulemaet 25 Meulendijck 432 Meuleveen 71 Michelbrink .... 393, 411 Middachtensmathé, de . . . 107 Middeldonck, de . . . 388, 389 Middelkamp te Vorden, tiend uit bouwland op den . .381 Middendorp 209 Mingfelt. Zie Mencfelde. Modenberch, de 368 Moespot, de 89 Moysump 107 Mol 107 Moelenberch . .... 457 Molenland, het ... 97, 98 Morgenstern 107 Muilenstede. .*.... 456 Muskamp 468, 471 Mussenhegge, de 288 N. Nederhelbergen 1 Bladz. Nederlaer 111 Neerhorst, de 422 Nettelhorst, het huis te, B. 2, 106 Netterden, het gericht te . . 384 Nyemaet, de 294 Nieuwenampsen. Zie Ampsen. Nyen Bongert, den . . . .251 Nyendijk 84 Nyengrave, de 240 Nyenlioef te Erde (Aerdt?) . 429 Nieuhoff in het kerspel Lochem (buurschap Langen) . . . 107 Nieuwenhoff onder den Wilden- borch 432 Nienhuys in het scholtambt Lochem, de liavezathe . . 122 Nyehuys in het kerspel Steenderen 158 Nyenhuis in het scholtambt Zutphen (buurschap Epse) 73, 74 Nyenhusingh in het kerspel Hengelo B. 2, 311 Nye camp in het kerspel Groenlo, de 336 Nieuwenkamp in het kerspel Warnsveld 50 Nieuwekamp in het kerspel Winterswijk 468 Nieuwenkamp in het scholtambt Zutphen (kring van Dorth) 81, 82 Nieuwe weerd, de ... . 457 Nieuwlant 432 Norden. het 61 Nordsche weide, de ... ■ 422 Noteboom ....... 99 Nottelen 452 Nuysinck 13 0. Ochten, tiend te 453 Oessel, tiend te 431 Oevelgoer 107 Oeverinck. Zie Averenge, Averinck. Oykinck (Onekongh) . . 56, 58 Oliemolen in het kerspel Winterswijk (buurschap Woold), de nieuwe 478 Olthuys 432, 435 Omloopstiend te Vorden 432, 436 Ommeloop 195 Oinck (tienden over). 73, 78, 93 Oortjes, de 263 Bladz. Oostendijk 96 Oosterholt, Lutteke . . 334—336 Oostermaet, de 26 Oostermans 507 Osselaer 107 Ossenband 4 Osseweide, de 107 Overhagen 277 Overhof, de 422 Overvelt 75, 91 Ovinek, kleiu .... 122, 123 P. Paardemaete, de 303 Pagencolck 432 Pannebackerssteedjen, het. . 277 Pannekoekenheuvel, de . . .391 Papenheuvel, \ van de weide. 193 Pas, de 26 Pechner 441 Pentjes, de. . . 393, 402, 409 Pesken, liet groote .... 142 , het kleine .... 142 Pillingh B. 2, 112 Pirick, de 269 Plantenslag 392 Pleckenpol, de havezathe . .472 Pollekes, de ... . 339, 342 Polsenbroeck 239 Polscampjes, de 443 Ponjaertsmathe, de ... . 107 Pothoff. Zie Enselman. Potjesweide 164, 166 Priesterdinck 224 Putselersgoed. Zie Welle. Puirwinkel 164, 167 R. Radelande in het kerspel Doesburg, ten . . . . B. 1, 163 j Kaelant onder de heerlijkheid Keppel 195 , onder de heerlijkheid Lathum 457 Ravenacker, de 232 Kegenbaginck (-bainck, Gor- kengoed) 485 Regeninck 67 Reigersbroeck 107 : Reynerdinck. Zie Ryngerich. Bladz. 1 Reynering 116 Rexwinkelslag (Groot Immink) 393, 409, 413, 414 Remmeiink 443 Remmen 441, 442 Rendsepandje het .... 389 Ren.sinck .... . . 498 Reube(Rueve)kempken, het. . 240 Reusinkweyken, het .... 393 Riedt, de 84 Rietgoer, de 252 Rietmaetgen, het. Zie Bonenstuck. Rietslag 393 Rietstapperslag . 393, 407—409 Rieff, het hooge 50 „ het lage 50 Rieve, het 49, 53 Rieverhorst, de 52 Rijffelerskamp, klein. . . . 314 Rijsacker, de 361 Rijslendeken, het 25 Rjjsmaet, de 422 Rijsweerden, de 191 Ryngerich (Reynerdinck) . . 300 » * , stuk¬ ken bouw- en weiland onder het 302, 303 Rinkesslag. Zie Woltersstedeken. Roberdinck. Zie Roderdinck. 's Roden slach 257 Roderdinck B. 3, 376 Roenberg 452 Roenberger kamp, de . . . 452 Roerinck (Royincki .... 73 Roesselingh 499 Roessinck (Rosyng) . . 239, 241 Roessinck Bollemer .... 240 Roessinckslach 239 Rogakker, de 170 Roggenkamphorst, de . . . 398 Royinck. Zie Roerinck Ronde weyde, de 4 Rootwortele 461, 462 Rosyng. Zie Roessinck. Roussenslag .... 393, 396 Ruyssengoet 424 Runtvoertslach B. 2 Ruselinck 498 Ruurlo, de hof te . . B. 2, 67 „ , wind-en watermolen te 71 Ruwenhoff 505 Blaclz. s. Samberch 496, 500 Sande, ten ....... 245 Sandersweyken, het . . 393, 410 Sasse 438 Sehaeltwijck 158 Schaeps ........ 195 Scliaeps Dulmer . .441, 442 Schaepschot 468 Schansengoed, het .... 71 Scheerdersplaats. Zie Grotenhnys. Schellekens hofstede. . 164, 167 Scheper Arentstede . .441, 442 Schepersescli 468 Schepperstede 467 Scherpenborch, de, B. 2, 353, 355 Scheurweyde, de 5 Schiltmaetjen, \ van het . .193 Schiphorst, de. . . . 164, 166 Schoolte, de ... . 78, 80 Schooltemars, de . . 83, 85, 86 Schoolthof 82 Schryecke, de 387 Schrvvenmaetjen, het . . . 247 Scliurinkstraete 95 Schuttenplaatse 84 Schuttenstede, de 115 Secken, de 432 Seckmate, de 107 Sennickshorst, de 107 Sessing 312 Sydeslaegsken, het . . . .247 Sydeveld, het 216 Sye Wassink 484 Syckingh 499 Silvolde, het gericht te 431, 441 Synnerdinck, de tiend over . 349 Sittersstede 507 Slade, ten 480 Slangenburch, de havezathe . 266 Slichtkynningh 223 Sligthorst 468, 471 Slyke, ten 217 Sloese, de 90 Slootmaten, de 107 Sluisenkamp .... 468, 471 Slunde, ter 219 Smalenplaatse 85 Smallenhorst ...... 393 Smalle weide, de 457 Smedekinck in het kerspel Zelhem 225 Bladz. Smedes erve. Zie Boegel. Smedingh in het kerspel Warns- veld 35 Snijdersplaats 124 Snijderswoning 122 Soetenhorst, de groote . . 107 Sonderen, het halve . 340, 341 Soppers 149 Spyker, het 18 Spykerkamp 216 Spoelberch, de 384 Sprockelhorst, de 107 Stakenborgswey . . . 393, 410 Steelscamp, de . . . 340, 341 Steenkampen in de heerlijkheid Lathum, de 457 Steynenkamp in het kerspel "Winterswijk. . . . 468, 471 Steenkoele, de 287 Stegeman 122, 123 Stegen (Steginck) . . 78, 79 Steynfort 89 Stenderinck .... 322—324 Stenderinckshaer 322 Stenderincksmaete .... 322 Sterrebosch 96 Sterreland 96 Stiersweide 189 Stoffenborch 467 Stokhair 56 Stokmaetjen, het 269 Storkshorst, de ... . 397 Strijp. de 170 Stroete in het kerspel Gendrin- geii, de halve 414 Stroet in het kerspel Lochem 101, 104 Struyd, de 77 Suideras (Zuderaes) B. 3, 23, 369 „ . molen te . . B. 3, 369 Suilensverdriet 170 Swanenburgsche veld, het. . 422 Swarte acker, de 240 Swartegoor, het . . . 107, 121 Swaving in het kerspel Hengelo 325 Swavingh in het kerspel Warns- veld 10 Sweersmatjen, het ... . 441 Sweverinck 147, 369 Swichelaer 107 Swijp, de hof te 127 T. Veendriks hooyweyken, het . 41! Yeendriks koeslag, het. . . 411 I beding . . . . . 441, 443 Venhorst 361 Jelgenkamp, de 90 Vennemanshoek, de . . . .39' Tesinckmate, de 125 Verckensweide, de . . 457, 46; Tichelmaet 422 Verrenvelt 50i Tiendagswerk, het . . . 97, 98 Vervelde. Zie Varen velde. Tiodinck (Tyoginck, Keymans- Vierhnystienden, de ... . 13{ plaets in het kerspel Warns- Vlak, de groote ... 3£ ve^ 29, 43 Vlamminck I3f liodinek. Zie Yoginck. Vlicke, de 83 Toebe en Jan Geversplaetse Vlutte, de 392 de kleine .... 107 Weenk, de bloedteinde uit . 437 Velde, ten 23, 39 Weenk, koorntiend uit. . . 431 Velderbosch 41 Weerd, de kleine 162 Velderbouwhof 42 Weyer . 432 Veldhorst, het halve . . . 389 Weytcamp .... . 456 Veldhuisen 27 Welingh 506 Veldijk 99 Welle (Haecksgoed) in de heer- ^ 441, 442 lijkheid Lathum, ter. 461—465 Vendrik (het Vaendrigstede- Welle in het kerspel Steendeken), de . 393, 412, 413, 417 1 ren, de halve . . . 158, 163 Bladz. T. Theding. ..... 441, 443 Telgenkamp, de 90 Tesinckmate, de 125 Tichelmaet 422 Tiendagswerk, het . . . 97, 98 Tiodinck (Tyoginck, Keymansplaets in het kerspel Warnsveld . 29, 43 Tiodinck. Zie Yoginck. Toebe en Jan Geversplaetse (de Hutte) .... 481—483 Tolstede 507 Thonis achter den Camp . . 356 Top 432, 438 Torenacker, de 216 Toorenstucke, het .... 247 Tubbinck (Tobbinck). . . .431 Tudislo . . . . . . . .119 Tudisloderstockdaelte . . .121 Tuytenborchs acker, de halve 193 » camp, de halve 193 Tuelencaatstede 412 Tulenstedeken, het .... 412 Twyvelkes, de ... . 393, 417 ü. übbinck 487 Uytwenig '432 Ulkesslag. Zie Michelbrink. y. Vaendrigstedeken. Zie Vendrik. Varang, de 196 Vaerelant, het 343 Varenvelde B. 1 Varsseveld, het gericht te 431, 441 Varsseveld, de wind- en rosmolen voor 444 Veeweide, de groote . . . 107 , , de kleine.... 107 Velde, ten 23, 39 Velderbosch 41 Velderbouwhof 42 Veldhorst, het halve . . . 389 Veldhuisen 27 Veldijk 99 Veis 441, 442 Vendrik (het Vaendrigstedeken), de . 393, 412, 413, 417 1 Bladz. Veendriks hooyweyken, het . 412 Veendriks koeslag, het. . . 413 Venhorst 366 Vennemanshoek, de ... . 397 Verckensweide, de . . 457, 461 Verrenvelt 508 Vervelde. Zie Varenvelde. Vierhnystienden, de ... . 136 Vlak, de groote ... .39 Vlamminck 136 Vlicke, de 87 Vlutte, de 392 Vogelhorst, de kleine . . . 120 Volckerinck 106 Volradinck . 157 Vondermaet, de 21 Voorst, ter. . . . B. 3, 26 Voortmansmathe, de. . . . 107 Vorthusen 216 Vos, de groote 452 Vos, de kleine 452 Vossenbult, de 400 Vredebrechtinck 500 Vree, 't 432 Vridagenkempke B. 2 Vries, Vriezen 484 Vriesecolck 61 Vriesenmaetjen, het. . . .116 W. Waenderslandjen, het . . . 263 Walfort (Waldenvort, Waelvaert), het huis .... 506 Waliën, het huis 494 Wanninck i Wonninck) . . . 369 Wanninkhorst 158 Warninck. Zie Enserinck. Wassinck in het kerspel Groenlo, het huis te. . . 332 Wassinck in het kerspel Warnsveld 6 Weenk, de bloedteinde uit . 437 Weenk, koorntiend uit. . .431 Weerd, de kleine 162 Weyer 432 Weytcamp 456 Welingh 506 Welle (Haecksgoed) in de heerlijkheid Lathum, ter . 461—465 Welle in het kerspel Steenderen, de halve . . . 158, 163 Bladz. Welle in het kerspel Steenderen, weilanden onder de .161 Welsing. .... 442, 445 Wemersteetjen, het .... 452 Wendinck ..... 312, 321 Wensinck 229 Wentinckslach 229 Werfpanden. Zie Stakenborgsweide. Wermeldinck 142 Wertelt, de .... 146, 363 Weschederkamp, de ... . 489 Wesselingh 369 Westerbeke. Zie Westerbueck. Westerbueck (Westerbeke). . 147 Westerbroeksche weide, de 393, 414, 415 Westerholt 109 Westerick. Zie Woert. Westervoort, accijns te. . . 382 „ , heerlijkheid . , 382 , veer te . . . 382 * , visscherij te . . 384 „ , waag- te . . . 382 Wethorst, de kleine. . 164, 167 Wettum 441, 442 Weversplaatsjen, het ... 82 Wermerdinck B. 2 Wybelinck 112 Wichardinck (Wiclierink) 349, 449 Wielbergen. Zie Wyle. Wyle (Wielbergen) . . . .170 Wielheeze, het gericht te . . 384 Wijffacker 361 Wijnbergen, liet gericht te . 384 „ . Zie Winborch Wijersplaats, de 100 Wickerinck 496 Wildenborch, het huis . . . 431 Willichackeren, de ... . 456 Willigenland, het 96 Willing. Zie Grotenhuys. Willinck in het kerspel Zelhem 230 Wilt 269 Wymeldincksmate, de . . . 299 Winborch (Wijnbergen). . . 264 Windemeulen 240 161 442, 445 . . 452 312, 321 . . 229 . . 229 489 369 147 Bladz. Winckel (Hamwinckel) in het kerspel Doetinchera . . . 270 Winkel in het kerspel Groenlo 336 Winckelhorst . . . . B. 1, 512 Winkelpas, de 161 Winkelslag 393 Winnekinck 375 , , Luttike. . . .375 Winterswijk, de wind en het gemaal van. Zie Aalten. Wippert. Zie Hart. Wisch, heerlijkheid en huis . 431 Wis(se)kinck (Wiskongh) . . 348 " n » tiend over 349 Wisselt, het 266 Wissinck in het kerspel Groenlo 347 „ „ » „ Warns- veld 37 Wissinckslach, het .... 107 Withof, de 195 Woert (Westerick) . . 211—213 „ , bouw- en weiland bij de 216 Wochstapel (Brantstee). . . 73 Wolfskoel, de 397 Woltering 441, 442 Woltersstedeken (Binkesslag) in het kerspel Gendringen, het 393. 419 Wolterstede onder Varsseveld 446 Wonninck in het kerspel Lochem 107 „ „ „ Yorden. Zie Wanninck. Wonninckweide, de . . . .144 Wormerdinck 137 Wort, het huis ter . . 211—213 Wortelbrink, de . 393, 416, 418 Wullinck 228 Z. Zarboldinck 422 Zeddam, het gericht te . . 389 Zelle 318—321 Zydemate, de . . . . . .115 Zuderaes. Zie Suideras. LIJST DER GESLACHTSNAMEN. Bladz. A. Abbink . . 203, 250, 289, 332, 340, 343, 345 Abelen 306 Aberson 396- 398 Abrahams 186 Aehtevelt, van. . . 36, 66, 379 Adams 181, 182 Adolplii 340 Adrians 189 Aelberts, Albers . .31, 42, 180, 182, 183, 190, 296, 479 Aelderink 229 Aelkink. Zie Jalekink. Aelkoep 375 Aelvinckhave, te, Elvinchave, ten 333 Aemstel, van .... 320, 431 Aepelman 350 Aerde, van 346, 427 Aernink ' . 334 Aeswijn, van . 72, 219, 220, 272, 420, 425, 505 Aetsack 60, 62, 311 Ahuys, van 328, 352 Aken, van 173 Alardink 235 Alartssoon, Lambert. . . . 356 Albach, van .... 340, 486 Albers 42 Albertssoon, Henrick . . .237 Aldekerken, van 327 Aldenhoven, van . . .217, 246 Alerts 355 Alferink 94 Aller, van 110 Bladz. Almaras, Exalto d' . . 287, 326 Alord 339 Alpherts. . 180 —184, 190, 191 Amburen, van .... 212, 214 Amekink 100 Ampsen, Arasen, van 67, 111, 114, 127, 341, B.2 Amptink 372 Andriessoon, Dirk .... 143 Antink 157, 291 Apeldoorn, Apelthorn, van 34, 36, 40, 70, 103. 113, 152 - 154 Arenberg, van 274 Arents, Arentsen, Arntzen, Aerntzen 132, 181, 330, 342, 390. 395, 404, 430, 502, 503, 509.! 512 Arler, van 228 Arnhem, van . . 257, 427, 428 Arssen, van 258 Asbeck, van . . 490, 491, 502 Assignies 1), d' 187 Avelink 190, 461 Averenge. Zie Overink. Averkamp 289, 405 Averkamp, ten. . . .151, 152 li. Baak, ter 477 Baar, Bare. van 145,146, 226, 247, 248, 258, 266—268, 272, 295, 318, 322, 366, 420, 427, 449, 450, 454 Baax, van . . . 198, 201, 220 Bachiene 328, 359 Backer 93, 131, 215 ') In het Register staat van Dasengien. Bladz. Backerweert 127 Backhues, Backhuse, ten 296, 297. 304 Bade 350 Badon Ghyben 459 Baeck, van 65. 129, 134, 136, 146, 147, 149, 150, 156, 163, 170, 326, 351, 363. B. 3 Baerken 213, 227, 242, 244, 246, 281, 294, 306, 329 Baers, Baerts 428 Bayen, van 15 Banning 35 Barghege, Berghege . .5, 18—20 Barink 167 Barme, ten. . . 302, 303 Barner, Berner . 13, 47, 48, 101, 102, 104, 112, 118, 150, 326, 464 Bartels, Bartelts, Bartolt 132, 133, 173, 273 Bassen, van 495 Basteert 357 Basten, van . . 488, 489, 493 Batenborch, van 429 Batenburg 342 Baustetter, van 225 Beckera. van der 496 Becker 176 Becking 240, 285, 288—291, 392, 393, 403, 450-452 Becquer . . . . 168, 170, 199 Beeck, van . 172, 173, 206, 207 Beeck, van der 450 Beecker 297, 341 Beeftink 214, 286 Beekhuis, Beekhuisen, Beekhuysen. . . . 157, 176, 225, 308 Beem, van 181 Beens 277 Beest, van 188 Beest, te 404 Beeuw 54, 55 Begel 260 Behm, ten . . .25, 38, 63. 150 Behm van Knuth, ten . 63, 64 Behm Wentholt, ten . 295, 374 Beyer 356 Beyer, de . . . .30, 168, 199 Beyerink 292 Beinhem, Beynom, van 44, 210, 327, 518 Bladz. Bekking . . 229, 240, 285, 288-291, 392, 394, 403, 443, 450—452, 502 Bel 214 Bele, van 211 Bellenbrugge, te 345 Bellinchaven, van 220, 245, 246, 252, 253, 255, 317 Belterman 390 Bemer 170 Bemmel, van 507 Bengevoort, te 502 Bennerdink 485 Benning, Bennink 233, 285, 291, 412, 480 Bensel, ten 392, 406 Bensink 470 Bentel, ten 406 Benthem, van . . ... 379 Bentheim, Graven van 441, 444, 483. 499, 500, 501 Bentink, 12, 29. 40, 58, 103, 112, 126, 185, 230, 253, 318, 348. 364, 365, 428, 432, 441 Bentvelt 236 Berchuys, van 374 Berenbags 3-] 4 Berendsen, Berentsen, Berents, Beernts, Berndsen . 140, 162. 185, 186, 269, 395, 430 Berentvelde, Berntfelde, van 472, 476, 492 Berg, Graven van den . 263, 269, 275, 277, 382, 384. 385, 386, 388, 420, 427, 431, 432, 440, 444, 514 Berge, ten . . . 204, 206, 211 Bergerslag 416 Berinchem, van . . . .212 Berck 13, 46 Berkeier 255, 412 Berkhorst, ter 362 Bermentlo. van 356 Berner. Zie Barner. Bernink, Beernik. . . 331, 332 Berns 451, 452 Bervelt 204 Besseling, Besselink . 134, 286 Bessink 490 Besten, van .... 346 -318 Bettekamp 400 Bettink 225, 234, 235, 241, 342 Bentel, ten Benthem, van . . . . . Bentheim, Graven van 441, 444, 483. 499, 500, Bentink, 12, 29. 40, 58, 103, 112, 126, 185, 230, 253, 318, 348, 364, 365, 428, 432, Bentvelt Berchuys, van Berenbags Berendsen, Berentsen, Berents, Beernts, Berndsen . 140, 162. 185, 186, 269, 395, Berentvelde, Berntfelde, van 472, 476, Berg, Graven van den . 263, 269, 275, 277, 382, 384. 385, 386, 388, 420, 427, 431, 432, 440. 444, Berge, ten . . . 204, 206, üergerslag . . . Berinchem, van Berck Berkeier. . . . Berkhorst, ter . . Bermentlo. van . Berner. Zie Barner. Bernink, Beernik. Berns .... Bervelt .... Besseling, Besselink Hessink . . . . Besten, van . . Bettekamp . . . Bettink 225, 234, 235, 241, Bladz. Betuwe, in de. . 244, 301, 328 Beuckenvoort .... 204—207 Beumer .... 174, 208, 222 Beunk 394 Beusink 262 Beutelmans 350 Bevervoord, van ... 59, 68 Bier 175 Bierman 237, 350 Bierwisch 45 Byesecen 203 Bievink 406, 407 Byland, van 433 — 440, 447, 448 Bylart, van 176 Billick, van der 496 Bingerden, van . . .142, 260 Bisschop . . 5, 22, 137, 263 Blaauw 181 Blanckebiel 117 Blanckenberg 350 Bleek, van .219 Bleecker 359 Bleken 131 Blijffart 212, 214 Blikman 22 Blo, van 151 Bloemendaal 166, 167, 286, 287, 326 Bloessum 247 Blomen 232 Blonk 181 Blox 369 Blnemers, Blnymers . . 272, 417 Blumink, Bleumink . . 288, 324 Bobbink 150 Bocholt, van . . . . 217, 218 Bodde .... 460, 461, 463 Bodelenberg gen. Schirp, van 226, 315, 455 Bodelschwing, van . . .72, 73 Boeckeler 148 Boeckholt, Bockholt, van 77, 328 Boecop, Bocop, to 48,102, 378, 494 Boegel, Bügel . . 396, 397, 409 Boeyer, Boyer .... 236, 251 Boekhorst, te, Bokhorst, ten 393, 394, 396, 413, 416 Boelen .... 393, 394, 402 Boelhoff, ingen 239 Boellard 412 ') In liet register staat Pol. ") v „ . . Bersell. Bladz. Boenink 332 Boerboom 430 Boerlo, van .... 212, 214 Boerink 127, 128 Boese, de 130 Boesink 502 Boetbergen, van 274 Boetzelaer, van den . . . .194 Bögel, Nerinar 374 Bogele, van den 508 Boynck 128 Bokkel, te 389 Bol1) 17 Boldewijnssoon, Lambert . . 45 Bom 236, 329, 345 Bommel, van 165, 168, 207, 238, 271 Bon, van 326 Bonenberg 346 Bongart, Bongart, ten . 198, 244 Bongart, van den . . 140, 295 Bonnekink 497 Boom 281, 430 Borch, van der 228, 370, 371, 426, 429 Borch art .69 Borg. Borch. ter, 216,375, 470 Borghorst, Borkhorst, Borck- horst, van .... 389, 492 Borken, te . . . 235, 238, 271 Borkes, Borkens, Barkens 390, 397, 405, 415 Borninkhoff gen. Coolwagen . 475 Borssele 2), van 466 Bos 208 Bos, Bosch, ten 179, 216,333, 459, 460, 461 Bosch, van den 493 Boshoff 24, 247 Boshoven 186 Bosman 99, 100, 390 Bosveld 405 Botterman 30 Bouens 350 Bonhuse, van den . . . 34, 156 Bouman, Boumans, Bouwmans, 15, 49, 95, 172, 463 Boumeester . 23, 100, 203, 414 Bouricius 458, 459 Bouwer 89, 97, 98 Bladz. Bouwer, van Markel 89, 94, 97 Bouwma, van 367 Bovelt, van 335 Bovy 481 Braam 42G Braam, van 168 Brabeck, van 497 Braek, te 394 Braek, ten 24, 50 Braek, Brake, ter 16, 29, 43, 394 Braekhorst, te 394 Brakel, van. . 65, 187, 191, 277 Bramel, Bramelt, van 327, 372, 373, 376, 377. B. 3 Bramswic, van B 3 Brandenburg, van . . . .461 Bransenborch, van 136, 137, 142, 143, 145, 146 Brant, Brants, Brands 186, 190, 386, 387, 518 Brantsen, 144, 161, 192, 277, 382 Brass 435, 436 Brauns 498 Breda, Lemker van . . . .151 Bree, de 174 Bremer 162 Bremt, van . . 322, 366, 424 Breukelaer 394 Breule, van .... 313, 314 Brienen, van 2, 30, 80, 138, 151, 163, 164, 316 Brink, Brink, Bryncke, ten 87, 168, 169, 324, 356, 369, 393, 394, 403, 411, 419, 453 Brink Volkers 203 Brinchove gen. Swalen, ten . 359 Brinkink 231 Broek, Broeke, Broike, ten, 74, 233, 365, 440, 450 Broeke, van den 253 Broekeier 393 Broekeier geh. ten Tuynt . .221 Broeker 94 Broeksmit 74 Broens 512 Broichusen, van . 6, 57, 58, 114, 116, 149, 152, 156, 181, 200, 205, 206, 219, 220, 252, 274, 322, 366, 420, 450, 455, 467, 493 Broil, ten 296 Zutphen. Bladz. Brokeler, te en ten . . 449, 450 Brokhorst, Borkhorst, van . 492 Bronchorst, van 56, 58, 145, 177, 220, 223, 238, 271, 287, 424, 425, 431, 454, 455, 466 Brouwer. 41, 42, 181, 184, 190, 192, 398, 399 Brouwers 244 Brueckhees, van 242 Brueckink . 50, 85, 86, 92, 161 Bruen, de ... . . . 425 Bruggen, ter . . . 32, 54, 372 Bruggink, Bruggink, te 221, 328 Bruyn, Bruin, de 169, 270,273, 328 Bruynink 339, 342 Bruinis 298 Bruyns 493 Brumans 463 Brunryngh 277 Bruns' 222 Brunsvelt, te en van . 300, 408 Brusse, Brassen, Brus .390-394, 396, 399, 404, 408, 409, 417, 450, 451 Budde 359, 360 Buddink 44 Bueckefoert 242 Buecker, Bueckers . 6, 52, 308 Buerlo, van . . 8, 34, 46, 378 Buerse, van . 46, 298, 365, 491 Buggink 149 Bugt, Bogt, ter . . . 337, 340 Buyink 144 Buynk 393 Buysken 60 Bulderman 411 Bulo, van 261, 262, 356—358, 425 Buninck, Buyninck, de. . . 308 Bunsink 390 Buren, van 283, 318 Buskens 480 Bussche, ten 476 Busscher, Buysclier, Busser 221, 244 Bussemaker 14 Bussink .... 301, 397, 403 Buth, van Deuthe gen.. 352, 353 D. Baell, van 157 35 Bladz. Daetzeler, van . 198, 199, 245 Dageraets 137 Dalekinx 230 Dalmont 306 Dam, ten 519 Dam, van . .15, 237, 238, 271, 272, 298, 368 Damen .... 181, 182, 396 Danen .... 207, 213, 251 Dannenborch, Ritmars van . 315 Dapper .... 278, 362, 440 Daris 227 Darthuysen, van 379 Dattelen, van 377 Daven 439 Daveniet 172 David 294 Debbing, Dibbink .... 475 Dedem, van .... 370, 381 Deerns 358 Deyn 117 Dekkers 413, 414 Delen, van . . 13, 27, 420, 422, 505 Delwig 302, 303 Oemkes 406, 408 Denneboom, Dickers. ... 81 Derks . 182, 186, 215, 304, 517 Deurvorst 443 Deus van Bingerden. . 142, 260 Deus van Loil . . .172, 209 Deuthe gen. Butli, van. 352, 353 Dibbets . . 185, 217, 459, 460 Dibbink, Debbing .... 475 Didio 171 Diemen. van . 51, 248, 278, 294, 310, 311 Diemen Opgelder, van . . .311 Diemen van Lamsweerde, van 166 Dienberch, Dienborcli 3, 488, 498, 499 Diepenbroek, van . 193, 336, 338, 360, 412, 485-487, 489, 490 Dierix 44 Dikkers ... 81, 82, 240, 241 Dillen, van 201, 202 Dimmendael . . 226, 227, 229 Dinant, Dynant . . . 301, 310 Dirckssoon, Henrick. . . . 356 Dochtler 245 Dodinkweerde, van . . 474, 484 Doelen 503 Bladz. Does, van der 28 Doetinchem, Deutecom. van 27, 40, 118, 187, 188, 262, 299. 331, 370 Dolina, van 74 Dovs, Douys, Duys, Doeys, Deus ... 53, 54, 142, 172, 197, 209, 260, 429 Domineren, van 36 Donk 180 Donker . . 113, 451, 452, 459, 461-463 Doornik, Doirnik, Doornink, van .256, 265, 267, 268, 399, 400, 464, 512, 514 Doornik, van Ulft gen. 464. 465 Doremberg, Dorenberg, van, Dornberg, van 433, 434, 447, 448 Dorenweerd, van 431 Doreslaer . . . .15, 372, 373 Dormt, van 472 Dorren 44 Dorsten, Dursten, van . . . 379 Dortli, Dorret, van 23, 33, 41, 48, 72, 74, 77,' 102, 128, 138, 155, 354, 355, 369-371, 378, 434, 494, B. 1 Drentel, ten 470 Driessen. . . . 165, 281. 282 Dryhuis, ten 512 Dry li en, van 1, 13, 65, 126, 379 Droever 332 Drooclisclieere gen. Pyerick . 213 Droppers 480 Droste, Drost, Drossaet . 73, 135, 474, 475, 479, 499 Drummond 221, 222 Duerkoop 231, 331 Duys van der Hoeven . . . 429 Davsborcli, van 234 Duytsen, den 188 Duvtslioff . 398, 408, 411, 414 Duyven, van 356 Duimen, van 143 Dumbar 278 Dunnenbrink, ten. . . . .175 Dunnewolt . . . 247, 326, 428, 484, 485, 504 Dassen, van der 194 Duven, ten 377 Dijk, van . . . 181, 190, 191 Dijke, ten 346 Bladz. dijkers 233 E. Ebbekink 60, 66 Ebbel 172 Echten, van 353 Eeftink 359 Eekholt 362 Eeltink 479 Eenschaete, van 6g Eep, van 273 Eerde, Erde, van . 159, 260, 467, 468, 472, 478, 481-484, 490, 500. 512 Eerligh 263 Egberts, Egbertsen . .179, 182, 204, 343, 377 Egelink .... 174, 208, 222 Egelsen, van 149 Eggink . . . 22, 85, 144, 262, 263, 279, 292, 305 Egmond, van 134—136, 143, U7, 187, 454 Egum, van . . . 15, 372, 373 Eyberts gen. Middachten . .171 ty'Sel 495 Eykels 81, 82 Eyl, van . . 72, 306, 322, 354, 366, 378 Eylerts 251 Eymeren, van. . . . 244, 511 Eynde, van den 426 Eyndendijk 93 Eynschoten, Enschoten, van 279 Eys, van . 295, 296, 303, 304 Eytelwein Eek, van . 25, 38, 70, 150, 151, 159, 181, 274, 296, 308, 362, 370, 492, 494, 513 Elberink 439 Elbervelt, van .... 475, 476 Elborch, van der .... 234 Elden, van 67 Elderink, Eldering 52, 330, 345, 346, 486 Elferink 301—303 Elfers 233 Elger 38 Elgershnysen 337 Elink 496 Ellen 393 Ellerdink . . . . ! 292, 310 Elmendorp, van . . . 224, 497 Bladz. Elraerdink 34 Els, van. . 248. 252, 421, 423 Elshoff 269 Elten, van . . . 213, 236, 301 Eltink 290 Elverdink 200, 308 Elverick, van 422 Elvinchave, ten, Aelvinckhave te 333 Elze, van den 429 Emmius 15 Endelstorp, van B. 3 Enderingh 290 Engberts 292 Engelen ... 17, 41, 144, 151, 156, 157, 266, 280 Enghusen, van . 129, 170, 205, 255, 256, 317| 427 Enink, Eninx .... 227, 294 Ennis . '. 171 Enschoten, Eynschoten, van 279 Ense, Evnsse, van 13, 185, 360, 494 Enserink . 240, 284—286, 290-292, 312, 321 Ensink 132, 133 Ente, van 358 Entink 509 Epen, van 222, 223 Eppink, Eppinx ... 66, 470 Eps, van. . 191, 192, 437, 438 Erenstein 72 Erbach, van .... 388, 389 Erp, van ... 106, 178, 218 Ernou . . 434 Ernst, Ernsts . . .50, 377, 378 Eschede, van 360, 361, 363, 364 Ese, van der 62, 176, 177, B. 3 Eskink, Eskens . 304, 305, 307 Esschendorp 489 Esselink 474 Essen, van 12, 51, 52, 100, 123, 127, 151, 159, 160, 185, 218, 219, 248, 258, 278-280, 294, 296. 308, 310, 311, 316, 327, 330, 421 Essen, Snijder van 24, 25, 47, 74, 101, 102, 151 Euwsum, van ... 24, 79, 80 Evekink 234 Everts, Evers 39, 175, 180, 181, 190, 297, 393, 394, 410, 411 Bladz. Everwijn 40, 144, 171, 175, 191, 192, 201, 242, 277, 279, 280, 284, 320, 326 Exalto d' Almaras . . 287, 326 F. Faber 367, 368 Fanholt, ten 357 Fecke, Fecken 512 Felgentreff 392—395, 399, 418 Felts, Fels, Veis . . . 393, 412 Ferdinandes 378 Feriet 125, 440 Fewus 204 Fisier 181 Fleishouwer . . . .113, 451 Fleming, van 448 Flenckhorst 355 Fleussener . . 23 Flodorf, van. (Zie ook Wartens- leben) 73, 78, 80 Flonckert 355 Folmers 393 Fontaine, de la . . . 146, 185 Foppinga 206 Franken 131, 132, 201, 264, 295, 313, 368, 512 Frankfort 171 Franssen 202, 240 Freden, van 271 Fredriks, Freers, Frerix, Freriks 50, 51, 52, 186, 266, 393, 394, 399, 407, 419, 511 Froessink, Vrossink .... 377 G. Gaymans, Gaeymans, Goemens 383, 413 Galen, van 425 Gallée 39, 94 Gansneb geh. Tengnagel 156, 380 Gebbink, Klein 338 Gedeon 172 Geerlichs, Gerlichs, Geerling, Geerlink 133, 178—180, 184, 189, 190, 400, 428 Geertzen 327 Gelyssoon, Vrancke .... 59 Gelkink 393, 394, 404, 408, 409, 414 Bladz. Gelmers 21 Gelre, van 111, 152, 274, 355, 377 Geltink, Geltings . . 297, 407 Gemen, van 214, 466, 467, 493, 499 Gennes de Felin, de x) . . . 507 Gent, van . . . 160, 177, 316 Gerbrands 202 Gerys 332, 349 Gerritsen, Garritsen, Gerrits 18, 19, 52, 83, 85, 166, 181, 182, 191, 192, 207. 215, 219, 227, 252, 263, 324 Gerritssoon, Jan 230 Gertsen 212 Gerwerdink, Garwerdink 10, 511 Gesink . . 401, 410, 474, 485 Gessel. van 242 Geurink 403 Geurs 123 Gevecote 356, 357 Geverdink 332 Gevers, Grevers . . . 482, 485 Ghyben, Badon 459 Giebink, Gybink . . . 181, 398 Giegink, Gygink . 171, 318, 439 Gilkens, de 93 Gimmonk 379 Glaser 287 Glashorst 169, 203 Giering 310 Gobbels 377 Gocli, van 2 Godtschalk 462 Goebels 271 Goeyer, die 353 Goeyker, Goiker 366 Goemens, Gaymans . . 383, 413 Goetterswick, van . . 384, 388 Goy, van den 383 Gockinga 469, 471 Gockinga Henry . . .471, 473 Goltsmit 143 Goltstein, van . 2, 9, 24, 26, 60, 135, 145, 191,218,219, 378 Goltz, van der 268 Goossenszoon, Gerrit . . . 213 Gordinou de Gouberville . . 141 Gordon 167 Gorkttm, van 166 Gorselink 166 ') In het register staat verkeerd de Jenes de Felin- 541 Bladz. Gosens 35, 186 Goslinga, vau 79 Gotink .... 156, 302, 303 Gotijns 377 Graaff, van de . . . 362, 364 Graes, van 472, 474, 478,480, 483, 491, 497 Gras 408 Grauwert 31 Grave, vau den 471 Greflichein geh. Grijs, van. . 253 Grevels 376 Greven 71, 309, 363 Greven, die 47 Grevenits, van 513 Grevers, Gevers . . . 482, 485 Grevink, Grivink, 393, 404, 475, 481, 487, 503 Griet, van 209, 210 Griethuvsen 60 Grijs . * 252, 253 Grivink, Grevink 393, 404, 475, 481, 487, 503 Groen 237 Groot Nibbink 412 Gronde, ten 335, 336, 470, 482 Gronsvelt, van 270, 425, 477, 495 Grotenhuis, van den. . . .171 Grotenhuis, ten 378, 408, 409, 411 Grothe .... 66, 319- 321 Grovestins, van 87 Gruenwalt 16 Gruyl 343, 344 Gruythuis, van den 176, 271, 383 Gruter, Gruters, Gruytter, de, Groetcr, de 8, 45, 149, 206, 208, 213, 253, 257, 260, 280, 316. 462, 516 Gruter geh. van Hagenbeke, de 253, 257, 260 Guetkint 371 Gulick, van 138 Gun, ter 405 Gunnewijk, ten 342 Gnstenklo 391 Gutberleth Pleger .... 368 Gijsberts 426, 490 Giisbertssoon, Kroen. . . . 172 Gijsen 214, 366 H. Haak, Hack, Haick 74, 169, BiaJz. 191, 205, 211-213, 238, 366, 375, 376 Haan, de 181, 272 Haar, ter 111, 479 Haarink 166 Haarman 166, 213 Haas, de 155, 395, 405, 406, 413, 415, 425 Hacfort 23, 24, 33, 48, 106, 127, 135, 147, 151, 152, 156, 158, 256, 271, 354, 355, 368-371, 382, 454, 465, 477, H.3 Hadekink 101 Hadink 100 Haefkens, Hofkens, Hofkes 339, 345, 449, 469, 473, 478, 481, 483 Haeften, van 7, 59, 128, 477, 495 Haen 486 Haep, van der 431 Haersolte, van 12, 270, 382, 477, 495 Haert, van der 260 Haes, van 366 Hafkenscheydt 443 Hage, ten . . . 450, 512, 517 Hagedoorn 74, 217 Hageman 186 Hagen, van . 164, 200, 206, 212, 235—237, 239, 240, 246, 271, 274, 300 Hagen, van der 367 Hagenbeke, van 252, 253, 257, 260, 280, 348 Hagens, Hagen 285, 288, 291, 350 Haikink 307 Haytink 94 Hake, van der 280 Haken, ten 221 Hakhuys 377 Hakvoort, Hakkefort, Hack- foort 465 Hale, ten 492, B 4 Halewijn, Terestein van . .219 Ham, ten 239, 297 Hamers 240 Hamme, ten 144 Hanenvelde, ten 32 Hansen 364 Hardenberch . . 272, 278, 319 Harderwijk, van 148 Hardes 479 Bladz. Haren 138 Harkei, te 120, 121 Harmans, Harmansen 31, 179, 180, 251 Harmsen 139, 144, 145, 289, 435, 436 Harmsen Kattink 365 Harn, van 51 Harst 302, 303 Hart, van der. . . . 181, 337 Harten 183 Harterink 406 Hartevelt, van 450 Hartjes 428 Hartman 501, 513 Hasebroek 44, 60, 130, 210, 287, 311, 366 Hasselo 6 Hasselt, van 17—20, 29, 47, 52, 53, 56, 144, 161, 192, 228, 231, 245, 280, 295, 313, 327, 374 Haterink. . . . 402, 403, 443 Hatzfeld, van 426 Have, Haeff, ten . . . 197, 518 Haven, van der. Zie van deiHoeven. Haverlande, van den . 112, 474 Havestede, ter 489 Hebbink, Hebink, Hubbink 61, 226, 229, 416 Hecking 435 Heeck 47 Heek, van 359 Heerd, van. 277, 278, 280, 429 Heerenhave, ten, Heerenhave, ter 212, 214 Hees 49, 434 Heeselman 230 Heesen 391, 417 Heetbrink 74 Heetmathe 341 Heyden, van 103, 115, 498, 513 Heyden, van der 3, 54, 135, 136, 157, 224, 284, 320, 321, 354, 361, 424, 433, 447, 448, 476, 488 Heyden rijk 167, 343 Heydman 405 Heyendaal 244 Heyink, Heydink, Heygink 234, 243, 325 Heilbergen, van 255 Bladz. Heynk 503 Heynoerde, van 246. 249, 252, 254, B.2 Heirtz 129 Heytinck . . . 181, io2, 208 Hekeren, van 4, 7, 14,22,25, 37, 41. 42, 57-59, 63,66, 67, 70, 71, 86. 106, 110, 114, 118, 121, 122, 127, 129, 146, 155, 160, 194, 196, 197, 219, 220, 236, 250—253, 255—257, 259, 262-264, 270, 275, 317, 323, 347, 364, 365, 424, 438, 453, 477, 495, 508 Hekeren, te, Heker, te, Heekeren, to, Heker, to, 170, 176, 277, 377 Hekeren geh. van Kechteren, van ... . 126, 176, 177 Hekerman 176 Hekink, Heeking. . . 291, 329 Hel, van der ... . 50, 380 Helberg 338 Helle, ter 333 Heller . 169, 204, 206, 212, 214 Hellerink 310 Heimans 285 Helmich .... 333, 377, 426 Hemert, van 356—358. 476. 498 Hemert, de Eechteren van, 45, 210 Hemmink 342, 416 Hemsink 325, 346 Hendriks 31, 85. 130 — 133, 140, 180, 181, 186, 241 Hengel, van 404 Hengevelt 393, 394, 398,404, 418 Henry, Gockinga . . . 471, 473 Henrickssoon, Johan . . . 277 Herberts 383 Herink 283 Hermsen/Herms 99, 180, 182, 190, 208, 395, 428 Herner, van 67 Hersant 442 Hertenbroek, van. . .317, 423 Hertevelt, van.... 380, 450 Hertogh 387 Hesselink, 85, 92, 202, 240, 263, 264, 285, 291, 295, 302, 335, 396, 398, 403, 404, 406, 415, 482, 490, 492, 496 Bladz. Hetterscheid 234 Heuclom, van 258 Heumen, Hoemen, van . . 3, 8 Hourne, ter, Heurne, van 293, 358 Heusinkveld .... 392—394 Heuvel .... 148, 173, 357 Heuvelwijk, van der. Zie van der Hoevelwijk. Heze, ter 211 Hiddink, 302, 303, 390, 391, 409 Hyen, van 137 Hietbrink 22, 100 Hietink 302, 303 Hietcamp .... 83, 86, 88 Hyink .... 478, 490, 496 Hincamp, ten 505 Hinckart 187, 271 Hissink 133, 134, 142, 191, 227, 240, 324, 390, 391, 409 Hodshon 374 Hoebink, Hobink 142, 392 — 394 Hoed, van der 262 Hoedemaker .... 250, 329 Hoeff, van den. ..... 10 Hoeffijser 125 Hoefslag 426 Hoeye, van der 423 Hoekelom, Hoekeleni, Hokelom, van 37, 367, 383 Hoemen, Heumen, van . . 3, 8 Hoen, van . 102, 370, 371, 374 Hoenekink, Hoenking 18, 20, 34, 47, B.3 Hoenink 418 Hoenraets 125 Hoepe, van der 280 Hoernink 1 Hoeselman ....... 44 Hoete 358, 359 Hoete, van der 216 Hoevel 422 Hoevel, van. . . 98, 424, 425 Hoevelyck, van der . . 441, 444 Hoevelwijk, Heuvelwijk, van der 134, 137, 143, 149, 217 Hoeven, van 178 Hoeven, Haven, van der, 8, 137, 146, 243, 261, 429, 430, 450, 453 Hoeven, Hoeve, ter . . 334, 344 Hoff 100, 382 Hofkens, Hofkes. Zie Haefkens. Hofs 401, 407, 411 Bladz. Hofstede, ter . . 59, 332, 333 Hogelaar 213 Hohenzollern, van 269, 275, 385, 386, 388, 427 Hoykink 355 Holdroft 394 Holler, ten. . . 227, 393, 394 Hollink, Holling . . . 426, 499 Holscher, Hulscher .... 236 Holskamp 300 Holsteeg 393, 394 Holt, Holte, ten 143, 180, 181, 198, 256, 260, 272, 281, 304, 305, 316, 326, 429 Holt, Holte, Holten, van, 30, 123, 166, 243, 454 Holtdorff 393 Holtdrost 410 Holte, Klein 289 Holte, van den . . . 142, 280 Holtendorp 214 Holters 346 Holthuis 198 Holtliuizen, van 43, 67, 114, 143, 283, 298, 483, B.2 Holthuizen, Cuper van 87, 228 Hommelink 344 Homoet, van 431 Hondeis 262, 264 Hondorp 407 Honhoff 84 Honnepel, van. . . . 387, 429 Honolt 355 Hooff, van 125, 440 Hoogklimmer .... 501, 513 Hoopman . . . 393, 394, 401 Hopsten, van 197 Horst, ter 10, 42, 381, 408, 410 Horst, van der 137, 169, 180, 183, 201, 245, 275-277, 369, 422, 423 Horst anders geh. van Eschede, van der 360 Horstel, to 217 Horstel, van 252 Horstink 265, 266, 276, 279, 297, 305 Horstman 65 Hospital, ten 129 Hove, ten 262 Hovele, van den 333 Hubbink. Zie Hebbink. Hubens 465 Bladz. Hubert, de 55 Huberts 327 Huernink, Huerninx. . 257, 310 Huessen ... 16, 51, 247, 281 Huessinx 293 Huete, Hueten. . . . 358, 359 Huete, van 197 Huete, van der 246 Huethorst, ter 221 Iluetink, Heutink 22,42,132, 142, 155, 161, 163, 381 Hueven, van 178 Huffel, van 108 Hugink 60, 65, 66 Hugink, gen. ter Leye . . . B.4 Huyberts 191 Hnigens 69, 244 Huigens van Lamsweerde . . 245 Huynink 452 Huysink 276, 488 Huyskamp 181 Huyssen. . . .74, 75, 78, 80 Hulscher, Holsclier .... 236 Hulsewoert, ter 294 Hulshof, Hulshof, ten 332,334, 340 Hulsteyn J 90 Hultman 58 Hummel 94, 340, 502 Hummeldink 243 Hummelink. . . 236, 286, 442 Hunnink 502 Huntelaar, de 344 Hunteler 326 Hurk 338 Huurne, ten 303 I. Yckink 231, 232 Idsinga, van 306 Immerman 344 Ymmingdael. Zie Dimmendael. Inden, ter . 309, 315, 356, 512 Ingen, van 172, 296 Ingenhoff, van 513 Innevelt, van 188 Isebrants 208 Isendoorn, van 220, 347, 349, 420, 464 Yseren 13, 16, 20, 23, 32, 43, 59, 60, 62, 133, 143, 257, Bladz. 298, 310, 311, 363, 364, 371-373 Ysselmuyden, van . . 218, 219 Ittersum, van . 40, 122, 138, 153, 362 J. Jacobs 60, 172, 190 Jacobson . . 17, 62, 97, 138 Jacobssoon, Willem . . . .311 Jagerink 395, 510 Jajers, Berents goet des . . 23 Jalekink, Jaeltink, Aelkink 232, 234 Jans 6, 50, 191 Jansen 99, 100, 130, 131, 139, 140, 172, 175, 178— 180, 185, 293, 302, 341, 395, 401, 410 Janssoon, Peter . . .152, 156 Janssoon, Eolof 375 Jaspers 156, 176 Jebbink 233 Jenckink 16 Jolijn 132 Jordens 138 Jung 390 C en K. Kaeck 335 Kael 423 Caelsack 1, 62, 151 Caesar 225 Caldenbach 51, 61, 66, 307, 311, 455 Kalf 335, 336 Calkum gen. Lohuysen, van 433, 434, 448 Calverpas 232 Campen, van 437 Camperman 394 Camphusen, van 204, 271, 423, 517 Canier 55 Kanis .... 320, 321, 376 Capelle, Capellen . . .391, 400 Capellen, van der 4—6, 8, 10, 13, 14, 16, 21, 23, 24, 30, 46, 53, 57, 61, 76, 91, 96, 99, 100, 118, 155, 194, 218, 219, 248, 258, 266, 286, 365, 372, 374, 507, B.4 Bladz. Carpen, van 6 Karselaar 408 Casimir 339, 444 Kasselder 414 Gasteel .... 336, 3-38, B. 2 Castel, zu "250 Cate, ten 14, 57, 84, 85, 90, 96, 100, 215, 358, 469, 471, 473, 478, 484 Katerink 294 Cattepoel 201 Cavalier, le .65 Keesmans .327 Key, Keyen 44, 45, 49, 209, 210, 281 Kelder 54, 55 Kelderman '400 Kelfken .... 192, 201, 455 Keil, van . . . 199, 200, 249 Kelle, Momme van .... 249 Kelre, oppen 157 Kemenaden, van der 147, 156, 423 Kemperman 390, 393, 394, 397, 405, 413, 415, 416 Kempink 509 Kentelink 153 Keppel 264 Keppel, van 9, 13—15, 27, 33, 40, 41, 44, 53, 57, 58, 67, 68, 86, 98, 104-106, 108, 109, 111, 113, 114, 117-125, 127, 128, 137, 143, 150, 171, 214, 224, 256, 262, 284, 315, 362, 453, 493, 495, 505 Keppel geh. van der Woltbeke, van .... 104, 105 Keppelman 360 Kerckernich, van ..... 497 Kerkhof 94, 96 Kerkwijk 164, 430 Kerpen, van .... 10, 4d Kersten 207, 208 Kervenhem, van 117,119,224, 283, 309, 314, 315, 318, 320, 330, 361 Keskink 307 Kesler 169 Cessink. Zie Sessink. Keteler 175 Ketell 361 Ketjen 252 Ketler, van 348 Bladz. Kets 215, 216 Ketten, van der . . . 286, 287 Ceulen, van 176 Keunink. Zie Konink. Ceurhorst 393, 394 Keveler, to 130 Cherinoy, van den Gruythuys gen 383 Christiaens 55, 90 Kieviet 94 Kirskorff. 199 Clantier 495 Klein Gebbink 338 Klein Hesselink . 404, 405, 415 Klein Holte 289 Kleyn Nuylen 89 Klein Ulent 98 Cleynken 143 Clerq 123 Klijn 123 Klijn Gunnewijk, ten . . . 342 Klinger 498 Klyncken 237 Cloeck, 9, 48, 60, 62, 67, 104, 148, 151, 206, 271, 277, 305, 311, 462 Klok 306, 460 Klokman 262, 263 Klompenhouwer . . . 402, 408 Cloosterboer 91 Klopman 76 Clout, van 322, 366 Clumper .... 131, 165, 169 Cluse, ter ....... 116 Knappert 235 Knickink. . 333, 334, 346, 426 Kniest 416, 515 K-nippenborch 34, 50,220,420, 426 Knobbelsdorf, van . . 393, 396 Ivnoppert, 23, 118, 187, 188, 192 Knuth, ten Belim van ... 63 Cochenheim, van . . 262—264 Koeboeckiim 38 Coelink 343 Koenen 500 Coenen, van 433 Coenkens 332 Koerbeek 224 Koerle, Coerlen . . . 353, B.2 Coeverden, van 2, 11, 103, 115, 116, 121, 128, 225, 353, 443, 474-476, 493, 502, 503, 505, 507-510 Bladz. Koeweyde 93 Coyet . . 192 Cock, Koe, Kok, Koeken, 182, 186, 3-37, 340, 356-358, 360, 405, 460 Cock, die 172 Kolcke, ten 320 Colcke, van den . . 20, 61, 62 Colenbrander 275, 276, 363, 389, 392-394, 396, 398, 403, 406. 411, 416 Colenkolk 124 Collart van Lienden .... 47 Kollich, van der 360 Colsum . . 180, 183, 184, 190 Coman 143, 186 Coning 1 Konink, Keunink 231, 290, 407, 468, 516 Coninkink, Coningink, C'onink, Konynge 231 Coolhaas 376 Cool wagen 475 Coolwijk. de Leeuw van 160— 163, 372, 373 Koopman 394, 412 Coops, Coopsen 144, 233, 240, 263, 285, 291, 292, 328 Koorts . ... 84, 85 Korenhorst, van der. . . . 387 Korf, de 261 Cornegoor ....... 15 Corten 339 Cortenhorst. 340 Kossink .... 490, 495, 512 Coster, Oosters 62, 66,249,355, 449 Cotten 357 Coure, de la 150 Courland, van. . ... 442 Couwents 173 Craayvanger 151, 334, 393,<"428 Crabbenburg 442 Krabber 236 Crainer .... 285, 410, 416 Cranen 393, 394 Cranenberg 99 Cranendijks 132 Craus 376 Krebbers 321 Kreyevenger 237, 239, 243, 244, 280 Kreyenbrink, Kraienbrink 389, 392, 406, 408 Bladz. Kreyl, ten . 474, 484, 485, 504 Kreynck 1, 13, 39, 44, 56, 58, 60, 61, 70, 110, 128, 134- 137, 147, 151, 153, 154, 157, 158, 210, 326, 371, 379, 380, 13.3 i Creyter, van 472 Creraer, Cremers, Kremers 6, 111. 125, 158, 215, 263, 273, 285, 306 Kribbe, Kribben . .60, 310, 311 Cribbers 321 Criep 298, 376 Criteer 130, 179 Croesen 417 Croye 45 Crommelin 264 Croon 179, 180 Crop 233 Grachten, van 61 Kruisselbrink 483 Crusius 301 Cuender, van 173, 212, 214, 374 Kuffeler, van 512 Kuylen, ter 359 Kuyne 117 Cuyper. Zie Cnper. Kuyst 178 Culenborch, van 117, 271, 388, 431, 514. 518 Kummich 374 Cuper, Cuypers, Kuper 83, 99, 248, 297, 302, 303, 337. 338, 340, 344, 346, 450 Cuper van Holthuizen . 87, 228 Kust, ter 258 Custers 30 Czartorisky 448 L. Laeckhuysen, van. .... 301 Laer, te 392—394 Laer, van 70, 113, 146, 212, 214, 261, 269, 451, 453, 508 Laerberg 481, 490 Lam 181 Lamberts ... 95, 359, 408 Lambertssoon, Peter. . . . 334 Lamers 180 Lammers 411 Bladz. Lamsweerde, van 12, 244, 245, 354 Lamsweerde, van Diemen van 166, 245 Lamsweerde, Huigens van. . 245 Lamsweerde, van Vineeler van 245 Langel 302, 303 Langeler, van 488 Langen, van . . .38, 315, 488 Langeveld, van . . .274, 383 Lankheet, Lanklieyt, Lankliiet 12,357,359 Lansink. . 120, 126, 145, 372 Laten, van 429 Lathum, Lathem, van . 49, 50 Laurens 339 Laurents 344 Lauwick, van der, . . .40, 44 210, 216 Lebbink, 39, 174, 175, 475, 479, 481, 482 Leefdael, van . . .25, 135, 247 Leemreyse 157 Leesten, van .... 32, 230 Leeuw, van der 326 Leeuw van Coolwijk, de 160— 163, 372, 373 Leeuwen, van, Leeuw, van den 157, 158 Leeuwenstevn, Loewensteyn, van 448 Leeuwsclien 342 Leye, Hugink gen. ter. . . B.4 Leyen 394 Leyendecker 103, 113, 150, 511 Lecke, van der . . . 384, 427 Lemker 58, 87 Lemker van Breda .... 151 Lennep, Lenepe, Lyenep, van 127, 230, 250, 367, 427, 429, 430, 432, 444, 499 Lenox 9, 27, 41 Lensink 297, 361, 405, 408, 486 Lentink 437 Lentzen, Lensen 429 Lerink 10, 39, 45, 149, 360, 361, 363, 364 Leste, die 387 Lesturgeon. . . 390, 510, 511 Lettink . . 272, 273, 305, 306 Lettyns 145 Leu de Wilhein, le 103, 115, 121, 442, 443, 446 Leuwe, Leuwen . . . 137, 252 Bladz. Lieffelings 295 Liefferdink 335 Liefferink . 134, 293, 337, 340 Lieftink . . . . 402,403,411 Lienden, Collart van ... 47 Lier, van 24 Liesen 306, 399 Lievencarnp 124 Limburg Stirum, van 432, 434, 441, 444 Limman 174 Linde, van der . . . 18, 20 Lindeman . . 76, 95, 202, 203 Linden, ter. 272 Lynden, van 9, 11, 12, 22, '28, 76, 146, 250, 257, 323, 347-349, 421, 422, 465, 466, 477 Lindenberg 83 Lindeschot 174 Lintelo, van, Linthei, . . 3, 8, 27, 63, 109, 116, 118, 129, 160, 196, 224, 225, 316, 334, 362, 364, 381, 473, 474, 476, 487, 488, 491, 492, 506- 510, 513, 514, B. 1 Lipper 59 Lipperus 216 Lippes 408 Listige, die. . . 246, 280, 368 Lith, van der . . . . 278, 296 Lobeek 483 Löben, van 148 Löben Seis, van . 131, 140, 434 Lobry 326 Lochhusen, van . . . 112, B. 2 Lods, Lotz 221, 250 Loe, van 269 Loen, van 466, 467 Loenen, van 178 Loenis, Loenys, Lonys 137, 246, 247, 249, 270, 271, 274, 280, 281, 300, 368 Loenkens 498 Loesink 365 Loewensteyn, van .... 448 Loges 60 Loges, de Rechigne Voisin de 9 Loye, Loeye 348 Loil, Loei, van . . . 172, 209 Locken 503, 512 Lollevink 339 Bladz. Lom, van 306, 307 Lomeyer 15, 51 Lose 258 Louwerman 37, 38, 150, 279, 326 Lubberts. . 131, ISO, 183^ 215 Luehardi 328 Lucliteren, van . 55, 127, 378 Lucassen 179 Lucken 499 Ludensoon, Gerrit .... 6 Luder 395 Luessink . 233, 294, 319, 342 Luyck, van 244 Luyken .... 246, 251, 252 Luykens, Luytgen, Luynkens, 335 Lnymes, Luymers, Lumen, Lumans, Luimans 389,391 — 394, 399-405, 407, 414, 415, 419, 443 Luytjes 173, 174 Luytken 265, 282 Lurvink 410 Lusance, de(1) 385 ! Lutjes 222 Lutteken 199 i Lutterman 337 Lflen 269 Lijsen 326 Maas 201, 357 Maat, ter, Mate, te 390, 391, 393, 394, 401, 404, 407- 409, 414, 416 Maessen 428 Maetjes 399 Magenboldink 298 Maggink 24 Makkink .... 18—20, 41 Manschot 512 Marcel 340 Marlmlsen, van . . . 353, 380 Marienborch 44, 68, 69, 71, 216, 362 Markel Bouwer, van .... 89 Markelhof 473, 506 Markenbeek 340 Marcus 213 Markvoort 81, 82, 85, 86, 92, 93, 95, 124, 240 Bladz. Marle, Maerl, van . .130, 269, 348 Marquerink 357 Marsing 199 Marsman 124 Marsselink 446 Martens 296 Martens Cock 182 Martensen 135 Martini 165, 282 Mase 174 Masseiink 394 Massep 199 Matelank, van Ulft goh. . . 205 Matenes, van 220 Matthijssoon, Herman Jan. .• 355 Medevorden, van 273 Meeink 490 Meerland, van 367 Meerman 82 Megen, van 63, 66, 127, 158, 230, 366, 367 Megenboldink .... 297, 298 Mey, de 170 Meyboom 262 Mey er 100, 438 Meyer, die 16, 360 Meyerink 7, 10, 18—20, 45, 135, 223, 283, 293, 314, 316, 317, 320, 321, 375, 376, 464 Meyers 309, 319 Meilinck 350 Meynalt, priester, heer . . .101 Meyneringh 312 Meynink. ....... 293 Meints 301 Meys 202, 212 Meyster 496 Mekeren, van 145,199, 204— 206, 250, 327, 371 Meckink . . . 178, 272, 273 Mecks 393 Meilink . . 330, 346, 435-437 Mengerink . . . 317, 355, 375 Menghorst, Menkhorst . 321, 341 Menkveld 22 Mennink, Menninx, Menningh 227, 291, 293-296, 302, 303, 307, 320, 327 Menongh 293 'J In het register staat verkeerd de Cuisance. Bladz. Mensink. . 153, 351, 352, li. 2 Menthen 188 Mentink, Myntinge, Meyntink, Myntinch 130, 220, 227, 288, 304-308, 430, B.2 Mentis 250 Merfelt, van 472 Mersch, van der, Merscli, ten 2, B.4 Merscliman, Mersman . . .375 Merttens 399 Merwick, van . . . 16, 67, 450 Messinch ■. . .B.2 Metelen, van, 106 Metsemacre, de, Messemacre, de, Metsraecker, Messmeeker. Messemaecker 164. 165, 225, 281, 282, 329 Meuleman 31 Meulen, ter. 350 Meulen, van der . . . 18, 55 Meurkes 430 Michorius 397 Middachten, van 102,106,155, 171, 221, 336 Middeldorp 34, 46, 133, 175, 298, 330. 365, 367, 491 Middelhoven 223 Milendonk, van 454, 455, 473, 506 Mylius 329 Millingen, van 361 Minden, van 337 Minkhorst, ter. . 297/322, 366 Myrenberch, van 274 Mobachius .165 Moederman 120 Moers, van 427, 453 Moeshouwer 356 Moilen, van der 104 Mockink 205, 206, 241, 242, 326 Mol 120, 246 Molen 282 Moll, de. . . . 179, 180, 430 | Mollen, van 112 Molten, Moltz 300 Mom . . . 130, 199, 200, 261 Mom van Kei. . 199, 200, 249 Monen 131 Monickhuyzen, van . . . .351 Mont 253 Montfort, Gravin tot . . . 275 Montfort, Rijksgravin van. . 386 Moock . 358 Morgan 218 Bladz. Morgenstern 350 ; Mosel, van 396 Moterich 387 Motzveld. . 269, 432, 441, 445 I Mouwick, van 334 Muyderman .... 436, 437 ; Muis 201 Mulder, Muller 181, 250, 342, 396 Mulert . . 2, 14, 105, 493, 505 Mullink 269, 406 Munchausen, van 510 Mande, de 221 Munster, van 17, 46, 52, 53, 60, 63, 120, 121, 144, 159, 182, 185, 186, 226, 248, 261, 278, 303, 309. 310, 314, 315, 319, 322, 352 -354, 357, 364, 374, 428, 494, 499 Musmans 280 N. Nagell, van 2, 9, 22, 63, 102—104, 114—116, 121. 128, 129, 170, 200, 219, 268, 442, 443, 446, 468, 508, 509 Nagelvoort 92, 124 Nagge 450 Nahuys 328 Nassau, van 384, 388, 432, 441, 442, 444, 446, 448 Nassau la Leek, van . . . 259 Neerde, van 1 Nehem, van 472 Nering 396 Nering Bögel 374, 396, 397, 409 Netelhorst, van . 101, 106, B.2 Neufville, de Wolff de . . . 161 Neukirchen gen. Nyvenheim, van 76, 98 Niblink, Groot 412 Nichells 234 Nyendijk 84 Nyenhave, ten 170 Nyenhuis, Nyenhuis, ten.Nyenhuis, van 4, 5, 157, 224, 241, 262, 263, 293, 297, 343, 426, 474, 476, 507 Nyenhuis, Reiners gen. . . 156 Niers 341 Nierskens 189 Bladz. Nieuwenhuvs 22 Nyhof 301, 338 Nylant, Niland 74, 170, 362, 365. 419 Nïlink 418 Nyman 405 Nymegen, van Ophaven geh. van 237 Noey 176 Noei 176 Noest, ten 341 Noyen 258 Noorde, op den 172 Noordinck 150, 205 Noords 336 Noorth, opten. 25, 38, 150, 151. 238, 378, 457 Noortwijk 35, 157, 165, 168, 169, 215, 216. 372 Noot 160. 179, 180 Nowis 407 Nuelent 89 Nuylen, Kleyn 89 O. Obbekink 37, 209, 235, 279, 294 Oberink 393, 394 Ockenbroeck geheiten Voirst- man, van 32 Oegelink 254, 255 Oe!de, van Keppel gen. . . 67 Oelen 286 Oer, van. . . . 336, 337, 458 Oerde, ter 205, 242 Oerkamp, tot 137 Oeveljonk, Oevellonk 179, 180, 184, 346, 356, 471, 495 Oever, ten 233 Offermans 227 Oy, van 137 Oyen, van 63—65 Oisterdink 235 Olden, van 272 Oldenbarneveld, van . . . 439 Oldenseel, van 273 Olinchaven, ten 120 Olivet, d' 448 Olmius .... 110, 125, 440 Olthuys 345 Ombescheyden 474 Ommeling 326 Ommen, van 193 Bladz. Onbedwongen 43 Onekongh 56 Ontstenk, Ontstevn, Onstenk, Onstink 301 — 304 Oosten, van der 495 Oostendorp 215, 393 Oosterholt, van 334 Oostfriesland, van .... 386 Opgelder 245, 311 Ophaven, van . . . .130, 237 Opheyden 281, 282 Ormel 393, 397 Otten 241 Otter, den 181 Otters 413, 416 Otto 215 Oveling 179, 183 Overbeek 340, 345 Overcamp, van, Overcampe, te 34, 156 Over de Vecht 216 Overgoor 406 Overhagen, van 205 Overink, Overenk, van, Oever- enke, Averenge 295, 309, B.2 Ovink 389-391, 393, 394, 398, 418, 496 P. Paaschen, Paschen 469, 470, 481, 483, 501 Pabst, van 172, 453 Paderborn, van . . . 327, 328 Padevort, van de 13, 14, 43, 247, 518 Paeds van Enghusen . . . 129 Paedtse van Steenre. . . . 129 Paedze vanHeynoerde246, 249, 252, 254, B.2 Paedzen to Spittael .... 133 Paff 84 Palairet 374 Palland, van 63, 68, 69, 105, 129, 154, 166, 195-197, 211, 259, 262-264, 315, 354, 388, 423, 424, 455, 493, 505, 508—511 Pannekoek 228 Paradys 168 Pas ! . . 307 Pasman 307 Pasqualini, van . . . 362, 513 Bladz. Pater 421, 422 Patronus 49 Pauw . 126, 183-185, 188, 230 Pauwe, die 480 Peysen, van 148 Pelegrim 101 Pelgerem, van 1 Pelgrimssoon, Willem . 101, 104 Pelgrnms 395 Pellant, van • . . .271. 272 Pelskamp 323 Pennink 213 Peper 180 Perponcher, de 268 Perre, van de . . 165, 281, 282 Peters 179, 517 Petersen 178 Peterssoon, Arnt 187 Peterssoon, Hubert .... 296 Peterssoon, Jasper ... 156 Pheus 204 Pieck . 426 Piepenbroek ....?. 459 Pierick 413 Pverick, Droochsclicere gen. . 213 Piper 328 Piqué 123 Planten 236, 273, 291, 330, 403, 404 Plate gen. Scliamfert . . . 225 Pleger, Plegher 15, 66, 89. 368 Pleunis 182 Pleunissen 236 Pleuren, van ...... 335 Plettenborch, van 354 Ploech 158, 369 Ploegman 31 Plonnies, de 93 Poelhuys 335 Poel wij k, van .... 16, 258 Poiten, ter . . . '. . . . 355 Pol, van den 498 Polman 93, 428 Poort 190 Porren 514 Post 170 Postruvters 328 Pot, Podt . 71, 217, 362, 364 Pothaven van 423 Pothof 52 Potou 30, 361 Praest 281 Praet, van 253 Bladz. Pré, du 344 j Prick 237 ! Priems 401 Prijs 402 Prins 301, 310 Pruys, Prussen 221,236,260, 272 Pruissen, van .... 442, 445 Puchler 201 Putman 216, 451 Putzeler, Putzeler, van den 211, 461-464 Q- Quad van Wickraed 74, 433— 440, 447, 448 Quade, de 212, 279 Quay, de 64 Quartier 143 Quesen 498 R. Baa, te 343 Baadt, Baedt, Baat. . 435, 439 Babelink .... 234, 406 Babende 311 Babofc 311, B. 2 Baebde 311 Baey, van .394 Baenhorst 393, 394 Baesfeld, van 74, 75, 78—80, 117, 135, 146, 147, 353, 384, 420-422, 424 -426, 455, 456, 502 Baeshorn 36, 498 Bam 55 Banitz, de 29 Eascli 167, 171, 206, 207, 374 Basink 180, 376 Batingen, van. . . . 198, 461 Battink 83, 365 Bauber 224 Bauterink 393 Bauwers, Bauwer, Bauwerts, Bawers . . 63, 93, 157, 224, 283, 313,' 372 Bavens 312, 321 Bavenschot .... 435, 436 Becliigne Voisin de Loges, de 9 Bechteren, van Hekeren geh. van 126, 210 Bechteren, van . . . 108, Bladz. 126, 129. 177, 197, 249, 250, 257, 258, 370, 503, 510 Rechteren van Hemert, de 45, 210 Kedicher 307 Redinch gen. van der Seden 343, B. 2 Redinck 353 Reede, van Lynden .... 58 Reesink 18—20, 395 Reetraet, van . . . . 168, 199 Regenink 223 Reyde, van .... 260, 261 Reyerink 343 Reiger, die, Reiger, Reigers 230, 315, 412, 451 Reilingerus 367, 368 Reimers 414 Reinard 93 Reinderink 301, 302 Reinders 131, 509 Reynen 477 Reynerink, Reynerdink . 116, 302 Reyners 367 Reiners gen. Nyenhuis. . .156 Reinnerssoon, Lenssen . . . 429 Reek, van der 194 Remen, van. 138, 313, 321, 323, 334, 335, 348, 380, 449, 474, 488, 489, 498, 499 Remmelink 402 Remund, van 272 Renesse, van 159, 236, 421, 456 Rengerdink 418 ( Rensink .... 393, 394, 410 Renssen, Rentsen, Rensen, van 212. 273, 305, 306 Renssen Winoldy. . . 273, 306 Rentink .... 126, 502, 511 Rerink 296 Reselman 141 Ressen 193 Reuss en Plauen, van 76, 80, 82—93 Rexwinkel 394, 399 — 401, 404, 407, 409, 411, 412, 416, 417, 419 Rheders 170 { Rliijn, van 14, 327 Ribbers 234 Richart, van 128 Richolts 234 Ridder 469 Ridder, de 91 Riemsnyer 27 Bladz. Rietmoelen, ter 355 Rietstap, Reestap, Reestap, te 406. 407, 409, 413 Rieken 36 Ringelenburcli 156 Ringenberch, van 472 Ryngerinch, te 300 Rinmaet 343 Ripperbant 33 Ripperda 63, 129, 159, 266, 315, 316. 376, 496, 497, 500, 502, 504, 505, 508 Rvseren, van 377 Rit, to 111, 152 Ritmars van Dannenborch. .315 Rochus 13 Rode, de 252, 260 Rode gen. die Ruter, de . . 249 Rode van Heekeren, de 40, 68, 70, 71, 114, 120, 127, 128, 168, 199, 252, 356, 466 Roderding 376 Roderlo, Roiderde, Ruerlo, van 67, 111, 112, 151, 152, 156, 369, 382 Roeyen, van 393 Roeland, van 395 Roelink 7, 35 Roelofsen, Roelofs 35, 93, 94, 181, 208, 215, 227, 461 Roelvink, Roelevink, Reulink 275, 276, 477, 495, 498 Roerdink, te Roerink, Reurdink, Roordink 474, 478, 489, 501, 503, 504, 513 Roere, van der 117 Roert, Roir, van . . . 156, 252 Roes 162, 406 Roessink. . 239—241, 300, 301 Roeterdink 349 Roever . . . . 129, 130, 170 Rogge 251 Roy, de 401 Royer 71, 138 Roir, van. Zie van Roert. Roller, de 489 Romp 76, 99 Romijn 185 Ronde, te 415 Roomer 38 Roos, de 190 Roosmole gez. van Rosmalen, Rosemole 113, 451 Bladz. Rosegaarde, Roesengaerde 42, 239, 262 Rosekrans 344 Kosen, Eose .... 470, 482 Rosendaal 363 Rospickers 408 Rossem, van 72,119, 149, 454 473, 498, 499, 506 Rost 143 Rotarius 258 Roukens. . . . 115,259,508 Rous, Roussen. . . . 395, 406 Rouwenoort, Ruwenoort, van, Ruwenoirt 154, 194, 206, 361 Raelles, des 390 Ruerlo, van. Zie van Roderlo Raesink, Rensink. . . 393, 394 Rumps 512 Runneboom 459 Rasser 141, 142 Rutenborch, van ... 72, 355 Ruter, de, Ruyter 33, 48, 60, 62, 128, 198,249,250,311, 313, 380 Rutgers, Rutjes 76, 94-97, 99, 100, 301. 302, 391, 402 Ruwenoirt. Zie van Rouwenoort. Rijcke, de 32 Rijke 181 Rijn. van den, Eijn, ten 375, 377 Rijs, van 12 Rijsingen, van. . . . 281, 282 Rijssen, van 218 Rijswijk, van 44, 49, 210, 376, 378, 518 S en Z. Zadelhof, van . . 190, 216, 459 Salangre 287 Sallant, van . 27, 40, 137, 272 Salm, van . .393, 394, 455, 456 Samberg 480 Samberge, Samberch, ten . . 497 Sandberg, Sandbergen . . . 341 Sandbergen, van . . . . -. 287 Sandbulte 399 Sande, ten 126 Sande, van den 112, 279, 280, 305, 348, 393, B.2 Sande, van der 137 Sanderas 151 Sanders 26, 413 Zutphen. Bladz. Sanderssoon, Dierich . . . 221 Saris 360 Satink 498 Saxen, van 388, 389 Sbeulen 239 Schaars 499 Schaeff 491 Schaep 137, 138, 170, 212, 214, 215, 257, 258, 325, 518 Schamfert, Plate gen. . . . 225 Schas 51, 52, 295 Scheerder 428 Scheers 239, 240 Scheffers 5 Scheinck 294 Schelewart 65 Schemkes 174 Schemmink 168, 215 Schene 241 Scheper, Schepers 393, 407, 468 Scheperboer 98 Scherff 291 Scherpenzeel, van 57, 193, 194, 217, 228, 347, 349, 428, 432 Scherpink 32, 117 Scheven, van .... 242, 486 Schevichaven, van 183—185, 188 Schevick, van . . . 228, 253 Schick hardt 352, 353, 357, 451 Schier 51, 60 Schilder 181 Schilderink. . . 409, 413, 443 Schilfers 19, 20 Schimmelpenninck 1, 11, 13, 14, 21, 27, 46, 54, 158, 246, 310, 347, 363, 364, 371, 468-470, 472, 473, 480-483, 500 Schimmelpenninck van der Oye 40, 41, 48, 54, 69, 71, 103, 107, 112, 113, 118, 120, 138, 146, 153-155, 194, 228, 230—232, 261, 262, 347, 349, 450, 453 Schipman 339 Schirp, van Bodelenberg gen. 226, 315, 455 Schlaam, van 227 Schluiter 12, 185 Schinitten, ter 399 Schnell 416 Schoeltink 233, 285 36 Bladz. Schoelwijk . 367 Schoenmaker, Scboemaker, 178, 273 Scholdtwijk 159 Scholten 166, 220, 236, 351, 393, 408, 409, 452, 469 Schomaker 15, 56, 58, 158, 272, 273, 490 Schoneveld 88, 89 Schoolthof 82 Schouwenburg 87 Schrassert 228, 440 Schreven 470 Schuyren, van der, 247, 248, 258 Schuyters 81, 82 Schul, Schuil, Schuilen, 145, 378 Schulte, Schuiten. . . 161, 393 Schut, Schutte, Schutten, 60, 188, 387, 428, 469, 470, 502 Schutter • 368 Schuttink, Schutting. . 480, 481 Schuurman 345, 477 Schwerin, van .... 433, 447 Sedeler 231 Seden, Redinck gen. van der, 343, B.2 Seesink, Zeesink . . . 390, 416 Zegerius 181 Zeyl, Truchsess in ... . 386 Seynhorst 408, 412 Seist, van . 173, 174, 277, 279 Selbach, van . . 159, 368, 369 Sell 19-3 Zelle, van 283, 318 Zeiler, van 207, 208 Zelm, van 123, 171 Seis, Seist, Selts, Zeist, van 30, 31, 130—132, 148, 149, 235, 242, 247, 272, 281, 297, 298, 364, 365. Seis, van Löben 434 Semelink 143, 144 Senden, van .... 128, 498 Sessink, Cessink 133,143, 257, 300 Zevenaer, van 159 Sevender, van der .... 40 Sevener, van 423 Sever ten . 332 Sewinch, Zewynck, Sweninx 293, 310 Syde 496 Siebelink ..... 394, 419 Zyles 286 Silvius 127, 311 . . 283, 318 i . . 207, 208 Bladz. Silvolden, van 173 Sinderen, van 36 Zinneniers 219 Slaa, te 414 Slacheck, Slacheks .... 345 Slade, ten 480 Slade, van 33 Slaets 297, 298 Sletterink 291 Slicher 170, 303 Slichtkamp 233 Slichtkennink .... 223, 224 Slyck, ten 129 SI indewater. . 48, 103, 104, 112 Slingmans 15 Sloot. Sloet 144, 165, 323, 324, 370. 381, 382, 476 Sluys, van der ... 298, 374 Sluiter . . 171, 174, 334, 413 Smalenborch, van . . . .197 Smedink 35 Smeink, Smeynk. Smeyink 87, 221. 237 Smeitink 460 Smelt 91 Smeitink 142 Smoth, du 372 Smyters 167 Smits, Smith, Smit 130, 131, 180-182, 185, 204, 221, 250, 253, 328 Smolts. Zie Molten. Smullink .... 256, 271, 274 Snel 338, 393 Snepert 260 Snethlage 282 Snoek 502 Snoye 145, 147, 148 Snijder van Essen, 24, 25, 47, 101, 102 Soer, Soeren, Zoer, Zuers, 198, 237, 245 Zoelen, van . . . . 54, 148 Soerink 140—142 Soiron 434 Solner .... 14, 57, 58, 328 Soltkast 368 Sonnenberch, van .... 345 Sonsbeek, van 17—20, 295, 304 Sonsvelt, van 479 Spaen, van . . 76, 98, 113, 234 Spaermaker 189 Spall 337 Bladz. Spaur, vau 385 Spee 145 Spiers 186 Spies 368 Spitholt 378 Splinter 43, 350 Spoltman 252 Spoors 396, 397 Sprenger, Sprenghs . . . .172 Spreuckel, Haikinck gen. . . 307 Springer 181 Sprinkels 362 Spijker 227, 435 Stakebrant . . . 235, 236, 464 Stakenburg. . . 406, 407, 409 Stander 409 Starink, Staring . . . 316, 342, 343, 373, 434,' 436 Staveren, van 225 Steegen gen. Valkenborch, van 245 ■ Steelkamp 439 Steenbergen, van . . 39, 45, 91, 112, 127, 146, 149, 152, 230, 267, 363, 461 Steengracht 268, 442, 443, 446 Steenhoff 251 Steenken 170 Steenier, van 326 Steenman, Steenmans 14, 15, 372 Steenre, van 49, 51 — 53,129, 300 Steenwijk, de "Vos van . . .219 Stegen, van der 188 Stegink 98 Stenderink 185, 186, 227, 300, 329 Stephany, von 194 Stepraed, van . . 267, 268, 347, 348, 464, 465 Stermerdink 481 Stertzenbach 171 Stevelink 405 Steven 269 Stevens . . . .207, 300, 342 Steverdink 277 Sticke 125 Stokebrand 52 Stockhoff. 172, 462 Straatman . . . 204, 366, 411 Straten, ter 197, 198 Stratius 441 Streuff 260, 261, 268, 3l3j 380 Stroete, ten 336 Stroete, ter 345 Stroynck, Struedinck . . .511 Bladz. Struedinck, Stroynck . . .511 Strunckede, van 434 Strijp 182 Stuyrman 308 Stumph . . 389, 390, 510—512 Stuvenberg 312 Suchtelen, van . . 89, 94, 98, 222 Suderaes, Suderoes, van 23, 25, 26, 39, 159, 283, 488 Suermont 197, 199 Zuylen, Zulen, van 3, 254, 387, 424, 425, 480, 515 Zuylen van Nyvelt, van 21, 76, 86, 92, 95, 99, 272, 378, 462 Suyrhuys, van, Zuederhuys, van den 349, 350 Suntsvelt 173 — 175 Swaefken, Sweefken, 25, 48, 102, 201, 313, 372, 379 Swaen 174 Swalen 359 Swarte, de 199 Swaven 200 Swavink, Swaving 100, 286, 325 Sweerts de Landas .... 248 Swem 393, 399 Sweninx. Zie Sewinch. Sweten, van 135, 224, 256, 284 Sweveryngh 197 Swinderen, van 62 T. Taets van Amerongen . 34, 378 Tailholt 209 Taken 417 Tangelder 446 Tankink. . 247, 281, 291, 305 Taree 45 Taste, Tasten 149, 284, 312, 321 Teebens, Thebens, Thebes 475, 479 Teenk 165—167 Teger 285, 291 Teygerink 329 Tekelenburg, van 500 Telchuys 326 Tellinkhusen, van 172—175, 254 Temmink 9 Tengbergen. . . 169, 234, 442 Tengnagel 200, 517 Tengnagel, Gansneb geh. 156, 380 Tenkink 272, 495 Bladz. Teppers 408, 409 Terestein van Halewijn. . .219 Tetink 333 Tennissen 131, 132, 179, 180, 184, 186, 189, 202, 323, 324 They, van 272 Thelossen 402 Thier 413 Thomas 9, 27, 28 Thomassen a Thuessink . . 363 Thomasson, Thomassen 95,437, 438 Thonissoon, Jan . . . 158, 333 Thuynte, van 450 Ticheloven ..... 272, 417 Tichler 97 Tydden, Thyden . . . 509, 517 Tjeenk, Tyink, Thyeenk . . 469 Tienk 490 Tiesenhausen, van . . . .512 Tilanns 125, 440 Till, Tyl, Thyl, Tiel, van 60, 62, 202, 311, 376, 393, 396 Tiller 292, 343 Tylman ... 54, 164, 281, 282 Timmer 301 Timmermans 6 Tinnegieter 329 Tocht, van der 236 Toepe 345 Toewater 49, 313 Tongeren, van. . 319, 396, 451 Tonissen 166 Tonnemaat 402 Tonneman 63—65 Toonk 132 Tork 160, 219, 220, 316, 465, 466 Trapman 501, 513 Trier, van 205 Trijnen 130 Trockmorton .... 221, 222 Troost 409 Tronila 451 Tuynt, Broekeier geh. ten. . 221 Tulleken. . . . 144, 192, 363 Tnr 186 Twickelo, van . . 135, 371, 377 U. Ubink 487 Ulegoor, van 465 Ulent, Klein 98 Bladz. IJlft, van 205, 206, 220, 419, 420, 464, 505 Ulft gen. Doornik, van 464, 465 Umbgrove 301 Uterwijk . . . 187, 188, 356 Utricht, van 16 Utten broek 182 Uwens 250 V. Vaags 499 Vaeckink 144 Vaelveldink 305 Vaendrig, Veendrik 393, 394, 413, 41? Vaert, de 191 Yaick. Zie Vaight. Vaight, Vaights, Vaegt, Vaick 130, 401 Valk, Valken, Valcke, Valck, die 7, 34, 63, 68, 71, 74, 262, 270, 365, 450, 477, 495 Valk, van der 76, 94—97, 99, 100 Valkenburg 132 Valkenier 125, 210 Vanevelt, van .... 17, 345 Vatebender 311 Vecht, over de 216 Vechten, van der 309 Veen, van der 301 Veer, 17, 21, 213, 372-374, 376 Veer, de 191 Veeren 428 Vega, de 200, 201 Veye, de 60 Velde, van den, Velde, van de Velde, ten 4-6, 35, 176, 215, 332, 345, 396 Velde, van der 461 Velderman 87 Veldhorst 389, 390, 395, 399, 400,404,405,407,409,416, 417 Veldhuisen 208 Veldijk 83, 99 Veldink 31 Vele, ter Veile, ter . . 410, 411 Velink 221, 249-251, 253, 260, 379 Velp 201 Veis 412 Velt, in 't 213 Bladz. Velthoen 62, 311 Velthuisen 208 Veltkamp 424 Yenhuysen, te 251 Venhuysen, ten 213 Vennerbusch, Vennerbos . . 475 Verbeek 15 Verborch 228 Vereken 117 Verdijk 6, 239 Verheyden 138 Verholt 418 Verhuell 194, 270, 316, 434, 436 Verkoelen 341 Versluys 90, 91 Versteegh 426 Verstegen 41, 45, 61,66,80, 111, 127, 150, 357 Verstonden 338 Verwer . 23, 44 Verwit 339, 344 Vieracker, van 47, 48, 54, 127, 256 Vierdach 349 Viermont 332 Viermund, van 224, 474, 476, 507 Viersen 271 Villates, des 381 Villeken 393 Vilsteren, van .... 212, 214 Vinceler van Lamsweerde, van 245 Vincent . . . .81, 82, 88, 89 Vink 143, 404 Vinkemeyer 353 Vinkenborg 203 Visser 306 Vittinghof gen. Scheel, van . 193 Vleming . . 180, 183, 185, 190 Vies . . . 171, 213, 251, 328 Voerme, ter 297 Voet 425 Voeth 258 Vogel, Voegels . . . 199, B. 1 Vogels .... 310, 316, 424 Vogelsank 143 Voirstman, van Ockenbroeck geh 32 Voisin de Loges, de Eechigne 9 Voits 308 Volkers 203 Volkersoom 190 Volmer 61 Bladz. Volmerink 481 Voltelen........ 207 Volters 320 Volwerts, ten 297 Vonderhorst 404 Vonkeman 88 Voorn, van 296 Voorst, Voerst, van 90, 185, 186, 211, 219, 246, 247, • 256, 265, 267, 279, 346, 361, 362, 428, 431, 438, 464 Voorst, van der 13, 14, 26, 43, 44, B.3 Voorthusen, van 16, 43, 45— 48, 111, 346, 365, 372 Voortwijs, te 470 Vorden, van 13, 112, 151, 369, 370, 375 Vorst, van 158 Vos 68, 69, 119, 208, 211, 213, 343 Vos, de ... . 344, 395, 408 Vos van Steenwijk, de . . . 219 Voskulen, van den .... 353 Vreden, Freden, van . . . 271 Vree, de 192 Vreeman 351 Vrei1), van de 3 Vrendenborg 35 Vrydach, Frydag 224, 283, 284, 337 Vriesekolk 50 Vrieselaar 404 Vrieselder 418 Vriesen, Vriessen, Vriese 120, 362, 391, 404, 411, 412, 483, 503 Vroeynck 37 Vroon, de 52 Vrossink, Froessink .... 377 Vucht 333 Vulkerink 151 Vurden, van 489 Vijfhuys 138 Vijgh ... 12, 218, 421, 422 W. Wachmoet 328 Waerlo, to. . . 226, 312, 321 Wagemoet 328 ') Zij heet Mcchteld van den Veen, van dem Ven of van Vehen. Bladz. Wayop 169 Wal, van den, Walle, van den, Wal, van de, Wal, ten 1, 10, 43, 65, 310, 312, 313, 321, 379 Waldeck, van 388 Walyen, Walien 468—473, 478—484, 500, 501 Walyen, Walien, Waly, van 494, 495 Walznm, van 356 Wamelink . . . 470. 4.89 K09 Wancsticker 463 \v anninkhorst, te .... 143 Wanray, van 354 Wansink 234 Warnink 291, 367 Warninkhoff .... 367, 493 Warnsink 337, 338 Warren 277, 279 Wartensleben, van . . 381, 458 Wartensleben, van Plodorf- 75, 76, 80, 82-93 Wassenaer, van 70, 74, 75, 78-81, 109, 155, 453, 465 Wassingmaat 304 Wassink, Wassingh 37, 230, 297, 430 Waterloos 285 Wechtseten, van 484 Wedersche, de 176 Wedling, Weddelink 357, 359, 475, 479 Weenink 12, 52, 64, 267, 324, 335 Weert, Weerts .... 87, 150 Wees, van 177, 181, 187, 189, 191 Weesinkhoff 439 Weetkink 223 Weevers Wey, van, Wey, van der 212, 279 Weyenborch, Wyenbergh 286, 323 Weyers. . . 5, 126, 141, 163, 390 Weykamp 407, 411 Weissenburg 282 Wel, van 117 Weideren, van ... 421, 422 Wele, Wyle, van . . . . .170 Welevelde, Weifelde, van 257, 487 Welmers 41, 42, 139—142, 366, 367, 381 Bladz. Welscher 394, 395, 405, 413, 415 Welscher, te 504 Wemmers 176 Wenckum, van 335 Wenneker 376 Wensink . . . 398, 402, 403, 411, 412, 414, 419 Wentholt .... 2, 230, 237, 238, 295, 311. 327. 374 Wentink. . 130, 131, 171, 178, 179, 226, 229, 306, 452 Werde, van den 148 Werenboutssoon, Johan. . . 230 Wernink. Zie Warnink. Wesselhuis, toe 439 Wesselink . . . 165, 168, 207 Wesselman 181 Wessels 134, 193 Westen, van . . 478, 480, 483 Westenberg . . 111, 125, 358-360, 440 Westerholt, van . . .118, 135, 193, 257, 261, 319, 380—382, 456, 458, 465 AVesterlo, van 340 Westerman 175 Westervelt . 393, 394, 397, 405, 406, 412, 414, 418, 419 Westerman 262 Westreenen, van 55 Wetten, van 511 Wetters 271 Wennink 207 We vel 54 Wevers 475 Wibbelink 89 Wicherink 326, 343 Wicherlink, Wygerlink. 138, 325 Wichers 19, 20, 198 Wichert 133, 180 Wichman, Wichmans. . 131 177—179, 189, 192, 273 Wicke 331 Wydenbruch, Wydenbrnck, van 340, 486 Wyenbergh. Zie Weyenborch. Wiersma 469, 501 Wigink 477, 486 Wylacker 341 Wilbrennink ... 41, 53, 144, 228, 301, 306, 309 Wilde, die, Wilde, de . 65, 361 Wildebeest . 392—394, 399, 418 Bladz. Wildeman . 337-340, 342-344 Wyle, van 170 Wilhem, le Leu de . . 103, 115, 121, 442, 443, 446 Wylick, van . . 22, 189, 190 Wylick en Lottum, van 160, 316, 433. 447 Willems, Willemsen . . 140, 183, 217, 437 Willemssoon, Pelgrim ... 43 Willink . . 89. 230, 303, 304, 426, 471. 474, 479, 481 Willissen, van 448 Wilmerink 139 Wiltink 94 Wymelingh, Wymelinx . 221, 223 Wynands, Winands . . 417, 418 Winckelhorst, Wynckelhorsting, Winckelhurstinck 512, 513, B. 1 Winkel 88 Winkel, te 307, 341 Winkelhusen, van .... 225 Winkelman, Winkelmans 126, 242, 329 Winnekink 375 Winoldy, Eenssen . . 273, 306 Winolts .... 393, 395, 413 Winsen, Winsem, Winshem, Winsheym . 2, 191, 299, 313 Winsheym. Zie Winsen. Winter 233 Winterberch 251 Winterpoel . 209, 211, 213, 214 Wintgens, van 224 W intmoelen 300 Wisch, van. 148, 221, 228, 230-232, 260, 261, 431, 432, 440, 441, 444, B. 1 Wisinkhoff 439 Wiskong 348 Wisselink 452 Wissink 258, 290, 327, 334, 335, 347, 392, 393, 397 399- 401, 414 Wissonk Withem, van Witten ... 7, 395, 399 Wittenhorst, van . 160, 204 Woelt es Woenink. . Woert, de 305 Woessink. Zie Wnessink. Woldenborch 235, 299, 330 Wolder. de Wolf, Wolven . . . .181 Wolff, Wolfs, de 310,319 Wolff de Neufville, de . Wolffers Wolsink 229 Wolterbeek 140 Wolterink Wolters 182, 198, 214, 215 245. 300, 404 Worm .... 110, 238 Wormerdink Woude, de, Wou, van . 117- Wouters 31 Wouw WredterdinS Wuessink, Wussink, Woessink 226, 227 Wuest, in de WulleHi,'van Blailz. 335, 347, 392, 393, 397, 399- 401, 414, 418 Wissonk 37 Withem, van 385 Witten ... 7, 395, 399, 510 Wittenhorst, van . 160, 204, 316 Woelt es 305 Woenink 144 Woert, de 305, 398 Woessink. Zie Wuessink. Woldenborch 235, 299, 330. 331 Wolder. de 38 Wolf, Wolven . . . . 181, 182 Wolff, Wolfs, de 310.319. 439 Wolff de Neufville, de . . .161 Wolffers 518 Wolsink 229, 294 Wolterbeek 140, 151 Wolterink 418 Wolters 182, 198, 214, 215, 245. 300, 404. 459 Worm .... 110, 238, 271 Wormerdink 137 Woude, de, Wou, van . 117—121 Wouters 31, 175 Wouw 74 WredterdinS 293 Wuessink, Wussink, Woessink 226, 227, 236 Wuest, in de 51 WulleHi,>vvan 469 Wullen, van 502 Wullink 228, 232 Wulven 176 Wijhe, van 173—175, 199, 200, 204, 205, 378, 420 Wijnbergen, van 154, 163, 164, 260, 264-266, 322, 323, 355, B.l Wijnen 50 Wijnhouds 207 Wijnveld . 22 Wijse, de 171, 281 In dit register zgn ook de namen der hulders, eigenaren van belendende perceelen, gebruikers enz. opgenomen. Indien de naam klaarblijkelijk ook op eene volgende bladzijde voorkomt, wordt van deze bladzijde geen melding gemaakt. Zoo het woord „zoon" achter een voornaam voorkomt, wordt de geheele naam gemeld, b.v. Henrick Albertssoon; ck is bijna overal vervangen door de enkele k, en zulks voornamelijk in de uitgangen inck. Waar de naam zocwel met als zonder „van" voorkomt, is dit „van" weggelaten. In het algemeen is s en en, achter een naam gevoegd, eene verbuiging en is alzoo de oorspronkelijke naam zonder die s en en. Voorbeelden: Brant = Brants; Brus = Brusse = Brussen; Rauwer = Eauwers; Schul = Schuilen; Soer — Soers = Soeren; Tecke — Tecken; Weert = Weerts. De a wordt veel verwisseld met de o. Voorbeelden: Barkes en Borkes; Haefkens en Hofkens; van der Hoeven en van der Haven; Korenhorst en Karenhorst. De a ook met de e. Voorbeelden: Barner en Berner, Hartefeld en Hertefeld. Zelfs de e met de i, b.v. in Grevink = Grivink. Eo en or worden verwisseld, b.v. Brokhorst en Borkhorst; Vlodrop en Vlodorp. De voorzetsels van, van de, van den, van der, te, ten en ter worden onverschillig gebruikt. Voorbeelden: van den Wall, ten Wal; van Wey, van der Wey; van den Eijn, ten Eijn; van der Voirst, ter Voirst. Merkwaardig is, dat te Braek en te Braekhorst dezelfde namen zijn. Ook zoo: Struedink en Stroynck; hier heeft samentrekking plaats. Bekend is, dat b.v. Henric Huginc wil zeggen Henric zoon van Hugo; de naam Huginc is hiermede een patronymikon geworden. Ook zijn dit alle namen eindigende op: ink, ine, inck, ynk, ynck, ing, ingk, ingh, inghe, inge, eng, ung, ong en op de meer versleten uitgangen ik en ig (Johan Winkler, De Nederlandsche geslachtsnamen). Op blz. 506 de beleening van 1532 nagaande zou men den indruk krijgen, dat twee Everts van Lintelo, vader en zoon, bedoeld worden. Dat hier één Evert bedoeld wordt, blijkt genoegzaam uit vergelijking met blz. 473, 487 en 513. De noot van blz. 506 had ook op blz 473 kunnen gegeven worden. Blz. 454, regel 9 v. o. staat: weduwe, lees Jacobs weduwe, id. id. 5 v. o. staat: vaders, lees grootvaders. Dit volgt uit dit brokstukje genealogie: Dirk van Bronchorst, heer van Anholt, bel. met Baer 13 Maart 1562; ob. omtrent 1581, tr. Elisabeth de Noyelles. Jacob van Bronchorst, heer van Anholt, ob. voor Lochem Sept. 1582, tr. Geertruid van Milendonck. Dirk van Bronchorst, heer van Anholt, bel. met Baer 6 Nov. 1594. GBLRE. VEREENIGING TOÏ BEOEFENING VAN GELDERSCHE GESCHIEDENIS, OUDHEIDKUNDE EN RECHT. ^ vü> BIJVOEGSEL REGISTER OP DE LEENA CTEN VAN GELRE EN ZUTPHEN 1376—1402 UIT HET STAATSARCHIEF TE DUSSELDORP. NAAR DE OORSPRONKELIJKE BESCHEIDEN UITGEGEVEN DOOR P. N. v. DOORNINCK. KWARTIER VAN ZUTPHEN. ARNHEM, P. GOUDA QÜINT. 1901. ALTEN. Goed to Wynckelhorsting. Johannes Wynckelhorsting beleend, 1 Nov. 1390. ALTEN. Goed ten Varenvelde (Vervelde). Deric Willemsz, van Lintloe beleend, 17 Nov. 1386. ANGEBLO. 37 oude scilden uit het erve gen. Hoegeste. Jacob V o egels beleend, 31 Maart 1388. BATMEN. Huis te Dorret. Deric van Dorret beleend, 17 Dec. 1396. DOESBURG. Goed ten Radelant. Sweder van W ij n b e r g e n, als momber van Griete, zijne vrouw, beleend, 30 Oct. 1392. DOETINCHEM. Tiende tot Dichteren. Deric van W i s c h, die oldste, ten behoeve van zijn broeder Robert beleend, 28 Sept. 1392. DOETINCHEM. Tiende van Oessel: Jutte, Derix wijf van Wisch, getuchtigd, 6 Nov. 1388. Bijvoegsel Zutpheu. % 1 GEISTEEEN. Menssinch, dienstmansgoed. Jolian Menssinch beleend, 12 Oct. 1386. GEISTEEEN. Averrynch als dienstmans leengoed en Scherpenberch. Volken Eedincli gen. van der Seden, als momber Swene, Arnt Coerlen dochter, beleend, 7 Oct. 1392. GEOL. Goed te Kulinch en goed te Gebbinch in buurschap Beltrum. Johan C a s t e e 1 beleend, HENGELO. Een kamp gen. Mentinch zonder kamp. Trude Mentinch beleend, 30 Dcc. 1390. HENGELO. Goed te Mennynck. Henric van Overenck beleend, 28 Febr. 1385. HENGELO. Goed gen. Nyhenhusinck. Gerit E a b o k beleend, 16 Febr. 1394. HUMMEL. Vridagenkempke en Runtvoertslach. Geeigend ten behoeve van Ailbert Paedze van Heynoerde 7 Nov. 1390. LAEEN. Goed tot Netelhorst. Consent voor Gijsbert van N e t e 1 h o rs t tot verzetting, 3 Nov. 1393. LOCHEM-STEENEE. Goed te Pillinch in kerspel Lochem en goed te Wermerdinch in kerspel Steenre. Rixe van Lochhuizen, wijf van Gerit van den Z a ri d e, getuchtigd, 21 April 1390. RUUELO. Goed en heerlijkheid Ruerlo. Kulof van Holthuysen tuchtigt Beerte Henricsdr. van A m d s e n, 1389. STEENEE. Tiende tot Bake. Willem van Bake beleend, 1395. STEENRE. Bramsenburch. Bartolt van Bramswic bekent Fije, zijne vruuw, 35 pond 'sjaars uit dit goed, 16 Febr. 1394. STEENEE. Zie Locliem. VÜEDEN. Hof tot Bramele en Roberdingh (Eoderding). Gerit van Bramele tuchtigt Jutte, zijne vruuw, 19 Dec. 1396. VÜEDEN. Goed tot Ensering tot Bramel. Eensse Kraync Audriesz tuchtigt Mechtelt, zijne vrouw, 9 Aug. 1392. VÜEDEN. Huis Wildenborg, huis Gripinchaven en huis tot Berge. Emont van Endelstorp beleend, 15 Juni 1394. • WAENSVELD. Goed Honkingh in buurschap Vieracker. Consent voor Willem Honckinc om een gedeelte van dit goed te verzetten, WAENSVELD. Halve goed te Zuderaves en de alinge molen. Jacob van Hacvorde zet zijne vrouw, Aleit Jacobsdr. van der E e z e, in dit goed WAENSVELD. Molen te Zuderaes. Jacob van Hacfort beleend, 1394. WAENSVELD. Goed ter Voirst. Evert ter Voirst beleend, 12 Juni 1396. WINTERSWIJK. Goed Ailbertynck in buurschap Katen, in dienstmansstat. Godschalk te n Ha le beleend, 15 Mei 1385. ZUTPHEN. Goed te Helbergen. Jan van der Capellen krijgt toestemming om de helft van dit leen in onderleen uit te geven aan Èngelbert Huginck gen. ter Leye, 26 April 1391. ZUTPHEN. Goed te Mersch, dat een mangoed is, Jodingh, wildvorstergoed. Bertolt van der Mersch beleend, ZUTPHEN. Goed te Helbergen. Jan van der Capellen krijgt toestemming om de helft van dit leen in onderleen uit te geven aan Èngelbert Huginck gen. ter Leye, 26 April 1391. 4. WARNSFELD. Den hoff ten Damme, in den kerspel van Warnsfelde gelegen, tot Zutphenschen rechte ontfinck Johan van der Capellen, anno 1403. Gerlach van der Capellen, erve sijnes vaders Johans, a°. 1404. Idem ontflnck den hoff ten Damme met sijnen herlicheiden ende tobehoren, in den kerspel van Warnsfeld, buvrschap van Wolfler, gelegen, a°. 1424. Johan van der Capellen tuchtigt sijn vrou Griet an de helft van den goede ten Damme met sijn tobehoren, a°. 1458. Idem beleent, a°. 1465. Idem crigt uutstel, 13 Octobris 1473. Gerlich van der Capelle, erve sijnes vaders Johans, 20 Augusti 1484. Johan van der Capelle, onmundig, Yde van der Capellen soon, beleent, a°. 1495. Gerrit van der Capellen is sijn momber. Gerlich van der Capellen Gerlichssoon beleent als erve sijnes broeders Johans, beheltlick sijner moder Yda van der Hoeven hare tucht, au. 1522. Idem vernijt eedt, 17 Septembris 1538. Gerlich van der Capellen, onmundig, beleent, 7 Junii 1543. Thomas van Buerlo is sijn momber ende huider. Idem deur sijnen momber eedt vernijt, 14 Junii 1544. Mechtelt Gruters, erve hares soons Gerlichs beleent, 18 Maii 1555. Haer soon Gerrit van der Capel is huider. Eadem vernijt eedt doer Gerrit voornoemt, 27 Aprilis 1556. Gerrit van der Capellen bij transport Mechtelts voornoemt, met haren gecoren momber Evert van der Capellen, 27 Nov. 1561. Idem tuchtigt sijn vrou Gertrud van H o e m e n, 28 Novembris 1561. Idem confirmeert sijne hijlixvorwarden, 23 Maii 1562. Idem crigt uutstel 3 maenden, 4 Novembris 1581. Gerlich van der Capel Gerritssoon crigt uutstel, 4 Septembris 1598. Idem als erve sijnes vaders Gerrits beleent 8 Augusti 1600 met den goede ten Damme met sijn tobehoren, in der graefschap Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buerschap Wulfier gelegen. Gerhard Johan van der Capellen, erve sijnes vaders Gerlichs, beleent, 2 Martii 1626. Idem tucht sijn vrouw, joffer Geertruyt van L i n t e 1 o, tot herhijlekens toe, 7 Julii 1636. Idem laet approberen seecker accort tussen hem ende Alexander van der Capellen ten Boedelhof! ingegaen over seeckere velden, den 1 Julii 1637. Idem tucht sijn vrouw, joffer Geertruyt van Lintelo, tot herhijlekens toe, den 14 Februarii 1643. Idem laet sijnne absolute tucht sijn huysfrouw, joffrouw Geertruyt van Lintelo, gemaeckt approberen, den 24 Decemb. 1644. Idem laet sijnne testamentaire dispositie approberen, den 24 Decemb. 1644. Philips van Golsteyn beleent den 13 Mey 1646. De moeder l) laet door oeren volmachtiger Hendric Temminck eedt presteren, den 13 Mey 1646. Idem voor hem selven ende mede consorten laet approbeeren seeckere magescheyt de dato den 9 Jann. 1653 opgericht, den 13 Mey 1646. Idem doet selver eedt, den 29 Sept. 1653. Idem laet approberen het contract ofte accoort in dato den 13 Martii 1654 tusschen hem ende Helena C 1 o e c k tot Spaensweert opgericht, den 28 Martii 1654 2). Maria de K e c h i g n e V o i s i n de Loges, douarière Philips van Golstein, uit kragt van publique subhastatie en aenkoop beleent, den 12 Oct. 1701. Eadem draegt dit leen op aen Arnold Joost van K e p p e 1, die daer weder mede beleent is, den 1 Nov. 1701. William Anna van Keppel, erfgenaem sips vaders Arnold Joost, minderjarig, beleent, 23 April 1719. Idem, meerderjarig, doet eedt verniwen, 1 Oct. 1734. Idem en vrouwe Anne L e n o x, eheluyden, laten registreren drie navolgende acten, 1°. copie authenticq vant testament van wijlen Arnold Joost van Keppel van den 29 May 1718; 2°. copie authenticq van een acte "au den Hove van Holland van den 3 Nov. 1738, waarbij Sophia Thomas, geboren Keppel, is worden geauthoriseerd om met haar broeder W. A. van Keppel over voors. testament en den boedel van wijlen haar vader te transigeren; 3°. de transactie selve van den 4 Nov. 1738 en de vrijwillige condemnatie van den Hove van Holland den 17 Januarij deses jaars verleend, 20 Januarij 1744. Deselven dragen dit leen op aan Frederick Robert Evert van der Capellen en vrouwe Anna Margaretha Elisabeth van L y n d e n, eheluiden, die den 15 Julij 1745 daar weder mede beleend sijn. Deselven dragen dit leen op in handen van den heer stadhouder der leenen ten behoeve van haar soon Alexander Hendrik van der Capellen. 10 Febr. 1753. Alexander Hendrik van der Capellen uyt kragt van dien afstand onder sekere conditiën beleend, 3 April 1753. Denselven en Reinere Adolphine Charlotte van N a g e 11, ehelieden. dragen dit leen op in handen van den lieer stadhouder der leenen ten behoeve van haar soon Fredrik Robbert Godard Cornelis van der Capellen, 27 Nov. 1786. Fedrik Robbert Godard Cornelis van der Capellen uyt kragt van dien afstand onder sekere conditiën beleend, 28 Nov. 1786. ') Geertruyt van der Capsllen van den Dam (Leenakte). !) Betreffende het recht op het halve goed Spaensweerd. 5. WARNSFELD. 't Goet te Swavingh met allen sijnen tubehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfeld in der bursehap van Bgssel, ten Zutphenschen leen ontfangen bij Gerloch van der Capellen, anno 1378. Jolian ter Capellen, anno 1379. Griet van der Capellen, erve hares vaders Johans, a°. 1404. Haer oom Gerrit van der Capellen is huider. Eadem, huysfrou Arnts van den Walle, a°. 1424. Catrin, Arnts dochter ten AVal, huysfrou ') Willem L e r ï n c x, beleent, au. 1440. Claes van der Capellen is huider. Evert van Kerpen bij transport Catrin voornant ontfengt die een helft van den goede tot Swavinck, a°. 1441. Dirck van den W a 1 bij transport sijner suster Catrin ontfengt d'ander helft, beheltlick den Gasthuse ten heyligen Geest jaerhx 3 malder roggen, eodem die. Evert van Kerpen bij transport üirx voornant ontfengt die helfte, also dat nu beyde helften weder bijeen commen, a°. 1444. Tru(de)ken van Kerpen, erve hares vaders Everts, au. 1460. End haer broder Johan van Kerpen is huider. Gertrud van Kerpen, huysfrou Dirx van den AVal, a° 1465. Eadem vernijt eedt van den goede to Swavinck met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfelt, in der buyrschap van Rijssel, met der eener sijde neven Henrick Garwerdinck, ende J°han . e\e rinck ende Griet ter Horst an dander sijde, 5 Octobris 14v3. Eadem vernijt eedt, 20 Augusti 1484. Eadem vernijt eedt s), a°. 1492. Eadem vernijt eedt duer Gerlieh van der Capellen 3), a°. 1495. Gerlieh van der Capellen Henrix soon beleent, a°. 1503. Johan van der Capellen, erve sijnes vaders Gerlichs, tuchtigt sijn moder Eve 4) na beleninge, a°. 1507. Henrick van der Capellen, erve sijnes broders Johans, 13 Maii 1533. Idem crigt uutstel, 17 Septembris 1538. Idem vernijt eedt, 10 Junii 1542. Idem vernijt eedt, 14 Junii 1544. Idem vernijt eedt, 28 Maii 1556. Idem vernijt eedt deur sijnen soon Gerlieh, raetsheer, 14 Dec. 1581. Gerlieh van der Capellen, raedt, erve sijnes vaders Henrix, beleent, 15 Junii 1585. Henrick van der Capel, burgemeester to Zutphen, bij opdragt sijnes vaders Gerlichs beleent met den goede Swavinck met sijnen pol, rijsweerden, anwassen. vischerien, vrij- ende gerechticheyden ende allen tobehoren, in den graeffschap Zutphen, in den kerspel van ') In de akte heet zij weduwe. a| Door haren man Derick ten Wall (Leenakte). 3| in de akte wordt zij weduwe genoemd en van der Capelle haar zoon. ') Blijkens de akte heette zij van den Hoe ff. Warnsfeld in der buerschap van Rijssel gelegen, te Zutphenschen rechten leenroerich, met oick den goede, geheiten Massinck, in der selven buerschap gelegen, ende heeft sijnen vader voorn, ende moder Margriet Schimmelpennincks wederom getucht, -4 Maii 1621. Idem laat sijn besloten testament approberen, den 15 Aprilis 1659; ende is door ordre originelick op den 3 Junii 1659 gelevert in handen van Gerlich van der Capellen tot Mervelt. Henrick van der Capellen uyt cracht van dispositie van sijn oom Henrick van der Capellen beleent, den 6 Junii 1659. Juffr. Agnes van der Cappellen, als erve haeres broedere Hendrick, beleent met twee derdeparten, den 15 Octob. 1660. Huider Alexander Schimmelpenninck van der Oy tot Kei ende Engelenborcli. Eadem laet approberen seecker onwederroepelijck contract, lootiiige ende erffscheidinge tusschen haer ende haere neven ende nichten den i Octob. 1660 ingegaen, & Octob. 1660. Geerlich van der Cappellen, heer tot sHeer Artbergen, versoeckt transport ende beleeninge van het derdendeel deses leens, door sijn broeder Hendrick van der Cappellen aen hem vercocht, doch overmits de volmacht niet bestendich was, is sulks uytgestelt ende tot voorkoominge van versuyin aengeteyckent, 19 Octob. 1660. Idem uyt cracht van transport sijnes broeders Hendricks met dcsselfs aendeel beleent, den 18 Dec. 1661. Idem transporteert ende geeft over sijn aendeel aan Philips Otto van Coeverden, colonel, ende vrouwe Anna Sophia van der Cappellen, welcke beneven dit derdendeel oock beleent sijn met de havesaete ende een derdendeel van het voorn, leen, vrouwe Anna Sophia van der Capellen door dode juftr. Agnes van der Cappelle ende geapprobeerde lotcedulle aengecomen, den 26 Febr. 1676. Borghard Gosewijn Hendrick van Coeverden, erfgenaem sijns vaders en moeders Philip Otto en Anna Sophia, beleend met dit leen en 3 van Massinck, den 13 Julii 1700. Anna Cornelia Isabella van Coeverden, erfgenaem haers broeders Borghard Gosewijn Hendrik, beleent, 26 Julij 1710. Huider Godert Philip van Linden, haer man. Eadem en haer man Godert Philip van Lynden tugtigen malkanderen reciproquelijk, 2 Jan. 1713. Godert Philip van Lynden en Anna Cornelia Isabella van Coeverden, egtelieden, dragen dese twe lenen op aen Jasper Caerl van Lynden dAspremont, haer sooii, die daer woder mede beleent is, 19 Julij 1725. Anna Margareta van Lynden d'Aspremont, erfgenaem haers moeders Anna Cornelia Isabella van Coeverden, die erfgenaem was van haer soon Jasper Caerl van Lynden dAspremont, beleent, 10 Aug. 1729. Eadem laet approberen haer beslote dispositie, eodem die. Frederick Robbert Evert van der Capellen laet approberen de huwelijxvoorwaerden den 17 Julij 1731 opgerigt tussen hem en sijn vrouw Anna Margareta Elisabet van Lynden dAspremont, 20 Oct. 1731. Anna Margaretha Elisabeth van Lynden draagt eenige gedeelten van het eerste leen '), bij de acte vermeld, op aan Frederick Benjamin van der Capellen, haar soon, die daar weder mede beleend is, 14 Meert 1760. Idem en Johanna Isabella B e n t i n c k, ehelieden, laten haere huwlijksvoorwaarden van den 6 April 1766 approberen en registreren, 28 Decemb. 1779. Deselve ehelieden laten haar besloten testament van den 13 Septemb. 1779 approberen, eodem die. Fredrik Benjamin van der Capellen laat approberen en registreren het magescheyd, den 2 Decemb. 1785 over den ouderlijken boedel opgerigt en waarbij hem deese twee leenen voor het geheel sijn toe- en aanbedeeld, 20 May 1786. Idem beleend met deese twee leenen, aller gestalte deselve hem door overlijden van sijn moeder Anna Margaretha Elisabeth van Lynden d'Aspremont en uyt kragt van geapprobeerd magescheyd voor het geheel aangekomen sijn, eodem die. Denselven laat sijn besloten testament van den 21 Januarij 1794 approberen 1 Febr. 1794. F. J. B. van der Capellen en E. P. C. van H a e r s o 11 e, ehelieden, benevens derselver zoon F. B. van der Capellen laten registreren een opene testamentaire dispositie, (door) wijlen F. B. van der Capellen tot Eijsselt den 23 Dec. 1805 gepasseert, en laaten uyt hoofde van vorengenoemde dispositie deeze twee leenen ter hunlieder naamen overtekenen, den 28 Febr. 1806. Frederik Johan Benjamin van der Capellen en E. P. C. van Haersolte ehelieden, laten registreren een gerigtelijk transport d.d. 7 Junij 1806 van het erve de Huete of */* Part van het g°ed Massink, door J. W. Lankhiet en H. Weenink q.q. en G. W. van Lamsweerde en Mr. J. J. Schluiter als executeur-testamentair wijlen F. B. van der Capellen, ter hunlieder behoeven gepasseerd, en laaten uyt hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen overtekenen, den 27 , Junij 1806. Afgespleten van 5. 5 § 1. Een derdepart van het goedt Swaving met allen sijnen toebehoren, gelegen in den karspel van Warnsfelt in de buerschap van Riissel. Lucas Wilhelm van Essen, landtdrost van Yeluwen, als erfgenaem van desselfs oom, de heer Geerlig van Essen tot Oldenhave, beleent met de halfscheid van een derde part van den goede Swaving, den 25 Mart 1691. Wulf van Rijs is liulder. N.B. Vrouwe Geertruid Agnes V ij g, douagère Lucas Wilhem van Essen, segt dit goet noyt in haer mans boedel is geweest, waerom hetselve wederom uit de acte geroyeert is van den 29 Sept. 1702 en daerom ook uit de leenbrief gelaten. Geregistreert den 26 Jan. 1709. *) n. 1. Swaving. 6. WAKNSFELD. Dat goet tot Nuysinck l), gelegen in den kerspel van Warensfelde in der buyrschap van Eefde, tot eenen dienstmansleene opgedragen bij Gerrit van der Capellen tot behoeff van Herman van Eynsse, a#. 1401. Idem ontfinck dat goet tot Nuesinck met sijn tobehoren, gelegen in den kerspel van Warrensfeit in der buyrschap van Evede, tot Zutphenschen rechte, a#. 14:24. Catrin, huysfrou Dirx van D r ij n e n, bij transport hares vaders Hermans ontfengt dat goet geheiten Nuysinck met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfeld in der buyrschap van Eeffde, tot eenen dienstmans leenrechte, a°. 1426. Griete van Ense ontfengt dat goet te Nusinck, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld in der buyrschap van Eeffde, tot Zutphenschen rechte, a°. 1430. Haer huider is Henrick. Kreyinck. Gertrud, huysfrou Arnt Bercks, bij transport harer moder Griete, huysfrou Thonis Y s e r e n s, a°. 1460. Eadem, anno 1465. Henrick B e r c k, erve sijner moder Gertrud, a°. 1469. Idem vernijt eedt deur sijnen vader Arnt van den goede Nusinck, in den kerspel van Warnsfeld in der buyrschap van Eeffde gelegen, daer naest gelant is dat goet te Suppellinck an deen sijde ende dat goet Ensinck an dander sijde, tot Zutphenschen rechten, 12 Octobris 1473. Idem vernijt selver eedt, 21 Augusti 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1495. Arnt van Berck Henrix soon, beleent sijnde, transporteert dit goet op Henrick van Vorden, 20 Maii 1521. Idem vernijt eedt, 23 Septembris 1538. Herman van Vorden, erve sijnes broders Henrix, 29 Octobris 1542. Gerrit Schimmelpenninck is sijn momber, so hij krancksinnig is. Idem vernijt eedt, 14 Junii 1544. Steven van der Voorst, priester, erve Hermans voornoemt, 19 Jan. 1549. Sijn gecoren momber is Johan Barner. Gijsbert van der Voorst, erve sijnes broders Stevens, 19 Sept. 1553. Sijn volmechtiger is Evert van der Voorst. Evert van der Voorst, erve sijnes ooms Gijsberts, 9 Maii 1554. Anna van Voorst, matersche des convents van sinte Catrinen binnen Zutphen, erve hares broders Gijsberts, 21 Septembris 1554. Haer huider is Michel Kochus. Alijt van der Voorst, erve hares vaders Everts, 26 Septembris 1556. Haer huider is Cornelis van Delen. Eadem, huysfrou Dirx van Keppel, 21 Decembris 1566. Jorden van den Padevoirt, erve sijner oldemoyen Annen van Voorst, 4 Martii 1572. >) In liet register staat foutief Mjjsinck. Alijt van Voorst met hare susteren Ave, Gerit, Agata ende Evert verschriven an Jorden van den Padevort 50 daler 'sjaers, te lossen in 6 jaren met 800; 27 Julii 1575. Eadem bij refutatie Jordens voornoemt ontfengt sijn recht na gemaeckten accord, 27 Julii 1575. Eadem laet eed vernijen haren man Gerrit Schimmelpenninck, 4 Junii 1600. Evert van Keppel, erve sijner moder Alijt, beleent, 1 Decembris 1624. Idem lret die honwelickxe vurwarden, tusschen sijn dochter Aleydis van Keppel en Johan Meulert, tot Voorst opgericht, approberen, den 30 April 1653. Aleidis van Keppel deur haeren man als huider, Johan Mulardt, beleent, den 11 Junii 1659. Derck Jurrien van Keppel, erve sijnes vaders Joachim van Keppel tot Woltbeeck ende Evert van Keppel, sijnes besten vaders, beleent, den 28 Junii 1660. Osewolt van Keppel tot de Voorst met de helfte van dit leen beleent sijnde, welcke helfte nu genoemt wordt Altena, heeft het selve overgegeven aan Staets Steenman (zie 6 § 1). Derck Jurrien van Keppel geeft dit leen over ten behoeve van Alexander van den Capelle, 5 Julij 1724. Alexander van den Capelle uit kragt van die overgifte beleent, 1 Junii 1725. Frederick Robbert Evert van den Capellen, soon van Alexander van den Capellen, laet approberen het maeggescheid, den 1 Maert 1731 opgerigt tussen hem en sijn broeder en suster ter eenre ende haer moeder Maria Johanna van Hekeren, weduwe Alexander van den Capelle, ter anderen sijde, waerbij aen de laetste dit leen is aenbedeelt, 14 Meert 1731. Maria Johanna van Hekeren, weduwe Alexander van den Capelle, uit kragt vant geapprobeerde maeggescheid op heden beleent, 14 Meert 1731. Huider F. R. E. van den Capelle, haer soon. Joost Solner en Maria Johanna van Hekeren, ehel'eden, verbinden dit leen voor 1200 gl. ten behoeve van Berent Bussemaker en Geertruyd ten Cate, ehelieden, 13 Junij 1749. Joost Solner uyt kragt van geapprobeerde hijlijksvoorwaarden beleent, 25 Januarij 1751. Fredrick Robbert Evert van der Capellen uyt kragt van geapprobeert magescheyt beleent met dit leen, eodem' die. Carolina Elbertina van der Capellen Iaat approberen het magescheyd den 3 Dec. 1785 over den ouderlijken boedel opgerigt en waarbij haar dit leen is toe- en aan bedeeld, 20 May 1786. Deselve beleend met dit leen, aller gestalte hetselve haar door overlijden van haar vader Fredrik Robbert Evert van der Capellen en uyt kragt van geapprobeerd magescheyd aangekomen is, eodem die. Huider Fredrik Benjamin van der Capellen. Eadem draagt dit leen na bekomen approbatie van het coopscontract op aan Cornelius Gerhardus van R b ij n, die daar weder mede beleend is, 20 Aug. 1791. Deselve laat sijti testamentaire dispositie d.d. 30 Aug. 1804 registreren, 15 Sept. 1804. NB De Blake, onder dit leen gehorende, van de leenpligt ontslagen en daartegens weder te leen gemaakt de Cruysmatne. Vid. de acte van den 5 Oct. 1752. Afgespleten van 6. 6 § 1. De helfte van liet Nuysinck, genoemt Altena, in de graelscliap van Zutphen, in den karspel van Warnsfelt, buvischap Eefdo, tusschen de goederen te Suppelick ende Ensinck gelegen, voor desen bij Derck .Turnen van lveppei met het goet Nuysinck verheft ende nu als een beson ei leen met een pont goet gelts te verheergewaeden leenroericli, ontfangen bij Oswalt van Keppel tot de Voorst, die het selve leen gecedeert hee t aan Staets S t e e n m a n, die daermede beleent is, den 20 Junij 16 ■ Henricus Steenman, voor hem selfs ende wegen sijn moeder ende snsters nae dode sijnes vaders beleent, den 12 Mey 1oö<2. Anna Slingmans, laetet weduwe L o m e>y e r, laetapproberen het maeggescheit, tussen haer en hare kinderen bij liaer eerste Steenman verwekt, den 30 Junij 1693 opgengt, 26 Jan. 1705. Eadem steld tot een niwen huider Dr. Andreas van Dam, eodem die. Eadem draegt het selve op aen Gesina, Anna Geertruid en Johanna Steenman, die daer weder ine e beleent sijn, eodem die. Huider Dr. Andreas van Dam. Hendrick Steenman approbeert het gedane transport door sijn moe ei van den 26 Jan. 1705 aan sjjne drie susters, 28 Jan. 1/10. Margrita van Bayen, getrout met Dr. Joost S c h o e nmak e»r, p» se en namens Anna Helena van Bayen, huisvrou van Ubbo Emmius, Eustatius Pleger als conjunctst persona van ^n broeders susters, en Henrietta Maria van Egum, getrouwt met ilhelmus 1) o r e s 1 a e r, pro se en als conjuncta persona van hare susters, erfgenamen van Gesina, Anna Geertruid en Johanna Steenmans, haer respective moederen, beleent, 13 Febr. 1732. Huider Zeger \ er ee Deselven dragen dit leen op aen Eustatius van Bayen, die daer weder mede beleent is, 13 Febr. Ibidem draagd dit leen op aan Dr. Joost Sc hom aker en Margrita van Bajen, ehelieden. die daarmede beleend sijn, 6 May 1<40. Deselven dragen dit leen op aan Anna Gesina van Egum, wed. Bouman, die daer weder mede beleent is, 26 Maart 1751. Cornelia Bouman, erfgenaam harer moeder Anna Gesina van Egum, beleend, 3 Junij 1767. Johanna Hermina Bouman, erfgenaam van haar suster Cornelia Bouman, beleend, 5 Julij 1776. Eadem draagt dit leen op aan Reint Cornegoor, die daar weder mede beleend is, 20 Nov. 17 • 7. WARNSFELD. 't Goet te Hoeneking, in der buyrscliap to Warnsfelde, tot dienstmans rechte ontfarigen bij Alijt, Arnts wijff van Utricht, a°. 1378. Eadem ontfing dat goet, geheiten Hoeneking, in den kerspel van Warnsfelde gelegen, tot Zutpkenschen leen, a°. 1405. Arnt ter Brake is momber. Jolian ter Brake beleent, a°. 1410. Idem tuchtigt sijn vrou Gertrud, solang sij nyet herhijlickt, anders alleen 12 Franckrijcksclie schilden jaerlix, a°. 1443. Johan ter Brake bij transport sij nes vaders Jolians ontfengt dat goet tot Hoenekinck met sijn rechten ende tobehoor, tot Zutphenschen rechten, a°. 1443. Diewijl hij noch onmundig, is Gerrit die Meyer sijn huider. Reiner ter Brake Arents soon, erve sijnes ooms Johans, beleent tot sijnen rechten, a°. 1444. Johan ter Brake, a°. 1465. Reiner ter Brake, a°. 1465. Johan Janssoon ter Brake vernijt eedt, 3 Oct. 1473, 18 Junii 1475 en 23 Aug. 1484. Henrick van Huessen bij overgifte Johans voorn., beheltlick Gertrud, huysfrou Hendrick Jenckincks hare tucht an 9 rh. gulden sjaers, 25 Junii 1487. Reinken ter Brake vernijt eedt van dat goet, geheiten Hoenekinck, met sijnen rechten ende tobehoren, in den kerspel van Warnsfeld gelegen, daer naest gelant sijn Henrix erfgenamen van Merwick an deen ende des gasthuys erve van Zutphen an dander sijde, tot Zutphenschen rechten, 6 Oct. 1473. Henrick van Heussen verset hieruut 10 rh. gulden sjaers, te lossen in 2 jaren met 200; noch 2Va rh. gulden in 2 jaren te lossen met 40 gl., 18 Aprilis 1488. Gerrit van Voorthusen vernijt eedt van den alingen erve ende goede geheiten Hoenekinck met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfeld, daer naest gelant is an deen sijde Anthonis Yseren, an dander Willem van Poelwick, a°. 1493. Idem tuchtigt sijn vrou Beelken Gruenwalts. beheltlick dat Gerrit voorn, die 19 Va goltgl., die hij an Henrick van Huessen versat heeft, binnen 3 jaren lossen sal, eodem die. Johan van Vorthusen, erve sijnes vaders Gerrits, a°. 1509. Idem vernijt eedt, 17 Sept. 1538. Idem vernijt eedt, 14 Junii 1544. Idem vernijt eedt, 28 Maii 1556. Bele van Voorthusen, huysfrou Everts van der Capellen, bij transport Johans voorn, beleent, 9 Martii 1569. Johan van Voorthusen met sijn vrou Heyle ende Evert van der Capellen, getrout hebbende die voordochter Johans voorn., confirmeren een maechgescheydt, 19 Aprilis 1574. Eadem, weduwe, stelt tot huider Gerlich van der Capelle, raedt, 25 Junii 1581. M echtelt van der Capel, weduwe Keiners van Va nevelt, erve harer moder Beel, beleent, 1 Oct. 1604. Toraas van Vanevelt, erve sijnner moeder Mechtelt, beleent, den lesten Maii 1630. Cristina van Vanevelt, erve hares broeders Tomas, beleent, den 13 Oct. 1637. Otto Engelen, volmachtiger, doet hulde. Willem Veer nomine uxoris Anna Maria Pol van Lunenborch, erfgenaem haeres moeders Christina van Vanevelt, beleent, den 27 Sept. 1660. Het versuym getaxeert op een heerengewaet. Idem draegt dit leen op aen Johan van Hasselt enHelenavan M u n s t e r, echteluyden, die daermede beleent sijn. Verclaert Jan Hasselt sijn uyterste wille te wesen. dat dit leen naer sijn ende sijner vrouwen doot gelijckelijck ende sonder praerogative tusschen sijne kinderen sal worden verdeut, den 16 Nov. 1670. Jan van Hasselt, erve sijnes vaders Johan van Hasselt, als hulder van sijn moeder, juffr. Helena van Munster, beleent, den 13 Junij 169J. Jacob van Hasselt laet approberen het maeggescheid over den boedel van sijne ouders Johan van Hasselt en Helena van Munster, egteluvden. den 20 Sept. laestleden opgerigt waerbij hem dit.leen is toegedeelt, en is uit dien hoofde daermede beleent, 28 Oct. 1718. Idem maekt dit leen deilbaer onder sijne kinderen, eodem die. De onmundige kinderen en erfgenamen van Jacob van Hasselt beleent door haren hulder Johan Otto van Hasselt, 6 Dec. 1724. Willem Barthold van Hasselt uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd beleend, 1 April 1743. Idem en Bernardina J a c o b s o n, ehelieden, dragen dit leen, uytgesondert dat daarvan afgescheyden is, op aan Barthold van Hasselt, die daar weder mede beleend is, 22 April l/4o. Johan van Hasselt, erve sijns vaders Barthold van Hasselt, beleend, 19 Meert 1768. Idem en Susanna Fran<;oisa van Sonsbeek, ehelieden, laten hare huwlijksvoorwaarden van den 13 Julij 1768 «proberen en registreren, 3 Julij 1781. Susanna Francoisa van Sonsbeek in qualiteyt als moeder en wettige voogdesse van hare minderjarige kinderen nae dode van haar man Johan van Hasselt nae afgemaakt versuym beleend. 15 Oct. l/öd. Hulder Johan Coenraad van Hasselt. Barthold Theodorus Wilhelm van Hasselt laat registreren een opene testamentaire dispositie d.d. 17 Junij 1781 door Mr. «.ohan van Hasselt en S. F. van Sonsbeek, ehelieden, beslooten gepasseert, 20 Sept. 1805. 2 Zutphen. Afgespleten van 7. 7 § 1. Een parceel wey- of hoyland van ongeveer 4 mergen, gen. de Hogewey, gelegen zuydwaarts aan de Emmerstege, noord- en westwaarts aan het Gasthuysland binnen Zutphen en oostwaarts aan Hoenekinks land, als een bijsonder leen en a(gespleten van Hoenekink eum pertinentiis, opgedragen door Willem Bartliold van Hasselt aan Peter Meyerink, die daar weder mede beleend is, 13 April 1743. Anna van der Meulen, weduwe en boedelhouderse van Peter Meyerink voor haar selfs en als moeder en wettige voogdesse van hare onmundige kinderen beleend, 14 May 1745. Afgespleten van 7. 7 § 2. Een huys, hof en bouwland mitsgaders een gedeelte van het weidje agter teegen het hofland aanschietende, grenzende ten oosten aan de weide van Anthony Reesink en de zoogenaamde Bieshorsterstraat of het kerkpad, ten noorden meede aan het gez. kerkpad en ten westen en ten zuiden aan het tweede parceel van dit erve, bij Gerrit Gerritse aangekogt, voorts in een gedeelte van de groote weide, tot gez. erve gehoorende, do Hoenekinksweide door de wandeling genoomd, na de huiszijde geleegen, grenzende ten oosten aan het gez. tweede perceel, ten noorden aan den Hoenekinkscamp, ten westen aan het zesde parceel of andere gedeelte- dier weide, bij Evert Jan Barghege aangekogt, ten zuiden aan den Emmersteeg; zijnde thans een brjsonder leen en afgespleten van het erv en goed Hoenekink. Hendrik Hunnekink laat registreren een gerigtelijk transport d. 3 April 1802 door Mr. J. A. van Hasselt pro se en namens zijn moeder S. F. van Sonsbeek, wed. Mr. J. van Hasselt, en kinderen ten zijnen behoeve gepasseert, d.d. 23 April 1802. Idem laat uyt hoofde van dien dit afgespleete leen ten zijnen naamen overteekenen, eodem die. Afgespleten Tan 7. 7 § 3. Een katerstede, het Spijker, met zijn huys, hofland en twee naast eikanderen ten zuiden van het huys gelegene weidjes, except dat gedeelte der weide onder het eerste parceel gelegd, oostwaart de weide van Anthony Reesink, noorden westwaart het eerste parceel, ten zuiden aan de Emmersteeg, mitsgaders een stuk bouwland op den Hoenekinkskamp, zuid- en oostwaart aan het eerste parceel, noordwaart den Bieshorsterstraat, westwaart het derde parceel bij Harmen Makking, Anthony Reesink en G. J. van deiLinde aangekogt; zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van het goed Hoenekink cum pertinentiis. Gerrit Gerritsen laat registreren een gerigtelijk transport d. 3 April 1802 door Mr. J. A. van Hasselt pro se en namens zijn moeder S. F. van Sonsbeek, wed. Mr. J. van Hasselt, en kinderen ten zijnen behoeve gepasseert, d.d. 23 April 1802. Deselve laat uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, eodem die. Afgespleten van 7. 7 § 4. Een stuk bouwland op Hoenekinkscamp, oostwaart het tweede parceel van G. Gerritsen, noordwaart aan de kamp van E. J. Meyerink, westwaart het vierde parceel bij T. Schilfers en G. Wichers, zuidwaart aan de weide van het eerste parceel bij H. Hunnekink; zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van het erv en goed Hoenèkink cum pertinentiis. Harmen Makkink, Anthony Reesink en Gerrit Jan van der Linden, derselver ehevrouwen en kinderen, laten registreren een gerigtelijk transport d. 3 April 1802 door Mr. J. A. van Hasselt pro se en namens zijn moeder S. F. van Sonsbeek, wed. Mr. J. van Hasselt, en verdere kinderen ten hunlieder behoeve pro indiviso gepasseert, d. d. 23 April 1802. Deselve laaten uyt hoofde van dien dit leen ter hunner naamen pro indiviso overteekenen, eodem die. Afgespleten van 7. 7 § 5. Een stuk bouwland op Hoenekinkskamp, oostwaart het vierde parceel van T. Schilfers en G. Wichers, noordwaart de weide van E. J. Meyerink, westwaart de weide van het oude en nieuwe gasthuys binnen Zutphen, zuidwaart het zesde parceel of andere gedeelte der groote Hoenekinksweide van E. J. Barghege; zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van het erv en goed Hoenekink cum pertinentiis. Harmen M a k k i n g. zijn ehevrouw en erven laaten registreren een gerigtelijk transport d. 3 April 1802 door Mr. J. A. van Hasselt pro se en namens zijn moeder S. F. van Sonsbeek, wed. Mr. J. van Hasselt, en verdere kinderen ten zijnen behoeve gepasseert, d.d. 23 April 1802. Idem laat uyt hoofde van dien dit leen ten zynen naamen overteekenen, eodem die. Afgespleten van 7. 7 § 6. Het andere gedeelte van Hoenekinksweyde, oostwaart de wederhelfte dier weyde bij Hendrik Hunnekink, noordwaart den Hoenekinkskamp, westwaart de weide van H. Makkink, zuidwaart de Emmersteeg; zijnde thans een bijsonder leen en afgespleten van het erv en goed Hoenekink cum pertinentiis. Evert Jan B a r g h e g e en erven laaten registreren een gerigtelijk transport d. 3 April 1802 door Mr. J. A. van Hasselt pro se en namens zijn moeder S. F. van Sonsbeek, wed. Mr. J. van Hasselt, en verdere kinderen ter zijner behoeve gepasseert, d.d. 23 April 1802. Idem laat uyt hoofde van dien dit leen ten zijnen naamen overteekenen, eodem die. Afgespleten van 7. 7 § 7. Een stuk bouwland op Hoenekinkskamp, oostwaart het derde parceel van Harmen Makkink, Anthony Reesink en G. J. van der Linde, noordwaart aan de kamp van E. J. Meyerink, westwaart het vijfde parceel van H. Makkink, zuidwaart de weide van het eerste parceel bij Hendrik Hunnekink ; zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van het erv en goed Hoenekink cum pertinentiis. Teunis Schilfers en Gradus W i c h e r s laaten registreren een gerigtelijk transport d. 3 April 1802 door Mr. J. A. van Hasselt pro se en namens zijn moeder S. F. van Sonsbeek, wed. Mr. J. van Hasselt, en verdere kinderen ten zijnen (1. hunnen) behoeve gepasseert, d.d. 23 April 1802. Deselven laaten uyt hoofde van dien, de eerste voor a/t en den tweede voor */4, dit leen respectivelijk ter hunner naamen overtekenen, eodem die. 8. WARNSFELD. Die Bodolff ende Lenting met allen heuren tobehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfelde ende in den kerspel van Almeloe '), te dienstmansrechte ontfangen bij Andries Y s e r e n, a°. 1378. Idem ontfinck dat goet ter Bodoloff, in den kerspel van Warnsfelde gelegen, tot Zutphenschen rechten 2), a°. 1405. Idem tuchtigt sijn wijff Stijne, dochter Willlems van den Colcke, an 18 alde gulden schilde jaerlix uut desen goede Bodeloff, a°. 1406. Idem, anno 1424. Andries Yseren beleent, a°. 1436. Idem, a°. 1465. ') = Alnien. s) He akte zegt verder: „Item dat goit te Lentyngh yn den kirspell van Almen gelegen." De latere akten spreken alleen van den Boedelholf. Idem ontfinck dat goet geheiten Boedeloff met sijnen tobehoren, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Evede gelegen, daer naest gelant is dat goet ter Havick an deen ende die marck van Wolffseler an dander sijde, tot Zutphenschen rechten, 12 Octobris 1473. Andries van Yseren, erve sijnes vaders Andries, 21 Augusti 1484. Idem, canoniek tEmriek, vernijt eedt deur Willem Yseren, sijnen huider, a°. 1495. Thomas Yseren erft op sijnen soon onmundig genoomt Willem Yseren, 27 Octobris 1528. Lense Veren is momber. Cornelis Yseren vernijt eedt, 23 Septembris 1538. Idem als erve sijnes vaders Thomas beleent, 23 Novembris 1544. Idem tuchtigt sijn vrou Berte Gelmers, eodem die. Idem vernijt eedt, 27 Aprilis 1556. Idem tuchtigt sijn vrou met beding 'tgoet niet hoger als met x' daler te beswaren, 17 Aprilis 1577. Dirck Iseren crigt uutstel, 4 Septembris 1598, tot Martini. Andries Iseren, erve sijnes broders Cornelis voorn., erft voort op Dirck Iseren, sijnen soon, diewelcke, beleent sijnde, belast dit selve leen met 1000 daler tot vernueginge der armen ende anderen sijnes vaders ende sijner crediteuren, 18 Octobris 1599. Gerlich van der Capel, raet, bij transport Dirck Iserens, 22 Septembris 1601. Alexander van der Capel bij opdragt sijnes vaders Gerlichs beleent met den goede geheiten den Boedelhoif, met sijnen pol, vrij- en gerechticheiden ende allen tobehoren, met noch een stuck weylands, voor vrij angecoft ende tot verbeteringe des leens daerbij gelegt, genoomt die Vondermaet, op de Berckel tegenover de kerek, gelegen in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buerschap Eeffde, tusschen den goede ter Havick ende de marck van Wolffseler, te Zutphenschen rechten leenroerich, ende lieeft sijnen vader voorn, ende moder Margriet Schimmelpennincks wederom getucht, 24 Man lb21. Idem disponeert van dit leen, den 17 Maii 1628. Idem laet approberen seecker accort tussen hem ende Gerit Johan van der Capellen in den Dam opgericht over seeckere velden, den 1 Juhi lbeW. Fredervck van der Cappellen, erve sijnes vaders Alexander, beleent, naedat vrouwe Emilia van Zuylen van Nievelt, weduwe van Alexander van der Cappellen, als ook Geerlich van der Cappellen tot Mervelt, heer tot sHeer Artsbergen, gerenuntieert hadden van de dispositie den 17 Maii 1628 van dit leen gemaeckt, den 30 Man lbbO. Fredervck van der Cappellen heeft voor de bevrijdinge van de leenplicht van het goet Meyerinck aen de heeren Staeten van Gelderlant opgedraegen het goet Haevick, bestaende in naervolgende parceelen, als huys, hoff met sijn waertall ende gerechticheyt in de gemeente, den höogen ende legen Camp met de weidelanden ende alles in een circuit, noortwaerts aen de Eefderbeecke, oostwaerts aen Nusincksblaecke, ende voorts met den Boedelhoff ende 't Angersche velt bepaelt, in de graefschap Zutphen, kerspel Warnsfeld gelegen, om mettet huys ende haevesaet Boedelhoff als een leen geconsohdeert te worden, te verheergewaeden van nu aff ende altijt met een dubbel heergewaedt, in welcken voege Frederick van der Cappellen daer oock mede weder beleent is, den 20 Oct. 1661. Idem laet sijn beslote dispositie approberen, den 10 Jan. 1698. Idem laet approberen de huwelijxvoorwaerden en het verband daerin begrepen tussen sijn soon Alexander van der Capellen en Sophia Margareta Catharina van Wylick tot den Boetselaer den 24 Julij 1705 opgerigt, en het besloten pampier op de leenkamer leggen, 19 Aug. 1705. Alexander van der Capellen, erfgenaem sijns vaders Frederik, beleent, 13 Junii 1707. Idem laet approberen sijn huwelijxvoorwaerden met vrouwe Johanna Maria van Hekeren opgerigt, 26 Mey 1711. Frederik Robbert Evert van den Capelle, soon van Alexander (van der) Capellen, laet approberen het maeggescheid den 1 Maert 1731 opgerigt tussen hem en sijn broeder en suster ter eenre ende haer moeder Johanna Maria van Hekeren, wed. Alexander (van der) Capelle, ter andere sijde, waerbij deselve renuntieert van haer regt van tugt aen dit leen, 14 Meert 1781. Idem, erfgenaem sijns vaders Alexander van der Capellen, beleent, 14 Meert 1731. Idem laet approberen de huwelijxvoorwaerden den 17 Julij 1731 opgerigt met sijn vrouw Anna Margareta Elisabet van Lyn den d'Aspremont, 20 Oct. 1731. Alexander Hendrik van der Capellen, erfgenaem sijns vaders Frederik Robbert Evert van der Capellen, beleent, voorbehoudens den usufruct van desselfs moeder Anna Margareta Elisabet van Lynden d'Aspremont, 2 Sept. 1756. Anthony Wijnveldt Joostzoon, Harmen Willem Nieuwenhuys, Philip Bisschop en Hendrik H e u t i n k laaten registreren een gerigtelijk transport d.d. 9 Maart 1808 door A. C. R. van N a g e 11, douarière A. H. van der Capellen, en desselfs kinderen ter hunlieder behoeven gepasseert, en laaten uyt hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen voorss. pro communi indiviso overteekenen, 1 April 1808. Afgespleten van 8. 8 § 1. Een stuk weydeland, gelegen onder het schoutampt Zutphen bij het Warndvelscher vonder, te voren bij den bouwman op Nijveld in gebruyk en onder de havesathe den Boedelhoff gehoord hebbende, beswaard met een uitweg van de daaragter liggende parceelen van J. Eggink en J. W. Menkveld, overigens vrij en kwijt; zijnde thans een bijsonder parceel en afgespleeten van de havesathe den Boedelhoff. Berend B 1 i k m a n en Anneken H i e t b r i n k, egtelieden, laaten registreren een gerigtelp transport d.d. 5 Mey 1808 door A. Wijnveld Joostzoon cum sociis ten hunlieder behoeve gepasseert, en laaten uit hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen overteekenen, 2 Junij 1808. 8a. Eon stuck groot ongeveer seven koeweidens, daerin begrepen een buitgen, dat nu beseyt wort, van omtrent twee molder saets, geheiten Boedelhovermaet, gelegen in der graettschap Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buerschap Eeffde, met een sijde an Rouwendaeltgen, met dander sijde an Wilsinckmaet, met de derde an den Passerbongert ende met de vierde sijde an de Bijvancksmaet; met eenen weg achteruut in de straet na het goet ten Else endo eenen anderen weg van Zutphen affgaende over Iserens principal goet ter noot over den camp, ten besunderen Zutphenschen leen opgedragen bij Dirck I ser (in tot behoeff van Claes Verwer, te waerschap stellende sijn principal leengoet den Boedelhoff, 13 Octobris 1600. Geertien Fleusseners, huysvrou Dircks van Ommeren, erve hares vaders Claes voorn., beleent, 18 Martii 1622. Christoffel Bou meester, erve sijnner moeder Geertgen Flusseners, beleent sijnde draegt dit leen op aen Sophia Anna ende Lutgert van Iseren, die daermede door volmacht van oire momber Willem van Capellen beleent sijn, den 4 Nov. lbóu. Hendrick K n o p p e r t q.q. doet door sijnnen volmachtiger wederom met de ledighe handt ontfangen, den 15 Febr. 1635. Maccarius Hendrick Knoppert, erve sijnes vaders Hendrick Knoppert, beleent, den 1 Martii 1682. Hendrik Jan Knoppert na dode van Macarius Hendrik Knoppert beleent, 9 Jan. 1725. Beinier Hendrik Knoppert na dode van Hendrik Jan Knoppert beleend, 4 April 1754. Maria Elisabet Knoppert, erfgenaam van haar broeder Keinier Hendrik Knoppert, beleend, 19 Aug. 1773. Maria Catharina van üorth als leenvolgersche van Maria Elisabeth Knoppert beleend, 12 Maart 1788. Huider Reinder Engelbert van Dorth tot 't Medler. Georgia Johanna van Dorth, erfgename van haar suster Maria Catharina van Dorth, beleend, 19 Julij 1794. Huider Olivier Theodorus Petras Paulus Hackfort, haar zoon. 9. tGoet te Suderoes, te Zutphenschen rechte ende te dienstmansleene; item tgoet ten Velde; item tgoet te Groenenvelde, te Hercler ende te Hering, Berents goet des Jajers, te Zutphenschen rechte helt Henrick van Suderoes, a°. 1326. Albert van der Suderaes ontfengt dat halve goet te Suderaes tot een dienstmansgoet, a°. 1378. Idem tuchtigt sijn vrou Bate ') an sijn goet tot Suderaes met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfelde, in der buirschap van Vieracker, tot een Zutphens leen, anno 1400. Gerrit van Suderaes bij transport sijns vaders Alberts, a°. 1424. Henrick van Suderas beleent, a°. 1465. Idem vernijt eedt van den goede tot Zuderaes met sijnen tobehoren, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Vieracker gelegen, daer naest gelant is heer Jacob van Hackfort, ridder, an deen sijde ende Evert ten Braeck au dander sijde, tot Zutphenschen rechten, 7 Oct. 1473. Idem vernijt eedt, 19 Augusti 1484. Dirck van Suderas ontfengt dat halve goet geheiten Suderaes, gelegen in der lande van Zutphen, in den kerspel van AVarnsfeld, in der buyrschap van Vieracker, met sijnen tobehoren, daer die van Hackfort die wederhelft van hebben, tot Zutphenschen rechten, ci . 1402. Idem transporteert een stuck lants, geheiten die Koppelmaet, gelegen in den kerspel van Warnsfeld, in der buirschap van Vieracker, nemlick 3/4 van den selven stuck lants, daer Jacob van Hackfort 4 heeft, met belofte van in 8 jaren weder in te lossen bij verlies sijner gerechticlieyt an Goossen Magginck, die daermede beleent is, anno 1495. Evert van Zuyrhuys die alde vernijt eedt van den goede geheiten Zuyrhuys. gelegen in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Vieracker, tot Zutphenschen rechten, 30 Septembris 1538. Idem als erve sijnes vaders Aelberts beleent, 21 Septembris 1542. Alle versuymnis wordt quijtgescholden. Idem transporteert dit leen, 17 Octobris 1542, ende Johan G o 11 s t e i n wort daermet beleent, 29 Octobris 1542. Henrick Goltstein, onmundig, beleent met een deel van den goede to Suderas, nemlick dat goet Suderas, uitgesondert alsulcken deel als Jacob Snijder van Essen daeruut ontfangen 3), end uutgescheiden 3 stucken Everten van Suderas den jongen angedeylt 4), als Johan Goltstein tselve goet van Evert Zuderaes den olden gegolden, 3 Julii 1544. Sijn broeder Willem is huider. Idem crigt uutstel, 28 Maii 1556. Sophia Goltsteins bij transport Henrix voorn., 29 Martii 1557. Haer huider is Henrick van der Capellen. Eadem tuchtigt haren man Henrick Boshoff, 9 Aprilis 1562. Eadem, huysfrou Joachims van Lier, vernijt eedt deur haren neve Johan van Goltstein, 30 Januarii 1595. Henrick Boslioff, erve sijner moder Sophiae, beleent met een deel van den goede te Suderas bij wijlen Johan van Goltstein van wijlen Evert van Suderas den olden angecoft, 29 Decembris 1606. Hendric Bosshoff, erve sijnnes vaders Hendrix beleent, 30 Mey 1637. ') De akte noemt haar Bate van Zuderaes. I| ~ Suderas, gelijk blijkt ,uit de beleeningen van 1544 en 1606. 8) Zie 10. 4) Zie 11. Rogier Boshoff renuncieert ten behoeve van sijn broeder Hendric voors., den 7 Junij 1637. Hendric Boshoff en sijn huysvrou Margareta van Leeffdael laten haer besloten testament approberen, den 11 Oct. 1659. Idem laet sijn naerdere dispositie approberen, den 18 Febr. 1661. Idem draecht dit leen op aen sijn soon Coenraet Jacob Boshoff, die daermede beleent is, den 27 Sept. 1661. Idem laet sijnes vaders dispositie van den 18 Febr. 1661 openen ende registreren ende licht het origineel, den 21 Julij 1662. Idem, alsoock sijn moeder, soo veel die daertoe berechticht mochte sijn, draegen dit leen op aen Jan Hendrick Swaefken, voorbehoudens de moeder, juffrou Margareta van Leefdael, weduwe Bushoff, de vordelen bij de coopzedulle van den 15 Oct. 1662 voor haer bedongen ende is Jan Hendrick Swaefken met dit leen weder beleent, den 1 Febr. 1664. Idem laet sijne dispositie approberen, den 20 Jan. 1665. Idem beswaert dit leen met 12500 gl. ten behoeve van Dr. Arnolt van Eek, raet in Gelderland, en Anna Catharina ter B h e m, eheluyden, den 9 8ept. 1685. Arnold van Eek uit kragt van gerigtelijk verwin beleent, den 14 Jan. 1701. Hendrick Johan van Eek, erfgenaem sijns vaders Arnold, beleend, 3 Jan. 1709. Idem laet approberen het maeggescheid den 25 Febr. laestleden opgerigt tussen de kinderen en erfgenamen van Arnold van Ek en Anna Catharina ten Behm, egteluiden, waerbij renuntieert van alle pretensien op de lenen en sijn condividenten van den derde voet en uit dien hoofde beleent, 12 Maert 1716. Idem laet sijn beslote dispositie approberen, 29 Junij 1716. Idem laet sijn beslote dispositie approberen, 19 Mey 1736. Roynder Johan op ten Noorth pro se et q.q., onverminderd en ongeprejuditieert het regt van sijn medeerfgenamen testamentair van Hendrik Johan van Eek, beleend, 15 Maart 1764. Idem cum sociis dragen dit leen op aan August Robbert van Heeckeren, die daar weder mede beleend is, 3 Sept. 1764. 10. Dat alinge landt geheiten die twe hoge Suderas met der Meulenmaet end dat Rijslendeken aver de beeck, met huys, hoff ende den pol daerachter, gelegen an de Suderasche beeck, in den kerspel van Warnsfeld, in der buirschap van Vieracker, van den goede Suderaes tot een besunder leen affgespleten bij Evert van Suderaes den alden ende getransporteert op Jacob Sn ij der van Essen, secretaris to Zutphen, 24 Oct. 1542. Idem vernijt eedt, 10 Junii 1544. Idem vernijt eedt, 28 Aprilis 1556. Maria Sanders, erve hares broders Jacobs beleent, 29 Maii 1571. Sophia Goltsteins bij transport Marie voorn., ibidem. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 9. 11. I)rye stuck lants geheiten die Langemaet, die Oostermaet end den Pas, gelegen in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Vieracker, uut den goede Suderas afgespieten, tot Zutphenschen rechten, ende Everten van Suderaes den jongen angedeylt, 29 Oct. 1542. Idem beleent als erve sijnes vaders Alberts bij deylinge, 28 Junii anno 1547. Eens van Suderaes crigt 3 maenden uutstel om eedt te vernijen, 20 Junii 1556. Mechtelt, weduwe Everts van Suderaes, erve hares soons Rens. beleent, 22 Maii 1560. Sophia G o 11 s t e i n s bij transport Mechtelts voorn, ende hares soons Henrix van Suderas beleent, 31 Julii 1570. Verder zijn de beleeningen gelijk aan die sub 9. 12. tGoet ter Voirst met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfelde, ten dienstmansleen ontfangen bij Gerhard ter Voirst, anno 1378. Evert ter Voorst ontfinck dat goet ter Voirst met sijnen tobehoren, tot eenen Zutphenschen rechten, a". 1405. Gerrit ter Voirst ontfinck dat goet ten Voirst met sijnen tobehoren in den lande van Zutphen, in den kerspel van Warnsfelde, tot sadelschen leensrecht, a°. 1422. Idem, a°. 1424, tot eenen sadelgoede. Evert ende Ave van der Voirst, onmundige erven hares vaders Gerrits, beleent, a°. 1441. Rijcquijn van der Voorst, haer oom, is haer momber. Idem Evert beleent a°. 1452 met den goede ter Voorst ende sijnen tobehoren, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Warnsfelde gelegen, dat een sadelgoet is, tot Zutphenschen rechten met eenen peerde te verhergewaden. Idem, a°. 1465. Idem vernijt eedt van den goede ter Voirst met sijnen tobehoren, in den kerspel van Warnsfelt gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Conincksel an deen ende die Berckel an dander sijde, tot Zutphenschen sadelgoetsleenrechten, 12 Octobris 1473. Idem vernijt eedt, 20 Augusti 1484, tot Zutphenschen rechten. Idem vernijt eedt, a°. 1492. Een sadelgoet tot Zutphenschen rechten. Gerrit van der Voorst hoeft hieruut verset aen Johan Riemsnijer een stuck lants geheiten die Koemaet. in 6 jaren te lossen, a°. 1513. De kinderen Gerrits van der Voorst beleent, a°. 1518, tot eenen sadelleengoets rechten. Haer oom Gijsbert van der Voorst is haer huider. Evert van der Voorst vernijt cedt, 13 Septembris 1538, tot sadelleensrechten. Idem vernijt eedt, 14 Junii 1514, tot sadelleensrechten. Alijt van Voorst, erve hares vaders Everts, beleent, 30 Octobris 1561. Cornelis van Delen is huider, tot Zutphensehen sadelleensrechten. Alijt van Voorst, huysfrou Dirx van Keppel, vernijt eedt, dien hierbevorens Cornelis van Delen voor haer gedaen had van 3 leenen (daer Nuesinck alleen gevonden wort), tot Zutphensehen sadelleensrechten, 21 Decembris 1566. Eadem laet eed vernijen haren man Gerrit Schim m el penninck, 4 Junii 1600. Evert van Keppel, Aelheyts oltste soon, bewilligt, dat dit leen Osewolt van Keppel, sijn broder, sal mogen beerven, 7 Febr. 1605. Idem beleent 23 Maii 1609 end reversal gegeven, so die verandering van sadelleensrechten in Zutphensehen sadelleensrechten bij abus ende nyet bij consent geschiet is, dat dese beleninge den leenheer nyet schadelick sijn sal. Diedrick van Keppel, erve sijns vaders Osewolts, beleent, so dat dese beleninge, nochmaels tot Zutphensehen sadelleensrechten, niet sal strecken tot prejudicie van eenige voorgaende investituren, so ten aensien van den heer als van partij, 24 Februarii 1621. Idem ende sijnne huysfrouwe Theodora van S a 11 a n t laten haere liouwelixe vurwarden in Septemb. 1635 opgericht, approberen soe ten respecte van dit leen als 't goet ten Velde, den 3 Aug. 1646. Jan van Deutecom laet sijne houlijxe vorwaerden met Mechtelt van Keppel approberen, den 6 Nov. 1655. Osewolt van Keppel l) beleent, 18 Dec. 1657. Aerent Joost van Keppel, onmundich, erve sijnes vaders Osewolt van Keppel, beleent, den 25 Junij 1686. Johan van Lintelo, capteyn, is sijn huider. Heergewaed getaxeert op 32 goudgulden. Idem, mundich geworden sijnde, doet selfs eet, den 23 Sept. 1692. William Anna van Keppel, erfgenaem sijns vaders Aernt Joost, onmundig, beleent, 23 April 1719. Averdijkink. onder dit leen gehorende en daervan releverende als van oen onderleen, bevrijd van de leenpligt en weder daeronder tot leen gemaekt het erve Veldhuisen, 8 Novembris 1728. William Anna van Keppel, meerderjarig, laet eed verniwen, 1 Oct. 1734. Idem en vrouwe Anna Leno x, ehelieden, laten registreren 3 navolgende acten: 1°. copie authenticq van 't testament van wijlen Arnold Joost van Keppel van den 29 May 1718; 2°. copie authenticq van een acte van den Hove van Holland van den 3 Nov. 1738, waarbij Sophie Thomas, geboren Keppel, is worden geauthoriseerd om met haar broeder W. A. van Keppel over voors. testament en den boedel ') Gehuwd met Reiniera van Lintelo. van wijlen haar vader te transigeren; 3°. de transactie selve van den 4 Nov. 1738 en de vrijwillige condemnatie van den Hove van Holland den 17 Januarij deses jaars verleend, 23 Januarij 1744. George (van Keppel), grave van Albemarle, erfgenaam sijns vaders William Anna van Keppel, beleend, 27 Aug. 1755. Johan Thomas en desselfs gemalinne Sopliia Dorothea Thomas, geboren van Koppel, laten registreren een acte, enkel en alleen tot conservatie van sodanig regt. als sij op en omtrent voors. leengoed sijn competerende, 21 Sept. 1756. George grave van Albemarle draagt dit leen op aan Otto Frederick grave van L y n d e n, die daar weder mede beleend is, 28 Meert 1759. Anne (Lenox), gravinne douarière d' Albemarle, renuntieert van al sodane regt en aanspraak, als sij uyt hoofde van tugt, het sij uyt kragt van testament of andere acten, bij wijlen haren eheman Guillaume Anne Keppel, grave van Albemarle, ten haren behoeve gepasseert, eenigsints soude mogen competeren aan dit leen, eodem die. Augustus Keppel, William Keppel, Frederik Keppel en Caroline Keppel renuntieren van alle sodane regt en aanspraak, als aan haerlieden eenigsints sonde mogen competeren op en aen dit leen, met expresse verklaringe van dienaangaande in het geheel of ten deele geen actie of pretensie meer te hebben of te behouden, eodem die. Hendrik Keppel en Elisabet Keppel renuntieren, so veel nodig of dienstig, van al sodane regt en aanspraak als aan haarlieden eenigsints soude mogen competeren op en aan dit leen, met verklaringe dienaangaande in 't geheel of ten deele geen actie of pretensie meer te hebben of te behouden, 6 Julij 1764. Otto Frederik grave van Lynden laet sijn huwlijksvoorwaerden van den 24 May 1754 approberen en registreren, 21 Julij 1774. Idem laat approberen twe besloten testamenten van den 21 Julij 1774, eodem die. Idem en Fredrica Louisa van der Does, ehegemaelen, laten hare reciproque togt in dato 23 Junij 1778 opgerigt aproberen en registreren, 26 Junij 1778. Idem laat sijn besloten testament van den 26 Febr. 1779 aproberen, 3 Maart 1779. Frederica Louise van der Does van Noordwijk laat registreren een extract uyt het vorenstaande geopende testament van wijlen haren eheman Otto Fredrik van Lynden d.d. 26 Febr. 1779, 29 Julij 1788. Eadem nae dode van haar voorn, eheman Otto Fredrik van Lynden in qnaliteyt als levenslang gedurende togtenaarse beleend, eodem die. Derk van Lynden renuntieert voor sig en sijne erven van al sodanig regt, aanspraak en praetensien als denselven eenigsints op dit leen soude mogen hebben, ten bate van sijn neev Johan Nicolaas Steven van Lynden, 23 Dec. 1791. Johan Nicolaas Steven van Lynden nae dode van Otto Fredrik van Lynden beleend, eodem die. Heergewaad getaxeerd op 35 goudguldens. Idem laat sijn besloten testament van den 3 Febr. 1792 approberen, 8 Febr. 1792. Idem vernijt eedt, 18 Augusti 1484. Keint ter Braeck vernijt eedt a°. 1492 van den goede ter Brake met allen sijnen rechten ende tobehoren, in den lande van Zutphen in den kerspel van Warnsfeld gelegen, daer naest geerft is tgoet to Kijnerdinck an deen ende tgoet to Bieshorst an dander sijde, tot sadelgoets leenrechten. Johan ter Brake erft dat goet ter Braeck met allen sijnen rechten ende tobehoren, in der graefschap Zutphen in den kerspel van Warnsfeld van alts gelegen, tot sadelleens rechten, op sijnen soon Thomas ter Brake, 24 Aprilis 1529. Idem vernijt eedt, 23 Septembris 1538. Idem vernijt eedt van den goede ter Braeck, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Leesten gelegen, tot sadelleens rechten, 20 Junii 1544. Idem vernijt eedt, 16 Maii 1556. Johan ter Brake, erve sijnes vaders Thomas, ontfengt dat goet ter Braeck met allen sijnen rechten end tobehoren, in der graeffschap van Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap Leesten gelegen, tot sadelleens rechten, 19 Oct. 1558. Gerlich van Holte Wolterssoon, geboren van een suster van Thomas ter Brake, na dode Johans voorn, sonder manlicke gebeurt na te laten, ontfengt dit leen bij octroy des coninx met compositie van V'' gulden boven 't ordinaris hergewaet, 19 Septembris 1561. Wolter ten Holte is huider van sijnen onmundigen soon Gerlich voorn. Wolter van Holte bij transport sijnes soons Gerlichs beleent, 31 Oct. 1563. Bernt van Holte, onmundig, erve sijnes vaders Wolters, beleent, 20 Januarii 1573. Sijn oom Arnt Botterman is huider. Welcke beleninge nyet gevonden wordt geregistreert. d' Oumundige kinderen Wolters ten Holte, ten versuecke der weduwe Johans van der Capelle, harer moye, crigen 3 maenden uutstel om eedt te laten vernijen, 13 Octobris 1581. Iidem noch 3 maenden uutstel erholden, 10 Julii 1583. Wolter van Holte Gerlichssoon, onmundig, crigt beleninge deur sijne moder Eens Dirxdochtér met heuren gecoren momber Dr. Evert Potou, 19 Augusti 1591. Idem vernijt eedt, 12 Augusti 1594. Idem tuchtigt sijn vrou Eva Custers tot herhilikens to, 9 Nov. 1600. Arnold de B e y e r, getrout an Maria van Holt, dochter van Andries van Holt, des voorn. Wolters oom, wort van der Landschap na afsterven Wolters sonder mansgebeurt bij compositie van C daler hiermede begnedigt, ende is beleent 27 Aprilis 1622 deur volmechtiger Reiner van Brienen. Paul Selts, secretaris van heeren Gedeputeerden der graeffschap Zutphen, bij opdracht van Arnolt de Beyer beleent, den 13 Augusti 1641. Het reysige peert getaxeert op 50 gl. Idem maeckt distinctie, alsoo hieronder veele allodiale goeden sijn, dat onder dit leen alleene gehoort volgende parceelen, namentlic huys ende hoff met den pol ter sijden het huys in sijnne grafften gelegen, ende eenen bongart liggende voor het voorss. huys naer het velt aen met eenen Camp van omtrent 8 molder geseys, gelegen achter den voorss hoff langs ende nevens Reynerdincks boss, ende eene weyde van omtrent vier coeweydens ter sijden den voorss. bongart, blijvende de reste allodiael goet ende op 't nieuw beleent, den 15 Aprill 1647. Idem laet sijnne dispositie approberen, den 11 Junii 1647. Idem crijght uyt cracht van de Lantschaps resolutie d.d. 16 Sept. 1653 bevridonghe van de lheenplicht, mits wederom het goet de Hulst niet ap- en dependentien van dien maeckende tot een lheen, ten sadelleens rechten, gelick oock geschiet, den 11 Oct. 1653. 13a. Het goet de Hulst (N.B. gemeenlijk genoemt de laatste Stuyver) met sijnen ap- ende dependentien van dien, in den schultampt van Zutphen, buyrschap van Eefde, in plaats van het gevrijde goet ter Braecke door Paul Seist, secretarius van de Gedeputeerde der graefschap Zutphen te leen gemaeckt, ten saedelleens rechten, sijnde daermede beleent Pauwel Seist ten saedelleens rechten, den 11 Octobris 1653. Peter Seist, vaendrich, erve sijnes vaders Paul, beleent sijnde, draecht dit leen op aen Hendrick H a r m a n s e n, die daermede beleent is ten saedelleens rechten, den 2 Julii 1661. Het heergewaet getaxeert op 50 gl. Gosen Hendrickss, erve sijnes vaders Hendrick Harmansen, beleent, den 9 Martii 1681. Idem tuchtigt sijn vrou Harmken A e 1 b e r t s haer leven lanck, den 5 Martii 1683. Idem en sijn vrou Hermken Aelberts laten approberen haer dispositie, den 14 Maii 1698. Idem draegt dit leen op aen Albert Albertse Ploegman en Johanna Meuleman, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 23 April 1709. Idem tuchtigt sijn vrou Maria Wouters in sijn gedeelte, 10 Mey 1715. Idem laet approberen de huwelijxvoorwaerden opgerigt met sijn vrou Aeltje V e 1 d i n k, 26 Aug. 1730. Peter Ploegman, erve sijns vaders Albert Albertse Ploegman, beleend, 14 Junij 1741. Idem nevens sijn stiefmoeder Aaltjen Veldinks laten approberen en registreren sekere conventie van den 21 Jan. 1741, waarbij aan Aaltjen Veldinks dit leen word toegedeeld, eodem die. Aaltjen Veldinks uyt kragt van 't selve beleend, eodem die. Gosina Gerdina Ploegmans, erve harer moeder Aaltjen Veldinks, en uyt hoofde van geapprobeerd magescheyd d.d. 31 Oct. 1765 beleend, 10 Januarij 1766. Eadem benevens haar man Harmen Grauwert junior laten approberen en registreren haarlieder huwlijksvoorwaarden van den 31 Oct. 1765, eodem die. 14. WAKNSFELDE. tGoet te Meyeringh met sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfelde, in der buyrschap van Leesten, ten dienstmansleen bij Conrad van Leesten ') ontfangen, anno 1378. Idem ontfengt dat goet tot Meyerinck, gelegen bij Zutphen in Warnsfelderkerspel, tot eenen Zutphens dienstmans leenrechte, a°. 1402. Henrick van Leesten, onmundig, erve sijnes vaders Conrads, beleent deur sijn moder Alijt met haren broder als huider Aelbert Y s e r e n, a°. 1421. Hier staet dat goet to Meyerinck, gelegen in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Leesten, voor een sadelgoet. Idem, a°. 1424. Henrick van Ockenbroeck geheiten Voirstman is huider. Idem, a°. 1430. Idem, a°. 1465. Idem vernijt eedt van den goede Meyerinck, in den kerspel van Vi arnsfeld in der buirschap van Leesten gelegen, daerin behoort an hogen lande omtrent 30 molder saetlant, gelegen an Leestermarck an deen ende die gemeyn straet an dander sijde. End daer behoort oick in an leech lant 10 mergen, gelegen an Leesterenck an deen ende an Leestermarck an dander sijde, tot eenen sadelgoets leenrechte, 20 Septembris 1473. Johanna ten Hanenvelde. huysfrou Kersten S c h e r p i n x. holdende dat goet to Meyerinck, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Leesten gelegen, van Henrick van Leesten als eenen onderleenheer daeraff. crigt van hem consent in hijlixvorworden haren man tot eenen rechten leenvolger te nemen, met beding, indien sij voor hem sonder gebeurt sterft, dat hij dan die weerde van den halven leengoede an anderen baren gereden goede genieten sal. End Henrick van Leesten schelt hem die leenschap quijt, tolatende tselve leen van den overleenheer tontfangen, als Kersten Scherpinck doet, tot sadelgoets leenrechte, 11 Oct. 1473. Kersten Scherpinck vernijt eedt, 26 Decembris 1481. Johanna, dochter Arnts ten Hanenvelde, verclaert haren wil te sijn, indiên haer man Kersten haer overleeft, dat hij dit leen ongesplit beholden sal, mitz haren erven deen helft van dien met anderen deylber goederen vergoedende, end soverre sij hem overleeft, sal sij het voor haer ende haren erven ongesplit beholden, sonder tselve weder te verhergewaden, solange een van beyden leeft; daerop is hij Kersten daermede beleent, tot Zutphenschen sadelgoets leenrechten, 26 Augusti 1484. Idem, a°. 1492. Die voorss. condicien hier verhaelt, tot sadelgoets rechten. Johan die Rijck bij transport Kerstens ende Johanna voorn, ontfengt dat goet Meyerinck met sijnen tobehoren, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Leesten gelegen, tot eenen sadelgoets leenrechte, a°. 1504. Idem tuchtigt sijn vrou Margriet ter Bruggen, a°. 1509. Joachiin die Kijcke, erve sijnes vaders Johans, 23 Junii 1531. ') In de rikten vindt men bij afwisseling Leesten, Liesseu, Leensten en Leysten. Idem verset met sijn moder Bernarda van Koppel als tucliterscbe C goltgl. an Henrick de Euter, burger to Zutphen, te lossen in 6 jaren, 23 Februarii 1582. Idem vernijt eedt, 23 Septembris 1538. Idem vernijt eedt, 20 Junii 1544. Idem vernijt eedt, 28 Maii 1556. Bernt de Eijcke. Jocbims soon, beleent. 16 Februarii 1577. Idem vernijt eedt, 12 Octobris 1581. Mem tucht sijn vrou Petronella van S 1 a d e, 18 Julii 1608. Eodolpli de Kijcke, onmundig, erve sijnes vaders Bernts, beleent, 19 Sept. 1611. Anna de Eijcke, suster van Rodolph de Eicke, naer voorgaende compositie beleent, 22 Sept. 1628. Het heergewaet getaxeert op 50 gl., voor compositie 250 gl. Eadem laet approberen haere hijlixvurwarden met Herman van Dort opgericht, 16 Meert 1629. Eoedolp van Dort, erve sijnes moeders Anna de Eijcke, beleent, 29 Julii 1684. Jan Derck van Dort, erve sijnes broeders Eoedolp van Dort, beleent, 21 Dec. 1689. Idem laet sijn beslote dispositie approberen, 25 Maert 1700. Diderick Eipperbant namens sijn vrou Margareta van Dorth, suster van Jan Derk, laet de beslote dispositie openen en registeren, 12 Nov. 1715. Hermen Gijsbert Eipperband uit kragt van testamentaire dispositie van 25 Maert 1700 sijns ooms Johan Derk van Dort beleent, 20 Oct. 1716. Eeinder Engelbert van Dort als naaste mansoir in den bloede van Hermen Gijsbert Eipperband na voorgaande compositie beleend, 22 Nov. 1757. Theodorus Zeno van Dort als naaste mansoir in den bloede van Eeinder Engelbert van Dort na voorgaande compositie beleent, 9 Oct. 1759. Idem laat approberen en registreren sijn huwlijksvo< rwaarden den 15 Junij 1757 met thans desselfs ehevrouw Elisabet Maria Hackfort opgericht, 31 Maart 1762. Denselven laat approberen een beslote dispositie den 12 Oct. 1784 met desselvs ehevrouw Elisabeth Maria van Hackfort gepasseert, 18 Oct. 1784. Eeinier Engelbert van Dorth, erfgenaam sijns vaders Theodorus Zeno van Dorth, beleend, 31 Julij 1789. Zutphen. 15. WARNSFELD. Die Herlemaet, gelegen bij Zutphen in Warnsfelderkerspel, tot eenen Zutphenschen leene ontfinck Wermbolt te Overcampe, anno 1402. Idem ontfengt dat Heerlemaet met sijnen tobehoren. gelegen in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Yieracker, tot Zutphenschen rechten. a°. 1424. Wijer van Overcamp, erve sijnes ooms Wermbolts '), a°. 1431. Bernt van Buerlo bij transport Wijers voorn, ontfengt die Harlemait met haren tobehoor, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Vieracker neest bij Steven Honekinx lant gelegen, tot Zutphenschen rechte, a®. 1432. Rense van Borle beleent, beheltlick sijner moder tucht, a°. 1448. Idem a°. 1465. Idem tuchtigt sijn vrou 2), so lang sij onverandersaet blijft, ibidem. Idem vernijt eedt, 5 Octobris 1473. Hier staet bij: Steven Hoenekinck an deen ende Henrick Elmerdinck an dander sijde. Idem vernijt eedt, 20 Augusti 1484. Conrad van Buerlo, erve sijnes vaders Rensen. 7 Martii 1189. Gerrit van Boerle beleent, a°. 1492. Thomas van Boerlo, erve sijnes vaders Gerrits, 31 Januarii 1523. Idem vernijt eedt, 17 Septembris 1538. Idem vernijt eedt, 14 Junii 1544. Idem vernijt eedt, 27 Aprilis 1557. Rense van Boerle, erve sijnes vaders Thomas, ontfengt een goetgeheiten Herlemaet met allen sijnen tobehoren. in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap Vieracker van alts gelegen, tot Zutphenschen rechten, 20 Decembris 1566. Idem vernijt eedt, 15 Octobris 1581. Thomas, Lubbert, Gerrit ende Derck van Boerle, onmundige soons. als erven hares vaders Rensen beleent, 14 Junii 1605. Thomas Middeldorp huider. Tomas van Boerlo alleen beleent als erve sijnnes vaders Renee, 16 Junij 1634. Tomas Taets van Amerongen ontfanckt sijn andeel aen de Herle- off Bourlemaet tot een besonder leen, ende sulx geschiet sijnde draegt 'tselve op aen Hendric van Apeldoorn ende Maria Knippenborch, die volgens ooc daermede beleent is, den 24 Mey 1642. Idem bij opdracht van Tomas van Boerlo beleent, 11 Junij 1644. Idem draegt dit leen op aen Adriaen V a 1 c k e, der rechten licentiaet, den 9 October 1649. Idem laet sijne dispositie approberen, den 15 Januarij 1685. *) Beheltlick Swenen van den Bouhu.se, wed. Wermbolts, liaer tucht aen een stuck lants geheiten die Hasenbergh l leen akte). •) Wyss van Boirlo (leenakte). De kinderen van Herman Jan Koelink bij de dogter van Adriaen Valk verwekt, door dode haers grootvaders aengekomen, beleent, 4 Junij 1704. Huider Dr. Wijnolt Valk. Adriaen Roelink draegt dit leen op aen Gerrit Gosens, die daer weder mede beleent is, 6 Oct. 1714. Anneke Yrendenborg, wed. Gerrit Gosens, laet approberen het maeggesclieid over haer overlede mans goederen tussen haer en de onmondige kinderen, ook haers mans stiefsoon, opgerigt, 9 Maert 1716. Eadem uit kragt van lietselve maeggescheid beleent, eodem die. Huider Frederik ten Velde, haer man. Prederik ten Velde en Anneke Vrendenborg, egtelieden, dragen dit leen op aen Anton Noortwijk tot Vorden, die daer weder mede beleent is, 28 Junij 1734. Idem draagt dit leen op aan Anthony Bernhardus Roelofsen, die daar weder mede beleend is, 6 Öct. 1768. 16. WARNSFELD. tGoet te Smedingh met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfelde, ten Zutphenschen leen ontfangen bij Bernt Smedingh van Leesten, anno 1378. Henrich B a n n i n g h ontfinck dat goet tot Smeding, met eenen peerde tot eenen Zutphenschen rechte te verhergewaden, a°. 1405. Henrich Smedingh van Leesten, erve sijnes ooms Bernts, ontfing dat goet tot Smeding met sijnen tobehoor, in der buyrschap van Leesten, in den kerspel van Warnsfeld, tot eenen sadelleene met eenen peerde te verhergewaden tot eenen Zutphenschen rechte, a°. 1405. Dirck Smedinck bij transport sijnes vaders Henrix ontfengt dat goet geheiten Smedinck, tot Warnsfelt gelegen, met sijn tobehoren, tot eenen sadelgoede, a°. 1424. Idem, erve sijnes vaders Henrix, ontfengt dat goet tot Smedinck, gelegen in den lande van Zutphen. in den kerspel van Warnsfeld met allen sijnen tobehoren. tot Zutphenschen rechten, met eenen peerde te verhergewaden, a°. 1426. Idem verset an Bartold, sijnen naturlicken soon, deur noot eenige parcelen, met namen 3 stuck lants opt Loe, geheiten die Brummeler van 12 schepel saets, den Slaepacker van 2 molder saets, Dillen hofstede van 6 schepel saets, end 2 maetkens, geheiten Smedinckholtmaet ende Smedinck Rubroick, uut den goede to Smedinck gelegen in den kerspel van Warnsfeld, tot eenen dienstmansgoede met eenen poerde te verhergewaden, voor 450 Rijnsgulden in 6 jaren te lossen, ofte bij gebreck sal Bartold talinge leen ontfangen, a°. 1457. Bartold Smedinck bij transport sijnes vaders Dirx ontfengt dat goet geheiten Smedinck met sijnen tobehoren, tot Zutphenschen rechten, a°. 1461. Idem tuchtigt s\jn vrou Fenne an 12 alde schilde sjaers, ibidem. Idem ontfengt dit leen tot Zutphenschen rechten tot eenen sadelleen met eenen peerde te verherge waden, a°. 1465. Idem vernijt eedt van den goede geheiten Smedinck met sijnen tobehoren, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Leesten gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Gibbekinck an deen ende Binnènhuys an dander sijde, tot eenen sadelgoets leenrechte, 3 Octobris a°. 1473.' Idem vernijt eedt, 20 Augusti 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1492. Wysse, huysfrou Haskens van Dom meren, erve hares vaders Bartolds, ontfengt dat goet geheiten Smedinck met allen sijnen tobehoren, in den lande van Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Leesten gelegen, tot sadelgoets rechten te verhergewaden, a°. 1501. Evert Smedinck, priester conventual to Sijlemonneken, Reguliers ordens, in Vrieslant gelegen, erve sijner suster Wyse, beleent sijnde mitz sijnen momber Herman van Sinderen met den goede Smedinck etc. tot sadelleens rechten, draegt sulx op aen Everwijn Eaeshoorn, den hij bekande sijn naeste erfgenaem van der sweertsijde te wesen, die daermede beleent wort tot sadelleens rechten, a°. 1523. Idem vernijt eedt, 23 Septembris 1538. Willem Kaeshorn, onmundig, erve sijnes vaders Everwijns, ontfengt dat goet geheiten Smedinck met allen sijnen rechten ende tobehoor, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Warnsfelde, in der buirschap van Leesten gelegen, tot sadelleens rechten, 14 Martii 1546. Sijn momber is Ludolph van Achtevelt. Idem doet selver eedt, 10 Junii 1555. Idem vernijt eedt, 28 Maii 1556. Idem vernijt eedt, 27 Septembris 1581. Joachim Raeshom, erve sijnes broders Willems, erft voort op sijn soon Everwijn Raeshorn, die na sadelleens rechten onder compositie beleninge erhelt, 16 Decembris 1600. Elsken Raeshoorn, naer voorgaende compositie ende verwilligung van de Heeren Staten deser Lantschap omme voor eene reyse bij gebreck van mansgeboorte op haer te mogen commen als dochter van de voorn. Everwijn Raeshoorn, beleent, den 29 Januarii 1627. Eadem opt nieuw beleent, den 20 Dec. 1632. Eadem draegt dit leen op aen Hendric Rieken, den 1 Dec. 1688. Idem draegt dit leen op aen Tomas Loges, die 'tselve ontfangen hebbende ooc opdraegt aen Assueer van Apeltoorn tot Gietelo, landtdrost van Veluwen, den 18 Maii 1640. N.B. Dit goet is van de leenplicht gevrijt den 11 Dec. 1640. Daervoor is weder tot leen gemaekt het goet Bruyninckhoff, gelegen in den ampte van Voorst, buerschap Gietelo (Zie Veluwe 110). 17. WARNSFELT. tGoet Wissonck, te dienstmans rechte, helt Huge Wissonck, a°. 1326. Rutger van Hekeren ontfing dat goet ter Wissinck, gelegen tot Vieracker, in den lande van Zutphen, tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1380. Johan van Hekeren *) ontfinck dat goet tot Wyschinck, gelegen in den lande van Zutphen, ende dat goet gelegen tusschen Viredinc ende Hovinc, tot eenen Zutphenschen leen, a°. 1402. Roloff van Heker s) ontflnk een goet geheiten Wissinck met sijnen tobehoren, gelegen bij eenen goede geheiten Broedinck ende bjrj Smackinck, in den kerspel van Warnsfelt, in der buyrschap van Vieracker, tot Zutphenschen rechten, a°. 1424. Henrich van Heker, erve sijnes vaders Roloffs 3), a°. 1427. Roloff van Heker, erve sijnes vaders Roloffs, a°. 1458. Idem, anno 1465. Idem vernijt eedt, 3 Octobris 1473. Idem vernijt eedt, 20 Augusti 1484. Hier staet bij: Herman Vroeynck an deen ende dat goet tot Mackinck an dander sijde. Reiner van Heker, erve sijnes vaders Rolofs, 4 Aprilis 1489. Otto van Hoeckelom ontfengt tgoet tot Wvssinck, in den kerspel van Warnsfeld, in der buirschap van Vieracker gelegen, met allen sijnen tohehoren, daer naest gelant is Herman Vroeynck an deen ende tgoet tot Mackinck an dander sijde, a°. 1501. Pelgrom van Hekeren, erve sijnes broders Reiners, draegt dit op aen Andries Obbekinck, anno 1511. Hendrick Obbekinck, erve sijnes vaders Andries, 3 Augusti 1527. Dirxken Wassinck, erve hares soons Henrix, 28 Septeinbris 1531. Bernt Obbekinck. haer soon, is huider. Eadem eedt vernijt, 17 Septembris 1538. Eadem eedt vernijt, 20 Junii 1544. Bernt Obbekinck, erve sijner moder Dirxken, 16 Maii 1548. Idem vernijt eedt, 27 Aprilis 1556. Adriana Obbekinx, huysfrou Lambert Louwerman s, erve hares vaders Bernts, beleent, 9 Septembris 1559. Eadem vernijt eedt, 16 Octobris 1581. Bernt Louwerman crigt 3 maenden uutstel, 24 Octobris 1595. Idem crigt 2 maenden uutstel, 30 Aprilis 1597. Idem beleent als erve sijner moder Adriana, 30 Junii 1597. Rutger Louwerman als erve sijnes broders Bernts beleent sijnde maeckt, so hij sonder echte kinder sterft, dat sijne broders ende suster hem overlevende gelijcke doelen an desen leene genieten sullen, 28 Octobris 1600. ') Broederszoon van Rutger. 8) Broeder van Johan. 3) De akte heeft: „gelijck hem dat van Roloff van Heker. sijnen vader, angestorven ende van sjjnen broeder avermitz den vrienden ende magen toegescheiden ende gedeilt is." Idem verpand een stuxken groenlands, geheiten Holsenbrinck, an Margriet Elger, weduwe Johans de Wolder, voor ij' daler 6 jaren, 25 Aprilis 1604. Judit Louwermans, huisfrou Gerlichs van Lange n, erve hares broders Rutgers, beleent sijnde tucht haren man, 16 Martu 1613. Eadem maeckt, dat dit leen na haren ende hares mans doot sal erven op haren neve Lambert Louwerman Andriessoon ofte sijnen ujffserven, bij gebreck derselven op Lambert Louwerman Lambertssoon, blivende altijt in den bloede hares vaders Lamberts in afclimmender lim, solange daervan erven voorhanden sijn, 20 Novembris 1624. Verandert 6 Maii 1625. Lambert Louwerman Lambertssoon, burgermeester der stadt Zutphen, beleent na renunciatie van Lambert Louwerman, ingenieur, ende sijn huysfrou '), den 18 Dec. 1643. Lambert Louwerman tucht sijn huysvrouw ') tot wederhijlicken toe, 14 Nov. 1656. Anna Catarina ten B e m, erve haeres bestevaders Lambert Louwerman, beleent, den 17 Dec. 1659. Eadem laet haer man Dr. Amolt van Eek, burgermeestér tot Arnhem, ende Gecommitteerde ter vergaedering v»n Haer Hooch Mogende, eet doen, ende laet haere houlijxe vorwaerden ende daenn bedongen lijftucht ende retour van goederen approberen, den 8 lebr. 16/7. Eadem stelt tot een niwen huider haer soon Hendrick Johan van Ek, 3 Oct. 1708. Hendrik Jan van E k uit kragt van geapprobeerde maeggesoheid van 25 Febr. laestleden, tussen de kinderen en erfgenamen van Arnold van Ek en Anna Catharina ten Behm, egtelieden, opgerigt, (na) renuntiatie door hem van alle pretensien op de lenen en van den derde voet door de mede condividenten beleent, 12 Maert 1716. Idem laet sijn beslote dispositie approberen, 19 Mey 1736. Reynder Johan opten Noorth pro se et q.q., onvermindert en ongeprejudicieert het regt van sijne medeerfgenamen testamentair van Hendrik Johan van Eek, beleent, 16 Maart 1764. Geertruyd Lucretia opten Noorth laat approberen en registreren een provisioneel magescheyd van den 7 Sept. 1764 en sig uyt dien hoofde met dit leen, pro communi indiviso bij de respective erfgenamen van wijlen Hendrik Jan van Eek beseten geweest, beleenen, 16 Dec. 1768. Eadem de novo beleend met 't leengoed Wissink om te strekken tot corroboratie van de vorige beleninge, en sulks op fundament en 111 conformité van 't finale magescheid van den 4 Oct. 1769 op dato onderschreven geaprobeert, 25 April 1770- Eadem laat haar beslote testament van den 17 May 1770 approberen, 23 May 1770. ') Mechtildis Roomer (leenakte). a) Henderica K o e b o e c k u m (?) (leenakte). Afgespleten van 17. 17 § 1. Het eerste parceel van het erve Wissink, in Vierakker onder Warnsveld gelegen, bestaende in een huis en twee bergen en brink en drie stukjes hofland bij het huis, zijnde tiendvrij; een kalverweidje en boomgaard den Binnenkamp, zijnde tiendbaar, benevens den Kloosterhof, zijnde tiendvrij; nog een stuk bouwland, den groote Vlak genoeint, zijnde tiendbaar met de vreegrond en houtgewasch; nog een stuk bouwland aan Burgerinkskamp gelegen, zijnde tiendbaar; een weide de Koeweide; nog de vreegrond aan voorss. Koeweide, lopende langs de Ruvenhof en het Kalverweidje, aan de andere zijde langs den Langenkamp tot aan de scheidgrave bij het Spijker, benevens de vreegrond, beginnende bij Burgerinks weide langs den Binnenkamp en Kloosterhof tot aan Hunnekinks vreegrond met alle het boom- en houtgewasch, recht en gerechtigheid daarbij gehorende; het derde parceel, zijnde een stuk bouwland, tiendbaar, op het Norden gelegen langs de vaarweg, aan de andere zijde langs het land van 't Spijker, met de vreegrond en houtgewasch; zijnde voors. eerste parceel beswaard met het periculum en commodum van de leenplicht van het geheel verkogte erve, betalende in ordinaris verponding /' 12—6 —12 benevens de ambtslasten, het derde parceel in ordinaris verponding f 1—10; zijnde thans een bijsonder leen, afgespleten van liet geheele erve Wissink, als een leen ten dienstmans rechten van deese provincie releverende. J. H. G allee q.q. laat registreren een transport d.d. 31 Dec. 1805 van dit leen ten behoeve van Dersken Lebbink, in huwelijk hebbende Gerrit Jan Everts, gepasseert, d.d. 25 Jan. 1806. Dersken Lebbink laat uyt hoofde van dien dit leen ten haare naamen overteekenen, eodem die. 18. WARNSFELD. tGoet ten Velde, te Zutphenschen rechte, helt Henrick van Suderoes, anno 1326. Lutgert, Jacob L e r i n x wijff, heeft ontfangen tgoet ten Velde, gelegen in den kerspel to Warnsfelde, ten Zutphenschen rechte, a°. 1378. Jan Kreyinck, haer broder, is huider. Jacob Lerinch beleent, a°. 1379. Willem Leringh ontfinck dat goet ten Velde met sijnen tobehoren, in Wernsfelder kerspel gelegen, tot eenen Zutphenschen rechte, a®. 1402. Idem tuchtigt sijn vrou Nese, dochter Reinolts van Steenbergen, a°. 1406. Idem ontfengt, a°. 1424. Gerrit, Andries Lerings olste soon, erve sijues ooms Willems, beleent, a°. 1432. Idem, a®. 1441. Idem, a®. 1465. Sijn broder Willem is volmechtigo. Idem crigt uutstel om eedt te vernijen van den goede geheiten ten Velde met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Wernsfelt gelegen, commende met den legen lande ende der eener sijde langs die Berckel ende met den hogen lande ende met der ander sijden langs de gemeynte van Warnsfelt, tot Zutphenschen rechten, 13 Octobris 1473. Idem vernijt eedt, 14 Maii 1474. Willem Lerinck, erve sijnes broders Gerrits, 6 Julii 1475. Idem vernijt eedt, 25 Augustii 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1492. Andries Lerinck beleent, 29 Maii 1501. Catharina Lerinx, huysfrou Henrick Bentincks, erve hares broders Andries, beleent, 15 Decembris 1516. Willem B e n t i n c k bij transport sijnes vaders Henrix, 13 Decembris 1535. Idem vernijt eedt, 19 Septembris 1538. Idem vernijt eedt, 26 Junii 1544. Idem vernet eedt, 28 Maii 1556. Eusebius Bentinck, erve sijnes vaders Willems, 19 Septembris 1577. Willem Bentinck, erve sijnes vaders Eusebii, ) j 9 Ma.rtii 1597 Sophia van Itterssum, erve hares soons Willems, \ Johanna Bentinx, huysvrou Goswijns van der L a w i c k, bij transport harer moder Sophiae, ibidem. Eadem belast dit leen met 2000 gl. capitaels ten behoeve van Carll Bentinck, raedt, ende Sophia van Lauwic, eheluyden, den 25 Junii 1624. Eadem belast dit leen met 2000 gl. capitaels ten behoeve van Wijnantt Everwijn, haere schoonsoon, den 4 Julii 1624. Eadem haere dispositie approbeert, den 22 Februarii 1633. Jurrien Niclaes van der Lauwick, heere tot Geldermalsem, beleent sijnde, laet de verclaringe van sijnne susters ende swagers approberen wegens het nyet aenveerden van den boedel als erfgenaem van wijlen Goosswijn van der Lauwick ende vrouwe Johanna Bentincks, alsmede de coopvurwarden over dit leen ten Velde den 27 Februari] 1646 opgericht met zal. Derck van Keppel ende Voorst, twelc geschiet sijnde draegt dit leen op aen Theodora van Sallant, weduwe van Derck van Keppel voors., ende derselver kinderen, met namen Osewalt van Keppel, Mechtelt van Keppel ende Theodora Anna van Keppel, die daermede 00c beleent sijn, den 27 Februarij 1647. Eadem, geassisteert met haer man Harmen Jan de Rode van Heeckeren tot Tongerloo, mitsgaders Osewolt van Keppel tot de Voorst, Johan van Deutecom nomine uxoris Mechtelt van Keppel ende Arnolt van Apelthorn tot de Hees als voocht van juffrouw Dorothea Anna van Keppel, kinderen van Derck van Keppel, draegen dit leen op aen Hendrick Schimmelpenninck van der Oy, den 18 Oct. 1662. Deselve ende vrouwe Berte Elisabeth van der Sevender, laeten haer besloten testament approberen. den 10 Mey 1665. Deselve laten haer naerdere besloten dispositie approberen, den 29 Sept. 1665. Robbert van Heeckeren tot Enghuisen cedeert het verwin deses leens mitsgaeders alle de capitaelen, die door Dr. Jan Verstegen, de momberen van Peter Engelen ende de weduwe Wilbrenninck op den 19 Dec. 1691 met alle andere acten van verwin ende verwinscosten aen hem gecedeert sijn, bekennende daeraen geen vorder recht te hebben, ende geeft alle hetselve recht over aen Arnolt Joost van Keppel tot de Voorst, den 13 Mey 1692. Arnolt Joost van Keppel tot de Voorst ende het Velde uyt cracht van verwin beleent, den 30 Junij 1694. AVilliam Anna van Keppel, erfgenaem sijns vaders Arnold Joost, onmundig, beleent, 23 April 1719. Idem, meerderjarig, laet eed verniwen, 1 Oct. 1734. Idem en Anna Lenox, ehelieden, dragen dit leen op aan Jan Adolph Hendrik Sigismund van Dort, die daar weder mede beleend is, 23 October 1745. Idem laat sijn huwlijksvoorwaarden van den 11 Junij 1746 approberen en registreren, 13 October 1767. Idem laat approberen het besloten testament, door hem en sijne ehevrouw, vrouwe Jacoba Schimmelpenninck van der O y e, den 21 Junij 1769 gepasseert, 15 Aug. 1769. Anna Aleida van Heeckeren, geboren Brouwer, laat registreren een gerichtelijke transportbriev d.d. 24 April 1802 door Mr. H. A. Welmers q.q. ter harer behoeve gepasseert en uyt hoofde van dien dit leen ter haaren naamen overteekenen, 5 Junij 1802. Afgespleten van 18. 18 § 1. Een akkermaalsbosch, den Veldenbosch genaamd, van den gemeene weg tot aan het kerkpad over het Braamveld lopende, met eenige daarteegen staande boomen; zijnde thans een bijsonder leen en at'gespleeton van het goed en havesathe den Velden onder Warnsveld gesitueert, met zijn ap- en dependentien, lusten en lasten, rechten en gerechtigheeden. Hendricus M a k k i n k laat registreren een gerichtelijken transportbriev d.d. 24 April 1802 door Mr. H. A. W e 1 m e r s q.q. ten zijnen behoeve gepasseert en uyt hoofde van dien dit afgespleeten leen ten zijnen naamen overteekenen, 5 Junij 1802. Afgespleten van 18. 18 § 2. Den Velder Bouwhof, bestaende in de boerewoning, twee bergen en schoppe, met een weynig grond en eenige boomen en houtgewasch bezijden het huis, benevens een boomgaerd daaraan schietende, mitsgaders de groote Bouwcamp voor het huys te Velde met zijn akkermaalsheggen langs de gemeene weg, van het vonder bij de Kappc tot aan den hoogen bosch, benevens het jachthuis en het daarbij verpachte land op dien kamp, met de allee van dit laastgenoemde huys, op het huys te Velde schietende, tot aan de aldaar staende baaken, mitsgaders twee weyden agter voors. kamp, tegen den hoogen bosch grenzende, met het daarin staende houtgewasch, voorts alle de boomen en het houtgewasch tegens die kamp, van het vonder bij de Kappe tot aan den hoogen bosch en wijders tegen voorn, twee weydens langs de gemeene weg staende, met alle zijn rechten en gerechtigheeden, lusten en lasten, servituten en uytgangen, except het regt van plaggen op het gedeelte van het bij het Velde gehoorende Braam veld, doende jaarlijks in ordinaris verpondinge ingevolge splittinge ƒ 22—19, zijnde thans een bijsonder leen en afgespleeten van het goed en havezathe den Velden, onder Warnsfeld gesitueert met zijn ap- en dependentien. Harmen ter Horst en Dirk A 1 b e r s laaten registreren een extract uyt 't contract van publieke verkoping tusschen Mr. H. A. Welmers q*q. en hunlieden den 8 Sept. 1801 over dit leen gesloten, en uyt hoofde van dien dit leen ter hunlieder naamen pro communi indiviso overteekenen, 4 Oct. 1805. Dirk Albers en J. M. E o s e g a a r d e laaten registreren een convenant of acte van cessie d.d. 14 April 1802, waarbij Harmen ter Horst aan hunlieden cedeert de halfscheid hem in dit leen competerende, eodem die. Deselve ehelieden laaten registreren een gerigtelijk transport d.d. 17 April 1802 door H. ter Horst en J. H e u t i n k, ehelieden, van de halfscheid van dit leen ter hun lieder behoeven gepasseert, en laaten uyt hoofde van dien deese halfscheid en dus het geheele leen ter hunlieder naamen overtekenen, eodem die. Anna Aleida van Heeckeren, geboren Brouwe r, laat registreren een gerigtelijk transport d.d. 3 May 1805, door D. Albers en A. ') M. Kosegaarde, ehelieden, ter haarer behoeven gepasseert en uyt hoofde van dien dit leen ter haarer naamen overteekenen, 4 October 1805. ') Hierboven heet zij J. M. 19. WARNSFELD. t Goet te Tiodinck (vulgo Keymansplaets gênant), gelegen in den kerspel van Warnsfeld, ten dienstmansleen bij Pelgrim Willemssoon ontfangen, a°. 1378. Johan ter Brake beleent, a°. 1405 '). Met eenen ponde te verhergewaden. Keiner ter Brake bij transport sijnes vaders Johans beleent, a°. 1443. Idem tuchtigt weder sijnen vader, ibidem. Beinken ter Brake Arents soon, seggende erve te sijn sijnes ooms Johans, wordt beleent. a°. 1444. Johan van H o 11 h u y s e n bij transport Eeiners ter Braeck Johans soon ontfengt dat halve goet tot Joedinck met allen sijnen rechten ende tobehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfelt in den lande van Zutphen, a°. 1454. Idem ontfengt dat alinge goet tot Joedinck met allen sijnen rechten ende tobehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Leesten, in den lande van Zutphen, tot Zutphenschen rechten, deen helft sonder onderscheyt en dander helft in sulcker maten, dat hij in */♦ ïaers sal leveren versegelt tconsent van Eeiner ter Brake, a°. 1465. Idem tuchtigt sijn vrou Antonys, Anthonis Y s e r e n s dochter2), a°. 1465. Eeiner ter Braeck beleent, a°. 1465. Johan van Holthusen vernijt eedt van den goede geheiten Joedinck 3), in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Leesten gelegen, daer an deen sijde naest gelant is Johan van Kerpen, met der ander sijde neven erve Stijn Onbedwongens, tot Zutphenschen rechten, 27 Septembris 1473. Eeinken ter Brake vernijt eedt, 6 Octobris 1473. Bernt van Holthusen, erve sijnes vaders Johans, 19 Augusti 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1492. Johan van Holthusen, erve sijnes vaders Bernts, a°. 1512. Aleyt van Holthusen, erve hares vaders Johans, 4 Maii 1536. Haer huider is Johan van Voirthusen. Eadem eedt vernijt, 13 Septembris 1538. Eadem eedt vernijt, 14 Junii 1544. Steven van der Voerst, priester, erve sijner suster Ava van Holthusen, 6 Julii 1547. Johan van Voorthusen is sijn huider. Gijsbert van Voorst, erve sijnes broders Stevens, 19 Septembris 1553. Evert van Voorst is sijn volmechtige. Evert van Voorst, erve sijnes ooms Gijsberts, 6 Februarii 1555. Gerrit van Voorst, erve sijnes ooms Gijsberts, 9 Aprilis 1557. Gijsbert van de Wal is sijn volmechtige. Idem doet selver eedt, 7 Augusti 1557. Anna van Voorst, erve hares broders Gerrits, 10 Novembris 1560. Haer huider is Jorden van den Padevort. *) Zie ook 13. 9) „An die helfft van den alingen puet tot Jodynck" (leenakte). 8) Het Register heeft hier verkeerd Joeldinck. Johan Splinter bij transport Anne voorn., 12 Junii 1561. Alijt van Voorst beleent uut cracht eenes maechgescheyts, 31 Octobris 1561. Haer huider is Cornelis van Delen. Henrick K e y e bij transport Johan Splinters beleent, 8 Julii 1565. Alijt van Voorst, huysfrou Dirx van Keppol, vernijt eedt, 21 Decembris 1566. Johan Marienborch ende Anthonia Verwers, echteluden, hebbende dit leen halff, belasten tselve met 60 ') daler sjaers, 6 Augusti 1584. Willem Keye Henrix soon crigt '/» jaer uutstel, 20 Julii 1594. Antonia Marienborchs, weduwe Johan Marienborchs, dragende van Key dit halve goet Tiodinck tachterleen, begeert uutstel ter aflosse van xc gulden 2) an Bernt Marienborch, 9 Oct. 1594. Willem Key, erve sijnes vaders Henrix, bij deylinge beleent, 27 Februarii 1595. Sijn volmechtige is Johan Buddinck, tolner tArnhem. Johan Marienborch Johans soon crigt 6 jaren uutstel af te lossen die voors. 60 gl. 3) sjaers an sijnen oom Bernt ende Gertrud Dorren, sijn huysfrou, 21 Februarii 1598. Willem Key tuchtigt sijn vrou Cecilia van B e i n h e m, 29 Martii 1602. ' Idem tucht sijn vrou Gertrud Kreyincks, 3 Martii 1610. Idem laet bevestigen sijn hilixvorworden met Johanna van R ij s w i c k, opgericht den 5 Februarii 1616, 18 Maii 1616. Henrick Key, onmundig, erve sijnes vaders Wilhems, beleent, 19 Martii 1623, sijn inoder Johanna van Rijswick kiesende tot huider Joest Hoeselnian, secretaris to Zutphen. Idem doet selver eedt, den 22 Junii 1637. Willem Key, erve sijnes broeders Hendricks, beleent, den 13 April 1663. Idem laet sijn besloten dispositie approberen, eodem die. Idem revoceert sijn besloten dispositie, laet sijn houlijxe vorwaerden met juffrou Anna Maria van der Lau wiek den 10 Mey 1660 opgericht approberen, tuchtigt deselve in vierhondert gulden jaerlijx ende hertrouwende in 200 gl., ende laet sijn vordere dispositie approberen, den 28 Febr. 1665. Thomas Key, onmundich, erve sijnes vaders Willem, beleent, den 11 Junij 1677. Sijn liulder is Jacob Dierix. Idem doet selver eedt, den 9 Februarij 1689. Johan Wilhem van R ij s w ij k, naste en oudste mansoir van Thomas Key, beleent, 18 Mey 17-35. Idem draegt dit leen op aen Hermen Hasebrook senior, die daer ook weder mede beleent is, eodem die. •) Het Register heeft verkeerd 90. s) Dit moet zijn dalers. . ») Blijkens aanteekening aan den rand van de akte van 6 Aug. lo84 is op 21 *ebr. 1598 'L van het kapitaal van 1000 daalders afgelost. Voorts werd op 19 Nov. 1611 een overeenkomst geregistreeerd tusschen de weduwen van Johan en Bernt Marienborch d.d. 2 Aug. 1600, waarbij eerstgen. aan laatstgen. verpandt de Iser horsten, zijnde een deel van het goed Tiodinck. Jacob Eduard de Regteren van Hemert beleend met dit leen, gelijk sulks door dode van Thomas Key in cragt van hijlijksvoorwaarden en verdere dispositie, den 28 Febr. 1665 geapprobeerd, op sijn vader Willem de Regteren van Hemert en van die op hem gedevolveerd is, 20 Julij 1744. Philip Franfois C r o y e laat pro se et nomine uxoris Johanna Maria de Regteren van Hemert approberen en registreren het magescheyd van den 1 Nov. 1769, 13 Dec. 1769. Johanna Maria de Regteren van Hemert voorn, na dode van haar vader Jaeob Eduart de Regteren van Hemert en uyt hoofde van het geaprobeerde magescheyd beleent, eodem die. Huider P. F. Croye voornoemt. Deselve draagt dit leen op aan Elisabeth Maria Jacoba T a r e e, weduwe Verstege, die daar weder mede (nae bekome approbatie van het coopscontract in datis 21 en 22 Julij 1786) beleend is, 4 Nov. 1786. Eadem laat approberen en registeren een extract uit het magescheyd den 25 Maart 1793 met de voogden over hare minderjarige dogter Johanna Catharina Anna Verstege opgerigt, en waarbij haar dit leen was toe- en aanbedeeld, 10 Oct. 1798. 20. WARNSFELD. Een thiende, gelegen in den kerspel van Warnsfelde, in der buyrschap van Wercken, met allen heuren rechten ende tobehoren, tot Zutphenschen rechten geerft van Johan van Voorthusen op sijnen soon Sweeder van Voorthusen, a°. 1460. Heeft bewijs gethoont, dat het een Bronckhorsts leen is. tGoet te Meyerinck tot Angerhem, te dienstmans rechte erkent bij Lambert B o 1 d e w ij n s s o o n, a°. 1326. Ecbrecht Meyerinck tgoet te Meyerinck, te dienstmans rechte ende te Zutphenschen rechte, a°. 1326 *). Reynolt van Steenbergen tgoet te Meyerinck met allen sijnen tobehoren, gelegen in den kerspel van Warnsfelde, ten Zutphenschen leen, a°. 1378. Johan van Steenbergen, erve sijnes vaders Reynolta, a°. 1385. Idem, a°. 1402. Johan van Steenbergen ontfinck dat goet te Meyerinck met sijnen tobehoren, gelegen in der buyrschap Angeren, in den kerspel van Warnsfeld, tot Zutphenschen rechten, a°. 1410. Sijn momber is Willem Lerinck. Johanna, huysfrou Henrick Bierwischs, beleent, a°. 1424. Johanna van Steenbergen 2), huysfrou Arnt Gruters Dircks soon, ontfengt dit ende tuchtigt haren man, a°. 1432. Hoogstwaarschijnlijk behoort deze beleoning bij 13. 8) Zeer waarschijnlijk de wed. Bierwisch. Henrick Berck bij transport Johanne voorn., a°. 1433. Arnt Berck beleent, a°. 1450. Idem bekent sijner suster Jutte, Johans wijff van Vorthusen, die helft, a°. 1450. Idem, a°. 1465. Idem vernijt eedt van den goede tot Meyerinck met allen sijnen tobehohoren, in den kerspel van Warnsfeld, in der buyrschap van Angeren gelegen, daer naest gelant is dat goet ter Holst an deen ende dat goet Oynck an dander sijde, tot Zutphenschen rechten, 12 Octobris 1473. Henrick van Berck, erve sijnes vaders Arnts, 21 Augusti 1484. Idem vernijt eedt, a°. 1500. Arnt van Berck, erve sijnes vaders, 20 Maii 1521. Henrick van Vorthusen Johans soon draegt op sijn helft 'jjoffrou Anthonia van Vorthusen 2), a°. 1537. Arnt van Berck vernijt eedt, 19 Septembris 1538. Idem vernijt eedt, 12 Julii 1544. Idem vernijt eedt, 27 Aprilis 1556. Arnt van Berck, erve sijnes vaders Arnts, 29 Octobris 1571. Thomas Middeldorp en Alijt van Buerse geven over haer vierendeel an Gerlich van der Capel3), raet, 26 Maii 1597. Arnt van Berck erhelt 3 maenden uutstel, 8 Augusti 1600. Idem laet eed vernijen sijnen neve Thomas van Boerle, die bekande, dat van desen leen een vierdel Gerlich van der Capel, raed, tocomt, 27 Januarii 1611. Thomas Middeldorp met sijn soon Willem verclaren noch een vierendeel van desen lene Gerlich van der Capel, cantzler, to te commen, 9 Julii 1619. Thomas van Boerle beleent, 17 Julii 1620. Idem ende Hendric van der Capellen maken malcanderen oer andeel, namentlic indien Bourlo compt to hijleken, als versproken is, dat hij alsdan hebben sall het vierdepart Capelle toestendich, ende daer hij Bourlo niet soll commen to hijleken, dat in sulcken vall Capelle hebben sall naer Bourloos doot sijnne drie vierdeparten, den 20 Novemb. 1633. Agnes van der Capelle, erve hares broeders Hendrick van der Capellen, beleent, den 25 Febr. 1660. Coenraet van Munster huider. Eadem laet haer dispositie approberen, eodem die. Eadem revoceert deselve dispositie ende transporteert dit leen aen Frederick van der Cappelle tot den Boedelhoff, die daermede weder beleent is, den 15 Febr. 1661. Dit goet is van de leenplicht gevrijdt ende daartegen weder to leen gemaeckt het goet te Haevick, ende met den Boedelhoff tot een leen geconsolideert vermogens de resolutie van het Hoff van den 17 October 1660 uyt cracht van des Lantschaps authorisatie van den 13 October 1660 genomen, den 20 October 1661. ') Zie beleetiingen van 1450. 9) Zijn zuster (leenakte). 8) „ende Margriet Schim melpenninck" (leenakte). 21 WARNSFELD. Dat goet te Hoenkingh tot Vierackeren, ende dat goet te Jolingh tot Evede in den kerspel van Warnsfelde, tot eenen pondigen leene tot Zutphensche rechte ontfinck Willem H o e n k i n g lt, a°. 1403. Lijsbet, hnysfrou Steven Yierackers, Gerrit des G reven dochter, ontfinck alsulck leen, erve ende goet,' als sij liggende heeft in den kerspel van Warnsvelt, in der buyrschap van Yieracker, geheiten dat alinge goet tot Hoenkinck met den huse ende liofstadt daerto gehorende, hoge ende sijde, to velde ende to bosche, to water ende to lande met aller slachter noot ende tobehoren, a°. 1424 '). Willem Hoenekinck geheiten Yieracker wort sijner moder Lijsbets huider, a°. 1457. Gerrit die G r e v e, raet, bi] transport sijner dochter Lijsbet ende hares mans Steven Hoenekinx geheiten van Vierackeren 2) ontfenckt dit als een versuymt leen eenige (8 of 9) jaaren na sijner dochter doot uut gratie, a°. 14G5. Willem van Vieracker na dode sijner moder Lijsbet, Gerrit des Greven dochter, ontfengt dat alinge goet tot Honnekinck, in den kerspel van "Warnsfclt, in der buyrschap van Vieracker gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Raessinck an deen sijde ende dat goet. tot Swavinck an dander sijde, tot Zutphenschen rechten, 12 Octobris 1473. Idem vernijt eedt, 21 Augusti 1484. Steven van Vieracker. erve sijnes vaders Willems, a°. 1494. Johan van Vieracker, erve sijnes broders Stevens, a°. 1503. Reiner van Vieracker, erve sijnes broders Johans, a°. 1512. Idem tuchtigt sijn vrou Catrin Heecks, a°. 1512. Dorothea Berners, erve hares neven Reiners, 10 Augusti 1519. Gerrit Baerner, haer soon, is huider. Lijsbet ende Anna van Vieracker, susteren des convents van Heer Henrix huys binnen Zutphen, erven hares broders Reiners, ontfangen dit leen, mitz dat het na haren doot weder uut den convente sterven sal, a°. 1519 s). Haer huider ofte volmechtige des convents is Johan van Voorthusen. Gerrit Barner, erve sijner moder Dorothee, 24 Julii 1522. Idem bij transport des Paters Derx van Haesselt ende sijnes gecorenen mombers Henrick Collarts van Lienden, 27 Octobris 1528. Idem vernijt eedt, 23 Septembris 1538. Gaert Berner, erve sijnes vaders Gerrits, beleent, 2 Septembris 1541. Joffrou Berta, Gerrits weduwe, heeft tot huider voor haren onmundigen soon Jacob Snijder van Essen. Gaert Berners, onmundig, Gerrits soon, vernijt eedt, 20 Junii 1544, deur mr. Jacob Snijder van Essen. ') Huider Steven Vieracker (leenakte). 8) Dit transport, gedateerd des Vrijdages na der derder Dominiken, die men syngt in der Vasten Oculi mei semper 143:{. is in do leenakte in zijn geheel opgenomen. s) Op Satersdach nae I.aureneii d. i. 13 Aug. (leenakte). Idem doet selver eedt, 21 Aprilis 1545. Idem vernijt eedt, 21 Maii 1556. Johan van Voorthusen Jans soon als erve Elisabetsvan Vieracker, cloosterjoffer, beleent, 28 Maii 1568. Gaert Berners erven crigen 3 maenden uutstel, 21 Novembris 1581. Iidem crigen noch 3 maenden uutstel, 19 Julii 1583. Gerhard Barner, erve sijnes vaders Gaerts, beleent met den alingen goede to Honnekinck met sijn tobehoor, in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buerschap van Vieracker gelegen, daer naest gelant is dat goet tot Raessinck an deen ende dat goet tot Swavinck an dander sijde, 30 Junii 1600. Herman Berner, erve sijnes broders Gerhards, ontfengt dit halfif voor hem selffs ende halfif tot profijt van Arnt ende Berta Slindewaters, huysfrou Albert C 1 o e c k s, kinderen van sijn suster Dorothea Berners ende Jacob Slindewaters, 15 Julii 1625. Idem sijnne dispositie approbeert, den 3 Junii 1631. Johan to Boecop, erve sijnnes ooms Herman Barner, beleent, den 17 Octob. 1636. Geertruyt toe Boecop, erve haeres broeders Johan t. B., beleent sijnde laet haere dispositie approberen, den 7 Julii 1640. Jacob Schim melpenninc van der Oy, erve sijnnes neven Arnt Slindewater, beleent '), den 2 Meert 1642. Geertruyt toe Boecop ende Reyner Swaeffkens dispositie approbeert, den 6 Junij 1645. Reiner Swaeffken beleent, den 2 Nov. 1659. Idem laet sijn dispositie approberen, den 18 Pebr. 1660. Idem laet een erfbuytschap wegen eenige cleyne parceeltjens met Johan Ruyter, borgermeester tot Zutphen, ingegaen approberen, soe dat hetgene borgermeester Ruyter uyt dit leen becompt voor allodiael sal besitten, ende dat in plaets van dien weder met dit leen geconsolideert sal worden hetgene van borgermeesters Ruiters allodiale goet aen dit leen geleyt wort, den 27 December 1663. Gerardus Ignatius Swaefken, erve sijnes broeders Reinders beleent, den 2 Mey 1678. Jan Hendrick Swaefken tot Suyderhuys, erve sijnes broeders Gerardi Ignatii, beleent, den 9 Nov. 1683. Theodoricus Ignatius van Dorth a) beleend, 25 May 1741. Theodorus Zeno van Dorth, erve sijns vaders Theodoricus Ignatius v. D., beleend, 10 April 1747. Gerardus Judocus van Dorth pro se et nomine sororum 8) laten approberen en registreren 't magescheyd van den 21 Febr. 1761, 24 Meert 1772. Idem als erfgenaam van sijn vader Theodorus Ignatius v. D. en uyt hoofde van geappvobeert magescheyd beleend, eodem die. ') met de helft. a) tot Bosloo (ieenakte). 3) De akte heeft: «pro se en als volm. van Theodorus Zeno van Dorth tot 't Medler en Caspar Florus Hackfort, als man en moniboir van desselvs ehevrouwe Geor^ia Johanna van Dorth." Eadem M in deselve qualiteit draegt dit leen op aen Reinier Schier en Theodora L o m e y e r, egteluyden, die daer weder mede beleent sijn, 14 Junij 1709. Aleida Schiers, erfgenaem haers ouders Reinier Schier en Theodora Lomeyer, egtelieden, beleent, 12 Nov. 1722. Wilhem van Harn en Aleida Schiers, egtelieden, laeten appoberen het maeggescheid den 15 Dec. 1730 opgerigt met haer innocente suster Bernardina Schiers, bij de magistraet van Zutphen geapprobeert, waerbij dit leen Aleida Schiers is aenbedeelt, 9 April 1731. Deselven laten haer beslote dispositie approberen, 20 Nov. 1732. Johan van Harn, erfgenaam sijns moeders Aleyda Schiers, onverminderd en ongeprejudicieerdt het regt van sijn broeder Reinier van Harn, beleend, 15 Dec. 1772. Afgespleten van 22. 22 § 1. Een stnck lants, gênant die Lakeke. in do Vierackerstege tusschen den weg ende de Lake gelegen, an d' een sijde schietende an 't Capittelslant, afgesplit nut den goede ten Rieve, liggende in der graeffschap Zutphen, in den kerspel van Warnsfeld, in der buerschap van Vieracker, ende opgedragen bij joffrou Mechtelt van 81 e e n r e, weduwe Johan F r e d r i c k s, tot Zutphenschen rechten op Adam Kaldenbach, raetsfrund der stat ende landschriver dergraefschap Zutphen, 31 Maii 1600. Margriet inde W nest, na dode haresmans Adam Kaldenbachsbeleent; haer soon Johan Kaldenbach, raedt, doet hulde ende eed, 8 Januarii 1621. Johan van Essen, erve sijnner schoonmoeder Margriet in de Wuest, als hem bij maegescheyt toegedeylt sijnde, (beleent), den 10 Junij 1687. Johan van Essen, erve sijnes vaders Johans, beleent, den 25 Martii 1659. Idem maeckt hetselve leen onder sijne kinderen deilbaer, den 1 Nov. 1661. Hendrik van Essen, soon van Johan v. E., laet approberen het maeggescheid van den 27 Martii 1696, waerbij dit leen juffr. Margareta van Essen, sijn suster, is toegedeelt in sijn vaders boedel, en dat van den 25 Sept. 1712, waerbij dit leen uit sijn susters Margareta boedel is te deel gevallen aen hem, en is daermede na afgemaekt versuim beleent, 13 Maert 1713. Huider sijn soon Johan v. E. Johanna Wilhelmina van Essen, weduwe S c h a s, laet approberen het maeggescheid over den boedel van haer ouders Hendrik van Essen en Helena Catharina van Diem3), egtelieden, van 12 Maert 1723, waerbij haer dit leen is aengekomen, 26 Oct. 1729. Deselve, erfgenaem haers vaders Hendrick v. E. en uit kragt van het geapprobeerde maeggescheid, beleend, eodem die. Huider Johan van Essen, haer broeder. •) Eertjjts weduwe van Jan Breukeling en aluu van Alexander Huessen (akte). Blijkens de akte is de naam van D i e m e n. Mecbtelt Doys, huysfrou Johans van Vieracker, criirt uutstel. 23 Septembris 1559. Peter Doys, deken van Deventer, crigt uutstel, 1 Pebruarii 1560. Idem ende Mechtelt voorn, crigen tot 17 Junij uutstel om tegen malcander verhoort ende so mogelick in vrundschap vergeleken te worden, 29 Maii 1560. Gertrud W e v e 1 s, weduwe Gerlichs Doys, ontfengt een goet geheiten Hulsekensgoet, in der buyrschap van Herftschen tuschen Deventer ende Zutphen gelegen, als haer 't selve van haren broder mr. Gerrit Wevel anbestorven, tot Zutphenschen rechten met twee ponden goets gelts te verhergewaden, 27 Septembris 1560. Dirck van der Heyden, secretaris der stadt Deventer, is haer gecoren momber ende liulder. Peter Doys, deken, erve sijnes vaders Gerlichs, beleent, 27 Septembris 1560. Jacob Botter is sijn gecoren momber. Mechtelt Doys bij transport Gertrud Wevels beleent, 4 Martii 1561. Haer man Johan van Vieracker doet hulde. Eadem tuchtigt haren man, ibidem. Gerrit van Vieracker, erve sijner moder Mechtelt, 29 Julii 1575. Idem vernijt eedt, 3 Octobris 1581. Idem tucht sijn vrou Wijffinne ter Brugge, 26 Julii 1604. Caspar van Vieracker, erve sijnes vaders Gerrits, beleent, 16 Junii 1618. Wijvinne ter Bruggen, erve hares soons Caspers, beleent. 14 Julii 1619. Adrian Schimmelpenninck1), onmundig, bij opdragt Wijvinne voorn, beleent, met voorbeholt van haer tucht ende sijner olderen tucht tot sijn 18 jaren ende bij gebreck van echte gebeurt, dat sijn oltste ende van den oltsten tot den jongsten broder erven sal, ende so sij alle solider gebeurt sterven, dat het leen sal wederkeren in den bosem, daeruut het gesproten is, t' sij van Schimmelpenninck ofte ter Bruggen. 31 Decembris 1619. Wendel van Vieracker, huysfrou Henricks va n Z oe 1 e n, erve hares neven Caspars voorn., vermoge hilixvorworden beleent, 27 Sentembris 1620. 1 Eadem eedt vernieuwt, den 1 Martii 1627. Beernt Tylman bulder. Johan Doys, erve sijnner nichte Wendele van Vieracker, beleent, den 11 Nov. 1635. Hendric Doys bij transport sijnnes vaders Johans beleent, den 8 December 1635. Idem bij renuntiatie van Adriaen Schimmelpenninc op 't nieuw beleent 30 Meert 1637. Johan Kelder bij opdracht van Hendric Doys beleent, den 10 Nov 1641. Idem ende sijn huysfrouw Beerntgen B e u w tuchtigen mak-anderen oer leven lang ende laten hare dispositie approberen, den 1 Junij 1646. Idem ende sijnne huysfrouw tweede tucht ende dispositie approbeert, den 14 Aprill 1647. Niclaes Kelder, erve sijnes vaders Jan, beleent volgens dispositie van den 14 April 1647, den 22 Julij 1664. ') Zoon van Alexander Si-himmelpcnninck van der Oy (akte). Idem draegt dit leen op aen Hendrick van Luchteren, borgermeester der stadt endo gedeputeerde dor graefschap Zutphen, die daermede weder beleent is, den 19 Nov. 1677 '). Jan van Luchteren, borgermeester der stadt Zutphen, erve sijnes vaders Hendricks, beleent, den 15 Januarij 1685. Idem 2) laet sijne dispositie approberen, waerbij bij ditselve leen aen sijn twee broeders ende suster egalick legateert, den 2 Sept. 1686. Dr. Hendrick van Luchteren, erfgenaem sijnes broeders Jan Jacob v. L. 3), beleent, den 16 Aug. 1687. Johanna Henrina van Luchteren, erve liaeres vaders Hendrick v. L., den 19 Sept. 1689. Jacob Canier is huider 4). Hendrick Severijn de Hubert, erfgenaem van Johanna Henrica °) van Lugteren, immers voor so verre het hem uit den boedel van deselve aengekomen is, beleent, 10 Julij 1710. Idem verkrijgt consent oin de possessie te mogen apprehenderen, eodem die. Philips Bam, erfgenaem sijns nigts Johanna Henrina van Lugteren, beleent, 17 Julij 1710. Johanna Maria Christiaens, weduwe van Henderik Severijn do Hubert, erfgenaem haers soontje, na de dood van sijn vader Henderik Severijn geboren, op wien dit leen verstorven was, beleent, 9 April 1711. Arnoud Kam, onmundig, erfgenaem sijns vaders Philips, beleent, 18 Sept. 1721. Helena Elisabeth van W e s t r e e n en, weduwe wijlen Philip Kam, nae doode van haeren soon Arnold R. nae afgemaekt versuym beleend, 18 Dec. 1739. Eadem draagt dit leen op aan Johan André van der M e u 1 e 11 en sijn vrouw, die daar weder mede beleend sijn, 10 Oct. 1743. Jan Carel van der Meulen, erfgenaam sijns vaders Johan André v. d. M,, beleent, 7 Nov. 1760. Denselven laat sijn besloten testament van den 30 Maart 1745 approberen, 27 April 1785. ') Bij de zelfde akte renuntieert Berentjeu Beeuws, wed. Johan Kolder, van haar tucht aan dit leen. ') In deze akte wordt hij Johan Jacob genoemd. 3) Hier heeft de akts weder alleen Jan. 41 Als gemachtigde van Johanna Henrina Ham, wed. Hendrick van Luchteren (akte) ') De akte heeft Henrica Jacoba. ) 24a. HERFSEN. Het erf en goed Stokhair, in het scholtamt van Zutphen, kerspel Almen, buerschap Herfsen in sijn kennelijke limiten en bepalinge gelegen, met alle desselfs regt ende geregtigheiden, tegens bevrijding van de leenpligt van oen goed Willink, in den kerspel van Selm ') op het Goey gelegen, met sijn toebehoren, ap- en dependentien, hierna fol. 78, opgedragen aen de Staten des furstendoms Gelre ende graefschaps Zutphen, ten Zutphense regten met een pond goed gelts te verheergewaden leenroerig, en weder te leen ontfangen bij De stad van Zutphen, 22 April 1735. Huider Johan Otto van Hasselt, de secretaris. Deselve na dode van Johan Otto van Hasselt beleent duur Herman Schomaker, 8 May 1752. 25. ALMEN. tGoet Onekongh ende Yolongh te Zutphenschen rechte erkent Henrick Onekongh van Vieracker, a°. 1326. Andries Kreying Andriessoon ontflnck t'goet te Odekong, gelegen in den kerspel van Almen, ten Zutphenschen leen, a°. 1378. Idem beleent met dat goet Odekinck, gelegen in don kerspol van Almen, met allen sijnen tobehoren, a°. 1402. Sijn oltste soon Andries is huider. Andries Kreynck, erve sijnes vaders Andries, ontflnck dat goet tot Oldenkinck, in den kerspel van Almen gelegen, a°. 1404. Idein ontflnck dat goet Odekinck, t.Vlmen gelegen, aü. 1424. Henrick Kreynck bij transport Andries voorn. *), a°. 1428. Idem tuchtigt sijn vrou Aleyt an t' halve goet tot Hoedekinck, ibidem. Kense Kreynck ontfengt dat goet tot Odekinck met allen sijnen tobehoren, tot Almen gelegen, beheltlick sijner moder ende malck sijns rechten, a°. 1436. Idem, a°. 1465, beheltlick Aleyt Kreyncs, sijne moder, hare tucht an de helft. Idem vernijt eedt van den goede tot Odekinck met allen sijnen tobehoren, in den kerspel van Almen, in der buyrschap te Kalft'seler gelegen, an d' een sijde ende dat goet tot Reeckden an d' ander sijde 3), tot Zutphenschen rechten, 12 Octobris 1473. Idem vernijt eedt, 19 Augusti 1484. Johan Kreynck, erve sijnes vaders Rensen, in 3/3 4), a°. 1492. ') = Zelliem. 'I Bij de omschrijving van het goed heeft de akte nog: ende mit eenre waer in der Noetell. 3) Zoo staat het ook in de akte, maar uit de beleening van 149«> blijkt, dat gelezen moet worden: daernaest gelant is dat goet to Kalffseler au d' een sijde etc. *> 'la was gekomen aan zijn zuster Henrica, echte huysfrouwe Vrederix van Bronchorst (akte).