NEDERLANDSCHE PHARMACOPEE. VIERDE UITGAVE. Druk van J. H. de BUSSY. - Amsterdam. 1 9 0 5. m f 1IM1V 1 Volgens artikel 3 der wet van 2 November 1871 (Staatsblad n°. 118) gewaarmerkt. DE MINISTER VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN, VOORBERICHT. Samenstelling 1. Bij Koninklijk besluit van 8 Maart 1899 n°. 13, werd, op der voorstel van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Commissie, Zaken, op grond van de overweging: „dat de Nederlandsche Pharmacopee, laatstelijk vastgesteld bij het Koninklijk besluit van 27 September 1889 (Staatsblad n°. 125), voortdurend aanvulling of wijziging behoeft", een Commissie benoemd, aan welke werd opgedragen: „jaarlijks een ontwerp te vervaardigen tot aanvulling of „wijziging van de Nederlandsche Pharmacopee; „zoo dikwijls dit noodig is een ontwerp te vervaardigen „van eene nieuwe uitgave der Nederlandsche Pharmacopee". Tot lid en voorzitter der Commissie werd benoemd de heer Dr. A. van der Loeff, Inspecteur voor het Geneeskundig Staatstoezicht voor Zeeland en Westelijk Noord-Brabant te Teteringen; tot lid en secretaris de heer Dr. L. van Itallie, apotheker te Rotterdam; en tot leden de heeren Dr. H. P. Wijsman, hoogleeraar te Leiden; Dr. H. Wefers Bettink, hoogleeraar te Utrecht; Dr. J. W. Moll, hoogleeraar te Groningen; Dr. B. J. Stokvis, hoogleeraar te Amsterdam; Prof. W. Stoeder, buitengewoon hoogleeraar te Amsterdam ; M. J. Schröder, apotheker in het Academisch Ziekenhuis te Groningen; Dr. M. Greshoff, onder-directeur van het Koloniaal Museum te Haarlem, en Dr. F. C. E. van Embden, apotheker te Utrecht. Alle leden der Commissie namen hunne benoeming aan, doch niet aan allen was het gegeven tot aan de voltooiing van deze uitgave der Nederlandsche Pharmacopee hunne krachten aan het werk der Commissie te besteden. Door den dood ontvielen aan de Commissie de heeren Dr. B. J. Stokvis en W. Stoeder, terwijl de heeren Dr. F. C. E. van Embden en Dr. A. van der Loeff wegens gezondheidsredenen genoodzaakt waren ontslag als lid der Commissie aan H. M. de Koningin te vragen. Korten tijd nadat de heer van Embden uit de Commissie was getreden, werd ook hij aan de wetenschap en aan den kring der zijnen door den dood onttrokken. Een woord van eerbiedige hulde aan de nagedachtenis der drie overleden medeleden. Niettegenstaande zij reeds aan de totstandkoming van de 3do uitgave dezer Pharmacopee hadden medegewerkt, zoodat zij beter dan de nieuwe leden bekend waren met de vele beslommeringen en de tijdroovende onderzoekingen, die het bewerken eenor Pharmacopee met zich brengt, hadden zij niet geaarzeld zich op nieuw beschikbaar te stellen en een werkzaam aandeel te nemen in de, vooral in den aanvang, niet te onderschatten voorbereiding van dit werk. De Commissie heeft hunne voorlichting zeer op prijs gesteld en hunne zaakrijke adviezen naar waarde geschat. Hunne nagedachtenis zal door de leden deiCommissie in hooge eere gehouden worden. De wijze waarop Dr. van der Loeff als Voorzitter de werkzaamheden der Commissie leidde, heeft niet minder aanspraak op de waardeering zijner vroegere medeleden. Zijn scheiden uit de Commissie werd door hen zeer betreurd. Ter vervanging van de opengevallen plaatsen werden benoemd tot leden der Commissie de heeren: C. Guldensteeden Egeling, apotheker te Zeist (Koninklijk besluit van 7 November 1901); Dr. W. Nolen, hoogleeraar te Leiden (Koninklijk besluit van 19 November 1902); Dr. P. A. Vos, apotheker te Rotterdam (Koninklijk besluit van 15 Januari 1903); Dr. H. Zeehüisen, officier van gezondheid der lsto klasse te Utrecht (Koninklijk besluit van 15 Januari 1903). Bij laatstgenoemd Koninklijk besluit werd ook het lid deiCommissie Dr. H. Wefers Bettink tot Voorzitter der Commissie benoemd. Ook deze heeren namen de benoeming aan. De heeren Dr. M. Greshoff, benoemd tot Directeur van het Koloniaal Museum te Haarlem, Dr. H. Zeehüisen, benoemd tot Dirigeerend officier van gezondheid der 3do r> o klasse en Dr. L. van Itallie, benoemd tot leeraar aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht, bleven, tot anderen werkkring geroepen, als leden, de laatstgenoemde tevens als Secretaris, aan de werkzaamheden der Commissie deelnemen. Nieuwe uitgave 2. In de eerste bijeenkomst der Commissie, die op 6 Mei dan wel Sup- 1899 plaats vond, werd uitvoerig van gedachten gewisseld plement op de over (je vraag : of het meer gewenscht was onverwijld over e uitgave. ^ gaan tot het vervaardigen van een ontwerp voor eene nieuwe uitgave der Nederlandsche Pharmacopee, dan wel of daaraan moest voorafgaan een aanvulling of wijziging der 3de uitgave. De Commissie, van meening, dat, waar zij ook in de toekomst geroepen zal zijn de Nederlandsche Pharmacopee op de hoogte van en in overeenstemming met de behoefte van den tijd te houden, een zelfstandige arbeid den grondslag van haar werk moest vormen, besloot onverwijld over te gaan tot het vervaar- digen van een ontwerp voor de 4de uitgave der Nederlandsche Pharmacopee. Ten einde echter bekend te worden met de behoefte, die er bestond aan een voorloopige aanvulling, dan wel wijziging der in werking zijnde Pharmacopee, besloot zij het gevoelen te vernemen van de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst en van de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Phannacie. Toen uit de van deze lichamen ontvangen antwoorden bleek, dat deze geen prijs stelden op een Supplement op de 3de uitgave der Pharmacopee en zij de voorkeur gaven aan een geheel nieuwe bewerking van het artsenijboek, besloot de Commissie van de samenstelling van zoodanig Supplement af te zien. Verzoeken om 3. De Commissie besloot voorts de Nederlandsche medewerking, geneeskundigen en apothekers in de gelegenheid te stellen, hunne wenschen voor het ontwerp der nieuwe Pharmacopee kenbaar te maken. Zij richtte de volgende circulaire tot de Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst en tot de Maatschappij ter bevordering der Pharmacie. „De Commissie, belast met het vervaardigen van een ontwerp voor eene nieuwe uitgave der Nederlandsche Pharmacopee, neemt de vrijheid Uwe medewerking te verzoeken bij haren arbeid. Om n.1. bekend te worden met de denkbeelden der Apothekers en Geneeskundigen in Nederland ten opzichte van de volgende punten : Welke wijzigingen wenscht Gij in de Pharmacopee te zien ingevoerd en op welke gronden ? Welke artikelen wenscht Gij uit de Pharmacopee weggelaten en welke daaraan toegevoegd te zien ? ......... TT , , , , „ geneeskunst-oefenaren richt zii zich tot U met het verzoek, alle 2 : apothekers in de gelegenheid te willen stellen hunne wenschen in deze kenbaar te maken. Uwe medewerking zeer op prijs stellende, veroorlooft de Commissie zich, U uit te noodigen, haar op de bovenvermelde vragen ingekomen antwoorden voor 1 Januari 1900 te willen doen toekomen." Te gelijkertijd verzond de Commissie de volgende circulaire aan de Geneeskundige Raden. „De Commissie belast met het vervaardigen van een ontwerp voor een nieuwe uitgave der Nederlandsche Pharmacopee neemt de vrijheid U beleefdelijk te verzoeken haar te willen inlichten omtrent de volgende punten: Welke wijzigingen wenscht Gij in de Pharmacopee te zien ingevoerd en op welke gronden? Uwe voorlichting zeer op prijs stellende, veroorlooft de Commissie zich, U uit te noodigen, haar uw antwoord voor 1 Januari 1900 te willen doen toekomen." Bovendien richtte de Commissie tot Z. E. den Minister van Binnenlandsche zaken het verzoek, aan Z. E. den Minister van Koloniën den wensch der Commissie over te brengen om de geneeskundigen en de apothekers in Oost- en WestIndië in de gelegenheid te stellen hunne wenschen betreffende de nieuwe uitgave der Pharmacopee kenbaar te maken. Als gevolg van deze verzoeken kreeg de Commissie de beschikking over vele gegevens, die in twee blauwboeken systematisch geordend werden. Zij hebben de Commissie tot richtsnoer gediend bij de inrichting van haren arbeid in het algemeen, terwijl de opmerkingen, bij de verschillende artikelen gemaakt, bij de vaststelling der nieuwe formuleering met zorg overwogen en voor een groot deel dankbaar aanvaard werden. Werkingsom- 4. Door de Vereeniging ter bevordering der geneeskundige vang der wetenschappen in Nederlandsch-Indië was de wensch te Pharmacopee. ]jennen gegeven, dat voor Nederlandsch-Indië een afzonderlijke Pharmacopee zou samengesteld worden, te vervaardigen door eene in Noderlandsch-Indië te benoemen Commissie; of, voor het geval hiertegen in Nederland overwegende bezwaren mochten bestaan, aan een Commissie van in Neder landsch-Indië woonachtige geneeskundigen en apothekers, de bewerking van een Supplement op de Nederlandsche Pharmacopee op te dragen. Deze wensch heeft in de Commissie tot uitvoerige gedachtenwisseling aanleiding gegeven. Na overweging ook van verschillende stukken van den Minister van Koloniën, welke door den Minister van Binnenlandsche zaken voor bericht en raad aan de Commissie waren gezonden, en waarin o.a. de wenschelijkheid eener Pharmacopee voor het geheele Rijk werd geuit, besloot zij aan Z. E. den Min. v. Binnenlandsche zaken in overweging te geven, het daarheen te willen leiden, dat de 4J' uitgave der Nederlandsche Pharmacopee verbindend verklaard wordt voor het geheele Rijk, zoowel binnen als buiten Europa; met dien verstande, dat in de Pharmacopee slechts voor het Rijk in Europa zal worden aangegeven, welke geneesmiddelen in elke apotheek moeten voorhanden zijn; dat echter voor de Rijksdeelen, buiten Europa gelegen, bepaald daartoe aangewezen Commissiën de lijsten zullen ontwerpen van geneesmiddelen, die «laar in de apotheken in voorraad moeten zijn. Opname van 5. Bovendien werden overeenkomstig de wenschen uit geneesmidde- Nederlandsch-Indië verschillende middelen opgenomen, die lentenbehoeve • *,„4. t>--i • j. i , . van Neder- J in Europa tot nog toe geen of nagenoeg geen landsch IndiS. toepassing hebben gevonden, doch die iu Indië tot de veel gebruikte geneesmiddelen behooren. Voorts werd rekening gehouden met de door het verschil iu klimaat noodzakelijke wijziging in de samenstelling van zalven, terwijl deze Pharmacopee ook op andere plaatsen blijken geeft, dat met de behoefte der koloniën rekening is gehouden. Keuze der op- 6* Ten opzichte van de keuze der opgenomen artikelen genomen jn het algemeen, zij vernield, dat rekening werd gehouden artikelen. met de aan de Commissie kenbaar gemaakte wensclien; met dien verstande, dat de Commissie ook te rade is gegaan met de chemische, physische en physiologische eigenschappen der middelen, hunne betere houdbaarheid en al die omstandigheden, welke bij de beoordeeling van verschillende gewenschte, gelijkwerkende of naverwante stoffen het doen eener keuze konden vergemakkelijken. Had de Commissie alle artikelen opgenomen, welke gewenscht werden, dan zoude de omvang der Pharmacopee nog aanzienlijk grooter zijn geworden. Waar deze Pharmacopee echter de legger zal zijn, waarop de Commissie zal voortbouwen en een jaarlijksche aanvulling of wijziging haar is opgedragen, kan het ontbreken van sommige op dit oogenblik veel gebruikte middelen verklaard worden door het verlangen der Commissie om de uitgave van dit werk, die door de talrijke wisselingen, welke onder hare leden helaas hebben plaats gehad, toch reeds groote vertraging heeft ondervonden, niet langer uit te stellen. Ook werden enkele artikelen niet opgenomen, die wel is waar reeds geruimen tijd door de geneeskundigen worden voorgeschreven, doch waarvan de samenstelling niet genoegzaam bekend is om behoorlijk omschreven eischen van zuiverheid mogelijk te maken of een bereidings-voorschrift aan te geven. Het zijn veelal fabriekmatig verkregen stoffen, die, onder een bepaalden naam in den handel komend, zoowel door buifcenlandsche patentvoorschriften als door inschrijving van den naam bij het Bureau van den industrieelen eigendom, tot den werkkring eener enkele fabriek beperkt blijven, welke, gesteund door haar monopolie, veelal niet bereid zal gevonden worden zich naar de eischen eener Pharmacopee te regelen. 2 Nederlandsche 7. Overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van art. 3 en Latijnsche der Wet van den 2don November 1871 (Staatsblad 118) wordt uitgaven. 00k deze uitgave der Pharmacopee zoowel in de Nederlandsche als in de Latijnsche taal vastgesteld. De meeste leden der Commissie achtten de voordeelen, verbonden aan het verschijnen eener Latijnsche uitgave, van dien aard, dat een voorstel om bij de Regeering op wijziging der genoemde wet aan te dringen geen meerderheid kon vinden. De Pharmacopee is in het Nederlandsch bewerkt en daarna in het Latijn vertaald. Ofschoon aan die vertaling veel zorg is besteed, wenscht de Commissie toch aan den oorspronkelijken, Nederlandschen tekst den voorrang toe te kennen. Volgorde der 8. De volgorde der artikelen is de alphabetische gebleven, artikelen. omdat deze vorm voor de praktijk, waarvoor de Pharmacopee toch in de eerste plaats dienstbaar gemaakt moet worden, het meest gewenscht is. Benaming der 9. De Latijnsche benamingen der artikelen zijn met slechts artikelen. weinig uitzonderingen in aansluiting met die der vorige uitgave. Wel had de Commissie oorspronkelijk het voornemen de Latijnsche namen der chemische artikelen in overeenstemming te brengen met de in naburige landen gebruikelijke benamingswijze, waardoor niet alleen meer aansluiting met de Pharmacopeëen dezer landen zou worden verkregen, maar waardoor bovendien, met behoud van de alphabetische volgorde, een pharmacologisch beter voldoende rangschikking kon worden verkregen. Op de in 1902 te Brussel samengekomen Conferentie voor de unificatie van de samenstelling der sterkwerkende geneesmiddelen is echter gebleken, dat de afgevaardigden ter Conferentie algemeen van oordeel waren, dat ook ten opzichte van de benaming der geneesmiddelen internationale overeen- stemming wenschelijk is, en waar nu de wensch werd uitgesproken deze aangelegenheid tot een punt van behandeling op een latere Conferentie te maken, daar meende de Pharmacopee-Commissie niet goed te doen aan de aanvankelijk door haar voorgestane wijziging in de benaming der chemische artikelen vast te houden. De Nederlandsche benamingen der artikelen, die met enkele uitzonderingen op de Latijnsche volgen, zijn niet altijd woordelijke vertalingen van deze laatste. Daar, waar door het gebruik een andere naam meer gewettigd was, of wel een korte, bruikbare naam kon worden gevormd, meende de Commissie dezen den voorrang boven den woordelijk vertaalde te moeten geven. Beschrijving 10. Bij de beschrijving van de Simplicia besloot de Comvan Simplicia, missie, voor de namen der artsenijgewassen den naam, vermeld in den Index Kewensis, en het daar opgegeven literatuurcitaat zooveel mogelijk over te nemen. De beschrijvingen der Simplicia missen uit den aard der zaak het bindend karakter van de meeste voorschriften der Pharmacopee. Zij zijn echter, ook wat de microscopische kenmerken der poeders betreft, zóó uitvoerig, dat zij tot een identificatie in staat stellen en bijmengselen of vervalschingen doen op het spoor komen, ook zonder dat deze met name genoemd zijn. Beschrijvingen van de microscopische kenmerken der Simplicia als zoodanig zijn niet opgenomen, daar zij voor het herkennen slechts zelden noodig zijn, en een wetenschappelijk eenigszins bevredigend beeld van den microscopischen bouw de hier beschikbare ruimte ver overschrijden zou. De microscopie der poeders is daarentegen opgenomen, omdat deze voor de herkenning noodzakelijk is en ten einde de eischen van zuiverheid vast te stellen, waaraan de in den handel voorkomende poeders moeten voldoen. Bij het maken dezer beschrijvingen zijn de eischen der praktijk geheel op den voorgrond gehouden. Steeds vangt de beschrijving aan met die bestanddeelen, welke de hoofdmassa van het poeder uitmaken, om geleidelijk naar de minder voorkomende af te dalen. De uitkomsten van het onderzoek naar zetmeel zijn altijd vermeld, ook in die gevallen waarin deze stof niet of niet in noemenswaardige hoeveelheid aanwezig is. Zulke negatieve opgaven zijn voor dit geval noodig geacht, omdat vermenging van poeders met zetmeel zeer voor de hand ligt en hier dus elke twijfel moet zijn buitengesloten; deze opgaven zijn aan het einde der beschrijvingen geplaatst. In twijfelachtige gevallen, in 't bijzonder waar vermenging met poeders van naverwante plantendeelen ondersteld kan worden, is vergelijking met een standaard poeder noodzakelijk. De poeders worden microscopisch onderzocht in water, in chloralhydraat en in iood-chloralhydraat. Als bij uitzondering eenig ander medium gebruikt werd, is dit vermeld. Onder kristallen, zonder meer, zijn die van calciumoxalaat te verstaan. De ligging van het kernvlekje in excentrische zetmeelkorrels is in den vorm van een breuk aangeduid, zóó dat teller en noemer de verhouding uitdrukken tusschen de afstanden van het kernvlekje tot de twee tegenovergestelde uiteinden van de lengte der korrels. Derhalve beteekent Yi> dat het kernvlekje centraal is, l/3 dat het op een derde der lengte van den korrel ligt, enz. Aangaande de maten en getalsopgaven, die in verscheidene beschrijvingen worden aangetroffen, diene het volgende. In dit opzicht verkeert de wetenschap thans in een overgangsstadium. Men weet dat de fluctueerende variatie volgens vaste wetten plaats heeft, welke langs statistischen weg kunnen worden opgespoord en dat de variatiën plaats hebben op een wijze, die door de foutenkromme kan worden voorgesteld of wel door scheeve krommen van verschillenden aard. Ook blijkt bij nader onderzoek meer en meer, dat de vroeger gebruikelijke schattingen dikwijls onjuist zijn. Maar slechts bij uitzondering hebben voor bepaalde gevallen de statistische bepalingen plaats gehad, die in een volgende uitgave der Pharmacopee zeker niet zullen mogen ontbreken. Onder deze omstandigheden was het niet mogelijk hier volgens een vast stelsel te werk te gaan. Waar statistische gegevens voorhanden waren, zijn deze opgenomen: bij de eenvoudigste voorbeelden alleen door vermelding van de betrekkelijke frequenties der afzonderlijke in de natuur voorkomende gevallen; bij de meer samengestelde op verschillende wijze, naarmate de variatie volgens de normale foutenkromme, dan wel volgens een scheeve kromme plaats heeft. In het geval van de normale foutenkromme wordt opgegeven : 1° de Mediane (M), dat is de waarde aan weerszijden waarvan de frequentiën even groot zijn, tegelijkertijd de waarschijnlijkste en de gemiddelde waarde; 2° het Quartiel (Q), bij de mathematici als waarschijnlijke fout bekend, dat is de waarde, die men bij M moet tellen en daarvan aftrekken om de grenzen te krijgen, die juist de helft der individu's omvatten. Een voorbeeld ter opheldering: als men vindt dat voor het aantal stempelstralen van Fructus Papaveris M = 9,5 is en Q = 1,2, dan wil dat zeggen dat de helft der vruchten van 8,3 tot 10,7 ') stralen heeft. Deze getallen afrondende komt men dan tot de praktische gevolgtrekking, dat de helft der vruchten van 8 tot 11 stralen heeft, een vierde deel minder dan 8 en een ander vierde deel meer dan 11. Door deze grootheden M en Q krijgt *) In een gebroken getal is hier niets vreemds gelegen; het aantal stralen \an een bepaalde vrucht moet natuuilijk altijd een geheel getal ziju, maar dit geldt niet voor het gemiddelde. men dus een goede voorstelling niet alleen van het gemiddelde, maar ook van de frequentie der verschillende afwijkingen daarvan. Waar de variatie volgens een scheeve kromme plaats heeft wordt alleen het arithmetisch midden (x) opgegeven. Heeft hiermede het principe eener meer rationeele bepaling van maten en getallen bij simplicia zijne intrede in de Pharmacopee gedaan, in de meeste gevallen was het door gebrek aan gegevens onmogelijk dit toe te passen. Dan hebben de opgaven naar omstandigheden op zoodanige wijze plaats gehad, dat zooveel mogelijk vertrouwbare waarden gegeven werden; soms een geschat gemiddelde, soms de twee uiterste waargenomen waarden, in vele gevallen ook alleen de hoogste waargenomen waarde, die dus bij uitzondering kan worden aangetroffen. Droge simplicia moeten, zoover noodig, zooals bijvoorbeeld vele bladen, vóór het onderzoek worden opgeweekt. Bij de beschrijving der uitwendige kenmerken is herhaaldelijk gebruik gemaakt van een ongeveer 50-malige vergrooting bij opvallend licht. Het aantal simplicia, waarin een zeker gehalte aan werkzame bestanddeelen wordt geeischt, is in deze uitgave vermeerderd. Dat daarbij tevens de te volgen methode van bepaling nauwkeurig is omschreven, zal voor den deskundige geen nadere toelichting behoeven. Beschrijving van scheikun dige verbindingen. 11. De scheikundige verbindingen zijn behalve door den naam meestal ook door de chemische formule aangeduid. De Commissie wenscht hiermede niet altijd aan te geven, dat het zuivere lichaam, met die formule overeenstemmend, wordt bedoeld. De graad van zuiverheid, die van de betreffende stof wordt verlangd, volgt genoegzaam uit de beschrijving. De vermelding van de chemische formule moet derhalve worden opgevat als een nadere identificatie der stof, te vergelijken met den aanhei der simplicia, waarbij de herkomst dezer artikelen wordt aangeduid. De beschrijving van de chemische artikelen sluit zich overigens grootendeels aan, bij de 3de uitgave der Pharmacopee. De opgenomen cijfers voor de oplosbaarheid, het smeltpunt en het kookpunt zijn met slechts weinige uitzonderingen opnieuw bepaald. De beteekenis der reactiën werd op verscheidene plaatsen verduidelijkt door de vermelding van de verontreinigingen op welke zij betrekking hebben. Beschrijving 12. In de beschrijving van de wijze waarop Galenische i/anCalenische preparaten worden verkregen, is, nog meer dan in de vorige uitgave, de regel gevolgd om de opeenvolgende bewerkingen gaandeweg te beschrijven en niet de bereidingsmethode door een opsomming van de benoodigde grondstoffen te doen voorafgaan. Dat ook bij deze artikelen het aantal dergene, waarin een bepaald gehalte aan werkzame bestanddeelen wordt vereischt is uitgebreid, houdt verband met de vermeerdering der gegevens, die daaromtrent zijn verkregen. preparaten. Internationale regeling ten opzichte van sterkwerkende geneesmiddelen. 13. De reeds hierboven vermelde te Brussel gehouden Conferentie voor de unificatie van de samenstelling der sterk werkende geneesmiddelen, heeft als uitkomst harer besprekingen een lijst van grondstoffen en van daaruit bereide artikelen samengesteld, die naar hare opvatting in alle Pharmacopeëen, óf een bepaald gehalte aan werkzame bestanddeelen behooren te bevatten óf naar een bepaalde methode behooren te worden bereid, om daardoor zoo veel mogelijk waarborg voor een overeenkomstige samenstelling te bezitten. In het midden latende of de op die lijst voorkomende voorschriften als verbeteringen der in de 3d0 uitgave der Nederlandsche Pharmacopee opgenomen bereidingswijzen kunnen gelden, heeft de Commissie niet geaarzeld de internationale voorschriften in de Pharmacopee op te nemen. Zij worden aangeduid door de letters F. I. (.Formula international is), die achter den naam van het artikel zijn aangebracht. Eenheid in de samenstelling der geneesmiddelen is toch zóó gewenscht, dat ter wille dier eenheid lokale opvattingen moeten wijken voor internationale overeenkomsten, a.1 gaan daarmede minder gewenschte wijzigingen gepaard. Maat en ge- 14. In de bereidingsvoorschriften wordt als regel van gewicht. wichtsdeelen gewag gemaakt. Daar, waar de aanwending van maatdeelen zonder bezwaar kon plaats vinden, meende de Commissie een bescheiden stap in die richting te moeten doen, in de overweging, hiermede hare voorschriften aan feitelijke, praktische toestanden meer te doen aansluiten. Onderdeelen van het gram zijn weder zelfstandig als milligrammen aangeduid. De Commissie herhaalt den wensch, reeds in de vorige uitgave kenbaar gemaakt, om n.1. bij het schrijven van recepten dienzelfden vorm te volgen. Grootste gif. 15. Ook in deze uitgave zijn voor een aantal sterkeen van sterk- werkende geneesmiddelen de grootste giften opgenomen, wer en e ge- jje per keer en per etmaal kunnen worden toegediend. neesmidaelen. „ _ . . . 1 . ° De Oommissie is overtuigd hiermede tegemoet te komen aan de wenschen van het meerehdeel der apothekers, die hierin een handleiding kunnen zien bij het in acht nemen van het 2'ie lid van art. 8 van de Wet van 1 Juni 1865, regelende de uitoefening der Artsenijbereikunst. Zij is zich wel bewust, dat tegen de vaststelling dezer giften op wetenschappelijke gronden bedenkingen zijn aan te voeren. Waar echter aan hare vermelding belangrijke voordeelen voor de praktijk zijn verbonden cn de geneeskundigen steeds de bevoegdheid hebben die giften te overschrijden, bestond voor haar geen overwegende reden om van het standpunt, door hare voorgangers ingenomen, af te wijken. De grootste giften per keer en per etmaal zijn onder de artikelen vermeld en komen bovendien voor in den bladwijzer. Zij moeten zoodanig worden opgevat, dat deze giften gelden voor volwassenen. Zij mogen in de geneeskundige voorschriften niet overschreden worden, tenzij het teeken J achter het cijfer van grootere giften wordt geplaatst. Indien geen bijzondere giften voor bepaalde aanwendingswijzen zijn vermeld, gelden deopgegeven giften voor de toediening door den mond, in onderhuidsche inspuitingen, in lavementen, in zet kaarsjes en in inspuitingen in het urogenitaal-apparaat. Eerste hulp bij 16. Voor het eerst wordt thans in de Nederlandsche Pharvergiftigmgen. maC0pee opgenomen een handleiding, die bij de eerste hulp, te verleenen bij plotseling voorkomende vergiftigingen, van dienst zijn kan. Het opnemen dezer handleiding vindt zijn grond in den wensch, van verschillende zijden daartoe kenbaar gemaakt. De aanwending der opgegeven middelen, die uit den aard der zaak gemakkelijk in de toepassing moesten zijn, ontslaat niet van den plicht onverwijld geneeskundige hulp in te roepen. Bewerkte 17. In opdracht van Zijne Excellentie den Minister van lijsten. Binnenlandsche Zaken, werden herzien: a. de lijst van vergiften, die in de gesloten vergiftkasten bewaard moeten worden; b. de lijst van vergiften, die, mits zij duidelijk een blauw kruis als kenmerk dragen, desverkiezend buiten de gesloten vergiftkasten bewaard mogen worden. Het komt de Commissie wenschelijk voor, dat de vergiften van lijst a. van een rood kruis worden voorzien en dat zij, afgescheiden van de vergiften van lijst b., in een afzonderlijke kast worden bewaard; voorts dat de vergiften van lijst b. ook bij bewaring in een gesloten vergiftkast door een blauw kruis worden gekenmerkt; c. de lijst der stoffen,, bedoeld in art. 30 der Wet van 1 Juni 1865, regelende de uitoefening der Artsenij bereidkunst (Staatsblad N°. 61); d. de lijst van geneesmiddelen, welke de apotheekhoudende geneeskundigen voorhanden moeten hebben. Lijsten en 18. In de Pharmacopee zijn opgenomen eenige lijsten en Tabellen. tabellen, die óf voor de toepassing der voorschriften of voor de dagelijksche praktijk noodzakelijk of wenschelijk zijn gebleken. Ten einde den omvang der Pharmacopee, die door de wijze van bewerking van verschillende artikelen toch reeds vrij aanzienlijk is geworden, niet nog meer uit te breiden, zijn verscheidene, vroeger in de Pharmacopee afzonderlijk opgenomen, lijsten thans met den algemeenen bladwijzer vereenigd. De verkorte titels van de lijsten en tabellen, die afzonderlijk werden opgenomen, volgen hier: I. Lijst van Reagentia. II. Lijst van Titervloeistoffen. III. Tabellen, aangevende de soortelijke gewichten van de oplossingen van eenige alkaliën en zuren en de daarmede overeenkomende gewichtsprocenten en titrimetrische verhoudingen. IV. Tabel, aangevend de soortelijke gewichten van eenige vloeistoffen bij de temperaturen van 12°-35°. V. Tabel, aangevend het aantal druppels per gram voor eenige vloeistoffen. VI. Tabel, aangevend de verhouding tusschen het soortelijk gewicht van spiritus en zijn gehalte aan alkohol. VII. Saturatietabel. VIII. Tabel van gebruikte atoomgewichten. Amsterdam, 31 Mei 1905. Namens de Commissie, H. Wefers Bettink, Voorzitter. L. van Itallie, Secretaris. ALGEMEENE REGELEN. 1. De namen der geneesmiddelen, die niet in elke Apotheek behoeven voorhanden te wezen, zi jn met een kruis (-J-)gemerkt. 2. De geneesmiddelen, met inbegrip van die, welke tot den voorraad behooren, moeten zóó bewaard worden, dat elke verandering door licht, lucht of vochtigheid zooveel mogelijk wordt voorkomen. Vluchtige geneesmiddelen — en die, welke vluchtige of licht veranderlijke bestanddeelen bevatten — moeten in goed gesloten flesschen, blikken of andere geschikte vaten bewaard worden. Bij enkele wateraantrekkende geneesmiddelen is aangegeven, dat zij met behulp van ongebluschte kalk moeten worden bewaard. Deze bepaling heeft slechts betrekking op de hoeveelheid van het geneesmiddel, die voor dagelijksch gebruik in de Apotheek aanwezig is. In den voorraad kunnen wateraantrekkende geneesmiddelen, behalve met behulp van ongebluschte kalk, ook bewaard worden in toegesmolten glazen buizen, goed sluitende glazen stopflesschen of ilesschen waarvan de kurk door het aanbrengen van een laag paraffine of een andere waterafsluitende stof voor vocht ondoordringbaar is gemaakt, en in blikken bussen. Bij enkele geneesmiddelen is aangegeven, dat zij buiten invloed van het licht moeten worden bewaard. Voor zoover deze bepaling betrekking heeft op de hoeveelheid van het geneesmiddel, die voor dagelijksch gebruik in de Apotheek aanwezig is, wordt hieronder verstaan, dat het geneesmiddel wordt bewaard in flesschen van zwart, rood of donker-geelbruin glas. Zalven en extracten mogen worden bewaard in potten, uit een ondoorschijnende stof vervaardigd. De voorraad, dieniet voor dagelijksch gebruik in de Apotheek is bestemd, mag ook worden bewaard in een voor het licht afgesloten ruimte. 3. Tenzij anders is voorgeschreven, worden de onderdeelen van planten, noodig ter bereiding van geneesmiddelen, steeds verondersteld in gedroogden toestand te verkeeren. 4. Het woord „deelen" beteekent gewichtsdeelen; het woord „procenten" (pet.) beteekent gewichtsprocenten. Waar voor de sterkte van oplossingen de schrijfwijze (1 = 2), (1^:10), (1 = 50), enz. gebruikt is, wordt bedoeld: 1 deel der op te lossen stof in 1, 9, 49, enz. deelen van het oplosmiddel. 5. De temperatuur is opgegeven volgens Celsius. Waar de temperatuur niet nader is aangeduid, wordt die der omgeving bedoeld. De opgaven van de oplosbaarheid en van het soortelijk gewicht hebben dan echter steeds op 15° betrekking. Onder „verwarmen" wordt verstaan het brengen op een temperatuur van 100° en daar beneden, onder „verhitten" het brengen op een temperatuur boven 100°. Voorts wordt verstaan onder: lauic water water van 30° —40°; warm water water van 60° —70°; heet water water van 85° —95°; macereeren . . . verwarmen bij 15° —25°; digereeren. . . . verwarmen bij 35° —45°; infundeeren. . . verwarmen bij 90° —98°. 6. De eenheid voor het soortelijk gewicht is water van 4°. 7. Het smeltpunt wordt bepaald door een klein deel der vooraf gedroogde stof, in een capillair buisje, dat aan een zijde toegesmolten is en ter hoogte van den bol aan een thermometer bevestigd wordt, zoodanig te verwarmen of te verhitten, dat ook de thermometerschaal zooveel mogelijk de temperatuur van den bol bezit. Het smeltpunt van vetten en van vetachtige lichamen wordt bepaald door een weinig der stof in gesmolten toestand in een, aan beide zijden open, dunwandig buisje te brengen. Na 24 uur wordt het buisje ter hoogte van den bol aan een thermometer bevestigd en in glycerine zoolang verwarmd, dat het vetzuiltje doorzichtig is geworden en door de glycerine in de hoogte wordt gedreven. 8. Het stolpunt wordt bepaald door enkele cM? der stof in een reageerbuis te smelten, in de gesmolten massa een thermometer te dompelen en de buis met haren inhoud in een lucht- of waterbad, bij rustig staan, een weinig beneden het te verwachten stolpunt te laten afkoelen. De stolling wordt dan ingeleid door het inbrengen van een klein kristal der stof en als stolpunt aangenomen de temperatuur, waarbij de kwikzuil van den thermometer eenige oogenblikken onveranderd blijft staan. 9. Het kookpunt wordt bepaald door de stof te destilleeren, zoo dat de bol en de kwikzuil van den thermometer zich geheel in den damp der kokende vloeistof bevinden. De opgegeven kookpunten hebben betrekking op een barometerstand van 760 mM. 10. De uitdrukking „geen weegbare rest" moet worden opgevat als aangevend een hoeveelheid kleiner dan 1 mG. Indien niet anders wordt opgegeven, zijn de zuiverheidsreacties te verrichten met 5 cM? der te onderzoeken vloeistof en 3 druppels van het reagens. Bij de namen der reagentia in oplossing is het woord „oplossing" kortheidshalve weggelaten. 11. Als verkorte schrijfwijze voor de namen der gewichten en maten worden de volgende teekens gebruikt: G. = Gram. & = Mikron (duizenste 12. De balansen, bij de bereiding der Geneesmiddelen te gebruiken, zijn: A. Milligrambalansen: Gelijkarmige balansen, wier draagvermogen x) gelegen is tusschen 10 en 50 G. B. Grambalansen: B( Gelijkarmige balansen, wier draagvermogen gelegen is tusschen 100 en 250 G. of B3 wier draagvermogen gelegen is tusschen 250 en 1000 G. Deze balansen moet in zijn gevoelig, juist en bestendig. a. De gevoeligheid moot blijken uit den blijvenden doorslag van de tong of naald, die, bij volle belading, dooreen klein overwicht wordt teweeggebracht. Die doorslag moet per decimeter lengte van de tong of naald, ten minste 2 millimeter bedragen. Het overwicht moet ten hoogste bedragen: voor de balansen A: 5 mG. voor de balansen Bj: 50 mG. voor de balannen B2: 200 mG. !) Onder „draagvermogen" wordt verstaan het gewicht van de grootste hoeveelheid, die op de balans mag worden afgewogen. deel van 1 mM.) mG. := Milligram. cM? — Kubieke Centimeter. L. Liter. mM. = Millimeter. cM. = Centimeter. dM. = Decimeter. M. rr Meter. b. De juistheid moet blijken, doordat bij volle belading, na omzetting der gewichten, de punt der tong of naald geen grooter verschil met den vorigen evenwichtstoestand aanwijst dan 0,5 millimeter per decimeter lengte van de tong of naald. c. De bestendigheid moet blijken, doordat de balans, onbeladen of beladen, in schommeling gebracht, met langzaam regelmatig kleiner wordende schommelingen tot den evenwichtstoestand terugkeert, en het verschil tusschen eenige achtereenvolgende evenwichtstoestanden van de punt der naald niet meer bedraagt dan 0,5 millimeter per decimeter lengte van de tong of naald. 13. Het gewicht der druppels van vloeistoffen wordt bepaald met den druppelteller, aangenomen in de Internationale Conferentie voor de unificatie der sterkwerkendë geneesmiddelen. De uitvloeiopening der druppelbuis, met een middellijn van 0,6 millimeter, is gelegen in het midden eener cirkelvormige afdruppelvlakte, waarvan de middellijn 3 millimeter bedraagt. 20 druppels water, bij 15°, met dit toestel gedruppeld, wegen 1 gram. 14. Bij het voorschrijven van vloeibare geneesmiddelvormen wordt den geneeskunstoefenaren aanbevolen, de dosis in kubieke centimeter op te geven en zich zooveel mogelijk te onthouden van het doseeren bij lepels. Waar dit echter niet mogelijk is, rekene men den inhoud der lepels als volgt: 1 Eetlepel = 15 cM? 1 Dessert- of Paplepel = 8 cM? 1 Theelepel = 3 cM? + Acetanilidum. Acetanilide. Antifebrinum. Antifebrine. C6H5.NH(CsH30). Kleur- en reukelooze, glanzende, rhombische kristallen, die bij 113° smelten en bij sterkere verhitting geheel verbranden. Acetanilide is in 210 deelen water, in 3,6 deelen spiritus, alsmede in chloroform oplosbaar. Deze oplossingen reageeren neutraal. Wordt 10 mG. Acetanilide met 3 cM? natronloog gekookt, dan scheidt zich aniline af; worden nu 3 druppels chloroform toegevoegd, dan ontwijkt bij verwarming benzo-isonitrile. Wordt 100 mG. Acetanilide met 1 cM? zoutzuur 3 minuten gekookt, dan ontstaat een heldere oplossing, die na toevoeging van 3 cM? water, 1 druppel vloeibaar phenol en 2 cM5 chloorkalk, een vuil-paarse kleur aanneemt, welke door een overmaat van ammonia in een donkerblauwe overgaat. Wordt 500 mG. Acetanilide met 5 cM? verdund zoutzuur geschud, dan mag het filtraat, op de aangegeven wijze behandeld, niet verkleuren (anïlinezouten). De koud verzadigde oplossing in water mag door ferrichloride niet meer dan zwak geel worden. De oplossing van 1 deel Acetanilide in 10 deelen salpeterzuur moet kleurloos zijn (phenacetine). Grootste gift per keer 500 mG. Grootste gift per etmaal 2 G. 3 + Acetas aethylicus. Aethylacetaat. Actlier aceticus. Azijnaetker. chs.cooc,h5. Kleurlooze, heldere, aetherisch riekende, volkomen vluchtige, brandbare vloeistof, die in elke verhouding met spiritus en met aether mengbaar is. Soortelijk gewicht 0,900 — 0,904. Kookpunt 74° — 77°. Aethylacetaat mag onder het verdampen geen vreemden reuk verspreiden, noch op blauw lakmoespapier een roode vlek achterlaten. Bij 15° met een gelijk volumen water geschud, mag Aethylacetaat niet meer dan yi0 in volumen verminderen. Wordt Aethylacetaat voorzichtig op een gelijk volumen zwavelzuur gebracht, dan moet de grenslaag ongekleurd blijven. Acetas kalicus. Kaliumacetaat. ch3.cook. Kleurlooze, glanzende kristalblaadjes of wit, korrelig poeder. Kaliumacetaat is wateraantrekkend en in 0,3 deelen water en in 1,25 deelen spiritus oplosbaar. De oplossing van 1 G. in 20 cM? water geeft met de oplossing van 1 G. wijnsteenzuur in 5 cM? water een wit, kristallijn neerslag; de oplossing in water (1 = 10) wordt door ferrichloride donkerrood. De oplossing van 1 G. in 10 cM? water moet helder, kleurloos en neutraal of slechts zoo zwak alkalisch zijn, dat de alkalische reactie door V10 cM? N. zuur verdwijnt. De oplossing in water (1 = 20) mag door zwavelwaterstof, door zwavelammonium, door ammoniumoxalaat en door verdund zwavelzuur niet van uiterlijk veranderen. De oplossing in water (1 = 50) moet, na door verdund salpeterzuur zuur gemaakt te zijn, met zilvernitraat en met baryumnitraat minstens 5 minuten helder blijven. Door zwavelzuur mag Kaliumacetaat niet opbruisen en niet gekleurd worden. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Acetas plumbicus. Loodacetaat. Saccharuiii Saturui. Loodsuiker. (CH3.COO)oPb.3H„0. Kleurlooze, doorschijnende, monokline kristallen, vaak eenigszins verweerd aan de oppervlakte, met zoeten, daarna samentrekkenden smaak. Loodacetaat is in 2,4 deelen water oplosbaar. Deze oplossing reageert zuur. Bij verwarming verliest Loodacetaat eerst kristalwater en smelt dan onder ontwikkeling van azijnzuur; bij sterkere verhitting wordt het ontleed onder ontwikkeling van kooldioxyde en aceton en laat ten slotte een oranjekleurige ascli achter van loodoxyde, gemengd met-fijn verdeeld metallisch lood. De oplossing in water (1 = 20) is helder of licht troebel; zij geeft met kaliumbichromaat een geel neerslag, dat gemak- kelijk oplost in natronloog; met zwavelzuur, onder ontwikkeling van azijnzuur, een wit neerslag, dat gemakkelijk oplost in ammoniumacetaat. De oplossing van 5 G. Loodacetaat in 15 cM? water moet, na toevoeging van 2 cM? azijnzuur, helder zijn. De oplossing in water (1 = 20) moet met kaliumferrocyanide een zuiver wit (ijzer, koper) neerslag geven. Wordt aan de oplossing van 1 G. Loodacetaat in 10 cM? water zoutzuur toegevoegd, totdat zich geen neerslag meer vormt, uit de afgefiltreerde vloeistof het nog achtergebleven lood verwijderd door zwavelwaterstof en wordt opnieuw gefiltreerd, dan mag het liltraat door ammonia niet van uiterlijk veranderen en mag het, na uitdamping en gloeiing van de droogrest, geen weegbare rest achterlaten. Grootste gift per keer 50 mG. Grootste gift per etmaal 300 mG. + Acetotartras aluminicus. Aluminiumacetotartraat. Los op zeventien deelen Wijnsteenzuur 17 in twintig deelen Water 20 en meng deze oplossing met honderdzestig deelen Oplossing van Alumi- nlumacetaat 160 Damp de vloeistof in een porseleinen schaal tot stroopdikte uit, giet haar dan in dunne lagen op glazen platen, droog bij 30°, en bewaar de droge massa in een goed gesloten .flesch. Kleurlooze, niet kristallijne, zwak naar azijnzuur riekende, zuurachtig en samentrekkend smakende stukjes. Aluminiumacetotartraat is in een gelijk gewicht water oplosbaar, doch in spiritus onoplosbaar. De oplossing in water (1 = 10) kleurt blauw lakmoespapier rood; met natriumcarbonaat geeft zij een wit, geleiachtig neerslag, dat gemakkelijk oplost in natronloog. Wordt bij een oplossing van 500 mG. Aluminiumacetotartraat in 5 cM? water 600 mG. kaliumcarbonaat gevoegd en, na 1 minuut koken, gefiltreerd, dan ontstaat, wanneer het filtraat, na bekoeling, met 2cM? azijnzuur gemengd en krachtig geschud wordt, een kristallijn neerslag. Bij verhitting wordt Aluminiumacetotartraat ontleed onder ontwikkeling van azijnzuur en het verspreiden van een reuk als die van caramel, terwijl een met kool gemengde asch achterblijft, die vochtig rood lakmoespapier niet blauw kleuren mag. De oplossing in water (1 = 2) moet bij verwarming helder on dun vloei baar blijven. Met de viervoudige hoeveelheid water gemengd, mag zij, na toevoeging van enkele druppels zoutzuur, door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen; na toevoeging van enkele druppels salpeterzuur mag zij door zilvernitraat niet en door baryumnitraat niet terstond troebel worden. Na gloeiing moet Aluminiumacetotartraat minstens 22,5 pet. aluminiumoxyde achterlaten. Acetum Digitalis. Digitalisazijn. Macereer tien deelon Digitalisbladen, tot poeder (B10) gebracht, met een mengsel van negentig deelen Verdund Azijnzuur 90 en tien deelen Spiritus 10 onder herhaald schudden gedurende 5 dagen; coleer, pers uit, en filtreer. Heldere, bruingele vloeistof, welke zuur en zeer bitter smaakt. Wordt 5 cM? Digitalisazijn uitgedampt, de rest opgenomen in 2 cM? water en gemengd met 10 druppels oplossing van basisch loodacetaat, dan ontstaat een neerslag; wordt nu gefiltreerd, het filtraat geschud met chloroform, de chloroform verdampt en de rest opgelost in 2 cM? ijsazijn, dan moet, wanneer deze oplossing, na toevoeging van een spoor ferrichloride, op zwavelzuur gebracht wordt, de grenslaag rood en de laag daarboven blauw worden. Buiten invloed van het licht te bewaren. Grootste gift per keer 2 G Grootste gift per etmaal 6 G. + Acetum Mylabridum. My labrisazijn. Macereer tien deelen Mylabriskevers, tot poeder (Bjn) gebracht, 10 met een mengsel van negentig deelen Azijnzuur 90 en tien deelen Spiritus 10 onder herhaald schudden gedurende 5 dagen; coleer, pers uit, en filtreer. Bruingele, sterk blaartrekkende vloeistof, die in Nederlandsch Oost-Indië als Spaansche-Vliegentinctuur gebruikt wordt en ongeveer 3-maal zooveel cantharidinc bevat. Grootste gift per keer (50 mG. Grootste gift per etmaal 200 mG. + Acetum pyrolignosum depuratum. Gezuiverde Houtazijn. Acetum pyrolignosum. Houtazijn. Door destillatie van ruwen houtazijn verkregen vloeistof, die 6 pet. CHs.COOH bevat. Lichtgele of lichtgeelbruine, heldere vloeistof, die brandig en naar azijnzuur riekt en smaakt. Gezuiverde Houtazijn mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen. Met de dubbele hoeveelheid water gemengd, moet Gezuiverde Houtazijn, na toevoeging van baryumnitraat en van zilvernitraat, minstens een halve minuut helder blijven. Wordt bij een mengsel van 10 cM? verdund zwavelzuur en 50 cM? kaliumpermanganaat (1 = 1000) 5 cM? Gezuiverde Houtazijn gevoegd, dan moet de roode kleur binnen 1 minuut verdwenen zijn. 10 cM? Gezuiverde Houtazijn moet ter neutralisatie 10 cM? N. alkali vereischen. + Acetum Rhinacanthi. Rhinacanthusazij n. Macereer tien deelen Rhinacanthuswortel, tot poeder (A^s) gebracht, 10 met een mengsel van negentig deelen Verdund Azijnzuur 90 en tien deelen Spiritus 10 onder herhaald schudden gedurende 5 dagen; coleer, pers uit, en filtreer. Gele vloeistof. Buiten invloed van het licht te bewaren. + Acetum Scillae. Scil la-Azijn. Zeeajuinazijn. Macereer tien deelen Scillabol, fijngesneden, 10 met een mengsel van negentig deelen Verdund Azijnzuur 90 en tien deelen Spiritus 10 onder herhaald schudden gedurende 5 dagen; coleer, pers zacht uit, laat bezinken, en filtreer. Heldere, lichtgele vloeistof, die eerst zuur en daarna bitter smaakt. Wordt 1 cM? Scilla-azijn uitgedampt en de verdampingsrest met zoutzuur op een waterbad verwarmd, dan wordt het vocht rood. Buiten invloed van het licht te bewaren. + Acidum aceticum. Azijnzuur. Vloeistof, bestaande uit 30 pet. CH3.COOH en 70 pet. water. Kleurlooze, heldere, zure, prikkelend riekende vloeistof, die in elke verhouding met water en met alkohol mengbaar is en bij verwarming geheel vervluchtigt. Soortelijk gewicht 1,041. Een mengsel van Azijnzuur en water (1 = 5) wordt, na neutralisatie met een alkali, door ferrichloride donkerrood. Na neutralisatie van Azijnzuur met een alkali mag de vloeistof niet brandig rieken. Een mengsel van Azijnzuur en water (1 = 5) mag noch door zwavelwaterstof, noch door zilvernitraat van uiterlijk veranderen; evenmin door baryumnitraat, ook wanneer vooraf chloorwater is toegevoegd (zicaveldioxyde). Hot gas, omwikkeld door inwerking van een stukje zink op een mengsel van 3 cM? Azijnzuur en 6 cM? verdund zoutzuur, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. Een mengsel van 20 cM? Azijnzuur en 1 cM? kaliumpermanganaat (1 = 1000) mag binnen 10 minuten niet ontkleurd worden. 5 cM5 Azijnzuur moet ter neutralisatie 26 cM? N. alkali vereischen. + Acidum aceticum concentratum. Sterk Azijnzuur. Acidum accticum glaciale. IJsazijn. CHj.COOH. Kleurlooze, heldere, zure, prikkelend riekende vloeistof, die in elke verhouding met water en met alkohol mengbaar is en bij verwarming geheel vervluchtigt. Soortelijk gewicht 1,055— 1,062. Kookpunt 117°—118". Sterk Azijnzuur stolt bij lage temperatuur tot een kristallijne massa, welke boven 16° vloeibaar wordt. Een mengsel van Sterk Azijnzuur en water (1 = 20) wordt, na neutralisatie met een alkali, door ferrichloride donkerrood. Na neutralisatie van Sterk Azijnzuur met een alkali mag de vloeistof niet brandig rieken. Een mengsel van Sterk Azijnzuur en water (1 = 10) mag noch door zwavelwaterstof, noch door zilvernitraat van uiterlijk veranderen; evenmin door baryumnitraat, ook wanneer vooraf chloorwater is toegevoegd (ztcaveldioxyde). Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op een mengsel van 1 cM? Sterk Azijnzuur en 5 cM? verdund zoutzuur, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. Een mengsel van 5 cM? Sterk Azijnzuur, 15 cM? water en 1 cM? kaliumpermanganaat (1 = 1000) mag binnen 10 minuten niet ontkleurd worden. Wordt 10 G. Sterk Azijnzuur met water verdund tot 100 cM?, dan moet 10 cM? dezer vloeistof ter neutralisatie minstens 16,2 cM? N. alkali vereischen, hetgeen overeenkomt met een zuurgehalte van minstens 97,2 pet. Acidum aceticum dilutum. Verdund Azijnzuur. Acetum. Azijn. Vloeistof, bestaande uit 6 pet. CH3.COOH en 04 pet. water. Meng twintig deelen Azijnzuur 20 met tachtig deelen Water 80 Kleurlooze, heldere vloeistof, die naar azijnzuur riekt, geheel vluchtig is en, onverdund, aan dezelfde eischen van zuiverheid moet voldoen als Azijnzuur. 10 cM? Verdund Azijnzuur moet ter neutralisatie 10 cM; N. alkali vereischen. Acidum arsenicosum. Arsenigzuur. Rattenkruit. AstjOj. Witte, porseleinachtige stukken, soms met een glasachtige kern, of liet daarvan bereide poeder. Arsenigzuur wordt door water moeilijk bevochtigd, doch lost, hoewel langzaam, in 70 deelen water op. Arsenigzuur, in een droge reageerbuis verhit, vervluchtigt volledig en geeft een wit, uit octaëders bestaand, sublimaat. De oplossing van 100 mG. in 10 cM? verdund zoutzuur geeft met zwavelwaterstof eeD geel neerslag, dat in ammonia geheel oplosbaar is. De oplossing van 200 mG. in 2 cM? ammonia en 5 cM? water moet kleurloos en helder zijn; na toevoeging van 5 cM? verdund zoutzuur mag zij niet troebel worden. Wordt bij de oplossing van 200 mG. Arsenigzuur in 2 cM? natronloog gevoegd 3 cM? verdund zoutzuur, 25 cM? water, 1 G. natriumhydrocarbonaat en eenige druppels stijfseloplossing, dan moet deze vloeistof 40,0 — 40,4 cM? 1/10 N. iood ter blauwkleuring vereischen. Grootste gift per keer 5 mG. Grootste gift per etmaal 10 mG. Acidum benzoicum. Benzoëzuur. C6H5.COOH met empyreumatische bijmengsels, uit kaneelzuurvrije benzoë door sublimatie bereid. Aanvankelijk kleurlooze, later geel wordende, prismatische of plaatvormige, glanzende, naar benzoë riekende kristallen. Benzoëzuur smelt bij verwarming, sublimeert bij verdere verhitting onder achterlating van een geringe zwarte rest en verbrandt aan de lucht geheel. Benzoëzuur is in ongeveer 420 deelen water en in 3 deelen spiritus oplosbaar. Bij verwarming lost het in 16 deelen water, onder gedeeltelijke smelting, tot een zwak troebele vloeistof op. Wordt 150 mG. Benzoëzuur met 20 cM? water en 1 cM? N. alkali geschud en de vloeistof gefiltreerd, dan ontstaat in het filtraat door ferrichloride een geelbruin neerslag. Wordt 100 mG. Benzoëzuur met 10 cM? water gekookt en, na bekoeling, bij het mengsel 1 cM? verdund zwavelzuur en 1 cM? kaliumpermanganaat(l = 1000) gevoegd, dan moet de roode kleur binnen 1 minuut verdwenen zijn. Wordt 500 mG. Benzoëzuur met 5 cM? kaliumpermanganaat (1 = 10) tot 40° verwarmd, dan mag geen benzaldehyde ontwikkeld worden (kaneelzuur). Wordt een mengsel van 100 mG. Benzoëzuur, 200 mG. calciumcarbonaat en 3 cM? water gedroogd en daarna 111 een reageerbuis sterk verhit, dan mogen de ontwijkende dampen vochtig rood lakmoespapier niet blauw kleuren (hippuurzuur). Wordt de rest, na bekoeling, opgelost in 3 cM? verdund salpeterzuur, de oplossing met 10 cM? water verdund en gefiltreerd, dan mag het filtraat door 1 druppel zilvernitraat niet troebel worden. Buiten invloed van het licht te bewaren. Acidum boricum. Boorzuur. h3bo3. Kleurlooze, glinsterende, vettig aanvoelende kristalschubben of het daarvan bereide poeder. Boorzuur smelt bij verhitting onder sterke opzwelling en ontwikkeling van waterdamp en laat ten slotte een, na bekoeling, glasachtige stof achter. Boorzuur is in 25 deelen water, in 22 deelen spiritus en in ongeveer 5 deelen glycerine oplosbaar. Boorzuur kleurt een niet lichtende vlam groen; de oplossing in water (1 = 50) kleurt blauw lakmoespapier flauw rood en, na met V10 volumen verdund zoutzuur gemengd te zijn, curcumapapier, bij het opdrogen, roodbruin, welke kleur, bij bevochtiging met ammonia, in een groenzwarte overgaat. De oplossing in water (1 = 50) mag door zwavelwaterstof, door ammoniumoxalaat, door baryumnitraat en door zilvernitraat niet van uiterlijk veranderen; evenmin, na toevoeging van ammonia, door natriumphosphaat. Wordt op een mengsel van 1 G. Boorzuur, 2 cM? water en 3 cM? zwavelzuur voorzichtig 3 cM? ferrosulfaat (1 = 3) gebracht, dan mag de grenslaag niet gekleurd worden. + Acidum camphoricum. Kamferzuur. C8H14(COOH)3. Kleur- en reukelooze, glinsterende kristalplaatjes, die bij 185°—186° smelten en bij sterkere verhitting, onder ontwikkeling van witte, prikkelende dampen, geheel vervluchtigen. Kamferzuur is in 156 deelen water en in 1,1 deelen spiritus oplosbaar. De koud verzadigde oplossing in water mag door baryumnitraat en door zilvernitraat niet troebel worden. Wordt op een mengsel van 3 cM? dezer oplossing en 3 cM? zwavelzuur voorzichtig 3 cM? ferrosulfaat (1=3) gebracht, dan mag de grenslaag niet gekleurd worden. 1 G. gedroogd Kamferzuur moet ter neutralisatie 10 cM? N. alkali vereischen. + Acidum chromicum. Chroomzuur. CrOs. Bruinroode, glinsterende, droge, rhombische prisma's. Chroomzuur is in 0,6 deelen water oplosbaar. Wordt Chroomzuur met zoutzuur verwarmd, dan ontwijkt chloor, terwijl de vloeistof allengs groen wordt. De oplossing van 1 deel Chroomzuur in 90 deelen water en 10 deelen zoutzuur raag door baryuranitraat niet troebel worden. Wordt 200 mG. Chroomzuur gegloeid en de rest met 20 cM? water afgewreven, dan moet het filtraat kleurloos zijn en mag het, na verdamping, niet meer dan 1 mG. achterlaten (chromaten). Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Acidum citricum. Citroenzuur. C3H4.OH(COOH)3.HoO. Kleurlooze, doorschijnende, rhombische prisma's, die bij verwarming smelten en bij sterkere verhitting onder verkoling verbranden. Citroenzuur is in 0,6 deelen water en in 1 deel spiritus oplosbaar. De oplossing van 100 mG. Citroenzuur in 1 cM? water geeft met 50 cM5 kalkwater een helder mengsel, dat bij koken een wit vlokkig neerslag afscheidt, hetwelk bij bekoeling geheel of bijna geheel verdwijnt. De oplossing in water (1 = 10) mag door baryumnitraat niet troebel worden; na met ammonia alkalisch gemaakt te zijn, mag zij door ammoniumoxalaat en door zwavelammonium niet van uiterlijk veranderen. De oplossing van 5 G. Citroenzuur in 12 cM? ammonia mag door zwavelwaterstof en door calciumsulfaat {oxaalzuur) niet van uiterlijk veranderen. 1 G. poeder van Citroenzuur moet met 1 G. kaliumacetaat en 3 cM? water een heldere oplossing geven (wijnsteenzuur). 1 G. Citroenzuur mag, na verbranding, geen weegbare rest achterlaten. + Acidum hydrobromicum. Broomwaterstofzuur. Viermaal normaal broomwaterstofzuur. Los op tien deelen Kaliumbromide, tot poeder gebracht, 10 in een mengsel van elf deelen Zwavelzuur 11 en tien deelen Water 10 Destilleer, totdat de inhoud der retort vast begint te worden. Rectificeer het destillaat, en verdun de overgehaalde vloeistof met water tot de voorgeschreven sterkte. Kleurlooze, heldere, zure vloeistof, die bij verwarming geheel vervluchtigt. Soortelijk gewicht 1,224. Bij schudden van 1 cM5 Broomwaterstofzuur met 3 cM? chloroform en 10 cM? chloorwater wordt de chloroform laag geelrood. Met zilvernitraat geeft Broomwaterstofzuur een geelwit neerslag, dat moeilijk in ammonia oplost. Een mengsel van Broomwaterstofzuur, 5 volumina water en zooveel ammonia, dat de reactie nog slechts zwak zuur is, mag door zwavelwaterstof en door baryumnitraat niet van uiterlijk veranderen; evenmin mag 2 cMi? chloroform, met 5 cMi? dezer vloeistof geschud, een gele kleur aannemen {broom), noch een violette na toevoeging van een druppel ferrichloride (ioodicaterstofzuur). Wordt het neerslag, verkregen door 1 cM? Broomwaterstofzuur met 15 cM? zilvernitraat te mengen, verzameld en uitgewasschen, totdat het waschwater geen troebeling meer geeft met kaliumbromide (1 = 10), gedurende 5 minuten geschud met 5 cM? ammoniumcarbonaat en de vloeistof daarna gefiltreerd, dan moet het filtraat met kaliumbromide (1 = 10) helder blijven (chloor waterstof zuur). Wordt 1 cM? Broomwaterstofzuur gekookt met 1 cM? salpeterzuur en, na bekoeling, oververzadigd met ammonia, dan mag de vloeistof door magnesiamixtuur, ook na een uur, niet troebel worden (pho.spliorzuur). Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op een mengsel van 3 cM? Broomwaterstofzuur en 3 cM. water, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. 5 cM? Broomwaterstofzuur moet 20 cM? N. alkali ter neutralisatie vereischen. Buiten invloed van het licht te bewaren. + Acidum hydrochloricum. Zoutzuur. Vloeistof, bestaande uit 25 pet. HC1 en 75 pet. water. Kleurlooze, heldere, sterk zure vloeistof, die bij verwarming geheel vervluchtigt. Soortelijk gewicht 1,126. Zoutzuur, met kaliumpermanganaat verwarmd, ontwikkelt chloor; met zilvernitraat geeft het een wit, in ammonia oplosbaar, neerslag. Een mengsel van Zoutzuur, 5 volumina water en zooveel ammonia, dat de reactie nog slechts zwak zuur is, mag door kaliumiodidestijfsel binnen 5 minuten niet blauw en door baryumnitraat niet troebel worden, ook niet, wanneer vooraf chloorwater is toegevoegd (zicaceldioxyde), door zwavelwaterstof mag het niet van uiterlijk veranderen, ook niet na met ammonia alkalisch gemaakt te zijn. Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op een mengsel van 3 cM? Zoutzuur en 6 cM? water, 4 mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. 5 cM? Zoutzuur moet ter neutralisatie 38,5 cM? N. alkali vereischen. Acidum hydrochloricum dilutum. Verdund Zoutzuur. Viermaal normaal chloorwaterstofzuur. Meng Zoutzuur met zooveel water, dat ter neutralisatie van 10 cM? van liet mengsel wordt vereischt 40 cM? N. alkali. Hiertoe is noodig 583,4 G. Zoutzuur per L. van het mengsel. Kleurlooze, heldere vloeistof met het soortelijk gewicht 1,067, die aan dezelfde eischen van zuiverheid moet voldoen als Zoutzuur. + Acidum hydrocyanicum dilutum. F.l. Verdund Cyaanwaterstofzuur. Verdund Blauwzuur. Oplossing van 2 pet. HCN in een mengsel van 80 volumina water en 20 volumina Spiritus. Kleurlooze, heldere vloeistof, die naar cyaanwaterstof riekt en bij verwarming geheel vervluchtigt. Soortelijk gewicht 0,977-0,978. Wordt 1 druppel Verdund Cyaanwaterstofzuur met 1 cM? kaliloog en 10 mG. ferrosulfaat tot de kooktemperatuur ver- warmd en, na bekoeling, met 1 cM? zoutzuur gemengd, dan wordt de vloeistof blauw en ontstaat na eenige oogenblikken een blauw neerslag. Verdund Cyaanwaterstofzuur mag door zwavelwaterstof, niet van uiterlijk veranderen ook niet, wanneer daarna ammonia wordt toegevoegd; door baryumnitraat mag het niet troebel worden. Wordt 1 cM? Verdund Cyaanwaterstofzuur met 100 mG. borax op een waterbad uitgedampt en de droogrest opgelost in 2 cM? water, dan mag deze oplossing, na toevoeging van 4 druppels verdund salpeterzuur, door zilvernitraat niet troebel worden {zoutzuur). Wordt 5 G. Verdund Cyaanwaterstofzuur met water tot 100 cM? verdund en bij 10 cM? van dit mengsel, na toevoeging van 6 druppels natronloog en 2 druppels natriumchloride (1 = 10), zooveel Vino N- zilvernitraat gedruppeld, dat de daarbij ontstane troebeling door omschudden niet meer verdwijnt, dan moet daarvoor 18 — 19 cM? vereischt worden. Buiten invloed van het licht te bewaren. Grootste gift per keer 104) mG. Grootste gift per etmaal 400 mG. + Acidum lacticum. Melkzuur. Vloeistof, bestaande uit ongeveer 75 pet. CH3.CHOH.COOH en 25 pet. water. Kleurlooze, heldere, dikvloeibare, reukelooze, zure vloeistof, die in elke verhouding mengbaar is met water, spiritus en aether, en die, onder verkoling, verbrandt met aanvankelijk blauwe, later lichtgevende vlam. Soortelijk gewicht 1,21 — 1,22. Melkzuur, met kaliumpermanganaat verwarmd, ontwikkelt aldehyde. Een mengsel van Melkzuur en water (1 = 10) mag niet van uiterlijk veranderen door zwavelwaterstof, door zilvernitraat en door ammoniumoxalaat; evenmin, indien het, tot alkalische reactie met kalkwater gemengd, wordt gekookt. Wordt Melkzuur zacht verwarmd, dan mag de reuk van vetzuren niet waarneembaar worden. Wordt een mengsel van 2 G. Melkzuur, 2 cM? water en 3 G. zinkoxyde uitgedampt, de droogrest met 10 cM? absoluten alkohol uitgetrokken en gefiltreerd, dan mag, na verdamping van het filtraat, geen weegbare rest achterblijven {glycerine). Wordt Melkzuur voorzichtig op een gelijk volumen zwavelzuur gebracht, dan mag de grenslaag binnen 15 minuten niet gekleurd worden {suiker). Wordt 1 cM? Melkzuur bij 2 cM? aether gedruppeld, dan mag zelfs geen voorbijgaande troebeling waarneembaar zijn {manniet). 1 G. Melkzuur moet ter neutralisatie 8,2 — 8,4 cM? N. alkali vereischen. + Acidum nitricum. Salpeterzuur. Vloeistof, bestaande uit 50 pet. HNOs en 50 pet. water. Kleurlooze, heldere, prikkelend riekende, sterk zure vloeistof, die bij verwarming geheel vervluchtigt. Soortelijk gewicht 1,316. Salpeterzuur, met koper verwarmd, ontwikkelt bruinroode dampen. Salpeterzuur mag bij oververzadiging met ammonia niet van uiterlijk veranderen, evenmin als daarna zwavelammo- nium wordt toegevoegd. Een mengsel van Salpeterzuur en 4 volumina water mag noch door baryumnitraat, noch door zilvernitraat troebel worden. 1 cM? chloroform, geschud met 5 cM? Salpeterzuur en 5 cM? water, mag niet gekleurd worden, ook niet na druppelsgewijze toevoeging van zwavelwaterstofwater (ioodzuur). 5 cM? Salpeterzuur moet ter neutralisatie 52,2 cM5 N. alkali vereischen. Buiten invloed van het licht te bewaren. + Acidum nitricum dilutum. Verdund Salpeterzuur. Viermaal normaal salpeterzuur. Meng Salpeterzuur met zooveel water, dat ter neutralisatie van 10 cM? van het mengsel wordt vereischt 40 cM?N. alkali. Hiertoe is noodig 504,4 G. Salpeterzuur per L. van het mengsel. Kleurlooze, heldere vloeistof met het soortelijk gewicht 1,133, die aan dezelfde eischen van zuiverheid moet voldoen als Salpeterzuur. Acidum phosphoricum. Phosphorzuur. Vloeistof, bestaande uit 25 pet. H3P04 en 75 pet. water. Kleur- en reukelooze, heldere, zure vloeistof. Soortelijk gewicht 1,153. Phosphorzuur geeft, na neutralisatie met een alkali, met zilvernitraat een geel neerslag, dat in salpeterzuur en in ammonia oplosbaar is. Een mengsel van Phosphorzuur en 4 volumina water mag noch door zwavelwaterstof, noch door baryumnitraat binnen 5 minuten van uiterlijk veranderen, evenmin door zilvernitraat, ook niet na verwarming. Phosphorzuur mag, na oververzadiging met ammonia, niet van uiterlijk veranderen door zwavelammonium, noch door ammoniumoxalaat. Wordt op een mengsel van 2 cM? Phosphorzuur en 3 cM? zwavelzuur voorzichtig 3 cM? ferrosulfaat (1 = 3) gebracht, dan mag de grenslaag niet gekleurd worden. Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op een mengsel van 5 cM? Phosphorzuur en 5 cM? verdund zwavelzuur, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. 5 cM? Phosphorzuur moet, indien phenolphthaleïne als indicator wordt gebruikt, 29,4 cM? N. alkali ter neutralisatie vereischen. Acidum salicylicum. Salicylzuur. CCH4.OH.COOH.1,2. Kleur- en reukelooze, lichte, fijne, glanzige kristallen, die eerst zoet, dan zuur en eindelijk scherp smaken. Salicylzuur smelt bij 157° en sublimeert, bij voorzichtige verhitting, volledig. Salicylzuur is in ongeveer 500 deelen water, in 3,5 deelen spiritus en in 2,25 deelen aether oplosbaar. Deze oplossingen moeten kleurloos zijn. De oplossing van 2 mG .Salicylzuur in 10 cM? water wordt door 2 druppels ferrichloride donkerviolet. De oplossing in zwavelzuur (1 = 7) moet kleui-loos of nagenoeg kleurloos zijn. Wordt 500 mG. Salicylzuur en 1 G. natriumcarbonaat in 10 cM? water opgelost, dan moet de oplossing helder zijn, wordt zij geschud met een mengsel van 5 cM? aether en 5 cM? petroleumaether, dan mag de aetherische vloeistof, na verdamping, geen weegbare of naar phenol riekende rest achterlaten. Wordt de oplossing van 1 G. Salicylzuur in 10 cM? spiritus met 5 druppels salpeterzuur gemengd, dan mag de vloeistof door 2 druppels zilvernitraat niet troebel worden. + Acidum sulfuricum. Zwavelzuur. Het zuur met 94 — 96 pet. HsS04. Kleurlooze, heldere, eenigszins dikvloeibare, reukelooze, sterk zure vloeistof, die bij verhitting geheel vervluchtigt. Soortelijk gewicht 1,837 —1,840. Zwavelzuur, met 100 deelen water verdund, geeft met baryumnitraat een wit, in zuren onoplosbaar neerslag. Een mengsel van Zwavelzuur met 5 volumina water mag door zwavelwaterstof, door zilvernitraat, en, na alkalisch gemaakt te zijn met ammonia, door zwavelammonium niet van uiterlijk veranderen; wordt bij 10 cM? van het met water verdunde Zwavelzuur 1 druppel kaliumpermanganaat (1 = 1000) gevoegd, dan mag de vloeistof binnen 5 minuten niet ontkleurd worden (zuaveldioxyde). Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op 5 cM? van dit laatste mengsel, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloiïde, binnen 15 minuten niet geel kleuren. Een mengsel, verkregen door Zwavelzuur te gieten in 5 volumina spiritus, moet nog na een uur helder zijn (lood). Wordt op 5 cM? Zwavelzuur voorzichtig 3 cM? ferrosulfaat (1 = 3) gebracht, dan mag de grenslaag niet gekleurd worden; evenmin, indien op 5 cM? Zwavelzuur een oplossing van 20 mG. natriumsulfiet in 5 cM? verdund zoutzuur wordt gebracht (selenium). Wordt 5 G. Zwavelzuur met water verdund tot 100 cM?, dan moet 25 cM? dezer vloeistof ter neutralisatie 24,0 —24,5 cM? N. alkali vereischen. Acidum sulfuricum dilutum. Verdund Zwavelzuur. Viermaal normaal zwavelzuur. Meng Zwavelzuur met zooveel water, dat ter neutralisatie van 10 cM? van het mengsel wordt vereischt 40 cM? N. alkali. Hiertoe is noodig 204 tot 208 G. Zwavelzuur per L. van het mengsel. Kleurlooze, heldere vloeistof met het soortelijk gewicht 1,124, die aan dezelfde eischen van zuiverheid moet voldoen als Zwavelzuur. Acidum tartaricum. Wijnsteenzu ur. Rechtswijnsteenzuur; c2h2(oh)2(cooh)2. Kleurloo/.e, doorschijnende, niet wateraantrekkende, monokline prisma's, die bij verhitting smelten en bij sterkere verhitting, onder het verspreiden van een reuk als die van caramel en onder verkoling, verbranden. Wijnsteenzuur is 111 0,8 deelen water en in 2,6 deelen spiritus oplosbaar. De oplossing in water (1 = 2) geeft met een gelijk volumen kaliumacetaat (1 = 3) terstond een wit, kristallijn neerslag. De oplossing in water (1 = 10) geeft met kalkwater eerst na het intreden der alkalische reactie een wit neerslag, dat in ammoniumchloride geheel oplosbaar moet zijn. Zij mag door baryumnitraat niet troebel worden; na met ammonia alkalisch gemaakt te zijn, mag zij door ammoniumoxalaat en door zwavelammonium niet van uiterlijk veranderen. De oplossing van 5 g. Wijnsteenzuur in 10 cM? ammonia mag door zwavelwaterstof en door calciumsulfaat (oxaalzuur) niet van uiterlijk veranderen. 1 (}. Wijnsteenzuur mag, na verbranding, geen weegbare rest achterlaten. + Acidum trichloraceticum. T richloorazijnzuur. cci3.cooh. Klourlooze, sterk wateraantrekkende, rhomboëdrische kristallen, die zwak naar azijnzuur rieken, sterk zuur reageeren, na in een exsiccator gedroogd te zijn, bij ongeveer 55° smelten en bij sterkere verhitting geheel vervluchtigen. Trichloorazijn- zuur is in water, in spiritus en in aether gemakkelijk oplosbaar. Wordt 100 mG. Trichloorazijnzuur met 2 druppels spiritus en 3 druppels zwavelzuur verhit, dan ontstaat trichloorazijnzure-aethylester, die, bij verdunning met water, als een zware vloeistof wordt afgescheiden en een reuk als die van pepermuntolie bezit. De oplossing van Trichloorazijnzuur in water (1 =r 20) moet met zilvernitraat minstens een minuut helder blijven. De oplossing van 1G., in een exsiccator gedroogd, Trichloorazijnzuur in 10 cM? water mag ten hoogste 6,1 cM? N. alkali ter neutralisatie vereischen. + Adeps Lanae. Wolvet. De gezuiverde cholestolesters uit ruwe schapenwol. Wolvet is lichtgeel, bijna reukeloos, oplosbaar in aether en in chloroform en kan met minstens 100 pet. water gemengd worden. Wordt de oplossing in chloroform (1 = 200) op zwavelzuur gebracht, dan wordt de grenslaag langzamerhand roodbruin. De oplossing van 2 G. Wolvet in 10 cM? aether mag door 2 druppels phenolphthaleïne niet rood worden; bij daaropvolgende toevoeging van 0,2 cM? Yio alkali moet het mengsel rood worden. Wordt 10 G. Wolvet met 50 cM? water, onder voortdurend roeren, tot smelting verwarmd, dan moet het daarna afgescheidenwater helder zijn en neutraal reageeren, en mag het na verdamping niets achterlaten noch, met kalkwater verwarmd, ammoniak ontwikkelen. 1 G. Wolvet mag, na verbranding, niet meer dan 1 mG. asch achterlaten; deze asch mag niet alkalisch reageeren. Adeps Lanae cum Aqua. Lanoline. Lanoliuum. Meng vijf en zeventig deelen Wolvet 75 met vijf en twintig deelen Water 25 Lichtgeel, gelijkmatig, zalfachtig mengsel. Het door verwarming afgescheiden wolvet moet 75 pet. bedragen en voldoen aan de eischen bij Wolvet gesteld. Adeps suillus. Reuzel. Axungia. Verwarm op een waterbad in stukjes gesneden net- en niervet van gezonde varkens, en coleer het uitgesmolten vet. Wit, bijna reukeloos vet, dat bij ongeveer 40° tot een heldere vloeistof smelt. Reuzel moet vrij zijn van katoenzaad-, sesam- en minerale oliën, hetgeen onderzocht wordt op de wijze als bij Vette Oliën is voorgeschreven. Het zuurgetal mag niet meer dan 3 bedragen. Het ioodadditiegetal, bepaald met 300 — 340 mG., na een inwerkingsduur van 15 minuten, mag niet lager dan 49 en niet hooger dan 60 zijn. Reuzel moet bij voorkeur bewaard worden in goed gesloten flesschen. Adeps suillus benzoatus. Benzoëreuzel. Axungia benzoata. Verwarm honderd deelen Reuzel 100 met twee deelen Benzoë, tot poeder (B10) gebracht 2 op een waterbad, onder herhaald roeren, gedurende één uur, en filtreer. Benzoëreuzel moet duidelijk naar benzoë rieken, slechts eeniirszins geelachtig gekleurd en in gesmolten toestand O ~ O o O helder zijn. Aether. Aether. (C2H5)2O. Kleurlooze, heldere, eigenaardig riekende, volkomen vluchtige, licht ontvlambare vloeistof. Aether kan in elke verhouding met spiritus, met chloroform en met vette oliën gemengd worden en is in ongeveer 10 deelen water oplosbaar. Soortelijk gewicht 0,720. Kookpunt 34,5° — 35°. Wordt Aether bij 15°met een gelijk volumen water geschud, dan mag het volumen van den Aether niet meer dan een tiende verminderen; het water mag dan blauw lakmoespapier niet rood en kaliumiodidestijfsel binnen 5 minuten niet blauw kleuren {waterstofperoacy de). Wordt 1 cM? Aether voorzichtig gemengd met een gelijk volumen zwavelzuur, dan moet een kleurlooze, heldere oplossing ontstaan. Wordt 2 cM5 Aether gemengd met 6 druppels mercurichloride en 6 cM? barytwater, dan moet een geel neerslag ontstaan, dat niet verdwijnt door de vloeistof te schudden; wordt dit mengsel gefiltreerd, dan mag het tiltraat door zwavelammonium, zelfs bij verwarming, niet van uiterlijk veranderen (aceton). Wordt in een fleschje met glazen stop 2 G. droog kaliumhyJroxyde, in stukjes ter grootte eener erwt, met 10 cM? Aether overgoten en het goed gesloten fleschje op een donkere plaats bewaard, dan mag het kaliumhydroxyde binnen een half uur niet geel worden (aldehyde en vinylalkohol). 10 cM? Aether moet bij gewone temperatuur verdampen zonder iets achter te laten en zonder een afwijkenden reuk te verspreiden. Buiten invloed van het licht te bewaren. Aether ad Narcosin. Aether voor Narcose. (C3H5)20. Aether voor Narcose moet voldoen aan de bij Aether gestelde eischen en bovendien aan de hier volgende: Wordt 5 cM? geschud met een mengsel van 5 cM? water en 3 druppels Nesslehs reagens, dan moeten beide vloeistoften gedurende een kwartier helder en kleurloos blijven. Wordt 20 cM?, onder toevoeging van 5 druppels water, bij gewone temperatuur verdampt, dan mag het achterblijvende de kleur van blauw lakmoespapier niet veranderen. Aether voor Narcose moet in nagenoeg gevulde en goed, met glazen stop, gesloten, bruine fleschjes van ten hoogste 100 cM? inhoud, op een koele plaats, buiten invloed van het licht bewaard worden. + Aether cum Spiritu. Aether met Spiritus. Liquor anodynus Hoffnianni. Hoffinannsdruppels. Meng Aether en Spiritus, van elk gelijke deelen. Heldere, kleurlooze, sterk naar aether riekende, volkomen vluchtige vloeistof. Soortelijk gewicht 0,777 — 0,782. 10 cM? Aether met Spiritus moet verdampen zonder iets achter te laten of een afwijkenden reuk te verspreiden. Wordt Aether met Spiritus bij 15° met een gelijk volumen water geschud, dan mag het volumen van de eerstgenoemde vloeistof niet meer dan zes tienden verminderen. + Aether Petrolei. Petroleumaether. Mengsel van koolwaterstoften uit ruwe petroleum door destillatie verkregen. Kleurlooze, heldere, eigenaardig riekende, volkomen vluchtige, licht ontvlambare en met sterk wetgevende vlam brandbare vloeistof. Petroleumaether kan in elke verhouding met aether, met chloroform, met vette oliën, alsmede met ongeveer 3 deelen spiritus gemengd worden doch .s in water onoplosbaar. Soortelijk gewicht 0,650 - 0,670. Petroleumaether moet tusschen 40° en 60° destilleeren. Wordt Petroleumaether met een gelijk volumen zwavelzuur geschud, dan mag de temperatuur niet stijgen geen volumenvermindering waarneembaar zijn en geen er ei c vloeistoften gekleurd worden. Wordt 4 cM? Petroleumaether met 1 cM? ammonia, 5 cM. absoluten alkohol en 10 druppels zilvernitraat gedurende 5 minuten, onder herhaald schudden, bij 60» verwarmd, dan mag de onderstaande vloeistof niet gekleurd wor en. Na verdamping van 10 cM? Petroleumaether op een waterbad mag geen weegbare rest achterblijven + Albumen Ovi siccum. Droog E i e r e i w i t. Gedroogd, ongestremd wit van versclie kippeneieren. Lichtgele, doorschijnende, bijna reuk- en smaaklooze, brosse of eenigszins hoornachtige stukjes. Droog Eiereiwit geeft met water een licht troebele oplossing, doch is in spiritus en in aether nagenoeg onoplosbaar. Wordt Droog Eiereiwit opgelost in de tienvoudige hoeveelheid water en de oplossing gefiltreerd, dan moet het filtraat een heldere, lichtgele, eenigszins slijinige vloeistof zijn met het soortelijk gewicht 1,020. Wordt deze oplossing met het vijfvoudige volumen water verdund en gekookt, dan stremt zij tot een dikke brij ; wordt de aldus verdunde vloeistof echter vooraf gemengd met een vijfde van haar volumen azijnzuur, dan moet zij bij koken helder blijven. Wordt lOcM? eener oplossing van Droog Eiereiwit inwater (1 = 100) vijf minuten krachtig geschud met een mengsel van 5 cM? phenoloplossing (1 — 20) en 1 cM? verdund salpeterzuur en gefiltreerd, en wordt dan op 5 cM? van het heldere filtraat voorzichtig een ongeveer gelijk volumen spiritus gebracht, dan mag de grenslaag geen troebeling vertoonen {gom); 5 cM? van genoemd filtraat wordt door één druppel ioodoplossing geel, doch mag niet geelrood of bruinrood worden (dextrine). Droog Eiereiwit mag niet minder dan 11 pet. stikstof bevatten, bij 105° niet meer dan 20 pet. aan gewicht verliezen en na verbranding niet meer dan 6 pet. asch achterlaten. Deze asch moet vrij zijn van zware metalen. + Alcohol absolutus. Absolute Alkohol. C2H6.OH met ten hoogste 1 pet. water. Vloeistof met het soortelijk gewicht 0,794 —0,799 en het kookpunt 78,4°, die overigens moet voldoen aan de eischen, bij Spiritus gesteld, en bovendien aan den hier volgende. 2 cM? Absolute Alkohol moet met 5 cM? zwavelkoolstof een volkomen helder mengsel geven. + Aloe. Aloë. De stof verkregen door uitdamping van het sap, gevloeid uit de dwars doorgesneden bladen van verschillende soorten van het geslacht Aloë, die in Zuid-Afrika inheemsch zijn en elders, bepaaldelijk op het eiland Curacao, voor de alofebereiding gekweekt worden. Donkerbruine, glanzige of doffige massa, die gemakkelijk in schelpvormige stukken te breken is. Reuk eigenaardig, smaak bitter. Met 5 deelen spiritus verwarmd, lost Aloe geheel op, bij bekoeling scheidt zich niets of slechts een gering vlokkig neerslag af. In kokende chloroform is Aloë bijna niet, m kokenden aether weinig oplosbaar; bij verdamping van het heldergeel gekleurde aetlierische vocht blijft een geringe rest achter, die ten hoogste 5 pet. der Aloë bedragen maSMet de 10-voudige hoeveelheid water gekookt, geeft Aloe een oplossing, waaruit, als de vloeistof bekoeld is, niet meer dan de helft van het gewicht der Aloë mag zijn afgescheiden. Gedroogd en fijngewreven, geeft Aloë een donkergee poeder, dat bij 100° noch samenpakken, noch van kleur veranderen mag. Het watergehalte is 8-12 pet.; het aschgehalte mag ten hoogste 1,5 pet. bedragen. Ammonia liquida. Ammonia. Vloeistof, bestaande uit ongeveer 10 pet. NH3 en 90 pet. water. Kleurlooze, heldere, zeer doordringend riekende vloeistof, waarvan de damp rood lakmoespapier blauw kleurt. Soortelijk gewicht 0,960. Ammonia, met azijnzuur oververzadigd, mag niet van uiterlijk veranderen door zwavelwaterstof, door ammoniumoxalaat en door baryumnitraat, noch, na toevoeging van een weinig salpeterzuur, door zilvernitraat. Wordt 2 cM? Ammonia gemengd met 3 cM? verdund zwavelzuur, dan mag geen opbruisen waarneembaar zijn; het mengsel moet reukeloos zijn en mag, na toevoeging van 1 druppel kaliumpermanganaat (1 = 1000), binnen 10 minuten niet ontkleurd zijn (empyreumatische stoffen). Ammonia mag na verdamping niets achterlaten. 5 cM? Ammonia moet ter neutralisatie 28,0 — 28,2 cM? N. zuur vereischen. + Ammoniacum. Ammoniakgomhars. De gomhars van eenige soorten van het geslacht Dorema, waarvan te noemen zijn Dorema Ammoniacum, D.Don, in Trans. Linn. Soc. XVI. (1833) 601, Dorema Aucheri, Boiss. in Ann. Sc. Nat. Sér. III. I. (1844) 329 en Dorema aureum, Stocks, in Hook. Kew Journ. Bot. IV. (1852) 149. Het uit de gewonde stengels gevloeid en aan de lucht hard geworden melksap. Losse of samengekleefde, geel- of bruinachtige, inwendig dofwitte korrels of klompen, die in de koude hard en bros zijn, reeds in de warme hand week worden, doch zelfs in het waterbad niet geheel smelten. Reuk, vooral bij verwarming, eigenaardig, aromatisch; smaak scherp en bitter. Poeder van Ammoniakgomhars wordt door ammonia citroengeel, door natriumhypochloriet fraai rood. Met de 10voudige hoeveelheid water gekookt, geeft Ammoniakgomhars een witte emulsie, die door natronloog oranjebruin, door ferrichloride muisvaal wordt. Wordt 1 G. poeder van Ammoniakgomhars gekookt met 20 cM? spiritus, dan mag het daarin onoplosbare gedeelte, bij 100° gedroogd, ten hoogste 350 mG. bedragen. Voor het gebruik moet de met behulp van ongebluschte kalk gedroogde Ammoniakgomhars door voorzichtig stampen en wrijven tot poeder (B10) gebracht en gezift worden. Het aschgehalte van dit poeder mag ten hoogste 5 pet. bedragen. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. + Amygdalae dulces. Zoete Amandelen. De zaden van Prunus Amygdalus, Stokes, Bot. Mat. Med. III. 101. Gemiddelde lengte 2,5 cM., breedte 1,5 cM., dikte 0,75 cM. Eenigszins scheef langwerpig-eivormig, afgeplat, met spitsen top en stompen rand. Na zwelling in water laat de lederachtige zaadhuid gemakkelijk los. Uitwendige zaadhuid, grof overlangs gerimpeld, kaneelbruin, als het ware meelachtig bestoven. Navel langs den rand loopend, een weinig kamvormig uitstekend, zich van dicht onder den top tot ongeveer halverwege het zaad uitstrekkend. Zaadnerf in het verlengde van den navel, eindigende in het vaatmerk, dat even boven het stompe benedeneinde van het zaad ligt. Vaatmerk nagenoeg cirkelrond, ongeveer 3 mM. in middellijn, donkerder van kleur, hetgeen vooral aan de binnenzijde der zaadhuid in het oog springt; van uit het vaatmerk loopen ongeveer 16 donkerder gekleurde nerven, zich een weinig vertakkend en hier en daar anastomoseerend, in schuine richting tot aan den top. Inwen- dige zaadhuid vliezig, wit, ook aan het vaatmerk. Geen kiemwit. Kiem van denzelfden vorm als het zaad, met een kort worteltje, dat aan het spitse einde ligt; 2 zuiver ivitte, niet geelachtige, platbolle, omgekeerd-eironde zaadlobben en een kort pluimpje, waaraan een 8-tal jonge blaadjes. Reuk zacht; smaak zoet en olieachtig. Bittere amandelen mogen niet onder Zoete Amandelen voorkomen. Gebroken amandelen mogen niet gebruikt worden. + Amylum Marantae. Arrowroot. Het zetmeel uit de wortelstokken van eenige soorten van het geslacht Maranta, voornamelijk M. arundinacea, Linn. Sp. PI. 2, in West- en Oost-Indië gekweekt. Matig fijn, wit, tot klompjes samenpakkend, reuk- en smaakloos poeder. Met 50 deelen water gekookt, geeft Arrowroot een doorzichtige stijfsel van eigenaardigen reuk, die de kleur van lakmoespapier niet verandert. Microscopie. Korrels enkelvoudig, meerendeels groot, de lengte varieerend volgens een scheeve kromme , x = 25,5 ft. Vorm ovaal, dikwijls onregelmatig langwerpig, een weinig afgeplat. Kernvlekje excentrisch (7i — V3),gewo°nlijk aan het dikste einde en kenbaar aan een met lucht gevulde, meestal -vormige spleet. Lagen flauw. Ten hoogste mag 1/4deel der korrels de spleet niet vertoonen, en korrels met duidelijke lagen mogen niet voorkomen (aardappelzetmeel). Arrowroot mag, bij 100° gedroogd, niet meer dan 12 pet. aan gewicht verliezen en, na verbranding, niet meer dan 1 pet. asch achterlaten. Amylum Oryzae. Rijstzetmeel. Amylum. Het zetmeel uit de zaden van Oryza sativa, LlNN. Sp. PI. 333. Zeer fijn, wit, reuk- en smaakloos poeder. Met 50 deelen water gekookt, geeft Rijstzetmeel een ondoorzichtige stijfsel, die nagenoeg reukeloos is en de kleur van lakmoespapier niet verandert. Microscopie. Korrels, samengesteld uit vele kleinere korrels, gemiddeld 25 //. lange ellipsoïden. Kleinere korrels polyedrisch, gemiddeld 5 p. in middellijn. Kern vlekje centraal, soms ook door een met lucht gevulde spleet aangeduid, en dikwijls onzichtbaar. Behalve vele losse, kleinere korrels en samengestelde korrels ook talrijke klompen van deze laatste, en soms geheel met zetmeel gevulde cellen. Eencellige haren mogen er niet in voorkomen (havermeel). Rijstzetmeel mag, bij 100° gedroogd, niet meer dan 12 pet. aan gewicht verliezen en, na verbranding, niet meer dan 1 pet. asch achterlaten. + Amylum Solani. Aardappelzetmeel. Het zetmeel uit de knollen van So 1 anuin tuberosum, Linn. Sp. PI. 185. Glanzend, wit, reuk- en bijna smaakloos, tusschen de vingers knisterend poeder. Met 50 deelen water gekookt, geeft Aardappelzetmeel een doorzichtige, blauwachtige, steeds ietwat geklonterde, reukelooze stijfsel, ilie do kleur van lakmoespapier niet verandert. Microscopie. De meeste korrels enkelvoudig; samengestelde en half-samengestelde zijn in elk preparaat te vinden, maar betrekkelijk in gering aantal. De lengte varieerend volgens een scheeve kromme , x _ 23 [&. Korrels eivormig, maar dikwijls ook meer onregelmatig van vorm, niet afgeplat. Kern vlekje excentrisch ('/4), naar het dunste uiteinde der korrels gelegen; lagen meestal zeer duidelijk. Aardappelzetmeel mag, bij 100° gedroogd, niet meer dan 12 pet. aan gewicht verliezen en, na verbranding, niet meer dan 1 pet. ascli achterlaten. + Amylum Tritici. Tarwezetmeel. Het zetmeel uit de zaden van Triticum vulgare, Vill,. Hist. PI. Dauph. II. 153. Zeer fijn, wit, reuk- en bijna smaakloos poeder. Met 50 deelen water gekookt, geeft Tarwezetmeel een ondoorschijnende, blauwachtige, reukelooze stijfsel, die de kleur van lakmoespapier niet verandert. Microscopie. Twee soorten van korrels: 1°. Groote, 15 pet. aller korrels; middellijn varieerend volgens de foutenkromme , M — 9 (jl, Q — 2,3 ft.; lensvormig, daarbij cirkelrond of ovaal, soms niervormig; enkelvoudig, met centraal kern vlekje (Vj), dat uiterst zelden te onderscheiden is, evenals lagen en spleten. 2". Kleine, 85 pet. aller korrels; middellijn varieerend volgens een scheeve kromme , x = 1,9 t*.; meestal rond of hoekig, in het laatste geval deelen van samengestelde korrels; deze als zoodanig hoogst zelden in het meel aanwezig. Tarwezetmeel mag, bij 100° gedroogd, niet meer dan 12 pet. aan gewicht verliezen en, na verbranding, niet meer dan 1 pet. asch achterlaten. + Anetholum. Anethol. C6H4.OCH3.C,H5.l,4. Een hoofdbestanddeel van Anijsolie en Venkelolie. Witte, kristallijne massa. Reuk eigenaardig aromatisch, eenigszins van dien van Anijsolie verschillend; smaak zoetachtig. Optisch inactief. Soortelijk gewicht bij 25° 0,984 — 0,986. Smeltpunt 21°. Kookpunt ongeveer 235°. Anethol moet oplosbaar zijn in 2 volumina spiritus; zoo noodig kan men bij deze proef tot 20° verwarmen. Antipyrinum Antipyrine. Phenyldiniethjipyriizolou. CnH12N30. Kleur- en reukelooze, monokline kristalplaatjes met bitteren smaak, die bij 113° smelten en bij sterkere verhitting verbranden, zonder iets achter te laten. Antipyrine is in 1,2 deelen water, in 1,3 deelen spiritus en in 54 deelen aether oplosbaar. Deze oplossingen moeten kleurloos zijn en neutraal reageeren. Wordt bij 5 cM? der oplossing in water (1 rr 20) 100 mG. kaliumnitriet en 5 druppels verdund zwavelzuur gevoegd, dan wordt de vloeistof aanvankelijk groen en na 10 minuten ondoorschijnend troebel. De oplossing in water (1 = 200) geeft met een gelijk volumen broomwater een overvloedig neerslag. Wordt bij 0,5 cM? der oplossing, met water verdund tot 5 cM?, 1 druppel ferrichloride gevoegd, dan wordt de vloeistof rood en bij daarop volgende toevoeging van 2 cM? verdund zwavelzuur licht geelachtig-rood. De oplossing in water (1 20) mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen. Grootste gift per keer 1 G. Grootste gift per etmaal 3 G. Aqua. Water. Aqua destillata. Gedestilleerd Water. Ho O. Heldere, kleur- en reukelooze, neutrale vloeistof. 100 cM? Water mag, na toevoeging van 1 cM? azijnzuur, door zwavelwaterstof binnen 15 minuten niet van uiterlijk veranderen, ook niet, indien daarna 5 cM? ammonia wordt toegevoegd. 100 cM? Water mag niet van uiterlijk veranderen door kaliumferrocyanide, door zilvernitraat, door baryumnitraat en door 1 cM? Nesslers reagens. Wordt 100 cM? Water gemengd met 10 cM? verdund zwavelzuur en 0,5 cM? Yioo N. kaliumpermanganaat, dan mag, na 3 minuten koken, de vloeistof niet ontkleurd zijn. Na verdamping van 100 cM? Water mag geen weegbare rest achterblijven. Ter bereiding van oplossingen voor onderhuidsche inspuitingen moet Water vooraf minstens 10 minuten gekookt worden. + Aqua communis. Gewoon Water. Heldere, kleurlooze vloeistof, waaraan, ook bij verwarming, geen reuk waarneembaar mag zijn. Wordt 150 cM? Gewoon Water gemengd met lcM? natronloog en 1 cM? natriumcarbonaat en na bezinking de bovenstaande heldere vloeistof afgegoten, dan mag 100 cM? daarvan door 1 cM? Nesslers reagens niet van uiterlijk veranderen. 100 cM? Gewoon Water mag, na toevoeging van 1 cM? verdund zwavelzuur en 2 cM? kaliumiodidestijfsel, gedurende 5 minuten buiten invloed van het licht gehouden, niet blauw worden. 100 cM? Gewoon Water mag, na toevoeging van 1 cM? azijnzuur, door zwavelwaterstof binnen 15 minuten niet van uiterlijk veranderen; evenmin door 1 cM? kaliumferrocyanide. Wordt 100 cM? Gewoon Water gemengd met 10 cM? verdund zwavelzuur en 4 cM? l/ioo N. kaliumpermanganaat, dan mag, na 3 minuten koken, de vloeistof niet ontkleurd zijn. Na verdamping van 100 cM5 Gewoon Water mag niet meer dan 50 mG. vaste stof achterblijven. Aquae aromaticae. Aromatische Wateren. De bereiding der Aromatische Wateren geschiedt, tenzij anders is voorgeschreven, door de aangegeven hoeveelheid der grondstoften met een voldoende hoeveelheid gewoon water gedurende 12 uur te macereeren en dan 1000 deelen af te destilleeren. Het destillaat moet gedurende 24 uur in met filtreerpapier bedekte flesschen, onder herhaald schudden, bij de gewone temperatuur blijven staan. Aromatische Wateren moeten sterk rieken en smaken naar de vluchtige bestanddeelen der grondstoffen, waaruit zij bereid zijn. Zij mogen niet gekleurd zijn en geen slijmige deelen bevatten. 100 cM? der Aromatische Wateren mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen. Aromatische Wateren moeten buiten invloed van het licht en, tenzij anders is voorgeschreven, op een koele plaats bewaard worden. Aqua Cinnamomi. Kaneelwater. Te bereiden uit honderd deelen Kaneel, tot poeder (A3) gebracht, 100 Aanvankelijk troebele, later heldere vloeistof. + Aqua Florum Aurantii. Oranjebloesemwater. Aqua Naphae. Het handelsartikel, bereid uit verschen Oranjebloesem. Bijna heldere vloeistof, die eenigszins bitter smaakt. Een mengsel van 5 cM? Oranjebloesemwater en 1 cM? salpeterzuur moet na zachte verwarming rose zijn. Aqua Foeniculi. Venkelwater. Te bereiden uit veertig deelen Venkelvruchten, tot poeder (Aj,5) gebracht, 40 Troebele vloeistof. Venkelwater, dat lcristallijne afscheiding vertoont, moet zacht verwarmd en daarna krachtig geschud worden, ten einde het anethol weder in oplossing te brengen. Als Venkelwater in oogwater wordt voorgeschreven, moet het gefiltreerd worden. Venkel water moet op een niet te koele plaats bewaard worden. Aqua Laurocerasi. F. I. Laurierkerswater. Voeg bij duizend deelen Versche Laurierkersbladen. . 1000 de noodige hoeveelheid water, verwarm eenigen tijd zacht, en destilleer daarna af duizenddeelen 1000 Bepaal in het destillaat, nadat de afgescheiden olie door schudden is opgelost, het gehalte aan cyaanwaterstof zuur, en verdun met zooveel water, dat duizend deelen één deel cyaanwaterstofzuur bevatten. Het gehalte aan cyaanwaterstofzuur wordt op de volgende wijze bepaald: Voeg bij 10 cM? Laurierkerswater, 6 druppels natronloog en 2 druppels natriumchloride (lzzlO), en titreer met 7100 N. zilvernitraat, totdat de daarbij ontstane troebeling door omschudden niet meer verdwijnt. Iedere cM? V100 N. zilvernitraat wijst 0,54 mG. cyaanwaterstofzuur aan. Laurierkerswater moet helder zijn. Wordt 5 cM? Laurierkerswater gemengd met 3 druppels natronloog, dan moet de reuk van benzaldehyde duidelijk waarneembaar zijn. Wordt een mengsel van 10 cM? Laurierkerswater, 6,2 cM? i/100 N. zilvernitraat en 3 druppels salpeterzuur gefiltreerd, dan moet het filtraat met zilvernitraat helder blijven. Grootste gift per keer 2 G. Grootste gift per etmaal 8 G. Aqua Menthae piperitae. Pepermuntwater. Te bereiden uit honderd deelen Pepermuntbladen, f ij ngessneden, 100 Zwak troebele vloeistof. + Aqua Picis. Teerwater. Meng vijftig deelen Houtteer 50 met honderdvijftig deelen gewasschen en weder gedroogd Puimsteen, tot poeder (Ai,5) gebracht 150 Dit mengsel mag in voorraad gehouden worden. Schud tweehonderd deelen van dit mengsel. . . 200 gedurende tien minuten met duizend deelen Water, 1000 en filtreer. Heldere, gele tot bruingele vloeistof, die niet in voorraad mag gehouden worden. + Aqua Plumbi Goulardi. Goulardwater. Aqua Goulardi. Meng twee deelen Oplossing van basisch Loodacetaat. 2 met acht deelen Verdunden Spiritus 8 en negentig deelen Water 90 Zwak troebele vloeistof. + Aqua Rosarum. Rozenwater. Schud een deel Rozenolie 1 met vijfduizend deelen Water, 5000 en filtreer. Zwak troebele vloeistof. + Argentum foliatum. Bladzilver. Zilver in uiterst dunne blaadjes. Bladzilver moet den zuiveren zilverglans hebben. Bladzilver lost in warm salpeterzuur tot een kleurlooze en heldere vloeistof op. Zoutzuur doet hierin een wit neerslag ontstaan, dat door een overmaat van ammonia oplost, waarbij de vloeistof kleurloos blijven moet. Wordt uit een, met het dubbele volumen water verdunde, oplossing van Bladzilver in salpeterzuur het zilver neergeslagen met zoutzuur en wordt daarna gefiltreerd, dan inag het filtraat, na met ammonia alkalisch gemaakt te zijn, door zwavelammonium niet van uiterlijk veranderen. + Arsenas natricus. F. I. Natriumarsenaat. Sodii Arsenas. Na2HAs04.7H20. Kleurlooze, doorschijnende, niet verweerende, prismatische kristallen. Natriumarsenaat is in 4 deelen water en in 55 deelen spiritus oplosbaar. Natriumarsenaat kleurt een niet lichtende vlam sterk geel. De oplossing in water (1 = 10) kleurt rood lakmoespapier blauw en geeft met zilvernitraat een bruinrood neerslag, dat in salpeterzuur en in ammonia gemakkelijk oplost. De oplossing in water (1 — 10), met de helft van haar volumen zoutzuur en daarna met een gelijk volumen zwavelwaterstofwater gemengd, wordt niet terstond troebel; bij verwarming scheidt zich een geel neerslag af. Wordt de oplossing van 100 mG. Natriumarsenaat in 10 cM? verdund zoutzuur, onder verwarming, door zwavelwaterstof van arsenicum bevrijd, dan mag het filtraat, na met ammonia alkalisch gemaakt te zijn, door calciumchloride niet troebel worden (phosphaat). Wordt Natriumarsenaat bij 150u gedroogd, dan moet 59,5 — 59,7 pet. watervrij zout achterblijven. Wordt 500 mG. Natriumarsenaat opgelost in 20 cM? water, bij de oplossing achtereenvolgens gevoegd 5 cM? ammonia, 15 cM? magnesiainixtuur en 20 cM? spiritus en het ontstane neerslag na 24 uur op een vooraf gedroogd en gewogen filter verzameld en met kleine hoeveelheden verdunde ammonia (1=4) uitgewasschen, dan moet het gewicht van het, bij 105° gedroogd, neerslag 302 — 304 mG. bedragen. Grootste gift per keer 5 mG. Grootste gift per etmaal 10 mG. Asa foetida. Duivelsdrek. De gomhars van eenige Aziatische soorten van het geslacht Ferula, waarschijnlijk Ferula foetida, Regel, in Act. Hort. Petrop. V. (1877) 592 en Ferula Assa-foetida, Linn. Sp. PI. 248. Het uit de ingesneden wortels gevloeid en aan de lucht hard geworden melksap. Losse of samengekleefde, gele of bruine, soms een violet vlak vertoonende korrels. Op de versche breukvlakte zijn zij witachtig en dofglanzend; allengs wordt deze rood en vervolgens bruinachtig. Bevochtigt men de witte breuk vlakte met ammonia, dan wordt zij geel, met salpeterzuur groen. Reuk eigenaardig, doordringend, nablijvend, op dien van knoflook gelijkend; smaak scherp. Wordt 2,5 G. poeder van Duivelsdrek gekookt met 25 cM? spiritus, dan mag het daarin onoplosbare gedeelte, bij 100° gedroogd, ten hoogste 1 G. bedragen. Met water gewreven, geeft Duivelsdrek een witte emulsie. De duivelsdrek, die in nagenoeg gelijkmatige, bruine koeken voorkomt, mag niet gebruikt worden, evenmin de zwakriekende waar. Voor het gebruik moet de met behulp van ongebluschte kalk gedroogde Duivelsdrek gestampt, door middel eener zeef van vreemde lichamen gezuiverd en dan tot poeder (B10) gebracht worden. Het aschgehalte van dit poeder mag ten hoogste 10 pet. bedragen. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. B a c i 11 a. Staafjes. Staafjes worden bereid, tenzij anders is voorgeschreven, door het geneesmiddel onder cacaoboter te mengen en deze massa tot den gewenschten vorm en afmeting te brengen. Bacilla gelatinosa. Buigzame Staafjes. Buigzame Staafjes worden bereid, tenzij anders is voorgeschreven, door het geneesmiddel te voegen bij een samengesmolten mengsel van twee deelen Gelatine 2 vier deelen Water 4 en vijf deelen Glycerine 5 en deze massa in geschikte vormen uit te gieten. Balsamum Copaivae. Copai vabaisem. Copahubalsem. De balsem, gevloeid uit de verwonde stammen van verschillende soorten van het geslacht Copaifera. Heldere, olieachtige, allengs dikker vloeibaar wordende, gele of geelbruine, niet of slechts zwak fluoresceerende vloeistof. Reuk eigenaardig aromatisch; smaak lang aanhoudend scherp en bitter. Soortelijk gewicht 0,94 — 0,99. Bij verwarming op een waterbad mag Copaivabalsem niet naar terpentijn rieken; nadat al de vluchtige olie verdampt is, moet een in bekoelden staat heldere en brosse hars achterblijven. Copaivabalsem moet met het dubbele volumen petroleumaether een heldere of slechts zwak troebele vloeistof geven (qurjunbalsem); zoo ook met spiritus. Een mengsel van drie volumina Copaivabalsem en een volumen ammonia mag niet sterk troebel of melkachtig zijn. Het zuurgetal, bepaald op de wijze als bij Vette Oliën is voorgeschreven, mag niet minder dan 28 en niet meer dan 84 bedragen; het verzeepingsgetal mag niet meer dan 14 verschillen met het zuurgetal. De dunvloeibare copaivabalsem van Suriname, daar ook als „hoepelolie" bekend, mag in Nederlandsch West-Indië in de apotheek worden gebruikt. Balsamum peruvianum. Perubalsem. De balsem, gewonnen uit Myroxylon Pereirae, Klotzsch, in Bonplandia, V. (1857) 274, door den buitenbast op een of meer plaatsen van den stam weg te nemen en den boom later op die plaatsen bij afwisseling zwak te roosten en dieper in te snijden. Donkerbruine, in dunne lagen doorzichtige, op het gevoel zalfachtige, doch niet klevende of in draden te trekken, lijvige vloeistof, die aan de lucht niet opdroogt. Reuk eigenaardig aromatisch, eenigszins als vanielje; smaak op de tong zeer scherp, met bitteren nasmaak. Soortelijk gewicht 1,140 — 1,145. Bij verwarming op een waterbad mag Perubalsem niet naar terpentijn, copaivabalsem of storax rieken en ten hoogste 2,5 pet. aan gewicht verliezen. Wordt bij ongeveer 500 mG. Perubalsem onder omroeren het dubbele volumen zwavelzuur gedruppeld, dan ontstaat een donkerroode brij, die, na bekoeling met water overgoten, aan de oppervlakte violet is, en die, met water uitgewasschen, aan de lucht spoedig hard en bros wordt. Perubalsem geeft met spiritus in iedere verhouding een zuur reageerend, zwak troebel mengsel. Wordt 2 —3 G. Perubalsem, nauwkeurig gewogen, met 10 cM? natronloog en 20 cM? aether gemengd, gedurende een uur herhaaldelijk en krachtig geschud, het aetherische vocht afgescheiden en het uitschudden met 10 cM? aether herhaald, dan moet de verdampingsrest van de vereenigde aetherische vloeistoffen, na verwarming op een waterbad tot constant gewicht, minstens 55 pet. en ten hoogste 80 pet. der hoeveelheid Perubalsem bedragen. Deze rest is een aromatisch riekende, olieachtige vloeistof, zwaarder dan water en onoplosbaar in natronloog, ook bij koken; wordt 1 druppel der rest met 5 cM? kaliumpermanganaat (1=10) verwarmd, dan ontstaat benzaldehyde. De aan de lucht hard geworden balsem, gevloeid uit den verwonden stam van Myroxylon toluiferum, H. B. et K. Nov. Gen. et Sp. VI. 375. Bruine, kristallijne massa, die reeds bij zachte warmte week wordt. Gedroogd, laat zij zich tot een licht grijsgeel poeder wrijven, dat benzoëachtig riekt en zwak aromatisch smaakt. Tolubalsem lost volledig op, behoudens de geringe verontreinigingen, in spiritus en in chloroform; in zwavelkoolstof mag, ook bij verwarming, ten hoogste een vierde gedeelte oplossen. + Balsamum tolutanum. Tolubalsem. + Balsamum Vitae Hoffmanni. Hoffmanns Balsem. Mixtura olcoso-balsamica. Meng Kaneelolie, 5 Citroenolie, 5 Lavendelolie vanelkvijfdeelen, 5 Kruidnagelolie 8 Foelieolie van elk acht deelen 8 en negen deelen Perubalsem 9 met negenhonderd zestig deelen Spiritus, ... %0 en filtreer het mengsel na 3 dagen, zorg dragende, dat zoo weinig mogelijk verdamping plaats heeft. Heldere, geelbruine, krachtig aromatisch riekende vloeistof, die, met water verdund, een melkwit vocht geeft. Soortelijk gewicht 0,839 — 0,845. + Benzoas natricus. Natriumbenzoaat. CcH..COONa. Wit, korrelig, reukeloos of flauw als benzoëzuur riekend poeder, dat in 1,7 deelen water en in 23 deelen spiritus oplosbaar is, bij verhitting smelt en verkoolt en ten slotte een met kool gemengde asch achterlaat, welke vochtig rood lakmoespapier blauw en een niet lichtende vlam sterk geel kleurt, en die met zuren opbruist. De oplossing in water (1 = 10) geeft met ferrichloride een geelbruin neerslag; zij scheidt, bij toevoeging van zoutzuur, kristallen af, die in aether gemakkelijk oplossen. De oplossing in water (1 = 20) moet neutraal of slechts zoo zwak alkalisch zijn, dat aan 10 cM? dezer oplossing door 0,1 cM? V10 N. zuur zure reactie wordt medegedeeld. Doorzwavelammonium mag zij niet van uiterlijk veranderen. Wordt 2 cM? der oplossing (1 = 20) gemengd met 1 cM? salpeterzuur en 4 cM? spiritus, dan moet zij met zilvernitraat en met baryumnitraat minstens 5 minuten helder blijven. + Benzoas natricus cum Coffeino. Natriumbenzoaat met Coffeïne. Mengsel van gelijke deelen Coffeïne en Natriumbenzoaat. Los op, onder zachte verwarming, een deel Natriumbenzoaat 1 en een deel Coffeïne 1 in drie deelen Water 3 Filtreer, zoo noodig; damp het filtraat op een waterhad uit, totdat overgebleven zijn twee deelen, ^ en wrijf deze droogrest fijn. Wit, zilt-bitter, reukeloos of zwak als benzoëzuur riekend poeder, dat bij voorzichtige verhitting een wit, kristallijn sublimaat geeft. Met 2 deelen water en met 20 deelen spiiitus geeft het poeder kleurlooze, heldere, neutrale oplossingen. Het zout, verkregen door het poeder volledig met chloroform uit te wasschen, moet voldoen aan de eischen van identiteit en zuiverheid, bij Natriumbenzoaat gesteld. Wordt 200 mG. van het poeder met 20 cM? chloroform gedurende 5 minuten bij 50° gehouden, na bekoeling aangevuld met chloroform tot het oorspronkelijk volumen en van de oplossing 10 cM? verdampt, dan moet het achterblijvende, na bij 100ü gedroogd te zijn, minstens 45 mG. wegen en voldoen aan de eischen van identiteit en zuiverheid, bij Coffeïne gesteld. + Benzoe. Benzoë. Het uit de verwonde stammen gevloeid en aan de lucht hard geworden sap van Styrax Benzoin, Diiyand.inPhil. Trans. LXXVII. (1787) II. 808. t. 12, een boomsoort, die op Sumatra gekweekt wordt en tweeërlei harsen oplevert, waarvan de eene in hoofdzaak benzoëzuur, de andere kaneel/uur bevat. Grijs- of roodbruinachtige, dikwijls grof poreuze, gemakkelijk fijn te wrijven massa, waarin rijkelijk witte korrels of klompjes verspreid liggen. Reuk, vooral bij zachte verwarming, eigenaardig, eenigszins als die van vanielje. Wordt Benzoë met de twintigvoudige hoeveelheid spiritus gekookt, dan moet zij, behoudens de verontreinigingen, die niet meer dan 5 pet. mogen bedragen, geheel oplossen. De spiritueuze oplossing geeft met water een witte, zuur reageerende emulsie. Het aschgehalte mag ten hoogste 2 pet. bedragen. Behalve de beschreven Sumatra-Benzoë mag ook SiamBenzoë in de apotheek gebruikt worden, mits deze aan dezelfde eischen van zuiverheid voldoet. Benzoë, die voor de bereiding van Benzoëzuur gebruikt wordt, mag geen kaneelzuur bevatten. Wordt 500 mG. dezer Benzoë fijngewreven en met 5 cM? kaliumpermanganaat (1 = 10) tot 40" verwarmd, dan mag geen benzaldehyde ontstaan. + Benzolum. Benzol. CcHc. Kleurlooze, heldere, eigenaardig riekende, volkomen vluchtige, licht ontvlambare, met sterk roetgevende vlam brandbare vloeistof, die bij afkoeling op 0U vast wordt. Benzol kan in elke verhouding met aether, niet chloroform, met vette oliën, alsmede met ongeveer 1 deel spiritus gemengd worden, doch is in water onoplosbaar. Soortelijk gewicht 0,887. Kookpunt 80,4". Wordt 5 druppels Benzol verwarmd met een mengsel van 2 cM? zwavelzuur en 10 druppels salpeterzuur en bij het mengsel 5 cM? water gevoegd, dan wordt de vloeistof melkachtig troebel en is de reuk van nitrobenzol waarneembaar. Wordt 2 cM? ■ Benzol geschud met 5 cM5 zwavelzuur, dan mag geen der beide vloeistoffen gekleurd worden. Na verdamping van 10 cM? Benzol op een waterbad mag geen weegbare rest achterblijven; het laatst verdampende mag geen afwijkenden reuk bezitten. Biboras natricus. Borax. Na2B407.10H20. Kleurlooze, harde, monokline prisma's of kristallijne stukken, die langzaam verweeren, door hitte smelten, daarbij onder waterverlies sterk opzwellen en bij voortgezette ver- hitting in een doorschijnende, glasachtige stof overgaan. Borax is oplosbaar in 23,7 deelen water, doch onoplosbaar in spiritus. Borax kleurt een niet lichtende vlam terstond sterk geel. De oplossing in water (1 = 25) reageert alkalisch en kleurt, na met zoutzuur zwak zuur gemaakt te zijn, curcumapapier, bij het opdrogen, roodbruin, welke kleur, bij bevochtiging met ammonia, in een groenzwarte overgaat. De oplossing in water (1 = 25) moet helder zijn, mag met zoutzuur niet opbruisen en door zwavelwaterstof, door natriumcarbonaat en door ammoniumoxalaat niet van uiterlijk veranderen. De oplossing in water (1 = 100) moet, na met salpeterzuur zuur gemaakt te zijn, met baryumnitraat en met zilvernitraat minstens 5 minuten helder blijven. De oplossing van 2 G. Borax in 50 cM? water, gekleurd met een druppel dimethylamidoazobenzol, mag niet minder dan 10,4 cM? N. zuur ter roodkleuring vereischen. Bicarbonas natricus. Natriumhydrocarbonaat. Dubbelkoolzuro Soda. NaHC03. Witte, kristallijne korsten of een wit, uit kleine, monokline kristallen bestaand, poeder, dat door warmte water en kooldioxyde verliest, met 11,1 deelen water een heldere oplossing geeft, doch in spiritus onoplosbaar is. Natriumhydrocarbonaat kleurt een niet lichtende vlam terstond sterk geel en bruist inet verdund zoutzuur sterk op. 500 mG. Natriumhydrocarbonaat moet met 1 G. wijnsteenzuur en 15 cM? water een heldere oplossing geven. De met azijnzuur zuur gemaakte oplossing in water (1 == 20) mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen. De met salpeterzuur zuur gemaakte oplossing in water (1=50) moet met baryumnitraat en met zilvernitraat minstens 5 minuten helder blijven en mag door ferrichloride niet rood worden (rhodaanverbindingeri). Natriumhydrocarbonaat mag bij verwarming geen alkalisch reageerende dampen ontwikkelen. Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op de oplossing van 1 G. Natriumhydrocarbonaat in 10 cM? verdund zwavelzuur, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel of zwart kleuren (arsenik- en zicavelverbindingeri). De, bij een temperatuur beneden 15° door voorzichtig omzwenken bereide, oplossing van 1 G. Natriumhydrocarbonaat in 20 cM? water mag na toevoeging van 2 druppels phenolphthaleïne en 0,2 cM? N. zuur niet rood zijn. + Bisulfas Chinini. Kininebisulfaat. Cj0H2 4N202. H2S04.7 HsO. Kleurlooze, glanzende, rhombische prisma's, die aan de lucht vervveeren, bitter smaken en bij verhitting geheel verbranden. Kininebisulfaat is in 11 deelen water en in 32 deelen spiritus oplosbaar. De oplossing in water (1 = 20) fluoresceert blauw, kleurt blauw lakmoespapier rood, doch verandert de kleur van congopapier niet; 1 druppel geeft met 5 cM? water, 1 cM? chloorwater en daarop volgende toevoeging van 5 druppels ammonia een heldere, groene vloeistof; met baryumnitraat geeft de oplossing een wit neerslag, dat in verdund salpeterzuur onoplosbaar is. De oplossing van 100 mG. Kininebisulfaat in 2 cM? zwavelzuur mag niet meer dan zwak geel, die in 2 cM? salpeterzuur moet nagenoeg kleurloos zijn. Wordt 2 G. Kininebisulfaat in 20 cM? warm water opgelost, de oplossing met zooveel ammonia gemengd, dat zij lakmoespapier niet verkleurt, het mengsel een half uur, onder herhaald schudden, bij 60° tot 65° verwarmd, vervolgens afgekoeld en nog 2 uur, onder herhaald schudden, bij 15° gehouden en daarna door glaswol gefiltreerd, dan moet 5 cM? van het filtraat met 4,5 cMv ammonia van 15° een heldere vloeistof geven. Kininebisulfaat raag, na bij 50° geheel verweerd en vervolgens bij 100° gedroogd te zijn, niet meer dan 23 pet. aan gewicht verliezen. Kininebisulfaat bevat 59 pet. kinine. Buiten invloed van het licht te bewaren. Bolus al ba. Witte Bolus. Argilla. Wit, reukeloos en bijna smaakloos poeder, dat hoofdzakelijk uit waterhoudend aluminiumsilicaat bestaat. Witte Bolus is onoplosbaar in water en in verdunde zuren. Witte Bolus mag door zuren niet opbruisen en bij slibben geen zand achterlaten. Wordt 1 Cr. Witte Bolus met 10 cM? water en 1 druppel kaliuinpermanganaat (1 = 1000) 2 minuten gekookt, dan mag de vloeistof de roode kleur niet verliezen. + Brometum aethylicum. Aethylbromide. Co HjBr. Kleurlooze, heldere, aetherisch riekende, volkomen vluchtige, moeilijk brandbare vloeistof, die in elke verhouding met spiritus en met aether kan gemengd worden, doch in water weinig oplosbaar is. Soortelijk gewicht 1,453—1,457. Kookpunt 38°-40". Wordt 1 cM? Aethylbromide met 5 cM? spiritueuze kalioplossing (1 = 10) verwarmd, totdat het mengsel begint te koken, dan scheiden zich, bij bekoeling, kristallen af, die in water oplosbaar zijn; wordt deze oplossing, na met verdund salpeterzuur zuur gemaakt te zijn, met 3 cM? chloroform en 2 cM5 chloorwater geschud, dan wordt de chloroformlaag geelrood. Wordt Aethylbromide met een gelijk volumen zwavelzuur geschud, dan moeten beide vloeistoffen minstens een uur kleurloos blijven. Wordt Aethylbromide met een gelijk volumen water tien secunden geschud, dan mag het eerste niet merkbaar in volumen verminderen; wordt het water nu onmiddellijk van het Aethylbromide gescheiden, dan mag het blauw lakmoespapier niet rood en kaliumiodidestijfsel niet blauw kleuren. De oplossing van Aethylbromide in spiritus (1 = 20) moet met zilvernitraat minstens 1 minuut helder blijven. Na verdamping vanlOcM? Aethylbromide op een waterbad mag niets achterblijven. Buiten invloed van het licht te bewaren. Brometum ammonicum. Ammoniumbromide. NH4Br. Wit, kristallijn, uit kleine hexaëders bestaand, reukeloos, wateraantrekkend poeder, dat door hitte vervluchtigt, zonder vooraf te smelten. Ammoniumbromide is in 1,4 deelen water en in 12,4 deelen spiritus oplosbaar. Door natronloog wordt uit Ammoniumbromide ammoniak ontwikkeld. Bij schudden van 5 cM? der oplossing in water (1 — 20) met 3 cM? chloroform en 2 cM? chloorwater wordt de chloroformlaag geelrood. De oplossing van 1 G. in 10 cM? water moet helder, kleurloos en neutraal of slechts zoo zwak zuur zijn, dat de zure reactie door 1 druppel Vio N. alkali verdwijnt. De oplossing in water (1 = 20) mag door baryumnitraat niet troebel worden; door verdund zwavelzuur mag zij niet terstond gekleurd worden (bromaat), ook niet, wanneer vooraf stijfseloplossing en een weinig kaliuninitriet zijn toegevoegd (iodide). De oplossing van 300 mG., bij 100° gedroogd, Ammoniumbromide in 10 cM? water, gekleurd met kaliumchromaat, mag niet minder dan 30,6 en niet meer dan 30,9 cM? ï/io N. zilvernitraat ter roodkleuring vereischen. Brometum kalicum. Kaliumbromide. KBr. Witte, glanzende hexaëders. Kaliumbromide is in 1,6 deelen water en in 106 deelen spiritus oplosbaar. De oplossing van 1 G. in 15 cM? water geeft met de oplossing van 1 G. wijnsteenzuur in 5 cM? water een wit, kristallijn neerslag. Bij schudden van 5 cM? der oplossing in water (1 = 20) met 3 cM? chloroform en 2 cM? chloorwater wordt de chloroformlaag geelrood. Kaliumbromide mag vochtig rood lakmoespapier binnen een minuut niet blauw kleuren. De oplossing in water (1 = 20) mag door baryumnitraat niet troebel worden; door verdund zwavelzuur mag zij niet terstond gekleurd worden (bromaat), ook niet, wanneer vooraf stijfseloplossing en een weinig kaliumnitriet zijn toegevoegd (iodide). De oplossing van 300 mG. Kaliumbromide in 10 cM® water, gekleurd met kaliumchromaat, mag niet minder dan 25,0 en niet meer dan 25,4 cM:.! '/10 N. zilvernitraat ter roodkleuring vereischen. Brometum natricum. Natriumbromide. NaBr. Wit, korrelig, uit kleine hexaëders bestaand, wateraantrekkend, smeltbaar poeder. Natriumbromide is in 1,15 deelen water en in 11,7 deelen spiritus oplosbaar. Natriumbromide kleurt een niet lichtende vlam terstond sterk geel. Bij schudden van 5 cM? der oplossing in water (1 = 20) met 3 cM? chloroform en 2 cM? chloorwater wordt de chloroformlaag geelrood. 1 G. Natriumbromide moet met 1 G. wijnsteenzuur en 3 cM? water een heldere oplossing geven. Natriumbromide mag vochtig rood lakmoespapier binnen een minuut niet blauw kleuren. De oplossing in water (1 = 20) mag door baryumnitraat niet troebel worden; door verdund zwavelzuur mag zij niet terstond gekleurd worden (bromaat), ook niet, wanneer vooraf stijfseloplossing en een weinig kaliumnitriet zijn toegevoegd {iodide). De oplossing van 300 mG., bij 100° gedroogd, Natriumbromide in 10 cM? water, gekleurd met kaliumchromaat, mag niet minder dan 29,0 en niet meer dan 29,3 cM? V10 N. zilvernitraat ter roodkleuring vereischen. Natriumbromide mag, bij 100° gedroogd, niet meer dan 5 pet. aan gewicht verliezen. Bromoformum. Bromoform. Mengsel van 99 pet. CHBr.; met 1 pet. Absoluten Alkohol. Kleurlooze, heldere, ongeveer als chloroform riekende, volkomen vluchtige, moeilijk brandbare vloeistof. Bromoform kan in elke verhouding met spiritus, met aether en met vette en vluchtige oliën gemengd worden, doch is in water weinig oplosbaar. Soortelijk gewicht 2,829 — 2,831. Bromoform gaat bij afk ?i3ling grootendeels over in kristallen; boven 6,5° is zij vloeibaar. Wordt 3 druppels Bromoform met 5 cM5 spiritueuzo kalioplossing (1 = 10) verwarmd, totdat het mengsel begint te koken, dan scheiden zich, bij bekoeling, kristallen af, die in water oplosbaar zijn; wordt deze oplossing, na met verdund salpeterzuur zuur gemaakt te zijn, met 3 cM'.! chloroform en 2 cM? chloorwater geschud, dan wordt de chloroformlaag geelrood. Wordt Bromoform met een gelijk volumen zwavelzuur geschud, dan mag geen van beide vloeistoffen binnen tien minuten meer dan licht geel worden. Wordt 10 cM? Bromoform met een gelijk volumen water geschud, dan mag het laatste, na filtratie en toevoeging van phenolphthaleïne, niet meer dan 0,3 cM'.! Yio alkali ter roodkleuring vereischen. De oplossing van Bromoform in spiritus (1 = 20) moet met zilvernitraat minstens 1 minuut helder blijven. Wordt Bromoform geschud met een gelijk volumen warme natronloog, dan mag geen van beide vloeistoffen gekleurd worden. Wordt Bromoform geschud met een gelijk volumen kaliumiodidestijfseloplossing, dan mag deze vloeistof niet blauw worden. Na verdamping van 5 cM? Bromoform op een waterbad mag niets achterblijven. Buiten invloed van het licht te bewaren. Grootste gift per keer 500 mG. Grootste gift per etmaal 1,5 G. + Bulbus Scillae. Sci llabol. Reepen uit de middelste rokken van den bol van U r g in e a S c i 11 a, Steinh. in Ann. Sc. Nat. Sér. II. 1. (1834) 321, verkregen door den bol dwars in dunne schijven te snijden, na verwijdering der buitenste, vliezige rokken; de binnenste deelen van den bol te verwerpen. Tot 5 cM. lang en 5 mM. dik, vierkant of plat; gebogen of min of meer gekronkeld, dikwijls halvemaanvormig; op de doorsnede verspreide vaatbundels. Geelwit, half doorschijnend. In drogen toestand hoornachtig, bros, maar zeer hygroscopisch, en, na blootstelling aan de lucht, spoedig buigzaam en taai. Reukeloos; smaak walgelijk bitter. Scillabol mag niet langer dan 1 jaar in voorraad gehouden worden. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Camphora. Kamfer. CioHi00. Het, door sublimatie geraffineerde, vaste gedeelte der vluchtige olie, welke door destillatie met water bereid wordt uit het fijn gemaakte hout van Cinnamomum Camphora, T. Nees & Eberm. Handb. Med.-Pliarm. Bot. II. 430. Kleurlooze, doorschijnende, brosse, kristallijne massa, die bij gewone temperatuur reeds gemakkelijk vervluchtigt en daardoor de binnenzijde der flesschen, waarin zij bewaard wordt, met glanzende kristallen bedekt. Bij verwarming op een waterbad verdampt zij in korten tijd volledig. Reuk eigenaardig, aromatisch, doordringend; smaak brandend, bitteraromatisch, ten laatste verkoelend. Kamfer is oplosbaar in 0,6 deelen aether, in 1,25 deelen spiritus, in 0,35 deelen chloroform en gemakkelijk oplosbaar in vette en vluchtige oliën, doch slechts in ongeveer 1200 deelen water. Soortelijk gewicht 0,98 — 0,99. Smeltpunt 175°—177°. Kookpunt 206" — 207°. De oplossing van Kamfer in spiritus (1 = 10) vertoont in den polarimeter bij een buislengte van 2 dM. een draaiing van -|- 6,5° tot -f- 7°. Kamfer kan na bevochtiging met aether of alkohol tot een wit poeder gewreven worden. Water, met dit poeder onder zachte verwarming geschud (1 = 10), mag de kleur van lakmoespapier niet veranderen, noch troebel worden door zilvernitraat. Baroskamfer, afkomstig van Dryobalanops aromatica Gaertn., mag niet in plaats van Kamfer worden gebruikt. + Camphora monobromata. Monobroomkamfer. C10H15BrO. Kleurlooze, doorschijnende, glanzende, naaldvormige kristallen, met kamferachtigen reuk en smaak, die bij 76° smelten tot een bij 274° kokende vloeistof en bij sterkere verhitting verbranden, zonder iets achter te laten. Monobroomkamfer is gemakkelijk in aether en in ongeveer 15 deelen spiritus, doch niet in water oplosbaar. Wordt 250 mG. Monobroomkamfer in 10 cM? spiritus opgelost, dan mag de oplossing met water bevochtigd blauw lakmoespapier niet rood kleuren; wordt de oplossing verwarmd met 3 cM? azijnzuur en een stukje zink, daarna met haar dubbel volumen water verdund en gefiltreerd, dan 7 weeft het filtraat, na met verdund salpeterzuur gemengd te zijn, met zilvernitraat een geelwit neerslag; wordt dit neerslag op een filter eerst met spiritus en dan met water uitgewasschen, de helft in 3 cM? chloroform verdeeld en hierbij druppelsgewijs chloorwater gevoegd, dan wordt de chloroform bij schudden geelrood; wordt de andere helft van het neerslag gedurende 5 minuten geschud met 3 cM? ammoniumcarbonaat en de vloeistof daarna gefiltreerd, dan moet het filtraat met kaliumbromide (1 = 10) helder blijven (chloor). Wordt de oplossing van 100 niG. Monobroomkamfer in 10 cM? spiritus met 1/i cM? zilvernitraat gekookt, dan moet zij minstens 30 secunden helder blijven. De oplossing van 100 mG. Monobroomkamfer in 1 cM? zwavelzuur moet kleurloos zijn. Buiten invloed van het licht te bewaren. + Cantharide s. Spaansche Vliegen. De gedroogde lichamen van Lytta vesicatox*ia Fabr., een blaartrekkend, schildvleugelig insect, dat in Midden- en Zuid-Europa verspreid leeft en gewoonlijk zwermsgewijze in bosschen, vooral op Oleaceae, aan te treffen is. Glinsterend groen met blauwen weerschijn, 1,5 —2,5 cM. lang en 5-8 mï. breed. Reuk sterk, eigenaardig. Kop achter de oogen uitpuilend, met diep ingedrukte lengte-plooi, en plotseling tot een hals versmald. Halsschild hoekig, naar achter versmald en met een groeve in de breedte. Kop en halsschild dicht met fijne puntjes bezet. Sprieten donker, vrij lang, draadvormig, 11-ledig; het eindlid kegelvormig. Dekschilden rimpelig, met eenige verheven, gladde en tijne lengtestrepen. Voeten donker met tot op den wortel in tweeën gespleten klauwtjes, waarvan de bovenste helft dikker dan de onderste. Spaansche Vliegen moeten gaaf en niet aangevreten zijn. Het cantharidinegehalte van poeder van Spaansche Vliegen moet 0,6 — 0,8 pet. bedragen, hetgeen op de volgende wijze wordt bepaald en geregeld: Meng 25 G. poeder van Spaansche Vliegen (Bso) met 100 cM? chloroform, en druppel daarbij, onder omroeren, 2 cM? zoutzuur. Laat het mengsel, onder herhaald schudden, 12 uur staan; filtreer de chloroformoplossing af, zorg dragende, dat zoo weinig mogelijk verdamping plaats heeft, en bepaal het volumen dezer oplossing, waarvan 4 cM? met 1 G. poeder overeenkomt. Destilleer de chloroform tot op 1 tot 2 cM? na af, overgiet de rest terstond, onder omzwenken, met 6 cM? petroleumaether, en laat het mengsel onder herhaald schudden eenige uren staan; schenk de vloeistof af, en herhaal het uitwasschen met 5 en met 4 cM? petroleumaether; verwijder ten slotte den aanhangenden petroleumaether door zachte verwarming, en wasch de kristallijue rest met een mengsel van 5 cM? water en 2 druppels ammoniumcarbonaat. Droog 1 uur bij 100°, laat bekoelen in een exsiccator en weeg. De afgescheiden cantharidine moet kristallijn en slechts weinig gekleurd zijn; zij moet bij zachte verwarming nagenoeg volledig oplossen in 10 cM? natronloog. Is het cantharidinegehalte lager of hooger dan 0,6 — 0,8 pet., dan moet het door menging met ander poeder van Spaansche Vliegen van hooger of lager gehalte tot het gemiddelde gehalte van 0,7 pet. gebracht worden. Poeder van Spaansche Vliegen mag, bij 100u gedroogd, niet meer dan 10 pet. aan gewicht verliezen en na verbranding niet meer dan 9 pet. ascli achterlaten. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Grootste gift per keer 25 mG. Grootste gift per etmaal 100 mG. + Capsulae Balsami Copaivae. Capsules met Copaivabalsem. Eivormige, elastische capsules, die, tenzij een andere hoeveelheid is voorgeschreven, elk 500 mG. Copaivabalsem moeten bevatten. De massa voor het vervaardigen dezer capsules wordt aldus bereid: Los op, onder verwarming op een waterbad, dertig deelen Gelatine 30 in zestig deelen Water. en voeg toe 1 n tien deelen Glycerine Coleer door gaas, en verwarm de massa, totdat zij helder is geworden. + Capsulae Olei Ricini. Capsules met Ricinusolie. Eivormige, elastische capsules, die, tenzij een andere hoeveelheid is voorgeschreven, elk 3 G. Ricinusolie moeten bevatten. De massa voor het vervaardigen dezer capsules wordt aldus bereid: Los op, onder verwarming op een waterbad, drie en twintig deelen Gelatine 23 in twee en dertig deelen Water, 32 en voeg toe vijf en veertig deelen Glycerine 45 Coleer door gaas, en verwarm de massa, totdat zij helder is geworden. + Carbo Ligni. Houtskool. Zwart, droog, licht, reuk- en smaakloos poeder, uit gegloeide houtskool bereid. Houtskool mag, in een buisje verhit, geen empyreumatische dampen ontwikkelen en moet zonder rook of vlam verbranden. Het aschgehalte mag niet meer dan 2 pet. bedragen. Wordt 25 cM? water met 5 G. Houtskool gekookt en gefiltreerd, dan moet het tiltraat kleurloos zijn; 10 cM? van het tiltraat moet met 1 druppel 1/10 N. zuur en 1 druppel phenolphthaleïne een kleurlooze vloeistof geven, die door 1 druppel N. alkali rood wordt. + Carbonas ammonicus. Ammoniumcarbonaat. Mengsel van NH4HC03 en NH4C03NHa. Kleurlooze, doorschijnende, vezelig-kristallijne, harde korsten of stukken, die door verweering hier en daar met wit poeder zijn bedekt, en die sterk naar ammoniak rieken. Ammoniumcarbonaat vervluchtigt door hitte, zonder vooraf te smelten, en geeft met 5 deelen water een heldere oplossing. De oplossing in water reageert alkalisch en ontwikkelt met zuren kooldioxyde. Wordt 10 cM? der oplossing in water (1 = 20), zuur gemaakt met verdund zwavelzuur, gemengd met 1 druppel kaliunipermanganaat (1 = 1000), dan mag het mengsel binnen 15 minuten niet ontkleurd zijn (empyreumatische .stoffen). Na met zoutzuur zuur gemaakt te zijn, mag de oplossing door zwavelwaterstof, door baryumnitraat en door ferrichloride (rhodaanverbindingen) niet van uiterlijk veranderen. De met salpeterzuur zuur gemaakte oplossing in water (1 = 50) moet met zilvernitraat kleurloos (ammoniumthiosulfaat) en minstens 5 minuten helder blijven. + Carbonas bismuthicus basicus. Basisch Bismuthcarbonaat. Wit of geelachtig-wit, reuk- en smaakloos poeder, dat bij verhitting water en kooldioxyde ontwikkelt, onder achterlating van geel bismuthoxyde. Basisch Bismuthcarbonaat is in water onoplosbaar. 1 G. Basisch Bismuthcarbonaat moetin 5 cM?salpeterzuur, onder ontwikkeling van kooldioxyde, oplossen tot een heldere, kleurlooze vloeistof. Na verdunning met 25 cM? water mag 5 cM? der aldus verkregen vloeistof niet troebel worden door baryumnitraat, noch door zilvernitraat; wordt 15 cM? gemengd met 6 cM? ammonia en gefiltreerd, dan moet het filtraat kleurloos zijn en mag het, na uitdampingen gloeiing van de droogrest, geen weegbare rest achterlaten. Wordt 5 cM? water geschud met 500 mG. Basisch Bismuthcarbonaat, gefiltreerd en het tiltraat gebracht op een kleurlooze oplossing van 5 mG. diplienylamine in 5 cM; zwavelzuur, dan mag de grenslaag niet blauw worden. Wordt 1 G. Basisch Bismuthcarbonaat opgelost in 5 cM? salpeterzuur, hieraan toegevoegd 50 cM? water en zooveel natriumcarbonaat, dat de vloeistof nog slechts zwak zuur reageert en een blijvend neerslag ontstaan is, daarna 25 cM? natriumacetaat, vervolgens een kwartier gekookt en gefiltreerd, dan mag het tiltraat niet troebel worden door kaliumbichromaat (lood). Wordt 1 G. Basisch Bismuthcarbonaat verwarmd met 5 cM? natronloog, dan mag de damp dezer vloeistof rood lakmoespapier niet blauw kleuren. Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op een oplossing van 500 mG. Basisch Bismuthcarbonaat in 10 cM? verdund zoutzuur, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. Na gloeiing moet Basisch Bismuthcarbonaat 85 — 90 pet. bismuthoxyde achterlaten. Carbonas calcicus. Calciumcarbonaat. CaC03, langs scheikundigen weg bereid. Zeer wit, fijn, microkristallijn poeder. Calciumcarbonaat is in water nagenoeg onoplosbaar en geeft met verdund azijnzuur, onder ontwikkeling van kooldioxyde, een heldere en kleurlooze vloeistof, waarin door ammoniumoxalaat een wit neerslag ontstaat. De met behulp van salpeterzuur verkregen oplossing in water (1 = 50) mag door kaliumferrocyanide niet blauw worden, door een overmaat ammonia niet van uiterlijk veranderen en door een overmaat van kalkwater (magnesium) niet troebel worden; met baryumnitraat en met zilvernitraat moet zij minstens 30 secunden helder blijven. Wordt 25 cM? water gedurende 5 minuten met 1 G. Calciumcarbonaat geschud en daarna gefiltreerd, dan mag het tiltraat rood lakmoespapier niet blauw kleuren en na verdamping niets achterlaten. + Carbonas Guaiacoli. Guajacolcarbonaat. (CgH4.0CH8)2C03, Wit, kristallijn, smaakloos en bijna reukeloos poeder, dat bij 87,5° —88° smelt. Guajacolcarbonaat is onoplosbaar in water, doch goed oplosbaar in warmen spiritus. Wordt Guajacolcarbonaat korten tijd gekookt met spiritueuze kalioplossing, het mengsel verdund met water en nauwkeurig geneutraliseerd met zoutzuur, dan ontwijkt bij de neutralisatie kooldioxyde; de verkregen vloeistof wordt met ferrichloride roodbruin. Wordt 5 cM? water geschud met 1 G. Guajacolcarbonaat en gefiltreerd, dan mag het tiltraat door ferrichloride niet blauw of bruin en door zilvernitraat niet troebel worden. Guajacolcarbonaat moet met de 10-voudige hoeveelheid zwavelzuur een kleurlooze oplossing geven. Na verbranding van 500 mG. Guajacolcarbonaat mag geen weegbare rest achterblijven. Carbonas kalicus. Kaliu mcarbonaat. ksco3. Wit, korrelig, wateraantrekkend poeder. Kaliumcarbonaat is in 0,92 deelen water oplosbaar, doch in spiritus nagenoeg onoplosbaar. De oplossing van 1 G. in 15 cM? water reageert alkalisch en geeft met de oplossing van 1 G. wijnsteenzuur in 5 cM? water, onder ontwikkeling van kooldioxyde, een wit, kristallijn neerslag. De oplossing van 1 G. in 4 cM? verdund salpeterzuur en 16 cM? water mag door baryumnitraat niet troebel worden; met de viervoudige hoeveelheid water verdund, moet zij met zilvernitraat minstens 5 minuten helder blijven. Met 20 cM? verdund zwavelzuur moet 2 G. Kaliumcarbonaat een kleurlooze en heldere vloeistof geven. Het gas, dat bij het oplossen ontwijkt, moet reukeloos zijn en mag filtreerpapier, bevochtigd met loodacetaat, niet kleuren (zwavelverbindingen); de helft der oplossing, gemengd met 1 druppel kaliumpermanganaat (1 = 1000), moet minstens 5 minuten de roode kleur behouden (mierenzuur); de andere helft der oplossing moet bij koken helder blijven (silicaten) en mag, ook na met ammonia alkalisch gemaakt te zijn, door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen. Wordt de oplossing van 500 mG. Kaliumcarbonaat in 5cM? water gemengd met 20 cM? baryumnitraat, dan mag het mengsel door 3 druppels phenolphthaleïne niet rood worden (kaliu m hydroxyde). Wordt 1 G. Kaliumcarbonaat met 5 cM? natronloog en 1 G. van een mengsel van gelijke deelen zink- en ijzerpoeder gekookt, dan mag geen ammoniak ontwikkeld worden (nitraten); wordt nu bij het tiltraat van dit mengsel 50 inG. ferrosulfaat gevoegd en nogmaals gekookt, dan mag de vloeistof, na met verdund zoutzuur zuur gemaakt te zijn, niet groen of blauw worden (cyaniden). Het gas, ontwikkeld door inwex-king van een stukje zink op de oplossing van 1 G. Kaliumcarbonaat in 10 cM? verdund zwavelzuur, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. 2 G. Kaliumcarbonaat moet ter neutralisatie niet minder dan 27,5 cM? N. zuur vereischen, hetgeen overeenkomt met een gehalte van minstens 95 pet. K2C03. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. + Carbonas kalicus crudus. Potasch. Wit, korrelig, wateraantrekkend poeder, dat minstens 90 pet. KjCOg bevat. Potasch is in 1 deel water tot een bijna heldere vloeistof oplosbaar. De oplossing van 1 G. in 15 cM? water reageert alkalisch en geeft met de oplossing van 1 G. wijnsteenzuur in 5 cM? water, onder ontwikkeling van kooldioxyde, een wit, kristallijn neerslag. 2 G. Potasch moet ter neutralisatie niet minder dan 26,0cM? N. zuur vereischen. + Carbonas lithicus. Lithiumcarbonaat. Li2COs. Wit, licht poeder, dat bij verhitting smelt en onder het afkoelen kristallijn vast wordt. Lithiumcarbonaat is oplos- baar in 75 deelen water; de oplossing reageert alkalisch, wordt bij koken troebel en bij bekoeling niet weder geheel helder; met zuren ontwikkelt zij kooldioxyde. Lithiumcarbonaat kleurt een niet lichtende vlam karmijnrood. De met behulp van azijnzuur verkregen oplossing in water (1 = 50) moet helder en kleurloos zijn; zij mag door zwavelwaterstof en door ammonia in overmaat niet van uiterlijk veranderen, ook niet, nadat aan de ammoniakale vloeistof zwavelammonium en ammoniumoxalaat is toegevoegd. Met een gelijk volumen water gemengd moet zij, na toevoeging van salpeterzuur, met baryumnitraat en met zilvernitraat minstens een minuut helder blijven. De verdampingsrest eener oplossing van 200 mG. Lithiumcarbonaat in 1 cM? zoutzuur moet in 2 cM? absoluten alkohol geheel oplossen; gemengd met een gelijk volumen aether, moet deze oplossing helder blijven (alkaliën). 500 mG., bij 100° gedroogd, Lithiumcarbonaat moet ter neutralisatie 13,4 — 13,5 cM? N. zuur vereischen, hetgeen overeenkomt met een gehalte van 99 —100 pet. Li2C03. Carbonas magnesicus. Magnesiumcarbonaat. Magnesia silba. Magnesia. MgCOjj, met wisselende hoeveelheden Mg(OH)3 en H,0. Witte, zeer lichte, gemakkelijk tot poeder te brengen stukken, of een wit, zeer licht poeder. Magnesiumcarbonaat is in water weinig oplosbaar en geeft met verdund salpeterzuur, onder ontwikkeling van kooldioxyde, een heldere en kleurlooze vloeistof, waarin, nadat zij met ammonia alkalisch gemaakt is, door natriumphosphaat een wit, kristallijn neerslag ontstaat. De met behulp van azijnzuur verkregen oplossing in water (] — 50) mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen; na toevoeging van ammoniumchloride en van ammonia tot alkalische reactie mag zij door zwavelammonium niet terstond en door ammoniumoxalaat niet binnen 5 minuten van uiterlijk veranderen; na toevoeging van eenige druppels salpeterzuur moet zij met baryumnitraat en met zilvernitraat minstens 5 minuten helder blijven. Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op de oplossing van 1 G. Magnesiumcarbonaat in 10 cM? verdund zwavelzuur, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. Wordt 25 cM? water met 1 G. Magnesiumcarbonaat gedurende 2 minuten gekookt en daarna gefiltreerd, dan moet 10 cM? van het filtraat, door 1 druppel phenolphthaleïne rood gekleurd, door 1 druppel N. zuur weer kleurloos worden; na verdamping van 10 cM? van het filtraat mag ten hoogste 4 mG. vaste stof achterblijven. Na gloeiing moet Magnesiumcarbonaat 40 — 43 pet. magnesiumoxyde achterlaten. Carbonas natricus. Natriumcarbonaat. NaoCOj.lOHoO. Kleurlooze, doorschijnende, monokline prisma's, die gemakkelijk verweeren en dan ondoorschijnend worden, bij verwarming smelten en water verliezen. Natriumcarbonaat is in 1,7 deelen water oplosbaar, doch in spiritus onoplosbaar. Natriumcarbonaat kleurt een niet lichtende vlam terstond sterk geel en geeft met water een alkalisch reageerende oplossing, die met zuren kooldioxyde ontwikkelt. 1 G. Natriumcarbonaat moet met 1 G. wijnsteenzuur en 15 cM? water een heldere oplossing geven. De met zoutzuur zuur gemaakte oplossing in water (1 = 10) moet bij koken helder blijven (silicaten) en mag, ook na met ammonia alkalisch gemaakt te zijn, door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen. De oplossing van 1 G. in 2 cM? verdund salpeterzuur en 100 cM? water moet met baryumnitraat en met zilvernitraat minstens 5 minuten helder blijven; zij mag door ferrichloride niet rood worden (rhodaanvevbindingen). Wordt de oplossing van 1 G. Natriumcarbonaat in 5 cM'i water gemengd met 20 cM? baryumnitraat, dan mag het mengsel door 3 druppels phenolphthaleïne niet rood worden (inatriunihydroxyde). Bij verwarming van Natriumcarbonaat mogen geen alkalisch reageerende dampen ontwikkeld worden. Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op de oplossing van 1 G. Natriumcarbonaat in 10 cM? verdund zwavelzuur, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. 5 G. Natriumcarbonaat moet ter neutralisatie niet minder dan 34,5 cM? N. zuur vereischen, hetgeen overeenkomt met een gehalte van minstens 98,6 pet. Na2C0310H20. + Carbonas plumbicus. Loodcarbonaat. Cerussa. Loodwit. 2PbC03.Pb(0H)2. Wit, zwaar, fijn, reuk- en smaakloos poeder, dat bij verhitting in geel loodoxyde overgaat. Loodcarbonaat is in water onoplosbaar, doch lost in verdund azijnzuur, onder ontwikkeling van kooldioxyde, nagenoeg geheel op. Deze oplossing geeft rnet kaliumbichromaat een geel neerslag, dat gemakkelijk oplost in natronloog; met zwavelzuur een wit neerslag, dat gemakkelijk oplost in aminoniumacetaat. Wordt 1 G. Loodcarbonaat verwarmd met 20 cM? verdund azijnzuur, dan mag de onoplosbare rest niet meer wegen dan 10 mG. Deze oplossing moet met kaliumferrocyanide een zuiver wit (ijzer, koper) neerslag geven. Wordt aan 15 cM? dezer oplossing zoutzuur toegevoegd, totdat zich geen neerslag meer vormt, uit de afgetiltreerde vloeistof het nog achtergebleven lood verwijderd door zwavelwaterstof en wordt op nieuw gefiltreerd, dan mag het filtraat door ammonia niet van uiterlijk veranderen en, na uitdamping en gloeiing van de droogrest, geen weegbare rest achterlaten. Na gloeiing moet Loodcarbonaat minstens 85 pet. loodoxyde achterlaten. Carrageen. lersch Mos. Aan de zon gebleekte planten van C hondrus crispus, Lyngb. Hydr. dan. p. 15, Tab. 5, A. B. en Gigartina mami 11 osa, J. Ag. Alg. med. p. 104. Loof tot 17 cM. hoog, kraakbeenachtig, halfdoorschijnend, in water zwellend, glibberig en week, zeer verschillend van vorm, met langeren of korteren, aan den voet cylindervormigen steel, hooger op plat, herhaaldelijk vorksgewijze vertakt, waaiervormig uitgespreid, maar in drogen toestand gekruld en dooreengeward. Slippen 3 tot 10 mM. breed, lijnvormig of min of meer wigvormig, met spitsen, stompen of uitgeschulpten top; insnijdingen stomp of bijna spits; rand somtijds met min of meer gedeelde prolificaties. Oppervlak hier en daar bedekt met kalkkorsten, van zeedieren afkomstig, overigens effen, dof, geelachtig-wit; de voet van den steel bruingeel. Aan het loof zijn de genoemde soorten niet met zekerheid te onderscheiden, wèl aan de cystocarpiën, die bij de handelswaar echter dikwijls ontbreken. Cystocarpiën van Chondrus verspreid, ongeveer 2 mM. lang, in het loof gedoken, plat, langwerpig rond, aan de ééne zijde een zeer geringe verhevenheid vormend en aan de andere een daarmede overeenkomende holte; na het uittreden der sporen een litteeken, dikwijls ook een gat van denzelfden vorm in het loof. Cystocarpiën van Gigartina zich boven de oppervlakte van het loof verheffend, kogel- of tepelvorniig. Reuk eigenaardig, zwak; smaak slijmerig. + Caryophylli. Kruidnagelen. De bloemknoppen van Eugenia caryophyllata, Thunb. Diss. 1. Bloem regelmatig, epigynisch met een lang, cylindervormig hypanthium onder het tweehokkig vruchtbeginsel; 4kelkblaadjes; 4 tot een kapje vereenigde, veel lichter bruin gekleurde kroonbladen; vele, in 4 groepen geplaatste meeldraden. Reuk en smaak krachtig aromatisch. Met den nagel kan men rijkelijk olie uit het hypanthium persen. Microscopie van het poeder. Parenchym met ellipsoïdische klierholten', door eenige lagen platte cellen omgeven. Dikwandige vezels, 350 ft. lang. Spiraalvaten. Vele cellen met kristalsterren, dikwijls in overlangsche rijen. Helmknoppen met duidelijke fibreuze laag en driehoekige stuifmeelkorrels. Opperhuidcellen van steel en vruchtbeginsel, 5- of 6-hoekig met zeer verdikte buitenwanden; huidmondjes. Geen zetmeel. De aanwezigheid van korte sclerenchymcellen en van netvaten wijst op vermenging met stelen; die van zetmeel op vermenging met anthophylli. Wordt 10 G. poeder, bereid uit, met behulp van ongebluschte kalk, gedroogde Kruidnagelen, met aether uitgetrokken en de aether bij een temperatuur beneden 60u verdampt, dan moet minstens 2,5 g. van een geurig riekend extract achterblijven. Poeder van Kruidnagelen mag na verbranding niet meer dan 6 pet. asch achterlaten. Het mag niet langer dan 1 jaar in voorraad gehouden worden. + Catechu. Gele Cachou. Gambir. Het extract, in Nederlandsch Oost-Indië door koken bereid uit de bladen en twijgen van Uncaria Gambier, Roxb. Hort. Beng. 86. Blokjes, die uitwendig bruingeel tot bruin en op de breuk veel lichter van kleur zijn ; smaak sterk samentrekkend. Wordt 1 G. poeder van Gele Cachou gekookt met 20 cM5 spiritus, dan mag het daarin onoplosbare gedeelte, na droging bij 100°, ten hoogste 200 mG. bedragen; wordt 1 druppel der spiritueuze oplossing gemengd met 10 druppels spiritus en 1 druppel ferrichloride, dan wordt het mengsel groenzwart. Wordt 1 G. poeder van Gele Cachou gekookt met 50 cM? water en het mengsel warm gefiltreerd, dan mag het onoplosbare gedeelte, na droging bij 100°, ten hoogste 100 mG. bedragen ; uit het waterig vocht zet zich, bij bekoeling, een lichtbruin, kristallijn poeder af. Het aschgehalte mag niet meer dan 5 pet. bedragen. + Cera alba. Wit Was. Gebleekt Bijenwas. Nagenoeg witte, in de koude brosse, in de hand week wordende, niet vettig aanvoelende massa. Soortelijk gewicht 0,965-0,970. Wit Was moet, zonder te schuimen en zonder een bezinksel 8 af te zetten, bij 62,5°—64° smelten tot een bijna kleurlooze, heldere, eigenaardig en niet rans riekende vloeistof. Wordt warm water met Wit Was geschud en na bekoeling gefiltreerd, dan mag het blauw lakmoespapier niet rood en kaliumiodidestijfselpapier niet blauw kleuren. Wit Was moet overigens voldoen aan de chemische eischen van zuiverheid, bij Geel Was gesteld. Cera flava. Geel Was. Bijenwas, verkregen door voorzichtig uitsmelten der honigraten van Apis mellifica Linn. Gele, in de koude korrelige, in de hand week wordende, niet vettig aanvoelende massa, die bij 62,5° —64° smelt tot een heldere, naar honig riekende vloeistof. Breuk dof, niet kristallijn. Soortelijk gewicht 0,960 — 0,966; waskogeltjes, na de bereiding niet minder dan 24 uur bewaard, moeten zweven in spiritus van voornoemd soortelijk gewicht. Wordt 20 cM? spiritus met 1 G. Geel Was eenige minuten gekookt en na een uur gefiltreerd, dan mag het filtraat vochtig blauw lakmoespapier niet rood kleuren en door toevoeging van water niet sterk troebel worden; de verdampingsrest van 10 cM? mag niet meer dan 20 mG. bedragen. Geel Was moet, met de elfvoudige hoeveelheid chloroform zacht verwarmd, een nagenoeg heldere oplossing geven en ook in terpentijnolie, bij verwarming, gemakkelijk en nagenoeg geheel oplossen; in het geringe bezinksel zijn met den microscoop stuifmeelkorrels waarneembaar. Wordt 1 G. Geel Was met 25 cM? water en 10 G. natriumcarbonaat gekookt, dan mag de waterige vloeistof, nadat het was zich bij langzame bekoeling in een laag heeft afgescheiden, slechts een geringe opalescentie vertoonen. Wordt 3 G. Geel Was met 50 cM:.! absoluten alkohol tot kooktemperatuur verwarmd, 10 druppels phenolphthaleïne toegevoegd en, terwijl het kolfje in een schaal met warm water geplaatst is, onder voortdurend omzwenken met alkoholische 1/3 N. kaliloog getitreerd, dan moet daarvan 2 — 2,5 cM? ter roodkleuring vereischt worden. Wordt vervolgens 30 cM? dezer loog toegevoegd, de vloeistof gedurende 1 uur onder terugvloeiing gekookt en met 1/2 N. chloorwaterstofzuur teruggetitreerd, dan moet hiervan 21,9 — 22,2 cM? vereischt worden. Het hieruit afgeleide zuurgetal is 18 — 24, het estergetal 73 — 75,8. Wordt 2 G. Geel Was met 10 cM? zwavelzuur een kwartier op ongeveer 160° verhit en het half bekoelde mengsel met water verdund, dan mag zich geen vaste laag afscheiden (paraffine). + Cera FoMorum. Bladwas. Het was, dat als een rijpachtige laag voorkomt op de bladen van sommige eenzaadlobbige gewassen en daarvan verzameld wordt door afschrapen en uitsmelten. Do soort bladwas, die in den handel bekend is als Carnaubawas, wordt in Brazilië gewonnen van Copernicia cerifera, Mart. Hist. Nat. Palm. III. 242. t. 50 A; het Pisang- of Banaanwas wordt in sommige streken van Java gewonnen van een aldaar in het wild groeiende soort van het geslacht M u s a. Harde, brosse koeken van vuilwitte of lichtgroene kleur. Soortelijk gewicht 0,95-0,98. Smeltpunt 75° —85°. Bladwas mag niet meer dan 5 pet. in spiritus oplosbare en niet minder dan 95 pet. in zwavelkoolstof oplosbare bestanddeelen bevatten. Het zuur getal, bepaald op de wijze bij Geel Was aangegeven, mag niet liooger zijn dan 5, het estergetal niet lager dan 85 en niet hooger dan 110. Wordt 2 G. Bladwas met 10 cM? zwavelzuur een kwartier op ongeveer 1 (iO" verhit en het halfbekoelde mengsel met water verdund, dan mag zich geen vaste laag afscheiden (paraffine). + Cetaceum. Walschot. Spermaceti. Het gezuiverde, vaste gedeelte van den inhoud der onderhuidsche holten in kop en lichaam der potvisschen, voornamelijk van Physeter macrocephalus Lac. Sneeuwwitte, paarlemoerachtig glanzende, half doorschijnende, op het gevoel eenigszins vettige, gemakkelijk fijn te wrijven massa, die bij 45° tot een heldere, kleurlooze vloeistof smelt. Reuk zwak, niet rans; smaak flauw. Breuk plaatvormig-kristallijn. Soortelijk gewicht 0,940 — 0,950; walschotkogeltjes, na de bereiding niet minder dan 24 uur bewaard, moeten zweven in spiritus van voornoemd soortelijk gewicht. Walschot is gemakkelijk oplosbaar in aether, in chloroform en in zwavelkoolstof. Wordt Walschot gekookt met de 40-voudige hoeveelheid spiritus, dan moet het oplossen; bij bekoeling scheidt het zich in kristallen af; wordt nu gefiltreerd, dan mag het filtraat de kleur van vochtig lakmoespapier niet veranderen en, gemengd met een gelijk volumen water, wel zwak troebel worden, doch geen vlokkig neerslag geven. Wordt 2 G. Walschot gesmolten en met 10 cM? ammonia eenige minuten geroerd, dan mag het na bekoeling afgefiltreerde vocht, bij oververzadiging met zoutzuur, geen neerslag geven. + Cevadinum. Ce v ad ine. Yeratriuuui crystallisatum. Gekristalliseerde Yeratrine. Cs8H49N09. Kleurloos, kristallijn, alkalisch reageerend poeder, dat, zelfs in sporen door den neus ingeademd, heftig niezen veroorzaakt. Cevadine smelt bij 205° en is oplosbaar in 37 deelen spiritus, in 1,5 deelen chloroform en zeer moeilijk in water. De oplossing van ongeveer 1 mG. Cevadine in 1 cM? zwavelzuur is geelrood en fluoresceert groen; bij toevoeging van één druppel water wordt zij bloedrood. 50 mG. Cevadine moet volkomen oplossen in 1 cM? azijnzuur; deze oplossing mag niet troebel worden door 3 druppels tannine. Na verbranding mag Cevadine niets achterlaten. Cevadine is niet identisch met Veratrine, beschreven in de 3de uitgave dezer Pharmacopee. Grootste gift per keer 5 mG. Grootste gift per etmaal 10 mG. + Charta antasthmatica. Asthmapapier. Infundeer twee deelen Belladonnabladen 2 twee deelen Digitalisbladen 2 twee deelen Saliebladen 2 en twee deelen Stramoniumbladen. . 2 met water tot een colatuur van vijf en tachtig deelen 85 Los daarin op vijftien deelen Kaliumnitraat 15 Filtreer de oplossing; drenk daarmede filtreerpapier. Droog het papier, en drenk het met een mengsel van een deel Benzoëtinctuur 1 en vier deelen Spiritus 4 Droog liet papier, en knip het in stukken van 10 bij 15 cM. + Charta sinapizata. Mosterdpapier. Meng door petroleumaether ontvet Zwart Mosterdzaad, tot poeder (B30) gebracht, met een oplossing van Caoutchouc in zwavelkoolstof (1 = 10) tot een dunne brij, en strijk deze gelijkmatig uit op grof, wit papier; bestrooi het papier daarna met bovengenoemd poeder van Zwart Mosterdzaad, druk dit sterk aan, en strijk het glad. Droog met behulp van ongebluschte kalk, schud het niet vastgehechte poeder er af, en knip het papier in stukken van 8 bij 12 cM. De hoeveelheid mosterdpoeder op ieder stuk moet ongeveer 1,5 G. bedragen. Mosterdpapier moet, na bevochtiging met water, krachtig mosterdolie ontwikkelen. + Chininum. Kinine. C20H24NOO3. Wit, kristallijn, bitter smakend poeder, dat bij 175,5°. smelt en bij sterke verhitting geheel verbrandt. Kinine is in 1970 deelen water, in 0,75 deelen spiritus en in 115 deelen aether oplosbaar. De oplossing van 100 mG. in 100 cM? water en 5 druppels verdund zwavelzuur fluoresceert blauw; 5 cM? der oplossing geeft met 1 cM? chloorwater en daarop volgende toevoeging van 5 druppels ammonia een heldere, groene vloeistof. De oplossing van 100 mG. Kinine in 2 cM? zwavelzuur mag niet meer dan zwak geel, die in 2 cM? salpeterzuur moet nagenoeg kleurloos zijn. Kinine mag, met kalkwater verwarmd, geen ammoniak ontwikkelen. Wordt 1 deel Kinine 5 minuten geschud met 50 deelen water, dan mag het filtraat rood lakmoespapier niet blauw kleuren en door baryuiunitraat en door zilvernitraat niet troebel worden. Wordt de oplossing van 1,5 G. Kinine in 20 cM? spiritus met zooveel verdund zwavelzuur gemengd, dat zij vochtig lakmoespapier niet verkleurt en daarna uitgedampt; wordt de droogrest tot poeder gebracht en met 20 cM? water een half uur, onder herhaald schudden, bij 60" tot G5U verwarmd, het mengsel afgekoeld en nog 2 uur, onder herhaald schudden, bij 15° gehouden en daarna door glaswol gefiltreerd, dan moet 5 cM? van het filtraat, met 4,5 cM> ammonia van 15°, een heldere vloeistof geven. Kinine mag, bij 100° gedroogd, niet meer dan 0,5 pet. aan gewicht verliezen. Buiten invloed van het licht te bewaren. Chloras kalicus. Kaliumchloraat. kcio3. Kleurlooze, doorschijnende, monokline kristallen of kristalmeel, dat door hitte smelt en bij sterke verhitting zuurstof ontwikkelt. Kaliumchloraat is in 16,5 deelen water oplosbaar, doch in spiritus onoplosbaar. De oplossing van 1 G. in 20 cM? water geeft met de oplossing van 1 G. wijnsteenzuur in 5 cMif water een wit, kristallijn neerslag. Het zout, met zoutzuur verwarmd, ontwikkelt chloor. De oplossing in water (1 = 20) moet helder, kleurloos en neutraal zijn en mag door zwavelwaterstof, door baryummfcraat 011 door zilvernitraat niet van uiterlijk veranderen. V\ ordt 1 G. Kaliumchloraat met 5 cM? natronloog en 1 G. van een mengsel van gelijke deelen zink- en ijzerpoeder gekookt, dan mag geen ammoniak ontwikkeld worden (nitraten). + Chloretum aethylicum. Aethyl chloride. C3H5C1. Kleurlooze, heldere, aetherisch riekende, volkomen vluchtige, licht ontvlambare en dan met lichtgevende, groen gezoomde vlam brandende vloeistof, die in elke verhouding met spiritus en met aether kan gemengd worden, doch in water weinig oplosbaar is. Soortelijk gewicht bij 0°: 0,921. Kookpunt 12,2°-12,5°. Wordt 1 cM? Aethylchloride met 20 cM? water geschud, dan mag dit blauw lakmoespapier niet rood kleuren. De oplossing van Aethylchloride in spiritus (1 = 20) moet met zilvernitraat minstens 1 minuut helder blijven. 10 cM? Aethylchloride moet bij gewone temperatuur verdampen zonder iets achter te laten; het laatst verdampende mag geen afwijkenden reuk bezitten. Buiten invloed van het licht op een koele plaats te bewaren. Chloretum ammonicum. Ammoniumchloride. Salmiak. NH4C1. Witte, kleine, regulaire, reukelooze kristallen, die door hitte vervluchtigen zonder vooraf te smelten. Ammoniumchloride is in 2,8 deelen water oplosbaar, doch in spiritus bijna onoplosbaar. Door natronloog wordt uit Ammoniumchloride ammoniak ontwikkeld. De oplossing in water (1 = 20) geeft met zil- vernitraat een wit neerslag, dat in ammonia gemakkelijk oplost. De oplossing van 1 G. in 10 cM? water moet helder, kleurloos en neutraal of slechts zoo zwak zuur zijn, dat de zure reactie door 1 druppel '/10 N. alkali verdwijnt. Wordt 10 cM? der oplossing in water (1 = 20), zuur gemaakt met verdund zwavelzuur, gemengd met 1 druppel kaliumpermangnnaat (1 = 1000), dan mag het mengsel binnen 15 minuten niet ontkleurd zijn (empyreumatische stoffen). Na met zoutzuur zuur gemaakt te zijn, mag de oplossing door zwavelwaterstof, door baryumnitraat en door ferrichloride (rhodaanverbindingen) niet van uiterlijk veranderen. De oplossing mag door zwavelammonium niet meer dan zwak groen worden; door verdund zwavelzuur en door ammoniumoxalaat mag zij niet troebel worden. Wordt Ammoniumchloride bij 100° gedroogd, dan mag het niet meer dan 1 pet. aan gewicht verliezen. + Chloretum ferricum. Ferrichloride. FeCl3.6H„0. Overgiet in een ruime kolf honderd deelen Dun IJzerdraad 100 met vijfhonderd vijf en twintig deelen Zoutzuur 525 Verwarm, totdat de gasontwikkeling ophoudt, en filtreer het nog warme vocht door een gewogen filter. Wasch het filter en het niet opgeloste ijzerdraad met water af, droog, en weeg. Voer door de tot 50ü verwarmde oplossing zoolang chloor- gas, totdat 1 druppel, met 5 cM? water verdund, door kaliumferricyanide niet meer groen of blauw wordt. Damp de vloeistof op een waterbad uit, totdat voor iedere 100 deelen opgelost ijzer 483 deelen zijn overgebleven, en laat haar op een koele plaats kristalliseeren. Gele of bruinachtig-gele, kristallijne stukken, die in de lucht vervloeien, reeds bij zachte warmte smelten en in water en in spiritus gemakkelijk oplosbaar zijn. De oplossing in water (3 = 4) moet voldoen aan de eischen bij Ferrichlorideoplossing gesteld. Buiten invloed van het licht te bewaren. + Chloretum ferricum et Chloretum a rn m o n i c u m. Ferri- en Ammoniumchloride. Meng een deel Ferrichlorideoplossing. . 1 met vijf deelen Ammoniumchloride. . 5 Droog het mengsel, onder voortdurend roeren, op een waterbad, en wrijf het fijn. Oranjekleurig, droog, kristallijn, wateraaiitrekkend poeder, dat in 3 deelen water oplost; in spiritus is het slechts gedeeltelijk oplosbaar. Door natronloog wordt uit het poeder ammoniak ontwikkeld. Het ijzergehalte moet 2,63 — 2,69 pet. bedragen, hetgeen op de volgende wijze wordt onderzocht: Los op 1 G. in 25 cM? water, voeg toe 2 cM? zoutzuur en 2 G. kaliumiodide, en titreer na 1 uur met1/10 N. natriumthiosulfaat. Hiervan moet ter ontkleuring 4,7 — 4,8 cM? vereischt worden. De oplossing in water (1 = 3) moet overigens voldoen aan ndbad, onder roeren, tien deelen Caoutchouc . . in en twintig deelen Wolvet, 20 totdat een gelijkmatig mengsel verkregen is. Voeg er, na eenige bekoeling, bij zeventig deelen Loodpleister, 70 en verwarm op een waterbad, onder roeren, totdat een gelijkmatige massa verkregen is. Lichtgrijze, sterk klevende pleister. + Emplastrum aromaticum. Aromatische Pleister. Smelt samen zes en dertig deelen Geel Was . . 36 en vijf en twintig deelen Reuzel, 25 en voeg er, 11a voldoende bekoeling, bij achttien deelen Olbanum, tot poeder (B,n) gebracht, negen deelen Kruidnagelen, tot poeder (Bso) gebracht, ^ zeven deelen Muskaatboter, 7 vier deelen Lorkenterpentijn .... 4 en een deel Pepermuntolie j Bruine, aromatisch riekende pleister, die bij gewone temperatuur kneedbaar is. + Emplastrum Cantharidum. Spaansche-Vliegpleister. Emplastrum vesicatorium. Smelt samen vier en twintig deelen Geel Was, 24 vier en twintig deelen Hars 24 en zeven deelen Sesamolie, j en voeg er, na voldoende bekoeling, bij vier en dertig deelen Poeder vanSpaansche Vliegen, vooraf met behulp van ongebluschte kalkgedroogd 3^ Digereer dit mengsel, onder herhaald roeren, gedurende 6 uur, en meng er dan onder elf deelen Lorkenterpentijn jj Groenachtig-zwarte pleister, die bij gewone temperatuur kneedbaar is. Emplastrum gummosum. Diachylonpleister. Verwarm, onder roeren, acht deelen Ammoniakgomhars, tot poeder (Bn„) gebracht, ° q acht deelen Moederhars, tot poeder (B.20) gebracht, " o en zes deelen Lorkenterpentijn f5 Voeg, zoo noodig, een weinig terpentijnolie toe ter verkrijging van een gelijkmatige massa en daarna een gesmolten en eenigszins bekoeld mengsel van zeventig deelen Loodpleister en acht deelen Geel Was ^ Gele, harde pleister. Emplastrum Hydrargyri. Kwikpleister. Wrijf vijf en twintig deelen Kwik 25 met vijf deelen Wolvet, 5 totdat geen metaalbolletjes meer waarneembaar zijn. Voeg er bij gedeelten bij een gesmolten en eenigszins bekoeld mengsel van zestig deelen Loodpleister (50 en tien deelen Geel Was 10 Blauwgrijze, harde pleister. Wordt Kwikpleister uitgestreken, dan mogen daarin geen kwikbolletjes waarneembaar zijn. Kwikpleister moet minstens 24 pet. kwik bevatten. Het kwikgehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Verwarm 1 G. Kwikpleister met 20 cM5 chloroform op een waterbad, gedurende een half uur, en giet het vocht af. Herhaal deze bewerking nog 2 maal, telkens met 10 cM? chloroform. Droog het kwik bij 50°, en weeg het na bekoeling. Het gewicht mag niet minder dan 240 mG. bedragen. Het afgescheiden kwik moet voldoen aan de eischen van zuiverheid, bij Kwik gesteld. Emplastrum Oxydi plumbici. Loodpleister. Einplastruni Diapalmae. Diapalmpleister. Meng gelijke deelen Loodglid, tot poeder (B40) gebracht, 11 Water, Reuzel, en Olijfolie. Verwarm het mengsel, onder herhaald roeren, en voeg nu en dan kleme hoeveelheden kokend water toe, totdat al het loodoxyde gebonden is en een geringe hoeveelheid der pleistermassa, onder water gekneed, niet meer aan de vingers kleeft. Wasclx de pleister door kneden in water uit, en droog haar door verwarming op een waterbad. Witte tot geelwitte, harde piefeter, die niet rans mag rieken en waarin geen loodoxyde waarneembaar mag zijn. Loodpleister moet, bij verwarming, in tien deelen zwavelkoolstof oplosbaar zijn. + Emplastrum saponatum. Zeeppleister. Smelt samen vijf en zeventig deelen Loodpleister 7r\ en tien deelen Geel Was jq Voeg er bij tien deelen Medicinale Zeep jq en, nadat de massa voldoende bekoeld is, een mengsel van twee deelen Kamfer (} en drie deelen Sesamolie ^ Geelwitte, naar kamfer riekende, pleister. E m u I s a. Em u Isiën. Zaademulsiën worden bereid, tenzij een andere verhouding is aangegeven, uit tien deelen van het zaad voor honderd deelen emulsie. Amandelen moeten vooraf van de zaadhuid ontdaan worden. Olie ë m u 1 s i ë n worden bereid, tenzij anders is voorgeschreven, met de helft en, wat Ricinusolie betreft, met een derde van het gewicht der te gebruiken olie aan poeder van Arabische Gom. Wanneer geen andere verhouding is voorgeschreven, moet voor honderd deelen emulsie, tien deelen olie gebruikt worden. Wanneer emulsum oleosum (mixtura oleosa) wordt voorgeschreven, moet deze met Amandelolie bereid worden. + Eugenolum. Eugenol. C8Hg.CsH5.OCH3.OH.l,3,4. Hoofdbestanddeel van Kruidnagelolie en Kaneelbladolie. Versch bereid bijna kleurlooze, aan de lucht langzamerhand geel, eindelijk roodbruin wordende vloeistof. Reuk eigenaardig, zwakker dan die van kruidnagelolie; smaak scherp aromatisch. Soortelijk gewicht 1,072—1,074. Kookpunt ongeveer 252". Wordt 1 druppel Eugenol in 30 cM? water verdeeld, dan moet dit vocht een zuiveren kruidnagelreuk bezitten. De oplossing van 3 druppels Eugenol in 5 cM? spiritus wordt door ferrichloride indigoblauw, welke kleur allengs in groen overgaat en daarna verbleekt. Worden 5 druppels Eugenol met 10 cM5 kalkwater geschud, dan scheiden zich vlokken af. Wordt 1 cM? Eugenol met 20 cM? water en 4 cM« natronloog gemengd, dan moet een slechts weinig troebele, gele oplossing ontstaan. Eugenol moet met spiritus, met aether en met ïjsazijn in elke verhouding een helder mengsel geven en ook in 2 volumina verdunden spiritus oplosbaar zijn. Worden 5 druppels Eugenol met 10 cM? water gekookt, dan mag het mengsel blauw lakmoespapier niet rood kleuren; het, na bekoeling, gefiltreerde vocht mag door ferrichloride v\ el voorbijgaand grijsgroen, doch niet blauw worden (phenol). Extracta. Extracten. Voor de bereiding der Extracten gelden, tenzij anders is voorgeschreven, de volgende regelen. Het uittrekken der grondstoffen met water geschiedt door macoreeren of door infundeeren, het uittrekken met spiritus en met aether door percoleeren. De met water bereide aftreksels moeten terstond tot 90° verwarmd en door bezinken en coleeren gezuiverd worden: de colatuur moet, bij ten hoogste 90», worden uitgedampt tot het gewicht der gebruikte grondstof. Hierna moet het vocht 24 uur op een koele plaats gezet, gecoleerd en, door uitdampen bij de aangegeven temperatuur, tot de vereischte dikte gebracht worden. Wanneer zich gedurende het uitdampen een vlies aan de oppervlakte vertoont moet voortdurend geroerd worden. Het uitdampen kan ook door verwarming in geschikte toestellen, onder luchtverdunning, plaats hebben. Het percoleeren geschiedt als volgt: Bevochtig 3 deelen der grondstof, tot den voorgeschreven graad van fijnheid gebracht, met 2 deelen van het voorgeschreven percoleervocht, wrijf het mengsel door een zeef (A1>5), en macereer het gedurende 12 uur in een gesloten vat. Breng de massa bij gedeelten in een percolator, telkens zacht aandrukkende, en overgiet haar met zooveel van het percoleervocht, dat de vloeistof begint af te loopen en de massa nog met een laagje van liet vocht bedekt is. Sluit den percolator, en laat 24 uur staan. Laat het vocht dan druppelsgewijze afvloeien, en overgiet de massa zoolang met percoleervocht, totdat de vloeistof nagenoeg kleurloos afloopt. Het op deze wijze, of door macereeren met spiritus verkregen vocht, moet door destilleeren of door uitdampen bij ten hoogste 90°, of wel onder luchtverdunning, als boven is aangeduid, van den spiritus bevrijd en tot de vereischte dikte gebracht worden. Bij de vloeibare, spiritueuze extracten moet slechts liet later verkregen percolaat worden uitgedampt en de verdampingsrest, als deze het vereischte gewicht heeft verkregen, in het eerst verzamelde percolaat worden opgelost. Droge Extracten moeten gemakkelijk tot poeder te wrijven zijn. Het watergehalte van dikke Extracten mag ten hoogste 20 pet., dat van droge Extracten ten hoogste 6 pet. bedragen. Het wordt bepaald door 1 G. van het extract, in een dunne laag uitgespreid, bij 105° te drogen tot constant gewicht. Wordt de asch van 2 G. Extract met 3 cM? verdund zoutzuur gedurende 1 minuut gekookt en het vocht gefiltreerd, dan mag het Altraat door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen, ook niet na daaropvolgende toevoeging van 2 G. natriumacetaat. Extracten moeten buiten invloed van het licht en, als zij vluchtige bestanddeelen bevatten, in goed gesloten flesschen bewaard worden. Extractum Aloes. Aloëextract. Los op, onder verwarming, honderd deelen Aloë jqO in vijfhonderd deelen Water 500 en giet de oplossing, onder roeren, in vijfhonderd deelen Water 500 Laat het vocht 24 uur op een koele plaats staan, coleer, en damp de colatuur uit tot een droog extract. Aloëextract geeft met water (1 = 10) een heldere oplossing, deze smaakt eerst zoet, daarna aanhoudend bitter en blijft met een gelijk volumen spiritus helder. Wordt een druppel der oplossing in water (1 = 10) gemengd met 5 cM? water en een druppel kopersulfaat, dan ontstaat een geel vocht, dat door toevoeging van 1 cM? laurierkerswater kers- tot paarsrood wordt. Extractum Belladonnae. F. I. Belladonnaextract. Percoleer Belladonnabladen, tot poeder (Bln) gebracht, met Verdunden Spiritus. totdat het afloopende vocht vrij is van alkaloïde, hetgeen op de volgende wijze wordt onderzocht: Wordt een mengsel van 3 cM? aether en 5 druppels ammonia met 2 cM? van het afloopende vocht krachtig geschud, dan moet de verdampingsrest van 2 cM? der aetherische vloeistof, opgelost in 1 druppel verdund zwavelzuur, 11a toevoeging van 5 druppels water, een vloeistof geven, die door 1 druppel kaliummercuriiodide niet meer troebel wordt. Damp het verkregen percolaat uit, bij ten hoogste 80°, tot een dik extract. Belladonnaextract geeft met water (1 = 10) een troebele vloeistof; deze smaakt zwak bitter en wordt met een gelijk volumen spiritus niet volkomen helder. Wordt 100 mG. Belladonnaextract met 2 cM? water gemengd, de vloeistof gefiltreerd, het filtraat geschud met 10 cM? aether en de aetherische vloeistof geschud met een mengsel van 5 cM? water en 2 druppels ammonia, dan moet de waterige vloeistof duidelijk fluoresceeren. Belladonnaextract moet 10—15 pet. water en minstens 1,15 pet. alkaloïde bevatten. Het alkaloïdegehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Los op 3 G. extract, onder toevoeging van 3 druppels verdund zwavelzuur, in water tot een volumen van 20 cM?; filtreer, schud 10 cM? van het filtraat met 30 cM? aether en 4 cM? ammonia, gedurende 1 minuut; schud, na toevoeging van 3 G. tragacanthpoeder, nogmaals krachtig, en destilleer van 20 cM? der heldere vloeistof (= 1 G. extract) den aether af. Los de rest op in enkele druppels spiritus, voeg 10 cM? yi00 N. zuur toe, en titreer de overmaat zuur terug, na toevoeging van 2 druppels haematoxyline, met yi00 N. alkali. Hiertoe mag niet meer dan 6 cM? vereischt worden. Iedere cM? gebonden 1/10(l N. zuur wijst 2,89 mG. alkaloïde aan. Van Belladonnaextract mag een droog mengsel met rijstzetmeel in voorraad gehouden worden, verkregen door 1 deel extract met 2 deelen zetmeel af te wrijven, het mengsel bij ten hoogste 80° te drogen en met zooveel gedroogd rijstzetmeel te mengen, dat 3 deelen verkregen zijn. Grootste gift per keer 20 mG. Grootste gift per etmaal 80 mG. + Extractum Calumba. Calu m baextract. Percoleer Calumba wortel, tot poeder (B10) gebracht, met Verdunden Spiritus, en damp het percolaat uit tot een dik extract. Calumbaextract geeft met water (1 = 10) een troebele vloeistof; deze smaakt sterk bitter en geeft met een dubbel volumen spiritus een helder mengsel. Wordt 50 niG. Calumbaextract met 3 cM? verdund zwavelzuur afgewreven en het mengsel gefiltreerd, dan wordt het nitraat door 3 druppels broomwater krachtig rood. behulp van ongebluschte kalk te bewaren. + Extractum Cannabis indicae. Indische-Hennepextract. Percoleer met IndiSCheHennepkruid' poeder (B10) gebracht, Spiritus, en damp het percolaat uit tot een dik extract IiKtahe-Hennepextract i, donkergroen, in woto niet> XLZTm aelher'in chWorm" Grootste gift per keer 100 mG. Grootste gift per etmaal 300 mG. + Extractum Cardui benedicti. Gezegende-Distelkruidextract. Meng honderd deelen Gezegende-Distelkruid, fijnge- snedenengestampt, JOO met vijfhonderd deelen Kokend Water 500 Laat het mengsel, onder herhaald roeren, 12 uur staan, pers uit, en behandel den perskoek op dezelfde wijze niet driehonderd deelen Kokend Water 300 doch laat het mengsel nu 6 uur staan. Laat de bijeengevoegde vochten bezinken, coleer, en damp de colatuur uit tot een dik extract. Gezegende-Distelkruidextract geeft met water (1 = 10) een troebele vloeistof; deze smaakt ziltig en zwak bitter en wordt door een gelijk volumen spiritus niet helder. + Extractum Cascarillae. Cascarilleëxtract. Meng honderd deelen Cascarillebast, tot poeder(Bln) gebracht, 100 met vierhonderd deelen Kokend Water 400 Laat het mengsel, onder herhaald roeren, 24 uur staan, pers uit, en behandel den perskoek op dezelfde wijze met driehonderd deelen Kokend Water 300 doch laat het mengsel nu 12 uur staan. Coleer de bijeengevoegde vochten, en damp de colatuur uit, zonder verdere zuivering, tot een dik extract. + Extractum Calumba. Calumbaextract. Percoleer Calumba wortel, tot poeder (B10) gebracht, met Verdunden Spiritus, en damp liet percolaat uit tot een dik extract. Calumbaextract geeft met water (lzulO) een troebele vloeistof; deze smaakt sterk bitter en geeft met een dubbel volumen spiritus een helder mengsel. Wordt oO niG. Calumbaextract met 3 cM? verdund zwavelzuur afgewreven en het mengsel gefiltreerd, dan wordt het Altraat door 3 druppels broomwater krachtig rood. Met behulp van ongobluschte kalk te bewaren. + Extractum Cannabis indicae. Indische-Hennepextract. Percoleer Indische-Hennepkruid, tot poeder (Blu) gebracht, met Spiritus, en damp het percolaat uit tot een dik extract. Indische-Hennepextract is donkergroen, in water niet, doch in spiritus, in aether, in chloroform en in vette oliën wel oplosbaar. Grootste gift per keer 100 mG. Grootste gift per etmaal 300 mG. + Extractum Cardui benedicti. Gezegende-Distelkruidextract. Meng honderd deelen Gezegende-Distelkruid, fijnge- sneden en gestampt, 100 met vijfhonderd deelen Kokend Water 500 Laat het mengsel, onder herhaald roeren, 12 uur staan, pers uit, en behandel den perskoek op dezelfde wijze mot driehonderd deelen Kokend Water 300 doch laat het mengsel nu 6 uur staan. Laat de bijeengevoegde vochten bezinken, coleer, en damp de colatuur uit tot een dik extract. Gezegende-Distelkruidextract geeft met water (1 = 10) een troebele vloeistof; deze smaakt ziltig en zwak bitter en wordt door een gelijk volumen spiritus niet helder. + Extractum Cascarillae. Cascarilleëxtract. Meng honderd deelen Cascarillebast, tot poeder(B10) gebracht, 100 met vierhonderd deelen Kokend Water 400 Laat het mengsel, onder herhaald roeren, 24 uur staan, pers uit, en behandel den perskoek op dezelfde wijze met driehonderd deelen Kokend Water 300 doch laat het mengsel nu 12 uur staan. Coleer de bijeengevoegde vochten, en damp de colatuur uit, zonder verdere zuivering, tot een dik extract. Cascarilleëxtract geeft met water (1 = 10) een troebele vloeistof; deze smaakt zeer bitter en wordt door een gelijk volumen spiritus helder. + Extractum Centaurii. Duizendguldenkruidextract. Bereid uit Duizendguldenkruid, gesneden en gestampt, op de wijze, als bij Gezegende-Distelkruidextract is voorgeschreven, een dik extract. Duizendguldenkruidextract geeft met water (1 = 10) een heldere of zwak troebele vloeistof; deze smaakt zeer bitter en geeft met een gelijk volumen spiritus een helder mengsel. Extractum Chinae. Kinaextract. Percoleer Kinabast, tot poeder (Bso) gebracht, met een mengsel van gelijke vol umina Spiritus en Water. totdat het afloopende vocht niet meer bitter smaakt. Damp het verkregen percolaat uit tot een droog extract. Kinaextract geeft met water (1 =r 10) een troebele vloeistof; deze smaakt sterk bitter en wordt met een gelijk volumen spiritus helder of bijna helder. Kinaextract moet 15 —18 pet. alkaloïden bevatten. Het alkaloïdegehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Schud 1,2 G. extract, tot poeder gebracht, met 10 cM? water en 60 cM? aether, voeg toe 1 cM? natronloog, en laat, onder herhaald schudden, 1 uur staan; schud, na toevoeging van 3 G. tragacanthpoeder, nogmaals krachtig, en destilleer van 50 cM? der heldere vloeistof (r 1 G. extract) den aether af. Los de rest op in 3 cM? spiritus, voeg 15 cM? Vio N. chloorwaterstofzuur toe, filtreer, en wasch kolfje en filter niet kleine hoeveelheden water uit, totdat het filtraat 50 cM? bedraagt. Titreer de overmaat zuur terug, na toevoeging van 3 druppels haematoxyline, met Y10 N. alkali. Hiertoe moet 9 — 10 cM? vereischt worden. Iedere cM? gebonden V10 N. zuur wijst 30 inG. alkaloïden aan. Extractum Chinae liquidum. Vloeibaar Kinaextract. China liquida. Voeg bij honderd deelen Kinabast, tot poeder (B30) gebracht, 100 een mengsel van driehonderd deelen Water, 300 tien deelen Verdund Zoutzuur 10 en twintig deelen Glycerine 20 Meng zorgvuldig, laat het mengsel 24 uur in een gesloten vat staan, breng het in een percolator, en percoleer met water, totdat 2 druppels van het afioopende vocht door 4 druppels natriumcarbonaat niet meer troebel wordt. Damp het percolaat terstond uit, bij ten hoogste 80", totdat verkregen zijn negentigdeelen 90 en voeg er na bekoeling bij tien deelen Spiritus 10 Roodbruine, heldere vloeistof. Wordt 1 cM? Vloeibaar Kinaextract gemengd niet 10 cM? water en 2 druppels verdund zoutzuur, dan moet het mengsel helder zijn. Met het 6-voudig volumen spiritus gemengd geeft Vloeibaar Kinaextract een troebel vocht, dat een vlokkig neerslac afscheidt. Met een half volumen verdund zoutzuur gemengd moet het een overvloedig wit neerslag geven, dat later roodbruin wordt. Vloeibaar Kinaextract moet 5-6 pet. alkaloïden bevatten. Het alkaloïdegehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Schud een mengsel van 5 G. extract en 8 cM? water met 100 cM? aether en 2 cM? natronloog gedurende 1 minuut; schud, na toevoeging van 4 G. tragacanthpoeder, nogmaals krachtig, en destilleer van 80 cM? der heldere vloeistof (= 4 G. extract) den aether af. Los de rest op in 3 cM? spiritus, voeg 12 cM? '/J0 N. chloorwaterstofzuur toe, filtreer, en wasch kolfje en filter met kleine hoeveelheden water uit,' totdat het iïltraat 50 cM? bedraagt. Titreer de overmaat zuur terug, na toevoeging van 3 druppels haematoxyline, met„ N. alkali. Hiertoe moet 4 - 5,3 cM? vereischt worden. Iedere cM» gebonden N. zuur wijst 30 mG. alkaloïden aan. Vloeibaar Kinaextract moet 7,5-10 pet. kinatannaten bevatten. Het kinatannaatgehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Meng, in een gewogen schaaltje, 5 G. extract met 20 cMif water en 2 G. kaliumacetaat, en damp op een waterbad uit tot 10 G. Giet, na bekoeling, de bovenstaande vloeistof op een met water bevochtigd filter, wasch de rest in het schaaltje met 2 cM? water af, giet ook dit water op het filter, breng hetgeen op het filter achterblijft bij de rest in het schaaltje, droog op een waterbad, onder roeren, en weeg, na bekoeling in een exsiccator. Het gewicht der kinatannaten moet 375 — 500 mG. bedragen. + Extractum Colocynthidis. Kolokwintenextract. Macereer honderd deelen Kolokwinten, van de zaden bevrijd, gesneden en gekneusd, 100 met vijfhonderd deelen Verdunden Spiritus .... 500 in een gesloten vat, onder herhaald roeren, gedurende 24 uur. Pers uit, en behandel den perskoek op dezelfde wijze met een mengsel van tachtig deelen Spiritus 80 en honderdtwintig deelen Water 120 Pers nogmaals uit, en damp de gefiltreerde en bijeengevoegde vochten uit tot een droog extract. Kolokwintenextract is geelbruin en geeft met water (1 = 10) een troebele vloeistof; deze smaakt sterk bitter en wordt met een gelijk volumen spiritus helder. Het in water onoplosbare gedeelte van het extract wordt door een spoor zwavelzuur donkerrood. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Grootste gift per keer 50 mG. Grootste gift per etmaal 150 mG. + Extractum Condurango liquidum. Vloeibaar Condurangoëxtract. Voeg bij honderd deelen Condurangobast, tot poeder (B20) gebracht, 100 een mengsel van zestig deelen Spiritus, 60 dertig deelen Water 30 en vijf deelen Glycerine 5 Kneed zorgvuldig, en laat het mengsel 24 uur staan in een gesloten vat; breng de massa bij gedeelten in een percolator, telkens zacht aandrukkende, en percoleer met een mengsel van vijf en dertig volumina Spiritus 35 en vijf en zestig volumina Water, 65 totdat verkregen zijn tachtigdeelen 80 Houd dit vocht afzonderlijk, en zet liet percoleeren voort met het laatstgenoemde mengsel van spiritus en water, totdat de verdampingsrest van 20 druppels van liet afloopende vocht, opgelost in 5 cM? water, een vloeistof geeft, die door tannine niet meer troebel wordt. Damp dit percolaat uit tot twintig deelen, 20 en los deze op in liet eerst verzamelde percolaat tot een gezamenlijk gewicht van honderd deelen 100 Laat het vocht 7 dagen op een koele plaats staan, en filtreer. Heldere, donkerbruine vloeistof. Soortelijk gewicht 0,990 -0,995. Vloeibaar Condurangoëxtract riekt en smaakt aromatisch en reageert zwak zuur. Wordt 1 cMif Vloeibaar Condurangoëxtract met 20 cM? water gemengd, het mengsel gekookt en na bekoeling gefiltreerd, dan moet het filtraat bij verwarming troebel, doch bij af koeling weder helder worden. Vloeibaar Condurangoëxtract moet, na uitdamping op een waterbad, 18 — 20 pet. droogrest achterlaten. Extractum Filicis. Varenextract. Overgiet Varenwortel, tot poeder (Bl0) gebracht en nogmaals gedroogd, in een percolator met Aether, totdat de vloeistof begint af te loopen en de massa nog met een laagje aether bedekt is. Sluit den percolator en laat 24 uur staan. Laat het vocht dan druppelsgewijze afvloeien en percoleer met aether, totdat de vloeistof bijna kleurloos afloopt. Destilleer den aether zooveel mogelijk af, en verwarm zacht, totdat de reuk van aether, ook na bekoeling, verdwenen is. Varenextract is dikvloeibaar, donkergroen, in water niet, doch in aether wel oplosbaar. Wordt 25 mG. extract opgelost in 2 cM? aether, de oplossing geschud met een mengsel van 5 cM? barytwater en 5 cM? water en de waterige vloeistof gefiltreerd, dan wordt uit het Altraat door een overmaat van zoutzuur een wit vlokkig neerslag afgescheiden. Vóór het gebruik moet het extract omgeroerd worden. O O Grootste gift per keer 8 G. Grootste gift per etmaal 8 G. Extractum Gentianae. Gentiaanextract. Macereer honderd deelen Gentiaanwortel, in schijfjes gesneden, 100 met zeshonderd deelen Water 600 gedurende 24 uur onder herhaald roeren. Pers uit, en behandel den perskoek op dezelfde wijze met driehonderd deelen Water 300 Pers nogmaals uit, en bereid uit de bijeengevoegde vochten een dik extract. Gentiaanextract riekt eigenaardig en geeft met water (1 = 10) een heldere oplossing; deze smaakt bitter. Wordt 1 G. extract opgelost in 9 cMi? water, dan moet door 1 cM? verdund zoutzuur een neerslag worden afgescheiden, dat door toevoeging van spiritus oplost. + Extractum Granati. Granaatbastextract. Percoleer Granaatbast, tot poeder (B30) gebracht, met Verdunden Spiritus, totdat het vocht bijna kleurloos afloopt. Damp het verkregen percolaat uit tot een droog extract. Granaatbastextract geeft met water (1 = 10) een troebele vloeistof; deze smaakt samentrekkend en bitter en wordt met een dubbel volumen spiritus helder. Granaatbastextract moet minstens 0,8 pet. alkaloïden bevatten. Het alkaloïdegehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Los op 2,5 G. extract, tot poeder gebracht, in een mengsel van 6 cM? natronloog en 18 cM? water; schud de oplossing met 75 cM? aether krachtig en herhaaldelijk gedurende een half uur; schud, na toevoeging van 5 G. tragacanthpoeder, nogmaals krachtig, en giet 60 cM? der heldere vloeistof ( = 2 G. extract) af. Voeg nu 6 druppels methyloranje (1 = 1000) en, onder telkens krachtig schudden, zooveel '/100 N. chloorwaterstofzuur toe, dat de waterige vloeistof duidelijk en blijvend rood gekleurd is, en titreer de overmaat zuur terug met '/jou N. alkali. Het aantal cM? '/ïoo ^ - zuur, gebruikt tot binding der alkaloïden, moet minstens 10,8 bedragen. Iedere cM? gebonden 1/100 N. zuur wijst 1,47 mG. alkaloïden aan. + Extractum Helenii. Heleniumextract. Macereer honderd deelen Heleniumwortel, tot poeder (A]aa) gebracht, 100 met driehonderd deelen Verdunden Spiritus. . . . 300 in een gesloten vat, onder herhaald roeren, gedurende 3 dagen. Pers uit, filtreer, en damp het filtraat tot s troopdikte uit. Macereer den perskoek met vierhonderd deelen Water 400 onder herhaald roeren, gedurende 24 uur. Pers nogmaals uit, en behandel den perskoek op dezelfde wijze met driehonderd deelen Water 300 gedurende 6 uur. Damp de bezonken, gecoleerde en bijeengevoegde waterige vochten uit tot stroopdikte; meng met het eerst verkregen uittreksel, en bereid door uitdamping, bij ten hoogste 80n, een dik extract. Heleniumextract geeft met water (1 = 10) een troebele vloeistof; deze wordt met een gelijk volumen spiritus helder. 12 Extractum Hydrastis liquidum. Vloeibaar Hydrastisextract. Meng tweehonderd deelen Hydrastis wortel, tot poe- der (Bso) gebracht, onn met een half deel Poeder van Wijnsteenzuur,. ... 0,5 honderd deelen Verdunden Spiritus 100 Kneed zorgvuldig, en laat het mengsel 24 uur staan in een gesloten vat; breng de massa bij gedeelten in een percolator, telkens zacht aandrukkende, en percoleer met verdunden spiritus, totdat verkregen zijn honderdzestig deelen jgg Houd dit vocht afzonderlijk, en zet het percoleeren met verdunden spiritus voort, totdat een mengsel van 1 cM» van het afloopende vocht en 2 cM? water door ammonia niet meer troebel wordt. Damp dit percolaat uit tot veertig deelen, en los deze op m het eerst verzamelde percolaat tot een gezamenlijk gewicht van tweehonderd deelen 200 Laat het vocht 14 dagen op een koele plaats staan, en filtreer. Bepaal van het filtraat, door uitdamping op een waterbad, de droogrest, en voeg, zoo noodig, zooveel verdunden spiritus toe, dat de droogrest 20 pet. bedraagt. Bruingele, heldere vloeistof, waaruit door verdund salpeterzuur een geel, kristallijn neerslag afgescheiden wordt. Vloeibaar Hydrastisextract moet minstens 2 pet. hydrastine bevatten. Het hydrastinegehalte wordt op de volgende wijze bepaald : .leng 5 G. extract met 20 cM? water, en damp op een waterbad uit tot ongeveer 10 G. Voeg zooveel water toe, dat het gewicht 20 G. bedraagt; schud deze vloeistof met 1 G. talk, en filtreer. Schud 10 cM? van het filtraat niet 25 cM? aether en 3 cM? ammonia krachtig gedurende eenige minuten; voeg nu eerst 25 cM? petroleumaether en dan 2 G. tragacanthpoeder toe, en schud nogmaals krachtig, totdat de vloeistof helder is geworden. Destilleer van 40 cM; der vloeistof (= 2 G. extract), in een kolfje van bekend gewicht, 30 cM? af; laat het gesloten kolfje 3 uur op een koele plaats staan; schenk de vloeistof helder af, en droog op een waterbad. Het gewicht der hydrastine moet minstens 40 mG. bedragen. Grootste gift per keer 1 G. Grootste gift per etmaal 4 G. + Extractum Hyoscyami. F. I. Hyoscyamusextract. Bereid uit: Hyoscyamusbladen, tot poeder (B10) gebracht, op de wijze, als bij Belladonnaextract is voorgeschreven, een dik extract. Hyoscyamusextract geeft met water (1 = 10) een troebele vloeistof; deze smaakt zeer zwak bitter en wordt met een gelijk volumen spiritus niet volkomen helder. Wordt 100 mG. Hyoscyamusextract met 2 cM? water gemengd, de vloeistof gefiltreerd, het filtraat geschud met 10 cM? aether en de aetherisclie vloeistof geschud met een mengsel van 5 cM? water en 2 druppels ammonia, dan mag de waterige vloeistof niet fluoresceeren. Wordt een oplossing van 200 mG. extract in 2 cM? water en 10 druppels ammonia uitgeschud met 10 cM? aether, dan moet de verdainpingsrest van de eene helft der aetherisclie vloeistof, opgelost in 1 druppel verdund zwavelzuur, na toe- voeging van 5 druppels water, een vloeistof geven, die door 1 druppel kaliummercuriiodide duidelijk troebel wordt; wordt de verdampingsrest van de andere helft der aetherische vloeistof inet 2 druppels rood rookend salpeterzuur op een waterbad verwarmd, totdat geen zure dampen meer ontwijken, dan moet zij door 2 druppels spiritueuze kalioplossing violet worden. Grootste gift per keer 100 mG. Grootste gift per etmaal 300 mG. Extractum Liquiritiae. Zoethoutextract. Bereid uit Zoethoutwortel, in schijfjes gesneden, op de wijze, als bij Gentiaanextract is voorgeschreven, een dik extract. Zoethoutextract geeft met water (1 = 10) een troebele vloeistof; deze moet een zuiveren zoethoutsinaak bezitten en geeft met spiritus geen volkomen helder, met ammonia een helder mengsel. Zoethoutextract moet minstens 20 pet. glycyrrhizine bevatten. Het glycyrrhizinegehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Los op 2,5 G. Zoethoutextract in een mengsel van 25 cM? water en 2 cM? ammonia, en voeg spiritus toe tot 50 cM?; laat de vloeistof bezinken, en filtreer. Damp 40 cM? van het filtraat uit tot ongeveer 10 cM?, en voeg, na bekoeling, toe 5 cM? verdund zoutzuur; verzamel het neerslag op een filter; wasch met 5 cM? water uit; los op in ammonia; damp de oplossing uit, en laat in een exsiccator bekoelen. Het gewicht der verdampingsrest moet minstens 400 mG. bedragen. Extractum Opii. F. I. Opiumextract. Macereer honderd deelen Opium, in dunne schijven gesneden, 100 met vijfhonderd deelen Water, 500 gedurende 24 uur, onder herhaald roeren. Pers sterk uit, en behandel den perskoek op dezelfde wijze met tweehonderdvijftig deelen Water 250 gedurende 12 uur. Pers nogmaals uit, en damp de bijeengevoegde vochten uit, bij ten hoogste 80°, totdat verkregen zijn tweehonderd deelen 200 Laat het vocht 24 uur staan, filtreer, en bereid uit het filtraat een droog extract. Bepaal, op de onder aangegeven wijze, het gehalte aan morphine, en meng het extract, zoo noodig, met zooveel poeder van melksuiker, dat het morphinegehalte 20 pet. bedraagt. Opiumextract geeft met water (1 zz 10) een heldere of nagenoeg heldere vloeistof; deze is donkerbruin, smaakt zeer bitter en geeft met een gelijk volumen spiritus een helder mengsel. Het morphinegehalte van Opiumextract wordt op de volgende wijze bepaald: Los op 1,5 G. Opiumextract in 10 cM? water; breng de oplossing in een droog kolfje van bekend gewicht; voeg toe 10 cM? versch bereid mengsel van calciumhydroxyde met water (1 = 20) en zooveel water, dat het gewicht van den inhoud van het kolfje 30 G. bedraagt. Laat, onder herhaald omzwenken, 3 uur staan; filtreer, en schud 20 G. van het filtraat ( = 1 G. extract) met 10cM?aether en 200 raG. ammoniumchloride aanhoudend, gedurende 15 minuten, en laat 24 uur staan. Voeg dan nog 5 cM? aether toe; breng de aetherische vloeistof op een droog filter; zwenk het waterig vocht nogmaals met 5 cM? aether om, en breng ook dezen op het filter. Verzamel, als de aether doorgeloopen is, de afgescheiden morphine, zooveel mogelijk, op het filter, en wasch kolfje en filter met water na, totdat 1 druppel van liet afloopende vocht phenolphthaleïne niet meer kleurt: hiervoor mag 15 cM? water gebruikt worden. Breng filter met inhoud in het kolfje; voeg 20 cM? yi0 N. zwavelzuur toe, en zwenk om, totdat de morphine is opgelost. Filtreer; wasch kolfje en filter met water na, totdat het afloopende vocht niet meer zuur reageert, en titreer de overmaat zuur terug, na toevoeging van 6 druppels haematoxyline, met Vio N. alkali. Iedere cM? gebonden zuur wijst 28,5 mG. morphine aan. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Grootste gift per keer 50 mG. Grootste gift per etmaal 20» mG. Extractum Ratanhiae. Ratanhiaextract. Percoleer Ratanhiawortel, tot poeder (A.f) gebracht, met Water, op de wijze, als bij Vloeibaar Kinaextract is voorgeschreven, totdat het afloopende vocht nagenoeg kleur- en smaakloos is. Damp het percolaat terstond, zonder verdere zuivering, uit tot een droog extract. Ratanhiaextract is roodbruin en geeft met warm water (1_10~) een nagenoeg heldere vloeistof; deze smaakt wrang en zwak bitter; de bij bekoeling ondoorschijnend geworden vloeistof wordt met een gelijk volumen spiritus helder. De oplossing van Ratanhiaextract in water (1 = 50) mag door ioodoplossing niet blauw worden. Of Ratanhiaextract een voldoende hoeveelheid looizuur bevat, wordt op de volgende wijze onderzocht: Los 10 G. extract op in kokend water, en voeg zooveel water toe, dat het volumen van het bekoelde vocht 400 cM? bedraagt. Laat dit in een gesloten flesch, die er bijna mede gevuld moet zijn, 24 uur bezinken. Giet de vloeistof dan helder af; breng in elk van twee fleschjes van ongeveer 125 cM? inhoud, 100 cM? dezer vloeistof; voeg bij den inhoud van één fleschje 5 G. uitgewasschen en gedroogd huidpoeder; sluit de fleschjes, en laat, onder herhaald schudden, 24 uur staan. Filtreer dan van beide vochten, door plooifilters van gelijke middellijn, 40 cM? af; damp beide Altraten afzonderlijk uit; droog bij 100", en weeg na bekoeling. Het gewichtsverschil van beide droogresten mag niet minder dan 350 mG. bedragen. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. + Extractum Rhamni Frangulae. Rhamnusextract. Bereid uit Rhamnusbast, tot poeder (A3) gebracht, op de wijze, als bij Gezegende-Distelkruidextract is voorgeschreven, een droog extract. Rhamnusextract geeft met water (1 =z 10) een zwak troebele vloeistof; deze is donker-geelbruin, smaakt zwak bitteren wordt met een gelijk volumen spiritus helder. Wordt de oplossing van 50 mG. Rhamnusextract in 5 cM? water met 5 cM? aether uitgeschud, dan moet de aetherisclie vloeistof geel zijn. Wor.lt /< mG. Hydrochloras Apomorphini. Apomorphinehydrochloride. CI7H17N03.HC1. Kleurlooze of lichtgrijs-groene, reukelooze, bitter smakende kristalnaaldjes, die aan het licht, in het bijzonder in vochtige lucht, groen worden. Apomorphinehydrochloride is in 40,4 deelen water oplosbaar. Apomorphinehydrochloride wordt door salpeterzuur bloedt rood. De oplossing van 10 mG. Apomorphinehydrochloride in 10 cM? water, gemengd met 1 druppel verdund salpeterzuur, geeft met zilvernitraat een wit neerslag; na daarop volgende toevoeging van ammonia wordt terstond zilver afgescheiden. De oplossing in water (1 = 100) geeft met natriumcarbonaat een wit neerslag, dat aan de lucht spoedig groen wordt en dan in chloroform met een violette kleur oplost. De oplossing in water (1 = 100) moet neutraal reageeren, helder en kleurloos zijn of slechts een lichtgroene kleur bezitten. Aether en chloroform, met Apomorphinehydrochloride geschud, mogen daardoor niet gekleurd worden. Na verbranding mag Apomorphinehydrochloride niets achterlaten. Buiten invloed van het licht te bewaren. Grootste gift per keer 10 mG. Grootste gift per etmaal 50 mG. Voor onder li uidsche inspuiting: Grootste gift per keer 10 mG. Grootste gift per etmaal 25 mG. Hydrochloras Chinini. Kininehydrochloride. C30H34N3O2.HC1.2H3O. Kleurlooze, glanzende, naaldvormige, bitter smakende kristallen, die bij verhitting geheel verbranden. Kininehydrochloride is in 29,9 deelen water en in 0,8 deelen spiritus oplosbaar. De oplossing in water (1 = 50) reageert neutraal of zwak alkalisch; 2 druppels geven niet 5 cM? water, 1 cM? chloorwater en daarop volgende toevoeging van 5 druppels ammonia een heldere, groene vloeistof; na toevoeging van eenige druppels verdund zwavelzuur vertoont de oplossing zwakke, blauwe fluorescentie, die bij verdunning met water sterker wordt. Wordt de oplossing door ammonia van kinine bevrijd, dan geeft de heldere vloeistof, na met verdund salpeterzuur zuur gemaakt te zijn, met zilvernitraat een wit neerslag, dat in ammonia gemakkelijk oplost. De oplossing in water (1 = 50) moet niet ammonia een wit neerslag geven, dat geheel verdwijnt, als het mengsel met aether geschud wordt; zij mag door baryumnitraat niet binnen 1 minuut en door verdund zwavelzuur in het geheel niet troebel worden (baryum). De oplossing van 100 mG. Kininehydrochloride in 2 cM? zwavelzuur mag niet meer dan zwak geel, die in 2 cM? salpeterzuur moet nagenoeg kleurloos zijn. Wordt de oplossing van 2G. Kininehydrochloride in 10 cM? warm water gemengd met de oplossing van 550 mG. kaliumsulfaat in 4 cM? warm water en de vloeistof uitgedampt; wordt de droogrest tot poeder gebracht en met 20 cM? water een half uur, onder herhaald schudden, bij 60° tot 65° verwarmd, het mengsel afgekoeld en nog 2 uur, onder herhaald schudden, bij 15" gehouden en daarna door glaswol gefiltreerd, dan moet 5 cM? van liet filtraat inefc 4,5 cM? ammonia van 15" een heldere vloeistof geven. Kininehydrochloride mag, bij 100" gedroogd, niet meer dan 9 pet. aan gewicht verliezen. Kininehydrochloride bevat 81,7 pet. kinine. Buiten invloed van het licht te bewaren. Hydrochloras Cocaini. F. I. Cocaïnehydrochloride. C17H;iN04.HC1. Kleur- en reukelooze, zwak bitter smakende, op de tong een gevoel van verdooving teweegbrengende, prismatische kristallen, die bij 183° smelten en bij sterkere verhitting geheel verbranden. Cocaïnehydrochloride is in water en in spiritus gemakkelijk oplosbaar, weinig oplosbaar in aether en in chloroform. In 5 druppels zwavelzuur lost 10 mG. Cocaïnehydrochloride, onder ontwikkeling van chloorwaterstofzuur, kleurloos op: wordt de oplossing gedurende 5 minuten bij 105° verwarmd en, na bekoeling, met 1 cM? water verdund, dan wordt methylbenzoaat ontwikkeld en scheiden zich kristallen af, die oplossen als de vloeistof verwarmd of met aether geschud wordt. De oplossing in water (1 = 10) moet kleur- en reukeloos zijn en neutraal reageeren. De oplossing in water (1 = 50) geeft met zilvernitraat een wit neerslag, dat in ammonia gemakkelijk oplost. De oplossing van 10 mG. Cocaïnehydrochloride in 2 druppels water, gemengd met 3 druppels eener oplossing van kaliumpermanganaat (3=100), geeft een violet neerslag; wordt dit mengsel verwarmd, dan mag geen benzaldehyde ontwikkeld worden (cinnamylecgonine). Worden bij een oplossing van 100 mG. Cocaïnehydrochloride in 85 cM? water 4 druppels ammonia gevoegd en wordt de vloeistof daarna krachtig omgeroerd, dan scheidt zich een vlokkig, uit kristallen bestaand, neerslag af; de vloeistof mag daarbij niet melkachtig troebel worden (andere cocaalkaloïden). Grootste gift per keer 50 mG. Grootste gift per etmaal 150 mG. Hydrochloras Codeini. Codeïnehydrochloride. C18H2IN0,.HC1.2H20. Witte, bitter smakende kristalnaaldjes. Codeïnehydrochloride is in 26 deelen water oplosbaar. De oplossing van 50 mG. Codeïnehydrochloride in 5 cM? zwavelzuur moet kleurloos zijn en, bij zachte verwarming, door een spoor ferrichloride donkerblauw worden. De oplossing in water (1 = 50) geeft met zilvernitraat een wit neerslag, dat in ammonia gemakkelijk oplost. Wordt de oplossing van 5 mG. Codeïnehydrochloride in 1 cM? water en 1 druppel verdund zoutzuur gevoegd bij een versch bereide oplossing van 1 mG. kaliumferricyanide en 10 mG. ferrichloride in 10 cM? water, dan mag het mengsel binnen 5 minuten niet blauw worden (morphine). De oplossing in water (1 = 50) moet neutraal reageeren en mag door baryumnitraat niet troebel worden. Codeïnehydrochloride mag, bij 100" gedroogd, niet meer dan 10 pet. aan gewicht verliezen; na verbranding mag het niets achterlaten. Grootste gift per keer 50 mG. Grootste gift per etmaal 200 mG. Hydrochloras Morphini. Morphinehydrochloride. C17H19N03.HC1.3H20. Kleur- en reukelooze, bitter smakende, zijdeglanzende kristalnaaldjes, gewoonlijk tot lichte, witte vierkante blokjes vereenigd. Morphinehydrochloride is in 25 deelen water en in 57,7 deelen spiritus oplosbaar. Morphinehydrochloride wordt door salpeterzuur rood, door ferrichloride blauw. De oplossing van 10 mG. Morphinehydrochloride in 10 cM? water geeft met zilvernitraat een wit neerslag, dat bij toevoeging van ammonia oplost zonder dat zilver wordt afgescheiden. De oplossing in water (1 = 20) moet neutraal reageeren. Zij geeft met natronloog een neerslag, dat in een overmaat van het reagens weder oplost. Wordt 5 cM? der aldus verkregen oplossing geschud met een gelijk volumen aether, de aetherlaag gefiltreerd en verdampt, dan mag geen weegbare rest achterblijven (andere alkaloïden). Morphinehydrochloride moet in zwavelzuur kleurloos of met slechts zeer lichtroode kleur oplossen. Morphinehydrochloride mag, bij 100° gedroogd, niet meer dan 14,5 pet. aan gewicht verliezen; na verbranding mag het niets achterlaten. Grootste gift per keer 20 mG. Grootste gift per etmaal 100 mG. Voor onderhuidsche inspuiting: Grootste gift per keer 20 mG. Grootste gift per etmaal GO mG. + Hydrochloras Pilocarpini. Pilocarpinehydrochloride. CUH10N,O3.HC1. Kleur- en reukelooze, bitter smakende kristallen, die bij 193°—195° smelten en bij sterkere verhitting geheel verbranden. Pilocarpinehydrochloride is in water en in spiritus gemakkelijk oplosbaar, weinig oplosbaar in aether en in chloroform. Een mengsel van gelijke deelen Pilocarpinehydrochloride en mercurochloride wordt door een spoor water zwartgrijs. De oplossing in water (1 = 10) kleurt blauw lakmoespapier zwak rood; zij geeft met zilvernitraat een wit neerslag, dat in ammonia gemakkelijk oplost; met natronloog geeft zij een sterke troebeling onder afscheiding van olieachtige druppels, die bij schudden verdwijnen. De oplossing in water (1 = 100) geeft met mercurichloride een wit, met ioodoplossing een rood, spoedig bruin wordend, en met broomwater een geel neerslag. In 5 druppels zwavelzuur moet 10 mG. Pilocarpinehydrochloride, onder ontwikkeling van chloorwaterstofzuur, kleurloos oplossen. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Grootste gift per keer 20 mG. Grootste gift per etmaal 50 mG. Hypophosphis calcicus. Calciumhypophosphiet. Ca(H2P03)2. Wit, kristallijn, niet wateraantrekkend poeder. Calcium- hypophosphiet is in 6-7 deelen water oplosbaar, doch in spiritus bijna onoplosbaar. Calciumhypophosphiet wordt bij verhitting, onder ontwikkeling van aan de lucht ontvlammend phosphorwaterstofgas, ontleed. De oplossing in water (1 = 20) is neutraal of zwak alkalisch en geeft met zilvernitraat een wit neerslag, dat spoedig bruin en daarna zwart wordt; met aminoniumoxalaat geeft zij een wit, in azijnzuur onoplosbaar neerslag. De met zoutzuur zuur gemaakte oplossing in water (1 — 20) mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen. De oplossing in water (1 = 100) mag door baryumnitraat en door loodacetaat niet terstond troebel worden. Wordt 5 cM? dezer oplossing met 3 druppels zilvernitraat en 1 cM? salpeterzuur gemengd, dan moet het aanvankelijk witte, dan bruine en ten slotte grijszwarte neerslag, bij verwarn"nS' geheel oplossen of mag er ten hoogste een geringe, witte opalescentie overblijven. Wordt 100 mG. Calciumhypophosphiet in 10 cM? water opgelost en de oplossing met 10 cM? zwavelzuur en 50 cM? '/10 N. kaliumpermanganaat gedurende 10 minuten gekookt, dan mag de vloeistof ten hoogste 4 cM? Yi0 N. oxaalzuur ter ontkleuring vereischen. + Hypophosphis natricus. Natriumhypophosphiet. NaHjPOj.HoO. Wit, kristallijn, reukeloos, wateraantrekkend poeder. Natriumhypophosphiet is in 0,8 deelen water en in 9,2 deelen spiritus oplosbaar. Natriumhypophosphiet kleurt een niet lichtende vlam ter- stond sterk geel en wordt bij verhitting, onder ontwikkeling van aan de lucht ontvlammend phosphorwaterstofgas, ontleed. De oplossing in water (1 = 20) geeft met zilvernitraat een wit neerslag, dat spoedig bruin en daarna zwart wordt. 1 G. Natriumhypophosphiet moet met 1 G. wijnsteenzuur en 5 cM? water een heldere oplossing geven. De oplossing in water (1 = 2) moet neutraal of zwak alkalisch reageeren, mag met salpeterzuur niet opbruisen en door natriumcarbonaat en door magnesiamixtuur niet troebel worden. De met zoutzuur zuur gemaakte oplossing in water (1 = 20) mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen. De oplossing in water (1 = 100) mag door baryumnitraat en door loodacetaat niet terstond troebel worden. \\ ordt 5 cM? dezer oplossing met 3 druppels zilvernitraat en 1 cM? salpeterzuur gemengd, dan moet het aanvankelijk witte, dan bruine en ten slotte grijszwarte neerslag bij verwarming geheel oplossen of mag er ten hoogste een geringe, witte opalescentie overblijven. Wordt 100 mG. Natriumhypophosphiet in 10 cM? water opgelost en de oplossing met 10 cM? zwavelzuur en 40 cM? io kaliumpermanganaat gedurende 10 minuten gekookt, dan mag de vloeistof ten hoogste 3 cM? V10 N. oxaalzuur ter ontkleuring vereischen. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. I n f u s a. Aftreksels. De bereiding der Aftreksels geschiedt, tenzij anders is voorgeschreven, door de, zoo noodig, meer of minder fijn verdeelde grondstoffen, bij voorkeur in een porseleinen of steenen pan met deksel, met een voldoende hoeveelheid koud water te overgieten, en, nu en dan omroerende, in een waterbad te verwarmen. De duur van het infundeeren, gerekend van af den tijd, dat de inhoud der pan de temperatuur van 90° heeft bereikt, is 15 minuten; voorSennabladen echter een half uur. Het coleeren moet na bekoeling geschieden. Wanneer geen andere verhouding is voorgeschreven en hetgeen sterkwerkend geneesmiddel geldt, moeten voor 100 deelen colatuur 10 deelen der grondstof gebruikt worden, behalve van Ipecacuanhawortelbast, waarvan een half deel 0,5 Digitalisbladen, „ een half deel 0,5 Moederkoorn, „ driedeelen 3 Arnicabloemen, „ vier deelen l Senegawortel, „ vier deelen 4 Sennabladen, „ vier deelen i Indische Spruwkruiden, „ vijf deelen 5 gebruikt moeten worden. + Infusum Hyoscyami oleosum. Hyoscyamusolie. Oleum Hyoscyami. Meng vijf en twintig deelen Hyoscyamusbladen, tot poeder (AM) gebracht, 95 met ' ' vijftig deelen Spiritus kq en een deel Ammonia j Verwarm in een gesloten vat, bij ongeveer 50°, gedurende 10 uur. Voeg toe tweehonderdvijftig deelen Sesamolie, . . . 250 en verwarm bij ongeveer 80°, nu en dan roerende, totdat de spiritus verdampt is. Pers uit; laat de vloeistof bezinken, en filtreer. Donker-bruingroene, olieachtige vloeistof met een eigenaardigen, niet ransen reuk. Wordt een mengsel van 10 cM? water en 3 druppels verdund zwavelzuur niet 10 cM? Hyoscyamusolie, onder gedurig omschudden, eenige minuten in een waterbad verwarmd en daarna gefiltreerd, dan moet het filtraat door 1 druppel kaliununercuriiodide zwak troebel worden. Buiten invloed van het licht te bewaren. + Infusum Sennae compositum. Weener Laxeerwater. Aqua laxativa yiennensis. Infundeer tien deelen Sennabladen, fijngesneden,. ... 10 en drie deelen Anijsvruchten, gekneusd, 3 met water, gedurende een half uur, tot een colatuur van tachtig deelen 80 Los daarin op, onder verwarming, tien deelen Kaliumnatriuintartraat 10 en voeg toe tien deelen Glycerine 10 Het zich afscheidende bezinksel moot verwijderd worden. + lodetum hydrargyricum. Mercuriiodide. HgL. Scharlakenrood poeder, dat, met den microscoop bezien, uit tetragonale kristalletjes blijkt te bestaan. Door verhitting gaan de kristalletjes eerst, onder geelkleuring, in het rhombische stelsel over, smelten dan tot een donkere vloeistof en vervluchtigen ten slotte geheel onder vorming van een geel sublimaat, dat bij wrijven rood wordt. Mercuriiodide is oplosbaar in 167 deelen spiritus en iu 110 deelen aether tot kleurlooze vloeistoffen; in water is het nagenoeg onoplosbaar ; in een oplossing van kaliumiodide in water is het tot een lichtgele vloeistof oplosbaar. De oplossing van 50 niG. in 10 cM? spiritus geeft bij verdunning met het dubbele volumen water een lichtgeel, door het licht langzamerhand rood wordend neerslag, dat weder oplost door toevoeging van een voldoende hoeveelheid chloorwater. De vloeistof wordt daarbij bruin door afscheiding \ an iood, dat bij schudden met chloroform daarin met violette kleur oplost. De oplossing in spiritus (1 = 200), zuur gemaakt met zoutzuur, geeft met zwavelwaterstof aanvankelijk een bruine verkleuring, daarna een zwart neerslag. Wordt 10 cM5 water met 1 G. Mercuriiodide geschud en gefiltreerd, dan mag het riltraat door zilvernitraat slechts eeu zwiikke opalescentie geven, welke niet vermindert door toevoeging van ammonia. Buiten invloed van het licht te bewaren. Grootste gift per keer 15 mG. Grootste gift per etmaal 50 mG. lodetum hydrargyrosum. Mercuroiodide. h&V Wrijf vier deelen Kwik t met negen deelen Mercuriiodide 9 onder toevoeging van spiritus en bij zachte verwarming, totdat geen metaalbolletjes meer waarneembaar zijn. Wasch het poeder met spiritus, totdat deze door zwavelwaterstof niet meer dan lichtbruin gekleurd wordt en droog het, buiten invloed van het licht, bij ten hoogste 40°. Groengeel poeder, dat door verhitting smelt en, onder ontleding in kwik en mercuriiodide, geheel vervluchtigt. Mercuroiodide is in water onoplosbaar: door kaliuniiodide wordt het ontleed onder afscheiding van kwik. Mercuroiodide, geschud met spiritus, lost daarin nagenoeg niet op. \\ ordt aan dit mengsel natronloog toegevoegd, dan wordt het poeder zwart; bij daarop volgende toevoeging van natriumhypochloriet ontstaat iodoform. Wordt spiritus met Mercuroiodide geschud en gefiltreerd, dan mag het filtraat door zwavelwaterstof niet meer dan lichtbruin worden. Buiten invloed van het licht te bewaren. Grootste gift per keer 50 mG. Grootste gift per etmaal 200 mG. lodetum kalicum. Kaliumiodide. KI. Witte, niet wateraantrekkende hexaëders. Kaliumiodide is in 0,75 deelen water en in 10,8 deelen spiritus oplosbaar. De oplossing van 1 G. in 15 cM? water geeft met de oplossing van 1 G. wijnsteenzuur in 5 cM? water een wit, kristallijn neerslag. Bij schudden van 5 cM? der oplossing in water (1 = 20) met 3 cM? chloroform en 2 cM? chloorwater wordt de chloroformlaag violet. De oplossing in water (1 = 20) moet neutraal zijn en mag door baryumnitraat niet troebel worden. Worden bij 5 cM? dezer oplossing 50 mG. ferrosulfaat en 5 druppels natronloog gevoegd, dan mag zij, na verwarmd en met verdund zoutzuur zuur gemaakt te zijn, niet groen of blauw worden (cyaniden). De, met uitgekookt en weder bekoeld water, versch bereide oplossing (1 = 20) mag met versch bereide stijfseloplossing en verdund zwavelzuur binnen 3 minuten niet gekleurd worden (iodaat). Wordt de oplossing van 250 mG. Kaliumiodide in 2,5 cM? ammonia gemengd met 16 cM? 1/10 N. zilvernitraat en gefiltreerd, dan mag liet filtraat, na met salpeterzuur zuur gemaakt te zijn, slechts zwak opalesceeren (chloriden en bromiden) en niet zwart worden (thiosulfaat). Buiten invloed van het licht te bewaren. lodetum natricum. Natriumiodide. Nal. Wit, uit kleine hexaëders bestaand, wateraantrekkend poeder. Natriumiodide is in 0,6 deelen water en in 1,8 deelen spiritus oplosbaar. Natriumiodide kleurt een niet lichtende vlam terstond sterk geel. Bij schudden van 5 cM5 der oplossing in water (1 = 20) met 3 cM? chloroform en 2 cM? chloorwater wordt de chloroformlaag violet. 1 G. Natriumiodide moet met 1 G. wijnsteenzuur en 3 cM? water een heldere oplossing geven. De oplossing in water (1 = 20) moet neutraal zijn en mag door baryumnitraat niet troebel worden. Worden bij 5 cMi? dezer oplossing 50 raG. ferrosulfaat en 5 druppels natronloog gevoegd, dan mag zij, na verwarmd en met verdund zoutzuur zuur gemaakt te zijn, niet groen of blauw worden (cyaniden). De, met uitgekookt en weder bekoeld water, versch bereide oplossing (1 = 20) mag met versch bereide stijfseloplossing en verdund zwavelzuur binnen 3 minuten niet gekleurd worden (iodaat). Wordt de oplossing van 250 mG. Natriumiodide in 2,5 cMï ammonia gemengd met 17 cM? Viu N- zilvernitraat en gefiltreerd, dan mag het filtraat, na met salpeterzuur zuur gemaakt te zijn, slechts zwak opalesceeren (chloriden en bromiden) en niet zwart worden (thiosulfaat). Natriumiodide mag, bij 100" gedroogd, niet meer dan 1 pet. aan gewicht verliezen. Buiten invloed van liet licht te bewaren. 18 I odium. lood. i. Grijsachtig-zwarte, metaalachtig glanzende, eigenaardig riekende, rhombische plaatjes, die reeds bij zachte warmte in violette dampen overgaan en geheel vervluchtigen. lood is oplosbaar in ongeveer 5000 deelen water en in 10,4 deelen spiritus, gemakkelijk in aether, in chloroform en in een oplossing van kaliumiodide in water. Deze laatste oplossing is, evenals die in aether, bruin; de oplossing in chloroform is violet. Water, met lood geschud, kleurt stijfseloplossing blauw. Wordt 20 cM? water met 500 inG. lood 2 minuten geschud en daarna gefiltreerd, dan mag het filtraat slechts zwak geel zijn(ICl); worden bij 5 cM? van dit filtraat, door natriunithiosulfaat ontkleurd, 50 mG. ferrosulfaat en 5 druppels natronloog gevoegd, dan mag de vloeistof, na verwarmd en met verdund zoutzuur zuur gemaakt te zijn, niet groen of blauw worden (ICN). De oplossing van 200 mG. lood en 500 mG. kaliumiodide in 25 cM5 water mag niet minder dan 15,5 en niet meer dan 15,7 cM? yi0 N. natriumthiosulfaat ter ontkleuring vereischen. Grootste gift per keer 15 mG. Grootste gift per etmaal (50 mG. lodoformum. lodoform. chi3. Citroengele, hexagonale plaatjes of een microkristallijn poeder met eigenaardigen, sterk aanhangenden reuk. lodoform smelt bij 119°— 120n tot een donkerbruine vloeistof en wordt bij verdere verhitting ontleed, onder ontwikkeling van iooddampen. lodoform is oplosbaar in 67 deelen spiritus en in 6,1 deelen aether, doch nagenoeg onoplosbaar in water. Wordt 10 cM? water met 1 G. lodoform geschud en gefiltreerd, dan moet het filtraat kleurloos (pïkrinezuur) en neutraal zijn, niet van uiterlijk veranderen door baryumnitraat en met zilvernitraat, zelfs na 24 uur, niet meer dan een ferrosulfaat in 5 cM? zoutzuur, dan wordt de grenslaag groenbruin. Aethylnitriet met Spiritus moet neutraal of slechts zoo zwak zuur zijn, dat aan 1 cM? door 1 druppel N. alkali alkalische reactie wordt medegedeeld. Wordt 5 cM? Aethylnitriet met Spiritus met 2 cM? ammonia gemengd en aan dit mengsel 2 cM; eener oplossing van 1 deel iood en 2 deelen kaliumiodide in 17 cM5 water toegevoegd, dan scheidt zich een zwart neerslag af, dat na eenigen tijd weder oplost. Wordt nu nog 2 cM:i of zooveel L'0 meer der ioodoplossing toegevoegd, dat de gele tint der vloeistof bij zachte verwarming verdwijnt, dan mogen na bekoeling, zelfs na 30 minuten, geen kristallen van iodoform zijn ontstaan. Het gehalte aan aethylnitriet wordt op de volgende wijze bepaald: Meng 10 cM? Aethylnitriet met Spiritus met 15 cM? eener oplossing van kaliumchloraat in water (1 — 20) en 5 cM? salpeterzuur, en laat in een gesloten flesch, nu en dan omschuddende, gedurende een uur staan. Voeg dan toe 20 cM? yi0 N. zilvernitraat en 5 druppels eener verzadigde oplossing van ferriammoniumsulfaat, en titreer de overmaat zilver met 1/10 N. ammoniumsulfocyanide, totdat de intredende roode kleur bij omschudden niet dadelijk meer verdwijnt. Iedere cM? verbruikte V10 N. zilvernitraat komt overeen met 22,5 inG. aethylnitriet. Aethylnitriet met Spiritus mag in 10 cM? niet minder dan 200 mG. aethylnitriet bevatten. Zooveel mogelijk in gevulde flesschen, buiten invloed van het licht, op een koele plaats te bewaren. + Nitris amylicus. Amylnitriet. Vloeistof met minstens 80 pet. C8H11NO.,. Geelachtige, heldere, eigenaardig riekende, brandend-aromatisch smakende, volkomen vluchtige, brandbare vloeistof. Amylnitriet kan in elke verhouding met spiritus en metaether gemengd worden, doch is in water weinig oplosbaar. Soortelijk gewicht 0,870 - 0,880. Kookpunt 97°- 99°. Wordt 2 cM? zwavelzuur met 1 druppel Amylnitriet en 1 druppel water gemengd, dan ontstaat amylvalerianaat, dat, na verdunning der vloeistof met water, door den reuk kan worden waargenomen. Wordt 1 druppel Amylnitriet gevoegd bij de oplossing van 500 mG. ferrosulfaat in 5 cM? zoutzuur, dan wordt de vloeistof ondoorzichtig groenbruin. Wordt 3 cM? Amylnitriet met 1 druppel ammonia en 1 cM? water geschud, dan moet de waterige vloeistof rood lakmoespapier blauw kleuren. Wordt 1 cM? Amylnitriet met 5 druppels ammonia, 1,5 cM? spiritus en 10 druppels zilvernitraat gedurende 5 minnen zacht verwarmd, dan mag het mengsel niet donker gekleurd worden (valeraldehyde). Wordt Amylnitriet tot 0° afgekoeld, dan moet het helder blijven (water). Het gehalte aan C5HnNO., wordt op de volgende wijze bepaald: Los op 500 mG. Amylnitriet in 10 cM? spiritus; meng met 15 cM? eener oplossing van kaliumchloraat in water (1 = 20) en 5 cM? salpeterzuur, en laat in een gesloten flesch, nu en dan omschuddende, gedurende een uur staan. Voeg dan toe 20 cM51/10 N. zilvernitraat en 5 druppels eener verzadigde oplossing van ferriammoniumsulfaat, en titreer de overmaat zilver met 1/ll) N. ammoniumsulfocyanide, totdat de intredende roode kleur bij omschudden niet dadelijk meer verdwijnt. Hiervoor mag niet meer dan 8,6 cM? vereischt worden. Iedere cM? verbruikt yi0 N. zilvernitraat komt overeen met 35,1 mG. C5HuN02. Buiten invloed van het licht te bewaren. Olea pinguia. Vette Oliën. Vette Oliën moeten, zoo noodig na verwarming, helder zijn; zij moeten zuiver, bepaaldelijk niet rans rieken en in elke verhouding oplosbaar zijn in aether en in chloroform. Vette Oliën moeten worden bewaard in droge, zoo mogelijk gevulde, goed gesloten flesschen of kruiken, op een koele plaats buiten invloed van het licht. Vette Oliën moeten vrij zijn van vreemde oliën; de aanwezigheid van katoenzaadolie, sesamolie of minerale oliën kan op de navolgende wijze worden aangetoond: Onderzoek op katoenzaadolie: Wordt in een reageerbuis 2 — 3 cM? olie met gelijke volumina amylalkohol en oplossing van gezuiverde zwavel in zwavelkoolstof (1 = 100) gedurende 10 minuten in een waterbad gekookt, waarbij de vloeistof in de buis voor ongeveer de helft boven het water moet uitsteken, dan wordt het mengsel bij aanwezigheid van katoenzaadolie rood. In geval van twijfel wordt de vloeistof nog een of twee maal met 1 cM? der oplossing van zwavel in zwavelkoolstof gemengd en telkens 5 minuten verwarmd. Onderzoek op sesamolie: Wordt bij 5 cM? olie 2 druppels furol (1 = 100) en 10 cM? sterk zoutzuur (soortelijk gewicht 1,18 — 1,19) gevoegd en krachtig geschud, dan wordt de zuurlaag bij aanwezigheid van sesamolie binnen 2 minuten kersrood. Onderzoek op minerale oliën: Wordt 1 cM5 olie met 15 cM? spiritueuze kalioplossing op een waterbad, onder herhaald roeren, tot droog uitgedampt, dan zal de oplossing van de achterblijvende zeep in water en in spiritus bij aanwezigheid van minerale oliën troebel zijn. Wanneer eischen worden voorgeschreven betreffende het zuurgetal, het verzeepingsgetal en het ioodadditiegetal, dan moet de bepaling dezer getallen aldus geschiedend Bepaling van het zuurgetal: Voeg bij 1 G. olie 20 cM? absoluten alkohol en 5 druppels phenolphthaleïne, en titreer, onder voortdurend omschudden, en bij niet vloeibare vetten onder zachte verwarming, met V2 N. alkoholische kali tot roodkleuring. Het zuurgetal is het aantal milligrammen KOH, benoodigd ter neutralisatie van de vrije zuren in 1 G. van de onderzochte stof. Bepaling van het verzeepingsgetal: Kook 1 G. olie met 20 cM? l/s N. alkoholische kaliloog gedurende een half uur onder terugvloeiing; voeg 5 druppels phenolphthaleïne toe, en titreer met V3 N. chloorwaterstofzuur, totdat de roode kleur verdwijnt. Het verzeepingsgetal is het aantal milligrammen KOH benoodigd ter verzeeping van 1 G. van de onderzochte stof. Bepaling van het ioodadditiegetal: Los op de bij elk artikel in het bijzonder opgegeven hoeveelheid olie in 25 cM? ioodchlorideoplossing, en laat de oplossing in een goed gesloten flesch, gedurende den bij elk artikel voorgeschreven tijd, buiten invloed van het licht staan. Voeg dan toe 10 cM? kaliumiodideoplossing (1 = 10) en 100 cM? water, en titreer het onverbruikte iood terug met ]/10 N. natriumthiosulfaatoplossing en stijfseloplossing als indicator. Het ioodadditiegetal is het aantal deelen iood, gebonden door 100 deelen der onderzochte stof. Olea volatilia. Vluchtige Oliën. Vluchtige Oliën moeten, zoo noodig na verwarming, helder zijn; zij moeten sterk en zuiver rieken ais de plantendeelen, waaruit zij moeten zijn bereid, en in elke verhouding oplosbaar zijn in aether en in chloroform. Reuk en smaak der Vluchtige Oliën worden het best waargenomen aan een mengsel van 1 druppel met 10 cM? water. Vluchtige Oliën moeten worden bewaard in droge, zoo mogelijk gevulde, goed gesloten, niet te groote flesschen, op een koele plaats buiten invloed van het licht. Een druppel Vluchtige Olie, in water gebracht, mag aan zijn oppervlakte niet troebel worden; bij verwarming in een waterbad mogen Vluchtige Oliën geen destillaat geven; worden Vluchtige Oliën geschud met een gelijk volumen verzadigde keukenzoutoplossing en vervolgens in rust gezet, dan mag, na volledige scheiding der lagen, het volumen van de keukenzoutoplossing niet toegenomen zijn (spiritus). Op papier gebracht, moet 1 druppel Vluchtige Olie allengs verdampen zonder een doorschijnende vlek achter te laten (vette olie). Oleum Amygdalarum. Amandelolie. De vette olie uit de zaden der verschillende variëteiten van Prunus A in y g d a 1 u s, Stokes, Bot. Mat. Med. III. 101. Bereid haar door bittere of zoete Amandelen fijn te maken, zonder verwarming uit te persen en met de perskoek deze bewerkingen te herhalen. Giet de door bezinking helder geworden olie af, en filtreer het overige. Bleekgele, reukelooze, niet drogende olie; smaak zacht, nootachtig. Soortelijk gewicht 0,915 — 0,920. Amandelolie moet bij — 15° vloeibaar blijven. Het ioodadditiegetal, bepaald met 200 — 220 mG., na een inwerkings- duur van 20 minuten, mag niet lager dan 95 en niet hooger dan 101 zijn. Worden eenige cM? Amandelolie krachtig geschud meteen gelijk volumen salpeterzuur, dan moet het mengsel wit zijn en mag de olie niet geel, geelachtig-rood of roodachtigbruin worden (perzikpitolie). Worden eenige cM? Amandelolie omgezwenkt met een gelijk volumen salpeterzuur en wordt bij het mengsel een weinig kwik gevoegd, dan moet de olie na eenige uren in een vaste, bijna witte massa veranderd zijn. Oleum Anisi. Anijsolie. De vluchtige olie, door destillatie met water bereid uit Anijsvruchten. Kleurloos of lichtgeel, sterk lichtbrekend; smaak zoetachtig en eigenaardig-aromatisch. Soortelijk gewicht 0,980 — 0,990. Het stolpunt mag niet lager zijn dan 14°. Anijsolie moet oplosbaar zijn in 2 volumina spiritus; zoo noodig, mag bij deze proef tot 20° verwarmd worden. + Oleum Aurantiorum. Oranjeschilolie. De vluchtige olie door persen bereid uit versche Oranjeschil. Dunvloeibaar, lichtgeel; smaak eigenaardig, zwak bitter. Soortelijk gewicht 0,850 — 0,870. Oranjeschilolie destilleert nagenoeg volledig tusschen 175°—180°. Oranjeschilolie moet oplosbaar zijn in 7 volumina spiritus. + Oleum Betulae empyreumaticum depuratum. Berkenteerolie. Oleum Ilusci depuratum. Vloeistof, verkregen door rectificatie van het teer, in Rusland door droge destillatie bereid uit de stammen van B e t u 1 a al ba, Lint\. Sp. PI. 982. Beweeglijke, lichtgele, aan de lucht snel roodbruin wordende en verharsende vloeistof; reuk teerachtig, bij verwarming van eenige druppels met kaliloog echter aromatisch, naar berkenhout en terpentijn. Soortelijk gewicht 0,920 — 0,945. Berkenteerolie is nagenoeg onoplosbaar in water, oplosbaar in absoluten alkohol, aether en petroleumaether en in ongeveer het tienvoudig volumen spiritus. Wordt 5 cM? water geschud met 1 druppel Berkenteerolie en gefiltreerd, dan moet het filtraat zuur reageeren en door ferrichloride (1 = 1000) groen, door broomwater melkachtigtroebel worden. Berkenteerolie moet voor ongeveer drie vierde deelen destilleeren tusschen 180° en 240°. Oleum Cacao. Cacaoboter. Butyrnm Cacao. Het bij gewone temperatuur vaste vet, door warme persing verkregen uit de van de zaadhuid bevrijde, al dan niet gerooste zaden van Theobroma Cacao, LlNN. Sp. PI. 782. Geelachtig-witte, naar Cacao riekend en zacht smakende massa die bij 15° bros, bij 25° eenigszins week is en tusschen 31° en 34° tot een heldere vloeistof smelten moet. Het ioodadditiegetal, bepaald met 600 — 800 mG. na een inwerkingsduur van 15 minuten, mag niet lager dan 33,8 en niet hooger dan 36 zijn. Wordt 1 G. Cacaoboter bij ten hoogste 30° opgelost in 3 cM? aether, dan moet het mengsel bij 15° helder blijven. + Oleum Cajuputi. Kajoepoetiholie. De vluchtige olie, in Nederlandsch Oost-Indië, bepaaldelijk op de eilanden Boeroe en Ceram, door destillatie met water bereid uit de versche, bebladerde twijgen eener variëteit van Melaleuca Leucadendron, Linn. Mant. I. 105. Dunvloeibaar, helder-blauwgroen; smaak eigenaardig-aromatisch, kamferachtig. Soortelijk gewicht 0,920—0,930. Kajoepoetiholie destilleert tusschen 155° en 180°. Iood moet in Kajoepoetiholie zonder hevige reactie oplossen ; worden 5 deelen olie en 1 deel tot poeder gebracht iood tot 50° verwarmd, dan stolt het mengsel na bekoeling tot een kristalbrij. Wordt Kajoepoetiholie met verdund azijnzuur geschud, dan wordt de olie geel en kunnen in het zure, waterige vocht sporen koper aangetoond worden. Kajoepoetiholie moet met spiritus in elke verhouding een helder mengsel geven. Een paar druppels op ongelijmd papier, bij gewone temperatuur, verdampt, mogen wel een vlek achterlaten, die aan den rand een kleuring vertoont, doch deze mag noch bij opvallend, noch bij doorvallend licht doorschijnend zijn. + Oleum Caryophyllorum. Kruidnagelolie. ^ De vluchtige olie, door destillatie niet water bereid uit Kruidnagelen. Versch lieiei< 1 bijna kleurloos, aan de lucht langzamerhand geel, eindelijk roodbruin wordende. Smaak scherp aromatisch. Soortelijk gewicht niet lager dan 1,050. De oplossing in spiritus (1 = 20) wordt blauw door ferrichloride. Met een gelijk volumen natronloog geschud, moet Kruidnagelolie in een weeke, lichtgele, kristallijne massa veranderen. Kruidnagelolie moet met spiritus in elke verhouding een helder mengsel geven en ook in 2 volumina verdunden spiritus oplosbaar zijn. + Oleum Cinnamomi. K a n e e I o I i e. ^ De vluchtige olie, door destillatie met water bereid uit Kaneel. Versch bereid geel, aan de lucht langzamerhand geelrood of bruinachtig en tevens minder vloeibaar wordende. Smaak eerst zeer zoet, later ook brandend aromatisch. Soortelijk gewicht 1,025 —1,040. De hoofdniassa destilleert bij ongeveer 250°; de niet vluchtige rest mag ten hoogste 10 pet. der olie bedragen. Wordt aan 0,5 cM? Kaneelolie bij 0" druppelsgewijze een gelijk volumen salpeterzuur toegevoegd, dan moet een kristallijne massa ontstaan, slechts weinig donkerder van kleur dan de olie. Kaneelolie moet met spiritus in elke verhouding een helder mengsel geven en ook in 3 volumina verdunden spiritus oplosbaar zijn; deze laatste vloeistof kleurt blauw lakmoespapier rood. De oplossing van Kaneelolie in spiritus (1 = 10) mag door ferrichloride wel bleekgroen, doch niet duidelijk blauw worden (kaneelbladolie). Wordt Kaneelolie in water gedruppeld, dan moeten de druppels snel en zonder troebeling te veroorzaken (spiritus) zinken (vette olie). Wordt 5 cM? Kaneelolie met 50 cM? natriumbisulfiet (30 =: 100) gedurende 2 uren onder herhaald schudden in een waterbad verwarmd, dan moetten hoogste 2,25 en minstens 1,25 cM? onopgelost blijven. Kaneelolie mag, met een gelijk volumen natronloog geschud, niet meer dan een tiende in volumen verminderen. + Oleum Citri. Citroenolie. De vluchtige olie, door persen bereid uitVersche Citroenschil. Dunvloeibaar, lichtgeel; smaak zacht en aromatisch met bitteren nasmaak. Wordt 1 druppel Citroenolie met suiker gewreven en opgelost in 500 cM? water, dan moet dit vocht een frisschen citroengeur bezitten. Soortelijk gewicht 0,850 — 0,860. Draaiing in den polarimeter bij 20° C. en bijeen buislengte van 1 dM. -f- 58° tot -f- 67". Citroenolie moet oplosbaar zijn in 6 volumina spiritus. Wordt van de olie de helft afgedestilleerd, dan moet de rechtsdraaiing van dit destillaat grooter zijn dan die der oorspronkelijke olie. + Oleum Cocos. Cocosvet. Het bij gewone temperatuur vaste vet, door warme persing verkregen uit de gedroogde kernen (c o p r a) van Cocos nucifera, LlNN. Sp. PI. 1188. Eenigszins doorschijnend, wit, eigenaardig riekend, zacht smakend vet, dat gemakkelijk rans wordt. Cocosvet is bij 5°—10° vast en korrelig, bij 15° — 20° week en moet tusschen 25" en 30° tot een heldere vloeistof smelten. Soortelijk gewicht bij 15": 0,920 — 0,930. Het ioodadditiegetal, bepaald met 2,5—3 G. na een inwerkingsduur van 15 minuten, mag niet hooger dan 10 zijn. Het verzeepingsgetal mag niet lager dan 250 zijn. 1 G. Cocosvet moet bij niet meer dan 35° oplosbaar zijn in 5 cM? absoluten alkohol. Cocosvet is niet geheel oplosbaar, zelfs niet bij verwarming, in 10 deelen spiritus. In Nederlandsch Oost-Indië wordt Cocosvet, daar gewoonlijk vloeibaar, minjak kalapa of klapperolie genoemd. + Oleum Crotonis. Crotonolie. De vette olie uit Crotonzaad. Bereid haar door Crotonzaad van de zaadhuid te ontdoen, de gave kernen fijn te maken en zonder verwarming uit te persen. Filtreer de olie door papier. Geelachtig-bruine, dikvloeibare, eigenaardig riekende vloeistof, die vochtig blauw lakmoespapier rood kleurt. Soortelijk gewicht 0,940 — 0,960. Crotonolie moet in het dubbel volumen absoluten alkohol, bij verwarming op een waterbad, oplossen. Worden eenige cM? Crotonolie omgezwenkt met een gelijk volumen salpeterzuur en wordt bij het mengsel een weinig kwik gevoegd, dan mag de olie na eenige uren wel aanzienlijk dikker geworden, doch noch geheel, noch gedeeltelijk in een vaste massa veranderd zijn. Crotonolie mag niet langer dan 1 jaar in voorraad gehouden worden. Grootste gift per keer 50 mG. Grootste gift per etmaal 100 mG. + Oleum Fagi empyreumaticum depuratum. Beukenteerolie. Vloeistof, verkregen door rectificatie van het teer, door droge destillatie bereid uit het hout van Fagus sylvatica, Linn. Sp. PI. 998. Beweeglijke, lichtgele, aan de lucht snel roodbruin wordende vloeistof; reuk eigenaardig teerachtig, bij verwarming van eenige druppels met kaliloog echter aetherachtig. Soortelijk gewicht 0,960-0,980. Beukenteerolie is nagenoeg onoplosbaar in water, oplosbaar in absoluten alkohol, in aether en in spiritus en met geringe troebeling in petroleumaether. Wordt 5 cM? water geschud met 1 druppel Beukenteerolie en gefiltreerd, dan moet het filtraat zuur reageeren en door broomwater sterk melkachtig-troebel worden. Beukenteerolie destilleert voor ongeveer de helft tusschen 120° en 180°, de rest tusschen 180° en 220° met achterlating van een kleine hoeveelheid teer. Oleum Foeniculi. V e n k e I o I i e. De vluchtige olie, door destillatie met water bereid uit Venkelvruchten. Nagenoeg kleurloos; smaak eerst zoet, daarna bitter-aromatisch. Soortelijk gewicht 0,965-0,980. Draaiing in den polarimeter bij een buislengte van 1 dM. -f- 12° tot-f- 24°. Bij afkoeling scheiden zich uit Venkelolie bladerige kristallen van anethol af en wordt zij allengs tot een vaste, kristallijne massa. Venkelolie, die bij 0° niet in ruime mate kristallen afscheidt, welke eerst bij 5° weder geheel oplossen, mag niet gebruikt worden. \ onkelolie moet met een gelijk volumen spiritus een helder mengsel geven. Venkelolie moet minstens voor de helft destilleeren tusschen 225° en 240°. Oleum lecoris Aselli. Levertraan. De vette olie, uit de versche levers van GadusMorrhua, Linn. en eenige naverwante soorten van hetzelfde geslacht gewonnen bij zachte warmte (ten hoogste 80°) en gescheiden van het vaste gedeelte, dat zich uit deze traan in de koude afzet. Bleekgele of goudgele, eigenaardig vischachtig riekende en smakende olie. Soortelijk gewicht 0,920 — 0,930. Wordt op eenige druppels Levertraan, uitgevloeid op een porseleinen plaat, 1 druppel zwavelzuur gebracht, dan kleurt de traan zich op de plaats van aanraking der vloeistoffen violet, welke kleur in bruin overgaat. Wordt ongeveer 1 cM? Levertraan met 3 druppels rood rookend salpeterzuur geschud, dan wordt het mengsel eerst steenrood, daarna bruingeel. Levertraan moet bij 0" vloeibaar blijven en mag dan geen of slechts weinige kristallijne korrels afscheiden. Levertraan mag met spiritus bevochtigd blauw lakmoespapier niet of slechts zwak rood kleuren. Het verzeepingsgetal mag niet lager zijn dan 180. Het ioodadditiegetal, bepaald met 100 — 120 niG., na een inwerkingsduur van 1 uur, mag niet lager dan 163 en niet hooger dan 182 zijn. + Oleum lecoris Aselli cum Benzoate ferrico. Staal levertraan. Oleum lecoris Aselli ferratum. Los op drie deelen Natriumbenzoaat 3 in vijftien deelen Water 15 Voeg bij deze oplossing een mengsel van twee en vier t ie li de d ee len Ferrichlorideoplossing 2,4 en vijf en twintig deelen Water 25 Verzamel het neerslag op een filter, en wasch het met water, totdat de afloopende vloeistof door zilvernitraat niet meer troebel wordt. Verwijder het vocht zooveel mogelijk, door het filter met het neerslag tusschen filtreerpapier zacht te drukken, en meng daarna het neerslag met zooveel (ongeveer 15 deelen) Uitgedroogd Natriuinsulfaat, dat een droog poeder verkregen wordt. Voeg bij dit mengsel t weehonderdvij f tig deelen Levertraan, . . . 250 en verwarm bij 30" tot 32°, totdat het ferribenzoaat is opgelost. Filtreer de vloeistof in droge flesschen. Heldere, roodbruine, olieachtige vloeistof. Staallevertraan moet minstens 0,14 pet. ijzer bevatten. Het ijzergehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Meng in een kolf 20 G. Staallevertraan met 20 cM? sterken spiritus en 20 cM? kaliloog; verwarm gedurende 1 uur, onder herhaald schudden op een waterbad, zorg dragende, dat zoo weinig mogelijk verdamping plaats heeft. Voeg toe 150 cM? water, en verwarm weder gedurende 1 uur op een waterbad. Verzamel het neerslag op een filter, en wasch met warm water uit. Overgiet filter met inhoud in een schaaltje met 20 cM? verdund zwavelzuur, en verwarm op een waterbad, totdat het ijzerhydroxyde is opgelost; filtreer, en wasch schaaltje en filter met warm water, totdat' een paar druppels van het filtraat door kaliumsulfocyanide niet meer rood worden. Voeg druppelsgewijze kaliumpermanganaat (1 — 200) toe, totdat de roode kleur niet meer terstond verdwijnt, en verwarm de vloeistof met een weinig spiritus, om de overmaat van kaliumpermanganaat te ontleden. Los in de bekoelde vloeistof op 1 G. kaliumiodide, en titreer na 1 uur met Vio N. natriumthiosulfaat. Hiervan moet ter ontkleuring minstens 5 cM? vereischt worden. + Oleum lecoris Aselli cum lodeto ferroso. lood ijzer-Levertraan. Voor de bereiding van Ioodijzer-Levertraan moet levertraan gebruikt worden, die voldoet aan de bij dat artikel gestelde eischen en bovendien aan den hier volgenden: Wordt 10 mG. iood in 10 G. levertraan opgelost en worden na 4 uur eenige druppels van deze oplossing met kaliumiodidestijfsel geschud, dan moet deze blauw worden. Los op, door afwrijven in een mortier, vijf deelen lood 5 in driehonderd vier en negentig deelen Levertraan 394 Giet deze oplossing in een flesch, die daarmede bijna gevuld moet zijn. Voeg toe tien deelen IJzerpoeder 10 en laat 12 uur staan onder herhaald krachtig schudden. Laat 24 uur bezinken; onderzoek eenige druppels met kaliumiodidestijfsel op vrij iood en schud, indien dit aanwezig is, nog zoolang, totdat de reactie op vrij iood verdwenen is. Giet de vloeistof, na bezinking, helder af. Purperviolette, olieachtige vloeistof. Wordt 5 cM? water met 3 druppels Ioodijzer-Levertraan geschud en gefiltreerd, dan moet het filtraat door 1 druppel rood rookend salpeterzuur en een weinig stijfseloplossing blauw worden. Ioodijzer-Levertraan moet minstens 0,235 pet. ijzer bevatten, overeenkomende met 1,3 pet. ferroiodide. Het ijzergehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Meng in een kolf 20 G. Ioodijzer-Levertraan met 20 cM? sterken spiritus en 20 cM? kaliloog; verwarm gedurende 1 uur, onder herhaald schudden, op een waterbad, zorg dragende, dat zoo weinig mogelijk verdamping plaats heeft. Voeg toe 150 cM? water, en verwarm weder gedurende 1 uur op een waterbad. Verzamel het neerslag op een filter, en wasch met warm water uit. Overgiet filter met inhoud in een schaaltje met 20 cM? verdund zwavelzuur en verwarm op een water- 21 bad, totdat het ijzerhydroxyde is opgelost; filtreer, en wasch schaaltje en filter niet warm water uit, totdat een paar druppels van het filtraat door kaliumsulfocyanide niet meer rood worden. Voeg druppelsgewijze kaliumpermanganaat (1 = 200) toe, totdat de roode kleur niet meer terstond verdwijnt, en verwarm de vloeistof' met een weinig spiritus, om de overmaat van kaliumpermanganaat te ontleden. Los in de bekoelde vloeistof' op 2 G. kaliumiodide, en titreer na 1 uur met Yio N. natriumthiosulfaat. Hiervan moet ter ontkleuring minstens 8,4 cM? vereischt worden. lood ijzer-Levertraan moet in fleschjes van ten hoogste 100 cM; inhoud, bewaard worden. + Oleum luniperi empyreumaticum. Cadeolie. ülcum cadinuiii. Het teer, in Zuid-Europa door droge destillatie bereid uit het hout van Juniperus Oxycedrus, Linn. Sp. PI. 1038. Matig dikke, donkerbruine vloeistof; reuk sterk teerachtig; smaak scherp brandig en bitter. Soortelijkgewiclit0,98 —1,00. Cadeolie is nagenoeg onoplosbaar in water, oplosbaar in absoluten alkohol, in aether, in zwavelkoolstof', in chloroform, in aniline en voor ongeveer negen tiende deelen in petroleumaether; met de 4-voudige hoeveelheid spiritus geeft zij een troebel mengsel, dat bij verwarming helder wordt, docli bij bekoeling allengs de helft der olie als dikke, bruine vloeistof afzet. Wordt 5 cM5 water geschud met 1 druppel Cadeolie en gefiltreerd, dan moet het tiltraat zuur reageeren en door broomwater melkachtig troebel worden, Cadeolie moet voor ongeveer drie vierde deelen tusschen 250" en 275" destilleeren. + 0leum Lauri. Laurierolie. Het mengsel van vette en vluchtige olie, door persing verkregen uit de versche vruchten van Laurus nobilis, Linn. Sp. PI. 369. Groene, eigenaardig aromatisch riekende, zalfachtige massa, waarin korrelig kristallijne uitscheidingen. Laurierolie smelt bij ongeveer 40° tot een donkergroene vloeistof. Laurierolie moet oplosbaar zijn in benzol en, bij verwarming, in liet dubbel volumen absoluten alkohol; bij bekoeling dezer laatste oplossing wordt een gedeelte der vette olie afgescheiden ; de daarvan afgegoten vloeistof mag niet bruin worden door ammonia. + Oleum Laurocerasi. Lauri erkersolie. De vluchtige olie, door destillatie met water bereid uit Versche Laurierkersbladen. Lichtgeel; reuk van dien van bittere amandelolie zeer wel te onderscheiden; smaak brandend. Soortelijk gewicht 1,060 -1,067. Worden 2 druppels Laurierkersolie met 2 cM? kaliloog en 20 mG. ferrosulfaat tot de kooktemperatuur verwarmd en, na bekoeling, met 2 cM5 zoutzuur gemengd, dan wordt de vloeistof blauw en ontstaat na eenige oogenblikken een blauw neerslag. Laurierkersolie moet oplosbaar zijn in 2 volumina verdunden spiritus. Wordt 1 cM? Laurierkersolie met 10 cM? natriumbisulfiet (30 = 100) in een waterbad verwarmd, onder herhaald omschudden, dan moet de olie geheel oplossen. + Oleum Lavandulae. Lavendelolie. De vluchtige olie, door destillatie met water bereid uit de bloemen van Lavandula vera, DC. Fl. Fr. Suppl-398. Kleurloos of lichtgeel; smaak aromatisch en bitter. Soortelijk gewicht 0,880 — 0,890. Lavendelolie moet met spiritus in elke verhouding een helder mengsel geven en ook in 3 volumina verdunden spiritus oplosbaar zijn. Wordt 1G. Lavendelolie met 10 cM? 1/2 N. alkoholische kaliloog 1 uur in het waterbad gekookt onder terugvloeiing, worden na bekoeling eenige druppels phenolphthaleïne toegevoegd en niet 1/3 N. chloorwaters tof zuur teruggetitreerd, dan moet ter neutralisatie ten hoogste 6,4 cM? zuur vereischt worden, hetgeen overeenkomt met minstens 35 pet. linalylacetaat. Oleum Lini. L ij n o I i e. De vette olie, door koude persing verkregen uit Lijnzaad. Gele of bruinachtig-gele, eigenaardig riekende en smakende olie, die, in dunne laag uitgestreken, tot een doorschijnend vernis opdroogt. Soortelijk gewicht 0,930 — 0,935. Lijnolie moet bij — 20° vloeibaar blijven. Lijnolie is slechts weinig (ongeveer 2 pet.) in absoluten alkohol oplosbaar en moet in elke verhouding mengbaar zijn met terpentijnolie. Het ioodadditiegetal, bepaald met 100 —120 mG., na een inwerkingsduur van 1 uur, mag niet lager zijn dan 175. Wordt 50 G. Lijnolie in een hoog bekerglas gemengd met 10 cM5 zwavelzuur, dan moet een teinperatuursverhooging van minstens 100° waarneembaar zijn. Lijnolie, met een gelijk volumen kalkwater geschud, moet terstond een emulsie vormen. + Oleum Macidis. F o e I i e o I i e. De vluchtige olie, door destillatie met water bereid uit Foelie, den zaadrok van Myristica fragrans, Houtt. Handleid. III. 333. Kleurloos of slechts zwakgeel, dunvloeibaar; smaak sterk aromatisch. Soortelijk gewicht 0,900 — 0,920. Foelieolie moet met het 3-voudig volumen spiritus een helder mengsel geven. Foelieolie moet voor minstens de helft tusschen 110° cn 130°destilleeren; van de rest destilleert een deel bij 130°-150°, een ander deel eerst boven 200°. Oleum Menthae piperitae. Pepermuntolie. De vluchtige olie, door destillatie met water bereid uit de versche bladen en de bloeiende toppen van M e n t h a p i p erita, Linn. Sp. PI. 576. Kleurloos of lichtgeel; smaak eigenaardig, brandend, niet bitter; bij inademing de gewaarwording van koude in de mondholte veroorzakende. Soortelijk gewicht 0,900 — 0,920. Een mengsel van 2 cM? Pepermuntolie, 2 cM? ijsazijn en 1 druppel salpeterzuur wordt allengs donkerblauw en fluoresceert daarbij koperrood. Pepermuntolie moet met spiritus in elke verhouding een helder mengsel geven en in 5 volumina verdunden spiritus tot een heldere of slechts zwak opalesceerende vloeistof oplosbaar zijn. Of het mentholgehalte van Pepermuntolie voldoende is, wordt aldus onderzocht: Kook zacht ongeveer 20 cM? Pepermuntolie met een gelijk volumen azijnzuuranhydride en 2 G. watervrij natriumacetaat gedurende 1 uur; wasch de olie 2 malen met water, daarna met natriumcarbonaat (1 = 20) en ten slotte nogmaals met water: droog haar met uitsredroocd • "O natriumsulfaat. Kook 10 G. der aldus geacetyleerde olie 1 uur met 50 cM? alkoholische N. kaliloog; voeg ongeveer 1 cM? phenolphthaleïne toe, en titreer het vrije alkali terug met N. chloor waterstof zuur. Hiervoor mag niet meer dan 21,0 cM? vereischt worden. + Oleum Myristicae expressum. Muskaatboter. Het mengsel van vette en vluchtige olie, door warme persing verkregen uit Muskaatnoten. Ongelijkmatige, vuil-roodgele of roodbruine, wit gespikkelde massa, die sterk aromatisch, als muskaatnoot, riekt en smaakt. Muskaatboter is bij 15° kruimelig en moet bij 470 _ 51'1 tot een bruinroode vloeistof smelten. Soortelijk gewicht 0,920 — 0,950. Wordt Muskaatboter met de 10-voudige hoeveelheid spiritus in een waterbad verwarmd, dan moet een heldere oplossing ontstaan, waarin ten hoogste eenige weefselresten van muskaatnoten zweven mogen, en waaruit zich, bij bekoeling, weder ongeveer de helft van het vet als witte, glanzende kristallen, die bij 54° — 55° smelten (myristine), moet afzetten. Oleum Olivarum. Olijfolie. De vette olie, door koude persing verkregen uit de rijpe vruchten van Olea europaea, Linw Sp. PI. 8. Lichtgele, versch geperst soms eenigszins groenachtige, niet drogende olie; reuk en smaak zwak en eigenaardig. Soortelijk gewicht 0,915 — 0,918. Olijfolie wordt bij 10° dikker en troebel door een kristallijne uitscheiding en is bij 0° een zalfachtige, korrelige massa. Het ioodadditiegetal, bepaald met 220 — 250 mG., na een inwerkingsduur van 15 minuten, mag niet lager dan 82 en niet hooger dan 85 zijn. Worden eenige cM5 Olijfolie krachtig geschud met een gelijk volumen salpeterzuur, dan moet het mengsel wit zijn en mag de olie niet rood- of bruinachtig worden. Worden eenige cM? Olijfolie omgezwenkt met een gelijk volumen salpeterzuur, en wordt bij het mengsel een weinig kwik gevoegd, dan moet de olie 11a eenige uren in een vaste, bijna witte massa veranderd zijn. Wordt 2 cM? Olijfolie niet 10 cM? spiritueuze kali oplossing tot volledige verzeeping gekookt, dan mag de aldus verkregen, heldere oplossing, na 24 uur op een koele plaats bewaard te zijn, noch in een kristalbrij zijn overgegaan, noch een kristallijne uitscheiding vertoonen (arachisolie). 01 e u m R i c i n i. R i c i n u s o I i e. Wonderolie. De vette olie, door koude persing verkregen uit de van de zaadhuid bevrijde zaden van Ricinus communis, Linn. Sp. PI. 1007. Kleurlooze of zwakgele, dikvloeibare, nagenoeg reuk- en smaaklooze olie, die ook geen scherpen nasmaak mag bezitten. In dunne laag uitgestreken, droogt Ricinusolie slechts zeer langzaam op. Soortelijk gewicht 0,955-0,970. Riciriusolie wordt bij 0° dikker en zet witte kristalvlokken af; bij nog lager temperatuur stolt de olie tot een boterachtige massa. Ricinusolie is in elke verhouding in ijsazijn en in absoluten alkohol oplosbaar en moet ook met het 3-voudige volumen spiritus een heldere oplossing geven. Wordt 10 cM? Ricinusolie geschud met 20 cM? petroleumaether, dan moet het mengsel zich bij rustig staan in twee lagen scheiden, waarvan de onderste minstens een volumen van 15 cM? moet hebben. Het ioodadditiegetal, bepaald met 210-240 mö., na een in werkingsduur van 15 minuten, mag niet lager dan 84 en niet hooger dan 88 zijn. Wordt 3 cM? Ricinusolie eenige minuten geschud met 3 cM? zwavelkoolstof en 1 cM? zwavelzuur, dan mag het mengsel wel geel, doch niet bruin of zwart worden. + Oleum Rosarum. Rozenolie. De vluchtige olie, door destillatie met water bereid uit de versche bloembladen van eenige soorten van het geslacht R o s a. Bij 20° lichtgele of zwakgroene vloeistof; reuk sterk en zuiver naar rozen, doch eerst goed waarneembaar, als de olie vooraf sterk verdund is. Soortelijk gewicht bij 30°: 0,850 — 0,860. Bij afkoeling scheiden zich uit de olie eerst kristalletjes af; daarna gaat zij in een meer of minder vaste kristalbrij over. Rozenolie moet met het 10-voudig volumen spiritus een mengsel geven, dat sterk troebel is door vlokken, die bij verwarming tot even boven 30° deels oplossen, deels smelten en als druppels op de vloeistof drijven. + Oleum Rosmarini. Rosmarijnolie. De vluchtige olie, door destillatie met water bereid uit de bladen van Rosmarinus officinalis, Linn. Sp. PI. 23. Kleurloos? of zwak-groengeel; reuk aromatisch, sterk kamferachtig; smaak aromatisch bitter en verkoelend. Soortelijk gewicht 0,900-0,920. Draaiing in den polarimeter bij een buislengte van 2 dM. ten hoogste -f- 15°; ook het bij destillatie eerst overgaande tiende gedeelte moet rechtsdraaiing vertoonen. Rosmarijnolie moet met liet halve volumen spiritus een helder mengsel geven. Rosmarijnolie moet voor ruimde helft tusschen 165°en 175n destilleeren; het overige, behoudens een geringe harsige rest, ''ij ' ^ 205". Uit dit laatste destillaat scheiden zich bij bekoeling vaak kristallen van kamfer af. Oleum Santa li. San delolie. De vluchtige olie, door destillatie met water bereid uit het hout van Santalum album, Lixn. Sp. PI. 349, een boom, die in Nederlandsch Oost-Indië in het wild voorkomt en ook daar te lande, zoomede in Engelsch-Indië, eek weekt wordt. Lijvig, zwakgeel; smaak aromatisch-bitter, docli weinig scherp. Soortelijk gewicht 0,975-0,985. Draaiing in den polarimeter bij een buislengte van 1 dM. — 17° tot — 20". Sandelolie moet met 2 volumina spiritus een helder mengsel geven en ook in 5 volumina verdunden spiritus oplosbaar zijn; deze oplossingen reageeren zwak zuur. Sandelolie mag niet destilleeren beneden 290°; de hoofdmassa der olie destilleert even boven 300°. Sandelolie moet minstens 92,5 pet. santalol bevatten. Het santalolgehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Kook ongeveer 15 cM? Sandelolie met een gelijk volumen azijnzuuranhydride en 2 U. watervrij natriumacetaatgedurende 1 7j uur; wasch de olie 2 malen met water, daarna met natriumcarbonaat (1 = 20) en ten slotte nogmaals met water; droog haar met uitgedroogd natriumsulfaat. Kook 5 G. der aldus geacetyleerde olie 1 uur met 50 cM? alkoholische N. kaliloog; voeg, na bekoeling, ongeveer 1 cM? phenolphthaleïne toe, en titreer het vrije alkali terug met X. chloorwaterstofzuur. Hiervoor mag niet meer dan 32,3 cM? vereischt worden. + 0leum Schleicherae. Makassarolie. De vette olie, door warme persing verkregen uit de zaden van Schleichera trijuga, Willd. Sp. PI. IV. 1396. Lichtgele, weeke, zacht smakende, zwak als bittere-amandelolie riekende massa, die voor het grootste gedeelte bij 22", voor een klein deel echter eerst bij 28° smelt. Soortelijk gewicht 0,925-0,930. Het verzeepingsgetal is 215 — 230. Het ioodadditiegetal, bepaald met 300 — 350 mG., na een inwerkingsduur van 20 minuten, mag niet lager dan 50 en niet hooger dan 55 zijn. Schleichera trijuga wordt in Nederlandsch OostIndië o. a. koesambi genoemd. + 0leum Sesami. Sesamolie. De vette olie, door koude persing verkregen uit de zaden der verschillende variëteiten van Sesamum indicum, Lin\. Sp. PI. 634. Gele, reukelooze, niet drogende, zacht smakende olie. Soortelijk gewicht 0,920 — 0,924. Sesamolie wordt bij 0" dikvloeibaar en is bij - 8« vast. Woi-.lt Sesamolie gemengd met de 20-voudige hoeveelheid olijf- of amandelolie, dan moet het mengsel de reactie op sesamolie, onder Vette Oliën vermeld, sterk vertoonen. Het loodadditiegetal, bepaald met 150-180 mG. na een mwerkingsduur van 25 minuten, mag niet lager dan 106 en met hooger dan 112 zijn. Wordt IcMi Sesamolie roet lOeMispiritueuzekalioplossing to volledige verzeeping gekookt, d.„ mag de aldus verkregen helder, oplosso.g, m 24 uur op een koele plaats bewaLl (!•»«)" a*nz,e,,',Jke krista,lijne ailKheid^ + Oleum Shoreae. Tengkawangvet. Borneotalk. Het bij gewone temperatuur vaste vet, door warme persing verkregen uit de versche of de gedroogde zaadlobben van Shorea stenoptera, Bürck, Annales de Buitenzorg, 1. 209, en eenige andere soorten van hetzelfde geslacht. Geelachtige of groenachtig-witte, zwak riekende massa, arder dan cacaoboter, doch in smaak daarop gelijkend. Breuk • °^®5:,met naalden van stearinezuur bedekt. Tengkawangvet is bij 1 5 bros en smelt bij ongeveer 30° tot een heldere vloeistof Soortelijk gewicht 0,950 - 0,970. Het zuurgetal is 11-20, het verzeepingsgetal 180-200. Het loodadditiegetal, bepaald met 600-800 mG., na een in- werkmgsduur van 15 minuten, mag niet lager dan 30 en niet hooger dan 40 zijn. + Oleum Sinapis. Mosterdolie. De vluchtige olie, door destillatie met water bereid uit van vette olie bevrijd en gemalen Zwart Mosterdzaad, dat 24 uur in koud water geweekt is. Dunvloeibaar, helder, kleurloos of lichtgeel; reuk en smaak scherp prikkelend; Mosterdolie geeft op de huid spoedig blaren. Soortelijk gewicht 1,018 — 1,025. Mosterdolie moet met spiritus in elke verhouding een helder mengsel geven. Wordt 1 cM? zwavelzuur geschud met 4 druppels Mosterdolie, dan moet langzamerhand een volkomen heldere, reukelooze oplossing ontstaan, die wel geel, doch niet bruin mag zijn. Wordt 1 G. Mosterdolie met 1 G. spiritus en 2 G. ammonia tot ongeveer 50" verwarmd, dan ontstaat een helder, geel vocht dat, op een waterbad uitgedampt, na bekoeling een vaste kristallijne massa achterlaat. Deze moet minstens 1 G. wegen en, met 2 cM? water verwarmd, een heldere, naar uien riekende en walgelijk bitter smakende oplossing geven. + Oleum Terebinthinae. Terpent ij nolie. De vluchtige olie, door destillatie met water bereid uit de gewone terpentijn, zijnde deze de balsem, gevloeid uit den stam van verschillende soorten van het geslacht Pinus. De Amerikaansche Terpentijnolie, bij ons voornamelijk in gebruik, is verkregen uit de terpentijn van Pinus palustris, Mill. Gard. Dict. ed. VIII. n. 14 en Pinus Taeda, LlNN. Sp. PI. 1000. Nagenoeg waterhelder,bijna kleurloos, niet Huoresceerend' reuk eigenaardig en aromatisch, smaak zwak bitter en scherp Soortelijk gewicht 0,860 - 0,890. Draaiing in den polarimeter J een bl"slengte van 1 dM. tusschen - 3° en 4- 15" x en geringer middellijn; in verdunde ioodoplossing geel gekleurd, en uit een emulsie bestaande. Dunwandige, dikwijls in rijen gerangschikte, soms bruine parenchymcellen, niet zelden met al of niet gezwollen zetmeel gevuld. Deelen van de kurklaag, uit 5- tot 6-hoekige, eenigszins gerekte cellen met roodbruine wanden bestaande. Stukken van gestippelde vaten, soms ladder- of spiraalvaten. Ki-istalsterren. Enkele sclerenchymcellen met niet zeer sterk verdikte, geelachtige wanden met duidelijke lagen en stippelkanalen. Reuk eigenaardig; smaak eerst flauw, daarna scherp. •Talappewortel moet minstens 8 pet. hars bevatten. Het harsgehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Kook 2 G. poeder van Jalappewortel (B.,0) met 20 cM? sterken spiritus gedurende ] ys uur onder terugvloeiing; vul, na bekoeling, tot liet oorspronkelijke gewicht aan en filtreer, zorg dragende, dat zoo weinig mogelijk verdamping plaats heeft. Damp 15 cM? van het filtraat op een waterbad tot droog uit: wasch de verdampingsrest met 10 cM? warm water, en droog bij 105°. Het gewicht van de achtergebleven hars mag niet minder dan 120 mG. bedragen. Radix Liquiritiae. Zoethoutwortel. De in den grond verborgen uitloopers en de wortels van Glycyrrhiza glabra, Lixn. Sp. PI. 742, of van G. glabra, var. glandulifera, Waldst. & Kit. PI. Rar. Hung. I. 20. t. 21. Stukken lang 5 tot 10dM., dik 5 tot 25 mM.; vast, taai,zwaar; rolrond, gewoonlijk onvertakt. Oppervlak overlangs gerim- peld, roodbruin, op vele plaatsen met fijne, grijsbruine schilfers van afgestooten weefsel. Van binnen donkergeel, dwarse breuk grofvezelig, dwarse doorsnede gestraald. De uitloopers met een eenigszins donker, vuilgrijs, dikwijls hoekig merg. Poeder van Zoethoutwortel moet bereid worden uit den van de kurklaag ontdanen wortel. Microscopie van het poeder. Zeer veel zetmeel, korrels enkelvoudig, kogelrond of langwerpig, de grootste 20 u, zeer vele kleinere; centraal kernvlekje; lagen weinig te zien. Dikwandige, zeer lange vezels, meest tot bundels vereenigd. Kristalcellen, dikwijls een scheede om de vezelbundels vormend ; ook vele losse kristallen; kristallen 5- tot 6-hoekig, dikwijls langwerpig. Vaten, 5- tot O-hoekig, met spleethofstippels. Dunwandige parenchymcellen vol zetmeel. Kurkcellen kunnen voorkomen, maar ontbreken bij het geschilde Russische zoethout. In sterk zwavelzuur een oranje tot gele verkleuring. Reukeloos; smaak zuiver zoet. Poeder van Zoethoutwortel moet den zoeten smaak van den wortel, zonder vreemden bijsmaak, bezitten. Wordt poeder van Zoethoutwortel met de 100-voudige hoeveelheid water uitgekookt, het afkooksel uitgedampt en de verdampingsrest bij 100" gedroogd, dan moet minstens 30 pet. achterblijven. Het aschgehalte van poeder van Zoethoutwortel mag niet meer dan G pet. bedragen. + Radix Ratanhiae. Ratanhiawortel. De vertakte hoofdwortel van Krameria triandra, Rüiz & Pav. Fl. Per. I. 01. Tot 3,5 cM. dik; takken verscheidene dM. lang, rolrond niet min of meer golvend oppervlak. Bast 1 -1,5 mM. dik ongeveer zesmaal dunner dan het hout, daarvan goed loslatend, glad of eenigszins schubbig, door wrijven glanzig, roodbruin, veel donkerder dan het hout, op wit papier een bruine ■streep gevend, vezelig op de breuk. Bast uiterst wrang; hout bijna smaakloos. Alleen Ratanhiawortel, die in gaven staat wordt aangevoerd mag worden gebruikt. Wordt 10 cM? oplossing van loodacetaat in spiritus (1 = 10) met .,00 niG. grof poeder van Ratanhiawortel gekookt en na «koeling gefiltreerd, dan moet het filtraat licht wijnrood zijn. Radix Rh ei. Rhabarberwortel. De stengelvoet van verschillende soorten van het geslacht iheum, waarschijnlijk vooral van R. officinale, Baill An,lansoma, X. (1871 -72) 246; XI. (1873-76) 229 enR* pal ma tum, Linn. Syst. ed. X. 1010, geheel of gedeeltelijk van den bast ontdaan. Stukken tot 15 cM. lang, tot 8 cM. dik; zwaar, hard en bros; zeer verschillend van vorm: gezwollen tonvormig, cylindero kegelvormig, prismatisch, afgeplat, platbol of ook onregelmatig kubisch; dikwijls doorboord en in het boorgat niet /e den een stuk touw, dat aan de openingen glad is afgesne' en, uitwendig eenigszins hoekig door het schillen, of ook met grove, overlangsche gleuven. Oppervlak bruingeel; waar c e bast niet geheel weggenomen is, donkerder, bruingrijs; na bevochtiging der geschilde gedeelten met water ziet men met de loupe zeer talrijke, overlangs gerichte, donker-roodbruine streepjes (mergstralen) op lichten grond; de lichtere gedeelten vormen niet zelden overlangs gerichte, ruitvormige mazen, waarbinnen de donkere streepjes voorkomen, soms ook vormen deze laatste stervormige figuurtjes; het oppervlak is bestoven met bruingeel rhabarberpoeder. Dwarse breuk onetl'en, korrelig, grijswit, eveneens met talrijke, zeer fijne, donkerroodbruine streepjes (mergstralen). De dwarse doorsnede is door deze streepjes als het ware gemarmerd en vertoont, glad gemaakt, en vooral na bevochtiging, in 't algemeen de volgende donkerbruine teekeningen op licht bruingelen grond: aan den omtrek fijne, straalsgewijze gerichte, verschillend gekromde strepen, die, als de stengelvoet niet te diep afgeschild is, dicht bij den omtrek door een bruine cambiumlijn doorsneden worden; meer naar binnen vormen de streepjes veelal stervormige, soms eenigszins gerekte figuren van 5 tot 10 mM. middellijn, overeenkomende met de mergstralen van dwars doorgesneden, secundaire geleidende bundels; vooral in het binnenste gedeelte zijn deze ook dikwijls zóó gericht, dat zij overlangs doorgesneden zijn, en zijn de bruine strepen daardoor niet zelden onregelmatig gerangschikt en gekromd, ook veel langer en dikker. Bij het kauwen knarst Rhabarberwortel tussclien de tanden en kleurt het speeksel geel. Microscopie van het poeder. Losse zetmeelkorrels, vele enkelvoudig, dikwijls 15 tot 18 maar ook veel kleiner, ongeveer kogelrond, met een centrale kernspleet, meestal zonder duidelijke lagen; samengestelde korrels in geringer aantal, 2- tot 4-adelphisch. Kristalsterren, tot 145 fi in middellijn, los of in dunwandige parenchymcellen. Netvaten met grove mazen, ook in bundels. Dunwandig parenchym. Strengen van sterk platgedrukt, dunwandig phloëemweefsel. In nagelolie tal van dunwandige parenchymcellen, geheel met een roodbruine, gelijkmatige massa gevuld, ook losse schilfers en klompen van dergelijke massa's afkomstig; celwanden en zetmeel volkomen kleurloos. In water en chloralhydraat lossen alle bruine massa's met een gele kleur op; door kaliloog ontstaat een donker-steenroode oplossing. Reuk eigenaardig aromatisch, zuurachtig; smaak bitterachtig, eenigszins samentrekkend. Het aschgehalte van het poeder moet 5 tot 12 pet. bedragen. + Radix Rhinacanthi. Rhinacanthuswortel. De wortels met de stengelgedeelten, waaruit zij voortkomen, van Rhinacanthus communis, Nees, in Wall. PI. As. Rar. III. 109. Stengelstukken tot 16 cM. lang, tot 1,6 cM. dik; sommige kort ineengedrongen en dik, andere slank met goed ontwikkelde leden van hoogstens 7 cM. lengte en gezwollen knoopen, al of niet vertakt, vertakking meestal niet zeer rijkelijk en alle takken ongeveer evenwijdig aan elkaar loopende, Bijwortels aan de ineengedrongen stengelstukken in groote menigte bij elkaar gezeten, en uit de knoopen der slanke takken in dichte bossen te voorschijn komende; vele ook losgeraakt; lang tot 25 cM., vele dik ongeveer 1 mM., maar ook vele dunner; hier en daar vertakt; onregelmatig bochtig. Oppervlak van alle deelen vrij licht aardbruin, min of meer overlangs gerimpeld, vooral bij de wortels. Stengels en wortels tamelijk bros. Stengels bij het breken stuivend; dwarse breuk oneffen; bast dun; hout hard, geelachtig wit; merg vrij aanzienlijk, sponsachtig, helder wit. Reuk eigenaardig; smaak flauw. Een spiritueus aftreksel (1 = 10) is licht-wijnrood van kleur, en wordt door toevoeging van alkali paars, van zuur geel. Rhinacanthus communis wordt in Nederlandsch Oost-Indië o. a. treba djapau genoemd. + Radix Sarsaparillae. Sarsapari I lewortel. Ue bij wortels van één of meer soorten van liet geslacht Smilax uit Midden-Amerika, in den handel als Honduras Sarsaparille bekend. Lang tot 1 M., dik tot 7,5 mM.; cylindervormig, onvertakt, min of meer golvend gebogen, soms hier en daar met enkele korte wortelvezels; of wel overlangs dooi-gesneden in stukjes van ongeveer 4 cM. lengte; bij het breken stuivend, de meer oppervlakkige lagen bros, de diepere taai. Oppervlak gewoonlijk overlangs gerimpeld, lichter of donkerder bruin of grijsbruin. Dwarse breuk melig en wit, soms min of meer hoornachtig en lichtbruin. Op dwarse doorsnede een zeer dun, bruin buitenlaagje; daarbinnen een schors, dik ongeveer den halven straal des wortels; kernscheede als een scherpe, bruine lijn zichtbaar; het buitenste, houtachtige deel van den centraal cylinder naar binnen toe vol wijde vaten; groot merg. Bij microscopisch onderzoek van dwarse doorsneden blijkt, dat de kernscheede uit ongeveer kwadratische cellen bestaat, wier wanden aan alle zijden ongeveer gelijkmatig verdikt zijn. Reukeloos; smaak melig, eenigszins slijmerig, daarna scherp. Radix Senegae. Senegawortel. De wortel en stengelvoet van Polygala Senega, Linn. Sp. PI. 704. Hoofdwortel lang tot 23 cM., dik tot 1 cM.; soms onvertakt, meestal spoedig in 2 of 3 ongeveer even sterke takken verdeeld, gewoonlijk sterk en onregelmatig gekronkeld; in de kromme gedeelten aan de holle zijde een overlangsche, scherpe kam, die dikwijls, naarmate de kromming verandert, naar een anderen kant van den wortel overloopt, en aan de bolle zijde, vooral nabij den wortelvoet, talrijke dwarse, min of meer verheven rimpels, op ongeveer 1 mM. afstand van elkander. Oppervlak overlangs gerimpeld, hier en daar met litteekens van verdwenen takjes; kleur dof bruingeel of grijsgeel. Dwarse breuk ongelijk, die van den ongeveer 1 inM. dikken bast door tangentiale spleten gedeeld, hoornachtig, halfdoorschijnend, vuilwit; die van het hout zonder merg, geelwit. Op dwarse doorsnede het hout soms cirkelrond of ovaal, maar aan de bolle zijde der kromme gedeelten ook dikwijls met een wigvormige insnijding, die zoo wijd kan zijn, dat de doorsnede half cirkelvormig is. Bij in water geweekte wortels zijn de kammen geheel of grootendeels verdwenen; ontdaan van den bast, vertoont het hout aan de bolle zijde der krommingen telkens kortere of langere, overlangsche, wigvormige gleuven, met de bovengenoemde insnijdingen overeenkomend. Stengelvoet hoog tot 1,7 cM., dik tot 2,5 cM.; gedrongen, knoestig, onregelmatig rond; met een groot aantal dunne, bruingele litteekens van stengels en met violetroode bladschubjes en knopjes. Reuk naar methylsalicylaat; smaak zeer scherp. Een koud bereid en gefiltreerd aftreksel (1 = 200) moet, na schudden, sterk en lang schuimen. + Radix Valerianae. Valeriaanwortel. De bij wortels met den stengelvoet van Valeriana officinalis, Linn. Sp. PI. 31, verzameld in den herfst van 2- tot 3-jarige planten, zonder voorafgaand afwasschen voor- zichtig gedroogd en met behulp eener zeef van de aanhangende aarde ontdaan. Talrijke, draderige bijwortels, aan alle zijden uit den stengelvoet ontspringend; meest ] dM. lang, tot 2 mM. dik; bros, overlangs gerimpeld, met een betrekkelijk zeer dikke schors en draaddunnen centraalcylinder. Stengelvoet tot 5 cM. lang, tot 2 cM. dik; soms met enkele uitloopers; omgekeerd-kegelvormig of cylindervormig, aan beide uiteinden afgeknot; aan den top met een knop, omgeven door overblijfsels van bladscheeden. Inwendig bleekbruin, met een dunne schors en binnen het donker gekleurde cambium een nog dunnere, al of niet samenhangende kring van lichter gekleurde xyleembundels : merg groot, in de leden dikwijls hol en dan door schotten, die met de knoopen overeenkomen, overlangs in kamertjes verdeeld. Oppervlak van alle deelen aardachtig grijsbruin. Microscopie van het poeder van wortels, stengelvoet en uitloopers. Langwerpige parenchymcellen, sommige met dunne, andere met dikkere wanden, soms geheel met zetmeel gevuld, sommige bruin gekleurd. Bundels van gestippelde vaten, spiraal- en ringvaten, ook van libriformvezels. Langwerpig vierkante sclerenchymcellen met stippelkanalen en soms zeer sterk verdikte wanden. Vrij veel zetmeel, enkelvoudige en samengestelde, tot 6-adelphische korrels; de enkele korrels 10 —15 maar ook veel kleiner. In geringe hoeveelheid : opperhuidcellen met wortelharen, wijde kurkcellen niet dunne, bruine wanden en cellen van hypoderma en kernscheede met dunne, sterk kortgolvend gebogen celwanden. De versche wortels zijn nagenoeg reukeloos, doch bij het drogen en bewaren ontwikkelt zich allengs een sterke, eigenaardige reuk. Smaak aromatisch, een weinig scherp, en daarbij min of meer bitter. 25 + Resina Jalapae. Jalappehars. Percoleer Jalappewortel, tot poeder (B10) gebracht, met spiritus, totdat 5 druppels van het afloopende vocht met 2 cM? water een helder mengsel geven. Destilleer den spiritus af, en damp de rest tot stroopdikte uit. Giet deze langzaam, onder roeren, in water uit; laat bezinken; giet het vocht af, en wasch het terugblijvende met warm water uit, totdat dit niet meer gekleurd wordt. Verwarm dan de weeke hars, onder aanhoudend roeren, totdat zij, na bekoeling, bros is geworden. Bruine stukken, glanzend op de breuk, in dunne schilfers doorschijnend en die gemakkelijk tot poeder kunnen gewreven worden. Jalappehars is in water onoplosbaar, doch in spiritus oplosbaar. De oplossing, verkregen door 500 mG. Jalappehars met 5 cM? ammonia in een waterbad te verwarmen, mag na bekoeling geen vaste deelen afscheiden, noch in een geleiachtige massa overgaan. Wordt 10 cM? chloroform met 1 G. poeder van Jalappehars gedurende 6 uur herhaaldelijk geschud en daarna gefiltreerd, dan mag de verdampingsrest van 5 cM? van het liltraat niet meer dan 75 mG. bedragen. Het aschgehalte mag ten hoogste 0,3 pet. bedragen. + Resina Podophylli. Podophyliumliars. Podophyllinui». Podophylline. Percoleer honderd deelen Podophyllumwortel, tot poeder (B30) gebracht, 100 met spiritus, totdat 5 druppels van het afloopende vocht met 2 cM? water een helder mengsel geven. Destilleer den spiritus af, en damp de rest uit tot vijftigdeelen 50 Giet dit vocht, na bekoeling, langzaam onder roeren in een tot minstens 10° afgekoeld mengsel van tweehonderd deelen Water 200 en vier deelen Zoutzuur 4 Laat eenigen tijd staan; verzamel het neerslag op een doek; wasch met water, totdat het afloopende vocht slechts zwak zuur reageert; droog het neerslag bij de gewone temperatuur, ten slotte met behulp van ongebluschte kalk, en breng het tot poeder. Groengeel tot geelbruin poeder met een eigenaardigen reuk en bitteren smaak. Op een waterbad verwarmd, wordt het donkerder gekleurd, maar smelt niet. Podophyliumliars is onoplosbaar in koud water; in warm water lost zij gedeeltelijk op; in 10 deelen spiritus en in 50 deelen ammonia is zij geheel oplosbaar. Podophyliumliars moet minstens 40 pet. Podophyllotoxine bevatten. Het Podophyllotoxinegehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Schud 10 cM? chloroform met 1 G. Podophyliumliars herhaaldelijk gedurende 6 uur; filtreer, en giet 5 cM? van het filtraat uit in 40 cM? petroleumaether; verzamel het neerslag na 24 uur; wasch het met 5 cM? petroleumaether; droog en weeg. Het gewicht moet minstens 200 mG. bedragen. Het watergehalte mag ten hoogste 5 pet., het aschgehalte ten hoogste 0,3 pet. bedragen. + Rhizoma Calami. kalmuswortel. De wortelstok van Acorus Calamus, LlNN. Sp. PI. 324, verzameld in den herfst, van alle aanhangsels bevrijd, doch niet geschild. Tot 5 dM. lang, tot 3 cM. dik: taai; eenigszins gebogen, cylindervormig, van boven afgeplat, telkens dunner waar de jaarloten aan elkaar grenzen; deze uit ongeveer 18, hoogstens 1,5 cM. lange leden bestaande. Aan de knoopen gerekt-driehoekige, afwisselend zijdelings geplaatste, donkerbruine bladlitteekens, waaraan dikwijls donkerbruine, vezelige overblijfselen der bladscheeden, die de leden bedekken : in de oksels der litteekens af en toe ineengedrongen takken, overigens weinig vertakt. Aan de onderzijde verheven, ringvormige litteekens der afgesneden bijwortels, in onregelmatige, soms dubbele zigzaglijnen geplaatst. Oppervlak overlangs gerimpeld, bruin. Dwarse breuk poreus kurkachtig of eenigszins korrelig, witachtig of vleeschkleurig; schors 2 tot 4 maal dunner dan de centraalcylinder. Microscopie van liet poeder. Dunwandige parenchymcellen met zeer duidelijke verbindingsomlijstingen, waarbinnen langwerpig ronde stippels ; duidelijke luchtkamers tusschen deze cellen, soms ook kleine, driehoekige intercellulaire ruimten: inhoud een menigte zetmeel korrels van ongeveer 5 //, middellijn, de meeste enkelvoudig, ongeveer kogelrond of meer langwerpig, sommige samengesteld uit ten hoogste 4 korrels. Vele, in vorm aan de bovenstaande gelijke looistofcellen, zonder zetmeel, met geelachtige, in oudere waar meer bruine inhoudsklompen; deze door ijzeracetaat zwart, door vanilline en zoutzuur helderrood. De oliecellen zijn in het poeder moeielijk waar te nemen; harsklompen zijn niet aanwezig. Bundels van slanke, dikwandige, gestippelde vezels. Ring-, spiraal-, net- en laddervaten. Wijde, dumvandige, lichtbruine kurkcellen en smalle, langwerpige opperhuidcellen met eenigszins verdikte buitenwanden, in kleine hoeveelheid. Reuk eigenaardig aromatisch; smaak aromatisch, bitter, eenigszins scherp. -I-Rhizoma Curcumae Javanicae. Javaansche Curcumawortel. De wortelstok van Curcuma Ion ga, Linn. Sp. PI. 2, in schijven gesneden. Schijven tot 6 cM. in middellijn; licht, hard, bros; cirkelrond of langwerpig; bij het breken stuivend. Schors 3 tot 4 mM. dik, door een scherpe lijn van den centraalcylinder gescheiden. Oppervlak etf'en, dof geelbruin, aan den rand soms overblijfselen van knoppen. Breuk helder oranjegeel tot oranjebruin. Reuk aromatisch; smaak scherp-specerijachtig en iets bitter. Papier, gekleurd door het te drenken met een spiritueus aftreksel van Javaansche Curcumawortel (1 = 10) en het daarna te drogen, wordt door alkaliën paarsrood; een oplossing van boorzuur in water (1 = 50), gemengd met Yio volumen verdund zoutzuur, kleurt het bij het opdrogen roodbruin, welke kleur, bij bevochtiging met ammonia, in een groenzwarte overgaat. In Nederlandsch Oost-Indië wordt Javaansche Curcumawortel temoe laicak genoemd. + Rhizoma Filicis. Varenwortel. De wortelstok van AspidiumFilix in as Swartz, verzameld van in ons land gekweekte planten, tegen het einde van den herfst; dan zijn op het voorste uiteinde vele spiraalsgewijze opgerolde, jonge bladen gezeten en meer naar achteren de nog levende, vleezige voetstukken der stelen van afgestorven bladen. Gewoonlijk in den handel grootendeels losse voetstukken van bladstelen, benevens enkele kleine, onregelmatig langwerpige stukken van den wortelstok en zeer weinige opgerolde, jonge bladen; alles reeds grootendeels gezuiverd van wortels, doode deelen en strooschubben, gelijk dit voor het gebruik noodig is. Voetstukken van bladstelen tot 5 cM. lang, tot 1,25 cM. dik; hard, bros; boogvormig gekromd, naar de basis sneller, naar den top langzamer dunner wordend; de holle binnenzijde in dwarse richting plat, de bolle buitenzijde in dwarse richting gewelfd, beide van elkaar gescheiden door 2 overlangs loopende, dikwijls lichter gekleurde, scherpe, verheven lijsten. Soms een zijknopje of litteeken hiervan aan de buitenzijde. Oppervlak grof overlangs gerimpeld, eenigszins glanzend donkerbruin of ook lichter van kleur, gedeeltelijk min of meer bezet met strooschubben; deze roestbruin, lancet- tot lijnvormig, lauggepunt, aan den rand met zeer fijne, verspreide, spitse tandjes, zonder klieren of hoogstens 2 aan de basis. Dwarse breuk geelgroen, poreus, melig. Op de dwarse doorsnede vaatstrengen, gerangschikt in een naar de holle binnenzijde geopenden boog; aantal bij 31 pet. der bladstelen: 7, bij 30 pet.: 8, bij 22 pet.: 9, bij 17 pet.: 5, 6 ofwel 10. Stukken van den wortelstok dikwijls aan den top geheel met strooschubben bedekt; breuk als die der bladstelen. Reuk flauw; smaak zoetachtig, eenigszins wrang, scherp. Varenwortel mag niet langer dan 1 jaar bewaard worden. + Rhizoma Hydrastis. Hydrastiswortel. De wortelstok met de bij wortels van Hydrastis canadensis, Linn. Syst ed. X. 1088. Wortelstok lang tot 5 cM., dik tot 1 cM.; bros; soms een weinig vertakt, min of meer geknikt bochtig; duidelijk kort geleed; telkens aan de bovenzijde met litteekens van afgestorven stengels en daar dan bultig verdikt; aan alle zijden bezet met bijwortels of gele litteekens daarvan; aan den top soms met overblijfselen van een stengel en eenige bladschubben. Oppervlak soms overlangs gerimpeld, dof geelgrijs of meer bruin. Breuk heldergeel, hoorn- of wasachtig. Op dwarse doorsnede tot 20 smalle, straalsgewijze gerichte vaatbundels; mergverbindingen duidelijk; merg ongeveer 1 4 gedeelte van de middellijn. Bijwortels lang 4 tot 5 cM., dik tot 1 mM.; bros; overlangs gerimpeld; bruin; inwendig geel, met zeer dunnen hoekigen centraalcylinder. Microscopie van het poeder. De meeste fragmenten min of meer geel gekleurd. Dunwandig parenchym, de meeste cellen langwerpig, geheel met zetmeel gevuld; ook vele losse zetmeelkorrels, deze meestal 4 tot 8 y. in middellijn, grootendeels ongeveer kogelrond en enkelvoudig, samengestelde, 2-tot 4-adelphische komen ook voor. Vaten met spleethofstippels, niet zelden tot bundels vereenigd; ook korte vaatleden op sclerenchymcellen gelijkend; zeer enkele spiraal vaten. Kurkcellen, 4-hoekig, eenigszins langwerpig, met dunne, zeer lichtbruin gekleurde wanden. Enkele wortelharen. Dikwandige libriformvezels kunnen voorkomen. Chloralhydraat trekt de gele kleurstof uit. In iood-chloralhydraat ontstaan na eenige minuten vele donkerbruine kristalplaatjes, vierkant, langwerpig, zeshoekig of van anderen vorm, dikwijls ook verscheidene met elkaar verbonden. In sterk salpeterzuur wordt het poeder donker roodbruin. In verdund salpeterzuur ontstaan tallooze, tijne, gele kristalnaalden, die dikwijls eenigszins samenhangen (berberine). Reuk zwak verdoovend; smaak bitter. Het aschgehalte van poeder van Hydrastiswortel mag niet meer dan 6 pet. bedragen. + Rhizoma Iridis. Iriswortel. De zorgvuldig geschilde wortelstok van Iris florentina, Linn. Syst. ed. X. 863, I. germanica, Linn. Sp. PI. 38 en I. pal lid a, Lam. Encyc. III. 294. Stukken tot 15 cM. lang, tot 5 cM. breed en tot 2,5 cM. dik; zwaar, hard en vast; bij het breken stuivend; bestaande uit 3 tot 8 verbreede jaarloten. Elke jaarloot eenigszins platpeervormig, dun en cylindervormigaan voet en top, het breedst boven het midden; de breede gedeelten naar boven gewelfd en daardoor «le geheele wortelstok in een loodrecht vlak golfvormig gebogen; op de breedste gedeelten soms aan 1, of aan beide zijden van een tak voorzien. Oppervlak eenigszins kantig door het schillen, wit of licht geelachtig. De bovenzijde van het verbreede deel van elke jaarloot vertoont een 12-tal dwarse gleuven, overeenkomende met de litteekens van bladen en soms om en om naar rechts en naar links breeder wordend, bovendien met deze litteekens overeenstemmende rijen van kleine putjes, de afgebroken vaatbundels der bladen; dergelijke maar ondiepere bladlitteekens met vaatbundels ook op de dunnere gedeelten en bij deze veelal ook aan de onderzijde. De onderzijde van de breede gedeelten der jaarloten meest zonder bladlitteekens, maar elke jaarloot met een 5-tal dwarse, eenigszins schuin gerichte rijen van wortellitteekens; deze meestal op iets minder dan 1 cM. afstand van elkander, ongeveer 2 mM. in middellijn, cirkelrond, eenigszins verheven, iets donkerder van kleur met lichtbruinen rand. Dwarse breuk, tamelijk effen, dof, eenigszins melig, wit of geelwit, met vele, zeer fijne, glinsterende stipjes; schors tot 4 mM. dik, met weinige iets donkerder gekleurde stippen en strepen van doorgesneden vaatbundels; centraalcylinder, vooral aan de onderzijde duidelijk begrensd en met vele vaatbundels, grootendeels aan den omtrek opgehoopt. Microscopie van het poeder. Zetmeel als losse korrels of soms in parenchymcellen; grootendeels enkelvoudige, slechts weinige samengestelde, 2- en zelden 3-adelphische korrels. De enkelvoudige korrels zeer verschillend van vorm en grootte, de kleinere dikwijls kogelrond. De grootere en meest karakteristieke lang 20 tot 30 breed 10 tot 16 langwerpig, flauw kegelvormig, hetzij smaller of wel breeder aan de basis; deze recht afgeknot, de top afgerond; navel excentrisch (Vs tot y5) naar den top gelegen, gewooidijk kenbaar door een met lucht gevulde, soms stervormige spleet; van deze spleet gaan veelal nog 2 lange, boogvormige spleten uit, tot aan de basis doorloopende; lagen meestal niet duidelijk. Stukken van staafvorinige kristallen, /10 N. ammoniumsulfocyanide, totdat de intredende roode kleur bij omschudden niet dadelijk meer verdwijnt. Iedere cM? verbruikte V10 N. zilvernitraat komt overeen met 5,85 mG. natriumchloride. + Sapo kalinus. K a I i z e e p. Voeg bij vijf en dertig deelen Oplossing van Kaliumhydroxyde, bevattende 35 pet. KOH (soorte 1 ij k gewicht 1,344) gg vijf en zestig deelen Sesamolie 65 Verwarm op een waterbad, onder aanhoudend roeren, tot volkomen verzeeping. Voeg water toe, totdat verkregen zijn honderddeelen jqq Geelachtig-witte, bijna reukelooze, weeke zeep, die in water en in spiritus helder oplost. De oplossing in spiritus (1 = 10) mag bij 15°, ook na 24 uur, niets afscheiden (arachüolie) en door phenolphthaleïne niet gekleurd worden. l)e vetzuren, afgescheiden uit 10 G. Kalizeep, mogen de reactie op katoenolie niet geven. Sapo medicatus. Medicinale Zeep. Voeg bij zes en vijftig deelen Oplossing van Natriumhy- droxyde, bevattende 35 pet. NaOH (soortelijk gewicht 1,384) honderd deelen Olijfolie 100 Verwarm op een waterbad, onder aanhoudend roeren, tot volkomen verzeeping. Los de zeep, onder verwarming, op in driehonderd deelen Water 300 Voeg toe een oplossing van dertig deelen Natriumchloride 30 in negentig deelen Water, 90 en kook, totdat de zeep geheel is afgescheiden. Verwijder uit den bekoelden, harden zeepkoek, door persen, het ingesloten en aanhangende vocht; wrijf den perskoek met vijftig deelen Water . 50 en pers nogmaals uit. Verdeel den perskoek in kleine stukken; droog deze bij een zachte warmte, en breng ze tot poeder (B30). Wit, bijna reukeloos poeder, dat met water en met spiritus heldere oplossingen geeft. De oplossing in spiritus (1 =: 25) mag bij 15°, ook na 24 uur, niets afscheiden (arachiso/ie), noch gelatineeren en door phenolphthaleïne niet gekleurd worden. De vetzuren, afgescheiden uit 5 G. Medicinale Zeep, mogen de reactie's op sesamolie en katoenolie niet geven. Medicinale zeep mag ten hoogste 2 pet. natriumchloride bevatten, hetgeen op de volgende wijze onderzocht wordt: Los op 2 G. Medicinale Zeep in 50 cM? water, en voeg bij de oplossing, onder verwarming, zooveel verdund salpeterzuur, dat de vetzuren geheel zijn afgescheiden. Filtreer, na bekoeling, en wasch het filter na, totdat verkregen zijn 100 cM? Voeg bij 50 cM? van het filtraat 10 cM? '/]n N. zilvernitraat en 3 druppels eener verzadigde oplossing van ferriammoniumsulfaat, en titreer de overmaat zilver met yi0 N. ammoniumsulfocyanide, totdat de intredende roode kleur bij omschudden niet dadelijk meer verdwijnt. Iedere cM? verbruikte Vin N. zilvernitraat komt overeen met 5,85 inG. natriumchloride. _ Medicinale Zeep mag, bij 100" gedroogd, niet meer dan 5 pet. aan gewicht verliezen. + Sapo superadipatus. Overvette Zeep. Meng r vier deelen Wolvet ^ met twintig deelen Kalizeep oq en zes en zeventig deelen Medicinale Zeep. ... 76 Pers het mengsel in den gewenschteu vorm. Geelachtig-witte, harde stukken, die ook op de doorsnede gelijkmatig van kleur moeten zijn. Overvette Zeep geeft met water een troebele oplossing. De oplossing in spiritus (1 = 25) moet helder zijn en mag door phenolphthaleïne niet gekleurd worden. + Sapo superadipatus cum Pice liquida. T eerzeep. Meng vier deelen Wolvet ^ met vijf deelen Houtteer, g vijftien deelen Kalizeep jg en zes en zeventig deelen Medicinale Zeep. ... 76 I'ers liet mengsel in den gewenschten vorm. Lichtbruine, harde, naar teer riekende stukken, die ook op de doorsnede gelijkmatig van kleur moeten zijn. + Sapo superadipatus cum Sulfure praecipitato. Zwavelzeep. Meng vier deelen Wolvet 4 met tien deelen Geprecipiteerde Zwavel, 10 twintig deelen Kalizeep 20 en zes en zestig deelen Medicinale Zeep 6G Pers het mengsel in den gewenschten vorm. Lichtgele, harde stukken, die ook op de doorsnede gelijkmatig van kleur moeten zijn. Secale cornutum. Moederkoor n. Het sclerotiuin van Claviceps purpurea, Tul., in Ann. Sc. nat. Sér. III. T. XX (1853), verzameld op de akkers uit de aren van Secale cereale, kort vóór de volkomen rijpheid der graan vrachten, en bij een zachte warmte gedroogd. Lengte: x=14,6 mM., dik tot 6,5 mM.; in drogen toestand bros; cylindervormig, tevens eenigszins 3- of 4-kantig, boogvormig gekromd, naar top en voet geleidelijk dunner toeloopend. Aan den top somtijds met een klein, vuilwit kapje (spermogonium). Oppervlak met overlangsche gleuven, meestal 2 of 3 daarvan veel dieper dan de andere; veelal ook met overlangsche en dwarse barsten; dof-grijsachtig-, soms paarsachtig-zwart, eenigszins berijpt. Dwarse breuk etfen, dof, paarsachtig-wit. Reuk, bij eenigszins grootere hoeveelheid, onaangenaam: smaak zwak, zoetachtig, daarna eenigszins scherp. 27 Het aschgehalte van Moederkoorn mag niet meer dan 5 pCt. bedragen. Moederkoorn mag niet langer dan 1 jaar in voorraad gehouden worden. Het poeder moet telkenmale versch bereid worden. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Grootste gift per keer 1 G. Grootste gift per etmaal 5 G. In aftreksel: Grootste gift per keer 2 G. Grootste gift per etmaal 10 G." + Semen Coichici. Colchicumzaad. De rijpe zaden van Colchicum autumnale, Linn. Sp. PI. 341. Tot 3 mM. lang; hoornachtig, moeilijk tot poeder te brengen; ongeveer kogelrond, soms min of meer kantig of langwerpig; aan de eene zijde met een puntig of onregelmatig lijstvormig, meer of minder ineengeschrompeld, bruin of witachtig navelpropje. Zaadhuid dun, hard, weinig gerimpeld, met zeer fijne putjes, dof, zeer donker roodbruin. Endosperm groot, hoornachtig, vuilwit. Kiem 0,5 mM. lang, in het endosperm ongeveer tegenover den navel. Reukeloos; smaak zeer bitter. Colchicumzaad mag niet langer dan 1 jaar in voorraad gehouden worden. + Semen Crotonis. Crotonzaad. De zaden van Croton Tiglium, Linn. Sp. PI. 1004. Lengte: M = 10,5 mM., Q = 0,64 mM.; breedte: M = 7,2 mM., Q = 0,4 mM.; langwerpig met afgeronde uiteinden, door een eenigszins scherpen kant overlangs in 2 niet geheel gelijke helften verdeeld; de ééne sterker gewelfd, niet zelden ook meer overlangs 2-vlakkig met stompe ribbe; de andere overlangs 2-vlakkig met tamelijk stompe ribbe; daardoor het geheele zaad op dwarse doorsnede dikwijls onregelmatig stompruitvormig. Zaadhuid hard, bros, dof, zeer verschillend van kleur, naarmate er meer of minder afschilfering heeft plaats gehad; de buitenste, dunne laag kaneelbruin, daaronder een dunne, bruingele laag, eindelijk een dikkere bruinzwarte laag, zoodat er kaneelbruiue, bruingele, zwarte en vele onregelmatig in deze 3 kleuren gevlekte zaden voorkomen. De op de zwarte laag volgende, binnenste laag soms gedeeltelijk met de kern verbonden (inwendige zaadhuid), dunvliezig, glanzend zilvergrijs, doorschijnend met fijne, vertakte aderen. Navel aan een der uiteinden van de minst gewelfde zijde, klein, langwerpig; daarnaast naar de topzijde soms nog eenige ingedroogde overblijfsels van het kiemwratje. Zaadnerf als een scherpe streep langs de ribbe der minst gewelfde zijde naar het andere einde van het zaad loopend; aldaar eindigend in het vaatmerk, een donker vlekje. Kern het zaad geheel opvullend ; groot, wit endosperm, zeer rijk aan vette olie, die er door druk met den nagel uit te voorschijn komt; binnen het endosperm een platte holte met scherpe randen, ongeveer van de halve breedte van het zaad; daarbinnen de kiem. Worteltje en hypocotyl lid gezwollen cylindervormig, door eeu opening in het endosperm tot aan het buitenvlak hiervan reikend. Zaadlobben ongeveer 7 mM. lang, dun, wit, ovaal tot langwerpig, vedernervig, met stompen top, eenigszins uitgeschulpten voet en gaven rand. Reukeloos; smaak van het zeer vergiftige zaad eerst olieachtig, later scherp. Crotonzaad mag niet langer dan 1 jaar in voorraad gehouden worden. Semen Lini. L ij n z a a d. De zaden van Linum usitatissimum, Linn. Sp. PI. 277. Lang 4 tot 6 mM., breed 2 tot 3 mM, dik 0,75 tot 1,5 mM.; gewicht: 5 tot 10 mG.; langwerpig-eivormig, spits, afgeplat, aan weerszijden eenigszins gewelfd, met vrij scherpe randen. De zaadhuid splijt bij geweekte zaden gemakkelijk in 2 lagen, waarvan de binnenste (inwendige zaadhuid) ook het endosperm bevat. Uitwendige zaadhuid geelachtig tot bruin, dun, bros, glanzend, met talrijke, zeer kleine, ronde groefjes. Navel aan den rand, in een kleine bocht even onder den top, streepvornng, lichter van kleur. Poortje, een klein donker stipje even boven den navel. Zaadnerf, een fijn, lichter gekleurd lijntje, langs den rand van den navel naar het stompe uiteinde van het zaad loopende. Vaatmerk, een lichter gekleurd, smal-langwerpig vlekje aan het stompe uiteinde. Kern met een dun, wit endosperm, dat de kiem aan alle zijden omgeeft en aan de zaadhuid is vastgehecht. Kiem, het zaad bijna geheel vullend, geelachtig-wit; worteltje spits-kegelvormig, 1 mM. lang; zaadlobben ovaal, aan den voet een weinig ingesneden, platbol; pluimpje zeer weinig ontwikkeld. In water geweekt zeer glibberig door het zwellen der opperhuid. Reukeloos; smaak slijmerig, zacht olieachtig, niet ransig. + Semen Myristicae. Muskaatnoot. Nux inoschata. De zaad kernen, nog omgeven door de inwendige zaadhuid, van Myristica fragrans, Houtt. Handleid. III. 333. Tot 3,5 cM. lang en 2,8 cM. dik; ovaal of eenigszins eirond. Navel aangeduid door een aan het dikkere einde eenigszins excentrisch gelegen, geringe, cirkelronde verhevenheid van 5 mM. middellijn; ongeveer in het midden daarvan een klein gaatje, het poortje. Vaatmerk aangeduid door een aan het tegenovergestelde uiteinde, eveneens een weinig excentrisch, maar naar de andere zijde gelegen, kleiner, rond indruksel, waarin een verheven puntje. Zaadnerf aangeduid door een breede en ondiepe gleuf, die navel en vaatmerk vereenigt. Oppervlak verder rondom met een net van overlangsloopende, als nerven vertakte, smalle, ondiepe gleuven; lichtbruin, de navel nog veel lichter, het vaatmerk donkerder gekleurd; alles door kalk wit bestoven. De inwendige zaadhuid, volkomen met de kern vergroeid, dun, op doorsnede zeer donkerbruin, zendt dikkere, kronkelende, onregelmatig vertakte, tot het midden toe doorloopende, stomp eindigende platen in het endosperm, dat daardoor gemarmerd is; deze platen zeer donkerbruin, eenigszins korrelig en op versche doorsnede door olie vochtig. Endosperm helder lichtbruin, met vettigen glans; in de door de platen gevormde vakken de binnenste ruimte telkens door een bijna witte lijn omschreven. De ineengeschrompelde overblijfselen van de kiem in een holte onder den navel. Reuk aromatisch; smaak aromatisch, warm en eenigszins bitter. Muskaatnoot, door insecten aangetast, mag niet gebruikt worden. Wordt met een naald in een Muskaatnoot geprikt, dan moet op die plaats een druppeltje olie uittreden en zich rondom verspreiden. + Semen Sinapis. Zwart Mosterdzaad. De zaden van Brassica nigra, Koch, in Roehl. Deutschl Fl. ed. 3. IV. 713. Lang 1 tot 1,5 mM.; ovaal of ongeveer bolrond, hard. Navel als een rond, wit vlekje aan het eene uiteinde; de ligging van het worteltje dikwijls door plooiing der zaadhuid zichtbaar. Oppervlak met een fijn netwerk van verheven, 5- tot 6-hoekige mazen, daardoor gestippeld, donker- of lichtroodbruin, hier en daar met witte schilfertjes. Kiem wit ontbreekt. Kiem groenachtig-geel, gekromd; de beide omgekeerd-hartvormige zaadlobben naar ééne zijde tegen het worteltje omgeslagen en volgens de middennerf beide in dezelfde richting gevouwen, het worteltje in de aldus gevormde gleuf. Microscopie van het poeder. Een menigte oliedruppels (in chloralhydraat); overigens poeder geheel uit twee bestanddeelen gevormd: kleurlooze deelen van de kiem en meestal roodbruine, grootere en kleinere stukjes van de zaadhuid. Deelen der kiem geheel uit hoekige, dunwandige parenchymcellen bestaande, dikwijls verschillende weefsels, vooral palissadeweefsel en opperhuid te herkennen; alle cellen gevuld met een menigte aleuronkorrels, deze tot 25 ^ lang, onregelmatig langwerpig, fijnkorrelig door een menigte kleine globoiden (in kruidnagelolie). Door kaliloog het weefsel der kiem heidei lichtgeel. De stukjes zaadhuid vertoonen meestal tamelijk volledig alle lagen, van boven, van onderen of op dwarse doorsnede gezien. Van buiten naar binnen zijn te onderscheiden : le. opperhuid; cellen plat, hoekig, zeer dikwandig, gemakkelijk verslijmend, kleurloos; 2e. één laag zeer groote cellen, wier omtrekken met de netteekening buiten op het zaad overeenkomen; dunwandig, kleurloos; 3e. één laag palissadecellen, sterk radiaal gerekt; door haar geleidelijk wisselende lengte naar buiten komvormige holten of groefjes vormend, waarin telkens een cel der tweede laag; binnenwanden en onderste deel der zijwanden vooral naar boven toe sterk verdikt, roodbruin, bovenste deel der zijwanden en buitenwanden dun; als donkerbruine mazen zijn op deze laag de grenzen der komvormige holten afgeteekend; 4e. eenige lagen platgedrukte, donkerbruine cellen, in het poeder meestal niet in 't oog vallend; 5e. één laag veel olie bevattende cellen, veelhoekig, vrij diep, met flauw verdikte wanden; deze laag dikwijls los in het poeder aanwezig; 6e. lagen van platgedrukte endospermcellen, veelhoekig, dunwandig, kleurloos, ook tusschen de deelen der kiem aanwezig en dikwijls met deze verbonden. Vrij wat zetmeelkorrels van 1 tot 2 u. middellijn, dikwijls in niet zeer groot aantal bijeen in de parenchymcellen der kiem. Zwart Mosterdzaad is in drogen staat reukeloos; tot poeder gebracht en met water gemengd, geeft het een zuur reageerende vloeistof met den reuk van mosterdolie; smaak bij het kauwen eerst zacht olieachtig, spoedig daarna zeer scherp, brandend. Zwart Mosterdzaad moet zooveel kaliummyronaat bevatten, dat dit, bij splitsing door de in dat zaad aanwezige myrosine, ten minste 0,7 pet. allylisosulfocyanide kan leveren, hetgeen op de volgende wijze onderzocht wordt: Overgiet 5 G. poeder van Zwart Mosterdzaad in een kolf met 100 cM? water; sluit de kolf, en laat onder herhaald omzwenken bij 25° twee uren staan. Voeg daarna toe 20 cM? spiritus, en destilleer zooveel af (ongeveer 50 cM?), dat alle olie is overgegaan; vang het destillaat op in 10 cM? ammonia. Voeg aan het destillaat toe een oplossing van 250 mG. zilvernitraat in 10 cM? water, schud om; laat 12 uur staan; verwarm tot 80°, laat bekoelen, en bepaal het gewicht van het gevormde zilversulfide, dat niet minder dan 90 mG. bedragen mag. Het aschgehalte van poeder van Zwart Mosterdzaad mag niet meer dan 8 pet. bedragen. + Semen Staphisagriae. Staverzaad. De rijpe zaden van Delphinium Staphisajrria Lin\. Sp. PI. 531. ' Lang tot 8,5 mM, breed tot 6,5 mM, dik tot 3 mM. Zeer onregelmatige, eenigszins zijdelings afgeplatte, 4-zijdige piramide, met kantige ribben; één zijde veel breeder en zeer duidelijk gewelfd. Uitwendige zaadhuid niet zeer dik, eenigszins buigzaam, niet bros, soms hier en daar met een dun, grijs vliesje bedekt. Oppervlak netvormig gerimpeld, de mazen tamelijk diep ingedrukte putjes; dof-zwartbruin, aardachtig van kleur. Navel aan den top, niet duidelijk te onderscheiden. Zaadnerf meestal niet goed te zien, soms ook duidelijk als een eenigszins verheven lijst, loopende van den top naar den voet aan de niet-gewelfde zijde van het zaad. Inwendige zaadhuid dun, glanzend grijsbruin, tamelijk vast aan de kern gehecht. Kern het geheele zaad opvullend, indruksels vertoonend, die met de netrimpels buiten op het zaad overeenkomen. Endosperm groot, vuilwit, zeer rijk aan vette olie, die er door druk met den nagel uit te voorschijn komt. Kiem ongeveer 1 mM. lang, gelegen in den top van het endosperm; worteltje gezwollen kegelvormig; zaadlobben bijna cirkelrond. Reuk eigenaardig, eenigszins scherp; smaak bitter en scherp. + Semen Strophanthi. Strophanthuszaad. De zaden van een soort van het geslacht Strophanthus, waarschijnlijk StrophanthusKombe, Oliver, in Hook. Ic. PI. t. 1098. Zaden aan den top met een langen borstel, waarvan het bovenste deel zijdelings met lange haren bezet is; bij de handelswaar is deze borstel bijna altijd geheel afgebroken. Het zaad zelf, lang tot 1,7 cM., breed tot 5 mM., dik ongeveer 1,5 mM.; licht, bros; plat, langwerpig tot lancetvormig, soms min of meer eirond; voet gewoonlijk afgerond; top spits of eenigszins toegespitst, uitloopende in den afgebroken voet van den borstel. Zaadhuid dun. Navel aan den voet van den borstel als een zeer klein litteeken, maar gewoonlijk met den borstel verwijderd. Zaadnerf als een weinig verheven lijst over één der platte zijden loopend van den top tot meestal ongeveer s/4 der lengte van het zaad; daar eindigend, somtijds in een, door splitsing in enkele takken, eenigszins penseelvormig verbreed gedeelte. Oppervlak eenigszins glanzig en viltig behaard met aangedrukte, naar boven gerichte, borstelachtige haren; kleur bruinachtig-wit tot helderbruin, vele zaden bovendien, bij bepaalde verlichting, met een Hauw groenachtige tint. Kern wit, zeer rijk aan vette olie, die er door druk met den nagel uit te voorschijn komt. Endosperm dun, de kiem aan alle zijden geheel omgevend. Kiem recht, het grootste deel van de ruimte innemend, met het worteltje naar den top van het zaad gekeerd. Worteltje en hypocotyl lid gerekt cylindervormig met spitsen top. Zaadlobben 1 cM. lang, plat, lancetvormig, vedernervig; aan elke zijde van de hoofdnerf een 7-tal zijnerven; top stomp; voet afgerond; rand gaaf. Pluimpje zeer klein. De kern van vele zaden wordt door zwavelzuur gras- groen gekleurd, vooral in het endosperm, minder in de zaadlobben. Reuk eigenaardig, eenigszins doordringend; smaak eerst olieachtig, doch weldra zeer bitter. + Semen Strychni. Strychnoszaad. Nnx vomica. De zaden van Strychnos Nux-vomica, Linn Sp PI. 189. Middellijn tot 2,8 cM., dikte tot 6,5 mM.; schijfvormig, ongeveer cirkelrond, dikwijls ondiep napvormig of ook op andere wijze gebogen; een weinig verhevene, kielvormige lijst aan den afgeronden rand. Zaadhuid dun. Navel op het midden van een der platte zijden, meestal als een kleine, ronde verhevenheid ; midden op de andere platte zijde een klein, rond indruksel of eveneens een kleine verhevenheid. Poortje op een kleine tepelvormige verhevenheid aan den rand; op vele zaden een weinig uitpuilende, smalle lijst, die navel en poortje verbindt. Oppervlak bruingrijs, soms eenigszins groenachtig, geheel bedekt met fijne, dicht aaneengedrongen, plat nederliggende, met den top naar den omtrek gekeerde haren en daardoor eenigszins zijdeachtig glanzend en vettig op het gevoel. Endosperm van den vorm van het zaad; inwendig met een cirkelronde, platte holte, tot op 1 of 2 mM. van den rand reikende; hard, hoornachtig, wit, eenigszins doorschijnend. Kiem tot 7,5 mM. lang. Worteltje door het endosperm heen tot aan het poortje reikende, cylindervormig. Zaadlobben in de holte van het endosperm, hartvormig, vedernervig, met 5 tot 7 nerven. Voor de bereiding van het poeder moet de zaadhuid verwijderd worden. Microscopie van het poeder. Parenchymcellen van het endosperm, hoekig, soms langwerpig, met sterk verdikte, kleurlooze wanden, waarin soms duidelijke lagen en ook wel protoplasmaverbindingen; celholte gevuld met een korrelige massa. Verdikkingslijsten van de wanden der, bij het tot poeder brengen uiteengespleten, ééncellige haren; deze lijsten langgerekt staafvormig, dikwijls knievormiggebogen, bleekgeel; is het poeder van niet gepelde zaden afkomstig, dan vormen deze lijsten het hoofdbestanddeel; wordt de zaadhuid vooraf weggenomen, dan kunnen zij in betrekkelijk zeer geringe hoeveelheid voorhanden zijn. Weinige dikwandige, niet uiteengespleten onderste gedeelten der haren. Kleine oliedruppels (in choralhydraat). Zetmeel ontbreekt. Het poeder wordt na toevoeging van salpeterzuur oranje. Reukeloos; smaak zeer bitter. Poeder van Strychnoszaad, dat vooraf met petroleumaether van vet bevrijd is, moet 2,5 pet. alkaloïden bevatten, hetgeen op de volgende wijze wordt bepaald en geregeld: Breng 10 G. ontvet poeder van Strychnoszaad in 100 cM? chloroform, vooraf geschud met 10 cM? ammonia. Schud herhaaldelijk en krachtig, en filtreer na 3 uur de chloroform door een droog filter, zorg dragende, dat zoo weinig mogelijk verdamping plaats heeft. Destilleer uit 70 cM? van het filtraat (— 7 G. ontvet poeder van Strychnoszaad) de chloroform af; los het achterblijvende op in 3 cM? spiritus, en voeg toe lOcMi? ï/jq N. chloorwaterstofzuur. Filtreerde zure alkaloïdeoplossing door een met water bevochtigd filter, en wasch zoolang met kleine hoeveelheden water na, dat het afloopende vocht neutraal reageert en vrij van alkaloïden is. Titreer hierin het niet gebonden zuur terug met Y10 N. alkali, na toevoeging van 2 druppels haematoxyline. Iedere cM? gebonden zuur wijst 36,4 mG. alkaloïden aan. Poeder van Strychnoszaad, dat bij dit onderzoek minder dan 2,5 pet. alkaloïden blijkt te bevatten, mag in de apotheek slechts gebruikt worden tot menging met poeder, dat te rijk aan alkaloïden is. Poeder, dat meer dan 2,5 pet. alkaloïden bevat, moet door toevoeging van alkaloïde-arm poeder of van njstzetmeel op het aangegeven gehalte worden gebracht. Het aschgehalte van poeder van Strychnoszaad moet minstens 1 pet. en ten hoogste 3 pet. bedragen. Grootste gift per keer 150 mG. Grootste gift per etmaal 500 mG. + Semen Syzygii. Syzygiumzaad. De zaden van Eugenia Jambolana, Lam. Encyc. III. 198 (Syzygium Jambolanum, DC. Prod. III. 259), met wier zaadhuid een laagje dikwandige elementen, van het vruchtvleesch afkomstig, vergroeid is. Lang tot 2,3 cM., dik tot 1 cM.; cylindervormig met afgeronde uiteinden, flauw gebogen. Soms zijn twee zaden met elkaar vergroeid en daardoor meer onregelmatig van vorm. Zaadhuid vrij dun, papierachtig, niet zeer bros; uitwendig oppervlak eenigszins ruw, vrij donker-bruinrood met onre" gelmatige, grootere of kleinere, licht-bruingrijze plekken: inwendig oppervlak eenigszins glad, zeer licht grijsbruin. Navel aan het ééne uiteinde, meestal wel te onderscheiden als een donker streepje, somtijds ook de plaats van het poortje midden op de holle zijde van het zaad eenigszins aangeduid. Kern zonder kiemwit. Kiem het geheele zaad vullend. Worteltje en hypocotyl lid klein, cylindervormig. Zaadlobben zeer groot, vast en lederachtig, kort cylindervormig, met platte uiteinden aan elkaar sluitend, naar de buitenzijde bolrond eindigend; oppervlak der zaadlobben met talloóze, zeer fijne, eenigszins donkerder puntjes, die met inwendige klieren overeenkomen, overigens tamelijk effen, lichter of donkerder okerkleurig, evenals het inwendige. Pluimpje met twee kleine blaadjes. Reukeloos; smaak zeer samentrekkend, eenigszins aromatisch. De zaden moeten door de zaadhuid omgeven zijn; de zaadlobben mogen niet steenhard ingedroogd en donker gekleurd zijn. Syzygiumzaad mag niet langer dan 1 jaar in voorraad gehouden worden. De zaadhuid moet vóór het gebruik verwijderd worden. In Nederlandsch Oost-Indië wordt Eugenia Jambolana o. a. djamblang of djoeicet genoemd. S i r u p i. Stropen. De bereiding der Stropen geschiedt, tenzij anders is voorgeschreven, door in het heldere vocht, verkregen zooals in de betreffende voorschriften is aangegeven, de suiker onder verwarming op te lossen, de oplossing even op te koken, af te schuimen en te coleeren. Stropen moeten helder zijn. Stropen moeten, na bekoeling, in droge flesschen overgebracht en op een koele plaats bewaard worden. Sirupus Althaeae. Althaeastroop. Macereer drie deelen Althaeawortel, in dunne schijfjes gesneden en goed afgewasschen, 3 met vijf en veertig deelen Water 45 gedurende 6 uur; coleer, en overgiet den wortel met water tot een colatuur van veertig deelen 40 Bereid van deze colatuur onverwijld met zestig deelen Suiker g0 honderd deelen Stroop jQ0 Lichtgele, lijvige stroop. Meng tien deelen Oranjeschil, tot poeder (Ai 5) gebracht, 10 met vijf en twintig deelen Water 25 en laat 12 uur in een gesloten vat staan. Breng de massa in een percolator, en percoleer met water, totdat verkregen zijn achtendertig deelen 38 Bereid van dit vocht met twee en zestig deelen Suiker Q2 honderd deelen Stroop 10O Bruine, aromatisch-bittere stroop. Sirupus Aurantiorum. Oranjeschilstroop. + Sirupus Cinnamomi. Kaneelstroop. Meng tien deelen Kaneel, tot poeder (B.,0) gebracht, 10 met twintig deelen Kaneelwater 20 en laat 12 uur in een gesloten vat staan. Breng de massa in een percolator, en percoleer eerst met twintig deelen Kaneelwater 20 en vervolgens met water, totdat verkregen zijn acht en dertig deelen 38 Los in dit vocht op, onder verwarming op een waterbad, twee en zestig deelen Suiker 62 Roodbruine stroop, die sterk naar kaneel riekt en smaakt. + Sirupus Codeini. C o d eï n e s t r o o p. Stroop met 0,25 pet. Codeïnehydrochloride. Los op een deel Codeïnehydrochloride 1 in acht deelen arm Water 8 Meng deze oplossing met driehonderd een en negentig deelen Suikerstroop 391 Kleurlooze stroop. + Sirupus Diacodii. Diacodionstroop. Meng Althaeastroop, en Papaverstroop, van elk gelijke deelen. Lichtbruine stroop. Sirupus lodeti ferrosi. F. I. Ferroiodidestroop. Meng twee deelen IJzerpoeder 2 met zes deelen Water, 6 en voeg, onder aanhoudend roeren, in kleine hoeveelheden toe vier en een tiende deelen lood 4,1 Filtreer de vloeistof, wanneer de bruine kleur verdwenen is, in een heldere oplossing van een twintigste deel Citroenzuur 0,05 en zestig deelen Suiker 60 in twintig deelen Warm Water 20 Wasch het ijzerpoeder op het filter met water, totdat verkregen zijn honderd deelen Stroop 100 Lichtgroene stroop. Ferroiodidestroop moet ongeveer 5 pet. ferroiodide bevatten, hetgeen op de volgende wijze wordt onderzocht: Titreer een mengsel van 5 G. Ferroiodidestroop en 10 cM? water met Vio N. mercurichloride, totdat het zich vormende roode neerslag door omschudden uiet meer verdwijnt. Hiertoe moet 7,8 — 8,1 cM? vereischt worden. In gevulde, goed gesloten fleschjes, aan den invloed van het licht blootgesteld, te bewaren. + Sirupus iodotannicus. lood-Looizuurstroop. Voeg bij tien deelen Spiritueuze Ioodoplossing 10 een bekoelde oplossing van vier deelen Ratanhiaextract 4 in tachtig deelen Warm Water 80 Laat het mengsel in een gesloten Hesch 24 uur staan, en verwarm het vervolgens bij ongeveer 50° gedurende 1 uur, of zoo lang, dat kaliumiodidestijfselpapier door de vloeistof niet meer blauw wordt. Meng het vocht met honderd deelen Water, 100 en los hierin op driehonderdtien deelen Poeder van Suiker. . 310 Filtreer zoo noodig. Heldere, fraai roode stroop, die kaliumiodidestijfselpapier niet blauw mag kleuren. + Sirupus Ipecacuanhae. F. I. Ipecacuanhastroop. Meng tien deelen Ipecacuanhatinctuur 10 met negentig deelen Suikerstroop 90 Lichtgele stroop. + Sirupus Liquiritiae. Zoethoutstroop. Macereer vijf en twintig deelenZoethoutwortel,in dunne schijven gesneden, 25 met h onder d t w intig deelen Water 120 28 gedurende 24 uur; coleer, en pers uit. Kook het vocht op, en damp uit op een waterbad, totdat overgebleven zijn vijftig deelen 50 Filtreer, en los in het Altraat, onder verwarming, op tachtig deelen Suiker 80 en meng met tachtig deelen Gezuiverden Honig. . . . . . . 80 Lichtbruine stroop. + Sirupus opiatus. Opiumstroop. Meng vijf deelen Opiumtinctuur 5 met vijf en negentig deelen Suikerstroop 95 Gele stroop. + Sirupus Papaveris. Papaverstroop. Meng tien deelen Papavervruchten, tot poeder (Ai.s) gebracht, 10 met veertig deelen Water, 40 en laat 12 uur staan. Breng de massa in een percolator, en percoleer met water, totdat het vocht bijna kleurloos afloopt. Verwarm het vocht op een waterbad, totdat de eiwitstoffen gestremd zijn; coleer, en damp uit, totdat overgebleven zijn acht en dertig deelen 38 Bereid van dit vocht met twee en zestig deelen Suiker 62 honderd deelen Stroop 100 Lichtbruine stroop. + Sirupus Rhamni Frangulae. Rhamnusstroop. Infundeer tien deelen Rhamnusbast, tot poeder (Ai.s) gebracht, 10 gedurende 1 uur met zooveel water, dat de colatuur, na bezinking, bedraagt acht en dertigdeelen 38 Bereid van deze colatuur met twee en zestig deelen Suiker 62 honderd deelen Stroop 100 Donkerbruine stroop. + Sirupus Rhei. Rhabarberstroop. Macereer dertig deelenRhabarberwortel, in dunne sch ij f- jesgesneden, 30 met een oplossing van drie deelen Natriumcarbonaat 3 in honderdtachtig deelen Water 180 onder herhaald omroeren, gedurende 24 uur. Pers uit, en laat bezinken. Bereid vau het helder afgeschonken vocht, dat honderd twee en vijftig deelen . 152 moet bedragen, met tweehonderd acht en veertig deelen Suiker 248 vierhonderd deelen Stroop 400 Donkerroode stroop. Sirupus Rhoeados. Klaprozenstroop. Meng twintig deelen Versche Klaprozen 20 met vijf en dertig deelen Kokend Water, 35 en Jaat 12 uur, nu en dan omroerend, staan. Pers uit, en iaat bezinken. Bereid van het helder afgeschonken vocht, dat acht en dertig deelen 38 moet bedragen, met twee en zestig deelen Suiker 62 honderd deelen Stroop 100 Donkerroode stroop. Amylalkohol mag bij schudden met Klaprozenstroop niet gekleurd worden. Laat, tot moes gebrachte, Frambozen zoo lang bij een temperatuur van 20° —25°, nu en dan omroerend, staan, Sirupus Rubi Idaei. Frambozenstroop. totdat een weinig van het gefiltreerde sap, met de helft van zijn volumen spiritus gemengd, niet meer troebel wordt. Pers de massa uit; kook het sap even op; coleer, en laat het in gesloten flesschen op een koele plaats staan, totdat het volkomen bezonken is. Giet zooveel mogelijk helder af, en filtreer de rest. Bereid van acht en dertig deelen Sap 38 met twee en zestig deelen Suiker 62 honderd deelen Stroop 100 Helderroode stroop. Amylalkohol mag bij schudden met Frambozenstroop niet gekleurd worden. Wordt 5 cM? Frambozenstroop met 5 cM? water en 100 mG. magnesiumoxyae gedurende een paar minuten krachtig geschud, dan mag het mengsel niet meer rood zijn en geen rood filtraat geven. + Sirupus Senegae. Senegastroop. Meng vijf deelen Senegawortel, tot poeder (A1.5) gebracht 5 met tien deelen van oen mengsel van Spiritus en Water (1 = 10), 10 en laat 12 uur staan. Breng de massa in een percolator, en percoleer met het mengsel van spiritus en water, totdat verkregen zijn veertigdeelen 40 Bereid van dit vocht met zestig deelen Suiker gO honderd deelen Stroop jqq Bruingele «troop. Sirupus Sennae. Sennastroop. Infundeer tien deelen Sennabladen, fijngesneden,. ... 10 gedurende 2 uur met zooveel water, dat de colatuur, na bezinking, bedraagt acht en dertig deelen 38 Bereid van deze colatuur met twee en zestig deelen Suiker (52 honderd deelen Stroop 100 Donkerbruine stroop. Sirupus simplex. Suikerstroop. Los op, onder verwarming. twee en zestig deelen Suiker Q2 in acht en dertig deelen Water 33 Kook de vloeistof op; coleer, en verdun met water, totdat verkregen zijn honderddeelen jqo Kleurlooze stroop. + Solutio Acetatis aluminici. Oplossing van Aluminiumacetaat. Waterige oplossing van 7,5 — 8,0 pet. basisch aluminium¬ acetaat. Los op dertig deelen Aluminiumsulfaat 30 in tachtig deelen Water 80 Voeg daarbij zes en dertig deelen Azijnzuur 36 eu vervolgens langzamerhand, onder voortdurend roeren, een mengsel van dertien deelen Calciumcarbonaat 13 en twintig deelen Water 20 Laat het mengsel, onder herhaald schudden, 24 uur staan; coleer; pers uit, en filtreer. Kleurlooze, heldere, zwak naar azijnzuur riekende, zuur reageerende vloeistof. Soortelijk gewicht 1,044 — 1,046. Wordt 10 cM? Oplossing van Aluminiumacetaat, na toevoeging van 200 mG. kaliumsulfaat, in een waterbad verwarmd, dan stolt het mengsel tot een gelei, die na bekoeling weder in een heldere vloeistof overgaat. Met het dubbele volumen spiritus gemengd, mag Oplossing van Aluminiumacetaat wel opalesceerend troebel worden, doch geen neerslag afzetten. Een mengsel van 5 cM? Oplossing van Aluminiumacetaat en 3 druppels zoutzuur mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen. 10 cM? Oplossing van Aluminiumacetaat geeft met overmaat van ammonia een neerslag, dat, na gedroogd en gegloeid te zijn, 240 — 270 mG. moet wegen. + Solutio Acetatis aluminici Burowii. Burows Vloeistof. Liquor Bnrowii. Los op tjwee en twintig deelen Kaliumaluminiumsulfaat 22 in vijfhonderd déelen Water 500 Meng de oplossing met honderd deelen Oplossing van basisch Loodacetaat, 100 vooraf verdund met driehonderd acht en zeventig deelen Water. 378 Troebele vloeistof, waaruit zich bij staan een zwaar, wit bezinksel afzet, en die ongeveer 1 pet. basisch aluminiumacetaat bevat. Burows Vloeistof mag niet in voorraad gehouden worden. + Solutio Acetatis ammonici. Oplossing van Ammoniumacetaat. Spiritus Mimlereri. Waterige oplossing van ongeveer 15 pet. CHvCOONH4. Meng tien deelen Ammonia 10 met twaalf deel en Azijnzuur 12 Verhit de vloeistof, totdat zij begint te koken, en voeg er, als zij bekoeld is, zooveel ammonia bij, dat zij niet meer dan zwak zuur reageert. Voeg zoo noodig water toe, totdat het soortelijk gewicht 1,032-1,034 bedraagt. Kleurlooze, helilere, zwak zure vloeistof, die met natronloog ammoniak, met zwavelzuur azijnzuur ontwikkelt. Oplossing van Ammoniumacetaat mag door zwavelwaterstof en door baryumnitraat niet van uiterlijk veranderen, noch, na toevoeging van een weinig salpeterzuur, door zilvernitraat. Zij mag niet brandig rieken of smaken en moet, op een waterbad verwarmd, geheel vervluchtigen. Solutio Acetatis plumbici basici. Oplossing van basisch Loodacetaat. Acetum Lithargyri. Loodazijn. Meng tien deelen Loodglid, tot poeder (B4n) gebracht, 10 met dertig deelen Loodacetaat 30 en vijf deelen Water 5 Verwarm het mengsel, onder herhaald schudden, totdat de kleur wit of flauw roodachtig-wit geworden is. Voeg dan toe vijf en negentig deelen Water 95 Verwarm, onder herhaald schudden, nog een half uur, en laat bekoelen in een gesloten vat. Filtreer, en voeg zoo noodig water toe, totdat het soortelijk gewicht 1,235-1,240 bedraagt. Heldere, kleurlooze of zwak troebele vloeistof, die ongeveer 18 pet. lood bevat. Oplossing van basisch Loodacetaat kleurt rood lakmoespapier blauw en ontwikkelt met verdund zwavelzuur azijnzuur, terwijl een wit neerslag ontstaat, dat gemakkelijk in ammoniumacetaat oplosbaar is. Wordt aan een mengsel van 2 cM? Oplossing van basisch Loodacetaat en 20 cM? water zoutzuur toegevoegd, totdat zich geen neerslag meer vormt, uit de afgefiltreerde vloeistof het nog achtergebleven lood verwijderd door zwavelwaterstof en wordt opnieuw gefiltreerd, dan mag het filtraat door ammonia niet van uiterlijk veranderen en na uitdamping en gloeiing van de droogrest geen weegbare rest achterlaten. Solutio Ammoniae spirituosa anisata. Ammoniakale Anijsspiritus. Spiritus Ammoniae anisatus. Los op vier deelen Anijsolie 4 in zes en zeventig deelen Spiritus 76 Voeg hierbij twintig deelen Ammonia 20 Aanvankelijk kleurlooze, doch allengs lichtgeel wordende, sterk naar anijsolie en naar ammoniak riekende vloeistof. Soortelijk gewicht 0,868 — 0,872. 10 cM? Ammoniakale Anijsspiritus moet ter neutralisatie 0,6 —10,1 cM? N. zuur vereischen. + Solutio Camphorae oleosa. Kamferolie. Oleum camphoratum. Los op tien deelen Kamfer 10 in negentig deelen Olijfolie 90 Laat, zoo noodig, bezinken, en giet de heldere olie af. Heldere, gele, sterk naar Kamfer riekende vloeistof. Buiten invloed van het licht te bewaren. Solutio Camphorae spirituosa. Kamferspiritus. Los op tien deelen Kamfer 10 in negentig deelen Verdunden Spiritus 90 Filtreer, zoo noodig. Heldere, kleurlooze, krachtig naar Kamfer riekende en smakende vloeistof. Soortelijk gewicht 0,887 — 0,892. Wordt Kamferspiritus in water uitgegoten, dan scheidt zich Kamfer in sneeuwachtige vlokken af. Wordt 10 cM? Kamferspiritus, onder schudden, met water verdund, dan moet, voor het ontstaan eener blijvende troebeling, minstens 4 en ten hoogste 4,5 cM? water vereischt worden. Kamferspiritus moet in den polarimeter bij een buislengte van 2 dM. een draaiing van -f- 6,5° tot -{- 7° vertoonen. Solutio Chloreti ferrici. Ferrichlorideoplossing. Liquor stypticus. Waterige oplossing van 75 pet. Ferrichloride. Los op drie deelen Ferrichloride 3 in een deel Water 1 Donker-saffraangele, heldere, zure vloeistof. Soortelijk gewicht 1,470-1,482. ë Met de 50-voudige hoeveelheid water verdund, geeft Ferrichlorideoplossing met kaJiumferrocyanide een blauw en met zilvernitraat een wit neerslag. Wordt 1 cM? met 75 cM? water en 7,5 cM? ammonia gemengd en daarna gefiltreerd, dan moet het alkalisch reageerende Altraat kleurloos zijn en mag het door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen, ook niet, wanneer de vloeistof met zoutzuur wordt zuur gemaakt; wordt 3 cM? van het filtraat gemengd met een gelijk volumen zwavelzuur en op het mengsel voorzichtig 3 cM? ferrosulfaat (1=3) gebracht, dan mag de grenslaag niet gekleurd worden; 20 cM? van het filtraat mag na uitdamping en gloeiing van de droogrest, geen weegbare rest achterlaten. ten mengsel van Ferrichlorideoplossing en water (1 = 10) mag door kaliumferricyanide niet blauw of groen en door baryumnitraat niet troebel worden. Wordt een mengsel van 1 cM? Ferrichlorideoplossing en 5 cM? water even opgekookt, dan mag de damp papier, bevochtig- met kaliumiodidestijfsel, niet blauw doen worden (chloor); wordt het koken 1 minuut voortgezet, dan moet de vloeistof na bekoeling troebel zijn (vrij zuur). Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op een mengsel van 1 cM? Ferrichlorideoplossing en 10 cM? verdund zwavelzuur, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichlonde, binnen 15 minuten niet geel kleuren. Het ijzergehalte moet 14,8 -15 pet. bedragen, hetgeen op de volgende wijze wordt onderzocht: Meng 1 G. Ferrichlorideoplossing en 25 cM? water; voeg toe 2 cM? zoutzuur en 2 G. kalium,odide, en titreer na 1 uur met */„ N. natriumthiosulfaat. Hiervan moet ter ontkleuring 26,4 - 26,8 cM?vereischt worden Buiten invloed van het licht te bewaren. + Solutio Chlorii. Chlooropiossing. Aqua chlorata. Chloorwater. Waterige oplossing van 0,4 — 0,425 pet. Cl. Zwak-geelgroene, heldere vloeistof, die sterk naar chloor riekt, lakmoespapier terstond ontkleurt en, na verdamping, niets achterlaat. 25 cM? Chlooropiossing mag, na toevoeging van 2 G. kaliumiodide, niet minder dan 28 en niet meer dan 30 cMi? Vio N. natriumthiosulfaat ter ontkleuring vereisclien. Buiten invloed van het licht, in geheel gevulde, met glazen stop gesloten flesschen te bewaren. + Solutio Chloroformi aquosa. Chloroformwater. Aqua chloroforinata. Los op vier deelen Chloroform 4 in duizend deelen Water 1000 Heldere, kleurlooze, naar Chloroform riekende vloeistof. Chloroformwater mag niet in voorraad gehouden worden. + Solutio Citratis magnesici. Magnesiumcit raatoplossing. Los op vijftien deelen Citroenzuur 15 in vijftig deelen Warm Water, 50 en voeg toe tien deelen Magnesiumcarbonaat 10 Filtreer de vloeistof, wanneer de koolzuurontwikkeling geëindigd is, en voeg na bekoeling water toe, totdat verkregen zijn honderd deelen 100 Kleurlooze, heldere, zuur reageerende vloeistof, die 20 pet. magnesiumcitraat bevat. Magnesiumcitraatoplossing mag nietin voorraad gehouden worden. Solutio Ferri albuminata. Oplossing van Eiwitstaai. Solutio Albuminatis ferrici dialjsata. Los op honderdtwintig deelen Droog Eiereiwit. . . . 120 in duizend deelen Water 1000 en coleer. Voeg, onder omroeren, duizend deelen der oplossing 1000 bij een mengsel van twintig deelen Ferrichlorideoplossing 20 en vijf en zeventig deelen Water 75 Laat een half uur staan, en filtreer. Dialyseer het filtraat in een open dialysator, totdat de vloeistof, verkregen door een mengsel van 2 cM? van het dialysaat en 4 cM? natriumchloride (3 = 10) te filtreeren, na toevoeging van eenige druppels verdund zoutzuur, door kaliumsulfocyanide nauwelijks meer gekleurd wordt. Bepaal in het dialysaat op de onder aangegeven wijze het ijzergehalte en breng het tot zoodanig gewicht, dat het ijzergehalte, na toevoeging van 10 pet. Kaneelspiritus, 0,175 pet. bedraagt, overeenkomende met 0,25 pet. ferrioxyde. Heldere, roodbruine vloeistof, die lakmoespapier rood kleurt, doch congopapier niet verandert. Wordt een mengsel van 2 cM? Oplossing van Eiwitstaai, 4 cM? water en 1 cMi? salpeterzuur verwarmd en gefiltreerd, dan mag het filtraat door zilvernitraat nauwelijks troebel worden. Na verdamping moet Oplossing van Eiwitstaai minstens 6,2 pet. droogrest achterlaten. Het ijzergehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Verwarm 20 G. Oplossing van Eiwitstaai met 30 cM? verdund zwavelzuur eenige minuten in een waterbad; verdun, na bekoeling, met water tot 100 cM?, en filtreer. Voeg bij 50 cM? van het filtraat druppelsgewijze kaliumpermanganaat (1 — 200), totdat de roode kleur niet meer terstond verdwijnt (ongeveer 4 cM?), en verwarm zacht, totdat de roode kleur verdwenen is. Los in de bekoelde vloeistof op 1 G. kaliumiodide, en titreer na 1 uur met 1/10 N. natriumthiosulfaat. Hiervan moet ter ontkleuring 3,1 cM? vereischt worden. + Solutio Ferri pomata. IJzermalaattinctuur. Tinctura Ferri pomata. Bereid uit versche, nauwelijks rijpe, Zure Appelen duizend deelen Sap jq0() en voeg daarbij twintig deelen IJzerpoeder 20 Laat gedurende 2 dagen bij de gewone temperatuur staan • digereer daarna gedurende 8 dagen; coleer, en damp de gecoleerde vloeistof zoover uit, dat het ijzergehalte, na toevoeging van zes deelen Kaneelspiritus ^ aan 0 vieren negentig deelen van het Waterig Vocht, 94 0,6 pet. bedraagt. Zwartbruine, heldere vloeistof, die zwak naar ijzer smaakt. Het ïjzergehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Voeg bij een mengsel van 10 G.IJzermalaattinctuur en 10 cM? verdund zwavelzuur, onder verwarming op een waterbad, druppelsgewijze kaliumpermanganaat (1 = 200), totdat de'roode kleur niet maer terstond verdwijnt, en verwarm de vloeistof niet een weinig spiritus, om de overmaat van kaliumpermanganaat te ontleden. Los in de bekoelde vloeistof op 2 G. kaliumiodide, en titreer na 1 uur met N. natriumthiosulfaat. Hiervan mag ter ontkleuring niet minder dan 10,7cM? vereischt woiden. Iedere cM? !/10 N. natriumthiosulfaat wijst 5,6 mG ijzer aan. Solutio Formaldehydi. Formaldehydeoplossing. Formalinum. Fornialine. Waterige oplossing van 33-34 pet. HCOH. Kleurlooze, heldere, scherp-prikkelend riekende, neutrale of zwak zure vloeistof, die met water en met spiritus in iedere verhouding een helder mengsel geeft en bij uitdamping op een waterbad een witte, vaste massa achterlaat, welke bij voorzichtige verhitting volkomen vervluchtigt. Uit zilvernitraat, waaraan zooveel ammonia is toegevoegd, dat het aanvankelijk ontstane neerslag weder opgelost is, scheidt Formaldehydeoplossing reeds bij de gewone temperatuur een zilverspiegel af. Met ammonia alkalisch gemaakt, geeft Formaldehydeoplossing een kleurlooze vloeistof, die, op een waterbad uitgedampt, een witte, kristallijne, in water gemakkelijk oplosbare rest achterlaat. Een mengsel van Formaldehydeoplossing en water (1=5) mag door zwavelwaterstof, door kaliumferrocyanide, door baryumnitraat en door zilvernitraat niet van uiterlijk veranderen. \Y ordt 10 cM? Formaldehydeoplossing gemengd met 2,5 cM? Vio alkali, dan mag de vloeistof niet zuur reageeren. Een mengsel van 1 cM? Formaldehydeoplossing, 5 cM?ioodoplossing en zooveel ammonia, dat een heldere en kleurlooze vloeistof wordt verkregen, mag binnen 1 uur niet troebel worden of naar iodoform rieken {acetan). Wordt aan een mengsel van 3 cM? Formaldehydeoplossing en 50 cM? N. alkali bij gedeelten 100 cM? eener vooraf geneutraliseerde waterstofperoxydeoplossing toegevoegd; wordt het mengsel, 30 minuten nadat de gasontwikkeling is opgehouden, met N. zuur teruggetitreerd, lakmoes als indicator gebruikend, dan mag niet meer dan 14,5 en niet minder dan 13,4 cM? N. zuur ter neutralisatie vereischt worden. Buiten invloed van het licht te bewaren. + Solutio Gummi arabici. Oplossing van Arabische Gom. Los op tien deelen Arabische Gom 10 in negentig deelen Water 90 29 + Solutio Gummi plastici in Chloroformo. Traumaticine. Trauinaticiuuni. Los op tien deelen Gezuiverde Getah pertja, in kleine stukjes gesneden, 10 in negentig deelen Chloroform 90 Heklere, lichtbruine, sterk naar chloroform riekende vloeistof, die, na verdamping, een stevig vlies moet achterlaten. + Solutio gummosa. Meng twee deelen Samengesteld Gompoeder 2 met acht en negentig deelen Water 98 + Solutio gummosa tenuis. Meng een deel Samengesteld Gompoeder j met negen en negentig deelen Water 99 Solutio Hydratis calcici. Kalkwater. Aqua Calcis. Blusch een deel Galciumoxyde 1 met vier deelen Water; 4 laat 15 minuten staan, en meng met twintig deelen Water 20 Laat het mengsel in een gesloten flesch, onder herhaald schudden, eenige uren staan, en schenk, na bezinking, de bovenstaande vloeistof af. Voeg bij het bezinksel driehonderd deelen Water, 300 schud herhaaldelijk om, en bewaar het mengsel in een goed gesloten flesch. Vóór de aflevering moet het mengsel geschud en de vloeistof gefiltreerd worden. Kleur- en reukelooze, sterk alkalisch reageerende vloeistof, die bij koken troebel wordt. Wordt door kokend Kalkwater zoolang kooldioxyde geleid, totdat het ontstane neerslag niet meer toeneemt en de vloeistof daarna gefiltreerd, dan mag het filtraat niet alkalisch reageeren en door baryumnitraat en door zilvernitraat niet terstond troebel worden. 100 cM? Kalkwater moet minstens 4 cM? N. zuur ter neutralisatie vereischen. + Solutio Hydratis kalici. Kal i I oo g. Oplossing van Kaliumhydroxyde, waarvan 1 cM? overeenkomt met 4 cM? N. alkali. Kleurlooze of zwak geel gekleurde, heldere, reukelooze, sterk alkalisch reageerende vloeistof. Soortelijk gewicht 1,180. Een mengsel van 1 cM? Kaliloog en 20 cM? water geeft met de oplossing van 1 G. wijnsteenzuur in 5 cM? water een wit, kristallijn neerslag. Kaliloog mag een niet lichtende vlam niet geel kleuren, met zwavelammonium ten hoogste groenachtig getint worden en moet, na met zoutzuur zuur gemaakt te zijn, bij koken helder blijven (silicaten); de zure vloeistof mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen en moet, na door ammonia weder alkalisch gemaakt te zijn, minstens 1 uur helder blijven (aluminium). Met de 6-voudige hoeveelheid kalk water gekookt, moet Kaliloog een filtraat geven, dat kalkwater niet meer troebel maakt. Een mengsel van 2 cM? Kaliloog, 3 cM5 verdund salpeterzuur en 40 cM? water moet met baryum nitraat en niet zilvernitraat minstens een halve minuut helder blijven. \\ ordt op een bekoeld mengsel van 1 cM? Kaliloog en 3 cMif zwavelzuur voorzichtig 3 cMv ferrosulfaat (l = 3)°gebracht, dan mag de grenslaag niet gekleurd worden. + Solutio Hydratis natrici. Natronloog. Oplossing van Natrium hydroxyde, waarvan 1 cM? overeenkomt met 4 cM? N. alkali. Kleurlooze of zwak geel gekleurde, heldere, reukelooze, sterk alkalisch reageerende vloeistof. Soortelijk gewicht 1,155. Natronloog kleurt een niet lichtende vlam sterk geel. 1 cM? Natronloog moet met 1 G. wijnsteenzuur en 15 cM? water een heldere oplossing geven. Natronloog mag door zwavelammonium ten hoogste groenachtig getint worden en moet, na met zoutzuur zuur gemaakt te zijn, bij koken helder blijven (silicaten); de zure vloeistof mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen en moet, na door ammonia weder alkalisch gemaakt te zijn, minstens 1 uur helder blijven (aluminium). Met de 4-voudige hoeveelheid kalkwater gekookt, moet Natronloog eeri filtraat geven, dat kalkwater niet meer troebel maakt. Een mengsel van 2 cM? Natronloog, 3 cM? verdund salpeterzuur en 25 cM? water moet met baryumnitraat en met zilvernitraat minstens een halve minuut helder blijven. Wordt op een bekoeld mengsel van 1 cM? Natronloog en 3 cM? zwavelzuur voorzichtig 3 cM? ferrosuifaat (1 =3) gebracht, dan mag de grenslaag niet gekleurd worden. Solutio lodii spirituosa. F. I. Spiritueuze loodopiossing. Tinctura lodii. Iodi Tinctura. Ioodtincluur. Los op tien deelen lood, fijngewreven, 10 in negentig deelen Sterken Spiritus 90 Donkerbruine vloeistof, die bij verwarming geheel vervluchtigt en, op water gedruppeld, fijn verdeeld lood afscheidt. Worden 4 druppels Spiritueuze loodopiossing gemengd met 15 cM? water en 5 cM? ammonia, dan mag het mengsel binnen 1 uur geen iodoform afscheiden. Een mengsel van 2 G. Spiritueuze loodopiossing, 500 mG. kaliumiodide en 25 cM? water mag niet minder dan 15 en niet meer dan 15,7 cM? 1/10 N. natriunxthiosulfaat ter ontkleuring vereischen. Buiten invloed van het licht te bewaren. Grootste gift per keer 150 mG. Grootste gift per etmaal (KM) mG. + Solutio Lugoli. Lugols Oplossing. Solutio Iodeti kalici cum Iodio. Los op een deel lood j en twee deelen Kaliumiodide 2 in vijf deelen Water _ g en verdun met Water, tot vijfhonderd deelen 500 Heldere, bruinroode vloeistof, die naar iood riekt. 50 cM? Lugols Oplossing mag niet minder dan 7,8 en niet meer dan 7,9 cM? 1/10 N. natriumthiosulfaat ter ontkleuring vereischen. + Solutio Nitroglycerini. Nitroglycerineoplossing. Voeg bij twee en een halven cM5 Sterk Salpeterzuur, bevattende 80—86 pet. HNOs (Soortelijk gewicht 1,460—1,480) 2,5 cM? langzaam, onder afkoeling, twee en een halven cM? Zwavelzuur. ... 2,5 cM? Druppel er daarna, onder aanhoudend schudden, langzaam bij een G. Glycerine (j zorg dragende, dat de temperatuur van het mengsel niet boven 30° stijgt. Giet het mengsel uit in dertig cM? Water 30 cM? Laat bezinken; giet het bovenstaande vocht af, en wasch met water zoo lang af, totdat al het zuur verwijderd is. Breng de aldus verkregen nitroglycerine op een gewogen horlogeglas; droog haar met filtreerpapier; bepaal het gewicht, en los op in de 99-voudige hoeveelheid spiritus. Heldere, kleurlooze, neutrale vloeistof, die bij verdunning met de 10-voudige hoeveelheid water een troebel mengsel geeft, waaruit bij rust de nitroglycerine als een olieachtige vloeistof bezinkt. 1 druppel van deze nitroglycerine, door filtreerpapier opgezogen, moet door een hamerslag ontploffen. Grootste gift per keer 25 mG. Grootste gift per etmaal 100 mG. + Solutio Peroxydi Hydrogenii. Waterstofperoxydeoplossing. Waterige oplossing van ongeveer 3 pet. H„0,. Heldere, kleur- en reukelooze, eenigszins wrang smakende, neutrale of zwak zure vloeistof. Worden bij een mengsel van 1 cM? Waterstofperoxydeoplossing, 10 cM? water en 5 druppels verdund zwavelzuur, 2 druppels kaliumbichromaat gevoegd, dan ontstaat een donkerblauwe vloeistof, die bij schudden met 5 cM? aether langzaam wordt ontkleurd, terwijl de aetherlaag blauw wordt. Wordt 10 cM? Waterstofperoxydeoplossing gemengd met 2 cM? '/10 N. alkali en 1 druppel phenolphthaleïne, dan moet Iatriumpyrophosphaat .... 18 in vijfhonderd deelen Watér 500 Laat het mengsel staan,«totdat het helder geworden is. Lichtgele, heldere, alkalisch reageerende vloeistof, die, met een gelijk volumen azijnzuur verwarmd, een wit, geleiachtig neerslag geeft, dat door zwavelammonium zwart wordt. Het ijzergehalte moet ongeveer 0,118 pet. bedragen, hetgeen op de volgende wijze wordt onderzocht: Voeg bij een mengsel van 25 cM? Oplossing van Natriumferripyrophos- phaat en 10 cM? zoutzuur 1 G. kaliuuiiodide, en titreer na 1 uur met yi0 X. natriumthiosulfaat. Hiervan moet ter ontkleuring 5,25 — 5,3 cM? vereischt worden. Buiten invloed van het licht te bewaren. + Solutio Saccharatis ferrici aromatica. Aromatische IJzertinctuur. Tinctnra Ferri aromatica. Los op zeven deelen Staalsuiker 7 in vijf en zestig en een half deel Water . . . .65,5 Voeg hierbij zestien deelen Suikerstroop, 16 tien deelen Verdunden Spiritus 10 een deel Oranjeschiltinctuur 1 en een half deel Kaneeltinctuur 0,5 Heldere, roodbruine vloeistof, die, na verdamping op een waterbad, minstens 16,5 pet. vaste stof moet achterlaten. + Species amarae. Bittere Kruiden. ileng tien deelen gesneden Oranjeschil (A3), .... 10 tien >i » Kalmuswortel (A3), ... 10 twintig,, „ Alsemtoppen (As), ... 20 twintig,, „ Driebladbladen (A-) . . . 20 en * veertig,, „ Gezegende-Distelkruid(Aj). 40 + Species antiaphthosae. Indisch e-Spruwkruiden. Obat Seriawau. Meng t*ee deelen gesneden Symploccsbladen (A5), . 2 twee „ „ Abrusbladen (A5), ... 2 twee „ „ Blumeabladen (A5), . . 2 twee „ „ Hydrocotylebladen iA}), . 2 twee „ „ Bidensbladen (A5), ... 2 eendeel „ Zoethout wortel (A3), . . 1 een „ gekneusde Alyxiabast (A5) 1 eii een „ „ Venkelvruchten (Aj). . . 1 Indische-Spruwkruiden moeten in een gesloten vat op een droge plaats bewajard worden. + SP ecies laxantes. Laxeerkruiden. Meng tien deelen Anijsvruchten, tot poeder (A ji5) gebracht, 10 tien deelen Venkelvruchten, tot poeder (A]_s) gebracht, 10 en tien deelen Poeder van Kaliumhydrotartraat, . . 10 door ze met weinig spiritus samen te wrijven. Droog bij zeer zachte warmte en meng met veertig deelen gesneden Sennabladen (A5) . . 40 en dertig deelen Vlierbloemen 30 + Species pectorales. Borstkruiden. Meng tien deelen gesneden Klaprozen (A5), 10 twintig,, „ Zoethoutwortel (A3), . . 20 dertig „ „ Althaeawortel (A,) . . 30 en x a veertig,, )( Althaeabladen (As) ... 40 Spiritus. Spiritus. Mengsel van Aethylalkohol en water, dat in 100 volumina 90 volumina CoH-.OH bevat. Kleurlooze, heldere, neutrale, volkomen vluchtige, met weinig lichtgevende vlam brandbare vloeistof. Spiritus geeft met water in elke verhouding een helder mengsel. Soortelijk gewicht 0,8338. Wordt een mengsel van 10 cM? Spiritus en 3 druppels natronloog tot ongeveer 1 cM? uitgedampt, dan mag het achterblijvende, als het met verdund zwavelzuur zuur gemaakt en verwarmd wordt, geen reuk verspreiden (foezel). 10 cM5 Spiritus mag, na toevoeging van 3 druppels zilvernitraat en 3 druppels ammonia, bij verwarming tot 60°, binnen 10 minuten niet van uiterlijk veranderen (aldehyde). 10 cM? Spiritus mag, na toevoeging van 1 druppel aniline en 5 druppels azijnzuur, na 5 minuten niet rood worden (furol). Wordt 2 cM? Spiritus gemengd met 6 druppels mercurichloride en 6 cM? barytwater, dan moet een geel neerslag ontstaan, dat niet verdwijnt door de vloeistof te schudden; wordt dit mengsel gefiltreerd, dan mag het filtraat door zwavelam- monium, zelfs bij verwarming, niet van uiterlijk veranderen (aceton). Spiritus mag door zwavelwaterstof, door ammonia en door zilvernitraat niet van uiterlijk veranderen. Wordt Spiritus voorzichtig op een gelijk volumen zwavelzuur gebracht, dan moet de grenslaag ongekleurd blijven. Bij vrijwillige verdamping van Spiritus mag het laatst verdampende geen afwijkenden reuk bezitten. Spiritus aromaticus. Aromatische Spiritus. Spiritus carminativus. Eau des Carmes. Maeereer gedurende 24 uur dertig deelen Marjoleinkruid, fijngesneden, . 30 dertig deelen Kaneel, 30 dertig deelen Muskaatnoot, 30 dertig deelen Kruidnagelen 30 en zestig deelen Koriandervruchten, elk tot poeder (A3) gebracht 60 met een mengsel van zevenhonderd deelen Spiritus 700 en dertienhonderd deelen Water 1300 Destilleer hiervan af duizend deelen 1000 . Heldere, kleurlooze, aromatisch riekende en smakende vloeistof. Soortelijk gewicht 0,896 — 0,902. Bi + Spiritus Cinnamomi. Kaneelspiritus. Macereer gedurende 24 uur tweehonderdvijftig deelen Kaneel, tot poeder (A3) gebracht, 250 met een mengsel van zeshonderd deelen Spiritus 600 en vijftienhonderd deelen Water 1500 Destilleer hiervan af duizend deelen 1000 Heldere, kleurlooze, naar kaneel riekende en smakende vloeistof. Soortelijk gewicht 0,914 — 0,920. + Spiritus Citri. Citroenspiritus. Macereer gedurende 24 uur vierhonderd deelen Versche Citroenschil, fijngesneden, met een mengsel van zeshonderd vijftig deelen Spiritus 650 en elfhonderd deelen Water 1100 Destilleer hiervan af duizend deelen 1000 Heldere, kleurlooze, krachtig naar citroen riekende vloeistof. Soortelijk gewicht 0,902 — 0,908. + Spiritus Cochleariae. Lepelbladspiritus. Macereer gedurende 24 uur achthonderd deelen Versch Lepelbladkruid, fijngesneden, 800 en tweehonderd deelen Verschen Mierikwortel, in dunne schijfjes gesneden, 200 met duizend deelen Water 1000 Voeg toe achthonderd deelen Spiritus, 800 en destilleer af duizend deelen 1000 Heldere, kleurlooze, eigenaardig riekende vloeistof. Soortelijk gewicht 0,892 — 0,898. Worden bij een mengsel van 2 cM? Lepelbladspiritus en 10 cM? water 2 druppels zilvernitraat en 5 druppels ammonia gevoegd, dan moet de vloeistof een wit neerslag afscheiden, dat langzamerhand zwart wordt. Spiritus dilutus. Verdunde Spiritus. Mengsel van Aethylalkohol en water, dat in 100 volumina 70 volumina C2H5.OH bevat. Vloeistof met het soortelijk gewicht 0,8897, die overigens moet voldoen aan de eischen, bij Spiritus gesteld. Spiritus fortior. Sterke Spiritus. Mengsel van Aethylalkohol en water, dat in 100 volumina 95 volumina C2H.-.OH bevat. Vloeistof met liet soortelijk gewicht 0,8159, die overigens moet voldoen aan de eischen, bij Spiritus gesteld. + Spiritus Lavandulae. Lavendelspiritus. Macereer gedurende 24 uur t weehonderd vij f tig deelen Lavendelbloemen 250 met een mengsel van zevenhonderdvijftig deelen Spiritus .... 750 en vijftienhonderd deelen Water 1500 Destilleer hiervan af duizend deelen 1000 Kleurlooze, heldere, naar lavendelbloemen riekende vloeistof. Soortelijk gewicht 0,891—0,897. + Spiritus saponatus. Zeepspiritus. Voeg bij vijf en zeventig deelen Oplossing van Kalium- hydroxyde, bevattende 45 pet. KOH (soortelijk gewicht 1,456) 75 honderd vijf en negentig deelen Sesamolie . 195 en tweehonderd deelen Spiritus 200 Laat het mengsel in een gesloten flesch, onder herhaald schudden, op een warme plaats staan tot volkomen verzeeping, en voeg er dan bij honderdvijftig deelen Spiritus, 150 driehonderd acht en zeventig deelen Water 378 en twee deelen Lavendelolie 2 Lichtgele vloeistof, die ongeveer 30 pet. Kalizeep bevat en met water in elke verhouding een helder mengsel geeft. Worden bij 5 cM? Zeepspiritus 2 druppels phenolphthaleïne en 0,1 cM? V10 N. zuur gevoegd, dan mag de vloeistof niet rood zijn. + Stigmata Croci. Saffraan. Crocus. De stempels van Crocus sativus, Linn. Sp. PI. 36, voor een klein gedeelte nog 3 aan 3 door den stijltop met elkaar vereenigd. De afzonderlijke stempels 2 tot 4 cM. lang, van boven tot 4 mM. breed, zeer langgerekt omgekeerd driehoekig, gootvormig opgerold, daardoor aan den top zelfs trechtervormig, draderig, afgeplat, eenigszins gebogen, aan den bovenrand onregelmatig gespleten en met stempelpapillen bezet, donkeroranjebruin, eenigszins glanzend, een weinig vettig op het gevoel. Stukjes van de even in water opgeweekte en daarna tusschen filtreerpapier afgedroogde stempels, in een druppel sterk zwavelzuur gebracht, krijgen dadelijk een donkerblauwe kleur, die zich ook aan de vloeistof mededeelt en na ongeveer een halve minuut langzamerhand in roodbruin verandert Reuk sterk aromatisch; smaak bitter en aromatisch. 30 Wordt Saffraan met water geschud, dan moet het vocht helder blijven. Wordt 10 mG. fijngeknipte Saffraan met 1 L. water tot koken verhit, dan inoet het vocht na bekoeling nog duidelijk aromatisch smaken en rieken en een helder gele kleur hebben, die in sterkte minstens overeenkomt met die eener oplossing van 50 mG. kaliuinbichromaat in 1 L. water. Saffraan mag, bij 100° gedroogd, niet meer dan 12 pet. aan gewicht verliezen. Het aschgehalte mag niet meer dan 6 pet. bedragen. Buiten invloed van het licht te bewaren. + Styrax. Storax. 13e balsem, door uitkoken verkregen uit het verwonde hout van Liquidambar orientalis, Mill. Gard. Dict ed VIII. N. 2. Dikvloeibare, kleverige, bruinachtig-grijze, ondoorzichtige vloeistof. Reuk sterk aromatisch; smaak aromatisch eneenigszins scherp. Storax is zwaarder dan water. Bij verwarming op een waterbad mag Storax niet naar terpentijn rieken. Wordt 1G. Storax gekookt xnet 20 cM? spiritus, dan mag het daarin onoplosbare gedeelte, bij 100° gedroogd, ten hoogste 250 mG. bedragen. De spiritueuze oplossing is na bekoeling een grijs, troebel vocht, van zure reactie. In aether lost Storax gemakkelijk op met achterlating van de verontreinigingen; in petroleumaether lost slechts een gedeelte op, dat na verdamping van het oplosmiddel als dikvloeibare massa achterblijft. \ oor het gebruik moet Storax gezuiverd worden door voorzichtige verwarming op een waterbad tot ten hoogste 75° en daarop volgend coleeren. + Succinum. Barnsteen. F ossiele hars, afkomstig van Pinites succinifera Goepp., deels aan de Oostzeekust aangespoeld, deels opgegraven uit lagen der bruinkool- en diluviale formatie. Stukjes van verschillenden vorm, geel van kleur, ook gevlamd of melkachtig, al of niet doorschijnend, bros, hard, niet met den nagel te krassen en ook niet in kokend water week wordende; op de schelpvormige breuk glanzend. Barnsteen omsluit soms luchtblaasjes, ook wel insecten. Barnsteen smelt moeilijk en ongelijkmatig bij 250° —300°. Wordt Barnsteen in een glazen buisje verhit, dan ontwijken dampen, die papier, met loodacetaat bevochtigd, donker kleuren. Bij verwarming verspreidt Barnsteen een eigenaardigen geur; sterk verhit, verbrandt het met een roetgevende vlam. Soortelijk gewicht 1,0—1,1. Wordt 20 cM? spiritus met 1 G. poeder van Barnsteen gekookt en gefiltreerd, dan moet na verdamping van den spiritus een aromatisch riekende rest achterblijven, die, bij 100° gedroogd, minstens 100 en ten hoogste 250 mG. moet bedragen. Het ascbgehalte mag niet meer dan 0,3 pet. bedragen. + Succus Citri artificialis. Kunstmatfg Citroensap. Los op tien deelen Citroenzuur 10 in tachtig deelen Water, 80 en voeg hierbij tien deelen Citroenspiritus 10 Kunstmatig Citroensap mag niet in voorraad gehouden worden. Succus Liquiritiae. Drop. Het extract, uit verschen Zoet hout wortel door koken met water, uitpersen en verdampen bereid. Gestempelde, rolronde, gladde, zwarte, eenigszins glanzende, in drogen toestand harde en breekbare stangen, die bij verwarming buigbaar worden. Breuk grootschelpig, met scherpen rand, zwart, sterk glanzend, met verspreide luchtbelletjes Reuk eigenaardig, zwak; smaak zeer zoet. Wordt bij een oplossing van 5 G. Drop in 50 cM? water en 2 cM? ammonia spiritus gevoegd tot het volumen van het mengsel 100 cM? bedraagt en na bezinken gefiltreerd, dan mag de verdampingsrest van 10 cM? van het filtraat, na bekoeling in den exsiccator gewogen, niet minder dan 250 mG. bedragen. Drop moet minstens 8 pet. glycyrrhizine bevatten, hetgeen op de volgende wijze wordt onderzocht: Damp 60 cM? van bovengenoemd filtraat uit tot 15 cM?, en voeg, na bekoeling, toe 5 cM? verdund zoutzuur; verzamel het neerslag op een filter; wasch met 5 cM? water uit; los op in ammonia; damp de oplossing uit, en laat in een exsiccator bekoelen. Het gewicht der verdampingsrest moet minstens 240 mG. bedragen. Met water moet zij een oplossing geven, die bij een verdunning van 1 = 2500 nog merkbaar zoet is zonder vreemden bijsmaak. De in water en ammonia onoplosbare rest van Drop mag onder den microscoop geen vreemd zetmeel vertoonen. Drop, tot grof poeder gebracht, mag, bij 100° gedroogd, niet meer dan 15 pet. aan gewicht verliezen en na verbranding niet minder dan 5 en niet meer dan 8 pet. asch achterlaten; de gefiltreerde oplossing van 100 mG. dezer asch in 5 cM? verdund zoutzuur mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen, ook niet na daarop volgende toevoeging van natriumacetaat. Sulfas aethylicus acidus cum Spiritu. Hallers zuur Elixir. Elixir acidum Halleri. Voeg bij vijftig deelen Spiritus 50 langzaam, onder omschudden, vijftig deelen Zwavelzuur, 50 en voeg na bekoeling, zoo noodig, Spiritus toe, totdat het gezamenlijk gewicht bedraagt honderd deelen 100 Kleurlooze of lichtgele, aetherisch riekende vloeistof. Soortelijk gewicht 1,190 — 1,205. Wordt een mengsel van 2 G. Hallers zuur Elixir en 25 cM? N. alkali even gekookt en teruggetitreerd met N. zuur, dan moet van dit laatste 5,4 — 5,8 cM? ter neutralisatie vereischt worden. + Sulfas aluminicus. Aluminiumsulfaat. AI,(S04)3. 18H20. Witte, glanzende plaatjes of kristallijne stukken, die samen- trekkend smaken. Aluminiumsulfaat is in 0,52 deelen water oplosbaar, doch in spiritus onoplosbaar. De oplossing in water (1 = 10) kleurt blauw lakmoespapier rood en geeft met natronloog een neerslag, dat bij verdere toevoeging van het reagens oplost en uit die oplossing bij verwarming met een overmaat ammoniumehloride weder geleiachtig wordt afgescheiden: met baryumnitraat geeft zij een wit neerslag, dat in verdund salpeterzuur onoplosbaar is. De oplossing in water (1 = 10) moet kleurloos zijn, mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen en door kaliumferrocyanide binnen 1 minuut niet blauw, door dimethylamidoazobenzol niet rood worden. Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op de oplossing van 1 G. Aluminiumsulfaat in 10 cM? verdund zwavelzuur, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. W ordt aan de oplossing van 1G. Aluminiumsulfaat in 10 cM? water een overmaat van ammonia toegevoegd, de vloeistof verwarmd en daarna gefiltreerd, dan mag het filtraat, na uitdamping en gloeiing van de droogrest, geen weegbare rest achterlaten. Sulfas Atropini. Atropinesulfaat. (C17HssN03)3.H2S04. Wit, microkristallijn, reukeloos poeder, dat, mits niet te langzaam verhit, onder bruinkleuring bij 182°— 183° smelt. Atropinesulfaat is in 1 deel water en in 3 deelen spiritus oplosbaar, doch bijna onoplosbaar ia chloroform, in aether en in benzol. W ordt een kleine hoeveelheid (1 —10 mG.) Atropinesulfaat m 3t 4 — 5 druppels rood rookend salpeterzuur op een waterbad tot droog verdampt, dan blijft een rest, die door spiritueuze kalioplossing violet wordt, welke kleur later in rood overgaat. Wordt ongeveer 1 mG. Atropinesulfaat verhit, totdat zich nevels vertoonen, daarna met 1,5 cM? zwavelzuur verwarmd, totdat dit gekleurd wordt en de vloeistof, na bekoeling, met 2 cM? water gemengd, dan ontwikkelt zij een eigenaardigen bloemengeur. De oplossing in water (1 = 20) geeft met baryumnitraat een wit neerslag, dat in verdund salpeterzuur onoplosbaar is. De oplossing van 20 mG. Atropinesulfaat in 1 cM? water moet neutraal reageeren; zij wordt door 2 druppels ammonia troebel; door toevoeging van 0,5 cM? water moet deze troebeling weder verdwijnen. 10 mG. Atropinesulfaat geeft met 1 cM? zwavelzuur een kleurlooze oplossing, welke, ook bij toevoeging van 1 druppel salpeterzuur, kleurloos blijven moet. De oplossing in water (1 = 50) geeft met goudchloride een citroengeel neerslag, dat aanvankelijk uit olieachtige druppels bestaat, doch later kristallijn wordt en bij verwarming in water beneden 100° smelt, in gedroogden toestand echter bij 135°—137°. Atropinesulfaat mag na verbranding niets achterlaten. Grootste gift per keer 1 mG. Grootste gift per etmaal 3 mG. In onderhuidsche inspuiting: Grootste gift per keer 0,5 mG. Sulfas Chinini. Kininesulfaat. (C20H„4N3O2)2H2SO4.7H:,O. Kleurlooze, glanzende, naaldvormige, gemakkelijk verwee- rende, bitter smakende kristallen, die bij verhitting geheel verbranden. Kininesulfaat is in ongeveer 900 deelen water en in ongeveer 112 deelen spiritus oplosbaar. De oplossing in water (1 = 1000) reageert neutraal; 5 cM? der oplossing geeft met 1 cM? chloorwater en daarop volgende toevoeging van 5 druppels ammonia een heldere, groene vloeistof; met baryumnitraat geeft de oplossing een wit neerslag, dat in verdund salpeterzuur onoplosbaar is. Kininesulfaat moet met een gelijke hoeveelheid verdund zwavelzuur en de 20-voudige hoeveelheid water eene heldere, blauw fluoresceerende vloeistof geven. De oplossing van 100 mG. Kininesulfaat in 2 cM? zwavelzuur mag niet meer dan zwak geel, die in 2 cM? salpeterzuur moet nagenoeg kleurloos zijn. Wordt 2 G. Kininesulfaat, dat in dunne laag uitgespreid, 1 uur aan een warmte van 40° tot 50° blootgesteld en daardoor verweerd is, met 20 cM? water een half uur, onder herhaald schudden, bij 60° tot 65° verwarmd, het mengsel afgekoeld en nog 2 uur, onder herhaald schudden, op 15° gehouden en daarna door glaswol gefiltreerd, dan moet 5 cM? van het filtraat met 4,5 cM? ammonia van 15° een heldere vloeistof geven. Kininesulfaat mag, bij 100n gedroogd, niet meer dan 15 pet. aan gewicht verliezen. Kininesulfaat bevat 73 — 74 pet. kinine. Buiten invloed van het licht te bewaren. Sulfas cupricus. Kopersulfaat. CuS04.5H20. Blauwe, doorzichtige, in droge lucht eenigszins verwee- rende, trikline kristallen. Kopersulfaat is in 2,8 deelen water oplosbaar, doch onoplosbaar in spiritus. De oplossing in water (1 = 100) reageert zuur, geeft met ammonia een donkerblauwe vloeistof en met baryumnitraat een wit neerslag, dat in verdund salpeterzuur onoplosbaar is. Wordt uit een oplossing van 500 mG. Kopersulfaat in water, het koper door zwavelwaterstof neergeslagen, dan mag het filtraat door toevoeging van ammonia niet van uiterlijk veranderen en na uitdamping en gloeiing van de droogrest geen weegbare rest achterlaten. + Sulfas ferrosus. Ferrosulfaat. FeS04.7H„0. Blauwachtig-groen, kristallijn, verweerend poeder. Ferrosulfaat is in 1,5 deelen water oplosbaar, doch in spiritus onoplosbaar. De oplossing in water (1=100) geeft met kaliumf erricyanide een donkerblauw en met baryumnitraat een wit neerslag, dat in verdund salpeterzuur onoplosbaar is. Na met azijnzuur zuur gemaakt te zijn, mag zij door zwavelwaterstof niet verkleuren en niet of nauwelijks troebel worden. Wordt 2 G. Ferrosulfaat met 3 cM? verdund salpeterzuur gekookt, de vloeistof met een overmaat van ammonia gemengd en daarna gefiltreerd, dan moet het filtraat kleurloos zijn en mag het, na uitdamping en gloeiing van de droogrest, geen weegbare rest achterlaten. De oplossing in water (1 = 20) mag door dimethylamidoazobenzol niet rood worden. 100 mG. Ferrosulfaat, iu 75 cM? water en 10 cM? verdund zwavelzuur opgelost, moet 35,4 — 36,0 cM? V100 N. kaliumperinanganaat ter roodkleuring vereischen. Sulfas ferrosus exsiccatus. Uitgedroogd Ferrosulfaat. Wit of grijsachtig-wit poeder, verkregen door Ferrosulfaat langzaam uit te drogen, totdat het 35 pet. aan gewicht verloren heeft. Uitgedroogd Ferrosulfaat lost in water langzaam op tot een zwak opalesceerende vloeistof. 80 mG. Uitgedroogd Ferrosulfaat, in 75 cM? water en 10 cM? verdund zwavelzuur opgelost, moet minstens 41,0 cM? 1 '100 N. kaliumpermanganaat ter roodkleuring vereischen. Voor het overige moet Uitgedroogd Ferrosulfaat voldoen aan de eischen van zuiverheid, bij Ferrosulfaat gesteld. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Sulfas kalico-aluminicus. Kaliumaluminiumsulfaat. Alunien. Aluin. KJAL(S04)4.24H.,0. Kleurlooze, doorschijnende, regulaire kristallen, die samentrekkend smaken. Kaliumaluminiumsulfaat is in 10 deelen water oplosbaar, doch in spiritus onoplosbaar. De oplossing in water (1 = 20) kleurt blauw lakmoespapier rood en geeft met natronloog een neerslag, dat bij verdere toevoeging van het reagens oplost zonder ammoniak te ontwikkelen en uit die oplossing bij verwarming met ammoniumchloride weder geleiachtig wordt afgescheiden: met baryumnitraat geeft zij een wit neerslag, dat in verdund salpeterzuur onoplosbaar is. De oplossing in water (1 = 20) mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen en door kaliumferrocyanide binnen 1 minuut niet blauw worden. Wordt aan de oplossing van Kaliumaluminiumsulfaat in water een overmaat van ammonia toegevoegd, de vloeistof verwarmd en daarna gefiltreerd, dan moet de droogrest, verkregen door uitdamping en gloeiing van het filtraat, voldoen aan de eischen, bij Kaliumsulfaat gesteld. + Sulfas kalico-aluminicus exsiccatus. Uitgedroogd Kaliumaluminiumsulfaat. Alamen nstnm. Gebrande Aluin. Verhit honderd deelen Kaliumaluminiumsulfaat.... 100 bij een temperatuur, die 180° niet overschrijdt, totdat overgebleven zijn zestig deelen 60 Wit, licht poeder, dat samentrekkend smaakt en in 20 deelen warm water langzaam tot een heldere vloeistof oplost, die blauw lakmoespapier rood kleurt. De oplossing in water (1 = 40) moet aan dezelfde eischen voldoen, als de oplossing van Kaliumaluminiumsulfaat in water (1 = 20). Uitgedroogd Kaliumaluminiumsulfaat mag bij zacht gloeien niet meer dan 10 pet. aan gewicht verliezen. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Sulfas kalicus. Kaliumsulfaat. k2so4. Kleurlooze, harde, rhombische kristallen, kristalkorsten of het daarvan bereide poeder. Kaliumsulfaat is in 9,8 deelen water oplosbaar, doch in spiritus onoplosbaar. De oplossing van 1 g. in 20 cM? water geeft met de oplossing van 1 g. wijnsteenzuur in 5 cM? water een wit, kristallijn neerslag; de hiervan afgegoten heldere vloeistof geeft met baryumnitraat een wit neerslag, dat in verdund salpeterzuur onoplosbaar is. De oplossing in water (1 = 20) moet helder, kleurloos en neutraal zijn en mag door zwavelwaterstof, door zwavelammonium en door zilvernitraat niet van uiterlijk veranderen; met natriumcarbonaat verhit, moet zij helder blijven en mag zij geen ammoniak ontwikkelen. Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op een mengsel van 2 g. poeder van Kaliumsulfaat en 10 cM? verdund zwavelzuur, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. Sulfas magnesicus. Magnesiumsulfaat. Engelsch Zont. MgS0,.7H30. Fijne, glanzende, kleurlooze, rhombische kristallen met bitteren en eenigszins zouten smaak, die door warmte smelten en water verliezen. Magnesiumsulfaat is in 1,5 deelen water oplosbaar, doch in spiritus onoplosbaar. De oplossing in water (1 = 20) geeft, na toevoeging van een voldoende hoeveelheid ammoniumchloride en ammonia, met natriumphosphaat een wit, kristallijn neerslag; met baryumnitraat geeft zij een wit neerslag, dat in verdund salpeterzuur onoplosbaar is. De oplossing in water (1 = 20) moet helder, kleurloos en neutraal zijn en mag door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen, ook niet na daarop volgende toevoeging van 2 druppels ammonia; met een gelijk volumen water verdund, moet de oplossing met zilvernitraat minstens 5 minuten helder blijven. Wordt een samengewreven mengsel van 1 G. Magnesiumsulfaat, 1 G. calciumoxyde en 2 cM? water met 4 cM? water en 6 cM? spiritus gedurende 2 uur herhaaldelijk geschud, daarna met 20 cM? spiritus gemengd en de vloeistof gefiltreerd, dan mag het filtraat curcumapapier niet rood kleuren (alkaliën). Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op de oplossing van 1 G. Magnesiumsulfaat in 10 cM? verdund zwavelzuur, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. Sulfas natricus. Natriumsulfaat. Glauberzout. Na5S04.10H30. Kleurlooze, doorschijnende, monokline kristallen, die gemakkelijk verweeren en bij verwarming smelten en water verliezen. Natriumsulfaat is in 2,7 deelen water oplosbaar, doch in spiritus onoplosbaar. Natriumsulfaat kleurt een niet lichtende vlam terstond sterk geel. De oplossing in water (1 = 10) geeft met baryumnitraat een wit neerslag, dat in verdund salpeterzuur onoplosbaar is. 1 G. Natriumsulfaat moet met 1 G. wijnsteenzuur en 5 cM? water een heldere oplossing geven. De oplossing in water (1 = 10) moet helder, kleurloos en neutraal zijn en mag door zwavelwaterstof en door zwavelammonium niet van uiterlijk veranderen; met natriumcarbonaat verhit, moet zij helder blijven en mag zij geen ammoniak ontwikkelen. De oplossing in water (1 = 50) moet met zilvernitraat minstens 5 minuten helder blijven. Het gas, ontwikkeld door inwerking van een stukje zink op de oplossing van 2 G. Natriumsulfaat in 10 cM? verdund zwavelzuur, mag tiltreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 15 minuten niet geel kleuren. Wordt Natriumsulfaat in poedermengsels voorgeschreven, dan moet het vervangen worden door een gelijke hoeveelheid Uitgedroogd Natriumsulfaat. + Sulfas natricus exsiccatus. Uitgedroogd Natriumsulfaat. Na3S04.H20. Wit, fijn poeder, verkregen door Natriumsulfaat langzaam uit te drogen, totdat het 50 pet. aan gewicht verloren heeft. Het moet aan dezelfde eischen van zuiverheid voldoen, als Natriumsulfaat, met dien verstande, dat voor de verschillende reacties van Uitgedroogd Natriumsulfaat slechts de helft der bij Natriumsulfaat voorgeschreven hoeveelheid moet genomen worden. Uitgedroogd Natriumsulfaat mag, bij 100° gedroogd, niet meer dan 5 pet aan gewicht verliezen. Met behulp van ongebluschte kalktebewaren. Sulfas Physostigmini. Physostigminesulfaat. (C,,H31Ni0i)lHïS04. Wit of geelachtig-wit, kristallijn, wateraantrekkend, bitter poeder, dat bij 110° week wordt, bij ongeveer 118° smelt en bij sterkere verhitting verbrandt, zonder iets achter te laten. Physostigminesulfaat geeft met water en met spiritus kleurlooze, neutrale oplossingen. De oplossing in water (1 = 100) geeft met baryumnitraat een wit neerslag, dat in verdund salpeterzuur onoplosbaar is. Wordt ongeveer 1 mG. Physostigminesulfaat opgelost in enkele druppels verwarmde ammonia, dan ontstaat een geelroode vloeistof, die bij verdamping op een waterbad een blauwe rest achterlaat. Deze rest lost in verdunden spiritus met blauwe kleur op, welke door azijnzuur in violetrood overgaat met roode fluorescentie. Physostigminesulfaat moet met zwavelzuur een kleurlooze oplossing geven, die later geel wordt. Buiten invloed van het licht en met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Grootste gift per keer 1 mG. Grootste gift per etmaal 3 mG. Sulfas zincicus. Zinksulfaat. ZnS04.7H30. Kleurlooze, rhombische kristallen met scherpen metaalsmaak, die aan de lucht zwak verweeren, door warmte smelten en water verliezen. Zinksulfaat is in 0,65 deelen water oplosbaar, doch in spiritus onoplosbaar. De oplossing in water (1 = 20) kleurt blauw lakmoespapier rood en geeft met zwavelammonium een wit, in zoutzuur oplosbaar, neerslag; met baryumnitraat geeft zij een wit neerslag, dat in verdund salpeterzuur onoplosbaar is. De oplossing in water (1 = 20) mag door zilvernitraat niet troebel en door dimethylamidoazobenzol niet rood worden; na toevoeging van enkele druppels zoutzuur mag zij door zwavelwaterstof niet van uiterlijk veranderen; na met zoo veel natronloog gemengd te zijn, dat het eerst ontstane neerslag weder is opgelost, mag zij, bij verwarming, geen ammoniak ontwikkelen. Met 20 cM? water en 5 cM? ammonia moet 1 G. Zinksulfaat een heldere en kleurlooze oplossing geven, die door ammoniumcarbonaat en door natriumphosphaat niet troebel mag worden; wordt uit 10 cM? der oplossing het zink door zwavelwaterstof neergeslagen, dan mag het filtraat, na uitdamping en gloeiing van de droogrest, geen weegbare rest achterlaten. Sulfidum stibicum. Stibiumsuifide. Sulfur auratum Antimonii. Goudzwavel. Sb2S5. Zeer fijn, oranje, reuk- en smaakloos poeder, dat bij verhitting in een buis een geel sublimaat van zwavel geeft onder achterlating - van een zwarte rest van antimoontrisulfide. Stibiumsuifide is in water en in spiritus onoplosbaar. 250 mGr. Stibiumsuifide lost bij verwarmingin 5 cM? zoutzuur op onder ontwikkeling van zwavelwaterstof en achter- lating van zwavel. De zure oplossing geeft bij verdunning met het 3-voudige volumen water een witte troebeling, die na toevoeging van 500 mG. wijnsteenzuur verdwijnt. Stibiumsuifide is bij verwarming nagenoeg volledig oplosbaar in de 200-voudige hoeveelheid ammonia. Wordt 100 mG. Stibiumsuifide met 1 cM? salpeterzuur tot droog verdampt, het achterblijvende gemengd met 4 cM? sterk zoutzuur en de vloeistof gefiltreerd, dan mag zij, na toevoeging van een gelijk volumen stannochloride, binnen 1 uur niet van uiterlijk veranderen. Wordt 20 cM? water met 1 G. Stibiumsuifide geschud en gefiltreerd, dan moet het filtraat neutraal reageeren, en mag het niet terstond troebel worden door baryumnitraat of door zilvernitraat, noch door dit laatste reagens bruin worden (hyposulfieten, oplosbare sulfiden). Wordt 10 cM? wijnsteenzuuroplossing (lm 20) met 1 G. Stibiumsuifide geschud en gefiltreerd, dan mag in het filtraat, na toevoeging van zoutzuur, door zwavelwaterstof geen of slechts een geringe, geelroode troebeling ontstaan (stibiumoxyde). Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. + Sulfonalum. Sulfonal. C(CH3)2(S03CoH6)3. Kleurlooze, halfdoorschijnende, reukelooze en nagenoeg smaaklooze, prismatische kristallen, die bij 125°—126° smelten, bij sterkere verhitting, onder gedeeltelijke ontleding, sublimeeren en eindelijk verbranden, zonder iets achter te laten. Sulfonal is in 450 deelen water en in 80 deelen spiritus oplosbaar. Deze oplossingen reageeren neutraal. Wordt 50 mG. Sulfonal met 100 mG. watervrij natriumcar- 31 bonaat langzaam tot gloeihitte gebracht, dan wordt mercaptaan ontwikkeld, terwijl een bruinachtig-zwarte massa achterblijft; wordt de gloeirest met 15 cM? water overgoten en de oplossing gefiltreerd, worden verder aan het filtraat eenige druppels broomwater toegevoegd, totdat de vloeistof zwak geel is en wordt deze zuur gemaakt met zoutzuur, dan moet zij met baryumnitraat een wit neerslag geven. Wordt 50 cM? water 1 minuut gekookt met 100 mG. Sulfonal en na bekoeling gefiltreerd, dan mag het filtraat door baryumnitraat en door zilvernitraat niet terstond troebel worden; 10 cM? van het filtraat mag door 1 druppel ferrichloride niet meer dan zwak geel worden; 10 cM5 van het filtraat, waaraan 1 druppel kaliumpermanganaat (1 = 1000 ) is toegevoegd, mag binnen 1 minuut niet ontkleurd worden. Grootste gift per keer 2 G. Grootste gift per etmaal 2 G. + Sulfophenylas zincicus. Zinksulfophenylaat. (C6Hr0H.S03.l,4.)3.Zn.8H,0. Kleur- en reukelooze, doorschijnende, rhombische kristallen, die aan de lucht verweeren. Zinksulfophenylaat is in 2,7 deelen water en in 2,7 deelen spiritus oplosbaar. De oplossing in water (1 = 20) kleurt blauw lakmoespapier rood en geeft met zwavelammonium een wit, in zoutzuur oplosbaar neerslag; door ferrichloride wordt zij violet gekleurd. Wordt 100 mG. Zinksulfophenylaat met 500 mG. kaliumnitraat en 500 mG. watervrij natriumcarbonaat gegloeid en de gloeirest met verdund zoutzuur uitgetrokken, dan geeft de gefiltreerde vloeistof met baryumnitraat een wit neerslag. De oplossing in water (1 = 10) mag door verdund zwavelzuur niet troebel en door dimethylamidoazobenzol niet rood worden; met baryumnitraat moet zij minstens 1 minuut helder blijven; na met zooveel ammonia gemengd te zijn, dat het eerst ontstane neerslag weder is opgelost, mag zij door ammoniumoxalaat niet troebel worden. Wordt 1 G. Zinksulfophenylaat gegloeid, dan moet de gloeirest 146 mG. bedragen en voldoen aan de eischen van zuiverheid, bij Zinkoxyde gesteld. Sulfur depuratum. Gezuiverde Zwavel. Flores Sulfuris loti. Gewassehen ZwaYelbloemen. S. Meng honderd deelen Gesublimeerde Zwavel, .... 100 vijftien deelen Ammonia 15 en vijf en tachtig deelen Water 85 Roer het mengsel van tijd tot tijd om. Verzamel de zwavel na 24 uren op een doek, en wasch zoolang met water uit, dat het afloopend vocht niet meer alkalisch reageert. Droog beneden 50°, wrijf rijn, en zift. Fijn, reuk- en smaakloos, citroengeel poeder, waarvan 1 G. bij koken volkomen oplost in 25 cM? natronloog. Wordt 10 cM? water met 1 G. Gezuiverde Zwavel geschud en daarna gefiltreerd, dan moet het filtraat neutraal reageeren. Wordt 10 cM? ammonia met 1 G. Gezuiverde Zwavel in eeD gesloten kolfje, gedurende 15 minuten onder herhaald omschudden gedigereerd en daarna gefiltreerd, dan mag 5 cM? van het filtraat door 10 cM? zoutzuur niet troebel worden, ook niet na daarop volgende toevoeging van 2 cM? zwavelwaterstofwater. Na verbranding van 1 G. Gezuiverde Zwavel mag niet meer dan 10 mG. vaste stof achterblijven. + Sulfur praecipitatum. Geprecipiteerde Zwavel. s. Zeer fijn, geelwit poeder, dat onder ontwikkeling van zwaveldioxyde verbrandt en in de 10-voudige hoeveelheid zwavelkoolstof volkomen oplosbaar is. Wordt 10 cM? Water met 1 G. Geprecipiteerde Zwavel geschud en gefiltreerd, dan moet het filtraat neutraal reageeren. Wordt 10 cM? ammonia met 1 G. Geprecipiteerde Zwavel in een gesloten kolfje, gedurende 15 minuten, onder herhaald omschudden gedigereerd en daarna gefiltreerd, dan mag 5 cM? van het filtraat door 10 cM? zoutzuur niet troebel worden, ook niet na daarop volgende toevoeging van 2 cM? zwavelwaterstofwater. Na verbranding van 2 G. Geprecipiteerde Zwavel mag niet meer dan 5 mG. vaste stof achterblijven. + Sulfur sublimatum. Gesublimeerde Zwavel. Flores Sulfaris. Zwavelbloemen. S. Fijn, citroengeel poeder, dat onder ontwikkeling van zwaveldioxyde verbrandt. Na verbranding van 1 G. Gesublimeerde Zwavel mag niet meer dan 10 mG. vaste stof achterblijven. + Summitates Absinthii. Alsemtoppen. De bloeiende takken van Artemisia Absinthium, Linn. Sp. PI. 848, verzameld kort voordat de bloemhoofdjes geopend zijn. Bloeiwijze gemengd: knikkende, afzonderlijk of bij paren gezeten hoofdjes, deze tot trossen vereenigd en deze weder tot pluimen. Schutbladen bij alle vertakkingen, ook 1 of 2 dicht onder elk hoofdje; de hoogere lancet- tot lijnvormig, de lagere tot dubbel vederdeelig. Takken en schutbladen grijsviltig door overlangs gerichte balansharen; daartusschen talrijke, langwerpig bolronde klierharen. Hoofdje tot 5 mM. in middellijn, bijna bolrond. Omwindsel van dakpanvorinig gerangschikte blaadjes, de buitenste lancetvormig, de binnenste ovaal, allen met min of meer vliezigen rand en behaard evenals de rest van de plant. Algemeene bloembodem zeer klein, massief, wit be- haard. Bloemen epigynisch, zonder vruchtpluis. Straalbloemen weinig talrijk, dun, vrouwelijk; kroon buisvormig, met gaven of ten hoogste 3-tandigen rand. Schijfbloemen vele, 2-slachtig, heterodistyl; kroon buisvormig, met 5-tandigen rand, van onderen groen, van boven vuilgeel. Reuk aromatisch; smaak aromatisch en zeer bitter. Suppositoria. Zetkaarsjes. Zetkaarsjes worden bereid, tenzij anders is voorgeschreven, door het geneesmiddel met Cacaoboter te mengen, zoo noodig onder bijvoeging eener geringe hoeveelheid Geel Was of Sesamolie, en deze massa tot den gewenschten vorm te brengen. W ordt in plaats van Cacaoboter een gelatineuze massa voorgeschreven, dan kan hiervoor het bij Buigzame Staafjes aangegeven voorschrift gebruikt worden. Het gewicht der Zetkaarsjes moet, tenzij anders is voorgeschreven, voor volwassenen 3 G. en voor kinderen 2 G. bedragen. Talcum. Talk. Talcum Tenetum. Wit, zeer fijn, reukeloos, op het gevoel vettig poeder, dat hoofdzakelijk uit waterhoudend magnesiumsilicaat bestaat. Talk is in water onoplosbaar en mag door verdunde zuren en door alkaliën niet aangetast worden. Bij gloeien mag Talk niet van uiterlijk veranderen. Tannalbuminum. Tannalbum ine Tannalbinuni. Tannalbine. Los op tien deelen Droog Eiereiwit 10 in - negentig deelen Water, 90 en voeg bij de gefiltreerde vloeistof zooveel (ongeveer honderd deelen) van een heldere oplossing van zes deelen Tannine 6 in vier en negentig deelen Water 94 als noodig blijkt, om het eiwit neer te slaan. Verwarm het mengsel tot ten hoogste 50n, totdat het neerslag samenpakt; verzamel het neerslag op een doek; wasch uit met honderd deelen Water 100 en pers, nadat de vloeistof zooveel mogelijk is afgeloopen, sterk uit. Verdeel den perskoek in stukjes; droog bij een temperatuur beneden 40°, en breng daarna tot poeder (B40). Verhit het in dunne lagen uitgespreide poeder gedurende 6 uur bij 110n —115°. Lichtbruin, reuk- en smaakloos poeder, dat in water en in spiritus bijna onoplosbaar is. Bij verhitting verbrandt Tannalbumine onder verspreiding van den voor brandende eiwitstoffen kenmerkenden reuk. Wordt 10 cM? water met 1 G. Tannalbumine gedurende 5 minuten geschud en daarna gefiltreerd, dan wordt het filtraat door ferrichloride blauwzwart. Wordt 1G. Tannalbumine met 50 cM? water afgewreven en na toevoeging van 200 mG. pepsine en 0,75 cM? verdund zoutzuur gedurende 3 uur, onder herhaald schudden, bij 40° gedigereerd, dan moet het gewicht van het onopgeloste gedeelte, na op een gewogen filter verzameld, 3 maal met 10 cM? water uitgewasschen en bij 100°gedroogd te zijn, minstens 600 mG. bedragen. \\ ordt 1G. Tannalbumine, na op de beschreven wijze gedigereerd en uitgewasschen te zijn, met een oplossing van 1,5 G. natriumcarbonaat in 100 cM? water gedurende 3 uren weder bij 40 gedigereerd, dan mag het gewicht van het onopgeloste gedeelte, na op een gewogen filter verzameld, 3 maal met 10 cM? water uitgewasschen en bij 100° gedroogd te zijn, ten hoogste 350 mG. bedragen. Na verbranding mag Tannalbumine niet moer dan 1 pet. asch achterlaten. Tannas Chinini. Kininetannaat. Lo8 Op zes deelen Kinine g in twaalf deelen Sterken Spiritus 12 Verwarm de oplossing in een waterbad, en voeg er bij gedeelten en onder voortdurend roeren zooveel Tannine bij, als overeenkomt met dertien deelen Watervrije Tannine 13 Verwarm in een gedekte schaal, totdat het mengsel gelijkmatig geworden is, en giet het uit in honderd deelen Water jqq Laat, nu en dan knedende, zoolang staan, totdat het bezinksel tot poeder geworden is. Verzamel dit; pers sterk uit, en laat de in dunne laag uitgespreide massa aan de lucht drogen. rijf ze fijn, en droog het zoo verkregen poeder op een waterbad. Geelwit of lichtgeel, nagenoeg smaakloos poeder, dat in water weinig, doch in warmen spiritus meer oplosbaar is. _ Wordt biJ een mengsel van 100 mG. Kininetannaat en 5 cM? water 1 druppel ferrichloride gevoegd, dan wordt het mengsel vuilpaars. 1 deel Kininetannaat geeft met een mengsel van 1 deel verdund zoutzuur en 19 deelen water een nagenoeg heldere, gele oplossing. Worden 20 deelen water met 1 deel Kininetannaat gedurende 5 minuten geschud, dan mag het filtraat, na met verdund salpeterzuur zuur gemaakt te zijn, door baryumnitraat en door zilvernitraat niet troebel worden. Wordt 1 G. Kininetannaat gedurende 1 minuut geschud met 50 cM? aether en een mengsel van 3 cM? natronloog en 7 cM? water, dan moet de vloeistof zich bij rustig staan spoedig in twee heldere lagen scheiden en mogen in de grenslaag geen kristallen worden waargenomen. Wordt de vloeistof nu, na toevoeging van 2 G. tragacanthpoeder, nogmaals 1 minuut geschud, van de zich afscheidende aetherlaag 40 cM? in een gewogen kolfje verdampt en de achterblijvende rest bij 100° gedroogd, dan moet het gewicht dier rest 232 tot 248 mG. bedragen, hetgeen overeenkomt met een gehalte van 29 tot 31 pet. kinine. De uit Kininetannaat aldus afgescheiden kinine moet voldoen aan de eischen, bij Kinine gesteld. Kininetannaat mag, bij 100° gedroogd, niet meer dan 3 pet. aan gewicht verliezen. Na verbranding mag Kininetannaat niet meer dan 0,2 pet. asch achterlaten. Buiten invloed van het licht te bewaren. Tanni num. Tannine. Acidam tannicuni. Looizuur. Lichte, glanzende schubben of een licht, grijsgeel poeder, nagenoeg reukeloos en sterk samentrekkend van smaak. Bij zachte verwarming met ongeveer gelijke deelen water of spiritus geeft Tannine lichtbruin gekleurde oplossingen, die zwak zuur reageeren en bij verdunning met het 5-voudiovolumen water helder blijven; in glycerine is Tannine gemakkelijk oplosbaar, niet in chloroform en in aether. Do oplossing in water (1=30) geeft met ferrichioride een blauwzwart, met braakwijnsteen (1 = 20) een wit neerslag De oplossing in water (1 = 30) mag door ammonia niet anders dan geelbruin gekleurd worden. De oplossing in spiritus (1=3) mag, na menging met een gelijk volumen aether, niet terstond troebel worden (suiker, zouten). 500 mG. Tannine mag, bij 100" gedroogd, niet meer dan 60 mG. aan gewicht verliezen en na verbranding creen weegbare rest achterlaten. + Tartarus boraxatus. Boraxwijnsteen. Los op, bij zachte warmte, twee deelen Borax ^ en J Vijf deelen Kaliumhydrotartraat, tot poeder gebracht, ° ' 5 in vijftien deelen Water 15 Damp de heldere vloeistof uit, totdat het overgeblevene, bij bekoeling, bros wordt. Wrijf het fijn; stel het eenige uren aan een temperatuur van 50° bloot, en doe het, nog°warm in een goed sluitende flesch. Wit, droog, wateraantrekkend, zuur smakend poeder, dat in 1 deel water oplosbaar is. Bij verhitting zwelt het sterk op. verbrandt onder het verspreiden van een reuk als die van caramel en laat daarbij een met kool gemengde asch achter, die vochtig rood lakmoespapier blauw en, na met zoutzuur zwak zuur gemaakt te zijn, curcumapapier bij het opdrogen roodbruin kleurt. De oplossing van 1 G. Boraxwijnsteen in 5 cM? water, geschud met de oplossing van 1 G. wijnsteenzuur in 3 cM? water, scheidt een wit, kristallijn neerslag af. De oplossing in water (1 —10) mag door zwavelammonium en door ammoniumoxalaat niet van uiterlijk veranderen en moet, na met een gelijk volumen water en met enkele druppels salpeterzuur gemengd en verwarmd te zijn, met baryumnitraat en met zilvernitraat minstens 5 minuten helder blijven. Wordt Boraxwijnsteen in oplossing voorgeschreven, dan kan voor 10 deelen Boraxwijnsteen genomen worden een mengsel van 4,25 deelen Borax en 8,35 deelen Kaliumhydrotartraat. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Tartras kalico-natricus. Kaliumnatriumtartraat. Sal Seignetti. C3H2(0H)2C00K.C00Xa.4H;,0. Kleurlooze, doorschijnende, rhombische kristallen, die bij verwarming smelten. Kaliumnatriumtartraat is in 1,2 deelen water oplosbaar. Kaliumnatriumtartraat verbrandt onder het verspreiden van een reuk als die van caramel en laat daarbij een met kool gemengde asch achter, die vochtig rood lakmoespapier blauw en een niet lichtende vlam sterk geel kleurt. De oplossing in water (1 = 10) geeft, met een gelijk volumen azijnzuur geschud, een wit, kristallijn neerslag. De oplossing in water (1 = 10) moet helder, kleurloos en neutraal zijn en mag door zwavelammonium en door ammoniumoxalaat niet van uiterlijk veranderen; na met salpeterzuur zuur gemaakt en verwarmd te zijn, moet zij met baryumnitraat en met zilvernitraat minstens 1 minuut helder blijven. Bij verwarming met natronloog mag uit Kaliumnatriumtartraat geen ammoniak ontwikkeld worden. Tartras kalico-stibicus. Kaliumstibyltartraat. Tartarus emeticus. CsH2(OH)3COOK.COOSbO. VjjtLO. Kleurlooze, gemakkelijk verweerende en daardoor ondoorschijnend wordende, rhombische kristallen of een zwaar, wit poeder. Kaliumstibyltartraat is in 17,1 deelen water oplosbaar, doch in spiritus onoplosbaar. Kaliumstibyltartraat verbrandt onder het verspreiden van een witten rook van antimoonoxyde en van een reuk als die van caramel en laat daarbij een met kool gemengde asch achter, die vochtig rood lakmoespapier blauw en een niet lichtende vlam violet kleurt. De oplossing in water (1 = 100) reageert zuur en geeft bij druppelsgewijze toevoeging van zoutzuur een wit neerslag, dat door zwavelwaterstof in een oranje neerslag overgaat. De oplossing van 1 deel Kaliumstibyltartraat en 1 deel wijnsteenzuur in 100 deelen water moet met baryumnitraat en met zilvernitraat minstens 5 minuten helder blijven. Wordt bij de oplossing van 1 G. Kaliumstibyltartraat in 4 cM? sterk zoutzuur een gelijk volumen stannochloride ge- voegd, dan mag de vloeistof binnen 1 uur niet van uiterlijk veranderen (arsenicum). De oplossing in water (1 = 20) moet met een gelijk volumen i/10 N. natriumthiosulfaat minstens 5 minuten helder blijven (kaliumhydrotartraat). De oplossing van 200 rnG. Kaliumstibyltartraat en 200 mG. wijnsteenzuur in 20 cM? water, gemengd met 2 G. natriumhydroearbonaat, mag niet minder dan 12,0 en niet meer dan 12,1 cM? Vio N. iood ter geelkleuring vereischen. Grootste gift per keer 200 mG. Grootste gift per etmaal 500 mG. Tartras kalicus acidus. Kaliumhydrotartraat. Cremor Tartari depuratus. Gezuiverde Wijnsteen. C2H3(OH)3COOK.COOH. Wit, kristallijn, zuur reageerend poeder. Kaliumhydrotartraat is in 219 deelen water en gemakkelijk in alkaliën oplosbaar ; in spiritus is het onoplosbaar. Kaliumhydrotartraat verbrandt onder het verspreiden van een reuk als die van caramel en laat daarbij een met kool gemengde asch achter, die vochtig rood lakmoespapier blauw en een niet lichtende vlam violet kleurt. De oplossing van 1 G. in 2 cM? ammonia en 8 cM? water mag door zwavelammonium niet van uiterlijk veranderen. Wordt 10 cM? water met 1 G. Kaliumhydrotartraat gedurende 1 minuut geschud en daarna gefiltreerd, dan moet 5 cM? van het filtraat, verdund met een gelijk volumen water, na toevoeging van salpeterzuur en van zilvernitraat minstens 1 minuut helder blijven : de rest van het filtraat mag, na toev oeging van salpeterzuur en van baryumnitraat, binnen 10 minuten niet troebel worden. Wordt 1 G. Kaliumhydrotartraat met 10 cM? azijnzuur Gedurende 1 minuut gekookt, de vloeistof met 15 cM? water verdund en na bekoeling gefiltreerd, dan moet het filtraat met ammoniumoxalaat minstens 1 minuut helder blijven. Bij verwarming met natronloog mag uit Kaliumhydrotartraat geen ammoniak ontwikkeld worden. Te la. Gaas. Een uit gezuiverd katoen vervaardigd weefsel, in den handel bekend onder den naam van Hydropliilgaas. Gaas moet voldoen aan de eisehen van zuiverheid, bij Gezuiverde Watten gesteld. 3 M! weegt ongeveer 100 G. Tela cum lodoformo. lodoformgaas. Gaas, gelijkmatig met iodoform bedeeld. lodoformgaas moet ongeveer 10 pet. iodoform bevatten. Het lodoformgehalte wordt op dezelfde wijze bepaald, als bij ioaoiormwatten is voorgeschreven. Behalve de hier vermelde soort lodoformgaas is het geoorooid, ook gaas met een ander gehalte in voorraad te hebben: dit laatste mag niet meer dan %0 afwijken ten opzichte van liet gehalte, dat op de verpakking is aangegeven. Buiten invloed van licht en lucht te bewaren. + Terebinthina laricina. Lorkenterpentijn. Terebiiitliina veiieta. Yenetiaaiische Terpentijn. De balsem, gevloeid uit den verwonden stam van Larix europaea, DC. Fl. Fr. III. 277. Dikvloeibaar, zeer kleverig, doorschijnend, nagenoeg helder, geelachtig. Reuk eigenaardig; smaak aromatisch bitter. Lorkeuterpentijn is in 5 deelen spiritus, bij verwarming, volledig oplosbaar; deze oplossing is nagenoeg helder en reageert zuur. Bij destillatie van Lorkenterpentijn met water gaat ongeveer 15 pet. vluchtige olie over. Wordt 2 G. Lorkenterpsntijn door zachte verwarming opgelost in 20 cM? absoluten alkohol, 10 druppels phenolphthaleïne toegevoegd en met alkoholische 1/2 N. kaliloog getitreerd, dan moet daarvan 4,6-5,7 cM? ter roodkleuring \ ereischt worden. Wordt vervolgens 15 cM? dezer loog toegevoegd, de vloeistof gedurende een kwartier onder terugvloeiing gekookt en met '/2 X. chloorwaterstofzuur teruggetitreerd, dan moet hiervan 10,7—11,8 cM? vereischt worden. Het hieruit afgeleide eerste zuurgetal bedraagt 64,5-80, het tweede zuurgetal 60 — 45. Een mengsel van 15 deelen Lorkenterpentijn en 1 deel magnesiumoxyde mag binnen 1 dag niet hard worden. + Theobrominum. Theobromine. C6H3(CH3)JN403. Wit, kristallijn, reukeloos, zwak bitter smakend poeder, dat bij verhitting, zonder te smelten, sublimeert.Theobromine is in ongeveer 3300 deelen water, in ongeveer 4300 deelen spiritus, moeilijk in aether en in chloroform, gemakkelijk in verdunde zuren en in alkaliën oplosbaar. Wordt 5 mG. Theobromine met 1 druppel zoutzuur en een kristalletje kaliumchloraat op een waterbad verwarmd, dan blijft een bruinroode droogrest achter, die door 1 druppel ammonia purperrood wordt. Wordt 20 mG. Theobromine, onder zachte verwarming, opgelost in 2 cM? ammonia en aan deze oplossing toegevoegd 2 cM? zilvernitraat, dan scheidt zich uit de heldere vloeistof, na een paar minuten koken, een overvloedig wit neerslag af, dat uit stervormig gegroepeerde naalden bestaat. Wordt 5 cM? benzol met 100 mG. Theobromine tot 50° verwarmd en na bekoeling gefiltreerd, dan mag het filtraat na verdamping geen weegbare rest achterlaten (coffeïne). De oplossingen in zwavelzuur en in salpeterzuur (1 = 10) moeten kleurloos zijn. De vloeistof, verkregen door 200 mG. Theobromine met 3 cM? water en 3 druppels verdund zwavelzuur te verwarmen en na bekoeling te filtreeren, geeft met tannine een neerslag, dat in een overmaat van dit reagens weder oplost. Door kaliummercuriiodide, door chloorwater en door ioodoplossing mag zij niet troebel worden. + Thymolum. Thymol. C5H3.CH3.OH.C3H-.1,3,4. Kleurlooze, doorzichtige, doch vaak aan de buitenzijde mat geworden, hexagonale, rhomboëdrisch hemiëdrische, eigenaardig riekende kristallen. Smeltpunt 49° —50°. Kookpunt 232° -234°. Thymolkristallen zinken in water, doch de druppels gesmolten Thymol, verkregen door de kristallen in water te verwarmen, drijven daarop. Thymol is oplosbaar in 1175 deelen water, in 0,4 deelen spiritus en gemakkelijk in chloroform en in aether. De oplossingen reageeren neutraal. Wordt bij een oplossing van 5 mG. Thymol in 5 cM? water gevoegd 1 druppel natronloog en zooveel ioodoplossing, dat de kleur lichtgeel is, dan wordt het mengsel bij verwarming rood en zetten zich roode vlokken af. Een verzadigde oplossing van Thymol in water wordt door broomwater troebel, zonder dat het neerslag zich vlokkig samenpakt. Een verzadigde oplossing van Thymol in water mag door ferrichloride niet blauw worden (phenol). Bij verwarming op een waterbad moet 100 mG. Thymol vervluchtigen, zonder een weegbare rest achter te laten. Tincturae. Tincturen. De bereiding der Tincturen geschiedt, tenzij een bepaalde methode is voorgeschreven, óf door percoleeren, óf door macereeren. De bereiding door percoleeren geschiedt als volgt: Bevochtig 3 deelen der grondstof, tot den voorgeschreven 32 graad van fijnheid gebracht, met 2 deelen spiritus van de voorgeschreven sterkte; kneed het mengsel zorgvuldig, en macereer het gedurende 12 uur in een gesloten vat. Breng de massa bij gedeelten in een percolator, telkens zacht aandrukkende, en overgiet haar met zooveel spiritus van de voorgeschreven sterkte, dat de vloeistof begint af te loopen en de massa nog met een laagje spiritus bedekt is. Sluit den percolator, en laat 24 uur staan. Laat het vocht dan druppelsgewijze afvloeien, en breng de voorgeschreven hoeveelheid van den spiritus bij gedeelten in den percolator. Pers den inhoud van den percolator uit, wanneer geen vocht meer afvloeit, en filtreer de gemengde vochten, na 2 dagen rust op een koele plaats, zorg dragende, dat zoo weinig mogelijk verdamping plaats heeft. De bereiding door macereeren geschiedt als volgt: Overgiet de grondstof, tot den voorgeschreven graad van fijnheid gebracht, met de voorgeschreven hoeveelheid spiritus, en laat 5 dagen staan onder herhaald schudden, buiten invloed van het licht; coleer, en pers uit. Filtreer de gemengde vochten na 2 dagen rust op een koele plaats, zorg dragende, dat zoo weinig mogelijk verdamping plaats heeft. Wordt een mengsel van 10 cM? eener tinctuur en 10 cM? water gedestilleerd, totdat 10 cM? is overgegaan, dan moet, wanneer 5 cM? van het destillaat wordt gemengd met 10 druppels mercurichloride en 10 cM? barytwater, een geel neerslag ontstaan, dat niet verdwijnt door de vloeistof te schudden; wordt dit mengsel gefiltreerd, dan mag het filtraat door zwavelammonium, zelfs bij verwarming, niet van uiterlijk veranderen. De verdampingsrest der Tincturen wordt bepaald door 3-5 G. der tinctuur op een waterbad uit te dampen en de rest nog 1 uur bij 100° te drogen. Tincturen moeten in goed gesloten flesschen, buiten invloed van het licht, op een koele plaats bewaard worden. + Tinctura Acetatis ferrici aetherea. Oplossing van Ferriacetaat met Aethylacetaat. Solutio Acetatis ferrici aetherea. Meng veertig deelen Ammonia 40 met achthonderd deelen Water 800 V oeg hierbij, onder omschudden, een mengsel van zes en twintig deelen Ferrichlorideoplossing . . 26 en honderd deelen Water 100 Laat bezinken; verzamel het neerslag, na herhaald decanteeren, op een linnen doek, en wasch liet zoolang met water uit, totdat de afloopende vloeistof door zilvernitraat niet troebel wordt. Pers het neerslag sterk uit, en los den in stukjes verdeelden perskoek, onder herhaald schudden, op in twee en veertig deelen Azijnzuur 42 Filtreer, en wasch het filter na met water, totdat verkresren zijn tachtig deelen 80 Voeg hierbij, zóó langzaam, dat de vloeistof niet merkbaar warm wordt, een mengsel van twaalf deelen Spiritus 12 en acht deelen Aethylacetaat 8 Heldere, roodbruine vloeistof, die naar aethylacetaat riekt, zuur en samentrekkend smaakt. Soortelijk gewicht 1,049— 1,053. Het ijzergehalte moet minstens 3,7 pet. bedragen, hetgeen op de volgende wijze wordt onderzocht: Voeg bij een mengsel van 5 G. Oplossing van Ferriacetaat met Aethylacetaat, 2 cM? zoutzuur en 23 cM? water, 2 G. kaliumiodide, en titreer na 1 uur met Yio N. natriumthiosulfaat. Hiervan moet ter ontkleuring minstens 33,2 cM? vereischt worden. + Tinctura acida aromatica. Zure aromatische Tinctuur. Te bereiden uit vijf deelen Kaneel, tot poeder (B10) gebracht, 5 vijf deelen Gemberwortel, tot poeder (B10) gebracht 5 en een bekoeld mengsel van negentig deelen Verdunden Spiritus 90 en tien deelen Zwavelzuur 10 Bruinroode, zuur en aromatisch smakende vloeistof. Soortelijk gewicht 0,943 — 0,952. + Tinctura Aconiti. F. I. Aconitumtinctuur. Aconiti Tinctura. Bevochtig tien deelen Aconitumknollen, tot poeder (B30) gebracht, 10 met vier deelen Verdunden Spiritus 4 Kneed het mengsel zorgvuldig, en macereer het gedurende 12 uur in een gesloten vat. Breng de massa bij gedeelten in een parcolator, telkens zacht aandrukkend, en overgiet haar met zooveel verdunden spiritus, dat de vloeistof begint af te loo- pen en de massa nog met een laagje spiritus bedekt is. Sluit den percolator, en laat 24 uur staan. Percoleer dan met verdunden spiritus, totdat verzameld zijn honderd deelen 100 Bepaal, op de onder aangegeven wijze, het gehalte aan alkaloïden, en voeg, zoo noodig, zooveel verdunden spiritus toe, dat het alkaloïdegehalte 0,025 pet. bedraagt. Bruingele vloeistof', die eerst bitter, daarna scherp smaakt eu, op den top der tong gebracht, langen tijd een prikkelend gevoel achterlaat. Wordt 2 cM? Aconitumtinctuur geschud met 3cM? aether en 1 cM? ammonia, dan 4 cM? water toegevoegd en van de afgescheiden aetherische vloeistof 2 cM? verdampt, onder toevoeging van 6 druppels phosphorzuur, dan moet, bij verdere verwarming, de vloeistof violet worden. Soortelijk gewicht 0,895 — 0,915. De verdampingsrest moet minstens 1,4 pet. bedragen. Het alkaloïdegehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Damp 100 G. op een waterbad uit tot ongeveer 15 cM?; voeg 3 druppels verdund zwavelzuur toe, en spoel het schaaltje met zooveel water na, dat het volumen van het mengsel 20 cM? bedraagt. Filtreer; schud 10 cM? van het filtraat met 30 cM? aether en 4 cM? ammonia gedurende 1 minuut; schud, na toevoeging van 3 G. tragacanthpoeder, nogmaals krachtig, en destilleer van 20 cM? der heldere vloeistof (= 33,3 G. tinctuur) den aether af. Los de rest op iii enkele druppels spiritus; voeg 10 cM? 7100 N. zuur toe, en titreer de overmaat zuur terug, na toevoeging van 2 druppels haematoxyline, met Vioo-^alkali. Iedere cM? gebonden 1/100 N. zuur wijst 6,45 mG. alkaloïden aan. Grootste gift per keer 500 mG. Grootste gift per etmaal 1,5 G. + Tinctura Aloes. Aloëtinctuur. Los op twintig deelen Aloë 20 in honderd deelen Verdunden Spiritus 100 en filtreer. Bruingroene, zeer bittere vloeistof. Worden bij een mengsel van 5 druppels Aloëtinctuur en 25 cM? water 4 druppels kopersulfaat gevoegd, dan ontstaat een geel vocht, dat door toevoeging van 10 cM? laurierkerswater kers- tot paarsrood wordt. + Tinctura Arnicae. Arnicatinctuur. Te bereiden uit tien deelen Arnicabloemen iq en honderd deelen Verdunden Spiritus 100 Lichtbruine, bittere vloeistof. Wordt Arnicatinctuur met een gelijk volumen water verdund, dan ontstaat een geelachtig-wit vocht. Soortelijk gewicht 0,892 — 0,898. De verdampingsrest moet minstens 1 pet. bedragen. Tinctura Asae foetidae. Duivelsdrektinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Duivelsdrek, tot poeder (A 1,5) gebracht, en honderd deelen Spiritus 100 Bruinachtig-gele, sterk naar Duivelsdrek riekende vloeistof. Wordt Duivelsdrektinctuur met water verdund, dan ontstaat een sterk-melkachtig vocht. Soortelijk gewicht 0,850 — 0,859. De verdampingsrest moet minstens 3,5 pet. bedragen. + Tinctura Aurantiorum. Oranjeschiltinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Oranjeschil, tot poeder (Ay) gebracht, 20 en honderd deelen Verdunden Spiritus 100 Bruingele, aromatisch riekende vloeistof. Wordt 5 cM? Oranjeschiltinctuur geschud met 10 cM? petroleumaether en deze bij de gewone temperatuur verdampt, dan moet een olieachtige rest achterblijven, die sterk naar Oranjeschil riekt. Soortelijk gewicht 0,910 — 0,915. De verdampingsrest moet minstens 4,5 pet. bedragen. + Tinctura Belladonnae. F. I. Belladonnatinctuur. Belladonnae Tinctura. Te bereiden uit Belladonnabladen, tot poeder (Bs0) gebracht, op de wijze als bij Aconitumtinctuur is voorgeschreven. Bruingroene vloeistof. Wordt de verdampingsrest van 5 cM? Belladonnatinctuur gemengd met 2 druppels verdund zoutzuur en 2 cM? water, de vloeistof gefiltreerd en het ültraat verdampt, dan moet het achterblijvende, met 3 druppels rood rookend salpeterzuur op een waterbad verwarmd, totdat geen zure dampen meer ontwijken, door 2 druppels spiritueuze kalioplossing violet worden. Soortelijk gewicht 0,900 — 0,910. De verdampingsrest moet minstens 2,2 pet. bedragen. Grootste gift per keer 1 G. Grootste gift per etmaal 3 G. + Tinctura Benzoes. Benzo ëtinctuur. Los op twintig deelen Benzoë, tot poeder (Aj^) gebracht, 20 in honderd deelen Spiritus 100 Bruinroode vloeistof. Wordt Benzoëtinctuur met een gelijk volumen water verdund, dan ontstaat een geelwit vocht, dat zuur reageert en waaruit zich langzamerhand hars afscheidt. Soortelijk gewicht 0,873—0,882. De verdampingsrest moet minstens 15 pet. bedragen. + Tinctura Cantharidum. F. I. Spaansche-Vliegentinctuur. Cantharidis Tinctura. Bevochtig tien deelen Spaansche Vliegen, tot poeder (B»o) gebracht, 10 met drie deelen Verdunden Spiritus Percoleer met verdunden spiritus op de wijze, als bij Aconitumtinctuur is voorgeschreven. Groengele vloeistof, die brandend smaakt en, op de huid gewreven, roodheid veroorzaakt. Wordt Spaansche-Vliegentinctuur met een gelijk volumen water verdund, dan ontstaat een melkachtig vocht. Soortelijk gewicht 0,900 — 0,910. De verdampingsrest moet minstens 1,7 pet. bedragen. Grootste gift per keer 200 mG. Grootste gift per etmaal 600 mG. + Tinctura Capsici. Spaansche-Pepertinctuur. Te bereiden door inacereeren uit tien deelen Spaansche Peper, van kelk en zaad ontdaan, en zeer fijn gesneden 10 en honderd deelen Verdunden Spiritus 100 Licht-roodbruine vloeistof, die, zelfs met een 10-voudige hoeveelheid water verdund, zeer scherp smaakt en, op de huid gewreven, roodheid veroorzaakt. Soortelijk gewicht 0,895 — 0,910. De verdampingsrest moet minstens 1,5 pet. bedragen. + Tinctura Catechu. Cachouti nctuur. Te bereiden uit twintig deelen Gele Cachou, tot poeder (A^b) gebracht, 20 en honderd deelen Verdunden Spiritus 1Q0 Bruine, samentrekkend smakende vloeistof'. Wordt bij een mengsel van 1 druppel Cachoutinctuur en 10 druppels spiritus 1 druppel ferrichloride gevoegd, dan ontstaat een groenzwart vocht. Soortelijk gewicht 0,945-0,953. De verdampingsrest moet minstens 15 pet. bedragen. Tinctura Chinae. Kinatinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Kinabast, tot poeder (B..„) «re- bracht, ° en honderd deelen Verdunden Spiritus 100 Bruinroode, zeer bittere vloeistof. Wordt een mengsel van 2 cM? Kinatinctuur en 1 cM? oplossing van basisch loodacetaat gefiltreerd en het filtraat uitgedampt, wordt de verdampingsrest opgelost in 2 cM? zwavelzuurhoudend water en de vloeistof gefiltreerd, dan moet het hitraat door chloorwater en daarop volgende toevoeging van ammonia groen worden. Soortelijk gewicht 0,910- 0,918. De verdampingsrest moet minstens 4,5 pet. bedragen. Tinctura Chinae composita. Samengestelde Kinatinctuur. Tinctura composita Whytii. Te bereiden uit twintig deelen Kinabast, tot poeder (B30) gebracht twintig deelen Oranjeschil, tot poeder (Ai.s) gebracht, 20 twintig deelen Gentiaanwortel, tot poeder (B1()) gebracht, 20 en driehonderd deelen Verdunden Spiritus .... 300 Bruinroode, aromatisch riekende, bittere vloeistof. Soortelijk gewicht 0,910 — 0,918. De verdampingsrest moet minstens 4 pet. bedragen. Het is geoorloofd, deze tinctuur te bereiden door menginc van gelijke deelen Gentiaantinctuur, Kinatinctuur en Oranjeschiltinctuur. + Tinctura Cinnamomi. Kaneeltinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Kaneel, tot poeder (B3()) gebracht, 20 en honderd deelen Verdunden Spiritus 100 Roodbruine vloeistof, die zoet, aromatisch, weinig samentrekkend smaakt. Soortelijk gewicht 0,895 — 0,903. De verdampingsrest moet minstens 2 pet. bedragen. + Tinctura Colchici. F. I. Colchicumtinctuur. Colchici Tinctura. Bevochtig tien deelen Colchicumzaad, verseh gemalen,. 10 met drie deelen Verdunden Spiritus 3 Percoleer met verdunden spiritus op de wijze, als bij Aconitumtinctuur is voorgeschreven. Gele, bittere vloeistof. Wordt 1 cM? Colchicumtinctuur verdampt, de rest gemengd met 5 druppels zwavelzuur en dan een korreltje kaliumnitraat toegevoegd, dan ontstaan bij roeren blauwviolette, spoedt verbleekende strepen; wordt daarna een overmaat van ammonia toegevoegd, dan wordt het mengsel oranje. Soortelijk gewicht 0,900 - 0,910. De verdampingsrest moet minstens 1,4 pet. bedragen. Grootste gift per keer 1 G. Grootste gift per etmaal 3 G. Tinctura Digitalis. F. I. Oigitalistinctuur. Digitalis Tinctura. Te bereiden uit Digitalisbladen, tot poeder (B30) gebracht, op de wijze, als bij Aconitumtinctuur is voorgeschreven. Vordt o cM? Digitalistinctuur gemengd met 10 cM? water en o druppels oplossing van basisch loodacetaat, dan ontstaat een neerslag; wordt nu gefiltreerd, het filtraat geschud met chloroform, de chloroform verdampt en de rest opgelost in - cM. ïjsazijn, dan moet, wanneer deze oplossing, na toevoeging van een spoor ferrichloride, op zwavelzuur gebracht wordt, de grenslaag rood en de laag daarboven blaauw worden. Soortelijk gewicht 0,902-0,912. De verdampingsrest moet minstens 2,8 pet. bedragen. Grootste gift per keer 1,5 G. Grootste gift per etmaal 5 G. + Tinctura Eucalypti. Eucaiyptustinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Eucalyptusbladen, zeer fijn gesneden, 20 en honderd deelen Verdunden Spiritus 100 Bruingroene, aromatisch riekende, zwak bittere vloeistof. Soortelijk gewicht 0,902 — 0,910. De verdampingsrest moet minstens 2,5 pet. bedragen. + Tinctura Gallarum. Galnotentinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Galnoten, tot poeder (B10) gebracht, 20 en honderd deelen Verdunden Spiritus 100 Geelbruine, samentrekkend smakende vloeistof, die zuur reageert. Galnotentinctuur geeft met water in elke verhouding een helder mengsel. Een mengsel van 1 druppel Galnotentinctuur en 10 cM? water wordt door ferrichloride blauwzwart. Soortelijk gewicht 0,943 — 0,950. De verdampingsrest moet minstens 12 pet. bedragen. + Tinctura Gentianae. Gentiaantinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Gentiaanwortel, tot poeder fB ) gebracht, 2Q en honderd deelen Verdunden Spiritus jqq Roodbruine, zeer bittere vloeistof. Soortelijk gewicht 0,910 - 0,920. De verdampingsrest moet minstens 3 pet. bedragen. + Tinctura Hyoscyami. F. I. Hyoscyamustinctuur. Hyoscyami Tinctura. Te bereiden uit Hyoscyamusbladen, tot poeder (B30) gebracht, op de wijze, als bij Aconitumtinctuur is voorgeschreven. Bruingele vloeistof. Wordt de verdampingsrest van 10 cM? Hyoscyamustinctuur gemengd met 2 druppels verdund zoutzuur en 2 cM? water, de vloeistof gefiltreerd en het filtraat verdampt, dan moet het achterblijvende, met 3 druppels rood rookend salpeterzuur op een waterbad verwarmd, totdat geen zure dampen meer ontwijken, door 2 druppels spiritueuze kalioplossing violet worden. Soortelijk gewicht 0,906 - 0,916. De verdampingsrest moet minstens 2,5 pet. bedragen. Tinctura Ipecacuanhae. F. I. Ipecacuanhatinctuur. Ipecacuanhae Tinctura. Te bereiden uit Ipecacuanhawortelbast, tot poeder (BJ0) gebracht, op de wijze, als bij Aconitumtinctuur is voorgeschreven. Bruingele, zwak bittere vloeistof. Worden 5 druppels Ipeeacuanhatinctuur gemengd met 10 druppels verdund zoutzuur en wordt daarna een korreltje chloorkalk toegevoegd, dan wordt de vloeistof oranjegeel en fluoresceert roodachtig. Soortelijk gewicht 0,893 — 0,903. De verdampingsrest moet minstens 1,5 pet. bedragen. + Tinctura Lobeliae. F. I. Lobeliatinctuur. Lobeliae Tinctura. Te bereiden uit Lobeliakruid, tot poeder (B;i0) gebracht, op de wijze, als bij Aconitumtinctuur is voorgeschreven. Bruingroene, scherp smakende vloeistof. Wordt 5 cM? Lobeliatinctuur alkalisch gemaakt met kaliloog en dit mengsel geschud met petroleumaether, dan moet deze, na verdamping bij de gewone temperatuur, een rest achterlaten, die walgelijk riekt en door een oplossing van ammoniummolybdaenaat in zwavelzuur (1 = 1000) eerst bruin, daarna groen wordt. Soortelijk gewicht 0,891 —0,901. De verdampingsrest moet minstens 0,8 pet. bedragen. Grootste gift per keer 2 G. Grootste gift per etmaal 5 G. + Tinctura Moschi. Muskustinctuur. Te bereiden uit twee deelen Muskus 2 yijïtig deelen Verdunden Spiritus. ... 50 en vijftig deelen Water Bruine, sterk naar Muskus riekende vloeistof. Muskustinctuur geeft met water in elke verhouding een helder mengsel. Tinctura Myrrhae. Myrrhetinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Myrrhe, tot poeder (BJ0) ge- u ra ent, en honderd deelen Spiritus jqq Geelroode, bitter en daarna scherp smakende vloeistof. Wordt Myrrhetinctuur met water verdund, dan ontstaat een geelachtig-wit vocht. De verdampingsrest van Myrrhetinctuur wordt, met salpeterzuur verwarmd, fraai rood. Soortelijk gewicht 0,845-0,851. De verdampingsrest moet minstens 4 pet. bedragen. Tinctura nervina Bestucheffi. Zenuwtinctuur van Bestucheff. Meng tien deelen Ferrichlorideoplossing IQ zestig deelen Spiritus 60 en dertig deelen Aether 30 Laat het mengsel in goed gesloten, bijna gevulde flesschen zoolang in het zonlicht staan, totdat het kleurloos geworden is. Zet de. flesschen dan op een donkere plaats, en open ze van tijd tot tijd, totdat de vloeistof goudgeel is geworden. Heldere, goudgele vloeistof, die naar aether riekt en scherp en naar ijzer smaakt. Soortelijk gewicht 0,843 — 0,845. Het ijzergehalte moet 1,48—1,5 pet. bedragen, hetgeen op de volgende wijze wordt onderzocht: Voeg bij 5 G. Zenuwtinctuur van Bestucheff 10 cM? verdund zwavelzuur, en verwarm op een waterbad, totdat de aether en de spiritus verdampt zijn. Voeg dan, na bekoeling, zooveel kaliumpermanganaat (1 = 200) toe, dat de roode kleur niet terstond verdwijnt. Los in de vloeistof op 2 G. kaliumiodide, en titreer na 1 uur met 710 N. natriumthiosulfaat. Hiervan moet ter ontkleuring 13,2 — 13,4 cM? vereischt worden. Tinctura Opii. F. I. Opiumtinctuur. Opii Tinctura. Bevochtig tien deelen Poeder van Opium 10 met twee deelen Verdunden Spiritus 2 Percoleer met verdunden spiritus op de wijze, als bij Aconitumtinctuur is voorgeschreven. Roodbruine, bittere vloeistof. Opiurntinctuur moet ongeveer 1 pet. morphine bevatten. Het morphinegehalte wordt op de volgende wijze bepaald: 33 Damp 15 G. Opiumtinctuur op een waterbad uit tot 5 G.; breng deze, met behulp van weinig water, in een droog kolfje »an bekend gewicht; voeg toe 250 inG. calciumhydroxyde en zooveel water, dat het gewicht van den inhoud van het kolfje 15,25 G. bedraagt. Laat, onder herhaald omzwenken, 3 uur staan; filtreer, en schud 10 G. van het filtraat(= 10 G. Opiumtinctuui) met 5 cJK aether en 100 mG. ammoniumchloride aanhoudend, gedurende 15 minuten, en laat 24 uur staan. \ oeg dan nog 2,5 cM? aether toe; breng de aetherische vloeistof op een droog filter; zwenk het waterig vocht nogmaals met 2,5 cM? aether om, en breng ook dezen op het filter. Verzamel, als de aether doorgeloopen is, de afgescheiden morphine, zooveel mogelijk, op het filter, en wasch kolfje en filter met water na, totdat 1 druppel van het artoopende vocht phenolphthaleïne niet meer kleurt; hiervoor mag 7,5 cM? water gebruikt worden. Breng filter met inhoud in het kolfje; voeg 10 cM? 710 N. zwavelzuur toe, en zwenk om, totdat de morphine is opgelost. Filtreer; wasch kolfje en filter met water na, totdat het afloopende vocht niet meer zuur reageert, en titreer de overmaat zuur terug, na toevoeging van 3 druppels haematoxyline, met »/10 N. alkali. Hiertoe moet 6,5 - 6,8 cM? vereischt worden. Iedere cM? gebonden zuur wijst 28,5 mG. morphine aan. ' Soortelijk gewicht 0,904-0,914. De verdampingsrest moet minstens 4,5 pet. bedragen. Grootste gift per keer 1 G. Grootste gift per etmaal 4 G. + Tinctura Opii benzoica. F. I. O p i u m e I i x i r. Opii Tinctura benzoica. Elixir paregoricum. Los op een deel Anijsolie, 1 twee deelen Kamfer 2 en vier deelen Benzoëzuur 4 in honderd drie en tachtig deelen Verdunden Spiritus, 183 en voeg toe tien deelen Opiumtinctuur 10 Bruingele vloeistof, die aromatisch, scherp en bitter smaakt. Opiumelixir moet ongeveer 0,05 pet. morphine bevatten. Soortelijk gewicht 0,810 — 0,901. Tinctura Opii crocata. F. I. Aromatische Opiumtinctuur. Opii Tinctnra crocata. Laudanum liquidum Sydenhami. Macereer zestig deelen Poeder van Opium, 60 twintig deelen Saffraan, fijngesneden,. ... 20 vijf deelen Kaneel, tot poeder (B20) gebracht, 5 en vijf deelen Kruidnagelen, tot poeder (B20) gebracht, 5 met een mengsel van tweehonderd vijftig deelen Spiritus 250 en tweehonderd vijftig deelen Water 250 gedurende 8 dagen, onder herhaald schudden. Coleer, pers uit, en liltreer na 2 dagen rust op een koele plaats. Bepaal op de onder aangegeven wijze het gehalte aan morphine, en verdun, zoo noodig, met zooveel van een mengsel van gelijke deelen spiritus en water, dat het morphinegehalte 1 pet. bedraagt. Donker-geelroode vloeistof, die aromatisch riekt en bitter en aromatisch smaakt. 1 druppel Aromatische Opiumtinctuur moet 1 Liter water duidelijk geel kleuren. Soortelijk gewicht 0,957 — 0,067. De verdampingsrest moet minstens 6,5 pet bedragen. Het morphinegehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Damp 15 G. Aromatische Opiumtinctuur met 1,5 G. natriumcarbonaat op een waterbad tot stroopdikte uit; voeg na bekoeling 10 cM? water toe; laat bezinken; verzamel de afgescheiden ruwe morphine op een gewogen filter, en wasch met kleine hoev eelheden w ater uit, totdat 1 druppel van het afioopende vocht phenolphthaleïne niet meer kleurt. Verwijder het vocht zooveel mogelijk door zacht drukken tusschen filtreerpapier, en breng de morphine met het filter in kleine stukjes in een kolfje van bekend gewicht; voeg toe 5 cM? versch bereid mengsel van calciumhydroxyde en water (1 = 20) en zooveel water, dat liet gewicht 15,25 G. meer bedraagt dan het gezamenlijk gewicht van het filter en het kolfje. Laat onder herhaald omzwenken 3 uur staan: filtreer, en schud 10 G. van het filtraat (= 10 G. Aromatische Opiumtinctuur) met 5 cM? aether en 100 mG. ammoniumchloride aanhoudend, gedurende 15 minuten, en laat 24 uur staan. Voeg dan nog 5 cM? aether toe; breng de aetherische vloeistof op een droog filter; zwenk het waterig vocht nogmaals met 5 cM? aether om, en breng ook dezen op het filter. Verzamel, als de aether doorgeloopen is, de afgescheiden morphine, zooveel mogelijk, op het filter, en wasch kolfje en filter met water na, totdat 1 druppel van het afloopende vocht phenolphthaleïne niet meer kleurt; hiervoor mag 7,5 cM? water gebruikt worden. Breng filter met inhoud in het kolfje; voeg 10 cM? 1/l0 N. zwavelzuur toe, en zwenk om, totdat de morphine is opgelost. Filtreer; wasch kolfje en filter met water na, totdat het afloopende vocht niet meer zuur reageert, en titreer de overmaat zuur terug, na toevoeging van 3 druppels haematoxyline, met Vio alkali. Iedere cM? gebonden zuur wijst 28,5 mG. morphine aan. Dit preparaat vervangt den Vinum Opii aroïnaticum, beschreven in de 3dc uitgave dezer Pharmacopee. Grootste gift per keer 1 G. Grootste gift per etmaal 4 G. + Tinctura Quassiae. Kwassietinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Kwassiehout, zeer fijn gesneden en gestampt, 20 l honderd deelen Verdunden Spiritus 100 Bruingele, zeer bittere vloeistof. Soortelijk gewicht 0,887 — 0,895. + Tinctura Ratanhiae. Ratanhiatinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Ratanhiawortel, tot poeder (As) gebracht, 2q en honderd deelen Verdunden Spiritus 100 Donker-bruinroode, samentrekkend smakende vloeistof. Ratanhiatinctuur geeft met spiritus een frambozenrood, met water een bij opvallend licht steenrood mengsel. Een mengsel van 1 druppel Ratanhiatinctuur en 10 druppels spiritus wordt door 1 druppel ferrichloride groenbruin. Soortelijk gewicht 0,906-0,914. De verdampingsrest moet minstens 4,5 pet. bedragen. + Tinctura Rhei aquosa. Waterige Rhabarbertinctuur. Macereer gedurende 24 uur tien deelen Rhabarberwortel, in dunne schijfjes gesneden, met een oplossing van twee deelen Natriumoarbonaat o in dertig deelen Kaneelwater 30 Breng de massa in een percolator, en percoleer met Kaneelwater, totdat verkregen zijn honderd deelen 100 Roodbi uine \ loeistof, die door toevoeging van zuren troebel wordt. Tinctura Secalis cornuti. Moederkoorntinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Moederkoorn, tot poeder (B10) gebracht en met petroleumaether ontvet, 20 en honderd deelen Verdunden Spiritus. ...... 100 Licht-wijnroode vloeistof. Wordt een mengsel van 1 cM? Moederkoorntinctuur en 1 druppel ammonia met aether geschud en de aetherische vloeistof op zwavelzuur gebracht, dan moet de grenslaag violet worden. Soortelijk gewicht 0,892 — 0,899. De verdampingsrest moet minstens 1,7 pet. bedragen. Grootste gift per keer 2,5 G. Grootste gift per etmaal 10 G. Tinctura Strophanthi. F. I. Strophanthustinctuur. Strophanthi Tinctura. Bevochtig tien deelen Strophanthuszaad, tot poeder (Bs0) gebracht, 10 met drie deelen Verdunden Spiritus 3 Percoleer met verdunden spiritus op de wijze, als bij Aconitumtinctuur is voorgeschreven. Gele, bittere vloeistof. Strophanthustinctuur geeft met water een helder, met aether een troebel mengsel. Wordt 1 cM? Strophanthustinctuur tot droog verdampt, dan moet de rest met 10 druppels zwavelzuur groen worden. Grootste gift per keer 500 mG. Grootste gift per etmaal 2 G. Tinctura Strychni. F. I. Strychnostinctuur. Strychni Tinctura. Te bereiden uit Strychnoszaad, tot poeder (B20) gebracht en met Petroleumaether ontvet, op de wijze, als bij Aconitumtinctuur is voorgeschreven. Bepaal op de onder aangegeven wijze het gehalte aan alkaloïden, en voeg, zoo noodig, zooveel verdunden spiritus toe, dat het alkaloïdegehalte 0,25 pet. bedraagt. Gele, zeer bittere vloeistof. Worden 10 druppels Strychnostinctuur met 1 cM? verdund zwavelzuur op een waterbad verwarmd, dan moet de vloeistof violet worden. Het alkaloïdegehalte wordt op de volgende wijze bepaald : Damp 10 G. Strychnostinctuur tot een kleine rest uit; verdun deze met een weinig water, en breng het mengsel in 30 cM? chloroform, vooraf geschud met 5 cM? ammonia. Schud herhaaldelijk en krachtig, en filtreer na 3 uur de chloroform door een droog filter, zorg dragende, dat zoo weinig mogelijk verdamping plaats heeft. Destilleer uit 24 cM? van het filtraat (= 8 G. Strychnostinctuur) de chloroform af; los het achterblijvende op in 2 cM? spiritus, en voeg toe 10 cM? yioo N. chloorwaterstofzuur. Filtreer de zure alkaloïdeoplossing door een met water bevochtigd filter, en wasch zoolang met kleine hoeveelheden water na, totdat het afloopende vocht neutraal reageert en vrij van alkaloïden is. Titreer hierin het niet gebonden zuur terug met Vioo N. alkali, na toevoeging van 2 druppels haematoxyline. Iedere cM? gebonden zuur wijst 3,64 mG. alkaloïden aan. Grootste gift per keer 2,5 G. Grootste gift per etmaal a G. + Tinctura Succini. Barnsteentinctuur. Kook twintig deelen Barnsteen, tot poeder (B30) gebracht, 20 met honderd deelen Spiritus 100 gedurende 1 uur, onder terug vloeiing. Vul, na bekoeling, met spiritus aan tot het oorspronkelijk gewicht, en filtreer. Lichtgele, aromatisch riekende vloeistof, die zuur reageert. Soortelijk gewicht 0,826 — 0,832. De verdampingsrest moet minstens 1,5 pet. bedragen. Tinctura Valerianae. Valeriaantinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Valeriaanwortel, tot poeder (Ai,5) gebracht, 20 en honderd deelen Verdunden Spiritus 100 Bruine, sterk naar Valeriaan riekende vloeistof. Soortelijk gewicht 0,902 — 0,908. De verdampingsrest moet minstens 1,5 pet. bedragen. + Tinctura Valerianae aetherea. Aetherische Valeriaantinctuur. Te bereiden uit twintig deelen Valeriaanwortel, tot poeder (A^s) gebracht, 20 en een mengsel van vijf en twintig deelen Aether 25 en vijf en zeventig deelen Spiritus 75 Lichtgele, naar aether en Valeriaan riekende vloeistof. Soortelijk gewicht 0,812 — 0,820. De verdampingsrest moet minstens 1.2 pet. bedragen. + T ragacantha. T ragacanth. Het aan de lucht hard geworden slijm uit de verwonde stammen van verschillende soorten van het geslacht As traga lus. Platen en lint- of sikkelvormige strooken, ongeveer 2,5 cM. lang en 1 cM. breed, niet dikker dan 3 mï. en niet smaller dan 5 mM., nagenoeg wit, doorschijnend, golfsgewijze gestreept, licht, taai, reukeloos; smaak flauw. Tragacanth zwelt, met water overgoten, sterk op: tot poeder gebracht, geeft het met de 100-voudige hoeveelheid water een troebel, glibberig, kleurloos slijm, dat bij verwarming met natronloog op een waterbad zwavelgeel wordt. Wordt liet 1 ragacanthslijm met de 10-voudige hoeveelheid water ver- dund en gefiltreerd, dan mag het filtraat door ioodoplossing niet blauw worden. Poeder van Tragacanth mag, bij 100° gedroogd, niet meer dan 15 pet. aan gewicht verliezen en na verbranding niet meer dan 3,5 pet. asch achterlaten; deze asch moet wit zijn. + Trisulfuretum kalicum. Zwavellever. Hepar Sulfnris. Meng vier deelen Gezuiverde Zwavel 4 met zeven deelen Kaliumcarbonaat 7 Smelt ze in een bedekten kroes; houd het mengsel, bij zachte warmte, zoolang gesmolten, totdat het niet meer opbruist, en giet het uit. Bruinachtige, aan de oppervlakte niet zelden olijfkleurige, vormlooze stukken, die zwak naar zwavelwaterstof rieken en met 2 deelen water een heldere oplossing geven. Wordt deze oplossing met azijnzuur zuur gemaakt, dan wordt zwavelwaterstof ontwikkeld en zwavel afgescheiden. In de, van zwavel door filtreeren gescheiden, vloeistof ontstaat door de oplossing van 1 deel wijnsteenzuur in 10 deelen water een wit, kristallijn neerslag. Zwavellever, bestemd voor baden, mag met Potascli en Gesublimeerde Zwavel bereid worden: dan echter moet uitgegaan worden van 1 deel Zwavel en 2 deelen Potascli. + Trochisci Bicarbonatis natrici. Natriumhydrocarbonaatkoekjes. Meng tien G. Poeder van Natriumhydrocarbonaat . . 10 G. met negentig G. Poeder van Suiker 90 G. Maak van dit mengsel, onder toevoeging van gomslijm, honderd (100) koekjes. + Trochisci Bicarbonatis natrici compositi. Kunstmatig-Emserzoutkoekjes. Meng vijf en twintig G. Kunstmatig Emserzout . . 25 G. met vijf en zeventig G. Poeder van Suiker ... 75 G. Maak van dit mengsel, onder toevoeging van gomslijm, honderd (100) koekjes. + Trochisci Catechu. Cachoukoekjes. Meng tien G. Poeder van Gele Cachou 10 G. met negentig G. Poeder van Suiker 90 G. Maak van dit mengsel, onder toevoeging van gomslijm, honderd (100) koekjes. + Trochisci Chloratis kalici. Kaliumchlo raatkoekjes. Meng tien G. Poeder van Kaliumchloraat 10 G met negentig G. Poeder van Suiker 90 G. Maak van dit mengsel, onder toevoeging van gomslijm, honderd (100) koekjes. + Trochisci Chloreti ammonici. Salmiakkoekjes. Meng vijf G. Poeder van Ammoniumchloride 5 G. met tien G. Poeder van Suiker 10G. en vijf en dertig G. Poeder van Drop 35 G. Maak van dit mengsel honderd (100) pastilles. + Trochisci ferrati. Staalkoekjes. Meng tien G. Poeder van Ferripyropbosphaat met Ammoniumcitraat 10G met vijf en veertig G. Poeder van Suiker .... 45 G. en vijf en veertig G. Cacao 45 G. Maak van dit mengsel honderd (100) koekjes. + Trochisci Ipecacuanhae. Ipecacuanhakoekjes. Meng een G. Poeder van Ipecacuanhawortelbast . 1 (i met negen en negentig G. Poeder van Suiker . . 99 G. Maak van dit mengsel, onder toevoeging van gomslijm, honderd (100) koekjes. Trochisci Santonini. Santoninekoekjes. Worm koekjes. Meng twee en een half G. Santonine, tot zeer fijn poeder gebracht, 2,5 G. met zeven en veertig en een half G. Poeder van Suiker 47 5 G en ' ' v ij f t i g G. Cacao 50 G. Maak van dit mengsel honderd (100) koekjes. + Tubera Aconiti. Aconitumknollen. De knollen van Aconitum Nape 11 us, Linn. Sp. PI. 532, verzameld omstreeks den bloeitijd. \\ ortelknollen, waarvan telkens een moeder- en een dochterknol aan den breeden voet door een zeer kort takje met elkaar verbonden zijn; gewoonlijk in de handelswaar grootendeels van elkaar losgeraakt, deze dan uit een mengsel van beide knollen bestaande, waarvan echter alleen de dochterknollen gebruikt mogen worden. Knollen lang tot 11 cM., aan den voet dik tot 3 cM., hard, tamelijk bros, bij het breken stuivend, gerekt kegelvormig, steeds met afgebroken top. Oppervlak meestal grof overlangs gerimpeld, dof donkergrijsbruin, aan den voet meestal het litteeken van den korten verbindingstak zichtbaar, verder over den geheelen knol en vooral op de dikkere helft litteekens van dunne bijwortels of stukjes van deze zelve, beide soms min of meer in horizontale rijen gerangschikt. Dwarse breuk dof, oneffen, meelachtig, wit of meer of minder bruin van kleur. Op de dwarse doorsnede, een zeer dun, donker gekleurd buitenst laagje; secundair phloëem en xyleem bijna den geheelen knol vormend en ongeveer gelijkelijk ontwikkeld; cambium in den vorm van een ster, dikwijls 5- tot 7-stralig, soms iets donkerder gekleurd. Moederknollen op den voet met een overblijfsel van den dikwijls hollen stengel; de knol zelve wat lichter van gewicht, uit- en vooral inwendig donkerder van kleur, van binnen dikwijls gescheurd of hol. Dochterknollen op den voet met een donker gekleurden, door bladscheeden omgeven, stompen knop of de overblijfselen daarvan; de knol zelve zwaarder, vooral inwendig lichter van kleur, van binnen vast; oppervlak minder gerimpeld, soms effen. Microscopie van het poeder. Zetmeel, grootendeels los, maar ook inparenchymcellen; enkelvoudige korrels, dikwijls 8 tot 15 fJ- in middellijn, ongeveer kogelrond, met centraal kernvlekje, maar ook zeer vele samengestelde 2- tot 4- adelphische korrels. Parenchymcellen, dunwandig, kleurloos; die van het buitendeel der knol met bruine wanden. Sclerenchymcellen van zeer verschillenden vorm, langwerpig vierkant tot staafvormig, ook meer afgerond; wanden niet zeer sterk verdikt, licht-geelachtig, met duidelijke stippelkanalen; de inhoud der ruime celholten soms bruin. Xyleemvaten, los of in bundels, veelal met spleethofstippels, soms spiraalvaten. Reuk eigenaardig; smaak eerst zoetachtig, spoedig scherp en samentrekkend, gepaard met een gevoel van verdooving in den mond. Aconitumknollen mogen niet langer dan 1 jaar in voorraad gehouden worden. Tubera Saleb. Saleb. De wortelknollen van Orchis militaris, Linx. Sp. PI. 941, en andere soorten uit de groep der Ophrydeae, terstond na den bloei verzameld, gereinigd, in kokend water gedood en aan de lucht gedroogd. Lang tot 4 cM., dik tot 3 cM.; hard, vrij zwaar, halfdoorschijnend; onregelmatig langwerpig-rond, soms eivormig of bijna kogelrond, soms ook handvormig vertakt. Voet stomp, met een verschrompeld knopje of het litteeken daarvan in een kleine diepte; top eenigszins spits. Oppervlak met grove, overlangsche gleuven, soms ook fijner overlangs gerimpeld, lichtgeelbruin, eenigszins ruw-schilferig en, vooral aan de uitstekende gedeelten, witachtig. Dwarse breuk hoornachtig, oneffen, van dezelfde kleur als het oppervlak, ook eenigszins witschilferig. Microscopie van het poeder. In hoofdzaak parenchymcellen, ongeveer kogelrond, langwerpig of eivormig, dikwijls in groepen of ook in stukken gebroken; met dunnen, kleurloozen wand en geheel gevuld met een gelijkmatige, kleurlooze inhoudsmassa. Vooral in iood-chloralhydraat, blijkt dat er 2 soorten van deze cellen zijn: le. zetmeelcellen, geheel gevuld met een gelijkmatigen klomp, door zwelling der zetmeelkorrels ontstaan; slechts hier en daar korrels in niet of gedeeltelijk gezwollen toestand, zoodat zij als zoodanig te herkennen zijn; 2e. slijmcellen, vele 250 tot 350 in middellijn, ongeveer dubbel zoo groot als de zetmeelcellen, geheel gevuld met een slijmmassa, die, vooral in een vrij dikke laag, ongeveer halfweg tusschen middelpunt en omtrek, door ioodoplossing bruin gekleurd wordt; dikwijls in het midden een bundel zeer kleine raphiden; tegen den wand een fijn netwerk met 5- tot 6-zijdige mazen (onderzoek in water). Kurkcellen, meestal in groepen, 5- tot 6-hoekig, met dunne, zeer lichtbruine wanden. Losse raphiden. Spiraal- en netvaten en bundels daarvan. Reukeloos; smaak flauw, slijmerig. Het aschgehalte van poeder van Saleb moet minstens 1,5 en ten hoogste 4,0 pet. bedragen. Unguenta. Zalven. Voor de bereiding der Zalven gelden, tenzij anders is voorgeschreven, de volgende regelen: De niet smeltbare bestanddeelen worden vooraf tot zeer fijn poeder gebracht. Worden Zalven door smelting bereid, dan moet het mengsel tot bekoeling worden geroerd. Zalven moeten volkomen gelijkmatig zijn en mogen niet rans rieken. Indien het tegendeel niet is bepaald, mogen zij in voorraad gehouden worden. Voor het gebruik in de Koloniën mogen 20 — 30 pet. van de Reuzel en van de Vaseline door een gelijke hoeveelheid Geel Was en Paraffine worden vervangen. Zalven moeten buiten invloed van het licht bewaard worden. 34 + Unguentum Acetatis plumbici basici. Zalf met basisch Loodacetaat. Unguentum nutritum. Meng vijf en twintig deelen Wolvet 25 en vijftig deelen Eenvoudige Zalf 50 met vijf en twintig deelen Oplossing van basisch Loodacetaat 25 Gele zalf. Zalf met basisch Loodacetaat mag niet in voorraad gehouden worden. Unguentum Acidi borici. Boorzalf. Meng tien deelen Boorzuur 10 met negentig deelen Witte Vaseline 90 Witte zalf. + Unguentum Carbonatis plumbici camphoratum. Zalf met Loodcarbonaat en Kamfer. Kamferzalf. Wrijf vijf deelen Kamfer 5 met vijf deelen Sesamolie 5 en voeg daarbij twintig deelen Loodcarbonaat 20 en zeventig deelen Reuzel 70 Witte, naar kamfer riekende zalf. + Unguentum Chloreti hydrargyricoa m m 0 n i c i. Mercuri-ammoniumchloridezalf. Unguentum Mercurii praecipitati albi. Wit-Precipitaatzalf. Meng tien deelen Mercuriammoniumchloride 10 rriet negentig deelen Witte Vaseline 90 Witte zalf. + Unguentum Diachylon. Diachylonzalf. Smelt vij ^t ig deelen Loodpleister 50 met vijftig deelen Sesamolie 50 Witte, tot geelwitte zalf. Diachylonzalf mag niet in voorraad gehouden worden. + Unguentum Elemi. Elemizalf. Smelt samen dertig deelen Elemi 30 tien deelen Geel Was 10 en veertig deelen Reuzel; 40 coleer, en voeg er na eenige afkoeling bij twintig deelen Lorkenterpentijn 20 Geelachtige zalf. Unguentum Hydrargyri. F. I. Kwikzalf. Unguentum Neapolitanuni. Wrijf dertig deelen Kwik 30 niet vijf deelen Wolvet 5 totdat geen metaalbolletjes meer waarneembaar zijn. Voeg er dan bij vijf en zestig deelen Benzoëreuzel 65 Blauwachtig-grijze zalf. Kwikzalf moet 28 — 30 pet. kwik bevatten. Het kwikgehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Verwarm zacht 1 G. Kwikzalf met 20 cM? petroleumaether, totdat het vet is opgelost; giet de vloeistof af. Herhaal deze bewerking nog eens met 10 cM? chloroform. Droog het kwik bij 50°, en weeg het na bekoeling. Het gewicht moet 280 — 300 mG bedragen. Het afgescheiden kwik moet voldoen aan de eischen van zuiverheid, bij Kwik gesteld. + Unguentum Hydrargyri fortius. Sterke Kwikzalf. Wrijf vijftig deelen Kwik 50 met acht deelen Wolvet, 8 totdat geen metaalbolletjes meer waarneembaar zijn. Voeg er dan bij twee en veertig deelen Benzoëreuzel 42 Blauwachtig-grijze zalf. Sterke Kwikzalf moet 48 — 50 pet. kwik bevatten. Het kwikgehalte wordt bepaald op de wijze, bij Kwikzalf voorgeschreven. Het afgescheiden kwik moet voldoen aan de eischen, bij Kwik gesteld. + Unguentum lodeti kalici. Kaliumiodidezalf. Los op tien deelen Kaliumiodide 10 in tien deelen Water 10 en voeg daar bij tachtig deelen Eenvoudige Zalf 80 Gele zalf. Kaliumiodidezalf mag niet in voorraad gehouden worden. + Unguentum lodii. I o o d z a I f. Ungnentum iodatum. Los op drie deelen Kaliumiodide 3 en twee deelen lood 2 in vijf deelen Water, 5 en voeg daar bij negentig deelen Eenvoudige Zalf. 90 Bruine zalf. Ioodzalf mag niet in voorraad gehouden worden. + Unguentum lodoformi. lodoformzalf. Meng tien deelen Iodoform 10 niet negentig deelen Gele Vaseline 90 Gele zalf. + Unguentum Lanolini. Lanolinezalf. Meng zestig deelen Lanoline 60 met veertig deelen Gele Vaseline 40 Geelwitte zalf. 503 + Unguentum leniens. Coldcream. Smelt samen vijf deelen Geel Was 5 tien deelen Walschot, 10 tien deelen Wolvet 10 en vijftig deelen Sesamolie 50 Meng er onder, als liet mengsel bijna bekoeld is, vijf en twintig deelen Rozenwater 25 Geelwitte, roomachtige zalf. + Unguentum Oxydi hydrargyrici flavi. Geel-Mercurioxydezalf. Meng vijf deelen Geel Mercurioxyde 5 met vijf en negentig deelen Witte Vaseline 95 Gele zalf. Geel-Mercurioxydezalf mag niet in voorraad gehouden worden. + Unguentum Oxydi hydrargyrici rubri. Rood-Mercurioxydezalf. Rood-Precipitaatzal f. Meng vijf deelen Rood Mercurioxyde 5 met vijf en negentig deelen Witte Vaseline. ... 95 Roode zalf. Unguentum Oxydi zincici. Zinkzalf. Meng tien deelen Zinkoxyde 10 met negentig deelen Benzoëreuzel 90 Witte zalf. + Unguentum Picis. Pikzalf. Smelt vijftien deelen Hars 15 met vijftien deelen Pik 15 Voeg daarbij een vooraf samengesmolten mengsel van tien deelen Geel Was 10 en zestig deelen Sesamolie 60 Bruine zalf. + Unguentum Picis compositum. Hoofdzeerzalf. Ungnentum contra Tiiieam Capitis. Verhit twintig deelen Water, 20 zestien deelen Pik 16 en vier deelen Hars, 4 totdat de beide laatste bestanddeelen zijn gesmolten, en meng er dan onder zestien deelen Tarwemeel, 16 vooraf gemengd met dertig deelen Water 30 Zet de verhitting voort, totdat een gelijkmatig mengsel is ontstaan; voeg daarbij, na eenige bekoeling, vier deelen Lorkenterpentijn 4 vervolgens acht deelen Azijnzuur 8 en zooveel water, dat het gezamenlijk gewicht bedraagt honderd deelen 100 Bruine, aan de lucht spoedig hard wordende zalf. H oofdzeerzalf mag niet in voorraad gehouden worden. + Unguentum resinosum flavum. Althaeazalf. Unguentum Althaeae. Smelt samen achttien deelen Geel Was, 18 acht deelen Hars 8 en zeventig deelen Sesamolie ; 70 coleer, en voeg er na gedeeltelijke bekoeling bij vier deelen Lorkenterpentijn 4 Gele zalf. Unguentum simplex. Eenvoudige Zalf. Olie en Was. Sinelt dertig deelen Geel Was 30 met zeventig deelen Sesamolie 70 Gele zalf. + Unguentum sulfuratum compositum. Samengestelde Zwaveizalf. Ungueutum ad Seabiem. Schurftzalf. Meng vijftien deelen Gesublimeerde Zwavel 15 met twintig deelen Marmerpoeder 20 Voeg daar bij dertig deelen Gele Vaseline, 30 twintig deelen Kalizeep 90 en vijftien deelen Cadeolie 15 Geelbruine zalf. + Unguentum Tartratis kalico-stibici. Pokzalf. Meng twintig deelen Braakwijnsteen .... 20 met tachtig deelen Witte Vaseline 80 Witte zalf. + Unguentum terebinthinaceum. Terpent ij nzalf. Balsamum Locatelli. Spijker balsem. Smelt samen vijf en twintig deelen Geel Was, '25 zes en dertig deelen Sesamolie 36 eïi zes en dertig deelen Lorkenterpentijn 36 Voeg daar bij drie deelen Rood Sandelhout, tot poeder (B.,0) gebracht 3 Digereer het mengsel gedurende een half uur; coleer. en meng er onder na eenige bekoeling drie deelen Perubalsem 3 Bruinachtig-roode zalf. , + Valerianas zincicus. Zinkvalerianaat. (C4H9.C00),Zn.2H„0. Glanzende, witte kristalplaat jes, die vettig zijn op het gevoel. naar valeriaanzuur rieken en zoetachtig-samentrekkend smaken. Zinkvalerianaat geeft met ongeveer 90 deelen water en met ongeveer 40 deelen spiritus heldere oplossingen. De oplossing in water (1 — 100) kleurt blauw lakmoespapier rood en wordt bij verwarming troebel: met zwavelammonium geeft zij een wit, in zoutzuur oplosbaar, en met ferrichloride een steenrood neerslag. De van het neerslag met ferrichloride afgefiltreerde vloeistof mag niet rood zijn (acetaat). Wordt 5 cM? water .net 1G. Zinkvalerianaat geschud en -eltreerd, dan mag het filtraat met baryumnitraat niet meer uan een opalescentie geven. W ordt 500 mG. Zinkvalerianaat met 1 cM? salpeterzuur op een waterbad tot droog uitgedampt en de rest gegloeid dan moet de gloeirest 132-135 mG. bedragen en voldoen aan de eischen van zuiverheid, bij Zinkoxyde gesteld. Vaselinum album. Witte Vaseline. Vaselinum. Vaseline. Mengsel van koolwaterstoffen, uit ruwe petroleum verkregen. Witte, nagenoeg reukelooze, gelijkmatige, halfdoorschijnende, zalfachtige massa, die bij 40°-41" tot een heldere blauw Huoresceerende vloeistof smelt. W ordt 5 G. Witte Vaseline met een mengsel van 1 G. water en 4 G. zwavelzuur op een waterbad verwarmd, totdat de vaseline gesmolten is, vervolgens 5 minuten geschud en daarna weder verwarmd, totdat de vaseline zich heeft afgescheiden dan mag het zuur niet gekleurd zijn. Wordt Witte Vaseline met het dubbel gewicht spiritus geookt, dan moet de bekoelde spiritueuze vloeistof de kleur van vochtig lakmoespapier niet veranderen. Wordt 5 G. Witte Vaseline met 3 cM? natronloog op een waterbad verwarmd, totdat de vaseline gesmolten is, dan moet «ie na bekoeling afgescheiden waterige vloeistof, na met zoutzuur zuur gemaakt te zijn, helder blijven. Vaselinum flavum. Gele Vaseline. Mengsel van koolwaterstoffen, uit ruwe petroleum verkregen Lichtgele, nagenoeg reukelooze, gelijkmatige, zalfachtige massa, die bij 38n —40° tot een heldere, blauw tluoresceerende vloeistof smelt. Wordt 5 G. Gele Vaseline met een mengsel van 1G. wateren 4 G. zwavelzuur op een waterbad verwarmd, totdat de vaseline gesmolten is, vervolgens 5 minuten geschud en daarna weder verwarmd, totdat de vaseline zich heeft afgescheiden, dan mag het zuur ten hoogste bruin, doch niet zwart gekleurd zijn. Gele Vaseline moet overigens voldoen aan de eischen van zuiverheid, bij Witte Vaseline gesteld. Vina. Wijnen. De bereiding der Wijnen geschiedt, tenzij anders is voorgeschreven, door de grondstof, tot den voorgeschreven graad van fijnheid gebracht, met de voorgeschreven hoeveelheid Malagawijn of Malagawijn en Spiritus te overgieten, onder herhaald schudden 5 dagen buiten invloed van het licht te macereeren, te coleeren en uit te persen. De verkregen vochten worden gemengd en, na 2 dagen rust op een koele plaats, gefiltreerd, zorg dragende, dat zoo weinig mogelijk verdamping plaats heeft. Wijnen moeten buiten invloed van het licht bewaard worden. Vinum amarum. Bitterwijn. Te bereiden uit acht deelen Cascarillebast, tot poeder (B10) ge¬ bracht, 8 vier deelen Duizendguldenkruid, zeer fijn gesneden, 4 vier deelen Gezegende-Distelkruid, zeer fijn gesneden, 4 twee deelen Gentiaanwortel, tot poeder (B]0) gebracht, o een deel Oranjeschil, tot poeder (B10) gebracht, 1 vijf deelen Verdunden Spiritus 5 en vijf en negentig deelen Malagawijn 95 Heldere, donkerbruine, zeer bittere vloeistof. + Vinum Chinae. Kinawijn. Meng twintig deelen Poeder van Kinabast 20 met veertig deelen van een mengsel van een deel Verdunden Spiritus 1 vier deelen Malagawijn 4 en drie deelen Water 3 Laat het mengsel 24 uur in een gesloten vat staan ; breng het bij gedeelten in een percolator, telkens zacht aandrukkende, en percoleer met het boven aangegeven mengsel, totdat verzameld zijn achthonderd deelen 800 Los in het percolaat op tweehonderd deelen Suiker 200 Laat 24 uur op een koele plaats staan, en filtreer. Heldere, roodbruine vloeistof, die naar Kinabast riekt en smaakt. Wordt een mengsel van 1 cM? Kinawijn en 2 druppels natronloog met 2 cM? aether geschud, dan moet de verdampingsrest van de aetherische vloeistof, opgelost in 1 druppel verdund zwavelzuur, na toevoeging van 20 druppels water, een vloeistof geven, die door 1 druppel kaliummercuriiodide een wit, vlokkig neerslag geeft. + Vinum Chinae ferratum. Kinawijn met Staal. Los op een deel Ferripyrophosphaat met Ammoniumcitraat 1 in vier deelen Water, 4 en meng deze oplossing met vijf en negentig deelen Kinawijn 95 Kinawijn met Staal moet voorde aflevering worden o-efil- *' © O treerd. + Vinum Colchici. C o I c h i c u m w ij n. Te bereiden uit tien deelen Colchicumzaad, versch gemalen. . 10 tien deelen Verdunden Spiritus 10 en negentig deelen Malagawijn 90 Heldere, geelbruine vloeistof. Wordt een mengsel van 2 cM? Colchicumwijn en 3 cM? water met 5 cM:.! chloroform geschud en aan de verdampingsrest van de chloroform, gemengd met 5 druppels zwavelzuur, een korreltje kaliumnitraat toegevoegd, dan ontstaan bij roeren blauwviolette, spoedig verbleekende strepen; wordt daarna een overmaat ammonia toegevoegd, dan wordt het mengsel oranje. Grootste gift per keer 1 G. Grootste gift per etmaal 3 G. + Vinum Condurango. Condurangowijn. Te bereiden uit tien deelen Condurangobast, tot poeder (B10) gebracht, 10 en honderd deelen Malagawijn 100 Heldere, roodbruine vloeistof. Wordt Condurangowijn met een gelijk volumen water gemengd en het mengsel, zoo noodig, gefiltreerd, dan moet het filtraat bij verwarming troebel worden. Vinum Ipecacuanhae. Ipecacuanhawijn. Te bereiden uit tien deelen Ipecacuanhawortelbast, tot poeder (B20) gebracht, 10 tien deelen Verdunden Spiritus 10 en negentig deelen Malagawijn 90 Heldere, geelbruine vloeistof. Wordt een mengsel van 1 cM? Ipecacuanhawijn, 3 cM? water en eenige druppels ammonia met 5 cM? chloroform geschud, aan de verdampingsrest van de chloroform, gemengd met 10 druppels verdund zoutzuur, een korreltje chloorkalk toegevoegd, dan wordt de vloeistof oranjegeel en fluoresceert roodachtig. Vinum Malacense. Malagawijn. Krachtige, zoete Spaansche wijn, roodbruin van kleur en zuiver van smaak. Soortelijk gewicht 1,066-1,087. Wordt van een mengsel van 100 cM? Malagawijn en 50 cM? water ongeveer 75 cM? afgedestilleerd en het destillaat met water aangevuld tot 100 cM?, dan moet het soortelijk gewicht van deze vloeistof 0,9823 - 0,9802 bedragen, hetgeen overeenkomt met een alkoholgehalte van 13 — 15 pet. W ordt hetgeen na de destillatie is teruggebleven niet water aangevuld tot 100 cM?, dan moet het soortelijk gewicht van dit vocht 1,096 — 1,104 bedragen, hetgeen overeenkomt met een extractgehalte van 25 — 27 pet. Wordt 50 cM? van dit vocht gemengd met 2 cMi? verdund zoutzuur, het mengsel tot koken verwarmd, daarna toegevroegd een oplossing van 150 mG. baryumnitraat in 5 cM? water en het mengsel na bekoeling gefiltreerd, dan mag het filtraat door baryumnitraat niet troebel worden. 35 + Vinum Pepsini. Pepsinewijn. Meug vier en twintig deelen Pepsine 24 met twintig deelen Glycerine 20 zes deelen Verdund Zoutzuur 6 en achttien deelen Water 18 Laat het mengsel, onder herhaald schudden, 24 uur staan; filtreer, en wasch het filter met zooveel water uit, dat het filtraat bedraagt achtenzestigdeelen 68 Dit vocht mag in voorraad gehouden worden. Meng, wanneer Pepsinewijn moet worden afgeleverd, acht en zestig deelen van dit vocht 68 met negentig deelen Suikerstroop, 90 twee deelen Oranjeschil tinctuur 2 en achthonderd veertig deelen Malagawijn . . . 840 Heldere, roodachtig-bruine vloeistof, die eenigszins samentrekkend smaakt. Pepsinewijn mag niet in voorraad gehouden worden. + Vinum Rhamni Purshianae. Cascarawijn. Tinuin Cascara sagrada. Te bereiden uit tien deelen Cascarabast, tot poeder (B10) gebracht, 10 en honderd deelen Malagawijn 100 Heldere, roodbruine, bittere vloeistof. Wordt een mengsel van 5 druppels Cascara wijn en 1 cM? water met 5 cM? aether uitgeschud, dan moet de aetherische vloeistof geel zijn. Wordt de laatste met 3 cM? ammonia geschud, dan wordt de waterige vloeistof donkerrood. + Vinum Rhei. Rhabarberwijn. Te bereiden uit negen deelen Rhabarberwortel, in zeer dunne schijfjes gesneden, 9 een deel Cardamomzaad, tot poeder (B10) gebracht, \ en honderd deelen Malagawijn 100 Heldere, roodbruine vloeistof. Wordt een mengsel van 5 druppels Rhabarberwijn en 2 cM? water met 5 cM? aether uitgeschud, dan moet de aetherische vloeistof geel zijn. Wordt de laatste met 3 cM? ammonia geschud, dan wordt de waterige vloeistof donkerrood. Vinum stibiatum. F. I. Braakwijn. Stibiatum Vinuni. Yinum emeticuin. Los op twee deelen Kaliumstibyltartraat 2 in vijfhonderd deelen Malagawijn 500 Laat de oplossing eenige dagen staan, en filtreer. Heldere, roodbruine vloeistof. + Vinum Tartratis kalici ferrati. Staalwijn. Yinum ferratum. Meng honderd deelen IJzerpoeder 100 en vierhonderd deelen Kaliumhydrotartraat. . . . 400 met driehonderd deelen Water 300 Verwarm het mengsel op een waterbad gedurende een half uur, en laat het eenige dagen staan. Verdeel de massa in kleine stukjes, en laat deze nog 24 uur staan. Meng ze met vierduizend deelen Water, 4000 en filtreer. Damp het filtraat bij ten hoogste 40° uit, en wrijf de rest tot poeder. Los op tien deelen van dit poeder 10 in vijftig deelen Water 50 Filtreer de oplossing na eenige dagen, en voeg bij het filtraat vijftig deelen Malagawijn 50 Zwartbruine vloeistof, die naar ijzer smaakt. Staalwijn moet minstens 1 pet. ijzer bevatten. Het ijzergehalte wordt op de volgende wijze bepaald: Voeg bij een mengsel van 5 G. Staalwijn en 10 cM? verdund zwavel- zuur, onder verwarming op een waterbad, druppelsgewijze kaliumpermanganaat (1 = 200), totdat de roode kleur niet meer terstond verdwijnt, en verwarm de vloeistof met een weinig spiritus, om de overmaat van kaliumpermanganaat te ontleden. Los in de bekoelde vloeistof op 2 G. kaliumiodide, en titreer na 1 uur met yi0 X. natriumthiosulfaat. Hiervan mag ter ontkleuring niet minder dan 9 cM? vereischt worden. Staalwijn moet buiten den invloed van het licht bereid en bewaard worden. Eerste hulp bij plotseling voorkomende vergiftigingen. A. Is het vergift ingeslikt, dan moet beproefd worden: 1. het vergift zoo spoedig mogelijk uit de maag te verwijderen; 2. het vergift in een onschadelijke verbinding om te zetten of zijn werking tegen te gaan; 3. het darmkanaal te ledigen. Ad. 1. De maag kan geledigd worden: a. met behulp van de maagsonde; b. door het opwekken van braken. De maagsonde is het snelste en meest onschadelijke middel om de maag te ledigen. Desnoods kan een caoutchouc slang van 8 — 10 mM. doorsnede dienen. Braken — (niet toepasselijk bij vergiftiging met sterke zuren of alkaliën) — kan opgewekt worden: 1. door het prikkelen der keel met den vinger of met een veder of, zoo dit niet helpt: 2. door het toedienen van een der hieronder genoemde braakmiddelen. Ad. 2. Het vergift kan in een onschadelijke verbinding omgezet of zijn werking tegengegaan worden door een der na te noemen tegengiften toe te dienen. Ad. 3. Het darmkanaal kan geledigd worden door den lijder een oplossing van 30 tot 50 G.Magnesiumsulfaat of Natriumsulfaat in de 10-voudige hoeveelheid water te doen drinken. B. Is het vergift door een verwonding in het lichaam gekomen (als bij dollehoudsbeet of slangenbeet) dan moet de wond uitgezogen, het verwonde lichaamsdeel tijdelijk afgebonden en de wond met een gloeiend ijzer uitgebrand worden. Bij insectensteek moet het wondje uitgezogen en daarna met Ammonia of Natriumhydrocarbonaat ingewreven worden. C. Is het vergift ingeademd (b. v. Aether, Ammoniak, Chloor, Chloroform, Ivooloxyde, Lichtgas, Rioolgas, Zwaveldioxyde, Zwavelwaterstofgas) dan moet zooveel mogelijk versche lucht toegevoerd (de lijder moet in de open lucht gebracht of ramen en deuren moeten wijd geopend worden) en zuurstofinademing aangewend worden; voorts kan bij onvoldoende ademhaling kunstmatige ademhaling toegepast, het neusslijmvlies geprikkeld, en kunnen opwekkende middelen toegediend worden. Braakmiddelen. Kopersulfaat (1 = 100). Twee maal achtereen 50 G. deioplossing met tusschenpooze van 5 of 10 minuten. Aan te wenden bij vergiftiging met: Aconitum, Atropine, Belladonna, Calabarzaad, Conium, Cytisus (Gouden Regen), Digitalis, Hyoscyamus en de uit genoemde grondstoffen bereide preparaten; Kokkelkorrels, Loodverbindingen, Mosselen, (Garnalen, Oesters, enz.), Opium en Opiumpreparaten, Paddestoelen, Phosphorus, Pilocarpine, Scilla, Solanine, Stramonium en Stryclinoszaad, met de preparaten uit de laatstgenoemde bereid. Poeder van Ipecacuanhawortelbast. (1 G. met 10 G. Wijn). Twee maal achtereen met tusschenruimte van 5 of 10 minuten. Aan te wenden bij vergiftiging met: Arsenicum verbindingen (als het tegengift voor Arsenicum niet aanwezig is), Delphinium (Ridderspoor en Staverzaad), Moederkoorn en Moederkoorn-preparaten, Nitrobenzol, Rioolwater, Spaansche vliegen, Sulfiden, Veratrine, Waterscheerling, Zilververbindingen, Zinkverbindingen, Zuringzuur en zijne verbindingen en Zwavelwaterstof. Apomorphinehydrochloride (10 inG. in 1 cM? water) in onderhuidsche inspuiting. Tegengiften. Tegengiften moeten worden aangewend in verband met de boven onder A vermelde voorschriften. Bij vergiftiging met: Alkaliën. Verdunde zuren [citroensap met water; azijnzuur (1 pCt.), citroenzuur (1 pCt.)]. Alkaloïden (Behalve de afzonderlijk in deze lijst genoemde). Tannineoplossing (1 pCt.) of sterke, gekookte thee. Arsenicumverbindingen. Een brij, versch bereid, door samen te schudden: a. zestig G. Ferrichlorideoplossing (00), verdund met 250 cM? water, en b. een homogeen mengsel van veertien G. Magnesiuinoxyde (14) en £50 cM? water. In het begin moeten van deze brij elke 5 minuten 2 eetlepels toegediend worden; later dezelfde dosis met grootere tusschenpoozen. Atropine. Morphinehydrochloride (10 mG. in 1 cM?water) in onderhuidsche inspuiting. Belladonna als Atropine. Calabarzaad en preparaten. Atropinesulfaat (10 mG. in 10 cM? water, waarvan 0,5-1 cM? (!) onderhuids in te spuiten). Chloorkalk. Natriumthiosulfaat (10 G. in 250 cM? water). Chloorwater. Eiwitoplossing (het wit van 5 eieren in 500 cM? water) of melk. Chloralhydraat. Atropinesulfaat als bij Calabarzaad. Chroomzuur en Chroomzure zouten. Natriumhydrocarbonaat (5 pCt. oplossing) eetlepelsgewijze. Cyaan waterstofzuur en Cyaniden. Kaliumpermanganaat 2,5 G. in 500 cM? water. Kunstmatige ademhaling. Iodoform. Natriumhydrocarbonaat (5 pCt. oplossing) eetlepelsgewijze. Koperverbindingen. Magnesiumoxyde (5 G. met 100 cM? water) of dunne kalkmelk. Eiwitoplossing (als bij Chloorwater). Later het darmkanaal ledigen. Kwikverbindingen. Onmiddellijk eiwitoplossing (als bij Chloorwater), melk, dunne kalkmelk. Een mengsel van 9 deelen ijzerpoeder en 4 deelen zwavel of versch geprecipiteerd ferrosulfide. Metaalverbindingen (Behalve de afzonderlijk in deze lijst genoemde). Eiwitoplossing (als bij Chloorwater) of melk. Metadioxybenzol (Resorcine). Dunne kalkmelk. Later het darmkanaal ledigen. Geen vetten of melk! Opium en preparaten. Atropinesulfaat (als bij Calabarzaad). Petroleum. Eiwitoplossing (als bij Chloorwater) of melk. Phenol. (Kreoline, Kresol, Lysol) als bij Metadioxybenzol. Phosphorus. Als braakmiddel Kopersulfaat; na het braken Terpentijnolie (30 tot 40 druppels in slijmigen drank). Geen vetten of melk 1 Zilververbindingen. Eiwitoplossing (als bij chloorwater) en keukenzoutoplossing (3 G. in 300 cM? water). Zinkverbindingen als bij Koperverbindingen. Zuren. Magnesiumoxyde (10 G. met 200 cM? water) of dunne kalkmelk. Zuringzout als bij Zuren. I. Lijst van Reagentia. De oplossingen, met een * geteekend, moeten buiten invloed van het licht bewaard wonden. Reagentia, die bij het onderzoek der stoffen genoemd worden en niet in deze lijst zijn opgenomen, komen overeen met de gelijknamige stoffen dezer Pharmacopee. Bij sommige reagentia zijn wenken gegeven met betrekking tot identiteit en zuiverheid zonder dat daarmede is bedoeld, een volledige aanwijzing voor het onderzoek te geven. Acetas aiiiiuonicus. Ainuioniuinacetaat. Acetas natricus. Natrinmacetaat. o. Het zout. b. Een oplossing in water (1 = 5). Acetas natricus anïiydricus. Watervrij Natriumacetaat. Verhit Natriumacetaat, onder voortdurend roeren, totdat geen waterdamp meer ontwijkt. Acetas plumbicus. Loodacetaat. Een gefiltreerde oplossing in water (1 = 10). Acidum aceticum. Azijnzuur. Acidum aceticum anhydri- Azijnzuuranhydride. cum. Kleurlooze, naar azijnzuur riekende vloeistof. Soortelijk gewicht 1,080. Kookpunt 138°. Acidum aceticum dilutuni. Verdund Azijnzuur. Acidum aceticum concen- IJsazijn. tratum. Voorde bereiding van Ioodchlorideoplossing moet IJsazijn voldoen aan de bij dat artikel gestelde eischen en bovendien aan den volgenden : Wordt 5 cM? IJsazijn gedurende 5 minuten geschud met 3 cM? zwavelzuur en 1 druppel kaliumbichromaat, dan mag het mengsel niet groen worden. Acidum hydrochloricuni. Zoutzuur. Acidum hydrochloricuni Sterk Zoutzuur, concentratum. Het zuur met het soortelijk gewicht 1,180-1,190. Acidum hydrochloricuni Verdund Zoutzuur. dilutuni. Acidum hydrosulfuricuni. Zwavelwaterstof. Het gas, door water gewasschen. •Acidum nitricum. Salpeterzuur. Acidum nUricum dilutuni. Verdund Salpeterzuur. •Acidum nitroso-uitricum Acidum oxalicuin. Acidum sulfurieum. Rood rookend Salpeterzuur. Roodgele vloeistof. Soortelijk gewicht 1,480 — 1,525. Een mengsel van Rood rookend Salpeterzuur en water (1=150) mag door baryumnitraat en door zilvernitraat niet troebel worden Na verdamping van 10 G. mag geen weegbare rest achterblijven. Oxaalzuur. (t. Het zuur. Na verbranding van 2 G. mag geen weegbare rest achterblijven. />. Het normaal zuur. Zwavelzuur. Acidum sulfurieum dilu- Verdund Zwavelzuur, tum. Acidum tartaricum. *Aether. Aelher Petrolei. Alcohol absolutus. Alcohol aiiiylicus. Wijnsteenzuur. Aether. Petroleumaether. Absolute Alkohol. Amylalkohol. Kleurlooze, eigenaardig riekende vloeistof. Soortelijk gewicht 0,814. Kookpunt 131,6". Xa verdamping van 10 G. mag geen weegbare rest achterblijven. Ammonia. Ammonia. " Anilinum. Aqua Barytae. *Aqua bromata. Aqua Calcis. *Aqua chlorata. Aqua hydrosulfurata. Benzolum. Bichromas kalicus. Bisulfis uatricus. Aniline. Kleurlooze, spoedig bruin wordende, eigenaardig riekende vloeistof. Soortelijk gewicht 1,270. Kookpunt 183,7°. Barytwater. Een oplossing van Baryumhydroxyde in water (1 = 25). Broonnvater. Een verzadigde oplossing van Broom in water. Kalkwater. Chloorwater. Zwavelwaterstofwater. Een verzadigde oplossing van het gas in water. Benzol. Kaliumbichromaat. a. Het zout. b. Een oplossing in water (1 = 20). Wordt de oplossing gemengd met een gelijk volumen verdund salpeterzuur, dan moet zij met baryumnitraat helder blijven. Natriumbisulfiet. Een oplossing in water (30 = 100). Wordt 5 G. der oplossing met water verdund tot 250 cM? en 10 cM:.; van dit mengsel, na toevoeging van 100 cM? water en een weinig stijfseloplossing, met !/io N. iood getitreerd, dan moet hiervan niet minder dan 10,4 cM? ter blauwkleuring vereischt worden. Carbonas ainmonicus. Animoniuincarbonaat. Een oplossing in water (1 = 10). Carbonas uatricus. Natrinmcarbonaat. Een oplossing in water (1=5). Carbonas natricus exsic- Uitgedroogd Natriumcarbocatus. naaf. Laat Natriumcarbonaat, in een dunne laag uitgespreid, aan de lucht verweeren, en droog het daarna op een waterbad, totdat het niet meer aan gewicht verliest. •Charta Congo. Congopapier. Drenk filtreerpapier met een oplossing van Congorood in verdunden spiritus (1 = 10000), en droog het. Congopapier moet bij bevochtiging met zeer verdund zoutzuur (1 cM? Yio N. chloorwaterstofzuur met 50 cM? water) terstond blauw worden. •Charta Curcnmae. Cnrcuinapapier. Bereid uit 10 deelen Curcumawortel, tot poeder (B20) gebracht, met 100 deelen Spiritus een tinctuur. Verdun 10 deelen tinctuur met 80 deelen van een mengsel van gelijke volumina Spiritus en water; drenk met de zoo verkregen vloeistof filtreerpapier, en droog het. Curcumapapier moet bij bevochtiging met zeer verdunde ammonia (1 druppel ammonia met 100 cM? water) terstond kersrood worden. In een flesch te bewaren. 'Charta exploratoria coe- Klauw Lakmoespapier. rulea. Drenk filtreerpapier met Lakmoestinctuur, en droog het. Blauw Lakmoespapier moet met 1 druppel zeer verdund zoutzuur (1 cM? Vi0 N. chloorwaterstofzuur met 100 cM? water) terstond rood worden. In een flesch te bewaren. •Charta exploratoria rubra. Kood Lakmoespapier. Yoeg bij Lakmoestinctuur zooveel Verdund Zoutzuur, dat de kleur der vloeistof van blauw in rood is overgegaan ; drenk met de zoo verkregen vloeistof filtreerpapier, en droog het. Kood Lakmoespapier moet door 1 druppel zeer verdund alkali (1 cM? Vio N. alkali met 100 cM? water) terstond blauw worden. In een flesch te bewaren. Chloretum ammonicum. Aiiiitioniuiiichloride. Een oplossing in water (1 = 10). ♦Chloretum auricum. Goudchloride. Een oplossing van Natriumgoudchloride in water (1 = 20). Chloretum calcicum. Calciumchloride Een oplossing in water (1 = 10). •Chloretum ferricum. Ferrichloride. Een oplossing in water (1 = 10). Chloretum hydrargyricum. Mercurichloride. Een oplossing in water (1 = 20). Chloretum staunosuin. Stannochloride. Overgiet 5 deelen Stannochloride met 1 deel Zoutzuur en verzadig het mengsel met droog chloorwaterstofgas. Chloroform. Kaliumehromaat. Een oplossing in water (1=10). Wordt de oplossing gemengd met een gelijk volumen verdund salpeterzuur, dat moet zij met baryumnitraat en met zilvernitraat helder blijven. Koper. Draaisel of blad. Dimethylumirioazobenzo- Dimethylainidoazobenzol. lutn. Een oplossing in Spiritus (1 = 1000). Worden bij een mengsel van 1 druppel Dimethylamidoazobenzol en 25 cH? water, 2 druppels 1/10 N. chloorwaterstofzuur gevoegd, dan moet de vloeistof rood worden. *Chloroformum. Chromas kalicus. Cupruni. Diphenylaminum. Diphenylamine. De kristallen. De oplossing in zwavelzuur (1 = 1000) wordt door een spoor salpeterzuur blauw. Ferricyauetum kalicnm. Kaliumferricyanide. Een versch te bereiden oplossing in water (1 = 10). Ferrocyanetum kalicum. Kaliumferrocyanide. Een oplossing in water (1 = 10). Furol. Een oplossing in spiritus (1 = 100). Glycerine. Haeniatoxyline. Een oplossing in spiritus (1 = 100). Wordt bij een mengsel van 1 druppel Haematoxyline en 10 cM? water, 1 druppel 1/100 N. alkali gevoegd, dan wordt de vloeistof bij roeren blauwviolet. Cal ci uin h ydroxyde. Een fijn, wit poeder, verkregen door Calciumoxj'de met water te blusschen. Telkens voor het gebruik versch te bereiden. Cliloralliydraat. Een oplossing in water (7 = 10). Hydras Chlorali iodatus. Iood-Chloralhydraat. Een verzadigde oplossing van iood in de oplossing van chloralhydraat (7 = 10.) Furoluni. Glycerinum. Haeinatoxylinum. Hydras calcicus. Hydras Chlorali. 36 Hypoehloris calcicus. Chloorkalk. Een versch bereide, heldere oplossing uit 1 deel Chloorkalk (met minstens 25 pet. werkzaainChloor) en 20 deelen water. *Hypochloris natricus. Natriuinhypochloriet. Een heldere oplossing, uit 1 deel Chloorkalk (met minstens 25 pet. werkzaam Chloor) en 20 deelen water verkregen, wordt gemengd met zooveel eener oplossing van 1 deel Natriumcarbonaat in 4 deelen water, als noodig is om de kalk neer te slaan. Laat bezinken en gebruik de heldere vloeistof. lodetum kalico-hydrargy- Kaliummercuriiodide. ricum. Een oplossing van 1 deel Mercurichloride en 4 deelen Kaliumiodide in 95 deelen water. lodetum kalicum. Kaliumiodide. Een versch bereide oplossing in water (1 = 10). lodetum kalicuin cum Kaliumiodidestijfsel. Ainylo. Een versch bereide oplossing van 100 mG. Kaliumiodide in 50 cM? Stijfseloplossing. Liquor Nessleri. Mixtura Magnesiae. Nitras argenticus. Nitras barytieus. Nitris kalicus. Oxalas anitiionicus. Pernianganas kalicus. Nessiers Reagens. Voeg bij een oplossing van 5 G. Kaliumiodide in 5 cM? water zooveel van een oplossing van Mercurichloride in water (1 = 20), dat het ontstane roode neerslag bij schudden niet meer verdwijnt. Filtreer door glaswol; meng het filtraat met een oplossing van 15 G. Kaliumhydroxyde in 30 cM? water, en vul met water aan tot 100 cM? Laat bezinken, en giet de heldere vloeistof af. Magnesiamixtuur. Een oplossing van 10 deelen Magnesiumchloride en 14 deelen Ammoniumchloride in een mengsel van 70 deelen Ammonia en 150 deelen water. Zilvernitraat. Een oplossing in water (1 = 20). Baryumnitraat. Een oplossing in water (1 = 20). Kaliumnitriet. Een versch bereide oplossing in water (1=3). Amnioniumoxaiaat. Een oplossing in water (1 = 20). Kaliuinperniauganaat. a. Het zout. b. Een versch te bereiden oplossing in water (1 = 10). Phenolphthaleïne. Een kleurlooze oplossing in Verdunden Spiritus (1 = 100). Wordt bij een mengsel van 1 druppel Phenolphthaleïne en 25 cM? water 1 druppel V,,, N. alkali gevoegd, dan moet de vloeistof rood worden. Natriuniphosphaat. Een oplossing in water (1 = 10). Huidpoeder. Wordt 100 cM? water met 4 G. Huidpoeder gedurende 24 uur herhaaldelijk geschud en daarna gefiltreerd, dan mag de verdampingsrest van 50 cM? van het filtraat, na aftrek van de na verbranding achterblijvende asch, niet meer dan 30 mG. bedragen. Solutio Acetatis plumbici Oplossing van basisch Loodbasici. acetaat. Solutio Ainyli. Stijfseloplossing. Meng 1 deel Aardappelzetmeel met 25 cM? Glycerine, en verhit zoolang bij 170°-180°, totdat 1 druppel der vloeistof, verdund met 10 cM? water, met 1 druppel ioodoplossing gelijkmatig en helder blauw wordt. Dit mengsel kan bewaard worden en moet voor het gebruik met de 8-voudige hoeveelheid water worden verdund. Solutio Hydratis kalici. Kaliloog. Phenolphtlialeiuum. Phosplias natricus. Pulvis Pellis. Solntio Hydratis kalici Spiritneuze kalioplossing. spirituosa. Een versch bereide oplossing van 1 deel Kaliumhydroxyde in 1 deel water, waaraan toegevoegd wordt 8 deelen Absoluten Alkohol. Solutio Hydratis natrici. Natronloog. Solntio Iodii. loodoplossing. Los op 1 deel lood en 2 deelen Kaliumiodide in 97 deelen water. Solutio Laccae Musci. Lakmoestinctuur. Kook 10 deelen Lakmoes, tot grof poeder gebracht, gedurende 1 uur met 100 deelen Spiritus. Filtreer, en macereer het onopgeloste gedurende 2 dagen met 100 deelen van een mengsel van gelijke volumina Spiritus en water. Filtreer de oplossing ; verdeel haar in 2 gelijke deelen, voeg bij de eene helft zooveel verdund zwavelzuur, dat de kleur der vloeistof in rood is overgegaan, en meng dan met de andere helft. Bewaar de vloeistof in een flesch, bij toetreding van lucht. Wordt bij een mengsel van 3 druppels lakmoestinctuur en 25 cM? water 1 druppel Yio N. chloorwaterstofzuur gevoegd, dan moet de vloeistof rood worden; wordt bij een dergelijk mengsel 1 druppel 1 io N. alkali gevoegd, dan moet de vloeistof blauw worden. Spiritus. Spiritus. Spiritus dilutus. Verdunde Spiritus. Sulfns ammoniet) ferrieus. Ferriammoniumsulfaat. Een verzadigde oplossing in water. Sulfas calcicus. Calciumsulfaat. Een verzadigde oplossing in water. Sulfas cupricus. Kopersulfaat. Een oplossing in water (1 = 10). Sulfas ferrosus. Ferrosulfaat. a. De kristallen. b. Een versch bereide oplossing in water (1=3). Sulfas liydrargj ritus. Mercurisulfaat. Een oplossing van 5 deelen Mercurioxyde in een mengsel van 20 deelen Zwavelzuur en 100 deelen water. Sulfas natricus exsiccatus. Uitgedroogd Natriumsul- faat. "Sullidum earbonicum. Zwavelkoolstof. Kleurlooze, sterk lichtbrekende, eigenaardig riekende,gemakkelijk brandbare vloeistof. Soortelijk gewicht 1,27. Kookpunt 46° —47°. Zwavelkoolstof mag vochtig' lakmoes- ~ o papier niet verkleuren en loodcarbonaat bij schudden niet bruin kleuren. Na verdamping van 5 cM? mag geen weegbare rest achterblijven. Snlfis natricns. Natriumsulfiet. De kristallen. De oplossing hiervan in water (1 = 10) moet neutraal of alkalisch reageeren en bij toevoeging van verdund zwavelzuur in ruime mate zwaveldioxyde ontwikkelen. Siilfocyanetum kalieum. Kaliunisulfocyanide. Een oplossing in water (1 = 20). Sulfodimethylaniidoazo- Methyloranje. benzolas natricus. Een oplossing in water (1 = 1000). Worden bij een mengsel van 1 druppel Methyloranje en 25 cM? water 2 druppels x/10 N. chloorwaterstofzuur gevoegd, dan moet de vloeistof rood worden. Sulfohydras aninionicus. Zwavel ammonium. Verzadig Ammonia met gewasschen zwavelwaterstofgas. Tanninum. Tannine. Een versch bereide oplossing in water (1 = 20). Tetrachloretnin carboni- Koolstoftetrachloride. cum. Kleurlooze, eigenaardig riekende vloeistof. Soortelijk gewicht 1,60. Kookpunt 75°—76°. Wordt 5 cM? Koolstoftetrachloride gedurende 5 minuten geschud met 3 cM? zwavelzuur en 1 druppel kaliumbichromaat, dan mag de onderste vloeistoflaag niet groen worden. Na verdamping van 10 cM? mag geen weegbare rest achterblijven. Zincum. Ziuk. Het gas, ontwikkeld door inwerking van 3 G. Zink op een mengsel van 20 cM? zoutzuur en 60 cM? water, mag filtreerpapier, bevochtigd met mercurichloride, binnen 3 uur niet geel kleuren. II. Lijst van titervloeistoffen. De oplossingen, met een * geteekend, moeten buiten invloed van het licht bewaard worden. Acida. Zuren. Acidum normale. Normaal Zuur. Een oplossing in water, die 63,024 G. Oxaalzuur, of 49,038 G. H2S04 of 36,46 G. HC1. per L. bevat. Acidum deeinorinale. Vio Normaal Zuur. Een oplossing in water, die 6,302 G. Oxaalzuur of 4,904 G. H2S04 of 3,646 G. HC1. per L. bevat. Acidum ceutiuormale. Vioo Normaal Zuur. Een oplossing in water, die 0,490 G. H3S04 of 0,365 G. HC1. per L. bevat. Acidum hydrochloricum 1/3 Normaal Chloorwaterstofseminormale. zuur. Een oplossing in water, die 18,23 G. HC1 per L. bevat. Alkaliën. Normaal Alkali. Een oplossing van Kaliumhydroxyde of Natriumhydroxyde in zooveel water, dat 10 cM? der oplossing 10 cM? N. zuur ter neutralisatie vereischt. Vio Normaal Alkali. Een oplossing van Kaliumhydroxyde of Natriumhydroxyde in zooveel water, dat 10 cM? der oplossing 10 cM? yi0 N. zuur ter neutralisatie vereischt. Alcali centinormale. Vioo Normaal Alkali. Een oplossing van Kaliumhydroxyde of N atriumhydroxyde in zoo veel water, dat 10 cM? der oplossing 10 cM? 7100 N. zuur ter neutralisatie vereischt. Chloretnm hydrargyricum VlO Normaal Mercuricliloride. decinormale. Een oplossing in water, die 13,545 G. Mercuricliloride per L. bevat. Iodium decinormale. Vio Normaal lood. Een oplossing in water, die 12,697 G. lood en 20 G. Kaliumiodide per L. bevat. Liquor exploratorius Feh- Felilings Proefvocht. liugi. a) Een oplossing in water, die 69,278 G. Kopersulfaat per L. bevat. Alcali. Alcali normale. Alcali decinormale. b) Een oplossing in water, die 300 G. Kaliumnatriumtartraat en 500 cM? Natronloog per L. bevat. Meng voor het gebruik gelijke volumina van beide vloeistoften. Nitras argenticus deeinor- Vio Normaal Zilvemitraat. malis. Een oplossing in water, die 16,997 G. Zilvernitraat per L. bevat. Nitras argenticus centi- Vioo Normaal Zilvernitraat, normalis. Een oplossing, verkregen door 100 cM? 1/10 N. Zilvernitraat te verdunnen met zooveel water als noodig is voor 1 L. Permanganas kalicus de- Vio Normaal Italiumpermancinormalis. ganaat. Los op 3,5 G. Kaliumpermanganaat in 500 cM? water; verdun de heldere oplossing met zooveel water, dat 10 cM? der verdunde oplossing, na toevoeging van 10 cM? kaliumiodideoplossing (1 =: 10) en 10 cM? zoutzuur, 10 cM? 1.'10 N. natriumthiosulfaat ter ontkleuring vereischt. Permanganas kalicus een- l/100 Normaal Kaliumpermantinormalis. ganaat. Los op 350 mG. kaliumpermanganaat in 500 cM? water; verdun de heldere oplossing met zooveel water, dat 10 cM? der verdunde oplossing, na toevoeging van 5cM? verdund zwavelzuur en na verwarming 10 cM? 1/100 N. oxaalzuur ter ontkleuring vereischt. *Solutio Chloreti Iodii. Ioodchlorideoplossing. Los op 9 G. Ioodtrichloride in een mengsel van 700 cM? IJsazijn en 300 cM? Koolstoffcetrachloride, en bepaal, op de hieronder opgegeven wijze, de sterkte der oplossing. Schud de oplossing dan zoolang met 10 G. lood, vooraf tot poeder gebracht, dat 5 cM? der aldus verkregen oplossing minstens 1,5 maal zooveel iood vrij maakt uit kaliumiodideoplossing, als bij het eerste onderzoek het geval was. Filtreer de oplossing, en verdun haar met zoo veel IJsazijn, dat 5 cM? ioodchlorideoplossing overeenkomt met 10 cM? 1/10 N. natriumthiosulfaat. De sterkte der oplossing wordt op de volgende wijze bepaald: Meng 5 cM? der oplossing met 10 cM? kaliumiodideoplossing (1 = 10) en 30 cM? water, en titreer met i/10 N. natriumthiosulfaat enstijfseloplossing als indicator. Solntio spirituosa Hydra- Alkoholische normaal Kalidratis kalici normalis. loog. Een oplossing van Kaliumhydroxyde in zooveel Spiritus, dat 10 cM? der oplossing 10 cM? N. zuur ter neutralisatie vereischt. Solutio spirituosa Hydra- Alkoholisclie Va normaal Katis kalici sominormalis. liloo?. Een oplossing van Kaliumhydroxyde in zooveel Spiritus, dat 10 cM? der oplossing 10 cM? 1/3 N. zoutzuur ter neutralisatie vereischt. Sulfocyauetum aminoni- '/10 Normaal Animoniumsulcum decinormale. focyanide. Een oplossing in water, die 7,617 G. Ammoniumsulfocyanide per L. bevat. * Tliiosulfas natricus de- l/10 Normaal Natriumthiosulcinormalis. faat. Een oplossing in water, die 24,830 G. Natriumthiosulfaat per L. bevat. 10 cM? dezer oplossing ontkleurt 10 cM? 1/l0 N. iood. III. Tabellen, aangevende de soortelijke gewichten van de oplossingen van eenige Alkaliën en Zuren bij 15° — dat van water van 4" als éénheid aangenomen —, de daarmede overeenkomende gewichtsprocenten en grammen per Liter, alsmede het titer, zijnde de verhouding van de betrokken vloeistof tot de overeenkomstige nor maal-vloei stof. Ammonia. Gewichts- Soortelijk Grammen TH Gewichts- Soortelijk Grammen T;. procenten, gewicht. NH3 p. L. liter. procenten, gewicht. NH3 p. L. [ " | 8888 " j—^z=^-==rr~~ | 1 = j 1 0,9957 9,96 0,58 18 0,9321 167,8 9,83 2 0,991-1 19,83 1,12 19 0,9288 176,5 10,34 3 0,9872 29,62 1,74 20 0,9256 185,1 10,85 4 0,9832 39,33 2,31 21 0,9224 193,7 11,35 5 0,9792 48,96 2,87 22 0,9192 202,2' 11,85 6 0,9752 58,51 3,43 23 0,9161 210,7 12,35 7 0,9712 67,98 3,98 24 0,9130 219,1 12,84 8 0,9674 77,39 4,53 25 0,9100 227,5 13,32 9 0,9634 86,71 5,08 . 26 j 0,9070 235,8 13,82 10 0,9596 95,96 5,62 j 27 0,9040 244,1 14,31 11 0,9561 105,2 6,17 28 0,9010 252,3' 14,79 12 0,9526 114,3 6,70 29 0,8981 260,4 15,26 13 0,9491 123,4 7,23 , 30 0,8951 268,5 15,73 14 0,9456 132,4 ' 7,76 31 0,8922 276,6 16,21 15 0,9421 141,3 ; 8,28 32 0,8894 284,6 16,68 16 0,9388150,2 | 8,80 33 0,8867 292,6 17,15 17 0,9354 159,0 9,32 34 0,8842 300,6 17,61 Kalilooa;. Soor?e'iil< 6rammen T Gewichts j Soortelijk | Grammen T.. procenien. gewicht. KOH p. L. Iuer' procenten j gewicht. KOH p. L. Tlter' 1 1 - I I | | || j | 1 1,0083 10,08 0,18 27 1,2592 340,0 6,05 2 1,0175, 20,35 0,36 28 1,2695 355,5! 6,33 3 1,0267 30,79 0,55 jj 29 1,2800 371,2 6,61 4 1,0359 41,44 0,74 jj 30 1,2905 387,2 6,90 5 1,0452 52,26 0,93 31 1,3010 403,3 7,18 6 1,0544 63,26 1,13 32 1,3117 419,7 7,47 7 1,0637 74,46 1,33 33 1,3224 436,4 7,77 8 1,0730 85,84 1,53 34 1,3331 453,3 8,07 9 1,0824 97,42 1,73 35 1,3440 470,4 8,38 10 1,0918 109,2 1,94 36 1,3549 487,8 8,69 11 1,1013 121,1 2,16 37. 1,3659 505,4 9,00 12 1,1108 133,3 2,37 38 1,3769 523,2 9,32 13 1,1203 145,6 2,59 39 1,3879 541,3 9,64 14 1,1299 158,2 2,82 40 1,3991' 559,6 9,96 15 1,1396 170,9 3,04 41 1,4103 578,2 10,30 16 1,1493 183,9 3,27 42 1,4215 597,0 10,63 17 1,1590 197,0 3,51 43 1,4329 616,1 10,97 18 1,1688 210,4 3,75 44 1,4443 635,5 11,32 19 1,1786 223,9 3,99 45 1,4558 655,1 11,67 20 1,1884 237,7 4,23 46 1,4673 675,0 12,02 21 1,1984 251,7 4,48 47 1,4790 695,1 12,38 22 1,2083 265,8 4,73 48 1,4907 715,5 12,74 23 1,2184 280,2 4,99 49 1,5025' 736,2 13,11 24 1,2285 294,8 5,25 50 1,5143 757,2 13,48 25 1,2387 309,7 5,51 51 1,5262 778,4 13,86 26 1,2489 324,7 5,78 Natronloog» jewlchts Soortelijk Grammen Tit Gewichts Soortelijk Grammen Ijter_ rocenten gewicht. Na OH p. L. "ter orocenten. gewicht NaOHp. L 1 1,0106 10,11 0,25 26 1,2880 334,9 8,36 2 1,0219 20,44 0,51 27 1,2989; 350,7 8,75 3 1,0331 30,99 0,77 28 1,3097 366,7 9,15 4 1,0443 41,77 1,04 29 1,3205 382,9 9,56 5 1,0555 52,78 1,32 30 1,3312 399,4 9,97 6 1,0666 64,00 1,60 31 1,3419 416,0 10,39 7 1,0777 75,44 1,88 32 1,3525 432,8 10,80 8 1,0889 87,11 2,17 33 1,3630 449,8 11,23 9 1,1000 99,00 2,47 34 1,3735 467,0 11,66 10 1,1111 111,1 2,77 35 1,3838 484,3 12,09 11 1,1222 123,4 3,08 36 1,3941 501,9 12,53 12 1,1333 136,0 3,40 37 1,4043 519,6 12,97 13 1,1444 148,8 3,72 38 1,4144 537,5 13,42 14 1,1555 161,8 , 4,04 39 1,4244 555,5 13,87 15 1,1665 175,0 4,37 40 1,4343 573,7 | 14,32 16 1,1776 188,4 4,70 41 1,4442 592,1 14,78 17 1,1887 202,1 5,04 42 1,4539 610,6 15,24 18 1,1998 216,0 5,39 43 1,4636 629,3 15,71 19 1,2109 230,1 5,74 44 1,4732 648,2 16,18 20 1,2219 244,4 6,10 45 1,4829 667,3 16,66 21 1,2331 259,0 6,47 46 1,4924 686,5 17,14 22 1,2441 273,7 6,83 47 1,5019 705,9 17,62 23 1,2551 288,7 7,21 48 1,5114 725,5 18,11 24 1,2661 303,9 7,59 49 1,5209 745,2 18,60 25 1,2771 319,3 7,97 50 1,5303 765,2 19,10 Salpeterzuur. - - — — - - — Gewichts Soortelijk G'ammen ! Ti. Gewichts Soortelijk Grammen ! T.,„ procenten, gewicht. HNOs u. L procenten, gewicht. HNOs p. L. ! ; 1 l I |j | I 1 1,005 10,05 0,16 30 1,184 355,2 5,63 2 1,0105 20,21 0,32 31 1,191 369,2 5,86 3 1,016 30,48 0,48 32 1,198 383,4 6,08 4 1,0215 40,86 0,65 33 1,2045 397,5 6,31 5 1,027 51,35 0,81 34 1,211 411,7 6,53 6 1,033 61,98 0,98 35 1,218 426,3 6,76 7 1,038 72,66 1,15 36 1,225 441,0 7,00 8 1,044 83,52 1,32 37 1,231 455,5 7,23 9 1,050 94,50 1,50 38 1,238 | 470,4 7,46 10 1,056 105,6 1,68 39 1,2445! 485,4 7,70 11 1,062 116,8 1,85 40 1,251 j 500,4 7,94 12 1,068 128,2 2,03 41 1,258 515,8 j 8,18 13 1,074 139,6 2,21 42 1,264 j 530,9 I 8,42 14 1,080 151,2 2,40 43 1 1,271 546,5 8,67 15 1,086 162,9 2,58 44 1,277 561,9 i 8,91 16 1,092 174,7 2,77 45 I 1,284 577,8 ; 9,17 17 1,099 186,8 2,96 46 | 1,291 593,9 I 9,42 18 1,106 199,1 3,16 47 1,297 609,6 j 9,67 19 1,112 211,3 3,35 48 ! 1,303 625,4 9,92 20 1,118 223,6 3,54 49 1,309 641,4 10,17 21 1,125 236,2 3,75 50 j 1,316 658,0 j 10,44 22 1,131 248,8 3,95 51 ; 1,322 674,2 10,70 23 1,138 261,7 4,15 52 1,328 690,6 , 10,96 24 1,144 274,6 4,36 53 1,334 707,0 11,22 25 1,151 287,8 4,57 54 1,339 723,1 ! 11,47 26 1,157 300,8 4,77 55 1,345 739,8 11,74 27 1,164 314,3 4,99 56 1,351 756,6 j 12,00 28 1,171 327,9 5,20 57 1,356 772,9 j 12,26 29 1,177 341,3 5,41 58 ; 1,362 790,0 12,53 I 1 I I! I I I 37 Gewichts j Soortelijk Grammen .. Gewichts | Soortelijk ' Grammen I Tu procenten. | gewicht. HNOj p. L. Tl,er procenten, j gewicht. HNO, p. L.| Tltarl 59 1,368 807,1 12,80 80 1,460 j 1168,Oj 18,53 60 1,373 823,8 13,06 81 I 1,463 1185,0 18,80 | 61 1,3785 840,9 13,34 82 1,467 j 1202,9 19,08 62 1,384 858,1 13,61 83 1,470 : 1220,1 19,35 63 1,389 875,1 13,88 84 1,474 1238,1 19,64 64 1,394 892,2 14,15 85 1,477 1255,4 19,91 65 1,399 909,4 14,43 86 1,480 1272,8 20,19 66 1,403 926,0 14,69 87 1,483 1290,2 20,47 I 67 1,408 J 943,4: 14,97 88 1,486 1307,7 20,74 68 1,412 960,2 15,23 89 1,489 13*25,2 21,02 ! 69 1,416 977,0; 15,50 90 1,491 1341,9 21,29 70 1,421 994,7; 15,78 91 1,493 1358,6 21,55 71 1,425 1011,8 16,05 92 1,496 1376,3 21,83 72 1,429 1028,9 16,32 93 1,498 1393,1 22,10 73 1,433 1046,1 16,59 94 1,500 1410,0 22,37 74 1,437 1063,4 16,87 95 1,502 1426,9 22,63 75 1,441 1080,8 17,14 96 1,504 1443,8 22,90 76 1,445 | 1098,2 17,42 97 1,506 1460,8 23,17 77 1,449 1115,7 17,70 98 1,509 1478,8 23,46 78 1,453 1133,3 17,98 99 1,514 1498,9 23,77 79 ; 1,457 1151,0; 18,26 : Zoutzuur. Gewichts Soortelijk Grammen T |j Gewichts Soortelijk Grammen [ T.. j procenten, gewicht. HCIp, L. Tl,er' procenten, gewicht. H Cl p. L. Tlter' = H !| " i I j 1 1,0043 10,04 0,28 6 1,0293 61,76 1,69 2 1,0093 20,19 0,55 7 1,0343 72,40 1,99 3 1,0143 30,43; 0,83 8 1,0392 83,14 2,28 4 1,0193 40,77 1,12 9 1,0442 93,98 2,58 5 1,0243 51,21 1,40 10 1,0492 104,9 2,88 , Gewichts Soortelijk Grammen Tlt«r Gewichts Soortelijk Grammen ; T'* | procenten, gewicht. H Cl p L | procenten, gewicht. H Cl p. L er' 11 1,0542 116,0 3,18 26 1,1312 294,1 8,07 12 1,0592 127,1 3,49 27 1,1365 306,9 8,42 13 1,0642 138,3 3,79 28 1,1420 319,8 8,77 ! 14 1,0692 149,7 4,11 29 1,1472 332,7 9,13 15 1,0742| 161,1 4,42 30 1,1522 345,7 9,48 16 1,0793 172,7 4,74 31 1,1574 358,8 9,84 17 1,0844 184,3 5,06 32 1,1625 372,0 10,20 18 | 1,0894 196,1 5,38 33 1,1676 385,3 10,57 19 | 1,0946 208,0 5,71 34 l,1727j 398,7 10,94 20 ! 1,0998 220,0 6,03 35 1,1779 412,3 11,31 21 ' 1,1055 232,2 6,37 j 36 1,1832| 426,0 11,69 22 ' 1,1102 244,2 6,70 37 1,1886 439,8 12,06 23 1,1156 256,6 7,04 38 1,1940 453,7 12,44 24 1,1210 269,0 7,38 39 1,1994 467,8 12,83 25 1,1260 281,5 7,72 I I ll i I I Zwavelzuur. Gewichts j Soortelijk I Grammen i Titer Gewichts j Sorrtelijk Grammen I T!. procenten, j gewicht, j H0SO4 p. L-J ' |j procenten | gewicht- H2S0^ p. L 1 1 1,006 10,06 0,21 9 1,061 95,49 1,95 2 1,013 20,26 0,41 10 1,069 106,9 2,18 3 1,020 30,60 0,62 11 1,076 118,4 2,41 4 1,027 41,08 0,84 12 1,083 130,0 2,65 5 1,034 51,70 1,05 13 1,090 141,7 2,89 6 1,041 62,46 1,27 14 1,097 153,6 3,13 7 1,047 73,29 1,50 15 1,105 165,8 i 3,38 8 1,054 84,32 1,72 16 1,112 177,9 I 3,63 Gewichts Soortelijk Grammen -r:. Gewichts Soortelijk ; Grammen TI, procenten j gewicht. H3S0.i p. L- : procenten, gewicht. [HjSOj p. L. ' | j [I I | ) 17 1,120 190,4 3,88 47 1,370 643,9 13,13 18 1,128 203,0 4,14 48 1,380 662,4 13,51 19 1,135 215,6 4,40 49 1,390 681,1 13,89 20 1,143 228,6 4,67 50 1,399 699,5 14,27 21 1,151 241,7 4,93 ; 51 1,408 718,1 14,64 22 1,158 254,8 5,20 ; 52 1,418 737,4 15,04 23 1,166 268,2 5,46 53 1,429 757,4. 15,45 24 1,1741 281,8 5,75 54 1,440 j 777,6| 15,86 25 1,182 295,5 6,03 55 1,450! 797,öj 16,26 26 1,190 309,4 6,31 56 1,460 j 817,6 16,67 27 1,198 323,5 6,60 jj 57 1,471 838,5 17,10 28 1,206 337,7 6,89 58 1,482 859,6 17,53 29 1,213 j 351,81 7,17 59 1,493 880,9 17,96 30 1,221, 366,3' 7,47 60 1,503! 901,8 18,39 31 1,229 381,0 7,77 61 1,513 j 922,9 18,82 32 1,237 395,8 ; 8,07 62 1,5245 944,9 19,27 33 1,246 411,2 | 8,39 63 1,535 ! 967,0 19,72 34 1,255 426,7 8,70 64 1,547 | 990,1 20,19 35 1,264 442,4 9,02 65 1,559 1013,4 20,66 36 1,273 458,3 9,35 66 1,571 1036,9 21,15 37 ; 1,281 474,0 9,67 67 1,583 1060,6 21,63 38 1,289 489,8 9,99 j, 68 1,594 1083,9 22,10 39 1,298 506,2 10,32 jj 69 1,605 1107,4, 22,58 40 I 1,307 522,8 10,66 70 1,616 1131,2 23,07 41 1,316 539,6 11,00 71 1,628 1155,9| 23,57 42 : 1,325 556,5 11,35 | 72 1,640 1180,8, 24,08 43 i 1,333 573,2 11,69 73 1,652 1206,Oj 24,59 44 | 1,342 590,9 12,05 74 1,664 1231,4| 25,11 45 i 1,352 608,4 12,41 75 1,676 1257,0^25,63 46 1,361 626,1 12,77 76 1,687 1282,1 26,15 lii ! i I Gewichts Soortelijk Grammen Tit Gewichts Soortelijk • Grammen T;. procenten, gewicht- HjSO-i p. L. ' procenten, gewicht. 'HsSO-i p. L. 77 1,698 1307,5 26,60 89 1,814 1614,5 32,92 78 1,710 : 1333,8 27,20 90 1,820 1638,0 33,40 79 1,720 1358,8 27,71 91 1,825 1660,7 33,87 80 1,732 1385,6 28,26 92 1,8295 1683,2 34,33 81 1,744 1412,6 28,81 93 1,8338 1705,4 34,78 82 1,755 1439,1 29,35 94 1,8365 1726,3 35,20 83 1,767 1466,6 29,91 95 1,8390 1747,0 35,63 84 1,776 1491,8 30,42 96 1,8406 1767,0 36,03 85 1,784 1516,4 30,92 97 1,8410 1785,8 36,42 86 1,793 1542,0 31,45 98 1,8412 1804,4 36,80 S7 1,801 1566,9 31,95 99 1,8401 1821,7 37,15 88 1,808 1591,0 32,45 IV. Tabel aangevend de soortelijke gewichten van i i i i ü * NAMEN. 15° 12° 13° I 14n j 15° 16° 17° 18° 19° I I i I Acetas aethylicus 0,900—0,904 0,905 0,901 0,908 ! 0,902 0,901 : 0 900 0,898 0.897 ! Acidum aceticum 1,041 1,042 1,042 1,041 j 1,041 1,040 ! 1,040 1,039 1,039 Acidum hydrocliloricum 1,126 1,1278 1,1272 1,1266 j 1,1260 I 1,1254 ! 1,1248 1,1242 1,1236 Acidum hydrochloricum dilutum 1 1,067 1,0688 1,0682 1,0676 j 1,0670 1,0666 ■ 1,0662 1,0658 1,0654 Acidum nitricum 1,316 1,3196 1,3184 1,3172 1,3160 1,314S ■ 1,3136 1,3124 1,3112 Acidum nitricum dilutum 1,1342 1,1360 1,1354 1,1348 1,1342 i 1,1334 1,1326 1,1318 1,1310 Acidum phosphoricum 1 1,153 1,154 1,154 j 1,153 i 1,153 1,153 | 1,152 1,152 1,152 ! Acidum sulfuricum 1,837-1,840 1,8421 1,84091 1,8397 1,8385 1,8375 1,8365 1,8355 l,8345j Acidum sulfuricum dilutum j 1,1123 1,1141 1,1135 1,1129 1,1123 1,1119 11115 1,1111 1,1107! | | j Aether | 0,720 0,7234 0,7223 0,7212 j 0,720 0,7189 0,7178 0,7166 0.7155; Alcohol absolutus 0,7941-0,79S9 0,7991 0,7982 0,7974 0,7965 0,7957 0,7949 0,7940 0,7932, Ammonia 0,9596 0,9605 0,9602 0,9599 ' 0,9596 0,9593 0,9590 0,9587 0,9584! Bromstum aethylicum , 1,453-1,457 1,460 1,458 1,457 1 1,455 1,453 1,451 1,449 j 1,447 Bromoformum 2,829—2,831 2,8409 2,8383 1 2,8350 2,830 j 2,8276 2,8249 2,8223 2,8197 j Chloroformum r 1,485—1,489 1,4927 1,4908 1,4889 1,487 1,4851 1,4832 1,4813 1,47941 Spiritus 0,833S 0,8364 0,8355 0,8347 0,8338 0,8330 0,8322 0,8314 0,8306' Spiritus dilutus j 0,8897 0,8921 0,8913 0,8905 j 0,8897 0,8889 0,8881 0,8873 0,8865) Spiritus fortior 0,3159 0,8185 0,8176 0,8168 0,8159 0,8151 0,8143 0,8134 0,8126 eenige vloeistoffen bij de temperaturen van 12u—35". I I I I I I I I I i i 20° 21° 22° 23° 24° 25° 26;) 27° 28° 29° 30° 31° 32° 33° 34u 35" 0,896 i 0,895 ; 0,893 0,892 0,891 0,890 0,888 0,887 1 0,888 0,885 0,883 0,882 0,881 0,8SO 0 878 0 877 i ' I 1,038 ; 1,038 | 1,037 1,037 1,036 1,036 ; 1,035 1,035 | 1,034 i 1.034 1,033 ' 1,033 1,032 1,032 1,031 I 1031 I ! i ! ' 1,12301 1,1226; 1,1222 1,1218 1,1214 2,1210 1,1204 1,1198 1,11921 1,1186 1,1180 j 1,1176 1,1172 1,1168 1,1164 1,1160 1,0650 ; 1,0644 J 1,0638 j 1,0632 1,0626 | 1,0620 | 1,0616 ! 1,0612 | 1,0608 ; 1,C604 1,0600 j 1,0594 I 1,0588 j 1,0582 1,0576 1,0570 1,3100 1,3090' 1,3080 1,3070 1,3060 1,3050 1,3038 1,3026; 1,3014 1,3002 1,2990 1,2980 1,2970 1,2960 1,2950 1,2940 1,1302 i 1,1296 j 1,1290 I 1,1284 j 1,1278 ] 1,1272 j 1,1264 j 1,1256 ! 1,1248 i 1,1240 1,1232 j 1,1226 i 1,1220 j 1,1214 1.1208 1 1,1202 j j 1,152 j 1,151 ! 1,151 j 1,151 j 1,150 i 1,150 : 1,150 ! 1,149 I 1,149 j 1,149 1,148 j 1,148 ! 1,148 1,147 1,147 I 1,147 1,8335 1,8325 1,8315 1,83051 1,8295 1,8285 1.8275, 1,8265 I 1,8255 1,8245 1,S235 1,8227 1,8219 1,8211 1,8203 , 1,8195 1,1103 1,1097! 1,1091 1,1085. 1,1079 1,1073 1,1067 1,1061 1,1055 1,1049 1,1043; 1,1039 1,1035 1,1031 1,1027 1,1023 | j i I : i j | ! I [ ! | 0,7143 0,7132 0,7120 0,7109 i 0,7097 0,7085 0,7074 0,7062 , 0,7051 0,7039 0,7027 j 0,7016 j 0,7004 0,6992 0,6980 0,6968 0,7923 0,7915 j 0,7907 j 0,7898 0,7890 j 0,7881, 0,7873 0,7864 | 0,7855 j 0,7847 0,7838 j 0,7830 | 0,7829 j 0,7821 0,7S12 j 0,7804 0,9582 0,9579 0,9570 0,9573 0,9570 0,9567 0,9564 0,9561 j 0,9558 ; 0,9555 0,9553 0,9550 0,9547 j 0 9544 0,9541 0,9638 11,445 1,443 | 1,441 i 1,439 ; 1,437 j 1,435 j 1,433 1,431 j 1,429 J 1,427 1,425 1,423 1,421 j 1,419 1,417 1,415 ' I | | 2,8171 2,8145 2,8118 j 2,8092 2,8066 i 2,8039 ; 2,8013 2,7987 | 2,7961 | 2,7935 2,7909 2,7883 2,7857 j 2,7831 2,7805 2,7779 1,4775 1,4756 1,4737 j 1,4718 I 1,4699 { 1,4680 1,4661 1,4642 | 1,4623 1,4604 1,4584 1,4565 1,4546 j 1,4527 1,4508 1,4489 0,8297 0,8289 0,8281 0,8272 0,8264 0,8255 0,8247 0.823S 0,8229 0,8221 0,8212 0,8203 0,8194 ! 0,8186 0,8177 0,3169 0,8857 0,8849 0,8841 0,8833 0,8825, 0,8816 0,8808 0,3800 0,8792 0,8784 0,8775 0,8767 0,8759 0,8751 0,3743 0,3785 | 0.8117 0,8109 0,8101 0,8092 ' 0,8084 ! 0,8075 j 0,8067 0,8058 I 0,8049 0,8041 0.80E2 0,8024 0,8015 ! 0,8007 0,7998 0,7990 1 I I I I V. Tabel, aangevend het aantal druppels pen Gram, bepaald met den Internationalen Druppelteller. Druppols ! per 1 O. | Druppels l per l G. | ! Acetas aethylicus. ... 65 Solutio Nitroglycerini . . 60 Acidum liydrochloricum Spiritus '60 dilutum 20 Spiritus dilutus 55 Acidum sulfuricum dilu- Sulfas aethylicus acidus tum 20 cuin Spiritu 40 Aether 90 Tinctura Aconiti .... 55 Aether cuin Spiritu. . . 72 Tinctura Belladonnae . . 55 A(jua destillata 20 Tinctura Benzoes.... 60 Aqua Laurocerasi. ... 20 Tinctura Cantharidum. . 55 Glycerinum o6 Tinctura Digitalis. . . . 55 Kreosotum 38 Tinctura Hyoscyami. . . 55 Liquor arsenicalis Fowleri 32 Tinctura Ipecacuanhae. . 55 Oleum Citri 50 Tinctura Opii 55 Oleum Foeniculi .... 44 Tinctura Opii benzoica. . 55 Oleum Menthae piperitae 50 Tinctura Opii crocata. . 50 Oleum Ricini 44 Tinctura Strophanthi . . 55 Oleum Santali 40 Tinctura Strychni.... 55 Phenolum liquefactum. . 38 Tinctura Valerianae. . . 55 Solutio Ammoniae spiri- Yinum Ipecacuanhae. . . 35 tuosa anisata 56 Vinum stibiatum .... 35 Solutio Iodii spirituosa. . 62 VI. Tabel, aanwijzend de verhouding tusschen het soortelijk gewicht en het gehalte aan alkohol (C.:H,,0) van Spiritus bij 15" [naar onderzoekingen van Dr. E. H. von Baumhauer,®] A. beteekent het alkoholgehalte, <1. i. het aantal volumina alkohol (CoH60) van 15°, voorhanden in 100 volumina spiritus van 15°; S. beteekent het soortelijk gewicht van den spiritus bij 15ü — dat van water van 4° als éénheid aangenomen; G. beteekent het aantal graden inzinking, dat de glazen vochtweger, bedoeld bij Koninklijk besluit van 20 April 1863 (Staatsblad n°. 19), in den spiritus bij 15° aanwijst. A. S. ! G. A. S. G. I | j ~ j 100 0,7941 25,9 J 96 0,8120 23,1 99 0,7989 25,2 jj 95 | 0,8159 22,6 98 0,8035 24,5 94 | 0,8197 22,0 97 0,8079 23,8 j 93 0,8233 j 21,5 (!) Verhandeling over de dichtheid, de uitzetting, het kookpunt en de spanning van den damp van alkohol en van mengsels van alkohol en water. CVerhandel. v.d. Afd. Natnurk.der Kon. Akademie v. Wetensch. 1)1. IX). A. S. G. A. S. G. 92 0,8268 20,9 69 j 0,8921 12,1 91 0,8304 20,4 68 0,8945 11,8 90 0,8338 19,9 67 0,8969 11,5 89 0,8373 19,4 66 0,8993 11,2 88 0,8406 18,9 65 0,9017 10,9 87 0,8438 18,5 64 , 0,9040 | 10,6 86 0,8469 18,1 63 0,9064 j 10.4 85 0,8498 17,7 62 : 0,9087 I 10,1 84 0,8526 17,3 61 0,9109 9,8 83 0,8554 16,9 60 0,9131 9,6 82 0,8581 16,5 59 ! 0,9153 9,3 81 0,8609 16,2 58 0,9175 9,0 80 0,8636 15,8 57 I 0,9196 8,75 79 0,8663 15,4 56 0,9218 8,50 78 0,8690 15,1 55 ; 0,9239 8,25 77 0,8717 14,7 54 | 0,9260 8,0 76 0,8743 14,4 53 0,9280 7,75 75 0,8770 14,0 52 0,9300 7,55 74 0,8796 13,7 51 0,9320 7,30 73 0,8822 13,3 50 0,9338 7,10 72 0,8847 13,0 49 0,9356 6,90 71 0,8872 12,7 48 0,9374 6,70 70 0,8897 12,4 J 47 0,9392 6,50 A. S. G. ' A. S. G. i 1 I i li i i 46 0,9410 6,30 22 0,9731 2,75 45 0,9427 6,10 21 0,9741 2,65 44 0,9445 5,90 20 0,9751 2,55 43 0,9462 5,70 19 0,9761 2,45 42 0,9479 5,50 18 0,9771 ; 2,35 41 ! 0,9496 5,30 17 0,9781 i 2,25 j 40 | 0,9512 5,15 16 0,9792 2,15 39 0,9527 4,95 15 0,9802 2,00 38 0,9542 4,80 14 0,9812 1,90 37 0,9557 4,65 13 0,9823 1,80 36 0,9571 4,50 12 0,9834 1,70 35 0,9585 4,35 11 0,9846 1,60 34 0,9599 4,20 10 0,9857 1,45 33 0,9611 4,05 9 0,9869 1,35 32 | 0,9623 3,95 8 0,9881 1,20 31 ! 0,9635 3,80 7 j 0,9894 1,10 30 0,9646 3,70 6 0,9906 0,95 29 0,9657 3,55 5 0,9920 0,80 28 0,9668 j 3,45 4 0,9933 0,70 27 0,9679 3,30 I; 3 0,9947 0,55 26 0,9690 3,20 2 0,9961 0,40 25 0,9700 3,10 | 1 0,9976 0,25 24 0,9711 3,00 0 0,9991 0,10 23 0,9721 2,90 j| In de kolom G. zijn alleen de graden en hunne onderdeelen opgegeven, die op de schaal van den vochtweger voorkomen. Waar de berekende cijfers hiermede niet overeenstemden, zijn de naastbijgelegen graden of onderdeelen daarvan opgegeven. Voor het geval, dat men een gevonden inzinking nauwkeuriger tot soortelijk gewicht en alkoholgehalte wenscht te herleiden, volgt hier de daartoe strekkende berekening: Als de gevonden inzinking wordt opgeteld bij 100 en deze som in 100 wordt gedeeld, dan stelt het quotiënt het overeenkomstige soortelijk gewicht voor. VII. Saturatie-Tabel. j Verdund Citroen- Salicvl- ;Wünsteen- Voor 1 Gram .. matig I Azunzuur zuur _.. I zuur zuur Citroensap Ammonia 5,9 G. 0,42 G. ; 4,2 G. 0,91 G. 0,45 G. Kaliumcarbonaat .... 14,4 „ ; 1,0 „ ! 10,0 „ 1.97 „ j 1,1 „ Natriumcarbonaat. ... 7 „ 0,49 „ 4,9 „ 0,97 „ 0,53 „ Natriumhydrocarbouaat. 11,9 „ 033 „ | 83 „ 1,63 n j 0,9 „ . . ! Natrium- j tt « • Kalium- natrium- . , Voor 10 Gram 1 Ammonia , . , . hydro- carbonaat carbonaat ] carbonaat [ Verdund Azijnzuur. . . 1,7 G. 0,69 G. J 1,43 G. j 0,84 G. Citroenzuur | 23,8 „ 10 „ 20,4 „ j 12,0 r • Kunstmatig Citroensap, j 2,4 „ 1,00 „ | 2,0 „ ! 1,2 „ I i Salicylzuur 12,3 „ 5,1 „ 10,3 „ | 6,1 „ Wijnsteenzuur 22,2 „ 9,3 „ 18,9 „ 11,2 „ VIII. Tabel den bij de berekeningen gebruikte Atoomgewichten. Aluminium 27,1 Antimoon 120,2 Arsenicum 75,0 Baryum 137,4 Bismuth 208,5 Borium.. 11,0 Broom 79,96 Calcium 40,1 Chloor 35,45 Chroom 52,1 Uzer 55,9 lood 126,97 Kalium 39,15 Koolstof 12,00 Kwik 200,0 Lithium 7,03 Lood 206,9 Magnesium 24,36 Mangaan 55,0 Natrium 23,05 Phosphorus 31,0 Stikstof 14,04 Waterstof 1,008 Zilver 107,93 Zink 65,4 Zuurstof 16,00 Zwavel 32,06 BLADWIJZER. NAAM , Blad- van het geneesmiddel. i Zflde. O I i Buiten invloed van het licht te bewaren. Met behulp van ongebluscbte kalk t.A bAururon I Grootste gift Oplosbaar in deelen per keer. per etmaal. Water. Spiritus. A. Aardappelzetmeel 37 Abrusbladen 169 Acetanilide 1 + Acetanilidum 1 500 mG. 2 G. 210 3,6 + Acetas aethylicus 2 Acetas kalicus ! 2 x 03 125 Acetas plumbicus 3 50 mG. 300 mG. 2^4 -f Acetotartras aluminicus. 4 Acetum j n Acetum Digitalis 5 x 2 G. 6 G. Acetum Lythargyri.... ! 409 + Acetum Mylabridum. 6 60 mG. 200 mG. Acetum pyrolignosum.. ! 7 + Acetum pyrolignosum depuratum. ! 7 + Acetum Rhinacanthi... 8 x + Acetum Scillae j 8 x Acetyl-paraphenetidine. 317 + Acidum aceticum j 9 + Acidum aceticum con- centratum. j 10 Acidum aceticum dilutum 11 j Acidum aceticum glaciale. 10 (*) De cursief gedi'ukte cijfers hebben betrekking op synoniemen. NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. z«de. Buiten invloed van liet licht te bewaren. Met behulp j van ongebluschte kalk te bewaren. Grootste gift Oplosbaar in doelen per keer. peretmaal. Water, j Spiritus. I I I I II Acidum arsenicosum... 11 j 5 mG. 10 mG. 70 Acidum benzoicum j 12 I x i ! + 420 3 Acidum boricum 13 25 | 22 + Acidum camphoricum.. 14 156 i ] Acidum carbolicum .... j 318 i + Acidum chromicum.... ! 14 v ! n R ! , ., . . U'U Acidum citricum I 15 ' j 0,6 1 + Acidum hydrobromicum ] 16 j x + Acidum hydrochloricum 17 j Acidum hydrochloricum | dilutum. 18 j + Acidum hydrocyanicum 1 dilutum F. I.. ; 18 | x 100 mG. 400 mG. + Acidum lacticum 1 19 1 + Acidum nitricum i 20 x + Acidum nitricum dilutum i 21 Acidum phosphoricum.. 21 Acidum salicylicum.... 22 J + 500 3 5 + Acidum sulfuricum .... | 23 Acidum sulfuricum dilu- j turn. 24 Acidum tannicum 4ö7 Acidum tartaricum.... 25 ; j 0,8 j 2 6 + Acidum trichloraceticum 25 Aconiti Tinctura 4(jH Aconitumknollen 494 Aconitumtinctuur ! 468 -f Adeps Lanae 26 Adeps Lanae cum Aqua. 27 KAAM j Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. j zijde. Buiten invloed van het licht te bewaren. Mot behulp van ongebluschte kalk te bewaren. Grootste gift Oplosbaar in deelen per keer. \ per etmaal. Water | Spiritus. Adeps suillus j 27 Adeps suillus benzoatus. 28 Aether 28 X Aether aceticus 2 Aether ad Narcosin ... 29 X + Aether cum Spiritu.... 30 Aether met Spiritus... 30 + Aether Petrol ei 31 Aether voor Narcose... 29 Aethylacetaat 2 Aethylbromide 59 Aethylchloride 89 Aethylnitriet met Spiritus. 272 Afkooksels 123 Aftreksels 235 + Albumen Ovi siecum... 31 + Alcohol absolutus 32 Alkohol (Absolute).... 32 + Aloë 33 Aloëextract 134 Aloëtinctuur ' 470 Alsemtoppen 453 Althaeabladen 169 Althaeastroop 397 Althaeawortel 337 I Althaeazalf 505 Aluin 442 Aluin (Gebrande) 443 38 NAAM | Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. ! zijde. Buiten invloed van het licht to bewaren. Met behulp van ongebluschte kalk ht lM)ewaren. Grootste gift Oplosbaar in doelen por keer. per etmaal. Water. Spiritus. Chloroformum 96 x Chloroformum ad Nar- { cosin. { 98 x Chloroforimvater 413 Chroomzuur 14 Chrysarobine 99 + Chrysarobinum 99 Cinabloemen 165 + Citras magnesicus effer- I vescens. 100 , x Citroenolie j 283 Citroensap (Kunstmatig) 435 Citroenschil (Versche) . 113 Citroenspiritus 430 Citroenzuur 15 Cocaïnehydrochloride .. 230 Cocosvet 284 Cocoszeep 381 Codeïne 101 Codeïnehydrochloride.. 231 Codeïnestroop 399 + Codeinum 101 50 mG. 200 mG. 120 2,8 Coffeïne 101 + Coffeinum. 101 250 mG. 1 G. ± 80 ± 50 Colchici Tinctura 475 Colchicumtinctuur 475 Colchicumwijn 511 Colchicumzaad 386 Coldcream 503 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zijde- I Buiten invloed van hot licht to bewaren. Mot behulp van ongobluschte kalk to bewaren. Grootste gift | 0plfb,aal' in deelen per keer. per etmaal. | Water. Spiritus. Collemplastrum 126 Collodium 102 + Collodium cum Acido salicylico. 104 + Collodium cum Oleo Ri- cini. 104 Collodium elasticum... 104 Collodium met Ricinusolie. 104 i + Colophonium 104 Condurangobast 111 Condurangoextract (Vloeibaar). 141 Condurangowijn ' 512 Copahubalsem j 49 Copaivabalsem 49 -I- Coniu Cervi 105 + Cortex Alyxiae 106 Cortex Aurantiorum... j 112 j + Cortex Cascarillae 107 Cortex Chinae 107 + Cortex Cinnamomi .... 110 + Cortex Condurango ... 111 + Cortex Fructus Aurantii 112 ( + Cortex Fructus Citri recens. 113 + Cortex Fructus Granati. 114 : + Cortex Granati 115 j Cortex Granatorum.... 114 l NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. z(jde. 1 Buiten invloed van het licht ! to bewaren. Mot behulp van ongobluschto kalk j to bewaren. Grootste gift Oplosbaar in deelen per keer. ; per keer. Water, j Spiritus. . ! I ! I I Cortex Rhamni Frangulae. 117 + Cortex Rhamni Purshianae. 118 + Cortex Simarubae 120 + Cortex Syzygii 120 + Cortex Viburni prunifolii 121 Cremor Tartari depuratus. 461 Crocus 433 Crocus Martis 122 Crotonolie 284 Crotonzaad 357 Curcumawortel (Javaansche). 357 Cyaanwaterstofzuur (Verdund). 18 D. Decocta 123 Decoctum album Sydenhami. 124 Decoctum Amyli ' 261 \ + Decoctum Cornus Cervi compositum. 124 Dermatol ; 203 \ Diachylonpleister 128 Diachylonzalf 499 Diacodionstroop 399 Diapalmpleister 129 Digitalisazijn 1 5 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zpe. Buiten invloed van het licht 1 te bewaren. ; I Met behulp van ongebluschte kalk t« bewaren. Grootste gift Oplosbaar in deelen per keer. per etmaal. Water. I Spiritus. Digitalisbladen 174 Digitalis Tinctura 476 Digitalistinctuur 476 Dilatatio Saleb 262 Diuretine 377 Diuretinum I 377 Doodkruidbladen 171 Doornappelbladen 181 j Drank (Rivers) 326 Driebladbladen 183 Driebladextract 157 Drop 436 Dubbelkoolzure Soda .. ! 56 Duivelsdrek j 47 Duivelsdrektinctuur.... 470 Duizendguldenkruid.. .. 217 Duizendguldenkruid- extract. 138 E. Eau des Carmes 429 Eiereiwit (Droog) ! 31 + Elaeosacchara 124 Electuarium lenitivum.. 125 + Electuarium Sennae compositum. 125 + Elemi 125 Elemihars 125 Elemizalf 500 i r NAAM ! Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. | zijde. " 1 Buiten invloed van het licht te bewaron. Met behulp | v.in ongo| bluschte kalk II to bewaron. | Grootste gift Oplosbaar in deelen per keer. per etmaal, j Water. , Spiritus. Elixir acidum Halleri.. 437 Elixir (Hallers zuur) .. 437 Elixir paregoricum .... 483 Emplastra 126 -+■ Emplastrum -adhaesivum 126 + Emplastrum aromaticum 127 ! + Emplastrum Canthari- j dum. 127 Emplastrum Diapalmae. 120 Emplastrum gummosum. 128 Emplastrum Hydrargyri 129 Emplastrum Oxydi plumbici. 129 + Emplastrum sapouatum. 130 ' Emplastrum vesicato- rium. 127 Emserzout (Kunstmatig) 369 Emserzoutkoekjes (Kunstmatig). 492 Emulsa 131 Emulsiën 131 Eucalyptusbladen 175 Eucalyptustinctuur 477 Eugenol 131 + Eugenolum 131 Extracta | 132 x Extracten ! 132 Extractum Aloes 134 x Extractum Belladonnae F.I. | 134 j x 20 mG. 1 80 mG. j NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. j zijde. | i r Buiteu invloed van het licht te bewaren. Met behulp van ongebluschte kalk to bewaren. Grootste gift Oplosbaar in deelen per keer. per etmaal. Water. Spiritus. i i + Exfcractum Calumba... 136 x x + Extractum Cannabis indicae. 136 x 100 mG. 300 mG. + Extractum Cardui bene- dicti. 137 x Extractum Cascara sa- grada liquidum. 152 + Extractum Cascarillae . 137 x + Extractum Centaurii .. 138 x Extractum Chinae .... 138 x Extractum Chinae liquidum. 139 x + Extractum Colocynthi- j dis. 141 x x 50 mG. 150 mG. + Extractum Condurango liquidum. 141 x Extractum Filicis 143 x 8 G. 8 G. Extractum Gentianae .. 143 x + Extractum Granati.... 144 x + Extractum Helenii .... 145 x Extractum Hydrastis liquidum. 146 x 1 G. 4 G. + Extractum Hyoscyami F. I.. 147 x 100 mG. 300 mG. Extractum Liquiritae .. 148 x Extractum Opii F. I. .. 149 X x 50 mG. 200 mG. Extractum Ratanhiae.. 150 x x + Extractum Rhamni Frangulae. 151 x x I NAAM i Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. j zÜde- Buiten invloed van het licht te bewaren. Mot behulp I van ongobluschte kalk j to bewaren. Grootste gift f 0p'fb?ar in deelen per keer. per etmaal. Water. Spiritus. Extractum Rhamni Pur- shianae liquidum. 152 x Extractum Rhei 153 x x + Extractum Rhei compo- I situm. ; 153 x x Extractum Secalis cornuti F. I.. 154 x + Extractum Secalis j j ,500mG., 2 G. COrnuti liquidum F. I. j 155 j X I l Onderh. |) Ondert. j /n i inspuiting. inspuiting. '250|mG. ( 1 G. Extractum Strychni F. I. 155 x x 25 mG. 50 mG. + Extractum Taraxaci... ' 157 j x + Extractum Trifolii .... 157 x + Extractum Valerianae.. 158 x + Extractum Viburni prunifolii liquidum. 158 x F- Farina Lini | 159 + Fel Tauri inspissatum . 161 Ferrichloride 90 Ferrichlorideoplossing . 411 Ferri- en Ammoniumchloride. ] 91 ' Ferripyrophosphaat met Ammoniuincitraat. 335 Ferroiodidepilien 323 Ferroiodidestroop 400 Ferrolactaat 245 Ferrosulfaat 441 j NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zijde. Buiten invloed van het licht te bewaren. Mot behulp van ongebluschte kalk I te bewaren. Grootste gift Oplosbaar in deelen per keer. |per etmaal. "Water. I Spiritus. Ferrosulfaat (Uitgedroogd). 442 J Ferrum ope Hydrogenii reductum. 162 Ferrum pulveratum.... 161 + Ferrum reductum 162 + Flores Arnicae 163 + Flores Chamomillae ro- manae. 164 + Flores Chamomillae vul- garis. 165 + Flores Cinae 165 + Flores Sambuci 167 Flores Sulfuris j 453 Flores Sulfuris loti.... 451 + Flores Tiliae 167 Flores Ziuci 310 Foelieolie 293 + Folia Abri 169 + Folia Althaeae 169 + Folia Anacardii 170 + Folia Belladonnae 171 + Folia Bidentis 172 + Folia Bixae 172 + Folia Blumeae 173 (150mG. /500mG. Folia Digitalis 174 i x In ' In ° | IJ aftreksel. \ aftreksel. ! '500 mG. ( 2 G. + Folia Eucalypti 175 + Folia Hydrocotyles.... 176 39 X X NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zijde. Buiten invloed van het licht te bewaren. Met behulp I van ongobluschte kalk i tfl hnwarnn I Grootste gift Oplosbaar in deelen ! per koer. jper etmaal.) Water, j Spiritus. i ! Ii| + Folia Hyoscyami j 176 ! + FoliaLaurocerasirecentia 177 j + Folia Menthae piperitae 177 + Folia Orthosiphonis.... 178 + Folia Psidii 179 + Folia Salviae 180 Folia Sennae 180 + Folia Stramonii 181 + Folia Symploci 183 + Folia Trifolii fibrini.... j 183 Folia Uvae ursi ! 184 Formaldehydeoplossing. 416 Formaline I 4l(j \ j \ Formalinum 41Q Frambozen (Versche)... 200 ' Frambozenstroop 404 | Fructus Anisi 185 | + Fructus Bruceae 186 + Fructus Capsici 187 + Fructus Cardamomi ... 190 + Fructus Colocynthidis.. 192 4- Fructus Coriandri 193 + Fructus Cubebae 194 + Fructus Foeniculi 195 4- Fructus Hordei decorticati. I 196 + Fructus Iuniperi 197 + Fructus Myrtilli 198 + Fructus Papaveris 198 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zijde. Buiten invloed van hot licht te bowaron. Mot behulp van ongobluschto kalk i te bowaron. Grootste gift Oplosbaar in deelen per keer. por etmaal. Water. Spiritus. I + Fructus Rubi Idaei recentes. 200 + Fructus Sambuci recentes. ! 200 G. Gaas 462 + Galbanuin 201 X + Gallae 202 + Gallas bismuthicus basicus. 203 Galnoten | 202 ' ' I Galnotentinctuur 477 Gambir j si Gelatina | 204 + Gelatina Oxydi zincici. 205 Gemberwortel 363 Gentiaan extract 143 Gentiaantinctuur 478 Gentiaanwortel 340 Gerst (Gepelde) 196 Getab pertja 214 Getahpertja(Gezuiverde) 215 Gezegende-Distelkruid.. 216 Gezegende-Distelkruid- extract. 137 + Glandulae Lupuli 205 x Glauberzout 445 Glycerine 206 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zyde. Buiten invloed van hot licht te bowaren. i Mot behulp van ongebluschte kalk j to bowaron. Grootste gift Oplosbaar in deelen I . per keer. .per etmaal. Water, j Spiritus. I 1 1 Glycerine met Traga- canth. 207 Glycerinum 206 + Glycerinum cum Traga- cantha. 207 Gom (Arabische) 211 Gom-elastiek | 212 Gompoeder (Samengesteld). 332 Gomslijm 261 Gossypium cum Hydro- chlorate Chinini. 207 x + Gossypium cum Iodo- formo. 208 x + Gossypium depuratum . j 209 Gossypium stypticum.. 1 207 Goudzwavel | 448 Goulardwater j 45 Granaatappelschil 114 Granaatbast 115 Granaatbastextract 144 Granula 210 Granulen 210 (500 mG. 3 G. j + Guaiacolum .210 X 1 \ op de liuid. I op de huid. i _l_ QQ ( 2 G. : 2 G. ) ~ Guajacol | 210 Guajacolcarbonaat 72 Guajavabladen 179 Gummi Acaciae 211 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zijde. | Buiten invlood van hot licht to bowaren. Mot bohulp van ongeI bluschte kalk I te bewaren. Grootste gift Oplosbaar in deelen per keer. per etmaal. Water. Spiritus. ' Gummi arabicum 211 + Gummi elasticum 212 x + Gummi plasticum 214 + Gummi plasticum depu- ratum. 215 X H. Hara 104 Heemstbladen j 169 Heemstwortel 337 Heleniumextract 145 Heleniumwortel 342 Hennepextract(Indische) 136 Hennepkruid (Indische) j 215 | Hepar Sulfuris J 491 + Herba Cannabis indicae. 215 + Herba Cardui benedicti. 216 + Herba Centaurii 217 + Herba Cochleariae ; recens. 218 + Herba Lobeliae 219 + Herba Maioranae 220 ; + Herba Sabinae 221 Hertshoorn \ 105 Hertshoornafkooksel (Samengesteld). 124 + Hirudines 222 Hoffmannsdruppels.... 30 Homatropinehydrobro- mide. 226 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL zi)ae- Buiten invloed! van hot licht to bewaron. Met behulp van ongebluschto kalk te bewaren, j Grootste gift Oplosbaar in deelen per keer. per etmaal. Water. I Spiritus. rTi i i i Honig 255 Honig (Gezuiverde) ... 256 Hoofdzeerzalf 504 Hopklieren 205 ' Houtazijn 7 Houtazijn (Gezuiverde). 7 Houtskool 69 Houtteer j 324 Hunyadi Ianoszout (Kunstmatig). 370 4- Hydrargyrum 223 Hydras Chlorali 223 2 G. 4 G. 0,25 0,2 + Hydras kalicus 224 x 0,5 2,4 + Hydras natricus 224 x 0,5 4,2 4- Hydras Terpini 225 230 12,8 Hydrastisextract (Vloeibaar). 146 Hydrastiswortel 359 + Hydrobromas Homatro- pini. 226 7,2 25,7 + Hydrobromas Scopola- / 1/1 rnG. 1 mG. mini. i 227 ! ' 0n! I uitw uitw. I Natriumarsenaat (46 gebruik. j gebruik. ;j Natriumbenzoaat 52 Natriumbenzoaat met Coffeïne. 53 N atriumbromide 61 Natriumcarbonaat 76 W atriumchloride 95 Natriumhydrocarbonaat. 56 Natriumhydrocarbonaat- koekjes. 492 ' I Natriumhydroxyde .... 224 Natriumhypophosphiet. 234 Natriumiodide 241 NAAM | Blad VAN HET GENEESMIDDEL. j zijde Buiten invloed van het licht te bewaren. Met behulp van ongebluscbte kalk te bewaren. ~ x x ... Oplosbaar in Grootste gift dee]en per keer. per etmaal. "Water, j Spiritus. Natriumnitraat 270 Natriumphosphaat 321 Natriumpyrophosphaat. ! 337 Natriumsalicylaat 375 Natriumsalicylaat met Coffeïne. 376 Natriumsalicylaat met Theobromine-Natrium 377 Natriumsulfaat 445 Natriumsulfaat (Uitgedroogd) . 446 Natronloog 420: Nitras argenticus 266 20 mG. 100 mG. 0,53 10,9 Ni tras argenticus in Bacillis. 266 Nitras bismuthicus basicus. 267 + Nitras bismuthicus basicus elutus. j 269 + Nitras kalicus 270 3,8 + Nitras natricus 270 I 1,2 65,2 15 mG. 10 mG.) + Nitras Strychnini 271 61'5 f 2 mG. 10 mG.) Nitris aethylicus cum Spiritu. 272 | X + Nitris amylicus 274 j X Nitroglycerineoplossing 422 | Nux moschata 389 j Nux vomica l 394 ; 40 NAAM Blad' VAN HET GENEESMIDDEL. zyde- Buiten in vlood ' van het iicht te bewaren. | Mot behulp I van ongobluschte kalk te bewaren. 1 ] " Grootste gift öpïosbaar in deelen . 1 per keer. per etmaal. Water. I Spiritus. °. | j | Obat Seriawan 427 Olea pinguia 276 x Olea volatilia 277 x Oleum Amygdalarum .. 278 x Oleum Anisi 279 x + Oleum Aurantiorum ... 279 x + Oleum Betulae empyreu- maticum depuratum. 280 x Oleum Cacao 280 x Oleum cadinum 290 + Oleum Cajuputi 281 x Oleum camphoratum .. 410 + Oleum Caryophyllorum. 282 x + Oleum Cinnamomi .... 282 x + Oleum Citri 283 x + Oleum Cocos 284 x + Oleum Crotonis 284 x 50 mG. 100 mG. + Oleum Fagi empyreu- maticum depuratum. 285 x Oleum Foeniculi 286 x Oleum Hyoscyami .... j 236 Oleum Iecoris Aselli... ! 286 x 4- Oleum Iecoris Aselli cum Benzoate ferrico. ! 287 x + Oleum Iecoris Aselli cum Iodeto ferroso. J 288 j x Oleum Iecoris Aselli ferratum. 287 SAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. j ziJde- - 1 Buiten in vlood van hot licht te bewaren. Met behulp I van ongebluschte kalk te bewaren. I ~~ Grootste gift Oplosbaar in deeleu por keer. jper etmaal. Water. Spiritus. I I ! I i + Oleum Iuniperi empyreuniaticum. 290 x + Oleum Lauri 291 x + Oleum Lauroeerasi .... 291 x + Oleum Lavandulae .... 292 x Oleum Lini 292 x + Oleum Macidis 293 x Oleum Menthae piperitae. 294 x + Oleum Myristicae expressum. 294 x Oleum Olivaruin 295 x Oleum Ricini 296 x + Oleum Rosarum 297 x + Oleum Rosmarini 297 x Oleum Rusci depuratum 280 Oleum Santali 298 x 4- Oleum Schleicherae ... 299 x + Oleum Sesami 299 x + Oleum Shoreae 300 x + Oleum Sinapis 301 x + Oleum Terebinthinae .. 301 x Oleum Terebinthinae depuratum. 302 x + Olibanum 302 Oliën (Vette) 276 Oliën (Vluchtige) 277 j Olie en Was £>0(1 i Oliesuikers 124 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zijde. Buiten invloed van het licht te bewaren. ! Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. '— Grootste gift Oplossing iu deelen. per keer. jper etmaal. Water. Spiritus. Olijfolie 295 Opii Tinctura 481 Opii Tinctura benzoica. j 483 Opii Tinctura crocata . 483 Opium 303 x X 100 mG. 400 mG. Opiumelixir 483 Opiumextract 149 Opiumpoeder (Samengesteld). 333 Opiumstroop 402 Opium tinctuur 481 Opiumtinctuur (Aromatische), j 483 : Oplossing (Lugols) 422 Oplossing van Alumini- umacetaat. 407 Oplossing van Ammoniumacetaat . 408 Oplossing van Arabische gom. 417 Oplossing van basisch Loodacetaat. 409 Oplossing van Eiwitstaai 414 Oplossing van Ferriace- taat met Aethylacetaat 467 Oplossing van Natrium- 425 ferripyrophospliaat. Opodeldoch 380 Oranjebloesemwater ... 42 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zÜdo' Buiten invloed van het licht te bewaren. Mot behulp van ongebluschte kalk te bewaren. j | , ... | Oplosbaar in Grootste gift j dee[en per keer. por etmaal. Water. Spiritus. Oranjeschil 112 Oranjeschilolie 279 Oranjeschilstroop 398 Oranjeschiltinctuur.... 471 Orthosiphonbladen .... 178 + Oxydum calcicum 306 Oxydum hydrargyricum iiavum. 306 x + Oxydum hydrargyricum rubrum. 307 X Oxydum magnesicum. . 308 + Oxydum plumbicum se- mivitreum. 309 Oxydum zinci cum 310 4- Oxymel Scillae 311 4- Oxymel simplex j 311 P. Papaverstroop 402 Papavervruchten 198 Paraffine 312 Paraffine (Vloeibare)... 311 + Paraffinum liquidum. . . 311 4- Paraffinum solidum.... . 312 + Pasta Cacao 312 Pasta Zinci 313 + Pasta Zinci oleosa 313 + Pasta Zinci salicylata.. 313 Pastillae Chloreti hy- drargyrici. 314 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zijde. J Bui ton in vlood van het licht te bewaron. Mot behulp van ongebluschto kalk i te bewaron. i Grootste gift Oplosbaai- in deelen per keer. per etmaal., Water. Spiritus. -f Pastillae Saccharini.... 314 Peper (Spaansche) 187 Pepermunt bladen 177 Pepermuntolie 294 Pepermuntwater 44 Pepertinctuur (Spaansche). 473 Pepsine 315 Pepsinewijn 514 + Pepsinum 315 x x Permanganas kalicus... 315 18,8 Perubalsem 50 + Petala Rhoeados, 316 + Petala Rosae 317 Petroleumaether 31 Phenacetine 317 + Phenacetinum 317 500 mG. 2 G. 1800 25 Phenol 318 Phenol (Vloeibaar) 319 Phenoloplossing 424 Phenolum 318 X 100 mG. 300 mG. 12,5 0,15 Phenolum liquefactum.. 319 X Phenyldimethylpyra- zolon. 39 Phenylsalicylaat 378 + Phosphas calcicus 319 + Phosphas natricus 321 7 + Phosphorus 321 X 1 mG. 3 mG. Phosphorzuur 21 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. ziJde- Buitou invloed van het licht te bowaren. Met behulp van ongebluschte kalk J:o bowaren. ~ ., ... Oplosbaar in Grootste gift , , deelen per keer. 'per etmaal. "Water. Spiritus I I I Physostigminesulfaat... 447 Pik 326 Pikzalf 504 Pillen (Blancards) 323 Pillen (Blauds) 322 Pilocarpinehydrochloride 233 Pilulae Blancardi 323 + Pilulae Blaudi 322 + Pilulae Iodeti ferrosi.. . 323 -j- Pilulae laxantes 324 4- Pilulae Sulfatis Chinini 324 4- Pix liquida 324 -I- Pix Lithanthracis 325 + Pix solida 326 Pleister (Aromatische) . 127 Pleisters 126 Podophylline 355 Podophyllinum 355 Podophyllumhars 355 Podophyllumwortel.... 362 Poeder (Aromatisch)... 332 Poeders 329 Pokzalf 506 Potasch 74 + Potio Riveri 326 Precipitaat (Geel) 306 Precipitaat (Rood) 307 Precipitaat (Wit) 92 Precipitaatzalf (Rood).. 503 | • I NAAM ! Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. ! zijde. Buiten in vloei van hot licht te bewaren. |! Met behulp van ongo| bluschte kalk ' te bewaren. Grootste gift Oplosbaar in deeleu per keer. per etmaal. Water. Spiritus. Precipitaatzalf (Wit). . . 499 Pruimen 327 Pruimenconserf 125 + Pruna 327 + Pulpa Tamarindorum cruda. 327 Pulveres 329 + Pulvis Acidi salicylici cum ïalco. 331 Pulvis aerophorus 331 x + Pulvis antacidus 332 + Pulvis aromaticus 332 x + Pulvis gummosus 332 Pulvis Doveri 333 Pulvis Liquiritiae com- positus. 333 x Pulvis Opii compositus F.I.. 333 x ! x Pyrogallol 334 + Pyrogallolum 334 x + Pyrophosphas ferricus cum Citrate ammonico. 335 x + Pyrophosphas natricus. 337 12 3 R. Radix Althaeae 337 + Radix Armoraciae recens 338 + Radix Calumba . ; 339 + Radix et Herba Taraxaci recentes. 340 NAAM Blail- VAN HET GENEESMIDDEL. j zÜde- Buiten invloed van hot licht I te bowaren. Mot behulp van ongebluschte kalk te bewaren. I r, . . _ Oplosbaar in Grootste gilt , . deelen per keer. iper etmaal. Water. Spiritus. + Radix Gentianae 340 + Radix Helenii 342 Radix Ipecacuanhae ... 343 4- Radix Jalapae 345 Radix Liquiritiae 346 + Radix Ratanhiae 347 Radix Rhei 348 -f- Radix Rhinacanthi .... 350 + Radix Sarsaparillae.... 351 Radix Senegae 351 + Radix Valerianae 352 Rasura Ligni Santalini rubri. 249 Ratanhiaextract 150 Ratanhiatinctuur 486 Ratanhiawortel 347 Rattenkruit 11 + Resina Jalapae 354 + Resina Podophylli 355 Resorcine 258 Resorcinum 258 Reuzel . 27 Rhabarberextract..... 153 Rhabarberextract (Samengesteld). 153 Rhabarberstroop 403 Rhabarbertinctuur (Waterige). 486 Rliabarberwortel 348 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zUdo. Buiten invloe van het lichi te bewaren. Mot behulp van on^ebluschte kalk te bowaron. Grootste gift 0pI°Sbfar iD deelon i per keer. per etmaal. "Water. ■ Spiritus. — 1 ■- 1 _ | 1 Rhabarberwijn 515 Rhamnusbast 117 Rhamnusextract 151 Rhamnusstroop 403 Rhinacanthusazijn 8 Rhinacanthuswortel .. . 350 + Rhizoma Calami 356 + Rhizoma Curcumae Javanicae. 357 + Rhizoma Filicis 358 + Rhizoma Hydrastis . .. 359 + Rhizoma Iridis 360 + Rhizoma Podophylli ... 362 + Rhizoma Zingiberis.. . . 363 Ricinusolie 296 Rob Iuniperi 364 + Rob Sambuci 364 Rob van Jenever vruchten 364 Rosmarijnolie 297 Rozebladen 317 Rozenhonig 257 1 Rozenolie 297 Rozenwater 45 Rundergal (Ingedikte).. : 161 Rijstzetmeel j 37 s. + Saccharas ferricus 365 Saccharine 366 Saccharinepastilles 314 NAAM Blad" VAN HET GENEESMIDDEL. ziJde- Buiton invloed van het licht | te bewaron. j Mot behulp van ongebluschte kalk te bewaren. 11 i ■ _ Oplosbaar in Grootste gilt , . deelen per keer. 'per etmaal. Water. ' Spiritus. Saccharinum 366 360 37,5 Saccharum 367 Saccharum Lactis 368 6 Saccharum Saturni.... 3 Saffraan 433 + Sal Carolinum facticium 369 x + Sal Emsanum facticium 369 x + Sal Hunyadi Ianos facticium. 370 x Sal Seignetti 459 + Sal Vichy facticium ... 370 x + Sal Wildungense facticium. 371 x Saleb 496 Salebslijm 262 + Salicylas ammonicus... 371 1,15 2,2 Salicylas Antipyrini .. . 372 270 3,4 Salicylas bismuthicus basicus. 373 + Salicylas methylicus.. . 374 Salicylas natricus ,375' 0,83 4,3 Salicylas natricus cum Coffeino. 376 -(- Salicylas natricus cum Theobromino-Natrio. 377 1 G. 5 G. + Salicylas phenylicus ... 378 15 Salicylzuur i 22 ; Salicylzuurcollodium... 104 Saliebladen 180 Salipyrine 372 NAAM | Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. j Buiten in vlood van het licht to bewaren. Met bohulp van ongobluschto kalk to bowaren, i - — Grootste gift ! Oplosbaar In deelen per etmaal, i per keer. i Water. : Spiritus. Salipyrinum 372 Salmiak 89 Salmiakkoekjes 493 Salol 378 ; Salolum 378 • Salpeterzuur 20 Salpeterzuur (Verdund). 21 Sandelolie 298 Santelhout (Rood) 249 Santonine 379 Santoninekoekjes 494 Santoninum 379 x 100 mG. 300 mG. 52 Sapo aromaticus 380 + Sapo Cocos 381 + Sapo kalinus 382 Sapo medicatus 382 + Sapo superadipatus.... 384 + Sapo superadipatus cum Pice liquida, j 384 + Sapo superadipatus cum Sulfure. 385 Sarsaparillewortel 351 j Sassafras 250 Schurftzalf 506' Scilla-Azijn 8 Scilla-Azijnhonig 311 Scillabol 63 Scopolaminehydrobro- mide. 227 — | NAAM Blad- VAX HET GENEESMIDDEL. z«ie- Buiten invloed van het licht te bewaren. Met behulp van ongobluschte kalk to bewaron. Oplosbaar in Grootste gilt deel6n per keer. per etmaal. Water. Spiritus. i ( 1 G. i 5 G. Secale cornutum 385 X i in » in i aftreksel, i aftreksel. ( 2 G. ' 10 G. Semen Cinae 165 + Semen Colchici 386 + Semen Crotonis 387 Semen Lini 388 + Semen Myristicae 389 Semen Santonici 165 + Semen Sinapis 390 + Semen Staphisagriae.. . 392 + Semen Strophanthi. . . . 393 -+• Semen Strychni 394 150 mG. 500 mG. + Semen Syzygii . 396 Senebladen 180 Senegastroop 405 Senegawortel 351 Sennabladen 180 Sennastroop 406 Sesamolie 299 Sevenboomkruid 221 Simarubabast ! 120 Sirupi 397 Sirupus Althaeae j 397 Sirupus Aurantiorum . . j 398 + Sirupus Cinnamomi .. . 398 + Sirupus Codeini 399 + Sirupus Diacodii 399 Sirupus Iodeti ferrosi F. I.. 400 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zijde. , ( Hui ten invloed van het licht || te bewaren. Met behulp i van ongo- bluschte kalk 1 te bewaren. Grootste gift ! Oplosbaai- m deelen per keer. por etmaal. Water. Spiritus. + Sirupus iodotannicus .. ; 400 + Sirupus Ipecacuanhae F. I.. 401 + Sirupus Liquiritiae 401 + Sirupus opiatus 402 + Sirupus Papaveris 402 + Sirupus Rhamni Frangulae. 403 + Sirupus Rhei 403 Sirupus Rhoeados 404 Sirupus Rubi Idaei.. . 404 + Sirupus Senegae ! 405 Sirupus Sennae 406 Sirupus simplex 406 Slaapbollen 19g Sodii Arsenas 46 + Solutio Acetatis alumiuici. 407 + Solutio Acetatis aluminici Burowii. 408 + Solutio Acetatis ammonici. 408 Solutio Acetatis ferrici aetherea. { 467 Solutio Acetatis plumbici basici. 409 Solutio Albuminatis ferrici dialysata. 414 Solutio Ammoniae spirituosa anisata. 410 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. ziJde- Buiten invloed van het licht to bewaren. Met behulp 1 van ongobluschte kalk te bewaren. _ ., Oplosbaar 111 Grootste gift , , deelen per keer. per etmaal. Water. Spiritus. , p_ + Solutio Camphorae oleosa. 410 x Solutio Camphorae spirituosa. 411 Solutio Chloreti ferrici. 411 X + Solutio Chlorii 413 x + Solutio Chloroformi aquosa. 413 + Solutio Citratis mag- nesici. 414 Solutio Ferri albuminata 414 + Solutio Ferri pomata .. 415 Solutio Formaldehydi.. 416 X + Solutio Gummi arabici. 417 + Solutio Gummi plastici in Chloroformo. 418 + Solutio gummosa 418 + Solutio gummosa tenuis. 418 Solutio Hydratis calcici 418 + Solutio Hydratis kalici. 419 + Solutio Hydratis natrici 420 Solutio Iodeti kalici cum Iodio. 422 Solutio Iodii spirituosa F. I.. 421 x 150 mG. 600 mG. Solutio Leras 425 4- Solutio Lugoli 422 + Solutio Nitroglycerini.. 422 25 mG. 100 mG. + Solutio Peroxydi Hydro- genii. 423 x KA iil Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. ' zijde. l Buiton invloed van hot licht to bowaren. Mot behulp van ongebluscht© kalk to bewaren. Grootste gift Oplosbaar in doolon per keer. per etmaal. Water. Spiritus. + Solutio Phenoli F. I. .. 424 . + Solutio Picis concentrata 424 + Solutio Pyrophosphatis natrico-ferrici. 425 x + Solutio Saccharatis ferrici aromatica. 426 + Species amarae 426 + Species antiaphthosae.. 427 + Species laxantes 427 + Species pectorales 428 Spermaceti 84 Spiritus 428 Spiritus Ammoniae anisatus. 410 Spiritus aromaticus.... 429 Spiritus (Aromatische). 429 Spiritus carminativus . . 429 + Spiritus Cinnamomi.... 430 + Spiritus Citri 430 + Spiritus Cochleariae ... 431 Spiritus dilutus 431 Spiritus fortior 432 + Spiritus Lavandulae ... 432 : Spiritus Minderen .... 408 Spiritus Nitri dulcis... 272 + Spiritus saponatus .... 432 Spiritus (Sterke) 432 Spiritus (Verdunde) ... 431 Spruwkruiden (Indische) 427 1 NAAM | Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. z«de. Buiten invloed van hot licht to bewaren. Mot behulp van ongobluschto kalk to bowaren. Grootste gift Oplosbaar in aeelen per keer. per etmaal. Water, j Spiritus. Spijkerbalsem j 507 Staafjes 48 Staafjes (Buigzame) ... 48 Staalkoekjes 493 Staallevertraan 287 Staalpillen i 322 Staalpoeder 122 Staalsuiker 365 Staalwijn 516 Staartpeper 194 Staverzaad 392 Steen (Helsche) 266 Stibiatum Vinum 1 515 Stibiumsulfide 448 + Stigmata Croci 433 x Stoomcalomel 95 Storax 434 Stramoniumbladen .... 181 Strooipoeder (Salicylzuur). 331 Stropen 397 Strophanthi Tinctura . . \ 487 Strophanthustinctuur .. 487 Strophanthuszaad , 393 Strychninenitraat | 271 Strychni Tinctura 488 Strychnosextract 155 Strychnostinctuur 488 Strychnoszaad 894 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zijde. I Buiten invloed van het licht to bewaren. Met behulp j van ongeMuschte kalk i to bewaren. , ... Oplosbaar in Grootste gut . , deelen . _ per keer. per etmaal.: Water. 1 Spiritus. Stuifpoeder 253 + Styrax 434 Sublimaat 93 Sublimaatpastilles 314 + Succinum 435 + Suceus Citri artiticalis . 435 Suceus Liquiritiae 436 Suiker 367 Suikerstroop 406 Sulfas aethylicus acidus cum Spiritu. 437 0 52 + Sulfas aluminicus 437 . 1 mG. 3 mG. Sulfas Atropiui 438 In ' 1 3 1 i inspuiting. i '0.5mG. ' Sulfas Chinini 439 x 900 112 Sulfas cupricus 440 2,8 + Sulfas ferrosus 441 1,5 Sulfas ferrosus exsiccatus 442 x Sulfas kalieo-aluminicus 442 10 + Sulfas kalieo-aluminicus exsiccatus. 443 x Sulfas kalicus 444 9;g Sulfas magnesicus 444 1,5 Sulfas natricus 445 2,7 + Sulfas natricus exsiccatus 446 x Sulfas Physostigmini. . 447 x x 1 mG. 3 mG. Sulfas zincicus 447 0,65 Sulfidum stibicum 448 x Sulfonal 449 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. z'jao- 1 I Buiten in vlood j van hot Jicht i to bewaren. | Mot behulp van ongeMuschto kalk to bowaron. p ■ - - Grootste gift ! Oplosbaar in deolen | j per keer. per etmaal. Water. ! Spiritus. + Sulfonalum 440 2 G. 2 G. 450 80 + Sulfophenylas zincicus. 450 ; 2,7 2,7 Sulfur auratum Anti- monii. 448 Suifur depuratum 451 + Sulfur praecipitatum... ! 452 + Sulfur sublimatum ' 453 + Summitates Absynthii.. 453 Suppositoria 454 Symplocosbladen | 183 Syzygiumbast 120 Syzygiumzaad 396 T. Talcum 454 Talcum venetum | 454 Talk 454 Tamarindenmoes (Ruw) j 327 Tannalbine 465 Tanualbinum I 455 Taunalbumine I 455 Tannalbuminum 455 Tannas Chinini 456 Tannine 457 Tanninum 457 Taraxacumextract 157 Taraxacumwortel en -kruid (Versche). 340 + Tartarus boraxatus ... 458 x 1 NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. z«de- I 'f Buiten invloed van hot licht to bewaren. Mot liolmlj» | van onge- | bluschte k.ilk li te bewaren. Grootste gift Oplosbaar in deelen | per keer. 'per etmaal. Water, j Spiritus. Tartarus emeticus 460 Tartras kalico-natricus. 459 : 1,2 Tartras kalico-stibicus . 460 200 mG. 500 mG. 17,1 Tartras kalicus acidus. 461 219 Tarwezetmeel 38 Teerwater 44 Teerwater (Sterk) 424 Teerzeep 384 Tela 462 Tela cura Iodoformo .. j 462 j x Tengkawangvet 300 + Terobinthina laricina .. 463 Terebinthina veneta .. . 463 Terpentijnolie 301 Terpentijnolie (Gezuiverde). 302 Terpentijn (Venetiaansche). 463 Terpentijnzalf 507 Terpinehydraat 225 : Theobromine 464 4- Theobrominum 464 + 3300 + 4300 Thymol 465 + Thymolum 465 1175 0,4 4- Tinctura'Acetatis ferrici aetherea. , 467 ! x + Tinctura acida aromatica 468 x + Tinctura Aconiti F. I. 468 x 500 mG. 1,5 G. 4- Tinctura Aloes 470 x NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zÜde- Buiten invloed van hot licht to bewaren. Mot behulp van ongobluschte kalk te bewaren. Grootste gift Oplosbaar in deolen per keer. Iper etmaal. Water. { Spiritus. j [ + Tinctura Arnicae 470 x Tinctura Asae foetidae. 470 x i + Tinctura Aurantiorum.. 471 x + Tinctura Belladonnae F. I. 471 x 1 G. 3 G. + Tinctura Benzoes 472 x + Tinctura Cantliaridum F. I. 472 x : 200 mG. 600 mG. + Tinctura Capsici 473 x + Tinctura Catechu 473 x Tinctura Chinae 474 x Tinctura Chinae composita. 474 | x + Tinctura Cinnamomi... 475 X + Tinctura Colchici F. I. 475 x 1 G. 3 G. Tinctura composita Whytii. 474 Tinctura Digitalis F. I. 476 x j 1,5 G. 5 G. + Tinctura Eucalypti. ... 477 x Tinctura Ferri aromatica 426 Tinctura Ferri pomata. 415 + Tinctura Gallarum ; 477 X + Tinctura Gentianae.... j 478 x + Tinctura Hyoscyami F. I. 478 X Tinctura Iodii 421 Tinctura Ipecacuanhae j F. I. 479 x + Tinctura Lobeliae F. I. 479 X' 2 G. 5 G. 4- Tinctura Moschi 480 x Tinctura Myrrhae 480 ! X j NAAM Blaö- VAN HET GENEESMIDDEL. zpe. Buiten invloed van hot licht to bewaren. Met behulp van ongobluschto kalk ! te bewaren. Grootste gift j Oplosbaar in aeelen per keer. per etmaal. Water. Spiritus. Tinctura nervina Bestu- cheffi. 480 x Tinctura Opii F. 1 481 x 1 G. 4 G. + Tinctura Opii benzoica F. I. 483 x Tinctura Opii crocata F. I. 483 x 1 G. 4 G. + Tinctura Quassiae 485 x + Tinctura Ratanhiae.... 486 x + Tinctura Rhei aquosa.. 486 x Tinctura Secalis cornuti. 487 x 2,5 G. 10 G. Tinctura Strophanthi F. I. 487 x 500 mG. 2 G. Tinctura Strychni F. I. 488 x 2,5 G. 5 G. + Tinctura Succini 489 x Tinctura Valerianae.. .. 489 x + Tinctura Valerianae aetherea. j 490 x Tincturae : 465 x Tincturen 465 Tinctuur (Zure aromatische). 468 Tolubalsem 51 Tragacanth 490 + Tragacantha 490 Tragacanthslijm 262 Traumaticine 418 Traumaticinum 418 Trichloorazijnzuur 25 Trional 2ö9 N A A M ! Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zÜae- Buiten invloeil van i!«•! li'-iit to bewaren. Mot behulp van ongobluschto kalk | te bewaren. Oplosbaar in Grootste gilt i , . doelen per keer. per etmaal. Water. Spiritus. Trionalum 259 + Trisulfuretum kalicum . 491 \ . + Trochisci Bicarbonatis natrici. 492 + Trochisci Bicarbonatis natrici compositi. 492 + Trochisci Catechu 492 + Trochisci Chloratiskalici 493 + Trochisci Chloreti am- monici. 493 + Trochisci ferrati 493 + Trochisci Ipecacuanhae 494 Trochisci Santonini.... 494 + Tubera Aconiti 494 Tubera Saleb 496 u. Unguenta 497 X + Unguentum Acetatis plumbici basici. 498 x Unguentum Acidi borici. 498 Unguentum ad Scabiem öOG Unguentum Althaeae .. 505 + Unguentum Carbonatis plumbici camphoratum 498 x + Unguentum Chloreti hydrargyrico-ammonici 499 ! x Unguentum contra Tineam Capitis. 504 + Unguentum Diachylon. 499 i x NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zijde. Buiten invloed! , van het lichl to bewaren. , Met behulp vau onge| bluschte kalk j ; te bewaren. Grootste gift j 0ploshaar in deelen per keer. per etmaal. "Water. Spiritus. I i lil I I + Unguentum Elemi .... 500 X Unguentum Hydrargyri F. I.. 500 X | + Unguentum Hydrargyri fortius. 501 X Unguentum iodatum . . 502 + Unguentum Iodeti kalici 501 X + Unguentum Iodii 502 x + Unguentum Iodoformi. 502 X + Unguentum Lanolini . . 502 X + Unguentum leniens.... 503 X Unguentum Mercurii praecipitati albi. 499 Unguentum Neapolita- num. 500 Unguentum nutritum. . 498 + Unguentum Oxydi hydrargyrici flavi. 503 | X + Unguentum Oxydi hydrargyrici rubri. j 503 X Unguentum Oxydi zincici. 504 X + Unguentum Picis 504 X + Unguentum Picis compositum. 504 X j + Unguentum resinosum flavum. 505 X Unguentum simplex ... 506 X + Unguentum sulfuratum compositum. 506 | X | j NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zijde. ! Buiten invloed van hot licht to bewaren. Mot behulp van ongobluschte kalk ! to bowaron. ! Grootste gift Oplosbaar in doelen per keer. !pcr etmaal. Water. Spiritus. + Unguentum Tartratis kalico-stibici. 506 x + Unguentum terebinthi- naceum. 507 x Uva-ursibladen 184 V | Valeriaanextract 158 V aleriaan tinctuur 489 V aleriaan tinctuur (Aetherische). 490 Valeriaanwortel 352 + Valerianas zincicus.... 507 + 90 ±40 Varenextract 143 Varenwortel 358 Vaseline 508 Vaseline (Gele) 509 Vaseline (Witte) 508 Vaselinum 508 Vaselinum album 508 Vaselinum flavum 509 Venkel olie 286 Venkelvruchten 195 | Venkelwater ; 43 Veratrine (Gekristalli- j seerde). 85 j Veratrinum crystallisa- tum. i 85 Viburnumbast j 121 j NAAM Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. zijde. I Buiten invloed van hot liclifc to bewaren. Mot behulp van ongobluschte kalk to bowaron. Grootste gift Oplosbaar in deelen per keer. per etmaal. Water. Spiritus. Viburnumextract (Vloeibaar). 158 Vichyzout (Kunstmatig) 370 Vingerhoedskruid (Bladen van). 174 ... Vina 509 x Vinum amarum 510 x Vinum Cascara sagrada 514 + Vinum Chinae 510 x + Vinum Chinae ferratum 511 x + Vinum Colchici 511 x 1 G. 3 G. + Vinum Condurango.... 512 x Vinum emeticum 515 Vinum ferratum | 516 Vinum Ipecacuanhae... j 512 x Vinum Malacense 513 x + Vinum Pepsini 514 x + Vinum Rhamni Purshi- anae. ol4 x + Vinum Rhei j 515 x Vinum stibiatum F. I.. 515 x + Vinum Tartratis kalici ferrati. 516 x Vliegen (Spaansche)... | 66 Vliegentinctuur (Spaan- , sche). 472 Vliegpleister(Spaansche) 127 Vlierbloemen 167 Vliergelei 364 N A A. M Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. j zUa°- Buiten invloed li van het licht jl te bewaren. || Met behulp van ongeil blusehte kalk te bewaren. Grootste gift ! 0pl"Sbfar in deelen j I i per keer. per etmaal, j Water. Spiritus. Vliervruchten (Versche) 200 Vloeistof (Burows) 408 Vloeistof (Fowlers). ... 251 Walschot 84 Was (Geel) 82 Was (Wit) 81 Water 40 Water (Gedestilleerd).. 40 Water (Gewoon) 41 Wateren (Aromatische). 41 Waterstof peroxyde- oplossing. 423 Watten (Bloedstelpende) 207 Watten (Gezuiverde)... 209 Wegedoornbast 117 Wierook 302 Wildungerzout (Kunst- matig). 371 Wolvet 26 W onderolie 296 Wormkoekjes 494 Wormkruid 165 Wijnen 509 Wijnsteen (Gezuiverde). 461 Wijnsteenzuur 25 IJ. IJsazijn 10 IJzer (Door reductie met Waterstof bereid1). 162 NAAM ! Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. j zijde. Buiten invloed ! van hot licht I to bewaren. Mot behulp van ongobluschte kalk I' to bo waren. Grootste gift Oplosbaar in dooien per keer. por etmaal. Water. 1 Spiritus. ===== i IJzermalaattinctuur.... 415 IJ zeroplossing van Leras 425 IJzerpoeder 161 IJzertinctuur (Aromatische). 426 z Zalf (Eenvoudige) j 506 Zalf met basisch Lood- ! acetaat. ! 498 Zalf met Loodcarbonaat ! en Kamfer. j 498 Zalven 497 Zeeajuinazijn | s Zeep (Medicinale) 382 Zeep (Overvette) 384 Zeeppleister 130 Zeepspiritus 432 Zenuwtinctuur van Bestucheff. 480 Zetkaarsjes 454 Zetmeelslijm i 261 Zilvernitraat i 266 Zilvernitraat in Staafjes 266 Zinkchloride 96 Zinklijm 205 Zinkoxyde 310 Zinkoxyde met Olie... 313 Zinkpasta 313 NAAM | Blad- VAN HET GENEESMIDDEL. j z«de- I Buiten invloed van het licht te bewaren. Met behulp van ongebluschto kalk to bewaren, i Grootste gift Oplosbaar in doelen i ~ ( per keer. per etmaal. Water. ; Spiritus. Zinkpasta volgens Lassar 313 Zinksulfaat 447 Zinksulfophenylaat.... 450 Zinkvalerianaat 507 Zinkzalf 504 Zoethoutextract 148 Zoethoutstroop 401 Zoethoutwortel 346 Zout (Engelsch) 444 Zoutzuur 17 Zoutzuur (Verdund).... 18 Zuurpoeder 332 Zwavelbloemen 453 Zwavelbloemen (Gewas- schen). 451 Zwavel (Geprecipiteerde) 452 Zwavel (Gesublimeerde) 453 Zwavel (Gezuiverde)... 451 Zwa veile ver 491 Zwavelzalf (Samengestelde) . 506 Zwavelzeep 385 Zwavelzuur 23 Zwavelzuur (Verdund).. 24 [Overgedrukt uit de Nederlandsche Staatscourant van 27 September 1906, n°. 225.J MINISTERIE TAN BINNENLANDSCHE ZAKEN. De Minister vau Binnenlandsche Zaken ; In aanmerking nemende, dat in de vierde uitgave van de Nederlandsche Pharmacopee (Nederlandsche en Latynsche tekst) eenige onnauwkeurigheden en schrijffouten voorkomen, waarvan verbetering vóór de invoering daarvan op 1 October a. s. gewenscht is; Heeft goedgevonden : te bepalen, dat de navolgende verbeteringen zgn aan te brengen in de Nederlandsche Pharmacopee (vierde uitgave): A. Nederlandsche tekst. In plaats van: Kaliumpermanganaat (1 — 10), leze men bladz. 13 r. 2 v. b.; bladz. 51 r. 4 v. b.; bladz. 54 r. 2 v. o.; bladz. 531 r. 1 v. o.: Kaliumpermanganaat (1 = 20). Amylum Tritici. Bladz. 38 r. 8 v. o., staat: M = 9 ft, lees: M = 21 ; r. 3 v. o. staat: x — 1,9 ^, lees: x = 4,3 ft. Extractum Calumba. Bladz. 136 r. 7 v. b., staat: dik , lees: droog. Extractum Hydrastis liquidum. Bladz. 147 r. 1 v. b., staat: 10 c.M3., lees 10 G. Extractum Opii. Bladz. 149 r. 3 v. o., staat: 30 G., lee3: 30,5 G. Oleum Macidis. Bladz. 293 r. 3—1 v. o., leze men aldus: Foelieolie moet voor minstens de helft tusschen 160° en 175° destilleeren; van de rest destilleert een deel bij 175°—200°, een ander deel eerst boven 235°. Oleiim Olivarum en Oleum Sesami. Bij de proef op arachisolie moet in plaats van : koele plaats, gelezen worden: 18°—19°. 500 mï"1 magneaicum- B,adz- 308 r- 3 v- °-> staat: 1 G.,lees: ••r,®.1 Hiinyadi Ianos facticium. K. 4 v. b„ staat: negenhonderd vyrfrig (leelen (9o0), lees: negenhonderd deelen (900). Sirupus Rhoeados. Bladz. 404 moeten r. 5 en 0 v. o. vervallen. Spiritus. Bladz. 428 en 429. De reactie op Aceton moet aldus gelezen worden : \\ ordt 6 c.M3. barytwater gemengd met 6 druppels mercurichlonde en daarna met 2 c.M3. spiritus, het mengsel krachtig geschud en gefiltreerd, dan mag het volkomen woreten aa 01 zwave'ilulmonium niet donker gekleurd Tincturae. Bladz. 466. De reactie op Aceton moet aldus gelezen worden : Wordt een mengsel van 10 c.M3. eener tinctuur *n, 1° c.M3. water gedestilleerd, totdat E c.M3. is overgegaan , Het destillaat gevoegd bij een mengsel van 10 c.M3. barytwater en 1U druppels mercunchloride en wordt daarna gefiltreerd dan mag het volkomen heldere filtraat door zwavelammonium' niet donker gekleurd worden. Tincturae. Bladz. 466 r. 9. v. b., staat: en breng de voorgeschreven hoeveelheid , lees: en breng de rest vau de voorgeschreven hoeveelheid. n8^nCtnoni°Piii benzoica. Bladz. 483, staat: soortelijk gewicht U,olO 0,901, lees : soortelyk gewicht 0,891—0,901. ftSS7nCtnfio«;QiUa8Siae- ?v-,Z- 485staat: soortelijk gewicht ' 0,895, lees: soortelijk gewicht 0,890—0,895. Tmctura Strophantbi Bladz. 487 r. 9 v. o., staat: poeder (ri dO), lees: poeder (B 10); r. 4 en 5 v. o., worden gelezen: Percoleer met verdunden spiritus op de wijze als by Aconitumtinctuur is voorgeschreven en hltreer de tinctuur, na 2 dagen rust op een koele plaats; r. 2 v. o., moeten vervallen de woorden: met water een helder. nooifC'iUra Succini. Bladz. 489, staat: soortelijk gewicht 0,826— 0,8d2, lees: soortelijk gewicht 0,835—0,842. Vmum Malacense. Bladz. 513 r. 10 v. o., staat: 13—15 pet. lees: 13—15 volumen pet. y ' label IV. Bladz. 550—5ol, leze men: 1 U33> 1'1348- 1-1342, 1,1336, 1,1330, 1,1322, 1,1314, 1,1306, 1,129S, 1,1290, 1,1284, 1,1278, mu, 1:S;1S: U236- '•'22s-hmo' » j®».4ïS.'S, SB: 538: i i ?Sk' lïiro ' , ;,lo ' ,Vl8/' l'1178' 1.1172, 1,1166, 1,1160, 1,115b, 1,1152, 1,1148, 1,1144, 1,1140. Bladwijzer. Bladz. XXXIII, staat: per etmaal, per keer, lees: per keer, per etmaal. Deze beschikking zal worden geplaatst in de Nederlandse/ie staatscourant. '3 Gravenhage , 15 September 1906. Voor den Minister, De Secretaris-Generaal, J. B. Kan, /. S.-G.