BOEK- EN KUNSTDRUKKERIJ V/H ROELOFFZEN-HUBNER & VAN SANTEN, AMSTERDAM. F—~ ? ^ EEN WOORD ^ | A OVER HET Af 1 U NATIONAAL BUREAU »' VAN VROUWENARBEID ■ . » " i « MARIE JUNÖIUS PRIJS 25 CENTS ^ AMSTERDAM — 1901 — W. VERSLUYS ^ EEN WOORD OV EU HET NATIONAAL BUREAU VAN VROUWENARBEID I X X >K MARIE JIJNGIUS AMSTERDAM — 1901 — W. VERSLUYS INHOUDSOPGAVE. 1. Voorwoord voor de publieke uitgave van het Bureauplan. 2. Lijst van analogieën van het Bureau-werkplan met dat der Tentoonstelling. 3. Pleidooi. 4. Schets van een Inrichting der Bureaulokaliteit. 5. Graphische voorstelling van de organisatie der werkzaamheden ovei 't geheele land. 6. Bijlage 1 (Rubrieken of arheidssoorten). 7. Bijlage II (Kigenanrdige omstandigheden van den arbeid enz.). 8. Bijlage III (Taak van Plaatselijke Comité's en Correspondenten en opgaaf van Inforinatiegelegenheden). 9. Bijvoegsel'. Proeve van een schematisch overzicht van het gebied der werkzaamheden betreffende de rubriek «Maatsch. Werk», (rubriek 20). VOORWOORD VOOR DE PUBLIEKE UITGAVE VAN HET BUREAUPLAN. Nu het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid officieel zijn werkzaamheden gaat beginnen, meende het Bestuur dat het aan velen niet onwelkom zou zijn, een publieke uitgave te bezorgen van het Bureauplan dat, althans ten deele, het vorige jaar bij de „Voorstellen voor de bestemming van het batig saldo" onzer 1 entoonstelling van Vrouwenarbeid in den kring der Tentoonstellingsleden werd rondgezonden en in enkele bladen werd opgenomen en besproken. Thans zal de voortzetting van den arbeid, door onze Tentoonstelling begonnen, geschieden naar dit plan dat dus nü eerst actualiteit begint te verkrijgen. Het kan ons dan ook bij de groote volheid en snelheid waarmede de tijd over ons henengaat niet verwonderen dat velen, zoowel in- als buiten onzen eigen kring, zich niet recht meer kunnen herinneren en voorstellen hoè dit Bureau- plan eigenlijk was samengesteld en hoe hier de voortzettingsarbeid gedacht is. De grondslag is en blijft dezelfde als die der Tentoonstelling, de aard van werken wordt natuurlijk anders. Een persoonlijk bezoek aan liet Bureau *) tot naderen uitleg en uiteenzetting Ziil altijd welkom zijn en zal, hopen we, ertoe mogen bijdragen steeds meerdere vrienden te winnen voor de zaak van der vrouwen arbeid met zijn eigenaardige verschijnselen en moeilijkheden. M. .T. *) De spreekuren zijn: Maandags middags van 3 tot 5 ure en Donderdags avonds van 8 tot 10 ure, Jacob v. d. Doesstraat 68. 's-Gravenhage. LIJST van ANALOGIEËN v. h, Bureauwerkplan met de plannen der Tentoonstelling. Bureau. Tentoonstelling. 1 Pleidooi voor het Bureau v. Vrouwen- analoog aan Propagandawoord v. d. Tentoonst. v. arbeid. Vrouwenarbeid. 2 Inrichting van Bureaulokaliteit. „ „ Gebouwplan v. d. Tentoonst. van Vr. ;i Graphische Voorstelling v. d. organi- „ „ Graphische Voorstelling v. d. Orga- satie der werkzaamheden van het nisatie der werkzaamheden v. d. Bureau v. Vr. over 't geheeleland. Tentoonst. v.Vr. over'tgeheeleland. 4 Bijlage I, Arbeidssoorten (rubrieken) „ „ Rubriekverdeeling v. Tentoonstel- en arbeidenden. ling (en Beroepsklapper). ;■> Bijlage II, eigenaardige omstandig- n n Rubrieks- en Congreswerkzaamli., lieden van arbeid en arbeidenden. 1 bronnenstudiën (zie voorw. Klapper). p, Bijlage III, taak van Plaatselijke n n Taak van Plaatselijke Comité's en Comité's en Correspondenten, infor- Corresp., vragenlijsten enz. matiebronnen. 7 Vragenlijsten, prijsvragen enz. „ „ Vragenlijsten, prijsvragen enz. 8 Langzaam, als van zelf ontstaande, „ „ Industriekaart en graphische en kaarten en andere graphische en statistische overzichten uit „Onstatistische overzichten. dervvijs," „Hygiëne," „Maatsch. i Werk" en andere rubrieken. Arbeid van Bestuur en Rubrieken. 9 Bijvoegsel: Proeve van een schematisch overzicht van liet gebieu dei' werkzaamheden betreffende de rubriek „Maatsch. Werk" (rubriek 20). De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, permanent als Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid. De Tentoonstelling, als beeld, is verdwenen. Zij behoort tot het verleden. Hare gevolgen, de wijdstrekkende en veelvuldige nawerkingen, te veel om op te noemen, onnaspeurbaar als bovendien de meeste zijn, zij behooren aan de toekomst. Onvernietigbaar zijn ze, gelijk de resultaten van iedere beweging, van iedere kracht. Doch één zeer zichtbaar resultaat, het financiëele, moest ergens vastgelegd, ergens overgebracht worden en wel zóó, dat voldaan werd aan de Statuten, art. 1 luidende: „Een mogelijk voordeelig saldo zal komen aan een eventueel uit deze Vereeniging ontstaande of aan andere reeds bestaande Vereenigingen, of inrichtingen. die de bevordering van uitbreiding van den werkkring der Vrouw in Nederland*) ten doel hebben." Waar van verschillende zijden reeds denkbeelden aan de hand gedaan werden ten einde te geraken tot oen allen bevredigend besteden der gelden, daar wilde ook ik gaarne hieromtrent mijn denkbeeld geven. Wat ik in gedachte voor mij zag als uitvloeisel van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid is: het Nationaal *) i,en zÜne Koloniën" is natuurlijk sous-entend». Bureau van Vrouwenarbeid, een instelling zoo name mof/elijk renrant aan de moederinstelling, waaruit ik. in gedachte, haar zag geboren worden. Bijna onveranderd kon ik dan ook overnemen mijn propagandawoord, nu juist drie jaar geleden door ons land uitgesproken om de gewenschtheid der Tentoonstelling te bepleiten, ten einde thans de gewenschtheid van het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid aan te toonen. Met slechts enkele wijzigingen heb ik ook tot uitwerking van mijn denkbeeld kunnen gebruiken de verschillende voorbereidende plannen, schema's en ontwerpen, die ik drie jaar geleden voor de Tentoonstelling mocht samenstellen. (Zie lijst van analogieën, teekeningen, bijlagen, enz.) Want bet Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid zal in hoofdzaak moeten werken overeenkomstig aan onze Tentoonstelling in 1 «97, het jaar van voorbereiding, onderzoek, bijeenzameling en organisatie. — Een permanentwordiiig alzoo van de Tentoonstelling zonder de zichtbare „illustratie", maar als blijvend middelpunt van bijeenzameling, navraag, hulp en voorlichting voor de vrouwen die arbeiden moeten en die arbeiden willen, gelijk onze Vereeniging „Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid" in facto deze drie jaar is geweest. Aanvang '!)7 reeds kwamen tal van particulieren om inlichtingen en hulp voor het groot aantal vrouwen, dat arbeiden moet of wil, zelfs ook enkele Vereenigingen richtten zich toen reeds tot ons, om inlichtingen en opgaven, voor uitbreiding van den werkkring der vrouw. En dit is in toenemende mate het geval geweest tot aan het einde der Tentoonstelling en daarna, schoon in mindere mate, doorgegaan tot op den huidigen dag. — Ons Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid dus: middelpunt van kracht en licht in de (luistere warms van der vrouwen arbeid en moeiten. Middelpunt van kracht en liclit in de donkerheid van ziel verwoestende sleur en conventiën, waarmee vooral de arbeidende vrouw bijna dagelijks te worstelen lieeft. Ze zijn tot ons gekomen de jonge vrouwen uit allen rang en stand, die vroegen om onmiddellijke hulp aan arbeid, 't zij liootd- 't zij handenarbeid : die vroegen om gelegenheden en voorwaarden ter opleiding, om werk naar krachten, om werk naar lust, 0111 hulp tot het stichten van vakvereenigingen, 0111 werk als bijverdienste. 0111 werk als vulling van haar leege leven, om hulp tot ontheffing van overmatig werk; er waren er die vroegen om gezonden 011 geen levenverwoestenden arbeid; om arbeid geëigend aan haar jonge jaren, die toch voor ieder mensch meebrengen het recht op wat levensvreugde en natuurgenot; om ontheffing van tusschenpersonen die zich stelden tusschen haar arbeid en 't arbeidvragend publiek; 0111 voorlichting tot verzekering van haren ouden dag. Ze zijn gekomen de moeders uit allen rang en stand, wat te doen met haar meisjes van 10 a 12 jaren, 't zij om ze reeds loontrekkenden arbeid te laten verrichten (denk u in: kinderen, verrichtende loontrekkenden arbeid en zeer zwaren en langdurigen vaak, inplaats van leerende en spelende en zich ontwikkelende). 't zij om ze eenige opleiding te geven tot de vrij veelvuldige beroepen, die nu reeds als eenigszins geijkt worden beschouwd. Ze zijn gekomen, de ouden van dagen, die niet meer werken konden en nooit zooveel hadden kunnen verdienen, dat oversparing voor den ouden dag mogelijk was, en 1111 vroegen, hoe en wat? Wijs ons een plaats waar wij rusten kunnen op onzen ouden dag, waar nu eens voor ons gewerkt wordt, terwijl wij ons l.eele leven hard hebben gewerkt voor anderen. Ze zijn gekomen de velen die nieuwe wegen zochten, maar niet vonden, die intelligentie bezaten zonder een uitweg voor haar kracht te weten of een afzet voor haar vinding of werk. Ze zijn gekomen de bladen en tijdschriften 0111 illusstraties en artikelen over der vrouwen arbeid en zijn omstandigheden, teneinde het publiek voortdurend in aanraking en belangstelling te houden met dezen geicichtigen ruaatschappelijken factor. We hebben deze allen vaak niet, vaak ook slechts onvoldoende kunnen helpen, en we hebben gevoeld, hoezeer daar ontbreekt een blijvend centrum, een nationaal middelpunt van voorlichting en daadwerkelijke hulp, wijder omvattend, dieper ingrijpend in 't sociale leven dan de nu reeds bestaande en zeer waardeerbare instellingen op kleiner schaal kunnen doen. Zulk een blijvend centrum zou, als het natuurlijkst uitvloeisel der Tentoonstelling m. i. kunnen worden het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid. Maar ook hier, gelijk drie jaren geleden omtrent de Tentoonstelling, „kan ik niet met wiskunstige juistheid en volkomen doorzichtige klaarheid u doen zien, hoe en hoezeer de toestand van de Nederlandsche vrouw gunstiger zal worden dóór het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid en hoe. in alle details uiterst precies, het Bureau zal werken; toch wil ik ook nu trachten, u zoo duidelijk mogelijk het plan van ons Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid te schetsen, de voorbereidende maatregelen tot de in werking stelling aan te geven, de gunstige gevolgen bij benadering uit te wijzen en den mogelijk gezegenden invloed van dit alles voor de vrouw, ou dus voor gansch het volk, aan te toonen." (Men zal inij wel niet ten kwade duiden, dat ik nu en dan mezelf citeer). Het meest rationeele is wel, om daarbij uit te gaan van Art. 3 van de statuten der Tentoonstelling, aldus gewijzigd: „Het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid stelt zicli ten doel: de uitbreiding van den werkkring der vrouw te bevorderen." De werkkring nu der vrouw, thans in bijna vollen omvang aan ons bekend geworden, hij heeft ongetwijfeld uitbreiding noodig, doch gebleken is, dat die behoefte nog meer bestaat in intensieve dan in extensieve versterking. De tallooze vrouwen in ons land van allen stand en levenssfeer, die arbeiden willen, 't zij uit economischen nooddwang, hetzij uit aandrang der ziel alleen, zij weten veelal niet waarheen en hoe'? Noch de bindende steun der publieke opinie, noch eenige instinctieve arbeidssolidariteit, noch ook overgeleverde gewoonte houdt de voor eigen ofanderer levensonderhoud werkende vrouwen tot een soort van afgerond geheel bijeen. Het onderwijzend, ziekenverplegend en huisdienstverrichtend gedeelte der vrouwen maakt hierop eenigszins een uitzondering. De rest der arbeidende vrouwen zijn vaak nog als geheel losse atomen zwervende hier en ginds door de grooto maatschappij in chaotische verwarring en gebrek aan vastheid en gedegenheid. En evenals nu de Tentoonstelling, zoo wil ook weer het nationaal Bureau van Vrouwenarbeid zijn een „hechtsel temidden" van al de arbeidende vrouwen in ons land, een vastheid en kernpunt, waarin haar aller denken en zorgen, haar vragen en wenschen zich zal kunnen concentreeren, teneinde voor allen waarneembaar te worden en alzoo opnieuw weer anderen ten steun en voorlichting te strekken. Het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid wil dus ook zijn een soort spiegel, om alle de stralen van arbeidsbeweging op te vangen, teneinde die door herhaalde weerkaatsing in allerlei richting saam te voegen, te ontbinden, en uit te zenden daar waar ze licht en kracht kunnen brengen. (Dit althans is het ideaal, en op de vervulling hiervan aan te werken zeker een waardige opdracht van de scheidende Vereeniging tuin haar opvolgster.) Om dit Nationaal Bureau heen zijn onmiddellijk geschaard izie de graphische teekening der organisatie) de Plaatselijke Comité's en Correspondenten uit de verschillende gemeenten van ons land, die het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid voor hare gemeente steunen in zijn veelvuldige navraag en hulpverleening. Deze komen dus overeen met de plaatselijke Comité's en Correspondenten der Tentoonstelling waarvan er zeker nog wel eenige zijn die als zoodanig tegenover het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid zouden willen optreden. Maar één ding schijnt mij bij den forschen, krachtigen tred der tijden hoogst noodzakelijk. Naam en toenaam van alle arbeidenden, wie liet ook zijn mogen, ruiterlijk genoemd. Hoe zal ooit de arbeid op de hem eenig toekomende u-aarde worden geschat, als men hem wil verbergen en doen plaats grijpen in donker, vér van het aangezicht der menschen! Der menschen, die hem juist zien en kennen moeten, om te leeren waardeeren zijn kracht en beteekenis, zijn harmonie en schoonheid, maar ook om te zien zijn moeite en worsteling, zijn onnoodige uitputting en teleurstelling, zijn vaak schrijnende omstandigheden, om te zien alzoo de arbeidenden zeiven, die gezond en gelukkig konden zijn en liet nochtans niet zijn! — Aan ons de schuld, die den arbeid niet achten en niet in 't volle licht plaatsen. Aan ons, die achter allen arbeid niet zien de motoren, de arbeidenden, menschen met recht op vrijheid en levensvreugde, eerbied en ontzag. Mochten we toch eindelijk eens komen tot dien alleen waren en gezonden toestand, waarbij arbeid slechts waarachtige grond en reden geeft om maatschappelijk iemand te achten *). Het is iets dat ons verstand toch eigenlijk te boven gaat, iets waar onze denkende geest niet bij kiin. dat «^-arbeiden voor anderen, dat leven uitsluitend voor eigen gemak en genoegen, meer ontzag, meer respect, meer hoeden zou afdwingen, dan arbeid voor anderen, leven voor anderer gemak en genoegen. Dit alles gaat allengs veranderen. Daar is een uitworstelen v;in het altruïsme uit het egoïsme! Maar dat gaat langzaam en moeilijk en ons Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid met zijn krachtige activiteit, met zijn volle zon en frisschen levensadem zou zoo gaarne die vreugdige toekomst helpen verhaasten. We staan op den drempel van een nieuwe era, waarin het „arbeid eert" eindelijk werkelijkheid gaat worden. Het gemakkelijk en egoïstisch sleur- en schitter-leven dat ongevoelig heengaat over anderer arbeid en lijden, zal niet langer de bewondering van den komenden tijd gaande maken. Maar dan is daarnaast ook eerste voorwaarde en eisch, dat de arbeid zich zelf eere en hooghoude. — Gevoel van eigenwaarde, zelfver- *) Zeer vele van onze maatschappelijke waardeeringen zijn hersenschimmig, deze niet, zij is de levensvoorwaarde. trouwen en zelfbewustzijn moet hij overal en ten allen tijde mét zich dragen, zooals hem dit natuurmatig toekomt, wil de arbeid eenmaal zegevieren. — Evenzeer als een hoofdpunt in de vrouwenkwestie is, gebrek aan gevoel van eigenwaarde bij de vrouw, is ook een hoofdpunt in de arbeidskwestie, gebrek aan gevoel tan eigenwaarde bij den arbeid. Echter terug naar inrichting en werking van het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid. De rubriek-commissiën, wier speciale taak het was de rubrieken op het Tentoonstellingsterrein zelf, de lokaliteiten van het gebouw, met haar exposities en gegevens te voorzien en in orde te brengen, en mede voor hare congressen te zorgen, zijn uit den aard der zaak vervallen. Wel zal in het Bureau zelf*ï bij de ordening en rangschikking van boeken, klappers, lijsten, registers, brieven, papieren enz. enz. een strenge rubriceering van de soorten van arbeid in 't leven geroepen en in stand gehouden worden voor de orde en gemakkelijken gang van den bureau-arbeid zeiven. Dit is echter een zaak, die directrice en secretares hebben te behartigen en uit te voeren. En de congressen? Die behoeven niet te vervallen. Om de 3 of 4 jaar b.v. zou het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid, of eenig analoog lichaam f ) het initiatief daartoe kunnen nemen, al naar gebleken wenschen of behoeften. Waar dus de rubriek-commissiën vervallen zijn, daar zal de graphische voorstelling van de organisatie der *) Zie teekening van inrichting van Bureaulokaliteit waar ile kasten nu zijn wat op de Tentoonstelling de vertrekken der verschillende rubrieken waren. j) i. c. Nat. Vereeniging voor Vrouwenarbeid. werkzaamheden vau het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid wel in hoofdtrekken, maar niet geheel overeenkomen met de graphische voorstelling die ik van de organisatie der werkzaamheden van de Tentoonstelling gaf. Middelpunt is het Bureau, waar binnen zich de rangschikking in rubrieken, d. i. in soorten van arbeid, voordoet eenvoudig ais administratieve zaakregeling. Echter zal het aantal rubrieken in het Bureau grooter moeten zijn dan het aantal rubrieken op de Tentoonstelling. Dit is noodig gebleken. Deze rubriek of soortverdeeling van den arbeid, met zijn vele eigenaardige omstandigheden, is aangegeven in bijlagen 1 en 11. Diuirop uit loopen natuurlijk de analoge werkzaamheden omtrent dezelfde rubrieken of arbeidssoorten van de plaatselijke comité's en correspondenten uit de verschillende gemeenten van ons land die hare resultaten voor hare gemeente zenden naar het Bureau, dat door vaste, wel omschreven vragen, en juiste kenschetsing van hetgeen het wil en beoogt, het werk der correspondenten zooveel mogelijk moet vergemakkelijken, en eenheid moet trachten te brengen in zijne bemoeiingen door heel het land. Persoonlijke, schriftelijke, telegrafische en telefonische verbinding van het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid met correspondenten of particulieren uit verschillende gemeenten van ons land zal natuurlijk hoogst gewenscht zijn. Genoemde bemoeiingen nu zullen loopen over ± 450 beroepen en bedrijven, te verdoelen b.v. in ongeveer .">0 rubrieken van arbeid met de eigenaardige omstandigheden daaraan verbonden. (Zie bijlagen I, II en III). Ken geregeld bijhouden van studiën, arbeid, arbeidswetgeving, arbeidsconditiën enz. betreffende zal voor het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid aangewezen zijn ! De Tentoonstelling nu (dat is de aanschouwing van veel van dezen arbeid) is er geweest, maar zeer zeker zullen de inwoners van Nederland, waarvan er ongeveer een 90000 onze Tentoonstelling bezochten, niet alleen interesse hebben gehad voor de zichtbare illustratie, doch óók voor het veel grootscher en dieper doel, dat achter onze Tentoonstelling lag: kennis, belangstelling, waardeering en uitbreiding van den werkkring der vrouw te bevorderen, te doen toenemen vooral in diepte. — We behoeven toch niet telkens te zien om tóch te weten! -— Ook zonder die aanschouwing kunnen wij toch blijven meeleven en medevoelen met die tallooze vrouwen die arbeiden moeten en arbeiden willen, vaak onder zoo groote bezwaren. Nu dus onze volle kracht gegeven aan het ówzichtbare! Aan de meestomvattende voorlichting en steun en hulp tot verwezenlijking van arbeidsvreugde voor haar die arbeiden en die gearbeid hebben. En nu nog één punt, schijnbaar prozaïsch maar van het grootste gewicht voor het welslagen van het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid. Waardoor zal het inkomen van het Bureau gevormd worden, dat zeker groote uit gaven in het belang der zaak zal moeten doen ? Ik kan hier niet treden in een gespecifieerde begrooting, maar herinner slechts aan de allernoodzakelijkste posten: installatie-kosten, salarissen voor directie en administratie, bureauhuur en onderhoud, drukloon, loopende bureaukosten, boek- en papiergeld, porto's. (Om een voorbeeld van het aanmerkelijk bedrag van deze laatste te geven zij terloops vermeld dat de beide secretaressen van „Handel en Industrie" alleen in '97 en '98 circa 6000 brieven schreven. Dit aantal echter zal uit den aard der zaak voor het Bureau van Vrouwenarbeid minder zijn.) De inkomsten nu om al die onkosten te dekken stel ik mij aldus voor: 1. Allereerst: als grondkapitaal het saldo der Tentoonstelling (waarvan de rente over de laatste 2 jaren wellicht in kleine schenkingen zou kunnen gegeven worden aan de uit de Tentoonstelling ontstane vereenigingen). 2. Een jaarlijksche contributie-inkomste, indien alle leden der Tentoonstelling lid van het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid zouden willen blijven voor slechts /' 1 'sjaars. 3. Toevallige baten door schenkingen, lioogere contributiën, giften enz. 4. Een geringe tegemoetkoming in de portkosten voor elke hulpvraging en -verleening (25 cents. b.v. in postzegels, tenzij er volslagen onmacht is). Dit beginsel schijnt mij ook voor de hulpvragenden aangenamer. En als dan eenmaal het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid ineen is gezet en werkt, Hink en krachtig zooals de zaak dit verdient, dan zal allengs het publiek, telken jare meer, de waarde ervan leeren inzien en schatten en de zaak, ook financieel, gaan steunen. Ik ben hier welhaast zoo goed als zeker van, evenals ik steeds een onwankelbaar geloof behield in het slagen onzer Tentoonstelling, ondanks het ongeloof en den spot, dien zij in den aanvang moest verduren. Tentoonstelling en Bureau van Vrouwenarbeid liggen in den aard der tijden. Met onze Tentoonstelling hebben wij voldaan aan een inwendige roeping, maar de zedelijke verplichting tevens op om genomen, blijft voortbestaan.' Meer dan ooit is het noodig, dat de arbeidende vrouwen, de honderdduizenden, worden voortgeholpen door ons allen! Gebreken en bezwaren in haren arbeidstoestand zijn duidelijk aan het licht getreden en uitgewezen; gebrek aan ernst en leiding vooral en voldoende arbeidsvoorwaarden, bleek een groote factor voor veler niet slagen. En ook nu, hoe zal het samenstreven van velen en velen tot dit waardige doel opnieuw vastheid aan menig leven kunnen geven en krachtig medewerken tot het spoediger bereiken van een hooger gemeenschapsgevoel der mensehen onderling. Opnieuw zal dit samenwerken tot onderlinge hulp zijn „als een machtig trillende beweging, die naar alle zijden haar stralen uitzenden zal om te bereiken de vele ongeziene doeleinden, verruiming van geest en hart, belangstelling in anderslevenden, verjaging van vrees en valsche schaamte, toeneming van zelfvertrouwen, het wegdoen van vooroordeelen en conventiën, verhooging van ons innerlijk gehalte in 't algemeen." *) Waar wij de krachten zullen vinden, om liet schoon en moeilijk werk te volvoeren ? Zeer zeker een ernstige vraag, die we echter vertrouwend onder de oogen kunnen zien. Want ook hier. als de tijd eenmaal daar is, zullen wel energieke en bezielde vrouwen voor die taak gevonden worden, en een voorbereidende tijd van anderhalf jaar ligt nog voor ons, terwijl de ineenzetting van dit Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid uit den aard *) Voorwoord iBeroepsklapper.» Ken nieuwe officiëele beroepstelling is aan het Centraal Bureau voor de Statistiek in bewerking. Echter zullen er nog wel eenige jaren verloopen eer alle resultaten daarvan het licht zullen hebben gezien. — Toen ons Tentoonstellingswerk een aanvang nam in 1806, was dus de officiëele beroepstelling waaruit ik toen putte, nog slechts een paar jaar oud. der zaak een werk kan zijn van rustigen opbouw. Vreezen wij dus ook hiervoor niet, en werken wij allen mede aan dien opbouw! Op bescheiden schaal kunnen we beginnen. Is ook niet onze Tentoonstelling van klein op begonnen, en hadden de oprichtsters der Tentoonstellings-vereeniging zich bij den aanvang wel kunnen voorstellen, dat het werk zulk een omvang zou verkregen hebben ? Het denkbeeld dus van een flink Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid ingang te doen vinden bij het publiek, zij in dezen tijd van voorbereiding de taak ditmaal niet van enkelen, maar van allen die voor het idee mochten gevoelen. *) Marie Fungius, gewezen Bestuurslid van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. 28—2—1900. *) Wellicht is het niet overbodig te herinneren dat dit plan anderhalf jaar geleden geschreven werd. Hier bevindt zich een uitklapvel Boek: Sign. van het origineel: G.g ZZ Signatuur microvorm: t3o86S Moedernegatief opslagnummer: ooioqé, Uitklapvel: Aantal: s- Moedernegatief opslagnummer: oohioo Positie in boek: biz.zi BIJLAGE I. ArBEIDSSOOBTEN (Rllbviekev) EN ARBEIDENDEN. (Alphabetisch gerangschikt). 1. Apotheeksters en chemici rin proefstations, laboratoria, bureaux van scheikundig en natuurkundig onderzoek, fabrieken, cultures). Kruidverzamelaars. Plantendroogsters. Electriciens. Vervaardigsters van microscopische en andere natuurkundige preparaten: ajusteeren van nauwkeurigheidsbalansen en gewichten. 2. Arbeidsinspectie en -opzicht. (Zie arbeidswet, veilig¬ heidswet, ongevallenwet, enz. enz.). 3. Artsen. (Assistenten, doctoren in rechts- en genees¬ kunde, tandheelkunde en andere academisch gegradueerden). 4. Atelierindustrie. (Confectie-, mode-, horloge- en haar- werkersvak, wasch- en strijkarbeid, kunstnijverheid. kleinere werkplaatsen). 5. Bureau- en kantoorarbeid. (Klerken, boekhoudsters, correspondenten, stenografisten, typewriters, copiïsten. caissières, ambtenaars aan ministeriën). 6. Fotografen (particulier of in laboratoria, ateliers, fabrieken, observatoria. Retoucheurs). 7. Grootindustrie. (Zie arbeidswetten, beroepsklapper, inspectieverslagen, arbeidersv kbladen enz.). 8. Handel- en Winkelwezen. (Directie magazijnen, rei¬ zigsters, colportrices, winkeljuffrouwen, agentessen, boek- en kunsthandel, drogisten, winkeliersters, kioskjuffrouwen, collectanten staatsloterij, coraraissionnairs, makelaars, kassiers, betrekkingsbureaux, advertentieplaatsters enz.). 9. Hotel-, Pension-, Restauratie-, Koks-, Buffetwezen. 10. Huisdienst. (Dienstboden, werkvrouwen, huisbewaar¬ sters) (intern en extern). 11. Huishoudsters (hoofd eener huishouding, gezelschaps¬ juffrouwen, kinderjuffrouwen, voorlezeressen), (intern en extern). 12. Huisindustrie. (Confectie-, mode- strijkarbeid, linnen en wollenvak, borduur- en kantwerk, schoenfabricatie, kunstnijverheid en aanhang van velerlei grootindustrie). 13. Huisnaaisters. (Linnen- en wollennaaisters). 14. Huisvlijt. (Zie le jaarverslag en Archief Tentoon¬ stelling en Congresverslagen). 15. Kleinindustrie. (Zie Beroepsklapper). 16. Kunstnijverheid. (Hout-, koper, staal-, steengravure, decorators, illustrators, boetseersters, beeldhouwsters, boekbindsters, teekenaarsters, patroonontwerpsters voor allerhande doeleinden, lederwerksters, metaaldrijfsters, enz.). 17. Land- en tuinbouw, vruchten-, zaad-, groententeelt, bloemen-, bijenteelt, zuivelbereiding. 18. Letterkundigen. (Journalisten, vertaalsters, correc- trices, dagbladcorrespondenten, uitgeefsters, archivaris, bibliothecaris, amanuensis). 19. Loop- en boodschapmeisjes, kindermeisjes (jeugdige dienstboden). 20. Maatschappelijk Werk. (Zie Bijvoegsel, Archief Ten¬ toonstelling, Congresverslagen). 21. Massage en heilgymnastie en andere natuurtherapie (assistent of directie, of particulier). 22. Onderwijs en opvoeding. (Fröbel-, lager-, middelbaar-, hoogeri (huis en schoolonderwijs) (gouvernantes), opvoedsters, verpleging van verwaarloosde kinderen en weezen fzie Maatsch. Werk). 23. Opzichterschap en directie (van woningen, in fa¬ brieken en werkplaatsen, gestichten, publieke instellingen, musea). 24. Rentmeesters, secretaressen, administratrices (van particulieren en instellingen en gestichten. Gestichtsdirectrices, weesmoeders). 25. Vakonderwijs. (Industrie-, ambachts-, kook- en huis¬ houd-, teeken-, muziek-, spreek-, tooneel-, godsdienst-, handwerk-slöjd onderricht). 26. Verkeerswezen, post-telegraaf-telefoondienst. (Amb¬ tenaren bij spoorweg- en tramdienst, klerken, commiezen, surnumerairs, telegrafisten, telefonisten. directeurs, loketdienst, wegwachteressen, retiradebewaarsters, haltechefs, gids voor reizigers in stad en land). 27. Verloskundigen. 28. Verzekerings- en assurantiewezen. Spaarkassen, begrafenisfondsen. (Klerken, agentessen, directrices, inspectrices, adviseurs). •29. Wasch-, bleek-, strijkstersvak. (Apprêteuses, opdoensters, mutsenmaakster, particulier). 30. Zieken- en wijkverpleging. Verder die niet meer werken kunnen, en die noy niet werken kunnen. 20—2—1900. BIJLAGE II. Eigenaardige omstandigheden van Arbeid en Arbeidenden, waarover de bemoeiingen van het nationaal Bureau van Vrouwenarbeid gaan. 1. Leeftijd. (Voor opleiding, voor loontrokkenden arbeid, voor pensionneering, voor rust enz. enz.) Gehuwdeof ongehuwde staat. 2. Beroep- en beroepsopleiding. (Theoretische, practische en vakopleiding). a. Opleidingsvoorwaarden, eischen, bekwaamheden, getuigen, gelegenheden, personen. b. Bijstudiën, herhalingsonderricht, onderhoud van vak- of beroepsbekwaamheden. c. Vastheid of tijdelijkheid van het beroep of den arbeid. d. Regelmatigheid of afwisselendheid van het beroep of den arbeid. e. Leerlingschap, kweekelingschap, volontairschap. /'. Practische hulp tot onmiddellijke plaats'mg in eenig beroep of arbeid. 3. Loon of bezoldiging (in geld, naturalia, enz.). a. Loonstandaard, jaarwedden in verhouding tot arbeidsmoeite en duur. b. Wijze van betaling. r. Termijnen van betaling (budgets voor levensonderhoud). d. Sparen (gelegenheden, vergemakkelijking). e. Fooien, boeten, emolumenten. /'. Vergoeding van overwerk, extra arbeid. (). Contante vergoeding of credietverleening van arbeidsuitgifte. h. Invloed van klooster-, gestichts- en gevangenisarbeid, en arbeid voor bijverdiensten. 4. Eigenlijke beroeps- oï arbeidsvoorwaarde)). a. Gezondheids- en veiligheidsconditiën. b. Organisatiën ivakvereenigingen van vrouwen alleen of van mannen en vrouwen beide, coöperaties, copartnership, winstparticipatie, enz.) c. Arbeidscontracten, ontslagredenen- termijnenbevoegdheden. d. Moreele verhouding tusschen werkgever en werkneemster. e. Moreele verhouding tusschen publiek en arbeid. /'. Contact van arbeid en publiek (omzet, afzet.) (tusschenpersonen). !/. Publieke belangstelling en deelneming in arbeid, arbeidenden en hare conditiën. I). Vak- en beroepsbladen (hulpzoeking der pers in 't algemeen.) i. Consumentenbonden (openbare loon- en conditielijsten enz.) j. Arbeidsduur, overwerk, huisbezigheden voor het beroep, extra-arbeid. k. Verzekeringen voor ouden dag. ziekte, ongelukken, bevalling enz. l. Rustgelegenheden, homes, voor ouden en zieken uit allerlei arbeidscategoriën. (Zie Bijlage I). ui. Maatschappelijke toestanden en conventiën die den arbeid bemoeilijken. ii. Arbeidskleeding, gezonde en doelmatige. 0. Zondagsrust en andere rusttijden, vacantiën, verlofdagen, maatschappelijke feestdagen enz. f>. Arbeidsmateriaal, vereenvoudiging, verbetering, vergemakkeling. ij. Werkeloosheid, onderzoek, onmiddelijke voorziening of allengsche verbetering. r. Arbeidsproducten, navraag, behoefte, verbetering enz. 5. Omgeving. (Naar plaats van woning, arbeid, inwoning en naar tijd). a. Huiselijke bijplichten. I'. Maatschappelijke bijplichten. c. Familie-omstandigheden. d. Woningtoestand. e. Aantal kinderen of andere personen ter verzorging. /. Weduwschap, ongehuwdemoederschap. g. Ontspanning»- 011 ontwikkelingsgelegenheden. /(. Besteding van den vrijen tijd. 1. Huisvesting. j. Afdraging van loonsgedeelten in eigen tehuis. k. Gebondenheid in huis (huiswerk voor bijverdienste of vulling van 't leven. Deze opgaaf zal allengs verbeterd en aangevuld worden door den voortgang van het werk zelf. Een mooie en machtige taak heeft het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid, indien het ernstig, volhardend, vast, gestadig cn practisch tracht te werken voor onmiddelijke, daadwerkelijke hulp i» juinhoudend onderzoek /=SSb 10 & ® aanhoudend aansturen op langzame verbetering l s'f ®1 voortdurende publiceer! ng ' !| Dit kan een Lichaam zooveel gemakkelijker dan een particulier. 23—2—1900. BIJLAGE III. A. Taak van Plaatselijke Comité's en Correspondenten. B. Opgaaf van Informatiegelegenheden. A. Taak van Plaatselijke Comité's en Correspondenten. 1. Trachten zoo volledig en getrouw mogelijk te beant¬ woorden de vragenlijsten of losse vragen door het Hoofdbureau eventueel haar te zenden. 2. Trachten gegevens te verzamelen in hare gemeente omtrent vrouwenarbeid met allen aanhang van dien (volgens de door het Bureau aangegeven indeeling bijl. I en II). 3. Trachten naar opwekking tot organisatie, coöperatie en andere voor haren toestand gunstige handelingen der arbeidende vrouwen in hare gemeente. 4. Trachten naar het verstrekken van onmiddellijke practische hulp tot plaatsing of andere arbeidsversehaffing. 5. Trachten naar het opwekken van belangstelling der publieke opinie voor vrouwenarbeid in hare gemeente door locale bladen, als anderzins- 6. Indiening van een kort maandverslag harer werk¬ zaamheden en van den toestand van den localen vrouwenarbeid bij het Hoofdbureau. Dit is veel en moeilijk, maar 't groeit langzaam aan van klein op tot omvangrijker. Inlichtingen en voorlichting van 't Hoofdbureau moeten en zullen die taak zooveel doenlijk vergemakkelijken. H. Opgaat' van informatiegelegenheden. (Deze zullen zich als van zelf door het werk uitwijzen). 1. Archief van Tentoonstelling-, Congres- en andere verslagen. 2. Verslagen van de Inspecteurs van den arbeid. :5- n „ „ Inspectie van andere takken van arbeid. 4. Burgerlijke Stand, Stadhuis. •>• Beroepstellingen, bedrijfsbelastingsopgaven. ti. Tesselschade en andere dergelijke vereenigingen. 7. Vakvereenigingen, vakbladen, enquêtes en bestaande werken over vrouwenarbeid. 8. Kamers van koophandel en fabrieken. Kamers van arbeid en andere commissiën en vereenigingen in 't belang van arbeid, hygiëne, zedelijkheid. 10. Bureau voor Sociale adviezen en Statistisch Bureau. 11. Informatiën van scholen, instellingen, examencom- missiën en particulieren. 12. Wetten en reglementen op arbeid, veiligheid, onge¬ vallen. alle soorten van onderwijs, handel, enz. enz. Het Hoofdbureau zelf, dat voor ieder speciaal geval moet trachten bij zijn vragen en verzoeken en plannen aan de Comités en Correspondenten onmiddellijk zooveel mogelijk informatiebronnen te noemen. 23—2—1900. PROEVE VAN EEN schematisch overzicht van het gebied der werkzaamheden VAN DE RUBRIEK MAATSCHAPPELIJK WERK, (Arbeid der Vrouw met betrekking tot zorg- en hulpbehoevenden). STATISTISCH GEDEELTE onderzoekingen (voor het heden). 1. Kinderen (al wat in normale omstandigheden de lichamelijke en geestelijke verzorging en opvoeding van dezen betreft valt natuurlijk onder allerlei andere rubrieken, als hygiëne, onderwijs enz.) . Weezen. a. Hoeveel vrouwen zijn er werkzaam in de weezenverpleging, hoe, waar en in welke functiën. b. Speciaal in de weezenverpleging in 't huisgezin. c. Hoeveel als ouderlijk toezicht over de weezen die de weezenverpleging verlieten, hoe en waar. d. In besturen en inspectiën van weezenverpleging, hoe, waar en in welke functiën. e. Hoeveel meisjes worden in weezenverpleging verzorgd, hoe en waar. CONGRESGEDEELTE *) mogelijkheden (voor de toekomst). (Vereenigingen van Moeders Opvoeders; en aanverwante ideeën). I. n. Bevordering van weezenverpleging in 't huisgezin en aanstelling van inspectrices daarover. b. Pogingen tot vermeerdering van het aantal vrouwen genoemd in statistisch gedeelte onder abc en d. c. Het allengs vervangen van de groote weeshuizen en kazerne-achtige gestichten door kleinere inrichtingen, die het karakter van een *) Voor eventueel later van onze of eenig andere verwante Vcreeniging uitgaande Congressen. STATISTISCH GEDEELTE. f. Hoe is haar dagtaak, op welke gronden, tot welken maatsch. staat worden zij opgeleid en op welke wijze? 2. Verwaarloosden en onvoldoend verzorgden. a. Hoeveel vrouwen zijn er werkzaam in inrichtingen voor verwaarloosden, hoe, waar en in welke functiën. I). In bestuur en inspectie van gen. inrichtingen, waaien hoe. c. Hoeveel meisjes worden daar verzorgd, op welke wijze en tot welken leeftijd? d. Wat is hare dagtaak en tot welken maatsch. staat worden zij opgeleid en hoe, en hoeveel vrouwen zijn er werkzaam in Pro Juventute waar en als hoedanig? f. In Ver. tot Kinderbescherming ? g. Aan doorgangshuizen, waar en als hoedanig? li. Aan kinderbewaarplaatsen en crèches. CONGRESGEDEELTE. gewoon „gezin" zooveel mogelijk naderen. d. Afschaffing van uniformkleeding en andere bizonderheden die 't gestichtskarakter accentueeren. e. Gewenschtheid van co-educatie ook in de weezengezinnen. 2. a. Ontvoogding van zorgelooze of' ontoerekenbare ouders en voogden. b. Vermeerdering van 't aantal vrouwen in alle functiën v. d. verpleging van verwaarloosden. c. Het allengs terugbrengen van deze inrichtingen tot gewone gezinnen. d. Het allengs bannen van uniform- en kazerne-wezen. e. Het opleiden en opvoeden van vrouwen tot moeders over deze verwaarloosden, tot werksters in Pro Juventute en tot inspectrices van bestedelingen. Het steeds aanwerken op wering van alle kinderexploitatie, van welken vorm of naam ook. g. Vermeerderingvan hetaantal vrouwen, die onderwijs geven aan zoogen. „havelooze scholen." é STATISTISCH GEDEELTE. B. Jeugdigen (boven 12 jaar). 1. Dienstboden. a. Hoeveel dienstboden zijn er werkzaam? b. Hoeveel loopmeisjes, boodschappenmeisjes, kindermeisjes. c. Vraag en aanbod naar en van deze allen. d. Welke arbeidsduur, dagtaak en arbeidsverdeeling (ten bewijze welk een duizendkunstenares zij eigenlijk moet zijn, zonder eenige opleiding). 2. Jeugdige arbeidsters. ii. Onderzoekingen omtrent liongerloonen (loon en arbeidsduur). b. Omtrent opleiding, leerlingschap enz. c. omtrent vakvereenigingen van dezen. d. Coöperatie, productie verbruiks- en andere coöp. vereeniging. v. arbeidsters. e. Waar, welk en hoeveel kosteloos of' goedkoop onderwijs wordt aan haar verstrekt na haar werk- ! uren. Arbeids-ihspect. door vrouwen, waar, hoe en als hoedanig. I 7.in irfiivlfl CONGRESGEDEELTE. I. a. Opleiding tot dienstmeisjes, kindermeisjes enz. b. Vereenvoudiging van haar taak, mede door vereenvoudiging van 't huisgezin. c. • Verbetering harer maat¬ schappelijke positie in elk opzicht. d. Bevordering van organisatie. e. Bevordering van pensioenen ongevallenverzekering. 2 a. bevordering van degelijke opleiding waardoor zjj beter loon kunnen bedingen. b. bevordering van vakvereenigingen, coöperaties en redelijken arbeidsduur. c. behartiging ook van haar verdere algemeene ontwikkeling en vakbékwaming. d. Aanwerken op wering van alle exploitatie der jeugdigen. e. vermeerdering van vrouwelijk toezicht, inspectie en zorg. (Zie verder onder A). STATISTISCH GEDEELTE. 3. Werkcloozen of werkzoekenden. a. onderzoek voor zoover mogelijk naar de hoeveelheid van dezen en de oorzaken hiervan. C. Ouden. a. In handen van wie is bijna altijd de verzorging deiouden in huisgezin en bloedverwantenkring. b. Hoeveel vrouwen zijn er werkzaam in de verzorging en verpleging van ouden van dagen buiten liet eigen gezin. c. In welke fünctiën zoowel van de eigenlijke verpleging als van besturen of inspectiën in dezen ? d. Hoeveel verpleegde vrouwen zijn er in dergelijke inrichtingen voor verpleging van ouden, waar en hoe. e. Onderzoekingen naar zoogenaamde „homes" of tehuizen voor ouden, waar, hoedanig. IK Zwakken en zieken. (De eigenlijke ziekenverpleging komt voor de rubriek van dien naam, alsook wijkverpleging en klinieken). I. Zwakken en zieken in gewoon lichamelijken zin. a. Hoeveel vrouwen zorgen voor verstrekk. van vruch- CONGRESGEOEELTE. 3. a. Trachten naar ordening en verbetering van dien chaos. a. Vermindering van den moveelen druk door de zorg voor oude huisgenooten en familieleden van de jongere vrouwelijke verwanten. Ij. Hoe kan deze zorg worden gemaakt tot een zelfstandig maatschappelijke positie. c. Vermeerdering van het aantal vrouwen in allerlei fünctiën van de verpleging van ouden van dagen. d. Allengs vervangen van groote gestichten door kleine gezinnen. e. Mogelijkheid openen tot instandhouding van het eigen gezin voor de ouden. f. Aanwerken op pensioneering voor iedere oude. I. a. Het vermeerderen en ordenen van gelegenheden CONGRESGEDEELTE. die leiden kunnen tot een ziekenverzorging als genoemd onder a, b en c van 't statistisch gedeelte. 2. a. Het bevorderen van inrichtingen voor de ontwikkeling en opleiding van gebrekkigen tot geschikten arbeid. 3. a. Opleiding van vrouwen tot moeders en verzorgsters van deze ongelukkigen. b. Zooveel mogelijk ook behoud van het karakter van „gezin" voor de verplegingsinricht: van dezen. c. Bevordering en vermeerdering van gelegenheden tot ontspanning en ontwikkeling van dezen. 4. STATISTISCH GEDEELTE. ten, bloemen, lectuur enz. in ziekeninrichtingen, en waar. b. Voor verder gewenscht toezicht op als hersteld ontslagenen. c. Voor gewenschte verstrekking van versterkende middelen aan dezen, of van een rustoord buiten. 2. Gebrekkigen. a. Hoeveel vrouwen zorgen voor verstrekking van hulpmiddelen aan dezen, als krukken, kunstledematen, enz. enz., hoe en waar. b. Voor ontspannings-, rusten ontwikkelings gelegenheden van dezen. 3. Blinden, doof stommen, idioten. a. Hoeveel vrouwen zijn er werkzaam in de verpleging en opleiding van dezen, hoe, waar en in welke functiën. • !>. Hoeveel meisjes worden in zulk een verpleging verzorgd, en tot welken maatsch. staat kunnen zij nog worden gebracht. 4. Krankzinnigen (hoort onder de eigenlijke ziekenverpleging.) STATISTISCH GEDEELTE. 5. Gevangenen. a. Waar staan vrouwen aan 't hoofd van gevangenissen of liuizen van bewaring. b. In welke andere functiën zijn er vrouwen werkzaam in de gevangenverpleging. c. Hoevelen zijn er werkzaam als zorg, toevlucht en hulp voor ontslagen gevangenen. d. Hoevelen als gevangenbezoeksters. e. Hoeveel vrouwelijke gevangenen zjjn er, waar en waarom. f. Hoe is het lot der ontslagenen en welke waren meestal haar misdrjjven. 6. Drankzuchtigen. a. Hoeveel vrouwen zjjn er werkzaam in de verpleging van drankzuchtigen, waar, hoe en in welke hoedanigheid. b. Hoe is anderszins haar arbeid in de drankbestrijding. c. Hoeveel vrouwen worden als drankz: verpleegd, welke zijn veelal de oorzaken. CONGRESGEDEELTE. 5. a. Opleidingen vermeerdering van 't aantal vrouwen werkzaam in allerlei functiën van dc gevangenverpleginS- b. Allengsche terugbrenging der groote gevangenisgestichten tot kleine gezinnen met een ontwikkelde liefderijke vrouw als moeder aan 't hoofd. c. Vermeerdering van zorg en toezicht voor ontslagenen. 6. a. Vermeerdering van 't aantal vrouwen in de drankbestrijding, opleiding van vrouwen tot verpleging van drankzuchtigen. b. Het verwijderen van drankzuchtigen als zieken uit de onmiddellijke samenleving. c. Ontvoogding van drankzuchtige ouders. d. Behoud van het „gezins"karakter voor asyls van drankzuchtigen. e. Algeheele afschaffing van 't gebruik van alcoholische dranken in 't dagelijksch leven. STATISTISCH GEDEELTE. 7. „Gevallenen". a. Hoeveel vrouwen zijn werkzaam in de zorg of verpleging voor „gevallenen", waar en als hoedanig; en welke vereenigingen en instellingen zijn verder in liet belang van dezen werkzaam. b. Tot welken maatsch. staat worden de verpleegden nog geleid. c. Hoeveel vrouwen zijn zorg en toezicht voor 't verder leven der ontslagen verpleegden. d. Hoeveel vrouwen zijn prostituees, waar en waardoor. e. Hoe is meestal haar levenseind. Onderzoek naar handel in meisjes. K. Armen of economisch zwakken. I. Armen of bedeelden. a. Hoeveel vrouwen zijn werkzaam in de armverzorging, in welke vereenigingen of corporatiën, hoe en als hoedanig. *) b. Hoeveel vrouwen zijn werkzaam in woning- en verder sanitair toezicht, waar en in welke functiën. *) Zie hei in 1890 verschenen, welbekende werk : „Giils der Nederlandsche Weldadigheid." CONGRESGEDEELTE. 7. a. Onderzoek naar 't vaderschap. b. Opheffing der prostitutie. c. Gelijke zorg en gelijk recht voor onwettige als voor wettige kinderen. d. Algeheele onderdrukking van handel in meisjes. e. Algeheele afschaffing van huizen van ontucht. . Voorthelpen en steunen van „gevallenen", die weder de maatschappij ingaan.