f?. ,ƒ6000 vierkante Meters, gelegen in de nabijheid van de visschershaven sedert vrij wel geheel p anderen kon doen overgaan. Ondei meer verrees op dit terrein de — in tegenstelling van den rijksvischafslag — zoogenaamde «particuliere» afslag. In dit jaar werd door de Regeering besloten tot het oprichten eener waterleiding ten behoeve van het visschershedrijl' en den vischhandel. Dit bedrijf ontwikkelde zich in hooge mate, zoowel door vestiging te IJmuiden van vele vischhandelaren, als door de oprichting van zich het visschersbedrijf of den vischhandel ten doel stellende maatschappijen. Daarnaast ontstonden tal van op den vischhandel betrekking hebbende industrieën, als ijspakhuizen, manden- en zeilmakerijen. Ter gelegenheid van de vaststelling der staatsbegrooting, werd op 21 December 1897 besloten tot den bouw van een rijksvischafslag aan de haven te IJmuiden. IJmuiden werd toen door zijne ligging geacht te zijn voorbestemd om eenmaal een der aanzienlijke zee-vischmarkten van Europa te worden. Hut fraaie gebouw voor don Itijksviscliafslag in 1900 door liet Ilijk in gebruik genomen is 150 meter lang en 1.» meter breed. Bij het binnentreden trekt de fraaie ijzer- Rijksvischafslag. constructie dadelijk de aandacht. De asphaltvloer oiedt aan do havenzijde gelegenheid voor een ruim aantal Hink afgeschoten verhoogingen om de visch daar op te kunnen uitstallen. Door afsluiting met kettingen kan de ruimte tusschen twee verhoogingen weder tot afslagplaats worden ingericht en bovendien is daarvoor aan de landzijde ruimte gereserveerd. De vloer is hellend naar de havenzijde ten einde het water te kunnen laten atloopen. Aan die zijde een riool, voorzien van geperforeerde putten, waarin de vaste stoften blijven liggen. Deze pntten bevatten losse bakken zoodat afval kan worden weggebracht, liet afgevoerde water gaat rechtstreeks naar de buitenhaven. Aan de landzijde geven dertien deuren toegang tot liet s poorweg perron, dat den afslag rechtstreeks in verbinding brengt met het spoorwegnet. liet jaar 1897 was nog van belang, omdat daarin eene belangrijke transactie omtrent ruiling der in 188.! aan de Uollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij verkochte terreinen, gelegen langs den straatweg van Velsen naar IJmuiden tegen de voor eene omlegging van de spoorbaan benoodigde terreinen tot stand kwam. Oorspronkelijk lag het in de bedoeling de bestaande spoorbaan, die tot het hulpstation in de Kanaalstraat leidde, in rechte richting door te trekken naar de Visschershaven. Daai' zoodanige doortrekking eenige technische en andere bezwaren opleverde, gaf de Uollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij er de voorkeur aan de baan in zuidelijke richting aan de onlangs geopende Visschershaven te verbinden. De voor deze omlegging, voor de oprichting van een stationsgebouw, voor goederenloodsen, rangeerterrein, losen laadplaatsen benoodigde gronden ter oppervlakte van ongeveer hectaren werden, bij acte 2 April/27 Mei 1897, goedgekeurd duur den Minister van Waterstaat op 2i5 Juli Spoorwegstation. daaraan volgend, in ruil aan de voormelde Spoorwegmaatschappij overgedragen. De verlegging van de baan en liet graafwerk werden op 0 September 1897 uitbesteed en de werkzaamheden niet kracht aangevangen. Weldra was het doelmatige nieuwe stationsgebouw gereed en alzoo ook in dit opzicht de droom van Vissering waarheid geworden. «IJmuiden Heeren» riep in 1848 de conducteur van de char-a-bancs dezen toe, toen hij uitstapte aan het gedroomde «ruime, deftige stationsgebouw». Geen char-a-bancs, doch de welingerichte rijtuigen der Hollandsche IJzeren SpoorwegMaatschappij voeren den vreemdeling naar het verrezen sierlijke stationsgebouw dat een schoone aanblik biedt over de bedrijvige nabijgelegen visschershaven. Voor wij van het jaar 1897 afstappen nog slechts de opmerking, dat de ingebruikstelling van de visschershaven op 1 Juli 181)0, aanleiding had gegeven tot de behandeling der vraag, zoowel in tal van twistgeschriften als in vak- en andere bladen, hoe die haven behoorde te worden ingericht en de exploitatie daarvan geregeld. Waar deze vraag, even als die omtrent de doelmatigheid der door de Regeering vastgestelde voorschriften op den verkoop in den Rijksvischafslag, in verschillenden zin en op allerlei wijzen is behandeld en beantwoord; waar de steller dezer regelen zich allerminst bevoegd acht, roeping noch lust gevoelt den loop der dingen in deze weer te geven; waar bovendien het noemen van namen dergenen die aan dezen strijd deelnamen bezwaren in heeft, bepaalt hij zich er toe om met een enkel woord melding te maken van dezen strijd. Een strijd die zoo ver liep, dat een aantal vischhandelaren, zich niet kunnende vereenigen met de door het Rijk getrolTen regelingen, in 1899 besloten de reeds genoemde «particuliere afslag» op te richten. Nog steeds wacht het Noordzeekanaal op een hem en zijner veelomvattende geschiedenis waardigen en deskundigen historieschrijver. Voor even omvangrijke taak, althans wat het economische deel betreft, zal de man staan die eenmaal, als de strijd uitgestreden zal zijn. onpartijdig en met zaakkennis te boek zal stellen de geschiedenis en de vóórgeschiedenis van ÏJmuiden's visschershaven. Daarom bepalen deze zeer schetsmatige aanteekeningen, die in hoofdzaak slechts bedoelen een overzicht te geven van den gang van zaken der Maatschappij IJmuiden zich slechts tot de korte vermelding van die aangelegenheid, welke de IJmuider gemoederen gedurende tal vnn jaren beroerde. Met jaar 1808 bracht eene aangelegenheid die jarenlang hangende was gebleven tot rijpheid. Sedert geruimen tijd was de ondergeteekende tot het inzicht gekomen, dat de oliegasfabriek —, waarvoor,gelijk op bladzijde 11 vermeld, in 1879 toenmaals achtergelegen terreinen waren aangewezen, — niet meer aan de eischen van den tijd voldeed, te meer rui zich het centrum der beweging naar de visschershaven en naar het tot stand gekomen station met zijne loodsen had verplaatst, zoodat zij in dat bedrijvige thans aanzienlijk geworden deel niet meer op haar plaats was. liet zoude te ver voeren de langdurige en ingewikkelde onderhandelingen welke eindelijk tot het gewenschte resultaat leidden, te schetsen. Genoeg zij het hier den uitslag to vernielden. Aan de Eerste Nederlandsche Electriciteits Maatschappij te Amsterdam — kortheidshalve de « E. N. E. M.» genaamd — werd door mijne maatschappij een terrein aan hare oostelijke grenzen gelegen ter beschikking gesteld. De «E. N. E. M.» verkreeg concessie tot het kosteloos leggen en hebben van geleidingen in en over den openbaren gemeentegrond, dienende voor het leveren van electrische stroomen voor verlichting, verwarming en voor het overbrengen van beweegkracht, op '20 November 1899, zulks tot 1 Juli 1930. De oude gasfabriek zal, weldra weggebroken, tot het verleden behooren. Waar — door de aangestipte eigenaardige toestanden — de openbare wegen en straten grootendeels nog eigendom zijn der Maatschappij IJmuiden, kon zij van deze gelegenheid gebruik maken om voor IJ muiden bij de vaststelling der gemelde concessie, gunstiger voorwaarden te bedingen, dan voor het overige deel der gemeente Yelsen zouden gelden. De eenheidsprijzen voor stroomlevering aan particulieren zouden in de gemeente Velsen bedragen voor licht 30 cents, voor kracht '20 cents per eenheid, beiden van 1000 Watt uur. In afwijking daarvan werden voor IJmuiden als eenheidsprijzen aangenomen 4/5 der gemelde bedragen. Het op 8 Augustus 1.1. geopende electrische centraal station «Kennemerland» werkt met twee machines van 150 paardenkracht, twee dynamo's elk van 100 K. W. en kan voor '2500 brandende lampen van ION. K. stroom leveren, liet verlicht op dit oogenblik de geheele gemeente Velsen (Sandpoort en IJmuiden). In 1899 verrezen op de in Maart van het vorige jaar door den Staat in erfpacht uitgegeven terreinen aan de Visschershaven, eenige belangrijke industrieele ondernemingen, waarvan wij de ijsfabrieken «IJmuiden» en «Doggersbank» met name vermelden. De eerste fabriek levert '20, de tweede 0 ton ijs per dag. Reide ondernemingen hebben overigens een aantal stoomtrawlers *) in de vaart. ') Van deze vaartuigen, waaraan IJmuiden veel te danken heeft, wordt slechts melding gemaakt om de aandacht te kunnen vestigen op de welwillend door de Vereeniging '/het Nederlandsche Zeewezen v ter beschikking gestelde afbeelding. Zij nog opgemerkt, dat de eerste trawler, welke van uit IJmuiden ter vischvangst uitvoer, was de vRetsyv der stoomvisscherij vMercnrinsv. Waar wij enkele voorname te IJmuiden vertegenwoordigde bedrijven noemen, zij nog vermeld de fabriek der Maatschappij «llera», herstelplaats voor stoom- en andere werktuigen, en de in de nabijheid der plaats gedreven wordende stoomkuiperij en taanderij, met daaraan verbonden haring pakkerij en reederij. Nog zijn te IJmuiden gevestigd tal van vischhandelaren en reeders wier namen en verdiensten ten opzichte van den vischhandel te zeer bekend zijn, dat zij in dit geschrift zouden behoeven te worden genoemd. In het zelfde jaar 1899 verrees aan het schoone strand nabij IJmuiden, met het uitzicht op de bedrijvige buiten¬ haven nabij het zich ver in zee uitstrekkende zuidelijk havenhoofd (pier) het voorloopig op bescheiden schaal ingerichte badpaviljoen, waarvan het drukke bezoek goede verwachtingen voor de toekomst mag doen koesteren. Bij de verschillende besprekingen die niet de voormelde maatschappij «E. N. E. M.» plaats hadden, kwam een belang — waaraan ook reeds vroeger meermalen de aandacht was gewijd — ter sprake, n. I. het verschaffen van zuiver water door middel eener waterleiding uit de der maatschappij IJmuiden in eigendom behoorende gronden. Verschillende boringen werden gedaan, sommigen met minder, anderen met goed succes. En voorzeker had het feest vierende IJmuiden op den dag zijner 25e verjaring de blijde tijding kunnen worden gebracht, dat ook voor eene waterleiding de grondslagen waren gelegd, ware het niet. dat de terreinen waarop de proefboringen hebben plaats gehad, vallen binnen eene uitgestrektheid van ongeveer 80 hectaren begrepen in plannen, ingevolge artikel 7 der onteigeningswet op 15 Februari 1901 ter visie gelegd. Het is voor de Maatschappij IJmuiden eene teleurstelling deze blijde boodschap niet te kunnen brengen. De neergelegde plannen omvatten een voorloopige uitbreiding der bestaande visschershaven, waaraan weldra de hand zal worden gelegd en de stichting van nog twee havens. Zij getuigen van de breede opvatting en van den ruimen en vooruitzienden blik van den afgetreden Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, den Heer C. Lely. Die zelfde bewindsman had, in den zelfden gedachtengang om te voorzien in nooden welke de toekomst wis zal brengen, reeds bij acte vau 19 Januari 1901 aan het Rijk den eigendom verzekerd van een strook gronds gelegen tusschen den straatweg van Velsen naar IJmuiden en het Noordzeekanaal, ter uitgestrektheid van ongeveer 33/4 hectaren, een strook in aanmerking komende voor eene eventueele verbreeding van het Noordzeekanaal. Omtrent aankoop door het Rijk der hiervorenbedoelde tachtig hectaren is men op het oogenblik, dat deze regelen worden geschreven de beslissing wachtende van den onlangs opgetreden Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, den Heer Mr. .T. C. de Marez Oyens. Wij naderen het slot onzer tot op 29 October WW loopende kroniek. Een volgend — wellicht door andere hand geschreven overzicht ° der fata onzer Maatschappij zal aanvangen met den gedenkwaardigen feestdag, waarop als blijk van belangstelling een monumentale pomp, tevens ingericht voor electrische verlichting van het Koning Willemsplein te IJmuiden gelijk de inscriptie zal luiden - werd aangeboden door DE MAATSCHAPPIJ IJMUIDEN aan IJMUIDEN'S BURGERIJ 1 November i901. «Meminisse jnvabit» - het baat ons te herdenken - want IJmuiden leeft snel. De op 1 November 1870 in gebruikgestelde Noordzee- sluizen heeten reeds de «oude», in tegenstelling met de in 1890 geopende «nieuwe» sluizen. De mede in 1890 in gebruik genomen visschershaven staat uitgebreid te worden, en de tijd is wellicht niet ver verwijderd, waarin zij in tegenstelling der onlangs ontworpen havens door de spraakmakende gemeente eveneens de «oude» genoemd zal worden. Mijne maatschappij leefde dat snelle leven mede. Uit de voorafgaande aanteekeningen blijkt dat voldoende. Hor zij telkens nieuwe bouwplannen had vast te stellen; hoe zij telkens zich voor nieuwe, snel gewijzigde toestanden gesteld zag. Hoe gaarne had ik daarom aan de korte kroniek meer toegevoegd, dan nu wordt geboden! Doch matiging was aangewezen. Matiging in velerlei opzicht. De dorre vermelding van feiten zal den lezer zijn jeugd en zijn schooljaren, met haar schraal toegelichte leerboeken voor den geest brengen. Hoe gaarne had ik menig feit door een aanteekening leven «eeeven! Hoe gaarne een meer duidelijk beeld gegeven van b d n den toestand van toen en nu. Voorheen een vruchtbare duinvallei omkranst door groene duinen. Thans de uitgestrektheid doorsneden door het Noordzee-Kanaal. Thans — doch geven wij het woord aan een ander: «is IJmuiden een volkrijke plaats met aanzienlijk verkeer, met alle gerietlijkheden van het moderne leven, met een boulevard, met Neèrlands groetsten vischhandel». Stellen wij een enkel voorbeeld. 1851. (bladzijde 4). Acte van aankoop der Breesaap. Was het niet aanteekenenswaard, dat bij die acte als gemachtigde voor den verkooper optrad Mr.J. Heemskerk Azn., de latere Minister, die als afgevaardigde met Thorbecke, zoo krachtig medewerkte aan de tot standbrenging der wet van 24 Januari 1803? Nog een voorbeeld. 1805. (bladzijde 1). Bestuurderen der Kanaal-Maatschappij staken in de Breesaper duinen de eerste spade in den grond voor de doorgraving van Holland op zijn Smalst. Voegt daarbij niet de aanteekening, dat die bestuurderen, met nog eenigen uit de bloem van Amsterdams handel, dien dag den tocht van Haarlem uit per rijtuig, aan het eind deels langs ongebaande wegen hebben moeten doen ? en dat de spoorbaan Haarlem—Uitgeest eerst op 1 Mei 1807 tot stand kwam ? Voegt niet bij de vermelding der op 1 December 1805, later door zoo vele anderen gevolgde overeenkomst met de Kanaal-Maatschappij, de aanteekening, dat bij de acte namens die maatschappij mede compareerde hare toenmalige Secretaris Jhr. Mr. J. W. H Rutgers van Rozenberg? met den Heer Aug. Hendrichs, de eenige thans overgebleven bestuurder der Kanaal-Maatschappij ? Nog een enkel voorbeeld van meer intiemen aard. Op den 24stt'n Februari 1878 werd de eerste steen gelegd voor den bouw van een blok heerenhuizen aan liet Willemsplein te IJmuiden. Het was in de dagen der hooggespannen verwachtingen. Daarbij had de aanteekening behooren te worden gesteld, dat die daad was de uiting eener \eeljarige en beproefde vriendschap van een man. den Heer Th. Molière, die kapitaal aan de toekomst van IJmuiden toevertrouwde. Zoo ook hadden reeds het jaar te voren in meer of minder mate door vriendschap tot de toenmalige eigenaren, of door vertrouwen in IJmuiden's toekomst gedreven, ook de Heeren Dr. P. Harttenroth, B H. Stricker, C. van Notten, de lirma Zint Mïihi.en en anderen de eerste woningen te IJmuiüen doen verrijzen. (Te vergelijken de bij deze aanteekeningen gevoegde schetskaarten van IJmuiden op 1 November '1870 en op 1 November 1901). Helaas, reeds spoedig bleken die verwachtingen te hoog gespannen te zijn geweest. In 1882 werd de ondergeteekende geroepen het beheer der zaken te aanvaarden. Toenmaals een jonge man, vurig weuschende de gronden, waarop hij zoo menigmaal als kind had vertoefd, tot ontwikkeling te brengen. Doch IJmuiden stond op zijn doode punt. Dat jaar is het eenige geweest waarin geen enkele verkoop van bouwperceelen in de annalen onzer Maatschappij kon worden aangeteekend. Met jeugdigen gloed voor de zaak bezield zette hij zich aan den arbeid. En nu bij het in geschrift stellen van zijn ongeveer twintigjarigen arbeid, waarin IJmuiden werd wat het nu is, een plaats met ruim duizend woningen en ruim vier duizend inwoners, — trekken vele herinneringen zijn geestes oog voorbij. Met zekeren nadruk werd in de voorgaande aanteekeningen op hare dor- en schraalheid de aandacht gevestigd. In tusschenzinnen, in één enkel woord werd menig stuk arbeid gedrongen. Wie zou uit de woorden, op bladzijde 49, dat eerst na langdurige onderhandelingen eene regeling methetgeineentebestuur werd getroffen, kunnen lezen, dat deze regeling de vrucht was van heel wat arbeid, heel wat overleg, in de latere tijden ook van den meergenoemden vertegenwoordiger onzer maatschappij, den Heer C. J. van Sluijs? Wie zou op bladzijde 30, waar de uitkomst der langdurige en ingewikkelde onderhandelingen omtrent ophelling deioude gasfabriek en hare vervanging door eene electrische centrale wordt vermeld, kunnen vermoeden, dat deze onderhandelingen in 1890 waren aangevangen om eerst in 1899 te eindigen ? Wie anders dan de steller daarvan, kan besellen den omvang der herinneringen verbonden aan de vermelding der vele fata onzer maatschappij ! Herinneringen opgewekt door liet vei bleekte sclnilt, geschreven door een hand die niet meer schrijlt: herinneringen aan vele dikwijls moeizame tochten naar het snel wassende IJmuiden, op zonnige dagen doch ook in storm en hij ontijd. Tochten, om met de Genestet's vriendelijke woorden te spreken, naar «de liefste plek», tochten naar „ Holland's blonde duinen „ Mijn boscb en duin en dal, „ Daar half mijn thuis mocht wezen. „U eer ik bovenal". [let is dan ook niet zonder weemoed, dat de pen wordt neergelegd, om te eindigen met den wensch: dat onze Maatschappij en met haar IJmuiden, moge groeien en bloeien! Mu. A, J. E. A. BIK 's-Ciravenhage, 29 October 1901.