De toepassing der Draadlooze Telegrafie speciaal in Nederlandsch-Indië. LEZING voor de Marine-Vereeniging te Den Helder, gehouden op 31 Januari 1906, DOOR H. T. HOVEN, Kapitein-Luitenant ter Zee. Die Menge fragt bei jeder neuen bedeutenden. Erscheinung was lie nütze, und sie hat nicht wirecht; denn sie kann blosz durch den Nutzen den Wert einer Sache gewahr werden. lOOETHE) DEN HELDER. C. DE BOER JR. 1906 De toepassing der Draadlooze Telegrafie speciaal in Nederlandsch-Indië. LEZING voor de Marine-Vereeniging te Den Helder, gehouden op 31 Januari 1906, DOOR H. T. HOVEN, Kapitein-Luitenant ter Zee. Die Menge fragt bei jeder neuen bedeutenden. Erscheinung was sie nütze, und sie hat nicht unrecht; denn sie kann blosz durch den Nutzen den Wert einer Sache gewahr werden. (OOETHE) DEN HELDER. C. DE BOER JR. 1906 MM. H.H.! Goethe heeft gezegd: „Die Menge fragt bei jeder neuen „bedeutenden Erscheinung, was sie nütze, und sie hat nicht „unrecht; denn sie kann blosz durch den Nutzen den Wert „einer Sache gewahr werden." Waar ik nu hedenavond de toepassing der draadlooze telegrafie bij U hoop in te leiden en speciaal in Oost-Indie, omdat voorloopig slechts aldaar de Marine op dat gebied werkzaam zal zijn, vermeen ik toch een beknopte verklaring der werking vooraf te mogen doen gaan. Om U een denkbeeld te geven van de wijze waarop de seinen of juister teekens, want algemeen wordt bij de draadlooze telegrafie geseind met het MoBSE-teekenschrift, overkomen, moet ik U de wetten, waarop de inductie berust, in het geheugen terugroepen. Wanneer in een geleider een wisselstroom loopt dan induceert deze stroom in alle nabijzijnde geleiders, die niet loodrecht staan op eerstgenoemde, ook een wisselstroom, en wel van een zelfde aantal wisselingen per tijdseenheid als de indu- ceerende stroom. De geïnduceerde stroom is het grootst als de twee geleiders evenwijdig loopen. In dat geval is het geïnduceerde electro- motorisch vermogen evenredig aan de lengte van iederen geleider. Verder neemt de inductie toe met de sterkte van den induceerenden stroom en met het aantal wisselingen per tijdseenheid, terwijl zij afneemt naarmate de afstand tusschen de geleiders grooter wordt. Is l de lengte van de evenwijdige geleiders van gelijke lengte, J de gemiddelde stroomsterkte, n het aantal wisselingen per tijdseenheid en a de afstand tusschen de l ~Jn geleiders, dan is de inductie evenredig aan —- of de afstand, waarop een zekere inductie verkregen wordt, evenredig aan l2Jn. Als men de stroomsterkte buiten beschouwing laat, kan men l-Jn op twee wijzen laten aangroeien, n.1. door l grooter te maken of wel door het aantal wisselingen te vergrooten. Morse, de uitvinder van het thans nog algemeen in gebruik zijnde teekenschrift, trachtte in 1844 tusschen groote, evenwijdig gespannen draadramen teekens over te seinen. Vijfjaren later gelukte het den Engelschman Wilkinson seinen te wisselen tusschen Frankrijk en Engeland door middel van 30 K.M. lange draadramen. Preece, de chef van den technischen dienst der telegrafie in Engeland seinde op deze wijze in 1884 tusschen Rathlin Island en Bally Castle (Kanaal van Bristol) over een afstand van 12 K.M., welke inrichting nog in gebruik is. Het gebruik van de benoodigde reusachtige netten maakte de zaak te onpractisch en te kostbaar. Eerst toen men een anderen weg insloeg werden betere resultaten bereikt. Hoe nu het aantal wisselingen op te voeren? De gewone wisselstroomdynamo brengt het tot eenige honderde wisselingen per seconde, de electrolytische onderbrekers tot 1000 a 2000, het aantal slingeringen te weeg gebracht door de occilleerende ontlading eener Leidsche flesch is van de grootte orde van eenige millioenen per seconde. De ontlading der Leidsche flesschen door een vonk moeten we eenigszins nader beschouwen. Wanneer op een zeker oogenblik een Leidsche flesch geladen is, b.v. de binnenbekleeding met positieve, de buitenbe- kleeding met negatieve electriciteit, dan zal als de spanning hoog genoeg is tusschen de vonkpolen f en f' (fig. 1) een vonk overslaan. De positieve electriciteit gaat van de binnenbekleeding naar de buitenbekleeding en er zal een stroom loopen door de verbindingsdraden in de richting van het pijltje I. Door het plotselinge karakter der ontlading zal een overmaat van positieve electriciteit overvloeien naar de buitenbekleeding, waardoor deze hooger spanning krijgt dan de binnenbekleeding en de positieve electriciteit weer terug vloeien naar de binnenbekleeding. Hierbij springt een vonk over van f' naar f, vergezeld van een stroom in de richting van het pijltje II. De heen en weer slingering zal zoolang duren, tot de evenwichtstoestand hersteld is. De hier besproken occilleerende ontlading is het eerst aangetoond met behulp van draaiende spiegels door Fedderson, terwijl Lord Kelvin mathematisch heeft vastgesteld onder welke voorwaarden de ontlading occilleerend, den wel continu zal zijn. Een overeenkomstig verschijnsel doet zich voor bij een slinger, welke uit zijn middenstand gebracht, heen en weer zal slingeren tot hij in rust komt. Is de wrijving bij het ophangpunt groot, het gewicht van den slinger gering, zoodat de luchtweerstand van veel invloed is, dan zullen de slingeringen spoedig uitgeput geraken, ja het kan voorkomen, dat de middenstand niet overschreden wordt. De elementen, die bij de ontlading van een Leidsche flesch bepalen of deze occilleerend dan wel continu zal wezen, zijn de weerstand R, de capaciteit C en de zelfinductie L en wel naar mate R2 < of > . De weerstand wordt hier voornamelijk beheersclit door den afstand tusschen de vonkpolen. Onder capaciteit van een lichaam verstaat men de verhouding van de hoeveelheid electriciteit, die op dat lichaam geladen is, tot de spanning waarop het door die hoeveelheid electriciteit geladen is. . . q (hoeveelheid electriciteit) G (capaciteit) = * (spanning) ' Inrichtingen, die een groote hoeveelheid electriciteit kunnen opnemen onder een betrekkelijk lage spanning, noemt men condensatoren. Zij worden veelal gebruikt in den vorm van een Leidsche fleseh. Bij deze is de capaciteit de verhouding van de hoeveelheid electriciteit, die er op geladen is tot het spanningsverschil tus- schen de beide bekleedingen p g ^ j. Dit verhoudingsgetal is voor eiken condensator constant. De zelfinductie is een grootheid, die optreedt, doordat een electrische stroom een magnetisch veld vormt. Dat veld, dat ringvormig is loodrecht op den geleider, wordt gevormd bij het ontstaan van den stroom; de intensiteit van het veld neemt toe als de stroom aangroeit en neemt af met het afnemen van den stroom. Bij het ontstaan van een stroom wordt dus een gedeelte der energie omgezet in een magnetisch veld, welk gedeelte terugkomt als de stroom daarop verbroken wordt. Bij het ontstaan en het terugkomen induceert dit magnetisch veld in den geleider een electrischen stroom, de z.g. extra-stroom. Windt men den geleider op tot een spiraal, dan wordt het magnetisch veld zeer sterk. Het is hieruit duidelijk, dat de zelfinductie bij een rechten draad betrekkelijk gering, bij een spiraal groot is; verder dat de zelfinductie alleen optreedt bij veranderlijke of bij wisselstroomen. Een gesloten kring, zooals in fig. 1 geschetst, bestaande uit een capaciteit en een zelfinductie, noemt men een gesloten slingerkring. De slingertijd heen en weer in zulk een kring wordt eveneens beheerscht door de capaciteit en de zelfinductie en wel bestaat de betrekking T = '2 TT i/CL, waarin T de slingertijd, C de capaciteit en L de zelfinductie voorstelt. De weerstand in de verbindingsdraden, als zijnde uiterst gering, is hierbij verwaarloosd. Door verandering der zelfinductie of der capaciteit kan nien den slingertijd van zulk een kring veranderen. De slingertijden, welke bij de draadlooze telegrafie gebiuikt worden, varieeren tusschen ïqööÖÖ en 3ÖÖÖÖÖO sec01lde- Het zal U nu vermoedelijk duidelijk zijn, hoe het mogelijk is geworden op zeer grooten afstand inductie-veischijnselen in het leven te roepen. Bij de draadlooze telegrafie spreekt men weinig over slingertijden, wel over golflengten. Volgens, de theorie der ethergolven n.1. brengen snel wisselende, electrische stroomen de ether in trilling, welke trillende beweging zich voortplant met de snelheid van het licht, n.1. 800000 K.M. per seconde. Met een enkel woord moge herinnerd worden, dat Faraday reeds begreep, dat twee lichamen niet op elkander kunnen inwerken, zonder dat er iets tusschen hen is en dat ook de electriciteit iets noodig heeft om zich voort te planten. Dat het de lucht niet was, bewees de overbrenging van electrische energie in het luchtledig. Hij stond dus vooi dezelfde bezwaren als Huijghens, toen deze de golvingstheorie voor het licht had opgesteld. Onze landgenoot heeft toen een middenstof moeten aannemen, de wereldether, en zich moeten voorstellen, dat deze zich overal bevindt. Faraday gevoelde bij intuïtie, dat de wereldether ons ook de verklaring moest geven van de overbrenging van electiische energie. Deze nog eenigszins vage voorstelling van Faraday werd door Maxwell omstreeks 1S5 in een wiskunstigen vorm gebracht. De merkwaardige formules van Maxwell brengen alle bekende electrische verschijnselen terug tot lichtgolven en omgekeerd alle lichtverschijnselen terug tot electrische golvingen. Hertz, de helaas te vroeg gestorven physicus en opvolger van Maxwell aan de Universiteit te Heidelberg, heeft hetwelk van Maxwell proefondervindelijk voortgezet. In de met het meeste geduld genomen proeven demonsteerde hij in ± 1889, dat de electrische evenwichtsverstoringen zich in de ether voortplanten, dat de electrische golven identiek zijn met die uitgezonden door een lichtend voorwerp en zich met dezelfde snelheid voortplanten, t.w. 8O0000 K.M. per seconde. Het voornaamste onderscheid ligt in de golflengte. Is bij het voor ons oog nog waarneembare licht de golflengte kleiner dan 0.001 mM., bij warmtestralen iets grooter, maar toch beneden de mM., electrische golven kunnen een lengte hebben van honderden Meters. Aan Hertz is het gelukt electrische golven van 60 cM. lengte op te wekken; op de tentoonstelling te St. Louis werd op een der congressen medegedeeld, dat men er in geslaagd was electrische golven van 4 mM. lengte te doen ontstaan. Bij de draadlooze telegrafie worden golven gebezigd van 100 tot 3000 M. lengte, overeenkomende met een slingertijd van 3ÖÖÖÖ00 tot 100000 SeC*' W:Ult 'ie betrekking tusschen golflengte en slingertijd is l (golflengte) = T (slingertijd) X 3-108 M. (voortplantingssnelheid). De electrische golven bezitten dezelfde eigenschappen als de lichtgolven, al is het door de geheel andere golflengte in verschillende mate; als deze vertoonen zij toch de verschijnselen van breking, buiging, terugkaatsing, polarisatie en interferentie. Treffen electrische golven op hun weg een geleider, dan kunnen zij daarin wisselstroomen opwekken. Ik zal nu trachten U een station voor draadlooze telegrafie te verklaren. Elk station bestaat uit een geverinrichting, om de seinen te voorschijn te roepen, een luchtdraad om de electrische energie in het lichtruim uit te doen stralen, welke luchtdraad ook gebruikt wordt om de seinen te ontvangen en ten slotte een ontvanginrichting, om de seinen te demonstreeren. Men kan dus niet tegelijkertijd geven en ontvangen. De geverinrichting (fig. 2) bestaat in haar eenvoudigsten vorm uit een energiebron, waarvoor een wisselstroom-dynamo A, dan wel een accumulatoren-batterij met een onderbreker (kwikturbine onderbreker) oi' teil slotte het scheepsnet met onderbreker genomen wordt, een MoRSE-sleutel B, een inductor E (klos van Rhumkorf), eenige Leidsche Üesschen D, waarvan binnen- en buitenbekleeding verbonden zijn aan twee vonkpolen f en fl en ten slotte de luchtdraad L. De knop a van den inductor is verbonden met een knop van de MOBSE-Sleutel, waarvan het contact (J verbonden is met een pool van de energiebron; de andere pool is verbonden met de knop a1 van den inductor. De knop b van den secundairen stroom is verbonden met de binnenbekleeding, de knop b1 met de buitenbekleeding der Leidsche üesschen, welke bekleedingen ook met de vonkpolen in verbinding staan. In den verbindingsdraad met de vonkpool fl zijn eenige windingen g, welke met windingen gl van den luchtdraad een transformator vormen. De luchtdraad L is een verticaal gespannen draad, aan den bovenkant geïsoleerd opgehangen aan het tuig, aan de onderzijde verbonden met de aarde. Is de MoRSE-sleutel geopend, dan zal do dynamo geen stroom leveren. Wordt de MoRSE-sleutel neergedrukt, dan zendt de dynamo een wisselstroom door de primaire windingen van den inductor. Deze wisselstroom induceert in de secundaire windingen eveneens een wisselstroom, welke de Leidsche flesschen D laadt. Het doel van den inductor is de lage spanning welke tusschen de polen a en ctl bestaat, om te zetten in een hooge spanning. Deze hooge spanning wordt dus opgewekt tusschen de knoppen b en ö' van de secundaire wikkeling, tusschen de binnen- en buitenbekleeding van de Leidsche flesschen en ten slotte tusschen de vonkpolen f en f1. Is de spanning waarop de Leidsche flesschen geladen worden hoog genoeg, dan zal tusschen de vonkpolen een vonk overspringen. Daar de .lading en ontlading der Leidsche flesschen zeer vlug geschiedt, zullen tusschen f en f1 vonken overspringen zoolang de MoRSE-sleutel neergedrukt is, doch dit verschijnsel ophouden, zoodra door het in de hoogte gaan der sleutel het contact bij C verbroken is. Door middel van den gevertransformator induceert de in den geverkring snel slingerende stroom in den luchtdraad ook een wisselstroom, doch telkens in tegengestelde richting. Loopt in den geverstroomkring (fig. 3) een stroom in de richting van den pijl 1, dan zal in den luchtdraad een stroom in de richting van pijl I loopen, naar boven toe. Daar de luchtdraad aan den bovenkant geïsoleerd is, zal de stroom niet verder kunnen. In het boveneind van den luchtdraad zal door den stroom een electrisehe spanning worden opgewekt. Heeft op dat oogenblik geen nieuwe aanvoer van stroom plaats, dan is in het ondereinde van den luchtdraad geen spanning en zal een stroom gaan loopen van hoog naar laag, of zooals men het gewoonlijk uitdrukt de stroom worden teruggekaatst. Is op dat zelfde oogenblik de stroom in den geverstroomkring ook van richting veranderd, dan zal door deze in de luchtdraad een stroom worden opgewekt., die in in de richting van pijl II loopt en die dus de teruggekaatste stroom versterkt. Na eenige slingeringen reeds kan de stroom in den luchtdraad een hooge spanning bereiken, in de practijk ongeveer 8 maal de spanning van den stroom in den geverstroomkring; a/b. van Hr. Ms. „Tromp" kan de spanning van den stroom in het luchtnet oploopen tot 240000 volt. Is de slingertijd van den luchtdraad juist gelijk aan dien van de» geverstroomkring, dan zegt men dat er résonnans is. Men maakt die slingertijden gelijk door het produkt van zelfinductie en capaciteit van den luchtdraad gelijk te maken aan het product dier grootheden van den geverstroomkring. In de practijk heeft men daarvoor verschillende hulpmiddelen. Één daarvan is, dat men met een instrument, do z.g. golfmeter, de lengte der golven meet. welke in résonnans zijn met den luchtdraad en van de golven, welke in résonnans zijn met den geverstroomkring. Zijn de lengten van deze golven niet aan elkander gelijk, dan schakelt men zooveel zelfinductie in den luchtdraad of in den geverstroomkring, dat de vereischte résonnans bereikt is. Zijn de slingertijden van luchtdraad en geverstroomkring niet aan elkander gelijk, is er dus geen résonnans, dan werken de stroomen elkander gedeeltelijk tegen en heeft er verlies van energie plaats. Een overeenkomstig verschijnsel heeft men bij een schommel. Een betrekkelijk zwakke duw, kan, telkens op het juiste oogenblik aangewend, n.1. als de schommel op het punt is om terug te slingeren, den uitslag, het amplitudo, zeer groot maken. Het bovenstaande in enkele woorden samenvattende blijkt, dat zoolang de MoRSE-sleutel neergedrukt is, er vonken overspringen tusschen de vonkpolen, en in den luchtdraad zeer snel wisselende stroomen van hooge spanning optreden, welke de omringende etherdeeltjes in een trillende beweging brengen. Deze trillingen planten zich met een snelheid van 300000 K.M. per seconde voort. Treffen deze ethertrillingen een tweeden luchtdraad, dan wekken zij daarin electrische wisselstroomen op. Hoe deze aangetoond worden hoop ik U nu te verklaren, door het ontvangstation te beschrijven. Op ieder station bevinden zich gewoonlijk twee ontvanginrichtingen, n.1. één, waarbij de seinen op den band van een MOBSE-Schrijfinrichting worden geregistreerd en één, waarmede de seinen in een telefoon zijn waar te nemen. Het schrijfontvangtoestel is als volgt ingericht: Zij L' de luchtdraad van het ontvangstation. Wanneer de MoRSE-sleutel op het geverstation neergedrukt is, ontstaan in den geverluchtdraad snel afwisselende stroomen, die in den ontvanger luchtdraad stroomen van gelijken slingertijdinduceeren. Wij kunnen nu wederom voor de beide luchtdraden dezelfde beschouwing houden als die bij geverstroomkring en geverluchtdraad. De eerste stroomstoot in den geverluchtdraad induceert in den ontvangerluchtdraad L' een stroom in tegengestelde .richting, die aan het uiteinde (top of aarde) teruggekaatst wordt. Daarna wordt door den geverluchtdraad een stroom geïnduceerd tegengesteld aan den eerst geïnduceerden stroom. Opdat deze stroom zich bij den teruggekaatste voege, moeten in de beide luchtdraden de stroomen tegelijk omkeeren, met andere woorden de beide luchtdraden moeten in résonnans zijn. De slingerende stroomen in den luchtdraad induceeren in den z.g. coherer-kring abcd eveneens heen- en weergaande wisselstroomen. Deze bestaat uit een geleider, waarin: /'eenige wikkelingen, die niet de wikkelingen van den luchtdraad een transformator vormen, g do coherer, h een capaciteit, i een relais, e een klein element. De coherer, in 1890 door den Franschen professor Branly uitgevonden, bestaat uit een glazen buisje, waarin twee zilver electroden, die electrisch verbonden zijn aan het metalen buitenbekleedsel van de twee einden van het buisje. De afstand van de twee electroden bedraagt ongeveer Va ii 1 mM. Daar tusschen v is een weinig metaalvijlsel, gewoonlijk 95 % nikkel en o % zilver. De weerstand van dit metaalvijlsel is zoo groot, dat de stroom van het element niet gesloten is. Slingeren in den stroomkring wisselstroomen heen en weer, dan zal in den coherer een spanning optreden, die, zoodra zij groot genoeg is, tusschen de metaaldeeltjes kleine vonkjes doet overspringen, die een geleidende brug vormen. De stroom van het elernentje kan dan passeeren. Ook na het ophouden van de slingerende wisselstroomen blijft de stroom doorgaan. Een licht kloppen tegen de coherer is voldoende om de brugjes te verbreken en de oorspron • kelijke zeer groote weerstand te herstellen. In den coherer stroomkring is een relais geschakeld, dat aanslaat als de stroom doorloopt. Hierdoor wordt een tweede, sterkere stroomkring gesloten, waarin zich 4 elementen k, de electro-magneet van een MoRSE-schrijftoestel m en van een klopper n bevinden. Deze beide electro-magneten trekken hun anker aan, waardoor de Morse een punt op den papierband schrijft en de klopper een tik geeft tegen den coherer, waardoor alles in den oorspronkelijken toestand terugkomt. Houden de wisselstroomen aan, dan activeert de coherer onmiddellijk opnieuw, waardoor een tweede en zoo een serie puntjes op den band afgedrukt worden. Door de traagheid deiverschillende onderdeelen van het MoRSE-schrijftoestel vloeien die puntjes in één tot een streepje. Bij de inrichting om te ontvangen op gehoor is de coherer vervangen door een ScHLOEMiLOH-detector en het MoRSE-schrijftoestel door een telefoon. De ScHLOEMiLOH-detector is een klein kokertje van eboniet, gevuld met verdund zwavelzuur en waarin twee platina electroden. De positieve bestaat uit een WoLLASTON-draadje van 0.001 mM. middellijn, dat 0.01 mM. buiten een glazen buisje uitsteekt. Aan de polen van den detector zijn de polen van een batterij van 4 droge elementen verbonden door een geleider, waarin zich een telefoon en een verstelbare weerstand bevinden. Wanneer de stroom dezer elementen door den detector gaat, heeft er bij de negatieve electrode gasontwikkeling plaats. De gasbellen verbreken voortdurend den stroom, waardoor in den telefoon een brommend geluid vernomen wordt. De verstelbare weerstand wordt bij het gebruik zóó gesteld, dat geen gasontwikkeling plaats heeft. Worden in den ontvangluchtdraad en daardoor in den detectorstroomkring wisselstroomen opgewekt, dan wordt de weerstand van den detector verminderd en heeft telkenmale gasontwikkeling plaats. De afgezonden punten en streepjes worden in den telefoon als korte, resp. lange roffeltjes vernomen. In het algemeen is de detector gevoeliger dan de coherer. Wordt laatstgenoemde door prof. Slaby zeer karakteristiek het electrisch oog genoemd, zoo zoude men aan den detector den naam van electrische verrekijker kunnen geven. Met den detector wordt zeer gemakkelijk nagegaan of er geseind wordt, is men tot die wetenschap gekomen, dan kunnen de schrijftoestellen zoo fijn gesteld worden, dat men evengoed op den band als op gehoor ontvangt, althans up een schip, waar altijd zooveel gedruisch is, dat het geluid in den telefoon vrij krachtig moet zijn, om de seinen op te nemen. Om de schrijftoestellen echter zoo fijn te stellen, is veel oefening nood'g. Met den detector kan een vlugger seintempo gebruikt worden dan bij de schrijfontvangtoestellen. Maar men moet uitsluitend afgaan op den ontvangenden seiner. Bij de Rijkstelegrafie begint men bij de lijntelegrafie al meer en meer op te nemen op gehoor en de schepen uitgerust met marconi-toestellen als ook op de booten der Maatschappij „Zeeland", waar Telefunkentoestellen a/b zijn, wordt uitsluitend opgenomen op gehoor. Voor de militaire radiotelegrafie is het wel gewenscht op den band op te nemen, waar het belangrijke bevelen kan betreften. Alvorens af te stappen van deze inleiding, die U mogelijk wel wat lang voorgekomen is, doch die ik om een goed begrip van de zaak te geven, vermeende niet te kunnen bekorten, moet ik nog even trachten U te verklaren, wat onder afstemming verstaan wordt. Uit het voorgaande zal U, naar ik hoop, duidelijk zijn geworden, dat er résonnans moet bestaan tusschen geverstroomkring, geverdraad, ontvangdraad en coherer (detector) stroomkring om met een minimum energie te kunnen seinen. Doch ook seinen, niet afkomstig van het station waarmede men in correspondentie is of wil komen, kunnen opgevangen worden door den luchtdraad, terwijl somwijlen electrische ontladingen in den dampkring plaats vinden, die wisselstroomen in den luchtdraad veroorzaken. Wanneer deze storingen krachtig zijn, kunnen zij, hoewel niet in résonnans met den luchtdraad, toch coherer of detector doen activeeren. Om zooveel mogelijk hun storenden invloed te ontgaan, wordt door de z.g. losse koppeling getracht slechts een gedeelte van de energie, welke opgehoopt wordt in den ontvangluchtdraad, te doen overgaan in coherer of detector-stroomkring. In de nieuwere toestellen geschiedt zulks door de draadwinding van den luchtdraad te wikkelen om een scharnierenden ring. Binnen dien ring, doch los daarvan, liggen de windingen van den coherer (detector-)stroomkring. Hoe meer men den ring opzet, hoe minder energie van den luchtdraad overgebracht wordt op den ontvangerstroomkring, hoe losser de koppeling en hoe scherper de afstemming is. Op deze wijze is het gelukt zich los te maken van golven, die den luchtdraad evenkrachtig treffen, doch meer dan 4°/0 verschillen van die, waarop men af gestemd is. Is de energie, die in den ontvangerluchtdraad geïnduceerd wordt, overweldigend groot, dan faalt zelfs de scherpste af- stemming, J) ja kan zelfs de coherer activeeren, zonder dat de luchtdraad ingekoppeld is, zooals voorkomt bij schepen op eskader-afstand varende of bij elkander ten anker liggende. Atmosferische storingen komen veelvuldig en zeer krachtig voor in de tropen. H. M. „Hertog Hendrik" vertrok in Nov. 1904 naar Oost-Indië en had een installatie voor draadlooze telegrafie aan boord. In den aanvang had men zooveel last van storingen, dat in den regel van 10u v.m. tot 10 a, llun.m. niet ontvangen kon worden. Later, toen vermoedelijk de losse koppeling meer toegepast werd, had men er minder last van. Uit het voorgaande is U reeds gebleken, dat de luchtdraad zoowel voor het geven als voor de ontvangst gebruikt wordt. Door één omschikbaar worden, hetzij de gever, hetzij de ontvangtoestellen aan den luchtdraad verbonden. Bij liet geven treden zeer sterke spanningen op, terwijl de ontvangtoestellen juist op zeer zwakke stroomen moeten activeeren. De stroomleiding is nu zoodanig aangebracht, dat de sterke stroomen nimmer in de ontvangtoestellen kunnen komen en dat tevens de gevertoestellen niet een gedeelte der zwakke stroomen. bestemd voor de ontvangtoestellen, absorbeeren. Een enkel woord over de geheimhouding der seinen. Veelal wordt tegen het gebruik der draadlooze telegrafie aangevoerd, dat deze niet genoegzaam verzekerd is. Voor oorlogstijd zoude dit ontegenzeggelijk van groot bezwaar zijn. De seinen worden van een station naar alle zijden gegeven. Wel zijn er pogingen in het werk gesteld om uitsluitend in een bepaalde richting te seinen, maar deze zijn nog niet met een goeden uitslag bekroond. Bovendien kan, om te seinen naar een schip op zee de sector, waarin geseind wordt, niet te klein genomen worden en hoe grooter de afstand tusschen schip en station is, hoe grooter onvermijdelijk de oppervlakte wordt, waarin de gerichte seinen opgevangen kunnen worden. 1) Hierin ligt tevens de verklaring van de nadeelen, die onvermijdelijk verbonden zijn' aan de oprichting van zeer krachtige stations van 1000 en 1500 K M draagwijdte. Om deze afstanden te bereiken moeten die stations zooveel energie uitstralen, dat in de nabijheid aanwezige stations zoowel aan den wal als op schepen, gestoord zullen worden, zelfs al zijn deze afgestemd op een geheel verschillende golflengte. Met zeer scherpe afstemming wordt het moeielijker de seinen af te tappen, maar onmogelijk wordt het niet, Bovendien wordt door scherpe afstemming de werkingssfeer kleiner, omdat slechts een gedeelte van de opgevangen energie benut kan worden, om de teekens te registreeren. Om in staat te zijn zeei scherp af te stemmen en daardoor minder last van stoïingen te hebben, zijn wij ook gekomen tot de zeer krachtige installaties aan boord Hr. Ms. „Koningin Wilhelmina" en „Tromp". Een bijzonder teekenschrift b. v. Vreede te bezigen is niet wel mogelijk, daar zulks noodlottige verwarring zou kunnen geven. Ten einde in vredestijd en in oorlogstijd met personeel der rijkstelegrafie te kunnen seinen moet ook bij do D.T. bij de Marine het MoRSE-teekenschrift gebruikt worden door de seiners. Twee stelsels teekenschrift te onthouden is mogelijk, b. v. het MoRSE-stelsel om op den sleutel te seinen en arm-seinen volgens Vreede. Maar beide stelsels met de hand te kunnen seinen is niet doenlijk. De eenige wijze om in oorlogstijd verzekerd te zijn van geheimhouding zal gelegen zijn in een geheimen sleutel om de seinen over te brengen in een onontcijferbare serie van letters. Het is mogelijk gebleken om door het overseinen van lettergroepen uit het seinboek te seinen, doch zulks duurt langer, dan gewoon de zinnen over te seinen. De snelheid waarmede geseind wordt door ons personeel is minstens 15 woorden per minuut. Met die snelheid kan geen sein in liet seinboek worden opgezocht. Bovendien komen toch bijna altijd in een lang telegram enkele letters verminkt over. Zulks hindert niet, omdat men zulk een letter kan reconstrueeren en spoedig ziet of een punt te veel is of twee punten ineen gevloeid zijn. Cijfertelegrammen, lettergroepen of codewoorden moeten gecollationneerd worden. li acht de vijand te storen door tusschen onze seinen door te seinen, of is de atmosferische toestand ongunstig, dan kan op onbelemmerde ontvangst van alle teekens niet gerekend worden Gebruik makende van een sleutel kunnen vrij verminkte telegrammen nog ontcijferd worden. Ofschoon af en toe in de couranten berichten opduiken van seinen aan schepen gedurende hun overtocht over den Atlantischen Oceaan, /.oo is de grootste afstand, waarop in de practijk met een schip seinen zijn gewisseld tot nu toe slechts 490 K.M. geweest, n.1. met het Engelsch oorlogsschip waarmede de Prins van Battenberg in Augustus 1905 een bezoek bracht aan de Vereenigde Staten. Wel zijn op grooter afstand seinen gezonden naar een schip en werden die soms ontvangen, maar daar het schip niet terug kon seinen, heeft zulks geen practische waarde, ten minste voor oorlogsgebruik. Bij de Fransche Marine werd bij onlangs gehouden proeven een maximum-afstand van 200 zeemijlen of 360 K.M. bereikt. Tot op dezen afstand heeft ook de „Koningin Wilhelmina" met Scheveningen seinen gewisseld; zij was toen in het Kanaal, tusschen Dungeness en Eiland Wight. De Duitsche kuststations hebben een werkingssfeer van 200 K.M., waarmede met schepen met een tuighoogte van 30 M. tot op 120 K.M. geseind kan worden. Te Nordeich (Oost-Friesland) wordt voor bijzondere doeleinden een kuststation van 1000 K.M. draagwijdte opgericht. Mogelijk dat een kort historisch overzicht van de ontwikkeling der draadlooze telegrafie U niet onwelkom zal zijn. De proeven van Hertz in 1889 en volgende jaren genomen beoogden niet het overbrengen van seinen, doch werden genomen met het doel om de wetten der inductie proefondervindelijk te bevestigen. Ook de onderzoekingen van Branly die ten slotte leidden tot den coherer, hielden geen verband met de draadlooze telegrafie. Zelfs Popoff, een Russisch professor, die in 1895 een coherer verbond aan een vertikaal gespannen koperdraad, deed zulks om daarmede electrische ontladingen in den dampkring te demonstreeren. Marconi was destijds student aan de hoogeschool te Bologna, waar professor Righi de proeven van Hertz herhaalde. Hij kwam op het idee deze proeven te verbinden aan het onderzoek van Popoff en zoo te trachten seinen over te brengen. Zijn eerste pogingen op het landgoed van zijn vader genomen slaagden buiten verwachting en spoedig gelukte het hem tot op ruim 4 K.M. MoRSE-teekens over te brengen. Professor Bratjn in Strassburg bracht een aanmerkelijke verbetering in de schakeling van gever- en ontvangtoestellen, n.1. de résonnansstroomkringen, waardoor de maximum-afstand aanmerkelijk vergroot werd. Sedert hebben tal van geleerden voornamelijk in Duitschland, Engeland, Frankrijk, de Vereenigde Staten van Amerika zich op de verdere ontwikkeling der draadlooze telegrafie toegelegd. Zoo zijn verschillende systemen ontstaan, die echter in hoofdzaak hetzelfde zijn, daar zij op dezelfde wetten berusten. Alleen de technische uitvoering van de onderdeelen verschilt. Zij kunnen onderling zeer goed correspondeeren, ofschoon de Marconi Wireless Telegraph Company nog steeds het tegendeel van haar systeem beweert. Welk systeem het beste is, is moeilijk te zeggen. Wel kan men zeggen, dat het systeem, dat door het meest geoefende personeel bediend wordt, de beste resultaten zal geven. Preece, de chef van den technischen dienst der telegrafie in Engeland liet in 1896 Marconi overkomen en stelde hem in de gelegenheid zijne proeven op uitgebreiden schaal voort te zetten. Daarop werd in Engeland de Marconi Wireless Telegraph Company opgericht, die weldra de meeste transatlantische mailbooten van hare installatie's voorzag. Haar streven was een monopolie te verwerven, wat haar ook gedeeltelijk gelukt is, door to weigeren met schepen of stations te correspondeeren, die met een ander systeem van draadlooze telegrafie werken. Langs de Britsche kust heeft zij verschillende stations •), waarvan één te Poldhu nabij Lizard, dat zeer krachtig is. Het is gelukt met dit station eenige teekens over te seinen naar Amerika. Eiken middag seint dit station een paar berichten, die door schepen zelfs op verren afstand opgevangen kunnen worden. Af en toe leest men over gordels van draadlooze stations l) De Engelsche Admiraliteit heeft hare eigen stations langs de kust om met de Marine te seinen. De M. W. T. C. moet zorgen het seinen der oorlogsschepen niet te hinderen. van zeer groote draagwijdte rond de geheele aarde, zelfs sprak in de Tweede Kamer de heer Idsinga van de wenschelijkheid om een concessie voor draadlooze telegrafie te verleenen aan de heeren Delprat c.s., omdat dan de mogelijkheid zal bestaan, dat men door tusschenkomst van marconi-stations, die er zullen komen (?) van West-Europa in 3 of -1 slagen met Batavia kan telegrafeeren. Zoo ver zijn we nog niet en zullen wij m. i. wel nooit komen, vooral wegens de reeds genoemde storingen door dergelijke groote stations teweeg gebracht. De gewone afstanden, waarop de schepen voorzien van het MARcoNi-stelsel onderling in den Atlantischen Oceaan seinen bedragen hoogstens 180 K.M. De berichten worden van het eene schip overgeseind naar een ander en zoo over vele heen, door telkens overseinen naar Engeland. De berichten doen er vrij lang over, zooals uit het onderstaande te zien is. Het S.S. „Loraine" vertrok uit Havre 25 Juni 1904, had tot 's avonds 6 uur van dien dag correspondentie met Lizard en op de volgende dagen communicatie met andere schepen, als volgt: 2 Tiid van afzending. Schip, waarmede correspon- T«d van aankomst van het dentie verkregen werd. radiogram te Lizard. 26 Juni op den middag, „Wilhelm der Grosse", 27 Juni op den v.m. 27 „ „ „ „ „Saxonia", 29 „ „ „ „ 7 „ tegen den avond, „laSavoie" 29 .. tearen den avond 28 „ „ middag, „Blücher" 1 Juli „ „ morgen. 28 ii » avond, „St. Louis", 2 „ „ „ middag. 28 * „ „ „Finland", 3 ., „ „ avond. Den 2en Juli kwam het S.S. „Loraine" te New York, dus nog vóór dat het bericht, dat halfweg den Oceaan verzonden was, te Lizard werd ontvangen. Er wordt dan ook geen ruim gebruik van gemaakt, zooals ik straks nader zal aantoonen. De kosten van deze radiogrammen zijn afhankelijk van het aantal keeren, dat ze herhaald, overgeseind worden. De minimum taks is f 3.90 voor 12 woorden en 30 cents per woord extra. Dit is vrij hoog. Frankrijk — voor de walstations te Ouessant en Porqueroües (nabij Marseille) — rekent 75 centimes per woord, Duitschland 80 pfg. per bericht, Nederland 10 cents per woord met een minimum van ƒ1. — . Op het internationaal Congres voor draadlooze telegrafie te Berlijn zal een maximum taks worden voorgesteld van 30 centimes voor het wal- en 20 centimes voor het scheepstarief. Deze tarieven gelden alleen voor het radiografisch gedeelte. Voor de verzending over land wordt het gewone lijntarief gerekend. Het duurde tot 1902 of 1903 eer men op het vaste land het gevaar begon in te zien van dit op den Oceaan zich ontwikkelende monopolie der M. W. T. Cy. In Duitschland trachtte men toen het gevaar te bezweren, met het voorbeeld voor oogen, dat tijdens den Boerenoorlog alle telegraafkabels naar Zuid-Afrika in Engelsche handen waren. De krachtige persoonlijkheid van den Keizer trad hierbij op den voorgrond. Door zijn persoonlijke inmenging kwam een fusie tot stand tusschen de twee Duitsche systemen van Siemens-Braun en van Slaby — Arco, en ontstond das Gesellschaft. für drahtlose Telegrafie System „Telefunken", waarvan onze Marine hare installaties betrekt. Haar werkkring is van eenigszins anderen aard dan die van de Marconi Wireless Telegraph Company. Waar laatstgenoemde geheele diensten exploiteert en er steeds op uit is haar monopolie te handhaven, levert Telekunkkn in de voornaamste plaats toestellen en onderdeelen. Bovendien riep de keizer in 1903 de groote mogendheden Duitschland, Oostenrijk, Rusland, Frankrijk, Engeland, Vereenigde Staten van Amerika, Spanje en Italië bijeen tot een voorloopige conferentie voor draadlooze telegrafie, die in Augustus van dat iaar te Berlijn gehouden is. Een der voornaamste punten der bespreking was, dat de toetredende mogendheden zich zouden verbinden slechts stations binnen hun gebied te gedoogen, waar berichten in ontvangst worden genomen, onverschillig met welk systeem geseind. Hoewel bereid tot samenwerking konden Engeland en Italië zich niet daarvoor uitspreken, omdat zij gebonden waren door een concessie met de M. W. T. Cy. Voor verdere bijzonderheden betreffende deze conferentie zij den belangstellende verwezen naar de belangrijke studie van den luit. t/z. 2U kl. van Iterson in het „Marineblad" van 6 Augustus 1904 (19° jaargang, 3° aflevering). Deze voorloopige conferentie zoude in October 1904 gevolgd worden door een definitieve, waarbij alle kuststaten genoodigd zijn geworden. Reeds tweemalen uitgesteld, ligt het in het voornemen der Duitsehe regeering haar in Juni of Juli 1906 te doen doorgaan. De Nederlandsche rijkstelegrafie heeft te Scheveningen een station voor draadlooze telegrafie systeem Telefunken voor het openbaar verkeer opgericht en de dagbooten der stoomvaartmaatschappij „Zeeland" van rijksstations naar hetzelfde systeem voorzien. Het station te Scheveningen heeft een werkingsfeer van ongeveer 350 K.M. Een meer algemeene toepassing van de draadlooze telegrafie in het belang van handel en scheepvaart zie ik in de verbinding van lichtschepen met den wal, waardoor eerstgenoemde in staat zijn de door hen waargenomen vlaggeseinen der passeerende schepen direct naar den wal over te brengen. Welk een vlucht dit zou kunnen nemen blijkt uit het getal schepen dat jaarlijks het lichtschip van Terschellingerbank passeert. In 1903 was dit 12000. Langs het lichtschip Noordhinder kwamen in dat jaar 10000 schepen. Om U een denkbeeld te geven van het nut dat bij krijgsoperatiën ter zee van de radio-telegrafie te trekken is, behoef ik slechts een vergelijk te maken tusschen de blokkade van Toulon door Nelson in 1804 en '05, en die van Port-Arthur in den jongsteu oorlog. Nelson kruiste voortdurend met zijn geheele macht vlak voor Toulon, steeds slagvaardig, want als wind en weer daartoe gunstig waren of werden kon hij verwachten dat de Fransche vloot zou uitloopen. Een enkele maal door stormweer gedwongen zijn kruisgebied te verlaten, liet hij een paar kruisers achter, maar ook deze moesten wel eens voor het weer of andere omstandigheden zich verwijderen en zoo gelukte het Villeneuve, de Fransche admiraal, tijdens een N.-W. storm uit te loopen en na verlies van een groot gedeelte van het tuig zijner schepen, wederom binnen te vallen, onopgemerkt door Nelson. Den 12den Januari 1805 moest Nelson opnieuw voor stormweer beschutting zoeken in de baai van Maddalena (N.-O. punt Sardinië). Een week later kwamen met vliegend stormweer uit het N.-W. twee zijner kruisers in het zicht, met vlaggen seinende, dat de Fransche vloot uitgeloopen was. Drie uren nadat de kruisers nabij het vlaggeschip de „Victoria" geankerd waren, was Nelson onder zeil om zijn beroemden tocht over den Atlantischen Oceaan ter vervolging van Villeneuve aan te vangen, welke tocht eindigde met de vernietiging van de vereenigde Fransche en Spaansche vloot bij Travalgar en ... . Nelson's dood. Wat een onrust, zoowel voor den bevelhebber als voor de overige opvarenden brengt zulk een wijze van blokkeeren mede! Bij de blokkade van Port-Arthur lag de Japansche vloot veilig ten anker bij de Elliot-eilanden, met een paar kleine kruisers op post voor Port-Arthur. Steeds was Togo op een afstand van een <10 zeemijlen met hen in radio-grafische gemeenschap en kon daardoor tijdig op het gevechtsterrein aanwezig zijn als de Russen uitliepen. Want, z. a. Nelson schreef: „het doel eener blokkade kan nooit zijn te beletten, dat de vijandelijke vloot uitloopt, maaide blokkade heeft ten doel die vloot te verslaan als zij uitloopt. En het zal u nog versch in het geheugen liggen hoe op 27 Mei 1905 Togo ten anker onder de kust van Korea van een zijner kruisers de „Shinono-Maroe" om 5 uur 's morgens per draadlooze telegrafie bericht kreeg, dat de Russische Oost-zeevloot in aantocht was. Voortdurend kreeg hij berichten, uit hoeveel schepen de Russische vloot bestond, hoe die waren opgesteld, welken koers zij stuurden, enz. Toen kort na den middag de mist optrok, zag Rotscheswenski zich omringd door 4 Japansche eskaders, van wier aanwezigheid hij geen vermoeden had. Klaarblijkelijk waren de toestellen voor draadlooze telegrafie bij de Russen niet in orde. Sedert kort is bij onze Marine de draadlooze telegrafie ingevoerd. De eerste proeven werden naar het systeem Slaby-Akco dooi' den electro-technicus der Marine den heer Kniphorst in 1901 op bescheiden schaal genomen. Kort daarop werd Hr. Ms. „Evertsen" ter beschikking gesteld van een vertegenwoordiger der Marconi Wireless Telegraph Comp. en wisselde dit schip met een installatie te Scheveningen seinen. Daar de proeven aan boord niet gecontroleerd werden door der zake kundigen hadden zij meer het karakter van een demonstratie dan van een ernstige beproeving. In 1908 werd een commissie benoemd, bestaande uit den heer Kniphorst en den luit. t. z. Wolterbeek Muller, om proeven te nemen met toestellen voor draadlooze telegrafie, welke proeven in Oost-Indië voortgezet zouden worden. Na een fransch systeem van zeer twijfelachtige waarde beproefd te hebben, werd met eenige stations systeem Telefunken een 6-tal maanden gewerkt tusschen Amsterdam en Kampen, later ook met stations te Groningen eri Hoek van Holland. De commissie bezocht ook een station aan den Overtoom te Amsterdam van het systeem der M. W. T. O'., maar daar de officieren niet in de gelegenheid werden gesteld zelve te seinen en de toestellen te regelen, bovendien de seinen uitsluitend op gehoor werden opgenomen, kon de commissie zich geen afdoend en zelfstandig oordeel over dit systeem vormen. In November 1904 vertrok Hr. Ms. „Hertog Hendrik" met 2 stations, waarvan een a/b opgesteld, naar Oost-Indië, waar de proeven door de luits. t/z. Wolterbeek Muller en v. Iterson werden voortgezet. In December 1901 werd de commissie onder dankbetuiging voor de belangrijke bewezen diensten ontbonden en ik belast met den 'dienst der draadlooze telegrafie bij de Marine. Te Amsterdam was een opleiding voor officieren en matrozen in het leven geroepen, die op voorstel van den electrotechnicus, den heer Kniphorst, in het bezit kwam van 4 oefeningsstations. Deze werden opgesteld nabij de wachtschepen Amsterdam en Willemsoord en één in den zomer van 1905 a/b Hr. Ms. „Evertsen" tot oefening van officieren en matrozen. Ook enkele stuurlieden werden vertrouwd gemaakt met het gebruik der draadlooze telegrafie. Met het station a/b Hr. Ms. „Hertog Hendrik" dat een werkingsfeer van 200 K.M. normaal heeft, werd in Oost-Indië enkele malen zelfs verder geseind. Echter werd veel last ondervonden van electrische atmosferische storingen, waardoor de werkingsfeer aanzienlijk bekort werd, vooral op enkele uren voor en na den middag. Pogingen om tusschen Batavia en Wijnkoopersbaai over Java heen te seinen hadden geen gunstig gevolg. Het hooge, zwaar begroeide bergland bleek een onoverkomelijk bezwaar. Het schijnt veel electrische energie te absorbeeren. Voor Hr. Ms. „Koningin Wilhelmina" en „Tromp" werden naar aanleiding der opgedane ondervinding krachtiger stations besteld. Zij moeten aan de volgende eischen voldoen. Ie een seinafstand in de tropen over zee van 500 K.M. 2e de mogelijkheid om over een afstand van 100 a 150 K.M. over bergland ter hoogte van 2 a 3000 M. heen, te seinen. Voor dit laatste is gebruik van groote golflengte noodig, hetgeen op een schip, waar het luchtnet slechts beperkte afmeting hebben kan, eigenaardige bezwaren met zich mede brengt, doch die men overwinnen kan, zoo over veel energie beschikt kan worden. De maximum primaire energie a/b Hr. Ms. „Koningin Wilhelmina" bedraagt 6,5 Kilo Watt of ongeveer '■) paardenkracht. Het voornemen bestaat langzamerhand alle schepen van het Nederlandsch eskader in Oost-Indië van dergelijke stations te voorzien. Maar het is niet voldoende dat de oorlogsschepen onderling kunnen seinen, groot nut in oorlogstijd kan van de draadlooze telegrafie eerst getrokken worden als de schepen in zee in verbinding zijn met den Leider der verdediging aan den wal, van op verren afstand kunnen raporteeren wat op zee waargenomen wordt en ook orders van den wal kunnen ontvangen. Met een station van ongeveer 500 K.M. nabij Batavia en Hier bevindt zich een uitklapvel Boek: Sign. van het origineel: Br. h t S ignatuur microvorm: 1 oh b 3 fc» Moedernegatief opslagnummer: ooH i O Uitklapvel: Aantal: 1 Moedernegatief opslagnummer: oom 01 Positie in boek: . een dergelijk station nabij Soerabaja zouden onder gunstige omstandigheden onze oorlogsschepen in de Javazee en hare toegangen radiografische verbinding kunnen hebben met het opperbestuur. Een paar kleine stations opgelegd in de magazijnen, die naar behoefte eigens opgezet kunnen worden zouden bij expedities goede diensten bewijzen. Zij zouden door Marine-personeel bediend kunnen worden. Tk heb nog niet gesproken over de bediening der groote walstations, omdat dit in nauw verband staat met de plannen der Indische regeering op het gebied der draadlooze telegrafie. Het voornemen bestaat 0111 concessie te verleenen voor de radiografische correspondentie tusschen schip en kust aan een particuliere maatschappij. De voorloopige concessie is reeds uitgegeven en onlangs hebben de concessionarissen zich tot de regeering gewend met het verzoek 0111 door het verleenen van gouvernements-subsidie of garantie hen in staat te stellen 38 stations voor draadlooze telegrafie op te richten en te exploiteeren. Zooals de heer Jansen, oud-Minister van Marine bij de Marine-begrooting onlangs in de Tweede Kamer mededeelde, zou de concessie, indien zij verleend wordt, met Marconi stations arbeiden. Hebben de Indische scheepvaart en handel behoefte aan deze 38 stations en zal de concessie beantwoorden aan het doel wat de regeering zich er van voorstelt, zoodat de subsidie of garantie nuttig besteed geld mag worden geacht? Wanneer men spreekt over draadlooze telegrafie a/'b koopvaardijschepen denkt men aan het verkeer tusschen Europa en Amerika. Daar heeft iedereen van gehoord. Tusschen het Kanaal en New-York varen een groot aantal snelstoomende mailbooten, uitgerust met alle denkbare comfort en luxe. Zij vervoeren duizenden welgestelde passagiers. Een paar honderd gulden extra uitgave per reis maakt geen merkbaar onderscheid in de exploitatiekosten van het schip. De schepen behooren aan verschillende stoomvaartlijnen toe, die een scherpe concurentie met elkander voeren. Toen één Maatschappij toestellen voor draadlooze telegrafie aan boord nam, waren de andere maatschappijen al gedwongen om het voorbeeld te volgen, afgescheiden van het feit oi zij er al of niet direkt voordeel in zagen. De reis duurt 5 a 8 dagen en het traject ligt tusschen twee handelscentra. En toch is het verkeer aldaar van radiogrammen zeer beperkt. Volgens officieele bekendmaking van de Engelsche postadministratie zijn in het le kwartaal 1905 verzonden in contract met de Marconi Wireless Telegraph Comp. naar schepen in zee 111 telegrammen, daarvan niet afgeleverd (voor zoover aan de postadministratie bekend is) 21 idem (dus 90 betaalde radiogrammen, daar de afzenders hun geld terug kunnen krijgen); uit zee ontvangen en afgedragen ter verdere verzending aan du postadministratie . . 1655 idem. Ik moet er bij opmerken, dat de opgave betrekking heeft op de wintermaanden, maar een latere opgave is nog niet verschenen. In Bijlage II geef ik de officieele opgave onvertaald met de opgave der ontvangsten. Rekenende dat het verkeer in de zomermaanden 8 maal zoo groot is kom ik op een totaal inkomsten voor de M. W. I1. Comp. uit de telegraminendiehst in geheel Engeland en aan boord der stoomschepen op f 42.720, waarbij niet gerekend is het telegramverkeer tusschen schepen onderling. Vermoedelijk is dit niet belangrijk, want wat zullen passagiers op verschillende mailbooten elkander te telegrafeeren hebben? Wel wordt in de couranten af en toe veel ophef gemaakt van een partij schaak, die tusschen twee mailbooten gespeeld werd, doch zouden er veel zulke partijen gespeeld worden, wanneer voor elke zet het telegramtarief geheven werd. Hoe is de toestand in onzen Archipel ? Het verkeer met passagiersbooten is er betrekkelijk gering. In 1904 werden volgens de door het Gouvernement gepubliceerde „Statistiek van den handel, de scheepvaart en de inen uitvoerrechten in Ned. Oost-Indië voor het jaar 1904, Deel II, Batavia 1905" ingeklaard: te Batavia 676 stoomschepen, waarvan naar mijne schatting een 400 passagiersbooten, te Soerabaja 380, te Makasser 283, te Padang 146, te Banda 77 ') en te Ambon 76 stoomschepen. Wat een mager figuur maken deze cijfers tegenover de 12,000 schepen, die het lichtschip Terschellingerbank of de 10,000 die het lichtschip Noord Hinder per jaar passeeren ! Bovendien zal een blik op de kaart U de overtuiging schenken, dat in het Westelijk gedeelte, waar nog het meeste scheepvaartverkeer is, de plaatsen van eenig belang aangesloten zijn aan het telegraafnet. Wat zullen de reizigers, die voor het meerendeel bestaan uit gouvernements passagiers op de korte trajecten van een a twee dagen te seinen hebben ? In het Oostelijk gedeelte waar de trajecten grooter zijn, is de scheepvaart al zeer gering, groote handelsplaatsen zijn daar niet. Van een a twee booten in de week die langs de eventueel op te richten stations varen, zullen deze niet kunnen bestaan. Nu wordt dikwerf beweerd, dat ingeval van zeeramp de draadlooze telegrafie groote diensten zou bewijzen. Maar dan moet binnen seinafstand van het schip een wolstation of een ander schip aanwezig zijn. Bovendien, wil het draadloos bericht nuttig effect hebben, dan moeten ook schepen ter assistentie beschikbaar zijn. Er gaat in Oost-Indië zooveel tijd mede heen, voordat de hulp ter plaatse is, dat in den regel het schip óf met eigen hulpmiddelen vlot öf totaal verloren is. Daartusschen in liggen de gevallen dat assistentie doel treft. Maar deze gevallen komen zoo zelden voor dat voor dat doel de scheepvaartmaatschappijen niet de groote onkosten zullen maken, toestellen voor draadlooze telegrafie aan boord te plaatsen. En wanneer men dan bedenkt dat schepen van middelbare grootte niet veel verder kunnen seinen dan 200 K.M., welke afstand in de tropen veelal niet bereikt zal worden door luchtstoringen en het onderscheppen door bergland, dan is het duidelijk, dat de kans dat de K. P. V. M. of de maatschappij „Nederland" hun schepen in zullen richten voor D. T. niet groot is, tenzij de K. P. V. M. misschien een enkel schip. i) In de statistiek zyn Banda en Ambon zonder de booten der K. P. M. vermeld, door mij is het aantal booten resp. 25 en 6 vermeerderd resp. met 52 en 70 overeenkomstig de Dienstregeling K. P. M. 1904. En als deze maatschappijen geen draadlooze telegrafie aan boord nemen, met welke schepen zullen de 38 stations dan seinen ? Alvorens een raming van kosten te maken, heel oppervlakkig en ruw, omdat u blijken zal, dat zulks voor mijn doel reeds voldoende is, moet ik even wijzen op een eigenaardigheid die verbonden is aan de exploitatie van stations voor draadlooze telegrafie, bestemd voor de correspondentie met schepen, n.1. dat zij dag en nacht voor het verkeer geopend moeten zijn. Met de lijntelegralie is dat wat anders. Een kantoor van weinig beteekenis heeft een beperkten dienst, is slechts gedurende een zeker gedeelte van den dag geopend. Het publiek weet zulks en wacht met het verzenden van telegrammen tot het kantoor open is. Een schip op zee zal zich op alle uren van den dag kunnen aanmelden en moet dan geholpen worden; het kan niet wachten tot het station geopend is. Te Scheveningen b.v. zit steeds een beambte met den telefoon aan het oor, om te vernemen of er ook een schip is, dat radiografische gemeenschap verlangt. Om in een geregelden dienst te kunnen voorzien zijn op dat station 5 telegrafisten, een beheerder van het station en een technisch ambtenaar beschikbaar. In Indië moet men bovendien meer op ziekte van het personeel rekenen dan in Europa. Extra personeel is maar niet in een oogenblik in Indie voorhanden. Nu zal men mij mogelijk tegenwerpen dat één ambtenaar op elk station voldoende is en dat niet elk station dag en nacht bediend moet zijn, wanneer de telegrafist door het afgaan van een electrisch belletje gewaarschuwd zal worden als er geseind wordt. Dit laatste is echter alleen mogelijk als men zooals bij de Mareoni Wireless Telegraph Conipany te doen heeft met schepen en walstations, die alle één vaste golflengte gebruiken en op elkander afgestemd zijn en wanneer er geen luchtstoringen zijn. In de tropen komen krachtige luchtstoringen veelvuldig voor. Maar stations voor het openbaar verkeer, op wie de ver- plichting rust met alle schepen te correspondeeren onverschillig met welk systeem van draadlooze telegrafie deze uitgerust zijn en dat is uitdrukkelijk in de concessie vermeld, hebben een talrijk en zeer bedreven, d. w. z. uit een handelsoogpunt goed gesalarieerd personeel noodig. In het Oostelijk gedeelte van den Archipel zal de concessionaris moeten werken met een keten van stations b.v. van Ambon over Wetter, Flores, Soebawa en Lombok, om op laatstgenoemd eiland aansluiting te hebben met het gouvernementstelegraafkantoor. Valt één station door ziekte van het personeel uit, dan is de geheele schakel verbroken. En nu een raming van kosten. De subsidie of garantie wordt gevraagd voor 38 stations. Het daarvoor benoodigde kapitaal schat ik op of 3 millioen gulden. De onkosten voor salarissen, verbruiksartikelen, kantoorbehoeften, enz- reken ik op f 500 per maand en per station, hoewel ik er onmiddellijk op moet laten volgen, dat ik eigenlijk die raming te laag acht. Rekent men 10 % van het minimum-kapitaal van 21/» millioen gulden voor rente en afschrijving (de concessie zal volgens de mededeeling van den Minister van Koloniën in 1904 aan de Tweede Kamer gedaan voor hoogstens 20 jaar loopen) dan is dit niet te hoog. Alzoo bedragen de onkosten per jaar: rente en afschrijving f 250.000 exploitatiekosten 38 stations „ 228.000 algemeene onkosten directie 22.000 Totaal . . . f 500.000 Kan een bedrijf, waaraan zulke groote uitgaven verbonden zijn, loonend zijn in onzen Archipel? Eer ik deze vraag poog te beantwoorden, moet ik er op wijzen, dat den concessionaris de verplichting opgelegd wordt zijn bedrijf steeds te laten voldoen aan de hoogste eischen van de techniek. Hoeveel geldelijke offers kan dat eischen waar op het gebied der draadlooze telegrafie nog voortdurend nieuwe vindingen worden gedaan! Bovendien zal de concessie niet uitsluitend zijn, d.w.z. het Gouvernement behoudt zich voor zelve stations op te richten en ook aan anderen verdere concessies uit te geven. Zoo zijn op liet oogenblik proefstations van „Telefunken" te Batavia en Cheribon opgericht. De te verwachten inkomsten kunnen, dunkt inij, bestaan uit: lu. de eventueel te verleenen gouvernements-garantie of subsidie. Het bedrag daarvan is mij niet bekend. Het zoude mij verwonderen als het meer zou bedragen dan f 100.000 per jaar. 2°. radiogrammen afkomstig van en bestemd voor schepen. Wanneer mijn vermoeden juist is, dat de K. P. V. M. behoudens een enkel schip mogelijk, hare schepen niet zal voorzien van toestellen voor draadlooze telegrafie, en reederijen ais de „Nederland" hunne schepen er ook niet voor zullen doen inrichten, dan zullen de inkomsten onder dit onderdeel niet groot zijn. En zooals te voren reeds gezegd, ik kan het niet aannemelijk vinden, dat zij het wel zouden doen. Behalve langs Sabang gaan geen drukbevaren stoomvaartroutes door onzen Archipel en op het oogenblik hebben de stoomschepen op Azië nog geen van alle toestellen voor draadlooze telegrafie aan boord. 8°. het overbrengen van radiogrammen van eilanden, die nog niet aangesloten zijn aan het gouvernementstelegraafnet, over verschillende tusschenstations naar de plaatsen, waar het gouvernementstelegraafnet begint. Uit den aard der zaak is het uiterst moeielijk te ramen, hoeveel telegrammen er langs dien weg ter verzending aangeboden zullen worden. De gouvernementstelegrammen vallen onder de subsidie of garantie. Op groote inkomsten van particulieren kan, dunkt mij, niet gerekend worden, aangezien de voornaamste indische handelscentra reeds aan het telegraafnet aangesloten zijn. Men kan niet, verwachten dat plaatsen als Banda, Ambon, Ternate, Timor Koepang, andere zijn er haast niet, voor tonnen per jaar zullen telegrafeeren, zelfs niet met de schepen er bij gerekend, die deze plaatsen aandoen en telegrammen aan den wal brengen. De totaal inkomsten kunnen de 5 ton op verre na niet bereiken. Omtrent de interinsulaire telegraafdienst valt nog liet volgende op te merken. In 1904 ging de Regeering uit' van het beginsel dat het telegraafverkeer, dus ook het draadloos telegraafverkeer op de eilanden en tusschen de eilanden onderling onverdeeld aan het gouvernement moet blijven voorbehouden, maar kwam het nochthans Minister Idenburg voor, dat de seindienst tusschen schip en kust aan particulieren kon worden overgelaten. Herhaaldelijk spreekt deze Minister zich uit, dat de concessie uitsluitend voor laatstgenoemd doe! verleend zal worden. Maar onder de concessie rekent de Minister dat: overbrengen van berichten tusschen de kuststations onderling en tusschen kuststations en gouvernementstelegraaf- of telefoonkantoren tegen betaling, behalve wat de uit zee ontvangen of voor schepen op zee bestemde telegrammen betreft, geoorloofd zoude kunnen worden, zoolang een directe gouvernementstelegraaf- of telefoonverbinding tusschen die plaatsen ontbreekt. Te Ambon b.v. richt de concessionaris een station voor draadlooze telegrafie op, om met schepen te seinen. Stelt dat er eens een schip voorzien van toestellen voor draadlooze telegrafie langs dit eiland komt en een bericht seint, dan mag zoolang Ambon niet aangesloten is aan het gouvernementstelegraafnet, de concessionaris b.v. via Wetter, N.O.punt Flores, Soembawa en Lombok, (gesteld dat daar radiografische stations van voldoende werkingssfeer zijn) dat bericht afgeven aan het gouvernementstelegraafkantoor op laatstgenoemd eiland. Zijn eenmaal de stations opgericht, dan ligt het voor de hand, dat als de Resident van Ambon een belangrijk bericht heeft, hij dat langs dezen weg naar het opperbestuur te Batavia zendt. Ook de particulieren zullen daarvan gebruik maken. Zulks valt ook onder de concessie. Ook kan ik mij voorstellen, dat liet Gouvernement voor een dergelijke verbinding jaarlijks een som overheeft en in den vorm van een garantie de maatschappij een subsidie verleent. Maar dan geeft het Gouvernement die som voor de ver- binding tusschen de eilanden, welke verbinding volgens de woorden van den Minister Idenbürg onverdeeld aan het Gouvernement moet blijven voorbehouden. Dan is het hoolddoel der concessie niet de seinverbinding tusschen schip en wal, een semaphoredienst, maar een verlenging van het telegraafnet. Voor dat geval zijn de bezwaren tegen de concessie in 1904 door de heeren Verhey, Dolk, Tydeman en Treub in de Tweede Kamer te berde gebracht, niet door den Minister weerlegd, die, ik herhaal het, gelijk de Minister het herhaalde, de concessie slechts beschouwde als een semaphoredienst, waarvoor het Gouvernement geen geld kon en mocht geven. De tijd ontbreekt mij om die bezwaren hier uiteen te zetten. Zij zijn te vinden in de Kamerverslagen (22st0 Vergadering, 2 December 1904, Tweede Kamer, Vaststelling der begrooting van Ned. Indië voor het dienstjaar 1905, Uitgaven in Nederland, blz. 3f)9 384). In het kort heb ik ze in Bijlage I vermeld. Zij komen grootendeels hierop neer, dat de telegrafische gemeenschap tusschen de eilanden een tak van den Gouvernementsdienst behoort te zijn en dat concessievoorwaarden op papier zeer fraai lijken, maar in de toepassing de moeielijkheden legio zijn. Het zal IT nu ook duidelijk zijn, waardoor de exploitatiekosten zoo hoog worden. En de exploitatiekosten zijn zoo weinig loonend, omdat in die gedeelten van den Archipel, waar weinig scheepvaart is en slechts plaatsen van weinig beteekenis liggen, zooveel stations noodig zijn. Of er juist 38 noodig zijn kan ik niet beoordeelen. Minder stations van meer draagwijdte, b.v. van 1000 of 1500 K.M.. beantwoorden niet aan de behoeften van de scheepvaart, omdat schepen van middelbare grootte slechts tot op 200 K.M. of daaromtrent kunnen seinen. Het spijt mij over een Nederlandsche onderneming een zóó pessimistisch oordeel te moeten uitspreken. Maar naar mijn oordeel heeft de zaak geen levensvatbaarheid, zelfs met een Gouvernementssubsidie of garantie van ongeveer een ton per jaar. Ik zou liet betreuren als de regeering dooi' de toezegging van een garantie het oprichten van een maatschappij zoude bevorderen, die geen levensvatbaarheid heeft. Na eenigen tijd zoude 7ulk« ccn teleurstelling zijn zoowel voor de aandeelhouders als voor de oprichters, terwijl de Regeering en de Marine er de dupe van zullen zijn. Wanneer men de draadlooze telegrafie in Ned. Indie wil toepassen ten dienste van handel en scheepvaart, men doe het op bescheiden schaal. Kleine stations, nabij de groote handelsplaatsen, die de vlaggeseinen der naderende schepen naar die plaatsen radiografisch overbrengen, zooals op het lichtschip „Elbe I" geschiedt voor Hamburg, kunnen mogelijk van nut zijn. Ik noem: „Noordwachter" voor Batavia, „Poeloe Bodjo" voor Padang, de loodsstationschepen in Oost- en Westvaarwater voor Soerabaja, doch men rekene er niet op dat deze dienst winstgevend zal zijn. Wanneer te eeniger tijd de groote mailstoomers zich inrichten voor draadlooze telegrafie, dan zou een station op Poeloe Weh voor de passeerende schepen van nut kunnen zijn. De belangen der Sabang-Mü worden echter door een dergelijk station niet gebaat, daar zij leven moet van de schepen die binnenvallen en niet van dezulke die er langs stoomen. De Marine heeft noodig een paar groote stations op Java, door gouvernementsambtenaren of voorloopig door eigen personeel bediend. Aan een concessie voor 38 stations heeft noch de scheepvaart, noch het Gouvernement m. i. behoefte. De exploitatie ervan kan niet loonend zijn. De Marinebelangen worden ernstig geschaad door het geven van de concessie. Ten slotte een paar toepassingen op het gebied der draadlooze telegrafie voor het leger. Met bestemming om afdeelingen te velde te volgen, vervaardigt Telefunken vonkenkarren, d. z. verplaatsbare stations voor D. T. Een compleet station bestaat uit 3 wagens, ieder door twee paarden te trekken. De luchtdraad wordt opgehouden door een vlieger of luchtballon van 10 M3 inhoud, of wel wordt aan een boom, kerktoren, e. d. bevestigd. In Z.O. Afrika wordt 3 door de Duitschers oen druk gebruik van deze karren gemaakt. Zij kunnen tot op 200 k 300 K.M. werken. Ons leger heeft er ook proeven mede genomen. Verder worden draagbare stations vervaardigd met een werkingsfeer van ± 25 K.M., voor kleine expedities in de tropen. De stroom wordt geleverd door een dynamo, geplaatst op een geraamte als van een rijwiel, voorzien van een zadel en trappers. Eén man kan zeer gemakkelijk door trappen de noodige stroom opwekken. Voor het ophouden van den luchtdraad wordt een bamboe gebruikt. Bijlage i. In de Tweede Kamer werden de volgende bezwaren tegen het verleenen van een concessie voor draadlooze telegrafie in Ned. Indië aangevoerd. De exploitatie van het openbaar telegraafwezen behoort te zijn een onderdeel der Gouvernementszorg. De interinsulaire radiotelegrafische gemeenschap is eene verlenging van het Gouvernements telegraafnet. Wanneer door den concessionaris aan de Marconi Wireless Telegraph Company de levering der toestellen opgedragen wordt, zal het personeel voor de overgroote meerderheid uit vreemdelingen bestaan. Eerst na vrij langen tijd zullen zij door Nederlanders vervangen worden, n'en déplaise de concessie-voorwaarden. In oorlogstijd kan dat een gevaar voor den staat opleveren. Het Gouvernement zal niet beschikken over ambtenaren, vooral onder de hoogere rangen, die ten volle vertrouwd zullen zijn met het bedrijf. Het Gouvernement zal daardoor totaal afhankelijk zijn van den concessionaris. Daar het Gouvernement niet over voldoende geldmiddelen beschikt, om zelve in de eerste jaren de draadlooze telegrafie te exploiteeren, heeft zij ook geen geldmiddelen om te naasten. Wanneer de concessionaris niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan het Gouvernement de concessie intrekken. In de praktijk is het oogenblik daarvoor niet te bepalen. Mocht het Gouvernement er toe overgaan, dan wordt het publiek gedupeerd en ook het Gouvernement zelve, daar het voor de defensie dan niet meer over stations aan den wal beschikt. De ontwikkeling der draadlooze telegrafie in de naaste toekomst is thans niet te overzien. Een concessie voor langen duur (20 jaar of langer) is te ontraden. Engeland en Italië gaven concessie voor den duur van 15 jaar en het bezwaar hiervan deed zich voor die rijken op de voorloopige internationale conferentie voor draadlooze telegrafie te Berlijn gevoelen. Een concessie voor korten duur kan niet loonend zijn. Bijlage II. Return relative the working of the Wireless Telegraph Act for the three first months of the year from the 1" dar of January to the 31ö day of March 1905. London by Eyre and Spottiswood. Price lVa d. (1) Number of messages, under the terms of the arrangement with the Marconi Company handed by the general public to the Post Office for transmission to ships at sea. .111 (2) Number of these messages which failed to be delivered (so far as the records of the Post Office show). i . . . 21 Nummer of cases in which the senders applied for refund of the charges on these messages 16 Number of the cases in which the refund was refused. . . 6 In each case in which the refund was refused the Marconi Company declined to entertain the application on the ground that the telegram had been accepted, at thesender's risk, after the hour shown in the Company's Sailing List as the latest at which such a telegram should be sent. (3) Nummer of messages received from ships at sea, and delivered by the Post Office to the general public (including messages transmitted by the Post Office to places abroad) 1,655 (4) Amount received by the Post Office for outward messages 55 £ 2 s. 6 d Próportion due to the Post Office for outward messages 7-15-lVr Propostion due to the Marconi Company for outward messages 47-7-4Va* Amount received by the Post Office for inward messages 65-1-2- The whole of the last-mentioned amount was due to the Post Office. The amount received by the Marconi Company in respect of inward messages does not enter into the accounts between the Post Office and the Company. Hier bevindt zich een uitklapvel Boek: Sign. van het origineel: G>R. Yk Signatuur microvorm: 104 Moedernegatief opslagnummer: oomn Uitklapvel: Aantal: 1 Moedernegatief opslagnummer: oo< i o i Positie in boek: na ®2. ZS