UITTREKSEL UIT 11E wet van het N. O. G. Hot dool van l.ot Nederlandsch Onderwijzers Genootschap is: a. de voortgaande verbetering van het lager onderwijs en het lager schoolwezen in Nederland; b. de behartiging der belangen van alle onderwijzeis en onderwijzeressen, inzonderheid de bevordering van hun vorming en ontwikkeling, hun stoffelijken welstand en dien hunner nablijvenden. Leden van het Genootschap kunnen zijn: a. zij, die de wettelijke bevoegdheid bezitten tot het geven van lager, middelbaar en hooger onderwijs; b. zij, die door conige autoriteit tot het geven van vooibereidend onderwijs zijn toegelaten; c. zij, die onderwijs geven aan eenige inrichting van openbaar of bijzonder onderwijs; d. de leden van het Rijks-schooltoezicht. RAPPORT OMTRENT DE WERKING Bilt LEERPLICHTWET, UITGEBRACHT DOOR HET Mitatnnr vat let Merlaniscl Onflerwiizers Geiotstliap. li. HOLLAND en ZEELAND. Mei 1904. Prijs: f 0.20. P. NOORDHOFF. — 1904. — GRONINGEN. S UITTREKSEL wet van het N. O. G. Het doel van het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap is: a. de voortgaande verbetering van het lager onderwijs en het lager schoolwezen in Nederland; b. de behartiging der belangen van alle onderwijzers en onderwijzeressen, inzonderheid 3 bevordering van hun vorming en ontwikkeling, hun stoffelijken welstand en dien hunner nablijvenden. Leden van het Genootschap kunnen zijn: a. zij, die de wettelijke bevoegdheid bezitten tot het ! geven van lager, middelbaar en liooger onderwijs; b. zij, die door eenige autoriteit tot het geven van voorbereidend onderwijs zijn toegelaten; c. zij, die onderwijs geven aan eenige inrichting van openbaar of bijzonder onderwijs; d. de leden van het Rijks-schooltoezicht. WÏRIIHG Ml LlllPllClTïll ÜITGEBRACHT DOOR HET HoÉMnir m let McrlatiM OnilerwBïers GeEoatschap. , II. HOLLAND en ZEELAND. Mei 1904. PrJis: f 0.20. — GRONINGEN. RAPPORT OMTRENT DE WERKING BIB LEERPLICBTfIT, UITGEBRACHT DOOR HET Hoofdbestuur van liet Nederlaüflscli Onflerwijzers-Genootschap, ii. HOLLAND en ZEELAND. Mei 1904. P. NOORDHOFF. — 1904. — GRONINGEN. TOOEBEEICÏÏT. In de Hoofdbestuursvergadering van 1 Maart 1902 werd besloten, dat vanwege liet O. Gr. een onderzoek naar de werking der Leerplichtwet over liet gelieele land zou worden ingesteld. Met de uitvoering van dit besluit werden belast de leden -T. .7. Dikker, M. Mieras Jr. en H. W. J. A. Scliook. Hun eerste werk was een circulaire niet vragenlijst aan alle scholen in Nederland en aan alle afdeelingen van het Genootschap te zenden. Deze circulaire en die vragenlijst volgen hieronder: AMSTERDAM, April 1902. Aan de onderwijzers der Openbare en Bijzondere Scholen in Nederland. Collega's. Door het Hoofdbestuur van het X. O. G. is besloten een enquête in te stellen naar de werking der Leerplichtwet, met het doel daarover een rapport uit te brengen tegen den tijd dat, wijziging of intrekking dier wet door de regeering wordt voorgesteld. Het doet mitsdien een beroep op alle onderwijzers om aan de daartoe aangewezen commissie de onmisbare gegevens over het gelieele land te verstrekken. Als leiddraad zendt het hierbij nevensgaande vragenlijst aan ieder hoofd eener school met het verzoek haar zoo mogelijk niet het overige personeel te bespreken en haar te beantwoorden voor zijn school; antwoorden van klasseonderwijzers zullen evenwel ook dankbaar aanvaard worden. De bedoeling der lijst is niet, dat door ieder op alle vragen een antwoord gegeven 1* In de Hoofdbestuursvergadering van 1 Maart 1902 werd besloten, dat vanwege liet X. O. G. een onderzoek naar de werking der Leerplichtwet over liet gelieele land zou worden ingesteld. Met de uitvoering van dit besluit werden belast de leden -T. J. Dikker, M. Mieras Jr. en H. W. J. A. Scliook. Hun eerste werk was een circulaire met vragenlijst aan alle scholen in Xederland en aan alle afdeeliugen van liet Genootschap te zenden. Deze circulaire en die vragenlijst volgen hieronder: AMSTERDAM, April 1902. Aan de onderwijzers der Openbare en Bijzondere Scholen in Nederland. Collega's. Door het Hoofdbestuur van het X. O. G. is besloten een enquête in te stellen naar de werking der Leerplichtwet, met het doel daarover een rapport uit te brengen tegen den tijd dat, wijziging of intrekking dier wet door de regeering wordt voorgesteld. Het doet mitsdien een beroep op alle onderwijzers om aan de daartoe aangewezen commissie de onmisbare gegevens over het gelieele land te verstrekken. Als leiddraad zendt het hierbij nevensgaande vragenlijst aan ieder hoofd eener school met het verzoek haar zoo mogelijk met het overige personeel te bespreken en haar te beantwoorden voor zijn school; antwoorden van klasseonderwijzers zullen evenwel ook dankbaar aanvaard worden. De bedoeling der lijst is niet, dat door ieder op alle vragen een antwoord gegeven 1* zal worden, dit zou voor velen, onmogelijk zijn. Zij dient alleen om de plinten aan te wijzen, waarover het onderzoek loopt. Ondergeteekenden zullen met dankbaarheid ook antwoorden op een deel der vragen ontvangen, alleen zagen zij gaarne, dat zooveel mogelijk ieder antwoord geteekend werd met het nummer der vraag, waarop het betrekking heeft. Het ligt voor de hand, dat zij de antwoorden gaarne zoo spoedig mogelijk ontvangen en wel aan het adres van den laatsten ondergeteekende. Leden van het Genootschap kunnen die ook inzenden bij den secretaris hunner afdeeling. Bij voorbaat brengen zij hun dank aan allen, die bij deze enquête hun hulp zullen verleenen. De Commissie uit het X. O. G. J. J. DIKKER. M. MIERAS Jr. H. W. J. A. SCHOOK. Amsterdam, Overtoom 32G. VRAGENLIJST voor de enquête naar (le werking der Leerplichtwet, ingesteld door het Hoofdbestuur van het N. O. G. T , , , ,. „ . aan uw school . 1. Is het relatief verzuim — ;— na de ïnvoe- ïn uwe omgeving ring der Leerplichtwet verminderd? 2. Is dit ook het geval met het absoluut verzuim? 3. Zoo neen, wat kan hiervan de oorzaak zijn? i e oorzaak weggenomen worden? 5. Laat de wel in de artt. 2 en 13 te veel verlof toe? 6. Indien het antwoord op de beide eerste vragen bevesti¬ gend is, kunt ge dan ook in percenten opgeven koe groot dit vóór en na de invoering der wet was ? 7. Wordt de wet behoorlijk gehandhaafd? 8. Verzendt de schoolopziener de aanmaningen, kennisge¬ vingen, aanzeggingen en processen-verbaal, bedoeld in § 1—4 art, 21, tijdig genoeg? 1 9. Roept de commissie tot wering van schoolverzuim de aansprakelijke personen geregeld op? 10. Hoe denkt gij over de 'werking der commissiën en liaar invloed ? 11. "Worden de wetsovertreders in uw omgeving voor den kantonrechter geroepen? 12. Zijn de straffen van dien aard, dat zij het kwaad zullen keeren ? 13. Indien uw antwoord op de vragen 8, 9 en 11 ontkennend moet zijn, welke is dan de vermoedelijke oorzaak van het niet nakomen der wet? 14. Hoe is uw oordeel over de termijnen van art. 21 tus- schen de overtreding en het optreden der autoriteiten? 15. Is het verzuim wegens ziekte toegenomen ? 10. Is er verzuim door gebrek aan kleeding of schoeisel of dooi grooten afstand van de school? 17. Blijven de kinderen langer op school dan voor de wet ? 18. Zijn de klassen beter bezet? 19. "Welken invloed heeft de wet op het onderwijs? 20. "Welk verband is er tussclien den aard van de werk¬ zaamheden der bevolking en liet schoolverzuim? 21. Hoe denkt ge over de bevoegdheid van het hoofd der school in zake het verleenen van verlof om te verzuimen ? 22. Lijdt de goede verstandhouding tussclien het hoofd en klasse-onderwijzers daaronder ? 23. Lijdt de goede verstandhouding tussclien het hoofd en de ouders der leerlingen daaronder? 24. Aan wie moest de beoordeeling van het al of niet ge¬ wettigde van een verzuim volgens uw oordeel overgelaten zijn? 25. Welke vereenvoudigingen zijn er noodig en mogelijk in de administratie? 20. Welke veranderingen moeten er in de wet aangebracht worden ? 27. Is liet wenschelijk de werkgevers, die leerplichtige kin¬ deren in dienst nemen, strafbaar te stellen? 28. Zijn er, ook zonder dat presentiegeld gegeven wordt, ge- gescliikte leden voor de commissie tot wering van schoolverzuim te vinden? 29. Zou het oprichten van bewaarscholen en kinderbewaar- plaatsen het verzuim verminderen ? 30. Acht ge politiemaatregelen gewenscht voor kinderen, wier ouders niet voor geregeld schoolgaan hunner kinderen kunnen zorgen? 81. "Wat meent ge hieraan nog te moeten toevoegen? N.B. Terzoeke de antwoorden, door scholen ingezonden, aldus te onderteekenen: onderwijzer hoofd openbare aan de school te bijzondere Gemeente Provincie % In het volgende overzicht is samengevat, wat de commissie uit de antwoorden op die vragen en uit andere bronnen omtrent de werking der Leerplichtwet in Holland en Zeeland is gebleken. Namens het Hoofdbestuur van het N. O. Gr.: L. C. T. BIGOT, Voorzitter. K. ANDRIESSE, Ie Secretaris. RAPPORT. RELATIEF VERZUIM. Hoe de Leerplichtwet in liet eerste jaar van liaar invoering -werkte kan in (le eerste plaats blijken uit de volgende aanhalingen uit het Verslag van den Staat der Hooge, Middelbare en Lagere Scholen van 1901—1902. „Door den inspecteur van liet lager onderwijs in de tweede inspectie (de provinciën Zuidholland, Xoordliolland, Zeeland en Utrecht) is in zijn jaarverslag o. m. het volgende aangehaald van hetgeen door de onderscheidene districtsschoolopzieners iii deze inspectie omtrent de werking van de Leerplichtwet in hunne verslagen is medegedeeld. District Rotterdam. „Tan verschillende hoofden van scholen vernam ik, dat het schoolverzuim na de invoering der Leerplichtwet is afgenomen. Op enkele scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs doet zich het verschijnsel voor, dat leerlingen, die buiten den leerplichtigen leertijd vallen, thans meer verzuimen dan vóór de invoering der Leerplichtwet: dit komt evenwel sporadisch voor. Tot dusverre is mij in twee gemeenten de mededeeling verstrekt, dat het aantal verzuimen op de openbare school na de invoering der Leerplichtwet is toegenomen. Te Hendrik-Ido-Ambacht bestond vroeger de bepaling, dat het gemeentebestuur zich het recht voorbehield, kinderen die 14 dagen lang verzuimden, van de school te verwijderen. Deze bepaling is bij de invoering der Leerplichtwet afgeschaft en na dien tijd is het schoolverzuim toegenomen. Ook te Heerjansdam is een dergelijk verschijnsel waargenomen, hoewel daar eene bepaling betreffende het verwijderen van leerlingen niet bestond. olgens het hoofd der school bestaat in voormelde gemeente bij sommige ouders, wier kinderen vroeger de school zeer trouw bezochten, de neiging thans hunne kinderen zóó veel te laten verzuimen als door de Leerplicht, wet wordt toegelaten. Ten slotte zij hier nog vermeld, dat, waar de goede gewoonte bestaat, de leerlingen der volksschool voor trouw schoolbezoek op de eene of andere wijze te beloonen, dit gebruik na de invoering der Leerplichtwet niet (zooals aanvankelijk werd gevreesd) is afgeschaft." District Gouda. „Geconstateerd kan worden, dat het schoolverzuim onder den invloed der Leerplichtwet, merkbaar minder is geworden, waardoor de toestand van het onderwijs moet verbeterd zijn, ofschoon eene afdoende verbetering om velerlei redenen nog lang tot de vrome wensehen behooreu zal. Als zoodanig vernield ik slechts: lo. de onbeduidende boeten, na strafrechterlijke vervolging aan onwillige ouders opgelegd; 2o. den grooten afstand tusschen school en huis te plattenlande." District Dordrecht. „Omtrent de werking van de Leerplichtwet, die door alle voorstanders van goed geregeld lager onderwijs met ingenomenheid is begroet en 1 Januari 1901 werd ingevoerd, kan voorshands gemeld worden dat zoowel het absoluut als het relatief schoolverzuim in tal van. gemeenten sterk verminderd is. Op den toestand van het lager onderwijs moet en zal het geregeld schoolbezoek ongetwijfeld van grooten invloed zijn, en zullen dus in het vervolg gunstige verslagen niet achterwege blijven, wat te aangenamer zal zijn, omdat men in de laatste jaren van de lagere scholen niet veel meer vernam dan klachten over het schoolverzuim, dat hier en daar met allerlei kleine middelen zonder voldoend resultaat bestreden werd." District Amsterdam. „Vooralsnog ligt liet zwaartepunt der wet in de bestrijding van het relatief schoolverzuim. Volgens de mij verstrekte inlichtingen, want over persoonlijke ervaringen heb ik natuurlijk nog niet te beschikken, kan men te dien opzichte over de uitwerking der wet in het eerste jaar inderdaad tevreden zijn. Het duidelijkste spreekt zich die werking wellicht uit in de snelle daling der onderstaande cijfers: I c s 5? • • o • ■P S A § 1° §-3 , -§ g SP '5 ■& s I Arrondissement. S-S.S e.g 5c £-5 < § § £ « S 2 > 2 S * 60 § £ > I < Amsterdam I . . 1255 346 110 83 III . . 835 233 104 31 IV . . 600 180 80 40 V . . 786 215 — 27 VI . . 1062 378 — 41 VII . . 1484 423 130 22 Totaal voor 6 arrondissementen . . . 6022 1775 244 Algemeen blijkt ook de gunstige uitwerking der wet uit het feit, dat het te vroeg verlaten der school zoo goed als heeft opgehouden. Het zij mij vergund aan deze mededeelingen nog eenige algemeene opmerkingen toe te voegen. Wanneer men in een land, 'waar nog geen leerplicht bestond, te eeniger tijd leerplicht invoert, wanneer dat althans •een beschaafd land is, welks burgers gewoon zijn de wetten te eerbiedigen, dan zal het enkele feit van de wettelijke invoering van den leerplicht, welke overigens de technische •deugden of gebreken der wet mogen zijn, noodzakelijk gunstig effect sorteeren. En vooral zullen aT jaar, enz. tot het zevende leerlingen van 11 a 12 jaar behoort te bevatten. De datums in de eerste kolom zijn die, waarop in de laatste jaren een cursus begon ; de procenten geven de verhouding der bevolking van het leerjaar tot de gelieele bevolking der bedoelde scholen aan. le leer- 2e leer* 3e leer* 4e leer- j 5e leer* i 6e leer- 7e leer- op jaar. jaar. jaar. jaar. ! jaar. jaar. jaar. totaal. 15 Sept. . 1899 6586 of 7:298 of 5883 of 5562 of 4694 of 3952 of 8005 of 17.8 pet. 1».; pet. 15.1 pet. 15.— pet. 12.7 pet. 10.7 pet. 8.2 pet. 37070 1 Feljr. . 1900 6476 of 7817 of 6498 of 5817 of 5221 of 4283 of 3612 of 16.3 pet. 19.7 pet, 16.4 pet. 14.6 pet. [ 13.1 pet. ! 10.8 pet. 9.1 pet. 39724 1 Juli . . 1900 6046 of 7730 of 7025 of 5921 of 5625 of 4225 of 3577 of 15.1 pet. 19.2 pet. 17.5 pet. 14.8 pet. 14.— pet. 10.5 pet. 8.9 pet. 40149 1 Jan. . . 1901 «176 of 7019 of 7256 of 6245 of 5328 of 4275 of 3619 of 15.9 pet. 17.5 pet. 18.1 pet. 15.6 pet. i 14.3 pet. 10.6 pet. 9— pet. 40118 1 Juli . . 1901 (>840 of 7298 of 7592 of 6835 of 5868 of 4994 of 3590 of 15.9 pet. 17.— pet. 17.6 pet. 15.9 pet. | 13.6 pet. j 11.6 pet. 8.4 pet. 43017 1 Jan. . . 1902 6561 of 7429 of 7529 of 7426 of 6429 of 5158 of 4061 of 14.7 pet. 16.7 pet. 16.9 pet. 16.7 pet. 14.4 pet. 1 11.6 pet. 9.1 pet. 44593 1 Juli . . 1902 6532 of 7662 of 7335 of 7549 of 6750 of 5343 of 4079 of 14.4 pet. 16.9 pet. 16.2 pet. 16.7 pet. j 14.9 pet. 11.8 pet. 9—pet. 45250 1 Jan. . . 1903 6821 of 7867 of 7:359 of 7610 of 7054 of 5530 of 4286 of 14.7 pet. 17.1 pet. 15.8 pet. 16.4 pet. 15.2 pet. 11.9 pet. 9.2 pet, 46528 1 Juli . . 1903 | 6574 of 7509 of 7487 of 7328 of ! 7148 of ! 5609 of 4198 of 14.3 pet. 16.4 pet. 16.3 pet. 16.— pet. , 15.6 pet. 12.2 pet. 9.4 pet. 45853 1 Jan. . . 1904 ! 6455 of 7485 of 7449 of 7347 of ; 7209 of ! 6000 of 4265 of 13.9 pet. 16.2 pet. 16.1 pet. 15.9 pet. 15.6 pet. 13.— pet. 9.2 pet. 46210 Hieruit volgt, dat te constateeren valt sedert 1 Juli 1900, het begin van den laatsten cursus voor de invoering der Leerplichtwet : een vermeerdering in het le leerjaar met 409 leerlingen. „ vermindering „ „ 2e „ „245 „ 2 een vermeerdering in het 3e leerjaar met 424 leerlingen. » 77 77 » 4e „ „ 1426 „ ^7 77 77 77 r 77 loS4 „ 77 r 77 >7 77 7) 1"9 ri n 77 77 77 77 77 688 „ Ook aan de organisatie der scholen is de invoering der Leerplichtwet ten goede gekomen. Waar bij een geheel normalen toestand ieder leerjaar een zevende der leerlingen of 14.2 percent zou moeten bevatten, vertoonden de bevolking dier leerjaren telkens groote afwijkingen, zooals uit de vetgedrukte procenten, die de maxima en minima op de verschillende tijdstippen aangeven, duidelijk op te maken is. Het verschil tussclien maximum en minimum, dat op 15 September 1899 nog 11.5 percent bedroeg, is thans reeds geslonken tot 7 percent en de afwijkingen van den normalen toestand, die toen naar boven 5.5 percent, naar beneden G percent bedroegen, zijn thans gedaald tot respectievelijk 2 en 5 percent; naar beneden zal zij ook spoedig kleiner worden. In 1902, berichtte de afdeeling Zeeuwsch-Ylaanderen, (Oostelijk deel) gevestigd te Ossenisse: ,,Het kan niet ontkend worden, dat de wet zeer gunstig werkt op het onderwijs. Waren vroeger de klassen gedurende de zomermaanden half ontvolkt, thans mist men slechts enkele leerlingen." Minder gunstig waren de resultaten in Hulst en Omstreken, zich uitstrekkende over de gemeenten Hulst, Clinge, Graauw, Sint Jansteen, Hengstdijk, Koewacht, Stoppeldijk, Boschkapelle, waar eenige leden te kennen gaven, dat het schoolverzuim in hun kring niet was afgenomen, behalve te Clinge, waar het aanmerkelijk verminderd was. Allen waren het er echter over eens, dat de wet, bij een goede uitvoering, toch veel goeds zou kunnen uitwerken. Dat de wet in 1901 niet goed uitgevoerd werd in het arrondissement Hulst, waartoe beide afdeelingen behooren, blijkt uit Tabel A. hierachter. In 1902 ging het iets beter en de afdeeling Hulst e. O. schreef dan ook in het begin van 1903, op de vraag, hoe het met de werking der wet ging : „Een beetje beter. Er zit nog wat vrees in, dat de wet nog eens zal toegepast worden." Docli te Koewaelit was toen reeds het verzuim meer toe dan afgenomen en den 9 Juni 1903 kwam in Het Schoolblad, het volgende bericht uit Hulst voor: „Het is straks 2b jaar, dat de Leerplichtwet in werking is. Voorstanders van eene geleidelijke en humane toepassing dezer wet kunnen in het arrondissement Hulst een merkwaardig voorbeeld daarvan vinden. Het aantal veroordeelingen toch in die 21 jaar uitgesproken, bedraagt niet meer dan acht. Drie in de gemeente Graauw, drie in de gemeente Clinge en twee in de gemeente Sint-Jansteen. Oppervlakkig bekeken zou men dus denken, dat het schoolverzuim in deze streken al heel klein moet zijn. Dit is echter het geval niet. Waarschuwingen worden er genoeg gestuurd, de commissies tot wering van schoolverzuim hebben op tijd vergadering, doch tot veroordeeling komt het heel zelden. are het mogelijk op deze wijze het schoolverzuim voldoende te keer te gaan, het zou voorzeker de gulden weg zijn, doch dat is te betwijfelen. Hier en daar zou strengere toepassing der wet dringend noodig zijn." Alleen te Zuiddorpe, waar een actieve commissie tot wering van schoolverzuim is, die zich reeds meermalen tot den gemeenteraad richtte met het verzoek om maatregelen ter beteugeling van het verzuim te nemen, is verbetering waar te nemen. Uit dat dorp schrijft men in Het Schoolblad van {{1 Maart 190-3: „In tegenstelling met de vele klachten, die men hoort over de slechte werking der Leerplichtwet, maakt onze gemeente eene gunstige uitzondering. Uit het jaarverslag der commissie tot wering van schoolverzuim blijkt namelijk, dat er op een schoolbevolking van omstreeks 160 kinderen in den loop van 1902 slechts G personen door genoemde commissie opgeroepen zijn en dat alleen volgens art. 21 § 2 der Leerplicht, wet." „Uit het arrondissement Terneuzen, schreef men in Juli 1901: „Men leeft hier alsof de Leerplichtwet er niet was. Zij5 die van Januari af steeds verzuimden, hebben aanmaning noch waarschuwing ontvangen. Op de dorpsscholen worden 2* i. ■wekelijks 40°/0 der leerlingen opgegeven voor doorloopend verzuim wegens veldarbeid." Op het einde van 1901 was de schoolopziener blijkens tabel A hierachter evenwel opgetreden en in het begin van 1902 kon de afdeeling Ter neuzen zich uitstrekkende over de gemeente : Terueuzen, Hoek, Philippine, Zaamslag berichten, dat de wet reeds een weinig ten goede begon te werken, doch dat de straffen te lang uitbleven. Te Biervliet was de dalingin het verzuim zeer sterk, (zie tabel B.); te Zaamslag en Hoek was nog weinig verbetering te bespeuren en de afdeeling Axel en Omstreken, zich uitstrekkende over de gemeenten Axel, Zuiddorpe, Overslag en Koewacht, moest melden: ,,Aan de Leerplichtwet is in deze streken door den arrondissementsschoolopziener slecht de hand gehouden; zoodat er van de resultaten der werking nog weinig te zeggen valt. In de meeste gemeenten is weinig verbetering op te merken. Het schoolverzuim is er nagenoeg even groot als vroeger. Was de Leerplichtwet goed uitgevoerd, dan zou naar onze meening het schoolverzuim veel verminderd ziin." "Wat de gemeente Axel betreft, was dit in 1903 nog niet beter, want in Januari bleek uit het verslag der commissie tot 'wering van schoolverzuim aan den raad, dat het verzuim na de invoering der Leerplichtwet volstrekt niet verminderd was. Tolgens bericht van de afdeeling Axel en Omstreken moest de oorzaak dezer slechte resultaten ook toen nog gezocht worden in de slechte uitvoering der wet. Dat het in het arrondissement Tlissingen in 1901 niet veel beter ging dan in het arrondissement ïerneuzen, blijkt uit een ingezonden stuk in de Middelburgsche courant van 14 Augustus van dat jaar, waaraan het volgende ontleend is: ,,Sedert lo Mei wordt de school te Aardenburg bezocht door omstreeks 150 leerlingen, van welke 17 geboren zijn in 1891, 17 in 1890, 16 in 1889 en IC in 1888. Door deze leerlingen werden in de maand Juli verzuimd 163 schooltijden wegens veldwerk, 36 wegens huiselijken arbeid en 53 wegens overige redenen, waartoe te rekenen vallen: palingpeuren, eten brengen en eenvoudig te huis blijven, omdat het kind geen zin had naar school te gaan. Door geen enkel dier wegblijvers is eene vergunning overgelegd. Zij geven zichzelf vergunning of ontvangen die van hunne ouders. Hoeveel sommigen zich om de Leerplichtwet bekommeren, moge blijken uit het volgende voorbeeld: Eene weduwe heeft twee schoolplichtige kinderen, een ■dochter geboren in 1899, en een in 1892. De eerste verzuimde in Maart eenmaal, in April 3 maal, in Mei 9 maal, in Juni 6 maal en in Juli 22 maal. De tweede in Juni 5 maal en in -Tuli ook 5 maal. Die verzuimen zijn zoo willekeurig mogelijk. De vrouw beweert baas te zijn van haar kindexen. Tot nog toe hoorde ik van geene enkele poging om die moeder en die kinderen de Leerplichtwet in herinnering te brengen. In andere gemeenten o.a. in Cadzand, Oostburg en Zuidzanan de rechterlijke macht de toepassing der wet gemakkelijk is, dat de werking der wet op bijna alle scholen gunstig mag genoemd worden; dat het aantal schoolgaande kinderen tijdens de werking der wet, in verhouding tot vorige jaren, bijna overal is toegenomen en dat het schoolverzuim waarschijnlijk bijna overal tot een minimum zou gedaald zijn, wanneer slechts vroeger een aanvang gemaakt ware met het vervolgen der overtreders. Hij noemt het laat vervolgen de hoofdoorzaak, dat in zijn ambtsgebied de wet zooveel noodeloos werk van hem heeft geëisclit en dat het aantal geverbaliseerden zoo ontzettend groot is geweest. „Verder geeft hij te kennen, dat hij van de hoofden der scholen en van het personeel van bijstand steeds de meest mogelijke medewerking ondervonden heeft, en dat er in verschillende gemeenten tussclien ouders en onderwijzers een betere band komt. AVas liet vroeger, zoo schrijft hij, de gewoonte van vele ouders nalatig te zijn in het zenden van kennisgevingen omtrent het al of niet ter school komen hunner kinderen, thans komen vele ouders persoonlijk kennis geven aan de schoolhoofden, waarvan het natuurlijk gevolg is, dat de ouders eens met het hoofd der school over hun kinderen spreken en dat zij belang gaan stellen in de school. „Ook wijst hij er op, dat men in sommige scholen aan het uiterlijk der kinderen, vooral bij de meisjes, zien kan, dat de Leerplichtwet haar beschermt tegen overmatigen arbeid. Hadden velen vroeger, na maanden lang verzuimd te hebben, een verwaarloosd uiterlijk, thans is daarin veel verbetering gekomen. „Een ander arrondissementssclioolopziener deelt mij mede, dat het ongeoorloofd verzuim op vele scholen in 1902 geringer was dan in 1901, dat sommige gemeenten daarentegen het verzuim sterk toegenomen was, schrijft die ambtenaar toe aan de geringe boeten en de vele vrijspraken van de overtreders. „Naar mijne zienswijze is snellere behandeling der ingediende verbalen en bestraffing met hoogere boeten dringend noodig." De berichten uit de gemeenten Beierland, Maasdam, Numansdorp, Sliedreclit, benevens de opgaven in tabel li omtrent de gemeenten 's Gravendeel, Zwijndreclit, Hardinxveld, Leerdam, Den Bommel, Ooltgensplaat en Oost-A oorne bevestigen wat de schoolopziener in het district Dordreent zeide volgens het llegeeringsverslag. ergelijkt men voorts dit verslag met een bericht uit Het Nieuwe Schoolblad van October 1894, dan blijkt, dat de wet zeer groote verbetering heeft gebracht. Dit bericht luidt : „Het jaar 1894 zal ook voor Yoorne en Putten, wat betreft de statistiek van het schoolverzuim, met een zwarte kool aangeteekend staan. Xog zijn de meeste scholen voor een gedeelte ontvolkt door het wegblijven van de jeugdige veldarbeiders en arbeidsters, van welke velen zich reeds in het voorjaar aan het onderwijs hebben onttrokken." Maar toch kwamen er ook in 1901 uit dat district berichten van minder gunstigen aard. Het Rapport der Enquête uitgeschreven door het .Landelijk Onderwijscomité zegt omtrent Dubbeldam: „In het begin zat de schrik er in. Men dacht, dat de straf op de misdaad zou volgen. Al gauw kreeg men in de gaten, dat de zeer omslachtige administratie en het lang uitblijven der waarschuwingen de wet tot een paskwil maakten. Onwillige ouders hebben gedurende zeven maanden hun kinderen kunnen thuishouden zonder vervolgd te worden. Deze wetenschap heeft velen tot navolging van lijdelijk verzet geprikkeld. Sommigen vragen voor den vorm zes weken aan, maar blijven daarna hun kinderen voor veldarbeid thuishouden. Gevolgen heeft dat voor hen nog niet gehad. Ook zelfs, waar de schoolopziener op wettelijke gronden verlof weigert, gaat men zijn eigen gang. De wekelijksclie lijst bevat voor school 4, aantal leerlingen ongeveer 180, gemiddeld 70 namen, 'waarvan ruim de helft met ongeoorloofd verzuim. Erkend moet, dat in de meeste gevallen armoede en lage loonen de hoofdoorzaken zijn. Wat de kinderen 's zomers verdienen, kunnen de ouders niet missen zonder, met hun gewoonlijk groote gezinnen, gebrek te lijden. Zooals de Leerplichtwet echter thans werkt, geeft ze veel tijdverlies en hoegenaamd geen voordeel. In de hoogste klasse b.v. bedroeg het zoinerverzuiin hoogstens 75 °/0, nu (in 1901) 70V' Aan den schoolopziener lag dit niet, want reeds in Mei werden daar een 18-tal ouders of verzorgers voor de commissie tot wering van schoolverzuim gedaagd en er kwamen gevallen voor, waarin hij de zes weken verlof voor veldarbeid weigerde, omdat er voor de aanvrage daarom te veel willekeurige verzuimen gepleegd werden. Te Sliedreclit werden voor het einde van Juni een 70-tal personen voor de commissie gedaagd en een bericht in Het Schoolblad van 2 December 1902 uit het arrondissement Dordrecht toont aan, dat hij ook in het. volgende jaar niet stilzat: „In den loop van dit jaar heeft de Leerplichtwet aan den ambtenaar in dit arrondissement een vermeerdering van meer dan 000 zaken gebracht." Waar veldarbeid wordt verricht zijn de overtredingen liet talrijkst, o.a. te Oud-Beierland, Klaaswaal en Dubbeldam. Vele ouders komen zelfs voor den rechter en geven dan als reden van het verzuim hunner kinderen den veldarbeid op. De opgelegde boete wordt er gemakkelijk uitgehaald. Uit de afdeeling Leerdam en Omstreken werd reeds in het begin van 1900 geklaagd, dat de wet, ondanks de daling van het verzuim in 1901 niet aan de verwachtingen voldeed, nadat die afdeeling in 1902 gewezen had op te groote toegeeflijkheid van den schoolopziener in het arrondissement Gorincliem. Niet alle berichten uit het district Dordrecht waren zoo ongunstig. Een" berichtgever uit Ooltgensplaat schrijft in Mei 1903: „Aangenaam is het mij te kunnen niededeelen, dat. de Leerplichtwet in deze gemeente, ondanks zijn zeer groot aantal veldarbeiders, nog steeds gunstig blijft werken. Ik moet er echter dadelijk aan toevoegen, dat het aantal verzuimen niet in die mate is afgenomen, als waarop men had durven hopen. Dit is echter niet te verwonderen, als ik mededeel, dat in het laatste jaar bijna niemand vervolgd is geworden. Deze laksheid is vooral voor deze streken, waar de wet tengevolge der armoede zoo moeilijk is, zeer ie betreuren. De enkele onwilligen, die hier nog steeds zijn, drijven thans meer dan vroeger den spot met de wet en zijn, daar ze nu niet vervolgd worden, een slecht voorbeeld voor anderen." Ook de afdeeling Maasdam en Omstreken verklaart in 1903, dat het verzuim vermindert er bij voegende, dat sneller toepassing der wet gewenseht ware. Of het oordeel van den districtsschoolopziener te Rotterdam, in het begin van dit verslag aangehaald, niet op den duur wijziging zal behoeven, zal mede van de uitvoering en verbetering der Leerplichtwet afhangen ; in Het Schoolblad van 30 Juni 1903 kwam ten minste het volgende ongunstige bericht voor: „De commissie van toezicht op het Lager Onderwijs te Rotterdam constateert: de toeneming in 1902 van het schoolverzuim en het % erlaten der school, voordat alle klassen zijn doorloopen. Crevraagd wordt, of de Leerplichtwet reeds als geneesmiddel heeft uitgewerkt, of dat de toepassing niet deugt. Een fout is, dat zij te langzaam werkt, dat soms zes maanden verloopen, eer een overtreding bestraft wordt. De wet is blijkbaar niet streng genoeg tegen onwillige ouders, want op een dei tusschenscholen kwamen 1000 onwettige verzuimen ten laste van 3 leerlingen. De jongens hadden de boete dubbel en dwars voor de ouders verdiend." Een flinke verbetering in het schoolverzuim heeft de Leerplichtwet tengevolge gehad in het W estland. De aan\ankelijke verbetering, sprekende uit d3 vermindering in de gemeenten Naaldwijk en Monster in tabel B, bleef aanhouden en in Mei 1903 luidde nog een bericht uit de laatste gemeente : „In de 5e en 6e klasse wordt nu niet G of 8 maanden, maar slechts G iceken verzuimd en dan zoo algemeen, dat 'san geregeld doorgaan in die 6 weken geen sprake kan zijn. Die klassen in haar geheel moeten daaronder natuurlijk iets lij- den ; maar zij Wijven toch in liaar geheel. Dat verzuim Cal len oP denzelfden tijd) geeft geen aanleiding, dat er veleü worden." ^ afl°°P ^ leei jaai' niet bevorderd kunnen T ^ i'TUi!" 19?:1 SChrijft men m,X uit '9 Gravenzande • De Slch we *eeft » het Estland een ommekeer op sehöol- B in dezl Tl Verzuim a«t. < »P de scholen A en B m deze gemeente, waar vóór de Leerplichtwet een aanzien lijk v erzuim was, bestaat nu geen noemenswaard verzuim meer Ia het eerste jaar hebben we veel overtreders gehad m Jr luk'dTd °ülVSch°o1 ^ekomen. Xu hadden wij het ge- Ji te Sohtr'1'0^ 1SSer?t8SCh00l°PZiener en de kautonrechdam de zaak flink aanpakten en in een jaar waren w, er door. Het tweede jaar werd er geen enkel proces-verbaal meer opgemaakt. Wel moesten de ouders nog voor de ETSnr 07illg T 8Chool;erzuim tornen; maar daar " m I I nr 8 m 0rde i8? Neen' het ver- zuim op de wettig toegestane tijden voor veldarbeid enz. is ermeerderd. "V oor de Leerplichtwet was veldarbeid verboden beneden 11 jaar, nu vragen ze, als ze pas 10 jaar Z ■?«™ : „(le Westlandsche o„de™5ze„ t.,J„ tevreden zijn met de werking der Leerplichtwet " Een berichtgever uit Naaldwijk wijst verder nog op de ooi- het bedrT )g Van den tijd Toor verlof in verband met land „ 1 met dC °Pmerkin?. dat in liet West- heersclit 6611 JUa eei'bied V°°r Wet en autoiiteit Helaas, niet uit alle deelen van het district 's Gravenhage komen zulke gunstige bericht™. In Het Handelsblad eest men omtrent Delft in het begin van Juni 1901: „Het de Leerplichtwet schijnt het hier nog niet te willen gaan De schoolhoofden klagen over de niet-navolging der wet door den schoolopziener. Het komt voor dat kinderen met meer dan honderd schoolverzuimen gewoon weer ter school a2"rd°raT,ÏJ"e " geWeeSt ZSD' heel En als de schoolhoofden hun plicht doen, struikelen zij over den schoolopziener, die geen notitie neemt van de klachten. Enkele schoolhoofden maken ook geen duplo van den weekstaat meer, andere laten het bijhouden van staat C eenvoudig schieten, overtuigd als zij zijn dat het toch niets geeft. Laatst moest een vergadering der commissie tot wering van schoolverzuim afgezegd worden, omdat er niets te behandelen viel. Dat is toch wel wat erg." In het begin van November 1902 kwam dit bericht uit Delft: „De Leerplichtwet moge, onmiddellijk na hare invoering, in onze gemeente hare meer of minder gewaardeerde werking hebben doen gevoelen, gaandeweg is dat minder geworden, en op het oogenblik is de toestand van dien aard, dat aan de lagere scholen het schoolverzuim weer aan de orde van den dag is. In het midden latende waar in dezen de fout zit, — zoo daarvan al sprake kan zijn — het is een feit, dat een veroordeeling wegens leerplichtovertreding door den kantonrechter een zeldzaamheid is. De schoolverzuimen wegens „ziekte"' passeeren aan enkele scholen onbelemmerd in steeds grooter wordend aantal; terwijl aan andere scholen het verzuim, dat niet of moeilijk te controleeren is, eenvoudig onder „verschoonbaar" wordt gerangschikt. Het is bijna chronisch. In liet kort er is te constateeren: eene bedenkelijk ruime opvatting van de bepalingen der Leerplichtwet, welke, zoo zij op eenigszins langen termijn toegepast wordt, de gansche wet tot een doode letter dreigt te maken." Gelukkig is hierin verandering gekomen. Althans de afdeeling Delft II schrijft in het begin van 1903 : „De Leerplichtwet wordt in den laatsten tijd strenger uitgevoerd en geeft op alle scholen o.a. dit uitmuntende resultaat, dat het te vroeg verlaten der school niet meer voorkomt. Ook het betrekkelijk schoolverzuim is zeer aanmerkelijk verminderd." In het district Gouda werkt de Leerplichtwet mede zeer verschillend en de afdeeling Groot—Ammers meldt in 1902: „De invoering der Leerplichtwet heeft zeer gunstig ge- 3 werkt op het schoolverzuim; ongeoorloofd schoolverzuim komt zeer weinig voor. "Waren voorheen de 5e en de 6e klasse, vooral in de laatste maanden van het schooljaar, voorde helft ontvolkt, thans heeft men volle klassen." en in 1903: „Over het algemeen kan men zeggen, dat de Leerplichtwet in deze omgeving gunstig blijft werken. Ongeoorloofd verzuim komt betrekkelijk weinig voor." Maar de afdeeling Lisse, die in 1902 kon berichten: „Door de invoering van de Leerplichtwet is het relatieve schoolverzuim in bijna alle plaatsen uit deze omgeving zeer verminderd; doch het groote voordeel bestaat voor ons hierin, dat de kinderen nu genoodzaakt zijn tot 12- of 13-jarigen leeftijd op de school te blijven, waar het vroeger regel was, 0 dagen laten verzuimen en verlof nemen voor veldarbeid, omdat de wet daartoe verlof geeft, terwijl vroeger hoegenaamd geen arbeid door de kinderen' werd verricht. To. Het niet betalen van schoolgeld; 80. < (nbekendheid met de wet: de ouders meenen vaak, dat op den 13en verjaardag de leerplicht eindigt en doen liet kind in een dienstbetrekking. Het aantal verzuimen wordt door dergelijke gevallen zeer verhoogd. 9o. Aanhoudend te laat komen en daaruit volgend verzuim, doordat het kind niet meer toegelaten wordt. I11 verband hiermede geven de antwoorden op vraag 4: Hoe kan die oorzaak weggenomen u-orden ? de volgende middelen aan de hand: Strenger handhaving der wet; opdat lo. de ouders, die geen belangstelling toonen, hun kinderen uit vrees voor de gevolgen laten leeren en 2o. niet langer met een rijkswet de spot gedreven wordt; verscherping der wet, zoodat misbruik van haar faciliteiten uitgesloten wordt; overeenstemming brengen tusschen de Arbeidswet en de Leerplichtwet, zoodat leerplichtige kinderen geen arbeidskaart kunnen bekomen voor hun 13e jaar; naleving van het voorschrift van art. 1G der wet op liet L.-O. De beantwoording der vragen omtrent de oorzaken van het schoolverzuim leverden uit den aard der zaak weinig nieuws op, daar die oorzaken vaak besproken zijn. Uit het antwoord op vraag '20: TT elk verband is er tusschen den aard der werkzaamheden van de bevolking en het schoolverzuim ? bleek in de eerste plaats, dat in den regel bij den arbeid in fabrieken en werkplaatsen geen kinderen in de leerjaren gebruikt worden : toeli wordt uit Leiden gemeld, dat de mogelijkheid om de kinderen op 12-jarigen leeftijd in de fabrieken aan te nemen liet getrouw schoolbezoek niet in de hand werkt. Het meeste verzuim wordt veroorzaakt door landbouwwerkzaamheden en veldarbeid. Van de Zeeuwsche en Zuidhollandsche eilanden en uit Enkhuizen, Grootebroek, Andijk, Beemster, Sint-Maarten en "Wieringen komen berichten van verzuimen, die hieraan toegeschreven moeten worden, hetzij doordat de kinderen rechtstreeks medehelpen aan het wieden van vlas, waarvoor de boer de kinderen huurt, of van uien, het wieden, dunnen en rooien van suikerbieten, het zoeken en kuilen van mest, liet poten en rooien van aardappelen, het planten van kool of bij het werk met de dorschmachine; hetzij zij zich bezighouden met het rapen van aclitergebles en aardappelen en korenaren of moeten thuisblijven om moeder in de gelegenheid te stellen werkzaamheden op het land te verrichten. Volgens sommige verslaggevers zouden de kinderen met behoeven te verzuimen als slechts de loonen der ouders grooter waren. „Zoolang de werkman met een dagloon van i0 a 80 cent een gezin moet onderhouden, zoolang zal schools eizuim een noodzakelijk kwaad blijven," schrijft men uit Zeeland; en van de Zuidhollandsche eilanden: „De overgroote meerderheid der bevolking bestaat uit veldarbeiders, wien men het niet al te kwalijk moet nemen, dat zij hun 11- a 12-jarige kinderen in den zomer laten werken om de zeer geringe verdiensten wat te verlioogen. Een flink werkman, die vast werk heeft, verdient hier hoogstens f 270.— 's jaars. ^ oor zulken is de wet een drukkende last, die aanleiding geeft tot veel ontevredenheid. Op de vraag of de arbeid, die vroeger door schoolkindeien gedaan werd, nu bleef liggen, gericht tot liet hoofd eener school op de Zuidhollandsche eilanden antwoordde deze: ,,I)ie arbeid blijft thans niet liggen, docli wordt door grootere jongens verricht, echter tegen hetzelfde loon, want aan werkkrachten is hier volstrekt geen gebrek. Enkele drukke weken gedurende den oogst uitgezonderd, zijn hier steeds werkeloozen. Tan November tot Maart zijn hier zeer veel veldarbeiders zonder werk. Vandaar ook dat in deze streken werkelijk zulke arme gezinnen zijn, dat de verdiensten der kinderen, hoe gering deze ook mogen zijn, onmogelijk gemist kunnen worden." In streken, waar de loonen niet zoo laag zijn, is de vermindering van het verzuim door de wet dan ook veel grooter; zooals in het Westland waar evenwel een verandering in de teelt medegewerkt heeft om den kinderarbeid te vervangen door dien van volwassenen. De grove vollegrondsprodukten (uien en aardappelen) worden voortdurend vervangen door glascultures, en deze eischen de ervaren hand van den volwassene, zoodat het akkerwerk voor kinderen vooral in het voorjaar is afgenomen. Het verdient ernstig overweging of de loondienst van kinderen bij den landbouw niet verboden dient te worden, want een berichtgever schrijft: „Vroeger kwamen de kinderen, die nu zes weken verlof vragen getrouw ter school en het werk op liet land werd toch evengoed verricht," terwijl een ander opmerkt, dat kinderen de hulp van ouderen overbodig maken en volwassenen tot leegloopen dwingen. Indien kan bewezen worden, dat de landbouw in drukke tijdens wegens gebrek aan werkkrachten de kinderen niet kan missen, zal het de wetgever moeten zijn in plaats van de ouders, die den tijd bepaalt, waarin verlof voor die werkzaamheden verkregen kan worden. Dit geschiedde reeds met goed gevolg door de gemeentebesturen van Naaldwijk, 's Gravenzande, Lier, Maasdijk, Oudekarspel, Xoord-Scharwoude, die de vacantiën regelden in verband met de werkzaamheden op het land. De afdeeling Westersehouwen verklaart op grond van ervaring, dat de veldarbeid buiten kinderhanden kan en een be- richtgever uit Noord-Holland zegt: „Ofschoon onze meeste leerlingen kinderen zijn van arbeiders, die liun sober stukje T>rood met hard werken in de polders verdienen, heb ik tot nog toe geen aanvragen voor landbouw of tuinbouw. Toch komen er tijden, dat ook hier stevige jongens van 11a 15 jaar uitstekende diensten zouden kunnen bewijzen en de inkomsten thuis verhoogen. Men weet, dat men voor zijn kinderen de zes weken kan krijgen." Een ander uit dezelfde provincie zegt: „l)e kinderen worden in den zomer gebruikt tot het verrichten van landarbeid, dikwijls geheel onnoodig. De landbouwers vinden in hen goedkoope arbeidskracht." Hier wordt de vinger op de wond gelegd; want ook een berichtgever uit Stavenisse schrijft: „Het wieden geschiedt door mannen, vrouwen en waar een boertje wat land gepacht heeft, ook door kinderen. Zoon pacht is erop berekend en voor velen zou het voordeel nihil zijn, als die goedkoope werkkrachten hun niet ten dienste stonden. Nu is het ontegenzeggelijk waar, dat, als de groote boeren ook niet vaak mannenwerk van kinderen leischten, de loonen zouden stijgen en dus in het algemeen de toestand van den arbeider zou verbeteren ; maar voor de kleine boeren zou gemis van kinderen als werkkracht een ramp .zijn. De groote boeren kunnen m. i. best meer loon geven; ze zullen daardoor niet te gronde gaan. Maar, zal l zeggen, waar is de grens tussclien groot en klein? Die is m. i. niet 4e trekken en dus, wil men de exploitatie van kinderen verhinderen, .dan is er, hoe erg zulks ook zou zijn voor de kleine boeren maar één radicaal middel: verbod van veldarbeid voor leerplichtige kinderen. Aannemende, dat dan de loonen der arbeiders zouden stijgen, wil ik niet in beschouwingen treden, hoe groot de financiëele schade voor dezen zou zijn; zonder verdienste van vrouw en kinderen verdient een arbeider zelden meer dan f 250 per jaar. Leef daar nu eens van met een gezin! Met de verdiensten van vrouw en kinderen wordt die som vaak verdubbeld." Wat hier doorschemert, dat de werkgever in veel sterker mate dan zijn arbeiders voordeel bij den kinderarbeid heeft en dat hij het eigenlijk is, die liet kind exploiteert, is de meeningvan nagenoeg alle berichtgevers, die vraag 27: „Is het wenschelijk de werkgevers, die leerplichtige kinderen in dienst nemen, strafbaar te stellen 1 beantwoordden. Van de 178 antwoorden zijn er 107 bevestigend, 0 ontkennend, terwijl 5 berichtgevers nieenen, dat dit onnoodig is. \ an de laatsten wonen er twee in Amsterdam, waar de werkzaamheden in den regel van dien aard zijn, dat zij onder de Arbeidswet vallen. Een der berichtgevers, die een ontkennend antwoord gaven, woont in de nabijheid van steenbakkerijen; hij meent dat niet de Leerplichtwet; maar de Arbeidswet veranderd moet worden. Een ander ontkennend antwoord gaat vergezeld van de opmerking, dat de druk op de ouders te zwaar zou worden. De bevestigende antwoorden zijn vaak vervat in sprekende termen, als: „zeer zeker", „zeer gewenscht", „zeer noodig „niet alleen gewenscht, maar noodzakelijk', „daarop moet vooral aangedrongen worden", want... de werkgevers zijn in de meeste gevallen de verleiders tot verzuim , „door lien strafbaar te stellen zou veel verzuim voorkomen worden", „dat zou een groot deel van het euvel verhel pen , „dan was in eens de geheele zaak in het reine , „dan bereikte men meer dan 1(XJ0 commissiën tot wering van schoolverzuim" en „het zou beter zijn dan de ouders te straffen. Enkele berichtgevers zouden de werkgevers niet strafbaar willen stellen gedurende den tijd van verlof door de wet toegelaten; anderen wijzen er op, dat ook voor en na schooltijden niet bij hen gewerkt zou mogen worden, omdat de kinderen dan ongeschikt waren voor het onderwijs. Ook zou, volgens een paar berichten, met een enkel strafbaar stellen der werkgevers het doel niet geheel bereikt zijn, omdat vele kleine pachters met behulp van hun kinderen een stuk grond bewerken. De boeten zouden echter meer moeten bedragen, dan het vooideel, dat de werkgever uit kinderarbeid trekt, want anders zou de werking der bepaling weder worden opgeheven door dezelfde overweging die nu hier en daar de boeren deed beloven, dat zij bij eventueele veroordeeling de boete der ouders zouden be- talen. Zij konden toch beter het kleine bedrag, waarop die in den regel gesteld wordt, voldoen, dan den geheelen zomer f 1.50 per week meer uitgeven voor een grootere werkkracht. Tevens blijkt hieruit duidelijk, dat de wet zelf de strafbepaling moet bevatten en het maken daarvan niet moet overlaten aan de plattelandsgemeenteraden, welker leden vaak zelf leerplichtige kinderen in dienst nemen. Het veehoeden of koewachten heeft plaats in Zeeuwsch Vlaanderen en op de Zeeuwsche en Zuidhollandsehe eilanden. „Daarvoor is een koewachter noodig en dat is gewoonlijk een. jongen (soms een meisje) van 11—13 jaar. De kinderen verdienen daarmede ongeveer f 2 per week of ongeveer /' 00 per zomer." Dit bericht komt. van de Zeeuwsche eilanden. Op de Zuidhollandsehe eilanden heeft de leerplicht uitgewerkt, dat het thans ten minste niet door kinderen beneden 10 jaar gedaan wordt, zooals vroeger ; maar door jongens, die niet meer leerplichtig zijn. Zou dit niet overal mogelijk zijn en zou de kinderarbeid bij den landbouw niet gemist en dus verboden kunnen worden? Een afdeeling in Zeeland beantwoordde die vraag bevestigend. Zij wijst op Burgli, Haamstede, Renesse en Xoordwelle, waar men het zonder kinderen afdoet en meent, dat waar dit daar mogelijk is, het ook elders kan, er bij voegende „Zal de positie van, den landarbeider verbeterd worden, dan moet kinder- en vrouwenarbeid, vooral de eerste verdwijnen." En verder: „Kinderen van fabrieksarbeiders worden door een wet op den kinderarbeid aan te vroegen arbeid onttrokken en daardoor naar de school gezonden; ouders laten niet gaarne hun kinderen in den wilde loopen. "\ oor een kind op liet platte land acht men bescherming onnoodig. Een kind in een stad mag niet 's morgens om 6 uur naar de fabriek: dat is beulenwerk ; kinderen moeten groeien en wassen door den \ ersterkenden slaap. Plattelandskinderen daarentegen kunnen vrijelijk om drie uur 's nachts uit bed gehaald worden, opdat ze om half vier, vier uur achter de koeien te kunnen zenden. In school kunnen zij uitslapen. Kinderen mogen in geen stoffige fabrieken tot schade van borst en longen werkzaam zijn, maar wel mogen plattelandskinderen in meer dan stoffige schuren arbeiden, of ook in den regen tegen een dijk liggen, 0111 koeien te wachten, of in den brandenden zonneschijn op liet veld werken. Het kind dient tegen dit misbruik van macht door ouders en werkgevers beschermd te worden." Tuinbouw, vlasserij, steenbakkerij, touwbaanderij, veehouderij, schipperij en visscherij zijn mede oorzaken \an schoolverzuim. Of de tuinbouw liet zonder kindei lianden kan stellen is een punt, dat onderzocht moet worden. Eien reeds boven vermeld bericht uit het W estland wijst er op, hoe verandering van teelt grooten invloed heeft op liet aerlangen van jonge door ervaren werkkrachten, lot. nog toe worden zoowel in het "Westland als in Oostvoorne, Beverwijk en Heilo kinderen gebruikt om te wieden, aardbeien en bessen te plukken, boonen aan staken te hechten en te plukken, wortelen aan bossen te binden en in de bloembollenstreken om bloembollen schoon te maken. Bij de veehouderij moeten de kinderen op enkele plaatsen behulpzaam zijn bij het hooien. In de vlasserij en steenbakkerij verrichten zij zelf geen werk in het bedrijf: zij verzuimen omdat moeder afwezig is: „De steenfabrikant aan den LTsel huurt een gelieele huishouding, d.w.z. man, vrouw en alle kinderen boven 12 jaar moeten werken in de steenplaats. Doordien de huisvrouw dus den gelieelen dag in de fabriek moet zijn, worden vaak leerplichtige kinderen tliuis gehouden 0111 op jongere broertjes en zusjes te passen en wat huishouding te doen. ,Kleine touwbaaiwlers zetten hun kind van 12 jaar aan het wiel en leerplichtige kinderen worden dan vaak belast met liet toezicht op de jongere, hnkele malen kwam liet v oor, dat voor een nog leerplichtig kind, maar dat al 12 jaai was, een arbeidskaart werd genomen en het aan het werk werd gezet. Op een waarschuwing werd niet gelet." De schippers hebben liun kinderen aan boord. Deze moeten de scliool verzuimen, zoolang vader vaart. De visscherij eisclit kinderhulp in de plaatsen langs de Zui- derzee, welker bevolking aan ansjovisvangst doet. Of die hulp daarbij strikt noodig is mag betwijfeld worden want uit 17rk en Hoorn bericht men: 1 ,, „Hier liebben bijna 100 kinderen, d.i. een zesde van alle leerlingen, tijdelijk de school verlaten om bij de vissclierij en de bereiding van ansjovis behulpzaam te zijn. „Door de verbazend groote ansjovisvangst is er voor zooveel handen werk, dat verscheiden leerlingen van de school voor kosteloos onderwijs worden thuisgehouden om daaraan mede te helpen." Daarentegen zegt een berichtgever uit Edam-. „Er is zeer weinig verband tusschen de werkzaamheden der bevolking en het schoolverzuim, omdat vissclierij niet opgenomen is, onder de bedrijven waarvoor men G weken verlof krijgen kan." Daar gaan de kinderen dus geen „ansjovig koppen" ; zij bezoeken de school en laten het werk aan ouderen over. j In Zeeland zoekt de schooljeugd onder schooltijd hier en daar zeeslakken langs de zeeweringen en kleine oesters uit het verwijderde vuil en verrichten dus in zeker opzicht werk in het bedrijf. „ „ , Dit is niet het geval in plaatsen als A laardingen en Sche- veningen, waar verzuimd wordt als familieleden naar zee gaan of uit zee thuiskomen en waar de vrouw, terwijl de man naar zee is, uit werken moet en de schoolkinderen moeten thuisblijven 0111 op jongere kinderen te passen. Uit den aard der zaak zijn de oorzaken van het verzuim in steden anders dan op het platte land. Uit de verslagen der ■commissiën tot wering van schoolverzuim blijkt, dat sommige ouders hun leerplichtige kinderen om de nietigste redenen uit school hielden. Het gezag en de toepassing der ouderlijke macht stonden bij enkele dier verzorgers op zulk laag peil, dat hun kinderen, buiten hun weten, willekeurig de school verzuimden. Enkelen verklaarden volmondig, dat ze hun kinderen niet naar school konden drijven, dat dezen soms een geheelen dag op straat rondzwierven, om eerst in den laten avond onder het ouderlijk dak terug te keeren. Zorge- 4* loosheid, onverschilligheid en onwil speelden bij het relatief schoolverzuim een groote rol. Maar de ondervragingen der commissie brachten ook eigenaardige toestanden aan het licht en gaven een treurigen blik op sociale toestanden van armoede, huiselijke ellende, enz. Schrale loonen noodzaakten vaak ouders, vooral arme weduwen met groote gezinnen, hun leerplichtige kinderen, vooral oudere meisjes, thuis te houden om ze in hun afwezigheid op jongere broertjes en zusjes te doen passen, tevens 0111 hen allerlei huiselijke diensten en boodschappen te laten verrichten. Een commissie maakte hierbij de opmerking dat er veel meer gevallen van armoede zijn dan dooi haar behandeld worden, omdat armoede door vele hoofden ^ an scholen als geoorloofd verzuim beschouwd wordt en dan niet ter kennisse der commissie komt. In dit rapport zijn daarom weggelaten de cijfers door verschillende commissiën in liuu rubriceering der oorzaken opgegeven, te meer daar vele gevallen van verzuim verschillende samenwerkende oorzaken hebben. Eindelijk laat de Arbeidswet toe dat 12-jarige kinderen gaan werken. Hebben zij dien leeftijd bereikt dan kunnen zij, al^zijn ze nog leerplichtig, een arbeidskaart bekomen en plaats vinden op de fabrieken in Leiden. I11 een groote stad, waar onder de volksklasse zoo druk verhuisd wordt, is het vaak niet mogelijk te informeeren welke kinderen wel, welke niet op een school zijn geplaatst. Zij verhuizen dikwijls zonder dit aan het bevolkingsbureau te belichten. raag 16: Is er verzuim door gebrek aan Weeding of schoeisel of door grooten afstand van de school ? is gedaan 0111 een andere oorzaak van verzuim te leereu kennen. Hierop waren 108 antwoorden ontkennend; 87 bevestigend. Tan die 87 zeggen 19, dat er alleen verzuim wegens afstand is; 25, dat het alleen door gebrek aan kleeding of schoeisel veroorzaakt wordt; 43 maken geen onderscheiding tusschen deze oorzaken. Slechts een 4-tal dezer 43 bepalen zich tot een eenvoudig „Ja". Eén berichtgever zegt, dat verzuim om die redenen meermalen voorkomt, drie dat gebrek aan schoeisel nog al eens of nog al veel verzuim veroorzaakt. De verzuimen om den afstand worden gewoonlijk alleen bij sleclit weer gemaakt; een paar maal, zooals te Is'ieuwendijk en te Oudekarspel moeten de kinderen overgezet worden om de scliool te bereiken en dat overzetten gaat niet altijd geregeld zijn gang. Gebrek aan schoeisel komt het meest voor in de steden, als de schoenen gemaakt moeten worden; gebrek aan voedsel is slechts een enkele maal reden om niet school te komen en dat overigens het aantal verzuimen door de oorzaken 111 \raag 10 Benoemd niet groot is, blijkt uit de uitdrukkingen, waarvan verreweg de meeste bevestigende antwoorden vergezeld gaan: „uiterst gering", „sporadisch , „zoo goed als niet , „niet noemenswaard", „bijna niet", „zeer weinig", „zeer zelden", „weinig", „zelden", „bijna niet , „soms , „enkele malen , „één leerling af en toe", 0.003 %". Hier en daar wordt dadelijk geholpen als er gebrek is en op twee plaatsen woidt gesproken van voorgewend gebrek om daardoor de kinderen thuis te kunnen exploiteeren of om drang uit te oefenen op het verstrekken van schoeisel. De bedoeling van vraag 15: Is het verzuim icegens ziekte toegenomen ? is gedaan om te weten of ziekte vaak als reden van verzuim wordt opgegeven, terwijl de ware reden een andere is. En dan schijnt er wel eens misbruik gemaakt te worden van dat middel om een onverschoonbaar verzuim toch verschoond te krijgen. Ook gefingeerde ziekte van bloedverwanten moet daartoe wel eens dienst doen. Het aanwenden van 7 uit Noordholland, 19 uit Zeeland), 31 ontkennend (15 uit .Zuidholland, 5 uit Noordholland, 11 uit Zeeland). Tan de antwoorden, op vraag 8: Verzendt de schoolopziener de aanmaningen, kennisgevingen, aanzeggingen en jjrocessen•verbaal, bedoeld in § 1—4 van art. 21, tijdig genoeg ? zijn er 115 bevestigend (35 uit Zuidholland, 57 uit Noordholland, 23 uit Zeeland) en 21 ontkennend, (12 uit Zuidholland, 3 uit Noordholland, G uit Zeeland). Van de antwoorden op vraag 9: Roept de commissie tot wering van schoolverzuim de aansprakelijke personen geregeld oj)? zijn er 144 bevestigend (52 uit Zuidholland, GO uit Noordholland, 32 uit Zeeland) en 1 ontkennend. Yan de antwoorden op vraag 11: Worden de overtreders in uw omgeving voor den kantonrechter geroepen? zijn er 120 bevestigend, (48 uit Zuidholland, 44 uit Noordholland, 28 uit Zeeland) en 10 ontkennend, (5 uit Zuidholland, 3 uit Noordholland, 2 uit Zeeland). Yan de antwoorden op vraag 12: Zijn de straffen van dien aard, dat zij het kwaad zullen keeren ? zijn er 45 bevestigend, •{19 uit Zuidliollaiid, 18 uit Noordholland, 8 uit Zeeland) en 71 ontkennend, (25 uit Zuidholland, 27 uit Noordholland, 19 uit Zeeland). Een overzicht van het aantal processen-verbaal, veroordeelingen, vrijspraken of ontslagen van rechtsvervolgingen in de verschillende arrondissementen gedurende 1901 volgt hierachter in bijlage B. De bevestigende antwoorden op vraag 7 luiden niet alle even volmondig „ja". Een 7-tal gaat vergezeld van de opmerking, dat het handhaven „tamelijk wel", „vrij wel", „niet ■streng" of „niet veel verzachtende omstandigheden" geschiedt, dat „meer vastheid gewenscht ware." 5* Een der meest sprekende toevoegingen bij het „neen" is deze: „De wet wordt hier zoodanig gehandhaafd, dat de onderwijzers het woord „Leerplichtwet" tegen nalatige ouders of verzorgers niet meer durven uitspreken, willen zij niet worden uitgelachen." De plaatselijke commissie van toezicht op het Lager Onderte Amsterdam zegt in haar verslag over 1903 : „De berichten, die wij dit jaar omtrent de werking der Leerplichtwet ontvingen, zijn niet opbeurend. Het is waar, de hoogere klassen zijn beter bevolkt, maar verder werkt „de kracht der nieuwe leer" maar langzaam. Dezelfde klachten over langzame berechting, waardoor de wet haar doel mist; over onverschilligen, die ondanks veroordeelingen blijven zondigen; over min krachtige uitvoerders, kwamen tot ons. Het schijnt wel, dat de vrees voor de wet meer en meer verdwijnt en zij dus niet haar uitwerking kan hebben op die gezinnen, waarvoor zij voornamelijk bedoeld is." Uit de verschillende rapporten der hoofden van scholen haalt datzelfde rapport deze staaltjes aan: „De ouders van een leerling zijn in September tot een geldboete veroordeeld. Xa dien tijd ziju er 8G ongeoorloofde verzuimen, een tweede oproeping voor den kantonrechter laat nog steeds op zich wachten." „Er blijven nog steeds gevallen bestaan van langdurig verzuim, evenzoo van veelvuldig verzuim (ongeoorloofd). Dit jaar is slechts één veroordeeling uitgesproken." „Een leerling dezer school is van 28 September om zeer onwettige reden weggebleven. Tot lieden (15 December) is geen vervolging ingesteld." „Het is voor de ouders geen geheim meer, dat 13-jarigen, die voor het eind van den cursus de school verlaten, door den rechter vrjj wel met rust worden gelaten." „Het laatste jaar neemt het verzuim iets toe, daar er vele kinderen verzuimen, wier ouders niet vervolgd worden, ofschoon ze reeds lang in de termen vallen." „Een meisje uit de 6e klasse, leerplichtig tot lo Juli 1904, verzuimde geheel moedwillig alle schooltijden sinds 2 Februari. Yan eenige vervolging heb ik nooit gehoord." „Een jongen uit de 6e klasse werd 13 Maart van school genomen, zonder ooit terug te komen. Niet vervolgd. „Wekelijks zijn er plm. 20 willekeurige verzuimen en phn. 2 briefjes der commissie tot wering van schoolverzuim. In 1903 werd ik éénmaal voor den kantonrechter geroepen. Sommige ouders doen juist wat ze willen. ' Om een geheel andere reden meent een berichtgever van de Zuidhollandsche eilanden, dat de behoorlijke handhaving der wet te wenschen overlaat. Hij zegt: „Dit is in deze landbouwende streek trouwens geheel onmogelijk, zoolang de hoofden van scholen niet meer, dan tot heden, gebruik maken van hun recht, om een verzuim geoorloofd te verklaren wegens armoede. ,Van dit recht is m.i. tot heden te weinig gebruik gemaakt. De meeste veldarbeiders verdienen hier niet meer dan ongeveer f 250 per jaar. Hiervan te leven met een gewoonlijk talrijk gezin, behoort m.i. tot de onmogelijkheden. Er hebben hier veroordeelingen plaats gehad, waarvan de grootste voorstanders der wet, waartoe ook ondergeteekende behoort, moet zeggen, zoo iets mag niet gebeuren. Nergens is dan ook de tegenstand grooter dan op Elakkee. Sommige berichtgevers verklaren op vraag 8 geen. antwoord te kunnen geven; andere, die bevestigend antwoorden, meenen, dat de schoolopziener krachtiger kan optreden of dat hij wel de waarschuwingen en aanmaningen, doch niet de processen-verbaal op tijd verzendt. Sneller verzending zou volgens weer anderen beter doel treffen en daarom wordt het afgekeurd dat een der arroiulissenientsschoolopzieners „elke twee maanden een lijst van overtreders opmaakte, zoodat de verantwoordelijke persoon soms eerst, wanneer twee volle maanden waren verzuimd, respectievelijk een aanmaning, waarschuwing, kennisgeving of proces-verbaal ontving. ' De volgende toelichting bij het ontkennende antwoord op vraag 8 is afkomstig uit het arrondissement Sommelsdijk: „Men is thans (Mei 1902) nog aan het vervolgen van verzuimen, die in 1901 hebben plaats gehad. Vele personen, die hun kinderen in den zomer van 1901 Lebben thuisgehouden, alsof er geen leerplichtwet bestond, hebben tot lieden nog geen waarschuwing ontvangen. Waren dit alleen personen, die wegens armoede hun kinderen thuis hielden, het zou natuurlijk te verdedigen zijn, doch velen onder hen behooren tot de onwilligen. En juist dezelui hadden m.i. om een voorbeeld te stellen, het eerst vervolgd moeten worden. I)e vervolgingen hadden dus zeer ongelijk plaats. Een groot gebrek van de wet is, dat zij niet geleidelijk is ingevoerd, daarom vooral had de schoolopziener het eerste jaar, zich beter op de hoogte moeten stellen van de oorzaak van ieder verzuim, dat hij wenschte te vervolgen, 'door vooraf aan de hoofden van scholen, de commissie tot wering van schoolverzuim of den burgemeester breedvoerige inlichtingen omtrent de omstandigheden, waarin de ouders verkeerden, te vragen. Daardoor was veel onrechtvaardigheid voorkomen en het verzet tegen de wet mogelijk minder geworden. Een verontschuldiging dat hij zulks niet heeft gedaan, ligt m.i. hierin, dat hij met werk overladen was. Als ik mij niet vergis behooren tot het arrondissement Sommelsdijk 27 scholen met omstreeks 3700 leerlingen." Aan het adres van het Hoofdbestuur wordt deze opmerking gericht. „Er is nog een vraag vergeten! Bij 8 had men moeten vragen, of het hoofd der school tijdig doet, wat de wet hem voorschrijft. Is'iet alleen immers van den arrondissementsschoolopziener, maar ook van hem hangt voor een goede toepassing der Leerplichtwet veel af. Mag men de berichten gelooven, dan wordt er zoo hier en daar de hand vrij wat meegelicht." Uit de antwoorden op vraag 9 volgt, dat de commissiën tot wering van schoolverzuim de aansprakelijke personen geregeld oproepen. Over den invloed der commissiën was men blijkens de antwoorden op vraag 10: Hoe denkt gij over de werking der commissiën en haar invloed? minder eenstemmig. In 4G gevallen was het antwoord onvoorwaardelijk gunstig. Zij voldeden, werkten „nuttig," „gunstig," „goed,"' zelfs „zeer gunstig," „zeer goed" en „buitengewoon goed"; gaven „reden tot tevredenheid" en hadden „een merkbaren invloed," die hier en daar zoo groot was, dat hij sterker was dan die van aanmaning en proces-verbaal van den schoolop- ziener samen, en dat de meeste ouders genoeg hadden aan de waarschuwing der commissie. Er waren er dan ook die het jammer zouden vinden, als een zoo „nuttige instelling", waarvan zooveel „moreelen invloed op de ouders" uitging, opgeheven werd. Een verslag zegt: „De werking kan niet anders dan heilzaam zijn en haar invloed op dat deel der bevolking, voor hetwelk de wet het meest noodig was, moet niet gering geacht worden. Jammer is het echter, ,^lat, door het ontbreken van elk machtsmiddel, nietverschijnen voor de commissie meer en meer regel zal worden." Een ander verslag wijst op dezelfde onmacht der commissie ; in die gemeente heeft zij evenwel een machtig bondgenoot : ze is „van meening, dat zonder den prikkel, door de Vereen i ging tot bevordering van Getrouw Schoolbezoek uitgeoefend, haar invloed tamelijk gering zou zijn. Aan het voortwerken dier vereeniging hecht zij dan ook groote waarde." Een berichtgever schrijft de gunstige werking der commissie toe aan haar samenstelling. Hij zegt: „De bevolking bestaat hier uit werkgevers en van hen afhankelijke personen. Twee der werkgevers zitten in de commissie en nu zijn de ouders der leerlingen bepaald bang om voor hun patroon te verschijnen. Ze laten dus hier hun kinderen verzuimen tot ze de eerste aanmaning van den arrondissementsschoolopziener hebben ontvangen, waarom ze absoluut niets malen, waaraan ze hun pijp opsteken, zooals eenigen mij verklaarden, en zorgen dan verder voor trouw schoolbezoek." Zulke goed werkende commissiën kunnen de harde werking der wet verzachten en als raadgeefster der gemeenteraden optreden, wat dan ook gebeurde. Hier was het de commissie, die een verdeeling der tijden van verlof krachtens art. 13 in verband met de vacantiën voorstelde, daar drong /.ij aan op een politieverordening krachtens art. 29, elders op toepassing van art. 35 of op de oprichting van bewaarscholen en crèches en aanstelling van schoolartsen, terwijl de commissie te Hoorn. de noodzakelijkheid betoogde om ook de visscherij op te nemen onder de bedrijven, ten behoeve waarvan verlof gegeven kon worden. Andere eommissiën deden huisbezoek, stelden zich in verbinding met de hoofden van scholen of de politie en hielden zoo controle op de kinderen. "Waar werkelijk armoede bestond, verwezen zij naar liefdadige instellingen en hier en daar gelukte het haar leerplichtige kinderen die reeds in dienstbetrekking waren uit die betrekking te doen ontslaan en weer naar school te zenden. Uit 47 antwoorden bleek, dat men minder met de werking en den invloed der commissie ingenomen was. Die zich in deze categorie het minst ongunstig uitlaten zeggen, dat „zij {■enigen invloed kan uitoefenen" ; dat zij „tamelijk gunstig", „niet ongunstig", „niet kwaad", „vrij goed" werkt; dat zij het getrouw schoolbezoek „eenigszins", „bij sommigen", „in enkele gevallen" bevordert; dat haar invloed niet gering is, mits politieke agitators niet tegen haar ageeren (dit bericht komt van de Zuidhollandsclie eilanden); dat zij „niet veel, maar toch wel eenig nut sticht"; dat zij „met goedgezinde ouders uitstekend werkt, maar anders overbodig is"; dat zij „goed werkt, maar geringen invloed heeft"; dat de invloed eerst nihil was, maar na de veroordeelingen een weinig toegenomen is". Nbg ongunstiger laat de berichtgever zich uit, die zegt: „Met onwillige honden is het kwaad hazen vangen!" Yele eommissiën tot wering van schoolverzuim zullen deze verzuchting slaken. Overtreders der Leerplichtwet, die met de wet op de hoogte zijn, verschijnen niet. Ze nemen het gemoedelijk schriftelijk preekje van voorzitter of secretaris voor kennisgeving aan, ze lachen met de heeren van de commissie en hebben alleen eenig ontzag voor den kantonrechter, die ze in de beurs kan tasten. Maakt deze het echter schappelijk — zooals de gewoonte is — dan redeneeren de onwilligen: Mijn kind kan tusschen het eerste verzuim en de veroordeeling heel gemakkelijk f 1 a f 2 + nog een kleinigheidje voor de huishouding verdienen. M.i. moet er aan de commissie tot wering van schoolverzuim meer invloed worden toegekend of ze kunnen zonder schade voor de goede uitvoering der wet verdwijnen;" of deze andere, die schrijft: „De invloed der commissiëii moet weinig beteekenend heeten ; misschien voor enkele plaatsen weinig meer dan eene dure aardigheid, waarmee het publiek den draak steekt. Tegenover personen, die volstrekt ongezind zijn naar hare vertoogen te hooren of voor haar te verschijnen, staan zij machteloos. Indien in hare inrichting geene ingrijpende verbetering kon worden aangebracht, ware opheffing wenschelijk; de verhouding tusschen. inwoners van kleine gemeenten vooral onderling, zou er wel bijvaren- ' Bij deze beide antwoorden sluiten zich andere aan, die de werking der commissiën „niet gunstig" en haar invloed „gering", „zeer gering", „bitter klein", „onbeduidend", „van weinig beteekenis" noemen en als oorzaak van dit verschijnsel opgeven, dat haar „niet genoeg macht toegekend is", dat „niemand voor haar verschijnt". Een berichtgever spreekt de vrees uit, dat de geringe invloed der commissie geheel verdwijnen zal, als de ouders de wet kennen; een ander gelooft, dat haar nut grooter zou zijn, als na hare waarschuwing straf kwam. Eindelijk zqn er nog een 23-tal antwoorden, waarin eenvoudig verklaard wordt, dat de commissiën bij haar tegenwoordige inrichting „niet noodzakelijk „van nul en geener waarde" en „een wassen neus" zijn, „dat zij afgeschaft kunnen worden", wijl zij „hoegenaamd geen invloed hebben", dat het „ondingen" zijn. De eene berichtgever zegt: ,,Pe commissiën tot wering van schoolverzuim zijn overbodig, aangezien haar invloed nihil is. Ze zijn eer een belemmering voor den gang van zaken te achten; ze houden de zaak slepende en belemmeren een kortere berechting. Haar waarschuwingen beteekeneu vrijwel niemendal." Een tweede: „De commissiën doen, wat de wet eischt, doch hun invloed is nihil. Onze gemeente is zeer uitgestrekt en de commissie vergadert des Zaterdags (om 2 uur) in liet raadhuis. De opgeroepen verzorgers moeten te ver loopen en — het zijn meestal werklieden — verzuimen. Daarom blijven ze gewoonlijk stilletjes aan hun werk." Een derde: „De invloed der commissie is m.i. nihil. Hadden liare ijverige en bezadigde) leden in liet begin de voldoening de ouderszelve voor zich te zien verschijnen, tegenwoordig kunnen zij bijna geregeld onverrichter zake weer naar huis keeren daar de opgeroepen personen niet verschijnen. Dit leidt tot ontmoediging'." Een vierde (hij 'woont op de Zuidliollandsclie eilanden): „Zij kunnen alleen de overtreders raad geven zich in het vervolg niet meer aan verzuim schuldig te maken. Doch waaiv zooals in deze streek in bijna alle gevallen het niet kunnen missen van de verdiensten der kinderen de oorzaak van het verzuim is, daar kan de commissie slechts de schouders ophalen, overtuigd als zij is, dat de werkmansloonen zoo schraal zijn, dat eenige guldens, door de kinderen ingebracht, in vele gevallen onontbeerlijk zijn." Een vijfde, mede op de Zuidliollandsclie eilanden wonende: „Het A'erzet tegen de wet is hier zoo algemeen en de commissie is zoozeer overtuigd van het geringe resultaat harer bemoeiingen, dat zij zich strikt houdt aan art. 21 en de aansprakelijke personen enkel wijst op hun verplichting en tegen herhaling der nalatigheid ernstig waarschuwt. (Bijna alle ouders der leerlingen uit den arbeidersstand en hieruit komen de overtreders voort, zijn lid van een vereeniging van de „slachtoffers" van de Leerplichtwet", uit welker kas de vrouw f 1 per dag ondersteuning ontvangt, zoolang de man in de gevangenis vertoeft : „Elk lid is verplicht zijn boete met lijfstraf te betalen!" Eenige antwoorden gaan vergezeld van opmerkingen, die hier volden: „Er hangt zeer veel van af, hoe de connnissiën zijn samengesteld. Bestaan zij grootendeels uit onderwijzers, dan kan het niet missen of deze laden den schijn op zich in hun eigen zaak min of meer recht te spreken en moet de goede verstandhouding tusschen hen en de ouders er wel onder lijden. Bestaan zij uit één, hoogstens twee onderwijzers en overigens- uit liefst niet te weinig mannen buiten liet vak, dan kunnen de laatsten door hunne allicht betere bekendheid met de maatschappelijke positie enz. van de opgeroepenen, aan de eersten de noodige inlichtingen geven, dienende om te beslissen of een der ernstige omstandigheden, bedoeld in art. 12 al. 5 aanwezig is. Heeft bij de benoeming der commissiën liet streven om toch vooral „den minderen, man" stem in het kapittel te geven,, zich wat al te veel doen gelden, dan zullen de opgeroepenen de zaak allicht wat minder ernstig opvatten. De van schuld bewuste ziet er nog altijd tegen op om voor eene vergadering te komen, wier leden in maatschappelijk opzicht ver boven hem staan en zal eene op gepaste wijze gegeven vermaning dankbaar aannemen, zelfs al heeft hij juist nog niet het vaste voornemen er zich aan te storen. Komt hij daarentegen voor mannen, die met hem gelijk of beneden hem staan, het behoeft nog niet altijd uit een financieel oogpunt te zijn, dan wordt de zucht om den lui eens „hun vet te geven of „hun zaligheid te zeggen" soms vrij wat grooter dan zijn gevoel van schuld en is van. den moreelen invloed, dien de commissie kan uitoefenen, weldra weinig over en wordt zij de risee van de voor haar geroepenen. Waar de schoolopziener de schuldigen voor haar doet komen, doch daarna de zaak met rust laat of, zoo hij ze ^eulei doorzet, met een kantonrechter te doen krijgt, die alles aangrijpt om vrij te kunnen spreken, ook daar zal weldra de invloed der commissie beneden nul zijn gedaald en acht ik liet in het belang van haar eigen fatsoen, dat ze er zoo spoedig mogelijk het bijltje bij neerlegt. Overigens hangt haar invloed geheel van haarzelve af. Z& scliere niet alle schuldigen over één kam, wijze den een op zijne verplichtingen, den ander op de straf, late altijd nierken, dat ze zeer goed de moeilijkheden gevoelt, die aan den veranderden toestand voor velen zijn verbonden; zij toone zich nooit hard en ontlioude zich vooral van te preeken over het heil- en zegenrijke van de wet op den leerplicht. „De commissie kan gezegend werken, als zij tot hare taak ook rekent liet voorkomen van verzuim; dat de invloedrijke burgers (leden der commissie) met de ouders van. schoolkinderen in aanraking komen is een gelukkig gevolg van de Leerplichtwet." „De commissie in deze gemeente bestaat bijna alleen uit de onderwijzers: daar andere benoemden bedanken. Zoo acht ik de commissie geheel verkeerd, en wel geschikt om de verbittering, die hier tegen de wet bestaat, op den onderwijzer •over te brengen." In een Zeeuwsche gemeente heeft men den veldwachter in de commissie opgenomen. „Voor de gemeente Haarlemmermeer, groot 18000 H.A., bestaat eéne commissie van i personen, waarvan de secretaris en de voorzitter werkende leden en de andere figuranten zijn. Ximnier is mij gebleken, dat een der leden een onderzoek heeft ingesteld naar het al of niet gewettigde der talrijke verzuimen. De invloed der commissie is dan ook nihil." De fout schijnt hier te liggen in de groote afstanden, want van een andere school in dezelfde gemeente komt het bericht, dat de commissie zeer gunstig werkt en in Het Schoolblad van 1902 kol. 8(>3 is een gedeelte van een adres opgenomen, door haar zelf aan den minister gezonden, waarin zij zegt; dat het haar in verschillende gevallen gelukt is, beletselen tegen het getrouw schoolbezoek uit den weg te ruimen; dat in verscheiden andere gevallen het vermanend en waarschuwend woord des voorzitters en der leden van gunstigen invloed is geweest, op de ouders der verzuimende kinderen; dat zij overtuigd is in vele gevallen den arbeid der betrokken arrondissementsechoolopzieners door het geven van gevraagde inlichtingen en adviezen te hebben vergemakkelijkt; dat er mede en vooral door haren arbeid in de opvatting der verschillende wetsartikelen en bijgevolg in de toepassing der wet door de respectieve hoofden der openbare en bijzondere scholen in deze gemeente eene zekere gelijkmatigheid is ontstaan, welke gunstig werkt om de impopulariteit der Leerplichtwet eenigszins te neutraliseeren; dat zij op deze gronden, welke wellicht niet andere zouden te vermeerderen zijn, de instelling der comlïiissiën tot wering van schoolverzuim als één der beste elementen van de Leerplichtwet heeft leeren beschouwen, en dat zij het dientengevolge ten zeerste zou betreuren, wanneer door eene wijziging der Leerplichtwet deze eommissiën zouden ophouden te bestaan." Hoe groot het aantal opgeroepenen was en hoeveel daarvan voor de commissie verschenen in een tiental gemeenten, blijkt uit onderstaand overzicht: in 1901 in 1902 werden op- , werden op- geroepen verschenen geroepen verschenen Alkmaar . . 70 44 of 66 pet. 61 43 of 70 pet- Axel ... 63 23 „ 36 „ — — Delft ... 113 51 „ 45 „ 100 49 „ 49 „ 's Gravenhage 492 277 „56 „ — Den Helder . 195 99 „50 „ 265 88 „ 33 „ Leiden ... — — 199 144 „ 72 „ Rotterdam . 1216 763 „ 64 , 1847 1098 „57 „ Schiedam . . 123 74 , 60 „ 122 84 „ 69 „ Vlissingen. . 91 47 „ 52 „ 94 59 „ 63 „ Zaandam . . 126 62 „ 49 „ 61 42 „ 69 „ Zierikzee . . 133 70 „ 53 „ 45 21 „ 77 Yoor Amsterdam en Haarlem verstrekten niet alle eommissiën een bruikbare opgave. Voor 's Gravenhage lieten 2 ze in 1902 weg. Tan het resultaat harer bemoeiingen geven de eommissiën te Rotterdam het volgende overzicht. In 1869 gevallen werd geconstateerd: geheele of veel verbetering 762 keer of 41 pet. gedeeltelijke of tijdelijke verbetering 333 „ „ 16 „ geen verbetering 559 „ „ 30 „ In de overige gevallen bleven de leerlingen weg. Door twee eommissiën werd nagegaan in hoeveel gevallen, waarin verbetering was waar te nemen, de ouders voor de commissie verschenen waren; zij vonden dat dit in 59 pet. der gevallen was geschied; in de gevallen, waarin geen verbetering waar te nemen viel, had dit 40 van. de 100 keer plaats gehad. Ook een der eommissiën in 's Gravenhage deed onderzoek naar liet resultaat van liaar werk en kwam tot de uitkomst, rlat in 20 van de 58 gevallen, die liaar werden voorgelegd, een belangrijke verandering ten goede was te bespeuren: in 13 daarvan was na de oproeping geen enkel verzuim meer gepleegd. In 10 gevallen waren de kinderen naar andere scholen of naar elders gegaan en kon dus het resultaat door de hoofden niet opgegeven worden; in 16 liad het optreden der commissie geen volledig effect. Te Schiedam waren van 122 in 1902 behandelde gevallen 51 herhalingen van dergelijke gevallen van dezelfde gezinnen. Over het algemeen wil men de eommissiën meer macht toekennen. Volgens sommigen moest zij over een zeker bedrag kunnen beschikken om tijdelijk hulp te kunnen verschaffen; een der eommissiën te 's Gravenhage betoogt ook de wenschelijkheid hiervan. Zij wil bij gebleken werkelijke behoefte der leerlingen aan schoeisel en kleeding, eenige hulp verstrekken, opdat de eommissiën, nevens haar vermanend optreden, ook hulpbiedend zullen kunnen handelen, wat zeer zeker tot meer populairniaking der wet op de leerplicht zou leiden. Volgens anderen moesten zij boete kunnen opleggen met recht op hooger beroep en volgens weer anderen moest er dadelijk vervolging komen als de waarschuwing der commissie niet hielp of de aansprakelijke personen niet voor de commissie verschenen. In de gemeente St. Annaland nam de commissie ontslag omdat haar advies niet den minsten invloed had op de vonnissen; doch ook omdat zij in meerdere of mindere mate door ouders, die veroordeeld waren, onheusch bejegend werd. Eindelijk is er een berichtgever, die de taak der commissie zoo geregeld zou willen zien, dat zij tusschen het hoofd der school en den schoolopziener instond, dat zou groote bespoediging in de behandeling der zaken geven: nu is het: hoofd der school, schoolopziener, commissie, schoolopziener. Dat er in elke gemeente wel geschikte personen zijn om in de commissie tot wering van schoolverzuim zitting te nemen mag niet betwijfeld worden. Een andere vraag is echter, of die geschikte personen altijd bereid zullen zijn de zittingen der commissie zonder presentiegeld bij te wonen. Daarom is vraag 28 gedaan: Zijn er, ook zonder dat presentiegeld gegeven icordt, geschikte leden voor de commissiën tot wering van schoolverzuim te vinden ? Yele berichtgevers onthouden zich van antwoord, omdat er in hun gemeente presentiegeld gegeven wordt en zij dus niet uit ervaring kunnen spreken. Een 91tal beantwoordt de vraag bevestigend; een paar met de opmerking, dat zij niet instaan voor de geschiktheid der leden. Een 12-tal zegt, dat dit moeilijk is en een 22-tal, dat zulke leden niet te vinden zijn, doch 10 verklaren, dat de toestand ook met presentiegeld zoo zou wezen, hier omdat de commissiën niet de minste macht hebben, elders omdat één commissie voor de zeer groote gemeente te weinig is. Was daar een commissie voor elke school, dan zouden er wel leden te vinden zijn. Uit Groede, Zs'oordgouwe, Terneuzen, Poortvliet en Herkingen wordt bericht dat de commissie niet voltallig te maken is. Bijlage B geeft een overzicht van het aantal processenverbaal en het aantal rechterlijke beslissingen in 1901. Bij de bevestigende antwoorden op vraag 11, worden lieelwat reserves gemaakt: „Zeer weinig," „somtijds," „zelden, „niet altijd," „een enkele maal," „slechts enkelen," „bij uitzondering," zeggen een 9-tal berichtgevers: „-Ta, maar het duurt schrikbarend lang", „na een jaar , „dit gebeurt wel, zeggen andere. Zeker is het, dat er in sommige arrondissementen veel meer zou moeten gebeuren, sommige overtreders gaan ongestraft voort met verzuimen. Een ontkennend antantwoord op vraag 11, wordt aldus toegelicht: „Bijna al het willekeurig verzuim van Oetober tot April is gepleegd door één leerling, die bij een rijtuigverhuurder in dienst was gegaan Eerst in het laatst van Maart werd de vader veroordeeld tot f 5 boete of een paar dagen gevangenisstraf. De arrondissementsschoolopziener, dien ik in den loop van dat half jaar zoo nu en dan eens sprak over het verzuim van den jongen en de middelen daartegen, verzekerde mij ielkens, dat hij deed wat in zijn vermogen was om de zaak voor den rechter te krijgen; maar dat deze blijkbaar onwillig treden, v Juni 67 „ „ n v Juli 67 pet. (2 hoogste kl.) Augustus . . . 45.2 „ „ „ „ September. . . 33 „ „ „ „ Het geheele jaar 12 „ in Aprii . . . Mei .... Juni .... Juli .... Augustus . . September. . Het geheele jaa Te Ooltgensplaat: in 1880—1894 26 pet. 1895 24.8 „ 1896 27.1 „ 1897 24 1898 24.3 „ 1899 21 1901 11 Te Oost voorne: voor de invoering der wet 14 pet. "'1 n v v v 0.43 „ waarbij evenwel niet uit liet oog verloren moet worden, dat door de invoering van liet herlialingsonderwijs de „winterklanten", dat zijn die leerlingen welke alleen van November tot Maart of April school gingen, verdwenen zijn. Zij zouden volgens de Leerplichtwet niet meer leerplichtig zijn geweest, voor liet grootste gedeelte althans. Te Stavenisse: in 1897 27 pet. „ 1901 19 „ „ 1902 20 „ Te TVissenkerke: voor de invoering der wet 35 pet. n n r n n » 1807 1898 1900 1901 7.4 pet. (drie hoogste klassen.) 15.2 pet. 15.8 pet. 17.6 pet. 7 pet. 5.75 (noodz.) 5.5 (noodz.) 4.5 (noodz.) 2.8 (noodz.) in 1885 alleen voor veldarbeid 1G pet. „ 1886 „ „ „ 18.2 „ „ 1887- „ v n 10.5 „ „ 1888 „ „ „ 16.5 „ „ 1889 „ „ 15.4 „ „ 1890 „ „ „ H.7 „ en „ 1886 door kinderen van 9 tot 12 jaar 30.2 pet. „ 188/ „ w n v n n n 36.4 „ „ 188S „ n n v v » n 27.2 „ „ 1889 „ - ri V v n r 24.8 „ „ 1890 „ „ „ „ „ „ „ 38.3 „ Te Zijpe (Oude sluis): in 1889 11 pet. voor de invoering der wet 3 „ na . j n n n 0.3 Bijlage B.!) Arrondissement. ende ren. rezen fen. Duur der verleende vergunningen. Aan lal verlet vergunning Aantal afgew vergunning Korter dam 1 week. 1—2 welcen. j 2—8 weken, j 3—4 weken, j 4—6 weken. 5—6 weken, i Ten opzichte van kinderen, bedoeld in art. 21 par. 4 en 5 der Leerplichtwet. VGravenhage I . i 15 8 0 1 6 " III . 13 2 — | — i — 1 — 12 25 Mol 17 Delft 101 1 8 2!) 15 10 9 :)0 65 23 12 0 30 Leiden 88 8 — 6 7 11 4 60 166 17 21 9 | 7 Maassluis .... 388 42 6 51 88 22 4 217 51 11 0 0 40 Rotterdam I . . 24 0 0 0 '>4 II .. 65 — 2 18 11 3 4 32 39 7 1 2 29 m • • 8 o o : o 8 T n • • 3 — 1 I — _ ; _ _ 2 34 6 0 0 28 Schiedam .... 127 35 7 25 8 17 13 57 24 8 1 0 15 Hillegersberg. . . 173 36 11 21 2!) 21 9 82 106 12 2 0 Gouda 70 32 3 4 3 8 13 39 4 0 0 1 ft- 4 Schoonhoven. . . 159 22 1 6 21 18 41 72 87 43 , 5 0 39 Woerden k . . , 76 19 11 7 10 11 5 :!2 26 16 1 8 6 Alkemade .... 381 14 11 21 47 31 274 42 18 2 3 19 Dordrecht . ... 349 65 76 81 30 65 18 79 84 18 3 3 60 Oud-Beijerlalul . . 791 114 26 91 128 140 75 331 50 35 0 1 14 Gorinchem. ... 361 10 19 37 83 55 52 115 50 37 3 3 7 Sommelsdijk ... 357 125 12 18 39 28 30 230 105 101 0 0 Amsterdam I. . 76 4 0 10 1 6° • 12 1 0 | 0 11 III 31 5 0 2 24 I>. • • 53 7 8 0 38 V. . 27 9 1 10 17 i> > I . . 3 — 1 2 35 5 16 0 14 r VII . . 22 0 0 0 22 Hilversum .... 39 2 34 3 1 1 31 22 0 2 Haarlem 62 8 7 13 17 6 9 10 102 30 15 6 i 51 Haarlemmermeer . 209 28 4 28 31 26 34 S6 155 13 1 0 141 Beverwijk .... 4:» 54 5 18 42 26 2S 317 69 21 0 0 , 48 Purmerend. ... 44 — 1 4 5 5 11 18 115 3 0 0 112 Zaandam . ... 46 10 1 — 1 4 4 4 33 56 22 4 12 18 Alkmaar 217 9 6 30 86 77 12 6 20 17 0 0 3 Hoorn 138 — — 18 10 22 I 45 ) 43 7 5 ! 2 0 0 Medemlilik.... 161 12 2 35 31 30 25 38 16 13 0 0 3 Den Helder ... 55 22 — 14 15 10 8 8 34 7 1 0 26 Texel 63 5 1 13 21 9 12 7 2 1 0 0 1 | (») Middelburg ... 530 4 38 228 149 41 34 40 6,221 6<12| 0 0|3| 0(71 \llssingen . ... 266 6 8 15 43 74 25 101 3» 109) 17|71| 1(1) 0(3) 20(34) Neuzen 371 52 3 58 42 53 42 173 62,204 ) 2|89) 0(3) 0(22) 1 60190) Hulst 856 2 25 167 210 180 72 '202 0(16 ) 0(9 ) 0(1) 0 016) ®.oei?, lr>7~ 88 290 586 371 248 [ 82 — 60(1681 2l23) 0(8) 0(11) j 57(126) Zienkzee .... 42o 65 23 16 38 50 58 240 407(1711 55(8) 0(5 ) 8(4 ) 344(154) Tholen 624 189 29 152 197 134 20 92 126(7431 O1681 0(1) 0(58) 126,616) I I I I I I I | | || | *) Ontleend aan het Verslag van den Staat der hooge-, middelbare- en lagere scholen «ver 1901—1902. ') De cijfers tusschen boogjes gelden voor 1902 en zijn ontleend aan het Provinciaal Verslag voor Zeeland. Aantal processen-verbaal. Aantal veroordeelingen. Niet vervolgd. Vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging. Nog in onderzoek, i Bijlage C.') KANTONS. Vrijspraak. Dntslag rechtsvervolging. Niet ontvankelijk. Veroordeelingen. BOETEN. f 0.50 ƒ1.-" f 1.50 f2.- f 2.50 J f*- f 4./•ö.-/- io.-; ril.—/15.ri(i.~/2o.— Alfen 31—115;—j 6 - 7 1 2 31 Delft 1 5 3 32 3 7— 6 2 5 2 7 41 Gorinchem .... 3 106 8 59 — 32 — 7 — 109 Gouda 2 14 2 8— 4 16 's Gravenhage . . . 12 6— 77 2 22 — 41 — 10 1 1 95 Leiden 3 4 — 49 521 — 17— 3 1 2 — — 56 Oud-Beierland . . . 20 2 8 — 4 — 4 1 1 20 Ridderkerk . . . . 2 5 — 72 15 54 — 3 — 79 Botterdam I, II, III 6 3 — 84 2 24 — 5 145 — 7 93 Schiedam .... 1 48 5 5- 11 6 5 L3 3 — 49 Schoonhoven . . . —1 4 1 36 615— 6 — 5 — 4 41 Sliedrecht . . . . — 3— 28 42— 9—11 1 1—— 41 Vianen 2 2 — 21 — — — — — 25 Woerden 2 7— 8 3 4 — — 1 17 Amsterdam I—IV . 26 1 — 108 10 36 — 19 — 34 — 8 1 — 135 Haarlem 1 5 — 4923 24— 1 — 1—1— 55 Hilversum . . . . 22 355212— 31— 22 Hoorn 16 1 4— 8— 3 16 Schagen 1 13_ 7— 3_ 2—1 14 Zaandam 11 13 2 5— 3- 2— 1— 24 Oostburg . . . . 1 24 316— 4 — 1 25 Goes 30 — — 21 118— 1— 1 51 Hulst Geen enkele vervolging ingesteld. Middelburg. . . . 1 3— 13 — 5i— 8[ 17 Tholen 5 7— 1 — 4 1 1 12 *) Ontleend aan De Leerplichtwet van Mr. A Kerdijk. ■was om haar aan te pakken. Zoo heeft de jongen een half jaar kunnen rondloopen, en is hij eindelijk teruggekomen om plaats te nemen in een klasse, lager dan 'waarin hij had gezeten. Is de toedracht der zaak, gelijk die hier beschreven is — en ik heb geen reden om daaraan te twijfelen — dan is het hoognoodig, dat van regeeringswege scherpe controle wordt gehouden op de rechterlijke macht, die onwillig schijnt de wet toe te passen." In het Verslag der Plaatselijke Commissie van Toezicht op het Lager Ondericijs te Rotterdam leest men: „Andere hoofden klaagden ernstig over de wijze, waarop aan de uitvoering van de Leerplichtwet de hand wordt gehouden. Naar hun oordeel zijn de vervolgingen te scliaarsch en te langdurig, daar, nadat procesverbaal door den schoolopziener is opgemaakt dikwerf geruimen tijd verloopt, voordat de ouders of verzorgers gerechtelijk vervolgd worden. Het prestige der hoofden wordt geschaad en het aanvankelijk verkregen resultaat zal spoedig weer geheel verloren gaan. Snel en kort recht kan hier alleen de gewenschte uitwerking hebben. Hoe goed de wet werkt, als zij behoorlijk uitgevoerd wordt, blijkt uit deze aanhaling uit het verslag der plaatselijke commissie van toezicht op het Lager Onderwijs te Amsterdam over 1903: „Ik ben in den loop van het jaar stellig 10 maal als getuige bij een proces wegens leerpliclit-ovetrreding voor den kantonrechter geweest. Het willekeurig verzuim, dat liet vorige jaar zeer groot was, is thans belangrijk v ermindei d. Een overzicht der opgelegde straffen geeft bijlage C. Dat de boeten in den regel onvoldoende zijn blijkt uit de antwoorden op vraag 12, waarbij niet eens alle bevestigende Tan gelijke waarde zijn; want, terwijl de eene berichtgever er aan toevoegt: „Een der overtreders werd gestraft met f 5. boete en dit werkte dadelijk uitstekend", zeggen anderen: „het schijnt wel eenigen invloed te hebben," „het zou invloed hebben, als boeten gegeven werden," „in geringe mate, „soms. AVeer anderen schrijven: „De boete weerhoudt de verzorgers niet om de wet te over- boete liun kinders niet naar school zenden, want dat zij (de kinders) meer verdienen dan de boete bedraagt." „Yoor ouders, die hun kinderen exploiteeren door hun loonarbeid (vooral, wanneer die goed betaald wordt, zooals bijv. in het seizoen der ansjovisvisscherij) te doen verrichten, zijn de straffen bepaald onvoldoende." „De straffen zijn van dien aard, dat zij in geen enkel geval het kwaad keeren- Er zijn hier gevallen bekend van een vader, die tot f 1.50 of tot f 3 boete werd veroordeeld en die zijn jongen, meer dan een half jaar thuishield. "Wanneer de kinderen verzuimen, wordt er hier geen schoolgeld betaald. Daar het schoolgeld per week en per kind 10 cents bedraagt, wordt door te verzuimen meestal de boete reeds bespaard. Bovendien verdient zoo'n jongen in het zomerhalfjaar van f 40 tot f 70 + eenige mudden „poters", wat voor een arbeider een niet te verwerpen bijverdienste is." „De hoogste boete bedroeg hier f 2. De jongen, 'wien dit gold, had toen reeds den geheelen zomer door gemiddeld /'2.40 per week verdiend. Geen wonder, dat de ouders daarom lachen." „In vele gemeenten zijn vereenigingen opgericht, welker doel is: het bijeenbrengen van gelden, waarvan óf de boeten betaald worden óf de vrouw van den overtreder tijdens diens verblijf in de gevangenis ondersteund wordt." „De boeten zijn te laag en bij recidive werd onlangs de boete lager gesteld dan bij de eerste veroordeeling." Naast deze klachten afkomstig van het platte land, zijn er ook uit de steden. De commissie tot wering van schoolverzuim te Zaandam schrijft, dat de wet op den leerplicht nog geringe resultaten heeft opgeleverd, wat zeer zeker een gevolg is te achten van de weinig doeltreffende straf, welke zij den onwilligen ouders oplegt. Algemeen zijn naar aanleiding van vraag 14: Hoe is uw oordeel over de termijnen in art. 21 tusschen de overtreding en het optreden der autoriteiten 1 de klachten over de lange termijnen. Slechts 8 van de 151 berichtgevers vinden de regeling goed. Een lmnner vindt dat de kracht der wet door verandering dier termijnen zou verminderen; een ander, dat de 6- X;V ff •wet daardoor scherper zou ■worden. Hieronder volgen een paar opmerkingen van berichtgevers, die de termijnen te lang vinden: „Iemand kan zijn kind eerst zes weken met verlof thuis houden; (hetzij voor welken arbeid, want de aanvragen om verlof voor land- en tuinbouw worden op secretarie afgegeven en de schoolopziener teekent die aanvrage, controle is er niet en misbruik is dus niet uitgesloten* om het op zijn zachtst uit te drukken) op de zes weken verlof kunnen 2 weken vacantie volgen, daarna kan het kind nog, als alles vlug gaat, negen 'weken thuisblijven, voor de aanzegging (art. 21 § -3) komt, of 11 weken voor het eerste proces-verbaal verschijnt, dat is dus een verzuim van 18 weken zonder, of van 20 weken met proces-verbaal, als... alle aanschrijvingen enz. zoo vlug mogelijk plaats hebben. Een proces-verbaal is echter nog geen veroordeeling. Hier althans verzond de schoolopziener half December aan één vader twee verbalen, waarop einde Maart twee veroordeelingen, ieder tot f 0.50 boete volgden. Een slim verzorger, kan dus jaarlijks zijn kind boven de 10 jaar 18 weken ongestraft thuis houden. Zulke verzorgers z\illen er binnen enkele jaren in overvloed zijn."' „Dat op de lange baan schuiven is m.i. een der hoofdoorzaken van het niet bang zijn voor de wet, en is tevens oorzaak dat de leerlingen, die na het einde van een cursus niet leerplichtig meer zullen zijn de laatste 2, 3, 4 zelfs 5 a 6 maanden ongestraft veel, zeer veel verzuimen. Practisclie ervaring!" „Die heele zaak schijnt mij veel te omslachtig. Ik vrees, dat men met de aanmaningen van den schoolopziener en de commissiën mettertijd den draak zal zien steken. Mij dunkt het moest kunnen gaan als bij de waterschapsbesturen. Dij het constateereu van overtredingen leggen die boeten op volgens hunne reglementen. Betalen dc overtreders, dan is alles afgedaan; anders komt de kantonrechter er bij te pas, wat betrekkelijk zelden gebeurt. Het recht, dat in dezen de waterschapsbesturen hebben, zou ik aan de commissiën ter bestrijding van schoolverzuim wenschen toegekend te zien. Als secretaris van een waterschap weet ik, hoe snel en practisch dat recht werkt." 6* Een der commissiën tot wering van schoolverzuim in '8 Gravenhage zegt, „dat, willen de aanmaning en waarschuwing een meer afdoend gevolg hebben dan bij andere wetten het geval is, de termijn van zes maanden, bedoeld in art. 21 § 2 te lang is, daar in de meeste gevallen de tijd, tussehen de verzuimen verloopen, zoo groot is, dat zij, welke de verzuimen begaan, de portee van hun handelingen niet meer kunnen begrijpen. • De commissie te Schiedam deelt mede, dat haar buurten bekend zijn, waar onverschilligheid van onwilligen en de trage gang der bestraffing de halfslachtigen verleidt en bederft. In één straat met nog geen 20 gezinnen moest door haar 12 maal een geval van ongeoorloofd verzuim behandeld worden. Een der commissiën in Rotterdam constateerde: „In enkele gevallen kwam het voor, dat de onjuiste voorstellingen door de aansprakelijke personen gegeven een gevolg waren van de groote tijdruimte, die ten gevolge der bij de wet gestelde termijnen tussehen het plegen der verzuimen en het verschijnen voor onze commissie verliep en waardoor men zich de juiste redenen van het verzuim niet meer wist te herinneren. Ten slotte volge hier de beschouwing van een vader tegenover het hoofd der school: „Dus, meester! ik gebruik die GO schooltijden: voor half Juni doen ze me niks. Dan een kaart, voor de commissie, dan zoo'n groot papier, zoo wordt het September. Er kan dus hoogstens één vonnis vallen voor den winter, mijn jongen heeft dan f GO verdiend en daar moet dan maar f -5 af." Bij vraag 13: Indien uw antwoord op de vragen 8, 9 en 11 ontkennend moet zijn, welke is dan de vermoedelijke oorzaak van het niet nakomen der wet ?, worden niet veel oorzaken opgegeven, die niet reeds genoemd zijn. Toch zijn er eenige: Men vindt de administratie te ingewikkeld, het aantal termijnen te groot; volgens den een zouden de waarschuwingen, volgens den ander de commissiën tot wering van schoolverzuim, volgens een derde de aanmaning kunnen wegvallen om sneller recht te krijgen. Een andere berichtgever gelooft, dat de commissie tot wering van schoolverzuim actiever zou wezen,