RAPPORT VAN DE COMMISSIE VAN ONDERZOEK BENOEMD IN DE ALGEMEENE VERGADERING VAN DE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ VAN ZEKERHEIDSTELLING VOOR AMBTENAREN EN BEAMBTEN GEHOUDEN TE AMSTERDAM DEN 29STEN JANUARI 1906. II TOESTAND VAN HET HOOFDKANTOOR EN VAN - - HET HOOFDAOENTSCHAP TE BRUSSEL - - REORGANISATIEPLANNEN. DRUK VAN J. H. DE BUSSY, AMSTERDAM. RAPPORT VAN DE COMMISSIE VAN ONDERZOEK BENOEMD IN DE ALGEMEENE VERGADERING VAN DE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ VAN ZEKERHEIDSTELLING VOOR AMBTENAREN EN BEAMBTEN GEHOUDEN TE AMSTERDAM DEN 29STEN JANUARI 1906. II TOESTAND VAN HET HOOFDKANTOOR EN VAN - - HET HOOFDAGENTSCHAP TE BRUSSEL - - REORGANISATIEPLANNEN. DRUK VAN J. H. DE BUSSY, AMSTERDAM. RAPPORT VAN DE COMMISSIE VAN ONDERZOEK BENOEMD IN DE ALGEMEENE VERGADERING VAN DE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ VAN ZEKERHEIDSTELLING VOOR AMBTENAREN EN BEAMBTEN GEHOUDEN TE AMSTERDAM DEN 29STEN JANUARI 1906. II TOESTAND VAN HET HOOFDKANTOOR EN VAN - - HET HOOFDAGENTSCHAP TE BRUSSEL - - reorganisatieplannen. DRUK VAN J. H. DE BUSSY, AMSTERDAM. Ten vervolge op het reeds gepubliceerde rapport over de buitenlandsche kantoren, volgt hier een verslag omtrent de zaken der maatschappij te Amsterdam, met haar filiaal te Brussel. AANDEELENKAPITAAL. Het aandeelenkapitaal bedraagt f 5.000.000, waarvan op 31 Dec. 1905 nog ongeplaatst was ƒ1.100.000. Van de geplaatste aandeelen zijn voor een bedrag van f 200.000, volgestort volgens de statuten. Onverplicht volgestort werd voor een bedrag van f 32.000, terwijl op de overige 10 % of f 366.800 is gestort. Het totaal bedrag, waarvan nog geene storting is geschied, is f 3.301.200. Van het zooeven als ongeplaatst vermeld bedrag zouden, volgens eene door den president-commissaris gedane mededeeling, gesteund door een aan hem gericht schrijven in de tweede helft van December 1905 nog voor ƒ 700.000 geplaatst zijn, hetgeen echter door den beweerden nemer dezer aandeelen wordt ontkend. Op 31 Dec. 1905 waren de aandeelen verdeeld als volgt: 52 aandeelhouders van 1 aandeel 52 56 „ „ 2 aandeelen 112 27 „ „3 „ 81 22 „ „4 „ 88 53 „ „5 „ 265 18 „ „6 108 15 ,) >) 7 ,, . 105 Transporteeren ... 811 Transport ... 811 14 aandeelhouders van 8 aandeelen 112 8 „ „9 72 35 „ „10 350 9 „ „11 „ 99 5 „ „12 „ 60 4 „ „13 „ 52 6 „ „14 „ 84 6 „ „15 „ 90 2 „ „16 32 3 „ „17 „ 51 4 „ „18 72 4 „ „19 „ 76 9 „ „20 „ 180 5 „ „21 105 2 „ „22 44 3 „ „23 „ 69 7 „ „25 175 1 „ „29 „ 29 3 „ „30 „ 90 1 „ „32 „ 32 3 „ „33 „ 99 1 „ „34 „ 34 1 „ „35 35 2 „ „40 „ 80 1 „ „42 „ 42 1 „ „44 44 12 „ „50 „ 600 1 „ „60 60^ Totaal . . . 3679 Aandeelen aan toonder (onverplicht volgestort). . 21 Volgens statuten volgestorte aandeelen 200 3900 De heer Le Fèvre de Montigny is houder van 18 aandeelen, terwijl zijn echtgenoote 21 en zijn kinderen te zamen 16 aandeelen bezitten. In het bezit der maatschappij zijn drie volgestorte aandeelen aan toonder, alsmede 30 a.mdeelen op naam, waarop 10 °/f) is gestort. ') Het zal moeilijk zijn aan dit minder gewettigd bezit thans een einde t3 maken. Feitelijk vermindert dit het aantal uitstaande aandeelen. Verschillende aandeelen zijn door overdracht in handen der tegenwoordige houders gekomen. Voor zoover is na te gaan zijn de oorspronkelijke vennooten, die aandeelen hebben overgedragen, niet van hunne verantwoordelijkheid ontslagen. Bij de oprichting werden vijftien oprichters-aandeelen uitgegeven, recht gevende op een winst-aandeel volgens art. 16 der statuten. Deze aandeelen werden afgegeven aan de Heeren: Le Fèvre de Montiuny, L. J. van \ erre, D. de jongh vax POLSBROEK, C. FlEDDERUS en C. J. Schouten ieder drie. Op initiatief van den Heer Ferf, die niet lang geleden zulk een aandeel voor een belangrijk bedrag van den gewezen directeur had gekocht, hebben commissarissen van de nog in hun bezit zijnde oprichters-aandeelen afstand gedaan ten behoeve der maatschappij. De oprichtersaandeelen van de Heeren Ferf, van '\ erre en de Jongh van Polsbroek zijn reeds ontvangen. Die van den Heer Schouten zijn door den Heer Ferf gekocht en om niet aan de Maatschappij afgestaan. Een ander oprichtsrsaandeel, dat door den Heer van Verre was verkocht, is door den houder welwillend afgestaan om de reorganisatie te vergemakkelijken. Die, welke vroeger aan den ontslagen 1) Van deze 80 aandeelen staat één ten name van den Heer G. A. de Graaf, secretaris der directie en staan 29 ten name van den Heer C. D. van Vliet, ambtenaar van de Hollandsche Hypotheekbank. Deze aandeelen zijn ten kantore aanwezig en daarbij zijn in blanco geteekende oversclirijvingsbiljetten gevoegd. directeur behoorden waren op 31 December in het bezit der maatschappij. Dientengevolge zijn thans 12 oprichtersaandeelcn op de maatschappij overgegaan. De bereidwilligheid van commissarissen en van bedoelden houder afstand te doen van hun rechten te dien aanzien en vooral de krachtige medewerking van den Heer Ferf verdienen een woord van waardeering. VERGADERINGEN VAN AANDEELHOUDERS. De vergaderingen van aandeelhouders werden overeenkomstig de statuten gehouden. Formeel is te dezen aanzien alles in orde. Toch hebben de aandeelhouders reden zich te beklagen over de wijze, waarop hun de noodige inlichtingen over de hoofdzaak van het bedrijf der vennootschap, de inrichting en den toestand der buitenlandsche kantoren, stelselmatig werden onthouden. Daar de commissie de fout, die ten aanzien der buitenlandsche bedrijven tegenover aandeelhouders begaan werd, reeds in haar eerste rapport behandelde, kan zij op dit punt verder met eene verwijzing naar dat rapport volstaan. Zij mag intusschen niet verhelen, dat indien de aandeelhouders zich wat weetgieriger hadden betoond, het bestuur zijn stelsel van geheimzinnigheid omtrent „des Pudels Kern" niet had kunnen volhouden. Hebben aandeelhouders uit dezen hoofde reden tot zelfverwijt, met nog meer recht mogen zij het der commissie uit hun midden, die jaarlijks ingevolge art. 24 der statuten werd benoemd om te rapporteeren over balans en winst- en verliesrekening, tot een grief maken, dat deze bij haar onderzoek — dat beneden de laagste eischen gebleven is — geene overlegging van de buitenlandsche bescheiden heeft verlangd. Door de wijze, waarop deze commissie haar taak uitvoerde, of liever niet uitvoerde, werd de bedoeling van art. 24 der statuten geheel verijdeld. Zonder twijfel rust op deze commissie in verband met het groot aantal onregelmatigheden, dat bij een behoorlijk onderzoek niet bedekt had kunnen blijven, eene niet geringe moreele verantwoordelijkheid. DIRECTIE. De Directie was in handen van één directeur, J. J. Lefèvre de Montigny ') en een adjunct-directeur, G. A. F. Zaal. De eerste had tevens den titel van gedelegeerd commissaris der buitenlandsche maatschappijen, ook waar deze titel in de statuten dier maatschapijen niet bekend was. De adjunctdirecteur was tevens lid van de directies der buitenlandsche maatschappijen, behalve te Parijs, waar hij délégué van den conseil d' administration was. De leiding der zaken berustte feitelijk geheel bij den directeur, die in overeenstemming met art. 21'der statuten omtrent gewichtige aangelegenheden steeds overleg pleegde met den president-commissaris. De werkzaamheid van den adjunct-directeur bestond voor een groot deel van het jaar in het waarnemen deifuncties van met verlof of anderszins afwezige buitenlandsche directeuren en het uitoefenen der in het eerste rapport vermelde kascontrole. Te Amsterdam waren zijne werkzaamheden geheel van administratieven aard. Met de geldelijke aangelegenheden had hij niet te maken. Zijn werk bestond vooral in de behandeling der assurantiezaken en van de correspondentie met de buitenlandsche kantoren. Ook bij afwezigheid van den directeur had hij geen toegang tot kluis of brandkast. In werkelijkheid was zijne positie niet in overeenstemming met zijn titel. Bij zijn afwezigheid werden zijne i) Het onderzoek leverde eigenaardige moeilijkheden op, omdat6 % obligaties N". 572, terwijl Xfl. 717 11a de vorniotiging der andere opgekomen is. Dit laatste nummer is onbruikbaar gemaakt en ten kantore aanwezig. doeleinden binnen de grenzen der statuten. Zelfs hebben sommigen hunner niet geschroomd voor zich of ten behoeve van met hen bevriende personen of instellingen tijdelijk gebruik te maken van de middelen, die de maatschappij zich gemakkelijk verschafte, dank zij het groote vertrouwen, dat zij genoot. Bij het gebrek aan toezicht van de zijde der overige commissarissen is het begrijpelijk, dat bij deze niet het minste vermoeden omtrent frauduleuze handelingen van den directeur is gerezen. Hoe de president-commissaris tot het eind toe zulk een blind vertrouwen in den directeur kon aan den dag leggen, niettegenstaande hij wist, dat er door dezen verschillende handelingen werden gedaan, die zonder frauduleus te zijn, toch met een richtig beheer niet strookten, zou onverklaarbaar zijn, indien de houding van den president-commissaris zelf tegenover de maatschappij volkomen correct ware geweest. Overwogen dient te worden in hoeverre commissarissen aansprakelijk zijn voor de schade, die zij door hunne nalatigheid in de uitoefening van het hun bij de statuten opgedragen toezicht, aan de maatschappij hebben berokkend. PERSONEEL. Eene eigenaardige plaats onder het personeel werd ingenomen door den secretaris der directie, die — gelijk reeds werd medegedeeld — onder den directeur het financieel beheer voerde. Nadat de hoofdboekhouder dezen ambtenaar had in kennis gesteld met het feit, dat er meer coupons waren betaald, dan er volgens de boeken verschuldigd waren, werd door hem in November j.1. de commissaris Ferf gewaarschuwd, waardoor de maatschappij voor nog grooter schade werd behoed. De commissie mag niet verhelen, dat het haar bevreemdt, dat deze ambtenaar, die reeds een tiental jaren geleden eene frauduleuze handeling van ernstigen aard van den directeur ontdekt had, gedurende de tusschenliggende jaren geene verdere malversatiën heeft kunnen constateeren. Hieromtrent werd hij door de commissie meer dan eenmaal ernstig ondervraagd. Bij die gelegenheid voerde hij aan, dat hij indertijd niet den moed gehad had den directeur en zijn gezin ongelukkig te maken, te minder daar het vergrijp weder was goed gemaakt. In later jaren had hij steeds gemeend, dat alles in orde was, vooral daar hij waarnam dat de directeur, die ieders vertrouwen genoot, bovendien de zaken der maatschappij geregeld met den presidentcommissaris behandelde. Daarbij kwam, dat alle gedachten aan oneerlijke bedoelingen verdwenen was, sedert de Directeur op een wijze, waarvan iedereen dupe werd, den schijn wist aan te nemen van een buitengewoon vermogend man. De commissie meent dan ook dat deze ambtenaar niet mag worden verdacht van medewetenschap van de later gepleegde malversatiën. De secretaris is der commissie bij haar onderzoek van veel dienst geweest door zijn groote kennis van de zaken der maatschappij. LOKALITEIT. De lokaliteit der maatschappij is in zoover voor het doel niet al te geschikt, dat van uit de directie-kamer geen toezicht over het personeel te houden is. Overigens is zij zeer voldoende. De lokaliteit is gehuurd van de Hollandsche Hypotheekbank voor ƒ1800 per jaar. Die huur loopt tot Mei 1911 ; de Maatschapppij heeft echter het recht van onderhuur. VERHOUDING TOT HET FILIAAL TE BRUSSEL. Het agentschap te Brussel, dat in 1899 werd geopend, staat onder de leiding van twee personen met den titel van „hoofdagenten". Deze bezitten geene zelfstandigheid. Alle posten moeten te Amsterdam worden goedgekeurd en alle contracten en quitanties worden door den directeur te Amsterdam geteekend. Het houden van boeken werd den hoofdagenten uitdrukkelijk verboden, zoodat te Brussel slechts de meest noodzakelijke staten worden bijgehouden, terwijl de eigenlijke boekhouding geschiedt ten kantore te Amsterdam. Hierin zal spoedig verandering moeten komen, daar de Belgische wetgeving uit fiscale overwegingen de aanwezigheid van verantwoordelijke leiders en de aanwezigheid van een eigen boekhouding in België zelf gaat voorschrijven. Het toezicht van uit Amsterdam bestond slechts in een jaarlijksche kasopneming. Na 1904 is geen der Amsterdamsche heeren meer ten kantore te Brussel geweest. Effecten of coupons zijn te Brussel niet in voorraad. De kas, die ten kantore aanwezig is, bedraagt in den regel niet meer dan frs. 7000. De hoogere bedragen worden gestort bij de Banque de Paris et des Pays-Pas. Het hoofdagentschap had de bevoegdheid over frs. 5000 per dag te disponeeren. Dit is eenigen tijd geleden verhoogd tot frs. 10.000 om tijdverlies bij storting van voorloopige cauties ten behoeve van inschrijvers bij publieke aanbestedingen te voorkomen. De brandkast, waarin de kas wordt bewaard, heeft slechts één slot met twee sleutels, waarvan tot aan het bezoek der commissie ieder der agenten er één bad. De commissie heeft als haar oordeel kenbaar gemaakt, dat op deze wijze geen van beiden de verantwoordelijkheid draagt en dat, zoolang geen twee ongelijk werkende sloten zijn aangebracht, één van beide agenten de beide sleutels behoort te hebben. WERKKRING Aanvankelijk bestond de werkkring uitsluitend in het stellen van cauties voor ambtenaren en beambten van den staat, van gemeenten en van enkele groote maatschappijen. Hierin kwam eene belangrijke verandering, toen bij de wet van 14 Juli 1898 (S. 180) werd bepaald, dat borgtochtplichtige ambtenaren hun borgtocht konden stellen behalve door het geven van zakelijke zekerheid, door middel van borgtochten, hetzij van door hen te vormen onderlinge vereenigingen, hetzij van naamlooze vennootschappen. Daar de maatschappij de borgtochten der rijksambtenaren niet geheel wilde verliezen, moest zij zich voegen wel naar den nieuwen toestand, die door deze wet werd in het leven geroepen. Overeenkomstig de wet werd door haar een onderpand aan den staat gegeven, dat — eveneens overeenkomstig de wet — ten deele uit eene inschrijving in het Grootboek der Nat. Schuld, ten deele uit effecten bestaat. Dit onderpand bedroeg op 31 Dec. 1905, ƒ 100 000 in effecten, waaronder ƒ50.000 4 pCt. obligatiën van de Holl. Hypotheekbank en eene inschrijving in het 2' 2 °/0 Grootboek van /'120.000 Dit laatste wordt voor 80°/0 van de nominale waarde, de effecten worden voor iets meer dan 90 °/0 van den beurskoers als onderpand aangenomen. Het geheele onderpand had dus vóór de catastrophe eene officieele waarde als zoodanig van omstreeks ƒ 186.000; hiervoor mocht, volgens de wet, de maatschappij vijfmaal dat bedrag aan borgtochten voor rijksambtenaren sluiten of ƒ930.000. Op 31 December jl. was op dit onderpand afgesloten een bedrag aan borgtochten van ƒ904,954.65. Tengevolge van de op zich zelf zeer te billijken geringheid van het surplus, zal in verband met de daling in waarde der pandbrieven van de Hollandsche Hypotheekbank gerekend moeten worden met een te verwachten aanvraag om suppletie van de zijde van den Staat. Daar het gedeelte van het onderpand, dat de maatschappij in inschrijving Grootboek stelt, tegenover de rente, die zij aan hare obligatiehouders heeft te betalen, een renteverlies oplevert, was het niet zeer „kaufmannisch" een hooger gedeelte dan de wet vereischt (d. w. z. -;■) in inschrijving Grootboek te stellen. Gerekend over de totale otficieele waarde van het onderpand werd omstreeks ƒ 27000 nominaal meer dan noodig was in inschrijving Grootboek gesteld. Na aftrek van de assurantie-premie ontvangt de maatschappij van de borgtochten van rijksambtenaien /4 pCt. Over (rond) ƒ 905,000 geeft dit een jaarlijksche inkomst van f 2.262,50: hiervan ging af aan renteverlies over de inschrijving Grootboek omstreeks ƒ 770 en aan bewaarloon \ooi de ett'ecten, verschuldigd aan den Staat, omstreeks ƒ 50. —, zoodat deze branche een bruto-o ver schot oplevert van ruim ƒ 1430.-. Belast men haar met een evenredig deel der algemeene onkosten, dan sluit zij met een niet onbelangrijk verlies. Het schijnt, dat directie en commissarissen zicli hiervan nimmer rekenschap hebben gegeven. Daar het niet wel mogelijk is van de borgtochtplichtige ambtenaren met kans op succes eene hoogere premie te vragen dan Va %- zal het °Pgeven van dezeu tak van bedrijf ernstig moeten worden in overweging genomen; vooral daar zij een belangrijk deel van den arbeid van het personeel in beslag neemt en dit, bij het wegvallen van dezen tak, in aantal zou kunnen worden verminderd. Behalve voor de rijksambtenaren werden door de maatschappij reeds spoedig ook voor ambtenaren van gemeenten en gemeentelijke banken van leening borgstellingen % erstrekt. Daarnevens loopen nog steeds zakelijke borgstellingen ten behoeve van hypotheek-bewaarders en collecteurs der Staatsloterij, op wie de borgtochten-wet niet van toepassing is, alsmede van enkele gewone rijksambtenaren, die van deze wet geen gebruik maakten. Het totaal der zakelijke borgstellingen voor publiekrechtelijke ambtenaren was op 31 Dec. jl. + ƒ400,000. In de eerste jaren stelde de maatschappij ook voor een niet onbelangrijk bedrag aan borgstellingen ten behoeve der rekenplichtige ambtenaren onzer groote spoorwegmaatschappijen. Ongeveer terzelfder tijd, dat de Staat den last der borgstellingen voor hare rekenplichtige ambtenaren aanmerkelijk verlichtte, braken de spoorwegmaatschappijen geheel met het stelsel van borgstellingen. Hierdoor verloor de maatschappij een niet onbelangrijk deel van hare portefeuille. In 1902 trachtte de maatschappij een compensatie te vinden door het stellen van borgtochten ten behoeve van accijnsplichtigen aan wie voor verschuldigden accijns crediet wordt verleend. Om dit bedrijf te kunnen aanvatten werd een overeenkomst gesloten met den Minister van Financiën, in hoofdzaak geschoeid op de leest der borgtochtenwet. Yolgens die overeenkomst stortte de maatschappij een onderpand bij den Staat van ƒ 300.000 in effecten en ƒ 200.000 inschrijving in het 3 pCt. Grootboek; door latere ruiling werd dit onderpand nog verhoogd. Dit werd door den Staat voor f 474.000 als onderpand aangenomen. De maatschappij zou vijfmaal dit bedrag of /' 2.370.000 voor borgtochten ten behoeve van accijnsplichtigen mogen stellen. In werkelijkheid was op 31 Dec. j.1. voor f 770.600 aan deze borgtochten afgesloten, zoodat het onderpand in verhouding tot de borgtochten veel te groot was. Ware de verlangde verhouding beter in acht genomen, dan had deze branche een matige winst kunnen opleveren. 2 Na aftrek der assurantie wordt van deze borgtochten jaarlijks ontvangen ongeveer 7/8 pCt. Over rond ƒ 800.000 maakt dit f 7000. Hiervan behoefde, behalve het bewaarloon ten behoeve van den Staat van 1 '2 0 0o (^er verpande effecten of omstreeks ƒ150, slechts in mindering te komen een renteverlies van ± f 270 over ƒ 35.000 inschrijving 3 pCts. Grootboek. In werkelijkheid werd echter een renteverlies van ƒ 1520 geleden over ƒ 200.000; m. a. w. er werden ongeveer f 1250 onoordeelkundig weggeworpen. Daar op de effecten, voor zoover zij boven pari stonden, eveneens een klein renteverlies geleden werd en hiervoor bovendien, voor zoover zij overvloedig gedeponeerd waren, onnoodig bewaarloon werd betaald, werd de winst, die op dit deel van het bedrijf had kunnen worden behaald, door roekeloosheid met ongeveer >/4 verminderd. Brengt men een evenredig deel der algemeene onkosten in rekening, dan levert ook deze branche verlies op. Op aandringen der Commissie werd den Minister van Financiën teruggaaf van een deel van het gedeponeerde onderpand gevraagd. Hierop werd eene gunstige beschikking ontvangen. Er zal overwogen dienen te worden of door eene kleine verlaging van de premie dit onderdeel van het bedrijf niet voor uitbreiding vatbaar is. Van vóclr 1902 dagteekenen enkele zakelijke borgstellingen ten behoeve van accijns-plichtigen ten bedrage van ƒ 38.566,50°. Voorts werden enkele borgstellingen verstrekt ten behoeve van geëmployeerden van bijzondere personen of vennootschappen. Deze worden, voor zoover zij in zakelijke onderpanden gesteld worden, in den regel gedeponeerd bij de Kasvereeniging. Het bedrag hiervan was (met inbegrip van de persoonlijke) op 31 Dec. j.1. ƒ 136.614,38. Er blijkt hieruit reeds, dat er borgstellingen zijn waar- voor de maatschappij persoonlijk aansprakelijk is. Bij de verzekering zal hierop worden teruggekomen. Sedert eenige jaren werden — overeenkomstig art. 2 en 3 der statuten — ook wel kleine voorschotten gegeven aan ambtenaren en anderen. De rente, die gevraagd werd, was zeer verschillend; zij schommelde in den regel tusschen 4 en 6 pCt. Er kwam zelfs een renteloos voorschot voor! Gelukkig heeft de voorschottenafdeeling geene groote proportiën aangenomen. Op 31 Dec. j.1. stond aan kleine voorschotten nog een bedrag van ruim ƒ 4000.— open. Tot zoover de werkzaamheden der maatschappij binnen de grenzen der statuten. Er werden echter ook talrijke transactiën gesloten die buiten den statutairen werkkring der maatschappij lagen. Den overgang tusschen de statutaire en extra-statutaire werkzaamheden vormen de beleggingen van gelden op prolongatie bij verschillende bankiers. Voor zoover deze prolongaties werden gesloten tot tijdelijke belegging van beschikbaar kasgeld, valt daartegen niets aan te voeren en behooren zij thuis onder een ordelijk finantieel beheer. Er stonden echter herhaaldelijk en voor langeren tijd groote bedragen op prolongatie uit, die, tegenover de 4 pCt. welke voor het aldus belegde geld aan obligatiehouders moesten worden betaald, groote renteverliezen opleverden. Immers de gemiddelde prolongatierente bedroeg in de jaren sedert 1900 niet meer dan: 3.96 — 3.66 — 3.70 — 3.84 — 2.82 en 2.75°/0. Zonder tijdroovende en thans vrijwel nuttelooze berekeningen, is het bedrag der op deze wijze veroorzaakte verliezen niet vast te stellen. Het spreekt van zelf, dat deze bron van verlies in het vervolg gestopt zal moeten worden. Zonderling was ook eene verhuring van obligaties der maatschappij aan een particulier voor een zeer aanmerkelijk bedrag op overigens zeer voldoend onderpand van op naam staande fondsen. Hoewel de transactie voor de maatschappij geen gevaar opleverde trad het bestuur met het sluiten daarvan zeker buiten de grenzen der statuten. De reden der bovenvermelde prolongaties moet waarschijnlijk gezocht worden in de zucht het bedrijf grooter te doen schijnen dan het was. Bij de afsluiting der boeken werden prolongaties en beleeningen — waarover aanstonds — naar borgstelling overgebracht. Op zijn minst genomen, werd aan die zucht langs dezen weg op ietwat kostbare wijze voldaan. Naast de prolongaties aan derden trekken die aan commissarissen de aandacht. De heer Ferf sloot zulke prolongaties geen enkele maal. De commissaris Fledderus komt slechts zeer enkele malen als geldopnemer voor, en het schijnt, dat die enkele malen door den directeur nog misbruik werd gemaakt van zijn naam. Dit misbruik van den naam van een der commissarissen werd, naar ons werd medegedeeld, door den directeur ook gepleegd ten aanzien van den commissaris de Jongh v. Polsbroek. Deze heeft echter ook zelf wel prolongatieposten gesloten, die thans alle zijn afgeloopen. De commissie heeft geen reden er aan te twijfelen, dat de heer de Jongh v. Polsbroek steeds voldoende onderpand gaf. ^ oor een bij het bekend worden der catastrophe nog loopenden post, werd — volgens verzekering van den heer Ferf — bij de opening van de kluis een meer dan voldoende onderpand gevonden. Een ernstiger grief heeft de commissie tegen den presidentcommissaris. Deze heeft sedert 1892 voortdurend prolongaties gesloten. De commissie heeft niet de o\ ertuiging kunnen krijgen, dat hij daarvoor voldoende onderpand gaf. De president-commissaris verzekerde met nadruk, dat dit wel] geschied was, maar hij moest erkennen, dat hij de onderpanden van de twee posten, die eerst na de catastrophe door hem afgelost werden en die reeds sedert eenige jaren liepen, toevallig zelf onder zich had gehad. In hoe onschuldige woorden het feit, dat er voor deze leeningen geen onderpand aanwezig was, ook werd bemanteld, toch moest de commissie hieruit besluiten tot een ernstigen twijfel of de vroeger afgeloste prolongaties wel op reëele wijze behandeld waren. De grief van meermalen geld op prolongatie te hebben opgenomen, zonder dat eenig bewijs aanwezig is van de daarvoor gestelde onderpanden, geldt ook ten aanzien van den heer Van Verre Jr. voor den korten tijd van zijn adjunctdirecteurschap. Natuurlijk zou hieromtrent eigenlijk geen twijfel moeten kunnen bestaan. Boeken, voor de aanteekening van gesloten prolongaties, werden echter niet gehouden. De directeur hield het personeel bovendien, uit kieschheid tegenover commissarissen (!) geheel buiten kennis van de door dezen gegeven onderpanden. Voor een gewetenloozen directeur was deze wijze van door het zoogenaamd sluiten van prolongaties zich waarden van de maatschappij toe te eigenen, maar al te gemakkelijk. Het deficit uit dezen hoofde bedraagt ƒ 119.000, waaronder ƒ 10.000 voor eene onafgeloste prolongatie ten name van C. Fledderus, die echter door dezen ontkend is. Ook de beleeningen en hetgeen onder deze benaming geboekt werd, geven aanleiding tot ernstige grieven, niet alleen tegenover den ontrouwen directeur. Geheel buiten de statuten om werden aan personen of maatschappijen met wie de directeur op vriendschappelijken voet stond, hypotheken verstrekt. Aan een visscherij-maatschappij, waarvan een zoon van den president-commissaris, commissaris was, werd geld verstrekt onder verband van visschers-vaartuigen en met persoonlijke borgtocht van den directeur, den presidentcommissaris en diens zoon. De Heeren Van Verre hebben na het bekend worden der catastrophe voor de geheele aflossing van dezen post gezorgd. Zelfs werden grootboek-kapitalen gekocht, belast met vruchtgebruik. Het spreekt wel van zelf, dat de maatschappij er in het geheel niet op was ingericht dergelijke zaken te drijven en dat zij bij het zich begeven op terreinen, die haar vreemd waren en vreemd hadden behooren te blijven, niet juist de room der onderpanden ontving. Verliezen hierop zijn dan ook niet uitgebleven. Het minst gelukkig was de maatschappij wel met hare beleeningen aan de N. V. „Rotterdamsche Houthandel", waarvan de directeur in den raad van commissarissen, zitting hadden. Aan deze maatschappij werden door den directeur op eigen naam, doch met geld van de maatschappij twee bedragen ter leen verstrekt tot een totale som van ƒ 75.000.— Van deze leeningen werd, naar ons werd verzekerd, een terugbetaald aan den directeur, die echter de afgeloste som niet aan de maatschappij verantwoordde. Ditzelfde geschiedde met een bedrag van ƒ 25.000, dat terugontvangen werd van een anderen debiteur. De tweede leening van den „Rotterdamschen Houthandel" staat nog open, maar hoewel het bedrag daarvan uit de kas der maatschappij werd verstrekt, staat zij ten name van den heer de Montigny persoonlijk, zoodat zij een bate vormt van diens boedel. Zeer ongelukkig was de maatschappij ook met een leening van ƒ 37.000 die de directeur eveneens op eigen naam doch met geld van de maatschappij aan een hem bevriend persoon verstrekte en die als waardeloos moet worden afgeschreven. Niet minder schadelijk zijn twee leeningen door den directeur, naar deze schijnt te hebben erkend, valschelijk op naam van den heer de Jongh v. Polsbroek gesloten, doch ten eigen bate aangewend. De schade die hierdoor geleden wordt bedraagt ƒ60.000. — Hadden sommige commissarissen niet de slechte gewoonte gehad zich met prolongaties en beleeningen ten eigen behoeve in te laten, dan zou de directeur het zeker niet ffewaaerd CT Ö hebben aldus misbruik te maken van hun naam en met eene dusdanige dekking tegenover het personeel, de maatschappij te bestelen. Een zeer zonderlinge beleeningspost werd in 1898 gesloten op naam van den directeur, diens vader, den toenmaligen adjunct-directeur (den heer van Verre Jr.) en de gezamenlijke commissarissen, behalve den heer Feu f, ten bedrage van f 29.000, welk bedrag niet is terugbetaald. Het onderpand bestond in oprichtersaandeelen der Utrechtsclie Bouwmaatschappij. Commissarissen, die het beleeningscontract. dat van dezen post aanwezig is, ook niet geteekend hebben, ontkennen dezen post geheel en verklaren er niets van af te weten De commissie acht dit aannemelijk. Alleen ten aanzien van den president-commissaris heeft zij ernstigen twijfel. Het contract toch, waarbij de directeur voor de genoemde personen geld opnam, werd voor de maatschappij geteekend door den toenmaligen adjunct-directeur, een zoon van den president-commissaris. Het schijnt onaannemelijk, dat de directeur het zou hebben gewaagd zonder medeweten van den vader een contract met den zoon als vertegenwoordiger der maatschappij af te sluiten, waardoor vader en zoon beiden voor zulk een belangrijk bedrag niedeaansprakelijk werden, en even onaannemelijk, dat — als hij dit toch gewaagd had — de zoon zijn vader daarvan onkundig zou hebben gelaten. Er is zeker alleszins reden tot ernstige overweging of de heeren Van Verre Jr. en Sr. niet kunnen worden aangesproken tot dekking althans van een evenredig deel van het op dat contract geleden verlies. WERKKRING VAN HET KANTOOR TE BRUSSEL. De werkkring te Brussel bestaat uitsluitend in het geven van cauties ten° behoeve van ambtenaren en van aannemers van werken en leveranties voor openbare lichamen. De ambtenaarscauties worden gegeven voor ambtenaren van den staat, gemeenten, de Compagnie des chemins de fer vicinaux (een half-ofticieele maatschappij) en openbare banken van leening. Alle cauties voor openbare lichamen ook die voor de gemeenteambtenaren worden gestort bij de Banque Nationale met uitzondering van die in de provincie Henegouwen Laatstbedoelde worden gestort in de provinciale kas. De cauties voor ambtenaren van de banken van leening worden gestort bij die banken zelf, die gemeentelijke instellingen zijn. 3 De cauties worden alle in baar gesteld. De Banque Nationale vergoedt 21/. pCt., de bank van leening 4 pCt. De branche der entrepreneurscauties werd ter hand genomen in 1903. Om bij de invoering hiervan van advies te dienen werd, nadat aan een der te Brussel werkzame hoofdagenten geweigerd was zich in Berlijn op de hoogte te stellen, de Heer ISENKü uit Weenen gezonden, die noch Fransch, noch Nederlandsch verstaat. Geen der leden van het hoofdkantoor kwam voor deze zaak persoonlijk naar België. Het onderzoek geschiedde door de beide hoofd-agenten met den directeur der Nationale Borg Maatschappij. Als entrepreneurscauties worden gesteld: cautions préalables en cautions définitives. Voor de cautions préalables werd oorspronkelijk berekend l1 j pCt. voor de eerste maand of gedeelte daarvan. De hoofd-agenten maakten tegen deze hooge provisie bezwaar en stelden voor die terug te brengen op */4 pCt. Zonder opgaaf van eenig motief, werd toen uit Amsterdam deze premie gereduceerd tot 3/8 pCt. Men had bij eene eenvoudige berekening kunnen nagaan, dat bij dit tarief de cautions préalables een verlies moesten opleveren en dat dit slechts in de minderheid der gevallen, waarin aan den voorloopig gecautioneerde het werk gegund werd, werd ingehaald. De hoofd-agenten konden het bedoeld verlies niet nagaan, aangezien zij stelselmatig onbekend werden gehouden met de lasten, die op het bedrijf drukten. Deze cauties worden meestal in baar — en slechts bij uitzondering in effecten gesteld. Het eventueele koersverschil op de effecten is voor rekening van den contractant Een eigenaardigheid is dat de vervaldagen niet op enkele algemeen bepaalde data vallen, doch zich regelen naar den dag van het afsluiten der contracten. Trouwens wordt te Amsterdam, behalve voor de ambtenaars-borgtochten, diezelfde minder gelukkige regeling gevolgd. Aan verschillende entrepreneurs werden toezeggingen tot het verleenen van borgtochten tot een zeker maximum gedaan, waarover tijdens het onderzoek der commissie (20 Maart 1906) nog voor + ƒ 1.800.000 niet was beschikt. De vraag in hoeverre de bank verplicht zou kunnen worden cauties tot aan het volle bedrag der door haar gedane toezeggingen te verleenen, werd op verzoek der commissie aan het oordeel van een advocaat onderworpen. Het antwoord luidde bevestigend, natuurlijk tenzij er zou kunnen worden aangetoond, dat aan de voorwaarden der toezegging niet was voldaan. Bij de cauties in effecten, wordt onmiddellijk een depotbewijs afgegeven. Aangezien uit het rapport van den accountant niet duidelijk was of de bewijzen aanwezig zijn, heeft de commissie deze gecontroleerd en in orde bevonden. Een volledig onderzoek naar de door den accountant geconstateerde aanwezigheid der bewijsstukken van de overige depots was uit den aard der zaak niet mogelijk. De commissie bepaalde zich tot enkele grepen, die tot bevredigend resultaat leidden. Eene sterke mededinging ondervindt het kantoor te Brussel niet. Voor ambtenaarscauties bestaat slechts concurrentie van een naar het schijnt niet zeer krachtige onderlinge vereeniging van ambtenaren. Evenals te Parijs heeft ook hier de maatschappij op dit gebied naar het oordeel der agenten weinig kans op uitbreiding van het aantal gestelde cauties. Voor de entrepreneurscauties concurreeren alle banken, die echter hetzjj zakelijke, hetzij persoonlijke zekerheid verlangen. Daar de maatschappij dergelijke zekerheid niet vordert, aangezien zij haar risico door verzekering dekt, schijnt zij op dit terrein haar bedrijf niet onbelangrijk te kunnen uitbreiden Plannen tot uitbreiding der werkzaamheden welke door de agenten werden voorgesteld, werden dooide directie steeds afgewezen. Volledigheidshalve wordt hieraan nog toegevoegd, dat de concurrentie hier te lande nog minder te vreezen is dan in België. Het Nederlandsche bedrijf is te weinig winstgevend geworden om mededinging uit te lokken. VERZEKERING. De Belgische posten zijn alle verzekerd. Onder de Nederlandsche waren op 31 December 1905 eenige niet verzekerd, namelijk: lu eenige oudere accijnsborgtochten tot een bedrag van ± ƒ 29.000. 2° een borgstelling voor een collecteur der staatsloterij groot f 14.000.— 2'/a pCt Grootboek. 3° eenige borgstellingen voor ambtenaren van particuliere vennootschappen tot een bedrag van ruim /18.000 ; eenige dezer posten zijn persoonlijke borgtochten van de maatschappij zonder onderpand. 4U alle persoonlijke borgtochten ten bedrage van/"26.400, die de maatschappij aanging tegenover den Staat ten behoeve van medische studenten, die, daar het Rijk hunne opleiding bekostigde, verplicht zijn, op straffe van teruggaaf dezer kosten, een zeker aantal jaren in rijksdienst door te brengen. Er zal getracht moeten worden de verschillende niet verzekerde posten alsnog ter verzekering te doen aannemen. Alle Belgische posten, alsmede deNederlandsche, behoudens de vermelde uitzonderingen, zijn verzekerd bij de Nat. Borg Maatschappij. Wat over het contract met deze assuranfciemaatschappij in ons eerste rapport werd opgemerkt, geldt ook hier. Twee vragen liggen ten aanzien der thans gevolgde wijze van verzekering voor de hand, en wel: 1° of de tarieven der N.B.M. concurreerend zijn en 2U of de organisatie en het weerstandsvermogen dier maatschappij voldoende zekerheid opleveren voor de nakoming harer verplichtingen, niet alleen in de naaste toekomst, maar vooral ook op den langen duur. Wat de tarieven betreft merkt de commissie, naar aanleiding van hetgeen op bl. 28 van het eerste rapport werd meegedeeld, nog op, dat in de tarieven niet alle plaatselijke verschillen zijn veronachtzaamd. Wat de tweede vraag aangaat, kan de commissie verklaren, dat het bestuur der N.B.M. tot de meest loyale opening van zaken door een onderzoek van deskundigen bereid is. De commissie heeft echter gemeend om meer dan één reden met de N.B.M. niet in onderhandeling te moeten treden over mogelijke wijziging van het loopende contract. Zij achtte — gegeven de min of meer onzekere omstandigheden, waarin de M. v. Z. thans verkeert — het oogenblik voor het openen van onderhandelingen niet geschikt en mocht niet vooruitloopen op hetgeen straks de taak zal zijn van het nieuwe bestuur. Het lid der commissie, dat tot de N.B.M. in nauwe relatie staat, verklaarde ten aanzien van het weerstandsvermogen dier maatschappij, dat dit alleszins voldoende is, dank zij het voorzichtig beheer alsmede het uitgebreide stelsel van herverzekering, dat in die maatschappij wordt gevolgd. BOEKHOUDING VAN HET HOOFDKANTOOR TE AMSTERDAM. De inrichting der boekhouding laat veel te wenschen over. De boeken, waaruit de periodieke verplichtingen der gewaarborgden blijken moeten, en die dienen voor het uitschrijven der in te vorderen kwitanties worden niet rechtstreeks uit de afgesloten contracten, maar uit losse aanteekeningen en vroegere lijsten opgemaakt en bijgehouden. Het spreekt van zelf, dat bij zulk eene methode van werken vergissingen niet uitblijven kunnen. Het werd der commissie dan ook duidelijk, dat zij niet uitgebleven zijn De boeken bevattende de rekening-couranten met de gewaarborgden, die tot aflossing van hun borgtocht verplicht zijn, zijn ook verre van onberispelijk ingericht. Niet alleen geven zij geen duidelijk overzicht van den stand van ieders rekening, maar deze rekeningen worden ook niet periodiek afgesloten. Ter vaststelling van de op het einde van elk jaar nog ouafgeloste bedragen op deze borgstellingen, waartoe de rekening-courantboeken o.a. hadden moeten worden gebruikt, zouden zij niet dan met zeer veel moeite dienst kunnen doen. Ook de inrichting der dossiers van de verschillende gewaarborgden is gebrekkig. Geregelde nummering van alle in eenzelfde dossier behoorende stukken had niet plaats. Het gebrekkigst was wel de wijze, waarop de hoofdboekhouding werd gevoerd. De hoofdboekhouder, die overdag op het agentschap van het ministerie van tinanciën werkzaam is, komt 's avonds om de boeken bij te houden. Ware nu alles regelmatig in zijn werk gegaan, en ware de hoofdboekhouder ook maar eenigermate streng in zijn opvattingen geweest, dan zou dit geheel op zich zelf werken van den hoofdboekhouder nog niet tot misstanden hebben behoeven aanleiding te geven. De hoofdboekhouder was echter veel te gemakkelijk. Waar er geen contracten waren, vergenoegde hij zich met losse papiertjes van den directeur ter boeking van dikwijls zeer belangrijke posten. Deze opvatting van den hoofdboekhouder, die naar de commissie overtuigd is, wel veel te weinig zich liet gelden maar volkomen te goeder trouw is, maakte het den directeur ook al weer gemakkelijk zijne malversatiën te bemantelen. Allerlei fictieve posten werden in de boeken opgenomen, zonder dat de boekhouder er de contracten van had gezien en dit laatste wel om de afdoende reden, dat ze niet bestonden. Doch dit is niet de eenige grief, die tegen de hoofdboekhouding valt te opperen. Niet minder ernstig was, dat de boeken steeds maanden ten achter waren. Dit had tengevolge dat van eene richtige boekhouding nog minder terecht kwam. Ware de achterstand in de boekhouding minder erg geweest, dan had reeds vroeger kunnen uitkomen, dat er fraude gepleegd werd. Immers reeds bij de couponbetaling van 1904 werden meer coupons uitbetaald, dan er te betalen waren. Dit werd echter vóór het najaar van 1905 niet ontdekt. Het is wel overbodig te zeggen, dat de inrichting niet alleen van de boekhouding maar van de gansche administratie der maatschappij tot in den grond zal moeten worden herzien. Het onderzoek der boeken gaf de commissie tot tal van opmerkingen aanleiding. De meest belangrijke werden hierboven reeds gemaakt bij de bespreking van den werkkring. De commissie mag niet verhelen, dat indien de commissie uit de aandeelhouders, benoemd ingevolge art. 24 der statuten, welke jaar in jaar uit, verklaarde, dat zij de balans en de winst- en verliesrekening met de boeken en verdere bescheiden had vergeleken, dit ook maar éénmaal werkelijk gedaan had, zij op zooveel onregelmatigheden zou zijn gestuit, dat een dieper onderzoek niet zou zijn uitgebleven en de maatschappij voor een groot deel van het door haar geleden verlies zou zijn gespaard gebleven. De commissie acht het thans van geen belang na de groote tekortkomingen, waarop zij reeds wees, nog eene opsomming te geven van de reeks van betrekkelijke kleinigheden, waarop rechtmatige aanmerkingen te maken vielen. Slechts zeer enkele meent zij nog te moeten aanstippen. Op de rekening „Onkosten" komen herhaaldelijk bedragen voor, waarvan het de vraag is of zij wel door den beugel kunnen. Het geldt weer uitgaven van dezelfde soort als waarop in het eerste rapport aanmerking werd gemaakt. De rekening „Dienst der 4 °/0 obligatieleening" werd gedebiteerd met allerlei uitgaven, die men elders niet wist onder te brengen. Zij werd gecrediteerd met de bedragen, die voor den dienst der obligatieleening aan de buitenlandsche kantoren werden in rekening gebracht. Het debetsaldo der rekening werd niet — gelijk had behooren te geschieden — naar de winst- en verliesrekening overgebracht, maar, vermengd met andere posten, in het actief der balans ondergebracht. Onder de op den dienst der 4 °/0 obligatieleening geboekte uitgaven trok ook de aandacht eene commissie van '/♦ %i welke jaarlijks berekend werd over het totaal bedrag, waarmede het uitstaande obligatiekapitaal was vooruitgegaan. Deze commissie werd verdeeld tussclien vier coinmissionnairskantoren. Dit '/4 °/0 beliep in de laatste jaren gemiddeld ongeveer f 5000. De betaling daarvan moet worden beschouwd als eene vergoeding voor in de eerste jaren der maatschappij aan haar bewezen diensten. De commissie meent, dat er geen reden is met het geven hiervan door te gaan. De maatschappij is niet verplicht en dus onder de gegeven omstandigheden ook niet gerechtigd deze vergoeding te blijven uitkeeren. Gelijk boven reeds met een enkel woord werd gezegd, werden bij het sluiten der boeken telken jare fictieve overboekingen naar de rekening borgstellingen gedaan, die daardoor voor een veel te groot bedrag in het debet der balans kwam te staan. Per 1 Januari werden die fictieve overboekingen naar de diverse rekeningen, vanwaaruit zij waren geschied, weer teruggeboekt. Natuurlijk hebben deze overboekingen over 1905 niet meer plaats gevonden. BOEKHOUDING VAN HET HOOFDAOENTSCHAP TE BRUSSEL. Zooals boven werd gezegd, werden de boeken van het Brusselsche agentschap te Amsterdam gehouden. Wij brengen in herinnering, dat hierin verandering zal moeten komen. Buitenlandsche vennootschappen, die in België een filiaal hebben zullen daarover eene afzonderlijke boekhouding moeten voeren in België zelf. Bovendien zal tegenover den fiscus een in België wonende verantwoordelijke vertegenwoordiger moeten worden aangesteld. Er zal moeten worden overwogen of onder deze omstandigheden het niet de voorkeur zal verdienen ook van het Belgische kantoor eene zelfstandige naamlooze vennootschap te maken. De boekhouding over het kantoor te Brussel gaf aanleiding tot eenige ernstige bedenkingen. Zij is, daar sommige gegevens slechts eens per maand worden verstrekt, niet tot op den dag bij. Het onderzoek der boeken leerde de commissie, dat de oprichtingskosten in 1899 voor frs. 1.646,90 op de winsten verliesrekening voorkwamen. Dit bedrag is dus waarschijnlijk het juiste bedrag der oprichtingskosten geweest. In 1900 wijzen noch de balans noch de W. en V. oprichtingskosten aan, maar wordt het verlies over 1899 ad frs. 9,730.48 onder de activa van de balans opgenomen onder de benaming „Winst en Verlies 1899". In 1901 worden de verliezen van 1899 ad frs. 9,730.48 en 1900 ad frs. 13,865.70 tot een gezamenlijk bedrag van frs. 23,596.18 op de balans gebracht onder het hoofd oprichtingskosten. Op deze wijze werd in strijd met de statuten winst verdeeld, zonder dat de te Brussel geleden verliezen waren gedekt. In 1902 werd op dit bedrag afgeschreven een bedrag van frs. 3285.43, zoodat overbleef frs. 20,310.75. In 1903 ging men zóóver van, in strijd met een op verzoek van de directie opgemaakt rapport, een geheel gefingeerde balans op te maken. De bij bedoeld rapport gevoegde balans wees aan een verliessaldo van frs. 10,385.82. Door van de onkosten frs. 5,200 af te nemen, een bedrag van frs, 2,000 voor uitkeering aan de weduwe van den vroegeren agent FrÈhe en het koersverschil op persoonlijke rekeningen voor frs. 4,389.40 te schrappen en deze bedragen naar oprichtingskosten over te brengen, werden deze verhoogd tot frs. 31,116.49 en kwam men tot een fictief winstcijfer van frs. 1,209.28. Die wijzigingen zijn aangeteekend op een ons getoond exemplaar van de oorspronkelijke juiste balans en W. en V.-rekening. Naar ons werd verzekerd zijn deze aanteekeningen gesteld met de hand van den Heer de MONTIGNY. Bedoeld stuk is door ons geparafeerd en aan den Heer Ferf als commissaris ter hand gesteld. In 1904 was in de rekening-courant van de Banque de Paris een vergissing gemaakt, die door den boekhouder der maatschappij niet was opgemerkt en waardoor het winstcijfer frs. 5000 te hoog werd genomen. In 1905 heeft men op eigenaardige wijze deze fout hersteld door de oprichtingskosten met dit bedrag te verhoogen. In de ontworpen Balans en Winst- en Verliesrekening over 1905 voor het kantoor te Brussel wordt voorgesteld het geheele winstcijfer ad frs. 7933.45 te gebruiken voor afschrijving op oprichtingskosten. Er blijft dan voor zoogenaamde oprichtingskosten nog een bedrag over van frs. 10,487.10. dat onder het verlies zal moeten worden opgenomen. Alle balans en winst- en verliesrekeningen van Brussel waren tot 1903 ongeteekend. Zij werden toen in een, sedert bijgehouden balansboek, overgeschreven en dooiden directeur geteekend. De onkostenrekening wijst verschillende en grillige bedragen aan, doordien te Amsterdam jaarlijks posten daarop werden gebracht die den agenten onbekend en onverklaarbaar waren. Commissarissen waren niet juist gelukkig niet den accountant, die naar wij vernamen op hun verzoek door de Banque Nationale voor het onderzoek van de Brusselsche zaken werd aangewezen. Uit het rapport, dat deze accountant uitbracht, blijkt van de boven medegedeelde balans-knoeierijen niets. Nadat hem onzerzijds op deze tekortkoming werd gewezen, heeft hij verklaard zich slechts tot den bestaanden toestand te hebben bepaald, doch in een aanvullingsrapport de zaak behoorlijk uiteengezet. Was dus het werk van dezen contro- 3 leur niet onberispelijk, de inlichtingen, die de commissie omtrent hem ontving waren evenmin zeer gunstig. Toch meent zij, dat op de controle, die hij met een der ambtenaren van het kantoor te Amsterdam deed omtrent het aanwezig zijn der waarden, die volgens de boeken bij de verschillende autoriteiten aanwezig behooren te zijn, mag worden afgegaan. Voor zooveel zij daartoe bij machte was, heeft zij zelve door eenige grepen te doen, zich van de juistheid der boeken op dit gewichtige punt vergewist. In verband met de boven aangewezen onregelmatigheden was het passief van het bijkantoor op 31 Dec. jl. ongeveer frs. 18.500 grooter dan het actief. Dit nadeelig verschil wordt echter verminderd met de winst over 1905, ten bedrage van frs. 7933.45. OMVANG VAN DE DOOR DEN DIRECTEUR GEPLEEGDE MALVERSATIES. Nadat met behulp van den accountant zorgvuldig uit de boeken was nagegaan welke waarden aanwezig moesten zijn, werd geconstateerd welke waarden werkelijk aanwezig waren. Dit geschiedde, wat de ten kantore aanwezige obligatiën der maatschappij en andere fondsen betreft, door eene eigene telling en wat aangaat de elders gedeponeerde waarden door het doen uitzenden van verzoeken tot het geteekend terugzenden van verklaringen omtrent de onder den onderteekenaar berustende waarden. Deze verschillende bewijsstukken werden door de commissie met de door den accountant verkregen uitkomst vergeleken en in orde bevonden. Het juiste kassaldo op 31 Dec. 1905 viel uit den aard der zaak niet meer te constateeren. Bij een op 9 Mei door de commissie gehouden kas-controle werd een tekort geconstateerd van ƒ250.125. Hiervan is f 24.93' een kasverschil uit Januari 1906, dat de kashouder nog niet heeft kunnen vinden. Het overige ad f 225.19 is, naar de kashouder ons meedeelde, het gevolg van nog niet gerestitueerde voorschotten van reisgeld van den gewezen directeur uit de jaren 1900 en 1901. Het laatste bedrag is opgenomen onder het kas-tekort op Bijlage D. De juistheid der op de balans voorkomende vorderingen op de buitenlandsche kantoren kon de commissie na haar plaatselijk onderzoek dezer kantoren gemakkelijk controleeren. Deze bedragen komen met de boeken dier buitenlandsche filialen overeen en de vorderingen der maatschappij op die filialen worden — gelijk reeds in het eerste rapport werd opgemerkt — door de daar aanwezige activa meer dan gedekt. Het onderzoek, dat onder de ten kantore aanwezige obligatiën van de maatschappij geen uitgelote nummers waren, geschiedde — in opdracht van de commissie — door den accountant, den heer Bianchi. De uitslag van het even lastige als omvangrijke onderzoek naar de malversaties van den directeur is geweest, dat deze hebben bestaan in: toeëigening van kasgelden en van afgeloste beleeningen, alsmede van uit verkoop van obligaties als anderszins binnenkomende gelden, verduisteringen van effecten en coupons, zoogenaamde opnemingen van gelden op eigen naam en op naam van derden zonder dat onderpanden daarvoor gegeven werden. Uit hoofde van een en ander, alsmede wegens verschuldigde interesten heeft de maatschappij, voorzoover uit de boeken was na te gaan, vorderingen ten laste van haar ontslagen directeur alleen ten bedrage van f 1,732,341.63 en ten laste van hem en van een of meer anderen te zamen van ƒ 147,967.59, nader gespecificeerd in Bijlage D. Welk percentage hiervan zal kunnen terechtkomen, kan de commissie nog niet bepalen, ten eerste omdat nog niet vaststaat, welke houding tegenover commissarissen, inzonderheid tegenover den president-commissaris, zal worden aangenomen en derhalve evenmin welk bedrag op hen zal kunnen worden verhaald, en ten tweede omdat — gelijk genoeg bekend is — de maatschappij niet de eenige groote creditrice van den directeur is. De commissie meent, dat zal dienen te worden overwogen, welke de meest eenvoudige wijze is om tot algeheele afwikkeling van den boedel te geraken. Tot nog toe bleef faillissement, op advies van den rechtsgeleerden raadsman der maatschappij achterwege. Het verlies, waarmede de balans sluit, is niet gelijk aan het ongedekte bedrag der vorderingen op de buitengewone debiteuren, waarvoor een reserve van ƒ 1,726,000 werd gemaakt. Dit bedrag werd nog verhoogd door noodzakelijke afschrijvingen voor niet minder dan ƒ 161,566.84. Bovendien werd ƒ 42,800 onder de verliesposten opgenomen voor dubieuse debiteuren en hypotheken. Door de opneming dezer posten onder de verliezen, werd niet alleen het effectenbezit der maatschappij tot zijn werkelijke waarde teruggebracht, maar deed men ook een aantal verliesposten, die vroeger onder de activa der balans voorkwamen, voor goed verdwijnen. Het ongedekte verliescijfer der malversaties wordt aldus met ruim f 200,000 verhoogd en stijgt daardoor tot rond ƒ1,930,000. Hiertegenover komen voor de bepaling van het zuiver verlies in ronde sommen in mindering: de winst over 1905 zijnde/'ll 5,000, de diverse reserves: ƒ129,000, de restituties van de Heeren Ferf en de Jongh van Polsbroek : ƒ 38,000 en de verhooging van de waarde der aandeelen in de buiten- landsche filialen: f 778,000 1), te zamen uitmakende j 1,060,000. Vermindert men het genoemde cijfer van/'1,930,000 met dit bedrag, dan vindt men een ongedekt verlies van rond J 870,000. Volgens re lelijke verwachting zal hetgeen op den gewezen directeur te verhalen is voldoende zijn om dit verliescijfer terug te brengen tot een bedrag van omstreeks f 700,000 De wijze, waarop kan worden gepoogd dit verliestedekken, wordt hieronder aangegeven onder de reorganisatieplannen. Alvorens tot de uiteenzetting dezer plannen over te gaan moet de rentabiliteit van de Nederlandsche en Belgische zaken worden nagegaan. RENTABILITEIT. Eene schatting van de rentabiliteit der bedrijven in Nederland en in België levert groote moeielijkheden op, omdat er door de directie zoo zonderling werd huis gehouden, dat sommige branches verlies moesten opleveren, terwijl er bovendien geen systeem is te ontdekken in de wijze van afwenteling van kosten (inzonderheid van zoogenaamde leeningskosten) op de buitenlandsche kantoren, welke door de directie te Amsterdam gevolgd werd. Wanneer men toch zooveel mogelijk de bestaande toestanden tot grondslag neemt, bereikt men althans dit resultaat, dat men niet te optimistisch raamt en dat integendeel verwacht mag worden, dat bij ordelijker en oordeelkundiger beheer de uitkomsten gunstiger zullen zijn. Bij de hieronder volgende zeer globale rentabiliteitsberekeningen is uitgegaan van den toestand op 31 Dec jl. en werden dezelfde veronderstellingen gemaakt, die tot uitgangspunt dienden bij de rentabiliteitsberekeningen van de buitenlandsche kantoren (zie bl. 40 van het eerste :) Deze waardevermeerdering vindt hare toelichting hieronder op blz. 48—44. rapport). De veranderingen, die in de resultaten zullen komen door de wijzigingen in den toestand, kunnen vooralsnog niet onder cijfers worden gebracht. a. Filiaal Brussel. Op 31 Dec. jl. was aan verschillende cauties afgesloten tot een bedrag van frs. 1.700.704 Hiervan werd ontvangen aan bruto-inkomsten frs. 103.140 Assurantie en algemeene onkosten frs. 36.776 Rente van het door het hoofdkantoor verstrekte kapitaal. . . . „ 58.137 „ 94.913 Rest zuivere winst frs. 8.227 5 °/( voor reserve 411 blijft . . . frs. 7.816 Hiervan 10 °/0 tantième voor de bestuurders te Brussel 781 Zoodat de Maatschappij uit dit hoofdagentschap ontvangt frs. 7.035 of 0.41 % over het verstrekte kapitaal. Het trekt de aandacht, dat het eenige buitenlandsche kantoor, dat rechtstreeks van uit Amsterdam beheerd werd, zoo opvallend minder gunstige resultaten opleverde dan de andere buitenlandsche kantoren. Eene aanwijzing te meer, dat bij zaakkundiger en zuiniger beheer de resultaten waarschijnlijk heel wat beter zullen worden. Mocht dit een illusie blijken, dan zou het geraden zijn de zaken van het hoofdagentscliap te Brussel hoe eer zoc beter af te wikkelen en dit agentschap op te heffen. De commissie is echter van oordeel, dat er vooralsnog geen reden is dit ultimum remedium toe te passen b. Kantoor te Amsterdam. Bedrag der borgstellingen op 31 Dec. 1905 ƒ2.273.941,20 (waarvoor verbonden een kapitaal van rond f 1.260.000). Hiervan wordt ontvangen aan bruto-inkomsten f 78.517 Assurantie en algemeene onkosten . f 43.975 Rente van het kapitaal 53.000 „ 96.975 Zoodat het bedrijf te Amsterdam een verlies oplevert van f 18.458 Bij eene betere organisatie zal dit verlies wel kunnen worden verminderd. Geheel opgeheven zal het waarschijnlijk althans in de naaste toekomst niet kunnen worden, tenzij men een deel der salarissen en onkosten van het hoofdkantoor ten laste brenge van de verschillende filialen. Brengt men de winst van het hoofdagentschap Brussel in mindering, dan blijft de maatschappij, zonder hare zelfstandige filialen, een verlies geven van rond ƒ 15.000, met welk bedrag de bate der buitenlandsche kantoren ad f 168.000 moet worden verminderd. Wij herinneren er aan, dat hierbij is gerekend met den bestaanden toestand, dat de maatschappij over het thans door haar geleende kapitaal beschikt tegen een rente van 4 °/0, doch tevens in aanmerking is genomen, dat de salarisen tantième-regeling voor de buitenlandsche kantoren plaats maakt voor een rationeele bepaling daarvan. Wel is niets in mindering gebracht voor tantièmes van directie en commissarissen in Nederland, noch voor de kosten van het toezicht eener trustmaatschappij, dat toch zeker in het belang van obligatiehouders noodzakelijk zal zijn, maar er mag op worden gerekend, dat deze kosten althans grootendeels zullen kunnen worden gevonden uit de bezuinigingen, die bij een regelmatiger en oordeelkundiger beheer mogelijk zijn en welke evenmin in rekening werden gebracht. De commissie spreekt daarom als haar overtuiging uit, dat zonder te letten op de voordeelen, die bij uitbreiding zijn te behalen, en bij een rentevergoeding van 4 °/0 aan het van obligatiehouders geleende kapitaal, het geheele bedrijf der maatschappij in zijn tegenwoordigen omvang een netto winst van ten minste ƒ140.000 zal afwerpen. J) Dit bedrag ondergaat echter ten tengevolge der malversaties van den gewezen directeur voorloopig eene vermindering, welke, indien de door de commissie aangegeven reorganisatie-plannen worden aangenomen, is te stellen op ƒ 32.000, gelijk op bl. 44 nader wordt uiteengezet. REORGANISATIEPLANNEN Het welslagen van elk reorganisatieplan der maatschappij is afhankelijk van de vervulling eener voorwaarde, de medewerking namelijk van de — of althans van de overgroote meerderheid der obligatiehouders, teneinde het groote bezwaar te ondervangen, dat verbonden is aan de verplichte jaarlijksche uitloting van zeer aanzienlijke bedragen, welke voor de eerstvolgende jaren steeds stijgende cijfers aanwijzen. De commissie heeft zich gewend tot de besturen van de Vereeniging voor den Effectenhandel te Amsterdam, den Bond voor den Geld- en Effectenhandel te 's Gravenhage en de Vereeniging van Effectenhandelaren te Rotterdam, met verzoek hare medewerking te verleenen om een middel te vinden om met obligatiehouders tot eene regeling te komen. De oplossing van het vraagstuk hoe tot dekking van het verlies te geraken, baart groote moeielijkheden. Een gedeelte van het verlies blijkt gedekt te kunnen i) Dit geldt niet voor het abnormale jaar 1SKJ6. Aangezien in dit jaar het bedryf den maatschappij en hare filialen niet tot volle ontplooiing komen kan, zullen ook de inkomsten beneden het normale blijven. worden uit de meerdere waarde der aandeelen in de buitenlandsche kantoren. Tot nog toe werd er door de maatschappij in haar balansen geen rekening mee gehouden, dat het geld door haar aan deze kantoren verstrekt formeel van tweeërlei aard is. Hetgeen verstrekt werd in den vorm van rekening-courant, brengt aan de maatschappij niet anders dan een vaste rente van 4 % op. Daarentegen brengt het kapitaal, dat in den vorm van storting op de aandeelen is verstrekt een wisselende inkomst op, die gelijk in ons eerste rapport werd uiteengezet aanmerkelijk hooger is. De commissie heeft hierin aanleiding gevonden, de waarde der aandeelen in de buitenlandsclie maatschappijen meer in overeenstemming te brengen met de wezenlijke rentabiliteit. Hierbij werd groote voorzichtigheid in acht genomen, gelijk blijkt, wanneer men de op de balans in bijlage B opgenomen waarde vergelijkt met de winstcijfers uit ons eerste rapport. ') Te meer reden voor deze handelwijze is er, nu in de toekomst, door het wegvallen van het grootste deel der buitenlandsche tantièmes, een veel grooter deel van de winsten der buitenlandsche kantoren aan de moedermaatschappij zal ten goede komen, dan tot nog toe het geval was. Deze verhooging van het bedrag der activa van de maatschappij vermindert wel het verlies in de boeken met rond f 800.000, het brengt echter de ontvreemde gelden niet terug en evenmin brengt het tegenover die ontvreemding nieuw geld in kas, terwijl de rentelast op de hiertegenover uitgegeven obligaties blijft bestaan. Het op blz. 39 gevonden netto provenu van het in de verschillende branches aangewende kapitaal, zou dus verminderd moeten worden met de opbrengst der verdwenen en niet weder aangevulde i) Om deze reden vertrouwt de commissie, dat het ook b\j obligatiehouders geen bezwaar zal opleveren, dit verhoogd bedrag te beschouwen als de wettelijke waarde der in art. 18 van de Statuten bedoelde deelname in de buitenlandsche maatschappijen, voorzoover deze in den vorm van aandeelen plaats heeft. activa ad f 1.500.000. Rekent men dat deze een rente afwierpen van 4 °/0, dan zou het verdwijnen en niet weder aangevuld worden van het bedrag van ƒ 1.500.000 een jaarlijkschen verliespost opleveren van f 60.000. Werd door aandeelhouders een bedrag van f 1.500.000 op hunne aandeelen gestort en het aandeelenkapitaal tegelijkertijd met dit bedrag verminderd, dan zou daarmee het bedoelde renteverlies voor de maatschappij verdwijnen. De commissie meent echter, dat de waarborg, die obligatiehouders bezitten in het ongestorte bedrag, meer dan noodig is zou worden verminderd en vreest bovendien, dat aandeelhouders tot zulk een radicalen en niet volstrekt noodzakelijken maatregel niet bereid zouden zijn. Zij vertrouwt intusschen, dat aandeelhouders wel bereid zullen zijn tot de bijstorting en afschrijving van een kleiner bedrag. Dit bedrag meent zij in verband met de meerdere waarde der aandeelen in de buitenlandsche maatschappijen ad f 800.000 te mogen stellen op rond f 700.000. Aldus wordt het bedrag waarmee het op blz. 39 becijferde winstcijfer van f 140.000 moet worden verminderd, terug gebracht op 4 °/0 over f 800.000 d. i, f 32.000, zoodat het zuivere winstcijfer op f 108.000 gesteld mag worden. Dit cijfer zal natuurlijk in volgende jaren stijgen indien een deel van de winst in vorige jaren wordt aangewend tot afschrijving op de waarde der gezegde aandeelen. Door eene bijstorting door aandeelhouders van 20 °/o op hunne aandeelen zou het bedrag van ƒ 700.000 zijn te vinden '). i) Er staan /3,66S,000 niet volgestorte aandeelen uit. Hiervan z\jn ƒ30,000 in het bezit van de maatschappij. De storting kan dus worden opgevraagd over ƒ3,638,000, gevende een bedrag van ƒ727,600 Mocht het blyken. dat niet van alle aandeelhouders de bystorting kan worden verkregen, dan zou het percentage van 20 % wellicht eenigszins moeten worden verhoogd. By deze en de andere stortingen is niet gerekend met de op bl. 8 vermelde 700 aandeelen. De commissie heeft gemeend alleen rekening te moeten houden met die aandeelen, welker plaatsing onbetwist ls. Dit kan geschieden op twee wijzen: lu. zóó, dat aandeelhouders er in toestemmen, dat van het op de aandeelen gestorte bedrag terstond 20 % wordt afgeschreven, waardoor elk aandeel van ƒ 1000.- wordt teruggebracht op f 800. — , waarop gestort ƒ 100.—, 2°. zóó dat geene afschrijving op de aandeelen plaats heeft. Van deze twee is de eerste methode de meest afdoende en hoewel schijnbaar de meest bezwarende, toch in werkelijkheid voor aandeelhouders de meest aannemelijke. Het verlies is dan terstond aangezuiverd en de aandeelhouders trekken in volgende jaren terstond dividend, zoodat de storting niettegenstaande de formeele afschrijving, zooals hieronder blijken zal, toch als een geldbelegging is te beschouwen. Bij het naast elkander bestaan van niet volgestorte — en volgens de statuten verplicht volgestorte aandeelen, zullen de stortingen en afschrijvingen op zoodanige wijze moeten worden geregeld, dat tegenover beiden de billijkheid wordt in acht genomen Dit acht de commissie mogelijk door den volgenden formeelen weg in te slaan. Ten einde de houders van aandeelen, waarop 10 °/0 is gestort, te brengen in denzelfden toestand, als waarin de houders der verplicht volgestorte aandeelen verkeeren, worden zij tot bijstorting van 90 % verplicht. Deze bijstorting moeten zij voor de eerste 20 % in contanten doen, doch voor de overige 70 °/0 kunnen zij die volstorting doen hetzij in contanten, hetzij door zich voor het bedoelde bedrag te doen debiteeren, in welk geval hun over het gedebiteerde 4 °/0 per jaar moet worden belast over het tijdsverloop tusschen deze boeking en de hierna te vermelden restitutie. Nadat aldus alle aandeelhouders tegenover de 1) De houders der 32 aandeelen, waarop 90 % onverplicht is gestort, zijn te behandelen als houders van aandeelen waarop 10 % is gestort. De bijstorting geschiedt hier in den vorm eener ove rboeking in mindering van hunne onverplichte «torting. maatschappij in dezelfde positie zijn gebracht, wordt terstond f 200 op ieder aandeel afgeschreven en wordt aan ieder aandeelhouder f 700 per aandeel gerestitueerd. Ter voorkoming van misverstand wordt hier nog opgemerkt, dat bovenstaande regeling krachtens een en dezelfde statuten wijziging geschiedt en tegelijkertijd wordt uitgevoerd. Feitelijk komt zij dus hier op neer: o. De houders der verplicht volgestorte aandeelen (totaal f 200 000) ontvangen f 700 per aandeel terug, ten ware zij die als onverplichte storting willen laten staan. b. De houders van onverplicht volgestorte aandeelen (totaal ƒ 32.000) ontvangen eveneens f 700 terug, ten ware ook zij dit bedrag willen laten staan. c. De houders van aandeelen, waarop 10 % is gestort (totaal f 3.668.000), storten /' 200 per aandeel bij en rekenen overigens met gesloten beurzen af. Alle aandeelen worden dientengevolge terug gebracht tot aandeelen van f 800 waarop verplicht gestort is 12 l/s °0 of ƒ 100. J) Uitgaande van de winstverdeeling volgens de bestaande statuten en aannemende, dat wat vrij zou vallen door het wegvallen van de oprichtersaandeelen en vermindering der statutaire tantièmes aan het reservefonds zou ten goede komen, zou het resultaat — bij het volgen van deze methode — zijn als volgt: Te verwachten winst f 108.000 5 % over het (na de afschrijving overblijvende) gestorte kapitaal ad f 390.000. ... „ 19.500 blijft ... ƒ 88.500 i) Daar wellicht vele aandeelhouders er 4°. dat alle borgstellingen, zoowel van de moedermaatschappij als van hare filialen, verzekerd zijn. Natuurlijk zal in de te sluiten overeenkomst nader moeten worden geregeld op welke wijze de trustmaatschappij de haar opgedragen controle uitoefenen zal. Nieuw uit te geven obligaties zullen de mede-onderteekening der trustmaatschappij moeten dragen. De statuten zullen eene grondige herziening moeten ondergaan. Behalve een aantal wijzigingen, die meer van administratieven aard zijn, zal moeten worden opgenomen een maximum van het aantal niet volgestorte aandeelen, dat een enkele aandeelhouder hebben mag. Voorts zal eene wijziging in de winst verdeeling gewenscht zijn. De commissie brengt in herinnering, dat bij de reorganisatie het winstaandeel voor de houders der oprichtersaandeelen zal kunnen vervallen. Zij meent, dat de volgende winstverdeeling aanbeveling zou verdienen. Van de winst wordt eerst 15 °/0 gestort in het reservefonds. Daarna komt aan aandeelhouders 4 °/0 over het door hen verplicht gestorte kapitaal. Van het daarna overblijvende ontvangen aandeelhouders 80 °/0 en directie, raad van commissarissen en personeel te zamen 20 °/0. Mocht meer dan één directeur benoemd worden of de raad van commissarissen worden uitgebreid, dan zou zoo noodig in deze cijfers eenige verandering gemaakt kunnen worden. Aangenomen, dat aandeelhouders de boven als eerste aangewezen methode van verliesdekking volgen, geeft deze wijze van winstverdeeling de volgende uitkomst: Te verwachten winst ƒ 108,000 Hiervan 15 °/0 aan het reservefonds ... „ 16,200 blijft . . f 91,800 Hiervan 4 °/0 over het verplicht gestorte kapitaal ad f 390.000 „ 15,600 blijft . . ƒ 76,200 ~~ Hiervan aan aandeelhouders 80 %. . . . „ 60,960 Blijft voor directie, commissarissen en personeel ƒ 15,240 Aandeelhouders ontvangen dus ƒ 76 560 makende een dividend van ruim 19 %, gelijk staande met ± 6.5 % over het feitelijk door hen gestorte kapitaal van ƒ 300 per aandeel. Dividenden en tantièmes worden echter lager wanneer een deel der winst besteed wordt tot afschrijving op de balanswaarde der buitenlandsche kantoren. Mocht van buitengewone debiteuren minder ontvangen worden dan waarop gerekend werd en derhalve het verlies niet aanstonds worden gedekt, dan zou tegenover het wegvallen der tantièmes aan directie, commissarissen en personeel eene vergoeding moeten worden toegekend, die onder de bedrijfsonkosten zal moeten worden opgenomen. Bij het opnemen van een tantième voor het personeel, beoogt de commissie een einde te maken aan het tot nog toe gevolgde stelsel van toekenning van min of meer willekeurige gratificaties. Bij de beoordeeling van de waarschijnlijke uitkomsten van het bedrijf der maatschappij na hare reorganisatie zal er verder rekening mede te houden zijn, dat het nieuwe kapitaal hetwelk de maatschappij en hare filialen tot uitbreiding van het bedrijf zullen behoeven, althans vooreerst, waarschijnlijk niet anders dan door uitgifte van obligaties van een hooger rentetype zal zijn te verkrijgen. Ook indien mag worden aangenomen, dat de obligaties der maatschappij weder met agio geplaatst zullen kunnen worden, indien na een deugdelijke reorganisatie de obligatiehouders de noodige waarborgen zullen hebben verkregen, zal de grootere rentelast de winsten op de uitbreiding van zaken toch beperken en zal er dientengevolge nog meer aanleiding zijn met zorg na te gaan, of alle thans beoefend wordende branches wel loonend genoeg zijn om die, ook onder de gewijzigde omstandigheden, door te zetten. De commissie moet er eindelijk op wijzen, dat het, wegens den nog onzekeren toestand, niet mogelijk zal zijn in de aandeelhouders-vergadering, waarin hare rapporten en de reorganisatieplannen zullen worden behandeld, reeds eene nieuwe directie te kiezen. Eerst nadat zal zijn gebleken in hoeverre obligatiehouders tot medewerking bereid zijn, zal kunnen worden beslist of de maatschappij zich gedwongen ziet tot liquidatie over te gaan, dan wel of zij, op nieuwe leest geschoeid en met nieuwe krachten voorzien, de toekomst durft ingaan en gegronde hoop koesteren mag de ramp, die haar trof, te boven te komen. De Commissie voornoemd. M. VAN REGTEREN ALTENA J. A. VAN PREHN. M. W. F. TREUB. Amsterdam, Mei 1906. Bijlage A. Amsterdam, 11 Mei 1906. Aan de Commissie van Onderzoek, benoemd in de Algemeene Vergadering van de Nederlandsche Maatschappij van Zekerheidsstelling voor Ambtenaren en Beambten, gehouden te Amsterdam den 29an Januari 1906. Alhier. offeeie/?, Ingevolge Uwe geëerde opdracht geleid ik U hierbij de balans der Nederlandsche Maatschappij van Zekerheidsstelling voor Ambtenaren en Beambten, per 31 December 1905, met toelichting op de diverse balansposten. De onderscheidene gepleegde onregelmatigheden in het beheer en de boekhouding worden door U in uw rapport aan aandeelhouders uiteengezet. Ik wensch hier mijn dank te betuigen aan den heer Mr. Henri Hymans, rechter-commissaris in de zaak van den ontslagen directeur, voor zijne welwillendheid, mij inzage te verleenen van in beslag genomen boeken en bescheiden, voor zoover ik die voor mijn onderzoek noodig had. Ook de tegenwoordige directie en het personeel der bank, speciaal den hoofdboekhouder, ben ik zeer erkentelijk voor de bij mijne werkzaamheden ondervonden medewerking. Hoogachtend, J. FRED. BIANCHI, lid der firma Bianchi & Limperg. BALANS der Nederlandsche Maatschappij van Zekerheidsstellinp, per 31 December 1905. Bijlage B I Ongeplaatste Aandeelen ƒ 1,100,000— Aandeelen Kapitaal f 5,000,000 — Aandeelhouders, nog te storten ... „ 3,330,000 — Aandeelhouders, onverplichte storting. I „ 28,800 Onuitgegeven 40/0 Obligatiën. ... „ 700,000 - 4 «/„ Obligatiën 21,685 000 — Onuitgegeven 31/, «/„ Obligatiën. . . „ 2,002.000— 31/3 «/„ Obligatiën „ 3,413,000 — Kassa » 28,247 701/, Uitgelote obligatiën „ 32,000 Effecten j „ 544,810 68 Kapitalen, nog over te dragen ... „ 2,005,42067 Effecten verbonden „ 1,040,74^63 Borgstellingen zonder deposito ... „ 50,452 — Prolongatiën „ 220,000— Depót Borgtochten „ 13 800 — Hypotheken | „ 72,100— Diverse Crediteuren „ 3 082 43 Beleeningen „ 518,301 531/, Commissionnairs in effecten „ 843 89'/, Kapitalen, belast met vruchtgebruik. |„ 16,040 50 Coupons, te betalen 24,380 — Hoofdagentschap Brussel J„ 810,814 87 Dividend, te betalen „ 1'257 50 Kapitaal deelneming in buitenlands jhe ! Interest, te betalen I „ 298,391 54 maatschappijen j „ 5,066,375 — Termijnprovisie [ „ 3,937 84 Rekening-courant saldi der buiten- Reserve Dubieuse Debiteuren. . . . „ 38 800 — landsche maatschappijen „ 13,657,171 23 „ Hypotheken „ 4,000 — Borgstellingen „ 2,273,941 20 „ Buitengewone Debiteuren. . „ 1,726,000 Assurantie „ 4,675 94 Depöt Borgtochten „ 10,000— / Premie Debiteuren „ 2,542 20 / Diverse Debiteuren „ 45,462 (i21/0 / Dubieuse Debiteuren „ 39,418 101/» Nationale Borg-Maatschappij ....[„ 17 971/" Kasvereeniging j „ 52,885 66 f2 Deposito en Administratiebank . . . j „ 21,82!) — Meubelen ,, 114 55 Interest te goed j „ 25,395 53 Buitengewone Debiteuren „ 1,880,309 22 Saldo Verlies". 865,963 71'/g ./' •84.321), 1 <">5 ^7 i/'j j ƒ 34,329,165j87Vï Bijlage C. TOELICHTING OP DE BALANSPOSTEN. Ongeplaatste Aandeelen, l) ƒ 1,100.000.— Deze aandeelen waren op 31 December 1905 nog in portefeuille. Aandeelhouders nog te storten „ 3,330,000. — Op deze rekening is geboekt het onopgevraagde gedeelte van het maatschappelijk kapitaal, zijnde 90 pCt. van f 3.700.000 — ; ƒ 200.000 aandeelen zijn volgestort, overeenkomstig de Statuten. Onuitgegeven 4 pCt. Obligatiën 700.000.— Deze portefeuille is samengesteld uit de onuitgegeven seriën der 4 pCt. obligatiën, en door inkoop verkregen stukken. Tengevolge van het afloopen in 1906 eener overeenkomst — geboekt op Beleeningen — welke inhield het leenen van ƒ 500.000. 4 pCt, Obligatiën Ned. Mpij. van Zekerheidsstelling tegen een ontvangen depót van andere effecten, wordt dit bedrag der portefeuille stukken in 1906 met ƒ 500.000 verhoogd. Onuitgegeven 31/» pCt. Obligatiën .... „ 2,002.000.— Deze portefeuille is samengesteld uit de onuitgegeven seriën der 3^/g pCt. obligatiën en door inkoop verkregen stukken. Kassa „ 28,247.705 Zijnde de kasgelden per den balansdatum. Effecten 544,810.6S Het vrije effectenbezit der maatschappij bestond op 31 December 1905 uit de navolgende fondsen, alle gewaardeerd tegen den beurskoers per dien datum, de incourante fondsen tegen hunne waarschijnlijke waarde en de uitgelote stukken a pari. i) Dooi het Bestuur werd op het officieele exemplaar der balans de volgende aanteekening gesteld: „Deze post is overeenkomstig het register van aandeel¬ houders op 31 December 1905 en wordt daaruit overgenomen zonder prejudice van rechten tegenover hen, die zich bereid verklaarden meerdere aandeelen te accepteeren." De aandeelen en obligatiën der maatschappij zijn tegen 100 pCt. opgenomen. ƒ 24,900.— Inschr. 27a pCt. Nederl. Werk. Schuld. „ 9,900.— „ 3 „ 11,850.— 4 pCt. Westlandsche Hypotheekbank. „ 162,000.— 4 „ Hollandsche „ „ 162,500.— 4 „ Algemeene „ „ 51,000.— 4 „ Amsterdamsche „ „ 1,000.— 4 „ Amsterdam 1901. „ 5,000.— 5 „ Onderling Belang. „ 1,000.— 4 „ Nederl. Mij. v. Zekerheidsstelling. „ 3,000.— Aand. dito., vol gefourneerd. „ 30,000.— „ „10 pCt. „ 5,000.— 6 pCt. Uitgevers-Maatschappij „Nederland". „ 2,500.— 6 „ Protector. „ 20,000.— 4 „ Hypotheekbank voor Nederland. „ 50,000.— Aand. Cosmopolis vol gefourneerd. „ 12,500.— do. do. 20 pCt. „ „ 28,800.— Cert. 21/2 pCt, Nederl. Werk. Schuld. „ 13,500.— ,, 3 „ ,, ,, „ „ 7,000.—- 4 pCt. Friesch-Groningsche Hypotheekbank. „ 2,500.— 4Vo „ Stoomvaart-Maatschappij Oostzee. „ 1,000.— 3 „ Loten Stad Amsterdam. Rb. 400.— 5 „ Russ. Agrar Loten. Rm. 600.— 4 „ Kursk Charkof Azow. Fl. 800.— Theias-Loten. „ 900.— 3 pCt. Hong. Hyp. Bank Loten. Effecten verbonden ƒ 1,040.748,(53 Gedeponeerd ten behoeve van borgtochtplichtigen, zijn de navolgende fondsen, welke ook alle zijn aangenomen tegen den beurskoers per 31 December 1905. ƒ 1,000.— Cert. 3 pCt. Nederl. Werk. Schuld. „ 3,000.— 4 pCt. Moskou Smolensk. „ 25,000.— 4ï/o pCt. Wm. Müllers Scheepvaart-Maatschappij. „ 57,500.—- 4i/s „ Stoomv. Mij. Oostzee. „ 9,000.— 4 „ Kon. West-Indische Maildienst. ƒ 6,000.— 4 pCt. Stoomv. Mij. „Nederland" „ 10,000.— 4 „ Samarang-Joana-Stoomtram. „ 10.000.— 4 „ Semarang-Cheribon-Stoomtram. „ 21.000.— 4 „ Holl. IJzeren Spoor. „ 46.000. - 4 „ Mij. tot Expl. van Staatsspoorw. „ 45,000.— 4 „ Rotterdam. „ 55,000.— 4 „ Amsterdam. „ 4,000.— 4 „ Holl. Geld. Hyp. Bank. „ 1,000.— 4 „ Friesch-Groningsche Hyp. Bank. „ 102.500.— 4 „ Algemeene Hyp. Bank. „ 99,500.— 4 „ Hollandsclic „ „ „ 9.000.— Aand. „ „ „ „ 33.200.— 4 pCt. Westlandsche,, „ „ 250,000.— 3 „ Inschr. Nederland. Werk. Schuld. „ 242,500.— 2^/g ,, j, j» jj ii Rb. 3,750.— 4 „ Riazan Oeralsk. Fr. 6.000.— 4l/j „ Tabak Portugal. Rm. 600.— 4 „ Kui-sk Charkof Azow. $ 20,000.— 4 „ Convert. Union Pacific. De aandeelen der Holl. Hyp. Bank zijn in 1906 voor/9900.— aan den depothouder dier stukken overgedragen. Prolongatiën ƒ 220.000.— Dit bedrag stond per 31 December 1905 gedeeltelijk op prolongatie, gedeeltelijk „on call" uit. Hypotheken 72.100.— Naar aanleiding van eene veiling in 1906, waarbij eene leening uit het verkoopprovenu niet geheel werd gedekt, is hierop ƒ 4000.— gereserveerd. Enkele der leeningen hebben slechts 2e hypothecair verband; deze zijn voorloopig a pari aangenomen. Beleeningen 518,301.53° Behalve de ƒ500,000.— reeds genoemd onder Onuitgegeven 4 pCt. Obligatiën, zijn op deze rekening geboekt eenige voorschotten van onderscheidenen aard. Kapitalen, belast met vruchtgebruik . . . ƒ 16,040.50 Dit bezit bestaat uit: 1°. een kapitaal groot ƒ26,700.— 3 pCt. Inschr. Nederl. Werk. Schuld, belast met fidei commis; de bezwaarde erfgename is geboren in 1835. Een polis van levensverzekering, groot ƒ 15,000.— is gesloten op het hoofd van den toekomstigen erfgenaam. 2°. een kapitaal, groot ƒ 2200.— 21/2 pCt. Inschr. Nederl. Werk. Schuld, belast met vruchtgebruik ten behoeve van een man, geboren in 1840. De waarde, waarvoor deze kapitalen op de balans zijn opgenomen, is respectievelijk ƒ 15,000.- en ƒ 1040.50. Hoofdagentschap Brussel 810,814.8" Dit bedrag vertegenwoordigt het kapitaal, gestoken in het bedrijf van het kantoor Brussel, verhoogd met de in 1905 gemaakte winst; de oprichtingskosten zijn geheel afgeschreven. Kapitaal deelneming in buitenlandsche maatschappijen 5.066,375.— Deze post is als volgt samengesteld: Rm. 3,000,000.— aand. Erste Berliner Kau- tions Ges. te Berlijn a 115 pCt ƒ 2,044,125. - Kr. 2,000,000 aand. Allg. Kautions Bank te Budapest a 125 pCt 1,250,000.— Frs. 1,000,000.— zijnde 50 pCt. storting op frs. 2,000,000.- aand. Caisse franco-néerlandaise de Cautionnements te Parijs. Frs. 1,000,000.— volstorting op deze aand. Frs. 2,000,000.— a 110 pCt 1,056,000.— L. 1,000,000 aand. Banca Italiana di Cauzioni, te Rome a 150 pCt 716,250.— ƒ 5,066,375.— De waardeering dezer fondsen geschiedde ingevolge Uwe opgaven. Rekening courant saldi der buitenlandsche maatschappijen f 13,657,171-23 Dit bedrag is als volgt samengesteld : Caisse franco-néerl. de Cautionnements. ... ƒ 4,195,114.035 Af: volstorting op de aandeelen 480,000.— ~f 3,715,114.03» Erste Berl. Kaut. Ges. . f 5,167,095.565 Allg. Kautionsbank 3.039,061.655 Banca Italiana di Cauzioni. . „ 1,483,892.46J , 9,690.049.68' Te goed komende dividenden en tantièmes : Erste Berl. Kaut. Ges. . . . ƒ 118,812.76 Allg. Kautionsbank 66,471,22 Caisse franco-néerl. de Caut. . „ 35,862,82 Banca Italiana di Cauzioni. . „ 30,860.71 — „ 252,007.51 ƒ 13,657,171.23 Borgstellingen ƒ 2,273,941.20 Per 31 December 1905 waren van kracht de navolgende contracten: volgens formulier A. tot een bedrag van ... ƒ 30,925.99° B. „ „ 115,603,92 C. .. „ „ „ . . . „ 29,520.50 D „ . • • „ 24,607.82 „ „ E. „ „ „ „ . . . „ 203,316.75 F. „ „ „ „ . . . „ 15,000— Accynsposten „ „ „ „ . . . „ 770,600.— Rijksambtenaren „ „ „ „ . . . „ 872,954.65° Ongeletterde contracten van onderscheidenen aard, tot een bedrag van 191,124.885 Afgeloopen contracten, waarvoor nog geen ontheffing was verleend, tot een bedrag van „ 37,975.56 ƒ 2,291,630.08' Afgelost in annuiteiten, met bij boeking van rentevergoeding, was per 31 Dec. '05 . . . „ 17,688.886 per saldo is dus ƒ 2,273,941.20 het bedrag, dat de rekening Borgstellingen aanwijst. Van deze posten is een totaal bedrag van ƒ 87,819.75'' onverzekerd; vier posten zijn zekerheidsstellingen van kapitalen op het Grootboek der Nationale Schuld, waarvan geen contracten aanwezig zijn. Assurantië / 4,675.94 Dit bedrag is een evenredig gedeelte der in 1905 betaalde assurantiepremiën voor risico's over 1906 Depot Borgtochten » 10,000. Deze post is ook in het credit der balans opgenomen en is een memoriepost voor een ontvangen depót van ƒ 10,000.— 4 pCt. oblig. Nederl. Mpij. van Zekerheidsstelling voor een borgstelling verbonden. Premie Debiteuren 2,542.20 Zijnde de nog in te vorderen termijnen der premiën voor borgstellingen. De dubieuse vorderingen zijn naar Dubieuse Debiteuren overgebracht. Diverse Debiteuren 45,462.62 Op deze rekening zijn, behalve de restitutiën van den heer P. B. J. Ferf ad ƒ18,276,71 en van Mr. D. de Jongh van Polsbroek ad ƒ 19,984.92, enkele saldi van verschenen renten en verrekeningen geboekt. Ook hier zijn de dubieuse posten afgeboekt naar Dubieuse Debiteuren. Dubieuse Debiteuren 39.41.8.10° Voor het vermoedelijk hierop te lijden verlies is een reserse in het credit der balans opgevoerd. Nationale Borg-Maatschappij 17.97' Kasvereeniging » 52,885.66' Deposito- en Administratiebank 21,829.— Zijnde de rekening-courant-saldi bij deze instellingen te goed. Meubelen 114.55 De waarde ad. ƒ1.— op de balans van December 1904, werd door verschillende aanschaffingen tot dit cijfer verhoogd. Aangezien het aanwezige meubilair eene hoogere waarde heeft, is op deze rekening niets afgeschreven. Interest te goed ƒ 25,395.53 Zijnde de per 31 Dec. '05 te goed komende renten op effecten, prolongatiën en hypotheken. Buitengewone Debiteuren 1,880.309.22 Als bijlage D gaat hierbij eene specificatie betreffende de samenstelling van dit cijfer. Saldo Verlies 865.963.715 Dit saldo wijst ook de als bijlage E hierbij gaande Winst- en Verliesrekening aan. Hoewel het saldo vast staat, zijn de detailcijfers dezer winstrekening, bij gebreke eener juiste aanvangsbalans per 1 Jan. 1905, niet door mij gecontroleerd; wel kan ik mededeelen, dat enkele cijfers beslist onjuist zijn, daar mij gebleken is, dat van onjuiste saldi bij het begin van het boekjaar is uitgegaan. Een zuivere rentabiliteitsberekening van het bedrijf Amsterdam deed ik U separaat toekomen. Aandeelen-kapitaal 5.000.000.— Zijnde het totaal maatschappelijk kapitaal. Aandeelhouders, onverplichte storting . . „ 28,800.— Zijnde het onverplicht fournissement van 90 pCt. op 32 aandeelen. 4 pCt. Obligatien 21,685,000.— Zijnde de totaal gecreëerde 4 pCt obligatieschuld, na aftrek der uitlotingen. 3V2 pCt. Obligatiën 3,413,000.— Zijnde de totaal gecreëerde 31/.; pCt. obligatieschuld, na aftrek der uitlotingen Uitgelote Obligatiën 32,(MM).— Op 31 December 1905 waren nog onbetaald ƒ 24000.— 31/2 pCt. en ƒ 8000.— 4 pCt. uitgelote obligatiën. Kapitalen, nog over te dragen ƒ 2,005.420.(57 Zijnde de tegenwaarde der op borgstellingen geboekte kapitalen, voor zooverre geen gelddeposito of verkoop van gedeponeerde effecten heeft plaats gevonden. Tegenover borgstellingen staat ook nog als tegenrekening : Borgstellingen zonder deposito 50.452.— De naam dezer rekening duidt voldoende de hierop geboekte bedragen aan. Depót Borgtochten 13,800.— Behalve ƒ 3800.— ontvangen gelddepóts tot zekerheid voor loopende borgstellingen is op deze rekening ook geboekt de tegenwaarde der post Depót Borgtochten in het debet der balans. Diverse Crediteuren 3,082.43 Hierop paraisseeren eenige kleinere vorderingen op de Maatschappij. Commissionnairs in effecten 843.89-i- Zijnde eenige kleine saldi nog te verrekenen. Coupons te betalen 24,380.— Zijnde de nog onbetaalde September 1905 coupons, en de in de couponboeken nog openstaande coupons van vroegere vervaldagen. Dividend te betalen 1,257.50 Nog onbetaald zijn de volgende dividendbedragen : 1900 ƒ 17.50 190 1 » 90.— 1902 88— 1903 » 285.— 1904 777.— ƒ 1257.50 Interest te betalen 298.391.54 Zijnde de opgeloopen, per 31 December 1905 nog niet vervallen renten, hoofdzakelijk op de obligatieleeningen. Termijnprovisie ƒ 3.937.84 Dit bedrag is een evenredig deel der in 1905 ontvangen premiën, welke aan het boekjaar 1906 ten goede moeten komen. Reserve Dubieuse Debiteuren 38,800.— Dit bedrag is gereserveerd als vermoedelijk verlies voor de op Dubieuse Debiteuren geboekte bedragen. Reserve Hypotheken ..." v 4,000.— Zie de toelichting onder Hypotheken aan de debetzijde der balans. Reserve Buitengewone Debiteuren . . . . „ 1,72(5,000.— In verband met de van den ontslagen directeur ontvangen effecten, die in 1906 zijn te gelde gemaakt en het bezit van ƒ 100,000, 4 pCt. pandbrieven Holl. Hyp. Bank, welke echter door de directie dier instelling als niet deugdelijk zijn gesignaleerd, is de reserve ± ƒ 154,000,— lager aangenomen dan het bedrag der vordering. Waar nog niet onbelangrijke baten uit den boedel van den ontslagen directeur zijn in uitzicht gesteld, is de hoop niet ongerechtvaardigd, dat bij de afwikkeling dier liquidatie deze reserve nog eene bate voor de maatschappij zal opleveren. Bijlage D. De post Buitengewone Debiteuren is als volgt samengesteld. J. J. Le Fèvre de Montigny c. s. Beleening-contract dd. 13 Jan. 1898 (zie rapport der commissie bl...) ƒ 29.000. Effecten, n.1. ƒ 40.000, pandbr. 4 % Holl. Hyp. Bank, vermist uit het depót der Allg. Kautionsbank 40.000. * Coupons, vervallen in 1905 van dit fondsen- depót, geknipt en niet verantwoord 13.000. Effecten, vermist, welke waren aangekocht ter belegging van het Reservefonds 32.02/.41 Effecten, vermist, welke waren aangekocht ter belegging van de Extra Reserve 29.208.75 Een spaarbankboekje, met gelden ter beleg- OA Qö ging van de Koersreserve » -0- Diverse coupons, geknipt van de effecten der belegde reserven en van de op 31 Dec. uit die reserven vermiste stukken, welke coupons niet aan de maatschappij zijn verantwoord . . . . „ 4.704.45 ƒ 147.967.59 J. J. Le Fèvre de Montigny. ƒ 29,839.74 voor een kas tekort. „ 60,000.— voor eene in Augustus 1895 ten zijnen name geboekte hypotheek, welke op 31 December 1905 niet meer bestond. „ 109,000.— voor ten zijnen name geboekte prolongatieposten dateerende van de jaren 1897, 1899, 1900 en 1904. „ 10,000.— voor eene prolongatie in 1902 geboekt ten name C. Fledderus, waarvan de aansprakelijkheid door dezen is ontkend. „ 166,598.71 voor diverse posten, geboekt op Beleening-rekening, welke op 31 December 1905 bleken geen reëel bezit voor de maatschappij te zijn. ƒ 375,438,45 Transportteren. ƒ 375,438.45 Transport. ,, 160,000.— geboekt in 1902 en 1904 als Deposito's bij de Ontvang- en Betaalkas. „ 26,038.72° voor de renten, tot 31 Decembsr 1905, van bovenstaande beleening-, prolongatie- en hypotheekposten en de renten en termijnprovisie van de ten name De Montigny loopende borgtochtcontracten. „ 5,129.58 voor de renten, tot op 31 December 1904, van' de ten name der Ontvang- en Betaalkas staande deposito-gelden, welke renten in de balans van December 1904 als te goed komend waren opgenomen. „ 9,336.22 voor de renten over bedragen, geboekt als „Depót" zonder nadere aanduiding, welke gelden dooiden ontslagen directeur, echter zonder verrekening van rente, zijn gerestitueerd. „ 100,000.— voor 100 a f 1000 4 pCt. pandbrieven Holl. Hyp. Bank welke door de Directie dier instelling als vermiste of verduisterde stukken zijn gesignaleerd. Daar de ontslagen directeur ook directeur der Hollandsche Hypotheekbank was, komt de aansprakelijkheid voor eventueel verlies op deze stukken ten zijnen laste. (Zie voorts de toelichting bij de balanspost: Reserve Buitengewone Debiteuren). ,, 709,802.50 voor diverse verduisterde effecten uit het vrije fondsenbezit der maatschappij. „ 64,500.40 voor de coupons, in 1905 vervallen, van bovenstaande verduisterde effecten en van die fondsen, welke nog in het bezit der maatschappij zijn. Deze coupons zijn geknipt en niet verantwoord. „ 300.— voor niet verantwoorde coupons, vervallen in 1905, van effecten, toebehoorende aan het kantoor te Brussel. 246,000.— voor uit portefeuille vermiste 4 pCt. obligatiën. ƒ 1696,545.875 Transpor teer en. ƒ 1696,545.875 Transport. „ 6,000.— voor uit portefeuille vermiste 3l/2 pCt. obligatiën. „ 28,260 — voor een verschil op de couponrekening, ontstaan door de uitbetaling van coupons dezer vermiste portefeuille-stukken. ,, 1,535.75® voor een debet-saldo ten name van wijlen den heer C. Fledderus, volgens wiens opgaaf dit saldo met de hem komende tantième door de Montigny moet verrekend zijn, doch welke verrekening niet in de boeken der maatschappij is aangeteekend. ƒ 1,732,341.63 Totaal, vormende met „ 147,967.59 geboekt op J. J. Le Fèvke de Moxtigny c. s. ƒ 1.880,309.22 of den balanspost Buitengewone Debiteuren. WINST- en VERLIESREKENING over 1905 der Nederl. Maatsch. van Zekerheidsstelling voor Ambtenaren en Beambten. Onkosten. ƒ 37,626 41 Saldo A°. P°. ƒ 6 437I67V Inlegprovisie „ 368 67 Termijnprovisie 16'336 82 ' Publiciteit „ 735 95 Eigen Risico Rekening „ l'lOl!l6 Interest „ 695,201 02'/s Boetepremie „ I „ 170 36 Effecten, voor afschrijving „ 32,348 59i/2 Assurantie „ „ 2 732'ö3 Effecten verbonden, voor afschrijving. „ 32,947 91'/2 Uitkeering faillissement van Hoytema ," 428 66 Kapitalen belast met vruchtgebruik, Kantoor Berlijn voor alle liaten over voor afschrijving „ 8,325 55 1905, zijnde 4 /„ rente in rekening- Dienst 4 °/„ leening, voor afschrijving „ 24,440 59 courant, bank-premiën over remises, i Onkosten Berlijn, „ „ „ 14,493 97 te goed komend dividend en tan- „ Budapest, „ „ M 9,722 03!/2 tième over 1905 n 323,232 93 „ Parijs, „ „ „ 15,964 10 Kantoor Budapest, voor idem ... „ 185,427 78 » R°me. » .. „ 15,291 75 „ Parijs, „ „ 199^049 33 Oprichtingskosten Brussel, voor af- . „ Rome, „ „ 88 07*> 56 schrijving. ....... „ 5,033 80l/2 Interest Brussel, „ „ . . . " 27^905 98 Dienst aandeelen, voor afschrijving . „ 2,998 53 Reservefonds „ 75 018 831/ Reserve Dubieuse Debiteuren 38,800— Extra Reserve . 36,151 79»/ » Hypotheken 4,000— Koers Reserve 18 446 781/' Buitengew. Debiteuren. . . „ 1,726.000— Dienst 3i/2 % Obligatieleening . . ! " l',602 52 /Restitutie v. d. Heer P. B. J. Ferf. 1 „ 18,276 71 „ v. d. Heer Mr. D. de Jongli jan Polsbroek 19,984 92 Winst op kapitaal-deelneming in bui- tenlandsche maatschappijen 777,957 rq Saldo Verlies „ 865,963 7\\j% . f 2,664,29889'/^ ƒ 2,664,298 89i/„ Bijlage E.