PRIJS 35 CENTS. EINDEXAMENS der HOOQERE BURGERSCHOLEN. 1806-19O7. Uitgewerkte yraagstukken van het schriftelijk werk. AFLEVERING IV. SCHEIKUNDE, bewerkt door A. J. DIJKER en C. HE1JER. A. W. SEGBOER, Uitgever - - Den Haag. - , VU. -J U,// Typ. BECHERER, LEIDEN EINDEXAMENS der HOOGERE BURGERSCHOLEN. 1066 1907. Uitflcwcrkte y raag stukken van het schriftelijk werk. AFLEVERING IV. SCHEIKUNDE, bewerkt dcor A. J. DIJKER en C. HEIJER. A. W. SEOBOER, Uitgever - - Den Haag. VOORBERICHT. Bij het verschijnen van aflevering III (Meetkunde) dezer Verzameling van uitgewerkte vraagstukken is mij de vraag gesteld welk niet door de uitgave dezer oplossingen werd beoogd. Het lijke daarom niet ondienstig nog eens te herhalen wat reeds in aflevering I (Natuurkunde) werd medegedeeld, namelijk dat het de bedoeling is om op de eenvoudigst mogelijke wijze de oplossing te geven van de opgaven, voorkomende in het bekende boek van Julius en Dr. van der Plaats. Voornamelijk zullen deze uitwerkingen van nut kunnen zijn voor hen, die zich door zelfstudie willen voorbereiden voor het Staatsexamen, het eindexamen H. B. S. 5 jarige cursus en dergelijke examens. Het aantal dezer candidaten op de examens wordt steeds grooter. Maar ook in handen van leerlingen eener H. B. S., van het Gymnasium of andere inrichting van onderwijs kunnen de boekjes als repetitie, of als model voor het oplossen van vraagstukken wellicht goede diensten bewijzen. Dat zwakke leerlingen van deze uitwerkingen gebruik kunnen maken om er de oplossingen van opgegeven vraagstukken uit na te schrijven, is ten deele waar. Ik stel mij echter voor dat een leeraar dit toch spoedig in de gaten zal krijgen, terwijl dergelijke handelingen zich ten slotte zelf wreken bij de eindexamens. A. J. DIJKER. Zwolle, Juni 1910- Gelderland 1866. Ie Ploeg. Hoeveel chloorzure kali is er benoodigd voor de ontwikkeling van 25 liter zuurstofgas? (Aeq.: H = 1; O = 8; Cl = 35,5; K — 39. Gewicht van één liter waterstof = 0.089 gram. Spec. gew. van zuurstof = 16, wanneer dat van waterstof = 1 gesteld wordt). De reactie verloopt als volgt: KCIOs = KCI + Oa + O ) O + KClOj - KCIO, j B,) verh"»«gKCI04 = KCI + 2 O, Dus 2 KCIO, = 2 KCI + 3 03 Bl) sterker vcrhlttin«' Er is aanwezig 25 Liter O,. 1 Liter O weegt 16 X zoo zwaar als 1 Liter H. Dus 1 Liter O weegt 16 X 0.089 Gram. Door x Gram KCI03 worden dus 25 X '6 X 0.089 Gram zuurstof ontwikkeld. De formule leert, dat 2 moleculen KCI03 3 moleculen zuurstof ontwikkelen. Dus door 2 X het moleculair gewicht van KCIO;, in grammen wordt 3 X het moleculair gewicht van Oa in grammen ontwikkeld. Atoomgewicht = aequivalent X valentie, want aequivalent = atoomgewicht. „ valentie IS nu atoorn8ewicht 0 = 2X8= 16; atoomgewicht Cl. = 35.5; atoomgewicht K = 39. Dus moleculair gewicht KCIOa = 122.5 en moleculair gewicht O, = 2 X 16 = 32. We zien dus dat 2 X 122.5 Gram KCIO, leveren 3 X 32 Gram O,. Hieruit volgt de vergelijking: x : 25 X 16 X 0.089 ^ 2 X 122.5 : 3 X 32 3 X 32 X * — 245 X 25 X '6 X 0.089 6 x = 245 X 25 X 0.089 = 545.125 x = 90.85. Dus is 90.85 dram KCIOs noodig. Gelderland 1866. 2e Ploeg. Hoeveel liter zuurstof is noodig voor de volkomene verbranding van 100 liter zwaarkoolwaterstofgas? N.B. Deze vraag naar keuze te beantwoorden, hetzij met behulp der aequivalent volumia (Aeq. vol. van zwaarkoolwaterstofgas = 4, van zuurstof = 1), hetzij met behulp der volgende gegevens: Aeq. C = 6; O = 8; H = 1. Gewicht van één liter lucht — 1.293 gram. Spec. gew. van O = 1.1056. „ C4H4 = 0.97. ln de opgave staat C,^. Lees C,H,. De reactie verloopt aldus: C,^ + 3 O, = C,0, -f 2 H,0. Voor de volkomen verbranding van 100 Liter C,H4 zijn noodig x Liter O. De formule leert, dat voor de volkomen verbranding van 1 molecule C,H4 noodig zijn 3 moleculen O. Daar CSH, en O beiden gassen zijn, kan hier de wet van Avogadro worden toegepast. In gelijke volumina van verschillende gassen komen bij dezelfde temperatuur en diuk evenveel moleculen voor. Omgekeerd zal een zeker aantal moleculen van het eene gas bij dezelfde temperatuur en druk een evengroot volume innemen als een even groot aantal moleculen van een ander gas. Dus 3 moleculen zuurstof nemen drie maal zoo groot volumen in als 1 molecule C,H4. Dus voor volkomen verbranding van / volume C,H4 zijn noodig 3 volumina O, dus voor I Liter CiH< = 3 Liter O We krijgen dus de vergelijking: 100 : x = 1 : 3. x = 300. Er is dus 300 Liter noodig. Zuid-Holland 1867. Ie Ploeg. Hoeveel zwavelzuurhydraat (HO.Sö,) is er noodig tot het oplossen van 20 lood zink, en hoeveel wichtjes waterstof worden daarbij ontwikkeld. H, S04 + Zn = Zn OS4 + H3. Dus 1 molecule Ha S04 lost een molecule Zn op. Zn is tweewaardig, dus atoomgewicht Zn = 2 X 32.6 = 65.2. (Vergelijk 1866 Gelderland, le ploeg). Atoomgewicht S = 32 en O = 16. Hieruit volgt, dat 98 lood H, SO< 65.2 lood zink oplossen. Verder lossen x lood H, SO, 20 lood Zn op. Dus 98 : 65.2 = x : 20 20 X 98 X = 65^2 = Er is dus noodig 30.06 lood H, SO„. Voor het ontwikkelen van 1 molecule H, is noodig 1 molecule Zn; dus voor het ontwikkelen van 2 wichtjes H, zijn noodig 200 wichtjes Zn Dus 2 : 65.2 = x : 200 4°0 X ~ 652 = wichtjes. Zuid-Holland 1867. 2e ploeg. Hoeveel ijzeroxyde blijft er terug bij de verhitting van 25 lood watervrij zwavelzuur ijzeroxydule? Fe = 28; S =: 16. Reactie: 2 Fe O, SO„ = Fe, 03 + 2 SO, + O. (Redeneering als in 1866 Gelderland, le ploeg.) 160 : 304 = x : 25 160 X 25 4000 „ „ 304 ~ 304 — 1316 '00d Zuid-Holland 1876. 3e ploeg. Hoeveel koolzure kalk heeft men noodig om daaruit door middel van zwavelzuur 50 kan koolzuur (bij 0° en onder eene drukking van 760 m.M. te ontwikkelen? Reactie: Ca CO, + H, SO, = H, CO, + Ca S04. / \ H,0 + CO, 1 kan CO, weegt 1.5 X zoo zwaar als 1 kan lucht. 1 kan lucht weegt 1.3 G. Dus 50 kan CO, wegen 50 X 1.5 X 1.3 Gram. x Gram Ca CO, ontwikkelen met H, S04 50 X 1 5 X 13GramCO,. Volgens de formule geeft 1 molecule Ca CO» 1 molecule CO,. Dus 100 Gram Ca CO, ontwikkelen 44 Gram CO, Daaruit volgt: x : 50 X 1.5 X 1.3 = 100 : 44 x = 221.6. Dus 2J21.6 Gram Ca CO,. *) Zuid-Holland 1867. 4e ploeg. Hoeveel kan zwaveligzuur (op 0° onder eene drukking van 760 m.M.) wordt er gevormd door de werking van 10 lood zwavelzuur (HO,SO:1) op eene voldoende hoeveelheid koper? Spec. gew. SO, = 225; I kan lucht = 1.3 wichtje. *) Waar hier en in de volgende vraagstukken wordt gesproken van het specifiek gewicht van een gas wordt steeds bedoeld het specifiek gewicht ten opzichte van lucht. Om het gewicht van 1 Liter te vinden moet men dus met 1.3 = gewicht van I L. lucht vermenigvuldigen. Reactie: Cu + H, S0< = Cu O + H, SO' (= H, O + SO,) Cu O + H, S04 - Cu SO, + H,0 Cu O + H, S04 = Cu SO, + 2 H, O -j- SO, Volgens de redeneering van Vraagstuk 1 krijgen we, als wij het aantal grammen SO, = x noemen: 64 : 2 X 98 = x : 100 _ 6400 * 2 X 98' 1 Liter SO, weegt 2.25 X 1-3 wichtjes. Is y = het aantal kannen, dan is _ 6400 _ y ~ 2 X 98 X 2.25 X 1-3 ~ Noord-Holland 1867. Ie ploeg. Hoeveel wichtjes KO, CIOs zal men moeten gebruiken om O genoeg te ontwikkelen ter verbranding van eene kan C,H,? H = 1; C = 6; O = 8; Cl = 35.5; K = 39; I kan lucht = 1.3 wichtje. spec. gew. C,H4 = 0.559; O = 1.105. KCI 0„ + C,H., = 2 CO, + 2 H,0 + KCI 1 kan C,H, weegt 0559 X '-3 wichtje. Is x het gevraagde aantal wichtjes KCIO#, dan is: 341 : 28 = x : 0.559 X 1.3 247,8047 . _ x = —, dus 8 wichtjes. Noord-Holland 1867. 2e ploeg. Hoeveel S03, HO heeft men noodig om uit KO, 2(CrO;() tien kan O te bereiden? H = 1, O = 8, S = 16, K = 39, Cr = 26.26; s. g. zuurstof = 1.105; 1 kan lucht = 1.3 wichtje. Reactie: K,Cr,0; + H,S04 = H,Cr,0; + K,SO, H,Cr,07 = H,0 + 2 CrOa 2 Cr03 - Cr,03 + 30 Cr,Os + 3 H,SO, = Cr,(SO,):, + 3 H,0 K,Cr,0; + 4 H,SO, = K,S0, -j- Cr,(SO,)s + 4 H,U + 3 ü. 10 kan zuurstof wegen 10 X 1105 X 13 wichtjes. Dus 392 : 48 = x : 10 X 1105 X 1.3 x = 117.314. Zeeland 1867. Hoeveel gekristalliseerde soda heeft men noodig om 5 KG. zwavel zuur (eerste hydraat) te verzadigen? C = 6, O = 8, Na = 23, S = 16, H = 1. Reactie: Na,COs + 10 aq + H,SO< = HaCO, + Na,S04. H,0 + CO, Na,CO;, bevat 10 moleculen kristalwater. Moleculair gewicht van gekristalliseerd Na,COs is dus 2 X 23 + 12 + 3 X '6 + 10 X 18 ( = H,0) = 286 286 : 98 = x : 5 x = 14.6. Utrecht 1867. No. 1. Men vraagt hoeveel liter tweede stikstofoxydegas en hoeveel gratn salpeterzuur koperoxyd (Cu O, NO') zal gevormd worden, wanneer men 50 gram koper overgiet met 600 gram water en 100 gram salpeterzuureerste hydraat, in de onderstelling dat de reactie tusschen koper en verdund salpeterzuur volkomen wordt uitgedrukt door de formule 3 Cu + 4 (HO, NOs) = 3 (Cu O, NO") + 4 HO + NO-. Aeq. gew. koper = 31.7; aeq. gew. stikstof — 14; s. g. stikstofoxyd = 1.038. 3 Cu + 4 (HO, NOs) = 3 (Cu O, NO,) -f 4 HO + NO,. Is x het aantal grammen NO,, dan is: 46 : 190.2 = x : 50 46 X 50 X — 190 2 * 1 Liter NO, weegt 1.038 X 1-3 Gram. Stel er zijn y Liter NO, gevormd, dan is: 46 X 50 y = 190.2 X 1.038 X 1-3 = 8 9 LltCr N°" Bij C40, NOi krijgen wij 425 1 : 190.2 = x : 50 x = 111.7. Utrecht 1867. No. 2. Men vraagt hoeveel liter zuurstof noodig zijn ter volkomen verbranding van een liter zwaar koolwaterstofgas, hoeveel liter koolzuur en hoeveel gram water bij die verbranding gevormd worden. Soort. gew. zwaar koolwaterstofgas 0967. De gassen worden beschouwd als vrij van waterdamp en onder de normale omstandigheden van temperatuur en drukking. 3 0, + C,H< = 2 CO-, + 2 H,0. Daar O en C,H, beiden gassen zijn, kunnen wij hier bij de bepaling van het aantal Liters de wet van Avogadro toepassen. (Zie 1866 Gelderland 2e ploeg). 3 moleculen O, verbranden I molecule C,H4, dus 3 volumina O., „ 1 volume CjH*. 3 Liter O, „ 1 Liter C,H4. Evenzoo vormt I molecule C,H4 2 moleculen CO,. Dus I Liter C,H< vormt 2 Liter CO,. 1 Liter C,H4 weegt 0.967 X 1.3 Gram. Dus: 36 : 28 = x : (0.967 X 1 3) x _ 36 X 0.967 X 1 3 _ X 28 ,a Overijsel 1867. Bereken het soortelijk gewicht van waterdamp (H = 1) uit de volgende gegevens: 2 vol. waterstof + 1 vol. zuurstof verbinden zich tot 2 vol. waterdamp. Soortelijk gewicht H = 1, soortelijk gewicht O = 16. Gegeven: 2 vol. H + 1 vol. O - 2 vol, waterdamp (I). Volgens de wet van Avogadro (1806 Gelderland 2e ploeg) is: 2 mol. H -|- 1 mol. 0 = 2 mol. waterdamp (II). Nu is het soortelijk gewicht van een gas = gewicht zeker volume van dat gas gewicht hetzelfde volume waterstof, dus volgens de wet van Avogrado = gew|cht x mol. gas _ gewicht x mol. waterstof gew. 1 mol, gas _ moleculair gewicht gew. 1 mol. H — 2 ' Dus moleculair gewicht van een gas = 2 maal het soortelijk gewicht. Stel soortelijk gewicht waterdamp = x, dan is, volgens (II) 4 X soort. gew. H -f 2 X soort. gew. O = 4 x. 4 -f- 32 = 4 x of 4 x = 36. x = 9. Groningen 1867. Ie Ploeg. Hoeveel zwavelzuur heeft men noodig om 500 KG. beenderenmeel zoodanig te ontleden, dat er oplosbare phosphorzure zouten ontstaan? Het beenderenmeel is als volgt samengesteld: 58% phosphorzure kalk, 10°/o koolzure kalk, ,u/° » magnesia, 31% lijmgevend weefsel. Hoeveel gips ontstaat er? Van de 500 KG. beenderenmeel is 58° dus 290 KG. Ca , (P04), + 2H, S04 = 2 Ca S04 -f Ca (H, PO<)„ primair Ca phosphaat. Primair Ca phosphaat is oplosbaar, Ca S04 niet. 2 X 98 : 310 = x : 290 x = 183.3 KG. Bij Ca S04 krijgen we: 272 : 310 = x : 290 x = 254.5 KG. N B. Bij deze oplossing is het atoomgewicht van Ca aangenomen als 40 en dat van P = 31. Groningen 1867. 2e ploeg. Wanneer 196 w. ijzer uit 556.5 w. kopervitriool al het koper neerslaan, welke is dan het aequivalent van het koper? (De formule van kopervitriool en de aequivalent-gewiehten van zwavel, ijzer en zuurstof worden als bekend verondersteld.) Fe -f CuSO,*= FeSO, + Cu. Wij weten, dat Cu tweewaardig is. Nu is aquivalent = ato™Kewicht valenties Stel dus x = aequivalentgewicht Cu, dan is atoomgewicht Cu = 2x. Dus het moleculair gewicht van CuS04 wordt 2 x + 32 + 64 = 2 x + 96. We krijgen dus: (Fe is hier tweewaardig). 56 : (2 x -f 96) = 196 : 556.5 2 x + 96 = 50 *Jf6'5 = 158.5 2 x = 62 5; x = 3125. Limburg 1867. No. I. Hoeveel zwavelijzer en hoeveel zwavelzuur (eerste hydraat) heeft men noodig om ééne kan water te verzadigen met zwavelwaterstof (1 vol. HO zal 2 vol. HS opnemen; sp gew. van HS = 1.191) en hoeveel ijzervitriool [+ 7 Aq) zou men daarbij als nevenproduct kunnen verkrijgen? FeS + HjSO, = H2S + FeS04 Er is gegeven, dat 1 kan HsO opneemt 2 kan H,S. Dus moet 2 kan H,S ontwikkeld worden uit FeS en H2S04. Specifiek gewicht van HsS ten opzichte van lucht = 1.191. Dus gewicht 1 kan H,S = 1.191 x gewicht 1 Liter lucht _ 1.191 X 1-3 G. Er moeten dus 2 X 1-191 X 13 Gram H,S worden ontwikkeld. De hoeveelheid zwavelijzer x Gram stellend, krijgen wij de vergelijking: 91 : 34 = x : 2 X 1-191 X 1.3. x = 8.01 Gram FeS. De hoeveelheid H,SO, = x Gram. 98 : 34 = x : 2 X 1.191 X 1 3 x = 9 Gram. Moleculair gewicht FeSO, (-f 7 aq.) = 56 -f 32 + 64 -f 7 X 18 = 271. Dus: 278 : 34 = x : 2 X 1-191 X 1 3 x = 25.3 Gram. Limburg 1867. No. 2. 0,4 wichtjes rietsuiker hebben door verbranding met CuO opgeleverd 0.617544 w. CO, en 0.231579 w. HO. Maak daaruit de empirische formule voor de rietsuiker op, zoover de gegevens voldoende daarvoor zijn. Rietsuiker bestaat uit C, H en O. Nu moet onderzocht in welke verhouding deze drie elementen er in voorkomen. Er worden nu 0.617544 wichtjes CO, opgeleverd. Atoomgewicht C — 12; moleculair gewicht CO, = 44. Op 1 molecule CO, komt 1 atoom C voor. Dus op 44 gewichtsdeelen CO, komen 12 gewichtsdeelen C voor. 12 Dus het 44 van het gewicht aan CO, is C- Evenzoo komen op 18 gewichtsdeelen H,0 2 gewichtsdeelen H, voor. Dus het ' van het gewicht aan H,0 is H,. Dus er zijn hier ^ X 0.617544 = 0.1722 wichtjes C en g X 0.231579 = 0.0257 wichtjes H Samen = 0.1979 wichtjes. Dus er zijn 0.4 — 0.1979 = 0.2021 wichtjes O. De gewichtsverhouding, waarin dus C, H en O voorkomen is als: C H O 0.1722 0.0257 0.2021 Deelen wij nu de hoeveelheden C, H en O. die in de rietsuiker voorkomen, respectievelijk door de atoomgewichten van C, H en O, dan vinden wij de verhouding van het aantal atomen C, H en O in de rietsuiker. Dus de atoomverhouding is als: C H O 0.01435 0.02573 0.0126 1435 2573 1260 Vereenvoudigd: 12 22 11 Dus de empirische formule is C„n H„n 0,m 1868. 5 gram eener zilverlegeering worden in salpeterzuur opgelost; uit de oplossing wordt het zilverzout door middel eener oplossing van keukenzout neergeslagen. Indien nu deze keukenzoutoplossing 54,5 gram NaCI per liter bevat, en er 41.5 kub. centimeters noodig zijn, om al het zilver neer te slaan, hoeveel percent fijn zilver bevat dan de legeering? Na = 23; Cl = 35.5; Ag = 108. 2 HNOa = 2 NO, + HaO + O 2 Ag + O = Ag20 2 HNO, + 2 Ag,O = 2 AgNO:, + H,0 4 HNO» + 2 Ag = 2 NO, + 2 AgNO, + 2 H,0 of 2 HNO, + Ag = NO, + AgNO, + H,0 (I) AgN0:, -f- NaCI = NaNOj -f AgCI (II) 41.5 cM.s van de gegevens NaCI oplossing bevatten 41.5 X 58.5 mG. = 2427.75 mG. NaCI. (I) 1 molecule NaCI reageert met 1 molecule AgNO». (II) 1 molecule AgNO, wordt weer geleverd door I molecule Ag. (III) Ten slotte komt dus 1 molecule Ag overeen met 1 molecule NaCI en dus het moleculair gewicht van Ag met het moleculair gewicht van NaCI. x mGram Ag komt overeen met 41.5 X 58.5 Gram NaCI. Dus: 108 : 58.5 = x : 41.5 X 58.5 x — 4482 m.Gram — 4.482 Gram. Per 5 Gram legeering zijn dus 4.482 gram Ag. » '00 „ „ »b 89.64 „ Ag. Dus 89.64 °/„. 1869. 50 C. C. van eene zoutzuuroplossing, die per liter 36,5 gram zoutzuur bevat, wordt gevoegd bij 10 gram gekristalliseerde koolzure soda (NaO.CO2 -f- 10 HO). Hoeveel gram chloornatrium en hoeveel liter koolzuur van G° en 760 mM. drukking zal bij deze reactie worden gevormd? (Het aeq. gewicht is van Natrium = 23; Chloor = 35.5; Koolstof = 6; Waterstof = 1; Zuurstof = 8; het soortelijk gewicht van Koolzuur = 1.529.) Deze vraag is door alle candidaten te beantwoorden. Zij, die niet met de oude, maar met de nieuwe schrijfwijze der formule bekend zijn nemen in aanmerking, dat de formule van koolzure soda volgens de nieuwe schrijfwijze is (CNa,0, -)- 10 H,0, en dat het atoomgewicht is: van Koolstof = 12, van Natrium = 23, van Zuurstof = 16, van Waterstof = 1, van Chloor = 35-5. 2 HC1 + Na,CO, = 2 NaCI + H,COa / \ H,0 + CO, 50 C. C. zoutzuuroplossing bevatten 50 X 36.5 m.Gram HC1. 2 X 58.5 ; 2 X 36.5 = x : 50 X 36.5. x _ 50 X «X 58.5 ^ ^ 5g5 mQr _ 2g25 m Qr _ 2g25 Qr NaC) 44 : 2 X 36.5 = x : 50 X 36.5 44 X 50 x — 2 m.Gr. = 1100 Gram = 1.1 Gram. I Liter CO, weegt 1.529 X 13 Gram. y ~ 1.529 X 1.3 = 0 55 Llter 1870. Hoeveel keukenzout en zwavelzuur zijn noodig om met het daaruit ontwikkelde zoutzuur 1600 C. C. eener oplossing van ammoniak te verzadigen? 10 C. C dezer ammoniak-oplossing worden geneutraliceerd door 3 C. C. eener zuringzuur-oplossing, welke 31.5 gr. gekristalliseerd zuringzuur (CjOa, HjO, 2 aq.) in den liter bevat. Aequivalenten: Cl = 35.5; Na = 23; O = 16! C = 12; S = 32. 0ude » Cl = 35.5; Na = 23; O = 8; C = 6; S = 16. H,S04 + 2 NaCI =- NaaSO, + 2 HCI (I) 2 NH.OH + 2 HCI = 2 NH4Cl + 2 H,0 (II) 2 NH.OH + C2H,04 (2 aq) = (NH.,), C,04 + 2 H.O (III) 10 cM.' NH4OH worden geneutraliceerd door 3 cM. zuring-zuuroplossing. De 1600 cMs. NH4OH oplossing, die we hebben worden dus geneutraliseerd door 160 X 3 cMs. zuring-zuuroplossing- die 31.5 Grani gekristalliseerd H.,C,04 per Liter bevat. Er zijn in die 160 X 3 cM" oplossing 160 X 3 X 31.5 m Gr. gekristalliseerde H,C,0, 2 moleculen NH,OH neutraliseeren I molecule C2Hs04 (III) 2 moleculen NH^OH worden verzadigd door 2 moleculen HCI (II). Dus 1 molecule H,Cs04 komt overeen met 2 moleculen HCI. Deze 2 moleculen HCI worden weer geleverd door 1 molecule HjS04 en 2 moleculen NaCI (I) Ten slotte komt dus 1 molecule HjCs04 overeen met 1 molecule H,S04 en met 2 moleculen NaCI Wij hebben gezien dat x m.Gram NaCI en ij mG HaSs04 ontwikkelen een zekere hoeveelheid HCI, die 1600 cM». NH.OH oplossing verzadigen, welke NH4OH weer door 160 X 3 X 31.5 m.Gram gekristalliseerde H,C,Of worden geneutraliseerd. Dus komen x m.Gram NaCI en ij m.Gram H,S04 overeen met 160 X 3 X 31.5 m.Gram gekristalliseerde H2C,04. Dus krijgen we de vergelijkingen; 2 X 58.5 : 126 = x : 160 X 3 X 31.5. 160 X 3 X 31 5 X 2X58.5 * = 126 = 14040 m-Gr = 14.04 Gr. NaCI. en 98 ; 126 = ij : 160 X 3 X 31.5 8 = *Xi60gsxay mm = nj6 0jam Hso_ 1871. Een flesch van 31 , liter is gevuld met lucht uit een vertrek. De inhoud wordt met 50 C, C. barytwater geschud; 25 C. C. dezer vloeistof blijken nu 12 C. C. te verzadigen van eene oplossing van zuringzuur bevattende 2.859 gram gekristalliseerd zuringzuur (C,0„ H,0, aq.) per 'liter. Vóór de inwerking van het koolzuur verzadigden deze 25 C. C. barytwater 20 C. C- der oplossing van zuringzuur. Hoeveel koolzuur in gewicht en in volume bevatte de lucht uit het vertrek per liter? Atoomgewicht: C = 12. Ba (OH), + CO, = Ba CO, + H,0 (I) Ba (OH), -f H,C,04 = Ba C,04 -f H,0 (II) Vóór het schudden met lucht verzadigden 25 cM" Ba (OH), oplossine 20 cM". H,C,04 oplossing. Nè het schudden, toen dus door het CO, uit de lucht, een deel van het Ba (OH), gebonden was, verzadigden 25 cM." Ba (OH), oplossing slechts 12 cM». H,C,04 oplossing, dus 8 cM.' H,C,04 oplossing minder. Dus als er x m.Gram CO, waren, dan binden deze x Gram CO, zóóveel Ba (OH)„ als er noodig is om 8 cMs H,C,04 oplossing, die 2.859 Gram H,C,G4 (2 aq) per Liter bevat, te verzadigen, dus om 8 X 2.859 m.Gram H,C,0, te neutraliseeren. 1 molecule CO, bindt zooveel Ba (OH), als noodig is, om 1 molecule H,C,04 te neutraliseeren. Dus: 44 : 126 = x : 8 X 2859 x = 7.892 m.Gram. Dus op 3y% Liter bevinden zich 7.892 m.Gram. Per liter is dat 2/7 X 7.892 m.Gram = 2.261 m.Gram = 0.00226 Gram. Moleculair gewicht van een gas = 2 X de dampdichtheid. Dus dampdichtheid CO, ten opzichte van H = y^ X 44 = 22. Dus gewicht 1 Liter CO, = 22 X gewicht 1 Liter H = 22 X 0.09 Gram. Dus gewicht 1 cM.« CO, = 22 X 0.09 m.Gram. 9 28 Dus er zijn 22 ™ ftogg CM.' = 1.16 cM." CO,. 1872. 100 gram pyroluziet van 95"/0 MnO, worden door zoutzuur geheel ontleed ter bereiding van chloor. De overgebleven mangaan-oplossing wordt met kalk ontleed, het gevormde neerslag afgezonderd en zoolang aan de inwerking der lucht blootgesteld, totdat het geheel geoxydeerd is. Men vraagt hoeveel gram chloor men daarmede weder kan ontwikkelen, indien het onder de vereischte omstandigheden met zoutzuur wordt behandeld. Atoomgewicht van Mn = 55; Cl = 35.5; 0 = 16. Aequivalentgewicht van Mn = 27.5; Cl = 35.5; 0 = 6. Mn O, + 2 HCI = Mn Cl, + H,0 + 0 2 HCI + 0 = H,0 + Cl, MaOi + 4 HCI = MnCI, + Cl, + 2 H,0 (1) Volgens het proces van Weldon wordt MnCI, overgevoerd in MnO,. Dit gebeurt door bij eene oplossing van MnCI, te doen overmaat kalkmelk en door de vloeistof lucht te persen. 2 CaO + O = MnCI, = Ca MnOa + CaC!,. (II) Ca Mn 0:i scheidt zich af als een zwart neerslag en heet Ca manganiet. Het gedraagt zich bij de Cl bereiding als een mengsel van CaO en Mn O,. Dus MnO, + 4 HCI = Mn Cl, + Cl, + 2 H,0. (III) I molecule MnCI, geeft met HCI 1 molecule MnCI, (I) 1 Molecule MnCI, geeft weer met CaO en O 1 molecule Ca Mn 03) wat gelijk staat met 1 molecule MnO,. (II) 1 molecule MnO, geeft weer met UC1 1 molecule Cl,. Ten slotte komt dus 1 molecule Mn02 overeen met 1 molecule Cb. We hebben 95 Gram M11O2. Dus: 71 : 87 = x : 95 x = 77.53 Qram. 1873. 5,35 gram chloorammonium NH4CI wordt met 7 gram gebluschte kalk Ca(HO)2 (of volgens de oude schrijfwijze CaO,HO) en een weinig water verhit, totdat het chloorammonium geheel ontleed is. Men leidt het gas, dat zich ontwikkelt, in een bekerglas, waarin men 20 C. C. van eene zoutzuuroplossing gebracht heeft, die een soortelijk gewicht heeft van 1.10 en die 20.4 percent chloorwaterstof en 79.6 percent water bevat. Zal er nog vrij zuur in de vloeistof zijn, als de werking is afgeloopen? En zoo ja, hoeveel C. C. zal men dan van eene sodaoplossing moeten laten toevloeien om het overgebleven zoutzuur te neutraliseeren, indien de gebruikte sodaoplossing per liter 40 gram natriumhydroxyde NaOH (of volgens de oude schrijfwijze NaO.HO) bevat? Het atoomgewicht van N = 14, het aequivalentgewicht van N = 14 . H = 1, „ „ . H = 1 „ Cl = 35,5 „ . . Cl = 35,5 „ Ca = 40, . „ * Ca- 20 . O = 16, „ * „0 = 8 „ Na = 23, „ . . Na= 23. 2 NH4CI + Ca(OH)2 = alTHfÏTW + CaC'2 2 NH, + 2 HCI = 2 NH4CI 20 cM.8 HCI oplossing wegen 20 X '•! Grani = 22 Qram. Er zijn dus 20.5 X 0.22 Gram HCI = 4.488 Gram HCI. 2 moleculen NH,C1 geven 2 moleculen NH,, die weer 2 moleculen HCI binden. Er worden x Gram HCI verbruikt, dus: 2 X 53.5 : 2 X 36.5 = 5.35 : x. 53.5 x = 36.5 X 5.35 x = 3.65 üram HCI. Dus er blijven over 0.838 Qram HCI. HCI + NaÜH = NaCl + H20 x cM.' sodaoplossing bevatten x X 40 m.Gram = x X 0.04 Gram NaOH, dus: 36.5 : 40 = 0.838 : (x X 0.04) 40 X 0.838 _ 838 36.5 X 0.04 36.5 ' 1874. Hoeveel liter chloor zijn noodig om het jodium, in 14.17 gram KJ aanwezig, af te scheiden en te veranderen in joodzuur? Hoeveel liter SO, zijn noodig om dit joodzuur in joodwaterstof te veranderen? UEUEVENS. Nieuwe richting. Oudere richting. Atoomgewichten: Aequivalentgewichten: K = 39 K = 39 J = 127 J = 127 Cl = 35.5 Cl = 35.5 S = 32 S = 16 O = 16 0 = 8 Een liter H weegt 0.0896 gram. dens. chloor = 2.47 „ S03 = 2.234 _ 6 KJ + 3 Cl, = 6 KC1 + 3 Jj_ ___ (I) 3 J, + 6 KOU = 3 KOJ + 3 KJ + 3 H,0 3 KOJ = KJ Os + 2 KJ. KJO:, + HCI = HJOj + KCI 3 J, + 6 KOH + HCI = 5 KJ + HJO, + 3 H,0 + KCI (II) 6 SO, + 3 O) = 6 SOa 2 HJO, = 2 HJ + 3 O, 6 SO, + 2 HJOj = 6 S03 + 2HJ (III) Het ™ 3g deel van alle KJ is J. In die 14.87 Gram KJ zijn X 14.87 Oram J. M = 2 d. d (ten opzichte van H) = 63.5. Gewicht 1 Liter H = 0.09 Gram. Dus 1 Liter J weegt 63.5 X 0.09 Gram. 127 X14-87 14.87 _ 14.87 _ Dus er z„n x ^ x 0(jg = 8;j x 0.0g 7.47 " b«M2 Liter J,. Uit (II) ziet men, dat om HJ03 te vormen noodig zijn 3 moleculen J,, die weer worden geleverd volgens (I) door 3 moleculen Cl3. Volgens de wet van Avogadro worden dus 3 Liter J2 uit KJ vrijgemaakt door 3 Liter Cl,. Dus bijna 2 Liter J, worden vrijgemaakt door bijna 2 Liter Cl,. Scheikunde 2 Volgens (II) reduceeren 6 moleculen SO, 2 moleculen HJO„. 2 moleculen HJO, worden geleverd door 6 moleculen J„ Dus 6 moleculen SO, komen overeen met 6 moleculen J, of volgens de wet van Avogadro 6 Liter SO, met 6 Liter J,. Er zijn bijna 2 Liter J, dus zullen er ook bijna 2 Liter SO, noodig zijn. 1875. Bij de elementair-analyse eener organische verbinding, die koolstof, waterstof en zuurstof bevat, verkreeg men door verbranding van 0.5 gram der stof 1.25 gram koolzuur en 0.612 gram water. Aan welke moleculairformule beantwoordt de samenstelling dezer verbinding? Gegeven: de dampdichtheid = 44 (H = 1); atoomgewicht van C = 12, id. van H = 1, id. van O = 16 [aequivalentgewicht van C = 6 id. van H = 1, id. van 0 = 8. Dit vraagstuk kan op dezelfde manier worden opgelost als 1867 Limburg. Er IS 44 X 1250 = ~ 341 mG' C en g' X 612 = 68 mQ- H Er blijft dus voor de O over 91 mG. Dus: Gewichtsverhouding C H O 341 68 91 Na deeling door de atoomgewichten krijgen we de atoomverhoudine C H O 28 68 6 Vereenvoudigd 5 12 ] Dus algemeene formule is: C5n H„n On Is n = 1, dan is M = 88. En M = 2 d = 2 X 44 = 88. Dus n = 1 en de formule is : C5 H12 O. 1876. Hoeveel liter zwavelwaterstofgas kan men ontwikkelen uit 50 gram zwavelijzer (FeS) en de noodige hoeveelheid verdund zwavelzuur? Hoeveel gram gekristalliseerd ijzervitriool (met 7 molec. kristalwater) kan men daarbij verkrijgen? Als het zwavelwaterstofgas door eene oplossing van kopervitriool geleid wordt, hoeveel kopervitriool (met 5 molec kristalwater) kan daardoor ontleed worden? Atoomgewichten Fe = 56, S = 32, H = 1, O = 16, Cu = 63.5. Dichtheid van zwavelwaterstofgas vergeleken met lucht 1.191. Gewicht van een liter lucht bij 0° en 760 m.m. druk 1.293. FeS + H,S04 = FeSO, (7 aq.) + H,S (I) H,S + CuS04 (5 aq.) = CuS + H,S04 (II) Volgens I is 88 : 34 = 50 : x x _ 34 X 50 x gg Gram. Gewicht I Liter H,S = 1.191 X 1-293 = 1.54 Gram. _ 34 X 50 _ 1700 Y 88X 1 54 135.52" ~ Ll,er' 278 : 88 = x : 50 278 X 50 13900 x — gg = gg — 158 Gram. Volgens II is 34 : 2495 = 34 * — : x 88 _ 249.5 X 50 12475 88 = 88 = 142 2 Gram' 1877. 100 cM." van een mengsel van waterstof en moerasgas werden in een eudiometer niet 200 cM.:' zuurstof vermengd Na ontploffing bleek de overtollige hoeveelheid zuurstof en het gevormde koolzuur 120 cM 3 te bedragen. Dit gasmengsel, langdurig met eene voldoende hoeveelheid bijtende potasch in aanraking, verminderde tot op de helft. Welke is de procentische samenstelling in volumen van het onderzochte gasmengsel, en hoeveel milligram bedraagt de gevormde hoeveelheid kaliumcarbonaat? N B Na de ontploffing bleek al de kool tot koolzuur te zijn overgegaan. De waterstof, het moerasgas en de zuurstof waren volkomen droog, bezaten een temperatuur van 0° en verkeerden onder eenen druk van 760 mM. Het cijfer 120 en dat van de daarop volgende vermindering zij" verkregen na reductie tot dezelfde omstandigheden. 1 Liter koolzuurgas weegt bij 0° en 760 mM. 1.977 gram. Atoomgewicht van zuurstof = 16, „ kool = 12, „ kalium = 39,13 CH< + 2Ö,= CO, + 2 H,0 (I) CO., + 2 KOH = KjCO, + H,0 (II) De overtollige hoeveelheid O en het gevormde CO, nemen een volume van 120 cM.s in. Volgens (II) bindt het KOM, waarmede het mengsel in aanraking wordt gebracht, alle CO,. Nu vermindert het mengel tot op de helft. Hieruit volgt dat de helft of 60 cM.' uit CO, bestond. Dit CO, wordt gevormd volgens (I). 1 molecuul CO, wordt gevormd uit 1 molecuul CH,, dus volgens de wet van Avogadro wordt 1 Liter CO, gevormd uit 1 Liter CH4, dus 60 cM.8 CO, uit 6ü cM.8 CH,. De rest van het oorspronkelijke mengsel = 40 cM.s was dus H. Dus 60" „ CH, en 40°/„ H. 2e deel. Volgens (11 staat: 44 : 128.26 = 60 X 1-977 : x 44 x = 128.26 X 60 X 1-977 60 X138.26 X 1-977 _ x = = 372.74 m.Gr. 44 1878. Eene oplossing bevat 20 Q. zilvernitraat. Met eene keukenzoutoplossing wordt al het zilver als chloorzilver neergeslagen. Men vraagt de hoeveelheid natriumnitraat, die hierbij gevormd wordt. Ag = 108. N = 14. O = 16. Na = 23. Cl - 355. AgNO, + NaCl = NaNO, + AgCI. 1 mol. AgNO, geeft met NaCl 1 mol. NaNOs. 85 : 170 = x : 20. x = 2°,to85 = V. X 20 = 10 Gram. 1879. Een gulden, wegende 10 Gram, wordt in salpeterzuur opgelost en aan de oplossing zooveel natriumchloride (NaCl) toegevoegd als noodig is om al het zilver als zilverchloride (AgCI) neer te slaan. Na uitwasschen en gloeien van dit neerslag houdt men 12.622 gram AgCI terug. Wat is liet zilvergehalte van het muntstuk? Hoeveel natriumchloride moet worden toegevoegd om al het zilver neer te slaan? (Atoomgewichten: Ag = 108; N = 14; O = 16; Na = 23; Cl = 35.5). 2 HNO» = 2 NO, + H,0 + O 2 Ag + O = Ag,O. 2 HNO, + Ag,O = 2 AgNO, + H,0 4 HNO» + 2 Ag = 2 NÖ, + 2 AgNO, + 2 H,0 (I) Dus: 2 HNO, -f- Ag = NO, + AgNO, -f H,0. Dit AgNO, wordt met NaCl behandeld: AgNO, + NaCl = AgCI -f- NaNOs (||) Dus: 1 mol. Ag. geeft 1 mol. AgNO,, die weer 1 mol. AgCI geeft. Hieruit volgt, dat 1 mol. Ag overeenkomt met 1 mol. AgCI. x Gr. Ag komen overeen met 12.622 Gr. AgCI. 10.8 : 143.5 = x : 12.622. 108 X 12.622 Q_ „ 143.5 = 9 5 Gram' Op 10 Gram mengsel komen dus 9.5 Gram Ag voor, dus op 100 Gram mengsel 95 Gram Ag. Dus gehalte = 0.950. 1880 1900 gcene vraagstukken. 1901. No. I. Van eiken kandidaat wordt verlangd een beknopt antwoord op vier vragen. Hij kieze daartoe: No. 1 of 2 uit stel A, No. 1 of 2 uit stel B, No. 1 of 2 uit stel C, No. 1 of 2 uit stel D. A. 1. Hoeveel liter zuurstof ontstaan door hevige gloeiing van 25 gram kaliumchloraat, en hoeveel gram koolstof kunnen met die zuurstof onvolkomen verbrand worden? Cl: 35.5; O : 16; K : 39; C : 12; gewicht van I liter waterstof bij 0° en 760 m.M.: 0.0899 gram. (Van dit vraagstuk eene beredeneerde oplossing geven). KCIS = KCI + O, + O O + KClOa = KCI04 KCI04 = KCI + 2 0, 2 KCIOa = 2 KCI +3 0, (' 245 : 96 = 25 : x 245 x = 2400 x = 9.795 Gram O,. Bij een gas is M — 2 d. (Zie Overijsel 1867). d. (ten opzichte van H) = Yt Mol. gewicht CO, — H X 32 — 16. Dus gewicht 1 Liter O, = 16 X gewicht 1 L. H, = 16 X 0.0899 G. = 1.443 Gr. 9 705 Dus: y = ;;442 - 6.8 Liter. C + O, = CO, (II) 12 : 16 = x : 9.795 3 : 4 = x 9.795 'i V 9 7Qï x = ■*- = 3 X 2.448 = 7.34 Gram. 1901. No. 2. De procentarische samenstelling van azijnzuur is 40". 0 C, 6.6"/0 H en 53.34 °/0 O; welke is de empirische formule van dit zuur? (C : 12; H : 1; O : 16). Door welke proeven vindt men het moleculair gewicht, en welke is dus de moleculairformule van azijnzuur? Lees: 40% C, 6.7 °/0 H, de rest is zuurstof. C H O 40 6.7 53.33 Dus atoom verhouding is 3.33 6.7 3.333 of als: 1:2:1 Formule = CiH,Oi of C,H,0, of in 't algemeen Cn H,n On. Op 2 manieren kan men nu M. bepalen, n.l.: le. Door de dd bepaling. 2e. Door de moleculair vriespuntverlaging. le. M = 2d. Was nu d gegeven, dan zou men M kunnen berekenen. d = 30 bij azijnzuur. Dus M = 60. Is n = 1, dan is M = 30. Dus n = 2. 2e. Men heeft gevonden, dat het mol. gewicht van een organisch zuur, in 11,0 opgelost, een vriespuntsverlaging teweegbrengt van 19° C. Dit geta! noemt men de moleculair vriespuntverlaging. Lost men in 100 Gr. U °ram wa,er °P en vindt men voor de verlaging d°, dan is M te berekenen uit de evenredigheid M : 19 = G ; d°. Dus M = 19 X ^ d 1902. No. 1. Met verloop van eene proef door eene schetsteekening toelichten t Lr* ; On°,rooiet neutraIiseeren 25 c.M". barytwater met den titer (de sterkte) 0.102-normaal heeft men noodig 3,4 cM". verdund salpeterzuur Welken titer heeft dit zuur? Hoeveel c.M' stikstofoxydule (stikstof- monoxyde of lachgas) van 0° en 760 m.M. worden gevormd, als men 325 van dlt salpeterzuur met ammonia neutraliseert en het gevormde zout sterk verhit. oo tin 1; ,? : '6; N' = 14; Ba : 137; gewicht van 1 "ter waterstof bij 0 en 7b0 m.M.: 0.0199 gram. (Van dit vraagstuk eene beredeneerde oplossing geven.) Ba (OH,) + 2 HNO, = Ba (N03), -f- 2 H,0 (I) 25 cM. ' 0.102 n. Ba (OH), neutraliseeren 25 cM.a n HNO„ want normaaloplossingen neutraIiseeren elkaar in gelijke volumina Mi uwn^ ' 0102 '1. Ba (OH), neutraliseeren, blijkens het gegevene, 3.4 CM'. HInOj, die x normaal is. Dus hebben 25 cM.' 0.102 n HN'O, dezelfde uitwerking als 3.4 cM.» x n. HNO:,. Zij M het moleculair gewicht van HNO;t. 25 cM.' 0.102 n. HNOa oplossing bevatten 25 X 0.102 X M Gr HNO» 3.40 cM®. x n. HNO» „ „ 3.4 X x X M Gr. HNO,. Dus: 25 X 0.102 X M = 3.4 X x X M. 25 X 0.102 =: 3.4 x x = 25_XO.Ü2 = 0 ?5 1 i = NH|N°3 ^Na° + 2t,,0). (II) Bij verhitting 1 molecule HNO- geeft dus I molecule N',0. Het moleculair gewicht in grammen NHOa geeft dus het moleculair gewicht in grammen N,0. We hebben 325 cM.' 0 75 n. HNO„, dus 325 X 0.75 X het moleculair gewicht in milligrammen HNO,„ die dus leveren 325 X 0.75X het moleculair gewicht in milligrammen N,ü. Volgens de wet van Avogadro neemt 1 molecule evenveel volume in als 1 molecule van een ander gas dus ook als 1 molecule waterstof. 1 gram molecule N,0 heeft dus hetzelfde volume als 1 gram molecule waterstof. Moleculair gewicht waterstof = 2. 1 Liter weegt 0.0899 Gr. Dus 1 gr.-molecule waterstof heeft een volume van ^ L = I — 2? I 0.0899 8.99 ~ 5 L Het volume van een milligram-molecule waterstof = gewicht 1 inilligram-molecule N.O, dus is 22.25 c.M.» gewicnt mui, Er zijn dus 325 X 0.75 X 22.25 = 5423 cM.» N,0. 1902. No. 2. Op welke stellingen en op welke proeven berust de voorstelling dat de formule voor chloorwaterstof HCI is. Waarom mag die formule niet een veelvoud daarvan zijn 1 Waarom ook niet H* O (a en b geheele getallen) ? Formulebewijs van HCI. Wanneer we HCI door een electrischen stroom ontleden, dan ontstaan gelijke volumina H en Cl Omgekeerd kunnen we gelijke volumina H en Cl b.j elkaar brengen en deze in H,0 verbinden. Dan kunnen wij nagaan hoeveel volumina HCI ontstaan. We brengen chloorknalgas in een buis en zetten haar in hel diffuse daglicht. Dan zal de kleur van het chloor verdwijnen. Nu zetten we de buis in een kwikbak, laten de bovenkraan dicht en zetten de onderkraan open. Nu zijn er drie mogelijkheden. Ie. Het kwik stijgt in de buis op; in dit geval heeft er contractie plaats gehad. 2e. Het kwik borrelt op; dan is de drukking van het gas in de buis vermeerderd. 3e. Er gebeurt niets; in dit geval is de drukking in de buis gelijk gebleven. Hieruit volgt dus: I volume Cl = 1 volume H = 2 vol. chloorwaterstof. Om nu te bewijzen dat er werkelijk chloorwaterstof ontstaan is, brengen we de buis in een bak met verzadigd pekelwater. Hierin lost Cl en H niet, doch HCI wel, op. Nu blijkt dat de buis gevuld wordt met pekelwater. 1 molecule H -(- 1 molecule Cl = 2 mol. chloorwaterstof. ■ H -)- H „ Cl = I , chloorwaterstof. Nu moeten wij dus weten, hoeveel alomen voorkomen op 1 molecule H en 1 molecule Cl. Het aantal atomen moet even zijn, want bv. 2'<4 atoom H kan met bestaan. Wij kennen vele waterstofverbindingen, die we door synthese kunnen maken. Nu blijkt dat van 1 volume H nooit meer dan 2 vol. van een gasvormige H verbinding kunnen ontstaan. Wat nu voor 1 volume H geldt, geldt ook voor 1 molecule H. Dus uit 1 molecule H kunnen nooit meer dan 2 moleculen van een gasvormige H-verbinding ontstaan. Dus 1 molecule H is slechts deelbaar in 2 gelijke deelen. Een % molecule H is dus niet verder deelbaar en alzoo een atoom. Op dezelfde wijze vinden wij hetzelfde voor Cl, O en N. Dus de moleculair formules van Cl. O, N en H zijn: Clj O, Ns H„ Dus 1 molecule chloorwaterstof is opgebouwd uit 1 atoom H en 1 atoom Cl. De formule is dus: HCI. 1903 No. 1. De qualitatieve analyse van eene organische stof gaf C en H. Uit 0.235 G. van die stot ontstonden bij verbranding 0.459 G, kooldioxyde en 0.276 G. water; 0.055 G. namen als damp een volumen in, dat gereduceerd op 0° en 76 cM. bedroeg 26.6 cM\ Welke moleculairformule heeft die organische stof? C : 12; H : 1; O : 16; 1 L. waterstof weegt bij 0° en 76 cM. 0.0899 G. We hebben 235 mGr. organische stof. In 44 mGr. CO, zijn ^ X 449 mGr. C = 12 X 2,5 inGr. C. In 276 mGr. H,0 zijn X 276 mGr. = 31 mGr. H. Voor de zuurstof blijft dus over 235 — 153.5 = 81 5 mGr. Dus de gewichtsverhouding is: C H O 122.5 31 81.5 Dus de atoomverhouding 10.2 31 5.1 Vereenvoudigd 2. 6. 1 Dus algemeene formule = Can H„, On M = 2 d. d = -5 = 55000 _ 2? 26.6 X 0.0899 2391.4 - Dus M = 46. Is 11 = 1, dan is M = 24 + 6 + 16 = 46. Dus n = I en de formule is C,H0O. 1903 No. 2. Men verbrandt zwavel in zuivere zuurstof. Het gevormde zwaveldioxyde vangt men op in water, waaraan zwavelzuur is toegevoegd. Dit zwaveldioxyde is juist geoxydeerd, wanneer aan de oplossing 18 cM\ worden toegevoegd van eene oplossing van kaliumpermangat, die op 1 L. 15.8 G van dit zout bevat. Hoeveel cM:'. zuurstof zijn verbruikt oij de verbranding van de zwavel ? K : 39; Mn : 55; O : 16; S : 32; 1 L. waterstof weegt bij 0° en 76 cM. 0.0899 G. N B. Van het gekozen vraagstuk eene beredeneerde oplossing geven 5 S + 5 O, = 5 SO, (I) 5 H,0 + 5 SO, = 5 H,SOa (II) (a) 2 KMnO, + 3 H,SO< = K,SO, + 2 MnS04 + 3 H,0 (b) 5 H,SO., + 5 D = 5 H,SO<. 5 KMii04 + 3 H..SO, + 5 H.,SOs = K,SO + 2 MnSO, + 3 H,0 + 5 H,S04 (III) Dus volgens (I) geven 5 moleculen O, 5 moleculen SO, en dus 5 moleculen H,SOa (II). Deze 5 moleculen H,SO, verbruiken 2 moleculen KMn04 (III). Dus 5 moleculen O, komen overeen met 2 moleculen KMn04. Er zijn 18 X 15.8 mGr. KMn04. Dus: 5 X 32 : 2 X 158 - x : 18 X 15-8 X = — 80 X 1.8 — 144 mGr. zuurstof O = 16. Dus 1 Liter zuurstof weegt 16 X 0.09 Gr. = 1 44 Gr. = 1440 mGr. Er zijn dus 144 y = = 1 Liter = 100 cM'. zuurstof. 1904. No. l. 3L. methaan van 0° C. en 76 c.M. worden verbrand tot koolzuur en water. a. Hoeveel L, zuurstof zijn voor deze verbranding noodig? b. Hoeveel c.M." 1 «-normaal-barytwater zijn noodig om het gevormde kooldioxyde om te zetten tot baryumcarbonaat? C : 12; O : 16; 1 L. wateistof weegt bij 0° en 76 c.M. 0.0899 G. Van dit vraagstuk eene beredeneerde oplossing geven. 0a) CH, + 20, = CO, + 2H,0. 1 molecule CH, verbruikt 2 moleculen O (volgens Avogadro) 1 Liter CH4 „ 2 Liter O. Dus 3 Liter CH, verbruiken 6 Liter O. Bovendien ontstaan 2 L. CO, (b) Ba(OH), + CO, = BaCO:l + H,0 1 molecule Ba(OH), bindt 1 molecule CO,. I gram-molecule Ba(OH), bindt dus 1 gram-molecule CO,. Een normaal-oplossing van een hydroxyde bevat per Liter 1 grammolecule, gedeeld door het getal dat het aantal OH groepen aangeeft. Dus een normaal oplossing van Ba(OH), bevat per Liter Yt grammolecule. x c.M.3 V, normaal Ba(OH), bevatten dus x X Vs X milligram moleculen Ba(OH),, dus binden x X '/s X Yt milligram-moleculen CO,. En x c.M.8 Vs-normaal Ba(OH), binden 3 Liter CO,. Dus; x X '/s X Yi m.Gr. molecule CO, = gewicht 3 Liter CO,. Het gewicht van 3 Liter CO, = 3 X de d.d. van CO, ten opzichte van waterstof X het gewicht van 1 Liter waterstof, want d.d. CO, — gewicht 1 Liter CO, gewicht 1 Liter H Dus gewicht 3 Liter CO, - 3X j mol. gew. CO, X 0.0899 Gr. = 3 X 2 X 0.0899 Gram-moleculen CO, = 3 X { X 89.9 milligram-moleculen CO,. In verband met het voorgaande is dus: x X X H = 3 X h X 89.9, Dus: V» x = 3 X 89.9. x — 24 X 8.99 = 2157.6 c.M.® 1904. No. 2. n«m r T" ""f °rganische s,of geett bij analyse 0.733 G. kooldioxyde, 0.600 G. water en 0.4b7 G. stikstof. Welke is de eenvoudigste formule van deze stof r Wij hebben: 0.733 Gram CO, 0.600 Gram H,0 en 0.467 Gram N„ Dus: 733 m.Gr. CO, 600 m.Gr. H,0 en 487 m.Gr. N„ Daarin bevinden zich: '-/« X 733 m.Gr. C '/» X 600 ni.Gi. H. en 467 nt.Gr. N. of: 200 m Gr. C 66- 3 m.Gr. H. en 467 m.Gr. N. Voor de zuurstof blijft dus over (daar er 1000 m.Gram stof is): 1000 - (200 + 66^ + 467) = 266^ m.Gram. Dus: C H N o 200 : 66" : 467 : 26ö' a'oon1verllouding vinden we 2 3 na deeling door de atooingewichten. 163 : 66-/3 : 33Vs : 16'/,, of als: 1:4 : 2 : 1 De algeineene formule wordt dus: Cn H4„ N,„ N„. M : 19 = G ; d, dus M : 19 = 3 : 0.95 M - 57 _ 57.50 0.95 95 ~ 60' Is n = 1, dan is M = 12 + 4 + 28 + 16 = 60 M = 60., dus formule is CH4N,0. 1905 No. 1. 2 G. bruinsteen, waarin geen carbonaten voorkomen, wordt vermengd met zwavelzuur en natriumoxalaat (zuringzuur natrium); de toestel, waarin dit plaats heeft, verliest aan gewicht 1.012 ü Hoevf L' chloorgas (van 0° C.' en 76 cM.) kan men verkrijgen door KG. van dezen bruinsteen met zoutzuur te verhitten? weegt 0,0899 g! = ^ ^ C' 35"5; ' L waferstof van 0° C. en 76 cM. N.B. Van dit vraagstuk eene beredeneerde oplossing geven. 2 MnO, + 2 H,SO, = 2 MnSO, + 2 H,0 -f O, 2 Na,C,04 + 2 H,SO, = 2 H,C,04 + 2 Na,S04 2 H,C,04 -f- O, = 4 CO, -f- 2 H,0 2 MnO, + 4 H,S04 + 2 Na,C,04 = 2 MnSO, + 2 Na,S04 + 4 CO, -f 4 H,0, of MnO, + 2 H,S04 + Na,C,04 = MnS04 + Na,S04 + 2 H,0 (I) MnO, + 2 HCI - H,0 + MnCI, + O 2 HCI + O = HvO -f Cl, MnO, -f- 4 HCI = 2 H,0 + MnCI, + Cl, (li) Volgens (I) ontwijkt er CO„ waardoor het toestel aan gewicht verliest. Er worden dus 1.012 Gram CO, en dus uit 2 KG. MnO, 1.012 KG. CO,. Dus een zeker hoeveelheid MnO, geeft met H,SO, en Na,C504 I OP KG. CO, (I). ' Dezelfde hoeveelheid MnO, geeft met HCI, volgens (II) x KG. Cl,. 1 Kilogrammolecule MnO, geeft 2 Kilogrammolecule CO,. 1 . MnO, geeft met HCI 1 Kilogrammolecule Cl Dus 1.012 : x = 2 X 44 : 70. x = 70 X 1-012 _ 70 X 1012 „ 88 K0' - 88 Gram' 1 Liter Cl. weegt 35.5 X 0.0899 Gram. Dus y = 70 X 1012 - 1012 _ '012 35.5 X 0.0899 X «8 44 X 0 0899 3.96 — 257 N B. Het gewicht van I Liter Cl is hierbij = 3.9(3 Gram gerekend. 1905 No 2 Bij verhitting van eene verbinding van kwik en zwavel in een stroom van lucht ontstaan kwikdampen en zwaveldioxyde. De kwikdampen geven bij bekoeling een aanslag, die 2.4996 G. weegt. Het zwaveldioxyde wordt in broom water gevoerd: de oxydatie is volkomen. Uit de hierbij verkregen vloeistof kan door eene oplossing van baryumchloride 2.9120 G. baryumsulfaat worden neergeslagen. Hoe kan hieruit de eenvoudigste formule voor die verbinding worden afgeleid? Hg : 200; Ba : 137; S : 32; 0 : 16. N B. Van dit vraagstuk eene beredeneerde oplossing geven. Hgx Sy -f O, = Hg + SO, (I) H,0 + Br, = 2 HBr + O O -f- SO, = so. SO;, + H,0 = H,S04 2 H,0 + Br, -f- SO, = 2 HBr + H,S04 (M) H,SO, + Ba(OH), = BaS04 + 2 H,0 (lil) Er is 2.4996 Gram Hg. Nu is de vraag, hoeveel S komt op die hoeveelheid Hg voor. 1 atoom S geeft 1 molecule SO,, geeft 1 molecule H,S04, geeft dus ook 1 molecule BaS04 x Gram S geven 2.9120 Gram BaS04. Dus: 32 : 233 = x : 2.912 233 x = 32 X 2.912 x = 0.3999 Gram Dus: hoeveelheid Hg in de verbinding: hoeveelheid S — 2.4926 : 0.3999 M " " " » » - » = 250 : 40 = 25 : 4. s,aat atoomgewicht Hg tot atoomgewicht S, als 200 staat tot 32 of als 25 staat tot 4. Dus blijkt dat op 1 atoom Hg voorkomt 1 atoom S. De formule is dus: HgS of Hg,S, of in het algemeen (HgS)x, 1906 geene vraagstukken. 1907. No. 1. C,H,C,04 + 2 NaOH = Na,C,04 + 2 H,0. (|) 2 KMNO, + 3 H,S04 = il,S04 -f 2 MnSO, + 3 H.O + 5 O 50 + 5H,C,0, = 10 CO, + 5H,0 2 KMnO, + 3H,SO< + 5H,C,04 H,SÓ4 + 2 MnSO, + « H,0 + 10 CO, (II) 10 c.M.-' H,C,0, oplossing worden geneutraliseerd door 24 c.M." ' normaal NaOH.,, dus: 10 50 c.M". H,Cj04 „ „ b „120 c.M." 1 normaal NaOH. 10 Normaaloplossingen neutraliseeren elkaar in gelijke volumina. Dus: 120 c.M.:')0 normaal NaOH neutraliseeren 120 c.M.' ^ normaal H,C,0„ Volgens (II) oxydeeren 5 moleculen H,C,04 2 moleculen KMn04,dus 5 gram-moleculen (l,C,0, 2 gram-moleculen KMnO,, dus 1 gram-molecule H,C,0, -/5 gram-molecule KMnO,. 120 c.M.' )'0 normaal H,C,0, = 120 X 0 1 X \ milligram molecule H.C.O,. Deze oxydeeren dus: 120 X 0.1 X \ X \ milligram molecule KMnO, of 12 X -y X j X 158 milligram KMnO,. Er zijn x X '5.8 m.G. KMn04 geoxydeerd. Dus: x X 15.8 = '52 X 158. v _ 10 X 12 120 x — 5— = -y = 24cM." 1907. No. 2. CuSO, + H,S = CuS + H,S04 (I) H,SO, + 2 NaOH = Na.SO, -f 2 H,0 (II) 33 3 c.M.» 0.15 normaal NaOH neutraliseert 33.3 c.M. 0.15 normaal 112004. Volgens (I) wordt 1 molecule H,SO., verkregen uit 1 molecule CuS04 Dus milligram molecule H2S04 uit 1 milligram molecule CuS04. ,, 33.3 X 0.15 _ 33 3 V O I 'i Dus m.Gr. molecule H,S04 uit - milligram- molecule CuS04 of ^ m.Qr. molecule. Er is dus (623 — ?3.3 X 0M5 X J59^ m Qr kristalwater = 623 — 397 = 226 milligram. Op 623 gewichtsdeelen CuS04 dus 226 gewichtsdeelen H,0. Op 397 gewichtsdeelen CuS04 komen dus voor 226 gewichtsdeelen H,0 en op 159 gewichtsdeelen CuS04 90 gewichtsdeelen H,0. Moleculair gewicht H,0 = 18. Dus: 5 aq. 1908. Bij verhitting ondergaat NH4CI een gedeeltelijke splitsing in NH, en HCl. Hoe hooger de temperatuur, des te grooter is het bedrag van de splitsing. Stel: wij hebben 100 volume-eenheden NH4CI. Daarvan splitsen zich 2 volume-eenheden in NH8 en HCl, aldus: NH4CI = NH„ -f HCl. Daar NH4CI, NH:, en HCl in gasvormigen toestand zijn, kunnen we hier de wet van Avogadro toepassen. 1 molecule NH4CI = 1 molecule NH3 + 1 molecule HCl., dus: 1 volume NH.CI = 1 volume NH, + 1 volume HCl. x „ NH4CI = x „ NB:, + x „ HCl. Het volume van het gesplitste deel wordt dus 2x. Het volume wordt (100 + x) volume-eenheden. Dus het volume is 100 + x ■—jQQ— maal zoo groot geworden. Vóór de dissociatie was de d.d. ten opzichte van H = 1 } moleculair gewicht = y2 (14 -f 4 + 35.5) = 26.75. Na de dissociatie is de d.d. ten opzichte van H = 14.579. Dus de 14.579 d d. = 2g75 de oorspronkelijke geworden. Hieruit volgt, dat het volume maal het oorspronkelijke is. Dus: 100 + x _ 26.75 100 ~ 14.579 100 + X = M.579 - 182' x = 82. Dus: — 22' °/„ 182 2 /o' + — Dissociatie in H,0 = NH4CI. NAMEN PÉR ELEMENTEN. | S '£ ! li £ ' • • • Sn .1764 Aluminium A? 27 ,1 ^m0nium (Slibium> • Sb 119.9 OM. . Al ^'11 I Tellurium xp i;^ ^'"c,u"1 Si 28.07 Indium i , 26 80 PhoSPhorus P 3104 Caesium .... Cs 32 M Zwavel c wrv- I „n • • j v-s u^.hs ■T. • « 5ï EEL,- t g» SS»". "" r ®'3 Ce,iu'" : Cc 11402 Scandium ? 4°ül I Nesdidymiu,i, Nd 140.8 Titanium pC f'09 I Praesodidymium • ■ Pr 1 143.6 • F' 48.13 | Samariuni ... Sa 150 Vanadium .... v >si 9i I r,H r • Chromillm , j Oadolinium Qd ,567 Lhromium Cr 5J.58 Erbium .... Fr I6fi ^angaa" Mn 54.93 Decipium Dp " £el F' ï56 02 Ytterbium Yb ; m2 r . Nl 58.74 I Tantalium ...... Ta I 1828 £0ba,t Co 5875 Wolframium ... w 184' J°Per Cu 63 34 osmium ." 0s 9 6 ?ï Z" 65.04 Iridium ^ JJfg °all,Um. Ga 69.9 Platina p, ^ üermanium . . . fip 7o n I a ik \ isw./» Arsenicum As « f m a ' \ ' ' A" 19569 Selenium Se TOOT ^ ' ' Hg 2003 Bromium ' Rr 79 ï ï ' V \ Tl ^ D .... ttr '9.9b I Lood fplumbum) . ... dk oor ai J(Ub,d!Um Rb 85.44 Bismuth ...... Ci ™ Strontium Sr «7w tu* • Yttrium y «9 J?0"™ Th 232.4 Zirkonium ! ! Zr ^7 UramUm U ,240.4 i Symbolen. Atoomgewichten. ' Symbolen. |j Atoomgewichten. I Constitutie der elementen. NAMEN DEK ELEMENTEN. Temperatuur. I ^fr™" MgH Qraphische gewicht, formule. voorstelling. -j Waterstof 0° 2 H, HH Zuurstof j 0° 32 O, ÖÖ L S,ikstof I 0° 28.1 j Nj | NN Zwavel | 860° tot 1720° 64.12 S, SS Selenium '420° 158 Se, SeSe TeHurium 1440° 250 Te, tIt> Pliosphorus 500° tot 1040° 123 8 p, pppp ArSe,,iCUm * " * * 86ü° 300 As, | AsAsAsAs Ch,oor 200° 70.9 Cl, C1C1 Bromium 100° 159.9 Br, Brtk 'odium I 185° en 1040° 253.72 I, j] Cadmium 1040° 112.1 Cd Cd Kwlk j 4460 200.1 Hg Wet van Dulong en Petit. Het atoomgewicht der vaste elementen is omgekeerd evenredig met hunne soortelijke warmte, of: het product van atoomgewicht en soortelijke warmte van ieder vast element bedraagt steeds een constant getal, ongeveer 6.4. Uit deze wet vloeit dus voort, dat er evenveel warmte vereischt wordt 0111 een atoom van elk der vaste elementen eene gelijke temperatuursverhooging te doen ondergaan. Door toepassing dezer wet wordt verkregen de volgende tabel. NAMEN DER VASTE ELEMENTEN. Soortelijke Atoom- P^urt of warmte. gewichten warmte. Antimonium 0.05077 120 6.118 Arsenicum 0.01814 75 6.095 Bismuth 0.0308 208 6.468 Borium Gekrist, (bij + 230°) 0.3663 11 4.029 ( „ ± 600°) 0.5000 11 5.500 Bromium (tusschen —78° en —20°) . . 0.08432 7995 6.741 Chroinium 0.i 52-3 5.248 Jodium 0.05412 126.86 6.865 Koolstof \ graphiet (bij + 600°) . . . j 0.4431 12 5.317 j diamant (bij + 600°) . . ' 0.4408 12 i 5.289 Kwik (bij -440°) I 0.03247 200.1 6.494 Lood j 0.0314 206.91 6.450 Molybdaenium .... 0.0722 96 6.931 üsmium 0.03063 j 195 6.101 Phosphorus 0.1887 30.95 I 5.840 Selenium 0.0762 79 6.058 Silicium (bij + 200°) 0.2029 28 5.681 Tellurium 0.0474 125 6.115 Tin 0.05623 118.1 6.635 Wolframium 0.0334 184 6.146 Zink 0.09555 65.3 ! 6.210 Zwavel 0.2026 32.06 6.483 | Tabel I, Volumenprocenten Alcohol bij 0°. 0.8065 100 0 8891 75 0.9446 50 0.9748 25 08113 99 0 8917 74 0.9463 49 0 9756 24 0.8159 98 0.8942 73 0 9480 48 0.9763 23 0.8203 97 0.8967 72 0.9496 47 0.9771 22 0.8244 96 0.8992 71 0.9512 46 0.9778 21 0.8284 95 0.9016 70 0.9528 45 0.9786 20 0 8322 94 0.9040 69 0.9543 44 0.9793 19 0.8358 93 0.9064 68 0 9558 43 0-9800 18 0.8394 92 0.9088 a 0.9573 42 0 9808 17 0.8429 91 0.9111 66 0.9588 41 0.9816 16 0.8464 90 0.9134 65 0.9603 40 0.9824 15 0.8499 89 0.9157 64 0.9617 39 0.9833 14 0.8532 88 0.9180 63 0.9630 38 0.9842 13 0.8564 87 0.9202 62 0.9642 37 0 9851 12 0.8594 86 0.9224 61 0.9654 36 0.9860 11 0-8622 85 0.9246 60 0.9665 35 0.9870 10 0.8650 84 0.9267 59 0.9675 34 0.9881 9 0.8677 83 0.9288 58 9.9684 33 0.9892 8 0.8704 82 0.9309 57 0-9693 32 0.9904 7 0.8731 81 0-9330 56 0.9702 31 0.9916 6 0.8758 80 0 9351 55 0.9710 30 0.9928 5 0.8785 79 0.9371 54 0.9718 29 0.9941 4 0.8812 78 0.9390 53 0-9726 28 0.9955 3 0.8839 77 0.9409 52 0.9734 27 0.9969 2 0.8865 76 0.9428 51 0.9741 26 0.9984 1 0.9999 0 Tabel II. Volumenprocenten alcohol bij 15°. 07941 5 00 08770 75 0.9338 50 0.9700 25 0.7989 99 0.8790 74 0.9356 49 0.9711 24 0.8035 98 0.8822 73 0.9374 48 0.9721 23 0.8079 97 0.8847 72 0.9392 47 0.9731 22 0.8120 96 0.8872 71 0.9410 46 0.9741 21 0.8159 95 0 8897 70 0.9427 45 0.9751 20 0.8197 94 0.8921 69 0.9445 44 0.9761 19 0-8233 93 0.8945 68 0.9462 43 0.9771 18 0.8268 92 0 8969 67 0.9479 42 0.9781 17 0.8304 91 0.8993 65 0-9496 41 0.9792 16 0.8338 90 0.9017 65 0.9512 40 0.9802 15 0.8373 89 0.9040 6 4 0.9527 39 0.9812 14 C.8106 88 0.9064 63 0.9542 38 0.9823 13 0.8138 87 0.9087 62 0.9557 37 0 9834 12 0.8169 86 0.9109 61 0.9571 36 C 9846 11 0.8498 85 09131 60 0.9585 35 09857 10 0.8526 84 0.9153 59 0.9598 34 0.9869 9 0.8554 83 0.9175 58 0.9611 33 0.9881 8 0.8581 82 0.9196 57 0 9623 32 0.9894 7 0.8109 81 0.9218 56 0.9635 31 0.9906 6 0-8 '36 80 0.9239 55 0.9646 30 0.9920 5 0.8663 79 0.9260 54 0-9657 29 0.9933 4 0-8690 78 0.9280 53 0 9668 28 0-9947 3 0.8717 77 0.9300 52 0.9679 27 0.9961 2 0.8743 76 0.9320 51 0.9690 26 0.9976 1 0.9991 0 Tabel III. Gewichtsprocenten alcohol bij 0°. U.8065 ' 00 0.8726 75 0.9293 50 0.9707 25 0.8095 99 0.8749 74 0.9315 49 0.9717 24 0.8125 98 0.8772 73 0.9336 48 0.9726 23 0.8155 97 0.8796 72 0.9357 47 0.9736 22 0.8184 96 0.8819 71 0.9378 46 0.9745 21 0.8213 95 0.8842 70 0.9398 45 0.9751 20 0.8241 94 0.8865 69 0.9417 44 0.9760 19 0.8^69 93 0.8888 68 0.9436 43 0.9768 18 0.8297 92 0.8912 67 0.9455 42 0.9777 17 0.8324 91 0.8935 66 0.9473 41 0.9786 16 0.8351 90 0.8958 65 0.9491 40 0.9796 15 0.8377 89 0.8981 64 0.9509 39 0.9805 14 0.8403 88 0.9003 63 0.9526 38 0.9814 13 0.8430 87 0.9026 62 0.9544 37 0.9824 12 0.8456 86 0.9049 61 0.9561 36 0.9835 11 0.8482 85 0.9072 60 0.9561 35 0.9847 10 0.8508 84 0.9094 59 0.9593 34 0.9858 9 0.8534 83 0.9117 58 0.9609 33 0.9870 8 0.8559 82 0.9139 57 0.9624 32 0.9883 7 0.8585 81 0.9162 56 0.9638 31 0.9897 6 0.8609 80 0.9184 55 0.9651 30 0.9912 5 0.8632 79 0.9206 54 0.9663 29 0.9927 4 0.8656 78 0.9228 | 53 0.9674 28 0.9943 3 0.8697 77 0.9249 52 0.9686 27 09960 2 0.8703 76 0.9271 51 0.9697 26 0.9979 1 0.9999 0 Tabel IV. Gewichtsprocenten Alcohol bij 15°. 0.7941 100 0.86C2 75 0.9179 50 0.9642 25 0.7972 99 0.8626 74 0.9201 49 09655 24 0.8002 98 0.8649 73 0.9223 48 0.9665 23 0.8032 97 0 8673 72 0.9244 47 0.9680 22 0.8061 96 0.8697 71 0.9266 46 0 9693 21 0.8089 95 0.872C 70 0.9288 45 0.9706 20 0.8116 94 0.8744 69 0.9308 44 0.9718 19 0.8143 93 0.8767 68 0-9J28 43 0 9730 18 08171 92 0.8791 67 09348 42 09742 17 0.8198 91 08814 66 0.9368 41 09754 16 0.8225 90 0.8838 65 0.9387 40 0.9766 15 0.8252 89 0.88Ö1 64 0 9407 39 0.9778 14 0 8279 88 0.8884 63 0 9426 38 0.9791 13 0 8306 87 0.8907 62 0.9445 37 0.9804 12 0.8332 86 0.8930 61 0.9464 36 0 9817 11 0.8357 85 08954 60 0.9482 35 0.9830 10 0.8382 84 0.8977 59 0.9500 34 0.9844 9 0.8408 83 0.9000 58 0.9518 33 0.9858 8 0.8434 82 09022 57 0.9536 32 0.9873 7 0.8459 81 0.9045 56 0.9553 31 09888 6 0.8484 80 0.9068 55 0.9569 30 0.9903 5 0.8508 79 0.9090 54 0.9585 29 0.9919 4 0.8531 78 0.9112 53 0 9600 28 0.9936 3 0 8555 77 0.9135 52 0.9615 27 0 9954 2 0.8578 76 0.9157 51 0.9629 26 0.9972 1 0.9991 0