117 i [ia]] TTTr ! I Beknopt Handboekje voor de ledp:n der wereldlijke dehde orde i van den i O H. FRANClSCUS VAN ASSISIË, H j uitgegeven op last en gezag van den Hoogeerw. Pater Provinciaal der Minderbroeders in Nf.dfri, a \-n | !! j Cl i'K a./a, Maas. I IOS. F VAN liNDERF Uitsei-er. Vak 45 iLl 1 BEKNOPT HANDBOEKJE VOOR DE WERELDLIJKE DERDE ORDE. voor de Lj E D E isr der WERELDLIJKE DERDE ORDE van den H. FRANCISCUS VAN ASSISIË, uitgegeven op last en gezag van den Hoogeerw. Pater Provinciaal der Minderbroeders in Nederland. CUYK a./d. Maas. JOS. J. VAN LINDERT, Boekdrukker-Uitgever. Placet, Imprimatur. Fr. VITALIS KEENEN o. F. M., Min. Prov. Werth^e, hac 15 Nov. 1906. Imprimatur. A. F. M. SWEENS, Libror. Censor. Haaren, hac 20 Nov. 1906. REGEL DER WERELDLIJKE DERDE ORDE VAN DEN 8. F^ANCISCUS. EERSTE HOOFDSTUK. Over de Aanneming, den Proeftijd en de Professie. § i. Niemand mag in de Derde Orde aangenomen worden, die niet ouder is dan veertien jaren en van een goed gedrag, vredelievend en vooral van een beproefde trouw in de belijdenis van het katholiek geloof en van beproefde gehoorzaamheid aan de Roomsche Kerk en den Apostolischen Stoel. § 2. De gehuwde vrouwen mogen zonder voorkennis en toestemming van haar man niet aangenomen worden, behalve wanneer de biechtvader mocht oordeelen, dat er reden bestaat om anders te handelen. § 3. De leden van het Genootschap moeten het klein scapulier met het koord volgens gebruik dragen • dragen zij het niet, dan worden zij niet deelachtig aan de verleende voorrechten en rechten. § 4. Na de intrede in de Orde, hebben de Tertiarissen het eerste jaar tot proeftijd ; wanneer zij vervolgens op de voorgeschreven wijze tot de professie der Orde zijn toegelaten, beloven zij de, geboden van God te onderhouden, gehoorzaam te zijn aan de Kerk en bereidvaardig de boete te volbrengen, indien zij in iets aan hunne professie te kort zijn gebleven. TWEEDE HOOFDSTUK. Over de Wijze van Leven. § 1. De Tertiarissen moeten zich in alles onthouden van weelde en overdreven opschik, en dien regel der middelmaat in acht nemen, welke ieder volgens zijn staat past. § 2. Zij moeten zich met de meeste omzichtigheid verwijderd houden van gevaarlijke dansgezelschappen en tooneelvoorstellingen, alsmede van alle slemperij. § 3. In spijs en drank moeten zij matig zijn, en niet aan of van tafel gaan, zonder godvruchtig God te hebben aangeroepen en gedankt. § 4. Daags vóór het feest van Maria's Onbevlekte Ontvangenis en van onzen H. Vader Franciscus moeten allen vasten; zeer lofwaardig zijn zij, die bovendien des Vrijdags vasten en des Woensdags zich van vleesch onthouden, overeenkomstig de oude gewoonte der Tertiarissen. § 5. Elke maand moeten zij biechten en tot de H. Tafel naderen. § 6. Daar de geestelijken van de Derde Orde dagelijks hunne getijden bidden, hebben zij met betrekking tot dit punt geene verdere verplichtingen. (1) De leeken, die de kerkelijke getijden of het Klein Officie van Onze Lieve Vrouw niet lezen, moeten eiken dag twaalfmaal het Onze Vader, Wees gegroet en Eere zij den Vader bidden, uitgenomen wanneer zij door ziekte verhinderd zijn. § 7. Degenen, aan welke de wetten het toelaten, moeten intijds bij testament over hunne bezittingen beschikken. § 8. In het huiselijk leven moeten zij zich beijveren, anderen een goed voorbeeld te geven en de oefeningen van godsvrucht en de goede werken te bevorderen. Boeken en nieuwsbladen, waaruit gevaar voor de deugd te vreezen is, mogen zij in hunne huizen niet toelaten, noch dulden, dat ze gelezen worden door hunne onderdanen. (1) Op de vraag van een der Generale Oversten van de Franciscanen, of liet aan de priesters en kerkelijken van de Derde Orde nog altijd toegestaan is, het Franciscaner Brevier te bidden, heeft Z. H. Leo XIII in eene bijzondere audiëntie van den 7n Juli 1883 een bevestiyend antwoord gegeven. § 9- Niet alleen onderling, maar ook ten opzichte van anderen moeten zij zorgvuldig eene welwillende liefde in acht nemen. Overal waar zij kunnen, zullen zij oneenigheden trachten bij te leggen. § 10. Nooit mogen zij zonder ware noodzakelijkheid een eed doen. Onzuivere taal, onbetamelijke spotternij en bijtende scherts moeten zij vermijden. Des avonds doen zij onderzoek, of zij soms eenigen misslag hebben begaan; bevinden zij zich schuldig, dan moeten zij een berouw verwekken en den misslag verbeteren. § ii. Die gevoeglijk kunnen, moeten dagelijks de H. Mis bijwonen. Ook moeten zij in de maandelijksche vergaderingen, die door den Overste worden aangekondigd, te zamen komen. § 12. Zij zullen, ieder volgens zijn vermogen, een weinig bijdragen tot een gemeenschappelijken inleg, om de minder gegoede medeleden, vooral wanneer die ziek zijn,- te ondersteunen of om den luister van den godsdienst te bevorderen. § 13. Wanneer een medelid ziek is, móeten de Oversten zeiven hem bezoeken of een ander zenden, om hem de verschuldigde liefdediensten te bewijzen. Is de ziekte gevaarlijk, dan zullen zij den zieke waarschuwen en aansporen, om intijds te zorgen voor de belangen der ziel. § 14. Bij de begrafenis van een medelid zullen de Tertiarissen van de plaats en die daar tijdelijk verblijven bijeenkomen, en alsdan gezamenlijk tot zalige lafenis van den afgestorvene een derde gedeelte van den Rozenkrans bidden. Ook zullen de priesters in de H. Mis, en de leeken door, indien zij kunnen, tot de H. Tafel te naderen, voor hun overleden medebroeder den eeuwigen vrede godvruchtig en bereidvaardig afsmeeken. DERDE HOOFDSTUK. Over de Bedieningen, de Visitatie en den Regel zeiven. § i. De verschillende bedieningen worden begeven in de vergaderingen der leden. Zij duren drie jaren. Zonder wettige reden mag niemand de aangeboden bediening van de hand wijzen; ook moet men zich daarvan niet op achtelooze wijze kwijten. § 2. De Visitator moet zorgvuldig onderzoeken, of de Regel goed wordt onderhouden. Te dien einde zal hij jaarlijks eenmaal, en, zoo noodig, meermalen ambtshalve de plaatsen bezoeken, waar vereenigingen zijn gevestigd en eene vergadering beleggen, waarbij hij het Bestuur" en al de leden zal doen tegenwoordig zijn. Wanneer de Visitator door vermaning of bevel iemand tot zijn plicht terugroept, of eene heilzame straf oplegt, dan zal deze zulks met gewilligheid aannemen en niet weigeren de straf te ondergaan. § 3. De Visitators worden uit de Eerste of uit de reguliere Derde Orde der Franciscanen gekozen en aangesteld door de Gardiaans, indien aan deze zulks gevraagd wordt. Het ambt van Visitator mag aan geen leeken opgedragen worden. § 4. De leden die niet gehoorzamen en een kwaad voorbeeld geven, ontvangen tot twee- en driemaal toe eene aanmaning tot hun plicht; onderwerpen zij zich niet, dan wordt hun gelast de Orde te verlaten. § 5. Indien iemand tegen de voorschriften van dezen Regel mocht misdoen, die moet weten, dat hij uit dien hoofde geene zonde bedrijft, mits de overtreding niet in strijd is met de wetten van God en de geboden der Kerk. § 6. Indien iemand eenig voorschrift van dezen Regel om gewichtige en wettige reden niet zou kunnen onderhouden, dan kan hij in dat gedeelte gedispenseerd of hem daarvoor met omzichtigheid iets anders opgelegd worden. De gewone Overste der Franciscanen van de Eerste en Derde Orde, alsook de bovengenoemde Visitators hebben daartoe de volmacht. KORT BEGRIP VAN DE VerplichtiDgen der Tertiarissen, I. Voor eiken dag. 1. De Tertiarissen moeten dagelijks, wanneer zij niet door eene redelijke oorzaak verhinderd zijn, de H. Mis bijwonen. (Regel, Hoofdst. II, § u.) 2. Zij, die de Kerkelijke Getijden niet lezen, moeten eiken dag, uitgenomen wanneer zij door ziekte verhinderd zijn, bidden of het Kleine Officie van onze Lieve Vrouw of twaalfmaal het Onze Vader, Wees gegroet en Eere zij den Vader. (Hoofdst. II, § 6.) 3. Vóór en na eiken maaltijd moeten zij met vereischte aandacht en eerbied eenig gebed verrichten, om den hemelschen Vader voor Zijne gaven en weldaden hunnen godvruchtigen dank te betuigen. (Regel, Hoofdst. II, § 3.) 4. Eiken avond moeten zij het gewetensonderzoek doen, of zij soms door gedachten, begeerten, werken en verzuimenissen, maar bijzonder in 't spreken eenigen misslag hebben begaan; bevinden zij zich schuldig, dan moeten zij een berouw verwekken en een krachtdadig voornemen maken, om zich met Gods hulp te verbeteren. (Regel, Hoofdst. II, § 10.) II. Voor elke week. Het is loffelijk (niet geboden) des Vrijdags te vasten, en des Woensdags (ook des Zaterdags, in geval van dispensatie van de onthoudingswet op dien dag) zich van vleeschspijzen te onthouden, overeenkomstig de oude gewoonte der Tertiarissen. (Regel, Hoofdst. II, § 4.) III. Voor elke maand. 1. Elke maand moeten de Tertiarissen in de vereischte gesteltenis hunne zonden biechten, en met eene godvruchtige voorbereiding en vurige dankzegging tot de H. Tafel naderen. (Regel, Hoofdst. II, § 5.) 2. Ook moeten zij in de maandelijksche en buitengewone vergaderingen te zamen komen, en, ieder volgens zijn vermogen, eene kleine aalmoes geven, waarvan de opbrengst zal dienen, om de minder gegoede leden, vooral wanneer die ziek zijn, te ondersteunen, of om den luister van den godsdienst te bevorderen. (Regel, Hoofdst. II, §§ ir en 12.) IV. In den loop des jaars. 1. De Tertiarissen moeten vasten daags voor het feest van Maria's Onbevlekte Ontvangenis en van onzen H. Vader Franciscus. (Regel, Hoofdst. II, § 4.) 2. De vermaningen en waarschuwingen, welke de visitator of directeur nuttig oordeelt in 't algemeen of in 't bijzonder te geven, zullen zij ootmoedig en met gewilligheid aannemen, en niet weigeren de straf of boete te volbrengen, welke hij zal goedvinden hun op te leggen voor een of ander bedreven fout of overtreding van den Regel. (Regel, Hoofdst. III, § 2.) 3. Bij ziekte van een medelid zullen niet alleen de oversten maar ook de andere leden hem, met inachtneming eener voorzichtige bescheidenheid, bezoeken, en zooveel mogelijk zorg dragen, dat den zieke de noodige hulp en verpleging niet ontbreke; ingeval van stervensgevaar zullen zij, zoo noodig, den zieke met liefdevolle voorzichtigheid, maar ook met christelijke vrijmoedigheid waarschuwen en aansporen, om intijds te zorgen voor de belangen der ziel. (Regel, Hoofdst. II, § 13). 4. Wanneer een medelid gestorven is, zullen de Tertiarissen van de plaats en die daar tijdelijk verblijven zorg dragen bij de lijkplechtigheden tegen- woordig te zijn; zij zullen, gezamenlijk of afzonderlijk, tot rust der ziel een derde van den rozenkrans of een rozenhoedje bidden. Ook zullen de priesters in de H. Mis ten minste een memento houden, en de leeken, indien zij kunnen, de H. Communie opdragen, om voor den overledene den eeuwigen vrede af te smeeken. (Regel, Hoofdst. II, § 14). V. Voor altijd. Onder deze klasse worden die voorschriften gerangschikt, welke aan geen tijd of bijzondere omstandigheden verbonden zijn. 1. De leden moeten het klein scapulier met koord volgens gebruik dragen; dragen zij het niet, dan worden ze niet (geelachtig aan de verleende aflaten en voorrechten. (Regel, Hoofdst. I, § 3.) 2. Zij moeten in geheel hunne levenswijze, inzonderheid in hunne kleeding alle weelde en overdreven opschik vermijden, en dien regel der middelmaat in acht nemen, welke ieder volgens zijn staat past. (Regel, Hoofdst. II, § 1.) 3. Zij moeten zich met de meeste omzichtigheid verwijderd houden van te vrijzinnige tooneel voorstellingen, zooals over 't algemeen zijn die, welke in openbare schouwburgen gegeven worden; ook moeten zij vermijden gevaarlijke of ongepaste vermakelijkheden of uitspanningen, zooals openbare dansgezelschappen en meer soortgelijke bijeenkomsten. (Regel, Hoofdst. II, § 2.) 4. In spijs en drank moeten zij de matigheid onderhouden, zoodat zij daarin niet de bevrediging der zinlijkheid, maar het levensonderhoud zoeken; vooral in het gebruik van sterke of bedwelmende dranken moeten zij zich zeer nauwe grenzen stellen. (Regel, Hoofdst. II, § 3.) 5. In den huiselijken omgang moeten zij zich beijveren, om het goed voorbeeld te geven van een waarlijk christelijk leven, overeenkomstig de voorschriften der geboden van God en van de H. Kerk en de plichten van den bijzonderen stand, dien zij in het huisgezin innemen; de oefeningen van godsvrucht en de goede werken zullen zij door zedelijken en stoffelijken steun krachtdadig bevorderen. Boeken en nieuwsbladen of kranten, waaruit gevaar te vreezen is voor het geloof of de goede zeden, mogen zij in hunne huizen niet toelaten; zij zeiven zullen ze niet lezen en daarenboven waken, dat ze niet gelezen worden door hunne kinderen of onderdanen. (Regel, Hoofdst. S *)■ 6. Niet alleen onderling, maar ook ten opzichte van anderen moeten zij zorgvuldig eene welwillende liefde in acht nemen. Overal, waar zij kunnen, zullen zij als kinderen des vredes met liefdevolle zachtmoedigheid en wijze voorzichtigheid trachten oneenigheden bij te leggen. (Regel, Hoofdst. II, §9.) 7. Nooit mogen zij zonder ware noodzakelijkheid een eed doen ; zij moeten zich zorgvuldig wachten van vloeken, lichtvaardig zweren, zich zeiven of anderen verwenschen; ook moeten zij naarstig bezorgd zijn hunne gewone gesprekken niet te ontsieren door zoogenaamde basterdvloeken of andere mindere passende uitdrukkingen. Van onkuische of dubbelzinnige taal, onbetamelijke spotternij en bijtende scherts zullen zij een grooten afkeer toonen. (Regel, Hoofdst. II, § 10.) 8. Wie eenig vermogen bezit en daarover volgens de burgerlijke wetten kan beschikken zal intijds, d.i. zoodra er geen redelijke grond tot uitstel bestaat, een testament maken. (Regel, Hoofdst. II, § 7.) LIJST DER Aflaten, Voorrechten en Gunsten, GESCHONKEN AAN DE Wereldlijke Derde Orde v. d. H. Franciscus. De bronnen, waarnaar deze lijst is opgemaakt, zijn : i». De Pauselijke Constitutie „Misericors" van 30 Mei 1883; 20. De Decreten na voormelden datum (30 Mei 1883) uitgevaardigd door de H. Congregatie der Aflaten en Relikwieën; 30. De Pauselijke Breve van 7 September 1901. (Zie „Sint-Franciscus", Jrg. 1901, blz. 341 v.v.). Naar deze bescheiden is een lijst opgemaakt, welke den 11 September 1901 door bovengenoemde H. Congregatie werd goedgekeurd en welke wij hier laten volgen, rekening houdend met de decreten, na gemelden datum (11 September 1901) uitgevaardigd. Bekn. Handb. 2. EERSTE HOOFDSTUK. Volle Aflaat. I. Aan alle Tertiarissen van beiderlei geslacht, na rouwmoedig gebiecht en gecommuniceerd te hebben: *i°. Op den dag der intrede; (i) *2°. „ „ „ „ professie; *3°. Zoo dikwijls zij tot verbetering des levens geestelijke oefeningen gedurende acht opeenvolgende dagen houden; 40. Den 16 April, verjaardag der professie des H. Franciscus, of, zoo zij wettig belet geweest zijn, op den eerstvolgenden Zondag, zoo zij de professie der Derde Orde hernieuwen. II. Aan dezelfde Tertiarissen, zoo zij onder voorwaarden als boven (I) bidden volgens intentie van Zijne Heiligheid: *i». Tweemaal in het jaar, zoo zij den Pauselijken Zegen ontvangen; Op de volgende dagen, wanneer zij de [Generale] Absolutie of Zegen ontvangen, nam. *2°. Op Kerstmis, Geboortefeest van O. H. Jezus Christus; *3°- Op Paaschdag, Verrijzenis van O. H. Jezus Christus ; *4°. Op Pinksterdag; (1) De aflaten enz., aangeduid door dit teeken * ziin verleend bij de constitutie Misericors; de overige bij de Apostolische breve van 7 September 1901. *5°. Op het feest van het Allerh. Hart van Jezus; *6°. Op het feest der Onbevlekte Ontvangenis van de H. M. Maria; *7°. Op het feest van den H. Jozef (19 Maart); *80. Op het feest van de Indrukking der H. Wondteekenen van den H. Vader Franciscus (17 Sept.); *9°. Op het leest van den H. I,odewijk, koning van Frankrijk, hemelschen Patroon der Derde Orde (25 Aug.); *100. Op het feest der H. Elisabeth van Hongarije (19 Nov.). III. Aan dezelfde Tertiarissen, indien zij onder voorwaarde als boven (I) eene kerk of openbare kapel godvruchtig bezoeken en eenigen tijd volgens intentie van den Paus bidden : *10. Op den dag, dat zij de maandelijksche vergadering, of Conferentie, bijwonen ; *20. Éénmaal in elke maand op een dag naar verkiezing. IV. Aan dezelfde Tertiarissen, die onder voorwaarden als boven (I) eene kerk, waar de zetel van het Genootschap is opgericht, godvruchtig bezoeken op de volgende feestdagen: 1. Allerh. Drievuldigheid; 2. Besnijdenis van O. H. Jezus Christus (1 Jan.); 3. Driekoningen (6 Jan.); 4. Hemelvaart van O. H. Jezus Christus; 5. Geboorte der H. Maagd Maria (8 Sept.); 6. O. L. V. Lichtmis (2 Febr.); 7. O. L. V. Boodschap (25 Maart), 8. O. L. V. Hemelvaart (15 Aug.); 9. H. Aartsengel Michaël (29 Sept.); 10. HH. Bewaarengelen; 11. H. Joannes Baptist (24 Juni); 12. HH. Apostelen Petrus en Paulus (29 Juni); 13. H. Odoricus, belijder, I Orde (14 Jan.); 14. HH. Berardus, Petrus en Gezellen, eerste martelaren der Serafijnsche Orde (16 Jan.); 15. H. Hyacintha de Mariscottis, maagd, III Orde (30 Jan.); 16. Z. Andreas de Comitibus, belijder, I Orde (1 Febr.) ; 17. HH. Petrus Baptista en Gezellen, martelaren van Japan, I en III Orde (5 Febr.); 18. H. Conradus a Placentia, belijder, III Orde (19 Febr.); 19. H. Angela Mericia, maagd, III Orde (21 Febr.); 20. H. Margarita van Cortona, III Orde (22 of 23 Febr.); 21. H. Coleta, maagd, II Orde (6 Maart); 22. H. Catharina van Bologna, maagd, II Orde (9 Maart); 23. H. Fidelius van Sigmaringen, marte¬ laar, I Orde (24 Apr.); 24. Z. Luchesius, eerste Tertiaris, die van den H. Stichter zelf het kleed der Derde Orde ontving (28 of 15 Apr.); 25. H. Paschalis Baylon, belijder, I Orde (17 Mei); 26. H. Ivo, belijder, III Orde (19 Mei); 27. H. Bernardinus van Senen, belijder, I Orde (20 Mei); 28. H. Ferdinandus, Koning, belijder, III Orde (30 Mei); 29. H. Antonius van Padua, belijder, I Orde (13 Juni); 30. H. Laurentius van Brindisi, belijder, I Orde (7 Juli); 31. H. Elisabeth, Koningin van Portugal, III Orde (8 Juli); 32. H. Veronica de Julianis, maagd, II Orde (9 Juli of 13 Sept.); H. Bonaventura, Kerkleeraar, I Orde (14 Juli); 34. H. Rochus, belijder, III Orde (16 Aug.); 35. H. Ludovicus, bisschop van Toulouse, I Orde (19 Aug.); 36. H. Rosa van Viterbo, maagd, III Orde (4 Sept.); 37. H. Josephus van Cupertino, belijder, I Orde (18 Sept.); 38. H. Elzearius, graaf van Ariano, be¬ lijder, III Orde (27 Sept.); 39- H. Maria Francisca van de Wonden van O. H. Jezus Christus, maagd, III Orde (6 Oct.); 40. HH. Daniël en Gezellen, martelaren, 1 Orde (13 Oct.); 41. H. Petrus van Alcantara, belijder, I Orde (19 Oct.); 42. Z. Delphina, maagd, III Orde (27 Nov.); 43. Alle Heiligen der drie Orden van den H. Franciscus (29 Nov.); V. Aan dezelfde Tertiarissen, die onder voorwaarden als boven (I) eene kerk, waarin de zetel van het Genootschap is opgericht, godvruchtig bezoeken en daar eenigen tijd godvruchtig bidden volgens intentie van den Paus: *10. Op den feestdag van den H. Vader Franciscus (4 Oct.); *2°. Op den feestdag van de H. Clara, maagd, (12 Aug.); *3°. Op den feestdag van den H. Patroon der kerk, waarin de zetel van het Genootschap is opgericht; 40. Zoo dikwijls zij van af de eerste vespers tot aan zonsondergang van den Tweeden Augustus op gelijke wijze eene kerk of ook eene kapel waarin de zetel is van het Genootschap, bezoeken. [Portiuncula: toties ^ r*A 65. H. Seraphinus, belijder uit de Orde der Kapucijnen. C. K. (12 Oct.) 66 H H. Daniël en Gezellen, martelaren uit de Orde der Minderbroeders. M. C. K. (13 Oct.) 67. H. Petrus van Alcantara, belijder uit de Orde der Minderbroeders. M. C. K. (19 Oct.) 68. H. Joannes Capistrano, belijder uit de Orde der Minderbroeders. M. C. K. (23 Oct.) 69. Z. Bonaventura van Potenza, belijder uit de Orde der Conventueelen. C. (26 Oct.) 70. Z. Thomas van Florence, belijder uit de Orde der Minderbroeders. C. (31 Oct.) 71. H. Didacus, belijder uit de Orde der Minderbroeders. M. K. (12 Nov.) C. (13 Nov.) 72. H. Agnes van Assisië, maagd II Orde. M. C. (16 Nov.) 73. H. Elisabeth van Hongarije, weduwe III Orde. M. C. K. (19 Nov.) 74. H. Leonardus van Porto Maurizio, belijder uit de Orde der Minderbroeders. M. K. (26 Nov.) 75. H. Jacobus van Marchia, belijder uit de Orde der Minderbroeders. M. C. K. (28 Nov.) 76. Alle Heiligen der drie Orden. M. C. K. (29 Nov.) 77. Z. Delphina, maagd III Orde. C. (3 Dec.) 78. Onbevlekte Ontvangenis. M. C. K. (8 Dec.) 79. Vinding des lichaams van den H. V, Franciscus. C. (12 Dec.) 80. H. Josaphat, bisschop en belijder. K. (14 Dec.) 81. Octaaf der Onbevlekte Ontvangenis. C. (15 Dec.) II. Aflaten, aan geen bepaalden dag verbonden. Eiken dag. 1. Volle aflaat, toevoegelijk aan de geloovige zielen, te verdienen door het bidden van den Franciskaanschen rozenkrans (Summar. Hoofdst. I, VII). — Deze rozenkrans bestaat uit zeven tientjes (met bijvoeging van tweemaal het Wees gegroet aan het laatste tientje), ter eere der zeven vreugden van de H. Maagd Maria, waarna éénmaal het Onze Vader en Wees gegroet voor Zijne Heiligheid; de zeven vreugden van Maria (de geheimen van dezen rozenkrans) zijn: de boodschap des Engels, het bezoek aan Elizabeth, de geboorte van Christus, de aanbidding der Wijzen, de vinding van Christus in den tempel, de verrijzenis van Christus, de opneming van Maria in den hemel. — Deze aflaat is persoonlijk, d. i. niet verbonden aan een stoffelijken rozenkrans, (zooals bij het gewone rozenkransgebed), maar uitsluitend aan de voorgeschreven gebeden, zoodat, om hem te verdienen, geen rozenkrans noodig is, en deze, zoo hij gebruikt wordt, niet behoeft gewijd te zijn; ook worden biecht en communie niet vereischt. Gezegde aflaat kan meermalen daags verdiend worden, (i) 2. De aflaten, waaraan degenen deelachtig worden, die de statie-gebeden te Rome houden, of die Portiuncula, de heilige plaatsen te Jeruzalem, de kerk van den H. Apostel Jacobus te Compostella bezoeken, te verdienen door het bidden van zesmaal het Onze Vader en Wees gegroet met Eere zij den Vader, namelijk vijfmaal voor het welzijn van het Christendom, en eenmaal tot intentie van den Paus: deze aflaten zijn toevoeglijk aan de geloovige Zielen; zij kunnen meermalen daags verdiend worden, met inachtneming der decreten van 7 Maart 1678 „Indulgentias vero", 16 Febr. 1852, en 14 April 1856; (2) 1) Cfr. Collectio Indulaentiarum... a P. Petro Mocchegiani a Monsano Ord-Min. etc. p. 317 § VI; Deer. Auth. S. Congr. Indulg. 110. 412. Behalve dezen vollen aflaat, alleen verleend aan de drie Orden van den H. Franciscus, heeft Pius X bij een breve van den 15 Sept. 1905 nog vele aflaten verleend aan alle geloovigen, die den Franciskaansclien rozenkrans zullen bidden. Om deze aflaten te verdienen is het echter noodig, dat men een stoffelijken rozenkrans gebruike, door den Generaal der Minderbroeders of een daartoe gevolmachtigd priester gewijd. Zie „Sint-Franciscus", Jg. 1905, blz. 357 v.v. 2) Quonam sensu haec decreta applicari debeant in casu dubitatur. Cfr. Lehmkuhl Theol. Moralis Tom. II in nota ad n. 561; Beringer Die Ablaesse tZehcte Auflage) p. 377 in nota 3). biecht en communie worden niet vereischt. (x) (Summar. Hoofdst. I, VI). 3. Aflaat van driehonderd dagen, toevoeglijk aan de Geloovige Zielen, zoo dikwijls de Tertiarissen de H. Mis en andere godsdienstige oefeningen, of openbare of bijzondere vergaderingen van het Genootschap bijwonen; — aan behoeftigen gastvrijheid verleenen; — twisten bijleggen of hiertoe bijdragen; — processies bijwonen; — het Allerheiligste bij het rondbrengen vergezellen; of, zoo zij dit niet kunnen, bij het luiden van de klok [geluid van de schel] éénmaal het Onze Vader en Wees gegroet bidden; insgelijks zoo dikwijls zij vijfmaal het Ónze Vader en Wees gegroet bidden, om het Christendom of de zielen der afgestorven medeleden aan God aan te bevelen; — de dooden ter begrafenis vergezellen; — een afgedwaalde tot zijn plicht terugbrengen; — iemand Gods geboden en wat verder noodzakelijk is ter zaligheid onderwijzen; — of eindelijk eenig werk van godsvrucht of liefde, welk ook, verrichten (Summar. Hoofdst. III, II). Elke week. Voorrecht van het altare privilegiatum op drie dagen voor de priesters-Tertiarissen, mits zij hetzelfde voorrecht niet reeds 1) Cfr. cit. Collectio Indulg. p. 648 art. I; Deer. Auth. S. C. Indulg. n. 374. voor een anderen dag verkregen hebben. (Summar. Hoofdst. IV, i°). Elke maand. 1. Volle aflaat, toevoegelijk aan de geloovige Zielen, op den dag, dat de leden de maandelijksche vergadering bijwonen. Voorwaarden: Biecht en communie, bezoek eener kerk of openbare kapel en eenig gebed tot intentie van den Paus. (Summar. Hoofdst. I, III, i°.) Opmerking. Deze aflaat is, onder de aangegeven voorwaarden, ook verbonden aan het bijwonen der maandelijksche vergadering, wanneer de lertiarissen te zamen komen zonder directeur, mits onder zijne uitdrukkelijke goedkeuring, en zij alsdan de gewone gebeden verrichten en in plaats van de conferentie of onderrichting eene geestelijke lezing houden (i). 2. Volle aflaat, toevoegelijk aan de geloovige Zielen, éénmaal te verdienen op een dag naar verkiezing. Voorwaarden: Biecht en communie, bezoek eener kerk of openbare kapel en eenig gebed tot intentie van den Paus (Summar. Hoofdst. I, III, 20). Elk jaar. i. Volle aflaat, toevoeglijk aan de geloovige Zielen, tweemaal bij het ontvangen 1) Declaiatio S. C. Indulg. 30 Jan. 1896 ad VI ; cfr. Directorium Tertii Ordinis saecularis S. P. Franctsct etc., auctore P. Petro Mocchegiani a Monsano p. 88 n. 87 van den pauselijken zegen. Voorwaarden: Biecht en communie, en eenig gebed tot intentie van den Paus (Summar. Hoofdst. I, II, i°). Opmerking. De Tertiarissen, die wonen in plaatsen, waar geene Congregatie bestaat, kunnen in plaats van den pauselijken zegen, tweemaal meer de generale absolutie of den zegen met vollen aflaat op een dag naar verkiezing van een biechtvader in den biechtstoel ontvangen (Summar. Hoofdst. V, 3). 2. Volle aflaat, toevoeglijk aan de geloovige Zielen, op den feestdag van den H. Patroon der kerk, waarin de congregatie der Tertiarissen is opgericht. Voorwaarden : Biecht en communie, bezoek der gezegde kerk en eenig gebed tot intentie van den Paus (Summar. Hoofdst. I, V, 30) (1), 3. Volle aflaat, toevoeglijk aan de geloovige Zielen, telkens bij het houden eener achtdaagsche geestelijke afzondering. Voorwaarden: Biecht en communie (Summar. Hoofdst. I, I, 30). 4. Aflaat van zeven jaren en even zooveel quadragenen, toevoeglijk aan de ge¬ ut Volgens Summar. Hoofdst. V, 6 zoude ik meenen (salva tarnen meliore), dat in plaatsen, waar geene congregatie bestaat, deze aflaat door do Tertiarissen, onder de voorwaarden van biecht en communie, bezoek der parochiekerk en eenig gebed tot intentie van den Paus. kan verdiend worden op den feestdag van den H. Patroon der parochiekerk. loovige Zielen, op 12 dagen naar ieders verkiezing onder goedkeuring van den directeur der congregatie. Voorwaarden : Bezoek der kerk of kapel, waarin de congregatie is opgericht, of, waar deze niet bestaat, der parochiekerk en eenig gebed tot intentie van den Paus (Summar. Hoofdst. III, I, 6°; Hoofdst. V, 6). 5. Voorrecht van het altare privilegiatum, altijd en overal, voor alle HH. Missen, die tot lafenis van afgestorven Tertiarissen worden opgedragen (Summar. Hoofdst. VI, 2). Eenmaal in 't leven. 1. Volle aflaat, toevoeglijk aan de geloovige Zielen, op den dag der intrede in de Orde. Voorwaarden: Biecht en communie (Summar. Hoofdst. 1, I, i°). 2. Volle aflaat, toevoeglijk aan de geloovige Zielen, op den dag der professie. Voorwaarden: Biecht en communie (Summar. Hoofdst. I, 2°). 3. Volle aflaat in het uur des doods. Voorwaarden: Biecht en communie, indien mogelijk, en aanroeping van den H. Naam van Jezus met den mond, of, zoo dit niet kan, met het hart (Summar. Hoofdst. I, VIII). OPMERKINGEN aangaande de algemeene voorwaarden, oni aflaten te verdienen. I. De algemeene voorwaarden,om eenigen aflaat voor zich zeiven te verdienen, zijn: 1. De staat van genade. Om dan een aflaat voor zich zeiven (i) te verdienen, moet men in staat van genade zijn op het oogenblik dat de aflaat wordt toegepast. Is derhalve de aflaat verbonden aan een enkel werk, b. v. aan een gebed of een ander goed werk, dan moet dit in staat van genade verricht worden; zijn echter meer werken voorgeschreven of één werk meermalen, dan moet ten minste het laatste dezer werken in staat van genade worden volbracht. 2. De meening, om den aflaat te winnen. Het is echter niet noodig, dat men die meening uitdrukkelijk hebbe bij het verrichten der voorgeschreven werken; er wordt zelfs niet vereischt, dat men kennis drage van den verleenden aflaat; het is voldoende, dat men de algemeene meening hebbe, om door zijne goede werken deelachtig te worden aan de aflaten, door de Kerk daaraan verbonden. Vandaar is het een voortreffelijke raad, eiken morgen zijne meening te hernieuwen, om alle aflaten te verdienen, (1) Of men in staat van doodzonde een aflaat kan verdienen voor de geloovige Zielen, is twijfelachtig. die in den loop van den dag verdiend kunnen worden. En daar zeer vele aflaten toevoeglijk zijn aan de geloovige Zielen, is het wederom zeer aanbevelenswaard eene tweede meening te maken, om ze namelijk tot hare lafenis te bestemmen. Deze toepassing kan slaan, of op ééne enkele, of op meerdere bepaalde, of kan in het algemeen tot alle zielen in het vagevuur worden uitgestrekt, (i) 3. Het verrichten van het werk of de werken, door de Kerk voorgeschreven. Alle de opgelegde werken [moeten] persoonlijk en godvruchtig worden volbracht, zoowel wat den tijd, als wat wijze en doel enz. betreft, overeenkomstig hetgeen staat uitgedrukt in de vergunning der aflaten. Zoo nu een der voorgeschreven werken, of in zijn geheel, of in een belangrijk onderdeel, 't zij door onkunde, 't zij door nalatigheid, 't zij door onmacht wordt achterwege gelaten ; zoo eene der voorwaarden van tijd, plaats enz., om welke reden dan ook voorgeschreven, niet wordt onderhouden, wordt, het geval van eene wettige wisseling uitgezonderd, die aflaat niet verdiend. (1) De aflaten, aan gebeden verbonden, kunnen worden verdiend, onverschillig in welke taal deze gebeden worden verricht, mits de (1) Raccolta of Verzameling van Gebeden en Godvruchtige Werken, door de Pausen met heilige aflaten verrijkt. Bewerkt door een Pater Minderbroeder. vertalingen getrouw zijn. De gebeden, welke volgens gebruik beurtelings worden verricht, zooals de Rozenkrans, de Litanieën enz., mogen ook tot het verdienen van aflaten op die wijze met anderen worden gebeden. II. Tot het verdienen van een vollen aflaat worden gewoonlijk voorgeschreven: i. Biecht en communie. Beide worden vereischt, wanneer in de vergunningsbrieven gezegd wordt: „die, na gebiecht en gecommuniceerd te hebben enz." Deze woorden moeten echter niet zoo verstaan worden, alsof het noodig ware te biechten en te communiceeren, alvorens de overige voorgeschreven werken te verrichten. Alhoewel de voorgeschreven werken moeten vervuld worden binnen den tijd tot het verdienen van den aflaat bepaald, kan echter zoowel de enkele biecht als de biecht met de communie ook geschieden op den dag, onmiddellijk voorafgaande aan dien, waarop de aflaat is vergund. De voorgeschreven biecht moet geschieden ook door hen, die zich geene doodzonde bewust zijn ; het is echter niet vereischt, dat dezen de absolutie ontvangen. Zij, die de godvruchtige gewoonte hebben, om, wanneer zij niet door eenig wettig beletsel verhinderd zijn, ten minste eens in de week te biechten en sinds de laatste biecht zich niet aan doodzonde hebben schuldig gemaakt, volstaan met die weke- lijksche biecht voor alle aflaten, met uitzondering nochtans van den aflaat van het jubilé (hetzij gewoon of buitengewoon), of in den vorm van het jubilé, in welk geval de wekelijksche biecht niet voldoende is. (i) Door eenzelfde communie kan men op denzelfden dag meerdere volle aflaten verdienen, al is ook voor eiken dezer . de communie voorgeschreven, mits alle andere voorgeschreven werken volbracht, of wanneer deze dezelfde zijn, zoo dikwijls herhaald worden als men aflaten kan en wil verdienen. Ook kan men door de communie in den paaschtijd èn voldoen aan het gebod der H. Kerk, èn een of meer volle aflaten, op dien dag vallende, (behalve den aflaat van het jubilé) verdienen. Wanneer een aflaat aan eene bepaalde kerk is verbonden, is het daarom geen vereischte, om in die kerk te communiceeren, tenzij dit uitdrukkelijk wordt voorgeschreven. 2. Kerkbezoek. Hierdoor wordt verstaan „het binnentreden van eene gewijde plaats, uit een inzicht van geloof en godsdienst, met het doel daar God te eeren in Hem zeiven of in een zijner heiligen." Wordt voor het voorgeschreven bezoek eene kerk bepaald aangewezen, b.v. de kerk of kapel, (1) Z(j die dagelijks plegen te communiceeren, al zouden zij ook eens of tweemaal wekelijks de H. Communie achterwege laten, zijn niet aan een bepaalden biechttermijn gebonden, om de aflaten te kunnen verdienen. S. I. C. 14 Febr. 1906. waarin de congregatie der Tertiarissen is opgericht, dan moet dat bezoek noodzakelijk in die kerk geschieden, anders kan het gedaan worden in iedere kerk of openbare kapel, d. i. eene kapel met publieken toegang, zoodat het den geloovigen vrijstaat, om daar, evenals in eene kerk, binnen te treden. Het kerkbezoek moet geschieden binnen den tijd tot het verdienen van den aflaat vastgesteld. Om meerdere volle aflaten te verdienen, die voor een zelfden dag verleend zijn en waarvoor, ieder afzonderlijk, het kerkbezoek vereischte is, „is het noodig, dat men zoovele bezoeken aflegt, als men aflaten wenscht te verdienen; daarbij is het noodig dat men na ieder bezoek de kerk verlaat, om er daarna opnieuw binnen te treden." (i) Opmerking, a. Volgens eene concessie van Leo XIII bij een decreet van de H. Congregatie der Aflaten van 18 Juli 1902 (2) kunnen de Tertiarissen, welke in seminaries, colleges, hospitalen en andere dergelijke huizen verblijven en wettig verhinderd zijn, om het kerkbezoek voorgegeschreven voor het verdienen der aflaten van de Derde Orde te verrichten, die aflaten verdienen door het bezoek der kerk of kapel (al is deze ook niet publiek) van gezegde seminaries, colleges, hospitalen enz. (1) Decreet van den 29n Februari 1864. (2) Cfr. Acta Ordinis Minorum, anno XXI p. 132, 2. b. Krachtens een decreet van den i8n September 1862 kan voor de geloovigen, welke door eene sleepende ziekte, eene voortdurende kwaal, of een blijvend physiek beletsel verhinderd zijn hun huis te verlaten, de voorgeschreven communie en het voorgeschreven kerkbezoek veranderd worden in eenig ander godvruchtig werk, door hun eigen biechtvader op te leggen; deze verandering kan geschieden betrekkelijk die aflaten, welke zij in hunne woonplaats kunnen verdienen. 3. Godvruchtig gebed. Dit gebed moet worden verricht tot de voorgeschreven intentie; het is echter niet noodig deze intentie uitdrukkelijk te maken, men behoeft ze zelfs niet eens te kennen, het is voldoende, dat het gebed worde verricht in 't algemeen tot die intentie, welke de Paus voorschrijft. Indien er geen bepaald gebed is aangewezen, blijft het overgelaten aan ieders keuze, mits het niet reeds om een andere reden verplichtend is; naar het algemeen gevoelen volstaat men met vijfmaal Onze Vader, Wees gegroet en Eere zij den Vader te bidden. Wanneer het kerkbezoek vereischte is, moet het voorgeschreven gebed daar worden verricht, waar het bezoek volgens voorschrift moet geschieden. CEREMONIEEL der Derde Orde van den H, Franciscus. Artikel i. Gebeden voor de vergaderingen oï conferenties, welke elke maand of op andere tijden gehouden worden, (i) i. Bij het begin tier vergadering. fttëeni, Sancte Spi- |^om, H. Geest, •t»P> ritus, reple tuo- 1 vervul de harrum corda fidelium, j ten Uwer geloovigen, et tui amoris in eis en ontsteek daarin ignem accende. het vuur Uwer liefde. Sul) tuum praïsi- ; Onder uwe bedium confugimus, scherming nemen sancta Dei Genitrix; j wij onze toevlucht, nostras deprecatio- o Heilige Moeder nes ne despicias in God; verstoot onze necessitatibus no- gebeden niet in onstris; sed a periculis j zen nood, maar ver- (1) Deze gebeden worden verricht door den directeur, in koorkleed en witte stool vóór het altaar neergeknield. cunctis libera nos semper, Virgo gloriosa et benedicta. Respice, beate Pater Francisce, de excelso ccelorum habitaculo, et deprecare pro populo tuo, populo quem elegisti, ut serviat coram te omni tempore in ministerio Domini. Kyrie eleison. Christe eleison. Kyrie eleison. Pater noster, secreto. y. Et ne nos inducas in tentationem. R. aed nt>era nos a malo. Memor esto congregationis tuae. R. Quam possedisti ! ab initio. Bekn. Handb. | los ons altijd van alle gevaren, o gloJ rierijke en gezegende j Maagd. Zie, o gelukzalige Vader Franciscus, J van uit de hooge j hemelsche woning | neder, en spreek ten j beste voor uw volk, dat volk, hetwelk gij uitgekozen hebt, om onder uwe oogen ten allen tijde den Heer te dienen. Heer, ontferm U onzer. Christus, ontferm U onzer. Heer, ontferm U onzer. Onze Vader, in stilte. y. En leid ons niet in bekoring. R. Maar verlos ons van den kwade, y. Wees uwe vergadering indachtig. R. Die U van het begin heeft toebehoord. 4 y. Domine, exaudi orationem meam. R-. Et clamor meus ad te veniat. y. Dominus vobiscum. R. Et cum spiritu tuo. OREMUS. Mentes nostras, quaesumus Domine, lumine tuse claritatis illustra, ut videre : possimus (jufe agenda sunt, et quae recta : sunt agere valeamus. i Per Christum Domi- | nura nostrum. R-. Amen. | Heer, verhoor mijn gebed. R. En mijn geroep kome tot U. y. De Heer zij met u. R. En met uwen geest. LATEN WIJ BIDDEN. Wij bidden U, o Heer, bestraal onze harten met het licht Uwer klaarheid, opdat wij mogen kennen wat wij moeten doen, en doen wat rechtvaardig is. Door Christus,onzen Heer. R-. Amen. (i) (1) Vervolgens houdt de directeur eene onderrichting over het christelijk leven in de wereld overeenkomstig den geest en het doel der Orde. De stof' dezer onderrichting kan gekozen worden naar aanleiding van een of ander voorschrift des Regels, of ook overeenkomstig de zedeles of oefening, aangegeven op het maandbriefje. Ook de voorbeelden der Heiligen ei) Zaligen uit de Serafijnsche Orden kunnen ter navolging worden vooigesteld. Vóór en na deze onderrichting kan volgens goedvinden van den directeur, een gezang gezongen worden, of eenig gebed worden verricht. In de plechtige vergadering en bij gelegenheid der visitatie zingt men in plaats van Veni, Sancte Spiritus: Stóeni, Creator Spi■sf«> ritus, (i) Mentes tuorurn visita, Imple superna gratia, Quae tu pectora. creasti Qui diceris Paraclitus, Altissimi donum Dei, Fons vivus, ignis, charitas, Et spiritalis unctio. Tu septiformis munere, Digitus paterna: dexterae, Tu rite promissum Patris, mom, Schepper, &§ kom, o Heilige Geest, Bezoek de zielen U gewijd, Vervul de harten met gena, Die Gij ten Schepper zijt geweest. Gij, die als Trooster hoog geroemd, Een gaaf des Aller- hoogsten Gods, Een levensbron, en liefde en vuur, Den geest een zalving wordt genoemd. Die door Uw zeven gaven prijkt, Gij, vinger van Gods rechterhand, Des Vaders mild beloofde gaaf, 1) Gezangen enz. bladz. 68. Sermone ditans guttura. Accende lumen sen- sibus, Infunde amorem cordibus, Infirma nostri cor- ]>oris, Virtute firmans perpcti. Hostem repellaslon- gius, Pacemque dones j protinus, Ductore sic te prae- : vio, Vitemus urane noxium. Per te sciainus de Patrem, Noscamus atque Filium, Teque utriusque Spiritum Credamus omni tempore. Deo Patri sit gloria, Die tongen met de spraak verrijkt. Ontsteek in onzen geest Uw licht, Stort in ons hart Uw liefdegloed, Versterk de zwakte van ons vleesch, Met eene kracht, die nimmer zwicht. Verdrijf den vijand ver, en laat Terstond alle gave Uw vrede na, Opdat wij, zoo door U geleid, Voor immer mijden al wat schaadt. Maak, dat door ons steeds zij gekend De Vader en Zijn eenge Zoon, En dat we in U als beider Geest Gelooven tot de tijd volendt. Des Vaders glorie zij verbreid, Et Filio, qui a mortuis, Surrexit, ac Paraclito, In sascu lorum sae- cula. Amen. (i) V. Emite Spiritum tuum, et creabuntur. R. Et renovabis faciem terne. OREMUS. Deus, qui corda fidelium Sancti Spiritus illustratione docuisti; da nobis in eodem Spiritu [ recta sapere, et de I ejus semper conso- j latione gaudere. Per [ Christum Dominuni ! nostrum. K-. Amen. Des Zoons, die opstond van den dood, Des Geestes, die vertroosting schenkt, In aller eeuwen eeuwigheid. Amen. V. Zend Uwen Geest uit, en zij zullen herschapen worden. R-. En Gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen. LATEN WIJ BIDDEN. O God, die de harten der geloovigen door de verlichting van den Heiligen Geest hebt onderwezen, geef dat wij in dienzelfden Geest de ware wijsheid erlangen, en ons altijd over Zijne vertroosting verblii- I den. Door Christus, j onzen Heer. | ty-. Amen. Ex ?• K', C. decreto 20 Junii 1899 (Deer. autli. n. liaec doxologia semper est retinenda, ac nunquam in"?rS anm tempore vel quocunque occurrente festo in al ïam mutanda. 2. Bij het einde £jpyrie eleison. Christe eleison. Kyrie eleison. Pater noster, secreto. ji. Et ne nos inducas in tentationem. Sed libera nos a malo. v. Confirma hoe Deus, quod operatus es in nobis. r. A templo sancto tuo, quod est in Jerusalem. y. Domine, exaudi orationem meam. r. Et clamor meus j ad te veniat. Dominus vobiscum. Et cum spiritu tuo. oremus. Praesta nobis, j quassumus Domine, ! der vergadering. gpjKeer. ontferm U onzer. Christus, ontferm U onzer. Heer, ontferm U onzer. Onze Vader, in stilte, f. En leid ons niet in bekoring. r-. Maar verlos ons van den kwade, y. Bekrachtig, o God, hetgeen Gij in ons hebt uitgewerkt. i}.-. Van uit Uwen heiligen tempel, die te Jeruzalem is. y. Heer, verhoor mijn gebed. r. En mijn geroep kome tot U. ii. De Heer zij met u. r. En met uwen geest. laten wij bidden. Wij bidden U, o Heer, verleen ons de auxilium gratise tuae, ut quae te auctore facienda cognovinius, te adjuvante implere valeamus. Agimus tibi gratias, omnipotens Deus, pro universis beneficiis tuis. Qui vivis et regnas in saecula sreculorum. r.-. Amen. v. Oremus pro benefactoribus nostris. li. Rpfrihnprp rlicr. _ —o nare, Domine, om- j nibus nobis bona j facientibus propter nomen tuum vitam aeternam. Amen. Antiph. Si iniquitates observaveris, Domine, Domine, quis sustinebit? Psalm. De profundis elamavi ad te, Domine : * Domine, j | hulp Uwer genade, | opdat hetgeen wij door Uwe verlich- ting als onzen plicht j kennen, ' wij door j Uwen bijstand mogen vervullen. Wij bedanken U, j o almachtige God, voor al Uwe wel¬ daden. Die leeft en heerscht in de eeuwen'{der eeuwen. ü. Amen. + y. Laten wij bidden voor onze weldoeners. it-. Gewaardig U, o Heer, aan allen, die ons om Uwen naam weldoen, het eeuwig leven te schenken. Amen. Antiph. Indien Gij de ongerechtigheden gadeslaat, o Heer, wie,'Heer, zal bestaan ? Psalm. Uit de diepten roep ik tot U, o Heer: o Heer, axaudi vocem meam, Fiant aures tute intendentes * in vocem deprecationis meae. Si iniquitates observaveris, Domine: * Domine, quis sustinebit ? Quia apud te propi tiatio est : * et propter legem tuam sustinui te, Domine. Sustinuit anima mea in verbo ejus; * speravit anima mea in Domino. A custodia matutina usqueadnoctem * speret Israël in Domino. Quia apud Dominum misericordia, * et copiosa apud eura redemptio. Et ipse redimet Israël * ex omnibus iniquitatibus ejus. [ geef gehoor aan mijne stem. Laat Uwe ooren luisteren naar de stem mijner smeeking. Indien Gij de ongerechtigheden gadeslaat, o Heer, wie, Heer, zal bestaan ? Maar bij U is vergeving, en ter oorzaak van Uwe wet, o Heer, vertrouw ik op U. Mijne ziel vertrouwt op Zijn woord; mijne ziel hoopt op den Heer. Van den dageraad af tot in den nacht toe hope Israël op den Heer. Want bij den Heer is barmhartigheid, en bij Hem is overvloedige verlossing. En Hij, Hij zal Israël verlossen van al zijne ongerechtigheden. Requiem aeternam * dona eis Domine. j Et lux perpetua i * luceat eis. Antiph. Si iniqui- [ tates observaveris, Domine, Domine, quis sustinebit ? V. A porta inferi. li. Erue, Domine, animas eorum. y. Domine, exaudi orationem meam. { R'. Et clamor meus ad te veniat. y. Dominus vobis- I cum. R. Et cum spiritu | tuo. OREMUS. Deus, veniae largitor et humanse j salutis amator, quaesumus clementiam tuam, ut nostrfe con- j gregationis fratres, propinquos et benefactores, qui ex hoe stecolo transierunt, j Heer, geef haar de eeuwige rust. En het eeuwige licht verlichte haar. Antiph. Indien Gij de ongerechtigheden gadeslaat, o Heer, wie, Heer, zal bestaan ? y. Van de poorten der hel. R. Verlos, o Heer, hunne zielen, y. Heer, verhoor mijn gebed. R-. En mijn geroep kome tot U. y. De Heer zij met u. K-. En met uwen geest. LATEN WIJ BIDDEN. O God, gever der genade en minnaar van de zaligheid der menschen, wij smeeken Uwe goedertierenheid, dat Gij aan de broeders, bloedverwanten en weldoeners onzer con- Beata Maria, semper Virgine intercedente cum omnibus sanctis tuis, ad perpetuae beatitudinis consortium pervenire concedas. Fidelium, Deus, omnium Conditor et Redemptor, animabus famulorum famularumque tuarum remissionem cunctorum tribue peccatorum : ut indulgentiam, quam semper optaverunt, pus supplicationibus consequantur. Qui vivis et regnas in ssecula steculorum. R. Amen. v. Requiem sternam dona eis, Domine. R. Et lux perpetua luceat eis. gregatie, die uit deze | wereld gescheiden zijn, door de voorspraak van de zalige ! Maria, altijd Maagd, i en van al Uwe heiligen, verleenet, dat zij tot de gemeenschap der eeuwige I zaligheid geraken. O God, Schepper en Verlosser aller 1 geloovigen, verleen aan de zielen van Uwe dienaren en dienaressen de vergiffenis van alle zon! den, opdat zij de kwijtschelding, welke zij altijd verlangd hebben, door godj vruchtige smeekingen verwerven. Die leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. R Amen. v. Heer, geef haar de eeuwige rust. I R. En het eeuwige licht verlichte haar. v. Requiescant in j v. Dat zij rusten in pace. vrede. r. Amen. r. Amen. (x) Artikel II. Volgorde bij de Inkleeding. Na het begin der vergadering (2) gaat de priester, met koorkleed en ivitte stool bekleed, op de voettrede des altaars staan of zitten, en vraagt aan den postulant, die neergeknield is : j^uid postulas? Pater, ego humiliterpostulo habitum Tertii Ordinis de Pu;nitentia, ut cum eo salutem ceternam facilius consequi valeam. SffiSat verlangt gij ? Deze antwoordt : (3) Eerwaarde Vader, ik vraag [wij vragen] ootmoedig het kleed der Derde Orde van boetvaardigheid, om daarmede gemakkeI lijker de eeuwige zaligheid te kunnen bekomen. (1) Eindelijk bidt de directeur met de leden vijfmaal het Onze Vculer, Wees gegroet en Eert zij den Vader, om den aflaat te verdienen, aan het bijwonen der maandelijksche vergadering verleend, geeft op de gebruikelijke wijze den priesterlijken zegen of wel, na bekomen verlof van den bisschop der diocese, den zegen met het Allerheiligste, en deelt aan de leden de maandbriefjes uit. (2) Dat wil zeggen: Na de gebeden verricht te hebben, welke in Artikel I bij het begin der vergadeeing zijn voorgeschreven. (8) Wanneer meer personen worden ingekleed antwoordt een hunner in naam van allen. Alsdan zegt de priester Deo gratias, en prijst vervolgens in eene korte toespraak het heilig besluit van den postulant,, waarin hij hem versterkt door de verhevenheid en krachtdadigheid van de Derde Orde aan te toonen Daarna keert hij zich naar het altaar en zegent de kleederen, zeggende : f. Adjutorium no- j strum in nomine ' Domini. R. Qui fecit ccelum ! et terram. y. Domine, exaudi orationem meani. i 1^-. Et clamor meus j ad te veniat. f. Dominus vobis- ' cum. R-. Et cum spiritu t«o. OREMUS. Omnipotens sempiterne Deus, qui j per mortem Unigeniti Filii tui Do- ! mini nostri Jesu 1 Christi mundum re- | staurare misericor- | y. Onze hulp is in den naam des Heeren. R-. Die hemel en aarde gemaakt heeft. y. Heer, verhoor mijn gebed. R-. En mijn geroep kome tot U. y. De Heer zij met u. R-. En met uwen geest. LATEN WIJ BIDDEN. Almachtige, eeuwige God, die U in Uwe barmhartigheid gewaardigd hebt de wereld te herstellen door den dood van Uwen eeniggeboren diter dignatus es, ut a vnorte perpetua nos liberares, et ad gaudia perduceres paradisi: respice, quaesumus, pietatis tuae oculo devotam hanc familiam tuam, hic hodie in nomine tuo congregatam, cujus famulus tuus B. Franciscus, ut tibi augeatur credentium numerus, extitit institutor. IIlam super firmam petram, cjute Christus est, confirma, ut ab omnibus turbationibus mundi, carnis et diaboli sit secura; et incedens per tuorum semitam mandatorum meritis acerbissimae Filii tui passionis, et Immaculatje Matris ejus semper VirginisMarioe, ac B. P. N. Francisci, omniumque Sanctorum, gaudia Eeterna possideat. ; Zoon, onzen Heer, Jezus Christus, om ons van den eeuwigen dood te verlossen en tot de vreugde des hemels te voeren ; werp, smeek en wij U, een genadigen oogslag O]) dit aan Uwen dienst toegewijd genootschap, heden hier in Uwen naam vergaderd hetwelk Uw dienaar, de Zalige Franciscus, heeft ingesteld, ten einde het getal der geloovigen voor U te vermeerderen. Bevestig het op de vaste steenrots, welke Christus is, opdat het van alle aanvallen der wereld, des vleesches en des duivels bevrijd zij, en den weg Uwer geboden bewandelende, door de verdiensten van het smartvol lijden van Uwen Zoon, en die Zijner Onbevlek- Per eumdern Christum Dominum nostrum. Amen. OREMUS. Domine Jesu Christe, qui tegumen nostrse mortalitatis induere, et in praesepio pannis involvi dignatus es, quique glorioso confessori tuo B. P. N. Francisco tres Ordines instituere salubriter inspirasti, ac eosdem per summos Ecclesiae Pontifices, tui Vicarios, approbare fecisti; immensam tuae clementise largitatem suppliciter exoramus, ut haec indumenta, quse idem B. Franciscus te Moeder, altijd Maagd, en van onzen Zaligen Vader Franciscus en van alle heiligen, de eeuwige vreugde moge genieten. Door denzelfden Christus, onzen Heer. j^r. Amen. LATEN WIJ BIDDEN. Heer Jezus Christus, die U met onze sterfelijke natuur hebt willen bekleeden en in de kribbe in doeken gewonden worden, en die Uwen roemvollen belijder, onzen Zaligen Vader Franciscus, heilrijk opgewekt hebt om drie Orden te stichten, welke Gij door de Pausen der Kerk, Uwe plaatsbekleeders, hebt doen goedkeuren ; wij smeeken ootmoedig Uwe onbegrensde goedheid, dat Gij deze ad poenitentiae indicium, ac pro valida contra saeculum, carnem et dsemonem armatura commilitones suos fratres de Poenitentia in Tertio Ordine portare constituit, bene f dicere et santi f ficare digneris, ut hic famulus tuus (vel haec famula tua) ea devote suscipiens, te ita induat, ut in spiritu humilitatis viam mandatorum tuorum ad mortem usque fideliter percurrat. Qui vivis et regnas in ssecula saeculorum. R. Amen. kleederen gelievet te zegenen en te heiligen, welke dezelfde Zalige Franciscus gewild heeft, dat zijne medestrijders, de Broeders van [ Boetvaardigheid in ! de Derde Orde zou| den dragen als een I teeken van boetvaardigheid en als | een krachtig wapen } tegen de wereld, het j vleesch en den duivel : opdat deze Uw dienaar (of deze Uwe dienares)die kleeding | godvruchtig aanne| mende, zich zoodanig met U bekleede dat hij (of zij) in den geest van ootmoedigheid tot den dood toe getrouw den weg Uwer geboden bewandele. Die leeft en j heerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen. Zijn er meer personen om het habijt te ontvangen, dan gebruikt men het meervond in plaats van het enkelvoud. Voor de zegening van het koord zegt de priester: OREMUS. Deus, qui ut servum redimeres, Filium tuumper manus impiorum ligari voluisti, bene f die, quaesumus, cingulum istum ; et praesta, ut famulus tuus, (jui (vel famula, tua qua;) hoe poenitentise ligamine pra:cingitur, vinculorum ejusdem Domini nostri Jesu Christi perpetuo memor existat, tuisque semper obsequiis alligatum (velalligatam) se esse cognoscat. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate LATEN WIJ BIDDEN. O God, die, om den slaaf vrij te koopen, gewild hebt, dat Uw Zoon door de handen der goddeloozen gebonden werd ; wij bidden U zegen dit koord, en geef, dat Uw dienaar (of Uwe dienares), die zich met dat koord van boetvaardigheid omgordt, altijd de koorden van dienzelfden Jezus Christus, onzen Heer, indachtig zij, en zich zeiven als voor altijd aan Uwen dienst verbonden beschouwe. Door onzen Heer Jezus Christus, Uwen Zoon, die met U Spiritus Sancti Deus leeft en heerscht per omnia srecula in de eenheid des sseculorum. H. Geestes, God R-. Amen. ' door alle eeuwen der eeuwen. Amen. Hierna besproeit de priester het kleed en het koord met wijwater, zonder iets te zeggen. Daarna op den ondersten trap van het altaar of op de voettrede nederknie/ende, heft hij den lofzang Veni Creator (i) aan, dien hij beurtelings met de omstanders ten einde toe leest of zingt; vervolgens wendt hij zich tot den postulant, die voor het altaar is neergeknield en zegt :■ Exuat te Dominus veterem hominem cum actibus suis, et cor tuum avertat a steculi pompis, quibus abrenunciasti, dum baptismum suscepisti. u. Amen. De Heerontkleede u van den ouden mensch met zijne werken, en keere uw hart af van de ijdelheden der wereld, waaraan gij verzaakt hebt, toen gij het doopsel ontvingt. Amen. Alsdan hangt hij hem het habijt of het scapulier om, (2) zeggende : 1) Zie"boven bladz. 51; Gezangen enz. bladz. 58. (2) Bij de inkleeding eener vrouw zal de Moedei hierin, alsmede in het omgorden van het koord, behulpzaam z«n. Bekn. Handb. 5 Induat te Dominus De Heer bekleede novum hominem, qui u met den nieusecundum Deum ere- wen mensch,die naar atus est in justitia et God geschapen is sanctitate veritatis. in ware rechtvaardig- r-. Amen. heid en heiligheid. i^. Amen. Hem daarna het koord aangevende, zegt hij: Prsecingat te Do- De Heer omgorde minus cingulo puri- u met het koord tatis, et extingu- van zuiverheid, en at in lumbis tuis doove in uwe lenhumorem libidinis, denen de begeerlijkut maneat in te vir- heid uit, opdat de tus continentiae et deugd van onthoucastitatis. } ding en zuiverheid in u blijve. r. Amen. | r. Amen. Eindelijk overhandigt hij hem de brandende waskaars, met de woorden: Accipe, Frater ca- Ontvang, beminde rissime (vel Soror broeder (of zuscarissima,) lumen ter) het licht van Christi in signum Christus, tot teeken immortalitatis tuse, uwer onsterfelijkut mortuus (vel mor- heid, opdat gij, getua) mundo Deo storven zijnde aan vivas, fugiens opera de wereld, voor God tenebrarum. Exurge j levet, door de wera mortuis, et illu- \ ken der duisternis minabit te Christus. te ontvluchten. Sta r. Amen. op van de dooden, en Christus zal u verlichten. r-. Amen. Ten slotte heft de priester, tiaar het altaar gekeerd, den psalm (i) aan : Laudate Domi- Looft den Heer, num, omnes gentes; alle natiën, looft * laudate eum omnes Hem, alle volkeren, populi. Quoniam confir- Want groot is mata est super nos Zijne barmhartig- misericordia ejus; heid jegens ons, en * et veritas Domini eeuwig duurt des manet in aeternum. Heeren trouw. Gloria Patri, et Glorie zij den Va- Filio, * et Spiritui der, en den Zoon, Sancto. en den Heiligen Geest. Sicut erat in prin- Gelijk het was in cipio, et nunc, et het begin, en nu en semper * et in sre- altijd en in de eeu- cula sreculorum. wen der eeuwen. Amen. Amen. y. Confirma hoe y. Bekrachtig, o God, Deus quod ope- hetgeen Gij in ons ratus es in nobis. hebt uitgewerkt. R. A templo sancto R-. Van uit Uwen (1) Gezangen enz. bladz. 70. tuo, quod est in Jerusalem. ir. Salvum fac servum tuum (vel salvam fac famulam tuam. ty-. Deus meus, spe- rantem in te. f. Mitte ei, Domine, auxilium de sancto. ij-. Et de Sion tuere eum (vel eam). ir. Nihil proficiat inimicus in eo (vel ea). i^-. Et filius iniquitatis nos apponat nocere ei. f. Domine, exaudi orationem meara, ty-. Et clamor meus ad te veniat. f. Dominus vobiscum. u . Et cum spiritu tuo. heiligen tempel, die te Jeruzalem is. i. Behoed Uwen dienaar (of Uwe dienares). %. Die op U hoopt, o mijn God. ir. Zend hem (of haar), o Heer, hulp van uit Uw heiligdom, i^-. En bescherm hem (of haar) van uit Sion. ir. De vijand winne niets op hem (of haar). ^r. En de zoon der ongerechtigheid onderneme het niet hem (of haar) te schaden. ir. Heer, verhoor mijn gebed. R-, En mijn geroep kome tot U. ir. De Heer zij met u. i^. En met uwen geest. OREMUS. Deus misericor- j diae, Deus pietatis, Deus a quo bona cuncta proc'edunt, sine quo nihil sanctum inchoatur, nihilque perficitur, precibus nostris benignus assiste, et hunc famulum tuum (vel hanc famulam tuam,) cui in tuo sancto nomine sacrum poenitentise habitum imposuiraus, ab omnibus periculis mentis et corporis tua protectione defende, et concede ei in sancto proposito ad finem usque perseverare, ut peccatorum suorum remissione percepta ad consortium electorum tuorum pervenire mereatur. LATEN WIJ BIDDEN. O God van barmhartigheid, God van genade, God van wien alle goed voortkomt, zonder wien niets heiligs ondernomen of voltrokken wordt, verhoor goedgunstig onze gebeden en bescherm dezen Uwen dienaar (iof deze Uwe dienares), dien (die) wij in Uwen naam met het heilig kleed der boetvaardigheid bekleed hebben, tegen alle gevaren der ziel en des lichaams, en verleen hem («/haar) in zijn (of haar) heilig voornemen ten einde toe te volharden, opdat hij (of zij) de vergiffenis zijner (of harer) zonden bekomen hebbende, tot het gezelschap Uwer uitverkorenen verdiene te geraken. Deus, qui per immaculatam Virginis Conceptionem dignum Filio tuo habitaculum praspara- I sti : qusesumus; ut j qui ex morte ejusdem Filii tui praevisa eani ab omni labe praeservasti, nos quoque j mundos, ejus intercessione, ad te pervenire concedas. Deus, qui mira crucis mysteria in j tuo devotissimo Con- ) fessore B. Francisco multiformiter de- j monstrasti; da fa- ! mulis tuis, ipsius { semper exempla sectari, et assidua ejus- j dem crucis meditatione muniri. O God, die door de Onbevlekte Ontvangenis der H. Maagd eene waardige woonplaats voor Uwen Zoon hebt voorbereid ; wij bidden U, dat Gij, die wegens het voorzien van den dood van dienzelfden Uwen Zoon, haar van alle smet bewaard hebt, ook ons verleenet van door hare voorspraak vlekkeloos tot U te naderen. O God, die in U wen van liefde brandenden belijder, den Zaligen Franciscus, de wondervolle geheimen van het Kruis op veelvuldige wijze hebt doen uitschijnen, geef aan Uwe dienaren,dat zij altijd zijne voorbeelden volgen, en zich door de aanhoudende overweging van datzelfde Kruis versterken. Voor een medebroeder, (i) Deus, qui B. Lu dovicum confessorem tuum de terreno regno ad coelestis regni gloriam transtulisti; ejus, quassumus, meritis et intercessione, Regis Regum Jesu Christi Filii tui facias nos esse consortes. Qui tecum vivit et regnat in ssecula sseculorum. r. Amen. Tuorum corda fidelium, Deus miserator, illustra; et B. Elisabeth precibus gloriosis fac nos prospera mundi despicere, et ccelesti O God, die Uwen belijder, den H. Ludovicus, van het aardsche koninkrijk tot de glorie van het hemelrijk hebt overgevoerd; wij smeeken U door zijne verdiensten en voorspraak, maak ons deelgenooten van den Koning der koningen, Jezus Christus, Uwen Zoon. Die met U leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. r. Amen. Voor eene medezuster. O barmhartige God, verlicht de harten Uwer geloovigen en doe ons door de roemvolle voorspraak van de Zalige Elisabeth den (1) Bö de inkleeding van mannen en vrouwen worden beide volgende oraties gezegd. In dit geval wordt de conclusie der eerste oratie weggelaten- semper consolatione gaudere. Per Christum Dominum nostrum. r. Amen. voorspoed der wereld verachten en de liemelsche vertroosting altijd genieten. Door Christus onzen Heer. R. Amen. Daarna zegt de Visitator: (i) v. Domine, exaudi orationem meam. R. Et clamor meus ad te veniat. v. Benedicamus Domino. (i) k. Deo gratias. (i) v. Heer, verhoor mijn gebed. r. En mijn geroep kome tot U. v. Laten wij den Heer zegenen. k. God zij gedankt. En naar dc omstanders gekeerd, geeft hij allen den zegen, zeggende : De zegen van den almachtigen God, den Vader en den Zoon en den H. Benedictio Dei omnipotentis, Patris et Filii f et Spiritus Sancti, descendat super vos et maneat semper. R. Amen. Geest, dale over u neder en blijve altijd met u. R. Amen. Na het einde der plechtigheid worden de naam en voornaam van den nieuweling ("f va" de nieuwelinge), alsmede (1) Dat is de priester, welke de inkleeding verricht. U) Gezangen enz. bladz. 76. de geboorte- en woonplaats en de dag der inkleeding volgendenvijze op het register ingeschreven : Anrlo Domini . . . , mense . . . . die .... in Ecclesia N . . . . (vel oratorio vel in loco decenti domus . . . ,) prajsente Fratrum (vel Sororum) Congregatione : Infrascriptus ego N. Director (vel Sacerdos facultate munitus, aut Visitator aut Guardianus) habitum Tertii Ordinis Paenitentium S. Francisci imposui Domino N. N. (vel Dominae N. N.) habenti domicilium in civitate .... (vel loco . . .) In quorum fidem ego scripsi. Artikel III. Volgorde by de Professie. Op den dag der Professie heeft er eene plechtige vergadering plaats, en het altaar wordt versierd als op feestdagen. De novice, die zoo mogelijk, het volledige habijt der Orde, of ten minste scapulier en koord uitwendig draagt, k?iielt vóór het altaar op den . grond neder, terwijl de priester, in koorkleed en witte stool boven op de voettrede geknield, den lofzang aanheft; SMeni, Creator Sp ^ Si-) (i) v. Emitte Spiritum tuum et creabuntur. r. Et renovabis faciem terrae. OREMUS. Deus qui corda fidelium Sancti Spiritus illustratione docuisti; da nobis in eodem Spiritu recta sapere, et de ejus semper consolatione gaudere. Da, qucesumus Domine, huicfamulo tuo (vel huic famulse tufe) quem (vel quam) Ordinis habitu decorare iam dignatus es, ad in- iritus, etc. (Zie bladz. | v. Zend Uwen Geest | uit, en zij zullen herschapen worden. R. En gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen. laten wij Bidden. O God, die de ! harten der geloovigen door de verlichting van den | Heiligen Geest hebt i onderwezen, geef, ! dat wij in dienzelfden Geest de ware wijs[ heid erlangen, en ons altijd over Zijne | vertroosting verbliji den. Geef, bidden wij U, o Heer, aan dezen Uwen dienaar j (deze Uwe dienares), j dien (die) Gij U ! reeds gewaardigd hebt met het kleed (1) Gezangen enz. bladz. 58. choati operis perfectionem feliciter pervenire. Per Christum Dominum nostrum. l^-, Amen. der Orde te vereeren, dat hij (of zij) gelukkig tot de voltrekking van het begonnen werk mogen komen. Door Christus,onzen Heer. Amen. Hierna vraagt de priester, op de voettrede des altaars gezeten, aan den novice, die vóór hem ligt neergeknield: Frater N ... (vel { Broeder N... (of Soror N .. .), quid j Zuster N...) wat verpostulas ? langt gij ? De novice antwoordt: (i) Eerwaarde Vader, ik vraag [wij vragen] toegelaten te worden tot de heilige professie in de Derde Orde van den Heiligen Franciscus, om daarin God tot den dood | te dienen. Na Deo gratias geantwoord te hebben, zal de priester de heiligheid der professie, welke de novice gaat afleggen, in weinige woorden 1) Indien meer novicen de professie afleggen, antwoordt een uit naam van allen. Pater, postulo admitti ad sanctam professionem in Tertio Ordine S. Francisci, ut in eo usque ad mortem Deo serviam. doen uitkomen ; daarbij moet hij evenwel uitdrukkelijk te kennen geven, dat die professie volstrekt geen belofte in zich besluit, noch eenige andere verplichting die op straf van zonde verbindend is, en dat de Tertiarissen, volgens den Regel zeiven en volgens de verklaring van den H. Stoel, in geen enkel opzicht eenige andere verplichting in geweten op zich nemen, dan andere Christenen. Echter zal hij den ijver van den novice prijzen en aanmoedigen door de heilzame uitwerkselen der professie aan te toonen uit een of ander voorbeeld der heiligen, of door andere beschouwingen volgens omstandigheden voor te dragen. Na deze korte aansporing knielt de novice met gevouwen handen voor den priester (i) neder, en spreekt het volgend formulier van professie uit: (2) Ego N. coram Deo omnipotenti, ad hohonorem Immaculatae B. V. Mariae, et B. Patris Francisci omniumque Sanctorura, promitto servare mandata Dei tot» tempore vitas mes, et Regulam Tertii Ordinis, ab Ik N. beloof in tegenwoordigheid van God almachtig, ter eere van de onbevlekte Heilige Maagd Maria, den Heiligen Vader Franciscus en alle Heiligen, geheel den tijd mijns levens de geboden Gods te 1) Die op de voettrede des altaars gezeten is. , 2) Zoo er meer zijn spreekt ieder novice afzonderlek liet formulier der professie uit. eodem Beato Fran- onderhouden, als ook cisco institutam, jux- den Regel der Derde ta formam a Nicolao Orde, door denzelfPapa Quarto et a den Heiligen FranLeone Decimotertio ciscus ingesteld, volconfirmatam; item gens den vorm, welsatisfacere ad Visi- ken door de Pausen tatoris placitum pro NicolausdenVierden transgressionibus en Leo den Der¬ contra eamdem Re- tienden is bekrachgulam commissis. tigd; tevens beloof ik, volgens goedvinden van den Visitator te voldoen voor de overtredingen, die ik tegen dezen Regel mocht begaan. De priester voegt daaraan toe: Et ego ex parte En ik beloof u Dei, si h»c ob- van Gods wege, in- servaveris, promitto dien gij dat onder- tibi vitam teternam. houdt, het eeuwig In nomine Patris, leven. In den naam et Filii, f et Spiritus des Vaders, en des Sancti. Zoons, f en des H. Geestes. i^. Amen. Amen. Allen staan op; men zingt den lofzang Te Deum laudamus (i) en al de medebroeders, (1) Gezangen enz. bladz. 60. Te Deum laudamus (i (1) Gezangen enz. bladz. (of alleen de discrelen of raadsleden, indien het getal der medebroeders te groot is) geven achtereenvolgens den vrede aan den nieuwgeprofeste, zeggende: Pax tecum, waarop deze antwoordt: Et cum spiritu tuo. Hetzelfde doen de zusters met hare medezusters, (i) Te Deum lauda- I U, o God, loven mus: te Dominum j wij: U, o Heer, confitemur. | prijzen wii. Te asternum Patrem omnis terra veneratur. Tibi omnes angeli, tibi coeli et universse potestates, Tibi Cherubim et Seraphim incessabili voce proclamant: Sanctus, Sanctus, Sanctus Dominus, Deus Sabaoth. Pleni sunt coeli et terra majestatis glorire tuae. Te gloriosus Apostolorum chorus, U, eeuwige Vader, vereert de gansche aarde. U roepen alle Engelen, de Hemelen en alle Machten, De Cherubijnen en Serafijnen zonder ophouden toe : Heilig, Heilig, Heilig de Heer, God der heirscharen. Hemel en aarde zijn vol van de heerlijkheid Uwer Majesteit. U looft het schitterend koor der Apostelen, (1) Dit voorschrift aangaande liet geven van den vrede wordt in onze streken, ais minder overeenkomstig met het volksgebruik, algemeen niet onderhouden. Te prophetarum laudabilis numerus, Te Martyrum candidatus laudat exercitus. Te per orbem terrarum sanctaconfitetur Ecclesia, Patrem immensae Majestatis, Venerandum tuum verum et unicum Filium, Sanctum quoque Paraclitum Spiritum Tu Rex glorise, Christe. Tu Patris sempiternus et Filius. Tu ad liberandum suscepturus hominem non horruisti Virginis uterum. Tu, devicto mortis aculeo, aperuisti credentibus regna coelorum. De lofwaardige schaar der Profeten, Het luisterrijk heir der Martelaren. U belijdt de H. Kerk over geheel de aarde, Vader der onmetelijke Majesteit, Uwen aanbiddenswaardigen waren en eenigen Zoon, Alsmede den H. Geest, den Vertrooster. Gij, Christus, zijt de Koning der glorie. Gij zijt de eeuwige Zoon des Vaders. Gij hebt, toen Gij om ons te verlossen de menschheid aannaamt, den schoot eener maagd niet geschroomd. Gij hebt, na den prikkel des doods verwonnen te hebben, den geloovigen het hemelrijk geopend. Tu ad dexteram Dei sedes in gloria Patris. Judex crederis esse venturus. Gij zit aan de rechterhand Gods in de heerlijkheid des Vaders. Wii Ërelonvpn rlat Gij als Rechter zult komen. Bij het volgende vers knielt men. J'e ergo quaesumus, tuis famulis subveni, quos pretioso sanguine redemisti. Aeterna fac cum sanctis tuis in gloria numerari. Salvum fac populum tuum, Domine, et benedic haereditati tu®. Et rege eos, et extolle illos usque in aeternum. Per singulos dies benedicimus te. Et laudamus nomen tuum in sae- Daarom bidden wij U, kom Uwen dienaren te hulp, i u*e oij met uw dierbaar bloed hebt verlost. L.aat hen allen in de eeuwige heerlijkheid onder Uwe Heiligen gesteld worden. Maak Uw volk zalig, o Heer, en zegen Uw erfdeel. En bestuur hen, en verhefhentot in eeuwigheid. Eiken dag loven wij U. En wij prijzen Uwen Naam in de culum et in saeculum sceculi. Dignare, Domine, die isto sine peccato nos custodire. Miserere nostri, Domine, miserere nostri. Fiat misericordia tua, Domine, super nos, quemadmodum speravimus in te. In te, Domine, speravi, non confundar in seternum. eeuwigheid der eeuwigheden. Gewaardig U, o Heer, ons heden van alle zonden te bewaren. Ontferm U onzer, o Heer, ontferm U onzer. Doe Uwe barmhartigheid op ons nederkomen, naarmate wij vertrouwd hebben op U. Op U, o Heer, heb ik gehoopt, en in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden. Nadat het Te Deum gezongen is, wordt gelezen of gezongen: -f. Confirma hoe Deus, quod operatus es in nobis. A templo sancto tuo, quod est in Jerusalem. it. Salvum fac servum tuum (vel Bekn. Handt). y. Bekrachtig, o God, hetgeen Gij in ons hebt uitgewerkt. ty:. Van uit Uwen heiligen tempel, die te Jeruzalem is. ■f. Behoed Uwen dienaar (of Uwe 6 salvam fac famulam tuam). r. Deus meus sperantem in te. y. Mitte ei Domine auxilium de sancto. r. Et de Sion tuere eum (vel eam). y. Nihil proficiat inimicus in eo (vel ea). R-. Et filius iniquitatis non apponat nocere ei. ir. Domine, exaudi orationem meam. r. Et clamor meus ad te veniat. ir. Dominus vobiscum. r-. Et cum spiritu tuo. oremus. Deus, cujus misericordiae non est dienares.) r. Die op U hoopt, o mijn God. y. Zend hem (of haar) o Heer, hulp van uit Uw heiligdom. r. En bescherm hem (of haar) van uit Sion. y. De vijand winne niets op hem (of haar). R-. En de zoon der ongerechtigheid onderneme het niet hem (of haar) te schaden, y. Heer, verhoor mijn gebed. R-. En mijn geroep kome tot U. y. De Heer zij met u. r-. En met Uwen geest. i.aten wij bidden. O God, wiens barmhartigheden numerus, et bonitatis infinitus est thesaurus, piissimEe majestati tuae pro collatis donis gratias agimus, tuam semper clementiam exorantes, ut qui petenti- | bus postulata con- j cedis, eosdem non j deserens ad prasmia I futura disponas. Deus qui per immaculatam Virginis Conceptionem, dignum Filio tuo habitaculum prteparasti: quaesumus, ut qui ex morte ejusdem Filii tui prsevisa, eam ab omni labe prseservasti, nos quoque mundos, ejus intercessione, ad te pervenire concedas. zonder tal zijn en wiens goedheid een onuitputbare schat is, wij brengen dank aan U we weldadige Majesteit voor de verleende weldaden, en smeeken voortdurend Uwe goedertierenheid, dat Gij, die aan de biddenden geeft hetgeen zij U vragen, hen nimmer verlaat, maar hen tot de toekomstige belooningen geschikt maket. O God, die door de Onbevlekte Ontvangenis der Heilige Maagd eene waardige woonplaats voor Uwen Zoon hebt voorbereid ; wij bidden U, dat Gij, die, wegens het voorzien van den dood van dien zelfden Uwen zoon, haar van alle smet bewaard hebt, ook ons verleenet van door Domine Jesu Christe, qui, frigescente mundo, ad inflammandum corda nostra tui amoris igne, in carne béatissimi Patris nostri Francisci passionis tuce sacra Stigmata renovasti: concede propitius; ut ejus meritis et precibus, crucem jugiter feramus, et dignos fructus p< en i ten tiet; faciamus. hare voorspraak vlekkeloos tot U te naderen. O Heer Jezus Christus, die toen de wereld in de liefde verkoelde, om onze harten door het vuur Uwer liefde te ontsteken, de heilige teekenen van Uw lijden in het lichaam van onzen allerzaligsten Vader Franciscus vernieuwd hebt, geef genadig, dat wij door zijne verdiensten en gebeden het kruis gedurig mogen dragen en waardige vruchten van boetvaardigheid voortbrengen. Voor een medebroeder, (i) Deus, qui B. Ludovicem Confessorem tuum de terreno rerno ad ccelestis O God, die Uwen Belijder,den Heiligen Ludovicus, van het aardsche koninkrijk (1) B;j de professie van een medebroeder en eene medezuster worden beide volgende oraties gezegd- regni gloriam trans- I tulisti: ejus, quaesumus, meritis et intercessione, Regis Regum Jesu Christi Filii tui facias nos esse consortes. tot de glorie van het hemelrijk hebt overgevoerd; wij smeeken U door zijne verdiensten en voorspraak, maak ons deelgenooten van den Koning der koningen, Jezus Christus, Uwen Zoon. Voor eciie medezuster. Tuorum corda fidelium, Deus miserator, illustra, et B. Elisabeth precibus gloriosis, fac nos prospera mundi despicere, et ccelesti semper consolatione gaudere. Deus, qui famulum tuum (vel famulam tuam) a vanitate sosculi conversum {vel conversam) ad bravium superna; vocationis assequendurn accendis: peetori ejus illabere et O barmhartige God, verlicht de harten Uwer geloovigen, en doe ons door de roemvolle voorspraak van de zalige Elisabeth den voorspoed der wereld verachten en de hemelsche vertroosting altijd genieten. O God, die Uwen dienaar (of Uwe dienares) van de ijdelheid der wereld hebt afgetrokken en hem (('/haar) opgewekt om de kroon der hemelsche roeping te bekomen, gratiam tuam, qua in te perseveret, illi infunde: ut protectionis tuee munitus (vel munita) prssidiis, quod te donante promisit, adimpleat, et sancte vivendi aliis semper exemplum pra;bens, ad ea, quse perseverantibus promissa sunt, reterna priem ia perveniat. Per Dominum nostruni Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus per omnia sascula srcculorum. li. Amen. daal in zijn (of haar) hart neder en stort er de genade van volharding in,opdat hij (of zij), door de hulp Uwer bescherming versterkt zijnde, volbrenge wat hij (of zij) door Uwe genade beloofd heeft, en aan de anderen altijd een voorbeeld van heiligen levenswandel gevende, tot die eeuwige belooning gerake, welke beloofd is aan hen, die volharden. Door onzen Heer Jezus Christus, Uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de een¬ heid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. R-. Amen. Daarna geeft de priester aan den nieuw- geprofeste den zegen, dien de H. Vader Franciscus aan zijnen leerling gaf. (i) Benedicat tibi Dominus, et custodiat te. Ostendat Dominus faciem suam tibi, et misereatur tui. Convertat Dominus vultum suum ad te, et det tibi pacem. Dominus te bene f dicat. Amen. De Heer zegene u, en beware u. De Heer toone u Zijn aanschijn, en ontferme zich over u. De Heer wende Zijne oogen tot u en verleene u vrede. Dat de Heer u zegene. Amen. Vervolgens oi'er allen : Benedictio Dei De zegen van den omnipotentis, Patris, almachtigen God, et Filii f et Spiritus Sancti descendat super vos, et maneat semper. R-. Amen. den Vader, en den Zoon f en den H. Geest dale over u neder en blijve altijd met u. R.-. Amen. Eindelijk geeft hij den nieuw geprofeste de voeten van het kruisbeeld te kussen ten ten teeken der eeuwige liefde tot Jezus Christus en van het altijddurend verbond. (1) By de professie van meer personen worde deze zegen aan eiken nieuwgeprofeste afzonderlijk gegeven; hiertoe knielt elke nieuwgeprofeste neder vóór den priester, die op de voettrede des altaars gezeten is. Na den zegen geeft de priester hem de voeten van het kruisbeeld te kussen, zooals het Ceremonieel wat later voorschrijft. Aanstonds na de vergadering wordt de verklaring der afgelegde professie op de volgende wijze in het register der professie ingeschreven : Infrascriptus ego N. Director (vel Sacerdos) ad professionem in Tertio Ordine Poenitentium S. Francisci admisi Dominum N. N. qui receperat habitum anno..., mense...., die In quorum fidem etc. Volgt de onderteekening van den directeur of van den wettig gemachtigden priester. In gevaar van sterven is het den novice vergund de professie te vervroegen en die zelfs te doen bij ieder en biechtvader, indien er niet gemakkelijk een gevolmachtigde priester te vinden is (want de generale ministers hebben verklaard, dat in dit geval alle biechtvaders de noodige macht bezitten); doch zulk eene vervroegde professie moet op de registers niet ingeschreven worden vóór den dood van den medebroeder, daar deze, ingeval van herstel, de professie opnieuw moet doen en zij alsdan opgeteekend wordt. Artikel IV. Wijze om aan de Tertiarissen den Pauselijken Zegen te geven. Krachtens de concessie van Paus Leo XIII, wordt de Pauselijke zegen tweemaal in 't jaar (i) gegeven volgens het formulier van Benedictus XIV, doch niet op denzelfden dagen dezelfde plaats, waarop de bisschop dien geeft. En aangezien volgens genoemd formulier deze zegen zich tot het volk uitstrekt, kan hij niet aan eiken Tertiaris afzonderlijk, maar aan jie Tertiarissen vergaderd, (2) gegeven worden. Dit moet gedaan worden door hem, die de vergadering leidt, aan dezen toch is, overeenkomstig de meening van den Apostolischen Stoel, de macht verleend om dien zegen te geven. — De directeur of een ander priester wettig aangesteld (3) gaat in koorkleed en witte 1) De Tertiarissen, die wonen in plaatsen, waar geene congregatie bestaat, en niet gevoeglijk kunnen gaan tot een anderen priester, gemachtigd tot het geven van den Pauselijken zegen, kunnen, in plaats daarvan, tweemaal meer de generale absolutie of zegen met vollen aflaat op een dag naar verkiezing van een biechtvader ontvangen. (Deer. S. Congr. Indulg. d.d. 31 Jan. 1893 ad XIV coll. cum XIII; cfr. Directorium p. 137 et seqq. nn. 125 et 126, p.88 no. 88 I.) 2) Dit moet niet verstaan worden in dien zin, dat voor het geven van den PauselUken zegen eene wettige gewone of buitengewone vergadering der leden noodzakelijk is, maar in dien zin, dat die zegon alleen kan gegeven worden in 't openbaar aan de Tertiarissen in 't algemeen, niet aan eenen of anderen Tertiaris afzonderlijk. Onder de volgende woorden: „Dit moet gedaan worden door hem, die de vergadering leidt", moet dus verstaan worden niet, alleen de directeur, maar ook elk ander priester, die van de oversten der Franciscaansche Orden de macht ontvangen heeft, om den Pauselijken zegen aan de Tertiarissen te geven, overeenkomstig hetgeen volgt: „De directeur of een ander priester wettig aangesteld." (Cfr. Dccf. S. Congr. Indulg. d. d. 10 Juniil880ad III; Directorium p. 80 n. 70.) 3) Krachtens eene concessie van Z. H. Pius IX, door het rescript van de H. Congregatie der Aflaten stool gekleed, doch niet vergezeld van dienaren, naar het altaar, cn daar neergeknield, zegt hij : y. sGTfedjutorium nostrum in nomine Domini. R-. Qui fecit ctelum et terram. y. Salvum fac populum tuum, Domine. R-. Et benedic hasreditati tuffi. y. Dominus vobiscum. R-. Et cum spiritu tuo. Daarna zegt hij staande het volgende gebed: OREMUS. Omnipotens et misericors Deus, da nobis auxillium de sancto, et vota populi hujus in htunilitate cordis veniam peccatorum poscentis, tuamque benedictionem postulantis et gratiam, clementer exaudi: dexteram tuam super eum benignus extende; ac plenitudinem divinas benedictionis effunde; qua bonis omnibus cumulatus felicitatem et vitam consequatur reternam. Per Christum Dominum nostrum. li-. Amen. Hierna gaat hij naar den kant van den Epistel en daar staande, geeft hij met één van 18 Juni 187G ad III, kan de priester, die Minderbroeder of' Tertiaris is, den vollen aflaat, aan den Panselijken zegen en de generale absolutie verbonden, daardoor verdienen, dat liU deze met de vereischte machtiging in liet openbaar geeft. (Zie Sint-Francixcus, Jaarg. II, bladz. 251, 3.) enkel teeken des kruises (i) den zegen, terwijl hij met luider stem de volgende woorden uitspreekt : Benedicat vos omnipotens Deus, Pater, et Filius, f et Spiritus Sanctus. u. Amen. Artikel V. Formulier van den Zegen met vollen aflaat voor de wereldlijke Tertiarissen. (2) Behalve den Pauselijken zegen is nog een andere zegen met vollen ajlaat aan de Tertiarissen van den H. Fraticiscus verleend op zekere dagen des jaars, (3) die men opgegeven vindt in de lijst van de aflaten (Hoofdst. J, n. VIII), toegevoegd aan 'de bul Misericors Dei Filius, welke Paus Leo XII1, den30 Mei 1883, heeft uitgevaardigd. Formulier door denselfden Opperpriester Leo XIII voorgeschreven in zijne breve Quo universi van den 7 Juli 1882 : (1) Zonder crucifix. (2) Vgl. bladz. 89 (3) (3) Wanneer of waar deze dagen goene verplichtende feestdagen zün, kan deze zegen voor hen, die wettig verhinderd zy'11 den vollen aflaat, aan dien zegen verbondon, op die dagen te verdienen, ook gegeven worden op een verpliclitenden feestdag (op den Zondag) vallende onder de octaaf. (Cfr. Deer. S. Congr. Indulg. n. n 10 Jan. 1886.) Antiphona. fntret (i) oratio mea in conspectu tuo, Domine; inclina aurem tuam ad preces nostras; paree Domine, paree populo tuo, quem redemisti sanguine tuo pretioso, ne in asternum irascaris nobis. Kyrie eleison. Christe eleison. Kyrie eleison. Pater noster, secrcto. y. Et ne nos inducas in tentationem. IV. Sed libera nos a malo. y. Salvos fac servos tuos. kl-. Deus meus, sperantes in te. y. Mitte eis, Domine, auxilium de sancto. iv. Et de Sion tuero eos. f. Esto eis, Domine, turris fortitudinis. IV. A facie inimici. y. Nihil proficiat inimicus in nobis. iv. Et filius iniquitatis non apponat nocere nobis. y. Domine, exaudi orationem meara. iv. Et clamor meus ad te veniat. y. Dominus vobiscum. TV. Et cum spiritu tuo. OREMUS. Deus cui propium est misereri semper (1) Deze gebeden tot aan Misereatur enz. worden gezegd door den gevolmachtigden priester, in koorkleed en paarsche stool (S. K. C. 22 Dec. 1905;, geknield aan den voet des altaars. et parcere : suscipe deprecationem nostram, ut nos et omnes famulos tuos, quos delictorum catena constringit, miseratio tua; pietatis clementer absolvat. Exaudi, qusesumus Domine, supplicum preces, et confitentium tibi paree peccatis; ut pariter nobis indulgentiam tribuas benignus et pacem. Ineffabilem nobis, Domine, misericordiam tuam clementer ostende: ut simul nos et a peccatis omnibus exuas, et a pcenis, quas pro his meremur, eripias. Deus, qui culpa offenderis, pajnitentia placaris, preces populi tui supplicantis propitius respice; et ftagella tua: iracundiae, quse pro peccatis nostris meremur, averte. Per Christum Dominum nostrum. 11-. Amen. Daarna wordt gezegd: Confiteor etc. Miseratur (x) etc. Indulgentiam etc. De priester vervolgt: Dominus Noster Jesus Christus, qui beato Petro Apostolo dedit potestatem ligandi atque solvendi, ille vos absolvat ab omni vinculo delictorum, ut habeatis vitam aeternam, et vivatis in saecula sseculorum. Amen. (1) Dit en liet volgende zegt de priester staande aan den kant van den Epistel. Per sacratissimam passionem et mortem Domini Nostri Jesu Christi, precibus et meritis beatissimae semper Virginis Mariae, beatorum Apostolorum Petri et Pauli, beati Patris Nostri Francisci, et omnium sanctorum; auctoritate a Summis Pontificibus mihi concessa, plenariam indulgentiam omnium peccatorum vestrorum vobis impertior. In nomini Patris, et Filii j- et Spiritus Sancti. Amen. Indien deze aflaat onmiddellijk na de absolutie in de biecht verleend wordt (i) begint de priester, met weglating van al het overige, terstond met de woorden : Dominus Noster Jesus Christus etc., en vervolgt die tot het einde, met verandering alleen van het meervoud in het enkelvoud. Mochten de omstandigheden (2) niet toe- (1) In de biecht kan deze zegen of generale absolutie aan de Tertiarissen afzonderlijk gegeven worden door iederen bieclitvader, niet alleen op de vastgestelde dagen (zie boven bladz. 91 met aanmerking (3) maar ook daags te voren, zoowel 's morgens als 's namiddags. Het is niet vereischt, dat de sacramenteele absolutie worde gegeven. (Cfr. Deer. S. Congr. Indulg. d.d. 10 Junii 1886 ad III et 21 Julii 1888.) Volgens eene verklaring van de H. Congregatie der Aflaten van 30 Januari 1896 (ad III et IV) moeten de woorden ..in de biecht" in dien zin verstaan worden, dat de biechtvader dezen zegen of generale absolutie alleen in den biechtstoel of in de plaats, waar biecht gehoord wordt, kan geven. (Cfr. Directorium p. 86 no. 85.) 2) „Tum multitudo pcenitentium pro sacramen,.t,ali confessione peragenda expectantium, tum diffi.,cultas recitandi memoriter integram formulam satis laten den geheelen vorm te gebruiken, dan kan de priester, met weglating van al het overige, zeggen: Auctoritate a Summis Pontifïcibus ïnihi concessa plenariam omnium peccatorum tuorum indulgentiam tibi impertior. In nomine Patris, et Filii f et Spiritus Sancti. Amen. Artikel X. Absolutie in het uur des doods. Om den vollen aflaat aan de Tertiarissen in het uur des doods (i) te verkenen, zal de directeur of ieder goedgekeurde biechtvader, door den Tertiaris ontboden, gebruik maken van het formulier, door Benedictus XIV en opnieuw door Leo XIII voorge- ..longam haberi possunt tamquam adjuncta, quae „vetant eamdem integram formulam adhibere. — ..Insuper notetur, longiorem formulam pro conferenda „dicta indulgentia plenaria immediate post sacra„mentalem absolutionem, non praescribi sub poena „nullitatis pro casu quo adjuncta sinant eam adhi,.bere. Si ergo confessarius utatur semper breviori .,formula certe saltern valide absolutionem generalem „impertit". Directorium p. 91. 1) De aflaat in het uur des doods kan niet verleend worden aan een Tertiaris, wanneer hij dezen tijdens hetzelfde doodsgevaar krachtens een anderen titel reeds heeft ontvangen. Overigens kan deze absolutie worden gegeven niet alleen in het eigenlijk gezegde doodsuur (in articulu mortis), maar reeds dan wanneer er gevaar van sterven is, hoewel geen onmiddellijk gevaar. (Zie Sint-Franciscus, Janrg. II, bladz 59, 1.) Ku»'" ».*•- De kamer, waarin de zieke ligt, hirmentredende, zegt hij : ^u'c domui. W- Rr. Et omnibus habitantibus in ea. vertrZ0^ ibeSpr0dt *'>' dcH zieke> *« vertrek en de omstanders met wijwater onder het uitspreken van de antiphoon : ' AsPe/ges ,me> Domine, hyssopo et 'a,a?S n,e « s«i'« m hct cc™te ^rs van den Isalm Miserere met Gloria Patri, etc Sicut erat etc. Daarna herhaalt hij de antiphoon Asperges me etc. DominfdjUt0riUm nostrum in nomine R--. Qui fecit ccelum et terram. Anth.iph.ona. Ne reminiscaris. Domine delicta famuli tui (vel ancillaj tuaa), neque vindictam sumas de peccatis eius. Kyrie eleison. Christe eleison. Kyrie eleison. Pater noster, secreto. n' ?jn.\n°S inducas in tentationem. bed libera nos a malo. V. Salvum fac servum tuum (vel salvam tac ancdlam tuam). Deus meus, sperantem in te. Domine, exaudi orationem meam. Et clamor meus ad te veniat. if. Dominus vobiscum. u. Et cum spiritu tuo. OREMUS. Clementissime Deus, Pater misericordiarum et Deus totius consolationis, qui neminem vis perire in te credentem atque sperantem, secundum multitudinem miserationum tuarum respice propitius famulum tuum N. (vel famulam tuam N.), quem (vel quam) tibi vera fides et spes christiana commendant. Visita eura (vel eam) in salutari tuo, et per Unigeniti tui passionem et raortem omnium ei delictorum suorum remissionem et veniam clementer indulge : ut ejus anima, in hora exitus sui, te judicem propitiatum inveniat, et sanguine ejusdem Filii tui ab omni macula abluta, transire ad vitam mereatur perpetuam. Per eumdem Christum Dominum nostrum. Amen. Hierna bidt een der aanwezige Kerkelijken het Confiteor, waarop de priester zegt: Misereatur etc.; en vervolgens: Dominus noster Jesus Christus, Filius Dei vivi, qui beato Petro Apostolo suo dedit potestatem ligandi atque solvendi, per suam piissimam misericordiam recipiat confessionem tuam, et restituat tibi stolam primam, quam in baptismate recepisti: et Bekn. Handb. 7 ego, facultate mihi ab Apostolica Sede tributa indulgentiam plenariam et remissionem omnium peccatorum tibi concedo. In nomine Patris, et Filii f et Spiritus Sancti. Per sacrosancta humanae reparationis mysteria remittat tibi omnipotens Deus omnes prresentis et futurae vitae poenas, paradisi portas aperiat, et ad gaudia sempiterna perducat. Amen. Benedicat te omnipotems Deus, Pater, et Filius f et Spiritus Sanctus. Amen. Maar indien de ziekt zóó den dood nabij is, dat er voor de algemeene schuldbelijdenis en de gebeden geen tijd meer is, dan verleent de priester den aflaat, door te zeggen: Dominus noster etc. En ingeval de dood onmiddellijk dreigt, zal hij zeggen: Indulgentiam plenariam et remissionem omnium peccatorum tibi concedo. In nomine Patris, et Filii f et Spiritus Sancti. Amen. BIJVOEGSEL. Vernieuwing van Professie. Op den dag, voor de vernieuwing van professie vastgesteld, wordt eene plechtige vergadering gehouden. De directeur, in koorkleed en witte stool, knielt neder op de voettrede des altaars en heft den lofzang aan: Veni Creator etc. (zie boven bladz. Si, Gezangen enz. bladz. 58). Na den lofzang zingt of leest hij staande: éMmitte Spiritum f.