METAMORF NAA 32 B21 I BIBLIOTHEEK 1884 5 AUGUSTUS 1909 NED. HERVORMD DIACONESSENHUIS TE ARNHEM GEDENKSCHRIFT IN OPDRACHT VAN HET BESTUUR SAMENGESTELD DOOR A. M. KNOTTNERUS, SCHENKING UIT DE BIBLIOTHEEK VAN H.M. DE KONING" EERSTE AANBOUW (1887). LS wij de geschiedenis van het oude volk Israël nalezen, gelijk die ons beschreven wordt in de H.Schriften, dan bemerken wij dat Israël gedurig wordt opgewekt, om zijn geschiedenis niet te vergeten; zij hebben te gedenken al den weg, dien God met hen gegaan is. Dat moet hen opwekken tot dankbaarheid, dat moet hen leeren wie hun God voor hen is, en hoe zij tegenover hun God hebben te staan. Israël mag zijne geschiedenis niet vergeten, want dat is de geschiedenis der leidingen Gods met hen, en het volk Gods, niet gedenkende den weg Gods, dien het gegaan is, zou groote geestelijke schade lijden. Dit geldt Israël, maar dit geldt iederen mensch in heel zijn leven, in al zijn arbeid. „Dit is het eeuwige leven, dat zij u kennen den eenigen waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt," zoo sprak eenmaal onze Heiland en Heer. En deze kennis verkrijgen wij, omdat God zich doet kennen, omdat God zich openbaart. God openbaart zich, openbaart zich in de geschiedenis dezer wereld, in de geschiedenis der volken, in de geschiedenis der gemeente van Jezus Christus, in de geschiedenis van iederen mensch. Wie dus toenemen wil in kennis van God, om alzoo steeds meer te komen tot het bezit van het eeuwige leven, en tot de verheerlijking van Gods Naam, die ziet terug op hetgeen geweest is, die merkt op hoe alles zich ontwikkeld heeft, die gaat na waartoe die ontwikkeling heeft geleid, die spoort op en tracht vast te houden den draad der leidingen Gods. Daarom zal het ook geen verwondering baren, dat nu ons Diaconessenhuis mag gedenken zijn 25-jarig bestaan, er een behoefte is om nog eens opzettelijk op te slaan het gedenkboek van het Huis. Wij erkennen dat de Heer het gebouwd heeft, dat Zijne genade het is blijven bouwen. En nu al den weg nagaande, dien God met ons Huis gegaan is, doen wij dat enkel en HET HUIS NA DE VERBOUWINGEN VAN 1894 EN 1896. alleen, om ons te verlustigen in Zijne genade, ter versterking van ons geloof, en tot verheerlijking van zijn Naam. Vijf en twintig jaar, wat zegt dat in den loop der eeuwen, dat is niet zulk een groot tijdvak. Maar in dezen drukken tijd, waar het een het ander schier verdringt, daar maakt het toch den indruk dat 1884 reeds lang, lang achter ons ligt. En vooral is dat waar voor eene inrichting als de onze, die zooveel werk gedaan heeft en nog dagelijks doet; van eene inrichting als de onze, door welke duizende menschen heengegaan zijn, en met welke duizende menschen in aanraking zijn gekomen. Is men geroepen om verslag uit te brengen over die 25 jaar en tracht men te overzien al de gebeurtenissen en in het oog te vatten al de personen, die korteren of langeren tijd het leven van het Huis hebben medegeleefd, dan overstelpt u de opeenvolging der gebeurtenissen, de menigte der menschen, op welke uw oog komt te rusten, 't Is dan toch wel een lang tijdperk, 25 jaar. Want ge weet niet waar te beginnen, waar te eindigen, om alles te vertellen. Maar alles vertellen, dat kunnen, dat willen wij ook niet. Wij bedoelen slechts u voor oogen te stellen, hoe ons Huis begonnen is en PAULINESTICHTING. voortgegaan, en waartoe het is gekomen, opdat gij met ons een indruk krijgt van de trouw en de goedertierenheid onzes Gods. De Voorbereiding. Hoe alles eigenlijk is ontstaan, wie zal het zeggen? Elke geboorte is een mysterie. Als het leven aan het licht is getreden, dan ziet men dat er een geboorte heeft plaats gehad. Zoo ook met ons Huis. Predikanten en Kerkeraadsleden, deze of gene broeder en zuster in de gemeente, hadden reeds meermalen gesproken over de wenschelijkheid dat de Herv. gemeente van Arnhem door diaconessen werk zou toonen, dat zij hare roeping als christelijke gemeente tegenover de ellendigen van welken aard ook, verstond. De man, die de zaak aanpakte, was Ds. K. F. Creutzberg, die niet alleen voor deze zaak het initiatief nam, maar ook voor menigen anderen arbeid in Arnhem den stoot gaf. Ds. Creutzberg maakte de zaak van een Diacones- 1. BETHESDA (voorzijde). 2. PAULINESTICHTING. 3. JOHANNASTICHTING. senhuis tot een punt van opzettelijke bespreking in eene kerkeraadsvergadering op het einde van 1882. Gevolg van deze bespreking was, dat met hem Ds. J. H. L. Roozemeijer werd gemachtigd, om te zien of het mogelijk was in deze gemeente diaconessenwerk aan te vangen. Zij deden dit, en zochten daartoe naar eene persoon, die de onmiddelijke leiding van dit werk op zich zou kunnen nemen. Want zij begrepen, als zij de menschen hadden voor het werk, dat het werk zelf dan wel zou volgen. - 6 - In dien tijd vernamen zij van den diaken M. A. Franssen, dat wellicht de besturende zuster van het Stadtische Krankenhaus te Wesel voor deze taak te vinden was. Dat gaf reeds meer licht. Ondertusschen werd in de Kerkeraadsvergadering van 9 September 1883 besloten tot de stichting van een Ned. Herv. Diaconessenhuis te Arnhem, waartoe benoemd werd eene commissie van oprichting en bestuur van dat Huis. Deze commissie kreeg opdracht zich in betrekking te stellen met de BETHESDA (bovenverdieping achterzijde). bovengenoemde besturende zuster J. van Ness, en tevens, om een beroep te doen op de samenwerking der gemeente voor de stichting van het Huis. De commissie die benoemd werd bestond uit de predikanten K. F. Creutzberg en J. H. L. Roozemeijer, de ouderlingen A. J. D. C. Balck, J. W. Swaan, G. B, Berends en de diakenen E. v. d. Wall en M. A. Franssen. Ds. Creutzberg werd voorzitter. Men toog terstond aan den arbeid. De commissie, die 9 September 1883 was benoemd, zond reeds 1 1 September d. a. v. hare afgevaardigden naar Wesel, n.1. de predikanten Creutzberg en Roozemeijer en den diaken Franssen, om met zuster J. van Ness de aanhangige zaak te bespreken, en haar voorstellen te doen ten opzichte van den arbeid te Arnhem. Deze reis naar Wesel is een zeer belangrijk feit in onze geschiedenis, want die reis heeft groote gevolgen gehad voor onzen arbeid. Zuster J. van Ness werd toch bereid gevonden de leiding van het Arnhemsche Diaconessenhuis op zich te nemen; er was nog geen penning in kas, er was nog geen huis aanwezig, maar in het geloof, dat God voor haar eene taak had in Arnhem, aanvaardde zij de benoeming, die, namens den Kerkeraad, haar werd aangeboden. Deze vrouw is van groote beteekenis geworden voor ons Huis. Van 1884 tot 1902 was zij de besturende zuster der inrichting. Wat is die inrichting groot geworden onder hare leiding. Toen zij kwam was zij geheel alleen, zusters had zij nog niet; en het huis dat zij betrok was nog niet klaar voor den arbeid. En toen er zusters waren om haar ter zijde te staan, en het huis in orde was gebracht, toen duurde het nog enkele weken voordat men aan den eigelijken arbeid kon gaan, want men bracht geen zieke naar het ziekenhuis van het Diaconessenhuis. En toen zij heenging en afscheid nam, was de inrichting geworden tot verscheidene gebouwen, verzorgde het ziekenhuis jaarlijks een duizendtal patiënten, had zich bij het werk in het huis gevoegd zooveel werk, buiten het huis, en dat niet alleen onder zieken, en zag zij zich omringd door een zestigtal zusters. Is dan de reis naar Wesel, September 1883, niet tot een belangrijk feit geworden? De uitkomst heeft bewezen, dat die reis eene gewichtige reis was. Nu men eene besturende zuster gekregen had, moest de zaak, waarom het te doen was, ook een vasten vorm verkrijgen. De Commissie van voorbereiding treedt nu op als Bestuur, en de eerste bestuursvergadering wordt gehouden 6 October 1883, ten huize van Ds. Creutzberg. De kerkeraad had hem reeds aangewezen als voorzitter; het bestuur benoemde Ds. J. H. L. Roozemeijer tot secretaris, en den heer E. v. d. Wall tot penningmeester. Het Bestuur kiest tot naam voor de vereeniging: Nederduitsch Hervormd Diaconessenhuis te Arnhem. Er wordt een collecte op touw gezet, er worden met behulp van mr. E. G. C. Scheidius en mr. D. R. B. baron van Lynden statuten opgemaakt, en zoo komt men al verder met de voorbereidende werkzaamheden. BETHANIË. Het Bestuur had niet te klagen over gebrek aan belangstelling bij dezen arbeid ; door gebed en gave werd het trouw gesteund. Als men de notulen der eerste vergaderingen leest, dan is het eene verkwikking om te zien hoeveel er gegeven werd. De kerkeraad had de zaak begonnen en de gemeenteleden beijverden zich om het Bestuur te helpen tot het gewenschte doel te komen. Maar toch wat al zorgen en moeite bij dien voorbereidingsarbeid. Allerlei grootere en kleinere vraagstukken waren op te lossen. Men moest een huis hebben, men moest dit huis inrichten, men moest zusters hebben, men moest voor arbeid en kleeding der zusters allerlei bepalingen treffen enz. Daar kwam allerlei werk voor, dat door de bestuursleden niet te doen was. Zij deden alles met ijver en trouw, zelfs trachtten zij uit te zoeken mutsen en hoeden voor de zusters, en te ontdekken het beste en goedkoopste adres om die te koopen. Geen wonder dat het Bestuur zeer verheugd en dankbaar was, dat het zulke goede raadgevers en raadgeefsters kreeg. Wij noemden reeds de rechtsgeleerde raadslieden mr. E. G. C. Scheidius en mr. D. R. B. baron van Lynden; maar naast hen moeten ook met dankbaarheid genoemd worden dr. A. E. Post, inspecteur voor geneeskundig staatstoezicht, die blijkens de notulen der vergadering van 29 October 1883 alle medewerking toezegde, en dr. J. J. Homoet Sr. die volgens de notulen der vergadering van 9 November 1883 zijne benoeming aannam tot adviseur in zake de ziekenverpleging. En nu zuster J. van Ness benoemd was, kon zij, al was zij nog niet tegenwoordig geraadpleegd worden over allerlei zaken, in welke het voor mannen zoo moeilijk is te beslissen. Het werk der voorbereiding vorderde goed ; wat men bedoelde tot stand te brengen, kreeg meer en meer gestalte. 9 December 1883 werd de Koninklijke goedkeuring op de statuten verkregen en 18 December werd de vereeniging eigenaresse van een huis. Ten overstaan van notaris C. F. P. Böhtlingk werd gekocht het huis van den heer Fromberg aan de Bovenbrugstraat. Dit huis is altoos het Diaconessenhuis gebleven, en nu na 25 jaar hebben wij het nog in gebruik, al is natuurlijk de inrichting door aanbouw en door het koopen van andere panden ook grooter geworden. Deze koop van het huis-Fromberg was een groote stap verder. Men gaat weldra over tot hoog noodige verbouwingen, onder leiding van den bouwmeester B. A. Berends. Met erkentelijkheid noemen wij dezen naam, en gedenken allen, onder wier leiding onze inrichtingen zijn gebouwd. Nu zijn onze bouwmeesters de heeren Mulder en Van Wessem. En wij danken hen voor wat zij jaren lang tot op dit oogenblik voor ons Huis zijn geweest. Intusschen had het Bestuur reeds te beslissen over verschillende aanvragen van jonge vrouwen, die als diacones wenschten aangenomen te worden. Van de eerste zusters, die reeds aangenomen waren, toen het Huis geopend werd, zijn nog bij ons werkzaam de diaconessen A. M. Creutzberg en J. Rozeboom. Het Bestuur had ze reeds aangenomen, en heeft ze terstond elders eene opleiding laten geven, opdat zij met de besturende zuster tot den arbeid zouden gereed zijn, wanneer het werk een aanvang nam. Natuurlijk EMMAHUIS. kon het Huis zelve nog geene opleiding geven, en daarom was het Bestuur zeer erkentelijk dat pastor F. \on Bodelschwingh te Bielefeld en pastor J. Disselhoff te Kaiserswerth a/Rh. bereid waren de zusters ter opleiding op te nemen in hunne Diaconessenhuizen. De zusters A. M. Creutzberg en J. Rozeboom genoten hare opleiding te Bielefeld. In Januari en Juni 1884 trokken de beide zusters daarheen, en zijn daar — 11 — gebleven op verschillende arbeidsvelden van het Huis, ook in andere plaatsen, totdat hare terugkomst naar Arnhem noodzakelijk was. Het Diaconessenhuis te Arnhem, gedenkende zoovele zegeningen Gods in deze 25 jaar ontvangen, gedenkt ook dit liefdebetoon van Bielefeld en kan niet dankbaar genoeg zijn voor alles, wat Bielefeld voor zijne zusters is geweest. WASSCHERIJ. Het Bestuur heeft indertijd uiting trachten te geven aan deze dankbaarheid, door bij de inwijding der nieuwe kerk van het Diaconessenhuis te Bielefeld, 28 November 1884, een kerkbijbel met zilverbeslag aan het Bestuur aldaar aan te bieden. Zuster J. van Ness, die als besturende zuster van Wesel 1 April 1884 haar eervol ontslag had gekregen, kwam naar Arnhem om met het Bestuur nog allerlei te bespreken, en de noodige maatregelen te nemen in het belang van het werk. 4 April is zij voor het eerst op eene bestuursvergadering aanwezig. Voordat zij definitief in Arnhem kwam bezocht zij nog de Diaconessenhuizen te Bielefeld, Kaiserswerth en Utrecht. Zoo langzamerhand namen de voorbereidende werkzaamheden een einde. Maar men had nog niet een geneesheer, aan wien in t bijzonder, voor zoover noodig, kon opgedragen worden de zorg voor het ziekenhuis en wat daarmede in verband stond. Na raadpleging van den geneeskundigen adviseur, Dr. J. J. Homoet Sr., wordt gevraagd aan Dr. A. H. C. Moll, om als chirurg van het Huis te fungeeren, de zieken, die geen eigen dokter hebben te behandelen, en tevens de zusters les te geven. 24 Juli 1884 kwam antwoord in dat Dr. Moll deze taak op zich wilde nemen. Het Bestuur gedenkt het steeds als eene weldaad, dat Dr. Moll zijne kennis en zijn tijd heeft willen geven. En als een feit, dat men niet vergeten wil, vermelden wij dat Dr. Moll de eerste operatie deed in ons ziekenhuis. Het gaf moed om te beginnen, dat mannen als Dr. Homoet en Dr. Moll met het Bestuur medewerkten. Eindelijk was dan alles gereed, tenminste zoover, dat gedacht kon worden aan de opening van het Huis. Zelfs de reglementen voor het opnemen van zieken, voor het uitzenden van zusters in verpleging, de huisorde der zusters enz. enz. kwamen in orde. En nu werd dan ook het plan gemaakt en vastgesteld voor de opening der inrichting. Het Begin. 5 Augustus 1884 is de groote dag in de geschiedenis van ons Huis. Toen begon het werk onder aanroeping van den Naam des Heeren. Dien dag werd het Huis ingewijd en werd tevens Zuster Johanna van Ness ingezegend als diacones en als de Moeder van het Huis. Deze plechtigheid had plaats in de Groote Kerk. Het Diaconessenhuis stelt prijs op zijn naam van Ned. Hervormd, en vergeet het nooit dat het zijn ontstaan dankt aan den Kerkeraad. Niet anderen dan leden van de Ned. Herv. Kerk kunnen bestuursleden worden, gelijk de statuten bepalen; en van de zeven bestuursleden moeten er steeds twee lid zijn van den Algemeenen Kerkeraad. >I JOHANNASTICHTING. Natuurlijk was het dus, dat men op 5 Augustus 1884 wenschte samen te komen in het midden der gemeente, in de Groote Kerk. Tot deze samenkomst waren uitgenoodigd Kerkeraad, Kerkvoogden en Notabelen der Herv. gemeente, tevens de Kerkeraden der Luthersche, Doopsgezinde, Waalsche, Chr. Gere formeerde en Remonstrantsche gemeenten in Arnhem; die der Hervormde gemeenten van Oosterbeek, Velp en Schaarsbergen; verder het dagelijksch Bestuur der burgerlijke gemeente, de doctoren Homoet en Moll, en de Diaconessenhuizen te Bielefeld, Kaiserswerth en Utrecht. Niet allen konden de uitnoodiging aannemen. De gemeente zelve was in grooten getale opgekomen. De dienst werd geleid door de predikanten Creutzberg en Roozemeijer. Eerstgenoemde opende den dienst en sprak naar aanleiding van Romeinen 16:1, 2a ten eerste over de roeping van het diaconessenambt tegenover de gemeente, en ten tweede over de roeping der gemeente tegenover het diaconessenambt. Tusschen de beide gedeelten van deze rede in had plaats de inzegening van zuster Johanna van Ness als diacones en Moeder van het huis. Haar werden de drie volgende vragen gedaan: Johanna van Ness wilt gij, overeenkomstig de verordeningen van onze inrichting, u aan onze gemeente geven tot het werk van de dienende liefde, dat haar van den Heer is opgedragen, tegenover allerlei kranken, die hare hulp inroepen ? Wat is uw antwoord? Zuster Johanna, diacones der Ned. Herv. gemeente te Arnhem, aanvaardt gij in het geloof aan den Christus der Schriften, die uwe krankheden op zich genomen, uwe smarten en zonden gedragen heeft, en gedrongen door Zijne liefde, de taak van besturende zuster in ons Diaconessenhuis ? Wat is uw antwoord? Waarde Moeder, wilt gij als eene eenvoudige discipelin des Heeren, die voor het lichaam en voor den geest een medelijdend Geneesmeester werd, zooveel u mogelijk is, het lichamelijk en geestelijk belang behartigen van de zusters en van de kranken, die aan uwe leiding en zorg zullen toevertrouwd worden, en is het uw ernstig voornemen, om voor deze allen, zonder onderscheid der personen, eene trouwe Moeder te zijn, die alles bestuurt door allen te dienen? Wat is uw antwoord ? Na de inzegening, en nadat Ds. Creutzberg het tweede deel zijner rede had uitgesproken, sprak Ds. Roozemeijer over Psalm 123:1, 2, wijzende op een besef van afhankelijkheid, een grond van vertrouwen, en eene uiting van geloofsverzekerdheid. Biddend werden het Huis, en de Moeder en de zusters den Heer opgedragen. Van al de plechtigheden en inzegeningen uit de 25 verloopen jaren verslag te geven, dat kunnen wij niet doen, maar t is ons eene behoefte, en zeker naar den wensch van velen, dit begin wat uitvoeriger mede te deelen. Den volgenden dag, Woens- dag 6 Augustus 1884. had PROTESTANSCH BESTEDELINGENHUIS s morgens v uur cam komst plaats in het Diaconessenhuis, waar tegenwoordig waren het Bestuur, de Kerkeraad en het college van Kerkvoogden en notabelen der Herv. gemeente, de waarnemende burgemeester de heer Eekhout, de wethouders, de heeren Beelaerts en Cordes, en de secretaris Kronenberg, met de gasten van den vongen avond. Ds. Creutzberg opende het samenzijn met gebed en. sprak over Psalm 121. Daarna werd het woord gevoerd door den heer Eekhout, door den heer Van Meurs, president-kerkvoogd, door Pastor Krekeier uit Bielefeld en door Ds. Merens uit Utrecht. Ds. Roozemeijer sloot met dankzegging. En toen werd het Huis in oogenschouw genomen. Het Bestuur was dankbaar en blijde dat het kon laten zien de inrichting, die Gods genade had geschonken, en die het biddend uit Zijne hand had aangenomen. De verdere voortgang van het werk. Het werk was dus begonnen, de hand was aan de ploeg geslagen. En nu vertellen wij nog gaarne in breede trekken, hoe het verder is gegaan. De Vereeniging het Nederd. Hervormd Diaconessenhuis te Arnhem, stelt zich ten doel, volgens de Statuten, het in het leven roepen en in stand — 16 — houden van Protestantsch Christelijke ziekenverpleging door diaconessen, zoowel in de woningen van hen, voor wie haar hulp wordt ingeroepen, als in een daartoe ingericht diaconessenhuis, en voorts de bevordering van alles, wat tot het werk der dienende liefdein de gemeente van Christus behoort. Het doel was en is dus niet slechts ziekenverpleging. Neen, men beoogt alles wat tot het werk der dienende liefde in de gemeente van Christus behoort. Men begon met een Ziekenhuis, waar plaats was voor 24 patienten, Het huis met het moederhuis onder één dak, lag hoog op den heuvelrug naast de spoorbaan, in een mooien lommerrijken tuin, en was naar het getuigenis dier dagen doelmatig ingericht. Men was dus klaar voor den arbeid. Maar de dagen gingen voorbij, en de weken volgden elkander, doch er kwam geen kranke. Wel waren de zusters reeds druk bezet met gezinsverpleging, maar het ziekenhuis bleef nog altoos onbezet. Dat was eene geloofsbeproeving. Eindelijk den 29 September, nadat het Huis dus bijna twee maanden geopend was, kwam de eerste patiente. Het was een dankbaar gevoel, dat het Huis nu ËjL aan zijn doel zou gaan beantwoorden. Toen - ^ in het vervolg de eene patiënt schier den andere verdrong, en er vaak plaatsgebrek Bjbfcy»" was, dacht men nog wel eens aan dezen SP It Wm / m 1 eersten tijd terug. Maar alle begin is moeilijk, IL-..F i| Ij 1 en de dingen in Gods koninkrijk beginnen C «r p 1 klein, dat ondervond ons Huis ook. | Doch hoe heeft God dezen arbeid ge- m IISBlffi zegend, en dat mosterdplantje tot een groo- ten boom doen worden. Wie nu leeft in «|rK?g gL>I onze groote inrichting, met al zijn werk, |||w9£g| I terwijl zooveel werk vaak moet afgezegd g ^ worden, die zou het vergeten, dat alles Jt toch zoo klein geweest is. Wij willen ^^-21 ll • u niet vermoeien met allerlei cijfers, maar toch is het interessant eens iets te zien van WIJKHUIS ROERMONDSPLEIN. — 17 — J F £ WIJKHUIS ROERMONDSPLEIN. de cijfers, om een indruk te hebben, hoe die kleine plant steeds grooter wordt. In 1884, in de laatste drie maanden des jaars werden verpleegd 1 1 patienten; in 1908, 1706 patienten. Van het begin af is het getal patienten in het ziekenhuis telkens geklommen, b.v.: 1885 90 patienten in 271 3 verpleegdagen. 1886 223 „ „ 6672 1890 545 „ „ 21373 1895 759 „ ,, 35437 1900 988 „ „ 41076 1902 1255 „ „ 43507 1905 1643 „ „ 49600 1908 1706 „ „ 51035 In 1887 hadden er 140 operatiës plaats, in 1897 624, in 1908 1668. 't Spreekt van zelf, dat dit niet alles plaats vond in dezelfde kleine inrichting; die werd gaandeweg uitgebreid. En 't is merkwaardig, als men let op al de huizen die gekocht of gekregen zijn, en op alles wat er gebouwd en verbouwd is, dat God steeds gezorgd heeft voor het noodige geld, geld niet alleen voor aankoop en bouw, maar ook geld voor de meerdere behoeften, ontstaan door het grootere bedrijf. 't Is al die jaren niet zonder zorg en moeite gegaan, en de weg van arbeid was tevens een weg van veel gebed, maar Gods trouw was telkens weer zegenend nabij, en Hij heeft gedurig getoond, dat Hij wist waar wij woonden, en Hij heeft ons menigen vriendelijken zegen geschonken. In 1 885 moest men reeds overgaan tot de uitbreiding der inrichting. Er was behoefte aan eene bepaalde afdeeling waar besmettelijke zieken konden opgenomen worden. Men huurde eene kleine villa aan de overzijde van het Huis. Dit huis, dat later Bethesda genoemd werd, is in 1896 door aankoop ons eigendom geworden. In 1904 onderging Bethesda een groote verandering. Wij hebben het bovenhuis van een aparten opgang voorzien, en het zoo ingericht dat er oude vrouwen, die hulpbehoevend zijn, tegen een billijke vergoeding kunnen opgenomen worden. Alleen de onderverdieping blijft nu bestemd voor besmettelijke zieken, hoofdzakelijk ten behoeve van ons ziekenhuis en van onze huisgenooten. In 1886 bleek het noodzakelijk dat het Huis weer uitgebouwd werd. Dat was eene zeer belangrijke verbouwing, die veel verbetering aanbracht. Niet alleen werd een brandvrije trap gemaakt, en een hydraulische personenlift aangeschaft, maar ook werd het Huis aanmerkelijk vergroot, waardoor er een geheel nieuwe operatie-afdeeling tot stand kwam, en meerdere patientenkamers verkregen werden. Deze verbouwing kwam gereed in 1887. In 1889 werd een huis gekocht, dat, even als Bethesda , aan de overzijde der straat lag. Er was plaatsgebrek, en nu kon- WIJKHUIS KLARENDAL. den degenen, die geen plaats vonden in het groote Huis, daar onder gebracht worden. Dit huis werd Bethanie genoemd. Later is het een tijd in bruikleen afgestaan voor de gebrekkigen en mismaakten, die nu in de Johannastichting wonen, t Is zelfs pastorie geweest. Maar nu zult gij tevergeefs zoeken naar Bethanie. In 1907 verkregen wij ons Emmahuis, de kinderafdeeling; en dit Emmahuis is opgebouwd uitBethanie en een aangrenzend perceel, dat voor dat doel gekocht was. In 1 891 weer plaatsgebrek; en moest het Bestuur er toe overgaan, om een huis te huren in de Pels Rijckenstraat tot eene woning voor de zusters. — 19 — Ook kocht het Diaconessenhuis in dat jaar zijn begraafplaats op het Kerkhof Moscowa. Aanleiding daartoe gaf het sterven van de eerste der huisgenooten. Het wonen der zusters in het huurhuis in de Pels Rijckenstraat bleek op den duur een onhoudbare toestand. Weldra werden dan ook weer groote bouwplannen gemaakt die in 1894 tot voltooiing kwamen. Twee villa's waren aangekocht, beiden gelegen aan den Amsterdamschen DIEREN (WIJKHUIS). weg, welker tuinen grensden aan den tuin van het Diaconessenhuis. Een der villa's werd met het bestaande Huis tot eene groote inrichting gemaakt. Door deze verbouwing werd meer ruimte verkregen voor de zusters en voor de verpleegden, en kwam men ook in het bezit van een groote eetzaal en van een kerkzaal. Tevens werd in 1894 aan het Diaconessenhuis eene villa geschonken. Ds. J. J. van Vollenhoven vermaakte n.1. aan het Huis zijne woning aan den Paralelweg. Dit huis wordt nog steeds verhuurd ten bate van het zusterfonds. RHEDEN (WIJKHUIS). De erflater bedoelde immers dat het een rusthuis zou zijn voor de oude zusters, in den avond haars levens. Daar wij het voor dat doel nog niet noodig hebben, verhuren wij het dus ten bate van het zusterfonds. En daarmede komen de veranderingen en vernieuwingen in 1894 nog niet ten einde, want in datzelfde jaar werd ook het lijkenhuis gebouwd. In 1896 werd de tweede der in 1893 aangekochte villa's in gebruik genomen en door een grooten wintertuin met het Diaconessenhuis verbonden. Op deze villa „de villa Nova'' werd in 1 899 eene geheele verdieping gebouwd voor kamers ten behoeve der diaconessen. Mejuffrouw P. Tack te Utrecht stelde in dat jaar het Bestuur in staat te koopen een groot huis, gelegen naast Bethesda, hoek Amsterdamsche weg en Bovenbrugstraat. De schenkster gaf daartoe het geld, opdat deze villa zou kunnen dienen tot opname van oude dames, die verzorging behoefden. Dankbaar aanvaardde het Bestuur dit geschenk, en noemde het huis naar haar Paulinastichting. Zoo groeide het Diaconessenhuis altijd maar meer, en breidde zich uit. En het zou nog meer groeien. Reeds lang was gebleken dat onze stoomwaschen strijkinrichting geen ruimte genoeg had in het sousterrain. Eindelijk kon men — 22 — er toe overgaan om daarin verbetering te brengen, het koetshuis der Paulina-stichting werd geheel omgebouwd en vergroot en daarin nu verrezen ' f onze wasch- en ELLECOM (WIJKHUIS). strijkinrichting met desinfecteer-afdeeling, geheel naar de eischen des tijds ingericht. In 1903 kwam dit tot stand. En in 1907 werd ook een groote wensch vervuld. Wij hadden onze kinderafdeeling boven in het Huis, op dezelfde verdieping als de vrouwenafdeeling. Toen er nog weinig kinderen waren, kon dat zeer goed. Maar bij het toenemen van het getal patientjes werd de toestand onhoudbaar. Reeds lang werd uitgezien naar uitkomst uit dezen nood; en op Gods tijd is die gekomen. En sedert 1907 bezitten wij ons Emmahuis, dat met zijn ruime frissche ziekenkamers, met zijn operatiekamer, met zijn tuin en groote lighal, een uitnemend verblijf biedt voor zieke kinderen. Zooals wij reeds boven vermeldden, moest om dezen bouw Bethanie verdwijnen. Wij zijn er trotsch op dat deze kinderafdeeling draagt den naam van Emmahuis. Hare Majesteit de Koningin-Moeder, die op verzoek van het Bestuur wel had willen goedvinden in 1894 Beschermvrouw van ons Huis te worden, stond nu ook gaarne toe, dat Haar naam gegeven werd aan onze kinderaf deeling. In 1908 deed de electriciteit haar intocht in ons Huis. De operatieafdeeling werd van electrisch licht en electrische beweegkracht voorzien en een Röntgen-zaal werd ingericht. En nu in 1909, ons jubeljaar, zijn wij in *t bezit gekomen van een vacantiehuis voor onze zusters te Scherpenzeel (Gld.) De heer en mevrouw van Citters—van Naamen van Eemnes, stonden ons voor dat doel een huis ten gebruike af. En wij hebben dit huis genoemd Juliana huis, ter herinnering aan de geboorte van de Prinses der Nederlanden. Toen wij nog geen vacantiehuis hadden, stelde mejonkvrouwe S. baronesse Taets van Amerongen van Renswoude te Ellecom, met medewerking van anderen, ons Huis in staat voor de zusters in een of ander pension kamers te huren voor den zomertijd. En nu wij ons Juliana-huis bezitten, vergeten wij dat niet, maar gedenken dankbaar wat in dien tijd, toen wij zonder DOETINCHEM (WIJKHUIS). \ I I | vacantiehuis waren, freule Taets van Amerongen voor onze zusters is geweest. Het is eene lange opsomming geweest, nu wij door enkele hoofdfeiten mochten laten zien de ontwikkelingsgeschiedenis van ons Huis. Maar de lezers zullen begrijpen, dat het ons eene behoefte is aldus uitdrukking te geven aan onze dankbaarheid jegens onzen God, Die dit alles gebouwd heeft, en Die ons tot hiertoe heeft gebracht. BRUMMEN (WIJKHUIS). Al die hoofdfeiten, die wij noemden, getuigen van vermeerdering van i arbeid. De arbeid nam toe, en daarom waren deze uitbreidingen noodig. Het Diaconessenhuis kreeg niet alleen meer werk door de verpleging in het ziekenhuis, maar ook daarbuiten op elk gebied. Wij noemden reeds de verzorging van ouden van dagen in de Paulinastichting en in Bethesda; en hoe is ons werk onder armen en zieken en ellendigen van allerlei aard door wijk- en gemeenteverpleging toegenomen. In 1890 werd deze laatste i I 24 - arbeid opgevat, en gingen er drie gemeente-zusters naar Rheden, Zeist en Eerbeek, en werden twee wijkzusters geplaatst in Arnhem. In 1892 werden drie gemeente-zusters uitgezonden naar Wilp, Voorst en Apeldoorn. Steeds meer nam deze arbeid toe. Daarover verheugen wij ons in 't bijzonder; de diaconessen zijn dienaressen der gemeente, en moeten in dienst der kerk samenwerken met degenen, die de belangen der gemeente voorstaan, opdat zij allen christelijken vrouwenarbeid kunnen doen, dien een man niet kan verrichten. Haar arbeid ligt op het terrein der diaconie, in den ruimsten zin opgevat. Wat heerlijk, indien er in eene gemeente eene vrouw is, die, door niets gebonden, zich geheel aan den arbeid kan geven, gelijk eene diacones dat kan. En wij zijn zoo dankbaar dat God ons dezen gemeente- en wijkarbeid heeft toevertrouwd. Onze verschillende buitenposten zijn nu: Wijkverpleging, Klarendal te Arnhem, 1 zuster. Wijkverpleging „de Heer is mijn Herder'*, te Arnhem 2 zusters. Gemeente-verpleging te Rheden 1 zuster. Gemeente-verpleging te Apeldoorn 2 zusters. Gemeente-verpleging, (verbonden met een klein ziekenhuisje) te Doetinchem 2 zusters. Gemeente-verpleging te Brummen, (verbonden met eene kleine afdeeling voor rustbehoevende patienten). 1 zuster. Gemeente-verpleging te Enschedé 2 zusters. Gemeente-verpleging te Ellecom . 1 zuster. Gemeente-verpleging te Scherpenzeel (Geld.) ... 1 zuster. Gemeente-verpleging te Dieren 1 zuster. Om verschillende redenen moesten wij de posten te Zeist, Eerbeek, Voorst en Wilp opheffen. Vele aanvragen om gemeente-zusters hebben wij moeten weigeren. Verder arbeiden er in het kinderziekenhuis „Villa Mary" te Apeldoorn 3 zusters, in het bestedelingenhuis te Arnhem 1 zuster, in de Johannastichting, tehuis voor gebrekkige en mismaakte kinderen te Arnhem 2 zusters, en in het herstellingsoord voor kinderen „Villa Grigia" te Breukelen 1 zuster. Wij verheugen ons dat wij op zulk een verscheidenheid van werk mogen — 25 wijzen, en dat wij aan *t eind van deze 25 jaar vertellen mogen, dat het doel der vereeniging Ned. Herv. Diaconessenhuis te Arnhem, in de statuten uitgedrukt, steeds meer bereikt wordt, n.1. dat niet alleen zieken verpleegd worden, maar dat ook bevorderd wordt alles wat behoort tot het werk der dienende liefde in de gemeente van Christus. Voor al dien arbeid zijn steeds veel arbeidskrachten noodig geweest. Overvloed van krachten hebben wij nooit gehad. Maar God heeft altoos door geholpen, en Hij weet wel wat Hij doet, als Hij ons klein en afhankelijk houdt. Wij vertrouwen, dat Hij ook daarmede zoekt te bereiken den geestelijken wasdom van het Huis. Wij verheugen ons over het getal der zusters, die wij hebben, en die zoo vele jaren trouw hebben medegewerkt met ons huis. Onze eerste diacones was moeder J. van Ness, en dit jaar vieren de zusters A. M. Creutzberg W r\ 1 1 ««Ji > . . . en J. Kozeboom haar vijr-en-twintigjarig jubilee. Was moeder van Ness 5 Augustus 1884 ingezegend, 3 Augustus 1887 had de volgende inzegening plaats, n.1. van de diaconessen A. M. Creutzberg, J. Rozeboom, A. Snakenborg, M. van Zanten en C. Grondijs. Laatstgenoemde is later in het huwelijk getreden, maar over het bezit der vier eerstgenoemden mogen wij ons nog verblijden als trouwe kinderen van ons Huis. Het zustertal nam gaandeweg toe, en nu in ons jubeljaar hebben wij een getal van 35 diaconessen en 37 proef zusters. Maar behalve dezen, wat arbeiden in de huishouding vele juffrouwen, wat een groot getal dienstboden en knechten is er. En op de mannenafdee- linor is vermf^rrlerfl het aetal van manneliilc verplegings-personeel. Jaren lang heeft daar ENSCHEDE (WIJKHUIS). - 26 — gearbeid broeder E. G. Jolink, in 1905 gestorven, maar allengs bleken meerdere mannelijke werkkrachten noodig, en is het getal der broeders tot vier geklommen. Als wij het begin zien, moeder van Ness alleen in het Huis, en nu dat groote getal van werkkrachten, dan staan wij verbaasd en worden er stil onder dat het mosterdzaadje tot zulk een groote plant is geworden. 't Is niet mogelijk alles te vertellen uit de geschiedenis van ons Huis, bijzonder uit het meer intieme leven van ons Moederhuis. Maar nu we terug- APELDOORN (WIJKHUIS). zien op dit tijdvak van 25 jaar, zien we op ledige plaatsen, die de dood heeft veroorzaakt; of liever wij denken aan degenen onder ons, die God naar huis heeft gehaald. En als wij dan onze dooden voor onzen geest laten voorbijgaan, dan doen wij dat in dankbare en weemoedige herinnering aan dezen die ons voorgegaan zijn naar het Vaderhuis. Reeds in 1891, 17 October, stierf eene der onzen, n. 1. de proefzuster Hendrina Anderson. Zij was de eerste doode. Maar sedert dien tijd is — 27 — telkens de doodsklok geluid. 16 Maart 1893 stierf de diacones Petronella van Ree, 6 Dec. 1895 de diacones Wilhelmina Burger, 21 November 1904 Sjoukje de Vries, 1 Juli 1905 broeder E. G. Jolink, 18 Mei 1908 Jetje Morren, 1 Juni 1908 Jo Beumkes, welke beiden met Sjoukje de Vries voor ons zulke trouwe dienstboden waren. Zuster Gerritje Wilhelmina Koning overleed 1 Mei 1908 en ten slotte in ons jubeljaar, 10 Januari 1909 stierf te Emden Zuster Johanna van Ness, de eerste diacones en de eerste Moeder van ons Huis. Met weemoed zien wij deze doodenlijst aan, maar toch wij zijn geloovigen in Jezus Christus, wij weten meer dan van aardsche dingen, wij kennen ook de eeuwige dingen. Zeker er is een Dood, die vernietigt, maar er is ook een Heer, die het gezegd heeft en het waar maakt: „Ik leef en gij zult leven. Wij zien ledige plaatsen op aarde, maar, geprezen zij Gods genade in Christus, wij weten dat degenen, die wij missen thuis zijn bij God. De Heer zelf heeft hunne tranen gedroogd en zij dienen Hem dag en nacht in Zijnen tempel. Wij hebben nog het een en ander mede te deelen omtrent het Bestuur en de Directie van ons Huis. En als wij daarvan hebben mededeeling te doen, dan noemen wij voor alles onze Koningin-Moeder. Hare Majesteit, toen nog Koningin-Regentes, heeft in 1894 de goedheid gehad te willen worden Beschermvrouwe van ons Huis. Dat was eene eere en blijdschap voor ons Huis, en nu in ons jubeljaar gedenken wij dankbaar hetgeen onze Hooge Beschermvrouwe voor ons heeft willen zijn. In 1893 bezocht Hare Majesteit ons Huis, in 1899 kwam onze Beschermvrouwe weer, nu met Hare Majesteit de Koningin. En telkens door vriendelijke stoffelijke bewijzen Harer belangstelling in onzen arbeid heeft Hare Majesteit ons Huis aan zich verplicht. Onvergeetlijk blijft voor ons, hoe in de ziekte van Moeder van Ness, Hare Majesteit persoonlijk meeleefde met ons Huis. t Was voor allen, die het ziekbed omringden eene vertroosting gedurig te zien de hoog gewaardeerde belangstelling der Koninklijke Beschermvrouwe. In ons jubeljaar zien wij ook blijde en dankbaar op naar ons Koninklijk huis. Bij den aanvang bestond ons Bestuur uit Ds. K. F. Creutzberg, voorzitter, Ds. J. H. L. Roozemeijer, secretaris, E. v. d. Wall, penningmeester, A. J. D. C. Balck, J. W. Swaan, G. B. Berends en M. A. Franssen. Van alle dezen zijn nog in het Bestuur de predikanten Creutzberg en Roozemeijer en de heer Berends. De heeren van de Wall, Balck en Swaan zijn gestorven en de heer Franssen is naar het buitenland vertrokken. Wij noemen dankbaar deze namen, wetende wat zij voor ons Huis zijn geweest, en tevens den naam van den heer J. A. Knoops, ook reeds overleden, in wien wij, na den heer v. d. Wall, zulk een ijverigen penningmeester hadden. APELDOORN (VILLA MARY, KINDERZIEKENHUIS). Onze tegenwoordige penningmeester is Mr. J. S. Royaards. God heeft steeds gezorgd dat er telkens weer mannen waren, die de opengevallen plaatsen wilden innemen. Nu in 1909 bestaat ons Bestuur uit Ds. K. F. Creutzberg voorzitter, Ds. J. H. L. Roozemeijer secretaris, Mr.J. S. Royaards le penningmeester, G. B. Berends 2C penningmeester, Dr. P. H. J. J. Ras, R. E. Menthen en N. J. A. C. Swellengrebel. De directie, die tevens zitting heeft in het Bestuur, is ook in die jaren zeer — 29 — Julianahuis. Wijkhuis. SCHERPENZEEL. gewijzigd. Moeder van het Huis tot 1902 was zuster Johanna van Ness, die 2 Juli van dat jaar hare taak neerlegde wegens vermindering harer krachten. Gelukkig vond het Bestuur in baronesse C. C. T. H. M. von Lepel eene waardige plaatsvervangster. En sedert 2 Juli 1902 is onze diacones, zuster Maria von Lepel, als Moeder van ons Huis werkzaam. De geestelijke leiding en verzorging van het Moederhuis was steeds in handen van de predikanten Creutzberg en Roozemeijer. Maar bij de uitbreiding van het werk bleek het noodzakelijk dat een bepaald persoon voor dezen arbeid werd aangesteld, die niet door gemeente-werk werd in beslag genomen. Tot predikant-directeur werd 1 898 benoemd Ds. D. Disselhoff van Kaiserwerth a/Rh., die in 1900 een beroep naar het Diaconessenhuis te Kaiserwerth a/Rh. aannam. Zijn opvolger werd 7 Maart 1901 Ds. A M. Knottnerus van Zaamslag. De directie bestaat dus nu in 1909 uit Ds. A. M. Knottnerus predikant-directeur en Moeder M. von Lepel. Van groote beteekenis voor onzen arbeid is steeds geweest, dat wij zoo gesteund werden door de kennis en de toewijding van vele geneesheer en. De diaconessen hebben te verzorgen ziel en lichaam. Gedenken zij daarom met u:/ o 30 - erkentelijkheid menigen trouwen zielzorger die haar voorlichtte en haar ter zijde stond, zij weten het ook zeer goed, wat zij verschuldigd zijn aan de geneesheeren, wat deze mannen der wetenschap voor haar en haar werk zijn geweest. Ons Diaconessenhuis heeft een groot voorrecht gehad, dat het met zich zag medewerken een tal van bekwame en humane geneesheeren. Wij noemden reeds Dr. A. E. Post, den inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht, die bij den aanvang alle gewenschte medewerking toezegde. Wij herinnerden aan Dr. J. J. Homoet Sr., den adviseur van het Bestuur. Niet spoedig zullen wij dezen eerwaardigen grijsaard vergeten. Hij, de eenvoudige christen, de man van groote kennis en van schier onuitputtelijke werkkracht, hij leefde in aller hart. Hij had de achting van geheel Arnhem. De „oude dokter Homoet" was een vriend ook van ons Huis. Wij hebben ons lang in zijn vriendschap mogen verheugen, en wij zijn er dankbaar voor. Wij noemden reeds Dr. A. C. H. Moll, die de eerste patiënte ons bracht, die de eerste operatie bij ons verrichtte, en dien wij hoogachten om zijn persoon en zijn werk. Hij is er nog, en wij hopen dat hij er nog lang zal zijn. Is hij ook rustend geneesheer, zijn medeleven met ons rust niet. Het Diaconessenhuis heeft groote verplichting aan moeder van Ness, en had groote liefde voor deze vrouw. Daarom noemt het in groote erkentelijkheid den naam van Dr. H. van Bommel van Vloten, die tijdens de ernstige ziekte van moeder van Ness in 1897, met Dr. Renssen en Dr. Homoet zich zoo hartelijk wijdde aan onze geliefde kranke. Wij houden van Dr. van Vloten, omdat hij in die bange dagen zich zulk een waar vriend des huizes betoonde. Wij willen niet alle geneesheeren vermelden, dat kunnen wij niet, maar onzen ouden vriend Dr. C. Maats, en Dr. H. Braat, Dr. P. W. Meihuizen, Dr. P. Ribbius en Dr. C. H. Sissingh noemen wij met groote erkentelijkheid. En die de geschiedenis van ons Huis meer van nabij kennen, weten ook wel waarom wij dat doen. Maar er is één man, wiens naam wij in 't bijzonder gaarne neerschrijven op deze bladzijden, en die man is Dr. W. Renssen. In 1885 volgde hij Dr. Moll op in zijne betrekking tot ons Huis en sedert dien tijd is hij ook geweest de geneesheer van ons huisgezin. Wij zijn grooten dank aan hem verschuldigd, en wij beschouwen het als een bijzonderen zegen Gods, dat BREUKELEN (GRIGIA). Dr. Renssen al die jaren met ons gearbeid heeft. Hem kennen is hem hoogachten. Hij is zeer zeker de knappe chirurg, maar hij is ook de fijngevoelende, de medelijdende mensch, die daarom zoo alles voor zijne zieken is, en wiens kennis daarom hen zoo ten goede komt, omdat hij zoo geheel in hun toestand inkomt, en zich geheel aan hen wijdt, wie ze ook mogen wezen. Daarvan weten velen, die door hem behandeld zijn, te verhalen, en daarvan legt ons Huis ook gaarne getuigenis af. Wij kennen hem zoo goed, omdat wij dagelijks met hem omgaan, en wij huldigen hem gaarne als onzen trouwen vriend en raadsman, van wiens groote kennis, van wiens hartelijke vriendschap wij zooveel hebben genoten. Hij was ons tot grooten steun. In moeilijke tijden stond hij ons hartelijk belangstellend tër zijde. Hoe gaarne spreken wij er nog over, wat hij in de reeds meer genoemde ernstige ongesteldheid van Moeder van Ness, was voor de zieke zelve en het geheele Huis. En dit hebben wij steeds in Dr. Renssen zoo op prijs gesteld, dat hij zulk een open oog had voor het bijzondere karakter van onzen arbeid en zoo waardeerend stond tegenover den diaconessenarbeid. God spare nog lang voor de zijnen en voor zijn praktijk dezen kundigen humanen arts, wiens 25-jarig jubileum wij het volgend jaar hopen te vieren. En spreken wij onze dankbaarheid uit tegenover hem en andere geneesheeren, die wij met name aanduidden, het zij den medici in Arnhem, en onze provincie, ja allerwege een bewijs dat wij niet achterstaan in waardeering van hun aller gewichtigen arbeid. En wij hopen zeer met de medici nog lang te mogen medewerken tot geluk van vele ellendigen. En nu wij zoo allerlei menschen vermelden, die van beteekenis geweest zijn voor onzen arbeid, nu zouden wij wel verder willen gaan, en altijd maar namen noemen, namen van de velen, uit de hoogste en uit de laagste kringen, die veel voor ons Huis hebben gedaan en nog doen. Wij willen nog noemen de eersten uit onze provincie, en hen hulde en dank brengende, doen wij het in hen, aan geheel de provincie Gelderland, in 't bijzonder aan onze stad Arnhem. Wij bedoelen baron en baronesse Mollerus van Westkerke. De notulen vermelden dat de commissaris des Konings met zijne echtgenoote 1 0 September 1884 het Huis bezichtigden, en daarbij rondgeleid werden door ds. Creutzberg en ds. Roozemeijer. Toen toonden zij hunne belangstelling, en zij zijn dat blijven doen, vaak op zeer bijzondere wijze. Wij zijn daarvoor zeer erkentelijk. Helaas stierf in het begin van 1909 de Commissaris der Koningin. En ook om dit feit staat ons jubeljaar in het teeken van rouw. Wij brengen alle menschen onzen hartelijken dank, en al staat menige naam hier niet opgeteekend, hij staat toch geschreven in ons hart, en op menige bladzijde van de geschiedenis van ons Huis. Namen noemden wij, en dat was niet om menschen te verheerlijken; maar gelijk wij in t begin reeds verklaarden, wij hebben nog eens weer trachten op te tellen al de zegeningen Gods, die wij ontvangen hebben in die 25 jaren, en onder die zegeningen ontdekten wij zoovele menschen. Al dat noemen van namen is ten slotte slechts een uitspreken van dank aan God, die ons in en door menschen zoo rijk gezegend heeft. Nu staan wij als aan den vooravond van onze feestviering. En terwijl ons hart niet zonder zorg is, toont God ons toch Zijn vriendelijk aangezicht KERKZAAL DIACONESSENHUIS. en wekt ons op tot feestvieren. Immers men heeft zich opgemaakt om voor het Arnhemsche Diaconessenhuis den 5den Augustus 1909 tot een waren feestdag te maken. Een comité heeft zich gevormd waarvan het bestuur bestaat uit onzen burgemeester Jhr. Mr. A. Röell, voorzitter, Dr. A. C. H. Moll, vicevoorzitter, L. G. A. Graaf van Limburg Stirum, penningmeester, Mejuffrouw M. Homoet, 2de penningmeesteresse, P. Ribbius, arts, secretaris, Gravinne douairière J. P. A. van Limburg Stirum, 2de secretaresse en Ds. L. A. F. Creutzberg (Echteld). En van dit Comité zijn eere-leden Baronesse douairière Mollerus van Westkerke en Mevrouw Röell, geb. Baronesse de Vos van Steenwijk. Velen hebben zich bij dit Comité aangesloten. Tevens is in dit jaar opgericht eene ZVgcents-vereeniging ten bate van ons Huis, die steeds meer in bloei toeneemt. Wij zijn zoo dankbaar dat de met aardsche goederen minder bedeelden, ook zich inspannen aldus eene feestgave voor ons Huis samen te brengen, en vertrouwen dat deze 2 l/2centsvereeniging nog vele jaren onzen arbeid tot steun zal zijn. Het geeft ons blijdschap en moed, dat er zoovelen zijn van allerlei rang en stand, wie het een genot is onzen gedenkdag tot een feestdag te maken. Wij vermelden dat met groote dankbaarheid. DIACONESSENHUIS (TUINZIJDE). Wij hebben getracht u een indruk te geven van de geschiedenis van ons Huis over de verloopen 25 jaar, voordat wij weer verder reizen, de toekomst tegemoet, 't Was ons eene behoefte dat te doen, om aldus uiting te geven aan onze diep gevoelde dankbaarheid jegens God, die ons niet deed naar onze zonden. Maar hebben wij nu teruggezien, wij zien onwillekeurig ook vooruit. Waarheen nu? Wij weten het niet, en wij behoeven het niet te weten, als wij maar hiervan zeker zijn, dat wij verder reizen, niet alleen, niet slechts met menschen, maar met onzen God. Wij zien dus bovenal naar Boven. Ons reislied is Psalm 121 en onze Leidsman is de goede Herder, die Zijn leven stelt voor Zijne schapen. Laat ons dan afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid loopen de loopbaan, die ons voorgesteld is; ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus. Dan zal het goed zijn, dan is het altijd goed, hoe het ook zal zijn. De genade van den Heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap des Heiligen Geestes, zij met ons allen. Amen. z}\'