I 269 Vak 124 HET KORPORAALSCHAP VAN BANNING COCQ („De Nachtwacht"). Rijksmuseum te Amsterdam. Rembrandt's Leven. populaire schets MET 28 PLATEN. = DE HUT MET DEN GROOTEN BOOM. (Ets van 1641). DRUKKERS- EN UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ voorheen J. M. SCHALEKAMP. — BUIKSLOOT. VOORWOORD. Met een enkel woord zij het doel van deze uitgave vermeld. Er bestaan verschillende, daaronder zeer kostbare werken, welke Rembrandt's leven en zijn kunst behandelen. Telkens echter wordt het gebrek geconstateerd aan een uiterst goedkoope uitgave, waarin de voornaamste feiten uit Rembrandt's leven, voor zoover die ons bekend zijn, in bevattelijken vorm en in onderling verband gebracht, te vinden zijn. Een boekje dus, dat de bedoeling heeft de menigte, welke nog zoo bitter weinig weet van onze groote mannen en kunstenaars, het wetenswaardigste over Rembrandt mede te deelen en dat tracht belangstelling te wekken, zonder af te schrikken door opsomming van onbelangrijke bijzonderheden of door beschouwingen, die reeds een meer dan oppervlakkige belangstelling vooropstellen. Alleen Rembrandt's leven, niet zijn werk wordt hier beschreven. Wie over zijn werk meer wil weten, wien — wellicht door den inhoud van dit geschrift — de groote kunstenaar Rembrandt belang inboezemt, kan zijn weetgierigheid bevredigen, door zich het populaire prachtwerk „Rembrandt als mensch en kunstenaar" door M. C. van de Rovaart (bij ons uitgegeven, 286 pag. tekst en 141 platen voor den prijs van ƒ2,70) aan te schaffen, welk werk aan deze uitgave tot grondslag heeft gediend. Daarin zijn ook de vermelding en beschrijving van zijn schilderijen, etsen en teekeningen opgenomen, waarvan ook de gedeeltelijke opsomming in dit nauwe bestek onmogelijk ware geweest. Nog eens — en ter vermijding van misverstand — de verzekering, dat onze bedoeling alleen is, een uitgave over Rembrandt het licht te doen zien, die ons volk ten minste eenigszins met den kunstenaar bekend maakt, en waarvan de uiterst lage prijs de aanschaffing aan iedereen veroorlooft. Als noodzakelijke eischen, waaraan zulk een volksgeschrift heeft te voldoen, meenden wij te moeten beschouwen: het bevatten van een beknopten en voor ieder begrijpelijken tekst en, trots den geringen omvang, van een groot aantal afbeeldingen, welke plastisch en onmiddellijk een idéé van 's meesters kunstwerk geven. In hoever wij daarin geslaagd zijn, moge de geachte lezer zelf beslissen. DRUKKERS- EN UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ v/h. J. M. SCHALEKAMP. DE BARMHARTIGE SAMARITAAN. (Ets van 1633.) DE LEZENDE (Ets van 1634). Inhoud der Illustraties. Het Korporaalschap van Frans Banning Cocq, bijgenaamd „de Nachtwacht" Rijksmuseum te Amsterdam (1642) .... tegenover den titel. De hut met den grooten boom (Ets van 1641) ... op den tite. Grijsaard (Ets van 1631) het voomoold De barmhartige Samaritaan (Ets van 1633). . . . in het voorwoord. De lezende (Ets van 1634). ... bij den inhoud der illustraties. Jezus met de schriftgeleerden redetwistend (Ets van 1652) bij den inhoud der illustraties. Afb. 1. Rembrandt's zelfportret, bijgen. de man met de afgesneden baret (Ets van 1630) blz 1 2. De joodsche Bruid (1665). Rijksmuseum te Amsterdam . „ 3 " Rembrandt's zelfportret, bijgen. met de drie knevels. (Ets uit 's meesters jeugd) .... 5 4. Vader van Rembrandt (Ets van 1630). .... g 5. Lachende kop (Ets van 1630) 7 Afb. 6. Boer, de handen op den rug houdend (Ets van 1630) . blz. 7 „ 7. Studie van een kaalhoofdig man (Ets van 1630) . „ 8 8. De Staalmeesters (1662). Rijksmuseum te Amsterdam . „ 9 „ 9. Molen van Rembrandt (Ets van 1641) 11 „ 10. Rembrandt's moeder (Ets omstreeks 1630) . . „ 13 „ 11. Rembrandt's moeder (Ets van 1628) «14 „ 12. Bedelaar en bedelares (Ets van 1630). . . . . „ 16 „ 13. Simeon in den Tempel (1631). Mauritshuis, Den Haag . „ 17 „ 14. Zelfportret (genaamd „De Officier") 1635. Mauritshuis, Den Haag „23 „ 15. De anatomische les van Professor Nicolaes Pietersz. Tulp (1632) Mauritshuis, Den Haag „27 „ 16. Rembrandt's huis in de Joden-Breestraat te Amsterdam . „ 30 17. Het huisgezin van den timmerman (omstreeks 1639). Louvre-museum, Parijs „31 „ 18. Portret van Elisabeth Jacobs Bas (omstreeks 1643). Rijksmuseum te Amsterdam 35 „ 19. Portret van Saskia (Ets van 1634) . . . • * 37 „ 20. Landschap met de drie boomen (Ets van 1643). . „ 39 „ 21. Christus geneest de zieken (Ets van 1649). . . „ 43 „ 22. Moeder van Rembrandt (Ets van 1628) . . . „ 48 JEZUS MET DE SCHRIFTGELEERDEN REDETWISTEND (Ets van 1652). REMBRANDT. INLEIDING. REMBRANDT VAN RIJN, Holland's geniaalste schilder, heeft geleefd in Holland's glorierijkste tijdperk. Een paar jaar voor Rembrandt's geboorte was het twaalfjarig bestand afgekondigd, waarmede feitelijk de Zeven-Provinciën als een zelfstandige staat erkend werden. Een definitief einde vond de krijg met Spanje, welke zoowel verzet tegen vreemde overheersching als geloofsstrijd mocht heeten, in 1648. Men vergist zich echter, wanneer men den „worstelstrijd onzer vaderen" beschouwt als een oorlog, in dien zin, die aan de wederzijdsche vernietiging van vijandelijke volkeren in den tegenwoordigen tijd gehecht wordt. Van een met angst en vreezen begonnen strijd, waarbij men dankbaar de hulp van Frankrijk en Engeland aanvaardt, wordt de oorlog voor Holland het middel, het kleine land tot ongekende macht en aanzien te brengen. Engeland en Frankrijk, zoowel als het verootmoedigde Spanje vreezen Holland; zijn vloot, geducht en onweerstaanbaar, door gezagvoerders, even 4 • * * ^ moedig als beleidvol gecommandeerd blJ«en- de man met de afgesneden baret. ° . ' (Ets van 1630). betwist iedereen het meesterschap ter zee; de schatten van tropische gewesten worden ondanks het protest van oudere cultuurvolkeren naar het moederland gebracht. Met volle recht noemt dan ook Kluit dezen tijd „de gouden dagen der republiek". Hoewel na het intermediaire tijdvak de strijd voortgezet wordt en ieder jaar getrouw eenige belegeringen van vijandelijke vesten plaats hebben, krijgen handel en nijverheid, geleerdheid en kunst rijke gelegenheid zich te ontwikkelen. Van groote veldslagen ziet Prins Maurits na 1609 af; zijn opvolger Frederik Hendrik voert 's zomers zijn troepen aan, maar trekt zich, als een bankier in de vacantie, des winters op een buitenverblijf terug. Gelijk Busken Huet opmerkt, is Holland's grootste zorg eerst na den Munsterschen vrede gekomen. Afgunst, eigenbelang, geloofshaat, allerlei omstandigheden werkten mede, om Holland zijn voorname positie door vreemde naties te doen betwisten. Strijd heeft Rembrandt voortdurend aanschouwd, de dagen van bijna hopeloozen weerstand, van dreigenden ondergang zou hij niet meer beleven. Aphorismen, spreekwoorden, volksgezegden, het zijn doode dingen. Hun waarde is slechts zeer betrekkelijk, hun waarheid aantastbaar. Dat geldt ook van het krachtwoord, dat iedere tijd den man oplevert, dien het verdient. Soms komt juist ter gelegener uur de Napoleon, die een teugellooze republiek in 't spoor terugleidt, dan weer haakt een volk jarenlang naar bevrijding en staat niemand op, om het vaderland te redden. Terwijl alle handen aan het werk slaan, om het gezag der republiek te vergrooten, terwijl men alleen oogen heeft voor uitbreiding der macht en bevordering van den handel, bloeit, trots miskenning en tegenwerking, de kunst in Holland als een levenskrachtige plant tegen iedere verdrukking in. In een tijd dat met machtgeweld als met diplomatieke geslepenheid Hollands aanzien vergroot wordt, vindt men talrijke mannen des vredes, kunstenaars, dichters, filosofen, die tot de geniaalste vertegenwoordigers van kunst en wetenschap aller eeuwen mogen gerekend worden. Geleerden als Christiaan Huygens, Spinoza (dien we tot de onzen tellen), Swammerdam, Antony van Leeuwenhoek, schilders als Rubens, Rembrandt, Anthonie van Dyck, schrijvers als Constantijn Huygens en Hugo de Groot hebben zich trots gebrekkige middelen van verkeer Europeesche vermaardheid verworven. Rembrandt echter is méér dan een geniaal vertegenwoordiger der Hollandsche schilderkunst; hoe klankvol ieder der vermelde namen ook moge zijn, die van Rembrandt beduidt meer dan alle anderen. Zooals middeleeuwsche geleerdheid met den naam van Erasmus streng is verbonden, zooals de medische wetenschap in de zeventiende eeuw onafscheidelijk is van onzen grooten Boerhaave, zoo is Rembrandt de verpersoonlijking der Hollandsche schilderkunst. Rembrandt, door zijn tijdgenooten nht altijd begrepen en naar waarde geschat, heeft de richting aangetoond, waarin de schilders nog heden ten dage werkzaam zijn; zijn kunst strekt nog allen ten voorbeeld. Afb. 2. DE JOODSCHE BRUID (1655). Rijksmuseum Amsterdam. Heeft het nageslacht, en terecht, in Rembrandt Holland's grootsten schilder gezien, zijn tijdgenooten aarzelden bij de toekenning van den eerepalm tusschen hem en Rubens. Het werk van Rubens, als hoofd der Vlaamsche school is met dat van Rembrandt, als den bij zijn leven minder in aanzien staanden, maar door het nageslacht hooger gewaardeerden aanvoerder der Hollandsche school in scherpe tegenstelling en dat trots de nauwe banden, waarmede Zuid en Noord Nederland aan elkaar gehecht zijn. Dat het verschil van politieke en religieuze richting, Rubens, bon catholique, Rembrandt, overtuigd kalvinist, medewerkt aan de zoo sterk van elkander afwijkende opvattingen, is begrijpelijk: toch uit zich in hun werk nog veel meer het verschil van ras. De zuidelijke Nederlander, impulsief, zwelgend in kleuren, brillant en tot zinnelijkheid geneigd, de noordelijke, beschouwend van aard, het licht bespiegelend, geduldig, minder idealistisch maar diepzinniger. In 't Noorden is de reformatie doorgedrongen; voor den strijd tegen de alleenzaligmakende kerk zijn partij-twisten tusschen kalvinisten gekomen, die, schoon even fel, minder bloedig eindigen. Het Zuiden is katholiek gebleven; de kerk drukt zijn stempel op de kunst; zij geeft opdrachten, maar dicteert ook de opvatting over de te maken bijbelsche voorstellingen; Italië, ten allen tijde het land en het ideaal der kunstenaars, is ook afb. 3. rembrandts zelfportrp;t op religieus gebied den Zuid-Nederlander verbijgen. met de drie knevels. wan{. naar R0me richten zich aller oogen, in (Ets uit s meesters jeugd). Italië te studeeren — dit geldt overigens in betrekkelijke mate ook voor den Noord-Nederlander — is het verlangen van iederen vooruitstrevenden schilder. Een Vlaamsch schilder uit dien tijd is een aanzienlijk man, een grand-seigneur, hij is een vorst in duo-decimo, omringt zich van een hofstaat, verkeert met edellieden, ja zelfs met koningen; vanzelf wordt zijn kunst een ontwikkeling van pracht en glans, alles verheerlijkend en idealiseerend. De Noord-Nederlander werkt anders. Beeldstormerij heeft de kerken verwoest, de beelden der heiligen verbrijzeld, de tempelschilderingen vernield. De kalvinisten, in kleingeestigen angst voor papisme, dulden in hunne kerken praal noch comfort; van bestellingen aan schilders voor altaarstukken en muurbeschilderingen is geen sprake meer. De adel heeft slechts geringe beteekenis, de burger heerscht. Vereenigingen van burgerlieden, schietgilden, dokterscorporaties en dergelijken bestellen groepafbeeldingen; de met zich zelf ingenomen patriciër wil, zooals het vers luidt, „zich zelf zienzijn familie laat hij conterfeiten liefst in de pronkvolle omgeving, die van des lastgevers weelde getuigt. Zoo wordt de afbeelding der werkelijkheid, zoowel het landschapschilderen, het portretteeren als het maken van het stilleven bevorderd; en Rembrandt met zijn eigenaardige, soms naieve, soms diepdoordachte weergave van religieuse onderwerpen, neemt vrijwel ook op dit gebied een eenige positie in. Zooals treffend gezegd werd, het Hollandsche volk verlangde van zijn kunstenaars, dat zij het beeld van hun leven weergaven en de Hollandsche kunstenaars, zich zoowel voor den fout der overnauwkeurigheid als voor het euvel van poëzielooze copie hoedende, hebben zich op schitterende wijze van hun taak gekweten. Rembrandt behoort „voll und ganz" tot deze richting van natuurlijkheid en werkelijkheidszin; maar hij is er het hoofd van door de geniale gaaf, als een helderziende in zijn onderwerp door te dringen om het bij alle natuurgetrouwheid af te beelden, niet slechts zooals het schijnt, maar ook den indruk verspreidende, die het origineel maakt. Nimmer transigeert Rembrandt; wat leelijk is, blijft bij hem leelijk werken; maar ook, wat schoon en vol poëzie is, behoudt zijn schoonheid en zijn dichterlijkheid in volle mate. En om dat te kunnen doen, moet men zelf een poëtische ziel bezitten. Zijn heerlijk land, zijn grootsche tijdgenooten, hij heeft ze naar waarheid op doek, en in koper weergegeven. Rembrandt's land, dat is het land van het vergezicht, van grijze hemels, die de uitgestrekte landouwen met zilveren tinten kleuren, tot de zon doorbreekt en gouden licht glijdt over de aarde, het licht, dat Rembrandt zoo lief en zoo kostbaar was. Maar niet alleen buiten is Holland's schoonheid te zoeken; de steden met hare pitoreske huizen, wier kleurig front en getrapte geveltjes elk kunstenaarsoog boeien, de steden met hare door boomen beschaduwde grachten, haarbedrijvigheid en haar bont gewoel, bezitten voor den schilder even groote bekoring. En wanneer het zonnelicht dringt door de in lood gevatte vensterkens der huizen en schijnt op de fonkelende bokalen en de kostbare sieraden der vrouwen, haar weelde en welstand verradende kleeding met gulden glans overtijgend, dan vindt het penseel van den Hollandschen schilder ook binnenshuis rijkelijk gelegenheid van Holland's roem en schoonheid te getuigen. Rembrandt's land, dat is het land van wisselend lichteffect, van schitterend kleurenspel en Rembrandt zelf is de geniale herschepper van dat licht op doek en paneel. Afb. 6. BOER. DE HANDEN OP DEN RUG HOUDEND. (Ets van 1630.) EERSTE HOOFDSTUK. Rembrandt Harmenszoon van Rijn, gelijk zijn volle naam luidt, werd den 15 Juli 1606 te Leiden geboren. Er heeft twijfel over de juistheid van dezen datum bestaan. Vosinaer herinnert aan een door Scheltema voor 't eerst meegedeeld archief-uittreksel waarin staat dat Rembrandt Harmenszoon van Leydcn, oud 26 jaar, den 10enJuni 1645 in het huwelijk is getreden. Daar uit zou volgen dat Rembrandt in 1608 is geboren. Rembrandt zelf heeft op een ets, in 1631 vervaardigd, zijn leeftijd met 24 jaar aangegeven ; Le Blanc, een schrijver, die zich ernstig met de studie van Rembrandt's werken bezig hield, meent overigens uit Rcmbrandt's onderschrift liet cijfer 25 te lezen. De datum 1606 schijnt het dichtst bij de waarheid te komen; burgemeester Orlers geeft met de nauwkeurige namen van Rembrandt' svader en moeder 1606 als zijn geboortejaar aan; en trots de vage en afwijkende Afb. 7. STUDIE VAN EEN KAALHOOFDIG opgaven van Rembrandt zelve MAN (Ets van 1630). kunnen we niet beter doen dan dezen datum behouden. Immers zooals ook verder zal blijken, rekenen of getallen onthouden, het is niet Rembrandt's sterke zijde. Hij deelt dat gebrek met de meeste kunstenaars, en geeft er wel het sterkste bewijs van, wanneer hij drie dagen na zijn huwelijk, voorzeker toch een gewichtige gebeurtenis in het leven, niet alleen in 't onzekere is over den juisten datum daarvan, maar zich zelfs in het jaartal vergist. Afb. 8 DE STAALMEESTERS (1662). Rijksmuseum Amsterdam. Het mag nog wel eens gezegd worden dat Rembrandt een ietwat ongebruikelijke voornaam is; naar 's lands gebruik wordt de naam des vaders, in dit geval Harmenszoon, daaraan toegevoegd. Een tak der familie neemt, herinnerend aan de plaats van afkomst, aan den bekenden stroom gelegen, den bijnaam van Rijn aan. Onze Rembrandt is het vijfde der zes kinderen van den molenaar Harmen Gerritszoon, gehuwd met Neeltje Willemsdochter, wier vader bakker te Leiden is. De molenaar is een welgesteld man; behalve zijn woonhuis in Leiden, behoort een windmolen, bij de Wittepoort gelegen, hem voor het grootste gedeelte in eigendom toe. In zijn testament beschikt hij nog over andere huizen en tuinen, terwijl daarin ook zilverwerk, Afb. 9. MOLEN VAN REMBRANDT. (Ets van 1641). gouden sieraden en verdere kostbaarheden vermeld worden. Het bezit van den windmolen is aanleiding geweest tot de legende, dat Rembrandt op een molen geboren werd, een legende, tot voor korten tijd hardnekkig bewaard en geloofd. „Toen Rembrandt nog op vaders molen Te schilderen zat." begint een berijmde anecdote die in 't vervolg al niet waarschijnlijker wordt dan de aanhef luidt. Ook de prachtige teekening van een molen, door Re#*trra^ck) m ^ 1641 geëtst, is bekend gebleven als de molen, waarin Remhfaodt geboren [? O. F. M. .) V c\ ^ .-