Ontwerp eener wet regelende het geneeskundig Staatstoezicht. (Voorgesteld door de Inpsecteun voor het geneeskundig Staatstoezicht). Art. 1. Het geneeskundig Staatstoezicht omvat: a. het onderzoek naar den staat der volksgezondheid en, waar noodig, de aanwijzing en bevordering van middelen tot verbetering; b. de handhaving der wetten en verordeningen in het belang der volksgezondheid vastgesteld, en van de bepalingen in andere wetten, die de volksgezondheid betreffen. Art. 2. Het geneeskundig Staatstoezicht wordt, volgens de bepalingen dezer wet en de krachtens haar door Ons of van Onzentwege te geven voorschriften, opgedragen aan: a. inspecteurs; b. plaatsvervangende inspecteurs. Bovendien is in iedere gemeente, wier bevolking 15 000 zielen te boven gaat, alsmede in andere gemeenten, waar dit door Gedeputeerde Staten der provincie, den gemeenteraad en geneeskundigen Inspecteur gehoord, noodzakelijk wordt geacht eene gezondheidscommissie. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd te beslissen dat ten aanzien van de inrichting eener gezondheidscommissie door daartoe aangewezen gemeentebesturen art. 121 der gemeentewet moet worden toegepast. Van de in dit artikel genoemde besluiten van Gedeputeerde Staten kunnen de gemeenteraden binnen dertig dagen na de dagteekening, by Ons in beroep komen. De verplichting tot het hebben eener gezondheidscommissie vervalt voor die gemeenten, welke het toezicht op den gemeentelijken gezondheidsdienst by eene door Ons goedgekeurde regeling aan eenen speciaal daarmede belasten ambtenaar hebben opgedragen. Op de benoeming-, de instructie, de bevoegdheden en verplichtingen van dezen ambtenaar zijn de bepalingen toepasselijk, in deze wet ten opzichte der gezondheidscommissiën gemaakt. Art. 3. De inspecteurs en plaatsvervangende inspecteurs worden door Ons benoemd en ontslagen. De leden der gezondheidscommissiën worden door den gemeenteraad, hetzij uit zijn midden of daarbuiten benoemd op voordracht van burgemeester en wethouders. Zooveel mogelijk bestaat deze voordracht uit een dubbeltal, in ieder geval wordt zy opgemaakt na ingewonnen advies van den geneeskundigen inspecteur. De geneeskundige, belast met de geneeskundige armenpraktijk in de gemeente, is van rechtswege lid dezer commissie; zyn twee of meer geneeskundigen met dien dienst belast, dan wijst Ontwerp eener gewijzigde wet ter voorkoming van de uitbreiding van besmettelijke ziekten. (Voorgesteld door de Inspecteurs voor het geneeskundig Staatstoezicht.) Art. 1. De besmettelijke ziekten, waarop deze wet van toepassing is zijn: 1°. cholera asiatica, typhus abdominalis en dysenterie; 2'. pokken (variolae en varioloides), roodvonk, diphtherie, typhus exanthematicus; 3\ kraamvrouwenkoorts (febris puerperalis). Een algemeene bestuursmaatregel kan deze wet geheel of gedeeltelik voor een en bepaalden tijd ook op andere ziekten voor het geheele Ryk of voor deelen daarvan van toepassing verklaren. Die maatregel blyft slechte één jaar van kracht, tenzij hy binnen dat tijdperk door de wet bekrachtigd zy. Art. 2. De geneeskundige, die een lijder aan eene besmettelijke ziekte waarneemt, geeft daarvan binnen 24 uren kennis aan den burgemeester der gemeente, waarin de zieke is aangetroffen. By die kennisgeving worden omtrent eiken lyder — voor zoover de geneeskundige daartoe in staat is — de by algemeenen bestuursmaatregel te bepalen inlichtingen verstrekt. De burgemeester zendt van deze kennisgeving onverwijld een afschrift aan den geneeskundigen ambtenaar. Art. 3. Huizen, keten, woonwagens of vaartuigen, waarin eene besmettelijke ziekte? voorkomt, worden onmiddellijk, uiterlijk binnen 24 uren na de aangifte door de zorg van den burgemeester ten koste der gemeente voorzien van een van buiten duidelijk zichtbaar kenmerk, zoo noodig van meer dan één, de woorden: „besmettelijke ziekte" en den naam der ziekte vermeldende. Het kenmerk moet aldaar verblijven tot dat de ziekte volgens verklaring van eenen geneeskundige uit de woning geweken is, en de noodige ontsmetting heeft plaats gehad. Dit artikel is niet toepasselijk in geval van kraamvrouwenkoorts (febris puerperalis). Art. 4. Het is verboden lijders aan eene besmettelijke ziekte te vervoeren of te doen vervoeren, behalve in de gevallen in deze wet aangegeven; zich daaraan lijdende naar eene andere plaats te begeven, voorwerpen, die in aanraking waren met lijders of overledenen aan eene besmettelijke ziekte of daarvan afkomstig te vervoeren, te doen vervoeren, ten geschenke of in gebruik te geven of te doen geven, te nemen of te doen nemen, tenzy na ontsmetting; door onvoorzichtigheid of achteloosheid gevaar van besmetting, dat voorzien kon worden, voor anderen te doen ontstaan. artikel mogelijk gemaakt, buiten werking willen stellen, en slechts dan de kosten der vernietigde voorwerpen willen vergoeden wauneer bijzondere gronden van billijkheid daarvoor pleiten. Trouwens de bepalingen omtrent ontsmetting door deskundige personen , van behoorlijke hulpmiddelen voorzien, zullen vernietiging van goederen tot zeldzame uitzondering maken. Niemand kan daarbij nog eenig belang hebben, en de onmogelijkheid van doelmatige ontsmetting moet in elk geval eerst vaststaan. De algemeene bestuursmaatregel die de ontsmetting regelt zal ook bepalingen moeten bevatten omtrent de taxatie van de waarde der te vernietigen voorwerpen. Als een fout zal het wel niet worden beschouwd dat door ons, meer dan in de bestaande wetten het geval is, aan latere regeling door de uitvoerende macht wordt overgelaten. De bezwaren toch van het opnemen van te veel details in de wet hebben zich reeds aan elk onzer meermalen doen gevoelen. de gemeenteraad, op voordracht van burgemeester en wethouders , een van die geneeskundigen tot dat lidmaatschap aan. Art. 4. By de aanvaarding hunner betrekking leggen de inspecteurs in handen van Onzen Minister van Binnenlandsohe Zaken en de plaatsvervangende inspecteurs in handen van den inspecteur den volgenden eed (belofte) af: Ik zweer (beloof) dat ik de verplichtingen, verbonden aan de betrekking van inspecteur (plaatsvervangend inspecteur) tih-at behooren en getrouw zal vervullen. Zoo waarlik helpe mij God Almachtig! (Dat beloof ik). De leden der gezondheidscommissiën leggen eeuen hiermede overeenkomeuden eed (belofte) af in handen van den burgemeester. Art. 5. De inspecteurs en plaatsvervangende inspecteurs zijn bevoegd, binnen de hun aangewezen dienstkringen, alle woningen, openbare gebouwen, scholen, bewaarscholen en andere bewaarplaatsen van kleine kinderen, ziekeninrichtingen, weeshuizen , gestichten van liefdadigheid, slaapsteden, fabrieken, werkplaatsen, magazjjnen, kazernen en gevangenissen binnen te treden, ten einde zich zooveel mogelijk bekend te maken met den toestand en de inrichting der gebouwen en met de verpleging der daarin verblijvende of werkzame personen, voor zooverre daarbij gezondheidsbelangen betrokken zyn. Die bevoegdheid kan echter niet uitgeoefend worden dan in het bijzijn, hetzij van den kantonrechter, hetzij van het hoofd of een der leden van het gemeentebestuur of van een commissaris van politie, wanneer moet worden binnengetreden in de in het vorig lid bedoelde gebouwen of gedeelten van gebouwen , voor zoover die niet voor het publiek toegankelijk zijn. Voor zoover tot het uitoefenen van die bevoegdheid het binnentreden van woningen , ondanks den wil der bewoners, noodig is, wordt bovendien voor den plaatsvervangenden inspecteur de schriftelijke last van den inspecteur, binnen wiens dienstkring de woning gelegen is, vereischt. Van dit binnentreden en van de redenen die daartoe geleid hebben, wordt door hem, die krachtens bovenstaande bepaling daarbij tegenwoordig is geweest, binnen tweemaal 24 uren op den ambtseed proces-verbaal opgemaakt en aan dengene, wiens woning, ondanks zijnen wil, is binnengetreden, in afschrift medegedeeld. Leden van gezondheidscommissiën hebben binnen de gemeente, waarin de commissie gevestigd is, gelijke verplichtingen en bevoegdheid , als in de vorige zinsneden omschreven, mits zij, voor zooveel het binnentreden van woningen, ondanks den wil der bewoners betreft, schriftelijk gemachtigd zyn door den geneeskundigen inspecteur, binnen wiens dienstkrinsr de wonincr gelegen is. Weigering van toelating of verhindering of belemmering van onderzoek is onverminderd zwaardere straffen in geval van daden van geweld of wederspannigheid, strafbaar met boete van f 0,50 tot f 75,00 of gevangenisstraf van 1 tot 45 dagen. Art 6. De in het voorgaand artikel genoemde personen zijn bevoegd van overtreding der wetten en algemeene provinciale of plaatselijke verordeningen , genoemd in artikel 16, ter bevordering van de volksgezondheid vastgesteld, proces-verbaal op te maken. De inspecteurs zenden hunne processen-verbaal, op den ambtseed opgemaakt, aan den officier van justitie, de plaatsvervangende inspecteurs aan den inspecteur, de leden van de gezondheidscommissiën aan den burgemeester. De inspecteur en de burgemeester zenden de bij hen ingekomen processen-verbaal met hun advies aan den officier van justitie. De leden van gezondheidscommissiën verwittigen den inspecteur van hetgeen zjj tot uitvoering van dit artikel hebben gedaan. Art. 7. Onze Minister van Binnenlandsche Zaken roept ten minste eenmaal 'sjaars de inspecteurs en, voor zoover hy dit noodig oordeelt, ook andere deskundigen, als gezondheidsraad bijeen , ter overweging van aangelegenheden van het geneeskundig Staatstoezicht , en ter vaststelling van den door de inspecteurs ten dien aanzien te volgen gedragslijn. Voornoemde Minister is voorzitter van den raad en benoemt uit diens midden een onder-voorzitter en een of twee secretarissen. Art. 8. Onder leiding van voornoemden Minister vormen de ondervoorzitter en secretaris of secretarissen eene centrale commissie aan welke is opgedragen: a. de voorbereiding van hetgeen in de volgende vergadering of vergaderingen van den gezondheidsraad behandeld moet worden; b. het ontwerpen van het jaarverslag over de handelingen van het geneeskundig Staatstoezicht en de zorg voor de verdere van het geneeskundig Staatstoezicht uitgaande publicatiën; c. het doen of laten doen van wetenschappelijke onderzoekingen , noodzakelijk tot de voorbereiding of behandeling van onderwerpen, in art. 1 dezer wet vermeld en bij het geneeskundig Staatstoezicht aanhangig. Art. 9. Aan den gezondheidsraad wordt door Ons jaarlijks eene som toegekend ter bestrijding der voor zijne werkzaamheden en die der centrale - commissie gevorderde uitgaven, waaronder begrepen zijn: de vacatiegelden en reis- en verblijfkosten, welke aan de deskundigen, in art. 7 bedoeld, overeenkomstig door Uns vast te stellen regelen worden toegekend voor het bijwonen' der vergaderingen van den raad en voor andere hun door den raad, in verband met bij hem aanhangige onderwerpen opgedragen werkzaamheden, benevens die aan de plaatsvervangende inspecteurs overeenkomstig art. 21 uit te keeren. Art. 10. Het jaarverslag, bedoeld in art. 8 b, wordt door den voornoemden Minister vastgesteld, aan Ons aangeboden en aan de .Hamers der Staten-Generaal medegedeeld. Art. u. De inspecteurs genieten eene vaste bezoldiging en vergoeding va5.. ur®e^"' reis" ei* verblijfkosten uit 's Rijks kas. Zn oetenen de geneeskunst of artsenijbereidkunst niet uit en bekleeden, zonder Onze toestemming, geene andere bediening. tfy algemeenen bestuursmaatregel wordt door Ons het aantal te benoemen inspecteurs vastgesteld, en worden tevens de grenzen bepaald der dienstkringen, onder het toezicht van eenen inspecteur te stellen, en de standplaatsen door deze in te nemen. De werkkringen en standplaatsen der inspecteurs, niet met toezicht over eenen dienstkring belast, worden hun door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken aangewezen. Art. 12. Bij ontstentenis of tijdelijke verhindering worden de werkzaamheden van den inspecteur waargenomen door een zijner ambtgenooten -of door een der plaatsvervangende inspecteurs, een en ander door Onzen Minister voornoemd aan te wijzen. Duurt de waarneming der inspectie door eenen plaatsvervangenden inspecteur vier weken of langer achtereenvolgend, dan heeft deze voor den tijd zyuer waarneming aanspraak op eene belooning, overeenkomende met de helft van het bedrag van de bezoldiging des inspecteurs, wiens plaats tijdelijk door hem wordt vervuld. Art. 13. De inspecteur kan mits met voorafgaande goedkeuring van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken aan de plaatsvervangende inspecteurs de behandeling of het onderzoek van bepaalde tot zijnen werkkring behoorende onderwerpen opdragen. Art. 14. De inspecteur dient gevraagd of ongevraagd van advies aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, aan Gedeputeerde Staten der provincie of provinciën en aan de besturen der gemeenten en andere autoriteiten binnen zijnen dienstkring. Deze besturen treden wederkeerig met hem in overleg omtrent alles wat tot de in art. 1 vermelde onderwerpen betrekking heeft. Art. 15. Wanneer onderwerpen van plaatselijke verordeningen, zorg voor de volksgezondheid of voor de ziekenverpleging ten doel hebbende, of wel voorstellen tot wijziging of intrekking van zoodanige verordeningen bij den gemeenteraad aanhangig worden gemaakt, legt het gemeentebestuur bij zijne voorstellen aan den gemeenteraad het daaromtrent van den inspecteur ingewonnen advies over, en doet van de door den raad genomen beslissingen mededeeling aan den inspecteur. De gemeentebesturen zenden hem opgave der in hunne gemeente overledenen, op daartoe door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken voorgeschreven tijd en wijze. Zij geven hem kennis van de vestiging, het vertrek, het overlijden van en van het neerleggen der praktijk door eenen geneeskundige, tandmeester, apotheker of eene vroedvrouw in hunne gemeente. Art. 16. Bij het voorkomen van de volksgezondheid bedreigende of buitengewone sterfte veroorzakende ziekte wint de inspecteur, hetzij persoonlijk, hetzij door tusschenkomst van eenen plaatsvervangen den inspecteur de noodige inlichtingen in omtrent haren aard en hare uitbreiding, en beraamt met de bevoegde overheden , bestuurders vau inrichtingen, gezondheidscommissiën, plaatsvervangende inspecteurs of geneeskundigen, de noodige maatregelen. Art. 17. Hij viseert kosteloos de bewijzen van bevoegdheid van hen, die zich binnen ziinen dienstkring als geneeskundige, tandmeester , apotheker, apothekersbediende of vroedvrouw vestigen. Art. 18. Hy vergezelt den officier van justitie by het bezoek in de krankzinnigengestichten, bedoeld bij art. 6 der wet van 27 April 1884 (Staatsblad n". 90). Behoudens het bepaalde bij art. 13 kan hij eenen plaatsvervangenden inspecteur, die tevens geneeskundige is, aanwijzen om hem hierby te vervangen. Art. 19. De plaatsvervangende inspecteurs staan den inspecteur, binnen wiens dienstkring zy gevestigd zijn, by in de vervulling zijner taak , en geven hem , gevraagd of ongevraagd, bericht omtrent de onderwerpen, in art. 1 dezer wet genoemd, inzonderheid omtrent overtredingen der geneeskundige wetten , handelingen in stryd met de belangen der volksgezondheid en gebeurtenissen, de volksgezondheid betreffende, die te hunner kennis komen. Zij wijden zich bepaaldelijk aan de opdrachten hun krachtens art. 13 gegeven. Ten opzichte van het onderzoek van apotheken hebben zy gelijke bevoegdheid als in art. 4 der wet van 1 Juni 1865 (Staatsblad n°. 61) aan de Commissiën uit de geneeskundige Baden is toegekend. Art. 30. De plaatsvervangende inspecteurs worden voor drie jaren benoemd. Aftredenden kunnen worden herbenoemd Art. 21. De plaatsvervangende inspecteurs ontvangen voor de werkzaamheden , hun krachtens art. 13 opgedragen, een vacatiegeld, benevens vergoeding voor reis- en verblijfkosten uit 's Ryks schatkist, het een en ander door Ons bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur te regelen. Art. 22. In de gezondheidscommissiën, te benoemen overeenkomstig art. 3, zyn behalve den geneeskundige of een der geneeskundigen , met de geneeskundige armenpraktijk belast, vier of meer andere leden ; alle deze leden worden voor drie jaren benoemd en zijn bij aftreding herkiesbaar. Hij die tot vervulling van eene tusschentijds opengevallen plaats wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop zyn voorganger aan de beurt van aftreding zou zijn gekomen. De gemeente voorziet in een lokaal en in de noodige kosten voor de vergaderingen, bureelbehoeften en schrijf- en drukwerk. Een gemeentelijk beambte kan aan de gezondheidscommissie als secretaris worden toegevoegd. Art. 23. De gemeenteraad stelt, met inachtneming der bepalingen van deze wet, eene instructie voor de gezondheidscommissie vast. Die instructie regelt de wijze waarop de gezondheidscommissiën aan burgemeester en wethouders behulpzaam zyn in het toezicht op de belangen der volksgezondheid en op de plaatselijke omstandigheden, welke daarop van invloed zijn, op de voorziening in de geneeskundige armenverzorging, vaccinatie en doodscliouw, alsmede hare verplichtingen ten aanzien van het toezicht op de levensmiddelen, het drinkwater en de woningen. Art. 24. De gezondheidscommissie geeft omtrent de genoemde onderwerpen gevraagd of ongevraagd advies aan den gemeenteraad, aan burgemeester en wethouders en den burgemeester, Zjj is bevoegd voorstellen en berichten te zenden aan den geneeskundigen inspecteur, binnen wiens dienstkring zy werkzaam is, die wederzijds gehouden is, tenzij in zeer eenvoudige of spoedeischende gevallen, omtrent alle zaken, de volksgezondheid in de gemeente betreffende met haar overleg te plegen. Art. 25. Het ontwerp van de in *ïrt. 23 bedoelde instructie en van eventueel daarin te brengen wijzigingen wordt door burgemeester «n wethouders vergezeld van net daaromtrent door hen van den inspecteur ingewonnen advies b\j den gemeenteraad ingediend. De gezondheidscommissiën geven jaarlijks in Maart aan burgemeester en wethouders en aan den inspecteur een verslag van hare handelingen in het afgeloopen jaar. Overgangsbepalingen. Art. 2«. De inspecteurs van het geneeskundig Staatstoezicht, die op het in art. 30 vermelde tijdstip in betrekking zijn, worden van rechtswege eervol ontslagen. Yoor zoover zij op dat tijdstip den ouderdom van vijf en zestig jaren hebben bereikt en niet worden herbenoemd , hebben zij levenslang aanspraak op een wachtgeld, gelijkstaande met hunne laatste jaarwedde, welk wachtgeld vervalt bij herplaatsing in eene Rijksbetrekking. Worden zij bij het in werking treden dezer wet benoemd tot inspecteur, dan kannen zij ook na hun later eervol ontslag aanspraak op het in de voorgaande zinsnede bedoelde wachtgeld doen gelden. Aan de inspecteurs die op het in art. 30 vermelde tijdstip den ouderdom van vijf en zestig jaren niet hebben be reikt en niet worden herbenoemd, wordt door Ons wachtgeld toegekend volgens de bepalingen van Ons besluit van 21 Juli 1869 (Staatsblad n°. 142). Art. 27. Op het in art. 30 vermelde tijdstip houden de geneeskundige raden op te bestaan. Art. 38. De bestemming der archieven, gelden en andere voorwerpen, die onder het beheer zijn van de inspecteurs en van de geneeskundige raden of van hunne secretarissen, wordt door Ons geregeld. Art. 39. Op het in art. 30 vermelde tijdstip worden de wetten van 1 Juni 1865 (Staatsblad n°. 58) en van 16 April 1867 (Staatsblad n°. 28) buiten werking gesteld. Art. 30. Deze wet treedt in werking op een tijdstip door Ons te bepalen. Tevens bepalen Wij den termijn binnen welken de gezondheidscommissiën in de gemeenten, waarvan de bevolking alsdan 15 000 zielen te boven gaat, moeten optreden. Memorie van Toelichting tot het door de Inspecteurs voor het geneeskundig Staatstoezicht voorgestelde ontwerp eener wet regelende het geneeskundig Staatstoezicht. Gedurende het bijna 80-jarig tijdperk dat verloopen is sedert de invoering der geneeskundige wetgeving, is de hygiënische wetenschap zoo krachtig vooruit gestreefd en zijn hare toepassingen zoo veelzijdig toegenomen, en hebben eveneens de samenlevingsvormen zoodanige wijzigingen ondergaan dat het wenschelyk is te onderzoeken in hoever de geneeskundige wetgeving van 1 Juni 1865 uit dien hóófde wijziging of aanvnlling behoeft, en dit te meer, daar verschillende leemten, gedurende dat tijdperk in die wetten ontdekt voorziening behoeven. Bij dit onderzoek blijkt van de behoefte aan een goed georganiseerd geneeskundig Staatstoezicht, dat niet door eene ondoelmatige arbeidsverdeeling buiten staat wordt gesteld persoonlijk die ervaring op te doen, welke noodig is om volledige voorlichting te kunnen geven omtrent zoovele onderwerpen, welke voor eene meer doeltreffende behartiging van de gezondheidsbelangen des volks grondig moeten worden gekend. De hier voorgestelde wijzigingen in de wet, regelende het geneeskundig staatstoezicht moeten dus worden beschouwd als het middel" waardoor zoo spoedig mogelijk de gelegenheid kan worden gegeven ook andere verbeteringen in onze wetgeving op sanitair gebied voor te bereiden. De eischen aan eene goede organisatie te stellen zijn: 1°. eene centrale directie, door welke al de van Regeeringswege op hygiënisch gebied te nemen maatregelen in overweging genomen , bestudeerd en ter uitvoering voorbereid kunnen worden; 2°. plaatselijke commissiën, die de hygiënische belangen en de naleving der hygiënische voorschriften ieder in haar krins bevorderen; e 3°. deskundige Regeringsambtenaren, uitsluitend aan hunne taak gewyd, die onafhankelijk van locale invloeden in ruimeren kring de toepassing der van Regeeringswege voorgeschreven maatregelen helpen verzekeren, het verband der van Regeeringswege en van gemeentewege te nemen maatregelen bevorderen en bestendigen, en, waar noodig, de plaatselijke besturen dienen met advies omtrent alles wat de toepassing der hygiënische voorschriften betreft. Eenigermate wordt thans aan die voorwaarden voldaan door: 1°. de afdeeling Medische Politie en de vergadering der geneeskundige inspecteurs, beide onder leiding van den Minister werkzaam; 2°. de geneeskundige raden; 3°. de op sommige plaatsen bestaande, maar niet door de wet voorgeschreven gezondheidscommissiën; 4°. de geneeskundige ambtenaren. Het komt ons wenschelijk voor, die grondslagen in hoofdzaak te behouden en die alleen aan te vullen, waar aanvulling door de ondervinding wenschelyk is gebleken. Onder de gebreken der wet staat bovenaan het gemis van een zelfstandig hygiënisch bureel, de beschikking hebbende over een laboratorium, waar de geneeskundige ambtenaren de gelegenheid hebben onderzoekingen te doen, die voor menig vraagstuk by de toepassing der gezondheidsleer eene bepaalde noodzakelijkheid zijn geworden, zooals o. a. by het geven van advies omtrent drinkwaterleidingen, het sluiten van begraafplaatsen , het afkeuren van voedingsmiddelen en dranken, het stellen van de diagnose omtrent sommige ziekten en de beoordeeling van daartegen aangewende geneesmethoden en andere onderwerpen, waarbij scheikundige en microscopische onderzoekingen onmisbaar zyn. Aan instellingen van hooger en middelbaar onderwys zyn wel laboratoria te vinden, maar deze zyn niet altyd beschikbaar; men neemt daartoe dus alleen de toevlucht , voor zoolang het geneeskundig Staatstoezicht geen eigene inrichting bezit. Ook is het nuttig dat het by de jaarlyksche vergadering van de ambtenaren-niet ontbreke aan de noodige) voorlichting der meest bekende specialiteiten op biologisch, V chemisch en physisch gebied , buiten den kring der ambtenaren. Daardoor zal ongetwijfeld de waarde der aan de Regeering te geven adviezen, waarop hare maatregelen berusten, moeten sty gen. Ook wordt meer eenheid van handelen der geneeskundige ambtenaren wenschelijk geacht. De jaarlijksche vergaderingen van die ambtenaren, waarvan de bedoeling reeds was, om door onderlinge samenwerking en voorlichting de noodige eenheid in het geneeskundig Staatstoezicht te verkrygen, hebben zeker tot dat doel veel bijgedragen , maar waren toch niet voldoende om dat gestadig verband onder de geneeskundige ambtenaren te brengen, waarvan de wenschelykheid menigmaal is gebleken. Ten einde aan een en ander te gemoet te komen is de redactie van het desbetreffende artikel eenigszins gewijzigd, worden aan de vergadering van geneeskundige inspecteurs ook enkele andere specialiteiten als lid toegevoegd en wordt het wenschelyk geacht, uit een drietal leden van die vergadering eene centrale commissie te vormen ter bevordering van het noodig verband der ambtenaren onderling, waar het de toepassing der algemeene maatregelen en de voorbereiding van in te voeren hervormingen betreft. Ter vervanging der geneeskundige raden wordt de benoeming van plaatsvervangende inspecteurs voorgesteld, terwyl ten einde, waar noodig, de besturen van grootere gemeenten , zonder afbreuk van hare autonomie, te verplichten de noodige aandacht aan de hygiënische belangen der gemeente te wijden, de oprichting van gezondheidscommissiën in gemeenten met eene bevolking van meer dan 15 000 zielen verplichtend gesteld wordt. Ofschoon gaarne wordt erkend, dat door verschillende ge- \ 1 neeskundige raden en individueele leden daarvan een gunstige / invloed op de toepassing der hygiëne werd uitgeoefend, meenen 7 wy toch, dat de halfjaarlijksche raadsvergaderingen in den regel geen aan de moeite en onkosten evenredig nut hebben teweeg-# gebracht. Het aantal geneeskundige ambtenaren (thans inspecteurs en adjunct-inspecteurs) wordt by dit ontwerp voorloopig onbepaald gelaten, toch ligt het niet in de bedoeling daarin vermeerdering te brengen, terwijl er naar gestreefd wordt om door betere verdeeling van arbeid en meer eenheid van leiding de vrucht- j \ baarheid van hunnen arbeid te verhoogen, waartoe al naar / gelang van individueelen aanleg of studie .der ambtenaren en j behoeften van den dienst, hunne plaatsing kan geregeld worden. Door opheffing der halfjaarlyksche vergaderingen van de geneeskundige raden, en het vervallen der bezoldigingen van voorliribtino- der meest bekende snecialiteiten od bioloerisch. V de secretarissen van deze raden, komen voldoende gelden beschikbaar om de voorgestelde verbeteringen in de organisatie aan te brengen. Dit wetsontwerp strekt dus om hoofdzakelijk door vereenvoudiging eenerzyds, door aanvulling anderzijds, de innerlijke kracht van het geneeskundig Staatstoezicht te versterken en in gebleken leemten der wet te voorzien. By de toelichting der artikelen zal het doel der wijzigingen nader blijken. Ad art. 2. u. De adjunct-inspecteurs vervallen ook wettelijk, gelijk feitelijk reeds langzamerhand is geschied. Daardoor wordt de organisatie vereenvoudigd en worden de moeilijkheden opgeheven, die bij herhaling ontstonden, omdat hun werkkring en verhouding tot de inspecteurs niet volledig zijn afgebakend. b. In plaats van de geneeskundige raden worden plaatsvervangende inspecteurs voorgesteld, die ongeveer dezelfde rechten \ en verplichtingen zullen hebben als thans de leden van de ge| neeskundige raden doch ten opzichte van welke meer vast zal j staan dat het hun plicht is den inspecteur bij te staan in de vervulling zijner taak. Het aantal inspecteurs, dat zonder te groote geldelijke opofferingen kan worden aangesteld, zal altijd te klein blijven dan dat elk van hen aan gezondheidsbelangen van zuiver localen aard voldoende aandacht zal kunnen wijden. Ten dezen opzichte zullen de plaatsvervangende inspecteurs namens hen moeten optreden. Aangezien in belangrijke gemeenten eene gezondheidscommissie zeer nuttig kan werken en op de oprichting van dergelijke commissie somtijds te vergeefs door de geneeskundige ambtenaren werd aangedrongen, wordt het . noodig geacht deze bij de wet voor te schrijven. Waar reeds ' op andere wijzen naar eene behoorlijke regeling van den ge• meentelijken gezondheidsdienst is gestreefd dient echter deze proefneming niet te worden belemmerd. Waar de gezondheidsbelangen van nabijgelegen gemeenten zoodanig samenhangen dat eenheid van leiding daarin noodig is, dient de verplichting tot het hebben van een gemeenschappelijk orgaan, met het toezicht daarover belast, aan de gemeentebesturen als eene verplichting te worden opgelegd. Ad art. 3. Terwijl de benoeming der plaatsvervangende inspecteurs aan den Koning blijft, is, door de samenstelling der gezondheidscommissiën over te laten aan de gemeentebesturen, hunne autonomie geëerbiedigd en mag verwacht worden dat noch de algemeene sanitaire Rijksbelangen, noch de locale belangen uit het oog verloren zullen worden. Door het overleg van burgemeester en wethouders met den geneeskundigen inspecteur voor de benoeming der leden, wordt het verband tusschen de gezondheidscommissiën en dezen ambtenaar bevorderd. Ad art. 4. Dit artikel komt overeen met art. 4 der bestaande wet, behoudens de aanvulling, die met het oog op de leden der plaatselijke gezondheidscommissiën noodig is. Ad art. 5. De bevoegdheid thans aan de inspecteurs, adjunctinspecteurs, leden en plaatsvervangende leden van de geneeskundige raden toegekend, wordt hier, wat laatstbedoeldenbetreft, overgebracht op de plaatsvervangende inspecteurs, terwijl de leden der plaatselijke gezondheidscommissiën datzelfde recht hebben in hun kring, maar alleen dan als zij daartoe door den inspecteur gemachtigd zijn. 2 zaï in deu fe8el in elke gemeente slechts aan enkele leden worden verstrekt, ingeval in die gemeente geen plaatsvervangend inspecteur is. a . YoJJedigheidshalye^yn in dit artikel nog opgenomen zieken- }l plaatsen ^' We n' bewaarscholen en klein-kinderbewuar- * o ï™. P°k ??,df magazijnen, die in art. 2 der wet van •/UrX (Staatsblad n. 95) genoemd zyn, toezicht te kunnen uitoefenen, is ook de opneming van magazijnen in dit artikel wenschelyk. Verder komt bij de voorgestelde radactie duidelijk uit dat het toezicht zich niet enkel over de inrichting der gebouwen zelve uitstrekt, maar alle gezondheidsbelangen omvat. levens is het recht tot binnentreden der woningen ondanks de bewoners, aan de geneeskundige ambtenaren gewaarborgd in verband met de door ons voorgestelde weglating van art 27 der epidemie wet. Ad art. 7. Het nut dat tot heden de jaarlyksche bijeenkomsten der geneeskundige ambtenaren opleverde, heeft ons geleid t*t" voors^el die te behouden en uit te breiden. Wy achten het echter wenschelijk, dat die vergadering niet * uitsluitend uit geneeskundige ambtenaren besta, maar dat ter \ verhoogmg van de waarde en het prestige harer adviezen daarin vb ook zitting nemen zy', die als de eersten op de verschillende v gebieden der wetenschap, die niet de Staatsgeneeskunst in verband staan . gelden. « De voorlichting van speciale deskundigen kan by de beraadslagingen niet altijd worden gemist; evenzeer zal die van tijd tot tyd onontbeerlijk zijn voor den inspecteur met het doen van wetenschappelijke onderzoekingen te belasten. Ad art. 8. De wetenschappelijke onderzoekingen kunnen tot de strikt noodzakelijke beperkt blijven. Hoofdzaak hierbij is dat er althans eemge gelegenheid voor de geneeskundige ambtenaren beschikbaar zij , alwaar zij de middelen kunnen vinden om een onderzoek te doen instellen omtrent zaken, welker kennis onvermijdelijk is bij het behoorlijk uitoefenen van hun dienst. ij v?iemlS dezer onontbeerlijke hulpmiddelen deed zich herhaaldelijk gevoelen by het ernstig streven om verschillende waargenomen feiten te verklaren. Intusschen zal, blijkens de eerste woorden van dit artikel sub lit. c, het in werking treden der wet niet behoeven te wachten op de inrichting van een eigen lokaal voor wetenschappelijke onderzoekingen voor de centrale commissie. Zy kan / / ? zoolang zij dit niet bezit, laten onderzoeken in laboratoria aan v*' " inrichtingen van hooger of middelbaar onderwijs verbonden of bij particulieren. Het is noodzakelijk haar daarvoor, en voor hare overige werkzaamheden, de beschikking over eenigegeldmiddelen te geven. Het bezit van een eigen hygiënische werkplaats ligt echter in de bedoeling. Wij vleien ons, dat met zeer weinig kosten het benoodigde 1Siini.M te maken? de kosten der inrichting worden, na opzettelyk onderzoek, op hoogstens f3500 voor ééns geraamd terwyl de jaarlyksche uitgaven voor onderzoekingen, 'tzij in de eigen werkplaats, 't zij elders een-bedrag van f3000 's jaars niet zullen behoeven te overschrijden. Ad art. 11. Het schijnt wenschelijk, het Rijk in zes geneeskundige inspectiën te verdeelen en een of twee inspecteurs be- V schikbaar te houden voor het centraal bureau en het laboratorium . aan wie dan ook kan worden opgedragen, by verhindering of ' ontstentenis van een zyner ambtgenooten, diens district tiidelijk waar te nemen. Ad art. 12. Deze bepaling is door opheffing der betrekking van adjunct-inspecteur noodzakelijk geworden. re(jenen van comptabelen aard is het wenschelijk dat de aan de plaatsvervangende inspecteurs door de inspecteurs te geven opdrachten steeds door den Minister van Binnenlandsche Zaken worden goedgekeurd. In de benoeming van de commissie voor apotheken-visitatie kan ook op deze wyze worden voorzien, immers art.'-13 geeft den inspecteur tot het benoemen der gew N -et ie commissiën voldoende recht, terwijl de besluiten van uen gezondheidsraad eenheid in dezen zullen waarborgen. Zoolang de bestaande wet , regelende de uitoefening der artsenij bereidkunst niet is gewyzigd kan dus aan hare voorschriften nog word'en voldaan. Ad al l\ I5; I!eze redactie wordt boven die der 3de alinea van art. 14 der bestaande wet verkozen, omdat de ondervinding leerde, dat meermalen eerst nadat maatregelen in het belang der volksgezondheid door gemeentebesturen waren vastgesteld of gewyzigd, aan den inspecteur uit de toezending der verordening if 'j ra,a.4 zlc^ met de behandeling daarvan had bezio- gehouden, waarbij overleg en toelichting zijnerzijds somtijds zeer gewenscht zou geweest zyn. Ad art. 19 Aangezien in den regel door de plaatselijke gezondheidscommissiën althans voor een deel voorzien zal worden in de behoefte aan geneeskundig toezicht in de grootere gemeenten, zal het toezicht der plaatsvervangende inspecteurs zien vooral tot de kleinere gemeenten kunnen bepalen. Ad art. 20. De periodieke aftreding omtrent de leden der geneeskundige raden in art. 25 der bestaande wet voorgeschreven , wordt behouden, in dien zin dat ieder plaatsvervangend inspecteur voor drie jaren, aanvangende met zijne benpöiumg, wordt aangesteld. Voor uitsluiting van herbenoeming vinden wy geen reden; deze zou in het nadeel van den dienst kunnen zyn. Ad art. 22. De heilzame invloed van verscheidene gezondheidscommissie^ op de sanitaire belangen der gemlenten, leidt er toe om de oprichting van dergelijke commissiën voor alle gemeenten boven 15 000 zielen en daar waar dat verder door Oredeputeerde Staten der provincie, den gemeenteraad gehoord, n0°dzakelijk wordt geacht, in het algemeene belang verplichtend te stellen. ë Daar m dergelijke commissiën, naar de ondervinding leerde, ieder die de hygiënische wetenschap of een onderdeel daarvan tot een onderwerp van studie maakte, op zyneplaats kan zijn. hetzy hy geneeskundige of scheikundige, veearts, fabrikant of ingenieur is, en hier veel van locale en individueele omstandigheden afhangt, meenen de ondergeteekenden de samenstelling der commissiën geheel aan den gemeenteraad te moeten overlaten. Alleen wordt noodzakelijk geacht dat de gemeentegeneeskundige of een der gemeente-geneeskundigen, door zijne betiekkmg bekend met de behoeften op sanitair gebied vooral van de onvermogenden, in de commissie zitting hebbe. Ad art. 23. De geneeskundige armenverzorging, vaccinatie en doodschouw zyn hierbij afzonderlijk genoemd, daar zij bovenal voortdurend de aandacht behoeven. Uit de redactie van het artikel bljjkt dat ook toezicht op de verder daarin genoemde onderwerpen door ons geacht wordt tot de taak der gemeentebesturen te behooren. Evenwel is het; al of niet maken van verordeningen over deze onderwerpen voorloopig nog aan de autonomie der gemeentebesturen overgelaten. Ad art. 24 en 25. Hierdoor wordt getracht zoo veel mogelijk de sai^nwerking, of althans het overleg, tusschen de commissiën en Hen inspecteur te verzekeren. "i Art. 5. Vervoer van lijders aan eene besmettelijke ziekte naar een ziekenhuis of naar hunne woning en vervoer van voorwerpen naar de plaats voor ontsmetting bestemd is geoorloofd. Dit vervoer naar andere dan de opgenoemde plaatsen kan door Onze Commissarissen in de provincie worden toegestaan wanneer bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken. Van de hiertoe verleende vergunning wordt onmiddellijk kennis gegeven aan den burgemeester der gemeente, waar zich de lijder of het voorwerp bevindt, door wiens zorg, indien het vervoer naar eene andere gemeente moet geschieden, de burgemeester van de gemeente van doorvoer of bestemming gelijke kennisgeving ten spoedigste ontvangt Bij elk vervoer, iu dit artikel bedoeld, worden ten koste van dengeen , op wiens verzoek het geschiedt, de noodige voorzorgen tegen overbrei-ging van besmetting genomen, en na afloop daarvan de voer- of vaartuigen, waarmede het heeft plaats gehad, onmiddellijk ontsmet. Art. 6. Bewoners van huizen, keten, woonwagens of vaartuigen, waarin eene besmettelijke ziekte voorkomt, mogen gedurende den tijd, waarin het in art 3 bedoelde kenmerk daaraan is bevestigd , geene scholen bezoeken. De hoofden of bestuurders dier inrichtingen mogen hen daarin, zoolang het verbod duurt, niet toelaten. De burgemeester zorgt op de hem meest gepast voorkomende wijze dat zij kennis bekomen van de gevallen van besmettelijke ziekte, die voorkomen in de gezinnen waaruit kinderen bij hen ter school gaan. Dit artikel is op een geval van kraamvrouwenkoorts (febris puerperalis) niet toepasselijk. Onder scholen verstaat deze wet: kinderbewaarplaatsen en scholen in 'den meest uitgebreiden zin, met uitzondering van de Polytechnische school en universiteiten. Art 7. Ieder ingezetene is verplicht vóór den afloop van het eerste levensjaar van eiken minderjarige, met wiens verzorging hü volgens wettelijke voorschriften is belast, aan het gemeentebebestuur zijner woonplaats eene verklaring in te leveren , afgegeven door eenen bevoegden geneeskundige, waaruit blijkt dat de minderjarige de koepokinenting heeft ondergaan of aan pokken heeft geleden. Indien uit bovenbedoelde verklaring blijkt dat de inenting het opkomen van koepokken ten gevolge heeft gehad wordt daarvan aan den belanghebbende door den burgemeester een bewijs uitgereikt. De inlevering eener verklaring, als in het eerste lid bedoeld, moet vóór het einde van elk volgend levensjaar van den minderjarige worden herhaald, zoolang niet het bewijs van het opkomen van koepokken of het geleden hebben aan pokken is verkregen, of uit de verklaring van eenen bevoegden geneeskundige blijkt dat eene minstens zes maanden na afloop der vorige inenting verrichte herenting zonder gevolg is gebleven. Art. 8. In elke gemeente wordt door de zorg van het gemeentebestuur minstens tweemalen 'sjaars gelegenheid gegeven tot kostelooze inenting en herinenting. Die gelegenheid wordt minstens eenmaal 's maands gegeven , wanneer Onze Minister van Binnenlandsche Zaken ter algemeene kennis heeft gebracht, dat de pokken in eenig deel van het Rijk epidemisch verbreid zijn en minstens eenmaal 's weeks, wanneer in de gemeente pokken voorkomen. Tijd en plaats voor de inenting wordt by openbare aankondiging ter algemeene kennis gebracht. De verstrekking van deugdelijke koepokstof is een voorwerp van de aanhoudende zorg der Regeering. Jaarlijks wordt daarvoor eene som op de Staatsbegrooting gebracht. Art. 0. De geneeskundigen zijn verplicht bij elke door hen verrichte koepokinenting of herhaling daarvan aan den belanghebbende eene verklaring daaromtrent uit te reiken, en indien de ingeente persoon hun minstens vijf of hoogstens vijftien dagen na het verrichten der inenting andermaal wordt vertoond van den uitslag der inenting kosteloos aanteekening te doen op voormelde verklaring. Art. 10. De burgemeester is na gehouden overleg met den geneeskundigen ambtenaar, eenen door dezen aangewezen plaatsvervangenden inspecteur, of, in spoedeischende gevallen, een in de gemeente practiseerenden geneeskundige bevoegd: lijders aan eene besmettelijke ziekte, die zich in slaapsteden, logementen, woonwagens of vaartuigen bevinden , naar de voor zijne gemeente gebruikelijke gelegenheid tot afzondering en verpleging te doen overbrengen, indien de toestand van den lijder overeenkomstig de verklaring van eenen geneeskundige zulks gedoogt; schippers van vaartuigen, waarop zich een lijder aan eene besmettelijke ziekte bevindt, voor den tijd, gedurende welken het kenmerk bedoeld in art. 3 aan het vaartuig is bevestigd, met hun vaartuig eene door hem aangewezen ligplaats, desnoods buiten gemeenschap met den wal te doen innemen; > in huizen, keten of vaartuigen, alwaar voedingsmiddelen of dranken, kleedingstukken of lompen worden bewaard, verkocht of verwerkt en in slaapsteden, koffiehuizen of logementen voor den tijd waarin daaraan het kenmerk , bedoeld in art. 3 is bevestigd, de uitoefening dier neringen of het, voortzetten der aldaar uitgeoefende bedrijven te verbieden , alsmede het onderwijs te doen staken in scholen, die brandpunten van besmetting zijn of dreigen te worden; huizen, keten, woonwagens of vaartuigen, welke brandpunten van besmetting zijn of dreigen te worden, te doen ontsmetten; besmette of van besmetting verdachte voorwerpen in beslag te doen nemen om ze te doen ontsmetten. ° Art. 11. Bij het verschijnen of dreigen van besmettelijke ziekten kunnen burgemeester en wethouders na gehouden overleg met den geneeskundigen ambtenaar, eenen door dezen aangewezen plaatsvervangenden inspecteur of, in spoedeischende gevallen, eenen in de gemeente practiseerenden geneeskundige: ten koste van de gemeente verzamelingen van mest en ander vuil, waar deze zich ook bevinden , doen opruimen, onschadelijk maken of desnoods vernietigen, goten , slooten en riolen doen reinigen en andere voorzieningen tot bevordering der openbare reinheid treffen, echter niet dan nadat hij, wien het aangaat, in de gelegenheid is gesteld binnen een door hen te bepalen termijn, daarin op eigen kosten te voorzien; pompen of andere inrichtingen tot verkrijging van drinkwater af te sluiten, waar dit tot voorkoming van uitbreiding eener besmettelijke ziekte noodig wordt geacht. Art. 13. Indien uit eene schriftelijke verklaring van den geneeskundigen ambtenaar de epidemische verbreiding van eene der in art. 1 genoemde ziekten of het dreigen daarvan blijkt, kunnen door Ons b\j algemeenen bestuursmaatregel voor eenen bepaalden tijd voor net geheele Rijk of voor deelen daarvan voorschriften worden gegeven met betrekking tot: de afzondering der personen, die daaraan lijdende zijn, het binnentreden der woningen, waaraan het in art. 3 bedoelde kenmerk dier ziekte is aangebracht, en tot het vervoer van voorwerpen, door welke de besmetting kan worden overgebracht, en verder het houden van kermissen, jaar- of weekmarkten en dergelijke volksbijeenkomsten worden verboden. Die maatregel blijft slechts één jaar van kracht, tenzij hij binnen dat tijdperk door de wet bekrachtigd zij. Art. 13. Indien door een der maatregelen in arfc. 10 of 11 genoemd voor de daardoor getroffen personen gebrek aan het benoodigde voor levensonderhoud, ligging of dekking ontstaat, zijn burgemeester en wethouders bevoegd daarin zooveel mogelijk uit de gemeentekas te voorzien. Art. 14. In iedere gemeente wordt door het gemeentebestuur minstens ééne gelegenheid tot afzondering en verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten ingericht overeenkomstig de voorschriften daaromtrent voor elke gemeente door Gedeputeerde Staten, den geneeskundigen ambtenaar gehoord, te geven. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd daarbij de toepassing van de artt. 121 en 122 der gemeentewet ^an^te bevelen. Art. 15. Onverminderd art. 6 der wet van 10 April 1869 (Staatsblad n\ 65) kan de burgemeester, indien de zorg voor de gezondheid van de bewoners van het sterfhuis of van de bevolking dit vereischt, des noodig ten koste van de gemeente, onmiddellijk vervoer van overledenen aan eene besmettelijke ziekte (kraamvrouwenkoorts uitgezonderd) naar het lijkenhuis gelasten. Art. 10. Overledenen aan eene besmettelijke ziekte (kraamvrouwenkoorts uitgezonderd) mogen niet dan met verlof van den burgemeester worden vervoerd naar andere dan de voor de ingezetenen gebruikelijke , algemeene of bijzondere begraafplaatsen. Art. 17. Waar in deze wet van ontsmetting sprake is wordt daaronder verstaan de uitvoering der door Ons bij algemeenen bestuursmaatregel gegeven voorschriften door de personen, daartoe ingevolge dien maatregel aangewezen. Bij dezen bestuursmaatregel worden tevens vastgesteld het model der kennisgeving bedoeld in art. 2, van de verklaringen bedoeld in art 3, 7 en 9 en van de bewijzen bedoeld in art. 7 benevens de wijze, waarop door de gemeentebesturen van de afgifte dezer laatste aanteekening wordt gehouden, de inrichting van het kenmerk bedoeld in art. 3; de voorzorgsmaatregelen te nemen by elk vervoer van lijders of overledenen aan eene besmettelijke ziekte en by elk vervoer van besmette of van besmetting verdachte voorwerpen. De formulieren der modellen en verklaringen bedoeld in art. 2, 3, 7 en 9 zijn voor de geneeskundigen op hunne aanvraag b\j de gemeentebesturen voor Rijksrekening kosteloos verkrijgbaar. Art. 18. In gemeenten, die ingevolge art. 2 der wet regelende het Geneeskundig Staatstoezicht eene gezondheidscommissie hebben, komen de kosten van ontsmetting ten laste der gemeenten, die echter uit 's Ryks schatkist eene tegemoetkoming ontvangen in de jaarlyksche onkosten van haren ontsmettingsdienst. Deze is aldaar geplaatst onder het toezicht van den voorzitter der gezondheidscommissie. In gemeenten, waar geene gezondheidscommissie is, komen de kosten van ontsmetting ten laste van het Rijk, doch wordt door de gemeente voor elke ontsmetting eene vergoeding aan 's Rijks schatkist betaald, naar een door Ons vast te stellen tarief. De Rijksontsmettingsdienst staat onder het toezicht der geneeskundige inspecteurs of van de door hen daarmede belaste plaatsvervangende inspecteurs. Art. 19. Indien naar het oordeel van hem, die met het toezicht op den ontsmettingsdienst is belast, eenig aan ontsmetting te onderwerpen voorwerp daardoor zijne waarde geheel zou verliezen , of de kosten der ontsmetting die waarde zouden overtreffen , is de burgemeester bevoegd zoodanig voorwerp te doen vernietigen, tenzij de eigenaar zich voor de kosten der ontsmetting aansprakelijk stelt. Schadeloosstelling wegens vernietiging van bovenbedoelde voorwerpen of wegens voortdurende of tijdelijke onbruikbaarmaking van voorwerpen door de ontsmetting kan niet worden gevorderd; doch wordt door Ons, indien blijkens eene verklaring van den geneeskundigen inspecteur de billijkheid dit eischt, tot een bedrag van hoogstens twee derden der veroorzaakte schade verleend uit 's Rijks schatkist. Art. 20. De burgemeester, alleen of vergezeld van de door hem daartoe noodig gekeurde en aangewezen personen, is bevoegd de woningen der ingezetenen huns ondanks tusschen zons- op- en ondergang binnen te treden ter uitvoering van de bepalingen dezer wet of van de krachtens deze wet uitgevaardigde besluiten. De ambtenaren en beambten van den ontsmettingsdienst hebben, mits voorzien van een bevelschrift van den burgemeester, gelijke bevoegdheid ter uitvoering der ingevolge deze wet voorgeschreven ontsmettingsmaatregelen. Art. 21. Indien naar het oordeel van den geneeskundigen inspecteur door een burgemeester of door het bestuur van eene tot zijnen dienstkring behoorende gemeente niet of niet naar behooren wordt medegewerkt tot uitvoering dezer wet, geeft hij aan dezen, onder aanhaling van dit wetsartikel, schriftelijk zijn advies omtrent de door hem noodig gekeurde maatregelen, met vermelding van den termijn, binnen welken deze zouden moeten worden uitgevoerd. Yan dit advies zendt de geneeskundige inspecteur te gelijkertijd een afschrift aau Onzen Commissaris in de provincie. Zoo spoedig mogelijk, uiterlijk terstond na afloop van den termijn door den geneeskundigen inspecteur gemeld, is de burgemeester of het gemeentebestuur verplicht aan den Commissaris schriftelijk kennis te geven dat aau het advies is gevolg gegeven of, zoo niet, welke bezwaren de uitvoering der noodig gekeurde maatregelen hebben belet. Yan deze kennisgeving zendt de burgemeester of het gemeentebestuur tegelijkertijd een afschrift aan den geneeskundigen inspecteur. Door Onzen Commissaris wordt aan beide partijen ten spoedigste medegedeeld welke beslissing omtrent hierbij gebleken verschilpunten door hem wordt genomen, en zoo noodig uitvoering gegeven aan het advies van den geneeskundigen inspecteur. Art. 22. Provinciale en gemeentebesturen behouden de bevoegdheid tot het vaststellen van reglementen of verordeningen tot voorkoming, wering of beteugeling van besmettelijke ziekten, voor zoover zy niet in strijd zyn met de bepalingen dezer wet. Strafbepalingen. Slotartikel. Deze wet treedt in werking Zij wordt aangehaald als: „ziektewet". Memorie van Toelichting op het door de Inspecteurs voor het Geneeskundig Staatstoezicht voorgestelde ontwerp eener gewijzigde wet ter voorkoming van de uitbreiding van besmettelijke ziekten. De volgorde der artikelen van de bestaande wet doet de ogica van deirgeda,chtengang, waaruit zy voorkwamen, weinf8, uitkomen. Zoo byv. is het eenigszins vreemd dat in art 2 plotseling gesproken wordt van maatregelen ten opzichte van in slaapsteden en logementen zich bevindende lijders zonder dat eer&t blijkt hoe de burgemeester met hunne aanwezigheid aldaar bekend kan zyn; zoo schijnt het weinig logisch eerst de maatregelen te vermelden, die kunnen worden genomen om daarna te komen tot die welke altijd en overal moeten worden stellen ' GnZ' ^at WÜ wijziging dier volgorde voor- ^er ?ekte11' waarop de wet toepasselijk is, volgt de behandeling der wijze, waarop de ziektegevallen ter kennis van de overheid komen, hoe daarbij ten opzichte der besmette woningen, hare bewoners en de daarin aanwezige voorwerpen zal worden gehandeld, de algemeen geldige bepalingen omtrent voorbehoeding tegen pokken enz. Daarna worden behandeld de exceptioneele bevoegdheden bij besmetïngagevaar aan den burgemeester, aan de gemeentebesturen aan de landsregeenng toegekend, de daarbij toepasselijke be- ntlïw ƒ mtren,t het- begfaveü van iijken, en eindelijk die mtrent den ontsmettingsdienst en de verhouding tusschen de geneeskundige ambtenaren en de burgerlijke overheidspersonen. Under de wijzigingen, door ons aangebracht, zijn er, die reeds zoo dikwyls besproken zijn dat we het overbodig oordeelen daarover thans hier nog in uitweidingen te treden. r?5 °j a' dJ> wijziging der lijst van ziekten, de verplichte aangifte door den geneesheer, de verplichte ontsmetting der woningen binnen de grenzen hiervoor by algemeenen bestuursmaatregel aan te geven , de verplichte vaccinatie in het lste levensjaar, de algemeene verspreiding van inrichtingen (hoe eenvoudig dan ook ingericht) ter verpleging van lijders, enz. Als iets nieuws kan misschien worden beschouwd de bepaling van art. 13, waarbij de gemeentebesturen worden bevoegd verklaard, zooveel mogelyk te gemoet te komen aan de bezwaren die voor de bewoners van besmette huizen uit de in het algemeen belang genomen maatregelen kunnen voortvloeien , voor zooverre althans daarvan gebrek voor hen het gevolg zoude zün. liet is bekend dat vele besturen in dezen zin handelen, het voorgestelde artikel echter zal ook diegenen daartoe opwekken, die thans nog meenen dat de bepalingen, omtrent de onder- arne^-fei hen daarvanbehooren te weerhouden. De billykheid toch van zoodanige tegemoetkoming behoeft zeker geen betoog. Eene bepaalde schadeloosstelling in net algemeen te verleenen zou daarentegen ongewenscht moeten neeten, wyl zy naar wy vreezen de zorgeloosheid zou bevor- «e w.' Vï. bovendien ook practisch onuitvoerbaar zou zijn. J1*s, OU vermetaging van eigendom zouden wy het voorschrift x^i-ar der Grondwet, dat zij niet dan tegen schadeloos-, stelling mag geschieden, op de wijze, als by dat grondwets-