VOORBERICHT. De invoering der zoogenaamde kinderwetten is van grooten invloed geweest op ons burgerlijk recht. Zij maakt echter ook noodzakelijk eenige meerdere kennis van ons Strafstelsel, dat mede ten gevolge dier wetten veranderingen onderging. In verband daarmede scheen het gewenscht een populaire schets te ontwerpen van de weinig gekende beginselen en hoofdbepalingen van ons Strafrecht in het algemeen en tevens van het Strafstelsel, met inbegrip van hetgeen door of ten gevolge van de bedoelde invoering is veranderd en noodzakelijk door ieder behoort te worden gekend. Een eenvoudig en voor allen begrijpelijk overzioht van een en ander zal veel ophelderen wat voor de groote menigte duister is en toch behoort onder de zaken, waarvan de kennis in een beschaafd land het gemeen goed van allen behoort te zijn. Schrijver en uitgever zijn overtuigd, dat ook deze populaire schets, in zeer beknopten vorm vervat, zoodat de stof gemakkelijk te verwerken is, velen welkom zal zijn, en dat ook door deze uitgave er iets toe zal worden bijgedragen om de wetten meer en meer te maken tot een open boek voor het volk, een boek dat in wijden kring eenvoudige kennis vermeerdert en menige dwaling en menig misverstand wegneemt. DE SCHRIJVER. Hillegom, Aug. 1905. < Geschiedenis van het strafwetboek. Toen ons land deel uitmaakte van het Fransche keizerrijk, werden hier, op 1 Maart 1811, de Fransche wetboeken ingevoerd, waaronder ook de Code Pénal of het wetboek van strafrecht. Niettegenstaande vroeger gedane pogingen om een nationaal strafwetboek te verkrijgen, is het Fransche recht op dit gebied hier te lande van kracht geweest tot het jaar 1886. Er werden van tijd tot tijd wel eenige wijzigingen aangebracht, waaronder b.v. de afschaffing der doodstraf; maar een volledig Nederlandsch wetboek van strafrecht is eerst tot stand gekomen bij de wet van 7 Maart 1881. Toen waren er nog verschillende afzonderlijke wetten voor de invoering van het wetboek noodig. Op den 1 September 1886 heeft die invoering plaats gehad. Van de wetten, die noodig waren om tot de invoering te geraken, zyn vooral belangrijk die, waarbij ZÜD aangewezen de gestichten, waar, hetzij gevangenis, hetzij hechtenis wordt ondergaan en van aanverwante gestichten. En voorts die, waarbij de beginselen van het gevangeniswezen z\jn vastgesteld. Op deze onderwerpen komen wij in den loop van dit werk terug. Algemeene begrippen omtrent overtreding der strafwet. Wat overtreding der strafwet is. Strafbaar is ieder die met opzet een feit pleegt, door de wet strafbaar gesteld. Het is niet noodig, dat hij er zich van bewust is, de strafwet te hebben overtreden. Opzet. In 't algemeen is voor het bestaan van een misdrijf opzet een vereischte; maar er zijn feiten, die de algemeene veiligheid van personen of goederen in gevaar brengen of hinder aan bijzondere personen berokkenen, en wel op zoodanige wijze dat ook onvoorzichtigheid, nalatigheid of gebrek aan voorzorg strafbaar zijn. Zoo kan ook het schenden van een wetsplicht, zonder opzet gepleegd, de maatschappelijke orde in gevaar brengen of de rechten van bijzondere personen aantasten. In deze gevallen is daarom, behalve de persoon die met opzet handelt, ook strafbaar degene aan wiens schuld het feit te wijten is. Bij uitzondering is dus een misdrijf strafbaar zonder opzet. — Voorbeelden hiervan. De ambtenaar die, belast met de bewaking van iemand die op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid is beroofd, hem opzettelijk laat ontsnappen of bevrijdt, of bij zijne bevrijding of zelfbevrijding behulpzaam is, wordt gestraft, maar hij wordt ook gestraft, indien de ontsnapping, bevrijding of zelfbevrijding aan zijn schuld te wjjten is. Hy kan b.v. slecht de wacht hébben gehouden of, door slecht toezicht, een ander in de gelegenheid hebben gesteld om de bevrijding te bewerkstelligen. De ambtenaar, met het opsporen van strafbare feiten belast, die opzettelijk niet voldoet aan de vordering om van eene wederrechtelijke vrijheidsberoving te doen blijken of daarvan aan de hoogere macht niet onverwijld kennis geeft, wordt gestraft, maar hij wordt ook gestraft wanneer het verzuim aan zijne schuld te wijten is. Later zullajfc wij zien, dat de strafbare feiten 1/ onderscheiden worden in twee soorten, namelijk misdrijven en overtredingen. Bij overtredingen behoeft een onderzoek naar het bestaan van opzet niet te worden ingesteld. Daér is het alleen maar de vraag of de beklaagde iets in strijd met de wet heeft gedaan of nagelaten. <* Bijkomende straffen. De bijkomende straffen, die in bepaalde gevallen behalve de hoofdstraf kunnen worden opgelegd, zijn: ontzetting van bepaalde rechten, plaatsing in een rijkswerkinrichting, verbeurdverklaring \an bepaalde voorwerpen, en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Ontzetting van rechten. De rechten waarvan de schuldige in bepaalde gevallen b\j rechterlijke uitspraak kan worden ontzet, zyn van verschillenden aard. Feitelijk komen de volgende voor: het bekleeden van alle ambten of van bepaalde ambten, het dienen bjj de gewapende macht, het kiezen en de verkiesbaarheid, het uitoefenen van bepaalde beroepen, het zijn van gerechtelijk bewindvoerder, zooals de provisioneele bewindvoerder bij onder curateele-stelling, die over krankzinnigen in een gesticht opgenomen en die over afwezigen. Duur der gevangenisstraf. De gevangenisstraf is levenslang of tijdelijk. De duur der tijdelijke gevangenisstraf is ten minste een dag en ten hoogste vijftien achtervolgende jaren. Zij kan echter voor twintig achtereenvolgende jaren worden opgelegen, in enkele gevallen, zooals wanneer op het misdrijf levenslange en tijdelijke gevangenisstraf, ter keuze van den rechter, zijn gesteld. Zoogenaamde celstraf. Gevangenis van vyf jaren of minder, wordt geheel in afzondering doorgebracht. Gevangenis van langeren duur wordt gedurende de eerste v\jf jaren in afzondering ondergaan. De minister van justitie kan op verzoek van den veroordeelde dezen vergunnen zijnen verderen straftijd ook in afzondering door te brengen. Afzonderlijke opsluiting wordt niet toegepast: 1. Op hen die tijdens hunne veroordeeling den leeftijd van veertien jaren niet hebben bereikt; 2. op gevangenen boven den leeftijd van zestig jaren, tenzij op eigen verzoek; 3. op gevangenen die daarvoor na geneeskundig onderzoek blijken ongeschikt te zjjn. Arbeid van gevangenen. De gevangene is verplicht tot het verrichten van den hem opgedragen arbeid. Arbeid van hen die hechtenis ondergaan. Tig die tot hechtenis veroordeeld is houdt zich bezig met zoodanigen arbeid als hjj verkiest. Over de opbrengst van zijn arbeid heeft hij de vrije beschikking. Wanneer hjj zich niet met eenigen arbeid wil bezighouden, dan wordt hij onderworpen aan de bovenvermelde bepaling omtrent hen die gevangenisstraf ondergaan. Wat de cel is. De cel is een verblijf van ongeveer acht vierkante meters, spaarzaam verlicht, omdat het licht door matglas binnenvalt; zy heeft geen uitzicht en is, behalve het allernoodzakelijkste voor menschelyke verrichtingen, niet van meubelen voorzien. De beambten brengen nu en dan een vluchtig bezoek aan de cel, waarbij, vooral van de zyde van den gevangene, alles zoo stil mogelyk in zijn werk gaat. Opneming van kinderen. Met gevangenen of met verpleegden (dit laatste ziet op hen die verblyf houden in de Rijkswerkinrichtingen en Rijksopvoedingsgestichten), kunnen in het gesticht worden opgenomen, kinderen die niet van de ouders kunnen worden gescheiden. „Gesticht" is eene algemeene benaming, zoodat onder die benaming ook de gevangenissen begrepen zyn. De bedoelde kinderen, en ook de kinderen welke mochten worden geboren nadat de moeder reeds in het gesticht is opgenomen, worden zoo mogelyk verwijderd, zoodra zy de zorg der ouders kunnen ontberen. In alle behoeften van deze kinderen wordt ten laste van het Ryk voorzien. Kleeding. Gevangenen die nog niet veroordeeld zijn, voor zoover zij daaraan behoefte hebben, en gevangenen, die reeds veroordeeld zyn en wier straf den tijd van 2 drie maanden te boven gaat, worden van Rijkswege gekleed, evenals de verpleegden. Veroordeelde gevangenen, wier straf den tijd van drie maanden niet te boven gaat, blijven in den regel hun eigen kleeding dragen. Lesen in de gestichten. In de gestichten is eene bibliotheek aanwezig, waaruit aan de gevangenen en verpleegden boeken ter lezing worden verstrekt. Het lezen van couranten wordt aan hen in geen geval vergund. Beweging. Alle gevangenen en verpleegden nemen dagelijks, wanneer het weder het toelaat, tenminste een half uur beweging in de open lucht, op de daarvoor ingerichte plaatsen. Aan de verpleegden in de Rijksopvoedingsgestichten kan, voor zoover zij zich goed gedragen, door de colleges van regenten worden vergund onder behoorlijk geleide buiten het gesticht te gaan wandelen. De celkap. Aan hen die eene straf in afzondering ondergaan, wordt een celkap verstrekt, die zij in de strafgevangenissen moeten dragen en in de huizen van bewaring mogen dragen, zoo dikwijls zij door mede-gevangenen kunnen worden gezien. Dracht. In de strafgevangenissen dragen de mannen, wier straf den tjjd van drie maanden teboven gaat, kort afgesneden hoofdhaar en geen baard. Alle andere gevangenen en verpleegden worden daartoe genoodzaakt indien dit uit een oogpunt van reinheid noodig wordt geacht. Briefwisseling. De briefwisseling van of met gevangenen en verpleegden, staat onder contróle van het gestichts-bestuur. Brieven die niet mogen worden uitgereikt aan den gevangene of verpleegde aan wien zy geadresseerd z^jn, alsmede brieven waarvan de verzending niet wordt toegelaten, worden vernietigd. Familie-gesprekken. Op tijden bij een bijzonder reglement vastgesteld, wordt aan gevangenen en verpleegden toegestaan om familiebetrekkingen te spreken, en, zoo dit in hun belang kan zijn, ook andere personen. In de strafgevangenissen wordt daartoe echter minder gelegenheid gegeven dan in de andere gestichten. Verlaten van het gesticht. In buitengewone gevallen, ter [beoordeeling van den minister van justitie kan aan gevangenen en verpleegden, met machtiging van dien minister en onder de door dezen te stellen waarborgen, worden vergund tijdelijk het gesticht, waarin zy zyn opgenomen, te verlaten. In de Rijksopvoedingsgestichten wordt aan hen die den leeftijd van veertien jaar nog niet hebben bereikt, iederen werkdag onderwijs gegeven. Godsdienstoefeningen en Godsdienstonderwijs. Aan elk gesticht is verbonden een Protestantsch, een Roomsch-Katholiek en een Israëlietisch bedienaar van den godsdienst. De onderscheidene protestantsche kerkgenootschappen worden daarbij als één gezindte aangemerkt. Zooveel mogelijk wordenjop alle Zondagen en erkende godsdienstige feestdagen in de gestichten of daartoe behoorende kerkgebouwen godsdienstoefeningen gehouden. De bevolking der Rijksopvoedingsgestichten kan onder behoorlijke geleide buiten het gesticht de gewone openbare godsdienstoefening gaan bijwonen. Voorwaardelijke invrijheidstelling. Iemand die tot gevangenisstraf is veroordeeld, kan, wanneer hij drie vierden van zijn straftijd en tevens tenminste drie jaar in de gevangenis heeft doorgebracht, voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Met andere woorden, hij wordt in vrijheid gesteld onder voorwaarde dat hij zich goed gedraagt en blijft dus onder toezicht. Die invrijheidstelling kan dan ook ten allen tijde worden herroepen, wanneer de veroordeelde zich slecht gedraagt of in strijd handelt met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden. De tijd, verloopen tusschen de 'invrijheidstelling en het besluit van herroeping, wordt niet in rekeniDg gebracht op den duur der straf. Is de invrijheidstelling eenmaal herroepen, dan kan geene nieuwe voorwaardelijke invrijheidstelling meer volgen. De gevangenisstraf wordt geacht geheel te zijn ondergaan, indien zonder herroeping de straftijd is verstreken. Een voorwaardelijk in vrijheid gestelde, die zich slecht gedraagt of in strijd handelt met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden, kan worden aangehouden door het hoofd van het gemeentebestuur of den officier van justitie, waarna de minister van justitie over de herroeping beslist. Aan den voorwaardelijk in vrijheid gestelde wordt een verlofpas uitgereikt. x Aan hem kan voor de reis naar de hem aangewezen verblijfplaats of naar de gemeente waarheen hij zich begeven wil, reisgelegenheid of reisgeld worden verstrekt ten laste van zijne uitgaanskas, of, indien deze ontoereikend is, ten koste van het Rijk. Hechtenis. De duur der hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste een jaar, behoudens enkele bijzondere gevallen, waarin de straf iets langer kan duren. Den veroordeelde wordt, op zijn verzoek, vergund de hechtenis in afzondering te ondergaan. Geldboete. Het bedrag der geldboete is ten minste vijftig cents. Hechtenis bij gebreke van betaling. Bij veroordeeling tot geldboete wordt die boete bü gebreke van betaling binnen twee maanden na den dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd, door hechtenis vervangen. De duur dezer hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste een halfjaar. Bij uitzondering kan hechtenis voor ten hoogste acht maanden worden opgelegd. De veroordeelde kan de hechtenis ondergaan, zonder den termijn van betaling af te wachten. HU is altijd bevoegd zich van de hechtenis te bevrijden door betaling van de boete. Zoogenaamd vóórarrest. Bij de rechterlijke uitspraak' kan worden bepaald dat de tijd, door den veroordeelde vóór de ten uitvoerlegging van die uitspraak voorloopig in verzekerde bewaring doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde tijdelijke gevangenisstraf, hechtenis of geldboete, geheel of gedeeltelijk zal worden in mindering gebracht; wat geldboete betreft, volgens een bij de wet bepaalden maatstaf. Verbeurdverklaring. Voorwerpen, welke aaneen veroordeelde toebehooren, door middel van misdrijf verkregen, of waarmede Die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, is natuurlijk ook niet strafbaar, al zou dat feit in andere omstandigheden ook binnen de termen der strafwet vallen. Evenmin is strafbaar hij die een feit begaat ter uitvoering van een ambtelijk bevel, gegeven door het daartoe bevoegde gezag, b.v. de openbare ambtenaar die na bekomen last iemand van zijn vrijheid berooft of tegen iemands wil zijn woning binnentreedt. Wanneer nu zulk een ambtelijk bevel door een onbevoegde gegeven werd, dan zou degeen die het bevel uitvoerde toch strafbaar zijn, tenzij het door den ondergeschikte te goeder trouw als bevoegd gegeven werd beschouwd en de nakoming ervan binnen den kring zijner ondergeschiktheid was gelegen. Wanneer die ondergeschikte toch niet beter weet of hij handelt op last van een werkelijk bevoegde en hy doet ook overigens niets dan hetgeen binnen den kring zijner werkzaamheid is gelegen, dan kan hij niet als een overtreder der wet worden beschouwd. Verhooging van strafbaarheid. Wanneer een ambtenaar, door het begaan van een strafbaar feit een bijzonderen ambtsplicht schendt of btf het begaan van een strafbaar feit gebruik maakt van macht, gelegenheid of middel, hem door zijn ambt geschonken, kan de straf met een derde worden verhoogd. Het strafrecht en het strafstelsel ten aanzien van jeugdige personen. Het oude stelsel. Vroeger was aangenomen dat een kind beneden tien jaar nooit toerekenbaar was. Als leeftijd waarboven iemand gerekend wordt steeds toerekeningsvatbaar te zijn, was aangenomen zestien jaar. Er was dus een tusschenperiode, waarin de toerekeningsvatbaarheid twijfelachtig was, zoodat er een onderzoek moest gedaan worden of al of niet gehandeld was met oordeel des onderscheids. Een kind werd dus niet strafrechtelijk vervolgd voor een feit, begaan voor dat het den leeftijd van tien jaren had bereikt.. Wanneer het begane feit viel in de bepaling van een misdrijf, waarop gevangenisstraf was gesteld en dat niet alleen door degenen tegen wie het misdrijf gepleegd was maar ook door het openbaar gezag kon worden vervolgd, of wanneer er sprake was van bedelarij of landlooperjj, dan kon de burgerlijke rechter gelasten dat het kind in een rijksopvoedingsgesticht werd geplaatst, ten hoogste tot den leeftijd van achttien jaar. Dezelfde rechter kon dan altijd het ontslag gelasten. Zulk een kind als zooeven is gemeld kwam dus niet voor den strafrechter, en werd niet veroordeeld, doch werd zoo noodig in een gesticht geplaatst. Ten aanzien van kinderen boven de tien doch beneden zestien jaren, bepaalde de wet dat bij strafrechtelijke vervolging van zoodanig kind de rechter te onderzoeken had, of het kind met oordeel des onderscheids gehandeld had. Bleek niet dat met oordeel des onderscheids gehandeld was, dan werd geene straf toegepast. Viel echter het begane feit in de bepaling van een misdrijf, waarop gevangenisstraf is gesteld en ook door het openbaar gezag kan worden vervolgd, of was er sprake van bedelarij of landlooperij, dan kon de rechter gelasten dat bet kind in een rijksopvoedingsgesticht werd geplaatst, ten hoogste tot den leeftijd van achttien jaar, terwijl dezelfde rechter altijd het ontsla'g kon gelasten. Wanneer het echter bleek dat het bedoelde kind met oordeel des onderscheids had gehandeld, dan werd het maximum de straf (zwaarste straf) op het feit gesteld, met een derde verminderd. Zulk een kind werd dus minder zwaar gestraft. Wanneer het een misdrijf gold, waarop levenslange Maatregelen ten aanzien van schuldigen die jonger zijn dan zestien jaren. De rechter is bevoegd te bevelen dat zulke personen, zonder oplegging van eenige straf, aan ouders of voogden worden teruggegeven. In plaats van de rechtstreeksche opzending naar een rijksopvoedingsgesticht, volgens bevel van den rechter, zooals dit voorheen in bepaalde gevallen kon worden toegepast, zal het kind ter beschikking worden gesteld van de regeering en zal deze in de opvoeding van het kind kunnen voorzien. Dit behoeft echter niet uitsluitend in Rijksopvoedingsgestichten te geschieden, ook de opvoeding door vereenigingen, die aan de eischen en voorwaarden, door de wet en door de regeering gesteld, voldoen, is toegelaten. De regeering is bevoegd om later op andere wijze te voorzien in de opvoeding van kinderen, die aanvankelijk in een Rijksopvoedingsgesticht z\jn opgenomen. Straffen. In plaats van de gewone straffen, die, zooals wy gezien hebben, voorheen met vermindering van het maximum werden toegepast, zijn thans gekomen: 1. Plaatsing in een tuchtschool. De duur der plaatsing in zulk een tuchtschool is ten minste een maand en b\j misdrijven en enkele overtredingen ten hoogste een jaar of zes maanden, al naarmate de schuldige den leeftijd van veertien jaar al dan niet heeft bereikt. Voor de overige overtredingen (die van minder ernstig karakter) wordt genoemd maximum tot de helft verminderd. 2. Geldboete. Voor de geldboete is een algemeen maximum van f 90. — vastgesteld, terwijl de straf opgelegd kan worden onafhankelijk van de vraag of op het misdryf boete is bedreigd. Ingeval van wanbetaling (hetgeen in den regel wel het geval zal zijn) wordt de boete vervangen door tuchtschoolstraf tot een maximum van eene maand. 3. Berisping. Deze straf bestaat in eene vermanende toespraak tot den veroordeelde, in verband met het gepleegde feit. De rechter heeft de bevoegdheid om daaraan te verbinden een proeftijd met voorwaardelijke tuchtschoolstraf. Voor de gevallen waarin geen andere straf dan berisping toepasselijk is, kan, in plaats van die berisping, eene voorwaardelijke veroordeeling tot tuchtschoolstraf worden uitgesproken. B\j het bepalen van zoodanigen proeftijd veroordeelt de rechter den schuldige tot de straf van plaatsing in een tuchtschool. De tenuitvoerlegging van deze straf geschiedt alleen wanneer de veroordeelde opnieuw aan eenig straf baar feit mocht zijn schuldig verklaard. Alsdan geschiedt de tenuitvoerlegging zoo spoedig mogelijk, behoudens de bevoegdheid van den rechter om een opschorting te bevelen, wanneer het strafbaar feit, waaraan de veroordeelde zich opnieuw heeft schuldig gemaakt, niet valt in de bepaling van eenig misdrijf. De straf van plaatsing in een tuchtschool wordt geacht geheel te zijn vervallen indien door hare tenuitvoerlegging de proeftijd is verstreken. Teruggaaf aan de ouders. Deze kan slechts plaats hebben met kinderen beneden zestien jaar, doch dan ook in alle gevallen. Ter beschikking stellen van de regeering kan ook geschieden in gevallen waarin geen straf wordt opgelegd, doch alleen: 1. ten aanzien van jeugdige personen beneden 18 jaren, die wegens misdrijf vervolgd worden, ook in alle gevallen; 2. ten aanzien van personen beneden 14 jaren, wegens sommige meer ernstige overtredingen, begaan nadat zij gedurende de laatste twee jaren twee malen werden schuldig verklaard aan een dier overtredingen of wel aan eenig misdrijf. De bedoelde overtredingen zijn: baldadigheid, aanhitsing van een dier op een mensch of niet terughouden van een onder zijn hoede staand dier als het een mensch aanviel, 3 niet onschadelijk houden van een onder zjjn hoede staand gevaarlijk dier, in dronkenschap het verkeer belemmeren, de orde verstoren, enz., zonder verlof eigen onroerend goed in brand steken, vuurwapenen afschieten, vuurwerk afsteken of vuur aanleggen op zoo korten afstand van gebouwen of goederen, dat brandgevaar kan ontstaan, luchtballen oplaten waaraan brandende stoffen gehecht zijn, zonder verlof opnemingen enz. doen van militaire werken, rumoer of burengerucht verwekken waardoor de nachtrust kan worden gestoord, bedelen, landloopen, kleederen enz. koopen van mindere militairen, drukwerken enz. vervaardigen of verspreiden die op muntof bankpapier gelijken, openbare bekendmakingen van het bevoegd gezag afscheuren enz., geen hulp verleenen enz. als iemand in levensgevaar verkeert, zingen van aanstootelijke liederen, houden van dergelijke toespraken, stellen van dergelijke woorden of teekeningen op den openbaren weg, op den openbaren weg gaan in staat van dronkenschap, te zware lasten door dieren doen trekken, door trekof lastdieren iets doen vervoeren op een noodeloos kwellende of pijnlijke wijze; die dieren zei ven op dergelijke wijze vervoeren. 3. ten aanzien van personen tusschen 14 en 18 jaar, wegens dezelfde overtredingen vervolgd, ook bij enkele recidieve, dat wil zeggen bij eerste herhaling. en van die der overige klassen afgezonderd gehouden. In de overige klassen is de verpleging gemeenschappelijk. Behoudens in geval van bijzondere omstandigheden, ter beoordeeling van den directeur, blijven deze klassen van elkander afgezonderd. In de eerste klasse verblijven de verpleegden zoolang de directeur dit noodig acht, doch ten hoogste een maand. In buitengewone gevallen kan deze termijn worden verlengd. Verpleegden die den leeftijd van tien jaren nog niet hebben bereikt, of die voor afzondering ongeschikt blijken te zijn, verblijven in de eerste klasse niet langer dan ter wille der gezondheid en reinheid volstrekt noodzakelijk is. De verpleegden wier verblijftijd in de tuchtschool niet langer dan een maand duurt, brengen dien in den regel in de eerste klasse door. De verpleegden van de tweede klasse worden naarmate zij den leeftijd van veertien jaar al of niet hebben bereikt, in twee groepen ingedeeld. Bij de indeeling mag van deze leeftijdsgrens worden afgeweken, op grond van persoonlijke eigenschappen der verpleegden. De groepen worden voor zooveel noodig van elkander afgescheiden gehouden. Aan de verpleegden der tweede klasse kan voor den arbeid eene geldelijke belooning worden toegekend. In de tweede klasse verblijven de verpleegden in den regel ten minste drie maanden, met aftrek van den ttfd doorgebracht in de eerste klasse. In buitengewone gevallen kan die termijn worden ingekort. De indeeling der verpleegden van de derde klasse heeft plaats op gelijken voet als die der verpleegden van de tweede klasse. Aan de verpleegden der derde klasse wordt als regel een geldelijke belooning voor den arbeid toegekend. Deze verpleegden dragen een onderscheidingsteeken en aan hen worden ook zekere voorrechten toegekend. De verpleegden der vierde klasse daarentegen zijn onderworpen aan zekere beperkingen.' Zij worden bij het gemeenschappelijk onderwijs en den gemeenschappelijken arbeid zooveel mogelijk afgezonderd gehouden. Zij verblijven er zoolang de Directeur dit noodig acht, doch behoudens inkorting ingeval van daadwerkelijk berouw ten minste zeven dagen. Lager onderwijs en handenarbeid. Het onderwijs voor de verpleegden der eerste klasse is hoofdelijk, dat voor de overigen in den regel gemeenschappelijk. De handenarbeid wordt ingericht met het oog op Verhaal van schade. Moedwillig door den verpleegde tijdens den duur van zijn verblijf in eene tuchtschool of in een rijksopvoedingsgesticht toegebrachte schade kan op zijn uitgaanskas worden verhaald. Eigenlijk gezegde straffen. Deze bestaan in: 1. onthouding van het schrijven of ontvangen van brieven, van bezoek of van andere voorrechten; 2. verstrekking van water en brood in plaats van het gewone voedsel; 3. opsluiting in een cachot; 4. gewone sluiting in de boeien. Water en brood. Deze straf wordt opgelegd aan verpleegden die nog niet den leeftijd van 14 jaren hebben bereikt, voor ten hoogste zeven dagen; aan verpleegden die den leeftijd van 14 maar nog niet dien van 18 jaren hebben bereikt voor ten hoogste veertien dagen; aan verpleegden die den leeftijd van 18 jaar hebben bereikt voor ten hoogste eenentwintig dagen; zij wordt ingeval zij langer duurt dan twee dagen, slechts om den anderen dag toegepast. Cachot. Deze straf wordt opgelegd aan verpleegden die nog niet den leeftijd van 14 jaren hebben bereikt voor ten hoogste vier dagen; aan verpleegden die den leeftijd van 14 maar nog niet dien van 18 jaren hebben bereikt voor ten hoogste acht dagen, en aan verpleegden die den leeftijd van 18 jaren hebben bereikt voor ten hoogste zestien dagen. Boeien. Deze straf wordt niet opgelegd aan verpleegden die den leeftijd van veertien jaren nog niet hebben bereikt, en wordt opgelegd aan verpleegden die den leeftijd van 14 jaar maar nog niet dien van 18 jaren hebben bereikt voor ten hoogste vier dagen en aan verpleegden die den leeftijd van 18 jaren hebben bereikt voor ten hoogste zestien dagen. Over het opleggen der straffen van water en brood, cachot en boeien, wordt de geneesheer gehoord, die zich bovendien dagelijks vergewist van de werking der straf op het gestel der verpleegden en zoo noodig tot opheffing of omzetting adviseert. De straffen kunnen voorwaardelijk worden uitgesproken in dier voege, dat bepaalde verplichtingen worden gesteld, waaraan de verpleegde heeft te voldoen. Ingeval van voldoening daaraan wordt de straf beschouwd als niet te zijn opgelegd. De opgelegde straffen kunnen worden ingekort wanneer de verpleegde daadwerkelijk berouw aan den dag legt. Bij onthouding van briefwisseling of bezoek, worden de ouders of voogden daarvan verwittigd. De cactaotstraf wordt ondergaan in een verlicht vertrek, waarin aan den verpleegde in den regel gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van arbeid. De brits in het cachot wordt des nachts voorzien van matras en deken, tenzij onthoudiDg daarvan als strafverscherping is opgelegd. De sluiting in de boeien wordt slechts opgelegd aan verpleegden der derde klasse van de tuchtscholen van jongens en aan verpleegden der tweede en derde afdeeling van het rijksopvoedings-gesticht te Alkmaar. De sluiting in de boeien wordt ten uitvoer gelegd hetzij door middel van handboeien alleen, hetzij door middel van hand- en voetboeien. Uitgaanskas. De voor den arbeid toegekende belooning is het eigendom van den verpleegde. Z\j blijft in de tuchtscholen altijd en in de Rijksopvoedingsgestichten in den regel tot uitgaanskas bewaard. Behoudens verhaal voor toegebrachte schade is de uitgaanskas onvervreembaar en niet vatbaar voor beslag. Bij of na hun ontslag wordt de uitgaanskas aan de verpleegden door den directeur hetzij in eens hetzij in termijnen uitgekeerd. Bij hun ontslag kunnen de verpleegden, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, in het bezit worden gelaten van een stel rykskleeding. By hun ontslag worden de verpleegden, indien zij niet door of van wege hun ouders of voogden worden afgehaald, door beambten in burgerkleeding naar de plaats hunner bestemming geleid. Reiskosten. Aan verpleegden in de tuchtscholen kan bij vertrek en aan verpleegden in de Rijksopvoedings-gestichten of elders, die ter beschikking der regeering zijn gesteld, by het voorwaardelijk of onvoorwaardelijk eindigen van de voorziening van regeeringswege, van Rijkswege reisgeld, of reisgelegenheid worden verstrekt, indien de stand hunner uitgaanskas het niet mogelijk of niet wenschelijk maakt dat daaruit zoodanige uitgaven worden bestreden. Opneming van kinderen welke zich niet goed gedragen. Wanneer degene die de ouderlijke macht uitoefent gewichtige redenen van misnoegen heeft over het gedrag van het kind, kan de rechtbank op zyn verzoek en te zijnen koste, dat kind voor eenen bepaalden tyd, doen opnemen in eene daartoe bestemde rijksinrichting. De tuchtscholen zijn mede voor de opneming van deze kinderen aangewezen. Het kind zelf wordt door de rechtbank verhoord, zoo ook de andere der ouders, wanneer deze tenminste de ouderlijke macht niet heeft verloren. De kosten der opvoeding in de inrichting kunnen ook komen ten laste van den Staat, namelijk wanneer de rechtbank beslist dat degene die de ouderlijke macht uitoefent, tot betaling der kosten niet in staat is. Degene die de ouderlijke macht uitoefent blijft altijd in staat, om den tyd der opneming te verkorten; wanneer hij echter den tijd der opneming wil verlengen, moet hij zich met een nieuw verzoek tot de rechtbank wenden en moeten weder dezelfde formaliteiten worden in acht genomen. Stellen ter beschikking der regeering. Zoodra de uitspraak, waarbij een minderjarige ter beschikking der regeering is gesteld, ten uitvoer kan worden gelegd, wordt de uitspraak ter kennis van den minister van justitie gebracht. De ambtenaar van het openbaar ministerie voegt er z^jn advies bjj over de wijze waarop ten aanzien van den minderjarige ware te handelen. Indien de ouders of voogden hem van hun gevoelen daaromtrent hebben doen blijken, voegt de ambtenaar van het openbaar ministerie een relaas daarvan toe aan de stukken. De beslissing van den Minister wordt ter kennis gebracht van genoemden ambtenaar, door wiens zorg zoo noodig de minderjarige naar de plaats zijner bestemming wordt overgebracht. Wanneer het wenschelyk is om gedurende de beslissing maatregelen te nemen omtrent de voorloopige overbrenging van een minderjarige, worden daaromtrent de noodige voorstellen door den ambtenaar aan den minister gedaan. Bij de overbrenging van de ter beschikking van de regeering gestelde minderjarigen worden in den regel slechts beambten in burgerkleeding gebezigd. Vereenigingen en stichtingen. In het Rijk gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen en aldaar gevestigde stichtingen en instellingen van weldadigheid, wier statuten, stichtingsbrieven of reglementen duurzame verzorging van minderjarigen in of buiten gestichten voorschrijven, en die zich onderwerpen aan de voorwaarden door de regeering gesteld, kunnen, desverlangd, tegen het genot van subsidie, van regeeringswege tot wederopzeggens toe met de verpleging van ter beschikking der regeering gestelde jeugdige personen worden belast, hetzij deze aanvankelijk in een Rijksopvoedingsgesticht zijn geplaatst, hetzij deze terstond aan zoodanige vereeniging enz. worden toevertrouwd. Zoodanige opdracht wordt verleend op verzoek der ouders of voogden, hetzij van regeeringswege. De kosten van overbrenging en van terugvoering komen ten laste van het Rijk. Op schriftelijk verzoek van het bestuur der vereeniging enz. kan de minderjarige in een rijksinrichting worden opgenomen, indien hij door zijn gedrag van een verdorven of weerbarstig karakter doet blijken. Met deze rijksinrichting wordt bedoeld het Rijksopvoedingsgesticht. Zoodanige minderjarige kan ten allen tijde daaruit worden ontslagen, wanneer de oorzaak zijner opneming blijkt te zijn opgeheven of zijn lichamelijke of geestelijke toestand hem voor alle verblijf aldaar ongeschikt blijkt te maken. De kosten van overbrenging en terugvoering komen ten laste van de betrokken vereeniging, enz. Krankzinnigheid enz. In gevallen van krankzinnigheid of ernstig zenuwlijden, van geestelijke of lichamelijke gebreken en van ernstige of besmettelijke ziekten, kunnen de daaraan lijdende verpleegden in de tuchtscholen en in de Rijksopvoedingsgestichten, naar krankzinnigengestichten, ziekenhuizen of armeninrichtingen, bestemd tot de behandeling van zoodanige lijders, worden overgebracht en aldaar op 's Rijks kosten worden verpleegd. Voorwaardelijk ontslag. Ten aanzien van jeugdige personen, die, ter beschikking der regeering gesteld, in een Rijksopvoedingsgesticht of elders worden verpleegd, kan ten allen tijde worden beschikt, dat de voorziening van regeeringswege in de opvoeding, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk is geëindigd, wanneer persoonlijke 4 of zakelijke omstandigheden hen betreffende daartoe aanleiding geven. Het voorwaardelijk ontslag ]is ten allen tijde herroepbaar ingeval de ontslagene zich slecht gedraagt of in strijd handelt met de in zijn ontslagbrief uitgedrukte voorwaarden. Op voorwaardelijk ontslagenen wordt van regeeringswege toezicht gehouden. Bepalingen betreffende de Rijksopvoedingsgestichten. Aantal en plaats van vestiging. Het aantal der Rijksopvoedingsgestichten is bepaald op vier. Deze gestichten zijn gevestigd: voor jongens: te Alkmaar, Avereest en Doetinchem; voor meisjes: te Montfoort. In ieder Rijksopvoedingsgesticht bestemd voor voorloopige opneming bestaat gelegenheid tot verpleging in afzondering. Verpleegden. Bij goed gedrag kan aan verpleegden de beschikking worden toegestaan over een gedeelte van de hun voor den arbeid toegekende geldelijke belooning. De verpleegden worden van Rijkswege gekleed. Ten aanzien van hen wiens verblijf vermoedelijk slechts van zeer korten duur zal z\jn, kan van dien regel worden afgeweken. Gesticht te Alkmaar. Dit gesticht is verdeeld in drie afdeelingen. De eerste afdeeling is bestemd voor aanvankelijke opneming van hen, die niet reeds terstond na ter beschikking van de regeering te zijn gesteld, worden overgedragen aan eene vereeniging, stichting of instelling van weldadigheid. De tweede afdeeling is bestemd voor aanvankelijke opneming en desvereischt ook duurzame verpleging van hen: a. die na overdracht aan eene vereeniging, stichting of instelling van weldadigheid, daarvoor ongeschikt zijn gebleken, b. wier voorwaardelijk ontslag is ingetrokken, c. die in een rijksopvoedingsgesticht worden geplaatst op verzoek van het bestuur der vereeniging, stichting of instelling waarin zij waren opgenomen, omdat zij door hun gedrag van een verdorven of weerbarstig karakter deden blijken. De derde afdeeling is bestemd voor bijzondere waarneming en behandeling van hen, wier aanwezigheid in een der rijksopvoedingsgestichten voor jongens uit 'hoofde van wangedrag of geestestoestand voortdurend storend blykt te werken. De nieuw inkomende verpleegden in het gesticht Alkmaar worden aanvankelijk in afzondering verpleegd. Voor verpleegden die den leeftijd van tien jaren nog niet hebben bereikt, of die voor afzondering ongeschikt blijken te zijn, duurt deze verpleging niet langer dan ter wille van de gezondheid en reinheid volstrekt noodzakelijk is. Voor andere verpleegden duurt de afzondering ten hoogste een maand. In buitengewone gevallen kan deze termijn worden verlengd. Gesticht te Avereest. Dit gesticht is bestemd voor hen, die ten tijde van hun overplaatsing uit dat te Alkmaar den leeftijd van veertien jaar nog niet hebben bereikt. Gesticht te Doetinchem. Dit gesticht is bestemd voor hen die ten tijde dier overplaatsing genoemden leeftijd reeds hebben bereikt. Op grond van persoonlijke eigenschappen der verpleegden kan van deze leeftijdsgrens worden afgeweken. Gesticht te Montfoort. In dit gesticht bestaan een of meer afdeelingen met gelijke bestemming als het gesticht te Alkmaar. Ten aanzien van nieuw inkomende verpleegden geldt hetgeen hierboven omtrent laatstgenoemd gesticht is gezegd. Overplaatsing tusschen de verschillende onderdeelen geschiedt op soortgelijke wijze als hierboven is gezegd. De verpleegden in de Rijksopvoedingsgestichten onder den leeftijd van veertien jaar, worden zooveel mogelijk afgezonderd gehouden van die boven genoemden leeftijd. Lager onderwijs. Het onderwijs is gemeenschappelijk. Aan verpleegden in afzondering en aan hen voor wie dit om andere redenen gewenscht is, wordt hoofdelijk onderwijs gegeven. Afzonderlijk onderwijs wordt zooveel noodig aan achterlijke verpleegden verstrekt. Vakonderricht. Bij het vakonderricht worden de verpleegden voor zooveel doenlijk ingedeeld. Z\j die uit hoofde van te jeugdigen leeftijd, te kort verblijf of om andere redenen niet kunnen worden ingedeeld, verrichten zooveel mogelijk instructieven arbeid. Bij de indeeling van een bepaald vak wordt zooveel mogelijk rekening gehouden met keuze en aanleg der verpleegden. S Voor den arbeid wordt, tenzij redenen van opvoedkundigen aard zich daartegen verzetten, in den regel een geldelijke belooning toegekend. Ontslag. Aan zoodanige verpleegden wier stelling ter beschikking der regeering onherroepelijk geëindigd is, wordt de uitgaanskas door den directeur hetzij in eens hetzij in termijnen uitgekeerd. Bij ontslag ten gevolge van het voorwaardelijk eindigen der stelling ter beschikking van de regeering, kan de directeur een deel der uitgaanskas doch ten hoogste de helft aan den verpleegde uitkeeren, hetzij in eens hetzij in termijnen. De verpleegden kunnen bij hun ontslag worden gelaten in het bezit van door hen in het gesticht gedragen kleeding. Verpleging in particuliere zorg. Opdracht aan particuliere zorg. De vereeniging, stichting of instelling, die zich overeenkomstig de wet bereid verklaart tot verpleging van ter beschikking der regeering gestelde minderjarigen, deelt daarbij, onder overlegging van hare statuten, stichtingsbrieven of reglementen, hetzij in hun geheel, hetzij in uittreksel, aan den minister van Justitie mede tot welke categorieën en tot welk aantal van zoodanige minderjarigen die bereidverklaring zich uitstrekt. Verandering in de categoriën of ,in het aantal wordt tenminste eene maand te voren gebracht ter kennis van den minister. De bereidverklaring kan ten allen t\jde worden opgezegd op een termijn van zes maanden. Zoo mogelijk heeft de opdracht tot verpleging slechts plaats aan eene vereeniging, stichting of instelling die waarborg geeft voor de opvoeding in de godsdienstige gezindte waartoe de minderjarige behoort. Bij de opdracht wordt met de door ouders of voogden kenbaar gemaakte wenschen rekening gehouden, voor zoover dit bestaanbaar is met de belangen van den minderjarige en met het algemeen belang. Verpleegden in Rijksopvoedingsgestichten, die in het bezit zijn van Rykskleeding, kunnen bjj overdracht aan particuliere zorg in het bezit daarvan worden gelaten. Bij deze overdracht wordt de uitgaanskas overgemaakt aan de betrokken vereeniging, stichting of instelling. De overneming door de vereeniging, stichting of instelling kan slechts worden geweigerd wanneer de minderjarige niet behoort tot de categorie, waartoe de bereidverklaring zich bepaalt, of; door züne opneming zou worden overschreden het aantal waartoe de bereidverklaring zich uitstrekt. Op daartoe strekkend en met redenen omkleed verzoek van de vereeniging, stichting of instelling kan de opdracht worden geschorst of ingetrokken, indien de eigenschappen of de toestand van den minderjarige of bijzondere zakelyke omstandigheden daartoe aanleiding geven. Intrekking van de opdracht op grond van het niet naleven der gestelde voorwaarden heeft in den regel niet plaats zonder dat vooraf aan de betrokken vereeniging, stichting of instelling een termijn is gegund om alsnog aan die voorwaarden te voldoen. Ingeval van intrekking der opdracht worden de gelden en eigendommen van den verpleegde, die onder de vereeniging, stichting of instelling berusten, overgemaakt aan den directeur van het Ryksverzekeringsgesticht of aan het bestuur der vereeniging, stichting of instelling tot opneming van dien verpleegde aangewezen. Voorwaarden en toezicht op de naleving daarvan. Voorwaarden omtrent verpleging in gestichten. De gestichten moeten gezond gelegen en ingericht zijn, en voldoende ruimte bevatten voor het daarin te huisvesten aantal personen. "Voor de reinheid moet nauwgezet zorg worden gedragen. Aan de verpleegden moet worden verschaft gezond voedsel in voldoende hoeveelheiden behoorlijke kleeding en ligging. Aan iederen verpleegde moet een afzonderlijk bed worden verstrekt. Het bestuur der vereeniging, stichting of instelling draagt zorg dat de verpleegden dagelijks, wanneer het weder dat toelaat, beweging in de open lucht nemen en op gezette tijden geregelde lichaamsoefeningen verrichten. De verpleegden mogen slechts worden belast met arbeid die evenredig is aan hunne krachten. "Van de aan de verpleegden opgelegde disciplinaire straffen moet aanteekening worden gehouden in een daartoe bestemd register. De verpleegden moeten worden onderworpen aan een geregeld geneeskundig toezicht. Zy moeten de vereischte genees- en heelkundige behandeling genieten. In hetzelfde gesticht mogen geen verpleegden van verschillend geslacht worden opgenomen, tenzij in geheel van elkander gescheiden afdeelingen. Deze bepaling is niet toepasselijk op gestichten of afdeelingen van gestichten, waarin uitsluitend kinderen beneden den leeftijd van tien jaren worden verpleegd. In de gestichten moeten zooveel mogelijk de jongere verpleegden van de ouderen afgezonderd worden gehouden. Waar de verpleegden niet gedurende den nacht onderling afgezonderd worden, moeten hun bedden op behoorlijken onderlingen afstand zijn geplaatst en althans voor een gedeelte door tusschenschotten van elkander gescheiden zijn. Gedurende den nacht moet in de gemeenschappelijke slaapzalen toezicht aanwezig zijn. Het personeel aan de gestichten verbonden moet zijn van goed zedelijk gedrag. De verpleegden moeten tenminste tot het bereiken van den vollen leeftyd van zestien jaar deelnemen aan herhalingsonderwys. Indien de gelegenheid ontbreekt tot het bijwonen van bedoeld lager- en herhalingsonderwys, moet aan de verpleegden in het gesticht een daarmede gelijk te stellen onderwijs worden verstrekt. Dit onderwijs moet worden gegeven volgens een leerplan, aan den minister van Justitie over te leggen. Aan de verpleegden die ongeschikt zijn om deel te nemen aan bovengemeld onderwas, moet afzonderlijk onderwys worden gegeven. Zoodra de verpleegden den daartoe vereischten leeftijd hebben bereikt, moet hun doelmatig vakonderricht worden gegeven. Voor zoover den verpleegden het vakonderricht niet wordt gegeven in het gesticht, moeten zij indien daartoe gelegenheid bestaat de lessen van ambachts-, teeken- of industriescholen, land- of tuinbouwcursussen volgen. Indien de verpleegden vakonderricht genieten buiten de gestichten, is het bestuur der vereeniging, stichting of instelling, die met de zorg voor hen is belast, verplicht daarop toezicht te houden en zich met name van hun vorderingen te vergewissen. Worden verpleegden bij patroons in de leer gedaan, dan moet daarvan eene schriftelijke overeenkomst worden opgemaakt. Bij de keuze van een vak moet in elk geval zooveel mogelyk rekening worden gehouden met den aanleg en neiging van de verpleegden, alsmede, indien zulks met hunne belangen is overeen te brengen, met het daaromtrent door ouders of voogden kenbaar gemaakt verlangen. Voorwaarden omtrent verpleging buiten gestichten. Bij uitbesteding der verpleegden tot verzorgiDg buiten gestichten, blijft de vereeniging, stichting of instelling verantwoordelijk voor hunne opvoeding. De uitbesteding moet geschieden bij schriftelijke overeenkomst en daarby moeten bepalingen worden gemaakt, welke eene verpleging waarborgen volgens de regelen, die gelden voor verpleging in gestichten. Tevens moet daarby worden bepaald dat de verpleegden niet in meerdere mate met huiselijke bezigheden mogen worden belast dan het belang hunner opvoeding gedoogt. De vereeniging, stichting of instelling is verplicht afdoende maatregelen te nemen ten einde de stipte naleving der bij het vorig artikel bedoelde bepalingen te verzekeren. De woningen waarin de verpleegden worden opgenomen moeten gezond gelegen en ingericht zyn en voldoende ruimte bezitten voor het daarin te huisvesten aantal personen. Zij by wie de verpleegden worden uitbesteed en de inwonende verdere leden van hunne gezinnen moeten zyn van goed zedelyk gedrag en behoorlijke beschaving. Vóór het aangaan der overeenkomst tot uitbesteding moet aangaande de zooeven genoemde personen een geneeskundige verklaring worden afgegeven, dat hun gezondheidstoestand geen gevaar oplevert voor hunne huisgenooten. Toezicht. De vereeniging, stichting of instelling is verplicht omtrent de minderjarigen die haar van regeeringswege worden toevertrouwd, aanteekeningen te houden naar een door den minister van Justitie voorgeschreven model. Omtrent de aan haar toevertrouwde minderjarigen doet de betrokken vereeniging, stichting of instelling jaarlijks vóór den eersten Maart over het afgeloopen kalenderjaar verslag aan bovengenoemden minister. Ook daarvan wordt door hem een model gegeven. Van buitengewone voorvallen welke de minderjarigen betreffen geeft het bestuur onverwijld aan den minister kennis. Wanneer een minderjarige zich heeft onttrokken aan het over hem gestelde gezag, dan geeft het bestuur hiervan tevens kennis aan den officier van Justitie in het arrondissement waar hij behoort te verblijven. Het bestuur verstrekt aan den minister desvereischt alle verlangde inlichtingen, de minderjarigen betreffende. Toezicht bij verpleging in gestichten. Na ontvangst van de verklaring, dat eene vereeniging, stichting of instelling zich onderwerpt aan de voorwaarden hierboven genoemd, doet de minister een onderzoek instellen omtrent de daarbij opgegeven gestichten. Blykt het dat een gesticht niet voldoet aan de vereischten, dan worden de gronden der beslissing aan het bestuur medegedeeld. De beslissing dat een gesticht wel voldoet aan de gestelde vereischten, kan genomen worden onder voorbehoud dat binnen een daarbij te stellen termijn bepaalde verbeteringen worden aangebracht. De ambtenaren, door den minister aan te wijzen en het algemeen college van toezicht, bystand en advies, vertegenwoordigd door een of meer zijner daartoe aangewezen leden, moeten ten allen tijde in de gestichten worden toegelaten en aan hen moeten daarbij alle gewenschte inlichtingen worden verstrekt. Toezicht bij verpleging buiten gestichten. Van iedere overeenkomst van uitbesteding zendt het bestuur der betrokken vereeniging, stichting of instelling een gewaarmerkt afschrift aan den minister van Justitie, onder mededeeling van het tydstip waarop de verpleging in uitbesteding is aangevangen. De personen by wie ter beschikking van de regeering gestelde minderjarigen zjjn uitbesteed, zyn verplicht aan de door den minister aan te wyzen ambtenaren en het college van toezicht, vertegenwoordigd zooals hierboven is gezegd, toegang tot zoodanige minderjarigen en tot de plaatsen waar zij worden verpleegd, te geven en omtrent de verpleging alle gewenschte inlichtingen te verschaffen. Van deze verpleging wordt in de overeenkomst tot uitbesteding melding gemaakt. Wijze van bepaling en toekenning der subsidie. De subsidie wordt bepaald in verband met den leeftijd der verpleegden, de wijze hunner verpleging en het hun verstrekte lager onderwijs en vakonderricht. In geval van verzorging in gestichten van de subsidie genietende vereeniging enz., kan de subsidie ten volle slechts worden toegestaan voor de verpleegden der eerste groep, indien zoowel hun verpleging als het hun te verstrekken lager onderwijs komt ten laste van de vereeniging enz., voor de verpleegden der tweede groep indien zulks het geval is met de verpleging en het vakonderricht, en voor die der derde groep, indien hun zoowel verpleging als voortgezet vakonderricht wordt verstrekt op kosten der vereeniging enz. De bedragen kunnen niet ten volle worden toegekend voor verpleegden van wier verzorging de vereeniging ook reeds uit anderen hoofde eenige bijzondere tegemoetkoming ontvangt. Bij de bepaling van het bedrag der subsidie kunnen verpleegden der eene groep worden gelijk gesteld met die eener andere, indien de wijze van hun verzorging daartoe aanleiding geeft. Voor verpleegden wier verzorging wegens ziekelijke gesteldheid, het hun te verstrekken onderwas of vakonderricht, of andere bijzondere omstandigheden, voor de vereeniging enz., buitengewone kosten medebrengt, kan het bedrag der subsidie hooger worden gesteld dan in andere gevallen (het maximum is 60 cents per hoofd en per dag). In verband met bovengemelde omstandigheden kan het eenmaal vastgestelde bedrag der subsidie later weer worden gewyzigd. De vereeniging enz. is gerechtigd en ook verplicht om de bedoelde omstandigheden ter kennis van den minister te brengen. De aanvraag om in het genot van subsidie te worden gesteld wordt nadat de vereeniging enz. de zorg voor den verpleegde heeft aanvaard, ter kennis van den minister gebracht, overeenkomstig een door den minister vastgesteld formulier. De belanghebbende vereeniging enz. verstrekt aan den minister desgevraagd alle inlichtingen ter beoordeeling van hare aanspraak op subsidie. Vóór 1 Februari en 1 Augustus zendt de belanghebbende vereeniging, stichting of instelling aan den minister eene opgaaf van het bedrag der subsidie, waarop zij over het afgeloopen halfjaar aanspraak maakt. Ook deze opgaaf wordt opgemaakt naar een door den minister vastgesteld formulier. Vervroegde beëindiging. De voorziening vanwege de regeering in de opvoeding van de te harer beschikking gestelde minderjarigen kan ten allen tijde worden beëindigd indien het doel der voorziening bereikt is of beter op andere wijze bereikt kan worden. De beëindiging geschiedt in den regel slechts voorwaardelijk. De beschikking dat de voorziening onvoorwaardelijk is beöindigd, wordt slechts genomen wanneer buitengewone omstandigheden daartoe aanleiding geven. De voorwaarden, aan de beschikking tot beëindiging te verbinden houden behalve hetgeen in ieder bijzonder geval gewenscht is, in: o. dat de voorwaardelijk ontslagene zich gedraagt overeenkomstig de aanwijzingen van dengene die met het toezicht over hem wordt belast; b. dat hij hem, die met het toezicht wordt belast, alle verlangde inlichtingen verstrekt; c. dat hü, zonder vergunning van hem, die met het toezicht belast wordt, niet verandert van betrekking of woonplaats. De verpleegde verbindt zich schriftelijk tot het nakomen der bij het vorig artikel bedoelde voorwaarden. Aan den voorwaardelijk ontslagene wordt een ontslagbrief uitgereikt, waarin de voorwaarden verbonden aan het ontslag zijn uitgedrukt. Veranderingen in die voorwaarden worden op den ontslagbrief aangeteekend. De beschikking tot beëindiging der voorziening wordt genomen hetzij °P me^ redenen omkleed voor- 5 stel van den directeur van het Rijksopvoedingsgesticht waar de minderjarige wordt verpleegd, of van het bestuur der vereeniging enz. waaraan hij is toevertrouwd, hetzij op initiatief van overheidswege (ambtshalve). Bij het voorstel wordt tevens een voorstel gedaan omtrent het op den minderjarige te houden toezicht. Ambtshalve wordt de beschikking niet genomen dan nadat voornoemde directeur of bestuur daaromtrent is gehoord. Het toezicht over den voorwaardelijk ontslagene wordt in den regel opgedragen aan openbare of bij zondere instellingen welke daartoe geschikt zijn. Degene die met het toezicht wordt belast ontvangt mededeeling van de voorwaarden waaronder het ontslag is verleend. Degene die met het toezicht is belast doet omtrent den voorwaardelijk ontslagene om de drie maanden, overeenkomstig een door den minister vastgesteld formulier, verslag aan den directeur van het Rijksopvoedingsgesticht waar de voorwaardelijk ontslagene vóór zjjn ontslag werd verpleegd of aan het bestuur der vereeniging enz., waaraan hij voor zijn ontslag was toevertrouwd. Bovendien ontvangt die directeur of dat bestuur onverwijld mededeeling van alle buitengewone voorvallen, den voorwaardelijk ontslagene betreffende. Wanneer de voorwaardelijk ontslagene zich slecht gedraagt of in strijd handelt met de voorwaarden in zijn ontslagbrief uitgedrukt, doet degene die met het toezicht is belast, door tusschenkomst van den directeur of het bestuur aan den minister een voorstel omtrent de herroeping van het voorwaardelijk ontslag. Over herroeping die niet door hem is voorgesteld, wordt degene die met het toezicht is belast in den regel gehoord. Overneming der verpleging. Wanneer het bestuur eener vereeniging, stichtiDg of instelling van weldadigheid het verzoek doet, om een door die vereeniging enz. verpleegde in een rijkswerkinrichting te doen opnemen, omdat hy door zijn gedrag van een verdorven of weerbarstig karakter doet blijken, moeten daarbij de feiten en omstandigheden worden vermeld, waaruit daarvan blijkt. Voor het verzoek wordt een model vastgesteld.! Daarbij wordt overgelegd eene geneeskundige verklaring betreffende den geestelijken en lichamelijken toestand van den minderjarige. Het bestuur is verplicht te dier zake aan den minister alle vereischte inlichtingen te verstrekken. Indien de directeur van het Rijksopvoedingsgesticht van oordeel is, dat de oorzaak der opneming is opgeheven of de lichamelijke of geestelijke toestand van den minderjarige dezen voor een verblijf in dat gesticht ongeschikt maakt, stelt hij aan den minister voor om genoemden minderjarige uit het gesticht te ontslaan. Waarop dit mede toepasselijk is. Volgens de burgerlijke wet kunnen de ouders of een der ouders van minderjarige kinderen, wegens verschillende feiten en omstandigheden van de ouderlijke macht of de voogdij worden ontheven of ontzet:). In dat geval kunnen rechtspersoonlijke vereenigingen, alsmede stichtingen en weldadige instellingen met de voogdij over zoodanige minderjarigen worden belast, en dan gelden ook de hierboven gemelde bepalingen omtrent het toekennen eener Rijkssubsidie en het opnemen dier minderjarigen in eene Rijksinrichting, indien zij door hun gedrag van een verdorven of weerbarstig karakter doen blijken. Poging tot misdrijf- Wat poging is. Poging is het beproeven van een strafbaar feit. Iemand heeft het voornemen om zulk een feit te begaan. Wanneer nu zulk een voornemen gevolgd is ') Men zie daaromtrent onze Handleiding voor ouders, voogden, toeziende voogden, voogdijraden en besturen van instellingen van kinderzorg, uitgegeven ter gelegenheid van de in werking treding der kinderwetten. door een begin van uitvoering, maar het daarbij gebleven is, tengevolge van omstandigheden van den wil van den dader onafhankelijk, dan is hij strafbaar. De wil wordt om zoo te zeggen voor de daad genomen, maar de daad zelve is toch niet volbracht en daarom is poging minder strafbaar dan het misdrijf zelf. Voorbeelden. Gesteld dat iemand een offerbus openbreekt, die echter leeg is. Nu heeft hij een poging tot diefstal gedaan en hij heeft het misdrijf wel met kunnen volvoeren, maar alleen door omstandigheden van z«n wil onafhankelijk. Indien er zich geld in bevonden had, dan zou hij zich dat hebben toegeëigend. Iets dergelijks doet zich voor wanneer iemand een schot lost op een ander met een geweer, denkende dat het geladen is, terwijl dat niet het geval is. Overtreding. Poging om een overtreding te begaan wordt door de wet niet als strafbaar beschouwd. Om voor eene overtreding gestraft te worden, moet iemand het feit werkelijk hebben begaan. Gevallen waarin poging tot een misdrijf niet strafbaar is. Tweegevecht is een strafbaar feit; maar poging om dit tweegevecht te begaan wordt door de wet niet strafbaar gesteld. Op dezelfde wyze wordt niet strafbaar gesteld de poging tot de overigens door de wet straf baar gestelde mishandeling van een dier. Eveneens is niet strafbaar de poging tot mishandeling (hier wordt bedoeld de mishandeling van een mensch), ofschoon dit feit zelve natuurlijk strafbaar is. Deelneming en medeplichtigheid. Daders van strafbare feiten. Als daders van strafbare feiten worden aangemerkt degenen die het feit persoonlek plegen; verder zy die het doen plegen en zjj die het medeplegen, daar immers een strafbaar feit door iemand in vereeniging met anderen kan worden begaan of zelfs uitteraard altyd op die wyze wordt begaan. Men denke hier b.v. aan inbraak, aan een aanslag tegen de veiligheid van den staat, aan geweld plegen tegen personen of goederen, aan verwekking van wanorde tot het storen van een vergadering, enz. Als daders van een strafbaar feit worden eveneens aangemerkt zy die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding, het feit opzettelijk uitlokken. . De handelingen, die men door een dezer middelen opzettelijk uitlokt, en de gevolgen daarvan, worden nu als de strafbare feiten aangemerkt. Wat met een direct gevolg is van het uitlokken komt dus niet in aanmerking. . . ... Iemand die een ander omkoopt om een ambtsmisdrijf te begaan, b.v. een ambtenaar door geld te geven er toe brengt om diens boeken te vervalschen, is dus zelf dader van een strafbaar feit. Medeplichtigen. Medeplichtigen zijn zij die bij het plegen van het strafbaar feit opzettelijk behulpzaam zijn, het door het eene of andere middel gemakkelijker maken; verder zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf. Ook hier komen bij het bepalen van de straf alleen die handelingen in aanmerking, die de medeplichtige opzettelijk heeft gemakkelijk gemaakt of bevorder , benevens hare gevolgen. Straf. Medeplichtigen worden minder zwaar gestraft als daders. Het maximum, van de hoofdstraf althans, op het misdrijf gesteld, wordt bij medeplichtigheid met een derde verminderd. Overtreding. Medeplichtigheid wordt geacht niet te bestaan in zake van overtreding; zoodat daartegen ook geen straf wordt bedreigd. Drukpersmisdrijven. Bij misdrijven, welke door middel van de drukpers worden gepleegd, b.v. beleediging, wordt de uitgever als zoodanig niet vervolgd, wanneer het gedrukte stuk zyn naam en woonplaats vermeldt en de dader bekend is of op de eerste aanmaning na den rechtsingang door den uitgever is bekend gemaakt. Deze bepaling is echter niet toepasselijk, wanneer de dader op het tijdstip der uitgave strafrechtelijk niet vervolgbaar was of zich buiten Nederland bevond. Bij bovengenoemde misdrijven wordt de drukker als zoodanig ook niet vervolgd, wanneer het gedrukte stuk zijn naam en woonplaats vermeldt en de persoon op wiens last het stuk is gedrukt, bekend is of op de eerste aanmaning na den rechtsingang door den uitgever is bekend gemaakt. Ook deze bepaling is niet toepasselijk wanneer de persoon op wiens last het stuk is gedrukt, op het tijdstip van het drukken niet strafrechtelijk vervolgbaar was ot zich buiten Nederland bevond. Klacht. Misdrijven alleen op klacht vervolgbaar. Sommige misdrijven kunnen niet door het openbaar gezag, dat voor de openbare orde waakt, worden vervolgd, maar alleen op klacht van den persoon tegen wien het feit gepleegd is. Het zijn feiten van meer persoonlijken aard, ten aanzien waarvan een persoonlijke reden kan bestaan om niet tot vervolging over te gaan. Voorbeelden. Beleediging wordt in het algemeen niet vervolgd dan op klacht van hem tegen wien het misdrijf is gepleegd. Srafbaar is hij die ten aanzien van een overledene een feit pleegt dat, wanneer deze nog in leven ware, als smaadschrift of smaad zou zijn gekenmerkt; maar ook dit misdrijf wordt niet vervolgd dan op klachte hetzij van een der bloedverwanten of aangehuwden van den overledene, in de rechte linie of zijdlinie tot den tweeden graad, hetzij van zijn echtgenoot. Vervolging wegens het plegen van overspel door een gehuwde heeft ook niet plaats dan op klachte van den beleedigden echtgenoot, binnen den tijd van drie maanden gevolgd door een eisch tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed, op grond van hetzelfde feit. Misdrijf tegen personen beneden zestien jaar. Wanneer een misdrijf dat alleen op klacht vervolgbaar is, gepleegd is tegen iemand die den leeftyd van zestien jaar nog niet had bereikt, of die, anders dan wegens verkwisting, onder curateele is gesteld, geschiedt de klacht, door dengene die in burgerlijke zaken zyn wettelijke vertegenwoordiger is. Is die wettelijke vertegenwoordiger juist de persoon tegen wien de klacht moest geschieden, dan kan de vervolging plaats hebben op klacht van den toezienden voogd of toezienden curator, van den echtgenoot, van een bloedverwant in de rechte linie of, by gebreke van deze, op klachte van een bloedverwant in de zijdlinie tot den derden graad ingesloten. Overlijden. Indien hy tegen wien het misdrijf is gepleegd, overlijdt binnen den termijn van drie of van negen maanden, hierna genoemd, dan kan, zonder verlenging van dien termijn, de vervolging geschieden op klacht van de ouders, van de kinderen of van den overlevenden echtgenoot, tenzij het mocht blijken dat de overledene de vervolging niet gewild heefc. Termijn. De klacht kan slechts worden ingediend gedurende drie maanden nadat de tot de klacht gerechtigde kennis heeft bekomen van het gepleegde feit, wanneer hij binnen Europa verblijf houdt, of gedurende negen maanden wanneer hij daarbuiten verblijf houdt. Vervallen van het recht tot strafrechtelijke vervolging en van de straf zelf. Verjaring. Het recht tot het instellen eener strafrechtelijke vervolging, verjaart door tijdsverloop, en welf 1. in één jaar voor alle overtredingen en verder voor de misdrijven door middel van de drukpers gepleegd; 2. in zes jaar voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld; 3. in twaalf jaren voor alle misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld; 4. in achttien jaren voor alle misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld. In het algemeen en behoudens enkele uitzonderingen vangt die termijn aan op den dag waarop het feit is gepleegd. Geldboete. In geval van veroordeeling tot geldboete, wanneer er geen andere straf op de overtreding gesteld is, vervalt het recht tot strafvordering door vrijwillige betaling van de hoogste boete (maximum), binnen den door de wet gestelden termijn en op machtiging van den bevoegden ambtenaar van het openbaar ministerie. Wanneer nevens de geldboete verbeurd verklaring op het feit gesteld is, dan moeten tevens de aan verbeurdverklaring onderworpen voorwerpen worden afgegeven, of de waarde waarop zij geschat zyn worden voldaan. Verjaring der uitvoering van de straf. Al wordt eene veroordeeling uitgesproken, daarom is het nog niet zeker dat de straf werkelijk ondergaan wordt, want het recht tot uitvoering van de straf vervalt ook door verjaring. De termyn dezer verjaring is by overtredingen twee jaren, bij misdrjjven door middel van de drukpers gepleegd vijf jaren en bij andere misdrijven een derde langer dan de termy'D der verjaring van het recht tot strafvordering. In geen geval is echter de termyn der verjaring korter dan de duur der opgelegde straf. De termyn van verjaring vangt aan op den dag na dien waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd. Gevangeniswezen. Onderscheiding der gevangenissen. De gevangenissen worden onderscheiden in : strafgevangenissen, huizen van bewaring, passantenhuizen. In de strafgevangenissen wordt uitsluitend de burgerlijke en militaire gevangenisstraf ten uitvoer gelegd. De huizen van bewaring zjjn bestemd: 1. tot opneming van hen, die de straffen van hechtenis of van militaire detentie moeten ondergaan; 2. tot opneming van alle anderen, wier vastzetting, aanhouding, gevangenneming of gevangenhouding door het openbaar gezag is bevolen of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking geschiedt, voor zooverre geene andere plaats voor hen is bestemd; 3. tot verbluf voor doortrekkende gevangenen en andere onder verzekerde bewaring vervoerd wordende personen. De passantenhuizen zyn uitsluitend voor genoemde doortrekkende gevangenen en andere vervoerd wordende personen bestemd. Huizen van bewaring en gewone strafgevangenissen. In iedere arrondissements-hoofdplaats of in eene onmiddellijk aangrenzende gemeente is een huis van bewaring en voor zooveel noodig eene gewone strafgevangenis gevestigd. Huizen van bewaring zijn bovendien nog in een aantal andere gemeenten gevestigd. Bijzondere strafgevangenissen. Er zijn bijzondere strafgevangenissen bestemd: 1. tot opneming van hen die levenslange gevangenisstraf of tijdelijke gevangenisstraf van meer dan vijf jaren moeten ondergaan. Deze gevangenissen zijn gevestigd: voor de mannen te Leeuwarden, voor de vrouwen te Gorinchem; 2. tot opneming van hen die eene gevangenisstraf van meer dan drie maanden en niet meer dan vijf jaren moeten ondergaan en den leeftijd van 60 jaren bereikt hebben of voor afzonderlijke opsluiting ongeschikt zijn. Deze gevangenissen zyn gevestigd: voor de mannen te 's Hertogenbosch, voor de vrouwen te Gorinchem. 3. tot opneming van hen die eene gevangenisstraf van meer dan drie maanden moeten ondergaan, bij den ingang der gevangennisstraf den leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt en gemeenschappelijk moeten worden opgesloten, omdat zij tijdens hun veroordeeling den leeftijd van 14 jaar nog niet hebben bereikt of voor afzonderlijke opsluiting ongeschikt z\jn. Deze gevangenissen zijn gevestigd: voor de jongens te 's Hertogenbosch, voor de meisjes te Amersfoort. Rijkswerkinrichtingen. De Rijkswerkinrichtingen zjjn zoowel onderling als van de andere gestichten onderscheiden. Deze inrichtingen zijn gevestigd: voor de mannen te Veenhuizen en te Hoorn; voor de vrouwen in de gemeente Oegstgeest. Bedelarij en landlooperij. Deze feiten worden als overtredingen beschouwd en met hechtenis gestraft. De schuldige aan een der beide overtredingen kan bovendien, zoo hy tot werken in staat is, tot plaatsingin een der bovengenoemde Rijkswerkinrichtingen worden veroordeeld, voor ten hoogste drie jaren. Verplichtingen van kooplieden van kleeding, uitrusting of wapening. De koopman die een gewoonte maakt van het koopen van krijgslieden beneden den rang van officier, van goederen behoorende tot de kleeding, uitrusting of wapening, is verplicht (en is bg niet nakoming van die verplichting strafbaar) om een register te houden, waarvan de bladen van een doorloopend Nr. zijn voorzien en door den burgemeester of den commissaris van politie zijner woonplaats worden gewaarmerkt. In dit register moet door hem, onmiddellijk nadat de goederen door hem in ontvangst zijn genomen, aanteekening worden gedaan van iederen koop, iedere inruiling, aanneming als geschenk, in pand, gebruik of bewaring van goederen behoorende tot genoemde kleeding enz., alsmede van zoodanige goederen welke hij voor een krijgsman beneden den rang van officier verkoopt, ruilt, ten geschenke, in pand, gebruik of bewaring geeft. De inschrijving geschiedt zonder witte vakken, gapingen of tusschenruimten, met aanduiding van den dag waarop, van den persoon van wien of van den verkoop op openbaar gezag, waarbij de goederen verkregen zijn. De schriftelijke toestemming, door of van wege den bevel voerenden officier, waar zij vereischt is, verleend, wordt aan het register gehecht. De bedoelde koopman moet tevens in het register aanteekenen, aan wien en op welken dag de goederen voor zich zeiven of namens zijn lastgever door hem zijn verkocht, verruild, in pand gegeven, of op eenige andere wyze, met zyn medeweten of door zijn toedoen, uit z;jn bezit zijn geraakt. De koopman is verplicht het bedoelde register op aanvrage te vertoonen aan den burgemeester of aan den door dezen aangewezen ambtenaar, als ook aan den bevelvoerenden officier of aan den door dezen aangewezen officier of onderofficier. Iets over militair Strafrecht. Volgens de grondwet moet ook het militair strafrecht in een algemeen wetboek worden geregeld. Reeds den 20 Juli van het jaar 1814 is bij de wet vastgesteld een crimineel wetboek voor het krijgsvolk te water. Wat de landmacht betreft bleef een oud reglement van 1799 van kracht, in afwachting dat ook ten behoeve van het krijgsvolk te lande een crimineel Wetboek zou kunnen worden vastgesteld. Dit is geschied bü eene wet van 15 Maart 1815. Wü hebben dus twee militaire strafwetten, die echter van tijd tot tyd verandering hebben ondergaan. Zoo is b.v., by de wet van 17 September 1870, de doodstraf afgeschaft, doch alleen in tijd van vrede, zoodat in het militair strafrecht die straf nog bestaat. Later zijn de militaire strafwetten in overeenstemming gebracht met het nieuwe wetboek van strafrecht, hetgeen echter niet wegneemt, dat de militaire strafwetten geheel verouderd zijn. Men heeft dan ook sinds lang beproefd daarin verandering te brengen. Sedert 1898 is er een ontwerp van een militair 6 wetboek van strafrecht voor de zee- en landmacht bij de Staten-Generaal aanhangig, maar tot dusverre niet in behandeling genomen. Instelling van strafregisters. Strafregisters zijn registers welke gehouden worden van alle onherroepelijk geworden veroordeelingen, en wel: 1. wegens algemeene en militaire misdrijven; 2. wegens bedelarij en landlooperij; 3. tot plaatsing in een werkinrichting. Samenstelling. Deze strafregisters zyn samengesteld uit afzonderlijke strafbladen, waarin voorkomen de namen van den veroordeelde, ook zijn bijnamen en valsche namen, wanneer hjj die voert; zijn ouderdom, beroep, burgerlijke staat, de straf waartoe hij is veroordeeld, en verschillende andere bijzonderheden. Doel er van. Deze strafregisters dienen om op eene gemakkelijke en zekere wyze te weten te komen of een beklaagde reeds meermalen straf heeft ondergaan; zoo ja, voor welke feiten, enz. Signalement-kaarten. Het is somtijds zeer moeilijk om van sommige veroordeelden of verdachten de identiteit vast te stellen, dat wil zeggen, met zekerheid uit te maken of zij werkelijk de personen zijn voor wie zij gehouden worden. Daartoe dienen de zoogenaamde antropometrische signalement-kaarten, uitgevonden door den Franschman Bertillon. Deze kaarten worden opgemaakt: 1. Van alle veroordeelden tot een gevangenisstraf van zes maanden of langer wegens eenig, ook militair, misdrijf, die den leeftijd van 23 jaren bereikt hebben; 2. van veroordeelden tot plaatsing in een Rijkswerkinrichting, tengevolge van bedelarij of landlooperij, of van het zich in kennelijken staat van dronkenschap op den openbaren weg bevinden, die den leeftijd van 23 jaren hebben bereikt, voor zoover de daaromtrent gestelde regelen het voorschrijven; 3. Van alle aangehouden of gevangen genomen verdachten van eenig misdrijf of van bedelarij of landlooperij, ter vaststelling van wier identiteit het opmaken van een signalement-kaart in het belang der Justitie wenschelijk is te achten. Overeenkomstig de deswege te geven voorschriften worden de kaarten opgemaakt in de strafgevangenissen, in sommige huizen ;van bewaring, in de Rijkswerkinrichtingen en in de bureaux van politie in de drie voornaamste gemeenten van het Rijk. De signalement-kaarten worden bewaard ter griffie van de rechtbank, op eene voor het publiek niet toegankelijke plaats. Ook worden alle signalement-kaarten bewaard in een centraal bureau aan het ministerie van justitie. Dit centraal bureau strekt alleen om inlichtingen te geven of aldaar een signalement-kaart van den bepaalden persoon aanwezig is. Alphabetische Inhoud. A» blz. Arbeid 20, 16 opbrengst ervan 20 B. Bedelarij en landlooperfl 79 Beweging 18 Briefwisseling 19 c. Celkap 18 Celstraf 17, 16 D. Deelneming en medeplichtigheid 70 daders van strafbare feiten 70 medeplichtigen 71 straf 71 overtreding 72 drukpersmisdrjjven 72 Dracht 18 F. Familiegesprekken 19 O. Gebrek aan voorzorg 7 Geldboete 25 Gestichten, verlaten er van 19 particuliere 57 voorwaarden omtrent de verpleging ... 57 id. buiten gestichten 60 D1Z. Gestichten en daar buiten. Toezicht. subsidie • vervroegde beëindiging 64 overneming der verpleging 67 Gevangenisstraf, duur ervan . • • • * Gevangeniswezen onderscheiding der gestichten bijzondere strafgevangenissen . 78 Rijkswerkinrichtingen 79 bedelarij en landlooperü 7p Godsdienstoefening enz ^3 Grenzen van het Rijk u Hechtenis H. 1. 25, 24 Invrvjheid stelling, voorwaardelijke 23 21 Kantines Kinderen Klacht ™ misdrijven op klacht vervolgbaar .... 73 idem voorbeelden ■ 7!i mis^'ijf tegen personen beneden 16 jaar . • 7^ overlijden 74 Kleeding \7 Kooplieden, verplichtingen 'y Lezen Nalatigheid L. N O. Onderwijs ^ Ontzetting van rechten 15 Onvoorzichtigheid 7 18 7 blz. 7 Opzet 9 8 strafbaarheid zonder bij overtredingen P. . , ..f 68 Poging tot misdrgf .-•••• 68 wat poging is 6Q voorbeelden . 6g overtreding ' niet strafbaarheid R 50 Rijksopvoedingsgestichten . 5Q aantal en plaats verpleegden gesticht te Alkmaar ^ . n Avereerst ' , „ Doetinchem ..•••• , „ Montfoort lager onderwijs 53 vakonderricht 54 ontslag s. Schepen, Nederlandsche ...•••• Zeeschepen ...••••• Signalementkaarten • ' ' 14 Straffen soorten er van ' ^ hoofdstraffen bijkomende straffen afslag en ontslag Strafbaarheid, verhooging ervan . • • • • vervallen van het recht tot vervolging en van de straf /& geldboete verjaring & Strafrecht, begrip er van ' 2g ten aanzien van jeugdige personen _o het oude stelsel het nieuwe stelsel blz. Strafrecht, strafrechtelijke minderjarigheid ... 30 toerekenbaarheid 30 maatregelen ten aanzien van schuldigen die jonger zijn dan 16 jaren 31 straffen 31 plaatsing in een tuchtschool 31 geldboete 3'2 berisping 32 proeftijd ......... 32 teruggaaf aan de ouders 33 ter beschikking stellen van de regeering . . 47, 33 veroordeeling tot gevangenisstraf .... 35 minderjarigen tusschen 16 en 18 jaar ... 85 verpleging in particuliere zorg .... 54 militair 81 Strafregisters 82 Strafwet, algemeene begrippen omtrent overtreding er van 7 grenzen er van 10 op wie toepasselijk 10 toepasselijkheid buiten de grenzen van den Staat 12 toepasselijkheid op ambtenaren .... 13 Srafwetboek, geschiedenis 6 Staten en Raden, niet vervolgbaarheid ... 11 T. Toerekenbaarheid 30, 26 Tuchtscholen 36 aantal en plaats 36 inrichting en beheer 36 personeel 36 verpleging 37 verlaten 38 briefwisseling en bezoeken 38 stoffelijke verzorging 38 indeeling en verdeeling der klassen ... 39 lager onderwijs en handenarbeid .... 41 godsdienstige verzorging 42 tucht 42 verhaal van schade 43 ME. Tuchtscholen eigenlijk gezegde straffen .... 43 water en brood 43 cachot 43 boeten. 41 uitgaanskas 4^ ontslag 45 reiskosten 46 opneming van kinderen welke zich niet goed gedragen 46 krankzinnigheid 49 voorwaardelijk ontslag 4® u. Uitgaanskas 20 bestemming er van 21 V. Vaartuigen 11 Verbeurdverklaring 25 Vereenigingen en Stichtingen 48 Voorarrest *5 Verschenen bij COHEN ZONEN Amsterdam : H. M. J. WATTEL. Het Handelsrecht voor iedereen. Ing. ƒ 1.50, geb. ƒ 2.—. H. M. J. WATTEL. Het Burgerlijk Recht voor iedereen, een duidelijk, juist, volledig verklaard Burgerlijk Wetboek, met volledig gemakkelijk register. Ing. ƒ 2.—, geb. ƒ 2.50. H. M. J. WATTEL. De Nederlandsche Staatsinrichtingen en de Wetten en Instellingen der Maatschappelijke samenleving. Ing. ƒ 3.—, geb. ƒ 3.50. H. M. J. WATTEL. De Belastingwetten voor iedereen. Ing. ƒ 1.50, geb. ƒ 2.—. De boeken van WATTEL zyn practisch in de hoogste mate. BARINGER. Wat iedereen van de electriteit en hare toepassing weten moet. Ing. ƒ 0.50, geb. ƒ 0.75. BARINGER. Wat iedereen van de Scheikunde weten moet. Ing. ƒ 0.50, geb. ƒ 0.75. ROSE. Wat iedereen van het menschelijk lichaam weten moet. Ingen. ƒ 0.50, geb. 0.75. LANGER. Wat iedereen van de Sterrekunde weten moet. Ing. 0.50, geb. ƒ 0.75. PFLAUM. Wat iedere Amateur-Photograaf weten moet. Ing. ƒ 0.50, geb. ƒ 0.75. STURM. Wat iedereen van de Natuurkunde weten moet. Ing. ƒ 0.50, Geb. ƒ 0.75. OLUFSEN. Wat iedereen van de Plantkunde weten moet. Ing. ƒ 0.50, geb. ƒ 0.75. WALDECK. Wat iedereen van de Werktuigkunde weten moet» Ing. ƒ 0.75, geb. 0.75. KERREMANS. Wat iedereen van de Nederlandsche en Vlaamsche Letterkunde weten moet. Ing. ƒ 0.50, geb. ƒ 0.75. VERKRUIZEN. Wat iedereen van de GriekscHe en Romeinsche Mythologie weten moet. Ing. ƒ 0.50, geb. ƒ 0.75. SCHWALBE. Wat iedereen van de Algemeene Geschiedenis weten moet. Ing. ƒ 0.50, geb. ƒ 0.75. MEISSNER. Wat iedereen van de Beschavingsgeschiedenis weten moet. Ing. ƒ 0.75, geb. ƒ 0.75. FABER. Wat iedereen van de Telegrafie weten moet. Ing. ƒ 0.50, geb. ƒ 0.75. DOMIENIK. Wat iedereen van de Natuurkunde weten moet. Ing. ƒ 0.50, geb. ƒ 0.75. Het Strafrecht en IM Strafstelsel = POPULRIR GESCHETST DOOR H. M. j. wnnEL Cand-Notaris enz. te Hillegom. = COHEM ZOMEN — RMSTERDRM HET STRAFRECHT EN HET STRAFSTELSEL POPULAIR GESCHETST DOOR H. M. J. WATTEL, Cand.-Notaris enz. te Hillegom. £ AMSTERDAM. COHEN ZONEN. STOOMDRUKKERIJ • A. J. MICHIELSEN - AMERSFOORT. INLEIDING. Begrip van strafrecht. Het belang der afzonderlijke personen, zoowel als dat der geheele samenleving eischt dat het plegen van zekere daden wordt verboden. Maar zulke verbodsbepalingen zouden niets baten tegenover hen die zich niet genoeg kunnen beheerschen om zich te onthouden van hetgeen met het algemeen of by zonder belang strijdt. Het baat volstrekt niet, wanneer een wet zegt: het is verboden muntspeciën of muntpapier na te maken of te vervalschen. Maar het helpt wel, wanneer de wet zegt: hjj die muntspeciën of muntpapier namaakt of vervalscht, enz., wordt met gevangenisstraf gestraft. Het is dus de taak van het strafrecht, straffen te bedreigen tegen het plegen van dadèn of feiten, welke het algemeen belang der maatschappij of het belang van bijzondere personen of lichamen benadeelen. Grenzen van de strafwet. Op wie de strafwet toepasselijk is. Zy is vooreerst toepasselijk op alle personen, tot welken landaard zij behooren, die zich binnen het Rijk aan een strafbaar feit schuldig maken. Wat men onder „Rijk" verstaat. Onder „Rijk" verstaat men het Rijk in Europa, zoodat de koloniën of bezittingen in andere werelddeelen gerekend worden tot het buitenland te behooren. Hoever „het Rijk" sich uitstrekt. Baaien en binnenzeeën, zooals de Zuiderzee, behooren geheel tot het R$k. De waterstrook langs de zeekusten behoort tot ons gebied tot eene breedte van drie zeemijlen. De Fransche zeemijl is gelijk 5,5555 kilometers. Niet-vervolgbaarheid van Staten en Raden. De leden van den gemeenteraad zijn niet gerechtelijk vervolgbaar wegens de stem of meening door hen in de vergadering geuit. Gelyke bepaling bestaat voor de leden der Provinciale Staten. "Verder bepaalt de grondwet dat de leden der Staten-Generaal niet gerechtelijk vervolgbaar zjjn voor hetgeen zij in de vergadering hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben medegedeeld. Vaartuigen. De strafwet is toepasselijk op ieder die zich buiten het rijk aan boord van een Nederlandsch vaartuig aan een strafbaar feit schuldig maakt. Wat Nederlandsche schepen zijn. Onder Nederlandsche schepen worden alleen verstaan die vaartuigen, welke door de wet betrekkelijk de afgifte van zeebrieven en vergunningen tot het voeren der Nederlandsche vlag, als zeeschepen worden beschouwd. De strafwet is ook toepasselijk op den schipper en de opvarenden van een Nederlandsch vaartuig, die zich buiten het Rijk, ook buiten boord, schuldig maken aan zoogenaamde scheepvaart-misdrijven en scheepvaart-overtredingen. De schipper is de gezagvoerder of die hem vervangt. Opvarenden zijn allen die zich aan boord bevinden, met uitzondering van den schipper. De strafwet kan ook toepasselijk zijn buiten het grondgebied van den Staat. Behalve wat betreft de genoemde strafbare feiten gepleegd aan boord van Nederlandsche vaartuigen, is de strafwet toepasselijk op ieder die zich buiten het Rijk, in een ander land dus, schuldig maakt aan sommige misdrijven tegen de veiligheid van onzen Staat of tegen de koninklijke waardigheid. Hetzelfde geldt voor allen die zich buiten het Rijk schuldig maken: aan eenig misdrijf ten opzichte van Rijksmuntspeciën, of van Rijkswege uitgegeven zegels of merken; aan valschheid hetzij in schuldbrieven of certificaten van schuld van den Nederlandschen Staat of van eene Nederlandsche provincie, gemeente of openbare instelling, enz., of aan het opzettelijk gebruik maken van zulk een stuk, wanneer dat valsch of vervalscht is; aan sommige scheepvaartmisdrijven. Verder is de strafwet ook toepasselijk op den Nederlander die zich buiten het Rijk schuldig maakt aan misdrijven tegen de veiligheid van den Staat en de Koninklijke waardigheid ; en verder op hem : die zich opzettelijk voor den dienst bij de militie ongeschikt maakt of laat maken; die een ander op diens verzoek opzettelijk voor den dienst ongeschikt maakt; die opzettelijk een dubbel huwelijk aangaat; die een huwelijk aangaat, wetende dat de wederpartij daardoor een dubbel huwelijk aangaat; die zonder vergunning van de Nederlandsche regeering een kaperbrief aanneemt of als schipper dienst doet op een vaartuig, wetende dat het zonder vergunning der Nederlandsche regeering voor de kaapvaart bestemd is, en die als schepeling dienst neemt op een vaartuig, wetende dat het zonder vergunning der Nederlandsche regeering voor de kaapvaart bestemd is, of gebruikt wordt, of die vrijwillig in dienst blijft, na die bestemming of dat gebruik te hebben vernomen. Ambtenaren. De strafwet is ook toepasselijk op den Nederlandschen ambtenaar, die zich buiten ons grondgebied aan ambtsmisdrijven schuldig maakt. (Hier wordt bedoeld, de ambtenaar die in Nederlandschen dienst is, onverschillig of hij Nederlander of vreemdeling is.) Onder ambtenaren worden begrepen alle personen, verkozen bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen, en allen die tot de gewapende macht behooren. Over de straffen. Soorten van straf. De straffen worden onderscheiden in hoofdstraffen en bijkomende straffen. Hoofdstraffen. De hoofdstraffen bestaan in: 1. gevangenisstraf. 2. hechtenis. (Het is duidelijk dat de gevangenisstraf wordt opgelegd voor ieiten van meer ernstigen aard, namelijk voor zoogenaamde misdrijven, terwijl de hechtenis wordt opgelegd voor zoogenaamde overtredingen.) 3. geldboeten. In de gevallen onder nos. 1 en 2 heeft dus maar op verschillende wijze, vrijheidsberooving plaats. Tegenover deze persoonlijke straf staat de geldboete als een vermogensstraf, omdat zjj alleen iemands vermogen treft. Hierna zal blyken dat in sommige gevallen de vermogensstraf door een persoonlijke straï kan worden vervangen. Afslag van straf en ontslag. De colleges van regenten over de strafgevangenissen zijn bevoegd om jaarlijks eene voordracht te doen tot het verleenen van af- en ontslag aan gevangenen, die door goed gedrag en vlijt hebben uitgemunt. In het algemeen worden geen andere gevangenen op de aanbevelingslijst gebracht, dan die tot eene straf van langer dan twee jaren zijn veroordeeld en die op het tijdstip der voordracht althans de helft van den 'hun opgelegden straftijd ondergaan hebben, terwijl verder daarbij wordt in het oog gehouden dat inden regel ter belooning van goed gedrag en betoonde vlijt, gedurende het laatst verloopen jaar, een afslag van hoogstens drie maanden voldoende is te achten. Ten aanzien van gevangenen, wier overige straftijd nog minder dan een jaar bedraagt, wordt daarbij in het bijzonder er op gelet of het jaargetijde, waarin de tot afslag voorgedragene zijne vrijheid zal herkrijgen, geschikt kan worden geacht voor het spoedig vinden van een middel van bestaan. Arbeid en opbrengst van den verplichten arbeid. Er wordt in de gestichten arbeid verricht voor rekening van het Rijk en voor rekening van particulieren. De arbeid voor rekening van particulieren wordt alleen toegelaten bij wijze van aanvulling. Van het door den veroordeelde verdiende loon wordt een gedeelte als uitgaanskas afgezonderd. Het overige gedeelte wordt ook niet uitbetaald maar op rekening van den gevangene of verpleegde als zakgeld geboekt. Dat gedeelte kan gedurende den straftijd ten behoeve van den gevangene of verpleegde worden aangewend of met zijne toestemming voor andere doeleinden gebezigd. Op hen die tot levenslange gevangenisstraf zijn veroordeeld, is dit niet toepasselijk. Aan een uitgaanskas zouden zij niets hebben en het verdiende loon wordt dus geheel als zakgeld geboekt. Bestemming van de uitgaanskas. De uitgaanskas wordt, zoo dikwijls het bedrag daartoe aanleiding geeft, en wanneer grond bestaat voor de overtuiging dat de ontslagene werkelijk het voornemen heeft, zich ter plaatse te vestigen, na met het noodige reisgeld verminderd te z\jn, in eens of in termynen ter uitreiking gezonden aan den burgemeester der gemeente, waarheen de gevangene of verpleegde zich bij ontslag begeeft. Aan alle gevangenen en verpleegden, die niet in het bezit zjjn van eene voldoende uitgaanskas, kan by ontslag, voor het terugkeeren naar hunne woonplaats of de door hen opgegeven plaats van bestemming, ten koste van het Rijk reisgeld of reisgelegenheid worden verstrekt. Kantines. In de meeste gestichten (niet b.v. in de Rijksopvoedingsgestichten) bestaan kantines, waar de ge- vangenen en verpleegden verschillende versnaperingen voor hun zakgeld kunnen koopen. Het gebruik maken van de kantine is ontzegd aan: a. gevangenen en verpleegden die op hun rekening niet meer te goed hebben dan zij schuldig zjjn; b. veroordeelde gevangenen voor den tjjd van een maand en daar beneden; c. gevangenen en verpleegden die wegens misdraging in het gesticht, tijdelyk van het genot der kantine zijn uitgesloten; d. gevangenen en verpleegden wien door den geneesheer het gebruik van de kantine is verboden. Aan gevangenen en verpleegden, die tot het verrichten van arbeid ongeschikt zjjn en dientengevolge geen zakgeld bezitten, of wier door arbeid verdiend loon ontoereikend is om van de kantine gebruik te maken, kan worden vergund voor het koopen van kantinewaren over eigen gelden te beschikken. Onderwijs. Naar gelang der behoefte worden aan elk gesticht een of meer onderwijzers of onderwijzeressen verbonden. In de strafgevangenissen, in de huizen van bewaring en in de Rijkswerkinrichtingen, zyn de veroordeelden beneden den leeftijd van 40 jaar, indien zjj eene straf van drie maanden of langer moeten ondergaan en indien na onderzoek bevonden is dat zij onderwijs behoeven, tot het ontvangen daarvan verplicht. Aan hen die afzonderlijk geplaatst zijn, wordt het onderwijs uitsluitend in de cel gegeven. misdrijf opzettelijk is gepleegd, kunnen worden verbeurdverklaard. Verbeurdverklaring van goederen welke niet in beslag zijn genomen, wordt, ingeval die voorwerpen niet worden uitgeleverd, of het geldelijk bedrag waarop zij bij de uitspraak geschat worden, niet wordt betaald binnen twee maanden na den dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd, vervangen door hechtenis van minstens een dag en hoogstens zes maanden. Toerekenbaarheid. Iemand die een feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of de ziekelijke verstoring van zijne verstandelijke vermogens niet kan worden toegerekend, is niet strafbaar. De rechter kan echter gelasten dat hij in een krankzinnigengesticht wordt geplaatst, gedurende een proeftijd, den tijd van een jaar niet te boven gaande. Mede is niet strafbaar hij die een feit begaat, waartoe hij door overmacht is gedrongen. Ook is niet strafbaar degene die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen lijf, eerbaarheid, of goed, of van een ander, tegen oogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Gaat die verdediging of zelfverdediging verder dan het noodzakelijke, dan is zij toch niet strafbaar wanneer zij het onmiddellijk gevolg is geweest van eene hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt. gevangenis is gesteld, dan werd een gevangenisstraf opgelegd van ten hoogste vijftien jaar. Het stelsel kwam dus ten aanzien van bedoelde kinderen tusschen 10 en 16 jaar hierop neer: Zij werden wel vervolgd en kwamen wel voorden rechter, maar het verder beloop der zaak hing van de toerekenbaarheid af. Was niet met oordeel des onderscheids gehandeld dan kon ook opzending naar een rijksopvoedingsgesticht volgen; was dat wel het geval dan volgde veroordeeling op de wijze als hierboven is gezegd. Nieuw stelsel. Vervolging altijd mogelijk. Elke leeftijdsgrens, beneden welke een kind niet strafrechtelijk kan worden vervolgd of gestraft is vervallen. Strafrechtelijke vervolging en bestraffing van de jongste kinderen is niet uitgesloten. Strafrechtelijke minderj arigheid. De grens der strafrechtelijke minderjarigheid is tot 18 jaar verschoven, met andere woorden, eerst op dien leeftijd wordt men niet meer als jeugdig persoon beschouwd en zijn de voor deze personen ingestelde bijzondere regelen niet meer van toepassing. Toerekenbaarheid. Het verplichte onderzoek naar het oordeel des onderscheids is opgeheven. Veroordeeling tot gevangenisstraf. Wanneer de jeugdige persoon is schuldig verklaard aan een misdrijf, waarop als maximum gevangenisstraf van drie jaar of meer is gesteld, kan de rechter hem tegelijkertijd veroordeelen tot gevangenisstraf van ten hoogste de helft van dat maximum, welke gevangenisstraf alsdan niet wordt ten uitvoer gelegd, voordat de voorziening van regeeringswege in de opvoeding is ten einde geloopen. Die tenuitvoerlegging kan echter door den Minister van Justitie worden opgeschort. Wil de rechter straf opleggen, dan gelden daarbij de volgende regels: le wanneer er een misdrijf heeft plaats gehad: a. door jeugdige personen beneden 14 jaren, kan tuchtschool, geldboete of berisping worden opgelegd. b. door jeugdige personen van 14 tot 18 jaar, kan tuchtschool of geldboete worden opgelegd. 2e Wanneer er eene overtreding heeft plaats gehad, dan moet altijd berisping worden opgelegd; ingeval van herhaling evenwel kan die berisping door tuchtschool of geldboete worden vervangen. Minderjarigen tusschen 16 en 18 jaar. Ten opzichte van deze minderjarigen is den rechter de bevoegdheid toegekend om de kinderstraffen buiten toepassing te laten en recht te doen naar het gewone recht, met dien verstande echter, dat het opleggen van hechtenis blijft uitgesloten. Bepalingen betreffende de tuchtscholen. Aantal en plaats van vestiging. Het aantal tuchtscholen is bepaald op vijf. Deze tuchtscholen zijn gevestigd: voor jongens: te Ginneken, Haren, Nijmegen en Yelsen; voor meisjes: te Zeist. Inrichting en beheer der tuchtscholen. Iedere tuchtschool is ingericht tot verpleging in gemeenschap, met uitzondering van ééne afdeeling, die gelegenheid geeft tot verpleging in afzondering (cel). De verpleegden in gemeenschap worden echter gedurende den nacht onderling afgezonderd; alhoewel de Directeur der school dienaangaande andere schikkingen kan treffen. Personeel. Aan het hoofd van iedere tuchtschool voor jongens staat een Directeur en aan het hoofd der school voor meisjes een Directrice, die het beheer daarover voeren, onder toezicht eener commissie. Wanneer van den directeur gesproken wordt, wordt daarmede ook de directrice bedoeld, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is gezegd. Verpleging. Bjj aankomst in de tuchtschool worden [de verpleegden in ontvangst genomen door den directeur, die de voor hunne opneming noodige maatregelen treft. Deze en de verdere hierna vermelde bepalingen zijn ook op de rijksopvoedingsgestichten toepasselijk; tenzij dit uitteraard niet het geval kan zijn. Geldswaarden welke bij de verpleegden worden aangetroffen of te hunnen behoeve worden ontvangen, worden gestort in de uitgaanskas. Omtrent iederen verpleegde worden gehouden alle aanteekeningen die van beteekenis zijn voor de kennis van zijne persoonlijkheid; daarbij behoort eene uitvoerige en zoo nauwkeurig mogelijke beschrijving van zijn afkomst en verleden, zijn lichamelijken en zijn geestelijken toestand. Dit geldt echter niet voor de verpleegden in de tuchtscholen die daarin slechts voor ten hoogste eene maand zijn opgenomen. De directeur doet eene week na de opneming en verder zoo vaak hem zulks wenschelijk voorkomt, berichten betreffende de verpleegden toekomen aan hunne ouders of voogden. Het verlaten van de School. In buitengewone gevallen, ter beoordeeling van den Minister van Justitie, kan aan verpleegden, met machtiging van den minister, onder de door dezen te stellen waarborgen, worden vergund tijdelijk de tuchtschool waarin zij zijn opgenomen te verlaten. Briefwisseling en bezoeken. De briefwisseling van of met de verpleegden staat onder controle van den directeur. Op tijden, in het huishoudelijk reglement te bepalen, kan aan verpleegden worden toegestaan, bezoeken van familie of andere betrekkingen te ontvangen. Omtrent de toelating van de zich daartoe aanmeldende personen, beslist de directeur, behoudens beroep 'op den minister. Stoffelijke verzorging. De directeur treft, zoo noodig in overleg met den geneesheer, alle maatregelen die in het belang der lichamelijke reinheid van de verpleegden noodig zijn. Verpleegden wier plaatsing in een tuchtschool is bevolen voor langer dan een maand, worden van Rijkswege gekleed; de overigen alleen voor zoover daaraan behoefte bestaat. De eigen kleederen van verpleegden, die niet mogen worden gebruikt en niet tot het einde van den verpleegtijd kunnen worden bewaard, worden aan de ouders of voogden teruggezonden. (Voor de rijksopvoedingsgestichten geldt eene andere bepaling.) Voor de voeding van hen wier gezondheidstoestand buitengewone maatregelen te dezen aanzien noodig maakt, geeft de geneesheer van het gesticht in elk bijzonder geval de noodige voorschriften. Alle verpleegden nemen dagelijks, wanneer het weer dit toelaat, beweging in de open lucht. Alle verpleegden worden aan een voortdurend nauwgezet geneeskundig toezicht onderworpen. Dit toezicht omvat ook hun geestelijken toestand. Indeeling der verpleegden in klassen. De verpleegden worden ingedeeld in vier klassen. De eerste klasse is bestemd voor de opneming van alle nieuw inkomenden. De tweede klasse is bestemd voor de opneming van hen die uit de eerste klasse worden ontslagen en van hen, wier gedrag in de derde klasse niet blijft voldoen aan de eischen voor verblijf in die klasse t© stellen • De derde klasse is bestemd voor opneming van hen die in de tweede klasse door goed gedrag blijk hebben gegeven van goeden wil. De vierde klasse is bestemd voor opneming van hen die zich in de tweede klasse aan voortgezet wangedrag schuldig maken. De verpleegden der eerste klasse worden van elkander de algemeene ontwikkeling en kan worden dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding tot vakonderwijs. Godsdienstige verzorging. Aan iedere tuchtschool wordt verbonden een bedienaar van den godsdienst van de Protestantsche, de Roomsch-Katholieke en de Israelietische gezindte. Aan de bedienaren van den godsdienst van andere kerkgenootschappen dan waarvan een bedienaar aan de tuchtschool is verbonden, wordt zooveel doenlijk gelegenheid gegeven tot het behartigen van de godsdienstige belangen van verpleegden tot hun kerkgenootschap behoorende. Met wenschen welke door ouders of voogden worden kenbaar gemaakt omtrent de godsdienstige verzorging van verpleegden, wordt zooveel mogelijk rekening gehouden. Op Zon- en erkende godsdienstige feestdagen wonen de verpleegden de godsdienstoefeningen in of, onder geleide, buiten de tuchtschool bij. Zy nemen aan het te hunnen behoeve gegeven godsdienstonderwijs deel. Tucht. Met inachtneming der hierna vermelde bepalingen wordt elke inbreuk op orde en tucht, de regelen van zindelijkheid, arbeidzaamheid en gezondheid, en alle moedwillige beschadiging van goederen gestraft met een of meer der straffen by de wet vastgesteld.