T PLAATSELIJK REGLEMENT j OP HET BEHEER VAN DE GOEDEREN EN FONDSEN DER NEDERDUITSCH HERVORMDE GEMEENTE TE GRONINGEN. P. NOORDHOFF. — 1906. - GRONINGEN. Gedrukt in 1871. Herdrukt met de sedert 1871 aangebrachte en goedgekeurde wijzigingen volgens besluit van Kerkvoogden van 6 Januari 1Ö06. PLAATSELIJK REGLEMENT op het beheer van de goederen en fondsen der Nederduitsch Hervormde Gemeente te Groningen. Art. 1. Het beheer der kerkelijke goederen en fondsen en de zorg voor de kosten van haren Eeredienst zijn in deze gemeente opgedragen aan Kerkvoogden, onder medewerking van Notabelen en onder toezicht van het College van Toezicht in deze provincie en het Algemeen College, volgens de bepalingen van het Algemeen Reglement op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen en het toezicht daarop, vastgesteld door het dubbel Algemeen College van Toezicht den 17 Junij 1870 en door de stemgerechtigde leden dezer gemeente aangenomen den 23 September 1870; en voorts volgens de navolgende bepalingen. § 1. VAN KERKVOOGDEN. Art. 2. Het getal Kerkvoogden wordt bepaald op negen. Zij worden, onverminderd het bepaalde bij Art. 46 van het Algemeen Reglement, gekozen voor den tijd van zes jaren. Om de twee jaren, telkens op 1 Januari, treden volgens een bij dit Reglement gevoegden rooster drie leden van het college af. De aftredende leden zijn herkiesbaar. Art. 3. Alle stemgerechtigde leden der gemeente zijn tot Kerkvoogd verkiesbaar, mits in het jaar van benoeming betalende volgens den aanslag in de tiende of eene hoogere klasse van den hoofdelijken omslag, zoo die geheven mocht worden. Deze bepaling is niet toepasselijk op de Kerkvoogden, die, toen dit besluit tot wijziging van Artikel 3 genomen werd, als zoodanig fungeerden, zelfs niet na aftreding. Elke kerkelijke betrekking, waartoe Kerkvoogden benoemen of die door de Gemeente geheel of gedeeltelijk bezoldigd wordt, is onvereenigbaar met die van Kerkvoogd. Art. 4. Personen, die elkander in den eersten of tweeden graad van bloedverwantschap of zwagerschap bestaan kunnen tegelijker tijd de betrekking van Kerkvoogd niet bekleeden. De zwagerschap houdt op door het overlijden van de vrouw, die haar veroorzaakt. Opkomende zwagerschap verplicht niet tot aftreding, maar belet eene herbenoeming. Wanneer personen, elkander in den verboden graad van bloedverwantschap of zwagerschap bestaande, tegelijkertijd gekozen zijn, wordt hij, die de meeste stemmen op zich vereenigd heeft, voor benoemd gehouden. Hebben beiden een gelijk aantal stemmen verkregen, dan beslist het lot. Art. 5. Op de wijze bij Art. 50 van het Algemeen Reglement bepaald kiezen Kerkvoogden uit hun midden een Voorzitter en Secretaris. Sommige werkzaamheden kunnen door de vergadering aan commissiën worden opgedragen. De Voorzitter wijst aan, wie lid eener commissie zal zijn, tenzij de vergadering zich de keuze voorbehoude. Kerkvoogden benoemen ingevolge Art. 6 van het Algemeen Reglement een Rentmeester of Ontvanger en geven van die benoeming kennis aan de Gemeente. Art. 6. De Voorzitter is belast met de bijeenroeping en leiding der vergadering en met de uitvoering van hare besluiten. Hij kan den Secretaris die uitvoering opdragen. Bij ontstentenis van den Voorzitter van Kerkvoogden, is het oudste lid in rang Voorzitter. Art. 7. De Voorzitter ontvangt en opent alle aan Kerkvoogden gerichte stukken. Art.- 8. De Secretaris is belast met het houden van de notulen der vergaderingen en met de bewaring van het Archief. Bij ontstentenis van den Secretaris van Kerkvoogden, wijst de Voorzitter een der leden van het college aan tot waarneming van diens functiën. Art. 9. Kerkvoogden roepen, ingeval er eene vacature in hun college ontstaat, binnen vier weken daarna de Notabelen bijeen tot de keuze van een nieuwen Kerkvoogd. Deze oproeping geschiedt, wanneer een gekozen Kerkvoogd de benoeming niet aanneemt, binnen veertien dagen nadat die niet-aanneming ter kennis van den Voorzitter van Kerkvoogden kwam. Art. 10. Onverminderd het bepaalde bij Art. 44 van het Algemeen Reglement wordt aan Kerkvoogden, zonder betaling, eene gedistingeerde zitplaats voor hen persoonlijk in de kerken onder hun beheer toegestaan. § 2 VAN NOTABELEN EN HUNNE PLAATSVERVANGERS. Art. 11. Het getal Notabelen wordt bepaald op achttien. Art. 12. Plaatsvervangende Notabelen worden ten getale van zes gekozen ten einde bij ontslag of overlijden van een Notabel als zoodanig op te treden. Zij houden op te fungeeren, zoodra de vacatures, waarvoor zij zijn opgetreden, vervuld zijn. Art. 13. Notabelen en hunne plaatsvervangers worden gekozen voor den tijd van zes jaren. Om de twee jaren treden volgens een bij dit Reglement gevoegden rooster op 1 Januari zes Notabelen en twee der Plaatsvervangers af. Zij zijn evenwel herkiesbaar. Art. 14. Art. 4 van dit Reglement is op Notabelen en hunne plaatsvervangers van toepassing. Art. 15. Notabelen kiezen voor hunne afzonderlijke, in het Algemeen Reglement voorgeschreven, vergaderingen een Voorzitter en Secretaris. Art. 16. Telkens wanneer de plaats van een Notabel of plaatsvervangend Notabel die in functie is, openvalt, is de Voorzitter van Kerkvoogden verplicht om een der Plaatsvervangers, naar volgorde van ouderdom, daarvan kennis te geven Art. 17 Ingeval Notabelen tot de keuze van een Kerkvoogd bijeenkomen, wordt onmiddellijk na de stemming procesverbaal opgemaakt en door den Voorzitter en den Secretaris geteekend. Dit procesverbaal wordt zoo spoedig mogelijk aan den Voorzitter van Kerkvoogden toegezonden. Kerkvoogden geven bij missive den benoemde van zijne benoeming kennis. Art. 18. Indien eene of meer plaatsen in het college van Notabelen of Plaatsvervangers tusschentijds mochten openvallen, wordt er vóór de eerstvolgende periodieke verkiezing niet tot eene nieuwe keuze overgegaan, zoolang het getal der Plaatsvervangers toereikend is om de vacante plaatsen van Notabelen aan te vullen. § 3. VAN DE VERGADERINGEN. Art. 19. Kerkvoogden vergaderen éénmaal in elke maand, op een door hen te bepalen dag. Buitengewone vergaderingen worden gehouden zoo dikwijls de Voorzitter dit noodig oordeelt of twee leden het verzoeken. Art. 20. Notabelen vergaderen op bijeenroeping van Kerkvoogden afzonderlijk, wanneer er eene keuze van een Kerkvoogd, hetzij periodiek of tusschentijds, moet plaats hebben. Art. 21. Gecombineerde vergaderingen van Kerkvoogden en Notabelen worden gehouden viermaal 's jaars in de maanden Mei, Juni, October en November op een door Kerkvoogden te bepalen dag. Buitengewone vergaderingen zoo dikwijls de Voorzitter het noodig oordeelt of zes leden van het college van Kerkvoogden en Notabelen het verzoeken. Art. 22. De Voorzitter en Secretaris van Kerkvoogden oefenen in deze vergaderingen dezelfde functiën uit. Art. 6, 7 en 8 van dit Reglement zijn ook hier van toepassing. § 4. VAN DE BEHANDELING VAN DE JAARLIJKSCHE BEGROOTING EN REKENING. Art. 23. De ontwerp-begrooting voor het volgende jaar, jaarlijks in October in eene gecombineerde vergadering van Kerkvoogden en Notabelen met schriftelijke toelichting ter tafel gebracht, wordt door den Voorzitter dier vergadering in handen gesteld van den Voorzitter van Notabelen. De Notabelen benoemen, afzonderlijk vergaderd, eene commissie uit hun midden, welke de begrooting onderzoekt en van haar onderzoek verslag uitbrengt in eene gecombineerde vergadering van Kerkvoogden en Notabelen, welke daarna de begrooting vaststelt. De Voorzitter van Notabelen zorgt dat tijdig een afschrift van het uit te brengen rapport worde toegezonden aan den Voorzitter der gecombineerde vergadering. Art. 24. De ontwerp-rekening over het afgeloopen jaar, jaarlijks in Mei in eene gecombineerde vergadering van Kerkvoogden en Notabelen met de daarbij behoorende bescheiden en eene schriftelijke toelichting ter tafel gebracht , wordt door den Voorzitter dier vergadering in handen gesteld van den Voorzitter van Notabelen. De Notabelen benoemen, afzonderlijk vergaderd, eene commissie uit hun midden , welke de rekening onderzoekt en van haar onderzoek in eene afzonderlijke vergadering rapport uitbrengt; Notabelen stellen daarop de rekening voorloopig vast en zenden afschrift van het uitgebracht rapport aan het college van Kerkvoogden toe, waarop in eene gecombineerde vergadering de rekening wordt behandeld en door Notabelen een besluit over hare definitieve vaststelling genomen. § 5. VAN DE VERKIEZING VAN NOTABELEN EN HUNNE PLAATSVERVANGERS. Art. 25. Stemgerechtigd zijn allen, die Art. 2 van het Algemeen Reglement aanwijst, mits zij voorkomen op de stemlijst, in Art. 5 van het Algemeen Reglement bedoeld. Ieder die op de stemlijst geplaatst wordt, kan vorderen, dat hem door Kerkvoogden een bewijs van stembevoegdheid wordt afgegeven. Kerkvoogden houden jaarlijks op een door hen te bepalen en op de wijze bij Art. 67 van dit Reglement voorgeschreven, vooraf aan te kondigen dag, in de eerste dagen van November tot die afgifte zitting. Art. 26. De stemlijst in Art. 5 van het Algemeen Reglement bedoeld, blijft, na hare vaststelling, voor het loopende jaar onveranderd van kracht , tenzij eene beslissing van het Provinciaal College of het Algemeen College, op liooger beroep gewezen, wijziging noodzakelijk make. Art. 27. De Voorzitter van Kerkvoogden zorgt, dat de wijzigingen, in de lijst gebracht door eene uitspraak van het Provinciaal College, welke in kracht van gewijsde gegaan is, of van het Algemeen College, op vertoon dier uitspraak, onmiddellijk worden tot stand gebracht. Akt. 28. Telken jare als de stemlijst herzien wordt, zijn Kerkvoogden verplicht te onderzoeken of ook iemand van hen die op de lijst der stemgerechtigden voorkomt, bedeeling geniet, of uit anderen hoofde van de stemgerechtigdheid is uitgesloten. De naam van ieder die uit eenigen hoofde is uitgesloten, wordt van de lijst geschrapt. Art. 29. Ten minste drie weken, bij herstemming ten minste ééne week, vóór den tot de verkiezing bestemden tijd, wordt, op de wijze bij het Algemeen Reglement en dit Reglement bepaald, door Kerkvoogden aan de Gemeente kennis gegeven van den dag, het uur en de plaats voor de verkiezing aangewezen en van de plaats, waar de stembriefjes door hen zullen worden verkrijgbaar gesteld. Art. 30. Het stembriefje wordt door den stemgerechtigde in persoon op de plaats, voor de inlevering bestemd, in de aldaar aanwezige stembus gestoken. Art. 31. De inlevering der stembriefjes vangt aan des morgens 9 uur en duurt tot des namiddags 4 uur. Art. 32. De Voorzitter van Kerkvoogden of die hem vervangt, zorgt voor eene voor de inlevering geschikte zaal. Hij is Voorzitter van het bureau van stemopneming. Art. 33. Het bureau van stemopneming bestaat, behalve uit den Voorzitter of die hem vervangt, uit twee leden van het college van Kerkvoogden. Art. 34. Op de tafel, vóór het bureau van stemopneming geplaatst, ligt een exemplaar van het Algemeen Reglement en v&n dit Reglement en van de laatst gesloten lijst van stemgerechtigden. Nevens of op de tafel staat de stembus, gesloten met een sleutel, die onder den Voorzitter van Kerkvoogden berust. Akt. 35. Niemand wordt tot de stembus toegelaten dan die volgens de in Art. 5 van het Algemeen Reglement bedoelde lijst bevoegd is tot de keuze mede te werken en ten blijke daarvan zijn bewijs van stembevoegdheid vertoont. Art. 36. De namen van hen die een stembriefje in de bus komen doen, worden opgeteekend. Art. 37. De Voorzitter van Kerkvoogden of die hem vervangt, is belast met de handhaving der orde in de zaal, waar de verkiezing plaats heeft. Art. 38. Zoodra de ter inlevering der stembriefjes in Art. 31 van dit Reglement bepaalde tijd verstreken is, wordt dit door den Voorzitter van Kerkvoogden aangekondigd. De stembus wordt daarop terstond verzegeld met het zegel van den Voorzitter. Vooraf wordt de bus zoo gesloten, dat geene stembriefjes daaruit gelicht of daarin gestoken kunnen worden. De op het oogenblik van het verstrijken van den tijd in de zaal aanwezige stemgerechtigden worden nog tot de bus, vóór hare sluiting, tot inlevering hunner stembriefjes toegelaten. Art. 39. Na afloop hiervan wordt procesverbaal opgemaakt , dat door den Voorzitter en de beide andere, bij de sluiting aanwezige leden van het stembureau geteekend wordt. Art. 40. De opening der stembriefjes geschiedt uiterlijk op den dag, nadat zij zijn ingeleverd en vangt alsdan aan des morgens te tien ure. Die opening heeft plaats in eene gecombineerde vergadering van Kerkvoogden en Notabelen. Art. 41. Vóór het openen worden de stembriefjes geteld en met het getal der kiezers, die blijkens de lijsten stemden, vergeleken. De briefjes worden, zoo er verschillende bussen te ledigen zijn, ongeopend dooreengemengd. Art. 42. Bij het openen wordt de inhoud van elk briefje door den Voorzitter overluid voorgelezen, door twee leden der vergadering, door den Voorzitter daartoe aan te wijzen, nagezien en door twee andere leden, evenzeer door den Voorzitter aan te wijzen, opgeteekend De Voorzitter kan, zoo noodig, meerdere bureaux van stemopneming benoemen, waarvan hij de Voorzitters en de leden aanwijst. Art. 43. Van onwaarde zijn de briefjes, welke onderteekend zijn; geen persoon duidelijk aanwijzen; niet ingevuld zijn ; of aan andere stembriefjes opzettelijk vastgehecht zijn. De in eep briefje ingevulde naam van een lid der vergadering, ter wier aanvulling wordt gestemd, welks beurt van aftreding op het tijdstip waarvoor de verkiezing geschiedt, nog niet is gekomen, wordt voor niet geschreven gehouden. Art. 44. De vergadering in Art. 40 van dit Reglement bedoeld, beslist over de waarde van het briefje, welks geldigheid wordt betwijfeld, terstond nadat het is geopend. Art. 45. De briefjes, welke meer of minder namen dan er personen te kiezen zijn, inhouden, gelden. Indien een stembriefje meer dan eens den naam van denzelfden persoon inhoudt, zal het niettemin slechts voor eene stem gelden. Art. 46. De na het voor de keuze vereischte getal, in een briefje vermelde namen komen niet in aanmerking en worden niet voorgelezen door den Voorzitter, die echter deze omstandigheid bekend maakt. Art. 47. Terstond na den afloop der opening, wordt door den Voorzitter bekend gemaakt het getal der briefjes, welke, na aftrek der van onwaarde verklaarde, overgebleven zijn; dat der stemmen , welke dientengevolge de volstrekte meerderheid uitmaken, en dat der stemmen, op elke persoon uitgebracht. Art. 48. Eene verkregen meerderheid van stemmen geldt niet, wanneer daarop een tusschen het getal der in de bussen gevonden stembriefjes en dat der kiezers, die stemden, bestaand verschil van invloed heeft kunnen zijn. De vergadering neemt te dien aanzien eene beslissing. Art. 49. Nadat de uitslag der stemming is medegedeeld, wordt procesverbaal opgemaakt en door den Voorzitter en twee andere leden van het stembureau geteekend. Art. 50. De processenverbaal in Art. 39 en 49 van dit Reglement bedoeld, worden in het Archief bewaard. Daarbij worden de geopende stembriefjes, zoowel welke gelden als welke van onwaarde zijn verklaard, in twee afzonderlijke, met het zegel van den Voorzitter behoorlijk verzegelde pakken gesloten, gevoegd. Art. 51. De stembriefjes worden gedurende een half jaar bewaard en vervolgens vernietigd. Art. 52. Zoodra mogelijk geven Kerkvoogden de Gemeente, op de wijze bij Art. 53 van het Algemeen Reglement en Art. 67 van dit Reglement voorgeschreven, kennis van den uitslag der stemming. Art. 53. De bepalingen van Art. 29 tot 52 van dit Reglement gelden in elk geval, dat eene herstemming of andermaal eene vrije stemming moet plaats hebben. De laatste heeft altijd plaats, wanneer de vergadering heeft beslist, dat een tusschen het getal der in de bussen gevonden stembriefjes en dat der stemgerechtigden die stemden, bestaand verschil op eene verkregen meerderheid van stemmen van invloed heeft kunnen zijn. Art. 54. De periodieke verkiezing, zoowel van Kerkvoogden als van Notabelen en hunne Plaatsvervangers, heeft plaats in de maand November. Alsdan wordt voorzien in de vervulling van de plaatsen van de Kerkvoogden , Notabelen en Plaatsvervangers, die op 1 Januari daaraanvolgende volgens den bij dit Reglement gevoegden rooster moeten aftreden. Art. 55. Wanneer eene verkiezing van Notabelen of Plaatsvervangers volgens de bepalingen van dit Reglement tusschentijds noodig wordt, geschiedt die binnen ééne maand nadat de verkiezing noodzakelijk is geworden. Art. 56. Bij de eerste stemming wordt niemand benoemd dan met volstrekte meerderheid van stemmen. Bij herstemming, noodzakelijk wanneer die meerderheid bij de eerste stemming niet is verkregen, wordt men benoemd met de meeste stemmen. Indien de stemmen staken, beslist het lot. Art. 57. Wanneer bij eene eerste stemming geene volstrekte meerderheid is verkregen, wordt onmiddellijk door de vergadering, waarin de opening der stembriefjes is geschied, eene lijst opgemaakt, bevattende tweemaal zooveel namen als er personen te benoemen zijn. Op de lijst worden gebracht zij, die bij de eerste stemming de meeste stemmen hebben erlangd. Ingeval bij de eerste stemming de stemmen tusschen meer dan het in de 1ste zinsnede bedoeld getal personen waren verdeeld, worden op de lijst allen gebracht, die aldus de meeste stemmen hebben verkregen. Art. 52 van dit Reglement is ook hier van toepassing . De stemming over de op de lijst vermelde personen geschiedt binnen 14 dagen na den dag, waarop de eerste stemming heeft plaats gehad. Art. 58. De vergadering, waarin de opening der stembriefjes is geschied , geeft ten spoedigste aan den benoemde bij missive kennis van zijne benoeming. Deze missive strekt den benoemde tot geloofsbrief. Art. 59. De benoemde geeft, bij het ontvangen van deze missive , een bewijs van ontvangst daarvoor af en geeft binnen 8 dagen na de dagteekening aan den Voorzitter van Kerkvoogden kennis of hij de benoeming aanneemt. Hij wordt, laat hij dien tijd zonder kennisgeving voorbijgaan , geacht de benoeming niet aan te nemen. Abt. 60. De tot Notabel of Plaatsvervangend Notabel benoemde legt, nevens zijn geloofsbrief, zijn bewijs van stembevoegdheid aan de gecombineerde vergadering van Kerkvoogden en Notabelen over. Art. 61. Notabelen en hunne Plaatsvervangers kunnen ten allen tijde hun ontslag nemen. Het wordt door hen ingezonden aan den Voorzitter van Kerkvoogden. Art. 62. De gecombineerde vergadering van Kerkvoogden en Notabelen onderzoekt de geloofsbrieven der nieuw inkomende leden, beslist de geschillen , welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen, en geeft van elke door haar genomen beslissing terstond kennis aan het Provinciaal College en den benoemde. De niet toegelatene wordt met de redenen van de beslissing der vergadering bekend gemaakt. Art. 63. De nieuw inkomenden nemen aan het onderzoek en de beoordeeling hunner eigen geloofsbrieven geen deel en wonen de daarover te houden beraadslagingen niet bij. Art. 64. Gedurende 8 dagen, te rekenen van den dag, waarop de vergadering heeft beslist, staat het aan den niet toegelatene en aan elk lid der vergadering vrij schriftelijk bezwaren tegen de beslissing der vergadering bij het Provinciaal College in te dienen. Art. 65. Art. 58 al 2, 59 tot en met 64 van dit Reglement zijn ook op de verkiezing van een Kerkvoogd van toepassing. Waar echter in die Artikelen sprake is van de verga dering van Kerkvoogden en Notabelen, moet, met betrekking tot de verkiezing van een Kerkvoogd, de vergadering van Kerkvoogden gelezen worden. Wanneer een Kerkvoogd zijn ontslag heeft ingezonden, blijft hij evenwel zijne betrekking behouden, totdat de geloofsbrief van zijn opvolger is goedgekeurd. ALGEMEENE BEPALINGEN. Art. 66. Kerkvoogden en Notabelen onthouden zich van medestemmen over de zaken, welke hen, hunne echtgenooten of hunne bloed- of aanverwanten tot den derden graad ingesloten persoonlijk betreffen, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken. Art. 67. Onverminderd de bepalingen van Art. 53 van het Algemeen Reglement kunnen de afkondigingen, waarvan in het Algemeen Reglement sprake is, door middel van het kerkbriefje geschieden of eene door Kerkvoogden aan te wijzen courant. Op deze wijze hebben, waar dit Reglement zelf niet anders bepaalt, alle afkondigingen plaats welke dit Reglement voorschrijft of uit eenigen hoofde door Kerkvoogden worden noodig geacht. Art. 68. Veranderingen in dit Plaatselijk Reglement kunnen worden gemaakt in eene gecombineerde vergadering van Kerkvoogden en Notabelen, op voordracht van Kerkvoogden of minstens drie leden der gecombineerde vergadering, en voorts met inachtneming van het bepaalde in Artikel 51 van het Algemeen Reglement. OVERGANGSBEPALINGEN. Art. 69. Dit Reglement treedt in werking op den 31 Maart 1871. Art. 70. Bij de eerste gewone verkiezing van Notabelen worden de Plaatsvervangers gekozen. Nadat zij als zoodanig door de vergadering in Art. 62 van dit Reglement bedoeld, zijn toegelaten, wordt de bij dit Reglement gevoegde rooster, regelende den tijd der aftreding van Notabelen, herzien. De eerste maal worden de roosters van aftreding bij loting vastgesteld. Art. 71. Voorzitter en Secretaris van Kerkvoogden, alsmede de leden van het college van Kerkvoogden of Notabelen die eene commissie uitmaken, blijven bij de invoering van dit Reglement in hunne functiën werkzaam. Art. 72. Vóór de eerste gewone verkiezing in November 1871 wordt geene verkiezing van Notabelen gehouden , tenzij er vier vacatures mochten ontstaan. Art. 73. Minstens veertien dagen vóór de eerste stemming, welke na de invoering van dit Reglement plaats heeft, zullen Kerkvoogden zitting houden tot het afgeven van bewijzen van stembevoegdheid. Aldus vastgesteld in onze vergadering van den 8sten Februari 1871. Kerkvoogden en Notabelen der Nederduitsche Hervormde Gemeente van Groningen: G. W. H. van Imhoff, Voorzitter. P. J. van Swinderen, Secretaris. Goedgekeurd met eenige wijziging van Art. 63 en roijement van alin. 2 van Art. 59, bij besluit van het College van Toezicht op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen van de Hervormde Gemeenten in de provincie Groningen, d.d. 13 Maart 1871, no. 97/98. De Secretaris, J. Lohman. ROOSTER, bedoeld in irt. 2 yan het Plaatselijk Reglement. KERKVOOGDEN. N. W. Doornbos .... jaar van aftreding 1908 Prof. Dr. C. H. van Rhijn „ „ „ „ Prof. Dr. G. Wildeboer . . „ „ „ » A. Fongers „ * 1^10 H. W. Hemmes „ „ » Jhr. Mr. O. Q. van Swinderen „ „ „ „ K. Hoekzema „ r, 1912 J. Offerhaus Wzn „ „ » K. S witters „ „ « ROOSTER, bedoeld in Art. 13 en 54 van het Plaatselijk Reglement. NOTABELEN. J. van Dam Kzn jaar van aftreding 1908. R. Drewes ... . . „ „ „ * J. L. Hemmes „ „ „ T. W. Kuitert * „ „ „ H. Scholtens „ „ » R. Venhuizen „ „ » W. Beek , „ 1910. P. Broekema „ „ „ » Prof. Dr. Is. van Dijk . . „ „ „ H. C. Scheffel J. L. Werda „ „ „ » V ac. ,j » n R. A. W. Cleveringa. . . „ „ „ 1912. Dr. G. van Eysselsteijn . . „ „ A. Jansen ■•••■•*« w » » L. J. Koning „ „ „ B. Noordhoff „ „ ,, Ds. E. Warmolts . . . . „ „ „ „ PLAATSVERVANGENDE NOTABELEN. E. Sonies jaar van aftreding 1908. VaC n n r> B. de Haan „ „ 1910. J. Allen „ m » H. L. Singer. „ „ 1912. C. J. Westenborg „