REGLEMENT OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN HOOFDELIJKEN OMSLAG IN DE Nederduitsch Hervormde Gemeente VAN GRONINGEN. P. NOORDHOFF. — 1906. — GRONINGEN. Gedrukt in 1878. Herdrukt met de sedert 1878 aangebrachte en goedgekeurde wijzigingen volgens besluit van Kerkvoogden van 6 Januari 1906. REGLEMENT op de heffing en invordering van een hoofdelijken omslag in de Nederduitsch Hervormde gemeente van Groningen. Art. 1. In deze gemeente zal een hoofdelijke omslag worden geheven. Het bedrag van den telken jare te heffen omslag wordt bij het vaststellen der begrooting bepaald en aan het hoofd van het kohier vermeld. Dat bedrag gaat in geen geval de som te boven van ƒ 10.000. Art. 2. Het dienstjaar loopt van 1 Januari tot 31 December. Art. 3. In den hoofdelijken omslag worden begrepen alle personen die: 1». Volgens het Algemeen Reglement van de Hervormde kerk in het Koninkrijk der Nederlanden tot die kerk behooren; 2o. binnen de kerkelijke Gemeente hun hoofdverblijf houden; 3o. een eigen middel van bestaan hebben. Onder de personen in no. 1 genoemd worden niet begrepen zij, die tot het Waalsche kerkressort behooren. Art. 4. Die in het dienstjaar geen volle drie maanden hun hoofdverblijf hadden binnen de grenzen der kerkelijke Gemeente betalen niet in den hoofdelijken omslag. De tijd van dat verblijf, schoon in verschillende tijdperken van het jaar, wordt bijeengerekend. Art. 5. Wiens jaarlijksch inkomen, begroot naar deze verordening, het bedrag niet bereikt van ƒ 500.00, wordt geacht geen eigen middel van bestaan te hebben en niet aangeslagen. Art. 6. Voor den aanslag worden aangenomen de navolgende klassen : Klasse 1. Inkomen van ƒ 500 tot beneden ƒ 600 „ 2. „ » , 600 , „ 800 „ 3. „ , „ 800 , „ 1000 „ 4. „ „ . 1000 , , „ 1300 „ 5. „ ff ff 1300 „ n „ 1600 „ 6. „ . , „ 1600 „ „ „ 2000 . 7. „ „ . 2000 ff , „ 2500 „ 8. ff ff ff 2500 ff „ „ 3000 9. „ ff ff 3000 ff „ n 3500 „10. „ , , 3500 . ff ft 4000 . 11. . . . 4000 „ p „ 4500 „12. „ . , 4500 „ „ „ 5000 „13. „ „ „ 5000 „ „ „ 5500 „14. „ „ „ 5500 ff ff . 6000 „15. ff „ , 6000 „ B „ 6500 „16. „ „ „ 6500 „ „ „ 7000 „17. „ „ „ 7000 „ „ „ 7500 „18. „ „ „ 7500 „ „ , 8000 „19. „ . „ 8000 „ „ „ 9000 „20. „ „ „ 9000 „ fj „ 10000 „21. „ „ „ 10000 „ „ „11000 „22. „ „ „ 11000 „ ft „ 12000 „23. „ „ „ 12000 . „ „ 13000 „24. „ „ „ 13000 „ „ „ 14000 „25. „ „ „ 14000 „ „ „ 15000 „26. „ „ „ 15000 „ „ „ 16000 „27. „ „ „ 16000 „ „ „ 18000 „28. „ „ „ 18000 „ „ „ 20000 „29. „ „ „ 20000 „ „ „22000 „30. „ „ „ 22000 „ „ „24000 „31. „ „ „ 24000 „ „ „26000 ' Klasse 32. Inkomen van f 26000 tot beneden ƒ 28000 * 33. „ „ ^ 28000 „ „ „ 30000 n 34. „ „ ff 30000 ff „ „ 32000 35. „ „ ff 32000 „ „ jf 36000 n 36. „ „ „ 36000 „ „ „ 40000 , 37. „ ff ff 40000 „ „ „ 44000 . 38. „ „ „ 44000 „ „ ff 48000 r 39. „ „ „ 48000 „ „ „ 52000 „ 40. ^ n n 52000 „ ff „ 56000 , 41. „ , „ 56000 ff „ ff 60000 n 42. „ „ „ 60000 „ „ „ 64000 w 43. „ „ „ 64000 „ „ „ 72000 n 44. „ „ 72000 „ ff „ 80000 » 45. „ „ „ 80000 „ jf „ 88000 , 46. „ „ . 88000 „ . „ 96000 n 47. jf „ . 96000 „ „ „ 104000 . 48. „ „ „ 104000 „ „ „ 112000 n 49. „ „ „ 112000 „ „ „ 120000 . 50. „ „ „ 120000 „ , „ 128000 „ 51. „ , „ 128000 „ „ „ 144000 . 52. „ „ „ 144000 „ „ „ 160000 , 53. „ „ „ 160000 „ „ „ 176000 n 54. „ „ „ 176000 „ „ „ 192000 , 55. „ „ „ 192000 „ „ „ 208000 n 56. „ „ „ 208000 „ „ „ 224000 . 57. „ „ „ 224000 „ „ „ 240000 „ 58. „ „ „ 240000 „ „ „ 256000 » 59. „ „ „ 256000 „ „ „ 288000 „ 60. „ „ „ 288000 „ „ „ 320000 » 61. „ „ „ 320000 „ „ „ 352000 » 62. „ „ „ 352000 „ „ „ 384000 „ 63. „ „ „384000 „ „ „416000 Art. 7. Voor de berekening van het gezamenlijk inkomen en van het bedrag, 't welk door ieder aangeslagene verschuldigd is, worden die der lste, 2de en 3de klasse op de kohieren gebracht voor ƒ 200.—, ƒ 350.— en ƒ 500.—; die der 4de tot en met de 13de klasse voor het laagste cijfer, die der 14de tot en met de 28ste klasse voor het middencijfer, die der hoogere klassen voor het hoogste cijfer van de klasse, waarin zij geplaatst zijn. Art. 8. Echtgenooten worden aangeslagen op naam van den inan. Onder het inkomen der echtgenooten wordt begrepen zoowel het inkomen der huwelijksgemeenschap als het eigen inkomen van den man of de vrouw. Zoo slechts een der echtgenooten behoort tot de Nederduitsche Hervormde gemeente wordt deze aangeslagen op eigen naam en wel in de klasse, waarin de helft van het gezamenlijk inkomen hem of haar brengt. Heeft scheiding van goederen plaats gehad, dan worden echtgenooten steeds afzonderlijk alleen naar eigen inkomen aangeslagen. Art. 9. Ter berekening van het inkomen worden in aanmerking genomen de volgende voordeelen, onverschillig uit welken hoofde zij worden genoten: a) de voordeelen voortspruitende uit onroerende goederen, waar ook gelegen, met uitzondering van die sub b, te berekenen op de werkelijke huurwaarde dier goederen; b) die uit eigendommen van beklemde landerijen, te berekenen op de jaarlijksche huur, plus 5 pet. daarvan voor geschenken; c) die uit effecten, berekend op de waarde hunner coupons; d) die uit uitstaande kapitalen; bezoldigingen, traktementen en salarissen, pensioenen en wachtgelden; lijf- en andere renten, jaarlijksche uitkeeringen uit weduwenfondsen, wegens levensverzekeringen en dergelijke overeenkomsten of uit eenigen anderen hoofde; uitkeeringen door meerderjarigen genoten van bloedof aanverwanten, aan wie de Wet de verplichting tot onderhoud oplegt; alle naar hun jaarlijksch bedrag. e) emolumenten van ambten en betrekkingen, belooningen voor tijdelijke functiën; de zuivere voordeelen uit beroepen, bedrijven eu neringen, welke geacht kunnen worden een regelmatig terugkeerend jaarlijksch inkomen te geven, werkloonen en daghuren; alle naar het in het vorig jaar genoten bedrag, of, bijaldien dat niet is te bepalen, op hun geraamd bedrag; ƒ) renten en zuivere voordeelen van aandeelen in vennootschappen , reederijen, maatschappijen, benevens de zuivere voordeelen uit beroepen, bedrijven en neringen, waarvan de inkomsten uit haren aard onzeker zijn, naar het gemiddeld jaarlijksch bedrag over de vijf laatste jaren of over zooveel korteren tijd als de belastingschuldige zoodanig beroep, bedrijf of nering heeft uitgeoefend of de bedoelde aandeelen bezeten. Bijaldien het jaarlijksch bedrag op deze wijze niet is te bepalen, wordt het zoo nauwkeurig mogelijk geraamd. Bij de berekening van het inkomen naar de in dit Artikel gestelde regelen worden voordeelen, welke niet in geld worden genoten, als vrije woning en dergelijke, op hunne geldelijke waarde begroot. Al hetgeen waarvan de belastingschuldige op den eersten Januari van het belastingjaar wordt geacht genot te hebben, komt bij de berekening van het inkomen over dat jaar in aanmerking. Art. 10. Van het totaal bedrag van het aldus berekend inkomen zullen worden afgetrokken: 1) de interessen van opgenomen kapitalen, welke niet in aanmerking zijn genomen bij de begrooting der zuivere voordeelen van een beroep, bedrijf of nering; 2) de vaste huren, grond-, polder-, waterschaps- en dergelijke lasten op de in Art. 9 sub a genoemde onroerende goederen rustende, benevens, voor zooverre gebouwde eigendommen betreft, één vierde van de huurwaarde daarvan voor onderhoud en brandassurantie; 3) bureaukosten en andere schadeloosstellingen voor noodzakelijke uitgaven, voor zooverre die begrepen zijn in de bezoldigingen, tractementen en salarissen, bedoeld in de eerste zinsnede van Art. 9 d; 4) verschuldigde lijfrenten; 5) de kortingen op de tractementen der belastingschuldigen, ingehouden ter bekoming van pensioen; 6) vaste uitkeeringen van meerderjarige bloed- en aanverwanten, of waartoe de belastingschuldige uit eenigen hoofde verbonden is, beide vallende onder de bepaling van Art. 9 d. Art. 11. Over het geheele bedrag van het belastbaar inkomen van alle aan te slaan personen wordt de op de begrooting gebrachte som in gelijke verhouding omgeslagen , in dier voege dat van elke honderd gulden belastbaar inkomen zoovele volle centen worden geheven als vereischt wordt om bij berekening over het totale inkomen, tot het op de begrooting uitgetrokken bedrag te komen. Art. 12. In de maand Mei of Juni van het dienstjaar maken Kerkvoogden het kohier op. Dat kohier vermeldt bij ieder aangeslagene : 1°. de klasse, waarin hij is geplaatst; 2°. het bedrag van het inkomen, waarnaar hij moet betalen; 3U. de som, die hij alzoo moet betalen. Art. 13. Dat kohier wordt na aankondiging op de wijze van Art. 67 van het Plaatselijk Reglement gedurende 14 dagen voor de Gemeente ter inzage gelegd. Omtrent bezwaren tegen den aanslag binnen dien termijn ingebracht beslissen Kerkvoogden en Notabelen. Zij stellen daarna het kohier vast. Het alzoo vastgestelde kohier wordt na voorafgaande aankondiging gedurende 14 dagen voor de Gemeente ter inzage gelegd. Art. 14. Hooger beroep van de beslissing van Kerkvoogden en Notabelen bij het Provinciaal College van Toezicht werkt slechts ten aanzien van hem die in hooger beroep kwam. De in iedere klasse te betalen som blijft vaststaan. ■ v Art. 15. In de maand Juli van het dienstjaar wordt het kohier ter invordering gezonden aan den Ontvanger der Gemeente, met vermelding van de namen van hen die in hooger beroep kwamen en van de beslisssing, daarop gevallen. Zoo de beslissing nog niet viel, wordt die omstandigheid vermeld. Art. 16. Vóór 1 September zendt de Ontvanger aan ieder aangeslagene een aanslagbiljet. Het model daarvan wordt door Kerkvoogden vastgesteld. Art. 17. Vóór 1 October moet de aanslag zijn betaald. Had de betaling niet plaats, dan zendt de Ontvanger vóór 15 October aan den aangeslagene eene waarschuwing met last om alsnog vóór 1 November den aanslag te voldoen. De betaling geschiedt ten kantore en op kwitantie van den Ontvanger der Nederduitsch Hervormde Gemeente. Van de in het eerste lid van dit Artikel genoemde waarschuwing wordt het model door Kerkvoogden vastgesteld. Voor haar wordt den aangeslagene vijf centen in rekening gebracht. Art. 18. Vóór 20 November zendt de Ontvanger aan Kerkvoogden een staat in vati de aangeslagenen, die hun aanslag niet voldeden. Art. 19. Naar Artikel 2 van het Algemeen Reglement worden zij , die op den dag van de sluiting der lijsten van stemgerechtigden hun aanslag nog niet hebben voldaan, van de lijsten geschrapt. Den staat van aangeslagenen die hun aanslag niet voldeden, leggen Kerkvoogden over bij Kerkvoogden en Notabelen, die dan over de invordering in rechten van het verschuldigde eene beslissing nemen. Art. 20. Zoo in den loop van het dienstjaar de aangeslagene van hoofdverblijf verandert of overlijdt, in dier voege dat daardoor zijn hoofdverblijf in de Gemeente in het dienstjaar geen volle drie maanden duurde, wordt op verzoek van hem of zijne erfgenamen door Kerkvoogden teruggave van den betaalden aanslag verleend. Dit verzoek geschiedt uiterlijk in de maand Januari op het dienstjaar volgende. Was de aanslag echter nog onbetaald, dan geven Kerkvoogden ambtshalve op voordracht van den Ontvanger kwijtschelding. Art. 21. Zoodra dit noodig en mogelijk is, maken Kerkvoogden een suppletoir kohier op. Daarop worden gebracht: 1°. die bij verzuim of vergissing niet op het primitief kohier werden gebracht; 2°. die eerst na het opmaken van het primitief kohier de vereischten van belastbaarheid in Art. 3 genoemd in zich vereenigden. Art. 22. De som in het primitief kohier voor den aanslag in iedere klasse bepaald, geldt ook voor het suppletoir kohier. Ook wordt overigens met het suppletoir kohier op dezelfde wijze gehandeld als met het primitief kohier, behoudens evenwel de afwijkingen in alinea 3 van dit Artikel genoemd. De termijnen in de Artikelen 15, 17, 18 en 20 van dit Reglement genoemd, gelden niet voor de behandeling van het suppletoir kohier. Dit kohier wordt zoodra mogelijk, nadat het is vastgesteld en ter visie heeft gelegen, door Kerkvoogden aan den Ontvanger ter invordering gezonden. De aangeslagenen zijn verplicht binnen vier weken na de dagteekening van liet aanslagbiljet hun aanslag te betalen. Indien dit niet heeft plaats gehad, zendt de Ontvanger den aangeslagene binnen 14 dagen na ommekomst van den termijn voor de betaling gesteld, eene waarschuwing om alsnog binnen 14 dagen na dagteekening der waarschuwing den aanslag te voldoen. Nadat ook deze termijn is verstreken, zendt de Ontvanger aan Kerk voogden den bij Art. 18 van dit Reglement bedoelden staat in. Art. 23. De hoofdelijke omslag wordt in deze Gemeente het eerst geheven over 1879. Met 1 Januari 1879 treden de bepalingen in werking van dit Reglement. Aldus vastgesteld in de gecombineerde vergadering van Kerkvoogden en Notabelen der Nederduitsch Hervormde Gemeente van Groningen van 29 Mei 1878. De Secretaris van Kerkvoogden, H. C. ROSENBOOM. Goedgekeurd bij Resolutie van het College van Toezicht op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen der Hervormde Gemeenten in de provincie Groningen, d.d. Zaterdag den 21 September 1878, no. 119/117. De Secretaris van dat College, J. LOHMAN.