VERSMADING EN TRIOMF ONTSTAAN EN OPBLOEI VAN HET INSTITUUT DER EEUWIGDURENDE AANBIDDING EN ZIJN LIEFDEWERKEN MÈRE L. BÜHRS der Eeuwigdurende Aanbidding <924 H. Sacramentskapel te Rotterdam EVULGETUR. AMSTELODAMI W. VAN DIJK, 14 junii 1924, O. S. Aug. Cens. deputatus Nr 19186. AAN JEZUS LEVEND VOOR ONS IN HET ALLERHEILIGSTE SACRAMENT NEDER IQ AANGEBODEN BIJ GELEGENHEID VAN HET INT. EUCHARISTISCH CONGRES IN DE MIRAKELSTAD AMSTERDAM A. D. 1934 VERSMADING EN TRIOMF ONTSTAAN EN OPBLOEI VAN HET INSTITUUT DER EEUWIGDURENDE AANBIDDING EN ZIJN LIEFDEWERKEN DOOR A\ÈRE L. BÜHRS der Eeuwigdurende Aanbidding Een kleine, witte hostie. Hebt gij ooit het voorrecht gehad haar op uw hand te dragen? '11 Stukske brood, dat een kinderhandje breken, dat een kindermondje nuttigen kan. Een windvlaag is in staat om haar op verren afstand weg te dragen, en een bloemblad zal haar dekken, een voetstap haar vermorzelen. Toch bezien we gaarne zoo'n kleine hostie, want als er de vijf machtige Consecratiewoorden over worden uitgesproken, dan wrochten liefde- en wijsheid Gods het wonder, dat in geen menschengeest heeft kunnen of durven opkomen. Ilad de sterfelijke Christus ons raad gedongen, zouden wij niet gesmeekt hebben: dit niet Heer, ga tot zulk een dwaasheid van liefde niet over? Maar liefde, welke niet berekent, vraagt geen raad, stelt geen bakens aan haar drang. Stond den God verborgen onder broodschijn zooveel hulde en wederliefde te wachten?... Wij weten wel beter. Hij gaat tot een diepte, waarin ons egoïsme en onze hoogmoed met moeite Hem weten te volgen; het is, of in velen Zijn diep afdalen de waardeering zelfs heeft uitgestooten. Kerk of kathedraal treedt men binnen om zwijgend te bewonderen wat een kunstzinnige menschengeest heeft uitgedacht; een aclitelooze kniebuiging is de hulde voor den Bouwheer van het heelal. Toch, wat gelijkt een schamel stukske brood, is voor de Kerk het allerkostbaarst geschenk, hetwelk zij als Bruid van haar Bruidegom ontving, het allerkostbaarst, omdat het de Bruigom-zelf is. Helaas, men zal komen en in het nachtelijk duister Haar dien schat ontrooven. De heiligschennis — vooral die, welke gepleegd wordt uit haat en minachting —, doet huiveren de ziel, ontvankelijk voor Eucharistische Liefde ; doch tegelijkertijd baant zij den weg tot den triomf van het Eerherstel. Zóó wil het God. Het ontstaan, de bloei, het rijke leven van het Liefdewerk der arme kerken en het Instituut der Eeuwigdurende Aanbidding geven hiervan het levend bewijs. (i) Tegen het einde der He eeuw had zich in da gedeelte van Brussel, waar zich nu de z.g. « Jodentrappen » bevinden, een groot aantal Joden gevestigd, en op den hoek van de tegenwoordige « Rue des Sols n en «Kue des douze Apötres» bevond zich hun Synagoge. Zeker rijk bankier, Jonathas „enaam.1, woonachtig te Enghien in Henegouwen, stond aan het hoofd dezer Israëlitische gemeente Klaarblijkelijk om zijn ijver voor de Joodsche wet en zijn haat tegen den Katholieken eeredienst te doen «uitschitteren», zon hij op een middel om de H. Eucharistie in handen te krijgen. Nu bestond er een zekere klas van Joden, die hun geloof afzworen, om zoodoende makkelijker aan den kost te komen ; bij de Christenen waren zij Christen, bij de Joden — die hun drijfveer kenden — bleven zij Jood. Het was tot één van dezulken — Jean gehceten, woonachtig te Leuven, - dat Jonathas zich wendde. «Wat wilt gij geven, als ik Hem u overlever? » was de Judas-vraag. De weerstand en tegenzin welke Jean daarbij aan den dag legde, deed den prijs opdrijven tot zestig gouden penningen ( ± 1000 frank). fiï Hetgeen volgt is in hoofdzaak overgenomen uit: « Le St Sacrement de Miracle et la Chapelle expiatoire, a Bruxelles», par le Rév. Père Lucq. O. P. Het eerste werk was nu uit de kerken van Brussel dat heiligdom te kiezen, hetwelk voor den diefstal het meest geschikt zou blijken. De keuze viel op de afgelegen en weinig bezochte kapel «SainteCathérine», waar het II. Sacrement voornamelijk bewaard werd ten dienste der zieken. Een sombere October-avond — men meent de 4de — was Jean gunstig. Hij plaatst een ladder tegen de buitenmuur, verbreekt een ruit en sluipt behoedzaam de kerk binnen. De Meester wacht den verrader, zooals eens in den Olijfhof... Vijftien kleine H. Hostiën en één groote rusten in het Tabernakel. Dof klinkt de gedempte stap van den inbreker ; het rustige licht van het godslampje wijst hem de juiste richting. Behoedzaam nadert hij het altaar, neemt zijn instrumenten, breekt met zoo min mogelijk gerucht het tabernakel open en voert den Goddelijken Koning weg naar Zijn vijanden. Niemand en niets biedt weerstand. Jonathas, eindelijk in het bezit van het langbegeerde, wrijft zich de handen en bazuint het nieuws rond aan vrouw, zoon en vrienden. Oude schilderijën stellen ons dien troep voor rond de H. Hostiën, die op tafel liggen uitgespreid. Ze spotlachen, ze schaterlachen, ze steken hun tong uit, herhalend het snoode spel der knechten van Caïphas. Lang zal het niet duren. Twee weken later wordt Jonathas in zijn eigen tuin, buiten de stad gelegen, door roovers aangevallen, uitgeschud en zonder erbarmen om het leven gebracht. Zijn Gevangene wachtte hem ten oordeel... Natuurlijk heette deze moord een noodlottig toeval. Maar toch, de vrouw van Jonathas kon haar geweten niet tot zwijgen brengen. Hoe kwam het, dat zij allerlei vreemde geluiden hoorde?... Zeker : dit kon het spel van haar verbeelding zijn ; maar in ieder geval werd haar het verblijf te Enghien ondragelijk. Zij vertrok naar Brussel, het H. Sacrament met zich voerend. Door Jonathas' vrienden werd zij met open armen ontvangen. Op Goeden Vrijdag — 4 April 1370 — terwijl in de Katholieke kerken orgel en klokken treurend zwegen en men zich verdiepte in den dood van Hem, die kwam en niet begrepen werd, verzamelde zich acht Joden in de Synagoge, om er het werk der duisternis uit te voeren. Zij waren weinig in getal; op dergelijke feesten noodigt men niet de groote menigte. Laten we hier nu woordelijk een oude geschiedschrijver volgen : » Na de geconsacreerde Hostiën op tafel te hebben » geworpen, schaarden zij er zich omheen en » braakten de vreeselijkste godslasteringen uit tegen » dezen aanbiddelijken schat. Daar woorden alleen » niet voldoende waren om hun haat te bevredigen, » wapenden zij zich met messen en dolken, meenend » hun vermakelijk spel met evenveel succes te » kunnen eindigen, als waarmede zij het begonnen » waren. Zij vergisten zich; het oogenblik was daar, » dat God hen wilde beschamen. Hij liet de door» boring der H. Hostiën toe, doch om te toonen, » dat Hij voor deze onteering niet ongevoelig was, » deed Hij er een wonderbaar bloed uit ontspringen. » De wapenen vielen den Joden uit de hand; » bevend over al hun leden, zonken zij neer. Maar » deze schrik had geen beter gevolg dan bij de » misdaad hunner voorouders in den Olijf hof. » Zij herstelden zich van hun verbazing, niet om » hun zonde te boeten, maar om zich te beschut» ten tegen de straf, waarmede zij zich bedreigd » gevoelden ». (i) Wat beteekende dit geheimzinnig feit ? Als eens de Christenen gelijk hadden ... Als eens... De moed opnieuw de handen aan de Sacramenteele-gedaanten te slaan, ontbrak den schuldigen. Het bleek zelfs een groot gevaar ze nog langer te bewaren ; de diefstal der ciborie moest reeds de Christenen en de wet bezig houden. Tegen eiken prijs wilde men zich van die noodlottige hostiën ontdoen. (i) Navez. « Dissertation sur les Hosties miraculeuses ». Men zag geen betere uitkomst dan een zekere bekeerlinge in het vertrouwen te nemen. Zij — Cathérine — behoorde tot de parochie van N. D. de la Chapelle; ofschoon overgegaan tot het Katholiek geloof, had zij de relaties met de oude geloofsgenooten niet verbroken. Men ging haar opzoeken, wekte haar nieuwsgierigheid op door te spreken over « een groot geheim en over het vertrouwen, waarvan men blijk wilde geven ». Cathérine, reeds half gewonnen, beloofde plechtig te zullen zwijgen. Xu maakte men haar de heiligschennis bekend en tevens deelde men haar mede, dat het Sacrament der Christenen naar Keulen zou worden gevoerd. Hiervoor wilde men iemand kiezen, die niet den minsten argwaan zou wekken ; immers er waren misschien reeds kwade vermoedens gewekt. Met de belofte van een ruime vergoeding drong men aan, dat Cathérine de reis zou ondernemen. Men kan zich de tegenstrijdige gevoelens in deze vrouw voorstellen. Zij is arm, het aanbod van 3oo fr. en een nog overvloediger belooning bij haar terugkomst is aanlokkend. Tege.ijkertijd beeft haar Christenziel voor de ontheiliging. Maar toch : deze groote heeren van haar volk..., wat, als ze in hun ongenade valt... Ze vraagt tijd tot nadenken. Als zij op het vastgestelde uur niet terugkomt, gaat men haar een feestelijk onthaal bereiden. Onder den invloed van den wijn bezwijkt zij, neemt met één hand de Ciborie, met de andere de beloofde goudstukken. De Sacramenteele God laat zich wegvoeren naar haar arme woning, doch brengt er met Zijn tegen-, woordigheid de wroeging in haar ziel. Een nacht van vreeselijke opwinding drijft haar in den vroegen morgen naar den Pastoor van N. D. de la Chapelle, bij wien ze haar angstig hart openlegt. Cathérine had te doen met een heilig doch tegelijk zeer voorzichtig Priester. Hij wist van den diefstal hij las in een ontstelde, berouwvolle ziel. Mocht hij een absoluut vertrouwen toonen ? kon deze vrouw er geen belang bij hebben hem iets voor te liegen? De zaak was van zoodanig gewicht, dat hij het noodzakelijk achtte den raad van eenige confraters in te winnen. Cathérine, in het geheim ontboden, moest opnieuw de toedracht der zaak blootleggen. Zij beloofde de H. Hostiën weer in handen te stellen van haar Pastoor. Deze ging, begeleid door twee Priesters, naar haar woning en bracht vol eerbied, maar zonder uiterlijk vertoon, het H. Sacrament naar de kapel terug. Cathérine werd nogmaals opgeroepen en moest — nu voor den Deken van de Sainte-Gudule, Jean d'Yssche — een minutieus verhoor ondergaan. Om zich van haar persoon te verzekeren en haar aan eiken Joodschen invloed te onttrekken, werd zij in de gevangenis van het kapittel in hechtenis gehouden. De herhaalde samenkomsten van het kapittel wekten argwaan ; het geheim lekte uit en de manifestatie van eerherstel nam reeds een aanvang. Ten einde te voldoen aan het verlangen der toestroomende menigte werden eenige der miraculeuze Hostiën naar de S(eGudule overgebracht. Heel Brussel, toen levendiger in het geloof dan in onze dagen, sprak over» het wonder». Het verhaal ging van mond tot mond en kwam ook de hertogin van Brabant en haar echtgenoot Wenceslaus ter oore. Zoo spoedig mogelijk werd met de edelen van Brussel en het kapittel, onder Jean dYssche, aad gehouden. Cathérine herhaalde nogmaals dezelfde volledige bekentenis. De schuldigen werden gevangen genomen in «de Steen-Poorte». Hun ter doodveroordeeling volgde; het vonnis werd daags voor Hemelvaart 1370 uitgevoerd op de «Place de Wollendries ». De ongelukkigen volhardden tot het laatste oogenblik in hun haat tegen al wat Christen heette. Eens, toen de Farizeërs langs het kruis gingen en hoofdschuddend hun spot omhoog joegen : « gij die anderen gered hebt, red nu u zelf», had Jesus stilzwijgend Zijn doodstrijd uitgestreden. Na drie dagen was gevolgd de triomf der Verrijzenis ! In het geduld, bij de heiligschennis te Brussel aan den dag gelegd, had onze Heer de wonderen van schijnbare zwakheid Zijner laatste levensuren hernieuwd, maar ook tegelijkertijd Zijn Goddelijke Macht getoond door het schreien van bloedige tranen. Nu wachtte de hulde der wederliefde, die zoo mogelijk in diepte en uitgestrektheid de wreedheid der onteering zou overtreffen ! In schitterende processie, die trok door de kleurrijk versierde straten, werden de mirakuleuze Hostiën van N. D. de la Chapelle naar de SteGudule overgebracht. Men meent dat het een der laatste dagen was van Mei 1370. Vlaggen en wimpels wapperden tusschen de grijze gevels, vaandels en banieren werden opgeheven, wierookwalmen geurden, gloeiende liefdezangen galmden omhoog, heel de Brusselsche geestelijkheid, vorsten, edelen en burgers trokken op in luisterrijken zegestoet. Het was de eerste der velen, welke Brussel in stijgend enthousiasme voor het Mirakel-Sacrament zouden ontvlammen. Echter werden de H. Hostiën onbedekt rondgedragen. Tengevolge van een stortregen, waartegen men den kostbaren schat niet spoedig genoeg had kunnen beschermen, bleven ten slotte slechts drie gespaard. Deze werden voorzichtigheidshalve niet meer in processie rondgedragen, hetgeen helaas verkoeling bracht in de spontane devotie. Na jaren zou echter de klacht klinken van den eenzamen Goddelijken Gevangene. Een jonge wever deelde niet in de algemeene onverschilligheid. lederen morgen, alvorens naar zijn werk te gaan, bracht hij een bezoek aan het H. Sacrament van Mirakel. In de vroegte van een donkeren Novemberdag van het jaar 1436 meende hij een licht te zien rond het Tabernakel, waarin het voorwerp zijner devotie rustte. Dat licht had niets van deze aarde. Ontsteltenis greep hem aan, temeer daar hij een stem meende te hooren, die klaagde over verlatenheid. Dit wonderbaar verschijnsel herhaalde zich verscheidene malen, doch de jongeman, bevreesd voor ziener of zwakkeling te worden aangezien, repte geen woord er over. Een innerlijke strijd echter verzwakte hem dermate, dat zijn levensdagen geteld schenen. Dit alles had de mysterieuze stem voorspeld, indien hij zijn geheim niet wilde bekendmaken. Meenend te gaan sterven, ontbood hij den Plebaan der Ste Gudule en stortte zijne zielezwaarte voor hem uit. Hij hervond daarna den vrede, spoedig ook de gezondheid. Een vergadering van aanzienlijke geestelijken werd bijeen geroepen en de jongeman moest opnieuw het verhaal doen van hetgeen hij gezien, gehoord en geleden had. Hij deed dit met een oprechtheid en eenvoud, welke de aanwezigen bewoog. Nog meer werd men getroffen, toen de Plebaan, Jean Coremans, verklaarde, dat hij, de H. Mis celebreerend, de waarheid had hooren bevestigen van al wat deze jongeman veiklaarde. Op Kerstdag werden de geloovigen op de hoogte gebracht van hetgeen geschied was en het H. Sacrament verliet Zijn eenzame schuilplaats. Talrijke hemelsche gunsten vuurden opnieuw de publieke devotie aan, welke weer verminderde van 1579-85, toen Brussel onder Calvinistischen invloed stond. In die jaren evenals op het einde der iSe en het begin der 19° eeuw werd het H. Sacrament naar verschillende schuilhoeken overgebracht, ten einde niet aan de vervolging der geloofshaters te worden prijsgegeven. Zelfs moesten eens de wonderbare H. Hostiën tusschen de balken verborgen worden.Sedert 14 Juli 1804 worden zij evenwel vol eerbied en liefde bewaard in de SteGudule.In een zware kluis achter het altaar bevindt zich een rijke monstrans, waaraan o. a. zeven goudstukken zijn bevestigd, zooals die waarmede Jonathas Jean van Leuven omkocht. De H. Hostiën zijn natuurlijk tot stof vergaan, maar met veel zorg is deze stof in drie gouden ringen saamgevat. Men ziet nog vaag den purpergloed van het H. Bloed, dat er eens aan ontvloeide. Omdat de H. Gedaanten vergaan zijn, wordt telkens een nieuwe H. Hostie achter de kostbare Relekwie geplaatst, en in de processie, welke nog jaarlijks trekt door de straten en over de pleinen van Brussel, Wordt deze monstrans met haar oneindig-rijken schat rondgedragen. Toen in 1436 het H. Sacrament weer algemeen van zich spreken liet, trad ook de oude Synagoge uit haar vergetelheid naar voren. Na de terechtstelling der heiligschenners had Hertog Wenceslaus al wat Israëliet heette uit zijn gebied verbannen zoodat de Synagoge doelloos en verlaten stond in het woelige Brussel. EenzekerGillesvanden Berghe, bekend om zijn mildadigheid, liet terzelver plaatse een kapel oprichten, waar wekelijks drie H. Missen werden gelezen ter eere van het H. Sacrament. Het zou ons te ver voeren de geschiedenis dezer kapel te volgen van de i5e tot de ige eeuw. In het voorbijgaan kan worden aangestipt, dat zij, na het eigendom te zijn geweest van Jean de Charonde en den Graaf van Boussu, overging op diens schoonzoon, Louis de Velasco, graaf van Salazar; van hem ontving de kapel van Salazar haar naam. Achtereenvolgens werd zij met het aangrenzend perceel het eigendom van verschillende bezitters en diende tweemaal den Visitandinen tot bedeplaats. God, Meester van tijd en eeuwigheid, wist tegen de helft der 19e eeuw het oogenblik gekomen, dat de plaats, waar eens Zijn Liefde veracht en gehoond werd, het stralend middelpunt zou worden 2. eener Vereeniging van louter eerherstel en wederliefde : de Vereeniging der Eeuwigdurende Aanbidding en het Liefdewerk der arme kerken. Toen in i873 deze Vereeniging haar zilveren iubilé vierde, sprak Z. E. Kardinaal Dechamps d volgende sympathieke woorden : «Zij werd ^ luister geboren, volgens een diep-doorwrocht plan dat met wijsheid wordt ontworpen en met prac praal aangekondigd, zooals werken beginnen, d bestemd zijn om in den droom der eigenhefde vergaan. Deze vereeniging werd geboren in duis nis door één enkele goede daad, zonder berekening, zonder kennis van het groote werk dat er uit zou voortkomen. Zoo ontstaan de werken Gods, die duren moeten. Stelde niet een S< Vincentius aan een zijner medewerkers deze sublieme en naive vraag : « Nietwaar, wij wisten niet wat wij de en > Evenmin dacht iemand bij het ontstaan v n d* werk aan den boom, die groeien zou uit het van één liefde-acte». Degene, die dit eerste zaad uitstrooide, was Anna JÏÏU W» van graaf de M.. Een jongmeisje was ze, pas nofc, van thuis, oudste van een groot gezin. Toen zij in 1841, na eenige maanden verblijf, het pensionaat «leSacré Coeur» te Parijs verliet, g de directrice, M">e d'Avenas, aan verscheidene leerlingen den raad mede, haar ledige uren te vullen met hulp te verleenen aan de arme kerken van haar stad of dorp. Dit voorstel wekte in het hart van Anna de Meeüs een blij gevoel, dat zij zichzelf niet wist te verklaren. In haar familiekring terug deed zich echter de gelegenheid niet voor ; het verlangen scheen als een jeugddroom te moeten vergaan. Twee jaren later, terwijl zij met haar familie den zomer doorbracht op het kasteel Argenteuil te Ohain, zag zij zich evenwel genoodzaakt, ter wille van haar gezondheid, lange wandelingen te maken; het was op één van deze tochten, dat zij de gelegenheid te baat nam de sacristie der dorpskerk in oogenschouw te nemen. De pastoor, die nu en dan een bezoek bracht op het kasteel, had er zoodanig over geklaagd, dat men hem nauwelijks had kunnen gelooven. De werkelijkheid echter overtrof de verbeelding. Dienden dergelijke gehavende ornamenten voor den dienst van het altaar ? Moest de Koning der Koningen zich met zulke sierselen tevreden stellen ?... Maar het was schande, het was een onteering... Thuisgekomen vertelde Anna haar bevindingen en dadelijk toonde haar Moeder zich bereid eenige zijden japonnen tot kasuifels te laten verwerken. Anna, die van knippen en naaien nog weinig verstand had, liet zich helpen door een kamenierster. Al werkend was het * de belangstelling en toewydmg voor- deze n.euwe bezigheid groeide en intressanter werd. Het ston vast • heel de sacristie moest op orde gebrach . bij een volgend bezoek nog pijnlijker trof, was de ontdekking, dat het H. Sacrament bewaard werf in een tinnen Ciborie. Zoo spoedig mogelijk moest deze door een zilveren vervangen worden Ann de Meeüs wilde er haar eigen spaargeld aanoffereru In de geschiedenis harer roeping schrijft zij . ik was dankbaar, dat Onze Heer mijn gift wilde Tanvaarden ; ik vroeg in ruil, dat Hij mij den weg zou doen kennen, welken ik moest bewandelen Anders wist ik niets te zeggen ; ik was meestal triestig en ziekelijk; ik vond niets, dat mijn h kon verblijden. Een vaag verlangen naar het kloosterleven kwam soms bij mij op; maar over het algemeen beschouwde ik die roeping a s een die 4' niet betrof en ik voelde mi, er over het aleemeen ook niet bepaald toe getrokken.»» T„ den zomer va» het volgend jaar werd A»». de Meeüs ten huwelijk gevraagd. Men stond verwonderd over haar resolute weigering. Zij voe echter steeds meer dat verlangen groeien naar een volmaakter levensstaat dan dien, welken het huwelijk bieden ka».. Ik kende gee» enkele schrijft zij, «die mij bizonder aantrok, daare boven was mijn gezondheid zoodanig, dat i niet meende eenigen regel te kunnen volgen. Het idee van oude-jongejuffrouw te blijven leek mij óók penibel. Ik voelde een levendig verlangen mij geheel aan God te geven, veel goed te doen. De kortheid van het leven, waarop een eeuwigheid volgen gaat, trof mij dikwijls ; niets leek mij redelijker dan den zekersten weg te kiezen. Nergens dan in de liefdewerken voelde ik mij rustiger. De wereld stelde eischen, waaraan ik mij onmogelijk geheel mijn leven zou kunnen onderwerpen. Ik meende slechts den vrede te zullen vinden in alles te offeren. Ik was onvoldaan, wilde doen wat het beste was, zonder te weten, waarin voor mij dat beste bestond. In Franciscus van Sales las ik, dat men in moeilijke en twijfelachtige omstandigheden den raad moet inwinnen van twee of drie personen. Degene, die het meest mijn vertrouwen inboezemde, was de Eerw. Pater Boone ». Deze Pater Boone van de Societeit van Jezus was een man van groote talenten en bekend om zijn buitengewone vurigheid. Personen van allerlei rang en stand verdrongen zich om hem, ten einde van zijn redenaarstalent te genieten. Z. E. Kard. Dechamps prees hem aldus : « Pater Boone had een ziel, die gloeide, dit weten allen, die hem hebben gekend. Ik heb preeken bijgewoond van de meest beroemde redenaars van mijn tijd, maar niemand deed, zooals hij, woorden hooren, die ineens als vlammen uitschoten. Het was een taal, welke de zijne niet was, maar die door hooger macht werd ingegeven. Zijn liefde ontvlamde zich aan den voet van het altaar; Jezus in het tabernakel, Jezus in het Offer der nieuwe wet, Jezus in de H. Communie, dit was om zoo te zeggen de eenige devotie dezer priesterziel, omdat zij tot haar alle andere devoties terugbracht ». Anna de Meelis kende Pater Boone sedert 1844, als directeur van de Congregatie, waarvan zij een ijverig lid was. Zij kwam tot hem, zij óók met haar groote liefde tot het H. Sacrament, met haar medelijden voor de arme kerken, en... met haar strijd over de toekomst. Na haar twijfel en moeilijkheden te hebben blootgelegd, kreeg zij de verzekering, zich aan geen aardschen bruigom te moeten verbinden. Dit bracht een gevoel van verlichting; en toch, de gedachte haar ouders te moeten verlaten, ze in hun ouderdom geen steun te zijn, wakkerde weer opnieuw den strijd in haar ziel aan. » Zij was op dien leeftijd, dat men beslissen moet, » wat te doen met den schat, die het leven heet. i) Jaren van plotselinge verlichting, van enthousiasme » en algeheele toewijding ; jaren soms van diepe » beproeving en ontmoedigende duisternis, waarover » zij alleen kunnen oordeelen, die dit oneffen en » duister pad bewandeld hebben ». (i) (i) R. P. Lucq, O. P. In dezen zielstoestand werd het H. Sacrament aldoor meer haar toevlucht. Door de hulp, die zij — nu door meerderen geholpen — reeds aan verscheidene kerken verleend had, wist zij in den Eucharistischen Jezus den meest behoeftige der belioeftigen en niets leek haar te zwaar om die onteerende armoede te lenigen. Haar gulhartigheid en ijver werden vermaard; de eene Pastoor na den andere wendde zich tot haar. Hoe allen te helpen en waar de middelen te vinden.'' In 1846 gaf Pater Boone een retraite in de kerk « du Sablon » te Brussel. Anna de Meeüs volgde de oefeningen en waagde het hem te verzoeken de kracht zijner welsprekendheid aan te wenden ten gunste der talrijke arme kerken. Pater Boone deed dit met zulk een gloed, dat binnen eenige dagen een belangrijke som, verscheidene stoffelijke gaven en zelfs eenige kelken werden aangeboden. Anna, gelukkig met dien rijkdom, voelde zich tegelijkertijd verward, verlegen, wist niet hoe alles te schikken en te regelen. De aanvragen volgden elkander op. 1 wee pastoors vroegen «de ondersteuning der Vereenigtng » voor hun arme dorpskerk. Het antwoord klonk, dat er geen Vereeniging bestond, doch dat men zou trachten zoo goed mogelijk te helpen. De noodzakelijkheid, dat er werkelijk één in het leven zou worden geroepen, deed zich aldoor meer gevoelen; niemand echter had den moed zulk een uitgestrekt werk te beginnen. Toch vergaderde men reeds, men beraadslaagde, en op algemeen verzoek ontwierp Anna de Meeüs een voorloopig reglement naar het reeds bestaande van de « Vereeniging der Nachtelijke Aanbidding », te Parijs, welke zich ook een.gszins bezighield met het ondersteunen van arme kerken. Tien dames van de Maria-Congregatie namen het werkend lidmaatschap aan en kozen Mevrouw Barones Joseph d'Hoogvorst tot presidente. De Zusters van O. L. Vrouw boden gastvrijheid aan deze eerste ijverige werksters van het H. Sacrament. De voornaamste artikelen van het reglement luidden, dat maandelijks een H. Mis zou worden opgedragen voor de leden, met algemeene H. Communie en een collecte voor de arme kerken, dat de leden zich moesten verbinden tot één Aanbiddingsuur per maand, dat het werk gratis moest geleverd worden en slechts die aanvragen zouden worden voldaan, welke door den Deken waren goedgekeurd. Deze besluiten werden algemeen aangenomen en zijn nu nog de grondslag van de Vereeniging der Eeuwigdurende Aanbidding en het Liefdewerk der arme kerken. Den 28" December 1848 zou Mër. dela Bouillerie, de ziel van verscheidene Eucharistische vereenigingen in Frankrijk, de nieuwe Vereeniging te Brussel komen bezoeken, de H. Mis lezen voor haar leden en een redevoering houden. Het was bij die gelegenheid, dat men het oog liet vallen op de kapel Salazar, daar die der Zusters van Onze-lieve-Vrouw voor deze feestelijke bijeenkomst te klein bleek. De kapel met haar kostbare herinneringen, tevens eenige zalen van Huize Salazar, werden door de Zusters Visitandinen gaarne beschikbaar gesteld. Elf maanden vond men aldus een onderkomen. Daarna scheen alles er op te wijzen, dat tot den aankoop van de kapel moest worden overgegaan. Het ontbrak echter de jonge Vereeniging aan middelen. Een providentiëele beschikking bracht uitkomst. Mevrouw Jos. d'Hoogvorst had een som gereserveerd voor een of ander goed werk. Dit geld was aanvankelijk bestemd geweest om een reis naar Rome te maken; de dood van Baron d'Hoogvorst had echter dit plan verijdeld. Telkens als zij een liefdewerk had willen begunstigen, had zij zich weerhouden gevoeld. Nu echter ging haar een licht op; voor dit verheven doel zou zij haar gave nooit betreuren. Tot den koop werd dus overgegaan. De vereeniging, die zich verheugde in de sympathie der Belgische Bisschoppen en geestelijken, breidde zich uit met een snelheid, welke bewees, hoe dierbaar zij was aan het hart van den Eucharistischen Koning. Het arbeidsveld was echter groot als de wereld. Telden niet alle landen te weinig aanbidders en te veel behoeftige kerken ? D.t werk moest noodzakelijk een verzekering vinden voor de toekomst; want wie gaf den waarborg, dat men zou volharden in den oorspronkelijken geest, die vooral niet uitsluitend materiëel mocht zijn ? Hiervan kon men zich slechts verzekeren door het werk te stellen in handen van een religieuze Congregatie. Devee vuldige Communie, de lange Aanbiddingsuren, he iiveren voor het Allerheiligste Sacrament, wakkerde in Anna de Meeüs aldoor meer het verlangen aan zich geheel te geven aan dit geheim der grootste Liefde. Maar welke religieuze orde vond in zici vereenigd haar apostolische idealen ? W elke or e wilde haar welkom heeten mèt het nieuwe werk Daarin begon de Ilemel haar toe te lachen ; mocht zij het van zich afwerpen? Het eerste succes maakte zoo moedig.... Er was een vage gedachte van een nieuw Instituut te stichten, maar als zij in die gedachte dieper doordrong, zij zoo onervaren op religieus gebied, schrok zij terug. De moed m keerde zelis er over te spreken met dengene, die toch het meest haar vertrouwen had, en die, directeur, de nieuwe vereemging geheel ter harte nam. Zij stelde zich op de hoogte van verschillende kloosterorden, maar voelde zich tot geen en ' e' getrokken. Wat haar het minst beviel waren de to nog bestaande regelen bereffende de H. Commun.e onmogelijk kon zij zich vereenigen met de gedacht , na alles aan Jezus te hebben geofferd, te moeten afzien van het voorrecht Hem dagelijks te ontvangen (i). Zij wilde haar liefde voor de armen, en onwetenden, haar zorg ook voor de noodlijdende kerken opgeven, doch dit maakte haar onrustig. Eindelijk besloot zij Pater Boone, zij het dan niet er over te spreken, dan toch er over te schrijven. Hij, man van doorzicht en ondervinding, begreep dat er hier geen sprake was van de grillen van een jong meisje, dat nergens voldoening vindt, maar dat klaarblijkelijk Gods wil naar een nieuwe stichting scheen te leiden. Hij was echter niet iemand om in het eerste enthousiasme deze vage aanwijzingen, hoe schoon ook, in daden om te zetten. Anna de Meeüs aanmoedigend tot vertrouwen, gaf hij haar tevens den raad door gebed en boetedoening zekerheid van Gods bedoelingen af te smeeken. i Ondertusschen vroeg hij zelf een teeken van den hemel nm. dat het Huis Salazar, grenzend aan de kapel, het eigendom zou worden der vereeniging. Menschelijkerwijze was dit een droom, welke — ten minste op dat oogenblik — niet vervuld kon worden. Maar door een samenloop van omstandigheden, welke wonderlijk mocht heeten, geschiedde (i) Men gelieve te bemerken, dat hier gesproken wordt over een tijd die het bekend Decreet van Z. H. Pius X voorafging, waarna alle kloosterregels betreffende de H. Communie gewijzigd zim. hetgeen was afgebeden. Nu bleef er niets over dan de handen aan het werk te slaan. Anna de Meeus schreef aan haar raadsman, nu nog in meer details tredend, wat zij meende, dat God van haar wilde. Deze brief is gedateerd i3 September i85o. Ziehier wat hij in hoofdzaak be\ atte . « Het voornaamste doel, dat men zich voor oogen » zal stellen is een toewijding zonder grenzen aan » het H. Sacrament. Dit moet de beheerschende ,, gedachte zijn, de drijfveer van alles Dat het ver,, langen zich geheel aan Onzen Heer te wijden, » onderhouden worde door een zeer vee vu ïge » Communie, dat, verre van een regel te hebben, » die er zich tegen verzet, men er toe worde aange» moedigd. Maar opdat de dagelijksche Communie » overvloedige vruchten zal dragen, zou ik willen, „ dat er een regel werd gegeven, die verplichtte tot » verscheidene uren van inwendig leven. Men zal » trachten naar een heilige vereeniging en gemeen» zaamheid met Onzen Heer Jezus Christus, zijn » vermaak er in vinden bij het tabernakel te zijn, » en er alle geestelijke oefeningen verrichten; men » zal zich toeleggen op de innerlijke versterving, ,, die ik zoo noodzakelijk acht ten einde God te » kunnen genieten. Wat de lichamelijke boetedoe» ning aangaat, geloof ik niet, dat wij naar groote » gestrengheid moeten streven. » Ik zou voor voedsel en huisvesting het strikt » noodzakelijke wenschen. De leden zullen haar » fortuin behouden ten einde in het algemeen goed » te doen. De werken van liefdadigheid zullen » bestaan in het bezoek van zieken, om hen tot het » ontvangen der laatste H. Sacramenten voor te » bereiden, en het godsdienstonderricht van armen ») en kinderen; wat het werk der Eeuwigdurende » Aanbidding en der Arme kerken betreft, de reli» gieuzen zullen er de ziel van zijn. In al deze » werken zal men geholpen worden door personen » van de wereld. Wij zullen haar ijver aanmoedigen » en haar helpen. Dit zal een middel zijn om niet» religieuzen op te wekken Onzen Heer meer te » beminnen. Door deze relaties zal men ook het )) retraite-werk kunnen bevorderen... Ik verheug » mij in de gedachte, dat deze Vereeniging, goed » geleid en door ijverige leden in stand gehouden, » een middel zal zijn, waarvan God zich bedienen » zal om het geloof bij velen vuriger en actiever te » maken. Ik geloof, dat door krachtige samenwer» king de al te groote onverschilligheid betreffende » het H. Sacrament kan overwonnen worden, men » meer ijver zal toonen om Ons-Heer in de proces» sies te begeleiden, en de kerken niet altijd gesloten » zullen zijn. Het is moeilijk mijn gedachten en » verlangens in woorden te brengen; ik offer ze, „ gelijk met mij zelf, ellendig als ik ben, aan God op, » vragend dat Hij mij geneze. Ik bid Onzen Heer, » dat Hij moge doen weten, waar Hij mij wil; ik » heb Hem gezegd, dat ik genegen ben aan al » deze verlangens, die toch van Hem schijnen te » komen, te verzaken. Zonder twijfel komt het mij » veiliger voor om verborgen te leven, toch voel >. ik mij slechts getrokken tot dezen levensstaat. » Ik zou blijer en rustiger zijn, als een ander » in mijn plaats het initiatief nam. Ik ben tot » gehoorzamen bereid en vraag, dat God u Zijn » wil zal doen kennen. Gewoonlijk voei ik neiging » bij u aan te dringen om voor God te onder» zoeken, of Hij verlangt, dat u een plan op papier )j brengt. Het schijnt mij, als dit eenmaal gedaan » is, dat dan de grondslag zou gelegd zijn, en ,, degenen, die zich tot dezen levensstaat getrok» ken voelen, een besluit zouden kunnen nemen. » Er is werkelijk geest van gehoorzaamheid noodig » om u zoo maar eenvoudig mijn gedachten te zeg» gen, ik die volstrekt geen ondervinding heb op » dit gebied. » De tegenzin, welke Anna de Meeüs gevoelde om een nieuwe stichting te beginnen deed haar het volgend jaar naar Parijs gaan om met een Congregatie, welke zich ook aan verschillende liefdewerken wijdde, kennis te maken. Zij vond er noch het Communauteitsleven noch een bizondere toewijding aan het H. Sacrament. Pater Boone meende nu niet langer te mogen aarzelen Met toestemming van zijn Provinciaal begon hij de constituties samen te stellen van het nieuwe Instituut, volgens bovenstaanden brief, waarin het plan was uiteengezet en den geest aangeduid. Hieraan zouden de regels van S' Ignatius worden toegevoegd. « Ik heb Pater Boone gezien, » sprak later Z. E. Kardinaal Dechamps, « tot de Religieuzen der Eeuwige Aanbidding » in de eenzaamheid uw constituties samenstellend, teneinde de gedachte uwer Stichteres te verwezenlijken, aan te vullen en te voltooien. Ik heb hem lang voor dit werk zien arbeiden, ik heb hem er voor zien lijden en de laatste maal, dat ik hem zag, sprak hij er nog over ». (i) » Het werken aan eigen zaligheid en volmaaktheid, den evennaaste helpen volgens de zwakke maat harer middelen in het bereiken zijner zaligheid, alsmede de glorie bevorderen van Onzen Heer (i) Hetgeen volgt is een résumé der Constituties van de Congregatie der Heuwigd. Aanb. lil* bestaat weinig verschil tussChen de oorspronkelijke Constituties rn die, welke na eenige jaren van ondervinding.definitief werden goedgekeurd. De laatste zijn hier tot handleiding genomen, ten einde niet in herhaling te moeten treden. Jezus Christus in het Allerheiligste Sacrament, ziedaar het drievoudig doel, dat de leden van het Instituut der Eeuwigdurende Aanbidding zullen beoogen. Zij zijn geroepen tot de hoogste volmaaktheid, Jezus Christus van nabij te volgen, te leven van Zijn Leven. Zij zullen het werkzaam met het beschouwend leven vereenigen. Indien de Communauteit talrijk genoeg is, zal het H. Sacrament heel den dag ter Aanbidding zijn uitgesteld. Wat aan licht, kracht en liefde wordt geput in de oefeningen van het inwendig leven, zal worden toegepast op de uitwendige werken van barmhartigheid. Het lievelingswerk der religieuzen zal zijn de\ ereeniging der Eeuwigdurende Aanbidding en het Liefdewerk der arme kerken. Men zal daarenboven kinderen voorbereiden tot de eerste H. Communie, en arme zieken tot het ontvangen der laatste H Sacramenten; ook het retraitewerk zal bijzonder ter harte worden genomen. Alles wat gedaan wordt ter eere van het H. Sacrament zal in de leden van het Instituut een krachtige medewerking vinden ; bij dit alles zullen zij zich echter zoo min mogelijk doen gelden. De dag zal verdeeld zijn in overweging, gebed, lezing, arbeid, gezamenlijken maaltijd en recreatie. Eén maal per jaar zal een groote retraite worden gehouden en twee maal een triduum ter voorbereiding voor de hernieuwing der geloften. Daar het Instituut in haar werken geen middelen van bestaan heeft, moeten de Koorzusters over voldoende inkomsten kunnen beschikken om in haar onderhoud te voorzien, tenzij bekwaamheid en andere eigenschappen een groot nut voor de liefdewerken van het Instituut beloven. Voor do werkzusters zal alleen een voldoende uitzet worden geeischt. Na twee jaren Noviciaat zullen de tijdelijke geloften worden afgelegd en de leden zich bijzonder toewijden aan den dienst en de glorie van het Allerheiligste Sacrament. » De constituties waren sanmgesteld. Vier gezellinnen hadden zich bij Anna de Meeüs aangesloten, ten einde haar op den nieuw gebaanden weg in het rijk der H. Kerk te volgen. Reeds had men zich door geloften aan den dienst van den Euch.iristischen Jezus verbonden. Alles wees er op, dat de dag niet verre was, waarop men het Communauteitsleven zou beginnen. De moedige stichteres, die met haar familie nog eenige weken te Rome ging doorbrengen, voelde een groot verlangen de Vereeniging, die aan het nieuw Instituut den stoot had gegeven, den Paus aan te bevelen. Aan de manier, waarop dit verlangen werkelijkheid werd, verbindt zich een bijzondere herinnering. In het Hotel Minerva ontving Graaf )) De fijd der tijdelijke geloften verstreken zijnde, doen zij de eeuwige geloften. dc Meelis verscheidene aanzienlijke personen, üie terzelver tijd in de eeuwige stad verbleven. Onder hen bevond zich Louis Veuillot, tot wien Anna zich wendde, bedeesd vragend, hoe men aan den Paus moest schrijven. De bekende schrijver dicteerde vlug aanvang en slot van een brief, zonder te weten, wat de rest zou behelzen. Groot was de verbazing, toen na eenige dagen Mgr. de Mérode, het salon binnentredend, lachend begon te zinspelen op de dochter van Graaf de Meeüs, « die aan den Paus schreef ... Het bleef bij de plagerij, niemand informeerde, wat zij te zeggen of te vragen had. Welk een vreugde echter voor de schrijfster, na haar terugkomst, door Pater Boone een Breve te ontvangen van Z. H. Pius IX, waarin de Vereeniging voor Belgie tot Aartsbroederschap werd verheven. Om aan de weldaden van den Goddelijken Meester te beantwoorden, moedigde Pater Boone Anna de Meeüs en haar gezellinnen aan een nieuwe en grootere kapel naast die van Salazar te laten bouwen. Dit voorstel vond algemeen bijval en de eerste steen werd gelegd den 4" Augustus 18S4. De Vereeniging der Eeuwigdurende Aanbidding en het Liefdewerk der arme kerken begonnen haar vlucht te nemen. Een groot aantal Belgische steden en eenige pensionaten sloten zich successievelijk bij Brussel aan ; verscheidene steden in het buitenland volgden. Ondertusschen kwam de bouw der kapel gereed. « Deze kapel», schreef de Eerw. Pater Lucq O. P. «was een open boek, zelfs de verstrooiingen voerden er naar God ». Pater Boone oordeelde, dat nu over alle bezwaren moest worden heengestapt en de postulanten het kloosterleven konden beginnen; reeds had het Instituut den 26sten Februari i856 de goedkeuring ontvangen van Z. E. Kard. Sterckx, Aartsbisschop van Mechelen. Maar ten slotte deed zich wederom een niet geringe moeilijkheid voor. Brussel was in beroering over een redetwist in de Kamers betreffende de liefdadigheidswet. Een anticlericale geest waaide over heel het land, men hitste het volk tegen den godsdienst en vooral de kloosters op. Graaf de Meeüs en met hem vele anderen, noemden het onverantwoordelijk onder dergelijke omstandigheden een nieuwe stichting te beginnen. Dit werd begrepen ; het huis, dat in gereedheid was gebracht, werd ontruimd, de gang, waarin de meubels moesten verscholen worden, werd dichtgemetseld en behangen. De Vrije Universiteit grensde aan het klooster; de uiterste voorzichtigheid was dus noodzakelijk. Reeds had de bouw der kerk argwaan gewekt. De families der postulanten maakten zich ondertusschen gereed, om evenals andere jaren den zomer op haar buitenverblijf te gaan doorbrengen. De postulanten zelf bleven in Brussel achter, daar men iederen dag gereed moest zijn om het Communauteitsleven te beginnen. Vanaf H. Sacramentsdag tot het feest van het H. Hart maakten Anna de Meeüs, Lcopoldine deRobianoen JulieDesmanetde Biesme een retraite bij de Zusters Visitandinen, onder leiding van Pater Boone, die met toestemming zijner Oversten zich geheel aan het nieuwe Instituut en zijn liefdewerken zou wijden. Na afloop vereenigde men zich ten huize van de familie Desmanet de Biesme en begon men reeds het kloosterreglement te volgen. Tegen het einde van Juni raadpleegde Anna de Meeüs haar vader, en deze — zonder te vragen, wat hem de scheiding van zijn oudste dochter kosten zou — oordeelde, dat de gemoederen genoeg tot rust waren gekomen om het nieuwe leven te beginnen. Een zeer welwillend schrijven van Z. E. Kard. Sterckx gaf de toestemming den 5*n Juli 1827 111 Communauteit te treden. Haastig, haastig moest nu alles op orde gebracht; hulp van buiten kon niet worden gevraagd, daar het intrede nog steeds zooveel mogelijk moest worden geheim gehouden. Gelukkig had zich één werkpostulante aangemeld. Toen alles naar bestvermogen geregeld was, ging één der postulanten per rijtuig haar medezusters afhalen. Elk nam een pak mee met het noodzakelijkste voor eenige dagen. Om geen argwaan te wekken, belde men aan een huisje, dat met het klooster in verbinding stond. Anna de Meeüs kwam zelf de deur openen, haar medezusters met een hartelijk welkom ontvangend. Pater Boone zou het huis komen inzegenen. Hij verrichte deze plechtigheid, gevolgd door de postulanten met brandende kaars. De luiken vóór de vensters bleven gesloten; deze processie door het half-duistere huis deed denken aan een feest in de primitieve kerk. Wij kunnen ons de gevoelens der postulanten indenken, zij die zich onwillekeurig een luisterrijk intrede hadden voorgesteld, zij, die haar leven van weelde en overvloed gingen verruilen voor een, dat offers en armoede beloofde. Maar toch klonk jubel in haar ziel ; immers de Meester was daar, die geroepen had tot dit leven van de contemplatieve Maria en tegelijk de werkzame Martha. Den volgenden morgen, feest van het Kostbaar Bloed, werd de huiskapel in gereedheid gebracht om er voor het eerst de H. Mis te lezen. Deze zou gecelebreerd worden door den Eerw. Pater Boone, door den Kardinaal als plaatsvervanger aangewezen, daar wegens den politieken toestand Z. E. het niet raadzaam had geacht zelf de plechtigheid te komen verrichten. In den loop van den morgen vereenigda men zich"*--,, in de raadskamer, waar Pater Boone een schrijven *\ voorlas van Z. E. Kard. Sterckx. Anna de Meeüs werd supérieure benoemd ; de taak, lang voorzien en lang geschuwd, rustte op haar schouders. Zij aanvaardde haar eerekruis — dat toch ook een kruis is — met moed en vertrouwen. Den i9cn Juli werd de nieuwe kapel ingewijd met het Veertig-uren-gebed; iederen avond stroomde de menigte toe. Voortaan zou dagelijks het H. Saciament van 6 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds zijn uitgesteld. De kapel Salazar werd het middenpunt van de Eeuwigdurende Aanbidding in België (i). Den 22sten April van het volgend jaar begon « de Novene van Eerherstel», een novene, die nu nog in alle huizen van het Instituut in eere is. Alles wat Mme Anna de Meeüs ondernam werd met succes bekroond ; evenwel haar kleine kloostergemeente scheen door den Goddelijken V riend vergeten te worden. Van de zeven zusters, die zoo moedig begonnen, werd één door den dood weggerukt, ziekte maakte anderen het kloosterleven onmogelijk, dringende omstandigheden brachten eenigen in de wereld terug. Ten slotte bleef Mme de Meeüs slechts één medezuster: Leopoldine de Robiano. Was liet aanmoedigend ? Buiten de kloostermuren spotte een wereld, lachte men over de dwaasheid van deze nieuwe onderneming. Luiten de kloostermuren stond nog altijd een leven open (i) In 1908 werd helaas deze kapel door de stad onteigend. Zoo nauwkeurig mogelijk heeft men de origineelc H. Sacramentskapel geïmiteerd, annex aan de tegenwoordige groote kapel in de Rue van Maerlant, van weelde en zorgeloosheid. Maar de hindernissen mochten niet afschrikken. «Wanneer God wil toonen, dat een werk Zijn werk is, dan slaat Hij eerst met machteloosheid, daarna grijpt Hij in » (Bossuet). Het vertrouwen, diep geworteld, hield de kleine kloostergemeente staande. Pater Boone met den ijver van zijn krachtige Jezuieten-ziel moedigde aan tot het « Sursum corda ». De jonge religieuzen wisten te antwoorden met een « Habemus ad Dominum ». Het was geen lichte taak de harten omhoog te heffen, waar alles scheen tegen te werken; doch wanneer 's menschen wil in nederige onderwerping één vormt met den Goddelijken ontplooit hij een kracht, waarvan we onszelf dikwijls geen rekenschap weten te geven. De kracht toonde zich het meest aan den kant der stichteres, supérieure en novice tevens. De energie werd in haar geboren, welke een diepe levensstrijd kenmerkt. Nu eenmaal het jawoord aan den Hemelschen Bruidegom gegeven was, mocht van kleinmoedig vreezen geen sprake meer zijn. De sterke, onwankelbare geest van haar vader leefde sterker dan ooit in haar op. Hoe Graaf de Meeüs oordeelde over de roeping zijner dochter getuigt de brief, welken hij haar eenige dagen vóór haar professie schreef: Argenteuil, 4 September i858. ...« Woensdag, op het feest van O.L.V. Geboorte, » zult gij dus, mijn lieve dochter, u door uwe » geloften toewijden aan God. Die dag, schrijft gij » uwe Moeder, zal de gelukkigste van uw leven » zijn. Wij twijfelen er niet aan en begrijpen het des » te beter, daar wij tot een zekere hoogte in dat » geluk kunnen deelen. Moe dikwijls hebben wij » aan den voet des Kruizes, God om de gunst » gevraagd, dat eenige onzer kinderen zich aan » Zijn dienst zouden wijden! Het is dan ook onmo» gelijk — tenzij men geloof en liefde verloren » heeft — dat het offer, hetwelk reeds te voren » werd aangeboden, ons nu niet meer verheugen » zou. Ja, mijn dochter, wij deelen Woensdag in » uw geluk, en God zal in ons geen ondankbaarheid » vinden, daar Hij verleent, wat wij zoo dikwijls en » met zooveel aandrang gevraagd hebben. Het is » een voorrecht uitverkoren te zijn om deel uit te » maken van deze heirschaar der Kerk, gesteld door » de Voorzienigheid tegenover den geest van egoïsme i) en zinnelijkheid, welke knaagt aan onze eeuw. (jij » zijt onder duizend uitverkoren en dankt het » alleen aan Gods barmhartigheid, een weldaad te » hebben ontvangen, welke de Christen bewondert » doch welke de wereld niet kan begrijpen, omdat zij » de gave Gods niet kent en haar geest zich slechts ij hecht aan de dingen dezer aarde. Wij bidden, dat » God u dag aan dag beter doe begrijpen, dat de » weg der volmaaktheid eischt altijd voort te gaan ij en nooit stil te staan. Als voor de wereld fortuin, » talenten en adel verplichtingen opleggen, welke )) verplichting hebt gij dan niet tegenover den » Hemel, die u met zulk een buitengewone roeping » begunstigde. Ga dan in vrede, het hart vol liefde » en vreugde, u voor altijd wijden aan den recht» vaardigen en goeden God, die ons deze korte » levensdagen geeft om te verdienen Hem eeuwig » te beminnen. Wil Zijn bijzonderen zegen vragen » voor uwe goede Moeder en vooral voor uw vader, )) die zijn onmacht gevoelt op den levensweg, welke » schitterend is voor de wereld, maar moeilijk ten » Hemel leidt. Tot Woensdag dus, mijn lieve » dochter, aan het heinelsch Gastmaal. In een m vreugde, die rechtstreeks van God komt, zullen » wij elkander omhelzen. » Zooals deze Vader edelmoedig wist weg te schenken het liefste wat hij bezat, zoo gaf Anna de Meeüs heel haar wanne ziel aan de belangen en behoeften der H. Kerk. Zij liet haar wijden blik vallen ver, ver over de grenzen van het enge egoïsme. Zij zag de behoeften in haar naaste omgeving ; zij lenigde ze ; maar ze hadden haar tevens gesproken van de ontbering, welke in vreemde en vooral onbeschaafde landen heerschen moest. Onverschillig, of de naald door de zij en het linnen gleed voor het eigen land of voor verre Missielanden, het doel bleef altijd: de glorie van den Eucharistischen Jezus Hèm eerherstel geven, zooals » het blazoen van haar Instituut werd neergeschreven: « Violato carlU reparatio »» (« Eerherstel aan de versmade liefde »). Zulk een onbaatzuchtige ziel moest noodwendig den zegen des Hemels over hnar arbeid doen nederdalen. Het nieuwe Instituut begon haar levenskracht te ontwikkelen. In 1864 waren 1 de religieuzen in voldoende aantal om zich ook in Gent te vestigen. Noviciaat en Moederhuis werden overgeplaatst naar het rustige, schilderachtige Watermael bij Brussel. Successievelijk werden nieuwe kloosters •vesticht, tot in 1870 de Religieuzen der Eeuwigdurende Aanbidding zich te Rotterdam kwamen vestigen; doch hierover later. Wat de liefdewerken betrof, Anna de Meeus was niet iemand om aan één liefdewerk vast te houden dat zij het hare kon noemen omdat zij het m 1 leven had geroepen. Er waren nog andere werken die tot het concentratiepunt haan levens - het II altaarsacrament — konden leiden. In iS5q werd het Liefdewerk der processies geörganiseerd, «en werk, dat in Belgi. een zeer grooten omvang heeft, daar er zich de processies niet tot de kerk alleen bepalen. Vaandels en versieringen worden tegen kleine vergoeding geleend aan de parochies, welke de zegetocht der Goddelijke Liefdekoning luisterrijk en feestelijk willen maken. Ook het Catechismusliefdewerk begon zich te ontwikkelen en kwam tot de volle levenskracht, waarvan het thans geniet. Honderden kinderen worden jaarlijks tot de iste H. Communie, plechtige Communie en Vormsel voorbereid. Na de laatste Bisschoppelijke bepaling betreffende het godsdienstonderwijs, bepalen de Hollandsche religieuzen zich tot de kinderen der openbare scholen. Het heeft dit voordeel, dat aan degenen, die juist een hechten grondslag noodig hebben, alle zorg kan worden besteed. Volwassenen en bekeerlingen ontvangen privaatonderricht; dikwijls, wanneer de dag komt, waarop zij, na gedoopt te zijn, voor het eerst tot het Hemelsch Liefdemaal naderen, zijn de religieuzen getuigen van een intiem, diep geluk, dat nooit vergeten wordt door degenen, die het genoten, en wier stille tranen gewoonlijk zeggen, wat de lippen niet kunnen uitspreken. fs er één werk, dat meer dan het Catechismuswerk past in het kader van onzen tijd? Natuurlijk, het onderricht moet aantrekkelijk en overtuigend zijn, wil een kind zich losmaken van wat ze thuis denken en thuis zeggen over God, Kerk, Sacramenten en Geboden. De religieuzen besteden daarom dagelijks drie kwartier aan de godsdienststudie. Het is een groots werk in de zielen der kinderen Christus te vormen: de jeugd voor Hem gewonnen, is de toekomst voor Hem gewonnen; maar het is óók een geduldwerk. Reeds een weinig ondervinding Jeert dat naas de kinderen die ambitie toonen, ook de domme onverschillige zitten, naast de snaakscheenaanan- keliike ook nog de woelige en ontembare. \\ ie mee dan de religieuze zal echter inden gedungen intiemen omgang met den Goddelijken Leermeester dat geduld putten? Heeft dc Priester m zijn zoo u. ge breide taak geen recht op haar hulp. Met de enkele les - en 'n jaarlijksch feestje of prijsuitdeeling - is het werk van een goede Catechiste niet gedaan. Er wordt gevorderd een gedu rige correspondentie om tot trouwe opkomst aan te manen. Blijkt dit vruchteloos, dan huisbezoek. . Door deze connectie met de religieuzen gelegenheid een ander doel %an haar r^Tn» te streven: l.et bezoek aan arnte stervenden Als de levensdagen geteld zijn, als het leven dat zorgelijk was, ook niet zonder zorg kan verlaten worden, dan kan de bemoediging van de«ene^ God en de eeuwigheid beter bestudeerden, zoovee goed doen in een ontredderde of ontmoedigde ziel, de ondervinding leert het. van Tezus ook voor het uiterlijk niet al te armzalig Ji," bedien, men zich van de z. g. Bed.en.ngsbernakeltjes. In alle huizen van het Instituut der Eeuwigdurende Aanbidding is tevens gelegenheid tot het houden van particuliere of algemeene retraiten; aan eenige werd een apart retraitehuis verbonden Wie kent niet « De Thabor » te Rotterdam of heeft er ten minste over hooren spreken! Degenen, die ooit een geestelijke afzondering hebben meegemaakt, weten, wat het zeggen wil: eenige dagen doorbrengen buiten het gewoel van het jachtig, dagelijksche leven, vanaf den Thabor, neerzien op het onzekere van wat de wereld als begeerenswaardig najaagt, het vergankelijk leven vol raadselen, doen beschijnen door het klare licht van de eeuwigheid. In Luik houdt men zich ook bezig met de « kermisklanten » menschen, die in het rumoerig pret-leven, de stem van God en geweten zelden of nooit hooren, die niet kunnen spreken over « hun kerk », « hun pastoor », 'n zigeunervolk, waarvan de Clercq zoo raak zegt: « in het graf zijn ze allen thuis! » Maar dat de eeuwige rust dèn ten minste beginnen mag, daarover wil de Congregatie der Eeuwigdurende Aanbidding waken. Een ander werk, dat zij ter harte neemt, is het oprichten van katholieke volksbibliotheken. In Holland heeft men hiermee nog niet kunnen beginnen. W el hebben de religieuzen te Rotterdam een bibliotheek voor de meisjes der volhardingsleering en haar huisgenooten, en men heeft er niet te klagen, dat de boeken op de planken vergele , integendeel! Mme Anna de Meelis, wie het katholiek onderwijs zeer ter harte ging, heeft tot de stichting van verscheidene scholen bijgedragen. Zoo spoedig echter het succes voor de toekomst verzekerd scheen, trok zii zich daarvan bescheiden terug. Aanvankelijk was ook aan eenige kloosters een weeshuis verbonden; de andere liefdewerken eischten echter te veel werkkracht, daarenboven stelde de wet op het onderwijs te hooge eischen om ook op die manier zich krachtdadig te blijven geven liet Liefdewerk der arme kerken vroeg voora veel nijvere handen. Van het begin af was het dan ook het ernstig streven der stichteres, d de religieuzen zich zouden laten helpen personen in de wereld. Velen zullen zich misschien herinneren het onzaglijk aantal uitzetten, als een hulde aan Z. H. Pius IX en Leo XIII, naar het Vaticaan gezonden, bij gelegenheid van hun jubilé; door Holland en België werd daarvoor zusterlijk samen gewer . Jaar lijks wordt nog een som naar Rome gezonen e einde in kerkgoederen te worden omgezet Hiervan wordt een tentoonstelling georganiseerd op het Vat.- caan en Z. H. de P aus deelt deze liefdegaven uit aan de meest behoeftige kerken, vooral in de Missielanden. Gij denkt wellicht: zijn ten slotte niet alle arme kerken voorzien? Het antwoord klinkt óók als een vraag: slijten niet de klcederen, die gij daagiijks draagt? slijt niet uw linnen-en tafelgoed? slijt het niet spoediger, naarmate gij minder min ruim voorzien zijt? en denkt ge wel aan de nieuwe parochies, die voortdurend worden opgericht? Daarenboven doen zich nu en dan bijzondere gelegenheden voor, waarbij het Liefdewerk in sympathiebetuigingen niet zou kunnen en willen achterblijven.Zoo b. v. het Internationaal Euch. Congres te Brussel in 189$, hetwelk samenviel met het 5o jarig bestaan der Vereeniging. De H. Sacramentskapel was het Centrum van het Congres, dagelijks werden er niet minder dan 3o H. Missen opgedragen. Door eendrachtige samenwerking en maandenlange arbeid was de processie, die het Congres besloot, buitengewoon luisterrijk en trok deze zegestoet van den Eucharistischen Koning door kleurrijk en smaakvol versierde straten. Mme Anna de Meeüs stond er niet alleen op, dat hetgeen geleverd werdt voor den dienst van het II. Sacrament met zorg vervaardigd zou worden, zij handhaafde ook streng alle regelen van de liturgie, hetzij voor de ornamenten, de kerkelijke plechtigheden, of de kerkzang. Ofschoon zelf onmuzikaal stelde zij alles in het werk, opdat de Gregormansche zang in de kloosters van het Instituut zoo volmaakt mogelijk zou worden uitgevoerd. Hierin werd aan de religieuzen onderricht gegeven door een Professor der school voor kerkmuziek te Mechelen. Men kan zich voorstellen, hoe deze beslommeringen naar links en rechts de moedige süchteres moesten absorbeeren, doch eerstens ging heel haar Teven uit van een kalm, krachtig Godsvertrouwen, en daarenboven was zij toegerust met het helder doorzichtsvermogen, dat recht afgaat op het doel, dat wordt beoogd. Dit belangloos, overvol leven werd door God rijk gezegend. Niet zonder tranen had Anna de Meeus haar idealen werkelijkheid zien worden, ma^ slotte mocht zij zich rekenen onder ^ vve.mg , die het succes van haar levensarbeid bele\en. >,ada haar Instituut eerst een Deereet v„n lofm.g.nShad ontvangen, werd het in 1867 voor vijf jaren en iS Maart 187, door Z. H. Pius IX definitief goedgekeurd. De Vereeniging der Eeuwigd. Aanbidding werd 3o Juli i895 door Z. H. Leo XIII tot «Prima Pnmaria» verheven. Zij breidde z.cli uit over^Belg ., Holland, Duitschland, Oostenrijk, Engeland, Italië de Vereenigde-Staten en verschillende M^.elandem Het aantal afdeelingen is successievelijk „e.tege tot 487. In 1879 werd het centrum der Vereeniging van Brussel naar Rome overgeplaatst. Deze verandering van de hoofdstad van het kleine België met de Eeuwige Stad en het centrum van heel de Katholiciteit, beloofde een blijvend en steeds meer opbloeiend succes. Ook het Catechismusliefdewerk werd door Z. H. Leo XIII tot Aartsbroederschap verheven en met talrijke aflaten verrijkt. W elk een providentiëele weldaad, dat een persoonlijkheid als Mme Anna de Meeüs den hoogen leeftijd v an 81 jaar mocht bereiken. Toen nog schrok zij niet terug wederom een reis naar Rome te ondernemen. Het was begin Mei 1904. Z. H. Pius X, de groote Paus der H. Eucharistie, bij wien zij in particuliere audiëntie werd toegelaten, had een lang en sympathiek onderhoud met haar. Bij het heengaan, haar zegenend, sprak Z. II. den wensch uit, dat zij nog vele jaren aan de glorie van het H. Sacrament zou mogen arbeiden. Toch was de dood toen niet verre meer. Anna de Meeüs, in haar jeugd zwak en ziekelijk, was in het klooster nooit door eenige belangrijke ziekte in haar arbeid belemmerd geweest. In Watermael terug, begon echter de ongesteldheid te verergeren, welke zich in Rome als onschuldig had aangemeld. Er volgden dagen van veel lijden en weinig rust; M®« de Meeüs, 4- offerde zich aan God op voor Zijn Kerk en voor de zondaars. Den 12» Juni ontving zij! de laa H. Sacramenten, daar de krachten zichtbaa. verminderden. Bij de ondraaglijke pijnen welke zij leed, herhaalde zij dikwijls «Mijn God, mijn God» Mme Leopoldine de Robiano, haar gezellin tot he laatste «ogenblik, vulde dezen kreet aan tot een vertrouwvol gebed. In de zieke-cel, grenzend aan de kerk, konden de godsdienst-oefeningen zonder moeite gevoig worden. Als men de zieke toefluisterde, dat er gebeld werd voor de Consecratie, «Domme non sum dignus» of den zegen met het Allerheiligste ging heel haar verlangen naar den Goddel ijkenGas^ die haar wachtte voor Zijn eeuwig feest maar dien zij in het aardsche ballingsoord, wegens haar ziektetoestand, niet meer kon welkom heeten. Den i5en Juni bleek de dood met rasse schreden te naderen. Toen men de stervende toesprak me _ een , God, Uw wil geschiede », voegde zij er me b j uitgestorven stem aan toe: «niet de mijne». He was haar laatste woord, een synoniem van haar levensdevies: « Tout pour Vous plaire, o Dieu, rien pour me satisfaire ». (1) ( ,) « Alles om U te bchagc», o mijn God, ricts cru n.ijzel te voldoen ». 's Middags om vier uur, toen de blanke Hostie stond uitgesteld en het gebed van haar dochters één smeekbede was voor de stervende Moeder, sliep zij rustig den doodslaap in. De breede schaar van Heiligen in het Hemelhof werd met één vermeerderd! flet doodsbericht ging over België, over Holland, over al dc landen, waar het werk der overledene wortel had geschoten. Men betreurde haar heengaan als van een, wier plaats niet te vervangen is. Maar, al is de stichteres heengegaan, haar geest en haar werk cn haar liefde leven voort, want zij heeft ze als erfenis nagelaten aan haar dochters. Het stoffelijk overschot van Mme Anna de Meeüs rust in den rianten tuin van het klooster te Watermael. Over het graf der stichteres, dat van het voorjaar tot den winter door frissche bloemen is omgeven, klinken dag aan dag de klokkeklanken, die haar dochters oproepen naar haar geestelijke oefeningen en haar subliemen arbeid. Kan er een welsprekender redevoering klinken en blijven klinken boven een graf? En als de klokken zwijgen en als in de koude winterdagen de bloemen niet bloeien, dan zijn er nog de vier gulden woorden op den grijzen grafsteen: « Ses oeuvres la loueront » (i) (i) « Haar werken zullen haar loven ». Deze brochure heeft onze gedachten in hoofdzaak gevoerd over de grenzen Katholieke eerstens kennen vvy a h bbenwij begrepen, ^ stichting van M- Anna de Meeüs geweest is, ook voor Nederland. Het was in x858 dat Mev=, * de Bruyn ^rrnvs van Rotterdam, te Brussel ae n. mentskapel bezocht. Deze kapel met dc daaglijksch ~1 en het Liefdewerk der arme kerken, Aanbidding, 0 een aanplakbiljet, waarvan zi] den naan Weldra stelde gewekt >" Neerland een voldoening, dat de Vereeniging te Rotterdam binn voldoeni g. Andere steden volgden, een jaar 1000gledeni tel ^ ^ fdee in/enS 3 onder.fdeetingen. Wal al goed ^/SdêS der arme kerken verricht kunnen dt vièrmaandelijksche of halfjaarlijkse!» tentoonstellingen in bijna «1 ome groote steden getuigen. D dankbrieven van Hollandsche Priesters en Hollandsche missionarissen, wier arme, dikwijls doodarme kerken werden bedeeld, zouden boekdeelen kunnen vormen. Toch ! er zou nog veel méér kunnen gedaan worden ; nog altijd zijn er aanvragen, welke niet of slechts ten deele kunnen worden voldaan, hetzij uit gebrek aan middelen, hetzij uit gebrek aan genoeg nijvere handen. Mevrouw M. Bredius-Otterbeek sprak op het iste Diocesaan Euch. Congres te Amsterdam de verwondering uit, dat in onze hoofdstad nog geen dertig dames te vinden waren om 'n paar uur in de week te komen naaien aan onze kerkornamenten. Velen kan de gelegenheid ontbreken juist die vastgestelde uren op «de naaizaal» te zijn. Maar denk eens hoeveel handwerken vervaardigd worden om ons eigen huis te sieren, kan er dan niet eens 'n kant gehaakt, een rand geborduurd, een kunstwerkje geleverd worden voor onzen grooten, Goddelijken Koning? Hij is toch niet minder Koning, omdat Hij zich verbergt onder broodschijn of omdat Hij er niet tegen protesteert te huizen in een bijna waardeloos kerkje? Wij hebben soms intenties, die tot de diepste intimiteit onzer zielsverlangens gaan. Weet ge wat men in Amerika doet? Men schenkt een kelk of ciborie aan de arme kerken en laat zijn intentie — zij het dan ook in woorden door God en den gever alleen begrepen — in den voet graveeren, om aldus den Meester te dwingen tot luisteren en verhooren ! Maar om niet ineens te groote vlucht te nemen vraag ik mij ten slot e eenvoudig af, of degenen, die zoo handig een koke bloesje in elkaar weten te zetten, de machine me eens kunnen laten snorren tot het vervaardigen van b. v. eenige misdienaarstogen. Wat meer geest van geloof en honderden zullen zich aan het werk zetten met het enthousiasme van een Anna de Meeus. Schudde het Internationaal Euch. Congres de ware geestdrift wakker voor de arme kerken. In het simpelst kapelleke in de hut van den Missionaris leeft dezelfde, dutljie Jezus! die nu de aandacht trekt van heel de Roomsche wereld naar de ouc e, schoone stad aan den Amstel en het IJ. Nog een enkel woord over klooster en Noviciaat van het Instituut der Eeuwigdurende Aanbidding, gevestigd te Rotterdam Ook in ons land werd reeds bij de oprichting de noodzakelijkheid gevoeld het Liefdewerk der arme kerken te verbinden aan een religieuze Congregatie, om er zoodoende grooter vastheid en eenheid aan te geven. De eerste \ ïcepresidente stichtte daarom een kloostergemeente onder den naam van « Dienstmaagden van Jezus ». Na haar overlijden kwijnde echter deze Congregatie en hield op te bestaan. Dit deed Mevrouw de BruynSerruys besluiten tot een hoogst edelmoedige daad. Zij liet te Rotterdam een schoone Romaansche kapel bouwen en noodigde de religieuzen der Eeuwigd. Aanbidding uit zich in het klooster naast deze kapel te komen vestigen. Hieraan werd in 1870 gevolg gegeven Rotterdam, heeft dus haar kapel, waar iederen dag, en maandelijks een nacht, de blanke Hostie geheven staat, als een Liefdezon, welke Haar licht en warmte uitstraalt over al degenen, die Haar verkwikking komen zoeken. Bij het 5o jarig bestaan van deze kapel sprak Rector van Reysen : « Menigeen, die met zijn nood of zijn leed zich niet thuis gevoelt in de groote, ruime kerken, waar het open licht te blij binnenstroomt, schuilt hier weg met zijn smart, in de stilte, in de donkerte, zoo dicht bij God en alleen met Hem ». Amsterdam heeft lang Rotterdam benijd en het eerste Diocesaan Euch. Congres maakte het verlangen levendig om ook in het centrum der hoofdstad een kerk of kapel te hebben, waarde Goddelijke Audiëntie onafgebroken zou worden voortgezet. Vóór men tot een definitief besluit kwam de Donderdagsche Aanbidding op het Begijnhof in dagelijksche Aanbidding te veranderen, viel onwillekeurig de blik op het Instituut der Eeuwigdurende Aanbidding. « Bevoorrechte religieuzen. Engelen der Eucharistie! » schreef een R. K. Priester, in wien wij niet ten onrechte den enthousiasten organisator van bovengenoemd Congres herkennen - komt spoedig in al onze steden, opdat wij allen hebben: open kerken, eeuwigdurende Aanbidding en voor durend « Violatae Caritas Reparatio! » En waarom wij niet kwamen? Eenige woorden van Z D. H. Mg'. Callier bij gelegenheid van het gouden jubilé der Rotterdamsche stichting kunnen tot antwoord dienen: het heeft mij steeds verwonderd dat er zoo weinig maagden zijn geweest, die in deze Congregatie zich aan het H. Sacrament en het Goddelijk Woord wijdden. Moge deze brochure de onbekendheid met het Instituut bij velen opheffen, voor anderen de scheeve voorstelling over een leven van « Eeuwigdurende Aanbidding » recht zetten. Ten slotte: roeping laat zich niet dwingen, evenmin als een huwelijk en veel minder nog; maar wat in de macht ligt van degenen, die nu dit boekje terzijde leggen, het is een welgemeende bede, welke kan worden saamgevat in de eenvoudige evangeliewoorden: « Heer, zend arbeidsters in Uw wijngaard». Watermael 1923. Degenen, die zich als werkend- contribueerend lid of zélatrice bij de Vereeniging der Eeuwigd. Aanbidding en het Liefdewerk der arme kerken (men spreekt dikwijls kortweg over « de Vereeniging v. h. H. Sacrament ») willen aansluiten, worden verzocht hun adres op te geven aan een der onderstaande adressen. Mère J. de Houck, Overste v. d. Religieuzen der Eeuwigd. Aanbidding, Eendrachtstraat, 97, Rotterdam. Mevr. R. van der Ven Minderop, 's Gravendijkwal, 65, Rotterdam. Mevr. Halkes-Ham, N. Kerkstraat, Vlaardingen. Mevr. Overwijn Sauveur, Vischstraat, 1, DorDrecht. Mevr. Terwindt van Ogtrop, J. W. Brouwerstraat, 16, Amsterdam. Mej. M. Kraemer, Bazarstraat, 12, Den Elaag. Mej. M. van Sonsbeeck, Terpelkwijtstraat, 12, Zwolle. Mevr. Gadiot-Bauduin, Groote Looierstraat, 28. Zwolle. Mej. E. Janssens v. Buren, Gasthuisstraat, 23, Tilburg. Mevr. H. van Sonsbeeck-Verver, Hoogewoerd, 144, Leiden. Mevr. Douière A. van Sasse v. Ysselt-de Kuiper, Willemstraat, 3, Breda. Mej. P. Coovels, Markt, A61, Helmond. Mej. Jos. Strens, Lindanusstraat, 8, Roermond. Mevr. C. Slaghek Terwindt, üranjesingel, Nijmegen Mevr. Thirion-Dommer van Poldersveld, Postelstraat, 49, Den Bosch. Mevr. J. Bosch van Oud Amelisweerd-Blankenheijen, Kromme Nieuwe Gracht, 22, Utrecht. Mevr. L. Heerkens-Thijssen, Plein 13, Haarlem. Mej. Marie v. d. Pol, Oosterhout, Haarlem. Mej. M. Keuier, Keulsche weg, 42, Venio. Mej. M. Faase, Bronkhorststraat, 74, Noordwijk. Mevr. Wed. Walters van Wijck, Arnhem. Mevr. A. Feitz-Verver, Vaartweg, 54, Hilversum. Mevr. C. v. d. Droogen Sopers, Aalsterweg, 91, Eindhoven. Mevr. Ch. Janssens-Rouppe v. d. Voort, Egmond a/'d Hoef. De contributie bedraagt f 2,5o, — f 1, — f 0,60. Men gelieve echter niet te vergeten, dat de vereeniging vóór alles beoogt een grootere devotie tot het Allerh. Sacrament en men zich daarom verbindt tot één Aanbiddingsuur per maand. — Elk kerkbezoek van minstens een half uur kan dienen om aan deze verplichting te voldoen.