3 L % '•";1' • . '.te»/ VAK DE ORDE VAN PUEMONSTRIJT Haar grootheid, verval en herstel IN EOROPA EN NEDERLAND. 's-Heetogenbosch HENRI BOGAERTS. De Orde van Premonstrijt Haar grootheid, verval enlierstel in Europa en WederlanA Norbertus, graaf van Gennep, tlie door zijn vader Heribertus, van de Duitsche keizers cn door zijn moeder Hedwig van Bourgogne, van Karei den Groote afstamde bracht de dagen zijner jeugd aan de hoven van den prin3-keurvorst van Keulen en van keizer Hendrik door, toen op zekeren dag, dat hij met een gezelschap op weg was om zich naar een feestje te begeven, waartoe hij door zijne vrienden uitgenoodigd was, zijn neef in de vlakte van Freden plotseling door den bliksem werd getroffen. Door dien slag ontsteld en meer dan een uur buiten kennis gebracht, riep hij daarna, evenals Paulus te Damascus, uit: „Heer, wat wilt gij dat ik zal doen ?" — De hemelsche stem antwoordde : „Het kwaad vluchten, het goede doen en gij zult den zielevrede weervinden." De jonge prin9 stond op, bekeerd door dit wonder, begeeft zich Daar de miastbijgelegen abdij, houdt er eene retraite van veertig dagen, legt zijne met purper en goud getooide kleeren af, trekt een haren boetekleed aan, deelt zijne groote rijkdommen aan de armen uit, ontvangt de priesterwijding en gaat naar Frankrijk om zich aan de voeten van Paus Gelasius in de abdij van St. Gilles in Provence neer te werpen. Voorzien van de uitgestrektste volmachten reist hij blootvoets door Frankrijk, Nederland en Duitschland en komt terug om zijn orde te Premontré te stichten, dat destijds eene wilde en moerasachtige woestijn was, gelegen tusschen de steden Soissons en Laon (1120). Nauwelijks daarmee gereed begeeft hij zich naar de beroemde academie van Anselmus en houdt tot de leerlingen zulk eene welsprekende rede over het nietige der menschelijke ïjdelheid en de grootheid der oLzichtbare goederen, dat twaalf van die jongelieden opstaan en hem in zijne verschrikkelijke eenzaamheid volgen. De leerlingen van Norbertus en de stichtingen der nieuwe Orde vermenigvuldigen zich gedurende de Xlle eeuw in Europa en Azië als de sterren des hemels. Zeer spoedig telde de Orde omstreeks drie duizend huizen, zeventien bisschoppelijke zetels, welker titularissen onder de geestelijken waren gekozen, zeshonderd personen die onder het getal der heiligen en gelukzaligen werden opgenomen, een nog aanzienlijker aantal geleerden, schrijvers, administrateurs, prelaten, kunstenaars, schilders, caligraphen, beeldhouwers, kleurders, architecten, en?' Zijne ontelbare leekebroeders, over de uitgestrekte bezittingen van de orde verspreid, wedijverden met de Cisterciënzers en Benedictijnen om geheel Europa te ontginnen. De inwendige inrichting der orde was het schitterendste dat de geest van het Catholicisme ooit heeft voortgebracht. De H. Benedictus en de R. Augustinus hadden de wereld bedekt met gestichten, opgevuld met heinelsche mannen, de eerste door de strenge wetten van het beschouwende leven, de tweede door de leerzame wetten van het werkzaam leven. Bernardus van Clairvaux was destijds door den glans van zijn vruchtbaren invloed op de Pausen, de vorsten en de volken de bewondering van Europa, doch niemand dezer groote geesten had in oen enkelen onverdeelbaren band al de beschavende krachten van liet Evangelie durven bijeenbinden. 6 Het kloosterleger van Benedictus was goed uitgerust, maar het was niet g-emet het zwaard van het woord, noch met het apostolaat. Het leger der wereldsche geestelijkheid hield dit zwaard van het apostolisch woord in de hand ■ maar zonder de strengheid der kloosters en zonder het overwinnend prestige van het voorbeeld, voelde het dit zwaard verstompen en onmachtig om den verschriklijken strijd van het tegenwoordige vol te houden en de gedachten van de Europeesche maatschappij naar de toekomst te richten. Alleen Norbertus begreep de grootte van het gevaar en de noodzakelijkheid van eene groote Orde, die in staat was al de verschillende elementen van een weerbaar en aanvallend leger in zich op e nemen. Ad omnia bona, dit was het devies van het vaandel, de oorlogskreet! li y ging met God te rade en volgens net onweerlegbaar getuigenis der "geschiedenis besloot hij dat Nederland, en meer in het bijzonder Holland, het eerste tconeel zou zijn van de werkzaamheid der nieuwe soldaten, van zijn optreden in het veld, van zijn lostrekkeu op den vijand, — en het slagveld van zulke schitterende overwinningen, van zulke groote veroveringen en van zulke onvernietigbare stichtingen, dat de gevolgen daarvan thans nog voor iedereen zichtbaar zijn, in een tijd, waarin overal elders de katholieke ijver van het oude Europa de prooi is geworden van den knagenden kanker der onrustwekkende theorieën van de modern# goddeloosheid. Antwerpen, Utrecht en Middelburg werden ten tijde van Norbertus verontrust door den schrik van de ontzettende verwoestingen eener afschuwelijke ketterij, die geheel het Westen bedreigde en reeds in de Nederlanden de uitdagende en revolutionaire houding aannam van eene onmetelijke sociale volksbeweging, en gewapend met duizenden mannen en vrouwen het land rondreisden, overal verwarring zaaiende door de onbegrensde vrijheid hunner theorieën en hunner daden. Twee groote bisschoppeu, en daarin ligt in de Kerkgeschiedenis hun onsterfelijke roem, Burchard van Kamerijk en André van Ciryck te Utrecht riepen uit het noorden van Frankrijk Norbertus «sn zijne geestelijke soldaten ter hulp, Tanchelin, de standaarddrager der anarchie en wanorde, had zich, na geheel België en de aan Duitschland grenzende streken omvergeworpen te hebben, naar Middelburg teruggetrokken als in eene onneembare sterk Ie. Van daar uit besmette hij geheel Zeeland en Brabant. Norbertus was nog niet lang te Prérnontré toen hij op den hulpkreet der bisschoppen kwam aansnellen inet zijne geleerde leerlingen van de academie van Laon, die nog novicen, doch geheel vervuld waren met het apostolisch vuur waarvan het hart van hun meester brandde. De geschiedenis heeft den strijd opgeteekend die zij tegen het leger der ketterij begonnen en ook de volkomen nederlaag van den vijand, alsmede de vestiging de"r overwinnaars te St. Michel van Antwerpen, op het tooneel hunner heldenfeiten. Wat echter minder bekend is en toch verdient meer bekend te zijn is dit terugtrekken van het hoofd der ketterij naar Middelburg en de vestiging der kanunniken van Premonstrijt in die hoofdstad van Zeeland omstreeks het jaar 1128 door den doorluchtigen bisschop Godebaldus, 24™ bisschop vaa Utrecht. De geleerde geschiedschrijvers van de metropool en de geschiedenis van het aartsbisdom, in 1755 te Antwerpen gedrukt, hebben niet vergeten melding te maken van deze geheele nederlaag der groote ketterij. Wij zullen niet uitwijden over den roem die zich in de volgende eeuw™ de abdij van St. Nicolaas van Middelburg verworven heeft, de abdij waar de Provinciale Staten van het gewest vergaderden: de onvergelijkbare pracht harer kerk, de bouw harer altaren, de schitterende schoonheid harer schilderijen, de onschatbare waarde der bibliotheek, de uitgestrektheid harer goederen, die bijna 2000 morgen groot waren, en de waardigheid harer prelaten, die de eerste plaats innamen onder de leden van den provincialen Senaat, maar van belang om aan te teekenen is de snelle verspreiding van de kanunniken van Premonstrijt over al de provinciën van Nederland. Men vindt ze overal in al de zes bisdommer, van Utrecht, Haarlem, Deventer, Leeuwarden, Groningen en Middelburg. Zij werkten daar aan de evangelische beschaving op onomstootbare, algemeene grondslagen. De vier eerste hoofdregels waren: het opstaan te middernacht om de gszangen van liet heilig officie te zingen; het voortdurend stilzwijgen ; het voortdurend zich onthouden van vleesch en het vasten gedurende geheel het leven. Bij deze strengheden voegden zij den handenarbeid, de studie en het vervaardigen van manuscripten, de plichten van het priesterleven en het werk van het apostolaat der zielen. In het aartsdiocees stichtten zij kloosters te Utrecht, Mariaweert, Bern, lilten en Coninxveld. Te Haarlem bezaten zij het klooster van den H. Antonius te Deventer de abdij van den H. Nicolaas. In het diocees Leeuwarden stichtten zij tien huizen: drie abdijen, drie prioraten, twee proostdijen voor kanunniken en twee proostdijen voor kanunnikessen.' Hallum, Tvarmarum, Nieuwkerk, Bolsward, Appelscha, Vrouw-ten-Dale, 01wolda, Burrani en Bethleem zijn geliefde en welbekende namen in de annalen der Orde en waren bewonderenswaardige heiligdommen, waarin de liefde voor de wetenschap gelijken tred hield met den ijver der heiligheid. De poëzie was niet vreemd aan deze bekoorlijke scheppingen. Het priorklooster van Hallum heette daarom de Tuin van Maria; dat van Bolsward de Wijngaard des Heeren, dat van Appelscha het Licht der Wereld, dat van Burrani het Maagdelijk Graf. Coninxveld was natuurlijk een Koninklijk verblijf. Te Verum, in het diocees Groningen, bevond zich de beroemde abdij van den Bloeienden Tuin en de kloosters van Feldwirth, Germerwalda, Casemar, Esinga, Siloweert,Marna, Schilwoord, Heiligerlee en Berethe. Het klooster van Romerswerf heette het Rozenkamp, ter gedachtenis aan den maagdelijken ijver der kanunnikessen, die er een park van maakten, gevuld met welriekende bloemen, den hemel waardig. De Premontijnen van Middelburg bezaten in Den Haag de kerk van den H. Jacobus, de kapel Eijkeduinen en de kerk van Rijthem; in Zeeland bezaten zij behalve de abdijen van Soetendale en van Noortdijck tal van parochiën die zij met de heilrijkste gevolgen bedienden. Het waren niet alleen doorluchtige bisschoppen die hen riepen, de edele kapittels der kathedralen vertrouwden hun ook het beheer hunner parochiën toe. Het kapittel van den Zaligmaker te Utrecht gaf hun Berlicum in 1240. Het kapittel van Luik, Vlijmen, Oud-lieusden, Engelen, Dickuyzen en Litho ven in 1285 en graaf Walraven van Benthem, Heeswijk in 1284. De Orde van Premonstrijt heeft dus den physieken, inteÜectueelen en moreelen grond van Nederland ontgonnen gedurende het roemrijkste tijdperk van de middeleeuwen, van de XII tot de XV eeuw. De protestantsche ketterij die geheel Europa bedekte met hare noodlottige ruïnen en in de koninkrijken van Europa de groote familie van Norbertus vernietigde, was onmachtig om dezen grooten boom op Hollandsehen bodem uit te roeien. Als overal elders mocht zij er hier niet in slagen hare levende wortels uit te rukken, zoo diep zaten zij in den grond. Toen de wereldsche geestelijkheid in de parochiën bezweek, die door den wind van den schrik en de kracht van den storm instortten, trotseerde de abdij van Bern en hare bewoners alle stormen, en toen alles was gevallen, zoowel verre van hen als rondom hen, in België en in Frankrijk, bereikten zij als overwinnaars het einde der XlXe eeuw en de kust der toekomst. Bohemen, Hongarije, Oostenrijk en Tirol hebben sedert bet begin dezer eeuw eenige der beroemdste Norbertiinsche kloosters zien verrijzen. Rahow, Tepla, Jaszow en Wiltina zijn hoofdzetels van kloosters die elk honderden geestelijken tellen, die met hart en ziel zich gewijd hebben aan het onderwijs der jeugd in de groote gymnasia van den Staat of aan het beheer der talrijke parochiën. Later heeft België vijf abdijen zien verrijzen, die als de schoonste paarlen zijn aan de rijke kroon, die zijn diadeem in de Xlle eeuw versierde. Door eene lange onderbreking heeftzij echter het schitterend tooisel verloren van die tallooze wereldlijke parochiën onder het Norbertijnsch bestuur, die zij met zooveel ijver gedurende achthonderd jaar zag bloeien. Tongerloo, Averbode, Pare, Grimberghe en Postel beginnen opnieuw te schitteren met den glans van hunne oude grootheid door het aantal en de toewijding der geestelijken aan hun verheven ambtv alsmede door het oorspronkelijk recht van patronage, of ten minste door het vertrouwen en de goedkeuring der Opperpriesters. Het arme Frankrijk, vanwaar deze Orde, door Norbertus gesticht, zich over de geheele wereld verspreid had — na door den storm van 93 den roem van zijne tweehonderd Norbertijnsohe stichtingen verloren te hebben zien gaan — heeft sedert 1858 de oorspronkelijke stichting van den H. Norbertus weer zien oprichten. Het kwam aan Frankrijk toe, dat deze orde aan de Kerk en aan de wereld geschonken had, haar weer in hare oorspronkelijke en strenge zuiverheid te herstellen, eerst te Prémonté, vervolgens in drie andere huizen Sfc. Michel bij Avignon, Conques bij Rodez en St. Jean bij Perigeux. Het voortdurend stilzwijgen, het vasten, de onthouding, de handenarbeid, het apostolaat en alle Norbertijnsche instellingen werken voort, naar de wijze van de Xlle eeuw te midden van den wind der tijdelijke beproevingen, liet gewone lot van de groote en heilige •werken, door Gods ingeving opgericht, om zijn roem te verbreiden en het heil van de wereld te verzekeren. De orde van PremooitrUt In Nederland Ruïnen van de abdij van Bern Al kon de protestantsche ketterij de Orde van Premonstrijt in Nederland niet geheel verwoesten, toch bracht zij haar een noodlottigen slag toe. Gedurende vier eeuwen, de gewichtigste in de Kerkgeschiedenis (van de Xïle tot de XVe), waren dertig inrichtingen — verspreid over geheel Nederland, en door de vrijgevigheid der vorstelijke huizen begiftigd — allen in 't bezit van eene letterkundige opvoeding en eene belangrijke geestelijke jurisdictie over het volk uitoefenende, als zooveel lichtpunten en metropolen van de intellectueele en moreele beschaving. De zonderlinge kronieken van Menco, Emon en Hooglandt, van uit die heiligdommen van studie voortgekomen en dikwijls herdrukt, zijn blijvende monumenten voor de wetenschappelijke beweging van het Norbertijnsche gezin in Nederland. Al deze geestelijke verblijven, met uitzondering van een enkel, waarvan wij terstond zullen spreken, zijn vernietiga en verdwenen in het revolutionair gewoel, dat Europa ten tijde van de renaissance onderst boven keerde. De Tartaarsche invallen begonnen het verwoestingswerk van deze groote Orde door het omverhalen der bloeiende stichtingen en der kathedrale kerken van Scandinavië; het aartsbisdom Riga van Livonië en de zes suffragaan bisschoppelijke zetels van die provincie bezweken onder den schok van die Aziatische invallen. . De kroon van zestig stichtingen aer Orde in Hongarije, het werk van den heiligen koning Stephanus, bezweek onder °den aanval van den Islam, in den bloedigen slag van Mohacs, waar koning Ladislaus en alle bisschoppen van liet koninkrijk omkwamen. Het vernielingswerk strekte zich uit over geheel Bohemen, toen dewreedeZiskaen dc Hussieten met den brandfakkel en het staal rondwaarden en aldus den doodsteek toebrachten aan de schitterende abdijen, door de Wenceslaussen en de Ottocars uit het huis der oude koningen van Bohemen gesticht. Met eene in de geschiedenis ongeëvenaarde woede zette Luther in Duitsch- land en de Anabaptisten in Westphalen Let vernielingswerk voort. Hendrik VIII in Engeland, de Revolutie in Frankrijk, de burgeroorlog in Spanje voltooiden dat werk, door de overblijfselen der Orde in bet Oosten te verstrooien, en toen de XIX eeuw stralend over de wereld opging, bleef er van de drie duizend stichtingen, die eertijds den luister van Europa en Azië geweest waren, geen enkel meer over; zelfs waren bijna overal de ruïnen verdwenen en zooals de oude dichter zegt ctiam periere ruinael Het herstellingswerk begon in Oostenrijk, waar sedert het begin dezer eeuw keizer Frans in Hongarije, Bohemen en; Tirol vele abdijen — de beroemdste der Orde — weer oprichtte, door hen de opvoeding der jeugd en het bestuur van parochiën toe te vertrouwen. De abdij van Strahow te Praag bezit het lichaam van den H. Norbertus en eene bibliotheek van meer dan 100.000 deelen, welke de derde van het keizerrijk is. Tepla dankt aan zijne ligging in de noordelijke bosschen het behoud zijner oude grootheid en zijner meer op paleizen dan op kloosters gelijkende gebouwen. Jaszov in Houganje heeft de oude aenatoriale waar- digheid voor zijne abdijen bewaard en voorziet de gymnasia van den Staat van geleerde professoren. De abdij van Wiltina bezit te Innsprück eene drukkerij en zendt missionarissen naar Amerika. De zoo beroemde genezende wateren van Mariabad behooren aan Premonstrijt van die streek. Eindelijk werd ook de Orde sedert dertig jaren in Frankrijk en België herboren; in elk van die Staten bezit zij vijf voorname stichtingen met bijbehoorende parochiën, die de toekomst waarborgen. Nederland te Oosterhout, Spanje te Zamora en Oostenrijk te Cracovia bezitten van overoude tijden drie beroemde kloosters van Norbertijnessen, die de oorspronkelijke strengheid der Orde bewaard hebben, terwijl van deze overal elders door de mannen is afgeweken. De Norbertijnen van Nederland hebben reeds twee nieuwe kloosters gesticht, Bontieu in Frankrijk en Neerpelt in België. De Belgische leden der Orde hebben onlangs drie kloosters opgericht in Engeland, twee voor mannen en een voor vrouwen. De abdij van St.-Michel te Tarascon (Monden van de Rhöne) is het voornaamste en centraalhuis van de eerste regels der Orde. Hare kerk, versierd met de° prachtigste schilderijen van den vloer tot aan het gewelf, hare godsdienstige zangers die de missen van Palestrina, Mozart en de tegenwoordige meesters uitvoeren, hare uitgestrekte gebouwen voor alle menschelijke ellenden geopend, lokken voortdurend tallooze bezoekers naar hare kloosters. Hare bibliotheek van 30.000 deelen is een teeken van da literarische opkomst van de Orde. Een tijdschrift gewijd aan godsdienst, kunst en literatuur verschijnt alle maanden onder den titel van Cour d'lionncur di Murie en dient tot orgaan en echo van het waarlijk practische onderwijs van den H. Norbertus en voor de verschillende stichtingen, waarvan de abdij de centrale en kanonieke zetel is. Keeren wij naar de bakermat der Orde in Nederland terug. Zondag, den 11 Mei kwam ik, na eene reis van ineer dan 300 uren, tegen 5 uur des avonds tusschea Heusden en Hedikhuizen in de vlakte van Bern. Da zon schoot hare gouden stralen over de leien daken, en de kerktorens aan den verren horizon schitterden in den wegstervenden glans van den dag. De weg dien ik volgde was nog een dier oude banen, 20 meters breed en 15 hoog-, waarmee Nederland den grond aan het water betwist. De beroemde abdij is niet meer, doch de plaats waar zij stond kan men uit de verte herkennen aan hare grootschheid en haar majestueus uitzicht; aan de hooge wegen, die er overal op uitloopen, de talrijke, breede en diepe kanalen en de uitgestrekte ruimte, waar men nog kan zien, waar zich de kerk, de kloosters, het eerehof, de hoeven en de aanhoorigheden bevonden; aan den grooten put die alleen al deze verwoestingen heeft overleefd en waarop men nog de levende indrukselen ziet van haar merkwaardig lijstwerk, en rondom dezen eeuwenouden getuige vijf groote grafgesteenten, bedekt met beeldhouwwerk, met wapenen, met personen en opschriften; en al deze overblijfselen bewijzen de onvernietigbare levenskracht der stichting van graaf Folcoldus. Drie dezer graven zijn goed bewaard doch overgegeven aan al de wisselvalligheden van de lucht en het klimaat. Het zijn drie steenen monumenten van Neerlandsgeschiedenis, waarbij het Rijk belang heeft om ze niet aan de verwoesting prijs te geven. Zij stellen de drie eerste ge-. mijterde prelaten van Bern voor, die hoogst bekwame bestuurders waren. De eerst gemijterde abt was Koenraad van Malsen van Asperen, die den 2 Maart 1526 door Paus Clemens als coadjutor aan de pastorie van Berlicum toegevoegd werd. Hij richtte aanzienlijke gebouwen op en bouwde een schoon landhuis te Heeswijk nabij 's-Bosch in 1529. Hij redde de toekomst zijner gemeente door den zetel zijner residentie naar het nieuwe verblijf te verleggen. De bulle die aan hem en zijne opvolgers den mijter en den staf toestond, dateert van 27 Maart 1534. Paus Innocentius VIII had de Orda in 1484 in hare goederen bevestigd, en Koenraad deed deze door de overweldigers eerbiedi- Sen. Een enkel oogenblik was hij op et punt geweest om in 1542 te Haarlem een klooster te stichten. Hij stierf den 22 Januari 1549, zooals op zijn graf te lezen staat, en niet den 12 zooals de eerw. heer Schutjes aangeeft (Kerk. gesch. enz. 1870). Op den grafsteen 2.15 Meter lang en 1.23 Meter breed ziet men den staf, den mijter, de initialen van den prelaat in hoofdletters en twee wapenschilden. Het wapenschild rechts heeft dezelfde wapenen als die van zijn portret te Bern, het schild links drie balken, aan het hoofd met eene Ijsbloem in het midden. Rondom deze iccriptie leest men in gothieke letters. HIC-IACET- SEPVLTs-REVERKD3DNS - CONRAD - DE - MALSEN - AI5 ASPEREN - MONASTER1I - PRIMVS INFVLA.T» - ABBAS - OBIIÏ - A° - 1549 22 JANVAR1I. Het portret van Koenraad van Malsen opent de prachtige serie der gemijterde prelaten in de nieuwe abdij van Bern bij Heeswijk. Hij houdt de bulle van Clemens Vil in de hand. Zijn manteltje is hoogst eenvoudig, zonder versierselen. Hij draagt noch het kruis op de borst, noch zijn mijter, noch zijn staf. Boven op den hoogen rug van zijn stoel is een garnituur van zwart fluweel terwijl liet kussen van roodfluweel is; hij draagt een zwart calotje en zijn brevier ligt voor hem op tafel. 3Ju Abt Olto van Botstïlaer Eveneens te Asperen geboren en zoon van Wessel en van Juditk van Mol, die van Duren geboortig was, was eerst pastoor te Berlicum. Karei V keurde zijne verkiezing tot coadjutor van Koenraad goed. Op zijn portret is hij voorgesteld met de calotte en den hoed, doch zonder gordel. Zijn kruis prijkt niet boven op zijn manteltje, zooals dat de prelaten der achttiende eeuw reeds begonnen te dragen, maar op den scapulier rechts. De hooge rug van zijn stoel is rood, hij houdt den rozenkrans in de hand; voor hem ligt een kleine brevier met twee zilveren sloten, verguld op snee en zwarten band. Het manteltje bedekt nauwelijks zijne schouders. Zijn trekken zijn sprekend, zijn graf draagt het volgend opschrift: HIC f IACET f SEPVLTVS f REVERKDS f DNS f OTTO f DE f BOETSELAIR f AB f ASPEREN f HVIVS MONASTERII f SECVNDVS f INFVLATS f ABBAS f OBIIT f A° 1552—25 IVL1I. 38e Abt Tlieodorlcus SplerSnch van Wel Eerst pastoor van Oud-Heusden? woonde den 22 September 1564, in de kerk van St. Jan de afkondiging der bulle bij van Pius IV, welke 's Hertogenbosch tot bisdom verheft. Den 18 Februari 1572 teekende hij met veertien prelaten van Premonstrijt de 32 artikelen van het algemeen kapittel der Orde, op bevel van den hertog van Alva in de abdij van Pare gehouden. De religieusen van Bern ontvluchtten met hem naar Mersburg, vervolgens naar 's Hertogenbosch. In 1579 brandde de abdij af. De prelaat stierf te Culemborg en men begroef hem in het koor der kerk. Ongetwijfeld werd hij in een meer kalmen tijd naar Bern vervoerd. In 1559 schonk hij aan de kerk te Gouda een prachtig geschilderd venster de Boodschap voorstellende. Zijn portret te Bern stelt hem voor met zijn wapenschild, hoogen stoel met zwarten rug en rood fluweel kussen, kort manteltje, kruis op den scapulier, herderlijken ring met vierhoekige robijnen aan den voorsten vinger. Het gelaat is breed, het voorhoofd hoog, terwijl zijn voorkomen indrukwekkend is. Zijn grafsteen is 2.90 M. lang en 1.50 M. breed. Behalve het wapenschild van den prelaat, tweemaal afgebeeld, bestaan er nog drie andere; het eerste vertoont drie arenden met uitgestrekte vlerken en een balk in het midden; de tweede is in vier vakken verdeeld: in het eerste en vierde zijn drie banden, in het tweede en derde, twee leeuwen. Het derde schild vertoont links eene ster en drie balken beladen met pelswerk. Beneden staat het volgende opschrift: HIC f IACET f SEPVLTVS f DN VS f THEODORI1VS f SPIR1NCK f DE f VIEL f ABBAS f BERNENSIS Q. OBllT \ ANO MILLES1MO -J-QVIN GENTESIMO. 'De laatste woorden zijn niet gegraveerd. Ziedaar alles wat er van de beroemde stichting van graaf Folcoldus overblijft: Eene pachthoeve, 40 meters lang en 14 M. breed, waarop zich een wapenschild bevindt van een leeuw, met het jaartal 1710 wijst thans de plaats aan, overal door 'oude grachten en eeuwenoude wegen omrino-d, die in het westen naar de Maas, in het zuiden naar Heusden en in het oosten naar Hedikhuizen loopen. De muren van Bern zijn niet meer, maar de religieusen blijven in 't bezit hunner parochiën en hunner oude voorrechten en met reoht fier op eene trouw en een bestaan, dat overal elders verdwenen is en dat de tegenwoordige revolutie van de Europeesche maatschappij wil beletten zich weer te herstellen. Moge ten minste het zoo voorspoedige Nedertand ons eene gastvrije hand aanbieden. FJ Louis de Gonzague. Ch. rég. de la Prim. Observ. de France.