Ing. 60 ets. Qeb. 90 ets. GENEESKUNDIGE LEEKEBOEKJES door Dr. J. SCHRIJVER Arts te Amsterdam HYGIËNE VAN HET HART DOOR Prof. Dr. EICHHORST HOLLANDIA-DRUKKERIJ BAARN PROSPECTUS In den laatsten tijd is het aan de medische wetenschap, in 't bijzonder aan de hygiëne, gelukt, de oorzaken der ziekten aan het licht te brengen; de manier waarop zij zich verbreiden op te sporen, en na te gaan, op welke wijze zg kunnen worden voorkómen. Zoo heeft zich een nieuw vak van studie, het voorkómen van ziekten, de prophylaxis, ontwikkeld. Alleen hij echter, die de verrichtingen der verschillende deelen van zijn lichaam kent, en weet, op welke wijze het aan ziekte weerstand kan bieden, zal in staat zijn, zich daarvoor te behoeden. Moet niet ook elke machinist, om zijn machine volkomen in orde te kunnen houden, haar samenstelling en haar gang tot in de kleinste bijzonderheden nauwkeurig kennen? En is niet ons lichaam met een machine te vergelijken, met dit verschil echter dat het aan fijnheid en samengesteldheid alles overtreft, wat tot heden door menschelijk vernuft is uitgedacht? Het moderne leven stelt aan de menschelijke machine hooge eischen en schaadt niet zelden lichaam en geest. Dit is voor ons een reden te meer, om ons op de hoogte te stellen van de wijze, waarop wij die schadelijkheden voorkomen en onze gezondheid, levenskracht en levensvreugde ongestoord bewaren kunnen. De „GENEESKUNDIGE LEEKEBOEKJES", door wetenschappelijke autoriteiten van den eersten rang samengesteld, met zorg voor den Nederlandschen lezer bewerkt en met opoffering van groote kosten op onbekrompen wijze uitgegeven, willen het ontwikkeld publiek door heldere uiteenzetting en duidelijke illustraties de vervulling van dien plicht gemakkelijk maken. Wie ze ter hand neemt, om een ongepaste en schadelijke nieuwsgierigheid te bevredigen, zal bedrogen uitkomen. Evenmin kunnen zij, bij ziekte, voor de hulp van den arts in de plaats treden. Zoo verderfelijk als slechte populaire geneeskundige literatuur werkt, zoo heilzaam daarentegen is de invloed, die van een goed populair hygiënisch geschrift uitgaat. Zulk een beoogt de gezondheid, het lange leven en het geluk van den lezer en is het beste verweermiddel tegen de gewetenlooze bedriegerijen der kwakzalverij. GENEESKUNDIGE LEEKEBOEKJES II 8 ■ 'si*.'- ' '• ' PROSPECTUS In den laatsten tijd is het aan de medische wetenschap, In 't bijzonder aan de hygiëne, gelukt, de oorzaken der aekten ten het licht te brengen; de manier waarop zg zich verbreiden op te sporen, en na te gaan, op welke wijze zij kunnen worden Voorkómen. Zoo heeft zich <;en nieuw vak van studie, het voorkómen van ziekten^ de prophylaxis, ontwikkeld. Alleen hij echter, die de verrichtingen der verschillende «eelen van zijn lichaam kent, en weet, op welke wijze het aan ziekte weerstand kan bieden, zal in staat zijn, zich daarvoor te behoeden. Moet niet ook elke machinist, om zijn machine sroljcpinen inonte te kunnen houden, haar samenstelling en haar gang tot in de kleinste bijzonderheden nauwkeurig kennen? En is niet ons lichaam met een machine te vergelijken, met dit verschil echter dat het aan fijnheid en samengesteldheid alles overtreft, wat tot heden door menschelijk vernuft is uitgedacht? Het moderne leven stelt aan de menschelijke machine hooge eischen en schaadt niet zelden hchafcm en geest. Kt is vdipt ons een reden te meer, om ons op de hoogte te stellen van de wijze, waarop wij dié schadelijkheden voorkomen en onze gezondheid, levenskracht en levensvreugde ongestoord bewaren kunnen. De „GENEESKUNDIGE LEËKEBOEKJES", door wetenschappelijke autoriteiten van den eersten rang samengesteld, met zorg voor den Nederlandschen lezer bewerkt en «net opoffering van groote kosten op onbekrompen wijze uitgegeven, willen het ontwikkeld publiek door heldere uiteenzetting en duidelgke illustraties de vervulling van dien plicht gemakkelijk maken; Wie ze ter hand neemt, om een ongepaste en schadelijke nieuwsgierigheid te bevredigen, zal bedrogen uitkomen. Evenmin kunnen zij, bij ziekte, voor de hulp van den arts in de plaats treden. Zoo verderfelijk als slechte populaire geneeskundige literatuür > werkt, zoo heilzaam daarentegen is de invloed, die van een góed populair hygiënisch geschrift uitgaat. Zulk een beoogt de gezondheid, het lange leven en het geluk van den lezer en is het beste verweermiddel tegen de gewetenlooze bedriegergen der . kwakzalverij. GENEESKUNDIGE LEEKEBOEKJES II 8 GENEESKUNDIGE LEEKEBOEKJES DOOR Dr. j. schrijver Arts te Amsterdam. VOOR NEDERLAND BEWERKT NAAR DE „bibliothek der gesundheitspflege" Samengesteld met gebruikmaking van de nieuwste ervaringen en onderzoekingen op het gebied der Hygiëne. | GEAUTORISEERDE UITGAVE | 2e Serie No. 8 HOLLANDIA-DRUKKERIJ — BAARN VAK * Ka- De hygiëne van het hart en van de bloedvaten DOOR PROF. DR. HERMANN EICHHORST Leider van de geneeskundige kliniek der universiteit van Zürich A I J^juMANITAS EERSTE DUIZENDTAL HOLLAN DIA-DRUKKER IJ — BAARN ma j ERRATA Blz. 10, regel 4 van onderen staat: grootere, kamer, lees: grootere kamer. „ 16, „15 „ boven „ beweeglijk, lees: beweegbaar. ,, 25, „ 8 „ onderen „ voorbeeld loopen, lees: voorbeeld kan loopen. „ 25, „ 7 » „ ,, fietsen kan genoemd, lees: fietsen genoemd. „ 27, „ 14 „ „ „ uit aorta, lees: uit de aorta „ 38, „ 10 ,, boven „ beweeglijkheid, lees: beweegbaarheid. „ 56, „ 13 „ „ ,, z'j. lees: de moeders. „ 66, „13 , onderen „ tegelijk, lees: gelijk. „ 102, „ 2 „ „ „ voeding in, lees: voeding van het hart in. „ 134, „ 6 lijdt, lees: leidt. HOOFDSTUK I Bouw van het hart Onze romp bevat twee groote holten, een bovenste, de borst-, en een onderste, de buikholte. Beide holten zijn gescheiden door een, dwars door den romp loopend dun vlies, dat den naam middenrif draagt (zie fig. i). Onder het middenrif, dus in de buikholte, liggen de ingewanden, die tot taak hebben: de vertering van het voedsel, de uitscheiding van het niet gebruikte deel ervan en de geslachtelijke voortplanting. Boven het middenrif, in de borstholte dus, treffen wij aan de hoofdzetels van de ademhaling en van den bloedsomloop, de longen en het hart. Het hart is gelegen ongeveer in de middenlijn van het lichaam, tusschen rechter- en linkerlong. Nauwkeuriger gezegd, ligt het grootste deel van het hart, ongeveer »/„ in de linker- en slechts */, van den totalen omvang van het hart in de rechter borstholte. Dat het hart zich voor een grooter deel in de linkerborstholte bevindt, wijzen zekere verschijnselen, die bij gezonden gemakkelijk met het oog waarneembaar zijn, reeds uit. Beschouwt men nauwkeurig de borst van een niet te vet mensch, dan ziet men duidelijk aan den linkerkant telkens wederkeerende schokjes, die L. 18 I Fig. I. Ligging van het hart (Herz) in de borstholte. Zwerchfell = middenrif. De puntstoot van het hart elkaar met regelmatige tusschenpoozen opvolgen en die het bewegende, of zooals de leek dikwijls zegt, kloppende hart aan de borstkas mededeelt. Als de samentrekkingen van het hart krachtiger worden, door lichamelijke of geestelijke opwinding, dan worden ook de schokken levendiger. Altijd zal men ze onder normale omstandigheden alleen aan den linkerkant, nooit aan de rechterzijde van de borst waarnemen. Tal van gezonde menschen vertoonen geen uitgebreide trilling van het linkergedeelte der borst, maar men ziet bij hen, met regelmatige tusschenpoozen, vlak onder den linker tepel, een weinig meer naar het midden, een verhooging optreden en weer verdwijnen, hetgeen men de puntstoot van het hart noemt, daar dit verschijnsel veroorzaakt wordt door het aandringen van de hartpunt tegen het voorste gedeelte der borstkas. Iets dergelijks komt aan de rechterzijde der borst niet voor, zoodat ook uit dit verschijnsel blijkt, dat de stand van her hart ten opzichte van de linker borstholte een andere zijn moet dan ten opzichte van de rechter borstholte. Voor het waarnemen van alle bewegingsverschijnselen van het hart, die zich in zekeren zin op het linkergedeelte van de gewelfde borstvlakte weerspiegelen, zijn kinderen beter geschikt dan volwassenen en mannen meer dan vrouwen. Bij de laatsten worden de trillingen van de borstkas meestal door een sterker ontwikkelde vetlaag onder de huid en door de borstklier aan het oog onttrokken. Niettemin, als men de hand op de borstvlakte legt, voelt men in den regel ook daar schokjes, waar ze niet meer met het oog waarneem- Röntgenphotographie van het hart baar zijn. Ook de op de borstkas gelegde hand neemt de beweging van het hart altijd slechts aan den linkerkant, nooit aan de rechterzijde der borstkas waar. Aan de achterzijde van de borstkas evenals aan de zijkanten, is van de bewegingen van het hart niets te Fig. 2. Naar een Röntgenphotographie, waarop de schaduw van het hart van een gezonden 17-jarigen man. zien noch te voelen. Dit komt doordat hier het hart overal door zoo dikke longlagen bedekt is, dat deze de voortplanting van de hartbewegingen tot aan de borstoppervlakte verhinderen. Zelfs aan den voorkant Gedaante, plaats, grootte van het hart is een groot deel van het hart met long overdekt, zoodat slechts een zeer klein deel van het hart onmiddellijk tegen den binnenwand der borstkas aanligt. De gedaante van het hart komt overeen met een spitsen kegel, waarvan het groote grondvlak naar boven, dus naar het hoofd gericht is; de top is naar beneden gericht. De grootte komt tamelijk nauwkeurig overeen met den omvang van de vuist van dezelfde persoon. Met de grootte verschilt ook het gewicht van het hart bij de verschillende menschen. Voor een gezonden volwassen persoon bedraagt het gemiddeld 300 gram. Bij mannen zijn voor een bepaalden leeftijd de gemiddelde waarden voor grootte en gewicht van het hart grooter dan bij vrouwen. Wij moeten nog eens terugkomen op de ligging van. het hart in de borstholte. Het kegelvormige hart ligt niet loodrecht met zijn lengte-as in de borstholte, maar neemt hier een schuinen stand in. Daarbij is het met het ondereinde van zijn lengte-as of, wat hetzelfde is, met zijn punt naar links en naar buiten gedraaid. Juist deze draaiing veroorzaakt, dat het grootste gedeelte van het hart in de linker, het kleinste gedeelte in de rechter borstholte gelegen is. Als een arts de plaats en de grootte van het hart bij een levenden mensch bepalen wil, beklopt hij den borstwand en verricht wat hij wetenschappelijk met den naam percussie aanduidt. Een leek is licht geneigd, achter deze onderzoekingsmethode een geheimzinnige kunst te vermoeden. De percussie doet niets anders dan dat zij van een oude ervaring een practische toepassing op den mensch maakt: een vat, Percussie dat gedeeltelijk met vloeistof gevuld is, geeft bij bekloppen met de knokkels van de vingers een ander geluid als men den wand daar beklopt, waar zij met de vloeistof in aanraking is, dan wel daar, waar zich geen vloeistot maar lucht bevindt. Iedereen weet dat, als men een vat beklopt van boven naar beneden,de klank dadelijk een andere wordt, zoodra men den vloeistofspiegel bereikt heeft. Met andere woorden, de grens tusschen lucht en vloeistof, welke laatste geen lucht bevat, kan zeer nauwkeurig bepaald worden. Fig. 3* Voorkant van het menschelijke hart, passen wij nu dit i Linker hartkamer. 2 Rechter hartkamer. 3 Linker boezem. 4 Rechter boezem. 5 Groeve, waarin bloedvaten erVaringSieit tOe loopen. 6 Longslagader. 7 Aorta. 8 Bovenste holle ader. Jen borStwand q Onderste holle ader. 10 Longaderen. en den daardoor omsloten inhoud, dan hebben wij hier ook met een luchthoudende en een luchtvrije stof te doen. Dus moet het door bekloppen van den borstwand eveneens mogelijk zijn, de grenzen tusschen deze twee vast Percussie te stellen. Het luchthoudende gedeelte is de rechteren linker long, het luchtvrije is het hart. Het moet dus mogelijk zijn, den omtrek van dit laatste te bepalen door middel van bekloppen van den borstwand. Al ligt ook aan de percussie van het hart een eenvoudig ervaringsfeit ten grondslag, toch moet men zich in acht nemen voor de dwaling, dat zij daarom door iedereen met gemak uitgeoefend zou kunnen worden. Deze methode van onderzoek moet door langdurige oefening aangeleerd worden en vereischt veel ge- Fig. 4. Achterkant van het menschehjke hart. (Voor de verklaring der cijfers zie fig. 3). u ' een SC erP waarnemingsvermogen en de gave, uit de waargenomen feiten logische gevolgtrekkingen af te leiden. Wij willen de gelegenheid niet voorbij laten gaan, in herinnering te brengen, dat het den natuurkundige v. Röntgen in München gelukt is, het bewegende hart bij een levenden mensch door de borstkas heen zichtbaar Röntgenphotographie van het hart te maken. v. Röntgen ontdekte zekere electrische lichtstralen, -lie hij den naam X-stralen gaf en die ia staat zijn, door gesloten ruimten heen te dringen en voorwerpen, die in deze ruimten opgesloten zijn, zichtbaar te maken. Zoo gelukt het ook om den omtrek en de bewegingen van het hart door middel van deze X-stralen van Röntgen bij ieder levend individu waar te nemen, en als men zich hierbij bedient van een zoogenaamd fluoresceerend scherm, dat men gelegd heeft op de linker borsthelft, dan neemt men hierop bij het doorvallen der x-stralen een donkere schaduw waar, die de gedaante van het hart weergeeft en met vaak verrassend groote duidelijkheid de rhythmische samentrekkingen en bewegingen van het hart laat waarnemen. Hoe magerder en vetarmer de onderzochte is, des te scherper komt de schaduw van het hart op het scherm uit; bij zeer dikke menschen zal een doorlichting slechts onvolkomen of misschien in 't geheel niet gelukken. Gebruikt men in plaats van een fluoresceerend scherm een photographische plaat, dan gelukt het, om met behulp van x-stralen het hart van een levenden mensch te photographeeren. Fig. 2 geeft de hartschaduw weer van een gezonden 17-jarigen man. Zulk een doorlichting veroorzaakt den onderzochte niet de minste onaangenaamheid of pijn. Zij is voor de vaststelling van hartziekten soms van buitengewoon groote waarde, daar men haar zoo verscherpt en volmaakt heeft, dat het bij eenige zieken zelfs gelukt is, kleine verkalkte plaatsen aan enkele hartvaten op het Röntgenbeeld te doen zien. Zeer zeker moet men er op bedacht zijn, de resul- Bouw van het hart taten van de doorlichting met x-stralen van Röntgen niet te overschatten; er kan bijvoorbeeld nooit sprake van zijn, den bouw van het hart, ware het slechts zoo schematisch mogelijk, door middel van de ontdekking van Röntgen vast te stellen. Wie den bouw van het menschelijk hart nauwkeuriger onderzoeken wil, dien blijft niets anders over dan een nart, aan een lijk ontnomen, tot voorwerp van onderzoek te maken. Het is gemakkelijk te begrijpen dat een leek voor zulk een onderneming een af- Fig. 5. Horizontale doorsnede door het schuw gevoe , midden van het hart. maar deze ontzet- t Rechter hartkamer. 2 Linker hartkamer. 3 Tusschen- j.jng ZQU vermoe- schot. 4 Bekleeding, door het haltezakje gevormd. 5 Vlies, dat het hart van binnen bekleedt. delljk Snel vurige bewondering overgaan bij den aanblik van den fijn bewerkten vorm, dien de natuur aan het hart gegeven heeft. Zoo zou iedere werktuigkundig-ingenieur moeten toestemmen, dat men hier met een meesterwerk van den allereersten rang te doen heeft. Stellen wij ons eens iets nauwkeuriger van den bouw van het hart op de hoogte. Aan ieder hart onderscheidt men twee helften, een rechter- en een linkerhelft. Zoowel aan den voorkant als Bouw van het hart aan den achterkant van het hart is de grens tusschen deze beide helften zichtbaar door een ondiepe gleuf, loopende van boven naar de punt van het hart; zij is aan den voorkant van het hart dieper en daardoor duidelijker dan aan den achterkant (zie fig. 3 en 4). Deze gleuven staan in verbinding met een tusschenschot, dat door het hart van den voorkant naar den achterkant loopt en bij gezonde menschen nergens een opening vertoont, zoodat dus rechter- en linkerhelft van het hart volkomen van elkaar gescheiden zijn. Ieder van deze Fig. 6. Geopende linker hartkamer. twee helften 1 Halve maanvormige kleppen van de aorta. 2 Kleppen, wordt nu Weer als het ware in franje eindigend. 3 Peesdraden. 4 Tepel- ygj.jJggJjJ jn twee vormige spieren. ruimten, van welke de bovenste en kleinste de boezem, de benedenste en grootere, kamer genoemd wordt. Het hart bevat dus vier holten en wel een rechter en linker boezem en een rechter en linker kamer. De grenzen tusschen iederen boezem en kamer kan Bouw van het hart men gemakkelijk op de oppervlakte van het hart onderkennen. Zij doen zich voor als een horizontaal om het hart loopende gleuf, die evenals de verticale gleuf aan den voorkant van het hart dieper en duidelijker uitkomt dan aan den achterkant. Fig. 7. Hart met hartezakje. Aan de voorzijde is het hartezakje geopend, zoodat men de voorvlakte van het hart kan zien. Hz = hartezakje. Uit iedere hartkamer ontspringt een groot bloedvat, waaraan de taak ten deel valt, het bloed van de hartkamer in zich op te nemen en het naar de verschillende Bloedvaten, die uit het hart ontspringen organen van het lichaam te voeren. Men noemt nu die bloedvaten, die bloed uit het hart wegvoeren, slagaderen of arteriën en men kan dus ook zeggen dat uit iedere hartkamer een groote slagader ontspringt. De uit de rechter hartkamer tredende slagader voert den naam longslagader of longarterie, een benaming, Fig. 8. Schematische voorstelling van de verhouding tusschen hartezakje en hart. B. H. Buitenste blad van het hartezakje. H. H. Holte tusschen hart en hartezakje. Bi. H. Binnenste blad van het hartezakje. H. S. Hartspier. H.V. Vlies, dat het hart van binnen bekleedt. Fig. 9. Vezelen van de hartspier, 300 malen vergroot. die hieraan gegeven is omdat het bloed van den longslagader in de longen vloeit, om in de longen uit de lucht zuurstof op te nemen, die iedereen voor zijn levensonderhoud noodig heeft. Is de opname van zuurstof in Slagaderen en aderen het bloed verhinderd, dan treedt binnen korten tijd dood door verstikking in. Deze gewichtige longslagader is in fig. 3 met 6 aangeduid. Ken andere slagader, die van niet minder belang voor het leven is, neemt haar oorsprong uit de linker hartkamer. Zij draagt den naam aorta. Zij heeft tot taak, het zuurstofhoudende bloed naar alle organen van ' het lichaam te leiden, met uitzondering van de longen, om aan alle weefsels voedingsmateriaal toe te voeren (zie fig. 3 cijfer 7). Ook ieder van de boezems staat met bloedvaten in verbinding, maar deze bloedvaten voeren niet het bloed uit het hart weg, maar zij brengen uit het lichaam bloed in de boezems. Men heeft ze dan ook een anderen naam gegeven en duidt ze aan als aderen. In den rechter boezem storten zich twee aderen, de bovenste en onderste holle ader (zie fig. 3 en 4, cijfer 8 en 9). Van deze twee stuurt de bovenste holle ader het bloed uit hoofd, hals en armen in de rechter voorkamer, terwijl de onderste holle ader dezelfde taak voor de beenen en de ingewanden der buikholte vervult. In den linker boezem monden vier aderen, de vier longaderen (zie fig. 3, 4, cijfer 10) uit. Deze nemen al het bloed uit de longen op, bloed, dat — zooals reeds gezegd werd — oorspronkelijk naar de longen stroomde door de longslagader en van de rechter hartkamer afkomstig was, en in de longen rijkelijk van zuurstof voorzien werd. Zoo is dus aan ieder gedeelte van het hart en aan ieder hiermee in verbinding staand bloedvat een zeer bepaalde taak opgelegd, van welker vervulling het voortduren van het leven afhankelijk is. Fig. 10. Schematische voorstelling van den grooten en kleinen bloedsomloop i Linker hartkamer. 2 Aorta. 3 Haarvaten. 4 Holle ader. 5 Rechter boezem. 6 Rechter hartkamer. 7 Longslagaderen. 8 Longen. 9 Longaderen. 10 Linker boezem. De kleppen van het hart Snijdt men de hartholten open, dan krijgt men eigenaardige vliezen te zien, die hartkleppen genoemd worden. Een aandoening van deze hartkleppen komt helaas buitengewoon dikwijls voor en ontwikkelt zich met name dikwijls tijdens het verloop van de acute gewrichtsrheumatiek. Onder alle hartziekten zijn verreweg de ziekten der hartkleppen de talrijkste. Hieraan is het toe te schrijven, dat, als men van iemand zegt dat hij een hartziekte heeft, daarmee meestal een aandoening der hartkleppen bedoeld wordt. De belangrijkheid van deze bestanddeelen van het hart moge verklaren waarom wij op een beschrijving van de kleppen van het hart eenigszins nauwkeuriger ingaan. Men onderscheidt naar den vorm twee soorten van hartkleppen, de kleppen in den vorm van franje en de halve-maanvormige kleppen. De eerstgenoemde, de slipvormige kleppen, liggen in de hartkamers. Zij ontspringen hier met een breeden voet op de plek, waar de kamer in den boezem overgaat, en hangen met haar vrije uiteinde in de holte van de kamer. De bewegingen van dit vrije uiteinde worden beperkt door een reeks witte, dunne pezen, die weer op haar beurt aan het andere uiteinde in verbinding staan met spiervezelen, die uitsteken boven de binnenvlakte van den hartwand en den naam tepelvormige spieren dragen (zie fig. 6). Pezen en tepelvormige spieren hebben ten doel, het omslaan der slipvormige kleppen uit de hartkamer in den boezem te beletten. De slipvormige klep van de linker harthelft bezit twee slippen, die van de rechter helft drie slippen. De kleppen van het hart Men spreekt dan ook eenvoudig van een twee slippige linker en drieslippige rechter hartklep. De halvemaanvormige kleppen vertoonen, overeenkomstig hun naam, de gedaante van een halve maan. Zij bevinden zich op de plek, waar uit linker- en rechter hartkamer de slagaderen ontspringen, zoodat men dus te onderscheiden heeft de halvemaanvormige kleppen der aorta en die der longslagader. Ieder van deze slagaderen bezit aan haar plaats van oorsprong drie vlak naast elkaar gelegen halvemaanvormige kleppen. Fig. 6 vertoont ons de opengesneden aorta' bij haar oorsprong uit de linker kamer en de bijbehoorende drie halvemaanvormige kleppen. De lezer ziet dadelijk, dat deze kleppen met haar gebogen rand aan den vaatwand bevestigd zijn; haar rechte rand is vrij beweeglijk en van de hartholte afgekeerd. Wij zullen later, als wij over de werkzaamheden van het hart gaan spreken, leeren begrijpen dat zoowel den slipvormigen als den halvemaanvormigen kleppen een zeer belangrijke rol toekomt, want zij zijn het in de eerste plaats, die den bloedstroom een zeer bepaalde richting geven en in normale omstandigheden een afwijking daarvan onmogelijk maken. Voor dengene, die een inzicht in den aard der hartziekten wil verkrijgen en uit dat inzicht de maatregelen wil afleiden, waardoor hij zich op de beste manier tegen zulke ziekten kan beschutten, is het noodig te weten, dat men aan ieder hart drie verschillende bestanddeelen onderscheidt en wel het hartezakje, de hartspier en den binnenwand van het hart. Het hartezakje vertoont den vorm van een vlies- Het hartezakje vormigen zak, waarin het hart ligt opgesloten en zich beweegt (zie fig. 7). Nauwkeuriger gezegd, vormt het hartezakje een aan alle kanten gesloten zak, waarin het hart als het ware van boven af ingestulpt is, zooals fig. 8 dit schematisch tracht weer te geven. Er is dus een deel van het hartezakje met den buitenkant van de hartspier vergroeid, een ander deel van het hartezakje, het buitenblad, omhult het eerstgenoemde gedeelte, het binnenblad, en tusschen buiten- en binnenblad bevindt zich de holte van het hartezakje. Men moet nu niet denken, dat het buiten- en binnenblad door een groote ruimte van elkaar gescheiden zijn, zooals fig. 8 ter wille van de duidelijkheid dit doet voorkomen; de beide bladen van het hartezakje liggen integendeel met hun gladde en vochtige oppervlakten vlak op elkander en een holte bestaat in het hartezakje van een gezond mensch in werkelijkheid dus eigenlijk niet. De zaken veranderen echter bij ziekten van het hartezakje. Geeft zulk een ziekte aanleiding tot de vorming van vloeistoffen, hetgeen buitengewoon dikwijls het geval is, dan hoopen deze zich in de holte van het hartezakje op. Zulk een opeenhooping is alleen mogelijk als het buitenblad uitgerekt wordt. Onder zulke omstandigheden neemt de holte belangrijk in omvang toe, zoodat zij verscheidene liters vloeistof in zich kan opnemen. Begrijpelijkerwijze wordt de vrije beweeglijkheid van het hart in de holte van het hartezakje door een dusdanige ophooping van vloeistof in meerdere of mindere mate beperkt. Als de hoeveelheid vloeistof een bepaalden graad overschreden heeft, kan de beweging De hartspier van het hart geheel verhinderd worden en treedt de dood door hartverlamming in. De hartspier vormt het vleezige deel van het hart. Zij heeft een bruinroode kleur, als vleesch, en vormt het hoofdbestanddeel van den hartwand. De spierwand van de boezems heeft slechts een geringe dikte en aan de kamers is te zien dat de spierwand van de linker kamer dikker is dan die van de rechter kamer. Dit hangt hiermee samen, dat de linker hartkamer een zwaarderen arbeid te verrichten heeft en deze arbeid door de hartspier moet worden geleverd. Pluist men kleine deelen van de hartspier zoo fijn mogelijk met een naald uit en onderzoekt men de uitgeplozen stukjes met den microscoop, dan ziet men bij een ongeveer 300-malige vergrooting gemakkelijk, dat de hartspier samengesteld is uit naast elkaar liggende spiervezels. Zulk een spiervezel vertoont een duidelijke regelmatige dwarsstreeping; hierom rekent men de hartspier tot de zoogenaamde dwarsgestreepte spieren. In deze eigenschap stemt de hartspier met de spieren — de leek gebruikt voor dit woord meestal het woord „vleesch" — van onze armen, beenen, romp en aangezicht overeen. In tegenstelling met deze spieren vertoonen de vezelen van de hartspier vertakkingen, waardoor zij met in de nabijheid liggende hartspiervezelen in verbinding staan. Dergelijke vertakkingen vindt men nog slechts bij de dwarsgestreepte spiervezelen van de menschelijke tong. In een zeer belangrijk opzicht echter neemt het hart onder alle dwarsgestreepte spieren van het menschelijk lichaam een bijzondere plaats in. Waar voor alle andere De bloedvaten van het hart dwarsgestreepte spiervezelen de regel geldt, dat zij aan den wil onderworpen zijn en zich willekeurig laten bewegen, is de hartspier aan deze natuurwet niet onderworpen. Geen mensch is in staat, zijn hart te doen stilstaan wanneer hij dit wil, en het dan weer willekeurig in beweging te zetten. Er zijn slechts zeer weinig menschen, die op zijn hoogst, wanneer zij dit willen, het aantal der hartbewegingen per minuut iets vermeerderen of verminderen kunnen. De binnenwand van het hart wordt gevormd door een dun vlies, dat de binnenvlakte der hartspier overtrekt en volkomen hiermee vergroeid is (zie fig. 5, cijfer 5). De hartspier is dus aan den buitenkant door het hartezakje en aan den binnenkant door een inwendig vlies bedekt. Dit laatste vormt ook de slipvormige kleppen van het hart, die in zekeren zin niet anders zijn dan in de hartholten uitpuilende groote plooien van de binnenbekleeding van het hart. Vinden wij nu aan het hart, behalve het hartezakje, de hartspier en de binnenbekleeding geen andere hoofdbestanddeelen? Ja! Wij hebben de bloedvaten en zenuwen van het hart tot dusver buiten beschouwing gelaten. " Alleen zulk een dwarsgestreepte spier is levensvatbaar en in staat zijn werk te verrichten, die in voldoende mate bloed ontvangt. Eenerzijds moet dit bloed vergoeden de door de hartspier bij haar arbeid verbruikte stoffen, anderzijds moet dit bloed dit verbruikte materiaal, te vergelijken met slakken en afvalproducten, wegvoeren. Dus ook de hartspier heeft eigen Zenuwen van het hart bloedvaten noodig, wil zij in staat blijven haar bewegingen uit te voeren en arbeid te verrichten. Van de bloedaanvoerende vaten van de hartspier, die den naam kringslagaderen voeren, zijn de hoofdvaten gemakkelijk aan de oppervlakte van het hart in de horizontale en verticale hartgroeve te ontdekken (zie fig. 3 en 4). Hoe belangrijk de hartslagaderen zijn voor de werkzaamheid van de hartspier, komt duidelijk aan het licht door het feit, dat de bewegingen der hartspier spoedig ophouden (hetgeen den dood veroorzaakt) zoodra de hoofdvertakkingen van deze slagaderen door eenige oorzaak verstopt geraken, zoodat aan de hartspier geen bloed meer wordt toegevoerd. Ook verdikkingen en verkalkingen van den bloedvaatwand en daardoor ontstane vernauwingen der kringslagaderen en beperking van den bloedtoevoer naar de hartspier hebben voor den betrokkene zeer pijnlijke en ernstige nadeelen. Beschouwen wij nu nog, tot slot, iets nauwkeuriger de hartzenuwen. Tot voor weinige jaren nam men aan, dat de bewegingen der spieren van de hartzenuwen afhankelijk zijn en zonder deze in 't geheel niet tot stand zouden kunnen komen; in den allerlaatsten tijd heeft de meening burgerrecht verkregen, dat de hartspier onafhankelijk van alle zenuwprikkels haar regelmatige bewegingen volvoert. Hiermee is echter nog niet gezegd, dat de hartzenuwen in 't geheel geen invloed op de hartbeweging zouden uitoefenen. Ieder heeft wel aan zich zelf kunnen opmerken, dat vreugde, angst, schrik of verlegenheid de hartbeweging beïnvloeden, hetgeen niet anders gebeuren kan dan doordat zich, door bemiddeling van de zenuwen, gemoedsindrukken van de hersenen Zenuwaandoeningen van het hart naar de hartspier voortplanten en haar werkzaamheid veranderen. Als aan den zijkant van den hals een krachtigen druk wordt uitgeoefend, dan kan men daardoor bij tal van gezonde menschen de beweging van het hart verlangzamen. Overigens moet men bij deze proefneming met groote voorzichtigheid te werk gaan, daar een overmatig sterke druk, verlies van bewustzijn, dus onmacht, ten gevolge kan hebben. Wat is nu bij deze proefneming gebeurd? Aan weerszijden van den hals loopt een gewichtige zenuw, die Vagus heet, naar beneden, om ook aan de hartspier zenu wtakken af te geven. Men weet nu dat prikkeling van deze zenuw de hartbeweging verlangzaamt en daarmee is de vraag opgelost. Drukking op den zijkant van den hals heeft den Vagus geprikkeld en daardoor een verlangzaming van de hartbeweging tot stand gebracht. Behalve de Vagus staat nog een andere zenuw, die den naam Sympathicus draagt, met de hartbevvegingen in verband. Men kent aandoeningen van de hartzenuwen. Zij veroorzaken pijnen, die meer lastig dan gevaarlijk zijn en treden bijzonder dikwijls op bij nerveuse menschen. Leggen wij ons nu, nadat wij den bouw van het hart hebben leeren kennen, de vraag voor: wat noemt men een hartziekte, dan zal men begrijpen dat het antwoord hierop niet in een paar woorden gegeven kan worden, want de hartziekten kunnen verschillend zijn al naarmate het hartezakje, de hartspier, de binnenbekleeding, de slagaderen of de zenuwen van het hart afzonderlijk of gelijktijdig zijn aangedaan. Verreweg het meest komen voor de ziekten der hartkleppen. Veelvuldigheid van de ziekten der hartkleppen Als men kortweg zegt, dat iemand een hartziekte heeft, dan verstaat men daaronder gewoonlijk een ziekte van de hartkleppen. Wij hebben tot nu toe het hart in zijn mechanisch gedeelte leeren kennen. Het hart was voor ons een machine, waarvan wij de kunstige samenstelling hebben nagegaan, waarvan wij echter nog niet weten, op welke wijze en met welk doel het werkt. Zeker wel niemand zou zich bevredigd voelen, als wij hiermee de beschrijving van het hart eindigden. In het volgende hoofdstuk zullen wij ons dus bezighouden met de functies van het hart. Het onderzoek naar den bouw van het hart behoort tot het gebied der anatomie, de vraag omtrent de werkzaamheid van het hart is een hoofdstuk uit de physiologie. hoofdstuk ii De verrichtingen van het hart Zoolang de mensch leeft, bevindt zich het hart in voortdurende beweging. Staat het hart voor altijd stil, dan is de dood ingetreden. De beweging van het hart komt hierop neer, dat op bepaalde oogenblikken de hartspier zich samentrekt en daardoor de hartholten samendrukt en dan weer verslapt, waarvan een verwijding der hartholten het gevolg is. De artsen noemen de samentrekking der hartspier ook de hartsystole en de verslapping de hartdiastole, zoodat wij de verrichtingen van het hart kunnen samenvatten in de weinige woorden: regelmatige afwisseling van hartsystole en hartdiastole. Als bij de samentrekking van de hartspier de hartholten zien verkleinen, dan zullen zij hun inhoud, het bloed, voortstuwen; zij kunnen, zoodra door de ontspanning van het hart een verwijding der holten veroorzaakt wordt, weer nieuw bloed in zich opnemen. De taak van het hart, of liever van de hartspier, bestaat dus hierin, dat het een regelmatige afwisseling van hartsystole en hartdiastole te bewerkstelligen heeft, of, wat hetzelfde zegt, bloed moet voortstuwen en daarna weer nieuw bloed in zich moet opnemen. Aantal hartkloppingen De kleine verhevenheid, die men, zooals reeds vermeld, in de vijfde linker tusschenribsruimte, vlak onder de linker borstklier en iets meer naar het midden, als gevolg van den hartpuntstoot zien en voelen kan, valt samen met de samentrekking of systole van het hart. Hetzelfde geldt voor de voelbare bloedgolf, of, zooals men zegt, den polsslag in de slagaderen van hals, armen en beenen en alle andere slagaderen. Telt men nu met behulp van den secondenwijzer van een horloge het aantal puntstooten of het aantal golven van de pols in i minuut, dan vindt men dat het aantal samentrekkingen van het hart bij gezonde menschen 60—80 in 1 minuut bedraagt. Bij gezonde personen is dit getal in gewone omstandigheden ongeveer gelijk. Toch is het aantal samentrekkingen van het hart ook in normale omstandigheden aan tal van veranderingen onderhevig. Het zij voldoende, eenige der meest voorkomende veranderingen te noemen. In de eerste plaats is de leeftijd van onmiskenbaren invloed op het aantal hartslagen. Door middel van het gehoor kan men het aantal samentrekkingen van het hart al vóór de geboorte bepalen en men heeft gevonden, dat het hart van de menschelijke vrucht in het moederlichaam zich bijna tweemaal zooveel keeren samentrekt als bij een volwassene: gemiddeld 140 per minuut. Na de geboorte begint wel is waar het hart langzamer te kloppen, maar gedurende de geheele jeugd blijft het aantal boven de 90. Eerst met het 15e levensjaar wordt het aantal hartslagen zooals wij het hierboven, als geldend voor volwassenen, hebben leeren kennen. Bij grijsaards wordt niet zelden polsverlang- Aantal hartslagen onder verschillende omstandigheden zaming waargenomen, zoodat het aantal polsslagen soms tot onder de 40 daalt. Wel is waar hangt dit verschijnsel dikwijls samen met veranderingen in de bloedvaten van het hart; verdikking en verkalking der vaatwanden komen immers op hoogen leeftijd niet zelden voor. Toch is dit, over het geheel genomen, van geringe beteekenis, vooral als van verdere stoornissen niets te bemerken valt. Het is niet onbelangrijk, op te merken, dat het aantal samentrekkingen van het hart afhankelijk is van het geslacht, en dat bij vrouwen het aantal hartslagen in 1 minuut 1 tot 10 grooter is dan bij een even ouden en even sterken man. Op deze feiten afgaande, heeft men zelfs geprobeerd reeds vóór de geboorte het geslacht van het te verwachten kind te bepalen, een poging die meestal onzekere resultaten oplevert, daar de individueele verschillen te groot zijn. Ook de lichaamslengte heeft invloed op het aantal hartslagen; hoe langer lichaam, hoe langzamer de hartslag. Na den maaltijd slaat het hart sneller, om bij honger zijn werkzaamheid te verlangzamen. Dagelijksche ervaring' leert, dat sterke lichamelijke arbeid — als voorbeeld loopen, trappen-klimmen, dansen, turnen, zwemmen en fietsen kan genoemd worden — het hart tot verhoogde werkzaamheid prikkelt. In geval van ziekte treedt, in verreweg de meeste gevallen, een versnelling der hartbeweging, gepaard gaande met een verhooging der lichaamstemperatuur op. Dit laatste noemt men koorts, en de hartslag gaat des te sneller naarmate de koorts hooger is. Bij tal Aantal hartslagen bfl koorts van zieken kan dus uit het aantal samentrekkingen van het hart de graad van koorts worden afgeleid. Een gezond persoon heeft doorgaans een lichaamstemperatuur van 37 graden, gemeten in de okselholte, bij een polsslag van 80. Krijgt hij koorts, dan vermeerdert het aantal hartslagen of de pols bij iederen graad temperatuursverhooging met 8, zoodat wij de volgende reeks krijgen. Bij 370 C. 80 polsslagen. „ 38° ,, 88 „ 39° 96 „ 40° „ 104 „ 41° „ "2 Men mag bij toepassing van deze reeks nooit uit het oog verliezen, dat we hier met gemiddelde waarden te doen hebben, waarvan in elk gegeven geval belangrijke afwijkingen kunnen voorkomen. Desniettegenstaande is het van belang, het aantal polsslagen te bepalen, als men koorts vermoedt en geen thermometer bij de hand heeft. Ook moet jnen bedenken, dat ook psychische processen invloed oefenen op het aantal samentrekkingen van het hart. Het is dan ook een bekend verschijnsel, dat velen, als zij zich verlegen voelen, dus met name bij het begin van een geneeskundig onderzoek, een versnelde beweging van het hart vertoonen, een versnelling, die weer verdwijnt, zoodra het gevoel van verlegenheid of van angst overwonnen is. Wij moeten nog iets nauwkeuriger het wezen der hartbewegingen of, wat hetzelfde zegt, den arbeid van het hart nagaan en beginnen daarbij met de taak van het linker hartgedeelte. Bewegingen der hartkleppen Uit de bespreking van den bouw van het hart is ons reeds bekend, dat in den linker boezem vier longaderen uitmonden, die in den boezem bloed uit de longen brengen. Trekt zich nu de linker boezem samen, dan wordt dit bloed in de linker hartkamer gestuwd. Bij de samentrekking van de linker hartkamer zou het bloed gedeeltelijk naar den linker boezem terugvloeien, als zich daarbij niet de reeds vroeger vermelde slipvormige kleppen ontplooiden en zich zoo dicht tegen elkaar legden, dat gedurende de samentrekking van de linker kamer deze laatste volkomen van den boezem afgesloten is. Er blijft dus het bloed niets anders over dan bij samentrekking der linker hartkamer in de groote slagader binnen te stroomen, die wij onder den naam aorta hebben leuren kennen. Volgt nu echter op een samentrekking een verwijding der linker hartkamer, dan zou de mogelijkheid bestaan, dat een deel van het bloed weer uit aorta in de linker hartkamer terugstroomt, als niet de drie ons reeds bekende halvemaanvormige kleppen zich zouden ontplooien en daardoor de gemeenschap tusschen aorta en linker hartkamer verbreken. Dezelfde omstandigheden bestaan ook voor het rechter hart. De rechter boezem ontvangt bloed uit de beide holle aderen en drijft dit door samentrekking van den boezem in de rechter kamer. Trekt deze zich samen, dan stroomt het bloed van hieruit in de longslagader (zie fig. 3) en kan niet in den rechter boezem terugvloeien, daar zich de slipvormige kleppen uitgespreid hebben. Bij de volgende ontspanning der rechterkamer is een terugvloeien van bloed in het rechter hart Groote en kleine bloedsomloop onmogelijk gemaakt doordat de zien ontpiooienae naivcmaanvormige kleppen aan de uitmondingsplaats van de longslagader de gemeenschap tusschen rechter hartkamer en longslagader verbroken hebben. Uit bovenstaande beschrijving blijkt dus, dat den hartkleppen een buitengewoon belangrijke taak is opgelegd. Slechts aan hun regelmatige werkzaamheid is het te danken, dat het bloed, onder invloed van de hartslagen, in de goede richting stroomt of, zooals men meestal zegt, dat de bloedsomloop in de juiste richting plaats grijpt. Is de werkzaamheid der hartkleppen gestoord, en helaas komt dit bij ziekten van de hartkleppen zeer dikwijls voor, dan is daardoor de mogelijkheid ontstaan, dat het bloed weer terugstroomt in de hartruimten, die het juist verlaten had. Een lange uiteenzetting is zeker wel niet noodig, om duidelijk te maken, dat hieruit voor den geregelden omloop van het bloed zeer bedenkelijke hindernissen en stoornissen kunnen voortvloeien. De artsen onderscheiden een grooten en kleinen bloedsomloop. Men zou den grooten bloedsomloop ook lichaamsomloop en den kleinen longomloop kunnen noemen. Het linker hart moet voornamelijk den lichaamsomloop verzorgen, het rechter hart heeft tot taak, den longomloop te onderhouden. Den grooten bloedsomloop rekenen wij te beginnen in den linker boezem. Van daaruit stroomt het bloed, zooals wij reeds beschreven, in de linker hartkamer en uit deze, bij iedere samentrekking van de linker hartspier, in de groote hoofdslagader, in de aorta. Deze crJitci- 7'trh in aldoor fiinere sla^aderties, die de ver- Haarvaten en hun werkzaamheid schillende lichaamsdeelen op rhythmische wijze, in tijd overeenstemmende met de samentrekkingen van de hartspier, bloed voor de voeding en voor den arbeid der weefsels toevoeren. In alle organen van het lichaam gaan de fijne slagaderen in zoo nauwe vaten over, dat men deze ten slotte alleen nog met behulp van vergrootglazen onderscheiden kan. Men noemt deze fijne bloedvaten haarvaten of capillairen. Door menigvuldige vertakkingen staan deze haarvaten met elkaar in innige verbinding en vormen in ieder lichaamsdeel haarvaten of capillairnetten. Juist deze haarvaten met hun netten zijn de plaatsen, waar stoffen uit het bloed aan het omliggende weefsel voor deszelfs voeding en werkzaamheid worden afgegeven, en dit kan hier des te gemakkelijker plaats vinden, omdat de bloedstroom in deze vaten niet onderbroken wordt, zooals in de aanvoerende slagaderen, maar gelijkmatig plaats vindt en verlangzaamd is. Maar de haarvaten geven niet alleen voedingsstoffen uit het bloed aan de omliggende weefsels af, zij ontvangen ook van de laatste stoffen, die bij de voeding van het weefsel gediend hebben of bij den arbeid door omzetting ontstaan zijn en, om weggevoerd te worden, weer in het bloed moeten worden opgenomen. Uit de haarvaten geraakt het bloed, met afvalproducten beladen, in de vaten, die geringer in aantal worden, en in wijdte des te meer toenemen, naarmate ze dichter bij het hart komen. Deze bloedvaten dragen den naam van aderen of venen, een term, die ons uit de bespreking van den bouw van het hart niet onbekend is. Eindelijk verzamelt zich al het aderlijke bloed De kleine bloedsomloop in twee hoofdvaten, in de onderste holle ader, die het aderlijke bloed uit de beenen en de romp in zich opneemt, en in de bovenste holle ader, in wier stroombed het aderlijke bloed van hoofd en armen vloeit. Beide aderen monden uit in en geven hun bloed af aan den rechter boezem, en hier neemt ook de groote bloedsomloop of lichaamsomloop een einde (zie fig. 10). De groote bloedsomloop strekt zich dus uit van linker boezem en kamer door de aorta met haar vertakkingen, door de haarvaten en de aderen tot aan den rechter boezem, en zijn levenstaak bestaat hierin, de voeding der weefsels te verzorgen en daardoor hun geschiktheid tot arbeiden te onderhouden. De kleine bloedsomloop of longomloop begint in den rechter boezem (zie fig. 10). De rechter hartkamer neemt, zooals ons reeds bekend is, van dezen boezem al het aderlijke bloed in zich op en stuwt het bij haar samentrekking in de longslagader. De longslagader verdeelt zich nu in de twee longen in aldoor fijnere bloedvaten, die eindelijk ook overgaan in een dicht net van haarvaten, die zich verspreiden over de kleine longblaasjes. De haarvaten der longen gaan, evenals die van andere ingewanden, in aderen over, en de laatste worden weer grooter en geringer in aantal, tot zij uit iedere long als twee hoofdvaten uittreden en in den linker boezem uitmonden. De longomloop heeft een andere taak te verrichten dan de groote lichaamsomloop. De laatste had, zooals wij weten, de voeding van het lichaam te verzorgen, de longomloop heeft het bloed van gasvormige afvalproducten te ontdoen en het hierdoor weer voor de voeding en voor den grooten bloedsomloop geschikt te maken. De longaderen Wij weten reeds, dat het uit de linker hartkamer stroomende bloed in zijn grooten omloop aan alle organen voedingsstoffen toevoert. Onder deze neemt een gas, de zuurstof, een belangrijke plaats in. Bloed, dat voor voeding gediend heeft en door de holle aderen naar den rechter boezem vloeit, is verarmd aan zuurstof en hierdoor voor de verdere voeding onbruikbaar geworden. Om weer zuurstof rijkelijk in zich op te nemen, moet het den kleinen bloeds- of longomloop doen, want als het uit den rechter boezem in de rechter hartkamer en van hieruit in de longslagader en in de fijne bloedvaten der longen is aangekomen, neemt het uit de ingeademde lucht binnen de longblaasjes zuurstof op en wordt hierdoor weer in staat gesteld, aan de voeding van het lichaam deel te nemen. Is de longomloop gestoord, dan vertoont het bloed gebrek aan zuurstof en doen zich die bedenkelijke stoornissen voor, die men verstikking pleegt te noemen. Er is in het voorgaande meermalen op gewezen, dat het bloed door de samentrekkingen van de hartspier uit de hartholten in de bloedvaten, nauwkeuriger: in de aorta en longslagader, gedreven wordt. Dus de samentrekkingen van het hart zijn de drijfkracht voor de bloedbeweging en maken hierdoor den bloedsomloop mogelijk. Zooals vanzelf spreekt, kan de bloedsomloop slechts dan op regelmatige wijze geschieden, zoolang de samentrekkingen van de hartspier krachtig genoeg zijn en den weerstand overwinnen, dien iedere vloeistof ondervindt, welke door buizen stroomt. De kracht der samentrekkingen van het hart is dezelfde als de kracht der hartspier van welke de samentrekkingen afhangen; De ononderbroken werkzaamheid van het hart men mag dus beweren, dat een geregelde bloedsomloop afhankelijk is van de kracht der hartspier. Is dr hartspier niet in staat de stroomingsweerstanden te overwinnen, dan is ook niet meer een geregelde bloedsomloop mogelijk, en als de hartspier blijvend te zwak wordt, dan zal het leven op den duur met behouden kunnen worden, daar 's levens voortbestaan van een geregelden bloedsomloop afhankelijk is. Toenemende voedingsstoornissen en zuurstofgebrek van het bloed naast overmatigen koolzuurrijkdom zullen aan het leven spoedig een eind maken. Trachten wij wat ons over de verrichtingen van het hart bekend geworden is, in weinige woorden samen te vatten, dan kunnen wij zeggen, dat de taak van het hart hierin bestaat, den bloedsomloop te onderhouden. Terwijl daarbij van de hartspier de drijvende kracht uitgaat, dienen de hartkleppen ertoe, den bloedstroom de juiste richting aan te wijzen, de stroomingsrichting van het bloed te bepalen. Het eene deel van het hart is even gewichtig als het andere en slechts een geordend samen- en naast elkaar werken maakt normale omstandigheden. Van de bekende machines onderscheidt zich de hartspier daardoor, dat zij zonder onderbreking in werking is. Zonder rustpoozen werkt zij overdag en s nachts van de eerste tot de laatste seconde van ons leven door. Deze arbeid is niet gering. Nemen wij aan dat het hart van een gezond persoon 80 samentrekkingen maakt per minuut, dan zou het in een uur 80 X 60 = 48o° samentrekkingen maken, in een dag 4800 X 24 = "5200, in een jaar 115200 De arbeid, dien het hart verricht 365 = 42048000 en in 50 jaren 42048000 X 5° — 2102400000 samentrekkingen. Men heeft de hoeveelheid arbeid, door het hart verricht, berekend, en gevonden dat de hartspier in 24 uren ongeveer denzelfden arbeid verricht, dien een bedrijvige en flinke arbeider gemiddeld in twee uren doet, &of, anders uitgedrukt, dat de 24-urige arbeid van de hartspier ongeveer gelijk staat met den arbeid, dien een 70 K.G. zware man verricht, als hij een 300 M. hoogen berg bestijgt. In vergelijking met onze machines is het hart een buitengewoon fijn gebouwd instrument. Het onderscheidt zich gunstig van de ons bekende machines, doordat het zijn werkzaamheid zelf regelt en zich zoowel aan verhoogde als ook aan mindere eischen, zijn werkzaamheid gesteld, gemakkelijk aanpast. Een gezond hart arbeidt onder normale omstandigheden nooit met volle kracht, maar spaart een zekere hoeveelheid op als reserve voor die gevallen, waarin van zijn werkzaamheid meer geëischt wordt. Evenals een machine heeft ook de hartspier voedingsof stookmateriaal noodig. Dit stookmateriaal is het toestroomende bloed. De kransvaten van het hart, die op fig. 13 zijn afgebeeld, voeren bloed naar de hartspier. Ziekten van deze kransvaten hebben daarom dikwijls een grooten invloed op den spierarbeid van het hart. Bij vernauwingen van de kransslagaderen of bij verstopping door bloedproppen heeft men dikwijls plotselingen dood door hartspierverlamming zien intreden. Slechts zelden komt het voor, dat machines geruischloos werken. Hoe is het in dit opzicht met het hart L. 18 3 Harttonen gesteld? Het hart vormt hierop geen uitzondering. Leggen wij ons oor op de hartstreek van een gezonde, dan kunnen wij twee korte slagen hooren, die-aan het tikken van een horloge herinneren. Bijzonder duidelijk hooren wij die, als de onderzochte den adem inhoudt. De doktoren noemen dit tik-tak harttonen en bedienen zich van een gehoorbuis als zij ze nauwkeurig willen hooren. Voor een deel ontstaan deze harttonen door samentrekking van de hartspier, voor een ander deel door de ontplooiing der slipvormige kleppen. Uit den aard der harttonen, van welke de eene met de samentrekking der hartspier, de andere met de ontspanning van het hart samenvalt, kunnen de doktoren dikwijls gevolgtrekkingen maken omtrent de gezondheid van het hart en zijn deelen, gevolgtrekkingen, die van de grootste beteekenis zijn voor de beoordeeling van den toestand van den zieke. Als wij een latijnsch woord gebruiken, kunnen wij het aldus zeggen: de auscultatie van het hart behoort tot de allergewichtigste onderzoekingsmethoden van het hart. Het is mijn doel niet, den lezer met de geheimen der hartauscultatie nader bekend te maken. Juist dit onderzoek eischt buitengewoon groote oefening, die meestal ook den best opgeleiden artsen in het begin groote moeilijkheden oplevert. Daar de harttonen, zooals boven gezegd werd, zoowel van de samentrekking van het hart als van de ontplooiing der hartkleppen afhankelijk zijn, spreekt het ook vanzelf, dat veranderingen in de harttonen, nu eens door hartspier- dan weer door klepziekten veroorzaakt worden. Zijn de hartkleppen ziek, dan be- Hartgeruischen merkt men dit bij het beluisteren van het hart hieraan, dat de door de kleppen voortgebrachte tonen van karakter veranderen en door een geruisch vervangen worden. In tegenstelling met de korte en scherp begrensde harttonen is het hartgeruisch van langeren duur; het wordt het best vergeleken met snorren, suizen of sissen. Hartklepgebreken vaststellen zonder dat het hart geausculteerd wordt, is niet mogelijk. Maar niet alleen voor de ontdekking van ziekten der hartspier en hartkleppen, doch ook ter ontdekking van ziekten van het hartezakje is het beluisteren van het hart van groote waarde. Ziekten van het hartezakje geven namelijk zeer dikwijls aanleiding tot de vorming van ruwe oneffenheden aan de oppervlakte van het hartezakje. Daardoor treedt bij de beweging van het hart het zoogenaamde wrijvingsgeruisch op, dat een gezond hart nooit doet hooren. Onder normale omstandigheden liggen de beide wanden van het hartezakje, zooals ze in fig. ^ weergegeven worden, met volkomen gladde en vochtige oppervlakten tegen elkaar. Onderlinge verschuiving, die natuurlijk bij de samentrekkingen van de hartspier niet uitblijft en bij de hartbewegingen dan ook onophoudelijk plaats vindt, geschiedt op onhoorbare wijze. HOOFDSTUK III Oorzaken en beteekenis van de hartziekten De vroegere artsen waren van meening, dat een hartziekte een buitengewoon zeldzaam voorkomende aandoening is. De gezondheid van het hart, zoo dachten zij, is voor het voortbestaan van het leven een zoo onafwijsbare voorwaarde, dat een ziekte van het hart onvermijdelijk in den allerkortsten tijd den dood ten gevolge moet hebben. Tegenwoordig zijn de doktoren, en volkomen terecht, een andere meening toegedaan. Men weet met een zekerheid, die geen twijfel toelaat, dat hartziekten zeer veelvuldig voorkomen en dat vele hartzieken bij doelmatige levenswijze hun kwaal tal van jaren zonder al te groote bezwaren kunnen dragen. Tot deze kennis konden de medici eerst geraken, toen zij betrouwbare onderzoekingsmethoden voor het hart hadden leeren kennen. Deze onderzoekingsmethoden werden eerst in het begin van de vorige eeuw ontdekt. Het is de verdienste van een zeer geacht en ervaren Parijschen arts, Laënnec geheeten, de moderne wetenschappelijke onderzoekingsmethoden van het hart te hebben uitgewerkt. De onschatbare en door alle eeuwen heen blijvende waarde van zijn ontdekking bestaat Hartklepgebreken en infectieziekten hierin, dat hij het beluisteren van het hart in de geneeskunde invoerde en deze methode van onderzoek tot een werkelijk bewonderenswaardige volmaaktheid bracht. In het jaar 1819 verscheen zijn verhandeling over de auscultatie, die nog heden, wat vorm en inhoud betreft, tot de beste werken van de medische litteratuur behoort. Wat wij tegenwoordig over hartziekten weten, is dus nog geen honderd jaar oud. Onder alle hartziekten nemen de ziekten der hartkleppen, wat veelvuldigheid betreft, de eerste plaats in, en het is reeds hierboven gezegd, dat deze omstandigheid er toe geleid heeft, hartziek en ziek aan de hartkleppen als van gelijke beteekenis te beschouwen. De leek zegt, dat iemand aan een hartgebrek lijdt, ook als misschien een hartklepgebrek aanwezig is. Ziekten der hartkleppen komen het meest voor na bepaalde besmettelijke ziekten of, zooals de artsen zeggen, na infectieziekten, en met name is de acute gewrichtsrheumatiek berucht en bekend, doordat zij buitengewoon dikwijls aanleiding geeft tot het ontstaan van een hartklepgebrek. Ongeveer drie vierde van alle personen, die aan acute gewrichtsrheumatiek lijden, houden er een hartklepgebrek van over. Buiten de gewrichtsrheumatiek is ook het roodvonk niet a te zelden een bron voor hartklepgebreken. Alle andere infectieziekten komen, in vergelijking hiermee, veel zeldzamer als oorzaak van hartklepgebreken in aanmerking. Maar hoe hangen dan eigenlijk hartklepgebreken en infectieziekte samen? Infectieziekten ontstaan meest hierdoor, dat kleine schimmels, bacteriën genaamd, in het lichaam binnendringen en dit in zekeren zin met hun Lot van de hartspier by hartklepziekten afvalproducten, die men bacteriegiften of toxinen noemt, vergiftigen. Daarbij banen zich nu gemakkelijk bacteriën een weg door het bloed en komen met dit bloed in de verschillende organen. Het kan dus ook licht gebeuren, dat zich bacteriën uit het bloed op den binnenwand van het hart en in 't bijzonder op de hartklep vasthechten en hier ontstekingen veroorzaken. Zulk een hartklepontsteking voert licht tot verwoesting en verdikking van de zieke harteklep en hieronder zullen natuurlijk beweeglijkheid en uitrekbaarheid van de zieke klep lijden. Is de beweeglijkheid der klep in belangrijke mate beperkt, dan biedt de ziek geworden klep aan den bloedstroom binnen de hartholte een ongewonen weerstand. Heeft de klep aan plooibaarheid ingeboet, dan zal zij niet meer in staat zijn de bijbehoorende hartopening af te sluiten, de klep is onvoldoende of „insufficiënt" geworden. Door dit defect verliest de ziek geworden hartklep het vermogen, om den bloedstroom de behoorlijke richting te geven; wij hebben immers vroeger gezien, dat hierin de taak van gezonde hartkleppen gelegen is. Of nu de hartklepziekte veroorzaakt wordt doordat het zieke weefsel zich moeilijker beweegt, dan wel de kleppen niet goed meer sluiten, onder beide omstandigheden moet door de hartspier grooteren weerstand overwonnen worden. Zij is daartoe slechts in staat, als zij met verhoogde kracht arbeidt. Wij zien dus, dat iedere hartklepziekte de hartspier mede treft en dat het welzijn van een lijder aan hartklepziekte in de eerste plaats afhangt van de arbeidskracht van zijn hartspier. Is de hartspier, door welke oorzaak ook, niet Aangeboren en verkregen hartklepgebreken meer in staat, aan de verhoogde eischen die aan zijn werkzaamheid gesteld worden te voldoen, dan doen zich dadelijk de allerbedenkeliikste stoornissen in den bloedsomloop voor. Als het niet gelukt, deze binnen den kortst mogelijken tijd weg te nemen, dan treedt, door steeds toenemende hartspierzwakte, de dood in. Helaas kent de medische wetenschap tot nu toe geen middel, om een ziek geworden hartklep weer gezond te maken en haar zijn arbeidsvermogen terug te geven; buitengewoon zelden treedt een spontane genezing in. Wie aan een hartklepgebrek lijdt, herstelt bijna nooit meer. Na het medegedeelde is het duidelijk, dat iedere verstandige arts er voor zal zorgen, dat de kracht van de hartspier bij iemand met een hartklepgebrek steeds op de vereischte hoogte blijft. Dus de geneeskundige behandeling van een hartklepgebrek loopt in werkelijkheid op die van de hartspier uit. Tot nog toe hebben wij alleen aandacht geschonken aan die soort van hartklepgebreken, die men met den naam „verkregen" hartklepgebreken kan aanduiden, daar zij eerst na de geboorte aan een oorspronkelijk gezond hart ontstaan. Er bestaan nu echter ook nog hartklepgebreken, waarmee de zieke geboren wordt. Wat merkwaardig is, is het zeer opvallende onderscheid, dat tusschen de aangeboren en de verkregen hartklepgebreken bestaat. De verkregen hartklepgebreken zetelen bijna altijd aan de twee hartkleppen van het linker gedeelte van het hart, dus aan de tweeslippige hartklep of aan de zakvormige aortakleppen, de aangeboren hartklepziekten juist aan de twee kleppen van het rechter gedeelte, dus aan de drieslippige klep of Aandoeningen van het hartezakje aan de halvemaanvormige kleppen der longslagader. Of men nu met een aangeboren of met een verkregen hartklepziekte te doen heeft, altijd is de hartspier dat deel van het hart, dat den weerstand van den bloedstroom te overwinnen heeft, welken ieder hartklepgebrek, onverschillig of dit verworven of aangeboren is, na zich sleept. Hieruit volgt, dat ook bij aangeboren hartklepgebreken het motto van de behandeling is: Behoud van de kracht der hartspier, en behandeling, niet van de zieke hartklep, maar van de hartspier. In een soortgelijke verhouding als tot de zieke hartklep staat de hartspier ook tot de ziekte van het hartezakje. Ook onder de ziekelijke veranderingen aan het hartezakje komen ontstekingen en de gevolgen daarvan het veelvuldigst voor, en juist zooals de ontstekingen aan de hartkleppen treden ook die aan het hartezakje meest in het verloop van infectieziekten op. Weder is het de acute gewrichtsrheumatiek, die onder alle infectieziekten het hartezakje het veelvuldigst ziek doet worden, maar toch veel minder vaak dan dit het geval is met de hartkleppen. Niet zelden is het verloop aldus, dat iemand bij het ondergaan van een aanval van acute gewrichtsrheumatiek niet alleen een hartklepontsteking, maar ook een van het hartezakje opdoet. Dikwijls komt dan de ontsteking van het hartezakje tot genezing, maar een hartklepgebrek blijft het geheele leven door bestaan. Uit het juist gezegde mag men niet de gevolgtrekking maken, dat iedere ontsteking van het hartezakje tot genezing is te brengen. Dit is helaas niet het geval, maar de hoofdgevaren van een ontsteking van het Vocht in het hartezakje hartezakje zijn weer volkomen dezelfde als bij een ontsteking van de hartkleppen. Het is ook als gevolg van een ontsteking van het hartezakje mogelijk, dat de hartspier in zijn arbeidsvermogen zoo benadeeld wordt, dat de dood ten gevolge van hartspierzwakte onafwendbaar blijkt. Daarom bestaat de voornaamste taak bij de behandeling van een ontsteking van het hartezakje weer hierin, de kracht van de hartspier op een voldoende hoogte te houden. De omstandigheden, die bij een ontsteking van het hartezakje de gevaren van hartspierzwakte te voorschijn roepen, zijn iets anders dan bij aandoening van de hartkleppen. Bij de laatste komt het neer, zooals men zich zal herinneren, op de gevolgen van de stoornissen in den bloedsomloop. Bij een ontsteking van het hartezakje daarentegen plant zich niet zelden de ontsteking dadelijk over op de onderliggende hartspier, en het is bijna vanzelfsprekend, dat een ontstoken hartspier niet meer in staat is, ook zelfs den gewonen arbeid te verrichten. Niet zelden komt, als er ontsteking van het hartezakje bestaat, nog een andere oorzaak van hartspierzwakte bij. Ontsteking van het hartezakje leidt dikwijls tot uitstorting van vocht in de holte van het hartezakje; in sommige gevallen is de hoeveelheid vocht zoo groot, dat het hartezakje als een gespannen blaas bijna tot berstens toe uitgerekt wordt. Begrijpelijkerwijze oefent deze vloeistof op de hartspier een druk uit, zoodat het kan voorkomen, dat zij in haar bewegingen zoodanig gehinderd wordt, dat door hartstilstand de dood intreedt. V Ziekten der hartzenuwen Ziekten van de hartzenuwen kunnen de hartspier aantasten. Dus ook daarbij bestaat het gevaar minder in de zenuwziekte, die er aan ten grondslag ligt, dan wel in de gevolgen die zij heeft voor de hartspier. Heeft men te doen met een zelfstandige ziekte van de hartspier, dan zal bij deze al zeer gauw het gevaar optreden, dat het ziek geworden weefsel niet meer in staat is, zijn taak te vervullen en dat het leven eindigt door verzwakking van de hartspier. Wij komen dus tot de erkenning van het feit, dat het bij alle hartziekten in de eerste plaats van de hartspier afhangt of levensgevaar voorhanden is, ja dan neen. HOOFDSTUK IV Het voorkómen van hartziekten De moderne geneeskunde hecht met recht grootere waarde aan het voorkomen dan aan het genezen van ziekten. Er is ook geen twijfel aan het feit, dat zij in een groot aantal gevallen bij haar streven, ziekten te voorkomen, bijzonder groot succes heeft. Helaas zijn aan dit streven, evenals aan ieder ander menschelijk denken of handelen, zekere en jammer genoeg niet zelden zeer enge grenzen gesteld. Onze onmacht, maatregelen te treffen die het ontstaan der ziekte kunnen voorkomen, treedt op geen ander gebied zoo klaar en ondubbelzinnig aan het licht als op dat van de ziekten der hartkleppen en van het hartezakje. Wij weten reeds, dat deze ziekten in verreweg de meeste gevallen een gevolg van voorafgegane infectieziekte en met name van de acute gewrichtsrheumatiek zijn. Zouden wij hartkleppen en hartezakje gezond willen houden, dan zouden middelen gevonden moeten worden, om de genoemde deelen van het hart bij het optreden van een infectieziekte voor ontsteking te bewaren. Nog gunstiger zouden zich natuurlijk de toestanden voordoen als het zou gelukken, alle infecties te doen verdwijnen. Tot nog toe heeft men noch het Verwondingen van het hart een noch het andere bereikt. Wel heeft men een tijd lang gemeend, dat salicylzuur, — nog steeds ons zekerste middel tegen acute gewrichtsrheumatiek — den zieke bovendien nog het voordeel zou brengen, tegen ontsteking van het hartezakje en van de hartkleppen beschut t:e zijn; maar helaas is men zeer spoedig tot het inzicht van zijn dwaling gekomen. Ook bij andere infectieziekten is men niet in staat, om het ontstaan van ziekten der hartkleppen en van het hartezakje te voorkomen. Nu valt er niet aan te twijfelen, dat de groote zorgvuldigheid, waarmee men tegenwoordig besmette zieken afzondert en smetstoffen onschadelijk maakt, of, wat hetzelfde zegt, de desinfectie in acht neemt, de verbreiding van infectieziekten beperkt heeft. Maar van beperken tot geheel doen verdwijnen is nog een lange weg. Dat het iemand gelukken zou, het uitbreken van infectieziekten onmogelijk te maken, is naar den tegenwoordigen stand van ons kunnen zeer weinig waarschijnlijk. Behalve door infectieziekten kunnen ziekten der hartkleppen en van het hartezakje nog door verwondingen worden teweeggebracht; dergelijke gevallen zijn echter zeldzaam. In ieder geval zouden verwondingen van de hartstreek vermeden kunnen worden. Evenals bij de verkregen hartklepgebreken kent men ook bij de aangeboren hartklepgebreken geen middel, om hun ontstaan te verhinderen. Dit is des te begrijpelijker, als men weet, dat iets naders omtrent de oorzaken van aangeboren hartklepgebreken eigenlijk in 't geheel niet bekend is. Nu is het echter duidelijk, dat Nerveusiteit en hartziekten men eerst dan mag hopen, een ziekte te voorkomen, als men met haar ontstaan allernauwkeurigst bekend is. Een zieke met een hartklepgebrek is er in werkelijkheid erger aan toe dan een met een ziekte van het hartezakje, want ziekten van het hartezakje genezen zeer dikwijls weer, ziekten van de hartkleppen daarentegen blijven, zooals wij reeds weten, tijdens het leven bijna altijd bestaan. Al zijn de ziekten der hartkleppen ongeneeslijke kwalen, toch mag men niet vergeten, dat men hun nadeelen dikwijls langen tijd tot een minimum beperken kan, zoo zelfs, dat de zieke zich van zijn ziek hart nauwelijks bewust is. Zulk een toestand zal men minder door medicijnen dan wel door een verstandige levenswijze in het leven kunnen roepen. Die levenswijze zal zoo geregeld moeten zijn, dat zij de hartspier steeds in goeden toestand houdt. Wij zullen in het volgende hoofdstuk op dit onderwerp nog dieper hebben in te gaan. Zoo weinig maatregelen men kan nemen, als het er om gaat een ziekte der hartkleppen of van het hartezakje te voorkomen, zoo schitterende resultaten kan men dikwijls bereiken als men beletten wil, dat ziekten van de hartzenuw of de hartspier ontstaan. Deze ziekten kunnen dikwijls vermeden worden, als een doelmatige levenswijze gevolgd wordt. De ziekten der hartzenuwen zijn zeer dikwijls teekenen en gevolgen van een algemeene zenuwzwakte of nerveusiteit. Wie zich dus voor de laatste weet te behoeden, ontloopt daarmee ook dikwijls ziekten van de hartzenuwen. Wij leven tegenwoordig in een tijd, die men bijna het tijdperk van de nerveusiteit zou kunnen Oorzaken der nerveusiteit noemen, en men mag wel vragen: wie is tegenwoordig niet nerveus? Menschen met gezonde of, zooals men ook wel gewoon is te zeggen, met sterke zenuwen zijn niet meer regel, maar uitzondering en worden bijna als wonderkinderen aangegaapt. Een aanleg tot nerveusiteit komt bij tal van menschen aangeboren voor. Kinderen, die nerveuse ouders hebben, of die voortspruiten uit families, in welke zenuw- en geestesziekten meermalen zijn voorgekomen, brengen dikwijls een nerveusen aanleg mede ter wereld. Overmatig gebruik van alcohol, evenals overmatig gebruik van andere genotmiddelen, als daar zijn: koffie, thee, tabak, wreekt zich op het nageslacht niet zelden zoo, dat dit nerveus wordt. Zooveel mogelijk moet verhinderd worden, dat op een vrouw tijdens de zwangerschap sterke geestelijke prikkels inwerken, want ook hierin ligt zonder twijfel een bron van nerveusiteit van het te verwachten kind. Kinderen met aangeboren neiging tot nerveusiteit vervallen dikwijls in deze kwaal ook dan als hun opvoeding en hun levenswijze zoo rustig, regelmatig en gelijkmatig mogelijk was ingericht. Natuurlijk moet men een uitbreken der nerveusiteit des te eerder verwachten, als nu bovendien nog schadelijke invloeden inwerken, die in staat zijn ook die personen nerveus te maken, die geen aanleg daartoe erfden. Wij zien dus dat er, behalve een aangeborene, nog een verworven nerveusiteit bestaat en moeten nu nagaan, welke omstandigheden als oorzaken van een dusdanige kwaal moeten gelden. Reeds bij de verzorging van een zuigeling worden School en nerveusiteit veel grove fouten begaan, deels uit onkunde, deels uit gemakzucht en nalatigheid. Wie niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk gezonde kinderen bezitten wil, moet reeds van den aanvang er zorg voor dragen, dat de voeding doelmatig en toereikend is en in regelmatige tijdsruimten wordt toegediend. Kindermeel en melksurrogaten moesten aan een gezonden zuigeling niet gegeven worden; zijn beste en ook het natuurlijke voedsel is de moedermelk. Baden behoort tot de noodzakelijke levensbehoeften van een zuigeling, het verfrischt en sterkt evenzeer het lichaam als den geest. De oppassing moet een rustige zijn; al het haastige, plotselinge en verschrikkende moet worden vermeden. Meermalen en lang oponthoud in de frissche lucht sterkt het lichaam en de zenuwen. Groeien de kleintjes op, dan hake men niet naar den, alles wel beschouwd, goedkoopen en waardeloozen roem, vroegrijpe wonderkinderen te bezitten. Men ontwikkele wel hun geest, maar passé er voor op, ze niet met geestelijken ballast te overladen, en in ieder geval mag bij de opvoeding van den geest niet die van het lichaam veronachtzaamd worden, want alleen in een gezond lichaam kan een gezonde geest wonen. Buitengewoon dikwijls wordt de grond tot nerveusiteit door de school gelegd. Onze scholen zijn nog veel te diep van den middeleeuwschen geest doortrokken en hebben met de ontwikkeling van het moderne leven en zijn eischen geen gelijken tred gehouden. De overlading van onze schooljeugd met waardeloos geheugenwerk is een billijke klacht, die nog steeds gehoord wordt, en het zal, zooals te voorzien is, nog lang duren Overlading met waardeloos geheugenwerk eer de ijzeren dwingelandij van de schoolvossen gebroken zal zijn. Het is dikwijls verwonderlijk, maar voor iemand die te midden van het moderne leven staat bijna bedroevend, te zien hoe vlijtige kinderen, zgn. „toonbeelden", een groote massa geleerdheid en schoolwijsheid in zich weten op te hoopen, terwijl zij voor de allereenvoudigste natuurverschijnselen noch begrip noch belangstelling hebben. Daarbij komt nog, dat door de onderwijzers dikwijls op zeer onverstandige wijze de eerzucht geprikkeld wordt. Zoo gaat het schoolleven voort, onder onophoudelijke inspanning en verwachtingen, die de eergierigheid prikkelen, en dan weer den leerling ontnuchterd neerslaan. Door een en ander lijdt het geestelijke weerstandsvermogen in hooge mate. Hierbij komt nog, dat er in de school heelemaal geen of in ieder geval toch veel te weinig aandacht geschonken wordt aan de lichamelijke ontwikkeling. Een, hoogstens twee uur gymnastiek zijn bij lange na niet voldoende, als het kind het grootste gedeelte van den dag in een schoollokaal moet doorbrengen en na school weinig tijd meer overhoudt om beweging in de buitenlucht te nemen. Thuis moet het immers meestal dadelijk weer met het huiswerk beginnen. Het is te betreuren, dat velen het beroep van onderwijzer kiezen zonder hiertoe den minsten aanleg te bezitten. Hieruit spruiten voor onze schooljeugd helaas dikwijls nadeelen voor lichaam of geest voort, die zich nooit meer laten goedmaken: Van de bijzonder weldadige lichaamsbewegingen verdienen in den zomer dagelijks baden en zwemmen, in den winter schaatsenrijden de voorkeur. Tegen de Zelfbevlekking en nerveusiteit uit Engeland afkomstige spelen, als voetbal en lawntennis, worden met reden bedenkingen ingebracht, vooral als deze lichaamsoefeningen met al te grooten ijver worden uitgevoerd. Hierbij moet het hart al gauw te veel werk doen, niet zelden hartkloppingen en beklemdheid in de hartstreek veroorzakende. Wij zullen straks dieper hebben in te gaan op den schadelijken invloed, dien onverstandig bedreven sport op het hart uitoefent. Zorgvuldig moet de lectuur van de jeugd worden bewaakt. Alles wat het voorstellingsvermogen overprikkelt of misschien zelfs op paden brengt, die de jeugd nog onbekend moeten blijven, verwijdere men. Verboden is het lezen tot diep in den nacht; nog in sterker mate geldt hetzelfde voor het maken van huiswerk. Een jeugdig lichaam heeft minstens 8 uren slaap noodig, een tijd, die niet verkort mag worden. Ruime gelegenheid voor het uitbreken van nerveusiteit levert de tijd der geslachtsrijpheid. Zelfbevlekking, onanie, is een zeer algemeen voorkomende hartstocht van jongens en meisjes. De gevolgen ervan worden dikwijls overdreven door die volksboeken, die het doen voorkomen alsof zij hulp willen brengen door onderricht en ophelderingen. Er is niet aan te twijfelen, dat dit euvel tot overprikkeling en vermoeienis van het zenuwstelsel aanleiding geeft en daarmee ook dikwijls den grond legt voor zenuwziekten van het hart. (Voor uitvoeriger beschouwingen over de hygiëne van het zenuwleven gedurende den schoolleeftijd zie men: Geneeskundige Leekeboekjes, serie I, no. 7: „De hygiëne van het zenuwleven in gezonden en zieken toestand". L. 18 4 Tabak rooken en zenuwaandoeningen Met genotmiddelen moet men bij kinderen zeer voorzichtig zijn. Sterke koffie en sterke thee moeten vermeden worden en in het algemeen is het doelmatig om koffie en thee door gekookte melk te vervangen. Voor kinderen zijn alcoholica, zelfs in de kleinste hoeveelheid, een zwaar vergif. Ook voor het verdere leven geldt de levensregel: wees voorzichtig met het gebruik van genotmiddelen. Sterke koffie, sterke thee en alcoholische dranken, werken nadeelig ook op het vol-wassen lichaam; zeer dikwijls leidt vernalatiging van de matigheidsregelen tot ziekten van het hart, met name van de hartzenuwen. Als een schadelijk genotmiddel moet nog de tabak genoemd worden; het is iederen ervaren dokter bekend, dat overmatig tabakrooken dikwijls ziekten der hartzenuwen ten gevolge heeft. Overwerken naar lichaam en geest komt helaas ook dan voor als de jongeling de school achter zich heeft, hetzij hij een beroep kiest, dat meer eischt van zijn lichaamskracht, dan wel een dat in de eerste plaats geestelijken arbeid verlangt. Bijna overal wordt geeischt: onafgebroken aanwending van alle beschikbare kracht, om in den strijd om het bestaan te slagen. Hierbij komt nog, dat de jeugd zeer geneigd is, groot te gaan op haar kracht en zoodoende nog meer van zich zelve eischt dan het eigenlijke beroep verlangt. Geleerden en beambten lijden niet zelden als gevolg van een ondoelmatig doorgebracht studentenleven aan zenuwachtigheid en zenuwziekte. Meermalen zijn er dan nog andere oorzaken in 't spel. Vele doorgeboemelde nachten, ongeregelde voeding, onmatigheid in het ge- Ongeregeld leven en nerveusiteit bruik van tabak en alcohol, ongeregelde werktijden, langen tijd niets doen afwisselen met tijden van lang voortgezetten, onafgebroken arbeid, dit alles zijn omstandigheden die tot nerveusiteit aanleiding geven. Een geregeld leven, zoowel in lichamelijk als in geestelijk opzicht, is van de hoogste waarde. Lichaam noch geest verdragen op den langen duur zonder schade bij hun werkzaamheid sprongen en slechts hij zal zich steeds gezond gevoelen, die bij lichaamsbeweging, voedselopname en geestelijken arbeid een bepaalde dagverdeeling in 't oog houdt. In zekere standen is het bijna niet mogelijk, een dusdanig geordend leven door te voeren. Een gevolg daarvan is, dat juist in deze standen zenuw- en hartzenuwzieken bijzonder talrijk voorkomen. Er zijn vakken, waarin men moeilijk te voren kan bepalen of het werk een of meer uren in beslag zal nemen. Beoefenaren van zulke vakken zijn daardoor dikwijls gedwongen, hun hoofdmaaltijden op ongeregelde tijden te gebruiken. Daarbij komt dikwijls nog de haast, waarmee het eten geschieden moet. Het voedsel wordt in veel te groote stukken snel naar beneden gewerkt; van eten kan men daar meestal in het geheel niet spreken. Het oefent een mechanischen prikkel op de maag uit en biedt aan de verteringssappen te grooten weerstand; er ontstaan ontstekingen van het maagslijmvlies, waarbij dikwijls het genoten voedsel in de maag aan abnormale gistingsprocessen onderworpen is. Hieronder lijdt de algemeene voeding en ook de voeding der zenuwen, waardoor de voorwaarden voor nerveusiteit en de gevolgen daarvan voor het hart vervuld zijn. Verschillende beroepen en nerveusiteit Het zijn met name de doktoren, die dikwijls een ongeregeld leven moeten leiden. De dokter is nooit meester van zijn tijd; doktoren met veel bezigheden hebben het vaak zoo druk, dat zij nauwelijks één uur van den dag hebben om kalm na te denken. Niet zelden moet ook het vastgestelde etensuur worden veranderd en uitgesteld, een dokter immers kan in den regel zijn taak niet uitstellen tot een tijd, die hem beter zou schikken. Niet zeer benijdenswaardig is in dat opzicht het leven van den plattelandsdokter, die meestal in zijn dokterskoetsje van den vroegen morgen tot den laten avond rondrijdt en eerst dan aan de verzorging van zijn lichaam mag gaan denken, als hij de verzorging van hen, die bij hem hulp zochten, achter den rug heeft. Aan de zenuwen en in het bijzonder de hartzenuwen van kooplieden, met name van hen, wier werk met groote geestelijke opwinding gepaard gaat, worden niet geringe eischen gesteld. Ongeregelde levenswijze, overwerken, dikwijls misbruik van genotmiddelen, in het bijzonder van koffie, thee, tabak en alcohol, vooral echter de zorg over ondernomen speculaties en de twijfel of zij gelukken of mislukken zullen, al deze schadelijke oorzaken stormen meermalen tegelijk op het lichaam los en ondermijnen zijn gezondheid. Uit zorg, verdriet en opwinding in t algemeen worden niet weinig nerveusiteit en nerveuse aandoeningen van het hart geboren. Het gaat hier om dingen, die zeker wel niemand tijdens zijn leven geheel kan omgaan. Het gevaar, om door de aangevoerde schadelijke oorzaken over- Geslachtelijk verkeer en nerveusiteit wonnen te worden, is vooral bij die menschen groot, die langen tijd aan zulke oorzaken blootgesteld zijn geweest of een zenuwstelsel met weinig weerstandsvermogen bezitten. Wij moeten natuurlijk er van afzien, dieper in te gaan op die verschillende schadelijke invloeden. De een heeft door hartsverdriet, de ander door heimwee, een derde misschien door zorg om het leven van iemand die hem na aan het hart ligt, de zenuwziekte gekregen. Soms worden angstige examencandidaten zenuw- en hartziek, niet alleen doordat zij hun hersenen bij het examen-pomp-werk overwerkt hebben, maar ook door de angst, dat zij hun doel niet zullen kunnen bereiken. Dikwijls moet men de bron voor de zenuwziekte of de aandoening der hartzenuwen zoeken in het feit, dat het mismoedige gevoel, als zou men zijn levensroeping gemist hebben, of niet in staat zijn, haar geheel te vervullen, den zieke beheerscht. Ook als het huwelijk ongelukkig is, als mislukte kinderen of verwanten in 't algemeen zorg baren, is een oorzaak voor het ontstaan van zenuwziekte aanwezig. Nog veel, veel meer andere dingen zouden in dit verband zijn aan te voeren. Reeds hierboven kwam ter sprake dat het geslachtsleven op de zenuwen in 't algemeen en meer bijzonder op de hartzenuwen van grooten invloed is. Dit geldt niet alleen voor jonge menschen, maar ook voor volwassenen. Afgezien van een onnatuurlijke bevrediging van de geslachtsdrift, ook in normale omstandigheden worden zeer dikwijls in het geslachtelijk verkeer bewust of onbewust fouten begaan, die zich hierdoor wreken, dat de gezondheid van het zenuwstelsel ondermijnd wordt. Geslachtsziekten Een te dikwijls uitgeoefende geslachtsgemeenschap prikkelt en vermoeit de zenuwen. Dikwijls moet men de oorzaak van zenuwachtigheid en ziekte van het zenuwstelsel zoeken in bestaande of doorgemaakte geslachtsziekten. In de eerste plaats komen ongetrouwde mannen ter sprake. Men kan er jonge menschen niet genoeg voor waarschuwen, zich vooral niet vóór het huwelijk aan het geslachtsgenot over te geven, want het gevaar, om hierbij een geslachtsziekte op te loopen, is buitengewoon groot. Daarbij komt nog, dat de beteekenis van dergelijke ziekten dikwijls onderschat wordt. Deze dwaling is gewoonlijk de aanleiding, dat de zieke de door den geneeskundige voorgeschreven behandeling niet met die zorgvuldigheid en dat geduld doorvoert, die voor een genezing van geslachtsziekten uit den aard der zaak noodzakelijk zijn. Zoo worden dan de ziekten verwaarloosd en kunnen ten slotte misschien in 't geheel niet meer genezen worden. (Voor dit onderwerp zie men: Geneeskundige Leekeboekjes, serie i, no. 3 : „Sexueele hygiëne voor mannen"). De ervaring heeft geleerd, dat zulke toestanden op het zenuwstelsel een zeer onheilzamen invloed uitoefenen en vooral de hartzenuwen ziet men hieronder lijden. Treden zulke personen met nog bestaande geslachtsziekten in het huwelijk, dan dragen zij hun kwaal niet zelden op hunne vrouwen over. In de eerste plaats verhoogt kwellende gewetenswroeging de zenuwachtigheid van den man, wordt dan nog de vrouw ziek, dan kunnen ook bij deze de zenuwen in de war raken. Ook andere ziekten der vrouwelijke geslachtsorganen, Ziekten der vrouwelijke geslachtsorganen met name knikkingen en liggingsveranderingen der Fig. II. Het microscopische beeld van een doorsnede door den wand van een slagader, met name van de aorta, bij tienvoudige vergrooting. Vlies, dat het bloedvat van binnen bekleedt. M. Spierrok van het bloedvat. U. Vlies, dat het bloedvat omhult. Fig. 12. Het microscopische beeld van de doorsnede door den wand van een ader, met name van de bovenste holle ader, bij tienvoudige vergrooting. J. Vlies, dat de ader van binnen bekleedt M. Spierrok van de ader. U. Vlies, dat de ader omgeeft. baarmoeder, zijn licht en daardoor ook dikwijls oorzaak Vergiftigingen van een algemeene nerveusiteit, die ook ziekten der hartzenuwen te voorschijn roept. Zelfs stoornissen in de maandelijksche bloedafscheiding kunnen hetzelfde gevolg hebben. (Meer hierover vindt men in: Geneeskundige Leekeboekjes, serie 2, no. i: „De ziekten der vrouwen"). Soms ziet men personen na hevige uitputtingstoestanden nerveus worden en ziekten der hartzenuwen krijgen. Zulke uitputtingstoestanden komen bijvoorbeeld voor na langdurige ziekte, als buiktyphus en longtering. Vrouwen worden niet zelden na langdurige of elkaar te snel opvolgende baringen zenuwziek. Ook dan als vrouwen hun kinderen te lang aan de borst voeden, worden zij dikwijls zenuwachtig. Langdurige etteringen, langdurige buikloop, veel voorkomende neusbloedingen, maar ook ieder ander bloed- en vochtverlies is in staat, de zenuwen en vooral de hartzenuwen ziek te doen worden. Toen wij vroeger over den schadelijken invloed van zekere genotmiddelen gesproken hebben, moesten wij verschijnselen noemen, die streng genomen als vergiftigingen zijn op te vatten. Behalve deze, leiden ook tal van andere vergiftigingen tot zenuwachtigheid en de gevolgen daarvan voor het hart. Dit neemt men soms bij schilders waar, die veel met loodverf werken en zich daardoor een loodvergiftiging op den hals gehaald hebben. Ook bij langdurig gebruik van kwikzilver, jodium, broom of arsenicum kan het tot ziekten der hartzenuwen komen. Werpen wij nu nog eens een terugblik op al die schadelijke oorzaken, die den grond voor het ziekworden der hartzenuwen kunnen leggen, dan is het Vermijding van ziekten der hartzenuwen duidelijk, dat wij hier voor een deel met dingen te doen hebben, die geen mensch ontloopen kan, en dus zullen ziekten der hartzenuwen nooit geheel te vermijden zijn. Aan den anderen kant kon toch ook Fig. 13. Een uit endotheliën bestaand haarvat (H) van de hersenen bij 275-voudige vergrooting. weer een heele reeks van schadelijke oorzaken aangevoerd worden, die ieder mensch met eenig inzicht en een weinig wilskracht uit den weg kan gaan. Als deze regelen tot gevolg zouden hebben, den lezer de oogen geFig. 14. Haarvat van een longblaasje q £n hem daaj._ bij 275-voudige vergrooting. r . De haarvaten (K)ïijn zwart geteekend. A De arterie, door tegen een Ziek Hartvervetting worden der hartzenuwen gevrijwaard te hebben, dan zou het doel van dit boekje volkomen bereikt zijn. Het vermijden van al die schadelijke oorzaken, die de hartzenuwen in een zieken toestand kunnen brengen is, zooals vanzelf spreekt, het eenige middel om zulke ziekten zooveel mogelijk te voorkomen. Wij komen nu tot die schadelijkheden, die wij kennen als bron voor ziekten der hartspier. De hartspier ondergaat niet zelden ziekelijke veranderingen door een ondoelmatige levenswijze en een verkeerde voeding. In de eerste plaats is de lichaamsbeweging van diepgaande beteekenis voor de gezondheid der hartspier. Zoowel te weinig beweging als ook overdreven en te zware lichamelijke inspanning kunnen de hartspier ziek maken. Dengene, die al te veel voorliefde heeft voor lichamelijke rust, en wandelingen, gymnastiek, zwemmen, kortom iederen lichaamsarbeid en -beweging bijna angstvallig vermijdt, dreigt het gevaar, dat zijn hartspier al meer en meer aan arbeidskracht verliest doordat het vet, dat zich aan den buitenkant ook van de gezonde hartspier bevindt, meer en meer toeneemt, zich tusschen de bundels van de hartspier dringt en deze in hun bewegings- en arbeidsvermogen belemmert. Zulk een mensch wordt dus ziek door een hartvervetting, een hoogst ernstige kwaal. Den eenen keer bestaat daarbij het gevaar van de, ten slotte de overhand nemende hartspierzwakte, den anderen keer komt het tot scheuring der .hartspier en snellen dood door bloedverlies. Het laatste verloop is zeldzamer dan het eerste. Het gevaar, een hartvervetting te krijgen, is met name voor diegenen bijzonder groot, die bij een rustig Vetzucht en lichaamsbeweging en zittend leven zich rijkelijk voeden. Wij moeten niet vergeten, dat het doel der voedselopnanie hierin te zoeken is, dat het opgenomen voedsel in het lichaam een scheikundige verandering, in zekeren zin een soort van verbranding ondergaat, hetgeen den lichaamsarbeid mogelijk maakt. Het voedsel beteekent voor den mensch precies hetzelfde als de steenkool voor onze machines. Verricht het lichaam te weinig arbeid, terwijl de voedselopname niet, daarmee in overeenstemming, vermindert, dan zamelt zich, zooals te begrijpen is, al meer en meer onverbruikt stookmateriaal in het lichaam op en dit wordt als vet in de meest verschillende organen afgezet, waarbij de hartspier bijzonder vroeg en in ieder geval wordt uitgekozen. Wil men dus, dat het welzijn der hartspier niet gestoord worde, dan moeten voedselopname en verbruik van het genoten voedsel door middel van den lichaamsarbeid steeds in evenwicht gehouden worden. Personen, die gesteld zijn op lichamelijke rust, verkeeren bij toenemende ophooping van vet in hun lichaam en om de hartspier in gevaar, als zij zich nog meer aan rust overgeven. Er ontstaat bij hen in zekeren zin een ziekelijke behoefte aan rust, totdat een overgroote vetmassa in hun lichaam iedere vrije beweging verhindert en bovendien zich bij lichaamsbeweging kortademigheid, hartkloppingen, gevoel van beklemming en andere bezwaren in de hartstreek voordoen, zoodat de zieken denken juist iets bijzonder goeds te doen, als zij het nemen van lichaamsbeweging snel weer opgeven. Met toenemende rust van het lichaam stijgt echter ook weer de ophooping van vet. Fig. 15. Loop van de aorta en van haar takken in het menschelijk lichaam. Fietsen en hartaandoeningen Als te veel rust van het lichaam de hartspier schade toebrengt, dan zou men denken dat lichaamsbeweging haar zeker van nut is. Dat komt ook uit, maar alleen dan, als men daarbij alle overdrijving zorgvuldig vermijdt. Bij te zwaren en aanhoudenden lichamelijken arbeid vermoeit de hartspier gemakkelijk en ontstaan de verschijnselen van hartspierzvvakte met al haar bezwaren en gevaren. Hartspierzwakte constateert men tegenwoordig niet zelden bij zulke personen, die op onverstandige manier sport beoefenen. Het fietsen op een tweewieler bijvoorbeeld is voor velen beslist een aanbevelenswaardige lichaamsoefening, maar deze wordt voor het hart schadelijk en leidt tot overwerken en vermoeienis der hartspier, als het fietsen te lang en te snel gebeurt. Bij uitstek schadelijk is het, als hellingen van den weg te snel opgereden worden. Een fietswedstrijd is bijna altijd een bron voor overwerken en oververmoeienis van de hartspier. Men heeft meermalen bij fietsrijders na een gedane rit veranderingen aan de hartspier ontdekt. Daartegenover staat dat fietsrijders de bezwaren van den kant van het hart volkomen verliezen, als zij van het fietsen afzien of het slechts met voorzichtigheid doen. Op dezelfde manier kunnen ook zwemmen, roeien, turnen, lawn-tennis en nog tal van andere lichaamsbewegingen en -oefeningen de hartspier ziek doen worden, als men daarbij de oude spreuk uit t oog verliest: wat gij doet of laat, houd maat! Bijzonder licht lijdt de hartspier schade, als een overmatig groote lichamelijke inspanning plotseling geschiedt, zonder dat men het hart langzamerhand aan Fig. 16. Loop van aderen en slagaderen. De aderen zijn gestippeld, de arteriën zijn zwart gekleurd Oververmoeienis en hartziekten grootere lichaamsinspanning gewend heeft. Meermalen zag ik hevige stoornissen der hartspierfuncties bij studenten optreden, die maandenlang zich aan hun studie gegeven hadden en bij den aanvang der vacantie hooge bergen gingen beklimmen. Hetzelfde nadeel ontstaat als men zonder voldoend lange rusttijden te snel achter elkander vermoeiende tochten onderneemt. Hierbij kan het voorkomen, dat de zich uitzettende hartspier nooit meer in zijn vorigen toestand terugkeert, zoodat de dood door hartspierzwakte onafwendbaar is. Bij arbeiders neemt men af en Fig. 17. De gladde binnenwand der aorta toe waar, dat zij met arteriosclerotische verdikkingen. dadelijk na het optillen van een zwaren last of na het verrichten van een ongewoon zwaar werk over hartstoornissen klagen, of wel dat zich bij hen meer en meer de verschijnselen van een oververmoeid en zwak hart voordoen, verschijnselen, die — als zij verminderen — dit eerst doen na een zeer langen rusttijd. Bij personen, die lang achter elkaar zwaren lichamelijken arbeid te verrichten hebben, vergroot zich niet zelden, als gevolg daarvan, de hartspier, die ook in massa toeneemt. Alleen hierdoor is de hartspier in staat, aan de eischen te voldoen, die zware lichaamsarbeid aan zijn arbeidsvermogen stelt. Het hart neemt Fig. 18. Arterie uit de her- overmatig sterken lichaamsarbeid 6 i. ... . jm i senen met een volkomen te groot en te dik geworden zijn, 111. 1? .. J . /T TT7\ ö verkalkten cylinder (VK). hehhen> zQoals de ervaring leerti groote neiging om nog meer ziek te worden en daardoor aan arbeidskracht in te boeten en zoo gaan personen met zulke harten dikwijls onder meer en meer de overhand krijgende hartspierzwakte te gronde. Den oningewijde moet het verwonderlijk voorkomen dat een zoo verbazend groot en sterk hart niet meer met voldoende kracht zou kunnen arbeiden. Dikwijls is den militairen dokter de gelegenheid geboden om den schadelijken invloed van het lichamelijke overwerken op de hartspier na te gaan. Met name bij de recruten treden niet zelden stoornissen op, als gevolg van een overwerkt en vermoeid hart, en evenzoo heeft men in tijd van oorlog dikwijls bij soldaten onder zulke omstandigheden een dikwijls verbazende grootte en dikte aan. Men treft zulke groote en vergroote harten niet zelden aan bij steensjouwers, lastdragers, hoefsmeden en wijnbouwers. Harten, die ten gevolge van Hartspier en voeding teekenen van hartspierzwakte gevonden, welke met de grootere lichamelijke vermoeienis in verband stond, die het leven van den soldaat in den oorlog onvermijdelijk met zich brengt. Alle overdrijving, ook op elk ander gebied, vermijden, is een voor de gezondheid der hartspier gewichtige regel. Bij de groote neiging, die tegenwoordig allerwegen bestaat, om van wasschingen en baden in koud water een veelvuldig en langdurig gebruik te maken, is het misschien niet overbodig, op de gevaren opmerkzaam te maken, die voor de hartspier uit overdreven toepassing van koude baden voortspruiten kunnen. Na onverstandige toepassing van koude baden heeft men aan de hartspier dezelfde veranderingen waargenomen, die men na ingespannen lichamelijken arbeid optreden zag. Ook door koude baden zag men de hartspier toenemen in grootte en dikte, het gevaar in zich sluitend, dat zulk een hart, als het vermoeid raakt, door een, de overhand nemende hartspierzwakte tot den dood kan leiden. Wij moeten nu nog eens terugkomen op de betrekkingen tusschen voedsel en hartspier. Hierboven werd er op gewezen, dat het schadelijk voor de hartspier is, als de hoeveelheid voedsel te groot is; nu moeten wij aantoonen, dat ook de aard van het genoten voedsel niet zonder invloed is op de gezondheid der hartspier. Menschen, die zich bij voorkeur voeden met meelkost en zoete spijzen, loopen gevaar, te vet te worden. Bij deze wijze van voeden zet zich allicht rondom de hartspier overmatig veel vet af, dat de hartbewegingen belemmert en tot verschijnselen van ernstige hartspier- L. 18 5 „Bierhart" zwakte aanleiding geeft. Het is dus niet doelmatig, en zeker dan niet als reeds neiging tot vetvorming bestaat, veel brood, koek, aardappelen, rijst, vermicelli, sterk gesuikerde en meelspijzen te gebruiken. Ook rijkelijk gebruik van alcoholische dranken, in het bijzonder dat van bier, werkt het ontstaan van hartvervetting in de hand. Maar ook als het niet tot het ontstaan van hartvervetting komt, kan het arbeidsvermogen van de hartspier door het gebruik van alcoholica geschaad worden en onder alle omstandigheden moeten alcoholhoudende dranken als vergiften voor het hart worden beschouwd. In streken, waar overdadig biergebruik regel is, komen eigenaardige ziekelijke veranderingen der hartspier voor, die men als „bierhart" aanduidt. Men neemt zulke bierharten bijzonder dikwijls in Beieren waar; met name in München wordt het bierhart het allermeest aangetroffen. Zulk een bierhart krijgt niet zelden een verwonderlijk grooten omvang en tegelijktijdig ook een ongewone dikte. Men zou nu meenen, dat eerst recht zulk een hart in staat moet zijn, zijn taak te vervullen, zelfs als die taak een veel grootere is, want begrijpelijkerwijze verhoogt het drinken van veel bier de eischen, die aan de werkzaamheid van het hart worden gesteld, daar door de opname van bier in de lichaamssappen de hoeveelheid bloed toeneemt en de hartspier bij haar samentrekkingen een grootere hoeveelheid bloed in omloop te brengen heeft. Helaas hebben ziekelijk vergroote en verdikte harten de neiging, meer en meer aan arbeidskracht in te boeten en zoo nadert dan een tijdstip, waarop zich, aanvankelijk „Tabakshart" misschien slechts voorbijgaande, eindelijk echter blijvende hartspierzwakte voordoet, die ten slotte tot den dood voert. Evenals van een bierhart zou men ook van een tabaks-, koffie- en theehart kunnen spreken. Een tabakshart ontstaat niet zelden bij sterke rookers, die des te eerder gevaar loopen, een hartziekte te krijgen, naarmate zij meer sigaren per dag rooken en naarmate de sigaren zwaarder zijn. Bijzonder schadelijk zijn zware havanasigaren. Of alleen het nicotinegehalte van de tabak den doorslag geeft en niet misschien ook nog andere vergiftige stoffen in het spel zijn, moet nog nader onderzocht worden. Overigens speelt ook de persoonlijkheid of liever gezegd het weerstandsvermogen der hartspier tegenover vergiftige stoffen een niet te onderschatten rol. De een verdraagt van dezelfde soort sigaren veel meer dan de ander. Dat tabaksmisbruik de hartzenuwen schade toebrengt, werd reeds vroeger in 't licht gesteld. Daarbij komen nu nog de schadelijke invloeden op de hartspier zelf. Onregelmatigheid in de hartspierbewegingen, met name teekenen van hartspierzwakte, soms ook verwijding der hartspier, zijn bij sterke rookers geen zeldzame hart veranderingen, die onaangename stoornissen: dikwijls beklemmings- en angstgevoel in de hartstreek, dikwijls ook bedenkelijke hartspierzwakte, ten gevolge hebben. Geheel overeenkomstige veranderingen doen zich voor aan het hart bij die menschen, die in overmaat koffie of thee drinken, of die te sterke koffie en thee nuttigen. Men ziet dus dat genotmiddelen, op onverstandige wijze gebruikt, vergiften voor de hartspier worden. Werking van bacterie-vergiften op het hart Vermeld moet nog worden, dat ook die stoffen, welke men in het dagelijksche leven met den naam vergiften bestempelt, de hartspier hevig kunnen aantasten. Phosphorus en arsenicum veroorzaken een vervetting der hartspierbundels, die natuurlijk op de arbeidskracht van het hart niet zonder invloed blijven kan. Een bijzonder soort vergiften zijn de bacterie-vergiften of toxinen. Het is bekend, dat besmettelijke of infectieziekten meestal hierdoor ontstaan, dat lagere plantaardige organismen, die men den naam bacteriën gegeven heeft, in het menschelijk lichaam doorgedrongen zijn. Van een reeks infectieziekten zijn deze ziekteveroorzaaksters, de bacteriën, met onomstootelijke zekerheid bekend. Het is een wetenschappelijk vaststaand feit, dat bijvoorbeeld de tuberculeuse ziekten door den tuberkelbacil, de diphtherie door den diphtheriebacil, de cholera door den cholerabacil, de pest door den pestbacil, de stijfkramp door den tetanusbacil, het miltvuur door den miltvuurbacil, de belroos door den streptococcus veroorzaakt wordt, en het aantal voorbeelden zou nog kunnen vermeerderd worden. Op welke manier zijn deze bacteriën dan toch in staat, infectieziekten te veroorzaken? Zonder twijfel hierdoor, dat zij vergiften — bacterie-vergiften of toxinen — afscheiden, die het lichaam schaden. Volgens deze beschouwing zou dus een infectieziekte het gevolg van een vergiftiging met toxinen zijn. Iedere bacteriesoort vormt de haar eigene bacterie-vergiften; daardoor wordt het begrijpelijk dat er zeer verschillende infectieziekten bestaan. Niet zelden lijdt bij infectieziekten ook de hartspier doordat toxinen, die met den bloedstroom Sexueele hygiëne in de hartspier gedrongen zijn, in de spier ontstekingen doen ontstaan. Al zijn er nu ook tal van infectieziekten, voor welke men zich niet kan in acht nemen, er komen er toch ook voor, die men altijd vermijden kan. Vooral geldt dit van de syphilis. In den regel wordt deze ziekte opgedaan doordat jongelieden zich reeds vóór het huwelijk aan het geslachtelijk verkeer overgeven. Gelukkig veel zeldzamer ontstaat syphilis doordat van de twee echtelieden één — meest gaat het hier om den gehuwden man — buitenechtelijken omgang pleegde. Leeken hebben meestal geen vermoeden, welke ernstige gevolgen een overijlde en lichtzinnige stap hebben kan, soms helaas voor het geheele verdere leven. Met recht wordt tegenwoordig openlijk gewaarschuwd en gezegd, dat de jeugd haar begeerte moet leeren beheerschen; het gaat hier niet slechts om het welzijn van enkelen, maar om het welzijn van het geheele volk (zie Geneeskundige Leekeboekjes, serie I, no. 3 •' „Sexueele hygiëne voor mannen"). Dat ten gevolge van syphilis de hartspier niet zelden op erge en levensgevaarlijke wijze ziek wordt, is een den artsen welbekend feit. Iedere spier, die op regelmatige manier werken moet, heeft een geregelden en voldoenden toevoer van bloed noodig. In 't bijzonder geldt deze wet voor de hartspier ; bij deze spier immers mag de bloedaanvoer niet onderbroken worden, daar zij voortdurend arbeid verricht en deze arbeid een bijzonder regelmatige, men zou bijna kunnen zeggen voorgeschrevene is. Wij hebben reeds vroeger de beide kransslagaderen als die vaten leeren kennen, die bloed naar de hartspier voeren (zie fig. 3 en 4) en het is dus begrijpelijk dat ziekten dier Ziekten der bloedvaten van het hart kransslagaderen, ziekten, die de voeding der hartspier met bloed verhinderen, het ernstige gevaar met zich meebrengen, dat de hartspier in haar arbeidsvermogen verlamd wordt. Plotselinge afsluiting van een kransarterie door een bloedprop kan de oorzaak van een spoedigen dood worden. Bijzonder dikwijls vormen zich aan de wanden der kransslagaderen verdikkingen, die de ruimte in het bloedvat nauwer maken en daardoor den bloedstroom en de werkzaamheid der hartspier belemmeren. Dergelijke veranderingen hangen soms met den leeftijd samen. Uit de ervaring blijkt, dat niet zelden op hoogen ouderdom verdikkingen en vernauwingen der haarvaten optreden. Nu zijn er echter ook omstandigheden, waaronder zulke vaatveranderingen reeds in den krachtigen mannelijken leeftijd tot ontwikkeling komen. Het zijn deze omstandigheden, die gedeeltelijk vermeden kunnen worden. De geneeskundige ervaring leert, dat jjf'1* genoemde vaatveranderingen ten gevolge kan hebben en het is dus van belang, voor zoover dit mogelijk is, voor een aanval van jicht op te passen. Het zekerst bereikt men dit door een verstandige levenswijze en een matige voeding. Degeen, die een erfelijke aanleg voor jichtaandoeningen bezit of reeds jichtaanvallen doorgemaakt heeft, moet veel lichaamsbeweging nemen en in het gebruik van alcoholische dranken zeer matig zijn en naast weinig vleesch veel plantenkost gebruiken. Vooral moeten worden vermeden: nieren, milt, lever, thymusklier, kaviaar, rookvleesch, thee, chocolade, kaas, spinazie en zuurkool. Behalve jicht kunnen bepaalde vergiften veranderingen en vernauwingen der kransvaten van het hart verwekken, onder deze in de eerste plaats Hartziekten vermeden beter dan genezen alcohol en lood. Het blijkt dus, dat alcohol en ook lood op verschillende manieren de hartspier schaden kunnen. Ook de syphilis mag bij het opsommen der oorzaken van ziekten der hartvaten en daarmede ook van de hartspier niet worden vergeten. Al kunnen dus niet alle hartaandoeningen, al leeft men nog zoo voorzichtig, vermeden worden, wij hebben toch in het voorgaande een reeks van schadelijke invloeden leeren kennen, die een verstandig en wilskrachtig mensch gemakkelijk kan omgaan. Een hart gezond te houden, is meestal gemakkelijker dan een ziek hart weer gezond te maken. HOOFDSTUK V Hoe hartzieken moeten leven. Alle ziekten van het hart moeten ons doen vreezen, dat ze een bedenkelijke zwakte der hartspier ten gevolge zullen hebben. Dus moet het hoofddoel bij de behandeling van hartlijders zijn, alles te vermijden, wat het ontstaan van hartspierzwakte bevorderen kan. Dit doel is slechts door een doelmatige levenswijze te bereiken, en wie deze in acht neemt, kan dikwijls vele jaren lang met zijn ziek hart zonder stoornissen blijven leven. Artsenijen moeten den hartlijder, voor zoover mogelijk, in 't geheel niet of alleen in den uitersten nood gegeven worden. De arts vermijdt ze in den regel, om het optreden van hartspierzwakte te voorkomen, maar schrijft ze den zieke eerst dan voor, als zich reeds hartspierzwakte openbaart. Hartlijders, die medicijnen noodig hebben, zijn er veel slechter aan toe dan die, welke het buiten medicijnen kunnen stellen. Wel is waar gelukt het aanvankelijk gemakkelijk, door middelen, die de hartspier versterken, met name door het gebruik van aftreksel van vingerhoeds-of digitalisbladeren, de hartspier weer kracht te geven, maar een hartlijder, die reeds een keer aan zwakte van de hartspier heeft geleden, toont zich in hooge mate tot terugkeeren van Levenswijze van lijders aan hartziekten hartspierzwakte geneigd. Meestal is de arts dan weer genoodzaakt, van middelen, die het hart versterken, gebruik te maken. Hoe vaker men deze laat gebruiken, des te eerder gewent de hartspier er aan en daarmede blijft de aanvankelijk zoo gunstige, dikwijls verrassende en bijna tooverachtige werking dier middelen meer en meer uit. Eindelijk krijgt, trots alle medicijnen, de hartspierzwakte toch de overhand en is een ongelukkig einde van het lijden onafwendbaar. Alleen die hartlijder mag zich gelukkig achten, die geen artsenij noodig heeft. Het is ons reeds bekend, dat de uitdrukking hartziek niet weergeeft, tot welke der vier, in zekeren zin natuurlijke groepen het hartlijden behoort: tot de ziekten der hartkleppen, der hartspier, der hartzenuwen of van het hartezakje. Als wij nu willen trachten, een doelmatige levenswijze voor den hartlijder aan te geven, dan moeten wij de verdeeling naar de vier genoemde groepen in het oog houden. Wij beginnen de uiteenzetting met die der het veelvuldigst voorkomende hartziekten en zullen eerst spreken over de levenswijze van lijders aan ziekten der hartkleppen. Bij een doelmatige levenswijze der lijders aan hartklepziekten speelt de lichamelijke arbeid een zeer gewichtige rol. Hierboven werd reeds uiteengezet, dat ieder hartklepgebrek de hartspier meer arbeid bezorgt dan zij onder gezonde omstandigheden te verrichten heeft en als gevolg daarvan blijkt, dat bepaalde deelen van het hart in omvang toenemen. Verricht nu iemand, die aan een gebrek van de hartklep lijdt, zwaren lichamelijken arbeid, dan worden de eischen, aan het Schadelijke invloed van te groote lichaamsinspanning arbeidsvermogen der hartspier gesteld, nog meer verhoogd en dan komt het al licht voor, dat de hartspier daartegen niet opgewassen is. Zij raakt uitgeput en wordt te zwak om den bloedsomloop op regelmatige wijze te onderhouden. Het is dus verklaarbaar, dat juist de arbeidende bevolking bij een aandoening der hartkleppen bijzonder dikwijls en vroeg ziek wordt met verschijnselen van hartspierzwakte. Niets vertoont den schadelijken invloed van te groote lichamelijke inspanning op de hartspier duidelijker dan de ervaring, dat de verschijnselen van hartspierzwakte niet zelden verrassend snel verdwijnen, als men den zieke dagen lang voortdurend het bed laat houden en hem daardoor dwingt, zijn lichaam rust te geven. Zeer noodlottig pleegt voor een lijder aan een hartklepgebrek plotselinge en ongewone lichamelijke inspanning te zijn, waartoe vooral onverstandig beoefende sport tegenwoordig rijkelijk gelegenheid biedt. Turnen, dansen, fietsen, paardrijden, tennissen, roeien, bergen bestijgen, lange wandelingen, dit alles zijn dingen, die een lijder aan een hartklepziekte, als ze al gebeuren mogen, zich slechts in zeer bescheiden mate mag ver- o ' oorloven. Iedere onvoorzichtigheid daarbij leidt al spoedig tot hartspierzwakte en als de hartspier al te zeeroverwerkt is, treedt misschien, ondanks de beste lichamelijke verzorging, niet meer volkomen genezing in en heeft de zieke zijn lichtzinnigheid met den dood te betalen. Lijders aan hartklepgebreken, die niet aan sportoefeningen gewend zijn, moeten zulke dingen ook niet probeeren, want nadeelige gevolgen voor het hart Gepaste beweging als geneesmiddel plegen niet lang uit te blijven. In ieder geval moesten de zieken zooiets niet ondernemen zonder hierover den raad van den dokter te hebben ingewonnen, want alleen deze kan na nauwkeurig onderzoek van het hart het arbeidsvermogen der hartspier beoordeelen en hiernaar de hoeveelheid lichaamsarbeid voorschrijven. Immers al is ook overmatige lichaamsarbeid den hartkleplijder verboden, tot voortdurende onwerkzaamheid en rust is hij daardoor nog in 't geheel niet veroordeeld; alleen moet de juiste verhouding van den te verrichten arbeid en de arbeidskracht der hartspier in acht genomen worden. Het is dus met het gezegde niet in tegenspraak als den lijder aan een hartklepgebrek kamergymnastiek en voorzichtige turnoefeningen aangeraden worden, waarvan dan ook de doktoren een uitgebreid gebruik laten maken. Iedere spier, die stelselmatig op verstandige wijze tot verhoogde werkzaamheid aangezet wordt, neemt toe in arbeidskracht, een ervaring, die ook geldt voor de hartspier. Een gevaar ontstaat voor de hartspier eerst dan, en in plaats van versterking treedt juist verzwakking van het hart op, als de grens voor de gepaste hoeveelheid arbeid overschreden wordt. De methode, om door spieroefeningen het verzwakte lichaam te sterken, wordt tegenwoordig veelvuldig en met succes toegepast. Als het waar is, dat lichamelijke arbeid in hooge mate het arbeidsvermogen der hartspier beïnvloedt, dan spreekt het vanzelf, dat voor iemand met zieke hartkleppen ook het beroep van groote beteekenis moet zijn. Er is dan ook stellig geen lange uitlegging meer N adeelen van een slechte woning noodig om te doen begrijpen, dat het gevaar voor hartspierzvvakte des te grooter is, naarmate het beroep meer tot lichamelijken arbeid noodzaakt. Al is het in den regel slechts zeer weinig zieken met een aandoening van de hartkleppen gegeven, een lichamelijk inspannend beroep met een kalmer en minder inspannend te verwisselen, veelal doet zich toch de mogelijkheid voor, zich meer in acht te nemen zonder dat het eindresultaat van den lichamelijken arbeid er al te zeer onder lijdt. Zij, die reeds in de jeugd een hartklepziekte opgedaan hebben, rade men een beroep aan, dat aan het arbeidsvermogen van het lichaam geen te hooge eischen stelt. Beroepen als dat van smid, schrijnwerker, bode, tuinman en landbouwer bijvoorbeeld, zouden aan het lichaam te hooge eischen stellen; met die van klerk, horlogemaker en kleermaker is het gunstiger gesteld. Juist in de jeugd is er zeer veel aan gelegen, het lichaam van zulke patienten te ontzien, daar het hart tijdens het groeien van het lichaam reeds vanzelf gevaar loopt, zwak te worden en daardoor het leven te bedreigen. Van groot belang zijn de woningstoestanden van den hartkleplijder. Niet zelden hoort men van zulke zieken de klacht, dat zij van hun hart eigenlijk voor het eerst iets bemerkt hebben, nadat zij een andere woning betrokken hadden. Onderzoekt men de zaken nauwkeuriger, dan krijgt men dikwijls te hooren, dat het onderscheid met de vroegere woning hierin bestaat, dat de nieuwe woning een of meer trappen hooger gelegen is. Hiermee is het raadsel opgelost. Meer trappenklimmen beteekent Gevaar van sterke opwinding natuurlijk grootere krachtinspanning voor het lichaam en hieraan kan de hartspier, als er een hartklepgebrek is, niet meer voldoen. Onder zulke omstandigheden is er maar één genezing voor altijd mogelijk: een lager gelegen woning te betrekken. Hoe minder hoog een woning is, des te beter is zij voor zieken met hartklepgebreken geschikt. Niet alleen lichamelijke, maar ook geestelijke rust is voor een hartklepzieke onder alle omstandigheden noodzakelijk. Niet zelden weten de zieken aan te geven, dat zij de eerste onaangename verschijnselen aan het hart na een geestelijke opwinding bespeurd hebben. Verdriet, zorg, heimwee, harteleed, te lang voortgezette geestesarbeid, handelsspeculaties en nog tal van andere geestelijke opwinding en onrust zijn dikwijls de oorzaken van een zich meer en meer ontwikkelende en meermalen slechts moeilijk te bestrijden hartspierzwakte. Betrekkelijk dikwijls zag ik aan hartspierzwakte ziek worden en hieraan in een korten tijd te gronde gaan vrouwen, die met hun echtscheiding bezig en, zooals gemakkelijk te begrijpen is, aan sterke gemoedsbeweging blootgesteld waren. Soms werkt geestelijke opwinding zoo sterk op de hartspieren in, dat de dood in korten tijd intreedt. Een van mijn patienten had ruzie met een buurvrouw. Zij geraakte hierdoor in groote opwinding; haar hart begon buitengewoon snel en zwak te slaan, zij verloor na korten tijd het bewustzijn en was na vier uren dood. Hier hadden wij te doen met een zieke, die zich van te voren weken lang zeer wel had gevoeld en in 't geheel geen teeken van hartspierzwakte had vertoond. Ook voor hartzieken goede lucht en licht Een andere zieke uit mijn kliniek stierf binnen twee uur onder dergelijke verschijnselen, nadat zij een brief ontvangen had, waarvan de inhoud haar in hooge mate opgewonden had, en een mijner patienten werd door hetzelfde lot getroffen, toen hij bij het kaartspel verloor en zich vooral daaraan vreeselijk geërgerd had, dat zijn medespelers hem, naar hij dacht, bedrogen hadden. Voor zoover dit mogelijk is, zoeke men hartkleplijders voor opwinding en tegenspoed in het leven te bewaren. Zoowel hartkleplijders, die lichamelijk, als ook die, welke geestelijk werk te verrichten hebben, moeten zich er aan gewennen, niet te lang achter elkaar bezig te zijn. Juist een zonder onderbreking te lang voortgezette arbeid pleegt het lichaam, den geest en vooral ook de hartspier te vermoeien. Er moet dus op een arbeidstijd van twee uur altijd een rustpoose van één uur volgen. Meer dan 6 uren arbeid per dag moet, waar dit mogelijk is, niet worden verricht. In t bijzonder moet voor krachttoeren gewaarschuwd worden. Een zieke met een hartklepgebrek zal zich des te beter en vooral ook des te langer gezond gevoelen, naarmate het hem vergund is, van goede lucht en volop van licht te genieten. In lage, kleine kamertjes, bewoond door vele menschen, zullen spoedig gevoel van beklemming, angst, kortademigheid, hartkloppingen en tal van andere stoornissen zich gaan voordoen, die gemakkelijk tot vermoeienis van de hartspier aanleiding geven. Hoe hooger en luchtiger de woonruimten zijn, hoe meer en langer ze gelucht worden, hoe beter de hartzieke zich gevoelen zal. Maar ook groote ruimten, „Luchtkuren" voor hartzieken als concertzalen, theaters en restaurants geven menschen met zieke hartkleppen dikwijls last, als die vertrekken overvol zijn en daardoor de aanwezige lucht bedorven, en in 't bijzonder met koolzuur overladen is. Een zieke met een hartgebrek moet zooveel mogelijk van frissche lucht genieten, wat natuurlijk het gemakkelijkst en het best door oponthoud in de vrije natuur bereikt wordt. Hierbij kan men kleine en niet vermoeiende wandelingen doen afwisselen met zitten en uitrusten in de buitenlucht. Zijn bij een ziekte der hartkleppen „luchtkuren" aan te raden? Wie een behagelijk tehuis bezit, dat aan alle eischen voldoet, kan luchtkuren, in den zomer ten minste, wel missen. Anders is het met zulke zieken, die in groote steden leven of die drukke bezigheden hebben en wien de gelegenheid ontbreekt, zich veel in de vrije natuur te bewegen. Voor zulke lijders zou 's zomers een verblijf op een vreemde plaats reeds daarom gewenscht zijn, dat lichaam, geest en voor alles de hartspier een tijdlang rust en herstelling kunnen vinden. Zeker moet die verblijfplaats, als zij nut stichten wil, met voorzichtigheid uitgezocht worden. Een oude ervaring leert, dat hooggelegen plaatsen voor zieken met hartklepgebreken in den regel niet geschikt zijn en het eigenlijke hooggebergte van meer dan iooo M. boven de zee vermeden moet worden. In het hooggebergte vertoonen zich reeds bij menigen gezonde van hart hartkloppingen, versnelden hartslag, kortademigheid en angst; deze stoornissen plegen bij zieken met hartklepgebreken nog veel sterker op te treden. Hierbij komen dikwijls nog slapeloosheid en zenuwachtige op- Voor hartzieken verbluf aan zee ongewenscht winding, zoodat degenen, die zich toch in het hooggebergte gewaagd hebben, spoedig weer genoodzaakt zijn, lager gelegen streken op te zoeken. Natuurlijk komen ook wel eens uitzonderingen op den regel voor en mij zelf zijn lijders aan ziekten der hartkleppen bekend, die zich in het hooggebergte zeer wel gevoelen en dit altijd en altijd weer voor eenigen tijd bezoeken. Begrijpelijkerwijze moet men zich naar den regel en niet naar de uitzonderingen richten en de regel luidt: lijders aan hartklepgebreken moeten zich een oponthoud in het hooggebergte ontzeggen. Behalve het hooggebergte plegen mensc.hen met zieke hartkleppen ook het verblijf aan zee niet goed te verdragen. De bewegelijke luchtstroom aan de zeekust oefent dikwijls een te prikkelenden invloed uit, en het hart wordt daardoor in zijn bewegingen vaak onrustig, versneld en onregelmatig. Hoe sterker en veelvuldiger winden aan de zeekusten heerschen, des te ongunstiger is gewoonlijk de invloed van het zeeklimaat op de hartspier. Men neemt dan ook niet zelden waar dat zieken, die zich aan de kusten der kalmere Oostzee nog tamelijk wel bevonden, een verblijf aan de kust der stormachtige Noordzee niet lang verdragen. Voor hartlijders is een kalm verblijf op het land in den zomer het meest geschikt en als men dit met het genot van berglucht verbinden wil, dan vindt men daartoe in de talrijke zomerverblijfplaatsen van het Duitsche Middelgebergte ruimschoots gelegenheid. Harz( Thiiringerwoud, het Schwarzwald, het Beiersche gebergte en de Vogezen zijn niet arm aan geschikte plaatsen. Wil een hartkleplijder van een luchtkuurplaats zooveel Het winterverblijf van den hartzieke mogelijk nut hebben, dan moet hij er op letten, dat de gekozen plaats gemakkelijk en vlak gelegen wandelingen aanbiedt en schaduwrijk is. Wandelingen bergop en bergaf vermoeien de hartspier te veel; even gevoelig betoont zich het hart tegenover stralende zonnewarmte. Plaatsen met vlak gelegen boschwandelingen verdienen dus de voorkeur. Vandaar dat in ons eigen land de plaatsen te kust en te keur te vinden zijn, die voor den patiënt met een ziek hart geschikte herstellingsoorden zijn. Het einde van den herfst, den winter, en het begin van de lente moeten de zieken met gebreken van hartkleppen zooveel mogelijk in zoogenaamde winterkuurplaatsen doorbrengen; dit geldt vooral voor hen, die in noordelijke streken met onbestendig klimaat en korten zomer leven. Helaas gaat zulk een verwisseling van verblijfplaats met niet onbeduidende kosten gepaard en is dus alleen voor die personen bereikbaar, %die over voldoende geldmiddelen beschikken. Wie de kosten voor dergelijke reizen niet zonder zorg op zich nemen kan, doet beter, van een ander oponthoud in den winter af te zien, Immers als op de vreemde plaats de zorg kwelt, hoe men de kosten van het levensonderhoud bestrijden zal, dan blijft meestal de gunstige invloed van het winterkuurverblijf op het hart uit. Juist het ontheven zijn van alle zorgen speelt bij de uitwerking van iedere kuur een gewichtige, zoo niet de belangrijkste rol. Ook voor een winterverblijf geldt natuurlijk de eisch, dat het niet te hoog gelegen mag zijn. De in het hooggebergte gelegen plaatsen, van welke Arosa, Les Avants, Caux, Davos en Leysin de bekendste zijn, zijn L. 18 6 Ander verblijf alleen op raad van den arts op vroeger meegedeelde gronden niet geschikt voor lijders aan hartklepgebreken. Daarentegen zijn, voor wat Zwitserland aangaat, voor een winterverblijf de plaatsen aan het meer vanGenève als Montreux en Vevey, verder Locarno aan het Lagomaggiore en Lugano aan het meer van Lugano geschikt. Zuid-Tyrol bezit in Meran, Bozen en Gries plaatsen, waar de lijder aan hartklepziekten in den winter goed geborgen is. Ook eenige steden in N.-Italië, als Florence, Pisa en Venetië, kunnen aanbevolen worden. Alle genoemde plaatsen hebben een zacht klimaat, vooral hebben zij, in vergelijking met noordelijk Europa, bestendig weer en maken het dus den zieke mogelijk, ook gedurende den winter veel in de buitenlucht te vertoeven. Onder geen voorwaarde mag een zieke met een hartklepgebrek een zomer- of winterverblijf opzoeken zonder zijn dokter over de gekozen plaats geraadpleegd te hebben. Het is een slechte gewoonte, dat zonder medeweten van den dokter een plaats wordt uitgekozen, alleen omdat dezen of genen kennis, die dezelfde of een dergelijke ziekte gehad zou hebben, een verblijf op die plaats buitengewoon veel goed gedaan zou hebben. Gaat men de berichten nauwkeuriger na, dan blijkt dikwijls, dat de kennis aan heel iets anders geleden heeft; bovendien, dezelfde ziekte eischt bij verschillende zieken soms een geheel verschillende behandeling. In 't bijzonder moet er voor gewaarschuwd worden, dat lijders aan hartklepgebreken uit eigen beweging badplaatsen bezoeken, om van hun ziekte verlost te worden. Ook den leeken is het bekend geworden dat Voorzorgsmaatregelen op reis keukenzoutbaden, of, zooals men meestal zegt, moederloogbaden bij ziekten der hartkleppen van veel nut zijn. Maar het is volstrekt nog niet waar, dat alle hartkleplijders nut vinden bij moederloogbaden; men moet de zieken, die hiervoor in aanmerking komen, met groote zorgzuldigheid uitzoeken. Dit kan slechts een nauwgezette en in deze dingen zeer ervaren arts. Ik heb in den loop der jaren een niet onbelangrijk aantal lijders aan hartklepgebreken gezien, die, zonder hun dokter te raadplegen, moederloogbaden gebruikten, en zeer spoedig, ten gevolge van toenemende stoornissen, die eigenmachtig ondernomen kuur weer moesten opgeven. Als menschen met zieke hartkleppen zich op reis begeven, moeten zij bepaalde voorzichtigheidsmaatrcgelen in acht nemen, willen zij geen nadeel ondervinden. Reizen, die dag en nacht in beslag nemen, zijn slechts dan geoorloofd, als 's nachts een gemakkelijke slaapwagen gebruikt wordt, want anders zou de reis te ver- O ö ' moeiend zijn. Men heeft hierdoor niet alleen verschijnselen van hartspierzwakte, maar zelfs plotselingen dood door hartverlamming zien optreden. In het warme jaargetijde moet reizen, indien dit mogelijk is, vermeden worden, want in snikheete spoorwegcoupé's doen zich licht hartstoornissen voor. Is uitstel van de reis niet mogelijk, dan zoeke men het zoo in te richten, dat de koele morgen- of avonduren voor het reizen gebruikt worden. Hoe voller de spoorwegcoupé's zijn, des te onbehagelijker zal zich een patiënt met een hartklepziekte op reis gevoelen; en het is dus niet verstandig in den vacantietijd te reizen. Rijden in een rijtuig wordt door de meeste lijders Zeereizen voor den hartlijder ongeschikt aan hartklepgebreken slecht verdragen, en des te slechter naarmate de weg hobbeliger en de veeren en kussens van het rijtuig minder goed zijn. Een ziek hart gaat in den regel sneller en onregelmatiger kloppen, als het lichaam veelvuldige, korte en hevige schokken ondervindt. Ook met zeereizen moet iemand met een hartklepgebrek voorzichtig zijn; hij mag ze trouwens slechts dan ondernemen, als hij zeker is, niet zeeziek te worden. De zeeziekte met haar gevoel van machteloosheid en veelvuldig braken sloopt niet alleen de krachten, maar geeft in 't bijzonder tot zwaktetoestanden van de hartspier aanleiding, die bij een aandoening der hartkleppen niet zonder gevaar zijn. In den regel zal een zieke met een hartklepgebrek, ook als hij niet vatbaar voor zeeziekte is, zich slechts zoo lang op de zee wel gevoelen, als er geen wind en de zee stil is. Bij storm en een bewegelijke zee blijft een ongunstige invloed op de hartspier niet uit. Iedere zieke met een gebrek aan de hartkleppen zal zich des te beter gevoelen en zal zijn kwaal des te langer zonder stoornissen verdragen, naarmate het hem beter gelukt, een geregelde levenswijze te leiden. Al het ongewone stoort allicht den geregelden arbeid van de hartspier. De zieke make het zich tot regel, 's avonds om 10 uur naar bed te gaan en 's morgens tusschen 6 en 7 uur op te staan, zoodat hij 8 uren slaap geniet. Ook dan als de patiënt aan slapeloosheid lijdt en niet gemakkelijk in slaap komt, moet de zieke vroeg naar bed, daar het voor het hart veel minder vermoeiend is, als het lichaam in bed in horizontale ligging zich Houding bij het slapen aan volkomen rust en ontspanning der spieren kan overgeven dan wanneer de zieke zich buiten bed wel is waar rustig maar dan toch overeind houdt. Vooral moet er tegen gewaarschuwd worden, in bed te lezen tot vermoeienis en behoefte aan slaap zich voordoen, want lezen-in-bed is juist het beste middel om zich nog flink lang wakker te houden en den slaap nog meer te verjagen. Zieken, die eerst laat in den nacht den slaap vatten, moet men 's morgens langer laten slapen, want in het geheel zijn 8 uren slapen noodig. Moet voor een zieke met een hartklepgebrek bij het slapen een bijzondere houding aanbevolen worden? Neen, immers de zieke zal zelf zeer spoedig die lichaamshouding ontdekt hebben, waarin hij de minste last van zijn hart ondervindt; deze houding is dan voor hem de voordeeligste. In den regel zal hem de rugligging de aangenaamste zijn. Ook gezonde menschen vermijden dikwijls het liggen op den linkerkant van het lichaam, daar zij zoo de bewegingen van het hart als een lastig kloppen in de borstholte voelen, dat hen in het inslapen hindert. Bij lijders aan ziekten van de hartkleppen doet zich deze onaangename gewaarwording in nog sterker mate voor, doordat de hartspier in omvang is toegenomen en met grooter kracht werkt. Daarbij komt nu nog, dat bij ziekten der hartkleppen de hartbewegingen vaak versneld en onregelmatig zijn en hierdoor wordt het onaangenaam kloppend gevoel in de hartstreek aan den linkerkant van het lichaam nog vermeerderd. Ook het liggen op den rechterkant kunnen vele lijders aan hartklepgebreken niet goed verdragen. Er treden dan dikwijls pijnlijke gewaarwordingen op, die Baden voor hartlijders naar alle waarschijnlijkheid hiervan afhankelijk zijn, dat het hart ten gevolge van de diktevermeerdering der spier in gewicht toegenomen is en dus bij het liggen op de zijde buitengewoon sterk naar dien kant verschuift, waarmee trekkingen en rekkingen aan de aanhechtingsplaatsen van het hart, druk op de long hand in hand gaan. Dus is het na de voorgaande besprekingen begrijpelijk, dat de meeste menschen met zieke hartkleppen het liggen op den rug verkiezen. In den regel zijn zij geneigd, met het bovenlichaam hoog te gaan liggen, daar zij dan vrij kunnen ademhalen en beter lucht krijgen. Een regelmatig gebruik van lauwwarme baden, ongeveer 2 in de week, zal voor den zieke voldoende zijn. De temperatuur der baden moet ongeveer 330 C. bedragen en 35° C. niet te boven gaan. Warme baden, zweetbaden, Russische stoombaden kan de hartlijder niet goed verdragen en geven meestal versnelde en onregelmatige hartbeweging, gevoel van angst en beklemming, kortademigheid. Het gebruik van baden moet men den zieke zoo gemakkelijk mogelijk maken. Als de keus vrijstaat, dan verdienen die badkuipen de voorkeur, die in den bodem geplaatst zijn, zoodat de badende in de kuip afdalen moet. Hooge badkuipen, die op den vloer staan, zijn ongemakkelijk en vermoeien bij het intreden en het verlaten der badkuip. Geraakt de badende door lichaamsbewegingen licht buiten adem en wordt hij daarbij door hartkloppingen geplaagd, dan is het doelmatig, het afdrogen van het lichaam na het bad door iemand anders te doen geschieden. Baden voor hartlijders Koude baden in rivieren of meren zijn bij aandoeningen der hartkleppen af te raden en bovenal moet gewaarschuwd worden voor lang achter elkaar zwemmen en het zwemmen op te diepe plaatsen, want het komt voor, dat zieken met hartklepgebreken plotseling door beangstigende en pijnlijke gewaarwordingen in de hartstreek bevangen worden en zoo snel in het water wegzinken, dat het onmogelijk is, hun hulp te verleenen. Reeds vroeger werd van het oponthoud van lijders aan hartklepgebreken aan de zeekust vermeld, dat het minder geschikt is; nog veel minder doelmatig moet het nemen van zeebaden geacht worden. Hoe onstuimiger de zee is, des te meer oefent zij op het zieke hart een prikkelenden en verzwakkenden invloed uit. Noordzeebaden zullen dus schadelijker werken dan Oostzee-baden. Koude afwrijvingen worden door lijders aan hartklepgebreken niet alleen goed verdragen, maar verfrisschen en versterken hem ook. Altijd is bij het aanwenden hiervan een zekere voorzichtigheid noodig, en men zie er terstond van af als hartstoornissen, met name hartkloppingen, onregelmatige hartbeweging, beklemdheidsgevoel en kortademigheid zich mochten voordoen. Een veel grootere voorzichtigheid moet in acht genomen worden als er sprake is van het gebruik van koude douches. Als lijders aan hartklepgebreken mij mededeelden dat zij er aan gewoon waren en douches goed verdroegen, dan achtte ik mij niet gerechtigd, hun het verdere gebruik te verbieden, want douches verfrisschen, harden en versterken het lichaam. Be- Gymnastiek voor den hartlijder denkelijk is het, lijders aan hartklepziekten, die tot nog toe niet aan douches gewoon waren, het gebruik van douches te veroorloven; bij zieken, die dezen raad in den wind geslagen hadden, zag ik zeer dikwijls slechte nawerkingen op het hart. Kamer- en Zweedsche heilgymnastiek zijn voor de hartspier zonder twijfel van voordeel als men geschikte oefeningen doet en deze niet overdrijft. Een gevaar bestaat slechts hierin, dat de zieken zulke lichaamsoefeningen dikwijls alleen naar hooren zeggen of naar een populair geschreven boek uitvoeren en den dokter niet om raad vragen. Daarbij komt het vrij dikwijls voor, dat de gekozen oefeningen ondoelmatig en vermoeiend blijken, zoodat de gymnastiek, inplaats nut te stichten, de hartspier slechts schade doet. Ook lichaamsoefeningen zijn artsenijen, geen artsenijen uit de apotheek, maar mechanische artsenijen, en wie er nut van trekken wil, moet ze onder dezelfde voorwaarden gebruiken als medicijnen, die men toch ook niet zonder raad van den geneeskundige innemen. In ieder geval moet men gymnastische oefeningen dadelijk opgeven, als zij steeds hartstoornissen ten gevolge hebben. Massage van het hart en algeheele spiermassage doen wel is waar soms een mensch met zieke hartkleppen groot nut, maar daarmee is nog in 't geheel niet gezegd, dat zij iedereen, die aan een hartklepgebrek lijdt, aan te raden zijn. De dokter kan alleen beslissen of het gewenscht is, dat de patiënt zich alleen plaatselijk, d.w.z. de hartstreek, of geheel zal laten masseeren; een beslissing hierover kan alleen na voorafgaand nauwkeurig Zonnebader, voor hartzieken? onderzoek van het hart en van het geheele lichaam van den zieke en na voortgezette langdurige waarneming worden genomen. De uitvoering der massage moet öf aan den dokter zelf, öf aan een door hem aanbevolen persoon, voor wien hij de verantwoordelijkheid op zich neemt, overgelaten worden. Meestal wordt de massage niet door doktoren uitgeoefend en helaas komt het zeer dikwijls voor, dat de masseur veel meer van medische zaken meent te weten dan de dokter, en de zieken overhaalt, zich te laten masseeren, hetgeen den lijder misschien meer schade dan nut brengt. De niet geheel verdiende belangstelling, die tegenwoordig in sommige kringen voor lucht- en zonnebaden aan den dag wordt gelegd, maakt het noodig, op de vraag in te gaan, of dergelijke maatregelen ook voor zieken met gebreken der hartkleppen geoorloofd of aan te raden zijn. Daar de acute gewrichtsrheurnatiek het meest tot een aandoening der hartkleppen aanleiding geeft en acute gewrichtsrheurnatiek dikwijls terugkeert, ten minste het optreden van rheumatiek door een verkoudheid in de hand gewerkt wordt, is het gebruik van luchtbaden voor hartkleplijders niet zonder gevaren. Beslist af te raden is het nemen van zonnebaden. Hartkleplijders verdragen de stralende warmte der zon, zooals uit de ervaring blijkt, zeer slecht en lijden meest zeer spoedig aan hartkloppingen, kortademigheid en andere teekenen van hartspierzwakte. Ook van de watergeneesmethode van Kneipp heb ik meermalen zeer groote nadeelen gezien, niettegenstaande eenige van mijn patienten bij de bron zelf, ik bedoel hiermee Wörishofen, en onderl eiding van wijlen pastoor De voeding voor den hartlijder Kneipp, heil voor hun kwaal gezocht hadden. Het waren allen bijna zonder uitzondering hartkleplijders, die, door handige en overdreven reclame verleid, tegen den wil van hun huisdokter naar Wörishofen getrokken waren en die na korten tijd in zeer beklagenswaardigen toestand weer naar huis terugkeerden. Een jonge, krachtige man werd na zulk een kuur opnieuw door acute gewrichtsrheurnatiek overvallen en kreeg gedurende dezen aanval een ontsteking van het hartvlies; de hartspier werd binnen weinige dagen zoo zwak, dat de dood intrad. Als een hartkleplijder zoo lang mogelijk vrij van stoornissen leven wil, dan is het voor hem zeer gewichtig te weten, hoe en wat hij eten moet. Daarom moet iets meer van de voeding der lijders aan hartklepgebreken gezegd worden. Ten eerste make de lijder het zich tot regel, wel ongeveer iedere twee uur, maar iederen keer slechts kleine hoeveelheden voedsel te gebruiken. Drie maaltijden per dag belasten de maag per keer te veel; als de maag groote hoeveelheden voedsel tegelijk moet opnemen, openbaart zich eerst een onaangenaam drukgevoel in de maagstreek, dan beklemmingsgevoel in de hartstreek, waardoor het licht tot hartkloppingen, onregelmatige hartbeweging en kortademigheid komt. Van de spijskaart moest alles verbannen worden, wat de hartspier zou kunnen prikkelen en verzwakken; hiervoor komen dus allereerst in aanmerking de genotmiddelen, dus deelen van ons voedsel, die voor ons minder om hun voedingswaarde dan wel om hun aangenamen smaak, waardoor zij dikwijls den eetlust De voeding van den hartlijder opwekken, beteekenis hebben. Sterke koffie, sterke thee, sterke kruiden, sterke zuren moeten vermeden worden. Ook alcoholica prikkelen en verslappen de hartspier en wel des te meer, naarmate hun alcoholgehalte hooger is. Eveneens is het gebruik van zware sigaren, sigaretten en pijpen niet aan te bevelen, omdat nicotine een sterk vergif voor de hartspier en de hartzenuwen is, hetgeen reeds ter sprake kwam, toen de maatregelen werden besproken die geschikt zijn, om hartziekten te voorkomen. De meesten van de rookers, die mij raadpleegden, hebben mij verklaard, dat het hun veel gemakkelijker was, geheel van het rooken af te zien, dan zich in het gewone tabaksverbruik te beperken; in ieder geval is het voor het zieke hart het beste, als in 't geheel niet gerookt wordt. Het meest geschikte voedingsmiddel voor iederen hartlijder is melk, want deze is gemakkelijk verteerbaar, voedzaam en bevordert de urineafscheiding. Zeker mag men ook bij het gebruik van melk een bepaalde hoeveelheid per dag niet te boven gaan; ik zelf zou een volwassene niet meer dan 2 liter per dag aanraden. Melk moet slechts gebruikt worden na vooraf gekookt te zijn, want melk bevat onmiddellijk na het melken bacteriën, die van de uier en de tepels der koe afkomstig zijn. Ook in de zindelijkste stallen kunnen dergelijke dingen niet vermeden worden en het gebruikelijke afvegen van de uier met stroo, voor men begint te melken, vermindert wel is waar de verontreiniging der melk, maar doet haar niet geheel teniet. Brengt men melk in een centrifugeermachine, dan zet zich, nadat lang genoeg gecentrifugeerd is, een neerslag op den Gebruik van melk door den hartlijder bodem van het melkvat af, de melkmodder; als men deze met behulp van een microscoop onderzoekt, dan zal men daarin niet weinig bestanddeelen van koemest en onder deze vooral bacteriën aantreffen. Wordt nu zulke bacteriën-houdende melk ongekookt, misschien dadelijk na het melken of, zooals men ook wel zegt, koewarm gebruikt, dan kan het gemakkelijk komen tot ontstekingen van het slijmvlies van maag en darmen. Door koken daarentegen wordt een deel der bacteriën gedood en buiten werking gesteld. De zieke moet de melk in een groot aantal keeren, ieder half uur, maar altijd slechts in kleine hoeveelheden gebruiken, want als in één keer groote massa s melk opgeslokt worden, dan vormen zich groote kaasklompen in de maag, die door het maagsap slechts moeilijk verteerd kunnen worden. Daardoor klaagt dan de patiënt dikwijls over benauwdheid en druk in de maagstreek; ook hebben allicht ongewenschte omzetting en ontleding der onverteerde kaasklompen plaats, waarbij de ontledingsproducten maag- en darmwand prikkelen en ontstekingen verwekken. Bij tal van menschen beneemt de melk, trots alle voorzichtigheid bij het gebruik, den eetlust en geeft last van zuur. Als middel daartegen kan worden aangeraden, bij elke 200 ccM. melk een paar eetlepels kalkwater te voegen, waardoor de melk in de maag zich in fijnere vlokjes afzet, lichter verteerbaar wordt en ook veel moeilijker tot gisting overgaat. Menigeen beweert dat bij hem het gebruik van melk zoo grooten tegenzin in melk opwekt, dat melkspijzen ongenietbaar worden. Dikwijls hebben wij hier met Gebruik van vleesch door hartlijders niets anders te doen dan een vooropgezette meening; het gelukt dan ook dikwijls, het vooroordeel door handige overreding te doen verdwijnen. Komt men daarmede echter nog niet tot het doel, dan mengt men de melk met andere dingen, om daardoor den tegenzin in de melk te overwinnen. Zulke mengsels zijn melk met slappe koffie of thee, met cacao, bouillon, spuitwater. Ook melksoepen met rijst, sago of griesmeel worden meestal zonder verzet gebruikt. Bij het middag- en avondeten mag een lijder aan hartklepgebreken vleesch gebruiken, waarbij natuurlijk de licht verteerbare vleeschsoorten, dus vooral zacht vleesch, als kalfsvleesch, de voorkeur verdienen. Ook gevogelte en visch zijn voor het middagmaal geoorloofd. Men zal in den regel vette vleeschsoorten van het menu schrappen, om maagstoornissen te vermijden. Licht verteerbare groenten zijn voor het middagmaal aan te bevelen. Ook tegen meel- en eiergerechten kan geen bezwaar gemaakt worden. Fruit mag zoowel in verschen als in gekookten vorm genuttigd worden, vooropgesteld, dat de zieke het gebruik hiervan zonder stoornissen verdraagt. Met het gebruik van vloeistoffen, hetzij dan soepen of dranken, moet iedere hartlijder zeer voorzichtig zijn. Door veel drinken krijgt de hartspier meer arbeid te verrichten, want de vloeistof wordt uit maag en darmen in het bloed opgenomen, om het lichaam, door tusschenkomst van de nieren, weer te verlaten; men weet, dat de voortbeweging van het bloed door de hartspier geschiedt. Nu wij weten, dat het goed is, dat de hartspier van den hartlijder voor iederen onnoodigen arbeid bewaard De hartzieke en het huwelijk blijft, is deeisch zonder meer begrijpelijk, dat men de hoeveelheid vloeistof, die men in het lichaam voert, zoo klein mogelijk moet maken. Dit gelukt dikwijls zonder veel moeilijkheden. Zeer vele menschen gebruiken dranken meer uit slechte gewoonte dan uit noodzakelijkheid, en slechte gewoonten kunnen veelal door wilskracht overwonnen worden. Hoeveel menschen zijn er niet, die meenen, niet gezond te kunnen zijn als zij niet 's morgens of voor het naar bed gaan een glas water drinken; als het toeval wil, dat zij een keer genoodzaakt worden, hun gewoonte na te laten, dan voelen zij zich ongelukkig. Dat hiermede niet gezegd wil zijn, dat het matig drinken van frisch water voor den gezonde niet zeer aanbevelenswaardig is, spreekt wel van zelf. Het tegendeel is waar. Voor iederen volwassen lijder aan een of ander gebrek der hartkleppen is het huwelijk, meer nog dan voor den gezonde, een moeilijk vraagstuk. Algemeene regelen zijn niet te geven. Stellig doen zij, bij wie zich reeds hartzwakte heeft voorgedaan, beter, niet te huwen, want de echt brengt zonder twijfel voor den hartlijder gevaren met zich mede. Wordt deze voorzichtigheid niet betracht, dan zullen, zich meestal spoedig in het huwelijk hartspierstoornissen gaan voordoen. Het behoeft wel geen lange uitlegging, om te doen begrijpen, dat ieder huwelijk lichamelijke en geestelijke opwindingen met zich meebrengt, die, zooals wij reeds weten, de hartspier zeer kunnen benadeelen. In ieder geval moet de geslachtelijke omgang, hetzij dan in of buiten het huwelijk, slechts met groote matigheid plaats vinden. Zwangerschap bij hartzieken Voor vrouwen, die zieke hartkleppen hebben, brengen ook de zwangerschap en de geboorte van een kind gevaren. Er doen zich dan niet zelden verschijnselen van hartspierzwakte voor. Bovendien geraken de zieke hartkleppen op dien tijd gemakkelijk opnieuw in ontsteking, waaruit weer een reeks van zeer ernstige gevaren voor de lijderes geboren wordt. Hoe bedenkelijk men de zwangerschap bij hartzieke vrouwen vindt, blijkt ook hieruit, dat de doktoren dikwijls de vraag overwogen hebben of het niet beter is, de zwangerschap door een kunstmatige geboorte te onderbreken. Men is tegenwoordig wel algemeen tot de overtuiging gekomen, dat het 't beste is, de dingen hun natuurlijken loop te laten. Doen zich teekenen van hartspierzwakte voor: — hartkloppingen, gevoel van beklemming, kortademigheid, onregelmatige polsslag, weinig en donkergekleurde urine, vooral echter opzwelling der voeten, dan ga de zieke dadelijk te bed en late een dokter halen. Afwachten, of de stoornissen niet misschien weer van zelf verdwijnen, verergert slechts den toestand. Ook trachte men niet, zich, naar de raadgevingen uit zoogenaamde populair-geneeskundige boeken, zelf te behandelen of die behandeling aan een leek toe te vertrouwen. Vooral voor het herkennen en behandelen der hartziekten wordt zeer diepgaande medische studie geeischt; daartegenover staat, dat door een verkeerde raadgeving meestal op ernstige en dikwijls helaas niet meer te herstellen wijze schade wordt toegebracht. Wij zullen ons nu gaan bezig houden met de levens- Levenswijze voor menschen met zieke hartspier wijze, die aanbeveling verdient voor menschen, wier hartspier ziek is. Ziekten der hartspier kunnen öf als het ware vanzelf ontstaan, óf zij zijn het gevolg van een voorafgegane ziekte der hartkleppen, van het hartvlies of soms zelfs der hartzenuwen. Of het een of het ander het geval is, altijd loopen de gevaren der ziekten van de hartspier hierop uit, dat de hartspier vermindert in arbeidskracht en de zieke door een de overhand nemende hartspierzwakte te gronde gaat. Er is bij de beschrijving der hartklepziekten in den breede vermeld wat het optreden van hartspierzwakte kan vertragen of verhinderen. Daardoor weet men nu ook tevens, waarvoor lijders aan ziekten der hartspier zich in acht te nemen hebben. Toch moeten bij het reeds vermelde nog eenige dingen gevoegd worden, voorschriften, die betrekking hebben op zulke hartspierziekten, waarbij de kwaal als het ware vanzelf tot ontwikkeling gekomen is. Toen de maatregelen vermeld werden, die het ontstaan van hartspierziekten moeten voorkomen, hadden wij er op te wijzen, dat tal van deze ziekten een gevolg van een ondoelmatige levenswijze zijn. Als het waar is, dat overdadig gebruik van tabak, koffie, thee of alcohol de hartspier ziek kunnen maken, dan zal het zaak zijn, deze zaken in nog beperkter mate te gebruiken als zich reeds een aandoening der hartspier heeft voorgedaan. Aandachtige beschouwing verdient vooral de levenswijze bij hartvervetting. Het meest komt hartvervetting tot ontwikkeling, als menschen meer voedsel gebruiken Vethart door gemis aan lichaamsbeweging dan zij bij hun arbeid verbruiken, in zekeren zin verbranden. Tot ziekelijke verschijnselen van vervetting leidt vooral het overmatige gebruik van meelkost en zoetigheden. Niet zelden worden dan ook die menschen ziek aan hartvervetting, die overdadig veel brood, aardappelen, rijst, macaroni, meelspijzen en zoetigheden gebruiken. Ook onmatigheid in het gebruik van alcohol begunstigt het ontstaan van hartvervetting. Hoe minder zulke menschen zich lichamelijk bewegen en werken, des te grooter is ook het gevaar, dat meer voedsel opgenomen dan verbruikt wordt. Dit maakt begrijpelijk waarom ook rust tot die dingen behoort, die hartvervetting in de hand werken. Daar bij vetzucht niet alleen de hartspier ziek wordt, maar ook de vetlaag der huid en in 't algemeen het vetweefsel van het geheele lichaam in ziekelijke mate toeneemt, is het gemakkelijk te begrijpen, dat de zwaarlijvige zich lastig beweegt, en daardoor de zwaarlijvigheid begunstigt. Men kan een op zulke wijze ontstane hartvervetting geen juisteren naam dan die van vetgemest hart geven. Welke veranderingen doen zich nu bij zulk een hartvervetting voor ? Ook bij gezonde menschen vindt men op sommige plaatsen aan de oppervlakte van de hartspier een dunne vetweefsellaag. Bij vethart neemt deze vetlaag niet alleen in dikte, maar ook in uitbreiding sterk toe, zoodat ten slotte de geheele hartspier omgeven wordt door een vetlaag, die niet zelden meer dan vingerdik wordt. Het is duidelijk, dat onder zulke omstandigheden de bewegingen van het hart meer of minder belemmerd worden. Snijdt men zulk een hart- L. 18 7 Veranderingen der hartspier bij vethart spier open, dan blijkt, dat het vetweefsel dikwijls in de zelfstandigheid der hartspier doorgedrongen is en hier en daar zelfs zoover, dat het vet aan het binnenvlies van het hart nadert. Op vele punten is dus spierweefsel ten koste van het vetweefsel te gronde gegaan. Daaruit vloeit helaas voort, dat de hartspier niet meer tegen den haar opgedragen arbeid is opgewassen en dat hartspierzwakte met haar ernstige gevolgen zich voordoet. Dit gevaar wordt verder nog hierdoor vergroot, dat ook nog de hartspierbundels zelf aan de vervetting deelgenomen en daardoor aan arbeidskracht verloren hebben. Hieruit blijkt dus, dat hartvervetting een zeer ernstige ziekte is, die men zooveel mogelijk moet voorkomen. Een hartvervetting kan genezen worden, zij het ook niet door medicijnen en badkuren, maar door een verstandige voeding en levenswijze. De hoeveelheid voedsel moet zoo afgemeten worden, dat zij door den lichaamsarbeid verbruikt wordt. Voedingsmiddelen, die hartvervetting in de hand werken, moeten vermeden worden; daarom moet vooral voor het gebruik van meel- en suikerhoudende spijzen gewaarschuwd worden. Het gebruik van vet daarentegen: — slagroom, boter, vette vleesch- en vischsoorten: ham, leverworst, zalm en dergelijke mogen in matige hoeveelheid gebruikt worden, want vet vermindert het honger- en het dorstgevoel, en hieraan lijden zwaarlijvigen meestal in hooge mate. Alcoholica, vooral bier, champagne en zoete wijnen, behooren tot de verboden dranken. Een van de belangrijkste verordeningen voor den vetzuchtige echter is deze, dat de zieke dagelijks een voldoende hoeveel- Gevaar van eigenmachtige vermageringskuren heid lichaamsbeweging moet nemen ; de beste lichaamsbeweging zijn nog altijd flinke wandelingen van I—2 uren. Er moet streng gewaarschuwd worden tegen allerlei middelen en methoden, waardoor zwaarlijvigen zich van hun overtollig vet, zonder hierover hun dokter te raadplegen, zouden kunnen bevrijden, want ook in dit geval, zooals meestal in de geneeskunde, mag men niet schematiseeren, maar moet men de voorschriften met de eigenaardigheden van iedere persoonlijkheid in overeenstemming weten te brengen, en daartoe is slechts de dokter, op grond van voorafgaande studie en ervaring, in staat. Zeer dikwijls wordt den dokter bij het geven van zijn voorschriften de tegenwerping gemaakt, dat het den patiënt niet mogelijk is, de voorgeschreven voedingsregelen op te volgen en af te zien van dingen, die hem tot nog toe het grootste genot gegeven hebben. Niemand zal willen ontkennen, dat een vermageringskuur onthouding en een zekere wilskracht van den zieke eischt. Zonder deze echter is ook een duurzame genezing niet te verwachten. De zieke moet eigenlijk tijdens zijn gansche leven in de keuze van zijn voedsel voorzichtig zijn, wil hij niet opnieuw aan vervetting en hartvervetting gaan lijden. Medicijnen en badkuren zijn onder gunstige omstandigheden in staat, de stoornissen der hartvervetting te verminderen. Zij zullen echter meestal slechts een voorbijgaande verlichting geven, zoodat, als de badkuur gedaan of het medicijn opgebruikt is, langzamerhand de vroegere bezwaren en gevaren van hartvervetting terugkeeren, als niet in de levenswijze een blijvende ver- Levenswijze by ziekten der hartzenuwen andering als in bovengenoemden zin gebracht wordt. Wie van een aandoening van zijn hartzenuwen verlost wil worden, moet in de eerste plaats al zulke schadelijkheden vermijden, die, zooals de ervaring leert, dikwijls de hartzenuwen ziek maken. Een kalm gelijkmatig leven, vermijden van alle lichamelijke en geestelijke overspanning en een krachtige en licht verteerbare voeding zijn in de eerste plaats dringend aan te bevelen. Alle prikkelende voedingsmiddelen, als sterke kruiden en zuren, alje zenuwprikkelende en dan meestal spoedig weer tot grootere vermoeienis aanleiding gevende genotmiddelen, moeten gemeden worden. Dus zullen sterke koffie, sterke thee, ruim gebruik van alcohol en tabak, het voortduren van de kwaal niet slechts begunstigen, maar zelfs de stoornissen doen toenemen. Geestelijke arbeid mag niet te langen tijd achtereen worden voortgezet, doch op alle twee uren arbeids moest een rust van minstens een half, zoo mogelijk van een heel uur volgen. Streng te verbieden is geestesarbeid in den nacht, want hij maakt den slaap in het overige deel van den nacht onrustig, en vooral door gestoorden en onvoldoenden slaap worden zenuwkwalen zeer verergerd. Juist bij aandoening der hartzenuwen is het aan te raden, zich voor langen tijd uit de omgeving, waarin men zijn dagelijksch werk heeft verricht, terug te trekken en in land-, woud- of bergstreken, op een gemiddelde hoogte van ongeveer iooo M. gelegen, herademing, rust en daardoor weer versterking der zenuwen te zoeken. Bij het uitkiezen van zulke herstellingsoorden is het 't beste, den dokter om raad te vragen, daar door leeken buitengewoon dikwijls ver- Levenswijs btf aandoening van het hartezakje keerd gekozen wordt. Helaas zijn aandoeningen der hartzenuvven, evenals andere zenuwkwalen, niet zelden de gevolgen van een opwindend beroep, van oneenigheden in familie, van teleurgestelde verwachtingen en dergelijke dingen, en zoo krijgt men dikwijls met omstandigheden te doen, die door den dokter bijna niet verbeterd kunnen worden, zoodat hij ook voor de hiervan afhankelijke ziekten der hartzenuwen moeilijk volkomen genezing brengen kan. Wij moeten er, om herhalingen te vermijden, van afzien, nog nauwkeuriger alles te vermelden wat de zieke in het oog te houden heeft. In het kort: hij moet precies zoo leven als degeen, die wil voorkomen, dat hem een aandoening der hartzenuwen treft, en daarover is het noodige reeds vroeger medegedeeld. Van de ziekten van het hartezakje zullen wij hoofdzakelijk de ontstekingen en haar gevolgen ter sprake brengen. Deze ontstekingen verwekken soms geen noemenswaardige bezwaren, zoodat niet zelden de zieken van meening zijn, dat zij gezond genoeg zijn om uit bed te blijven of zelfs hun beroep te vervullen! Dit is echter een zeer groote dwaling, die voor de zieken noodlottig kan worden. Loopen zieken, zij het met een nog zoo lichte ontsteking van het hartezakje rond, dan breidt zich de ontsteking gemakkelijk uit en wordt zoo ernstig, dat zij het leven bedreigt. Iedere zieke met een ontsteking van het hartezakje dient in bed te blijven. Zeer dikwijls wordt, als het hartezakje ontstoken is, de hartspier ook aangedaan en dreigt het gevaar van hartspierzwakte. Alles moet dus vermeden worden wat Levenswijs bij aandoening van het hartezakje de hartspierzwakte grooter kan doen worden. Plotseling overeind gaan zitten, in nog hooger mate opstaan, kan bewusteloosheid ten gevolge hebben, die 'tot den dood kan voeren. De hartspier is dan niet meer in staat, bij loodrechte lichaamshouding een genoegzame hoeveelheid bloed in de hersenen te pompen, het bloedgehalte der hersenen daalt, zij staken gedeeltelijk den arbeid en geven hierdoor aanleiding tot verlies van bewustzijn, tot bewusteloosheid. Daarom moet men er vooral voor zorgen, dat de zieke bij het urineeren en bij den stoelgang van een ondersteek gebruik maakt, omdat hij daarbij op den rug blijft liggen; hoe ongemakkelijk dit ook, vooral in de eerste dagen der ziekte, zijn mag, toch went de patiënt zeer spoedig aan dezen toestand. Ontstekingen van het hartezakje kunnen slechts door een ervaren dokter behandeld worden. Deze zal den zieken steeds een licht verteerbare en het hart niet prikkelende voeding voorschrijven en daarbij in 't bijzonder aan melk de voorkeur geven. Sterke koffie, thee, alcoholica en kruiden moeten dus verboden worden. Niet zelden behoudt de hartspier, na doorstane ontsteking van het hartezakje, nog langen tijd een ongewone prikkelbaarheid en zwakte, zoodat dan nog alles vermeden moet worden wat de hartspier prikkelen en vermoeien kan. Soms doet zich, ten gevolge van ontsteking van het hartezakje, vergroeiing voor van de twee bladen, waaruit het hartezakje bestaat, waardoor het bewegingsvermogen en de voeding in hooge mate beïnvloed worden. Dreigende hartspierzwakte is ook hiervan weer een Levenswijs bij aandoening van het hartezakje gevolg. Daar vergroeiingen van het hartezakje als gevolgen van een ontsteking van dit orgaan kunnen achterblijven, moeten dergelijke zieken er steeds op bedacht zijn, hun leven zoo in te richten, dat de kracht der hartspier geen schade lijdt; die levenswijze is bij de bespreking der hartklepziekten uitvoerig uiteengezet. En dus komen wij tot het resultaat dat hier, evenals bij alle andere hartziekten, het welzijn der zieken vóór alles van het arbeidsvermogen der hartspier afhankelijk is. HOOFDSTUK VI De bouw der bloedvaten Het is algemeen bekend, dat verwondingen, als zij niet heel aan de oppervlakte van het lichaam liggen, bijna altijd bloedingen ten gevolge hebben. Het zijn alleen verwondingen van het zoogenaamde hoornweefsel, die niet tot bloedingen aanleiding geven. Nagels, haren en de opperhuid bestaan uit zulk hoornweefsel. Als zij beschadigd worden, treedt pijn noch bloedverlies op, hetgeen iedereen bij het knippen der nagels en haren kan waarnemen. Alle andere organen van ons lichaam moeten bloed bevatten; ware dit niet het geval, dan zou bij verwonding ervan ook geen bloeding ontstaan. Het bloedgehalte der verschillende ingewanden is evenwel zeer verschillend. Hierdoor wordt het begrijpelijk, dat het eene weefsel na verwonding vee) meer bloedt dan het andere. In de ingewanden stroomt het bloed in bepaalde kanalen en deze kanalen dragen den naam van bloedvaten. Als dus op een verwonding een bloeding volgt, dan is de gang van zaken zoo, dat door de verwonding in den bloedvatwand een opening is ontstaan, waaruit bloed naar buiten kon vloeien. Slagaderen, aderen en haarvaten Het bloed in de bloedvaten is in voortdurende beweging, die men als bloedsomloop aanduidt. Zoo stroomt steeds nieuw bloed naar de organen en wordt het van de organen weggevoerd. Onder normale omstandigheden moeten de aan- en afvoer van het bloed met elkaar in evenwicht zijn. Om het bloed in de bloedvaten voortdurend in beweging te houden, moet natuurlijk ergens in het lichaam een stuwende kracht aanwezig zijn. Uit de vroeger geplaatste uiteenzettingen weten wij reeds, dat het hart de bloedbewegiug, of zooals men ook zegt, den bloedsomloop, onderhoudt. Voor het hart geldt nu juist hetzelfde als wat wij zooeven als een grondwet voor de bloedbeweging in ieder orgaan hebben leeren kennen: het neemt bloed in zich op en drijft het weer voort. Terwijl de boezems van het hart bloed opnemen en het naar de twee hartkamers voeren, stuwen de beide hartkamers bij iedere samentrekking der hartspier het bloed in een groot bloedvat, van welke het uit de linker kamer ontspringende bloedvat aorta en het bij de rechter hartkamer behoorende de longslagader genoemd wordt. Reeds vroeger werd vermeld, dat er drie soorten van bloedvaten zijn: slagaderen, aderen en haarvaten. Alle vaten, die bloed uit het hart voeren, dus aorta en longslagader, om het dan aan de verschillende organen af te geven, zijn de slagaderen. Zulke bloedvaten daarentegen, die het bloed uit de ingewanden voeren, om het ten slotte naar het hart te leiden, noemt men aderen of venen. Tusschen slagaderen en aderen zijn in ieder orgaan de nauwe haarvaten of capillairen ingelascht. De polsslag De slagaderen dragen den naam van pols- of slagaderen, omdat de bloedbeweging in die bloedvaten met schokken plaats grijpt. Bij iedere samentrekking van het hart stroomt het bloed met een schok in de slagaderen en zet den wand der bloedvaten eenigszins uit. Aan de oppervlakkig gelegen slagaderen, met name aan de halsslagader of carotis kan men deze rhythmische vulling der vaten bij tal van gezonden als kloppen en opzwellen onder de huid van den zijkant der hals waarnemen, vooral dan, als het hart ten gevolge van lichamelijke of geestelijke inspanning met grootere kracht arbeidt. Ook aan de slapen van vele mensc.hen kan men de rhythmische beweging van de slaap-slagader gemakkelijk met het oog volgen. Legt men nu zachtjes een vinger op de zooeven genoemde slagaderen, dan voelt men met regelmatige tusschenpoozen een zwelling. Men noemt deze de pols en daarom dragen de arteriën den naam van polsaderen of slagaderen. De pols kan ook gevoeld worden aan tal van kleinere slagaderen, waarvan men de rhythmische vulling niet meer met het oog waarnemen kan. Voor het voelen van de pols is vooral geschikt een slagader, die vlak onder de duimmuis aan het ondereinde van den onderarm gelegen is en die radiaalarterie genoemd wordt. Wordt een groote slagader geopend, dan spuit het bloed naar buiten met een krachtige straal, die in overeenstemming met den polsslag rhythmisch en regelmatig af- en toeneemt. Men plaatse den wijsvinger van de eene hand op een kloppende slagader en denzelfden vinger van de De wand van slagaderen en aderen andere hand op de plek, waartegen de hartpunt stoot. Wat valt een ieder dan dadelijk op? Men neemt dan met groote duidelijkheid waar, dat de slag, door de hartpunt veroorzaakt, en de pols bijna tegelijkertijd gevoeld worden. Daar nu de slag van de hartpunt bij de samentrekking der hartspier optreedt, moet dus ook de pols van deze samentrekking afhankelijk zijn. Deze eenvoudige proef, die iedereen op zijn eigen lichaam kan uitvoeren, leert dus, dat tusschen samentrekking van het hart en den polsslag in de slagaderen verband moet bestaan. Wij weten reeds, waarop dit verband berust, want wij herinneren ons, dat bij samentrekking der linker- en rechter hartkamer bloed in de slagaderen gedreven wordt, zoodat de slagaderen zich met bloed vullen, uitzetten en den zicht- en voelbaren polsslag veroorzaken. In tegenstelling met de slagaderen heeft in de aderen geen schoksgewijze maar een gelijkmatige bloedbeweging plaats, daar de tusschen aderen en slagaderen liggende haarvaten de voortplanting der schokkende bloedbeweging uit de slagaderen tegenwerken. Een ieder weet, dat op den handrug aderen voorkomen, die hier en daar met elkaar in verbinding treden en blauwachtige strepen onder de huid vormen. In tegenstelling met de slagaderen is hier van een rhythmische bloedbeweging niets waar te nemen. Al legt men dan ook nog zoo voorzichtig den vinger op een van deze vaten, men zal nergens een polsslag kunnen voelen. Vergelijkt men den wand van een slagader met dien van een ader, die in dikte met de slagader overeenkomt, dan valt dadelijk op, dat de slagader een veel dikkeren Bouw der bloedvaten wand heeft dan de ader. Deze bouw is noodzakelijk, daar de bloeddruk in de slagaderen veel hooger is dan in de aderen van gelijke dikte, zoodat de wand van de slagaderen veel meer weerstand moet kunnen verdragen, wil het niet tot een scheuren van den vaatwand komen. Het loont de moeite, den bouw van slagaderen en aderen nauwkeuriger te bekijken. Met ongewapend oog bekeken, doen zich beide soorten bloedvaten voor als kanalen, die van binnen, wanneer men ze met een schaar opensnijdt, geheel wit van kleur zijn. Zij kunnen zonder moeite in de lengte en in de breedte uitgerekt worden. Houdt de uitrekkende kracht op te werken, dan krimpen zij weer in. De bloedvaten bezitten dus uitrekbaarheid en veerkracht. Deze eigenschappen zijn o. a. noodzakelijk, omdat de hoeveelheid bloed en de druk, waaronder het verkeert, aan groote wisselingen onderhevig zijn. Om te begrijpen waardoor het komt, dat de bloedvatwanden uitrekbaar en elastisch zijn, moet men hun bouw met behulp van den microscoop nauwkeuriger onderzoeken. Het microscopisch onderzoek van een slagadervvand leert ons, dat deze evenals het hart uit drie verschillende bestanddeelen is opgebouwd. Het inwendig gelegen deel is een zeer dun, glad en glanzend vlies, dat men het binnenvlies der slagader noemen kan (zie fig. n). Het komt overeen met het ons van vroeger bekende inwendige vlies van het hart. Daaraan grenst de spierrok, juist zooals aan het inwendige vlies van het hart de hartspier grenst. Bij den slagaderwand hebben wij niet met dwarsgestreepte maar met gladde spierbundels te doen. Behalve gladde spiercellen bevindt De bloedsomloop in de lever zich in den spierrok nog veel elastisch weefsel, dat aan den vaatwand rekbaarheid en het vermogen om zich weer samen te trekken verleent. De derde en buitenste laag van den vaatwand is een los omhulsel, dat ongeveer overeen zou komen met het hartezakje bij het hart. Als men den wand der aderen onder den microscoop bekijkt, krijgt men ongeveer hetzelfde beeld als dat, hetwelk de slagaderen opleverden ; alleen is hoofdzakelijk de spierlaag minder sterk ontwikkeld. Daardoor is de vaatwand dunner (zie fig. 12). De tusschen slagaderen en aderen liggende haarvaten of capillairen vertoonen een veel eenvoudiger bouw. De wand wordt uit niets anders dan uit één laag van langgerekte cellen gevormd (zie fig. 13). In het algemeen geldt als regel, dat elk orgaan door een slagader van bloed voorzien wordt en dat zich de slagader binnen het orgaan in steeds fijnere takjes splitst, die eindelijk in tallooze capillairen overgaan en dat van deze uit het bloed zich in aldoor grootere en tegelijk minder talrijk wordende aderen verzamelt, totdat een enkele ader al het bloed van het orgaan opgenomen heeft en het uit het orgaan wegvoert. Zoo geschiedt het ,om een voorbeeld te noemen, bij de nieren en de milt. Tal van ingewanden, als hersenen, maag en darmen bezitten meer dan éen slagader en ader. Een bijzondere soort van bloedsomloop vertoont de lever, die behalve het slagaderlijk bloed, dat zij door een slagader, de leverslagader genaamd, ontvangt, ook nog aderlijk bloed krijgt door de zoogenaamde poortaderen, welk bloed, dit zij in 't voorbijgaan opgemerkt, voornamelijk uit maag, darm en milt afkomstig is. Groote en kleine bloedsomloop Als men bloedvaten vult met een gekleurde vloeistof, die stollen kan, waarvoor men meestal gelatineoplossingen kiest, waaraan men kleurstoffen heeft toegevoegd, dan komen zij in dunne doorsneden, die voor een microscopisch onderzoek geschikt zijn, zeer duidelijk voor den dag. De beelden, die men daarbij te zien krijgt, laten aan sierlijkheid en schoonheid niets te wenschen over. Zij toonen ons, welk dicht vertakt net de capillairen onderling vormen. Ten bewijze hiervan verwijzen wij naar fig. 14, waar het haarvatennet in een longblaasje is weergegeven. Een beschrijving van den bouw der bloedvaten zou onvolledig zijn, als wij niet nog een oogenblik spraken over de verdeeling der bloedvaten in het lichaam. Een hoofdslagader is, zooals ons reeds bekend is, de uit de linker hartkamer ontspringende aorta. Haar taak is vooral, bloed uit het linkerhart naar alle organen te voeren. En hoe vervult zij deze taak? Doordat zij tal van zijtakken heeft, die zich verdeelen in kleinere slagaderen, welke in de verschillende organen binnendringen. Als wij in fig. 15 het verloop van de aorta nagaan, dan zien wij, dat zij al spoedig rechts en links twee groote takken van zich doet uitgaan, die de armen van bloed voorzien (zie fig. 15). Tusschen deze beide in loopen verder twee groote takken, die rechts en links aan beide zijden van den hals omhoog stijgen en aan het gezicht en in het inwendige van den schedel, met name aan de voor het leven zoo belangrijke hersenen, bloed afgeven (zie fig. 15). Binnen borst- en buikholte geeft de aorta een groot aantal takken af aan de verschillende ingewanden, bijv. aan maag, milt, Groote en kleine bloedsomloop lever, alvleeschklier, darmen en nieren. In het onderste gedeelte der buikholte ontspringen van de aorta nog de groote slagaderen voor het linker en rechter been (zie fig. 15)- Het aderlijke bloed van het lichaam verzamelt zich in twee hoofdstammen, die men holle aderen noemt. Een er van noemt men de onderste holle ader; zij doorloopt aan den rechterkant der buikaorta de buikholte, dringt dan door het middenrif in de borstholte en bereikt hier, na een korten weg te hebben afgelegd, den rechter boezem (zie fig. 16). De andere holle ader noemt men de bovenste holle ader. Zij ontvangt aderlijk bloed uit den schedel en de armen en voert dit eveneens naar den rechter boezem. Wat er met dit aderlijk bloed in het hart gebeurt, weten wij reeds. Wij weten dat het arm aan zuurstof en rijk aan koolzuur is en in dezen toestand niet verder door het lichaam gebruikt kan worden. Het moet den kleinen of longbloedsomloop volbrengen, om in de haarvaten der longen uit de ingeademde lucht zuurstof op te nemen en er koolzuur aan af te geven. Met dit doel vloeit het aderlijk bloed uit den rechter boezem in de rechter kamer, wordt door deze laatste in de longslagader gestuwd, komt dan in de haarvaten der longen, verzamelt zich dan, in zekeren zin gezuiverd en weer in staat bij de voeding behulpzaam te zijn, in de longaderen, die ten slotte alsvier groote takken in den linker boezem uitmonden. Nu kan het bloed een nieuwen omloop door linker kamer, aorta en aortatakken beginnen. Dit spel herhaalt zich bij een gezond mensch gedurende een minuut, overeenkomstig het aantal samentrekkingen van het hart, 60—80 keeren. HOOFDSTUK VII De verrichtingen der bloedvaten Zoolang een mensch leeft, verkeert zijn hart in onafgebroken beweging; samentrekking en verkleining der hartspier wisselen in regelmatige volgorde af met ontspanning en verruiming van het hart. Blijvende stilstand van het hart is het zekerste teeken van ingetreden dood. Daar van de hartbewegingen de bloedbeweging in de bloedvaten afhangt, zal — wat licht begrijpelijk is — het ophouden van het leven ook de bloedbeweging of bloedsomloop doen stilstaan. Merkwaardig is het, dat bij den dood de slagaderen zich van hun inhoud ontdoen, zoodat men in het lijk alleen in de aderen bloed vindt. Menschen, die den onnutten en ongegronden angst koesteren, schijndood begraven te worden, wenschen dan ook veelal, dat na hun dood een groote slagader geopend worde, opdat uit de afwezigheid van bloed in de geopende slagader met zekerheid de dood vastgesteld kan worden. Deze voorzichtigheid is volstrekt niet noodig als de arts bij den gestorvene door middel van het beluisteren of ausculteeren van de hartstreek den stilstand van het hart heeft vastgesteld. Telkens als weer eens het bericht, dat ergens een geval van schijndood zich zou hebben voorgedaan, verscheen, hebben Doel van den onafgebroken hartarbeid nauwkeurige onderzoekingen aan het licht gebracht, dat het verhaal geheel en al op een verzinsel berustte, öf dat een of ander voorval, waarbij schijndood bijna met zekerheid kon worden uitgesloten, door allerlei overdrijving en verkeerde voorstellingen geheel onjuist werd voorgesteld. Welk doel heeft dan nu eigenlijk de onafgebroken hartarbeid en de nooit rustende bloedsomloop bij den levenden mensch? Reeds in de voorgaande bladzijden werd het menschelijk lichaam met een machine vergeleken. Ons lichaam arbeidt zonder onderbreking zelfs dan als wij ons in diepen slaap bevinden. Het lichaam is dus een in voortdurende beweging zijnde machine. Een machine heeft, zooals bekend is, behoefte aan voortdurenden toevoer van stookmateriaal; hetzelfde geldt voor het lichaam. Wij noemen deze brandstoffen voedsel, waarbij wij niet alleen spijzen en drank, maar ook de lucht, die wij bij de ademhaling in onze longen zuigen, tot de noodzakelijke voedingsmiddelen moeten rekenen. Spijs en drank worden in de maag en darmen tot stoffen verwerkt, die daar in het bloed opgenomen worden ; met de zuurstof uit de ingeademde lucht wordt het bloed in de longen beladen. Wat het lichaam door den mond en de luchtwegen wordt toegevoerd, moet eerst in het lichaam bepaalde omzettingen ondergaan, want in den natuurlijken toestand kan het lichaam het toegevoerde niet gebruiken. Van de gassen, die de ons omringende lucht samenstellen, zijn, gelijk men weet, zuurstof en stikstof de voornaamste. Het is de zuurstof, die voor het levensonderhoud onmisbaar is en die het lichaam steeds moet worden aangevoerd. L. 18 8 Opname der voedingsstoffen in het bloed Uit de spijzen en dranken kunnen wij uitsluitend water en minerale zouten onmiddellijk, zonder voorafgaande bewerking, voor het lichaam gebruiken; al het andere moet in de maag en de darmen zeer ingewikkelde omzettingen en veranderingen ondergaan, veranderingen, die met den naam van spijsvertering bestempeld worden. Of wij nu met ingeademde zuurstof of met bestanddeelen van het voedsel in engeren zin te doen hebben, steeds zijn het de bloedvaten, die deze dingen in zich opnemen, om hier een innige vermenging met het bloed te doen plaats grijpen. Met het bloed worden deze voedselbestanddeelen naar de verschillende organen van het lichaam gevoerd. Zij vormen het stookmateriaal, dat het lichaam in staat stelt, arbeid te verrichten. Evenals aan een machine de onderdeelen meer en meer slijten en een voor een vervangen moeten worden, heeft ook aan het menschelijk lichaam een afslijting plaats, met dit verschil alleen, dat onder gezonde omstandigheden het lichaam het vermogen bezit, zijn eigen werktuigkundige te zijn. Telkens immers wordt alles, wat bij den lichaamsarbeid geleden heeft, vervangen. Zoolang een mensch in den groei verkeert, moeten naar de verschillende organen van het lichaam niet alleen zooveel voedingsstoffen gevoerd worden, dat zij hun arbeid ongehinderd kunnen verrichten, maar is nog bovendien een overmaat van voedsel noodig. Hoe zou het anders mogelijk zijn, dat de lichaamsdeelen groeien en in omvang toenemen? De pols- of slagaderen zijn het vooral, die naar verschillende organen bloed en daarmee al die stoffen Omzetting der voedingsstoften in de weefsels voeren, die voor den arbeid en den groei van het lichaam noodzakelijk zijn. Daar in de organen zelf deze stoffen het bloed weer verlaten en door den bloedvatwand heen in het omgevende weefsel dringen moeten, is het duidelijk, dat de dikwandige slagaderen zelf daartoe zeer weinig geschikt zijn. Anders staat het in dit opzicht met de haarvaten, wier wand slechts door een enkele laag van dunne cellen gevormd wordt, en inderdaad heeft in de haarvaten een soort van uitzweeting in het omliggende weefsel plaats. Hier in de weefsels ondergaan de opgenomen stoffen verdere omzettingen en veranderingen, in den waren zin des woords een verbranding, want met verbranding duidt men aan een scheikundige verbinding van een stof met zuurstof, die plaats vindt, terwijl zich warmte, dikwijls ook licht, ontwikkelt. Zooals bij een machine bij de verbranding der steenkool onbruikbare resten, slakken, ontstaan, zoo vormen zich ook in ons lichaam bij de verbranding als eindproducten stoffen, die niet verder voor het levensonderhoud gebruikt kunnen worden en die met den naam van slakken of afvalstoffen kunnen bestempeld worden. Evenals bij een machine, die niet tot stilstand mag komen, alle slakken zorgvuldig verwijderd moeten worden, zoo moet ook bij het menschelijk lichaam voortdurend een afvoer van slakken plaats vinden. Weder zijn het de haarvaten, die daarbij een gewichtige rol spelen, want evenals zij voedingsstoffen uit het bloed aan het omringende weefsel afgeven, zoo nemen zij ook onbruikbaar geworden stoffen in zich op, zoodat deze zich met het bloed kunnen vermengen. Dit met afvalproducten beladen en daardoor voor het Hoeveelheid bloed en functie van het orgaan lichaam onbruikbaar geworden bloed leiden de haarvaten naar de aderen. Door de aderen komt het bloed in het rechterhart, in de longslagaderen en longcapillairen, waar de mogelijkheid bestaat, dat het bloed het in de weefsels bij de verbranding ontstane koolzuurgas aan de uit te ademen lucht afgeeft en daarvoor in plaats weer nieuwe zuurstof opneemt. Een groote hoeveelheid andere afvalproducten verlaat het lichaam door de nieren, waar zij met de afscheidingsproducten der nieren naar buiten verwijderd worden. Ook langs de huid verlaten op overigens onzichtbare wijze tal van schadelijke stoffen het lichaam. Zou men de huid van den mensch vernissen en zoodoende haar uitwaseming belemmeren, dan zou de mensch zonder twijfel te gronde gaan. Van het opgenomen voedsel, dit moet men goed begrijpen, wordt niet alles in het bloed opgenomen, een groot gedeelte blijft in den darm achter en wordt als onbruikbare darminhoud van tijd tot tijd naar buiten geloosd. Hoe belangrijker de arbeid is, die een orgaan verrichten moet, des te rijkelijker moet het van bloed voorzien worden, dit spreekt bijna vanzelf. Het hoornweefsel, dus haren, nagels en de bovenste huidlagen, bezitten in 't geheel geen bloedvaten. Ook kraakbeen en pezen, wier arbeid in hoofdzaak van mechanischen aard is, zijn zeer arm aan bloedvaten. Daarentegen treft men een zeer uitgebreid en dicht net van haarvaten in alle klieren, in de longen, in de hersenen en in het ruggemerg aan. Aan de klieren, die nu eens verhoogde, dan weer verminderde werkzaamheid vertoonen, kan men opmerken, dat bij groote werkzaamheid de bloed- De zenuwen der bloedvaten aanvoer en dienovereenkomstig het bioedgehalte veel grooter is dan in de rusttijden. Ook hieruit volgt, dat de bloedtoevoer de weefsels in staat stelt, arbeid te verrichten. Zouden wij aan een klier de aanvoerende slagader afbinden en daardoor den bloedtoevoer beletten, dan zou al spoedig de klier haar arbeid staken. Hetzelfde geldt voor alle andere organen van het menschelijk lichaam. Toen wij spraken over den bouw der bloedvatwanden, werd met opzet niet gesproken over nog een gewichtig bestanddeel der bloedvaten, waarmee wij ons nu nog wat bezig moeten houden: wij bedoelen de zenuwen der bloedvaten. Dat de bloedvaten onder den invloed van het zenuwstelsel staan, kan niet meer betwijfeld worden. Wien is het niet bekend, dat schrik of het zien van iets onaangenaams het gezicht doet verbleeken ? Dit beteekent toch niets anders dan dat werkingen in onze hersenen door de zenuwen tot aan de bloedvaten voortgeleid worden en deze noodzaken, zich samen te trekken en de inwendige ruimte te verkleinen, zoodat zij slechts weinig bloed bevatten, hetgeen dat gedeelte der huid, waar het bloed doorheen stroomt, doet verbleeken. Maar ook het tegendeel komt voor. Onder den indruk van verlegenheid en vooral van het schaamtegevoel wordt de huid, zooals bekend is, rood. Hierbij heeft weer een geestelijke werking in de hersenen door middel van de zenuwen invloed op de bloedvatwanden gekregen. De huidvaten hebben zich verwijd, zijn sterker met bloed gevuld en doen daardoor een roodere kleur van de huid ontstaan. Verwijding en vernauwing der bloedvaten vinden dus niet toevallig plaats, maar hangen van de vaatzenuwen af. HOOFDSTUK VIII Oorzaken en beteekenis van de ziekten der bloedvaten Ziekten der bloedvaten zijn èf ziekten der slagaderen, óf van de aderen öf van de haarvaten. Dat alle soorten bloedvaten tegelijkertijd ziek zijn, komt wel voor, maar hoogst zelden. Bijzondere aandacht vragen vooral de ziekten der slagaderen en der aderen; zij zijn het, die door leeken in 't bijzonder gevreesd worden. Als het hart bloed in de slagaderen en dus in de eerste plaats in de aorta en longslagader drijft, dan moet dit bloed natuurlijk onder een zekeren druk in de bloedvaten staan, dien men met den juisten naam van bloeddruk aanduidt. Volgens natuurkundige wetten moet deze bloeddruk des te grooter zijn, naarmate een slagader dichter bij het hart is gelegen. Er doet zich nu de vraag voor, of bij gezonde slagaderwanden de bloeddruk in de vaten, ten gevolge van vermeerderden hartarbeid, zoo stijgen kan, dat de bloedvaten scheuren en bloed in het omliggende weefsel treden kan. Deze vraag moet ontkennend beantwoord worden. Gezonde slagaderen bieden zelfs aan een aan- Slagaderverkalking zienlijke verhooging van den bloeddruk genoegzaam weerstand. De zaken staan anders, als de bloedvatwanden aan stevigheid verloren hebben. Dan zullen de bloedvaten niet alleen bij verhooging maar reeds bij gelijkblijvenden bloeddruk kunnen scheuren. De veelvuldigste oorzaak voor zulk een zwakte van den bloedvatwand is de ziekte, die wij arteriosclerose noemen en die de leek met den hem meer bekenden naam van slagaderverkalking pleegt te bestempelen. Deze slagaderziekte komt hierop neer, dat zich eerst in de spierlaag van den vaatwand kleine ontstoken plekken vormen, die op enkele plaatsen met verdikkingen van den binnenwand gepaard gaan. Deze verdikkingen doen zich bij het opensnijden der zieke vaten als geelachtig witte verhevenheden voor. In deze ziekelijke uitwassen hebben vervetting en verkalking plaats. Soms gaan zij over in steenharde kalkplaatjes en het behoeft ons niet te verwonderen, dat juist deze verandering de opmerkzaamheid der leeken getrokken heeft, zoodat zij het geheele proces slagaderverkalking plegen te noemen. In fig. 17 is de onder gezonde omstandigheden geheel gladde binnenwand der aorta weergegeven, waarop zich arteriosclerotische verdikkingen (bij a) bevinden. Fig. 18 stelt een slagader uit de hersenen voor, die op sommige plaatsen in een volkomen verkalkte cylinder veranderd is (bij vk). Scheuring der bloedvaten en bloedingen komen dikwijls aan hersenslagaderen voor bij menschen, die aan arteriosclerose lijden, waarbij dan een hersenbloeding ontstaat. Bij het intreden der bloeding wordt de zieke Scheuring en verstopping van bloedvaten plotseling bewusteloos. Hij heeft een beroerte en ontwaakt hij uit zijn bewusteloosheid, dan blijkt dat hij aan de tegenovergestelde zijde van het lichaam arm, been en gezicht niet meer bewegen kan, dus dat hij verlamd is. Behalve tot bloedingen geeft arteriosclerose niet zelden aanleiding tot verstopping der slagaderen. De binnenwand van gezonde slagaderen heeft evenals de binnenwand van het hart de zeer belangrijke eigenschap, het voorbijstroomende bloed vloeibaar te houden. Gaat nu op sommige plaatsen de gezonde bouw van den slagaderwand te gronde, dan wordt hierdoor de gelegenheid gegeven, dat het bloed op de zieke plaatsen stolt en zich daar geronnen bloed afzet. Zulke bloedstollingen, veroorzaken allicht een volkomen verstopping der slagader. Een onvermijdelijk gevolg hiervan is, dat aan de eene zijde van de verstopte plaats de toevoer van bloed en de bloedsomloop ophouden. Ieder weefsel echter, dat van de toevoer van bloed verstoken blijft, geen voedende vloeistof dus meer ontvangt, gaat te gronde. Zulk een verstopping van een slagader komt bijzonder dikwijls voor aan de groote slagader van het been en heeft een afsterven van het been ten gevolge. Men noemt zulk afsterven ook brand en daar het meestal bij oude menschen voorkomt, spreekt men van ouderdomsbrand. Wij hebben hier te doen met een zeer ernstige kwaal, die dikwijls door bloedvergiftiging tot den dood leidt. Niet alleen verstoppingen, maar reeds vernauwingen van slagaderen ten gevolge van arteriosclerotische veranderingen blijken soms noodlottig te zijn. Met name als Aderspatten zij zich gevormd hebben aan de kringslagaderen van het hart, kan het licht gebeuren, dat de hartspier te weinig bloed ontvangt en plotseling verlamd wordt. Plotselinge stilstand van het hart en plotselinge dood zijn feitelijk hetzelfde. Tot de gevolgen van arteriosclerose behoort ook de verwijding der slagaderen. Zulke verwijdingen, die soms uitbochtingen van de grootte van een manshoofd worden, zijn een gevolg van het feit, dat de bloedvatwand op een zieke plek den bloeddruk niet weerstaan kan. Men noemt zulk een verwijding ook slagadergezwel of aneurysma. Zeer dikwijls treft men ze aan in die deelen der aorta, die het dichtst bij het hart liggen. Ieder slagadergezwel moet als een ernstige ziekte opgevat worden, daar het neiging heeft, steeds grooter te worden, zoodat het op het naburig weefsel gaat drukken en dit misschien belet, te functioneeren. Ook kan het barsten en daardoor tot verbloeding aanleiding geven. Als zich arteriosclerotische veranderingen in kleinere slagaderen ontwikkeld hebben, dan lijdt daardoor dikwijls de voeding van het betreffende orgaan, waardoor voor ontstekingen de weg gebaand is. Zoo is bijvoorbeeld een vaak voorkomende nierziekte, de nierschrompeling, een gevolg van voorafgegane arteriosclerose der nierslagader en haar vertakkingen. Van de ziekten der aderen hebben vooral verwijdingen een groote beteekenis. Men noemt deze ook aderspatten. Aderspatten ontstaan meestal aan de beenen, vooral aan het onderbeen, waarop zij dikwijls blauwe, gekronkelde, soms meer dan vingerdikke vaatstrengen vormen. In slechten reuk staan bij leeken nog verstoppingen Kraambeen der aderen door geronnen bloed. Evenals in slagaderen stolt ook in de aderen het bloed, als de binnenwand beschadigd is en daardoor het vermogen verloren heeft, het bloed in het vat vloeibaar te houden. Dit komt met name voor na lange uitputtende ziekte, zeer dikwijls na typhus. Ook na bevallingen wordt soms een aderwand aangetast en vormen zich aan een of twee beenen stolsels in de bloedvaten. Dan is een zoogenaamd kraambeen ontstaan. De beenen nemen als gevolg hiervan in omvang toe, doordat uit de verstopte aderen in buitengewoon groote hoeveelheid de bloedvloeistof naar buiten en in de mazen van het onderhuidsche bindweefsel vloeit, waar het zich ophoopt. Men spreekt dan van waterzucht. Dikwijls duurt het zeer langen tijd, voor de stoornissen in den bloedsomloop weer hersteld zijn en tal van vrouwen worden er trouwens nooit meer geheel van bevrijd. Soms ontwikkelen zich ook in het verloop van bleekzucht verstoppingen der aderen en ook hier zijn het meest de beenen, waaraan deze veranderingen zich voordoen. HOOFDSTUK IX Hoe ziekten der bloedvaten kunnen worden voorkomen Als de voornaamste oorzaak van ziekten der slagaderen werd in bet vorige hoofdstuk de arteriosclerose genoemd. Als wij dus ziekten der slagaderen voorkomen willen, moeten wij trachten, de ontwikkeling van arteriosclerose te verhinderen. Natuurlijk zal dit doel slechts door hem bereikt worden, die weet waardoor arteriosclerose ontstaat. Arteriosclerose is in de eerste plaats een ziekte van den ouderdom. Menschen, die het vijftigste levensjaar achter den rug hebben, lijden niet zelden aan arteriosclerose, en hoe ouder de mensch wordt, hoe meer kans hij heeft, deze ziekte te krijgen. Nu is er echter geen reden, dat oudere menschen zich dit erg zouden aantrekken, want het meerendeeel geniet, trots de ziekte, een goede gezondheid. Zij, die ten gevolge van ouderdomsarteriosclerose nog aan andere vaatveranderingen gaan lijden, veranderingen, waarover wij reeds vroeger gesproken hebben, behooren in aanmerking genomen het veelvuldige voorkomen van arteriosclerose, gelukkig tot de uitzonderingen. Ook is het den leeken niet onbekend, dat tal van bejaarde menschen aan een Verwijding van een slagader hersenbloeding of nierschrompeling of uitzetting van de slagader of aan ouderdomsbrand (-versterf) te gronde gaan. Daar men geen middelen kent om toenemenden ouderdom te verhinderen, of een oud geworden lichaam weer jong te maken, is het duidelijk, dat men tegenover de ouderdomssclerose machteloos staat. Wel zullen wij in het volgende hoofdstuk voorschriften leeren kennen, die het gevaar van arteriosclerose belangrijk verminderen. Er bestaat echter nog een tweede vorm van arteriosclerose, die zich reeds vóór het vijftigste levensjaar ontwikkelt en die bijzonder gevaarlijk is. Wij willen haar, in tegenstelling met de ouderdoms-arteriosclerose, de vroeg-arteriosclerose noemen. Haar oorzaken zijn van zeer verschillenden aard, maar hebben dit gemeen, dat daarbij een vergif op den bloedvatwand inwerkt. Zoo is syphilis niet zelden de oorzaak van de ontwikkeling van arteriosclerose op nog jeugdigen leeftijd. Naar alle waarschijnlijkheid bestaat het verband tusschen syphilis en arteriosclerose hierin, dat de bacteriën, die de syphilis veroorzaken, vergiften uitscheiden, die wij reeds als bacteriën-vergiften of toxinen hebben leeren kennen, vergiften, die den bloedvatwand aantasten. Syphilis wordt zoodoende zeer vaak de aanleiding tot het ontstaan van slagaderverwijding, aneurysma. In andere gevallen lijdt zij, door veranderingen van de nierslagaderen, tot ernstige nierziekten of, door aantasting der hersenslagaderen.tot ernstige hersenziekte. Ook andere deelen, met name de hartspier en de lever, kunnen door de bacteriënvergiften van de syphilis-bacterie, die een aandoening der slagaderen veroorzaken, ernstig ziek worden. Syphilis oorzaak van vroeg-arteriosclerose Voor syphilis, deze helaas zoo algemeen verbreide volksziekte, kan een ieder zich behoeden. Wie vóór zijn huwelijk kuisch leeft en na het huwelijk slechts met zijn vrouw geslachtelijken omgang heeft, zal door syphilis niet worden aangetast. Wat men verder nog als voorzorgsmaatregelen aanbevolen heeft voor hen, die niet genoeg wilskracht bezitten om den zooeven gegeven raad op te volgen, is onzeker en onbetrouwbaar, hetgeen bewezen wordt door het feit, dat syphilis zoo buitengewoon veel voorkomt. Zeer treurig is het, dat deze besmettelijke ziekte meest jeugdige personen in de volle kracht van hun leven aangrijpt en hen niet zelden reeds in hun jeugd tot onbruikbare menschen, tot ruïnes maakt. De doktoren kunnen niet dikwijls genoeg den raad geven, iedere verleiding en gelegenheid tot besmetting zonder uitzondering uit den weg te gaan. Een vluchtig oogenblik van genot leidt niet zelden tot onherstelbaren ondergang der gezondheid en tot een verwoest leven. Behalve bacteriënvergiften komen ook nog andere vergiften als oorzaken van arteriosclerose in aanmerking. In de eerste plaats moet onmatig gebruik van alcohol genoemd worden. Arteriosclerose is, kort gezegd, een veel voorkomende ziekte van den drinkebroer. Het is een feit, dat gebruik van alcohol een hartstocht of, nauwkeuriger gezegd, een ziekte is en het is een groote verdienste van de artsen, als zij tot matigheid of geheelonthouding aansporen. Ik ga niet zoover, dat ik onder alle omstandigheden het gebruik van ook kleine hoeveelheden alcohol bijna als een soort van zelfmoord beschouw. Naar mijn ervaring doen wel is waar de Alcohol oorzaak van arteriosclerose meeste menschen goed, alle alcoholische dranken af te zweren, maar er zijn toch ook menschen, wien het gebruik van kleine hoeveelheden alcohol toegestaan kan worden, omdat zij zich daarbij merkbaar lichamelijk en geestelijk beter voelen. Na onmatig gebruik van onverdunden alcohol mogen allerlei ziekelijke aandoeningen zich spoediger en heviger voordoen, ook als alcohol in verdunden vorm onmatig gebruikt wordt (bier, wijn, likeur), dreigt het gevaar, dat veranderingen der slagaderen en de ernstige gevolgen daarvan optreden. Ook overmatig gebruik van tabak, koffie, thee en sterke kruiden maakt de slagaderen ziek en brengt hierdoor het lichaam in ernstig gevaar. Ook in dit opzicht moet dus voor overdrijving ernstig gewaarschuwd worden. Soms staan veranderingen van de slagaderen met ziekelijke veranderingen in de stofwisseling in verband, vooral ziet men ze in het verloop van suikerziekte, jicht en nierontsteking optreden. Van deze ziekten kan vooral jicht door een verstandige levenswijze dikwijls vermeden worden. Bij alle drie is een doelmatige voeding de zekerste en vrijwel de eenige weg, de ziekten te genezen of ten minste te verbeteren en daardoor ook de ontwikkeling van aandoeningen der bloedvaten te verhinderen, in ieder geval te bemoeilijken. Alcoholica zal de dokter bij alle drie ziekten in den regel verbieden. Voor nierlijders is melk het beste voedingsmiddel; de jichtlijder en de suikerzieke moeten zoo weinig mogelijk voedsel gebruiken waarin meel en suiker, in welken vorm dan ook, voorkomen. Oorzaken van aderspatten De oorzaken van ziekten der slagaderen zijn dus dezelfde als die, welke wij vroeger als veel voorkomende oorzaken van hartziekte, vooral van ziekten der hartspier, hebben leeren kennen. En inderdaad komen ook niet zelden ziekten van hart en slagaderen naast elkaar voor. Deze beschouwing doet de gedachte ontstaan, dat hart- en bloedvatwand nauw verwant zijn, zooals dit reeds te anderer plaatse uiteengezet werd. Bij het ontstaan van ziekte der aderen en in het bijzonder bij ziekelijke verwijding der aderen, bij aderspatten, werken voornamelijk mechanische oorzaken. Alle toestanden, bij welke zich het bloed in de aderen ophoopt, die dus een verhooging van den bloeddruk in het bloedvat doen ontstaan, zijn in staat, verwijding van de aderen in het leven te roepen. Wij moeten er aan denken, dat de aderen veel dunnere wanden bezitten dan de slagaderen, hierdoor immers wordt het begrijpelijk, dat uitzetting van den wand der aderen veel gemakkelijker en veel vaker ontstaat dan van den wand der slagaderen. Nu is het duidelijk, dat een bloedophooping vooral in de beenen bijzonder gemakkelijk tot stand komen zal, daar in staande houding het bloed uit de beenen omhoog naar het hart moet stroomen. Zoo begrijpen wij, dat juist aan de beenen aderspatten het meest voorkomen. De ervaring leert, dat onder dezelfde omstandigheden altijd slechts enkele menschen aan aderspatten ziek worden, terwijl anderen gezond blijven. Daardoor dringt zich de vraag aan ons op, of niet een zekere zwakte van den wand der bloedvaten van invloed is. Alles Nadeelen van kousebanden weet men hiervan nog niet. Daar in sommige families aderspatten vrij algemeen voorkomen en in zekeren zin erfelijk zijn, schijnt het of zwakte van den wand der bloedvaten erfelijk is. Daar men soms aderspatten te zien krijgt, waarvoor men geen oorzaak weet, is men geneigd, haar ontstaan aan een aangeboren of een verworven zwakte der bloedvatwanden toe te schrijven. In den regel kunnen schadelijke invloeden als oorzaken van het ontstaan van aderspatten opgespoord worden. Bij tal van vrouwen doen zich zulke schadelijke invloeden tijdens de zwangerschap voor. De vrucht in het moederlijf oefent een druk op dat gedeelte der onderste holle ader uit, dat in den buik is gelegen. Hierdoor wordt het afvloeien van bloed uit de aderen der beenen bemoeilijkt, of wat hetzelfde zegt, de bloeddruk wordt in deze bloedbanen sterk verhoogd. Is de vrouw bevallen en is daarmee de holle ader van haar druk bevrijd, dan heeft de afvoer van bloed uit de aderen der beenen op regelmatige wijze plaats, zoodat de aderspatten weer verdwijnen. Bij een volgende zwangerschap treden zij wel is waar niet zelden weer opnieuw op. Ook sterke omsnoering van de beenen door kousebanden of te nauw sluitende onderkleeren zijn eveneens in staat, den bloedstroom in de aderen der beenen te belemmeren en daardoor aderspatten te doen ontstaan. Wij zien immers, dat ook aderen van andere lichaamsdeelen zich snel verwijden en beginnen te kronkelen als de bloedstroom in de aderen van eenig orgaan belemmerd wordt, hetzij doordat door een aandoening in de nabijheid Nadeelen van langdurig staan dier aderen een druk op de vaten wordt uitgeoefend, of doordat zich in een bloedvat zelf stolsels gevormd hebben. Het is duidelijk, dat iedereen de schadelijkheden vermijden kan, die door ondoelmatige kleedingstukken worden veroorzaakt. Niet over het hoofd mag worden gezien, dat lang staan bloedophooping en het ontstaan van aderspatten in de beenen bevordert. Nu zal, helaas, niet in ieder beroep staan vermeden kunnen worden, maar men moet er dan toch zorg voor dragen, niet langer te staan dan onvermijdelijk noodig is; dikwijls is het mogelijk, ook zittend het beroep uit te oefenen. Menschen, die aan obstipatie lijden, loopen meer kans, aderspatten op te doen dan zij, bij wie de darmfunctie geregeld is en de ontlasting zonder veel persen plaats grijpt. Zorg voor geregelden stoelgang is dus ook voor het behoud van gezonde aderen noodzakelijk. Behalve de verwijding der aderen werd in het vorige hoofdstuk ook nog de verstopping van het bloedvat met fibrine als een niet zeldzame ziekte der bloedvaten genoemd. Wij leerden daar als oorzaak van deze aandoening uitputtende ziekte, soms bleekzucht, kennen. Men staat gewoonlijk machteloos tegenover den invloed van verzwakkende ziekte, daarentegen is men zeer wel instaat, bleekzucht te genezen en haar optreden te verhinderen. Onze jonge meisjes, want zij zijn het immers, die bijna uitsluitend aan bleekzucht lijden, moeten haar leven anders inrichten dan dit nu meestal gebeurt. Vooral moeten zij meer beweging nemen in de frissche lucht «n in de vrije natuur lichaamsoefeningen maken. In den zomer is zwemmen zeer aan te bevelen. Van de L. 18 o Voeding bjj bleekzucht voedingsmiddelen verdienen vooral groene groenten, die rijk zijn aan ijzerverbindingen, de voorkeur, want bij bleekzucht bestaat juist gebrek aan ijzer in het bloed. Onze geheele opvoeding moet streng naar dezen grondregel zich richten, dat de ontwikkeling van den geest nooit bij die van het lichaam ten achter gesteld mag worden. HOOFDSTUK X Levenswijze bij ziekte der bloedvaten Zooals wij reeds weten, verdient de arteriosclerose of verkalking der bloedvaten van alle ziekten der bloedvaten de meeste belangstelling. Met arteriosclerose der slagaderen gaan soms andere afwijkingen dier bloedvaten gepaard. Wie bij zich zelf toevallig, bij het betasten van een slagader, verdikkingen en harde plekken opgemerkt heeft, heeft vooreerst nog in 't geheel geen reden om angstig te zijn en zich zorgen voor de toekomst te maken, vooropgesteld dat hij het veertigste levensjaar overschreden heeft en dus aan een ouderdomsarteriosclerose lijdt, want de ervaring leert, dat zulke veranderingen der bloedvaten door de meeste menschen zonder eenigen last en daardoor onbewust verdragen worden. Veel ernstiger is de zaak bij arteriosclerose op jongeren leeftijd. Of er nu van den eenen of den anderen vorm van arteriosclerose sprake is, in ieder geval is het aan te bevelen, zekere levensregelen in acht te nemen, die ten doel hebben, de veranderingen van de slagaderen zoo lang mogelijk zonder ernstige gevolgen te doen blijven. Met medicijnen valt daarbij niets te bereiken. Men Levenswijze bij arteriosclerose is met medicijnen evenmin in staat, verdikte en verkalkte plekken van den vaatwand te doen verdwijnen, als het langzaam voortwoekeren der veranderingen ook maar eenigszir.s tegen te gaan. Aan allerlei aanbevelingen van medicamenten heeft het stellig niet ontbroken. Elke lijder aan arteriosclerose dient te weten, dat zijn leven in de eerste plaats van zijn levenswijze afhankelijk is. Arteriosclerotische slagaderen van de hersenen, hebben wij o. a. gehoord, barsten licht en geven tot bloeduittreding in de hersenen, tot een hersenbloeding, aanleiding. Daaruit volgt dus onmiddellijk, dat men alles vermijden moet wat den bloeddruk in de hersenvaten kan verhoogen en daardoor een bezwijken der veranderde hersenvaten in de hand zou kunnen werken. Alle lichamelijk en geestelijk opwindende dingen moeten dus omgaan worden, want beide zetten het hart tot verhoogde werkzaamheid aan en verhoogen den bloeddruk in alle slagaderen. Men hoort in leekenkringen dikwijls vertellen, dat deze of gene onmiddellijk na een uitval van woede of ergernis een toeval heeft gekregen, wat niets anders zeggen wil dan dat onder plotseling intredende bewusteloosheid een hersenbloeding heeft plaats gegrepen. Een sterke bloedaandrang naar het hoofd heeft, zooals bijna een ieder uit eigen ervaring weet, na zeer rijkelijke maaltijden plaats. Daardoor is te verklaren, dat oudere menschen niet zelden bij het einde van een rijkelijken maaltijd of zeer spoedig daarna door een hersenbloeding getroffen worden. Lijders aan arteriosclerose moeten daarom in eten en drinken matigheid Levenswijze bij arteriosclerose betrachten. Hun zij dringend geraden, dikwijls en dan steeds kleine hoeveelheden te eten en zich niet zoo te voeden, dat lange rustpoozen door groote maaltijden worden afgewisseld. Ook leeken weten, dat de aard van het voedsel niet zonder invloed op den bloedaandrang naar den schedel en diens inhoud is. Sterke kruiden, vooral alcoholica, verhoogen den bloedaandrang en moeten dus van de spijskaart voor altijd worden afgevoerd. Een hersenbloeding toch treedt dikwijls na het gebruik van alcoholica of drinkpartijen op. Alcohol zal verder nog daarom den lijder aan arteriosclerose verboden moeten worden, omdat alcohol tot die vergiften behoort, die de ontwikkeling van arteriosclerose in hooge mate in de hand werken. De lijder aan arteriosclerose moet zich in acht nemen voor sterk persen, want dit is zonder bloeddrukverhooging niet mogelijk. Het verhoogt dus het gevaar, dat een slagader zal gaan bezwijken. Het is derhalve van belang, dat lijders aan arteriosclerose zorgen voor dagelijkschen, gemakkelijken en ruimen stoelgang. Hardnekkige obstipatie en dientengevolge sterk persen bij de ontlasting hebben reeds dikwijls tot verscheuring van arteriosclerotische hersenvaten geleid. Dikwijls zijn bepaalde voedingsmiddelen voldoende, om den stoelgang te vergemakkelijken. Door ruim gebruik van groente, fruit, door gebruik van honig, bruin brood met boter kan bij tal van lieden een bestaande obstipatie opgeheven worden. Als dit niet voldoende is, moet men helpen door buikmassage en medicijnen. Een verhooging van druk in de bloedvaten is ook Geslachtelijk verkeer btf arteriosclerose een noodwendig gevolg van iederen zwaren lichaamsarbeid. Wij hebben ons, om dat te begrijpen, slechts te herinneren wat er in ons gebeurt bij het heffen van een zwaren last. Wie herinnert zich niet, dat hij hierbij onwillekeurig den adem inhoudt en perst. Daarbij komt nog, dat lichamelijke oververmoeienis het voortschrijden, zelfs de ontwikkeling van arteriosclerose in de hand werkt. Ook het geslachtelijk verkeer gaat met lichamelijke maar zeer zeker ook met geestelijke inspanning gepaard, en daarom wordt de raad gegeven, in dit opzicht met mate en voorzichtigheid te handelen. Niet onbedenkelijk is een voortdurend vooroverzitten met het hoofd. Ik heb meermalen hersenbloeding zien optreden, als oudere menschen, met arteriosclerose behept, b.v. bij tuinarbeid het hoofd langen tijd omlaag hielden. Nu is echter een hersenbloeding in het geheel niet het eenige gevaar, dat den lijder aan arteriosclerose bedreigt. Wij hebben immers in het voorgaande gezien, dat in 't bijzonder hart en nieren niet zelden ook aangetast werden. Ook dan is het zaak, dezelfde levensregelen op te volgen, die zoo even met het oog op de hersenen werden gegeven. Zelfs dan als zich, behalve de arteriosclerose, een verwijding van een slagader, een aneurysma, voordoet, verandert in de leefwijze van den zieke niets. Vroeger werd reeds vermeld, dat arteriosclerose reeds op jeugdigen leeftijd ten gevolge van jicht, suikerziekte en syphilis optreden kan. Jichtlijders en suikerzieken moeten dan bijzonder streng een dieet volgen, waar- Anti-syphilitische behandeling mede hun kwaal bestreden kan worden en dat reeds vroeger besproken werd. Personen, die in vroegere jaren syphilis doorgemaakt hebben, moeten opnieuw een behandeling met kwikzilver- of jodiumpraeparaten l) doormaken, dat specifieke middelen tegen syphilis zijn. Al zijn dit ook betrouwbare middelen, die deze ziekte genezen, het terugkeeren dezer ernstige aandoening kunnen zij niet verhinderen. Soms gaan sedert de besmetting met syphilis 10, 20 en nog meer jaren van ongestoorde gezondheid voorbij en opeens herhaalt zich de ziekte, veelal zonder bekende oorzaak. Er zijn menschen, die in 't geheel niet willen gelooven, dat het syphilitische vergif zoolang verborgen in het lichaam sluimeren kan. Zij verzetten zich dan tegen het voorschrift van den dokter, die hen weer een anti-syphilitische behandeling wil laten ondergaan. Wee dengene, die zijn twijfel zoover drijft, dat hij zich aan een behandeling niet of niet met den noodigen ernst onderwerpt. Snel toenemen der stoornissen, een ernstig ziekbed en misschien spoedige dood zullen in den regel het gevolg van deze misplaatste stijfhoofdigheid zijn. Ook onmatig gebruik van alcohol, tabak, koffie en thee hebben wij als oorzaak van een vroeg-arteriosclerose leeren kennen. Het is begrijpelijk, dat men zich van al deze dingen onthouden moet, ze ten minste slechts in zeer bescheiden mate gebruiken mag. ') Of hierbij in het vervolg ook genoemd zal moeten worden het nieuwe middel, door prof. Ehrlich te Frankfort gevonden en gemeenzaam als „Ehrlich-Hata 606" aangeduid, is op dit oogenblik nog niet met zekerheid te zeggen, daar genoegzame ervaring nog ontbreekt Elastieken windsel tegen aderspatten In de laatste jaren raadt men lijders aan arteriosclerose, vooral hun, wier hartspier mede aangetast is, aan, koolzuurhoudende zoutbaden te gebruiken. Ook hier moet ik er voor waarschuwen, de hoop op succes niet te hoog te spannen. Vooral denke men er aan, dat zulke baden alleen op geneeskundig voorschrift en onder voortdurend geneeskundig toezicht mogen genomen worden, als men zich niet aan de allerernstigste levensgevaren wil blootstellen. Immers volstrekt niet iedere lijder aan arteriosclerose is voor behandeling met zoutbaden geschikt en niet zelden moet de dokter ze hem juist ontraden. Zieken, lijdende aan veranderingen der aderen, moeten alles vermijden, waarvan reeds vroeger vermeld werd, dat door de onthouding van dit alles deze kwalen kunnen worden voorkomen. Personen met uitzetting der aderen moeten dus niet veel staan, geen snoerende kleederen dragen, voor gemakkelijken en geregelden stoelgang zorgdragen, zwaar werken en persen vermijden. Dit alles toch zijn schadelijk werkende invloeden, die de ontwikkeling van aderspatten in de hand werken en die, als zich reeds aderspatten ontwikkeld hebben, de toename er van bevorderen. Medicamenten, die aderspatten doen verdwijnen, kent men niet, daarentegen kunnen de stoornissen veel verminderd en dikwijls geheel verwijderd worden als men het zieke been met een breed verband van caoutchouc van beneden naar boven omwikkelt en ook een kous van hetzelfde materiaal laat dragen. Ook het gebruik van baden is aan te bevelen om het weerstandsvermogen van den vaatwand te verhoogen. Terugblik Hebben zich in een ader stolsels gevormd, dan moet de zieke langen tijd zeer rustig in bed blijven liggen, want bewegingen kunnen afbrokkeling van het stolsel teweegbrengen. De afgebrokkelde deelen drijven dan met het bloed naar het hart en geraken van de rechter hartkamer in de longslagader. Worden echter grootere takken der longslagader verstopt, dan treedt dikwijls plotseling de dood in. Werpen wij tot slot een terugblik op hetgeen wij van de vaatziekten hebben leeren kennen, dan blijkt, en dit is een gelukkig en geruststellend feit, dat de voorzichtige en gewaarschuwde veel doen kan om gezonde bloedvaten te behouden. Een verstandige en geregelde leefwijze, dat is in hoofdzaak het geheim,, dat ons een gezond mensch kan doen zijn en blijven INHOUD blz. Hoofdstuk I. Bouw van het hart. . . i Röntgenphotographie 4 Percussie 7 De kleppen van het hart 15 Het hartezakje 17 Zenuwen van het hart 20 hoofdstuk II. De verrichtingen van het hart 23 Aantal hartslagen bij koorts 26 Harttonen en hartgeruischen 34 Hoofdstuk III. Oorzaken en beteekenis vanhartziekten 36 Vocht in het hartzakje 41 Ziekten der hartzenuwen 42 Hoofdstuk IV. Het voorkómen van hartziekten 43 Nerveusiteit en hartziekten 45 School en nerveusiteit 47 Zelfbevlekking en nerveusiteit 49 Tabak rooken 50 Geslachtelijk verkeer en nerveusiteit 53 Geslachtsziekten 55 Hartvervetting 58 Fietsen en hartaandoeningen 61 „Bierhart" en „tabakshart" ... . ... 66 Sexueele hygiëne 69 blz Hoofdstuk V. Hoe hartzieken moeten leven 72 „Luchtkuren" Houding bij het slapen 8 5 Baden voor hartlijders ^7 Zonnebaden? ^9 De voeding van den hartlijder 91 Zwangerschap bij hartziekten 95 Gevaar van vermageringskuren 99 Hoofdstuk VI. De bouw der bloedvaten 104 Hoofdstuk VII. De verrichtingen der bloedvaten 112 De zenuwen der bloedvaten I]7 Hoofdstuk VIII. Oorzaken en beteekenis van de ziekten der bloedvaten. . . • 118 Slagaderverkalking 1 '9 Aderspatten 121 Kraambeen 12" hoofdstuk IX. Hoe ziekten der bloedvaten kunnen worden voorkomen . . 123 Syphilis en alcohol oorzaken van arteriosclerose .125 Nadeelen van kousebanden 128 Voeding bij bleekzucht '30 HOOFDSTUK X. Levens w ij ze bij ziekte der hartvaten r3 Levenswijze bij arteriosclerose '33 Geslachtelijk verkeer bij arteriosclerose . . . • 134 Anti-syphilitische behandeling 13 5 Elastieken windsel tegen aderspatten 13^ De ie serie van de „GENEESKUNDIGE LEEKEBOEKJES" bestaat uit de volgende nummers: I. De Zorg voor onze Gezondheid inhetdagelijksch leven, door Prof. Dr. J. Orth en Prof. Dr. E. Grawitz. II De Hygiëne der Longen in gezonden en zieken toestand, door Prof. Dr. L. Schrötter von Kristelli, Directeur van de derde medische kliniek der Universiteit te Weenen. Met 9 illustraties. III. Sexueele Hygiëne voor Mannen, door Prof. Dr. Max Gruber, Directeur van het Hygiënisch Instituut der Universiteit te München. Met 2 gekleurde platen. IV. Gezonde Kleeding, door Prof. Dr. H. Jaeger, Hoogleeraar in de hygiëne aan de Universiteit^ te Straatsburg. Met meer dan 80 illustraties in en buiten den tekst. V. De Hygiëne van Huid, Haren en Nagels. De Zorg voor ons Uiterlijk, door Dr. E. Riecke, Privaat-docent voor huidziekten aan de Universiteit te Leipzig. Met 10 illustraties, voor 't meerendeel buiten den tekst. VI. De Hygiëne van Neus, Keel en Strottenhoofd in gezonden en zieken toestand, door Dr. D. Neumayer, Privaat-docent voor keelziekten aan de Universiteit te München. Met 4 illustraties tusschen den tekst. VII. De Hygiëne van het Zenuwleven in gezonden en zieken toestand, door Prof. Dr. A. Forel te Chigny. Met 14 illustraties in en buiten den tekst. VIII. De Ziekten der Stofwisseling (Suikerziekte, Vetzucht, Jicht), door Prof. Dr. A. Dennig te Stuttgart. Met 6 illustraties in den tekst. (Zie omzijdé) IX. Hoe wij door Licht, Lucht en Gymnastiek gezond kunnen blijven, door Dr. p. Jaerschky. Met 7 illustraties in en buiten den tekst. X. Het Ontstaan en Voorkomen van Lichamelijke Misvormingen, door Prof. Dr. F. Lange en Dr. J. Trumpp te München. Met meer dan 100 illustraties tusschen den tekst. In de 2e serie zijn reeds de volgende nummers verschenen : I. De Ziekten der Vrouwen. Hoe ze ontstaan en kunnen worden voorkomen, door Dr. Oskar Schaeffer, Privaat-docent in Verloskunde en vrouwenziekten aan de Universiteit te Heidelberg. Met illustraties. II. Sexueele Hygiëne voor Moeders en jonge Vrouwen. Het ontstaan en voorkomen van ziekten voor, tijdens en na het kraambed, door Dr. O. Schaeffer, Privaat-docent in Verloskunde en vrouwenziekten te Heidelberg. Met illustraties. III. De Verzorging van tanden en Mond, door Prof. Dr. G. Port, Directeur van het tandheelkundig instituut der Universiteit te Heidelberg. Met illustraties. IV. De Hygiëne van het Bloed, door Dr. Walz. Met 4 gekleurde figuren. V. De Hygiëne der Voeding, door Prof. Dr. Max Rubner, Hoogleeraar in de Physiologie aan de universiteit te Berlijn. VI. De Verzorging van het Jonge Kind, door Dr J os. Trumpp, Privaat-docent voor de kennis en de behandeling van Kinderziekten aan de Universiteit te Munchen. Met illustraties. Per deeltje van 6 è 8 vel druks 60 cent ingenaaid; 90 cent gebonden.