Een Blik in het Verleden of Het Juvenaat „H. Hart" te Bergen op Zoom van 1900—1907 Bïbli-thsek MlfflESBfiKÖffiii i Wfi-ERT,: I' OA 1 i O f- I. Doel en ontstaan der Congregatie. lvorens liet innige leven van ons Juvenaat in al deszelfs bijzonderheden te beschrijven, zal het wellicht niet overbodig zijn, u in koite trekken het doel en ontstaan onzer Congregatie te schetsen, te meer daar velen uwer hiermede niet of niet genoegzaam op de hoogte zijn gesteld. De beschouwing evenwel van het doel en ontstaan onzer Congregatie leidt ons noodzakelijk tot het doel en ontstaan der godsvrucht tot het H. Hart, aan Hetwelk de Congregatie is toegewijd. De overgroote liefde van zijn Hart aan de menschen doen kennen, hun hart tot wederliefde stemmen, tot medelijden en eerherstel voor de versmade liefde opwekken. ziedaar het doel, dat Jezus beoogde, toen Hij de godsvrucht tot Zijn H. Hart openbaarde aan de Zalige Margaretha Maria en door haar aan geheel de wereld. Ziedaar ook het doel onzer Congregatie. Daarom schrijft onze H. Regel voor, dat wij de glorie Gods en het heil onzer ziel niet slechts moeten bevorderen door de (Mi voorschriften, maar daarenboven door eene geheel bijzondere beoefening der godsvrucht tot het 11. Hart. Dat II. Hart moeten wij leeren kennen, vereeren, s 1 i navolgen en doen kennen en beminnen door anderen I I ei; verhevener dool denkbaar? Is immers de gods- 1 j vrucht tot het II. Hart niet die der liefde, waarvan i bet II. Hart het zinnebeeld en de gloeiende oven wordt j genoemd De liefde van den Godmensch bestudeeren I i op een krachtdadige wijze er aan beantwoorden door j i eene nauwgezette plichtsbetrachting en algeheele zeil- opollermg. aan die versmade liefde onze nederig | eerherstellingen aanbieden en nieuwe troosters tot i baar voeren, wat kan men edelere en grooters ver| richten? Welk een kracht ligt niet in dat woord: j . helde. Welk een bron van leven en heiligheid IM I , daarin met opgesloten voor ieder onzer leden in het | ; bijzonder, ja voor geheel de H. Kerk! Waarlijk is de ï | godsvrucht tot bet H. Hart die van onzen tijd', dan IS ook onze Congregatie die van onzen tijd en mogen j i wij met Gods hulp en onzen ijver verhopen, dat zij I j zich meer en meer zal verbreiden. j j Den Priester, uitverkoren om deze veelbelovende | | Congregatie te stichten, wie kent hem niet? Het is j een zoon van Franschen bloede, van dat edele land. j hetwelk zooveel heiligen en geleerden teelde ! Kn al' hoort men tegenwoordig Krank rijks naam met eene | zekere huivering noemen, toch heeft eene langdurige j ondervinding ons geleerd, dat de zonen dier diepgo- j vallen natie in staaf zijn tot grootsche daden, als°de i | edelmoedige zelfverloochening hunner voorvaderen de I | eemge gedragslijn hunner handelingen bleef. Zulk een I waardige zoon was de stichter onzer Congregatie de ■ Hoogeerwaarde Pater L. Dehon. I 'ii eene aanzienlijke familie te La Capellc (deparj teinent Aisne, bisdom Soissons) in het jaar 1843 geboren. ! | llelmallle '"J °p nog jeugdigen leeftijd den doctors- j i titel in liet burgerlijk recht en bekleedde hij het ambt van advocaat in de beroemde wereldstad Parijs. Eene \ schitterende toekomst ging hij tegemoet. Doch ziet! Te midden van de pracht en weelde der wufte Fransche hoofdstad begon het hart van den jongen geleerde afkeer te gevoelen van al wat de wereld hem verlokkelijks kon aanbieden en tegelijk hoorde hij eene inwendige stem, die hem toeriep : Volg Mij. Hij ondernam eene reis naar het Oosten, bezocht de plaatsen, geheiligd door de geboorte, prediking en den dood des Zaligmakers en besloot daar zijne schitterende loopbaan vaarwel te zeggen om zich als priester aan het heil der onsterfelijke zielen te wijden, wier dringenden nood hij op zijne talrijke reizen door Europa had leeren kennen. Hij begaf zich te dien einde naar Rome en bestudeerde in de Gregoriaansche universiteit de godgeleerdheid met zulk een ijver, dat hij na eenige jaren den doctorstitel verwierf in de wijsbegeerte, in de i godgeleerdheid en in het kerkelijk recht. Bij deze titels bleef het niet. Op het Vaticaansch concilie van 1809—1870 werd hij tot stenograaf en eenige jaren later tot consultor van den Index benoemd. Na het voltooien zijner studiën keerde hi j als Priester naar zijne geboorteplaats terug en werd tot kapelaan in één der drukste parochies van zijn bisdom en wel \ \ te St. Quentin aangesteld. St. Quentin is eene fabriekstad. De geestelijke nood, waarin de bevolking dier plaats en der omliggende s \ gemeenten zich bevond, drong hem, zich op eene geheel bijzondere wijze aan de oplossing van liet sociale vraagstuk te wijden. Talrijk zijn de geschriften, welke | Pater Dehon toen reeds, maar vooral later hieromtrent in het licht gaf. en toen de beroemde encycliek «Rerum Novarum» van Paus Leo XIII z. u-. ver- S \ scheen, was hij een der eersten, die de gedachten des H. Vaders zoowel voor Priesters als leeken trachtte te vertolken en op te helderen. Wie kent in Frankrijk, Italië en België zijn Catechismus en handboek over I de sociale quaestie, zijn veelgeprezen werkje over den woeker niet? Zoozeer stelde men zijne sociologische j kennis op prijs, dat hem werd opgedragen drie jaar achtereenvolgens (1897—1900) te Rome conferenties ( O \ £ te geven, waar hij de geleerdste mannen der eeuwige stad benevens vele bisschoppen en zelfs kardinalen onder zijne toehoorders mocht rekenen. Ook deze conferenties werden later in het licht gegeven. Pater Dehon schreef niet slechts geleerde werken maar ook godvruchtige werkjes, zooals bijv. zijne beschouwingen over het verborgen, apostolisch en eucharistisch Leven des Zaligmakers, zijne «Retraite» en zijn «Maand van het H. Hart»; doch deze werkjes dagteekenen van later, toen lnj reeds langen tijd zijne Congregatie gesticht had. Zoo hoog steeg hij intusschen in eer en aanzien bij de geestelijkheid van zijn bisdom, dat hij reeds in 1876 tot eere-kanunnik door Soisson's kerkvoogd werd benoemd. Doch al die eerbewijzen vermochten niet het hart des edelen priesters te verhoovaardigen en van zijn God af te trekken Iedere dag kenmerkte zich door nieuwen vooruitgang in deugd en zelfverloochening. Te St. Quentin bevindt zich een klooster van Zusters, Dienaressen van het H. Hart geheeten, eene beschouwende orde, wier doel is het II. Hart eerherstel te brengen voor den ondank en de onverschilligheid, welke de Heiland voornamelijk in het Sacrament zijner ) \ liefde ondervindt. 13c Hoogeerwaarde Heer Dehon was } ) biechtvader dier zusters. De schoone voorbeelden van | echt kloosterlijke deugd, die hij hier voortdurend voor \ | oogen had, wekten in hem het brandend verlangen 1 op naar nog grootere volmaaktheid. Kloosterling worden j was reeds vroeger zijn ideaal, maar ook zijn besluit I «reweest. Dit besluit kwam thans tot rypheid. s O i 1 l \ hij echter bad en overwoog, tot geen enkele orde voelde | hij zich aangetrokken. Zou het wellicht Gods wil ni | verwierp die gedachte ; dit zou immers de ijdelheid j | • streelen ; neen, hij achtte zich te klein en te nietig | i om zulk een heilig werk tot stand te brengen. Een \ hevijjen strijd voerde zijne ziel. Eenige tijd verstreek | ; en weder kwamen die gedachten aan eene nieuwe < Congregatie bij hem op. Was zijn ideaal ook dat uict van Jezus geweest bij diens verschijning aan de Zalige ï Margaretha Maria ? En toch hoe eng waren de grenzen I van het liijk van Jezus' H. Hart vergeleken bij die j | van zijn aartsvijand, Satan ! Waarlijk, de eeuvv van $ 1 verflauwing in Gods liefde was daar, de tijd dus om het goddelijk liefdevuur weder te ontsteken was aani gebroken. De klachten van dat H. Hart trollen hem tot in het diepste zijner ziel, de heerlijke beloften door Jezus aan de vereerders van zijn H. Hart gedaan, bemoedigden hem en de plechtige belofte vooral, dat Jezus' H. Hart zou heerschen ondanks zijne vijanden deed zijne edele ziel van ijver blaken. Ja, waarlijk, niets was beter geschikt om Jezus 11. Hart te doen kennen en beminnen dan de vereende werkkrachten van mannen, wier hart gevormd zou zijn op dat van Jezus. Zoo dacht de Hoogeerwaarde Heer Dehon. zoo dacht er ook zijn biechtvader en geestelijke leidsman over. Bovennatuurlijke verlichtingen en gunsten, wier i openbaring wij tot lateien tijd moeten voorbehouden, j versterkten hem in zijne plannen, totdat de aanmoe| diging en toestemming van Soissons' doorluchtigcn J kerkvoogd allen twijfel uit zijne ziel banden. | Nu trok de vrome stichter zich in Juli 1877 in de eenzaamheid terug. Wat in die dagen van zegen in^ > I ^ Ö tusschen God en zijn dienaar omging, bleet'natuurlijk j een geheim. Zeker is het, dat na deze heilzame oefening zijn besluit onwrikbaar vaststond, om aan de 11. Kerk I een nieuw leger mannen te schenken, die bezield met den geest van Jezus' H. Hart, den geest van liefde en zelfopoffering, diens Rijk moesten gaan vestigen " o " ö 1 Op het feest van den H. Ignatius van Lovola schreef hij de eerste regelen zijner Congregatie en bouwde nog hetzelfde jaar het college van den II. Johanncs, bakermat van heilige priesters en vrome leeken. Daar legde hij in de handen van den Generaal-Vicaris van het bisdom Soissons, op den feestdag zelf van het II. Ilart van Jezus, in 1S/8 zijne eerste geloften af. I )rie maanden later sloten zich eenige geestelijken en leeken bij hem aan en begon het noviciaat en daarmede het gemeenschappelijk leven. De zegen Gods, beloofd aan de werken ondernomen ter eere van het H. Hart, liet zich niet wachten. In korten tijd werden in vier verschillende bisdommen van Frankrijk nieuwe kloosters opgericht, waar de leden, bezield met dien ijver, welke altijd de eerstelingen eener orde kenmerkte, onnoemlijk veel goeds tot stand brachten. ) 7 — — ^ # i.x* i. j v t \ i\ \ \ n I/11111T 1 1 ~\ /V/-V *» V-l-V v-v i 1 I 1 • 1 *11 Een Juvenaat verrees in het bisdom Soissons en een Noviciaat te Sittard (Holland). In deze laatste stad werd naast het Noviciaat eene apostolische school opgericht, bestemd om Duitsche, Hollandsche en Belgische e? 7 jongelingen voor onze Congregatie op te leiden; thans is deze school uitsluitend voor Duitschers ingericht. Achtereenvolgens verbreidde zich de Congregatie in België, waar thans zes kloosters gevestigd zijn; in Luxemburg en Italië waar twee en in Oostenrijk, waar O " één klooster zich bevinden. Frankrijk telde vóór de zoo gehate godsdienstvervolging, die in 1901 begon enthans O O O O' tot haar toppunt gestegen is, verscheidene huizen der Congregatie, die thans voor het meerendeel in de c O ; handen der logemannen gevallen zijn; doch daarnaast bloeien nu onze schoone missiën van Noord-en ZuidBrazilië en vooral van den Congostaat, waarover wij u zoo dikwijls onderhouden. Daarnaast bloeit ook ons Juvenaat te Bergen-op-Zoom. Het kruis echter is het kenmerk van Gods werken, het mocht dus reeds bij de stichting niet ontbreken. Weldra brachten hevige bloedspuwingen den stichter op den rand des grafs, slechts aan eene wonderbare genezing had hij de verlenging zijner dagen te danken. Het college, door hem gebouwd, brandde tot den O ■ ' grond at' en eene erfenis, die hem op dat oogenblik zoozeer te stade kwam, werd hem op laf hartige wijze ontnomen. Een andere, veel zwaardere beproeving, die voorloopig een geheim moet blijven en die het voortbestaan zijner Congregatie in gevaar bracht, vulde den beker zijns lijdens tot boven toe. Van alle kanten bestookten kwaadwillige lieden zijne stichting en klaagden hem zelfs bij den H. Stoel aan. Toen echter verscheen de Engel der vertroosting. De bisschop van Soissons begaf zich persoonlijk naar Rome. om df »- 1/ zaak van Pater Delion te bepleiten, alle lastertaal t< HoogEerw. Pater Dehon. weerleggen en den boogsten lof over de pas ontloken Congregatie uit te spreken De moed en vastberadenheid, waarmede Pater Debon deze beproevingen bad doorstaan, werden eene bron Kerk gevestigd te zien. Dit was zijn streven, want dan kon hij gerust de oogen sluiten, als hij verzekerd was dat liet Rijk van Jezus' II. Hart in den loop der eeuwen door zijne geestelijke zonen gegrondvest en verbreid zou worden. Een schrijven werd door de Congregatie van Bisschoppen en Regulieren gericht tot de verschillende J 1 o c kerkvoogden in wier bisdommen zich kloosters der Congregatie bevinden. Eenparig klonk liet antwoord: dat liet doel en de geest- der Congregatie verheven, O O O > de ijver en het gedrag harer leden onberispelijk, het goed dat zij tot stand brachten onberekenbaar was. Eindelijk den vierden Juli 1906 was de groote dag daar, waarop Kardinaal Ferrata, namens onzen grooten. thans regeerenden Paus Pius X. een decreet O > O uitvaardigde, de tweede goedkeuring én der Congre- C > O O c gatie én der Regelen behelzende. O O „Onze II. Vader, door de Goddelijke Voorzienigheid Paus Pius X, heeft in eene audientie door ondergenoemden Kardinaal, Prefekt van de II. Congregatie van Bisschoppen en Regulieren, gehouden, den laten Juli, (acht gegeven hebbende op den overvloed der heilzame vruchten, welke het Instituut der Priesters van het II. Hart, welks moederhuis zich bevindt in het bisdom Soissons, heet't afgeworpen; acht gegeven hebbende vooral op de aanbevelingsbrieven der kerkvoogden, in wier bisdom de leden van voornoemd Instituut verblijven), het Instituut zelf, door zijn voorganger Leo XIII reeds zoo hoog aangeprezen en aanbevolen, als Congregatie van eenvoudige geloften O O O O onder het bestuur van een generaal-overste, gewaardigd goed te keuren. Bovendien heeft hij de Constitutiën van voornoemd Instituut, zooals zij in liet regelboek, welks handschrift in de archieven van de j Congregatie van Bisschoppen en Regulieren bewaard wordt, bevat zijn, voor tien jaar welwillend goedgekeurd en bevestigd, voorzoover hÜ ze met betrekking j tot den inhoud van dit decreet goedkeurt en beves- s o t tigt, rekening gehouden met het rechtsgezag der bisschoppen volgens den vorm der 11. Canons en Apostolische C o n s t i t u ti ë 11. Gegeven te Rome in het Secretariaat van voor- V 1 • • ' noemde II. Congregatie van Bisschoppen en Regulieren. j Den 4 Juli 1906. ' j > D. Card. Ferrata Praef. | Ph. Giustini Secret. | Nauwelijks gewerd onzen stichter die heugelijke \ tijding, of hij schreef aan al de leden de viering van een plechtig Triduüm voor, dat met de eveneens \ plechtige hernieuwing der heilige geloften moest besloten worden, ten einde het II. Hart van Jesus te * bedanken voor de groote gunst hun verleend. O o s Wie bewondert hier niet de wegen der goddelijke Voorzienigheid, die veelal het kleine en geringe uitkiest om groote dingen tot stand te brengen ! Wie moet niet tevens erkennen, welk een kracht en heil in de godsvrucht tot het 11. Hart, welk eene bron van heiligheid en zegening in eene Congregatie liet 1 IJ. Hart toegewijd, gelegen is! \ s > ( s s ) s s II. Werkkring der Congregatie. et Rijk van Jezus' H. Hart in ons hart en dat der mensehen vestigen, ziedaar de korte samen- CD vatting van liet doel, door onzen stichter beoogd. Natuurlijk gaf Pater Dehon zijn geestelijken zonen tal van middelen aan de hand ter bereiking van dit doel. Allereerst vereischt onze roeping eene diepe kennis van de grootheid en heiligheid van het Goddelijk Hart. De strekking dan ook van al onze geestelijke oefeningen, ook die welke wij met andere ordes gemeen hebben, moet zijn dat II. Hart zoo volmaakt mogelijk te leeren kennen. „Ik ken niets anders, moeten wij met den H. Paulus uitroepen, dan Jezus Christus'" en wij voegen er bij ,.Jezus uit liefde voor ons geslachtofferd' Al onze gebeden, overwegingen hebben ten doel de onmetelijke liefde van Jezus' H. Hart te peilen, t Is eene studie voor geheel een leven, ja de eeuwigheid is nog niet toereikend om die liefde te kunnen begrijpen. Bij die algemeene oefeningen sluiten zich aan die, welke de Zaligmaker aan de Zalige Margaretha Maria openbaarde, als: het vieren der eerste Vrijdagen van iedere maand, de plechtige viering van het Feest van het H. Hart, het H. Uur, de eerherstellende II. Communie en de aanbidding van het H. Hart in het II. Sacrament des Altaars. In al s onze huizen, vooral echter in het Noviciaat wordt het H. Sacrament dikwijls, ja dagelijks uitgesteld. In het H. Sacrament toch is het II.Hart levend, schenkt Het ons zijne liefde en verwacht Het onze akten van aanbidding. Wijl het echter niet voldoende is het H. Hart te leeren kennen zonder Het van harte te beminnen, drukt onze stichter er voortdurend op volgens den geest van de Congregatie te leven, n.m. dien van liefde en zelfopoffering, (lelijk de Zaligmaker ons beminde en zich zelf voor ons ten beste gaf, zoo ook moet de Priester van hel H. Hart wederliefde schenken door zich geheel voor Gods glorie te slachtofferen. Te dien einde dragen Paters en Broeders hunne s .. dagelijksche bezigheden en kruisjes, ja, al wat zij door hunne goede werken verdienen, zooveel mogelijk \ n ^ o j op aan het H. Hart. Hun leven is een leven van zelfverloochening, een geheel vergeten van zich zeiven ten liefde van het II. Hart. Die geest, waarvan wij U de schoonste voorbeelden zouden kunnen geven, wordt van jongs af ook aan onze studenten ingeprent. Zij moeten van lieverlede meer uit edelmoedige zelfopoffering en plichtsbesef dan uit vrees voor straf of hoop op loon leeren handelen. Doch, gelijk de vlammen niet binnen de grenzen van een in brand staand gebouw beperkt kunnen blijven, doch noodzakelijk naar buiten uitslaan, zoo kan ook de liefde tot het II. Hart in een waarlijk minnend hart niet besloten blijven, noch het onverschillig laten voor de eer en glorie Gods buiten de kloostermuren. Onze liefde moet ijver worden, i Is waar. ook in het klooster schrijft onze H. Regel \ i in die harten uitgestrooid, niet uitroeien en vinden zij in die welopgevoede jeugd thans geduchte tegenstanders. s Doch ziet nu, hoe Gods Voorzienigheid het goede \ 7 O O | uit liet kwade deed geboren worden ! Beroofd van die colleges, wijdden de Paters zich uitsluitend aan de opleiding van jeugdige Levieten \ I O t' O O voor de Congregatie. Terwijl men vroeger daartoe niet te veel personeel bezat, kon men zich thans ook buiten Frankrijk daaraan ten volle wijden, zooals te Sittard en te Clairefontaine. In die scholen houdt j toeleg op deugd en wetenschap gelijken tred, want zoo ooit, dan moet de Priester vooral tegenwoordig verschijnen als een man, die eerbied afdwingt zoowel door kennis als heiligen levenswandel. De vruchten van den onvermoeiden arbeid, aan het Professoraat verbonden, bleven niet uit. De breede schaar onzer Missionarissen, die zoowel in als buiten Europa thans aan de verbreiding van het li ij k van Jezus7 11. Hart arbeiden, heeft voor het meerendeel aan zulk een Juvenaat de religieuss en priesterlijke vorming te danken. Ja, de Paters, onder wier leiding een nieuwe rij van jongelingen zich kwam stellen om ook eens Priester-Missionaris te worden, ontvingen grootendeels op gelijke wijze hunne geestelijke en wetenschappelijke opvoeding. Met grond mogen wij dan ook verhopen, dat dit jonge geslacht, getrouw aan zijne voorgangers, hunne plaats eens zal vervangen, om op zijne beurt waardige leden voor de Congregatie, hechte steunpilaren voor de Kerk op te leiden en aldus den bloei der Congregatie en het h worden, ziet gij al aanstonds dat deze moeilijk onder zoo weinig personen kunnen verdeeld worden. Vandaar zijn de -boven besproken Paters nog genoodzaakt in de bres te springen en als professor de taak der anderen te verlichten ; zelfs de Rector acht zich hiervan niet te moeten ontslaan. Met aantal Paters is dus nog onvoldoende en het gevolg hiervan is natuurlijk een zeer werkzaam en opofferend leven. Dank echter aan eene behoorlijke en vooral goed gehandhaafde regeling, gaat alles zoo wel zijn gang, j dat die bezigheden den inwendigen vrede en liet geluk des kloosters niet verstoren. Thans volgen de Broeders, wier taak het is, huisen tuinarbeid te verrichten; zij zijn slechts veertien in getal en wij geven u dus te raden, wat zij dagelijks te doen hebben. En toch leiden zij een gelukkig leven, veel gelukkiger dan wij, Paters, die behalve j den arbeid nog het hoofd vol zorgen hebben. Zeker, j zij moeten wel degelijk werken, doch zouden zij dit ook in de wereld niet moeten doen ? Beschouwt hen echter niet als gewone knechts ! In geenen deele, ook zij hebben evenals de Paters hunne uren van gebed, overweging, onderwijs in het religieuse leven. In het noviciaat wordt hun dagelijks de geest der Congregatie ingeprent, de liefde tot de kloosterlijke deugden ingeboezemd. Zij hebben daarenboven hunne oogen blik ken en ook dagen van ontspanning, waarop het hun geoorloofd is te wandelen of zich met 't een of ander < onschuldig spel of deze of geene nuttige lectuur onledig te houden. In één woord : zij behooren als wij, Paters, tot de religieuse familie en worden altijd en in alle opzichten behandeld als kinderen van één gezin. De studenten zijn voor het meerendeel jongelingen uit den netten doch minder gegoeden burgerstand, waarvan de meesten het volle kostgeld op verre na niet kunnen betalen. Geld is een voorname zaak, ook bij ons 5 doch geld is geen hoofdzaak. Daarom wordt bij de opname van studenten bijzonder gelet op hunne verstandelijke en zedelijke vermogens, daar deugdzame en ontwikkelde jongelingen waarlijk de hoop der Congregatie, wat zeggen wij ? de hoop der H. Kerk mogen genoemd worden. Niettemin zijn wij de waarheid indachtig: ,,AJs God roept, geelt Hij ook de middelen." Daarom moeten de Ouders altijd gedeelteliik de lasten met ons draden en buitendien voor kleeren en bijkomende zaken blijven zorgen ; vooi het overige, denken wij dan dikwijls, zullen het Ti. Hart en onze begunstigers ons niet vergeten, j Deze wijze van handelen berouwde ons geenszins. Wij mogen ons verheugen in het bezit van brave en in t algemeen verstandige jongelieden van wie veel te verwachten valt Reeds vroegtijdig worden zij aan het kloosterleven gewend door eenc [linke doch niet al te strenge regeltucht. Wij bewonderen in de ons O O toevertrouwde jeugd — en hierin doen wij aan de waarheid geenszins te kort — eene stipte gehoorzaamheid. een diepen eerbied voor overheid en professoren, eene rondborstige openhartigheid, eene gulle bereidwilligheid om den Paters in alles behulpzaam te zijn en vooral eene ongekunstelde, oprechte broederliefde. Waar zulke deugden bloeien, mogen wij te recht die reinheid van zeden veronderstellen, welke een heerlijk schouwspel moet zijn voor God en zijn Engelen. Wat die veronderstelling kracht bijzet is de innige godsvrucht, die zij aan den dag leggen. Uit eigen beweging ziet men hen gevolg geven aan de liefdevolle uitnoodiging van Jezus en diens Plaatsbekleeder, den Paus van Rome, en meermalen per week tot de H. Tafel naderen. Onder den speeltijd bezoeken zij gedurende eenige korte oogenblikken het 11. Sacrament en knielen zij neder bij de beeltenis hunner goede Moeder Maria: een onbeschrijfelijke voldoening voor ons, Paters, die geene moeite sparen, om die jeugdige harten tot priesterharten te vormen ! Ziedaar, ijverige Zelateurs en Zelatricen, geachte Weldoeners en Begunstigers, een kort overzicht van de bewoners van ons Juvenaat \\ ij vertrouwen, dat, als wij later wederom zulk een boekje zullen opstellen, hun getal verdubbeld zal zijn. Wij willen nu eens gezamenlijk een dagje in het Juvenaat gaan door- bi engen, ^olgl ons (lus, als het niet te veel van u gevraagd is. V. Het Juvenaat en deszelïs Dagorde. I leerden in het voorgaande de bewoners van ons Juvenaat kennen, zien wij ze thans in lmn dagelijksch leven. 's Morgens om vijf uur wekt de groote kloosterbei al de bewoners uit den slaap op en twintig minuten later wordt het teeken gegeven voor het morgengebed. Daarna houden de Paters en Broeders meditatie. Middelerwijl bereiden de studenten hunne lessen voor, totdat tegen zes uur Pater liector eenige opwekkende woorden tot hen komt spreken. Vervolgens wordt de Communiteitsmis opgedragen. Doorgaans zingen de studenten liet een of ander C; O passend liedje volgens den tijd van het jaar of het leest dat gevierd wordt; een fraai zangboekje werd tot dit doel door een der Paters samengesteld. Sommige Paters lezen 's morgens de 11. Mis in het o o klooster, andere begeven zich naar de naast bi jgelegen stad Bergen-op-Zoom, om dikwijls door weer en wind hulp te gaan verleenen in de eene of andere kerk i' kapel. Na de II. Mis zetten de studenten de studie voort tot half acht. Intussehen bidden de Paters het brevier of bereiden hunne klassen voor, terwijl de Broeders zich insgelijks met hunne respectievelijke bezigheden onledig houden. ° Om half acht moet Broeder kok het ontbijt gereed hebben. Dat lïinke jonge studentenmagen wel eenige boterhammen aandurven, zal men wel niet in twijfel trekken «Zij zien er gezond uit», zeggen de ouders, als de studenten op vacantie gaan. Wel een bewijs, dat, ofschoon hier geen overvloed heerscht, voor onze jongens toch uitstekend gezorgd wordt. Het ontbijt wordt onmiddelijk gevolgd door een hall uur recreatie (ontspanningstijd), die zij bij gunstig weder steeds buiten moeten doorbrengen. Versche lucht is onontbeerlijk voor jongelieden, die zich aan de studie wijden. Daarenboven moet er volgens het reglement (de hooge feestdagen uitgezonderd) altijd gespeeld worden. Wat de lucht is voor het lichaam, is het spel in zekeren zin voor de ziel; 't bewaart het verstand voor overspanning, het hart voor ondeugd. Op het tweede teeken der bel moet het strikste stilzwijgen heerschen en begeven de studenten zich naar de hun aangewezen klas, waar de Paters hun j tot 10 uur komen les geven. Na de klas mogen de jongens dan ook eene welverdiende recreatie op de speelplaats doorbrengen. Daarna brengen zij een kort bezoek aan het Allerheiligste Sacrament, om gesterkt naar lichaam en geest de studie te hervatten. Om ° kwart voor twaalf eindigen de klassen ; de Paters en Broeders begeven zich naar de kapel voor het gewetensonderzoek, terwijl aan de studenten door Pater Prefekt onderlicht wordt gegeven in de wellevendlieidsvormen, zoo noodzakelijk voor ieder mensch, meer nog voor den Priester-religieus. Klokslag twaalf uur begint het diner. Gewoonlijk wordt uit een nuttig boek voorgelezen om tegelijk met het lichaam ook den geest te voeden. De recreatie, van half één tot half twee, is voor allen verplichtend en wordt gezamenlijk doorgebracht. Terwijl de studenten zich dan op de speelplaats verlustigen, wandelen Paters en Broeders afzonderlijk in den tuin of (als het weder ongunstig is) zitten gezellig bijeen om zich in den Heer te vermaken. Ken recreatieuurtje in een klooster ! O, gij kunt er u geen denkbeeld van vormen, hoe pleizierig die tijd is en hoe spoedig hij voorbij snelt, des te aangenamer, omdat Paters zoowel als Broeders een waarlijk vermoeienden ochtend achter den rug hebben en het spreekwoord geldt «na ue De Nederlandsche taal, grondslag voor iedere taal- ) * O o > studie, wordt vooral grondig bestudeerd. Het Latijn, de taal der Kerk, is van niet minder belang voor een S O ? toekomstig Priester; zes volle jaren wordt aan deszei fs studie besteed. De levende talen mogen vooral in S ^ s onze dagen niet verwaarloosd worden : is men volgens S O " O het woord van een bekenden Pater Jesuïet zooveel maal Priester als men talen machtig is, dan voorzeker ) O " \ thans. Bij het verlaten van het Juvenaat eischen wij dan ook van onze studenten, dat zij het Fransch verstaan en vloeiend spreken en schrijven en ook voldoende kennis der Engelsche en Duitsche taal bezitten. Een Priester moet een beredeneerd man zijn ; daartoe dient het onderricht in wis- en natuurkunde. Een Priester moet een oordeelkundig man zijn en wat is daartoe geschikter dan eene vlijtige bestudeering der letterkunde en geschiedenis ? ! ° N Wat een geleerdheid, zult gij zeggen ! Voorzeker. } O " C tl CO ) ? men zou er het hoofd bij verliezen, als dit alles niet met orde en methode bestudeerd werd. De studenten aan methode gewennen, is het werk der Paters Pro- \ ? fessoren; door hunne leiding moet de arbeid der ) j o \ studenten vergemakkelijkt en verlicht worden. Voorwaar geen geringe taak. die, wij verzekeren het u. heel wat hoofdbreken en zelfverloochening vordert, vooral in aanmerking genomen, dat wij hier aan vele zaken behoefte gevoelen, voor het onderricht onontbeerlijk. Zoo bijv. is een phvsisch kabinet volstrekt noodzakelijk om de natuurkunde aanschouwelijk voor te stellen. Helaas ! de eenvoudigste werktuigen ontbreken. Zoo bijv. mogen piano's, harmoniums in eene inrichting als de onze niet ontbreken, want ook de muziek kan een priester, vooral in de Missie, van het hoogste nut zijn ! De vooruitgang der studenten wordt om de drie maanden nauwkeurig nagegaan. Met Kerstmis en in het begin van de maand Augustus wordt een schriftelijk, tegen Pasehen een schriftelijk en mondeling examen gevorderd. Voegt daarbij de driemaandelijksche composities, waarbij de studenten blijk moeten geven oi zij de bestudeerde stof begrepen hebben en de wekelijksche noten, welke men hun voor studieijver geeft, dan zult gij moeten bekennen, dat wij middelen genoeg te baat nemen, om den studieijver van dat jonge volkje aan te wakkeren. Nog grootere zorg wenden wij aan met betrekking tot hunne geestelijke en zedelijke vorming. Wij trachten hun van jongs af die innige en teedere godsvrucht in te prenten, die den waren PriesterReligieus moet kenmerken. Wij sporen hen daarom aan tot het veelvuldig gebruik der 11. Sacramenten, tiachten hun van den beginne den geest onzer Congregatie eigen te maken, den geest n.m. van liefde en zelfopoffering naar het voorbeeld van Jezus'H. Hart en wijzen hen op de voornaamste kloosterdeugden, in het bijzonder op die, welke het sieraad moeten zijn van ieder lid onzer Congregatie, als: stipte gehoorzaamheid, ongeveinsde broederliefde, vurige liefde tot God. beginsel en bekroning van alle deugden. /O O o Ofschoon de biechtvader hun geestelijke leidsman is, komt het nochtans den Rector des huizes toe meer in het bijzonder de belangen hunner ziel te \ behartigen in dien zin, dat hij hun dagelijks in de I meditatie en ook afzonderlijk zijne heilzame raadgevingen schenkt. 0 ~ \ Het o:oede voorbeeld van Paters en Broeders draagt O { ook niet weinig tot hunne zedelijke vorming bij. Zij zien immers in die religieusen, wat ook zij later \ moeten zijn; zij gevoelen zich bij voorbaat reeds gelukkig en scheppen nieuwen moed, als soms moeilijkheden hunne jeugdige ziel komen bestormen. Eene gewichtige taak in de opvoedkunde aangewezen, is de vorming der karakters. Niets echter is moei- ) . > 1 ijker, want van den eenen kant mag men niet te \ afgetrokken blijven en van den anderen kant moet ; ook de te grootc gemeenzaamheid vermeden worden. 5 CJ O s Daarom wordt aan alle Paters van tijd tot tijd gelegenheid geschonken om met de jeugd in aanraking te komen, ook in recreatie en op wandeling. Natuurlijk worden de studenten op hunne fouten en gebreken genoegzaam gewezen; wij kunnen dan zien, met welke j vastberadenheid en volharding zij, vooral ais zij wat ouder worden, deze verbeteren. Ondragelijke karakters \ immers kunnen nooit met het kloosterleven samengaan. s \ Wij zouden nog kunnen gewagen van de zorgen, 5 die wij voor de gezondheid der studenten dragen. \ Doch als wij u alleen zeggen, dat op krachtig voedsel, j frissche lucht, verplichtend spel, voldoende nachtrust, \ s | 80ede houding ten zeerste gelet wordt, dan zal 't niemand j uwer verwonderen als wij er bijvoegen, dat zich hier | zelden een geval van ernstige ziekte voordoet. s Met niet minder toewijding trachten wij ook de belangen onzer goede Broeders te behartigen. Flinke, degelijke Broeders immers zijn een hoofdvereischte in eene inlichting als de onze. Tot hunne religieuse j \ 01 ming dient allereerst het Noviciaat, doch ook daarna A\ordt alle mogelijke zorg besteed 0111 in hen den | goeden geest, in dit Noviciaat verworven, levendig te ! houden. Geen wonder, dat hun aantal ieder jaar j | vermeerdert en dat zij zich hier op hunne plaats gevoelen. ; De werkkring van het Juvenaat bepaalt zich niet ; slechts tot het klooster, ook daarbuiten tracht het naar het vermogen het zielenheil te bevorderen. \ llier is het de plaats om een enkel woordje te j | spreken over ons dierbaar Maandschrift, aan welks !, verspreiding de meesten uwer zoo krachtdadig en onvermoeid medewerken. In December 1901 verscheen liet eerste nummer van „liet Rijk van het 11. Hart van Jezus". Getrouw aan zijne bestemming sprak het u maandelijks over de goedheid en liefde, over de deugden, het lijden en de verlangens van liet 11. Hart. Het verhaalde u in korte trekken den vooruitgang van ons Juvenaat, den hoopvollen werkkring onzer missionarissen en wees u in belangwekkende verhalen of pittige goudkoi ï eitjes op de christelijke deugden die wij moeten beoefenen, of op de fouten en gebreken, die wij dienen uil te roeien. Ons Maandschrift werd al aanstonds de geliefkoosde lectuur van klein en gioot, ai in en rijk. Het eerste jaar besloten wij met drie duizend, het tweede met acht duizend abonné's en thans na verloop van vijf jaar mogen wij ons verheugen iu de niet geringe oplage van elf duizend exemplaren per maand. \ oorzeker een bewijs, dat dit werkje door het 11. IJart gezegend werd en nog wordt en dat het de belangstelling wegdraagt en de sympathie geniet van het publiek. Dit laatste blijkt nog uit de vele brieven van dank en aanmoediging, 1 • die ons van vele lezers en zelfs geestelijken gewerden. Dit alles is dan ook voor ons een krachtige spoorslag om op den ingeslagen weg voort te gaan. Wij zullen in het vervolg geen moeite sparen om door degelijke en tevens bevallige lectuur iederen dag nog grooter nut in Kerk en Vaderland te stichten. Dat evenwel de redactie van het Maandschrift met groote opofferingen gepaard gaat, valt licht te begrijpen, als u bedenkt, dat de Paters, nog zeer gering in aantal, hieraan arbeiden, na zich den geheelen dag met klas en studie te hebben bezig gehouden. Hadden zij nu maar veel boeken en geschriften ter hunner beschikking ! Doch onze bibliotheek is schaars voorzien en het ware te wenschen, dat de een of ander onder u de goede ingeving kreeg 0111 die bibliotheek met eenige nuttige boeken te verrijken. Een der Paters is belast met het redigeeren, een ander met het administreeren van het Maandschrift. Vooral de laatste heelt daaraan zijne handen vol. Den ganschen dag zit hij aan zijn schrijfbureau om brieven en postpaketten te verzenden, waarbij een der Broeders hem eene behulpzame hand biedt. Breekt echter de van elke maand aan, dan verzamelt zich al wat maar kan om eene groote, lange tafel, teneinde pakjes te maken, adressen en postzegels op te plakken, enz. enz. Is ons hoofddoel bij het uitgeven van dit Maandsclirift: het heil der zielen, het nevendoel, wij behoeven het niet te ontveinzen, is • de baten, die het / / maandschrift afwerpt, te besteden tot de opleiding onzer studenten. Zoo ooit het spreekwoord: «twee vliegen in één klap» waar is, dan voorzeker hier. Doch niet slechts voor ons, ook voor u. Gij vooral, die dit Maandschrift helpt verspreiden, bevordert niet slechts het eeuwig heil onzer Katholieke landgenooten, maar steunt nog het verdienstelijkste aller werken : de vorming van degelijke priesters en missionarissen, die later op hunne beurt tal van zielen in den vreemde zullen gaan bekeeren en aan de verdiensten van wier arbeid ook gij uw deel zult hebben. Aan anderen apostolischen arbeid buiten het klooster als : prediken, biechthooren, valt voorloopig nog niet te denken, daar wij niet talrijk genoeg zijn en daarbij reeds overvloed van bezigheden hebben. Wel gaven wij van tijd tot tijd kleine werkjes in het licht. Zoo bijvoorbeeld stippen wij hier in het voorbijgaan aan : het fraai gebedenboekje «De Vriend van het II. Hart van Jezus)), waarvan de eerste oplage is uitgeput en waarvan de tweede druk verschenen is; «Het godvruchtig Kind van Maria», onontbeerlijk voor eenieder, die gedurende de Meimaand zijne hemelsche Moeder naar behooren wil vereeren ; «Met H. Mart van Jezus in het M. Sacrament», waarin dagelijksche overwegingen voor de maand Juni de liefde van het II. Mart verkondigen; eindelijk een gezangboekje «Liederkrans ter eere van het II. Mart», waarin naast gezangen ter eere van het II. Hart ook ruimschoots Irn 1 I 'ii i I li IA I » w 1 ,-M-. i .. 1 II Af 1 /-i 1 ivcuac \iüj ter eere uer n. Moeaer lïoas en andere heiligen. o > Al deze werkjes vielen zoozeer in den smaak van liet publiek, dat de oplage, die wij, misschien wel wat onvoorzichtig, te groot stelden, ons later 1102 veel te gering toescheen, en wij verplicht waren eenige in herdruk te doen verschijnen. Ziedaar, ijverige Zelateurs en Zelatricen, geachte Weldoeners en Begunstigers, in weinige woorden de werken van ons Juvenaat. Wij meenden u hiervan een weinig ; op de hoogte te moeten stellen, opdat, als soms de moeite, j die u zich voor ons getroost, wat lastig aan de natuur \ valt, gij dan moogt denken, dat ook de goede Paters j *■ \ te Bergen-op-Zoom een zorgvol en arbeidzaam leven leiden, niet voor zich, maar alleen voor de glorie i Gods en het heil der onsterfelijke zielen. s \ * ) \ < 7. Het Juvenaat en deszelfs Feesten. boog kan niet altijd gespannen blijven." Geldt dit spreekwoord voor iederen arbeid, dan voorzeker voor dien des geestes, vooral wanneer er sprake is van jongelieden, die in den bloei hunner jaren dagelijks aan studiezaal en klas als liet ware liggen vastgeketend en niet ten onrechte van tijd tot tijd naar verlossing haken. Doch ook voor ons, Paters, die dag in dag uit bijna zonder tusschenpoozen in ons studeervertrek den tijd doorbrengen en voor de Broeders, die hier zwaren arbeid te verrichten hebben is het wel eens goed geest en lichaam te ontspannen. Behalve de gewone vrije uren door den regel bepaald, werden bovendien feestdagen vastgesteld, waarop de arbeid geheel of gedeeltelijk wordt gestaakt en de recreatietijd verlengd. Een feestdag in ons Juvenaat! O, men moet zulk i • • een dag meegevierd hebben, om er iets van te begrijpen! Metgeen wij n hier gaan verhalen, zal (lus nog verre van de werkelijkheid zijn ; in de wereld kan men zich moeilijk een juist denkbeeld vormen van de onschuldige genoegens, die men in het kloos- ~ O O ter smaakt. \ Twee soorten van feesten bestaan in ons Juvenaat, religieuse en meer huiselijke feesten. l)e eerste zijn doorgaans die, welke door onze Moeder de II. Kerk als Zondag worden gevierd, benevens die, welke aan onze Congregatie bijzonder eigen zijn als: het Hoogfeest van het H. Hart. dat van de Zalige Margaretha Maria, enz. Onder de huiselijke feesten verdienen vooral melding dat van den Zeereerw. Pater Rector, van de Professoren, het Sint-Nicolaasfeest, het bezoek van den Hoogeervv. P. Generaal, liet vertrek van missionarissen enz. Het ligt natuurlijk niet in onze bedoeling u al die feesten breedvoerig te beschrijven; de beknoptheid van dit boekje laat het niet toe. Wij zullen u inden geest een paar van de voornoemde feesten laten bijwonen. Op de eeiste plaats komt liet feest van het II. Hart van Jezus. Weken van te voren wordt met de meeste zorg alles voorbereid, wat dit groote leest pracht en luister vermag bij te zetten. W anneer de vooravond nadert, wordt de kapel zoo rijk mogelijk versierd, voornamelijk prijkt het beeld van het H. Hart op een troon van bloemen te midden van eene zee van licht. Een plechtig Lof opent de feestelijkheden en geeft reeds een voorsmaak van de vreugde, die aller harten den volgenden dag moet bezielen. O C ' Na de eerste II. Mis des morgens, waaronder Broeders en Studenten den God huns harten in hun binnenste ontvangen, wordt het Allerheiligste ter aanbidding uitgesteld. Om tien uur begint de plechtige Hoogmis, waaronder doorgaans de lol' van het CT' ' 1 H. Hart verkondigd wordt en aflegging' of vernieuwing der kloostergeloften plaats vindt. Eene bijzondere eigenaardigheid kenmerkte dit | leest in liet jaar 1903. Op dien dag toch wapperde de Hollandsche driekleur op het nieuwe gebouw ten teeken, dat het nieuwe Juvenaat zijne voltooiing naderde. Insgelijks ging in 1906 die feestdag gepaard met de viering van het heugelijk feit, dat onze Congregatie en hare Regelen door Rome ten tweeden male waren goedgekeurd, zoodat zij voortaan onder j de religieuse Congregaties mag gerekend worden. Op dien dag hernieuwden Paters en Broeders hunne geloften, om zich inniger aan de Congregatie te hechten en God te bedanken voor de groote gunst hun verleend, kloosterling van zijn II. Hart te mogen zijn. Na afloop der religieuze plechtigheden, wordt het leest van meer huiselijken aard. Allen verzamelen zich in de keurig versierde eetzaal, om onder de blijde tonen van muziek en zang het feestmaal te houden en zich iti den lieer te vermaken. Een dezer gezangen, dat terecht «Ons Lied» genoemd wordt en inderdaad | ook is, laten wij op pagina 64 en 65 volgen. . 1 ^ 01 (lt verder genoeglijk doorgebracht. Tegen den avond wordt liet feest besloten met een plechtig Lof, waaronder met de levendigste gevoelens van liefde en dankbaarheid de akte van eereboete aan liet H. Hart van Jezus gebracht wordt. Een ander religieus feest niet minder vermeldingswaardig, is hot Kerstfeest, t Ts 's nachts half twaalf; alles ligt in diepe rust. Alleen onze goede kok, bijgestaan door eenige Broeders, is druk in de weer. Wat moet dat beteekenen, vraagt gij wellicht ? Luistert. Nog zijn 10 minuten niet verstreken, of de groote kloosterbel wekt allo Pators, Broeders en studenten uit den vasten slaap. Deze staan haastig op en in feestkleederen gestoken begeven zij zich, vijf minuten vóór twaalf ter kloosterkapelle, die in eene zee van licht schittert, 't Is Kerstnacht. Klokslag twaalf uur betreden drie priesters, voorafgegaan door oen zestal jeugdige knapen in ronde toogjes gekleed, liet 11. Altaar om er de drievoudige geboorte van het Jezuskindje te gaan herdenken, terwijl de liefelijke tonen van het harmonium, vermengd met de zoete stemmen dier onsehui- 7 O digo kinderen, hulde brengen aan den Verlosser der wereld, die daar voor hen ligt in het armoedige stalletje van Bethlehem. Kerstnacht in ons Juvenaat ! t Is, of men dien nacht in den hemel is! Daar weergalmen weldra het heerlijke «Gloria», het diepzinnige «Et incarnatus est», daar daalt dezelfde Jezus op het altaar en oven later in de harten dier gelukkige Broeders en kinderen neder. O zoete geneugten, die men in hot klooster smaakt, O O t ' hoe gering schijnen bij u do genoegens, die de bedorven wereld ons aanbiedt, zoo verzucht dan eenieder onzer in de zoete samenspraak met het H. Hart van Jezus. Do plechtige II. Mis wordt gevolgd door twee stille II. Missen, waaronder do studenten tal van sehoone Kerstliederen ton gehoore brengen. O O Middelerwijl is het reeds twee uur en worden onze studenten onthaald op chocolade en krentenbrood ; een goede dame stelt ons in staat deze kleine verrassing telken jare aan onze jongens te bezorgen. Na atloop van dit nachtelijk ontbijt begeeft men zich ter ruste tot zeven uur; om half acht wonen de studenten nog een stille H. Mis bij; terwijl om Ons Lied. Resoluto. Hlf Komt, Broe - ders zingt in tor - sche klan - ken, de geest-drift die uw borst door- s gloeit; Be - zingt den gloed der lief - de- spran - ken, Uit Je - zus' Hart in 't uw "ge - Refrein j vloeid. Leev' Je - zus' Hart, zij on - ze leu - ze, Leev' Je - zus Hart, zij on - ze kreet Zijn hei • lig juk zij on - ze keu - ze en Hem zij on ze jeugd be - steed. 2. Wij willen God ons leven wijden, Hem onze geestdrift en ons bloed, Wij willen voor Zijn Harte strijden Met heilgen en ontemb'ren moed. Refr.: Leev' Jezus' Hart, enz. 8. Wij blijven één in doen en pogen, Wij blijven één in vreugd en smart Wij willen één doel slechts beoogen De glorie van Zijn Goddelijk Hart. Refr.: Leev' Jezus' Hart, enz. 4. Wij zweren trouw aan Gods geboden, Wij zweren trouw aan Kerk en Staat Wij blijven trouw in vreugd of nood en, Trouw aan ons dierbaar Juvenaat. Refr. : Leev' Jezus' Hart, enz. 5. Verheft" de hel haar krijgsbanieren, En schenk' de wereld hoon en spot, Wij zullen heerlijk zegevieren, Wij strijden toch voor 't Hart van God,. Refr.: Leev' Jezus' Hart, enz 5 tien uur een tweede plechtige H. Mis gezongen wordt. De Goede week met hare treurige doch hartverheffende gezangen en ceremoniën mag hier voorzeker niet onvermeld blijven. Op Palmzondag geschiedt in ons Juvenaat de plechtige palmwijding, gevolgd door de Processie en 11. Mis, waaronder de Passie gezongen wordt. Woensdag-, Donderdag- en Vrijdagavond in de goede week wordt het gewone Lof vervangen door de plechtige Metten en Lauden, terwijl den daaropvolgenden morgen de voor dien dag bestemde heilige diensten zoo indrukwekkend mogelijk gehouden worden. In welke goede stemming allen dan ook in zulke dagen verkeeren en welken indruk dit alles op de jeugdige gemoederen onzer studenten en ook op die onzer goede Broeders, wien deze schoone oefeningen in de wereld schier onbekend waren, moet maken, kunt u wel begrijpen. Paaschzaterdag is een vreugdedag op alle gebied. Om vijf uur 's morgens begint het officie en als dan omstreeks een uur later het blijde alleluia weergalmt, straalt aller oog van vreugde, dat der studenten niet liet minst, die de Paaseiivreugde in de familiekring | mogen smaken. Nauwelijks is dan ook de plechtigheid van Paaschzaterdag ten einde, of links worden koffers en andere benoodigdheden in gereedheid gebracht, daar klokslag acht uur de trein eenieder naar zijne bestemming zal voeren. Zoo heeft ieder religieus feest zijne eigenaardigheden. Wij zouden echter te lang worden en daarom nog een enkel woordje over een paar huiselijke feestjes. Op de eerste plaats komt natuurlijk het Patroonfeest van den Zeereerw. Pater Rector. Geen wonder. In hem toch zien wij Gods plaatsbekleeder en het is billijk hem bij voorkomende gelegenheden en vooral opzijn leest openlijk blijk van onzen eerbied en onze warme toegenegenheid te geven Op hem overigens rusten voornamelijk de zorgen en lasten der geheele communiteit. Overste zijn is waarlijk geen benijdenswaardig ambt in het klooster en in volle waarheid mag men hem aller dienaar heeten. 't Is dan ook een plicht van dankbaarheid hem eens in het jaar een welverdiend feest te bereiden. Ja, dit feest mag zelfs niet onderdoen voor dat van het H. Hart en daarom moet ook dan de kapel rijk met licht en bloemen versierd zijn. Plechtige H. Mis en Lof, opvoering van een theaterstuk zijn de voornaamste punten van het feestprogramma. Gelukwenschen in verschillende talen uitgesproken, in proza zoowel als poëzie, muziek en zang, in één woord alles wordt in het werk gesteld om dien dag eene echt feestelijke tint te geven. Wat echter het eigenaardige van dit leest uitmaakt is die ongedwongen vreugde, dat gezellig familieleven, die dan waarlijk heerschen. liet is een onschuldig vermaak, een gejuich en gejubel, waarvan men zich in de wereld zelfs geen denkbeeld kan vormen. Wat zijn in de wereld die familiefeesten dikw ijls oorzaak van twist en tweedracht! In het klooster is ieder leest een nieuwe band, die ons inniger aan elkander hecht, een nieuwe bron van vreugde, die ons geluk honderdvoudig verhoogt. Het feest der Professoren kan niet voor ieder afzonderlijk gevierd worden. Wel wordt op hun Patroonsdageen heilwensch voorgelezen, doch voor het eigenlijke feest der Professoren worden twee vrije dagen voor allen gezamenlijk vastgesteld, één des winters, één des zomers. 's Winters wordt die vrije dag den studenten 's morgens vroeg afgekondigd, dan juist, wanneer zij zulks t minst verwachten. Gij moest dan hunne vreugde eens zien. Zij springen en zingen dat u hooren en zien zou vergaan, t Is meestal een dag waarop het vriest, zoodat zij dan naar hartelust van liet ijsvermaak j kunnen genieten, 's Zomers maakt men op dien dag een flink uitstapje. Men vertrekt dan 's morgens reeds om vijf uur naar de eene of andere plaats, waar men het nuttige met het aangename tracht te vereenigen. Zoo bijv. bezochten wij voor twee jaren het fraaie Pensionaat der Broeders te Oudenbosch ; wij hadden j daar tevens eene schoone gelegenheid de groote kerk te bezichtigen, een St. Pieter in 't klein, in welker j koepeltoren wij een vierstemmig ccTu es Petrus» aanhieven. liet Sint-Nicolaasfeest is de dag waarop het «Juvenaat gesticht werd; 't is tevens het kinder- en ook nog j wel het studentenfeest. Dit feest mag dus niet ongemerkt voorbijgaan. 's Avonds te voren brengt ons de post van heinde \ en verre de St. Nicolaas-cadeaux van ouders en bloedverwanten ; zij worden opeengestapeld in de kamer j van Pater Prefekt, waar ieder student na de Hoogmis ) zijn eigen pakje moet openmaken. Al wat hem aan speculaas of andere snoeperijen gezonden wordt, mogen zij niet geheel voor zich behouden. Wij laten echter aan hun eigen willekeur over in eene doos, die zij ondeugendweg ,,olFerblok,? noemen, iets van het verkregene ter zijde te leggen, opdat het bij tijd en gelegenheid aan allen gezamenlijk worde uitgedeeld. Als student zijn zij natuurlijk meester over het ont- vangene, doch als toekomstig kloosterling moeten zij } " ) zich nu reeds leeren ontdoen van die kleinigheden. o 's Morgens wordt eene Hoogmis opgedragen om God te bedanken voor de gunsten ons sinds de stichting o O > bewezen en 's avonds heeft eene kleine séance" i • • • plaats, waarbij Sint Nicolaas in vol ornaat persoonlijk verschijnt, omgeven door zijn Vicaris-Generaal en twee knechts. Als Sint Nicolaas plaats heeft genomen, spreekt hij eenige passende woorden tot de jeugd, prijst de vlijtige j maar laakt de minder ijverige studenten; daarna gaat hij over tot het uitdeelen der geschenken. Aan ieder student wordt een geschenk overgereikt onder het voorlezen van een versje. Hoe het komt, weten wij niet, doch geschenk en versje zijn zoo passend, als ware ze voor hem bestemd ! Te meer verwondert ons dit, wijl de geschenken bij wijze van loterij worden uitgedeeld. Doch is Sint Nicolaas niet bijna alwetend ? ! \ Dit jaar kwam de goede Sint te voet, verleden jaar bracht hij een ezel mee, die wel twee meter hoog sprong en waarmee hij zelf bijna geen huis kon houden, zoo wild was het dier. Sint Nicolaas liet den ezel dan ook bij zijn vertrek op het tooneel achter \ tot groote blijdschap der jeugd, aan wier vernielzucht het arme dier werd prijsgegeven. Men maakte den ezel af en bevond dat het geheel bestond uit een ° > schraag met een grauwe deken overdekt. Een der groote jongens had zich onder de schraag verborgen, hielp het gewaande dier vooruit, deed het springen en .... balken. s Het Sint Nicolaasfeest is een echt nationaal feest, leder Nederlander houdt er van, ook al wordt hij \ ouder, want het wekt bij hem de zoetste herinneringen op uit zijne jeugd toen al dat dichterlijke nog werkelijkheid voor hem was. Eens in het jaar komt Pater Delion, onze Stichter en Generaal-Overste ons een kort bezoek brengen. Men kan het den grijzen priester aanzien, dat het hem goed doet, zijne Hollanders te komen bemoedigen en hun ijver aanwakkeren. Hier overigens vindt lnj leniging in de smarten, welke de Fransche regeering hem veroorzaakte en nog veroorzaakt door zijn ïeeds bloeiende Congregatie te verdrijven. Jammer dat zijne tallooze bezigheden en zijne zorgwekkende gezondheid hem" beletten die bezoeken, zoo niet te hei halen, dan toch te verlengen. Geen wonder dat al de bewoners van het Juvenaat zich in die korte oogenblikken beijveren om hun teergeliefden | Vader de oprechtste blijken van eerbied en liefde te geven. Eindelijk nog wordt het afscheid onzer missionarissen feestelijk opgeluisterd. Toen Pater Slangen vóór ongeveer vijf jaar naar den Congo vertrok, was het Juvenaat nog niet genoeg bevolkt, om den dapperen missionaris een passend feest te bereiden, ofschoon ook toen het afscheid niet minder hartelijk en welgemeend was. | Bij liet vertrek van Pater Mulder was het geheel anders. Een plechtige Hoogmis werd door den missionaris zelf opgedragen en 's avonds, onmiddellijk voor zijn vertrek, gaf hij ons voor het laatst den zegen met het Allerheiligste. Bovendien waren afscheidswenschen en liederen voor die gelegenheid samengesteld. Zie één dezer liedjes op pagina's 72 en 73. Men zag het dat de missionaris door zulk een hartelijk afscheid waarlijk getroffen was. Zijne laatste woorden maakten dan ook een diepen indruk op allen Zeereerwaarde Pater J. Slangen. De Ster der Zee. Ligato andante. Een schip glijdt met bol • len - de zei - len voor¬ uit, De wa - te - ren stoei-en met schaatrend ge luid, Het star - ren - heir vrien - de - lijk lacht. Een Fries - ter ver - wijlt op het | dek on - ge - stoord, Zet rus - tig zijn bid-den - de mij - me - ring voort. Een Pries ter op zee in den nacht. 2. Hij denkt aan zijn dierbren, die straks hij verliet, Hij gist naar het land in het verre verschiet, Hij blikt naar den hemel omhoog. Hij bidt tot Maria,, de Sterre der zee. Voer veilig mij, Moeder, naar Zuid'lijke reè Zoo bidt hij, een traan in het oog. 8. 'k Verliet, o Maria, mijn dierbren, mijn land, God zendt mij als heilboö naar onbekend strand, Hem wijd ik mijn jeugdige kracht. O Gij, die der wereld het licht hebt gebaard, Zend neder uw stralen in 't duister der aard Den volk'ren in heilloozen nacht. •i. Het schip glijdt met bollende zeilen vooruit De wateren stoeien met schaat'rend geluid Zij zingen van hope, van vree; Geniet dan, o Priester, de rust van den nacht, U wiegen de baren thans veilig en zacht U schut toch de Sterre der zee. | vooral toen hij het „Vaarwel tot later of tot in den hemel" sprak. De geheele communiteit begeleidde den dapperen Godsgezant naar den trein en eene vurige bede steea' > ~ O op ten hemel: ,,Moge God hem nog lang bewaren en mogen velen zijn moedig voorbeeld volgen !" Ziedaar, ijverige Zelateurs en Zelatricen, dierbare Weldoeners en Begunstigers, in eenvoudige bewoordingen een kort overzicht over de feesten van ons Juvenaat gegeven. Veel hebben de bewoners van het Juvenaat verlaten : ouders, bloedverwanten, wereld : doch veel, het honderdvoudige schenkt God hier reeds ; | zijnen kinderen terug. Zijn woord wordt bewaarheid: I ,,Gij zult het honderdvoudige reeds hier op aarde hebben P. s ; 8. Het Juvenaat en deszelïs Kruisjes. een huisje zonder kruisje,'' zegt het spreekwoord ; waarom zou dan ons Juvenaat van , kruis en tegenspoed verstoken moeten blijven? Toch hebben wij tot heden geen klagen ge¬ had. Het Juvenaat heeft Gods zegen op wonderbare wijze ondervonden. Wel zijn voor de Paters en vooral voor den Rector des kloosters dikwijls moeilijke dagen aangebroken, wel moest men zich dikwijls afvragen, hoe zullen wij dit jaar, deze maand in het noodige voorzien, wel vraagt men zich voortdurend af. hoe men het zal aanleggen als de communiteit grooter wordt ; doch dan denken wij aan de woorden van den vromen Thomas a Kempis: „Doe wat gij kunt, en God zal uw goeden wil steunen" en vooral zijn wij dan de woorden des Zaligmakers indachtig : ,,Ik zal de huizen zegenen, waar het beeld van mijn Hart vereerd wordt". Nochtans het kruis, het goddelijk zegel dat de Heer op al zijn werken drukt, mocht ook ons Juvenaat niet onthouden worden. Wij gaan hier stilzwijgend den dood van vele onzer medebroeders voorbij, die hetzij in Europa, hetzij in de missielanden meedoogenloos van onze zijde werden "\\eggeiukt t, dat het H. Hart o / u bijzonder liefheeft, want slechts zijne vrienden mogen met Hem drinken uit den lijdensbeker. (j IX. Het Juvenaat in de Toekomst. \ I sA, Iat zal ons Juvenaat in de toekomst zijn, vragen wij ons dikwijls en vraagt ook u zich zonder twijfel af. Zeker, wij kunnen de toekomst niet ontsluieren. Gods plannen niet doorgronden ; doch als wij de wegen der goddelijke Voorzienigheid nagaan, waarlangs ons Juvenaat geleid is in deze zes jaar. dan mogen wij gerust besluiten, dat het bestemd is om de bakermat te zijn van talloozc priesters en missionarissen, bijgevolg een toevluchts\ oord voor ontelbare zielen, die anders wellicht de prooi van Satan zouden worden. O, reeds zien wij in den geest honderden jongelingen uit alle oorden van ons land hierheen stroomen i om na een degelijke opleiding bekomen te hebben heen te snellen naar die verlaten streken, waar zoo- ( ' velen nog zuchten in de boeien van den duivel en s c- diens trawanten ! Reeds zien wij in den geest uitge- o o i strekte missievelden, waar de afgodsbeelden verbrijzeld worden en waar Jezus, de Koning aller harten, in volle majesteit heerscht. Neen, hierin is niets overdreven, of is dit niet de geschiedenis van zoovele andere klooster| ordenen zelfs pas ontloken congregaties, wier leden vol moed en zelfverlooching heentogen en gansche land- streken aan de hel ontrukten ! Deze gedachte staalt i onze wilskracht om dagelijks met vernieuwden ijver het heaonnen werk voort te zetten en onze krachten, ia zelfs ons leven ten offer te'brengen voor het Juve< • naat. I )ic gedachte moet ook u met immer nieuwen i moed bezielen. S Zes jaar zijn voorbij. Onze eerste studenten treden op t einde van dit jaar in het Noviciaat. Nog zes jaar en zij staan op den drempel van het heiligdom. Ieder jaar zal dan geregeld een nieuwe schaar ijvervolle priesters naar den vreemde alreizen om zich daar aan de apostolische werkzaamheden te wijden. Het werk is zoo goed begonnen, laten wij het niet 1 onvoltooid. Gaat dus voort met ons op welke wijze ook te steunen en wij zullen onder den zegenrijken invloed van het H. Hart een werk tot stand brengen, i glorievol voor Jezus en Zijne 11. Kerk. De middelen daartoe? O. zij zijn u reeds overbekend; wij willen er u in 't kort nogmaals aan herinneren. lo. Leest ijetroiiw ons Maandschrift, dat zooveel goeds sticht in ons vaderland en tevens ons in staat stelt het Juvenaat te doen groeien en bloeien. Gij vooral, Zelateurs en Zelatricen, werkt onvermoeid om uw aantal abonne's te behouden en te vermeerderen. Gij zult dikwijls afwijzing, teleurstelling ondervinden, maar vreest niet, gij werkt voor de goede zaak, het ÏI. Hart is met u en zal uw moeite rijkelijk beloonen. Gij, dierbare Weldoeners en Begunstigers, gaat voort met ons jaarlijks uw offertje te zenden, en mogen wij u nog iels bijzonders op het hart drukken, wordt dan eere-zelatear of eere-zelatrice. Zendt ons namelijk ieder jaar vijf gulden, dan zullen wij ons maandschrift geregeld aan vijl' arme en behoeftige families zenden wier geestelijke ellende wellicht al even groot is als | de tijdelijke en wier namen gij zelf ons desnoods kunt opgeven. | *2o. Steunt ons Liefdewerk: „De Macht van het Kleine". \ | Icder ,i(l Yan dit Liefdewerk zendt ons jaarlijks één j | dubbeltje of geeft dit*aan een Zelateur of Zelatiice, j daartoe door ons gemachtigd. j («ij van uwen kant steunt ons Juvenaat en van v den onzen zullen wij jaarlijks voor u en uwe dier| bare levenden en overledenen op acht Eerste Vrij1 dagen eene H. Mis opdragen. Gij, die als Zelateur of | Zelatiice van dit Liefdewerk optreedt en een groot I aantal leden aanwerft, hebt bovendien nog recht op : vier 11. Missen, die de overige Eerste Vrijdagen zul| len gelezen worden. Gij bekomt daartoe van ons | Juvenaat eene lijst, waarop de namen der leden vermeld j | worden en prentjes, die aan ieder lid worden verstrekt. \ | oo. Reeds drie jaren hebben lezers, zelatricen en zela\ teurs zich beijverd, steentjes voor onzen bouw op te | jenden. Het vijfde gedeelte van deze millioen steen; tjes hebben zij daardoor afbetaald; blijven dus nog j | aclit-honderd-duizend te voldoen. Wij vertrouwen, dat | deze prijzenswaardige gewoonte niet zal verflauwen en dat ons maandschrift voorloopig nog iedere maand | een groot aantal steentjes mag vermelden. 4o. Een ander uitstekend middel geven wij u aan de hand, u vooral, die door God met tijdelijke goederen gezegend zijt. Zoo vele jongelingen van brave doch onbemiddelde families moesten wij met bloedend harte in den loop dezer zes jaren afwijzen. Eene oplossing voor deze moeielijkheid ? vinden wij in de zoogenaamde beurden. Deze beurzen worden of tijdelijk óf ten eeuwigen daxïe gesticht. De eeuwige beursstichting; bestaat hierin O O c CJ dat men eene som gelds stort, groot genoeg, opdat van de rente voortdurend een jongeling kan studeeren. De tijdelijke beursstichting stelt ons in staat eén jongeling gedurende zijne zes studiejaren te onder| houden. De som gelds, zoowel voor de eeuwige als ; | tijdelijke stichting, kan men in eens ot' in termijnen storten. Velen zouden gaarne op deze wijze een priester willen schenken aan de H. Kerk, maar helaas! zijn j niet bij machte zulke offers te brengen. Welnu, God i vraagt niet meer van u dan te doen wat gij kunt. Is : het u niet mogelijk tot eene cjeheele beursstichting ten eeuwigen dage over te gaan, bepaalt u dan tot een halve of zelfs een vierde beurs; kunt gij geen jongeling | gedurende zes jaren onderhouden, een verheven werk zal het voorzeker reeds zijn gedurende eenige jaren of zelfs één jaar voor hem te zorgen. Hoevele slechte rijken offeren niet groote sommen gelds wp om het kwaad te doen zegevieren ; waarom zouden de brave rijken zulks niet doen voor de goede zaak, vooral voor het werk der werken: de opleiding der Priesters? 5o. In ons Juvenaat bestaat nog eene Misstichting. Door het storten van tien gulden in eens of in termijnen, heeft men tot October 1914 iedere week deel aan ééne 11. Mis. Wie zou op deze wijze zich niet voortdurend den zegen van het H. Hart willen verzekeren en voor zijn eigen ziel en die zijner dierbaren zorgen ? In het algemeen zijn Misintenties ons altijd hoogst welkom. Meer middelen geven wij u niet aan de hand. Een edelmoedig hart immers is rijk aan uitvindingen, wanneer het er op aan komt Gods eer en het heil der zielen te bevorderen. Ziedaar, ijverige Zelateurs en Zelatricen, dierbare Weldoeners en Begunstigers, u ongekunsteld in kennis gesteld niet het wezen, het doel en het innig loven van ons Juvenaat, Moge de lezing dier korte beschrijving u meer liefde en toegenegenheid voor ons Juvenaat geschonken hebben, u, dierbare Zelateurs en Zelatricen, in oogenMikken van moedeloosheid tot nieuwen ijver aanvuren, en u, geachte Weldoeners en Begunstigers tot edelmoedige ondersteuning van ons Juvenaat stemmen. EEN BLIK IN HET VERLEDEN of HET JUVENAAT „11. H A UT" TE BEUGEN-OP-ZOOM VAN 1900-1907 ) s Een Blik in het Verleden ) \ | S I OF - | 1 ! N < S | I Het Juvenaat „H. Hart" te Bergen-op-Zoom van _> [900—1907. * ' i — Opgedragen _- aan onze ijverige Zelateurs en Zelatricen en aan onze geachte Weldoeners en Begunstigers. Siblioihecaj Convenlus I Woerdensisl Waarmee zullen wij onze ijverige Zelateurs en Zela- j tricen dit jaar verrassen ? Reeds hebben wij | hun gebedenboekjes en een fraaie afbeelding van het H. Hart ten geschenke aangeboden. Doch eene verrassing moet dan ook eene verrassing blijven, ieder jaar verwacht men van zelf iets nieuws. Zoo dachten wij en te dien einde komen wij U dezen keer dit boekje aanbieden, welks titel alleen reeds, wij zijn er van overtuigd, hetzelve tot een aangenaam geschenk zal maken. Die titel immers herinnert U de moeiten en zorgen aan de verspreiding van het Maandschrift en de uitbreiding van ons Liefdewerk besteed, waardoor gij voor uw deel in niet geringe mate hebt bijgedragen tot den groei en bloei van het Juvenaat, hetwelk gij terecht „Ons Juvenaat" noemt, niet alsof gij het, gelijk de socialisten, als uw eigendom beschouwt, maar in zooverre dat het jaarlijks eene flinke geestelijke rente voor U afwerpt, waardoor uw geluk op aarde en uw kroon in den hemel verzekerd zijn. Die titel kondigt U tevens den inhoud van het boekje aan. Wij zullen U zoo beknopt maar toch zoo belang| wekkend mogelijk de stichting, de ontwikkeling en het innige leven van ons Juvenaat beschrijven. Wat zou U inderdaad meer genoegen kunnen verschaffen ? Is men niet gaarne nauwkeurig bekend met datgene, waarvoor men arbeidt en wat men helpt tot stand brengen ? Ook U, geachte Weldoeners en Begunstigers, die ons in onze moeielijke onderneming zoo trouw ter zijde staat, /ij dit boekje een sprekend bewijs van erkentelijkheid en een nieuwe spoorslag om het ondernomen werk te helpen voltooien. Hebben uwe offers geen rijke vruchten voor ons Juvenaat voortgebracht en waren zij ook voor U «'een on van overvloedigen zegen? _ Moge Jan deze blik in het verleden U allen, ijverige Zelateurs en Zelatricen, geachte Weldoeners en Begunstigers innige voldoening schenken en ons tevens een hoopvollen' blik in de toekomst doen werpen ! van nieuwe gunsten en genaden. Het woord, dat een geestelijke leidsman tot hem, in den uitersten nood verkeerend, richtte: (iDicite jiisto, quoniam bene», «zegt aan den rechtvaardige: alles zal hem goed gaan», werd bewaarheid. Na een bestaan van nog geen dertig O O O jaren mag zich de Congregatie verheugen over een groot aantal leden, verspreid in verschillende huizen van verscheidene landen van Europa en daarbuiten, terwijl de zoogenaamde Juvenaten van Holland, Duitschland, Frankrijk ons de zoete hoop doen koesteren, dat het ledental steeds zal blijven aangroeien en onze werkkring zich meer en meer zal verbreiden. o Het doel onzer Congregatie en het goede door haar o o O in korten tijd tot stand gebracht, bleef Home niet onbekend. Reeds spoedig verkreeg onze stichter de eerste goedkeuring voor zijne Congregatie door de lof breve van 25 Februari 1888, waarin Paus Leo XIII z.g. zich aldus uitdrukt: C7 «Te midden der distels en doornen, welke in onzen tijd in ruime mate overal opschieten, is te St. Quentin, bisdom Soissons, in het jaar 1877 een fraaie, geurige bloem ontloken: (Je Congregatie der Priesters van het H. Hart, wier leden, aan .alle aardsche genegenheden verzakend, zich zonder voorbehoud aan het 11. Hart toewijden en zoowel in zichzelven als in anderen het heilig vuur trachten te ontsteken, dat de Zaligmaker op aarde heeft gebracht en dat Hij brandend wenscht te zien.» Meermalen mocht Pater I )ehon in particuliere audiëntie hij zijn Heiligheid den lof zijner Congregatie hooren vermelden en werd hij persoonlijk door den H.Vader aangemoedigd op den ingeslagen weg voort te gaan. Bij die eerste lofbreve mocht het niet blijven. Pater Dehon verlangde zijne Congregatie voor goed in de ) S ; voor, den geest van eerherstel in ons aan te kweeken, al onze bezigheden tot dat doel te verrichten; en s C .. . ( deze geest draagt niet weinig bij tot eigen heiliging | en tot bekeering der zondaars. Doch ware ijver i zoekt in aanraking te komen met de menschen, s O " < voorzoover zulks de wil Gods is, ten einde hen door het liefdevuur te ontvlammen en ook in hunne harten het Rijk van Jezus1 II. Hart te vestigen. Volgens onzen H. Regel nu kunnen wij ons wijden en wijden wij ons inderdaad aan alle werken, die het heil der onsterfelijke zielen ten doel hebben. En als de liefde alles vermag, moet het uwe bewondering dan gaande maken, als gij ziet, hoe heerlijk de vruchten zijn, die onze arbeid afwerpt ? Hetzij gij ons dan zult volgen in de opvoeding der jeugd in onze colleges en juvenaten, hetzij in de prediking van het Evangelie zoowel in als buiten Europa, hetzij in de bes diening van parochies of openbare kerken, overal is : de zegen van het 11. Hart zichtbaar! S O v Wat de opvoeding der jeugd betreft, zouden wij u kunnen wijzen op het fraaie college van St. Quentin, waaraan tal van vrome katholieken hunne godsdienstige en wetenschappelijke opvoeding te danken hebben, op de colleges, die wij weleer in Ecuador (Zuid-Ainerika) bezaten, waarheen de eerstelingen onzer congregatie, na bloedverwanten en vaderland