ROND HET GRAF VAN SINT SERVAAS UITGAVE VAN „CREDO-PUGNO" STATIONSTRAAT 58 HEERLEN VOORWOORD Hetgeen wij hier geschreven hebben, wil noch wetenschappelijk, noch litterair zijn, doch enkel en alleen de vereering tot den zoo roemvollen en grooten wonderdoener St Servaas opwekken of vermeerderen. Wat wij hier en daar over St Servaas vermeld vonden, hebben wij op onze beurt verzameld, om het bij de herdenking van den 1550sien steridag van Neerlands eersten bisschop, in net licht te geven. Evenais de H. Hieronymus in zijn inleiding*, die de La- ti,nsche vei taling van Eusebius' ,,Kroniek" vooraf^in^. fc> " vraagt, dat „men het niet al te critisch zal lezen, maar in niilae stemming als vrienden", zoo hopen wij, dat men, aan deze pennevrucht, niet al te hooge eischen zal stellen, doch haar zal lezen, als vereerders van onzen geliefden heilige. En eveneens zeggen wij met Hieronymus: ,,In Gods tempel offert ieder datgene, waarover hij beschikt". V/ij hebben dan ook gemeend dit tot meerdere eer en glorie van onzen heiligen stadspatroon te mogen schrijven. Onzen bizonderen dank aan allen, die hun daadwerkelijke belangstelling in ons werk toonden. Moge dit gelegenheidsgeschrift er toe bijdragen, dat de wooiden van den Romeinschen geschiedschrijver lacitus: "Aan het nagesiacht verhaald en overgeleverd, zal hij blijven leven , ook hier oevestigd worden, dan meenen wij onj doel bereikt te hebben. MAASTRICHT, Feest van St Servaas STEPH. PEETERS ROND HET GRAF VAN SINT SERVATIUS Aan de vernielzucht der Hunnen en Vandalen, welke, kort na St Servaas' dood deze streken binnenrukten, vielen vele kostbare documenten en merkwaardige geschriften ten prooi. Daaraan is het vooral te wijten, dat ons uit het leven van St Servaas slechts weinige gegevens van historische beteekenis bewaard zijn gebleven. Bij gemis aan de noodige historische documenten nam men de legende te baat om zijn genegenheid tot dezen heiligen bisschop te bewijzen. Het levensbeeld van dezen roemvollen heilige berust dan ook voornamelijk op een vrome legende, welke ons door Heynrijck van Veldeke is overgeleverd. Servaas had van God de macht gekregen om met gulle hand weldaden uit te deelen en gunsten te verleenen (de roem van zijn graf bewijst ons zulks); hij moest bij het nageslacht dus wel voortleven als iemand met groote deugden en van buitengewone begaafdheden. Wie zulke edele hoedanigheden in zich vereenigde, kon niet anders dan van zeer voorname afkomst zijn. En zoo zien wij dan ook, hoede volks-fantasie in hem een na-neef roemde van den goddelijken Heiland en diens H. Moeder. DE LEGENDE De kinder- en jongelingsjaren van onzen heilige zijn in duisternis als van een maanloozen nacht gehuld. Waar ons de historie moet teleurstellen, daar neemt de legende het woord. Zij verhaalt ons, dat Servaas te Phestia in Armenië geboren werd en hoe hij, als wiegekind, door slechts tweemaal per dag naar voeding te verlangen, zich als een bevoorrecht kind Gods openbaarde. Volgens een vrome gewoonte, uit dien tijd, trokken de Christenen naar het H. Land, om de plaatsen, door den Goddelijken Zaligmaker geheiligd, te bezoeken. Ook Servaas, aldus de legende, voelde als jongeling, een onweerstaanbaren drang naar deze heilige oorden in zich ontwaken. Op ongeveer twintig-jarigen leeftijd vestigde hij zicii te Jeruzalem, waar hij, zonder het te willen, door zijn groote godsvrucht, de aandacht der geestelijkheid op zich vestigde. Op haar aandringen werd hij tot priester gewijd en tot bewaarder van het Graf des Heeren uitverkoren. Hoe Servaas van gene zijde der Alpen naar deze lage landen kwam, vinden wij eveneens door de legende beschreven. Tijdens net H. Misoffer verscheen een engel aan Servaas en bracht hem het Godsbevel, dat hij zich naar een ver, vreemd gewest moest begeven, om aldaar het Evangelie te gaan verkondigen. Als Servaas dan, volgens den dichter Heynrijck Van Veldeke, „den vader der dietsce dichteren algader", zegt: ,,Heer ich en weyt noch ich en can Weder den weech noch die lant, dan antwoordt hem de engel: ,,Onze Heer sall dich wale bewaren Ich sall mit dich daer heen en varen, Ende sal dich daer heenen leyden. Nu verliet Servaas vrienden en bekenden en trok, onder deze machtige schutse, naar hem onbekende streken, om daar Christus, den Gekruiste, te gaan prediken, waar tot dan toe hemellichamen en levenlooze wezens werden aanbeden. Servaas onder een leider bij uitmuntendheid te Tongeren, dat ,,Groot, lanck ende wijt" was, aangekomen, vond in de Mariakerk geestelijkheid en volk in een groote kerkvergadering bijeen, om den hemel nogmaals te bewegen, hun een nieuwen herder te geven en het bisdom niet langer zonder bestuurder te laten. Want niemand durfde uit eigen beweging een keuze doen, daar bisschop Valentinus, bij zijn dood, ieder met den ban had bedreigd, die zich zou vermeten den kromstaf op te nemen, zonder een merkbaar kenteeken van God. Plots zagen al de aanwezigen het zoo lang verbeide geschieden. Een engel zonneklaar vertoonde zich aan de menigte, voerde Servaas naar het Mariaaltaar en reikte hem den staf over, door bisschop Valentinus daar zeven jaren geleden neergelegd. Bij het zien hiervan begonnen kerkelijke en wereldlijke hoogwaardigheidsbekleeders, poorters en dorpers te juichen en te jubelen. Dankgebeden en vreugdepsalmen stegen op naar de gewelven. Nauwelijks hun eerste aandoening te boven, waren zij wederom van een nieuw wonder getuigen. Nadat Servaas de H. Wijding had ontvangen en met de bisschoppelijke paramenten was omhangen, sprak hij in het Grieksch de geloovigen toe. Doch al spraken zij ,,Dutsche, walsche of latijn" of welke taal dan ook. zoodra hij Gods woord verkondigde, werd dit door ieder van hen verstaan. Als wij de legende van St Servaas lezen, dan treft hel cns, hoe de schrijvers de wonderen, als de schakels eener gouden keten, bezet met duurzame en waardevolle edelgesteenten, aan elkander verbinden, 't Is, of zij alle registers hebben willen openzetten, om Servaas' lof en glorie, 'n een blijde hymne, door de eeuwen heen te doen weergalmen, want het eene wonder is nog pas beschreven, of het wordt reeds door een ander gevolgd. ST SERVATIUS FONTEIN In verband met het onthullen der St Servatiusfontein in de stad van St Servaas, bij gelegenheid van de herdenking van den dag, waarop, voor 1550 jaren, deze groote heilige en Neerlands eerste bisschop het eeuwig leven inging, meenen wij, dat het hier de plaats is, om van een gebeurtenis, zooals ons die door de legende is geschilderd, gewag te maken. Na een verblijf te Rome (waarover later meer), keerde Servaas naar Galïië terug. Zijn weg liep over de Alpen en vervolgens door den Elzas. Gekomen in het bisdom Spiers, werd hij door een hevigen dorst gekweld en bad God om uitkomst. Op zijn bede liet God niet alleen een bron ontspringen, doch zond ook een engel met drinknap Volgens de overlevering zou deze beker tot op den dag van heden nog behooren tot den reliekenschat der St Servaaskerk. Voor de Maastrichtenaren is deze beker steeds een voorwerp van groote vereering geweest. Op verzoek wordt hij nu nog, bijwijlen, aan koortslijders gebracht en merkwaardige gevallen van genezing zijn dan ook bekend. Zoo werd, om maar een enkel voorbeeld aan te halen, in 1630, pater M. van den Tijpel, S.J., nadat hij reeds verschillende geneeskundigen geraadpleegd en hun raad had opgevolgd, naar de bronnen van Spa verwezen. Doch hij kwam op de gedachte, om naar Maastricht te gaan en uit den St Servaasbeker te drinken. ,,Voor het outer, aldus de verklaring van pater v. d. Tijpel, van den Heilige beloofde ik daags voor het feest van 13den Mei te vasten, en op den feestdag jaarlijks de H. Mis te lezen ter eere van St Servatius. Driemaal heb ik er het H. Misoffer opgedragen, en driemaal ook het v/ater gedronken, met dit gevolg, dat de koorts mij verliet; den vierden dag las ik de H. Mis tot dankzegging". (Zie Jac. Vrancken bladz. 260—261). Over de bron zegt ons de legende verder, dat haar water klaar en koud was en waar de grond doordrenkt was met dat water, planten en bloemen, groeiden en bloeiden. Een weduwe, aan koorts lijdende, kwam tot St Servaas, dronk van de pas ontsprongen bron en werd genezen. Uit dankbaarheid schonk zij Servaas haar goederen, landerijen en wijngaarden. Het volksgeloof der Trichtenaren, die hun stadspatroon zulk een warm hart toedroegen, deed een gelijk wonderlijk gebeuren, niet ver van Maastricht, plaats hebben. In het dorpje Biesland, gelegen in een dal, tusschen den St Pietersberg en Lauwberg, waar de Jeker zich kronkelend een weg baant naar het punt, ,,Daer twee water tsamen gaen: Eyn groot ende eyn cleyne, Claer, scoen ende reyne: Dats die Jeker ende die Mase'', daar is eveneens een bron gelegen, in den volksmond ,,de St Servatiusbron" genoemd. Met welk een overtuiging konden onze ouders, in hun eenvoud, ons kinderen vertellen, hoe de heilige Servatius op een zijner tochten van Tongeren naar Maastricht, hier voorbij komend, uitgeput van vermoeidheid en gekweld door dorst, zijn staf tegen den grond sloeg en God een bron deed ontspringen. Thans zullen wij even een sprongetje naar de latere middeleeuwen moeten doen. De Maastrichtenaren wilden als blijk van piëteit jegens hun machtigen schutspatroon, op het Vrijthof, het hart der toenmalige stad, een St Servatiusfontein aanleggen. Kanunnik Johan Rijck van het St Servaaskapittel sloeg de hand aan het werk en onder zijn leiding werd het water der St Servatiusbron, door middel van een houten buizenstelsel naar het Vrijthof geleid. Gezien het feit, dat zulk een buizensysteem de toets van perfectie nu eenmaal niet kan doorstaan, was men in 1622 genoodzaakt haar te herstellen, om haar in 1733 voorgoed te doen verdwijnen. Na twee eeuwen zal deze oude traditie hersteld worden en zal in de toekomst wederom op het Vrijthof, het mooiste plein der stad, een St Servaasmonument en fontein prijken, die zullen getuigen, hoe men in 1934 St. Servaas nog wist te eeren. Niet alleen Zuid-Limburg, doch ook het noordelijk deel onzer provincie, heeft zijn St Servatiusbron. Deze is gelegen te Nunhem, in de nabijheid van Roermond, op een berg veertig voet boven den waterspiegel van een beek niet ver er vandaan. Volgens de overlevering is deze bron, eveneens op bevel van den H. Servaas ontstaan. Hoewel geen positieve gegevens aanwezig zijn, meent men, dat de H, Servatius, met het water uit de bron, in de volkstaal St Servaaswater genoemd, in zijn tijd de bekeerde heidenen zou hebben gedoopt. Maar wij willen hier St Servaas niet als de legendarische, zooals tot nu toe, doch als de historische figuur beschouwen. DE HISTORIE Hoewel de schrijvers het niet heelemaal eens zijn over het tijdstip, waarop Servaas te Octavia, het tegenwoordige Tongeren, werd gewijd, weten wij met zekerheid, dat Servaas reeds in 343 den bisschopstaf, als bisschop van Tongeren, over deze gewesten voerde. Vooral als de felle bestrijder van het Arianisme, een dwaalleer, die als een olievleksteeds grooter afmetingen aannam, wordt ons Servaas' beeld duidelijker. Deze ketterij, genoemd naar Arius, hoofd der Kerk van Baukalis in Alexandrië, loochende de Godheid van Christus en ontnam hierdoor ook aan Maria het groote voorrecht van het Goddelijk moederschap. „Immers is Christus niet werkelijk God, dan is ook zijn Moeder niet de Moeder Gods". (Maria's Heerl. in Ned. Bladz. 31 Deel I). Diep op deze kwestie in te gaan zou te veel plaatsruimte vergen en daarom willen wij met de volgende aan teekeningen volstaan. In 343, op de Kerkvergadering te Sardica, is het, dat wij met absolute zekerheid iets over Servaas vermeld vinden. Hier zien wij, dat hij de besluiten, door deze vergadering genomen, als „bisschop Servatius uit Gallië" mede onderteekende. Of hij echter persoonlijk op het concilie is aanwezig geweest, daarover verkeert men nog in het onzekere. Drie jaren later zien wij den onverdroten kamper te velde trekken tegen Euphrates, bisschop van Keulen, die, door den omgang met Ariaansche bisschoppen, met de nieuwe leer besmet was. Ondanks de zware zorgen en moeilijkheden aan het bestuur van zijn bisdom, dat zich over een groot gedeelte van het huidige Belgenland, het grootste gedeelte onzer provincie en van Noord-Brabant uitstrekte, verbonden en hetwelk hij, ter verkondiging van Gods Woord, moest doorkruisen, ondernam hij, ter wille van de eenheid en den vrede in Kerk en Rijk, een zwaren en moeilijken tocht dwars door Europa. Na eerst zijn vriend en medestrijder tegen het Arianisme, bisschop Athanasius, te Alexandrië, gelegen in Egypte, aan den mond van den Nijl, te hebben opgezocht, trok hij verder naar Antiochië in Klein-Azië, waar keizer Constantius vertoefde, om zich met zijn reisgezel, bisschop Maximus, van een hun opgelegde vredestaak te kwijten. Later, in 359, zien wij Servaas wederom tegenwoordig op het Con cilie van Rimini, in Italië, waar hij onder de bisschoppen, die het ware geloof trouw bleven, uitblonk. „Sulpicius-Severus verhaalt dan ook in zijne Historia Sacra, Ile boek. hoofdstuk XLIV, dat de trouwe bisschoppen, hoewel klein in getal, met grooten moed voor den Christus streden en dat onder hen de meest standvastigen waren Phebadius van Agen en Servatius van Tongeren." (Beschr. der St Servatiuskerk Dr P. Doppler Bladz. 11—12). Servatius wordt dan ook, met zinspeling op zijn naam, ,,Bewaarder" genoemd, welke eerenaam hem met evenveel recht toekomt, als die van ,,Kampioen in den strijd tegen het Arianisme". 't Is of God, door vele wonderen, na Servaas' dood, te werken, hem dan ook heeft willen verheerlijken en beloonen voor wat hij gedurende zijn leven, tot meerdere eer en glorie van zijn Goddelijken Zoon en diens Moeder Maria, had gedaan. Men is van meening, dat Servaas, op hoogen leeftijd nog, als boetgezant een reis naar Rome heeft ondernomen. Volgens den Frankische.! geschiedschrijver St Gregorius van Tours, die ruim anderhalve eeuw na St Servaas leefde, was deze tfroote heilige door een ingeving Gods op de hoogte gesteld, welke rampen zijn diocees bedreigden. Vol medelijden voor zijn kudde toog hij daarom naar het graf van de Apostelen Petrus en Paulus, om er door boete en gebed hun tusschenkomst af te smeeken en daardoor God te bewegen zijn dreigende hand terug te trekken. Dezelfde schrijver vermeldt, dat Servaas dagen in gebed, vasten en verstervingen bij het graf doorbracht. De legende verhaalt, dat Servaas bij zijn bezoek aan het graf van den H. Petrus, van deze persoonlijk een sleutel zou ontvangen hebben. De Middeleeuwers beschouwden hem dan ook als zoodanig en 't is ons bekend, dat zelfs tot in onze dagen, het naïeve volksgeloof velen doet gelooven, dat deze sleutel een geschenk van den Prins der Apostelen is. De historie zegt ons echter, dat de sleutel een geschenk is van den grooten Paus Damasus, tijdgenoot van Servaas, die hem aan Servaas schonk, als herinnering en als onderpand van de bescherming van St Petrus, toen deze ter pelgrimage te Rome vertoefde. Deze sleutel maakt heden ten dage nog deel uit van de voornaamste relieken der St Servaaskerk. Na zijn pelgrimstocht te Tongeren aangekomen, deelde hij de bewoners dezer stad mede, dat hij naar Maastricht zou vertrekken. De meeningen over het motief, dat Servaas deed besluiten Tongeren te verlaten en zich te Maastricht te gaan vestigen, loopen nogal uiteen. Hoe het ook zij, Servaas achtte het, hetzij het hem van Godswege was geopenbaard, hetzij de gebeurtenisen dier dagen hem ertoe noopten, noodig den bisschopszetel en den ^*eliekenschat van Tongeren in veiligheid te brengen en die voor de schennende handen der naderende horden te vrijwaren. Lang zou Servaas binnen het sterke Trajectum ad Mosam niet vertoeven, 't Was 13 Mei, den tweeden Pinksterdag van het jaar 384, toen deze groote en roemvolle heilige door een lichte koorts werd aangegrepen. Of dien da<ï de zon met haar gouden gloed alles deed stralen, de eerste bloemen deed openbloeien, het glooiende landschap, om het oude Tricht deed geuren en kleuren of, dat een 'regen de stoffig-poeierige straatwegen in een breiachtige-glibbe- rige massa veranderde, waardoor zich de karsporen, als glimmende reptielen kronkelden, wij weten het niet. Doch volgens de legende waren het geen donkere wolken, die boven de jonge bisschopsstad samentrokken, want zij spreekt van een hemelslicht, aan den bliksem gelijk, dat, toen servaas, te drie uur in den namiddag was gestorven, over de stad daalde en gedurende drie uren bleef schitteren. Maar wat wij wel met zekerheid weten, is, dat op dien ag een schepsel het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, een ziel, als een kostbaar diamant, geslepen door de werktuigen van hoon, verguizing en vervolging, waardoor haar facetten van nederigheid, zachtmoedigheid en edelmoedigheid, ^ fonkelen en flonkeren als de parelende dauwdroppel in den morgengloor, in de weegschaal der gerechtigheid gelegd werd en niet te licht bevonden. De aroefneid der rongernaren, bij het heengaan van Servaas naai Maastricht, kon niet grooter geweest zijn dan die der Trichtenaren, toen zij hun beminden vader grafwaarts droegen. Volgens Servaas' wensch en de Romeinsche wetgeving, werd zijn stoffelijk overschot buiten de stad langs de heirbaan in een steenen kist ter aarde besteld. HET GRAF VAN ST SERVAAS Hoe z^h de weezen, weduwen, arrnen en verdrukten, voor wie St Servaas een vader, trooster, weldoener en beschermer moet geweest zijn, hebben gevoeld, toen zij de treurmare vernamen, dai liun raadgever en heiper in den nood, hun door den dood was ontrukt, wordt ons door de poësie vertolkt. Met de anderen zijn zij uit de straten en stegen gekomen en liepen uit de dorpen en velden te zamen naar de kerk, waar Servaas het laatste H. Misoffer zou opdragen. „Servaes met ons! Hij biijve ons bij! ,,Bewaar hem God, Heb medelij!" Zoo riepen ze allen, die hem eerden ::) Doch God had besloten oervaas, na een leven van zelfverloochening, offervaardigheid en onbaatzuchtigheid, met het eeuwig loon te beloonen. Hij, die alles verlaten had, om Hem te volgen, kreeg het honderdvoudige terug van wai hij veriaten naa en het eeuwig leven werd zijn bezit. ) ,,Henank van Veldeke s St Servaas Legende'' bewerkt door Marie Koenen Toen zijn broos lichaam aan de kille aarde was toevertrouwd, zijn schoone ziel het Godsgericht had vernomen en het ^bdoöfde land was binnengegaan, toen wilde God, dat St Servaas, die zich gedurende zijn leven, ter wille van Hem, geheel had weggeschonken en weggecijferd, zou worden geiend en geeerd door alle natiën. Nu had deze man Gods zijn taak op aarde volbracht en kon hij in vrede gaanDoen St Servaas, zou, als een zorgzame vader, een voorspreker bij Gods troon blijven voor hen, die achter waren gebieven. „Boven het graf , zoo schreef Pater Kronenburg, in zijn „Neerlands Heiligen" I Deel, bladz. 24 „van hunnen bisschop bouwden de Maastrichtenaren, in dien tijd even cirm ais godsvruchtig, al spoedig een houten kapel". Dit was dan de eerste eere-kapel boven het graf van St Servaas gebouwd. Maar God wilde het anders. Stormen, welke G.iS despoten door het luchtruim joegen, beukten rammeiden en geeselden dit zwakke-armzalige bedehuisje en sloegen het meerdere malen tegen den grond. De Maastrichtenaren, die hun goeden vader Servaas, maar niet konden vergexen, herstelden het evenveel malen. Dat men deze lijkkapel, niet als „gouden huis" kon betitelen, zooals weleer Constatijn die van de H.H, Petrus en Paulus noemde, is te begrijpen. Gregorius van Tours, noemde haar dan ook den grooten Kerkvoogd onwaardig, 't Was, of er uit dit graf de warme gloed van liefde voor den evenmensen, als was ze het ontzielde lichaam bijgebleven, bleef stralen en de koudheid deed verminderen. Want volgens denzelfden geschiedschrijver, gebeurde het des winters, wanneer de grafsteen aan de weersgesteldheid was blootgesteld en in den omtrek een sneeuwvacht van drie tot vier voet lag, op de zerk, waaronder St Servaas' geheiligd gebeente rustte, geen enkel vlokje viel waar te nemen. Tot aan 1797, toen door de F ranscne legerbenden de St Servaaskerk tot fouragemagazijn werd ingericht, was deze steen in de krocht der kerk, ter rechterzijde van het altaar aangebracht en omgeven door een hek, cm hem tegen beschadiging door een ai te groote devotie te behoeden. Spoedig na den dood van St Servaas trokken reeds velsn naar zijn graf, om er hulp en bijstand, zoowel in geestelijKen als in lichamelijker, nood, te vragen en zich onder zijn machtige bescherming te stellen. Stommer:, dooven en blinden, zieken, lammen en manken vonden er heul en heil, zoo schreef de dichter. Onder het episcopaat van Agricolaus, St Servaas' onmiddellijken opvolger, zou, volgens Heynrijck Van Veldeke, de menigte der pelgrims reeds talloos geweest zijn. Verder doet hij dan nog mededeeling van een wonder ,,in die kerke" geschied. Een vuurzuil klaarder dan de zon en helderder dan de bliksem drong gedurende den heelen nacht door het dak der kerk. De satan, die bij het zien, hoe St Servaas nog na zijn dood werd verheerlijkt, rukte met kracht het dak van de dom, zooals ze door den dichter genoemd werd. Doch hoe groot moet zijn razernij geworden zijn, toen hij zag, dat geen druppel regen in dit genadeoord viel en de sneeuw, die ee i voet hoog viel, het graf ongerept liet. De geschiedenis geeft ons hieromtrent een andere lezing. Volgens den monnik Aegidius van Orval v/as het Agricolaus, die het dak boven de grafstede herstelde, nadat het door een stormwind was weggeslagen. De H. Monulphus, St Servaas' elfde opvolger, had een groote vereering voor zijn heiligen voorganger. Hij was het, aldus de H. Gregorius van Tours, die zelf het plan uitwerkte voor een tempel, welke ,,Die grote Heer van friecht" waardig zou zijn. De H. Monulphus bouwde, grootendeels uit eigen geldmiddelen, zijn basiliek boven het graf van St. Servaas, buiten de oude, doch binnen de nieuwe omwalling gelegen, daar de stad zich inmiddels had uitgebreid.^ Marie Koenen geeft dit in haar „Hendrik van Veldeke's St Servatius Legende" als volgt weer. Toen zag men rond dat graf verrijzen Godshuizen, kloosters en paleizen. De geschiedenis bevestigt ons dit, evenals zij vermeldt, dat in 596 koning Childebert er een vergadering hield. Het is begrijpelijk, dat hij zulks niet in een dorp, of in een stad van geen of weinig beteekenis zou hebben doen plaats hebben en zijn rijksgrooten en magnaten ontboden hebben in een stad, die niet het noodige comfort bood. Verder is bekend, dat de Merovingische vorsten er hun paleis hadden, dat gelegen was aan het tegenwoordige Vrijthof, tusschen de Platiel- en Breedestraat. Hier vertoefden zij meermalen, gaven dan hun oorkonden en vaardigden privileges ui: Monulphus mocht echter niet het geluk smaken, zijn begonnen arbeid voltooid te zien. Na zijn dood werd zijn werk door zijn opvolger Gondulphus voortgezet. Laten wij thans de historie, die alleen op positieve gegevens gebaseerd is, eventjes rusten en ons met de dichterlijke verhalen der legende bezighouden. Door een priester, Jocundus, werd in de elfde eeuw een werk geschreven, dat handelde over de mirakelen van St Servaas en waarin hij ook een beschrijving gaf over het wedervinden van de schatten der kerk en van het graf. In troebele dagen, toen woeste horden deze streken onveilig maakten, had men de relieken, door St Servaas van Tongeren naar Maastricht overgebracht, in veiligheid weten te brengen, doch in den loop der tijden was men de juiste ligging der plaats bijster geworden. Jocundus verhaalt nu, dat aan bisschop Willegisus, in een visioen deze plek bekend werd, Na een vastentijd van drie dagen en nadat vele gebeden, om een goede uitkomst, gestort waren, vonden Willegisus en Hubertus eersi^de schatten en daarna het eerbiedwaardig lichaam van St Seivaas terug, gewiivkeld in de kleeren, waarin hij ter pelgrimage naar Rome getrokken was. Ook werd er zijn bisschopskruis, kromstaf en sleutel en aan zijn voeten het kleed, dat St Servaas, bij feestelijke plechtigheden droeg, gevonden. Jocundus verhaalt dan verder, hoe een liemelsche g:ans zien openbaarde, toen men den zweetdoek van Servaas gelaat lichtte en deze gloed tot buiten de kerk, zelfs cot ver in den omtrek werd waargenomen en men verondersteld^, dat de kerk in lichterlaaie stond. Al is dit verhaal misschien niet van vrome overdrijving vrij te pleiten, toch meenden wij, dat het hier niet onvermeld mocht blijven. Hoe Sï öervaas, de kerk, die zijn graf overschaduwde, tegen ae schennende handen der Noormannen beschermde, meldt ons de overlevering. Toen zij den ingang der kerk naderden, om weder hun heiligschennende handen aan een Gode gewiiden tempel te slaan, werden zij door een stormwind teruggedreven. Hun geloofshaat was echter zoo groot, dat zij hierin niet den vinger Gods zagen. Met behulp vau ladders trachtten zij nu het dak te bereiken, doch deze vielen om en degenen, die er op stonden, braken in hun val de ledenmaten. De stormrammen, te baat genomen, faalden eveneens. Ten slotte namen zij hun toevlucht tot hun geliefd wapen, het vuur. Stapels takkenbossen en andere ontvlambare stoffen werden opgehoopt en in brand gestoken. De vlammen keerden zich echter tegen de brandstichters, welke verbrandden, terwijl de kerk ongeschonden bleef. Op een oude schilderij, eertijds in het bezit der St Servaaskerk, waarop deze gebeurtenis was in beeld gebracht, stond het volgende vers. ,,De Noren door haat vervoerd, trachtten den tempel te verbranden, doch de zengende vlam keerde zich tegen hen." In den loop der eeuwen is deze ,,heerlijke tempel" meermalen verbouwd en uitgebreid. Proost Geldulfus liet in 1039 de kerk van basilica in een kruiskerk veranderen. De Narthex, aan den westkant der ker<~, dragend twee zware-vierkante torens, is een bouwwerk uit de elfde eeuw. De absis, aan het Vrijthof gelegen, geflankeerd door twee vierkante torens, dateert uit de tv/eede helft der twaalfde eeuw. Het zuiderportaal, een lustwaranda van beeldhouwwerk, dat een overgang van romaansch naar gothiek ver- I toont, werd in de 13e eeuw opgetrokken. Het aspect der kerk onderging in de 14e eeuw wederom een verandering oordat er meerdere zijkapellen werden aangebracht, waardoor de buitenmuren op diverse plaatsen moesten worden doorgebroken, 't Was in 1357, dat Karei IV, met zijn broeder Wenceslaus, naar Maastricht kwam en er de verbouwde kerk door 12 bisschoppen liet wijden (— „Chroniek van Maastricht" door Flament bladz. 34 —) Lodewijk XI van Frankrijk, nakomeling van Hendrik van Beieren, deed in 1461, ter herinnering aan en uit dankbaarheid voor een wonderbare genezing, waarop wij later zullen terugkomen, door tusschenkomst van zijn secretaris, Willem de Vatrye, een gift van twaalfhonderd Fransche kronen voor den bouw eener nieuwe kapel aan de St Servaas toekomen, welke den H. Lodewijk toegewijd was en die ook de Koningsxapel genoemd werd. In 1806 is zij afgebroken en eenipe resten zijn heden nog bij de sacristie zichtbaar. ^oo verheft zich thans de aloude-grijze St Servaas, als een symphonie van stijlen, boven het graf van den onvermoeiden weneer, moedigen strijder en onzen roemvollen JNederlandscIien bisschop en ons aller vader St Servaas, die onze vroegste voorouders uit den duisteren poel van ongeloof en verwildering, waarin zij waren weggezonken, heeit getrokken en gevoerd naar den lichtenden bertf van geloor en beschaving. Van de St Servaas, schreef WillemS0<1j j sedert de zevende eeuw de St Servaaskerk in het midden van het barbaarsch Austrasië een lichtend middelpunt was, eene groote en heilige schatkamer, waar het lichaam van onzen luisterrijken Patroon, als eene kroon van glorie, omringd werd door zijne broeders en opvolgers J"de. bisschoppelijke waardigheid." Jacq Vrancken, destijds kapelaan der St Servaas en niet minder Servaas' vereerder dan Willems en, schreef in zijn „St Servatius Legende „zijn eerbiedwaardige Servatiusdom is, eeuwen lang, getuige geweest van schitterende wonderen, buitengewone genezingen en andere voorrechten, waarmede de Cjever van alle goed, de vereerders zijner heilige begenaïgden, en zijne Heiligen zeive heeft willen verheerlijken." iJe roem, welke uit dit graf als een welriekende balsem opsteeg, verspreidde zich niet alleen over de nabije streken, maar ook naar ver daar buiten. Van heinde en verre kwam men naar het bevoorrechte Tricht. Hoogwaardigheidsbekleeders in prachtige karossen, omgeven door een schitterenden stoet van een talrijk gevolg, reden de stadspoorten binnen, om ter pelgrimage te komen. Maar ook heele scharen van eenvoudige lieden, de pelgrimsstaf in de hand, striemende regenvlagen of een schroeiende zon trotseerend, kwamen met gewonde voeten vanwege den verren tocht in het uitverkoren oord aan. Na een dagenlange reis door veelal onbekende streken, vuil van stof en zweet, hun stemmen schor van bidden en zini 0n' !?ere* *en zii he'c doel van hun pelgrimstocht en trok- en dan met vaandels in optocht door de straten van het oude i richt naar het heiligdom van St Servaas. oewel ons geen ex-voto's of andere voorwerpen toonen, op welke wijze hier genezingen en gebedsverhooringen hebben plaats gehad, toch weten wij, dat bij het graf van ^e^vaas tadooze wonderbare gebeurtenissen, door zijn machtige tusschenkomst, zijn geschied. Koevele bekeeringen en genezingen naar de ziel, weten wij niet, daar zij nic; vermeid werden noch door de kroniekschrijvers op Geteemeend zijn, doch alleen gegrift staan in de dankbare harten van wie St Servaas' hulp ondervonden. Velen zijn naar het graf van St Servaas gekomen, om er neer te knielen, zijn voorspraak in te roepen, gunsten te vragen en troost te zoeken. In de zesde eeuw schreef de H. Gregorius van Tours reeds, dat het lichaam van den H. Servaas groote wonderkracht bezat. De H. Radboud, bisschop van Utrecht, zegt o■/er St Servaas. ,,Wilden wij slechts even herdenken, hetgeen deze kostbare en Gode waardige man bewonderenswaardigs verricht heeft tijdens zijn engelachtig leven hier beneden, zoowel ais na zijn zalig verscheiden, dan ware ons daartoe een overgroot boekdeel van noode". Als deze bisschop, die in 918 stierf, zulks beweerde, hoe zouden wij dan, 1016 jaren later en veel minder begaafd, in staat zijn, aixes te boeKsta.ven, Laten wij daarom volstaan met een greep te doen uit datgene, wat ons door de geschiedenis of door de overlevering is bewaard gebleven, VEREERDERS VAN ST SERVAAS EN DIE NAAR ZIJN GRAF KWAMEN Gedurende de eeuwen zijn zij gekomen, bisschoppen, abten, monniken, kluizenaars en maagden, keizers, koningen, graven en hertogen. Ja, zegt het oude leven, „hier oefent hij nu groote kracht uit, Christus doet hier groote teekenen en wonderbare dingen. Zie, uit steden komen pelgrims en armen hier samen en bidden m^t vroom Gemoed den heiligen bisschop om genezing. En als de plechtige Mis is opgedragen, gaan zij vreugdevol gezond naar hunne huizen en danken God, die hun zulk een voorspreker heeft °"egeven". — Neerlands Heiligen I Deel, bladz. 25. INDIVIDUEELE VEREERING A.ls vereei ders \an St Servaas moeten hier zeker het eerst de twintig bisschoppen genoemd worden, die dezen grooten wonderdoener zijn opgevolgd, de bewaarders van zijn graf waren, en allen als belijder of als martelaar, den zegepalm ontvingen. Jammer genoeg, is ons van velen hunner nauwelijks de naam bewaarcl gebleven. Doch wij kunnen aannemen, dat zij allen, zonder uitzondering, een groote vereering voor hun roemvollen voorganger hadden, daar zij getuigen zijn geweest, hoe deze zijn gunsten, als een verkwikkenden dauw, liet neerdalen op hen, die hem er om vroegen. HEILIGEN De H. Agricolaus, die als eerste bisschop na Servaas genoemd wordt, herstelde, zooals wij reeds zagen, het dak boven de grafstede van den heilige en werd aan de zijde van zijn edelen voorganger begraven. Van den H. Domitianus wordt verhaald, dat het uur van zijn dood hem op wonderbare wijze bekend werd. Hij kwam naar Maastricht om er zijn laatste dagen door te brengen. Bij het graf van zijn grooten voorganger riep hij geestelijken en geloovigen te zamen, gaf in hartroerende wooi den zijn laatste vermaningen, schonk hun den vredeKus, deeiae de H. Communie uit en smeekte hen, zijn ziel toch niet te vergeten. Volgens oude schrijvers was het de H. Monulphus, die het lichaam van onzen geliefden heilige in zijn kerk een waardige plaats bezorgde. Later schonk hij al de bezittingen van zijn vaderlijk erfgoed, waaronder de sterkte van Dinant, aan de St öervaaskerk, verrijkte haar met gouden en zilveren sieraden, vermeerderde het aantal geestelijken en verheugde zich over de vele weldaden, die God, door de voorspraak van St Servaas, verleende. Nadat God hem dan van zijn dood verv/ittigd had, gaf hij als zijn laatsten wensch te kennen, aan de voeten van zijn dierbaren voorganger begraven te worden. De Luiksche kroniekschrijver, Aegidius van Orval, verhaalt ons, hoe de H. Gondulphus, in een extase, de kerken, gebouwen en paleizen, de v/oning van St Servaas en de O. L. Vrouwekerk van Octavia, het huidige iongeren, za?> sn het voornemen maakte de stad, door de Vandalen verwoest, weder op te bouwen. Toen hij zich echter herinnerde, op welke wijze haar bevolking eertijds zijn heiligen voorganger had bejegend en hij, volgens denzelfden schrijver, zag, aat werklieden, die reeds aan den arbeid waren getogen, door wolven werden verslonden, was zulks voor hem een teeken, daL dit werk Gode niet welgevallig was en keerde hij naar zijn bisschopstad terug. Op een nog duidelijker wijze wordt ons zijn gehechtheid aan de St Servaaskerk geteekend, doordat Gondulphus, cien bisscnoppeiijken zetel van de O. L. Vrouwekerk naar de St Servaas overbracht. Na zijn dood werd hij in het grat van den H. Monulphus, in het midden der kerk, bijgezet. Een steen in den middenbeuk der tegenwoordige kerk, ter hoogte van den preekstoel, wijst ons die plek aan. Over Joannes Agnus, die, als vijftiende bisschop, St Servaas opvolgde, zijn ons, wat de St Servaas' vereering betreft, geen bijzonderheden bekend. Wel weten wij, dat de zusters van het Witte Vrouwenklooster, door Joannes gesticht, verplicnt waren iederen Z,ondag de Hoogmis in de St Servaaskerk bij te wonen, waar zij uit de handen van den kanunnik, prefect van het refectorium, een tarwebrood ontvingen. ^ Van Lambertus zijn ons geen levensbijzonderheden bekend, welke hem als St Servaas' vereerder teekenen. Hoewel de H. Lambertus een groote vereering voor zijn gewezen leermeester Theodardus had, meenen wij toch te mogen aannemen, dat hij, als ,,kind van Maastricht", er geboren en getogen, in niet mindere mate St bervaas zal vereerd hebben, over wiens levtn hem dikwrls aan de kapittelschool zal gesproken zijn. Om onze meening te staven laten wij hier Pater Kronenburg aan het woord. Na zeven jaren als banneling in het Benedictijnerklooster te Stavelo te hebben doorgebracht, herstelde Pepijn van Herstal hem in zijn waardigheid. Door Pater Kronenburg wordt ons In Neerl. Heiligen, de terugkomst van Lambertus in de bisschopsstad op schilderachtige wijze als volgt weergegeven. ,.Zegenend schreed hij voort tusschen de menigte en begaf zich zeker allereerst naar zijn kathedraal, om bij het graf van den H. Servatius God voor zijn redding te danken". St Hubertus was het, naar ons verhaald wordt, die, met Willigisus, onder groote vreugde, het graf van St Servaas terugvond en de overblijfselen in een kostbaren reliekschrijn ter vereering uitstelde. Na deze enkelen, uit een rij van twintig heilige bisschoppen, die na St Servaas te Aiaastricht den kromstaf voerden, laten wij eenige mannen en vrouwen volgen, die eveneens tot de eer der altaren werden verheven. Reeds kort na den dood van St Servaas kwam de bisschop-missionaris Candidus, uit een onbekende streek, ter vereering naar zijn graf. Hij koos den openstaanden zetel tot den zijne en oefende er de bisschoppelijke bediening uit. Tijdens het bestuur van bisschop Agricolaus stierf hij en hij voelde zich gelukkig bij het graf van St Servaas te mogen sterven en begraven worden. Bij degenen, die ons in de vereering van St Servaas zijn voorgegaan, moeten wij zeker den H. Gregorius van Tours \ermeiden, een van Servaas' eerste levensbeschrijvers en groote bewonderaar, die van dezen heilige schreef: „als een morgenster daagt hij op over het wordende Trajectum, die koninklijke stad, die hij zoo innig lief heeft gehad". De H. Monon, een Schotsch edelman, die zich onder de leiding van Joannes Agnus stelde, kwam als pelgrim uit Kome naar Maastricht. De H. Tiudo, leerling van den H. Remaclus, die hem tot het priesterscnap opleidde en met de verkondiging van liet Woord ^ods in deze streken belastte, keerde, na door den n. Llodulphus tot priester te zijn gewijd, naar Maastricht terug. De abt van Saint Riquier, de H. Anglibertus, kreeo eenige relieken van St Servaas voor zijn abdij ten geschenke. ten rriesch edelman, Evermarus, werd met zijn zeven gezellen, op hun bedevaart naar het graf van St Servaas, door dienstknechten van den heidenschen ridder Hacco vermoord. Aan St. Amor uit Aquitanië werd tijdens zijn verblijf in Kome, waarheen hij ter pelgrimage was getogen, bij het grai der Apostelen geopenbaard, dat hij zijn verdere levensdagen bij ae grafstede van St Servaas moest doorbrengen. Te Maastricht aangekomen, leefde hij er een leven van gebed en boete. Zijn naam heeft men te Maastricht in herinnering gehouden door het pleintje, waar eertijds de St Amorskapel stond, St Amorsplein te noemen. , . D,e H' Mfthildis« gesproten uit het geslacht van Wittekino, gemann van Hendrik ï, hertog van Saksen, was een T~) «ij 1 van St Servaas. Den vooruitgang in het Kijk, haar voorspoed en dien van haar zoon Otto den Groote, schreef zij aan de voorbede van St Servaas toe. Zij wist zelfs Otto te bewegen, den reliekschrijn, welke het lichaam van dezen heilige bevatte, van Maastricht naar het Stift te Uued;m;;urg ove^ brengen. De Trichtenaren waren hierover zeer hedioeid en zochten naar een geschikte gelegen:ief. ' °m dierbaar pand weer in hun midden terug te krijgen. Door een list wisten zij zich na drie jaren wederom in het bezit te stellen van hun zoo gemiste en betreurde iyeinood, en trok „de groote Heer van Tricht", volgens Hendr. van Veldeke „zijn eigen woning weer binnen". De H. Bruno, aai Lsbisschop van Keulen, de jongste zoon van Mathildis, volgde ook hierin ongetwijfeld het voorbeeld zijner vrome moeder, dat hij een groote vereering voor St Servaas aan den dag legde. De eenvoudige, vrome, geleerde en groote heilige St Radboud, als dichter de grootste van zijn tijd, wiens naam in gansch nuropa bekend was, bezong Servaas in iserlijke verzen. Keizer Hendrik il, de Heilige, hoorde tijdens zijn verblijf te Aken, hoeveie wonderen er te Maastricht, door de tusschenkomst van St Servaas geschiedden en onmiddellijk na zijn kroning toog hij naar het bevoorrechte oord, om er de hulp der heiligen in te roepen. r groote bekeerling Gerlachus, geboren in het land van Valkenburg, werd na het lezen van een levensbeschrijving van St Servaas een zijner grootste vereerders. Dagelijks verliet iiij vroeg in den morgen zijn kluis te Houthem, om zich naar het genadeoord te Maastricht te begeven. Behalve des Zaterdags; dan trok hij naar het Maria-heiligdom te Aken. Het gebeurde meermalen, dat hij reeds voor de Metten aanwezig was. Op zekeren keer moet Gerlachus zelfs zoo vroeg bij de St Servaas zijn aangekomen, dat hij cle kerk nog gesloten vond. Doch de deuren gingen van zelf open en v^eriach kon ongehinderd het graf van zijn schutspatroon bereiken. De duivel trachtte hem op verschillende manieren van zijn vrome levenswijze af te brengen en beproefde dit met allerlei middelen. Eerst probeerde hij den heilige vrees aan te jagen, daarna nam hij zijn toevlucht tot list en bedrog, doch telkens nam Servaas hem onder zijne bescherming. Toen Gerlachus stervende op zijn harde legerstede lag uitgestrekt, verlangde hij naar een priester, die hem de laatste H.H. Sacramenten zou toedienen. Een samenloop van omstandigheden was echter oorzaak, dal op dat oogenblik geen priester aanwezig was. Vol vertrouwen en al zijn hoop op St Servaas gevestigd, bad hij: ,,ïk weet in wien ik geloof en vertrouw, dat Hij mij niet zal verlaten in het uur van mijn dood; want Hij zal gedenken den arbeid en de moeite, die ik mij uit liefde tot Hem heb getroost'. Nauwelijks heeft Gerlachus die woorden gesproken, of een in 't wit gekleede grijsaard, door een knaap voorafgegaan, verschijnt op den drempel van zijn armoedige cel. Woorden van liefde en troost sprak de grijsaard tot Gerlach en diende hem de genademiddelen der K. Kerk toe. Na den stervende gegroet te hebben, verlieten zij de plaats en verdwenen. Wie het v/as? Men is de meening toegedaan, dat het de H. Servaas was, die zijn trouwen vereerder op wonderbare wijze in diens laatste oogenblikken wilde bijstaan. De H. Norbertus, stichter der Norbertijnen of Premon- straiensers, de oevorderaar voor de vereering van het H. Sacrament des Altaars en bisschop van Maagdenburg bezocht met keizer Lotharius en vele andere "bisschoppen, Maastricht, droeg in de kerk het H. Misoffer op en Vereerde ce ideederen van den grooten belijder. Bernardus, abt van Clairvaux, die bij de O. L. Vrouwpkerk te Maastricht den tweeden kruistocht predikte, stelde de belangen van het H. Land onder de machtige bescherming van ot Servaas. 't Is bekend, dat de Kruisvaarders hem ais hun aanvoerder aanstelden en bij door hen gestichte Kerken, ook de vereering van St Servaas vestigden. Bij een bezoek aan de St Servaaskerk aarzelde de H. Bernardus een kreupele, die er om vroeg, de handen op te letfj.;en, omdat hij meende, dat St Servaas hem dat kwalijk zou nemen. Ais Bernardus eindelijk aan de smeekbede der menigte gehoor gaf, sprak hij de woorden uit: „In den na?>m van Jezus Christus, onzen Heer, en van den H. Servatius richt u op en sta!" Oogenblikkelijk stond de man op en was volkomen genezen. • /e ivan Cornillon bij Luik, die op zestien-jangen leefLjd bij een bezoek aan het H. Sacrament, de zending ontving voor het feest van het H. Sacrament des Altaars te gaan ijveren, bezocht eveneens St Servaas' Grafstede, ^om hulp te vragen in de moeilijkheden, welke zij te overwinnen had. Nog meerdere roemvolle heiligen knielden bij 't Graf, om zich onder de machtige bescherming van den 'luisterrijken heilige te stellen en zijn hulp in te roepen; doch wij moeten ons noodgedwongen beperken, daar anders dit gelegenheidsgeschrift een te grooten omvang zou krijgen. GROOTEN Naast deze schare van uitverkorenen, waren het eveneens de grooten der aarde, die nem kwamen vereeren, hun hulde brengen of bij zijn grafstede om hulp, troost of genezing vroegen. Als wij mogen aannemen, hetgeen verschillende schrijvers vermelden, dan zou een zekere graaf Porus te Leuven, Servaas, tijdens eene rondreis door zijn bisdom, uit dankbaarheid begiftigd hebben met de helft zijner heerlijkheid te Maastricht, omdat hij aan de gebeden van hem te danken nad, dal hij van een ongeneeslijke ziekte hersteld was. Ook willen wij hier gewag maken van de legendarische figuur Agnes van Asselt. De volKsfantasie zegt van haar, dat ze was een Frankisciie vrouw, bekeerlinge uit den tijd der eerste geloofsverkondigers en de grondlegster van het kerkje te Asselt, bij Roermond. In een oud volksgedicht wordt zij bezongen als een heldin in 't geloof, die voor geen noodkreet doof bleei en er wordt van haar verteld, dat zij op haar bloote voeten een pelgrimstocht naar het .eraf te Maastricht ondernam. — „De Nedermaas" Nov. '22. Onder de regeering van Karei Martel drong een groot leger Saracenen het Frankenland binnen. Onversaagd trok Karei, met zijn dapperen, hen tegemoet en ontmoette bij F'oitiers het Saraceensche leger. Van beide kanten werd hardnekkig gevochten, doch de beslissing bleef uit. Gedurende het strijdgewoel herinnerde zich Karei, als zoon van Pepijn van Herstal en geboren in het Luiker land, Maastrichts eersten bisschop, den feilen bestrijder van het ongeloof, wiens feestdag in die dagen gevierd zou worden. Onder het aanroepen van Christus' hulp en de tusschenkomst van St Servaas, werd de strijd hervat. De Saracenen werden teruggeslagen, uiteengedreven en in wanorde namen zij de vlucht. Groot was de vreugde bij de Christenen en dankbaar waren zij hun heiligen beschermer, die hun deze overwinning had bezorgd. Te Parijs aangekomen, zond Karei bisschop Willegisius, rijkelijk voorzien van geschenken, naar Maastricht en gaf hem opdracht het heiligdom van den ,,Redder der Franken" te sieren en zoo noodig te herstellen of te vergrooten, Willegisius liet boven het graf van St Servaas een gouden baldakijn, fonkelend van edelgesteenten, plaatsen. Verder schonk Karei Martel een zilveren schrijn, waarin het lichaam van St Servaas gelegd werd om, na vier eeuwen, door de huidige Noodkist te worden vervangen. Wando, abt van Fontanelle, aan de Seine, had een tijd, als banneling te Maastricht doorgebracht. Bij zijn terugkeer naar zijn klooster nam hij eenige relikwieën van St Servaas mee, liet te Fontanelle een kerk ter eere van den heiligen belijder bouwen en gaf het heilige gebeente een passende plaats in een altaar. Vele en groole wonderen vonden hier, door St Servaas' voorspraak, plaats. Van Karei den Groote is bekend, dat hij een vurig Servaas-vereerder was. Vanuit Aken bezocht hij meerdere malen het oude Tricht en nam dan zijn intrek in het paleis, aan de oostzijde van het Vrijthof gelegen. Vaak knielde hij neer bij de grafstede en woonde meermalen het Paaschfeest te Maastricht bij. Eens was hij zelfs, op den vóóravond van dit hooge feest, getuige van een viertal wonderbare genezingen, dcor de tusschenkomst van den grooten wonderdoener geschied. Gaarne luisterde hij naar de verhalen, waarin de mirakelen waren beschreven en St Servaas' lof werd verkondigd. De traditie zegt, dat op last van Karei den Groote zijn bouwmeester Eginhard aan den west- kant der Si Servaaskerk, een Moeder Gods kapel bouwde, waarboven de keizerszaal gelegen, vanwaaruit Karei het Alisoffer bijwoonde. Dit zou dan de reeds eerder genoemde jNarihex zijn. Dezelfde Eginhard schonk ter eere van St Servaas de relieken van de H.H. Alarcellinus en Petrus. ï aus Leo III werd, tijdens zijn verblijf te Aken, waar liii de O. L. Vrouwe-Munster wijdde, door den Luikschen bisschop Gerbald. die zich onder de talrijke assisteerende bisschoppen bevond, uitgenoodigd een bezoek aan zijn diocees te brengen en daar eenige kerken te wijden. Omringd door een hofstoe: des keizers, begaf hij zich via Maastricht naar Tongeren, om aldaar de kerk, door Karel's paladijn Cgier hersteld, plechtig in te wijden. Hoewel wij niet vermeld vonden, of Paus Leo het graf van St Servaas bezocht, ligt hei^ voor de hand, dat Karei hem, als zijn gastheer, bij de grafstede van zijn beschermheilige gebracht heeft. De Sakser Hendrik I, eveneens een trouwe vereerder van 3t Servaas, deed in de versterkte stad Quedlinburg een abdij bouwen, welke hij onder de bescherming van dezen heilige stelde en deed er een stola en bisschopstaf heenbrengen. In de crypte der kerk wilde hij, evenals zijn gemalin, de H. Mathildis, begraven worden. Hij werd door Otto üen Groote, opgevolgd, die na te Aken gekroond te zijn, zich naar Maastricht begaf, waar hij eenigen tijd verbleef. Giselbert, Hertog van Beieren, kwam met zijn echtgenooie Gerberga ter vereering van het graf naar Maastricht; zij bezochten de schatkamer. Later schonk Gerberga, tot zielerust van Giselbert, aan de St Servaas de kerk en goederen van Echt. Het reeds meergenoemde paleis, bij het Vrijthof, gaf zij eveneens aan de St Servaas ten geschenke. In 939 te Andernach verdronken, werd zij in de kerk te Maastricht begraven. Vermoedelijk werd het zoogenaamde borstkruis van St Servaas door Theophania, echtgenoote van keizer Otto II, geschonken. Toen in 1001 de laatste afstammeling van het geslacht der Karolingers te Maastricht stierf, wenschte hij bij het graf van den grooten wonderdoener begraven te worden. Uit het leven van Hendrik III, de Zwarte genaamd, zijn verschillende levensbijzonderheden bekend, die hem als een bizonder vereerder van St Servaas doen kennen. Volgens zijn zeggen had hij meerdere malen, zoowel in vredesals in oorlogstijd, de hulp van St Servaas ondervonden en hij koos hem dan ook als een zijner beschermers. Als pelgrim kwam hij naar Maastricht en wist van het kapittel te verkrijgen, dat het hem een deel der kaak van den heilige schonk. Aan beroemde en bekwame goud- en edelsmeden gaf hij opdracht een gouden borstbeeld te vervaardigen. Omgeven door een majestueuzen stoet droeg Hendrik zelf net beeld naar het altaar in de kerk van het klooster te Goslar, ciac hij aan de Apostelen Simon en Judas en St. Servaas had toegewijd. Bij deze gelegenheid vaardigde hij het keizerlijke bevel uit, dat de godsvrucht tot St Servaas vanaf dat oogenblik tot in lengte van dagen in eere moest gehouden worden. Op de Kerkvergadering te Mainz, die door Paus Leo IX werd gepresideerd, en waar meer dan veertig bisschoppen uit Luitschiand, Bourgondië en Italië, een groot aantal abten en meerdere hoogwaardigheidsbekleders aanwezig v/aren, vroeg Hendrik de goedkeuring voor een levensbeschrijving van St Servaas. Na een onderzoek stond Paus Leo toe, dat ze in het kerkelijk brevier werd opgenomen en in het openbaar mocht worden voorgelezen, in lOol begiitigde Hendrik, voor een jaardienst Vctn zijn vader Conrad en zichzelf, de kerk van Maastricht mei de goederen te Aerweiler en Wadenheim, die in het rechtsgebied van graaf Hugo lagen. Otto, zoon van een zekeren graaf, Hertog uit Brabant, vergreep zich aan de bezittingen van het St Servaaskapittel en verminkte vier personen. Gods straf bleef voor deze euveldaad niet uit. Als boeteling trok hij naar Maastricht en daar aangekomen deed hij boetvaardigheid, herstelde, zoover dit mogelijk was, het gedane onrecht en verzocht om de tusschenkomst der kanunniken bij God, die hem genadig was. Hij keerde gezond, vervuld van vreugde en een heilzame vrees huiswaarts. De kanunniken van St Servaas ontvingen in 1088 van Jocundus zijn geschiedenis over de mirakelen van hun heiligen kerkpatroon. Alvorens Godfried van Bouillon zich als aanvoerder van den eersten Kruistocht naar het H. Land begaf, schonk hij aan het kapittel van St Servaas zijn kasteel van Ramioul. Zelfs in den vreemde bewees Godfried den beschermer der kruistochten niet vergeten te zijn. Toen Edessa door zijn broer Boudewijn genomen was, zond hij uit erkentelijkheid den rechterarm van den Apostel Thomas, wiens graf zich in de veroverde stad bevond, naar Maastricht. Zijn moeder, ida van Boulogne, gaf aan de St Servaaskerk de voorkeur, om er door een charter in tegenwoordigheid der relieken van de H. Gertrudis, de tienden en goederen van Gemappe aan de St Gertrudis-abdij te Nijvel af te staan. Richarius, die de eerste bisschop van Luik was, die door den H. Stoel benoemd werd, stichtte te Luik een prachtvoile Kerk ter eere van St Servaas. Otto, markgraaf van 1 huringen en zijn vrouw Adela schonden in 1062 hunne bezittingen te Weert en te Dilsen aan de St Servaaskerk. In 1066 vierde Hendrik IV het Paaschfeest in de St Servaas. Ook bevestigde hij een gift, door Otto, markgraaf van ihuringen gedaan. Eveneens gaf hij het privilegie, waarbij de proosdij van St Servaas onder de bescherming van het hoogste kerkelijk gezag kwam te staan en onafhankelijk van een andere kerk was. Keizer Hendrik V schonk aan hel kapittel het patronaatsrecht over de kerk van Lanaeken. i^otnanus was cie ot Servaas, omwille van haar patroon, voor wien hij een bizondere vereering had, zeer gerieven. ^ Hij vaarciigde in 1128 een bevelschrift uit, waarmede de kerk zeer begunstigd werd. Vier jaar later gaf hij het iiapne] t recht tot het heffen der tienden in Maastricht. Zeker mogen wij hier het volgende drietal niet onvermeld laten. Heynrijck van Veldeke, die St Servaas tot zijn schutspatroon koos, zooais hij zelf in zijn St Servaaslegende te kennen geeft, Hi hadde sinte Servaes verkoren Te patrone ende te heren Des maecte hij hem dit ter eeren. Gravin Agnes van Loon, die ook blijk geeft van een iiooge vereering tot dezen roemrijken heilige. Want op haar aandringen schreef Heynrijck zijn legende, nadat hem door kanunnik Hessel, koster der St Servaaskerk en bevorderaar der vereering van „die goede sinte Servaes", een i.atijnsch handschrift was ter beschikking gesteld. ^ Konraad II, kwam uit Üefde tot God en den heiligen bisschop geschenken voor de zielerust ziiner voorouders, rust en vrede in zijn Rijk, aanbieden. Hij was het, die het St oervaaskapittei bij diploma de Maasbrug schonk, welke schenking door Paus Innocentius II bevestigd werd. Het huwelijk tusschen Otto IV en Maria, de dochter van aen hertog van Brabant, werd in de St Servaas door den Luikschen bisschop Hugo ingezegend, terwijl toch een goede verstandhouding heerschte tusschen het Luiksche bisdom en het kapittel van O. L. Vrouw, en dit niet ten opzichte van het St Servaaskapittel kan gezegd worden. De Italiaansche bisschop Bonaventura, als banneling te Luik woonachtig, onder den Luikschen bisschop Jan IV van Vlaanderen, als wij-bisschop werkzaam, schonk in 1289 een aflaat van één jaar aan wie de St Servaas op haar bizondere feestdagen bezochten. Onder de regeering van keizer Fi'ederik werden onderhoorigen van het St Servaaskapittel van schattingen vrijgesteld. Karei IV, de grondlegger van de St Servaas' vereering in Bohemen, kreeg bij zijn bezoek aan Maastricht in 1372 van de kanunniken een gedeelte der kaak van St Servaas en deed voor de kerk van den K. Vitus te Praag een zilveren borstbeeld vervaardigen. Door hem werden eveneens verschillende diploma's zijner voorgangers bevestigd, waarbij het kapittel hooge en lage rechten over meerdere dorpen werden toegekend. Om de rechten en jurisdictie van het kapittel bij eventueel verschil van meening te verdedigen, werden door hem de Aartsbisschop van Keulen en de Hertogen van Brabant en Gulik benoemd. Wencesla us, de broeder van Karei IV, en Johanna. hertogin van Brabant, deden een schenking onder voorwaarde, dat eenige lijkdiensten op de sterfdagen der hertogen zouden gedaan worden. Hertog Hendrik van Beieren, die aan beide voeten lam was, kwam naar Maastricht, om er de hulp van St Servaas in te roepen, nadat alle menscheliike pogingen gefaald hadden. Hij bezocht de schatkamer en knielde er voor een kruisbeeld. Terwijl hij in een vurig gebed verzonken was en den lijdende God-mensch vroeg, om, door de kracht van Zijn lijden, hem uit zijn lijden te verlossen, werd hij plotseling genezen. De legende voegt hieraan toe, dat op hetzelfde oogenblik de voetjes van het Christusbeeldje afvielen. Hendrik en zijn gemalin brachten hun verder leven te Maastricht door en werden er met hun gezin in de kleine krocht der kerk begraven. Vele hoeven en bezittingen schonk hij aan de St Servaaskerk. Uit dankbaarheid, voor zijn genezing, deed hij een gouden borstbeeld vervaardigen, waarin de schedel van St Servaas bewaard werd. Niets mocht er gespaard aan blijven, om het zoo kostbaar mogelijk te maken. Het was bezet met 31 safieren, 62 robijnen, 53 smaragden, 20 diamanten, 284 amethijsten, topazen en andere grootere en kleinere steenen. Tijdens of na het beleg van Maastricht, onder Parma, ging dit heerlijke kunstwerk verloren. Goddank, werd de schedel, evenals het zilveren gedreven gelaat, gered. Dit laatste is in het huidige borstbeeld een geschenk van Alexander Farnese, hertog van Parma, verwerkt. Bij het bezoek van Keizer Maximiliaan. Hertog van Oostenrijk, Bourgogne en Brabant, aan Maastricht, verzocht deze de relieken te mogen zien. In plechtige proces- sle werden 2»j rondgedragen en te voet door Maximiliaar. en zijn rijksgrooten gevolgd. Op zijn doortocht naar Aken, waar hij gekroond zou worden, woonde Karei V, de laatste hertog van Brabant, den koor dienst in de St Servaas bij. Daar Karei, als hertüg van Brabant, kanunniK van het St Servaaskapittel was, _ i oeö nij bij deze gelegenheid het gewaad der kanunniken r^fr viT +ei ra-'e i hier ?ijn veriaardag, bij welke gele? nneid het l0\ ln hei openoaar gezongen werd, op de galeiij tusschen. de oeide torens aan den kant van het Vrijtnor gelegen. ' t Oostenrijk verzocht, om tijdens haarver- bhji, ie Maastricht de relieken der Heiligen, het hoofd van ^ei vaas en zijn neilige gewaden te toonen. rancken geelt ons in zijn St Servatius Legende een ver- f T -ft61" ,Bra.üantsch ridder, zooals hij het in oude ' ncio- rii en beaC;H-even vond. Hij was een edelman, meer van geslacht dan van geest en hart. Het was een dwingeland, die mets of niemand ontzag. Op zekeren dag stierf hi) een plotsehngen dood. Toen men hem echter den volgenden aag wilde begraven, gaf hij weer teeken van leven. iJan, zoo gaai her verhaal verder, deelde hij aan de verschrikte omstanders mede, hoe hij door de tusschenkomst \a.n S. Servaas, van de hellestraffen gespaard bleef. Hij kwam met vele anderen naar zijn graf, waar hij God en zijn heiligen bescnermer dankte en de heiligdommen bezocht Zeven jaren nadien verscheen hem, bij zijn dood, ^e.\aao en leidde hem het rijk der gelukzaligen binnen. Hen jonker, aie de wereld en zijn vermaken najoeg, toog op aen teestdag van St Servaas, barrevoets en in een haren kleed, naar ^aens graf, om er hulp en bescherming af te smeeken. De neilige verwierf voor hem de genade, dat hij aen dood der rechtvaardigen stierf. ' KLEINE LUIDEN Thans willen wij eenige gebeurtenissen vermelden, waarbij ook „de Kieine iuyden" St Servaas' machtige hulp en oescnermmg mochten ondervinden. De genezing van een vreemdeling, bavid genaamd, van den duivel bezeten, is aan Si Servaas toegeschreven. Een zekere Walterus, een kreupele uit nsseda, werd op den feestdag van den heilige volkomen genezen. Een vrouw, aan waterzucht lijdende, die vOi vertrouwen haar toevlucht tot den grooten wonderdoener nad genomen, kreeg in de kerk haar gezondheid weer. Een Maastnchtsch ingezetene, Frans van Dure, wonende aan de Muntstraat, leed aan verlamminp in zijn rechterbeen en nam zijn toevlucht tot St Servaas' Op den dag van O.L. Vrouwe Boodschap van het jaar 1625 naderde hij tot de Communie en gedurende het H. Misoffer, op Let oogenblik van het Evangelie, trad zijn genezing in. Twee gebioeders, Rattenaker genaamd, en eveneens aan de Muntstraat woonachtig, waren lijdende aan koorts. Vol vertrouwen in St Servaas, mengden zij in hun drank, op den dag, dat t feest van de verheffing der H.H, /vlonulphus en Gondulphus, gevierd werd, een weinig stof van het graf van den heilige, v/aarna onmiddellijk genezing plaats vond. »