Hoe moet het Oude Testament op onze Zondagsschool .v.y. behandeld worden ? REFERAAT, gehouden op de Tweeen-dertigste Algemeene Vergadering der Gereformeerde Zondagsschoolvereeniging „JACHIN"... dooi- Pb. J. C. DE MOOR Predikant te 's Gravenhage ' HEUSDEN A. GEZELLE MEERBURG isxkT— " TZ JL bibuo i heek theologische diversiteit • apeldoorn Cl_ Hoe moet het Oude Testament op onze Zondagsschool behandeld worden ? Met meer dan de gewone referenten-bescheidenheid vraag ik, alvorens over de wijze van behandeling van het Oude Testament op onze Zondagsscholen enkele dingen te zeggen, een welwillend oordeel uwerzijds over hetgeen ik ga spreken. Immers stel ik mij voor, dat het meerendeel uwer uit de practijk zeer goed op de hoogte is van de eischen, welke dit deel van het onderwijs stelt, en van de eigenaardige moeilijkheden welke het oplevert. Ook verwacht ik, dat velen uwer reeds jaren lang met deze eischen nauwgezet rekening hielden en deze moeilijkheden langzamerhand wisten te overwinnen. Krachtens het woord van Gregorius Nazianzenüs : „Praxis epibasis the'óoj'iaas": „de practijk moet de grondslag der theorie zijn", waren zij dus geroepen over het onderwerp, dat ik thans zal behandelen, het woord te voeren, en zou ik, die de practijk slechts weinig ken uit eigen ondervinding, aan hunne voeten moeten zitten om te luisteren. Uw bestuur heeft het evenwel anders gewild, en is derhalve medeplichtig. Vergeef mij daarom, wanneer ik soms niet voldoende rekening houd met de practijk, en laat de^ bespreking, welke straks zal volgen, in het grauwe mijner theorie wat heerlijk groen mengen van 's levens schoon. Mijn eenig doel is om door hetgeen de theorie over dit onderwerp kan zeggen de practijk zooveel mogelijk vooruit te helpen. Des Heeren zegen make van dit doel iets anders dan een illusie. I. De behandeling van de leerstof onzer Zondagsscholen dient in 't algemeen en dus ook in dit speciale geval rekening te houden met drie dingen. Vooreerst met het feit, dat wij spreken van onze Zondagsschool, dat is de Gereformeerde. De Vereeniging „Jachtn" schrijft in Art. 1 van hare statuten, dat zij „tot grondslag heeft de onveranderlijke waarheden, door Gods Woord geopenbaard en in de Formulieren van eenheid der Gereformeerde kerk uitgedrukt". Zooals Ds, Tazelaar in zijne brochure over onze vereeniginsr terecht heeft uiteengezet, nemen wij dit standpunt in a omdat de Zondagsschool eene inrichting van onderwijs is en het daarbij steeds op de beginselen aankomt, b omdat onze Gereformeerde beginselen ook iets zeggen voor de bepaling van het doel der Zondagsschool en van hare verhouding tot de kerk, c omdat de specifiek Gereformeerde gedachte van het zoeken der eere Gods en de waardeering van den H. Doop als sacrament van het genadeverbond aan de Gereformeerde Zondagsschool recht geven op eene eigene plaats. Wel is waar mogen wij geen oogenblik der gedachte voet geven, dat z.g.n. Christelijke Zondagsscholen niet deugen en alleen Gereformeerde goed zouden zijn, of ook : dat bij het spreken van „onze" Zondagsscholen het verband met andersdenkende christenen, die ook staan op den bodem van Gods Woord en met ons eenzelfde dierbaar geloof deelachtig zijn, al hebben zij niet dezelfde belijdenis als wij, door ons zou worden geloochend of niet begeerd. Wij bedoelen met dit bezittelijk voornaamwoord volstrekt geen scheiding, doch alleen eene onderscheiding, en zijn van oordeel, dat deze laatste steeds dringen zal tot eene eigene, weldoordachte beschouwing over en practijk van het onderwijs op onze Zondagsscholen; tot welke wij op dit oogenblik ook een steentje willen bijdragen. In de tweede plaats moeten wij bedenken, wat het bijzondere doel is der Zondagsschool, welke niet op ééne lijn kan gesteld worden met de gewone lagere school, de huiscatechisatie of het catechetisch onderwijs der kerk. De huiscatechisatie blijft altijd voor de Gereformeerde kinderen het ideaal. \Verd deze in alle gezinnen goed gehouden, dan zou de Zondagsschool alleen beteekenis hebben voor de kinderen, die niet uit Gereformeerde gezinnen komen en door haar onder de beademing des Evangelies kunnen worden gebracht. Zoolang we echter niet de overtuiging hebben, dat alle Gereformeerde kinderen des Zondags dit huisonderwijs ontvangen, zal er geen bezwaar tegen zijn ook zulken op de Zondagsschool toe te laten. Temeer daar vele ouders in bijna hetzelfde geval zullen verkeeren ten opzichte van het onderwijs in Gods Woord als in het gewone lager onderwijs. Eigenlijk zouden immers alle ouders hunne kinderen &zelf lezen, schrijven, rekenen enz. moeten leeren, doch wijl zij de bekwaamheid daartoe missen stellen ze met elkander deskundigen daartoe aan, die onderwijzers worden genoemd, omdat zij bij uitnemendheid onderwijs geven Zoo eenigzins stellen we ons ook de verhouding van de ouders tot de Zondagsschool voor, en we denken dat vele Gereformeerde kinderen meer nut zullen hebben van een goede Zondagsschool, dan van een gebrekkige huiscatechisatie. Ter zake echter. Het verschil tusschen don Zondagsschoolarbeid en de huiscatechisatie is, dunkt ons niet zoozeer principieel. Het bestaat hoofdzakelijk in dé methode. Deze is thuis geheel individueel, en als 't ware natuurlijk gegeven door de eigenaardige verhouding tusschen de ouders en hunne kinderen ; op de Zondagsschool echter mag het individueele wel niet uit 'toog verloren en verwaarloosd worden, doch het klassikale heeft de overhand, en zooveel mogelijk moet daar het bijzondere zich schikken naar het algemeene. Het verschil met de gewone catechisatie is, dat deze d,e behandeling der JBijbelsche geschiedenis van het • ' ■ betrekkelijk weinig of zelfs geen aandacht zal wijden omdat de bedoeling is het zaad des verbonds bekend te maken met de belijdenis der kerk. Dit onderwijs draagt een bepaald dogmatisch karakter en zal dus ook het O. T. vooral leerstellig beschouwen, terwijl de Zondagsschool meer de historische methode zal volgen. Wat eindelijk het onderscheid met het christelijk lager onderwijs betreft, sluiten we ons aan bij 'tgeen Ds. Tazelaar in zijn aangehaalde brochure heeft betoogd toen hij kort en bondig het verschil aldus formuleerde: „De Zondagsschool betreft het godsdienstige leven, de Dagschool heeft ten doel de vorming voor het maatschappelijke leven". In de practijk zal het wel niet altoos mogelijk zijn deze dingen precies uit elkander te houden, maar het is goed, dat de theorie toch het principieele verschil aanwijst, opdat men niet meene, dat de Zondagsschool de Chr. Dagschool overbodig maakt, of omgekeerd. In de derde en laatste plaats hebben wij steeds rekening te houden met het eigenaardige karakter der leerstof. Men kan rekenen niet onderwijzen naar de methode die men bij geschiedenis toepast, en natuurkunde niet naar eene of andere schrijfmethode behandelen. Zoo stelt ook het O. T. om het eigenaardige karakter hetwelk het draagt bijzondere eischen aan de behandeling, zal men het althans tot zijn recht laten komen en onderwijs geven, dat werkelijk vrucht draagt voor degenen die het ontvangen. II. Nadat we u dus in het algemeen betoogd hebben, dat wij letten moeten a op het Gereformeerd karakter onzer Zondagsscholen, b op het doel, dat zij beoogen, c op het eigenaardige der te behandelen leerstof, willen wij thans uit deze algemeene stelregelen de gevolgtrekkingen maken voor de behandeling van het O. T., en in de eerste plaats overwegen, hoe onze Gereformeerde beginselen zich doen gelden ten opzichte van a de ruimte, welke aan dit onderwijs wordt afgestaan, b de beschouwing van het O. T. als zoodanig. Naar het ons voorkomt, zijn dit twee belangrijke momenten, die de methodiek van het Gereformeerde Zondagsschoolonderwijs beheerschen. Het is geen toeval, dat de Gereformeerden zich met bijzondere voorkeur steeds toelegden op het lezen en bestudeeren van het Oude Testament, zoodat hun gekscherend wel eens toegevoegd wordt, dat zij zoo „Oud-Testamentisch" zijn. Misschien is er wel wat reactie bij in 'tspel, omdat'vele andere christenen zich bijkans alleen met het N. Testament bezig houden en het Oude zooal niet miskennen dan toch zeker niet kennen, wat ten slotte weer op miskennen neerkomt. Het is een onaangenaam verschijnsel (al is het in onze kringen reeds veel minder geworden) dat de predikant, die een tekst uit het Oude Testament kiest, bijna niemand den tekst ziet nalezen, omdat de hoorders behalve de Psalmen en Liturgie slechts hoogstens het N. T. bij zich hebben. Nog treuriger is het soms te zien, hoeveel moeite velen hebben om een tekst in 't O. T. te zoeken, daar zij de orde der boeken zoo slecht kennen en er in 't geheel niet in thuis zijn. Toch is het niet alleen reactie tegen deze mishanden, welk de voorliefde der Gereformeerden voor het O. 1. verklaart. Er zijn andere oorzaken voor. Allereerst dat het den Gereformeerden gegeven was, meer dan aan eemg ander deel der christelijke kerk, te begrijpen, dat O. en N P. geheel één zijn, en in beide dezelfde Zaligmaker, dezelfde weg des heils, dezelfde Goddelijke wet worden verkondigd. Het verschil tusschen beide is slechts betrekkelijk, met principieel. Het O. T. is prophetie het N. T. vervulling van één en dezelfde zaak, zoodat we m beide hetzelfde licht, alleen in meerdere of mindere sterkte, waarnemen. De verbondsleer deed in • 6t T-.evenzeer het verbond der genade opmerken als m het Nieuwe, en onderscheidde slechts perioden doch geen verschil in de bedeeling des heils. De vaderen des Ouden Verbonds zijn op geen andere wijze zalig geworden dan wij, hoewel de kinderen der Nieuwe Bedeeling in net zien op de vleeschwording des Woords en de uitstorting des H. Geestes voorrechten boven hen genieten. De wet van het O. T. staat niet tegenover die van het Nieuwe ais zou Christus een nova lex, een nieuwe wetgeving hebben gebracht, doch de Heiland heeft ons geleerd, hoe hefde de vervulling der wet is, en zelf zeer duidelijk verklaard, dat Hij niet gekomen was om de wet of d^ w0-iettn. °£tb!nC!erV cloch J'uist om te vervullen. Wijl het N T. derhalve vervulling is, kunnen wij, naar gereformeerde meening, het niet begrijpen zonder het Oude, en is.degelijke kennis van het laatste noodig om de heilsleer, die door de boeken des N. Verbonds wordt gebracht, goed te leeren kennen. God heeft Zijn openbaring aan Israël gegeven om dit volk in teekenen en geschiedenis een duidelijk beeld te geven van het heil dat eens door den Messias zou komen. Waar deze bijzondere openbaring door Hem voor ons is bewaard, hebben wij haar naarstig te gebruiken, en ook den kinderen groote liefde daarvoor in te boezemen. Zij hebben den -oijbel als geheel te leeren kennen; dus moet de behandeling van het O. T. op Gereformeerde Zondagsscholen een zeer groot deel van de plaats, welke beschikbaar is in beslag nemen, opdat den kinderen het O. T nader worde gebracht en zij er een juiste beschouwing over krijgen. Daarvan zal het gevolg zijn, dat zij in hun later leven een onwaardeerbaar genot zullen hebben — wanneer 't God belieft het onderwijs te zegenen —- van de schatkameren des Ouden Yerbonds, waartoe het Zondagsschoolonder wijs hun (voor zijn bescheiden deel) den sleutel in de hand gaf. Het is echter niet alleen ten opzichte van de ruimte welke aan dit deel der Schrift gewijd wordt, doch ook ten opzichte van de beschouwing er over, dat onze Gereformeerde beginselen eenen bijzonderen eisch stellen. Daareven stipten we reeds aan, dat voor ons de Schriften van het Oude en Nieuwe Verbond beslist één zijn, en gezamenlijk als Gods Woord voor ons gelden. We voegen daar nu aan toe, dat dus ook het geheele Oude Testament voor ons kanoniek gezag heeft, zoodat wij niet naar Gods Woord in de Schriften des Ouden Verbonds hebben te zoeken, gelijk de Ethischen doen, doch al die boeken van A tot Z als de openbaring Gods beschouwen, welke Hij ons gegeven heeft om daardoor wijs te worden tot zaligheid, Hem daarin te leeren kennen en verheerlijken. Genesis tot Maleachi is niet een verzameling van Oud-Israelietische letterkunde, van welke kennis te nemen ook voor onzen tijd en onze kinderen nog liooge beteekenis heeft; doch een belangrijk deel van den Bijbel, het boek der boeken, dat boven alle andere uitsteekt omdat het door God zelf is geïnspireerd, en waarnaar we moeten luisteren niet in de eerste plaats om het aantrekkelijke van den inhoud doch om Hem, Die er in tot ons spreekt. Die dit doordenkt, zal begrijpen, hoeveel invloed deze beschouwing in 't algemeen en in 't bijzonder zal hebben. In 't algemeen toch zal zij er toe nopen de Godsopenbaring des O. V. te bezien in het licht dat zij zelve geeft, dus ais sprekende van den Christus en Zijne komst voorbereidende. De bedoeling mag niet zijn verschillende belangwekkende geschiedenissen van Abraham, Jacob, David, Eliza enz. telkens weer te vertellen aan de kinderen, want dan kon men evengoed andere verhaaltjes vertellen, die ook heel mooi zijn. Hoe eenvoudig men het onderwijs ook inrichte, de bedoeling moet toch steeds zijn om te laten uitkomen niet alleen wat de Heere door /yne _ knechten en dienstmaagden heeft gedaan (want dat is ook in de kerkgeschiedenis vaak treffend op te merken), doch ook en vooral welke plaats zij innemen in het geheel der Godsopenbaring, welke hunne beteekenis is bij de voorbereiding van de vleeschwording des YVoords, en hoe zij heen wijzen naar den Christus en Zijn gezegend rijk. We spreken trouwens niet zoozeer van Bijbelserie geschiedenis als wel van behandeling des Ouden Testaments. Natuurlijk zal de geschiedenis de eereplaats behouden, doch ook de prophetieën moeten althans m de hoogere klassen, tot hun recht komen voor zoover ze daartoe geschikt zijn; de boeken der Psalmen en der Spreuken geven mede uitnemende leerstof • en de beliandel.ng van tabernakel en tempel benevens van Israéls wetgeving moet vooral niet overgeslager worden. Wanneer bij alle onderwijs duidelijk deze beschouwing over het Oude Testament, waarbij het dus als één o-eheel en als een woord Gods tot ons wordt opgevat, uitkomt dan zal dit gedeelte der Schrift den kinderen nader worden gebracht, en zal het voor hunne oogen a. h. w gaan leven. Dan worden ze weer Bijbel-vast, ontvangen ze reeds vroeg een goeden kijk op den Bijbel, die later hun zeer te pas zal komen ; en komt het O. T. op onze Zondagsscholen tot zijn recht. Ook in 't bijzonder moet deze beschouwing doorwerken. Laat me twee voorbeelden noemen. Het eerste is: naar onze meening dient wat ons van het leven van sommige personen in de Schrift wordt medegedeeld, niet als levensbeschrijving, doch deze stukken van hun leven zijn ons alleen beschreven omdat God die heeft gebruikt om zich daarvan te bedienen voor Zijne openbaring. Derhalve zien we daarin, hoe God zondige menschen tot instrumenten Zijner genade wil maken. We zullen dus nooit in de noodzakelijkheid zijn om zoogenaamde ,,Bijbelheiligen;' den Kinderen voor te schilderen, want wie van dit beginsel uitgaat behoeft de zonden niet te verbloemen, al zal hij er evenmin mede te koop loopen. Hoe natuurlijker de Bijbelserie geschiedenis verhaald wordt, hoe beter de kinderen haar zullen begrijpen, hoe liever ze zullen luisteren en hoe duidelijker hun zal worden dat de mensch niets is en God alles. Het tweede voorbeeld is de vraag: hoe te doen met de z. g. n. onzedelijke verhalen in de Schrift. Deze naam deugt niet. Het zijn geen onzedelijke verhalen, doch verhalen van onzedelijke dingen, welke niet beschreven worden met een onzedelijke bedoeling, doch om af te schrikken van het booze en Gods genade te doen opmerken. Ook in de zonde der menschen zegt de Heere ons iets, wanneer die zonde geboekstaafd is in zijn heilig Woord. Iets anders echter is het, of men de gansche godsopenbaring den kinderen reeds moet mededeelen. Wie hun in iinesses de geschiedenis, welke zich tusschen Amnon en Thamar afspeelde, gaat vertellen, doet even dwaas als wie den brief aan de Romeinen met hen gaat behandelen. Het tweede gaat boven hun philosophische bevatting, het eerste boven hun zedelijk begrip. De eenige regel, die hier toegepast moet worden is: geef het kind niet meer dan wat des kinds is. Doch overigens is niet één deel van 's Heeren Woord verkeerd of aanleiding gevende tot zondige gedachten. Terecht herinnert de heer Lankamp in zijn Leerplan aan het woord van Rousseau: „Het is onmogelijk zich een zediger taal voor te stellen, dan die van den Bijbel, juist omdat alles, wat gezegd wordt, met naïviteit wordt gezegd." Genoeg van deze dingen. We meenen enkele vingerwijzingen gegeven te hebben, die u kunnen doen zien hoe grooten invloed de eisch onzer beginselen heeft ten opzichte van het onderwijs in het O. T. op onze Zondagsscholen, beide ten opzicht van de ruimte, welke eraan wordt gegeven, en de Schriftbeschouwing, die er aan ten grondslag ligt. Het spreekt dus wel vanzelf, dat de methodiek van het Gereformeerd Zondagsschoolonderwijs geheel door deze gedachten zal worden beheerscht. III. Er is evenwel nog een andere zaak, welke eveneens grooten invloed moet uitoefenen op de samenstelling van het leerplan n.1. het eigenaardige doel der Zondagsschool, tegenover huiscatechisatie, 't onderwijs der kerk en de lagere school, gelijk we reeds aantoonden. We willen over dit punt niet veel zeggen, omdat het leerplan der Zondagsscholen in den regel niet door de besturen of onderwijzers wordt vastgesteld, doch gekozen wordt uit een der vele roosters, welke jaarlijks aan de markt komen. Wanneer we over het leerplan veel zouden zeggen zou dit neerkomen op een vergelijkende critiek over deze roosters, dus ook over dien van Jachin, en daartoe achten we ons noch bevoegd, noch is ons deze taak door het bestuur opgedragen. Slechts enkele algemeene wenken willen we ten beste geven. Een goede rooster is voor de behandeling van het O. T. zooveel waard, omdat de lijnen daarbij nog niet zoo scherp getrokken zijn als bij het Nieuwe, en de stof zooveel grooter is. Bij het N. T. zou men b.v. een Evangelie ten grondslag kunnen leggen, en de behandeling geleidelijk naar de lijn daarvan laten voortgaan. Bij het O. T. gaat het niet zoo gemakkelijk een enkel boek ter behandeling te nemen doch zal men moeten kiezen, temeer daar zelden meer dan 26 lessen per jaar aan het O. T. gewijd zullen worden. Derhalve moet er gekozen worden, en van veel belang is nu, met 't oog op 't bovengezegde, welke keuze men doet. Het zal goed zijn in de lagere klassen daarbij niet te veel sprongen te nemen, doch in niet te langen tijd de hoofdfeiten der geschiedenis des Ouden Verbonds te behandelen. Dikwerf zullen, krachtens het doel der Zondagsschool, daar kinderen zitten, die van Gods Woord weinig of niets weten, zoodat voor hen een regelmatige bespreking van deze hun onbekende geschiedenis noodzakelijk is. In de hoogere klassen doet men o. i. goed met niet altijd maar weer denzelfden geregelden verhaalgang te volgen, doch te groepeeren en uit de verschillende periodes des Ouden Verbonds enkele kenmerkende personen of gebeurtenissen naar den voorgrond te brengen en het licht scherp daarop te laten vallen. Dan lette men op hetgeen we boven zeiden over de Gereformeerde beschouwing der Schrift, en late duidelijk zien, wat God in deze menschen of dingen deed, en hoe hij den Christus daardoor voorafschaduwde of Diens komst voorbereidde. Aanbeveling kan het verdienen de behandeling van het O. en N. T. soms evenwijdig te laten loopen; daardoor zal dikwijls een verrassend licht vallen over beide gedeelten deiSchrift. Het frappante voorbeeld in dezen is, dunkt ons, het leven van Jozef, gelegd naast dat van den Christus. Voor Zondagsscholen op kleinere plaatsen, die niet in vele klassen verdeeld zijn, zal natuurlijk met wijsheid een keuze moeten gedaan worden tusschen de verschillende aangegeven methoden; doch ook daar kan men er rekening mede houden. In elk geval zal men reeds vroeg kunnen beginnen om in den advents- en lijdenstijd sommige teksten uit het O. T. te verklaren en ter toelichting van het N. T. aan te halen; en voor de oudste kinderen zal men goed doen eenige meerdere aandacht aan de prophetieën, den tabernakel, de psalmen enz. te wijden, gelijk we reeds opgemerkt hebben. Voor wie deze gedachten uitwerkt in zijn onderwijs.^ zal het geen moeite geven de twee lijnen: het doel der Zondagsschool, en: den eisch onzer beginselen, te laten samenvloeien in zijn methode. Immers wordt op deze wijze eerbied gekweekt voor den Bijbel, die den kinderen reeds op zeer jeugdigen leeftijd wordt voorgehouden als het Woord des Heeren; ook leeren zij deze Schrift liefhebben en uitnemend begrijpen. Door deze middelen zal een geslacht, dat dreigt van den Heere en Zijnen dienst te vervreemden, weer leeren te bukken voor Gods openbaring, en tevens den smader wat hebben te antwoorden, als deze door gebrek aan Schriftkennis de verhalen des O. T. in een bespottelijk daglicht tracht te stellen, of waarheden als^die der schepping, welke de behandeling van het O. T. natuurlijk goed leert begrijpen, tracht te loochenen of als verouderd en dwaas te doen beschouwen. De Zondagsschool zal, in samenwerking met het andere onderwijs, uitnemende diensten doen om te verhoeden dat het opkomend geslacht verloren gaat omdat het geen kennis heeft. De behandeling van het O. T. is daarbij zoo belangrijk, omdat dit de oorsprongen beide van het natuurlijke en het geestelijke leven mededeelt, en deze te kennen noodzakelijk is voor wie beide wil begrijpen. IV. Na al hetgeen ik zeide zal weinig betoog noodig zijn voor onze laatste stelling, dat het eigenaardig karakter van dit gedeelte van Gods Woord eene bijzondere studie vraagt voor het leerplan en nauwkeurige voorbereiding voor elke les. Over het leerplan zwijgen we thans verder om de aangegeven redenen. Alleen over de voorbereiding nog iets. Ge zijt het natuurlijk met me eens, dat wie zoo knap is, dat hij zich niet voorbereidt voor iets eenvoudigs als een les op de Zondagsschool, liever geen Zondagsschool-onderwijzer(es) moet zijn, want dergelijke knappe menschen kunnen moeilijker en beter werk vinden. Wij hebben meelde eenvoudige lieden noodig, die een Zondagsschoolles niet Jicht tellen, doch,_ eerbied hebbende voor iets zoo fijns en moois als het kind en de verantwoordelijkheid van dit deel der opvoeding gevoelende, telkens behoefte hebben om biddende te werken aan de voorbereiding van het onderwijs, dat zij zullen geven. Dat zijn, op ons gebied, de nederigen, aan wie God genade wil verleenen. . Deze algemeene stelling vindt een bijzondere toepassing op het O. T. lo om de moeilijkheid der taal. Het Hebreeuwsch heeft in onze statenvertaling zijn sporen achtergelaten, en wie deze taal niet machtig is, zal nog wel eens genoodzaakt worden b. v. de kantteekeningen op te slaan, of_ een of andere verklaring, wil hij geen gevaar loopen dingen te vertellen die onjuist of onbegrijpelijk zijn 2o_om de verhoudingen van het maatschappelijke leven welke in het O. T. zoo gansch anders zijn dan bij ons, en derhalve eenige studie van Oostersche gebruiken en zeden eischen alsmede van de aardrijkskunde, de flora en fauna van Palestina enz. kortom van de Bijbelsche oudheidkunde. Wie zelf deze dingen niet goed weet, kan ze nooit den kinderen duidelijk maken en zal hun valsche begrippen bijbrengen. 3o om het eigenaardig karakter van het O. 1- waarover we gesproken hebben, en dat voor elke les opnieuw moet worden ingedacht, niet het minst opdat men de verhouding tusschen het Oude en het Nieuwe Verbond goed begrijpe, de beteekenis der typen zich inenke, en ]'n _ de veelheid der boomen het bosch leere zien. Gelukkig geeft onze tijd vele hulpmiddelen, die het voor 't onderwijzend personeel gemakkelijk maken deze_ studie te verrichten. Behalve de toelichtingen op speciale roosters noemen we in 't algemeen het prachtige nog te weinig bekende en gewaardeerde werk van Ds. J. van Andel: „Handleiding bij de beoefening der gewijde geschiedenis," dat vooral voor de algemeene beschouwingen zulke voortreffelijke lijnen trekt, en Stock's beroemd „Handboek voor het onderwijs in de Bijbelsche geschiedenis," dat wel niet volmaakt zuiver onze beginselen toepast doch een schat van wetenswaardige bijzonderheden geeft en het eigendom van iederen Zondagsschool-onderwijzer moest zijn. Zijn „eigendom," niet alleen omdat hij 't gekocht heeft en 't nu in zijn boekenkast staat, doch vooral omdat het door gezette studie hem eigen is geworden. Ten laatste: het verdient ook bij 't O. T. aanbeveling veel Schriftwoorden te gebruiken en zich nauw bij de Schrift aan te sluiten, omdat men dan de beste termen kiest en de kinderen aan den Bijbel went, hen niet van de Schrift af, doch naar de Schrift heen leidt. Evenwel denke men hier vooral aan het gevaar klanken te laten hooren, die niet begrepen worden, en verzuime men niet alles wat uit zich zelf minder duidelijk is, zooveel het kan te verklaren. Resumeerende wat we spraken, meenen we u ter bespreking en gedachtenwisseling de volgende reeks stellingen te mogen aanbieden: 1. De behandeling van het O. T. op onze Zondagsschool moet rekening houden a met de beginselen, waarvan wij uitgaan, b met het doel der Zondagsschool, c met het eigenaardig karakter dezer leerstof. 2. De eisch der beginselen laat zich gelden ten opzichte van a de ruimte, welke aan dit onderwijs wordt afgestaan, b de beschouwing over het O. T. als zoodanig, en beheerscht de methodiek van het Gereformeerd Zondagsschoolonderwijs. 3. Het doel der Zondagsschool oefent belangrijken invloed uit op de keuze der Schriftgedeelten en de schikking der stof. 4. Het eigenaardig karakter van dit gedeelte van Gods Woord eischt behalve het bovengenoemde nog bizondere studie voor het leerplan en nauwkeurige voorbereiding voor elke les. O 31 98 0001 1 052 ~7