GEOEGE HUGUES WORSLEY (a self-constitued preacher) EENE BLADZIJDE UIT HET VERLEDEN DER ENGELSCHE GEMEENTE TE MIDDELBURG DOOR I). DE RIJCKE (OVERGEDRUKT UIT: ARCHIEF, UITGEGEVEN DOOR HET ZKEUWSCH GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN , 1908) MIDDELBURG J. C. & W. ALTORFFER DBUKKEES VAN HET GENOOTSCHAP ■■■■t 1908 BRO 1908:27 GEORGE HUGUES WORSLEY (a self-constituted preacher). EENE BLADZIJDE UIT HET VERLEDEN DER ENGELSCHE GEMEENTE TE MIDDELBURG D. DE RIJCKE. DOOR (OVERGEDRUKT UIT.- ARCHIEF, Ull&EGEVEN DOOR HET ZEEUWSCF» GENOOTSCHAP DER WEGSCHAPPEN, 1908.) MIDDELBURG. J. O. & W. ALTORFFER, DBUKKERS VAN HET GENOOTSCHAP. 1908. I\B. Het cijfergetal tusschen ( ) in kleiner lettersoort geplaatst, wijst de doorloopende pagineering aan van het Archief enz. 1908. (72) kenen. Ten einde raad nam Worsley de wijk naar Zeeland, waar hij zich uitgaf voor Presbyteriaansch predikant. Daar zal hij wel gezorgd hebben voor een goed getuigschrift natuurlijk . . . Maar dan heeft hij er zelf eene valsche handteekening onder moeten zetten. Hoe Worsley Middelburg kreeg, wist iemand te vertellen, die het daar een lid der kerk zelf heeft hooren zeggen. Toen hij als opvolger van Van der Wind gekozen was, ging hij naar Engeland, om daar zoogenaamd geordend te worden. Maar onlangs berichtte hij zijn vader, dat hij te Middelburg geordend was. Hij had daar zelfs op examen gepreekt in het Latijn en Grieksch, naar hij schreef, alsmede proeven van zijne bekwaamheid afgelegd in het Hebreeuwsch. Zijn vader geloofde er geen zier van. Hij wist maar al te goed, hoe zwak zijn zoontje in de oude talen stond. Diep griefde den braven man de gedachte, dat deze zijne snoode bedriegerijen nog maar altijd door voortzette, en dat nog wel onder het vrome masker der evangeliebediening. Ernstig en streng onderhield hij hem over zijne dwaasheden en booze, slechte streken en bracht hem onder het oog de gevolgen van dit alles reeds hier en ook hier namaals, daar hij God niet kon bedriegen, wiens zwaar ongenoegen hij dusdoende op zich laadde. Tot zoover het relaas der Engelsche predikanten. Krachtig hebben ze bij mij er op aangedrongen, schrijft Ds. Sowden verder, om toch al het mogelijke te doen, dat Worsley uit de bediening ontzet wordt. x) Zoo noodig willen ze als getuigen tegen hem optreden. De eer onzer kerk in deze landen •) Later (21 December 1759) schreef ds. Sowden in zijn brief, waarin bij mededeelde, dat niet ds. Yair uit Vere, maar wel hij de beschuldiger van AYobsley was, dat eenige van de allervoornaamste Presb} teriaansche of gereformeerde predikanten van Londen (zie Sowdens brief aan Yair in dato 30 October 1759) hem gesmeekt hebben „uyt insigt voor den predikdienst en die religie zijn uyterste vermoogens aan te wenden, dat hy (Woesleï) mogte uyttc zelve gesuspendeerd worden". Zie brief van Sowden van 21 December 1759. (74) onbeantwoord laten ging heelemaal niet; collega Sowden ter wille zijn evenmin: hij had niet eens zitting in de classis. Om uit dit dilemma te geraken stelde Ds. Yair eenigen tijd later ds. Laidly *), den Engelsehen predikant van Vlissingen, in kennis met den inhoud van het ontvangen schrijven over Worsley en deelde hem onder de hand mede, dat hij als zijnde geen lid der classis bezwaarlijk aan het verzoek van ds. Sowden kon voldoen. Ds. Yair zou eenvoudig naar Rotterdam schrijven, dat ds. Sowden zijn epistel moest adresseeren aan ds. Laidly te Vlissingen; die zou er dan wel verder voor zorgen en het op de classis brengen. Doch deze had al even weinig zin als de Schotsche predikant om zijne handen in zulk een wespennest te steken en trachtte zich op alle mogelijke wijzen te verontschuldigen. Hij was nog een vreemdeling hier in Nederland; daarenboven had hij weinig kennis van de kerkelijke toestanden en aangelegenheden hier te lande, kortom ds. Laidly verzocht zijn Yeerschen collega vriendelijk, zijn naam aan ds. Sowden niet te noemen en hem eenvoudig buiten de zaak te laten. 3) Zoo is dan ook geschied; want later ontving ds. Sowden van zijn vriend Yair een antwoord op zijn schrijven van 30 October, waarin ') Archibald Laidly (1724—1769), geboren Schot, was tot 1764 predikant bij de Engelsche gemeente te Vlissingèn. In het voorjaar van dat zelfde jaar werd hij door bemiddeling vaii de classis Amsterdam tot predikant beroepen bij de Hollandsche Gereformeerde kerk te New-York, waar hij 15 April d. a. v. in zijn dienstwerk werd bevestigd tot groote blijdschap der gemeente. Aan het einde van een bidstond zeide iemand tot den leeraar: „Ah, Dominie, weoffered up many an earnest prayer in Dutch for your coming among us; and truly, the Lord has heard us in English and has sent you to us." Ds. Laidly stierf aan de tering, ten tijde van eene tijdelijke ballingschap, bij gelegenheid van de groote Revolutie, die Amerika van Engeland scheidde. Rev. Doskeb zegt van hem, dat hij een der meest geestelijke, practische en godzalige predikanten van zijn tijd was. Hij had een diepen blik in het menschelijk hart en predikte met ongewonen zegen. In wijden kring werd hij vermaard en zijn invloed op het gemeentelijke leven van New-York was blijvend. Zie N. H. Dosker. De Hollandsche Gereformeerde kerk in Amerika. Nijmegen 1888. 2) Zie hierover Rapport commissie Engelsche kerk bij ds. Laidly, uitgebracht 22 December 1759. (77) dernière extrémité. On peut bien mieux écrire franyois, mais ou ue veut pas, pour ni être pas obligez (ayant étez découvert par vous même) d'agir ex officio. Dit briefje, hoe raadselachtig ook, sprak nochtans boekdeelen voor Worsley. Wie was de schrijver? Door wien was het hem toegezonden? En met welk doel? Was het om hem te intimideeren ? Of was het wellicht een wenk van hoogerhand, van een magistraatspersoon b.v. om hem in tijds te waarschuwen voor naderend gevaar ? Zoo stelde hij het zich in zijne verslagenheid en angst nog maar het liefst voor. Dit denkbeeld kon hij onmogelijk door minder nare gedachten verdringen, en ten slotte nam hij het aan als vast en zeker. Van dit oogenblik af was zijn besluit genomen. Hij moest Middelburg uit en zou de wijk nemen naar zijn vaderland. Hij stelde onmiddellijk de zuster zijner vrouw met een en ander in kennis, begaf zich nog dien eigen middag naar het naburige Vlissingen en stak met de aldaar juist gereed liggende paketboot voor Dover naar Engeland over J). Het betreden van den Engelschen bodem bracht Worsley wel eenige verlichting, maar volstrekt geene kalmte. Immers, de vraag rees: //Wat nu?" Zoodra hij in Londen, het einddoel zijner reis, was gearriveerd, kwam hij eenigermate tot bezinning over den gedanen stap, welke de ontstane klove tusschen hem en zijn kerkeraad slechts kon vergrooten. In zijne angst en gejaagdheid achtte hij het maar het best, pour acquit de conscience zijn zonderling gedrag en zijne vreemdsoortige houding tegenover kerkeraad en gemeente zooveel mogelijk i) Worsley's vrouw was enkele weken te voren „tot het reguleeren van huiselyke zaken" naar Engeland vertrokken. Nog dien eigen Donderdagavond kreeg de zuster van Worsley's vrouw, die in de pastorie te Middelburg alleen met de dienstbode was achtergebleven, bericht uit Vlissingen van Worsley, haren zwager, dat hij met de „Dispatch Packetboat" tusschen Dover en Vlissingen vertrokken was. Deze meende niet beter te kunnen doeu dan van Worsley's vertrek „immediaat" kennis te geven aan den kerkeraad. Zie notulen Engelsche kerk (aktenboek 1722—1761). (81) Veertien dagen na dato, op het laatst van December, is Worsley weer in Middelburg terug. Onmiddellijk, nog vóór Zondag, wordt er kerkeraad belegd, om Worsley in de gelegenheid te stellen zich te verantwoorden. Daar in de consistorie x) verhaalt deze in hoofdzaak van wat we reeds uit zijn schrijven weten, nl. van de ontvangst van het anonieme Fransche briefje, de vrees voor arrestatie en als gevolg van een en ander van zijn schielijk vertrek naar Dover, waar hij tot bezinning komt en gaat begrijpen, dat het zaak is, om zoo spoedig mogelijk naar Middelburg terug te keeren. Ook verzekert hij den kerkeraad plechtig, dat zijn overgelegd testimonium, waarop de classis van Walcheren hem tot de bediening heeft toegelaten, volkomen echt en wettig is. Daarom is hij dan ook bereid, '/om zig teegens alle beschuldigingen, indien er teegens verwagting mogten opkoomen, te defendeeren". 2) Die '/dierbaare verklaring" s) van Worsley omtrent de echtheid zijner testimonia deed het geschokt vertrouwen in zijne oprechtheid bij de vergaderde broederen wederkeeren. Ze vroegen zichzelven en ook elkander af, waarom dominee, nu de zaken zoo stonden, niet den volgenden dag zou prediken en het H. Avondmaal bedienen. Toch achtten zij het raadzaam, om niet overijlend te werk te gaan, in dezen eerst het advies in te winnen vra den geleerden dominee Wilhelmius 4), die, naar het gerucht liep, door ds. Sowden van Rotterdam met de bezwaren tegen Worsley was in kennis gesteld. Er werd eene commissie benoemd, bestaande uit ds. Van der Wind en een tweetal ouderlingen 6), welke zich staande de ') Inderdaad, een zweetkamertje voor Worsley, die kleine consistoriekamer der Engelsche kerk. 2) Zie Notulen Engelsche kerk van 29 December 1759. a) Zie Notulen Engelsche kerk van 29 December 1759. Zie over dezen geletterden, lichamelijk zwakken, doch finantieel sterken predikant o. a. Naqtglas Levensberichten. Van 1749 tot 1765 was hij Hervormd predikant te Middelburg, daarna emeritus. Gestorven te Utrecht 27 December 1771 ") Mr. Willem Otto Reitz , van 1742 tot 1768 rector aan het illustre gymnasium, tevens „lector juris" alsmede mr. Pieter van der Elst. Archief 1908. 2 (87) als de beschuldigingen van Sowden voor verdacht. *) Ze waren daarenboven niet zonder bezorgdheid en vreeze ten opzichte van de houding en gedragslijn der classis, die naar hunne meening wat al te grif het oor leende aan Sowdens klachten. Van ter zijde hadden ze vernomen, dat eenige Nederduitsche predikanten, aan wie de «origineele beschuldigingen" tegen Worsley door ds. Sowden waren ter hand gesteld, die beschuldigingen in de classikale vergadering van Januari zouden overleggen. De heeren vonden zich door dit loopend gerucht verontrust en aanmerkelijk bezwaard. Zij zouden toch niet gaarne zien, dat //eenige infractie op hun regt als regters ter eerste instantie" zou worden gemaakt. 2) Diensvolgens besloten ze als kerkeraad hunnen gedeputeerden naar de classis in opdracht te geven, dat, bijaldien er eenige bezwaren of beschuldigingen tegen Worsley in de vergadering mochten opkomen, deze afgevaardigden zouden verzoeken overgave der officieele, oorspronkelijke stukken, zonder meer. Mocht de p'raeses meenen dit verzoek van den Engelschen kerkeraad in omvraag te moeten brengen, dan zouden deputaten, indien hij daartoe overging, onmiddellijk daartegen protesteeren en hem overhandigen eene door den kerkeraad te voren opgestelde nota, bevattende de mededeeling, dat de kerkeraad //de jndicature ter eerster intantie over de bezwaren of beschuldigingen ten laste van ds. Worsley volgens kerkenordening aan zich behoudt", gelijk hij de zaak reeds onderzoekt, en tevens het dringend verzoek, dat de classis, onder overgave der origineele stukken aan den kerkeraad, haar oordeel in deze zaak zou opschorten. Door vreemde" werkzaam geweest? Ook verklaarde later het college qualificatum, dat Worsley alle noodige bekwaamheden had voor zijn ambt (all thebecoming qualifications to the discharge of the Holy service). ') Waarom behoefde anders ds. Sowden den kerkeraad te verzekeren, dat geen „quaadaardigheid", evenmin „wraakzucht", maar „gevoel van pligt" uit „liefde voor de waarheyd" en de „zorgdraaging voor de eer van onse bediening" hem er toe geleid hadden om tegen Worsley te ageeren? Zie brief van Sowden aan den Engelschen kerkeraad in dato 8 December 1759. 2) Zie vertoog van den Engelschen kerkeraad aan de classis. (88) het overleggen dezer nota bedoelde de kerkeraad te protesteeren //tegen alle omvragen en resolutiën, welke buyten de overgifte der verzogte origineele bescheyden in deeze zaak by de Eerw. classis zouden mogen worden gedaan en genoomen". Ook deed de kerkeraad al het mogelijke om de zaak nader te onderzoeken. Het ging toch over zulk eene hoogst belangrijke quaestie, de al of niet wettigheid der bediening van bun predikant. Indien eens waar was, wat Sowden beweerde, dat nl. het overgelegde testimonium i) valsch en onwettig was. Men had daarom in de eerste dagen van Januari aan de beide onderteekenaars-predikanten in Engeland geschreven om •) Het reeds vroeger vermelde en telkens ter sprake komende testimonium de basis van allen rechtshandel in dezen, Inidt woordelijk als volgt- Mr. Geokge Hugues Worsley of Hertford was admitted a member of the Presbyterian ehurch at Westminster, at the age of fifteen years, by the late very learned and reverend Divine, Obadiah Hugues V. D. M. and D. D., his own uncle minister of the said church, under whose care he finished his 'studies in the languages and in Diyinity; and at the death of that able Divine in the year 1751 he was received a member into the Presbyterian Chnrch at Ratcliff, whereof I was minister, and so remained a member, till r was called aw'ay from the said church, behaving as becomes a worthy communicant. On the lOth August. 1757 he was admitted and preached as a candidate, and has ever smce behaved in such a manner, that he has the universal esteem or those, among whom he laboured, as well as the sincere wishes of Avon, 15th June 1759. Wk. Pbiob, late Minister of the church at Ratcliff, now of Avon, Devonshire. Hugh Bubdett, minister at Newington Newington, 17tb June 1759. I. Maer, member of the church at Newington. Uit testimonium was volgens schrijven van Ds. Sowdfn aan Ds. Yair valsch en onwettig. Ds. Sowden meende deze krasse bewering te kunnen staven o. a. door eene hem toegezonden verklaring van een negental bij name genoemde Presbytenaansche predikanten in of bij Londen nl. J. Bakker, R. Spilsbuey Sam Chander, J. Earle, E. Godwin, H. Read, William Prior, George Benson.' Ph. Furneaux, welke verklaring door de commissie uit den Engelschen kerkeraad ten huize van Ds. Yaib was ingezien en later nl. 25 Januari 1760, vergezeld van een Nederduitsch translaat en eene dergelijke verklaring van John Babkeb, door Sowden bij de classis Walcheren was ingezonden. (102) De kerkeraad zal ze eenvoudig voor notificatie aannemen. Worsley heeft de broeders in hunne verwachting teleurgesteld. Rondborstig zullen ze hem dit alles schrijven. En daarenboven hem vermanen, in allen ernst vermanen, daar de tijd van zijn verlof zóó bijna verstreken is, dat hij er toch voor zorgt, dat de door den kerkeraad verlangde en door hem, Worsley, toegezegde attesten en documenten, behoorlijk gelegaliseerd, zoo spoedig mogelijk bij hun college inkomen. J) //Langer wachten mogen we niet", zeggen de heeren.' //De gemeente zou langzamerhand verloopen. We zijn schapen zonder herder." Yóór 24 April ek., aldus schrijven ze, verwachten we u hier bij ons terug. Mocht ge in gebreke blijven aan de in dit schrijven gestelde eischen te voldoen, dan zal de kerkeraad zich genoodzaakt zien de toevlucht te nemen tot maatregelen, die zoowel u als het college hoogst onaangenaam zouden zijn. Op dezen krassen brief ontving de kerkeraad binnen enkele dagen (9 April) antwoord en wel uit Dover. 2) Daarin verklaart Worsley, na zich verontschuldigd te hebben, dat hij zijne vorige missive in plaats van aan den kerkeraad geadresseerd heeft aan een enkel lid, nl. den heer Shytegelt — hij deed het, naar zijn zeggen, zonder de minste bijbedoeling — geene //krachtiger bewijzen dan het ingezonden certificaat te kunnen overleggen". 3) //Me dunkt", zegt Worsley, //de meest ongeloovige zal er door overtuigd worden. 4) Wat zou er trouwens aan ontbre- ') Er staat letterlijk in den brief aan Woksley: . . waarom de kerkeraad Z.E.W. by dezen moet recommandeeren om door notarissen en andere publieke personen alle zoodanige attesten bovengenoemd te doen inwinnen en met goede, gelegaliseerde documenten aan deze vergadering op de spoedigste wyze doenlijk toe te zenden" enz. Zie schrijven aan Worsley van 5 April. 2) Ook deze brief aan den kerkeraad werd aan den heer Smytegelt geadresseerd. In een bijgaand schrijven vraagt de heer Wobsley aan den heer Smytegelt — hij is nu voorzichtiger geworden — om den brief eerst in de consistorie te openen, „lest it should be taken amiss". 3) Zie o. a. brief aan den kerkeraad, 9 April 1760. ■•) Er staat in den brief: „such terms as would eonvince almost an infidel"/ (105) Dit schrijven, hoe stichtelijk en vroom ook in zijn slot, kon den kerkeraad allerminst voldoen. Het vertrouwen in den persoon van Worslky was ten zeerste geschokt. Langzamerhand was men tot de treurige ontdekking gekomen, dat Worsley niet de man was, die hij behoorde te zijn. Dit hadden de broeders trouwens nog onlangs (6 April) zelf geschreven aan ds. Sowden te Rotterdam, toen zij hem om nadere inlichtingen en bewijsstukken in deze netelige quaestie vroegen. *) earth, 'we may meet together hereafter in the general assembly and church of the Firstborn, which are written in heavens. Finally, brethren, farewell, be perfect, be of good comfort, be of one mind, live in peace, and the God of love and peace shall be with you; to Him are you fervently recommended by your once beloved pastor and minister G. H. Worsley." ') De kerkeraad schreef hem o. a. : „Mr. Worsly is not the person with (sic) he ought to be: but to more en (sic) fully proofs of the matter she thinks it necessary , that it pleased you to procure us the following documents". • Zij vragen er een zevental. Het is, alsof de Engelsche kerkeraad door de uitdrukking te bezigen: „Worsley is not the person, which he ought to be", stilzwijgend tot de erkentenis komt, dat hij ds. Sowden, die wel een der hoofdpersonen is geweest in deze geruchtmakende zaak, vroeger wel wat te zeer uit de hoogte heeft behandeld en nu die vroegere houding tegenover hem zooveel mogelijk tracht goed te maken. En wat antwoordt de Engelsche predikant van Rotterdam op dit schrijven van den Middelburgschen kerkeraad? In een schrijven gedateerd 5 Mei, waarbij eene verklaring van mr. Elworthy, minister at South-Molton (in dato 11 April 1760) wordt overgelegd, zegt ds. Sowden o. a. het volgende: „Concerning the many proposals in your last, all I have to say is, that most of the things you desire are inpracticable, and if they were not, I would not undertake them, unless you would engage to indemnify me for the expence. I find too, that now all further trouble is needless and that you see plainly, what a wicked man you have had to deal with. When the ministers in London first desired me to act in this affair, I told them I would in person apply privately to mr. Worsley, and letting him know what proof lay against him, would persuade him to retire privately. To this they replyed : „by no means, Sir, for if you do, he will borrow money secretlv of different persons, and when he has made a purse, will go off in their debt. It was this consideration, (which) determined us to make it a public affair." En, zoo gaat Ds. Sowden voort: „Worsley told you, that Avon or Aün lay near South-Molton in Devonshire. To convince you fully of the falshood of this assertion, I send you enclosed a testimonial from South-Molton by (106) Bij het lezen en herlezen van Wousley's wijdloopig schrijven werden ze meer en meer in dien treurigen indruk bevestigd. Naar hunne meening was Worsley niet in staat de tegen hem ingebrachte beschuldigingen door afdoende bewijzen te weerleggen. Vandaar dat hij door een omhaal van woordenen uitdrukkingen den kerkeraad in den waan tracht te brengen, dat hij als een onschuldige lijdt, doch tevens, nu hij ziet, hoe de kerkeraad zijn looze streken bemerkende, hem, Worsley, begint te doorzien en zal gaan doortasten, de ophanden zijnde ontknooping wil trachten te voorkomen, door eenvoudig ziju dienstwerk te Middelburg neder te leggen, en alzoo de eer aan zich te behouden. Wellicht dat hij dan in een of ander afgelegen dorp in Engeland het spelletje opnieuw zal beginnen, vooral als hij in het bezit kan geraken van een //bewijs van ordening", afgegeven door de beide //waardige leeraren", die aan de handenoplegging bij zijne bevestiging te Middelburg hebben deelgenomen, welk bewijs hij gaarne nevens zijne vroeger ingeleverde documenten van den kerkeraad wil ontvangen. 1) De kerkeraad is echter verstandiger. Hij is Worsley te slim af en houdt hem eenvoudig bij zijn woord. Is Worsley na rijp beraad tot de conclusie gekomen, zijn dienstwerk te Middelburg neer te leggen, welnu, het is den broeders goed. Dit is ook naar hunne meening de beste oplossing. De toestand der gemeente vordert zulks. Een geruimen tijd is ze reeds zonder vasten leeraar, en wie weet, hoelang dit no) Ia 1756 of 1757. Zie zijn schrijven van 13 Maart 1760. (116) ten eenenmale valsch. Doch —- al ware het stuk echt, dan is het toch van nul en geener waarde, eenvoudig wijl het niet bewijst, wat het bewijzen moet, nl. zijn onbesproken lidmaatschap en proponentschap. Er is echter nog meer. In zijne poging om de echtheid van zijn testimonium te staven heeft Worsley van verschillende //verdichte en valsche stukken1' gebruik gemaakt — wellicht was hij daarvan zelf de auteur — met het opzettelijk doel om én classis én collegium qualificatum én kerkeraad schandelijk te bedriegen, ten einde een dienst te kunnen waarnemen, waartoe hij hier in Holland dan al evenmin bevoegd was als in Engeland. Onder //schoone beloften" vertrokken ]) met het doel om in zijn vaderland afdoende bewijzen voor zijne bevoegdheid als prediker te gaan verzamelen, is hij ondanks herhaalde aanschrijving zoowel van den Engelschen kerkeraad als van het collegium qualificatum nog niet teruggekomen; ondanks dit alles blijft hij zich absenteeren, zoodat al zijne gewilligheidsbetuigingen eigenlijk niet anders zijn dan //protestationes actui contrariae, om de oogen te verblinden". Hetzelfde moet gezegd worden van zijn voornemen om zijn dienstwerk neer te leggen: het is eenvoudig eene poging om de eer aan zich te houden. Om al deze redenen oordeelden de heeren deputaten, dat George Hugues Worsley , al ware hij ook een bevoegd predikant, wettig beroepen en bevestigd, waardig zou zijn uit zijn ambt te worden ontzet, vooreerst als //eerloze en bedrieger", indien nl. bewezen kon worden, dat zijn testimonium alsmede sommige brieven ~) door hem verdicht en vervalscht zijn, omdat hij van die stukken heeft gebruik gemaakt tot misleiding van kerkeraad en classis na zijn beroep en gedurende het onderzoek der tegen hem ingebrachte bezwaren, maar ook als aanhoudend veriater van zijn dienst ouder voorgeven van i) 16 Maart 1760. *) Brief van Priob van 15 Juni 1759 en van John en Hugh Bukdett van 10 Januari 1760. (120) zaak betrekking hebben, waaronder niet het minst het bewuste classicale prasadvies, behoorlijk na te gaan en te onderzoeken, na afloop waarvan collegium qualificatum zou kunnen belegd worden om eene eindbeslissing in deze gewichtige aangelegenheid te nemen. Intusschen had ook Wobsley niet stil gezeten. Zijne laatste troeven wilde hij nog uitspelen. Op handige, slimme wijze tracht hij op de hoogte te komen van het stadium, waarin zich zijne zaak bevindt. En zoolang de eindbeslissing nog op zich laat wachten, zal hij zich groot houden tegenover zijne meerderen even als een winkelier of koopman tegenover zijne clientèle. Indien hij niet langer te Middelburg als predikant gewild is, schrijft hij aan ds. Van dee Wind als prseses van den kerkeraad, dan zou hij gaarne van dit college ontvangen een goed getuigschrift aangaande zijn gedrag gedurende zijn dienstr tijd alsmede eene verklaring, dat de oorzaak van zijn vertrek uit Zeeland s hoofdstad niet gelegen is in heterodoxe (onrechtzinnige) gevoelens, zooals in sommige kringen van Londen wel uitgestrooid wordt. Een en ander heeft hij noodig, want hij is reeds aangezocht geworden *) om eene vacante plaats te Berwick waar te nemen. Hij heeft dus nog kans. //Jammer", zegt hij, //dat die betrekking zoo weinig geeft". Maar, geen nood. Onlangs heeft hij ook te Rochester gepreekt en wel over het laatste vers van Psalm 42, waar staat: //Wat buigt gij u neder, o mijne ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts en mijn God." 2) Overigens is \\ oksley vol lof over den Middelburgschen kerkeraad. Nimmer zal hij de zeldzame bewijzen van de liefde en toegenegenheid der broeders vergeten, en bijaldien hij weêr in hun midden mocht terugkeeren, wat hij wenscht, zal hij ') Aangezocht door een der leden van het consistorie aldaar. 2) De tekst vermelding ook al reclame, naar ons dunkt. (121) al het mogelijke doen om zulks bij iedere voorkomende gelegenheid te toonen. *) Ook met ds. Delo moet Worsley nog afrekenen, met ds. Delo, die hem openhartig genoeg in kennis heeft gesteld met den uitslag van zijn onderzoek aangaande zijne voorgewende bevoegdheid tot den evangeliedienst. Drie dagen nadat de classis de hierboven aangegeven resolutie had genomen in de zaak van Worsley , had deze een antwoord gereed voor den Waalschen predikant, een uitvoerig schrijven, waarin hij nog eene laatste poging doet om zijne handelingen te rechtvaardigen. De geheele verdediging komt op het volgende neer: De persoon in Kent, bij wien ds. Delo op informatie is uitgegaan, is in geen geval betrouwbaar. Hij is, naar Worsley schrijft, zijn groote en eenige tegenstander geweest te Newington, zijn eenige tegenstander, die nu met beide banden de gelegenheid aangrijpt om revanche te nemen en hem, Worsley, met eene zwarte kool te teekenen. Daarenboven is hij een man, die zich bij iedereen hatelijk heeft gemaakt, en behoort hij tot dat slag van lieden, van welke de kerk smeekt verlost te worden, als ze in hare litanie bidt: //Bon Dieu, délivre nous . . . Hoewel Delo's vriend onbetrouwbaar is, blijkt toch uit zijn schrijven, dat het klakkeloos beweren van de negen onbarmhartige , om niet te zeggen onchristelijke leeraars, als zou er heelemaal geen Newington of geen Burdett bestaan, ten eenen- ') „I woukl not tire you", zoo schrijft Worsley letterlijk, „with a long epistle, only beg, you will assure my worthy friends, the consistory, of the continuance of my great esteem for them and the unspeakable regard, I shall always retain for those singular marks of their love and favor, which they have so abundantly shown me, and which, should I yet be again recalled to them, I shall not fail on every occasion to give the sincerest and most grateful marks of. I hope after the next classes you will be so good as to let me have a final answer, that either here or among you I may proceed in the work of the Lord, to which I have with so much satisfaction devoted myself." Zie brief van Worsley aan ds. Van der Wind in dato 22 Juli 1760. (125) zijn er eenvoudig ia geloopen", zegt dominee, //en geen wonder; want alles was slim en subtiel overlegd". :) Zoo werd dan door dit schrijven van ds. Hugh Buedett Woesley in zijne bedriegelijke practijken bij vernieuwing ten toon gesteld. En toen op een der volgende Septemberzondagen ds. Holden' vau Maldon zelf naar Middelburg overkwam om, zooals de Eiigelsche kerkeraad aldaar verzocht had, //zijne gaven te laten hooren" werd Worsley's zaak ongetwijfeld the topic of the day, te meer, daar ds. Bürdett den predikant van Maldon uitdrukkelijk verzocht had met hem alle pogingen aan te wenden om dezen would-be predikant Woesley voor goed onschadelijk te maken. !) Weldra volgde de ontknooping. Daar Worsley, ondanks de aanschrijving van het collegium qualificatum om zich te komen verantwoorden, binnen den gestelden termijn niet verschenen was, en de heeren in de gelegenheid gesteld waren om alle stukken, op de quaestie betrekking hebbende, behoorlijk na te gaan s), was naar aller meening het oogenblik gekomen om die onverkwikkelijke zaak ten finale af te doen. Op 19 October 1760 nam het collegium qualificatum zit- greaoey chides him; Woesley decamps Ieaving himself shamefully in debt, which to this day are not paid." Zie schrijven vau ds. Buedett aan mr. Holden, in dato 19 Augustus 1760. ') >;Tlle p!°' is deep laid by Woesley", schrijft Buedett. *) Aldus schreef ds. Buedktt aan ds. Holden : „I have now, Sir, I think fully answerd your request, by giving you my assistance to detect the fraud; and that there is ene, you see very plain. And now I make one request to you, and that is, that you will use your best endeavours by uniting your power to the rest of your neigbours to disable him from ever making use of this cheat any more. If he has run himself into debt, a gaol may prevent it. I took the pains yesterday to acquaint most of his principal creditors, where he was; and if you think proper to conceal this matter awhile, one or other of them will be after him soon." 3) »Ha ving heard, seen and notie d, all that therein (in this so critical and weighty a matter) was to hear, see and notice, especially all the papers and documents to the number of fifty or sixty brought into . . ." Zie Sentence of the qualified college. (130) richt, wanneer alle overleggingen en drijfveeren der menschenkinderen openbaar zullen worden? Want, zoo roept hij hun toe met een apostolisch woord: //Dwaalt niet, God laat zich niet bespotten". Het ligt niet in onze bedoeling de ingebrachte tegenargumenten van den //self constituted preacher" op den voet te volgen, als zijnde deze van weinig of geene waarde, daar reeds vroeger de onhoudbaarheid er van, niet het minst in het uitvoerig en degelijk prseadvies, duidelijk is aangetoond. Alleen willen we nog melden, hoe Worsley in de bitterheid van zijn gemoed schier geene woorden weet te vinden, om de fiolen zijner gramschap over de Middelburgsche, bij namen genoemde broederen, met wie hij vroeger in vriendschap leefde, uit te gieten. Gelukkig noemt hij zich uit zulk een kring van valschaards en hypocrieten verlost te zijn. God was hem ook nu nabij. Hij heeft hem nu verlost uit de klauwen van den grijpenden beer, gelijk vroeger uit die van den leeuw. Op dien God zal hij zich onder alle omstandigheden blijven verlaten. In de schaduw Zijner vleugelen is hij veilig, en hij vertrouwt ten volle, dat die God, die hem meermalen hulp bood, ook in het vervolg helpen zal en hem zal redden uit de hand van iederen Philistijn. *) Hij zal het in alles wél maken. Overigens geeft Worsley nogmaals de verzekering, dat hij !) Blijkbaar in zinspeling op 1 Samuel 17 vers 37. In sarcastische taal beantwoordt Worsley sommige uitdrukkiugen uit het hem toegezonden vonnis. Als grieve tegen Worsley wordt o. a. daarin aangevoerd, dat hij geenerlei examen had gedaan, hetwelk hem bevoegdheid gaf tot den H. Dienst. „He never afterwards did undergo any examination or inquisition, either by an assembly of Presbyterian ministers or by one alone", zoo stond te lezen in het bedoelde vonnis. Op dat zeggen komt Worsley in zijn schrijven terug. Vooral het woord „inquisition" kan hij niet vergeten. De opmerking is juist, zegt hij. Eene „inquisitie" heb ik nog nooit ondergaan, Gode zij dank, en ik hoop ook daarvan in het vervolg verschoond te zullen blijven; want naar het mij voorkomt, is er al heel weinig verschil tusschen de Hollandsche en de Spaansche inquisitie, of het moest zijn, dat de eene openbaar is voor jan en alleman, de andere daarentegen verborgen onder den dekmantel van den godsdienst of beter gezegd der huichelarij. (76) was aanwezig. Hij had zich gewapend, wel niet met de noodige bewijzen, zooals ds. Laidly had aangeraden, maar dan toch met eene //schriftelijke verantwoording", eene zoogenaamde verdediging, den vorigen avond opgesteld, met de bedoeling deze aan de vergadering over te leggen, bijaldien eenige beschuldiging tegen zijn persoon en bediening mocht worden ingebracht. Er kwam echter niets van dien aard ter tafel, en de verantwoording bleef mitsdien achterwege. !) Verlicht ging W orsley huiswaarts in gezelschap van zijn ouden collega Van der Wind. Thuis vond hij een briefje liggen, tijdens zijn afwezen bezorgd, verzonden van Rotterdam franco Dordrecht, en gedateerd 26 November 1759. Het was zonder onderteekening, in gebrekkig Fransch en van den volgenden inhoud: Monsieur, Toutes vos fourberiez et fraudes dans et depuis votre banqueroute jusqu' a aujourd'hui, même les derniers que vous avez jouez ici, sont toutes connues et NB. prouvez, informez et chez des gens en pouvoir. II y a des gens en Angletterre, qui ont pris soin de vous faire connoitre, et vous avez étez depuis quelques semaines le tacite object du recherche de plusieurs personnes. Prenez bien asteur votre mesures, vous ne pourrez pas rester ici. Celui qui a écrit celle-ci, veut bien prévenir votre totale riiine et NB. que vous ne soyez pas mis en example publicque, a quoi il sera obligez de proceder, si il ne sera pas prévenue par votre juste mesures. Ayez pitié de vous même et des vótres en temps; vous retirez au plus vite sur quelque prétexte spétieuse sera 1'unique moyen de vous sauver de la ') De kerkeraad, zonder wiens voorkennis dit blijkbaar geschiedde, nam zulks niet euvel op. Worsley was onkundig, zeiden de heeren, die, zooals later blijken zal, wel een open oog hadden voor de autonomie der kerk, „dat de kerkeraad zyner gemeente de regter is ter eerste instantie". De verantwoording van Worsley aan de classis bevatte naar hunne meening, „veele kenmerken van een suyver gemoed". Later zouden zij wel anders oordeelen. Zie Vertoog des kerkeraads aan de classis van 24 Februari 1760. (78) door en in een schrijven aan zijne //dearly beloved brethren" te rechtvaardigen. *) Daarin deelt Worsley mede-, dat het bewuste, door hem ontvangen Fransche briefje hem in de uiterste verlegenheid heeft gebracht en aanleiding is geworden tot zijn overhaast vertrek naar Londen. En dat — nu hij onder Gods voorzienig bestel kennelijk tot groot nut en zegen voor en onder hen werkzaam was. De wederzijdsclie liefde en toegenegenheid, van het oogenblik af, dat hij op aanbeveling van zijn //hooggeachten vader" Van der Wind met algemeene stemmen werd beroepen, geven hem alleszins grond om te vertrouwen, dat zij hem niet zullen verlaten, nu kwaadwilligheid en nijd zich tegen zijn persoon verbinden. Mocht dit echter onverhoopt het geval zijn, mocht hij onverhoord veroordeeld worden door de classis, dan verzoekt hij beleefd een eervol ontslag van genoemde vergadering, alsmede een bewijs zijner ordening door de bevestiging en handenoplegging van ds. Van der Wind , daarin bijgestaan door ds. Delo, dit laatste behoorlijk onderteekend door al de daarbij toenmaals aanwezige kerkeraadsleden. 3) Dit schrijven aan //the united Brethren" 3) werkte inderdaad kalmeerend op //the English Oonsistory" 3) ofte wel den Engelschen kerkeraad, welks leden, toen zij van het opzienbarend geval met hun herder en leeraar hoorden, na van den eersten schrik wat bekomen te zijn, niet nalaten konden veen quaat ver- ') Zie zijn brief van 8 December L759, geschreven uit Londen , en geadresseerd aan Ds. Van der Wind, onder couvert van eene dergelijke, hoewel op audere leest geschoeide missive aan de classis Walcheren. Of is Worsley te Dover gebleven en is genoemde brief sleehts gedateerd uit Londen? 2) Tegelijk verzoekt Worsley het gelijktijdig aan ds. Van der Wind toegezonden schrijven aan de classis ua inzage — de heer Smytegeld zal wel zoo bereidwillig zijn, zegt de schrijver, om het te vertalen — met de vertaling op de eerstvolgende classicale vergadering aan den Voorzitter te overhandigen. Zie schrijven van Worsley van 8 December 1759, waarin deze zich bij onderteekening noemt ,;Your affectionate Minister and Servant in Christ Jesus.' 3) Zie bedoeld schrijven van Worsley van 8 December 1759. (79) rnoaden" *) tegen hein op te vattea ea het ergste te vreezen. Zondags na WoasLEï's vertrek, was er, onmiddellijk na den dieast, kerkeraadsvergaderiag belegd 3), waarop de emerituspredikant Van dhr Wind als voorzitter de leden officieel in kennis stelde met liet droeve feit in betrekking tot hun leeraar. De man is Donderdagmiddag na afloop der classis naar Vlissingen gegaan en aldaar met de tot vertrek gereed liggende paketboot naar Dover vertrokken //zonder voorkennis van een der kerkeraadsleden" s), zoo luidde het kort doch droef bericht. Voorloopig moesten de broeders het met die sobere mededeeling zien te stellen. Er zat trouwens weinig anders op. 4) Doch daar kwam binnen een of twee dagen Worsley's brief uit Londen 6), en daarmede meer licht. Dinsdag 12 December werd het schrijven in de consistorie ter tafel gebracht en te midden der bedrukte broederen voorgelezen. Besloten wordt Worsley aan het opgegeven adres onmiddellijk te antwoorden. Zij zullen hem schrijven, welke ontsteltenis zijn schielijk vertrek in hun kleinen kring teweegbracht, en hoe verslagen zij tot op heden waren, onbekend zijnde met de motieven van zijne vreemdsoortige handeling. De pas ontvangen brief had hun echter eenig licht gebracht, i) Zie Vertoog kerkeraad aan de classis Walcheren (24 Februari 1760). a) Zie Notulen Engelsche kerk. s) Zie Notulen Engelsche kerk. 4) De kerkeraad besloot tosn door diaken Damme en koster Smits van Worsley's huis te laten afhalen het loopende kerkelijk aktenboek, alsmee alle kerkelijke papieren, welke hij onder zijne berusting had. Er was echter niemand thuis dan de meid. Deze verklaarde niet te weten, waar een en ander lag. Na afloop van de vergadering ging op verzoek van den kerkeraad ouderling P. de Zwarte nog even nader aan Worsley's huis informeeren, waar de dienstbode hem onder verschillende boeken ook het bewuste aktenboek liet zien. Genoemde heer heeft het toen meegenomen en bij ds Van der Wind gebracht. s) Uit zijne verantwoording aan den kerkeraad op Zaterdag 29 December blijkt, dat Worsley niet verder dan Dover is geweest. Is Worsley's verklaring waaien juist, dan is ook zijn brief aan den kerkeraad van 8 December te Dover geschreven, al is die ook gedateerd Londen 8 December 1759. (90) Daarenboven verzocht de kerkeraad, dat Worsley zich zou verdedigen tegenover Sowdens krasse beschuldigingen in verband met de missive der negen Engelsche predikanten, van welke missive eene commissie uit genoemden kerkeraad ]) een copie van ds. Yair uit Vere had medegenomen. Worsley had daartegen niet het minste bezwaar. Vrijmoedig en onbedeesd ■) stond hij voor de heeren. Over een drietal punten liep de beschuldiging, derhalve ook de verdediging. Het eerste punt betrof zijn candidaatschap. De Engelsche dominees konden bezwaarlijk aannemen, dat ^ ohsley ooit als predikant was geordend. Geen hunner had hem //gelicentieerd" of '/geauthoriseerd" tot de heilige bediening, en voor zoover zij wisten — en de heeren meenden goed ingelicht te zijn — had ook geen enkel bisschop der Episcopalen of predikant van de dissenters zulks gedaan. '/Nu, het eerste deel der verklaring is volkomen juist", zegt Worsley. //Geen dezer negen predikanten heeft mij geordend, t is zoo. Maar — zulks is ook nooit door mij beweerd. Er zijn toch in Engeland meer predikanten om iemand te ordenen, dan juist dit negental. Trouwens, voor geordend predikant heb ik mij nooit uitgegeven. Maar wat ik wel beweerd heb en wat ook overigens uit mijn testimonium blijkt, is dit: ik heb bij een bekwaam en geleerd predikant gestudeerd, loen mijn oom, de beroemde Presbyteriaansche predikant tevens doctor in de theologie Obadja Hugues, kwam te overlijden, heb ik van ds. Burdett consent gekregen om te preeken. Ik was alzoo proponent. Als zoodanig heb ik ook in de Episcopaalsche kerk den dienst waargenomen. Doch niet lang, Zie hierover: Notulen Engelsche kerk (1721—1761). Stukken betreffende de zaak van George H. Worsley. Brief van John Burdett aan ds. Van der Wind in dato 10 Januari 1760. Praeadvies in de zaak-^V orsley door gedeputeerden der classis Walcheren ') Bedoelde commissie bestond uit de heeren W. O. Reitz, P. van der Elst , Jouw en P. de Swarte. 2) Zie Vertoog van den Engelschen kerkeraad aan de classis. 33 (97) Dit alles zoo zijnde, voorziet de kerkeraad, dat door deze gewraakte classicale resolutie het finaal onderzoek en de beslissing in de zaak van zijn leeraar ten zeerste zullen vertraagd worden en, wat nog erger is, dat er een conflict dreigt te ontstaan tusschen kerkeraad en classis, bijaldien de quaestie in dit stadium blijft. Daarom besluit dan ook dit college zich andermaal tot de classis te wenden en wel met het dringend verzoek om de genomen resolutie te stellen buiten effect en de ingekomen bezwaarschriften tegen Worsley, aan hen, als de //rechters ter eerster instantie", te willen overhandigen of wel aan ds. Sowdeïj terug te zenden. In dit geval is de kerkeraad ten volle bereid zonder eenigen aandrang van buiten — de leden kennen te goed hun plicht, om in gebreke te blijven tegenover de classis — om de classis op de hoogte te houden van den loop en den uitslag van het onderzoek. Mocht echter de classis Walcheren, wat niet denkbaar is, dezen weg van minnelijke schikking niet willen bewandelen, maar blijven bij haar eens genomen besluit, waardoor de kerkeraad in de uitoefening zijner jurisdictie zou worden belemmerd, dan zou zich deze verplicht zien zich te wenden tot den souverein, onder wiens bescherming de kerkeraad niet minder dan de classis zijne jurisdictie in kerkelijke zaken oefent. Eene gedetailleerde memorie in dien geest werd door den kerkeraad opgesteld x) en vervolgens op de classicale vergadering van 6 Maart door de afgevaardigden Van der Wind en appel, eer de zaak nog eerst recht begonnen is, geïnjungeert, aan den regter in appel maandelijks kennis te moeten geeven, hoeverre hy met de zaak gevordert is." „Wie heeft een kerk, die in 't stuk harer jurisdictie ter eerster instantie zoo vry is, als de classis iu 't stuk harer jurisdictie ter tweeder instantie, zoo meeseragtig zien behandelen", vraagt de kerkeraad, die zegt liever biervan af te stappen, dan in „odieusheyd" te vervallen. Zie Vertoog van den kerkeraad aan de classis 24 Februari 1760. ') Zie Vertoog van den kerkeraad aan de classis 24 Februari 1760 en Notulen van den kerkeraad (aktenboek 1722—1761). Archief 1908. o (98) Reitz aan den praeses overhandigd. x) De classis koos de wijste partij. Zij besloot aan het verlangen, van den Engelschen kerkeraad te voldoen en al de ontvangen origineele stukken in de zaak-WonsLEY zonder nadere voorwaarde aan dit college af te staan en ter hand te stellen. 2) Binnen een drietal dagen waren de bewuste stukken in het bezit van den kerkeraad. 3) Intusschen had deze niet stil gezeten, maar zooveel doenlijk het onderzoek voortgezet. Nog altijd goede gedachten hebbende van zijn leeraar, bij wien de kerkeraad niettemin telkens aandrong op nadere bewijzen voor zijne onschuld en de geldigheid zijner testimonia, stond het college hem in zake zijner verdediging een gevraagd uitstel van vijf weken toe, daar Worsley, volgens zijn zeggen, ') Zie Pneadvies in de zaak der Engelsche kerk te Middelburg nopens Worsley, alsmede Notulen van den kerkeraad. 2) „Over de wyze van die resolutie rees eenige discrepance, waaruit een vertoog is geboren van den Engelschen kerkenraad, ingebragt den 6 Maart, waaria niet alleen veele blyken zijn van het goed vermoeden, dat zy van Worsley toen noch hadden, maar ook de defensie is geïnsereerd van Worsley, zooverre hy zich te dier tijd by den kerkeraad had gepoogd te purgeeren. Het stond te duchten, dat die discrepance konde uytbersten tot verregaande geschillen tusschen de classis en den kerkenraad, en dat daardoor de behandeling der beswaren tegen Worsley zelve noch lang of in 't geheel waare achtergebleven|; doch door eene voorzigtige directie znlx gelukkig zijnde voorgekomen . . . Prseadvies in de zaak Worsley. 3) De kerkeraad ontving van den classicalen scriba ds. s Gra.veza.nde het volgende: 1°. Een brief van ds. Sowden uit Rotterdam in dato 25 Januari 1760 zonder adres. 2°. Missive van negen predikanten, 3 December 1759 , geadresseerd aan Sowden. 3°. Missive van John Barker, 3 Januari 1760, geadresseerd als boven. 4°. Missive van ds. Sowden zonder datum of plaats aan de classis, zullende zitten 6 Maart. 5°. Attestatie geteekend door tien predikanten in Engeland, met twee akten van legaliteit, 5 Februari 1760. 6°. Certificaat van drie predikanten van Exeter, 8 Februari 1760, met eene akte van legaliteit. 7°. Attestatie van Joseph Jennings en G. Phillips, 8 Februari 1760, met twee akten van legaliteit. (99) uit Engeland was wachtende de noodige verklaringen, waardoor hij niet alleen den kerkeraad, maar "de geheele weereld" zou overtuigen l), dat alle beschuldigingen te zijnen laste niet anders waren dan '/verzonnen onwaarheeden" of //impertinente injuriën". \ Maar — toen de tijd van het verlof zoo langzamerhand begon te verstrijken — er waren zoo bijna vier van de vijf weken om — was Worsley nog altijd in gebreke gebleven, de //valabele teegenbewyzen", waarop de kerkeraad herhaaldelijk, vooral na de laatste classicale vergadering, bij hem had aangedrongen, in de consistorie Simpelhuisstraat in te leveren. En de beschuldigde begreep, dat er al heel weinig kans bestond om in den loop der vijfde, dus laatste week van het verlof hierin de gewenschte verandering te brengen. Het eenige, voorloopige redmiddel was, naar het oordeel van den geslepen Engelschman, de zaak wat sleepende te houden. En toen de schriftelijke verklaringen natuurlijk tot zijne quasi verwondering aldoor uitbleven, stelde Worsley den kerkeraad voor de verklaringen maar eenvoudig zelf te gaan halen. Het moest uit zijn met die //verzonnen onwaarheeden" en //impertinente injuriën". Zijn kerkeraad was uiterst lankmoedig en wilde al het mogelijke beproeven om deze hoogst ingewikkelde zaak, waaronder de gansche gemeente leed, tot een gewenscht einde te brengen. 2) Worsley zag zijn schriftelijk verzoek bij meer- *) In de kerkeraadsvergadering van 17 Februari 1760, waarin Worsley nogmaals ter verantwoording werd geroepen, verklaarde hij zich provisioneel te refereeren aan het door hem op 2 Januari 1760 in scriptis gegeven antwoord, en verzocht hij den kerkeraad een uitstel van vijf weken, om zich verder te verdedigen , welk verzoek hem werd toegestaan. Zie Notulen van den kerkeraad. 2) Worsley zou volgens zijn zeggen aan sommige leden van den kerkeraad en dat nog wel op aanraden van ds. Delo het volgende bewijzen of van de daar gememoreerde feiten de noodige verklaringen overleggen: „1°. that the.re is Avon, and that Mr. Prior lived there; 2°. that the churchwardens of Newington do give before the magistrates attestation of mr. Burdett ; (100) derheid van stemmen toegestaan. Zijn verlof zou dienzelfdeu 15dcn Maart ingaan en wel voor veertien dagen, uiterlijk drie weken. De man liet er geen gras over groeien, want nog dien eigen dag vertrok hij over Ylissingen naar den lande van overzee. l) Veertien dagen na Worsley's vertrek kwam het eerste document. Het was afgezonden uit Dover en bevatte een attest van een zevental kerkelijke personen 3), allen woonachtig in of nabij Newington, vreemd genoeg door Worsley zelf geschreven s), waarin deze verklaarden, dat Huöh Bürdett in de jaren 1757 en 1758 predikant van Newington is geweest, hoewel hij daar niet woonde, alsmede dat Worsley, bij afwezigheid van genoemden predikant, den dienst aldaar voor hem heeft waargenomen. Het stuk was geadresseerd aan den heer Smytegelt in de 3°. also of my being minister and how long; 4°. also from other ministers, for whom I preached." Eigenhandig had Worsley de bovenstaande punten voor den kerkeraad opgeschreven en daaronder vermeld : „Mr. Delo also himself has the names of the ministers, to write to." Alles zou geschreven worden op „stampiet papers", zoodat alle verklaringen rechtsgeldig waren. ') Zijne vrouw liet hij te Middelburg achter. Hij beval zijn „dear spouse" in haar kommer aan zijne vrienden aan, zooals blijkt uit een brief aau den heer Smytegelt (gedateerd 9 April 1760) ter begeleiding van een schrijven aan den Engelschen kerkeraad. Daarin leest men in eene noot : „I hope you and my other good friends will be so kind as to be assisting to my dear spouse under her troubles , and be assured, Dear Sir, that God will reward you and all, who join with you therein, either here or herealter." 2) In plaats van J. Marr — den persoon, die Worsley's testimonium mede onderteekend had—stond de naam van diens zoon W. O. Marr: de vader was juist op reis, schrijft Worsley. Toevallige samenloop van feiten, waarover lateide classicale adviseurs, wien dit eveneens opvalt, het hunue denken. „Hier had Worsley", zeggen ze, „de schoonste gelegenheid gehad, om de echtheid van zijn vroeger overgelegd testamonium te staven, indien hy ook J. Marr had verzocht zyne handteekening daarop te zetten." Zie Praadvies. 3) Als reden daarvoor geeft Worsley op, dat hij zelf het best in staat was, de punten op schrift te stellen, welke de kerkeraad opgehelderd wenschte te zien. Voorts was de verklaring onder eede bevestigd voor den mayor van Dover. (101) Langeviele met beleefd verzoek om consistorie te beleggen en aldaar het attest ter tafel te brengen. Gaarne zou Worsley later van den heer Smytegelt het resultaat der bespreking vernemen, vooral als er in deze eene resolutie genomen was, welke hij dan gaarne door eenige kerkeraadsleden geteekend, door bemiddeling van bovengenoemden ouderling zou ontvangen. Overeenkomstig het hem gedaan verzoek bracht de heer Smytegelt de ontvangen missive op eene buitengewone kerkeraadsvergadering ter sprake- De heeren vonden het vreemd, dat Worsley in plaats van aan den kerkeraad in zijn geheel, slechts aan een enkel lid van hun college had geschreven; nog vreemder, dat de plaats, waar het attest werd geteekend, niet is vermeld, wat toeh noodig is, en allervreemdst, dat het niet is gecontrasigneerd door den heer Burdett zelf, den persoon in quaestie. Eene nadere bevestiging van de door het zevental afgelegde verklaring en wel door den heer Burdett voor notaris en getuigen ware beslist noodzakelijk geweest. De iudruk, welken dit schrijven van Worsley op de heeren maakte, was alles behalve gunstig. Zij hadden iets meer verwacht, nl. de overlegging van degelijke, afdoende attesten, als bewijzen, dat hij tot het predikambt gerechtigd was. Zoo was ten minste de vernieuwde afspraak vóór zijn vertrek naar Engeland. Hij zou, zoo beloofde en verzekerde hij plechtig, goed en deugdelijk bewijzen, dat er in Engeland eene plaats Avon is, waar de heer Prior woonde; ook zou hij overleggen eene behoorlijk voor den magistraat afgelegde verklaring van de kerkelijke personen ten opzichte van den persoon van Hugh Burdett; eveneens attesten, dat hij daar predikant geweest was, en gedurende welken tijd, en eindelijk zou hij bij den kerkeraad inzenden verklaringen van verschillende predikanten, o. a. te Londen en te Dover, voor wie hij tijdens zijn verblijf in Engeland den dienst zou waarnemen, dat hij daar op dien en dien datum gepreekt had, alle verklaringen en attesten onder eede en behoorlijk gezegeld. En in plaats van dit alles zendt Woksley deze niets zeggende, onbeduidende verklaring. (110) verklaring wel door Burdett was afgegeven. Maar — hoe dan het voortdurend stilzwijgen van dezen te verklaren? En zijne weigering om zich verder met de zaak in te laten? Wel, eenvoudig hieruit naar "s heeren Delo's meening, dat de heer Burdett wist, dat het attest, hoe deugdelijk ook op zichzelven, nochtans niet geldig was bij de Anglicaansche kerk, en daarom liefst niet als medeonderteekenaar voor den dag wilde komen. Doch sinds de heer Delo de mededeeling van zijn vriend uit Engeland had bekomen, dat deze op drie Newingtons had geïnformeerd naar dominee Burdett, doch dat daar geen predikant van dien naam bestond, was de man aan het wankelen gegaan en begon hem de zaak vrij verdacht voor te komen. Worsley had den Franschen predikant wel uit den droom kunnen helpen. //Wel dominee", had Worsley ongetwijfeld gezegd, '/de zaak is zoo duidelijk als de dag. De negen predikanten, die zoo tegen mij zijn en mij valsch beschuldigen, willen den heer Burdett er laten in loopen en er eene rechtsquaestie van maken. En deze bedankt er natuurlijk voor, om in een proces gewikkeld te worden, dat jaren kan duren en een hoop geld zal kosten. Vandaar, dat de heer Burdett besloten heeft, zich eenvoudig verder buiten de quaestie te houden. En waarlijk ik kan hem in dezen geen ongelijk geven. Als bedienaar des Evangelies mag ik niet anders van hem verlangen." l) Wellicht had Worsley om voorts alle bedenking bij ds. Delo weg te nemen, er bij gevoegd, wat hij ongeveer terzelfder tijd aan het collegium qualificatum schreef: //Gods wegen zijn eene groote diepte: wie weet, wat Hij nog voor ons heeft weggelegd." s) Behalve het schrijven van 9 Mei en 24 Mei 3), het f) Zoo verklaarde Worsley het stilzwijgen van ds. Burdett aan het collegium qualificatum. Zie brief van Worsley uit Chattam, in dato 24 Mei 1760, aan het collegium qualificatum. a) Zie schrijven van Worsley aan het collegium qualificatum (24 Mei). 3) Dit schrijven bevatte een gezegeld en beëedigd certificaat van James Austin , geteekend te Chattam, op denzelfden 24ste» Mei, ook door mr. J3ougik (117) naar bewijzen te zoeken, dat hij wettig tot het predikambt bevoegd was 1), en dat nog wel ondanks de aanschrijving van zijn kerkeraad om spoedig te retourneeren". 2) En voorts, nu bij onderzoek gebleken is, dat de bewijsstukken, waarop Worsley's beroep bij de classis is geapprobeerd, en hij zelf geëxamineerd en bevestigd is geworden, geheel en al onvoldoende zijn bevonden, omdat zij allerminst bewijzen, dat Worsley wettig candidaat was tot den heiligen dienst, nu daarenboven het vermoeden rijst, dat genoemde stukken niet eens echt, maar verdicht en valsch zijn, komt het deputaten voor, dat Worsley nooit ofte nimmer wettig predikant is geweest, en de classis deswege de approbatie van het beroep behoort in te trekken, het examen behoort te beschouwen als niet afgelegd en den naam van Worsley onder de formulieren door te halen s), daarbij verwijzende naar de acta der classis. Van een en ander dient kennis gegeven te worden aan den kerkeraad der Engelsche kerk, tevens met advies, dat ook dit college het beroep en de bevestiging van Worsley beschouwen zal als niet gedaan en alzoo te stellen buiten effect. Intusschen, hoewel er zware vermoedens op Worsley rusten, als zou hij zich aan verdichting en vervalsching der bewuste stukken, bij name zijn testimonium en eenige brieven, hebben schuldig gemaakt, zijn die niet rechtstreeks bewezen en blijft alzoo de mogelijkheid open voor vergissing. Daarenboven mag men niemand, wie hij ook wezen moge, onverhoord oordeelen. Dit alles in aanmerking genomen, adviseeren deputaten >) Aan zijn kerkeraad had Wobsiey geschreven, dat hij in Engeland geene betere bewijzen kon machtig worden dan die, welke hij had ter hand gesteld. 2) „Overeenkomstig de kerkenordening van 1591, daar het deportement is gestatueerd op trouwelooze verlatinge des dienstes en in somma op alle grove zonden, welke den anthenr by de wereld eerloos maken". ') Bij het zitting nemen in de classis had 'Woesley, even als ieder ander, de Formulieren van Eenigheid moeten onderteekenen. (118) Worsley alsnog te hooren, te meer daar deze nog steeds, zooals uit zijne laatste brieven blijkt, zijne onschuld blijft volhouden en dat nog wel niet zonder vroom vertoon. Ze achten het diensvolgens noodig, dat het collegium qualificatum, als om de maat vol te meten, George Hughes Worsley nog eenmaal en wel voor het laatst zal aanschrijven, hem kennis gevende van het geresolveerde nopens zijn deportement of liever van de geheele vernietiging van zijn predikantschap, en hem tevens verwittigende, dat, alvorens dit besluit van kracht te doen zijn en in werking te doen treden, hem nog gelegenheid zal geboden worden om bij te brengen de noodige en gevorderde bewijzen l) ter rechtvaardiging zijner zaak, alsmede om zich te verantwoorden binnen een nader te bepalen termijn voor het collegium qualificatum, voor welk college hij zich tevens dient //te zuiveren van de nieuwe bezwaren" als gevolg van het onderzoek, daar sterke vermoedens zijn gerezen, dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het verdichten en vervalschen van bewijsstukken, bij name het ingezonden testimonium en eenige brieven, hetzij die bewuste stukken hem door anderen zijn verschaft, of dat hij ze zelf heeft //gefabriceerd". Mocht echter Worsley aan die oproeping geen gevolg geven en blijven weigeren om terug te komen naar Middelburg, dan zou volgens het oordeel der deputaten die weigering moeten gehouden worden voor erkenning van schuld en mitsdien de genomen resolutie onmiddellijk van kracht moeten zijn, alzoo dat de Engelsche kerk voor immer van genoemden Worsley zal zijn ontslagen en de kerkeraad alzoo volgens kerkenorde gerechtigd zal zijn om de vacature, ontstaan door het emeri- ') Bewijzen 1° van zijne onschuld in het bankroet en in betrekking tot de rehabilitatie er van, 2° dat hij, hetzij door ds. Burdett of iemand anders, wettig proponent is gemaakt naar 's lands gewoonte, met vermelding van plaats, tijd en wijze, 3° dat er een Avon is in Devönshire, waar W. Pbior predikant geweest is, en 4° dat hij, te Newington hebbende gepredikt, daartoe bevoegd was. (119) taat van ds. Van der Wind, naar behooren te doen vervullen. 1) Voorts achten deputaten beslist noodig de aandacht er op te vestigen, dat de Engelsche kerkeraad in geen geval de door Worsley ingeleverde stukken, missiven en documenten hem zal terugzenden, evenmin zal uitreiken eenig testimonium, waarvan hij misbruik zou kunnen maken om te geraken tot den dienst des woords in Engeland, maar er voor zal zorgen, dat al de stukken en documenten in deze zaak behoorlijk zullen worden bewaard, om daardoor, zoo mogelijk, er tegen te waken, dat de eene of andere kerk door Worsley's //schoonschynende woorden en vriendelyke houding" ingenomen, bij vernieuwing zou misleid worden. 2) Dit uitvoerig en helder preadvies werd door de classis van 7 Augustus 1760, te Middelburg gehouden, aangenomen en in eene resolutie veranderd, welke vervolgens aan den kerkeraad der Engelsche kerk werd overgegeven. Tien dagen later werd het aldaar ter tafel gebracht. De heeren verklaarden bij vernieuwing, dat zij in deze hoogst netelige zaak met alle mogelijke lankmoedigheid en behoedzaamheid wilden te werk gaan, en besloten daarom de beide regeerende burgemeesters s) alsmede al de leden van den kerkeraad in de gelegenheid te stellen alle stukken, welke op Woesley's 1) Voorts adviseert de commissie, bijaldien de classis of de kerkeraad der Engelsche kerk nog meer licht wil hebben in deze zaak, eenvoudig te schrijven aan ds. Hugh Burdett, minister van Newington, domicilie hebbende te York, alsmede aan W. O. Mare , die gezegd wordt te zijn de zoon van JzAaK Marr te Newington, en die mede Worsleï's testimoninm heeft geteekend, of wel aan ds. Sowden te Rotterdam — die wel een afzonderlijk prijsje verdient naar let oordeel der deputaten — en anders aan ds. J. Chables, Episcopaalsch predikant te Amsterdam, in verband met zijn schrijven van 19 Maart 1760. 2) Daarvoor was alle reden. Zie brief van Worsleï in dato 22 Juli 1760 aan den Engelschen kerkeraad en geadresseerd aan ds. Van dek "Wind. 3) NI. de heeren Johan Constantijn Mattbias en Pjeter Duvelaar van Campen. (122) male valsch is. Evenzeer zou door onderzoek blijken, dat er ook een Avon is. x) W at ds. Delo's vriend in Kent opmerkt aangaande de bepaling, dat niemand het leeraarsambt in de kerk van Engeland mag bedienen zonder geordend te zijn, is volkomen waar; maar het is ook waar — wellicht heeft de man vergeten dit te zeggen — dat de bisschop er maar zelden toe overgaat om een candidaat te bevestigen, bijaldien deze geene vaste betrekking heeft. Immers in dergelijk geval moet de bisschop twintig p. st. betalen, wat hem allicht begroot. Vandaar, dat er zooveel candidaten rondloopen zonder bevestigd te zijn, candidaten, die nochtans den dienst waarnemen en blijven waarnemen, soms jaren lang. s) Ze laten zich niet ordenen, vóór zij eene vaste betrekking hebben. Nooit is bij kerkvisitatie daarop de minste aanmerking gemaakt. «Ook niet ten opzichte van mij", zegt Worsley. Wel heeft de aartsbisschop aan hem, tijdens hij te Newington was, zijn leedwezen er over betuigd, dat hij nog niet als predikant geordend was, te meer daar. hij naar zijn zeggen zoo'n best getuigenis aangaande Worsley had bekomen en wel van diens eigene gemeente te Newington. De reden, waarom ik vóór de kerkvisitatie vertrok, schrijft Worsley verder, ligt volstrekt niet daarin, dat ik niet geordend ben; de eenige reden is, dat ik onmiddellijk naar Londen moest, om nl. een vonnis van mijne crediteuren te voorkomen. Dit weet de predikant, die den vriend van den heer Delo zoo valsch en verkeerd heeft ingelicht, opperbest. De snoodaard, die hij is . . . Bezwaarlijk kon ik mij dan ook laten ordenen. Ik wist ') Er zijn personen genoeg te vinden, zegt Worsley, die te Aveston of wat hetzelfde is maar verkort, te Aston of te Avon geweest zijn. Vraag het anders maar aan mr. Delly, die zal u wel inlichtingen geven. 2) Worsley zegt in zijn schrijven iemand gekend te hebben, die een zevental jaren candidaat was geweest. Zie brief van Worsley aan ds. Delo in dato 10 Augustus 1760. (123) vooruit, dat mijne crediteuren, die alles behalve stil zaten, mijne gangen bespiedden en zich volstrekt niet ontzien zouden, bijaldien ik eene vaste predikantsplaats zou erlangen, om eenvoudig beslag te laten leggen op mijn traktement. Een oogenblik heb ik er nog aan gedacht mij te laten ordenen, doch ook slechts een oogenblik; want overal vervolgde mij het schrikbeeld mijner crediteuren, zoodat ik besloot van de zaak af te zien en een werkkring in Holland te zoeken, wat ik dan ook heb gedaan. Het lag volstrekt niet in mijne bedoeling om de Engelsche gemeente binnen Middelburg om den tuin te leiden. Onomwonden heb ik den heeren medegedeeld, hoe de zaken in dezen stonden: dat ik nl. candidaat was tot den heiligen dienst, d. w. z. iemand, die alleen op eene vaste standplaats wacht om zich te laten ordenen. Als zoodanig heb ik mijzelven aangeboden; als zoodanig ben ik gekomen; als zoodanig hebben de kerkeraad en de classis mij ontvangen; als zoodanig hebben zij mij ook te Middelburg bevestigd. Partijdigheid alleen kan er toe leiden om een predikant uit de bediening te ontzetten na zijne bevestiging, uit oorzaak dat er geruchten loopen aangaande verkeerdheden, die vóór de bevestiging bedreven zijn. Eene groote week later krijgt de kerkeraad door bemiddeling van ds. Lawrence Holden, predikant te Maldon in Essex, de meest onloochenbare bewijzen van Worsley's bedriegerijen in handen. Er wordt nl. door genoemden predikant een eigenhandig schrijven overgelegd van den veelbesproken en langgezochten predikant Hugh Buudett tc Newington, denzelfde, die het bewuste testimonium zou hebben geteekend, waarin deze verklaart nog nooit eenig certificaat ten gunste van Worsley te hebben onderteekend of afgegeven. Trouwens, dit zou den heer Burdett ook moeilijk kunnen doen. Woksley toch is iemand van bedriegelijk karakter, die zich van zeer slechte zijde heeft leeren kennen. Buiten dominee Burdett om heeft Worsley de handteekeningen weten machtig te worden van sommige gemeenteleden van Newington onder een stuk, door (124) hemzelven opgesteld en geschreven l), waaruit zou moeten blijken, dat Worsley den dienst voor ds. Bdrdett als predikant had waargenomen. Anders kan ik niet bevestigd worden, had Worsley een hunner van uit Middelburg geschreven. 3) En de parochianen, tot wie het verzoek kwam, zagen er geen bezwaar in, om zulk eene nietszeggende verklaring te teekenen. Ze zouden den dominee er maar buiten laten; want deze zou toch niet willen teekenen. Maar nu hadden zij er spijt van naar hun zeggen aan dominee. En bijaldien het weer mocht voorkomen, zouden ze voorzichtiger zijn. s) //De menschen ') „As he by letter acknowledged himselfZie Sentence of the qualified college. i) Zie schrijven van ds. Burdett aan ds. Holden te Maldon (Essei) in dato 19 Augustus 1760, waarin ook eene copie van Worsley's schrijven uit Middelburg in dato 13 Maart 1760 aan den heer Murton, koster te Newington. Daarin schreef Worsley o. a.: „The church there (Middelburg) . . . desire no more, than that some of my friends would only certifv, that they knew me at Newington, when I preached for Sir Hugh Burdett, vicar of the said place, tho' it appear'd I was not in orders. They have themselves ordain'd me according to the form of ordination in an assembly, they call the classes; but I cannot be established, till I receive this favor from my friends at Newington of my living there." 3) Ds. Burdett vindt zelf die handelwijze van zijne gemeentenaren zonderling en vreemd, doch niet zoo vreemd als het sommigen lijkt. „This Worsley you must note", schrijft hij aan collega Holden, „heretofore a broker in London, comes and settles hmself at Sittingbourn, feigns himself to be in orders, hires the vicaragehouse of mr. Bland, sets op a school and immediately acquires two neigbouring curacies; this was in the spring in the year 1757, at which time he was not cnrate to me; in the month of October one of his curacies was wanted for the vicars own son, I think; well then, as I was absent npon a visit to my relations, who so handy as Worsley, so he gets my curacy promising at the same time not to leave it under two moHths notice. But notwithstanding that he meets with a temptation to break his word and does it; for the curacy of Milton was vacant, a more valuable curacy, so he accepts of that. Bnt he had not serv'd that long, before mr. Gregory, the vicar, hears a whisper, that he was not in orders; npon this mr. Gregory gces to him and requires to see his letters of orders; Worsley tells him, that he had left them in the hands of his good friend Doctor Somebody, I forget whom; but no matter mr. Gregory writes to this doctor, and the doctor answer'd, that all he knew of Worsley, was, that he had been a broker broken, or to that elïect, and that consequently he could not be in orders at all. Upon this (126) ting en wel in de kerkeraadskamer. ') Vooraf had de kerkeraad s) na deliberatie eene '/project sententie" tegen Woesley gearresteerd, liggende geheel en al in de lijn van het classicaal prseadvies, welk vonnis door het collegium qualificatum werd overgenomen en eenige uren later werd bekrachtigd. Hierbij werd het beroep van Geoege Hügues Woesley als predikant van de Engelsche gemeente te Middelburg, op hem uitgebracht den 6den Mei 1759, alsmede zijne bevestiging als zoodanig op den 5den Augustus d. a. v. voor informeel gehouden en deswege, als zijnde ten eenenmale onwettig en ongeldig, voor nietig verklaard. Mitsdien zal dan ook de naam van voornoemden Woesley van de predikantenlijst geschrapt worden en aan de classis onder kennisgeving van een en ander worden verzocht om de approbatie van het beroep in te trekken, zijne handteekening onder de Formulieren van Eenigheid te roveeren en voorts genoemden Woesley te beschouwen, als ware hij nooit beroepen en bevestigd geweest. Dit veroordeelend vonnis rustte op de volgende gronden. Vooreerst is het gedrag van Woesley, vóór hij begon te prediken, alles behalve naar behooren geweest. Als makelaar werd hij om zijne frauduleuze handelingen van de lijst geschrapt; zelfs liep hij in dien tijd groot gevaar in hechtenis te worden genomen. Tot dusver is uit niets gebleken, dat hij later is gerehabiliteerd geworden; evenmin is gebleken, dat hij zich op voldoende gronden heeft kunnen zuiveren vau zijne ') Vergaderd waren alle leden van den kerkeraad — behalve ds. Van der Wind, die als voorzitter fungeerde, vier ouderlingeu en een tweetal diakens — en de twee regeerende burgemeesters van Middelburg, nl. de heeren Mr. Johan Constantijn Maithias en Mr. Pieter Duvelaar van Campen. Het collegium qualificatum was samengesteld, als volgt. Behalve de burgemeesters Mr. J. C. Matthias en mr. P. D. van Campen, hadden zitting ds. M. van der Wind, prceses, de ouderlingen mr. Corxelis Isaüc Oole, Marinus Smytegelt, mr. William Orro Reitz en Pieter van der Elst, alsmede de diakenen Adriaan Damme en Johan van de Coppello. *) Deze bestond behalve uit de bovengenoemden uit P. de Swarte, oud-ouderling, R. de Yrieze Jouw en Jan Bouman , oud-diakenen. (129) Op 25 October d. a. v. predikte alhier ds. Yair van Vere. In dien namiddagdienst werd het vonnis tegen Worsley der gemeente van den predikstoel voorgelezen en afgekondigd, zooals te voren door het collegium qualificatum besloten was. Eerst een drietal weken later *) werd een afschrift naar Worsley verzonden, die met ongeduld en spanning den afloop zijner zaak had te gemoet gezien, en van Londen uit den Engelschen kerkeraad 2) te Middelburg van antwoord diende. Dit antwoord was, zooals begrijpelijk is, verre van malsch. Worsley poseert daarin als de veroordeelde onnoozelheid; zijne geliefde broederen van vroeger worden nu voorgesteld als laaghartige huichelaars, die volgens Worsley tot alles in staat zijn. In zijn billijk (?) ontstoken toorn daagt de veroordeelde zijne onrechtvaardige rechters voor de vierschaar Gods. Hoe, zoo vraagt hij, zult gij u kunnen rechtvaardigen in dien dag van het groote ge- congregation with a worthy and upright teacher, as likewise that this sentence shall be read and published verbatim from the pulpit to the congregation." Zie Sentence of the qualified college. Gecommitteerd werden ds. Van der Wind, mr. C. I. Oole en Marinus Smytegelt cum potestate substituendi om in de aanstaande classicale vergadering de sententie tegen Worsley over te brengen en de vergadering te bedanken voor „derzelver hoog wijs en voorligtend pneadvijs in dezen gegeeven". Zulks is dan ook geschied op de classicale vergadering van 6 November 1760, in welke vergadering de classis het vonnis, tegen Worsley uitgesproken, overnam. ') Zie 's mans schrijven van 17 November 1760 aan den kerkeraad. 2) Worsley schreef terug niet aan den Engelschen kerkeraad in rijn geheel, evenmin aan het collegium qualificatum als zoodanig, maar alleen aan de heeren c. l Oole, Marinus Smytegelt, W. o. Reitz, P. van der Elst, Adriaan Damme en Johannes van de Coppello -— hij zonderde alzoo uit den „braven" heer Van der Wind en den achtbaren magistraat, voor wie Worsley volgens zijn zeggen, den grootsten eerbied had —• daar deze hadden bewezen „wolven in schaapskleeren" te zijn, eene qualificatie in kennelijken terugslag op hetgeen het collegium qualificatum in zijn veroordeelend vonnis aangaande Worsley had geschreven, dat nl. de Heere zijne kudde uit de klauwen van dezen wolf, als in schaapsvel gekleed, had gered. Voorts verzocht hij aan dezelfde heeren, dat, bijaldien zij nog eenig rechtsgevoel of eenige godsvrees bezitten, zij er voor zorgen, dat dit zijn schrijven aan de gemeente zal worden voorgelezen, zooals dit ook geschied is met het vonnis. Archief 1908. 5 (131) zeer ingenomen is met zijn ontslag als predikant der Engelsche gemeente te Middelburg. Nu is hij verlost van lieden, die zich niet ontzien zich aan allerlei lage handelingen schuldig te maken. Hij is van nobeler natuur. Als Christen wil hij al zijn vijanden de misdaden tegenover zijn persoon vergeven en zelfs God bidden, dat Hij hen zegenen zal. Tot het einde houdt Worsley dezelfde rol vol en speelt die meesterlijk. Voor den ingewijde echter schemert de gloeiende haat tegen den Middel bnrgschen kerkeraad door alle vrome termen heen. In elk geval, de Engelsche gemeente was van George Hugues Worsley verlost en kon weldra het beroepingswerk ter hand nemen. Enkele predikanten en proponenten x) waren op verzoek van den kerkeraad naar Middelburg overgekomen //om hunne gaven te laten hooren", en op Vrijdag 15 Maart 1761 kwam het collegium qualificatum bijeen om uit een gros-, vier- en tweetal te beroepen mr. William Wiught, predikant te Ringwood (Hamptonshire), en wel op een traktement van ten minste veertienhonderd gulden, terwijl in geval van overlijden zijne weduwe reeht zou hebben op een pensioen van vijf- 1) Juli 1760 had gepredikt de proponent Hill van Utrecht; in September d. a. v. mr. Laurentius Holden, predikant te Maldon in Essex; 15 Februari 1761 „met veel genoegen" de Presbyteriaansche proponent Thomas Cogan van Amsterdam, van wiens „prysens waardig gedrag" de kerkeraad „door diversse geloofbare luyden informatie" bekomen had — 's morgens had hij gepredikt uit Johannes 8 vers 36, 's namiddags uit Titus 2 vers 14. Voorts predikte op Zondag 3 Maart mr. William Wright, Presbyteriaansch predikant te Ringwood (Hamptonshire), waarna 12 Maart d. a. v. handopening gevraagd werd aan de classis Walcheren, welke die verleende. Het collegium qualificatum vergaderde 15 Maart (present waren ds. Van der Wind, C. I. Oole, M. Smytegelt, Reitz, Van der Elst, Adriaan Damme en J. van de Coppello.) Het volgend grostal werd gevormd: Mr. William Wright, predikant te Ringwood, Mr. Tjeenk, Nederduitsch predikant te 't Waal bij Vreeswijk, Mr. Laidly, predikant te Vlissingen, Mr. Yair, predikant te Vere, Mr. Hill, proponent te Utrecht, mr. Laurentius Holden, predikant te Malden, en mr. Thomas Cogan, proponent te Amsterdam. Vervolgens koos men een viertal, nl. deheeren Wright, Tjeenk, Laidly en Hill, daarna een tweetal, nl. de heeren Wright en Tjeenk, waaruit de eerste nog in diezelfde zitting werd beroepen. (132) honderd gulden benevens eene jaarlijksche bijdrage van vijftig gulden voor ieder kind. Deze bedaukte echter al spoedig. 1) Eene tweede poging een halfjaar later had beter resultaat. a) Beroepen werd toen de heer James Afflek, predikant bij de Engelsche gemeente te Dordrecht, die met ds. Laidly op het tweetal had gestaan. Binnen enkele dagen nam hij het beroep aan //in des Heeren vreeze", waarin de kerkeraad //vooralsnog berust(te)". Ongeveer een achttal weken later werd hij tot zijn dienstwerk te Middelburg ingeleid door ds. Laidly van Vlissingen 3) en 's namiddags van dienzelfden 22s,e" November deed de nieuwe leeraar zijne intrede met eene leerrede naar aanleiding van 2 Corinthe 4 vers 5. Een zou echter dien vreugdevollen dag niet meer beleven. Het was de oude emeritus-predikant ds Van dek Wind, die met de gemeente zoovele jaren lief en leed had gedeeld en zich nog op het laatst van zijn leven geroepen zag tot zulk eene zware taak, om nl. met den kerkeraad de zaak-WoRSLEY ') Hij bedankte reeds 30 Maart. 2) Het collegium qualificatum vergaderde op 13 September 1761. Als gedeputeerden van den Ed. Achtbaren magistraat waren tegenwoordig mr. Alexander Johan Hieronihus Huyssen, heer van Cattendyke, regeerend burgemeester, alsmede de heer mr. Cornelus Galenus Paspoort, eveneens regeerend burgemeester. De leiding dezer vergadering was opgedragen aan ds. A. van der Sloot, die in de plaats van den meer en moer verzwakkenden predikant Van der Wind bij diens bedanken tot „director" was gekozen, d. w. z. „om gedurende de vacatuur de handelingen dezer vergaderinge zo ten opzigt van de beroepinge van enen anderen hei-der en leeraar als ten opzigt van andere zaken, tot den welstand dezer gemeente behorende, te bestieren". In deze vergadering werd eerst een viertal gevormd, bestaande uit de heeren James Afflek, predikant bij de Ëngelsche gemeente te Dordrecht, Laidly, predikant bij de Schotsche gemeente te Vlissingen, James Yatr, predikant bij de Schotsche kerk te Vere, en Hill, proponent te Utrecht. Uit een tweetal, bestaande uit Afflek en Laidly, werd vervolgens de eerste gekozen. De beroepsbrief werd den beroepene overgebracht door den koster der kerk, nl. Daniël Smit. Op 19 September was reeds de aannemingsbrief, door den koster medegebracht, in de consistorie ter tafel. 3) De bevestiger had tot tekst 2 Corinthe 5 vers 20. De hand der broederschap werd gegeven door ds. Yatr. Zie kerkeraadsnotulen. (133) zoo mogelijk tot een goed einde te brengen. Die taak was hem blijkbaar te zwaar geworden. Meer en meer achteruitgaande in lichaamskracht, had hij zich in den loop van den zomer reeds verplicht gezien zich geheel en al terug te trekken, tot hij op den middag van Dinsdag den 22stea September van hetzelfde jaar in hoogen ouderdom kwam te overlijden, 's Maandags daarop werd zijn lijk //onder een aanzienlijk gevolg" door een twaalftal kerkeraadsleden in de Nieuwe kerk grafwaarts gebracht. Den eersten Zondag in October werd de //in den Heere zalig ontslapen" trouwe dienaar herdacht door den Yeerschen predikant ds. Yair met de woorden uit Job 5 vers 26. s) Meer nog dan de waardeerende woorden, bij die gelegenheid aan 's mans nagedachtenis gewijd, verkondigde de verslagenheid der kleine gemeente, dat een goed, braaf man uit haar midden was heengegaan, die voor velen meer was geweest. 8) ') De overledene had op zeven dagen na den 81-jarigen leeftijd bereikt. 2) Aldaar lezen we: „Thou shalt come to thy grave in a full age, like as a shock of corn cometh in in his season." 3) 's Mans korte biographie is te vinden in de Boekzaal van November 1761. Archief 1908. 6 STOOMBOEKDRUr VAN 4. C. & w. ALTORFFtR, TE MIODEl BURO GEORGE HUGUES fÖRM (a self-constituted preacher). Eene bladzijde uit heï verleden der Engelsche gemeente te mlddelbuug door D. DE RIJCKE. De 75-jarige Ds. Martinüs van der Wind j), sinds 13 Mei 1725 predikant bij de Engelsche gemeente te Middelburg, had zich na 34-jarige trouwe ambtsvervulling, van wege //veelvuldige lighaamszwakheden en ongemakken" 2), genoodzaakt gezien zijn emeritaat aan te vragen en had dit bij besluit der Staten van Zeeland (26 April 1759) //salvis honoribus et emolumentis" verkregen. Na verleende handopening door de classis van Walcheren werd door het collegium qualificatum uit een te voren opgemaakt viertal s) eenparig in zijne plaats beroepen George Hugues Worsley, .candidaat te Hertford, die ongeveer een jaar den dienst voor ds. Van der Wind had waargenomen en eene week later dit beroep aannam 4). ') Martinüs van der Wind was 25 December 1724 van Colchester in Engeland naar Middelburg beroepen en aldaar als predikant bij de Engelsche gemeente bevestigd op 13 Mei 1725 door Ds. John Chalmers , Schotsch predikant te Vere. *) Zie Besluit der Staten van Zeelahd in dato 26 April 1759. ®) The qualified college assembled 6 May 1759 and was assisted by the honorable burgomasters A. J. H. Hcyssen van Kattendyke and P. Duvelaar van Kampen. The following nomination was made.- George Hugues Worsley, candidate of Hertford; William Michel, adjunct at Leiden; ArchibaldLaidly called at Flushing and Witherspoon at Westchurch neer Edinbnrg. Zie notulen Engelsche kerk (aktenboek 1722—1761;. -1) 13 Mei ontving het collegium qualificatum daarvan bericht bij het volgend schrijven: Archief 1908. j (66) De approbatie liep niet zoo vlug van stapel. Eerst moest ze worden uitgesteld wegens onvoldoende stukken eu later, toen de beroepene eene nadere verklaring omtrent zijn candidaatschap uit Engeland had overgelegd, ging de classis nog maar schoorvoetend er toe over de aangevraagde approbatie te verleenen *) en den candidaat Worsley tot het examen toe te laten. 2) To the venerable qualified colleg3 ia the Engliach church at Middelburg. Gentlemen, The great honour you have done me by unanimously calling me to the high and important office of your minister in thia church of God, I do with great thankfulnesa, I trust in the true fear of Almighty God, accept of. His unseen hand has I thinck in a most remarkable manner discovered itself thereiu; and aa my constant study and endeavour shall be thro the assistance of His divine spirit, which I hope will be given unto me, to approve myself unto God a workmm that need not to be ashamed, rightly dividing the word of truth, doing all to the honour and glory of my great Lord and Maater, so my dayly and "frequent praver shall ba, that I may become an instrument in His hand to the salvation of many precious and immortal souls. My desire will be to tread in the atepa of that eminent and faithfull servant of Christ, whom I, tho unworthy, by you called am to succeed. I pray God, we may so apend our daya here in His fear and love and in unity and brotherly love one to another, that for the aake of His beloved Son, we may all meet together in a state of complete and eternal glory. I am etc. (w. a.) George Hugues Worsley. ') Het beroep werd van wege het collegium qualificatum der Engelsche kerk door de beide daartoe aangewezen ouderlingen mr. Pieter db Swarte en mr. Cornelis Isaak Ole in de classis van Walcheren (7 Juni) ter approbatie gebracht. Deze vergadering approbeerde provisioneel wegena gebrek aan voldoende attestaties, zijnde het toen vertoonde bewijs of attestatie zeer algemeen en bevattende alechta, dat G. H. Worsley sedert den ... . (daarin uitgedrukt) waa een waardig candidaat. De classis bealoot den beroepene toe te laten tot het examen, mits hij vóór hetzelve voldoende attestatie zou inbrengen van zijn lidmaatschap, zijn proponentschap en dat hij gestudeerd had in de talen. In de volgende classicale vergadering (5 Juli) werd eene attestatie gelezen, ten voordeele van Worsley gegeven volgens onderteekening door William Prior, weleer predikant van de kerk te Ratcliff, nu van Avon (üevonshire), Huoh Burdett, predikant te Newington en Ik Marr, lid van de kerk te Newington, afgegeven 17 Juni 17o9, waarvan de inhoud was geschikt naar hetgeen de classis vorderde s) Worsley according to classical orders preached in the latin tongue, having for hia text Phil. 1: 21; his examination is to be performed bij the rever. (68) aangehoord; zelfs vreemden hadden een woord van lof voor den jengdigen leeraar. De kleine Engelsche gemeente ging blijkbaar onder Worsley's bediening eene schoone toekomst te zemoet. Er was /rvrede van buyten" en //eensgezindbeyd van binnen". Binnen enkele maanden zou het helaas, anders worden. Er werden ongeveer in de eerste helft van November nadeelige gemchten omtrent Worsley verspreid en wel ten opzichte van zijn candidaatschap en vroeger levensgedrag. J) Wie die geruchten in Middelburg in omloop had gebracht, was moeilijk uit te maken. Men vermoedde, dat ze uit het naburige Vere kwamen. In welonderrichte kringen wees men den Schotschen predikant Yair aldaar als den zegsman aan. 2) En oppervlakkig geoordeeld was er wel eenige grond voor dit stout beweren. Deze beschrijft zijn overleden vriend Delo als „un ministre de la Parole, diligent, éclairé et judieieni; un pasteur aflectionné, Tigilant et zélé: un firme support' des pauvres, des affligés et des malades . . . . un homme de bien.un excellent citoyen et un ouvrier utile dans la maison du Seigneur . Zie Sermon de feu mr. Ck. Delo. Amsterdam 1765. _ !) Destijds bestond de kerkeraad uit 4 ouderlingen en 2 diakenen, de diakenen hadden sinds 21 Deeember 1642 zitting en stem in alle consistoriale vergaderingen — van welke telken jare de helft aftrad. Bij het opkomen der beschuldigingen tegen Worsley heeft de kerkeraad eenparig goedgevonden, dat den afgetreden leden met name P. de Zwarte, Dr. A. C. Bounxox (onderlingen , J. Bouman" (diaken, alsmede Mr. R. de Vries Jouw verzocht zon worden om den kerkeraad „in die netelige en werkzame zaak te blyven adsisteren en met -goeden raad te bedienen, totdat dezelve door een finale sententie haar voUe beslag mocht krygen". Zoo is dan ook geschied. En de heeren hebben bereidwillig aan het verzoek voldaan. Bij den afloop werden ze voor hun „vriendelyken bystand en trouwen raad hartelijk bedankt". Zie Notulen Engelsche kerk (aktenboek 1722—1761). i) Ook de Engelsche kerkeraad te Middelburg was van die meening. Het consistorie verzocht bij missive van 15 December 1759 aan Ds. Yair te Vere hun de „bezwaren tegen Ds. Wobslsy en ook bedenkelijkheden" tegen zijn testimonium te willen mededeelen en daarvan de bewijzen over te leggen. Doch deze beantwoordde dit schrijven niet. Eerst later (21 December) bij een bezoek van Ds. Laidlï kwam men er achter, hoe de zaak zich had toegedragen. Er was nl. van wege den kerkeraad eene commissie, bestaande uit de heeren De Swartb, Ole, (69) Op den voorlaatsten October 1759 was er aan de stille pastorie van Ds. Yair een brief afgegeven in het Engelsch, onder het postmerk Rotterdam, hem toegezonden door zijn vriend en collega Sowden , predikant bij de Presbyteriaansche kerk te Rotterdam, bevattende zeer'gewichtige en daarenboven hoogst treurige mededeelingen ten opzichte van den persoon van Worsley, welke berichten Ds. Sowden onlangs uit Engeland had medegebracht. De inhoud van bovengenoemd schrijven aan Ds. Yair komt in het kort op het volgende neer. Tijdens zijn verblijf met zijne familie in Londen was ds. Sowden in een vriendenkring in aanraking gekomen met eenige Presbyteriaansche predikanten aldaar, die hem in den loop der gesprekken belangstellend vroegen naar de Engelsche predikanten hier in Holland. Natuurlijk noemde ds. Sowden ook den naam van Worsley van Middelburg. Hierop zagen zij hem met de uiterste verbazing aan, uitroepende: //Worsley? is die predikant?'" //Ja", antwoordde Ds. Sowden, //waarom niet?" '/Wel, hij is eenvoudig een deugniet." //Hoe dat zoo?" vroeg daarop de Rotterdamsche dominee. En nu begonnen zij 's mans zondenregister op te lezen. Die Worsley'is een neef van wijlen dr. Hughes, in leven Presbyteriaansch predikant alhier. Zijn vader is schoolmeester te Hertford of daar ergens in de buurt, overigens een hoogst respectabel man en in goeden doen, die al heel wat beleefd heeft aan dat zoontje. Hij heeft eene goede opvoeding genoten en is later makelaar geworden in Exchange-alley, waar hij door buitensporige levenswijze, onder voorgeven van betere geldbelegging, eerst een drieduizend p. st. van zijn vader en later op dezelfde wijs acht a negenhonderd p. st. van zijn oom, een predikant bij de Smytkgkld en Van dek Elst, naar Ds. Laidly le VJissingen afgevaardigd, omdat Ds. Van der Wind vernomen had, dat deze de bezwaren tegen Ds. Worsley had ingebracht. Zie Notulen Engelsche kerk. (71) Later kwam dit alles uit. Hij werd failliet verklaard en maakte zich uit de voeten. Op een onmogelijk plaatsje, op tamelijk verren afstand van Londen, werd hij hulpprediker, zich aldaar uitgegeven hebbende voor predikant van de Engelsche staatskerk. Had hij zich nu maar stil gehouden, dan zou niets van dit alles uitgelekt zijn. Maar de man wilde hooger op en ging solliciteeren. Men vroeg bem bij die gelegenheid naar zijn //bewijs van ordening". Dit had hij verloren, naar hij zeide. wWend u dan tot den bisschop", sprak de geestelijke, bij wien hij zich aangemeld had. //Die zal u zeker eene gewaarmerkte copie geven, even geldig als het origineel. Voor den bisschop is zulks eene kleinigheid, want al die certificaten staan ingeschreven." Daarin had Woksley echter geen zin om wel te bevroeden redenen. Deze zijne handelwijze verwekte argwaan; men ging aan het onderzoeken, en het bedrog kwam uit. Inmiddels hadden de gevolmachtigden in Woksley's zaken zooveel knoeierijen ontdekt, dat hij op grond daarvan ter dood veroordeeld had knnnen worden. Ter wille van zijne familie hebben zij hem echter gespaard, en nog wel meest uit achting voor zijn vader. De schuldeischers waren zoo verwoed op hem, dat zij de afrekening niet eens wilden tee- makelaar te handelen uit hoofde van deszelfs begane fraudes in zijne handelingen met die twee mannen vóór zijn bankroet. De tweede der attestanten is George Phillips , die verklaart, dat op of omtrent den 14 December 1756 de commissie van bankroet tegen Worsley was verleend op verzoek van twee crediteuren, wier solliciteur Phillips eerst was en daarna -clerk" in de commissie van dat bankroet; dat de schulden, die alreeds bewezen waren in die commissie, beliepen £ 5125: 17:5. sterl., dat vele onverdedigbare handelingen van Worsley als makelaar dien commissarissen waren gebleken en zij groote afkeuring betoonden over zijn gedrag. En dat menigeen zijner crediteuren verklaarde geresolveerd te zijn niet te consenteeren, dat Worsley zijn certificatie of décharge zou erlangen, en dat Worsley dezelve ook nooit heeft bekomen; ja, dat hij, Phillips, geinformeerd was, dat verscheidene van Worsley's crediteuren hadden verklaard zich te hebben voorgenomen om hem te vervolgen met de meeste strengheid, zoo hij in Engeland wederkeerde. Zie Praiadvies der classis Walcheren. 9 (73) en allermeest de eer van den godsdienst maakt zulk een stap noodzakelijk, zeggen ze. En dat ben ik volkomen met hen eens en gij zeker ook. Want als deze zaak ruchtbaar mocht worden, dan zullen al onze Engelsche predikanten hier in Holland voor bedriegers en deugnieten worden uitgemaakt. Daarom, Worsley moet en zal uit Middelburg weg. En nu vraag ik aan u, waarde vriend, help mij daarin, 't Is een droevig en lastig geval. Maar het kan nu eenmaal niet anders, het moet. Nu heb ik na ernstig beraad er zoo over gedacht, ik geef echter mijne meening voor beter. Zoo stilletjes mogelijk moet er gewerkt worden. We moeten hem niet met den strafrechter in aanraking brengen. Hij zal toch alles heeten liegen, en dan bezorgt hij mij en den Londenschen heeren nog ontzaglijk veel moeite met heen en weer schrijven, om zijne schuld te bewijzen. Daarom is m. i. dit de beste methode. Zooals ge weet, indien hij in Engeland geordend is, moet hij een bewijs daarvan in zijn bezit hebben. Zulk een afgegeven bewijs staat behoorlijk ingeschreven, met de namen er bij van degenen, die hem geordend hebben. Indien ge nu eens stilletjes schreeft aan een der leden van hun kerkeraad om een afschrift daarvan, en mocht ge daarop zien de namen van een Spilsburg, Barker, Chandler, Kippis, Newman, Pickard, Lawson of van andere predikanten uit Londen, dan is het nagemaakt, dus valsch, en Worsley is eraan. Ge kunt hem dan den raad geven zich stilletjes uit de voeten te maken. Is echter een certificaat ouderteekend (zooals het moet wezen) door predikanten uit een ander gedeelte van Engeland, dan zal ik wel spoedig achter de waarheid komen. Dan schrijf ik hun maar even. Dat is, naar ik meen, de kortste en gemakkelijkste weg om van den man hier af te komen. Laat mij zoo spoedig mogelijk iets van u hooren. Door dit schrijven had ds. Sowden zijn hart ontlast, maar dat van zijn Schotschen collega te Vere niet weinig bezwaard. Wat moest ds. Yaiu doen? Een brief van zooveel gewicht 11 (75) hij hem meldde, moeilijk aan zijn verzoek te kunnen voldoen, wijl het hem, als Schotsch predikant geen lid der classis zijnde, niet voegde zich in die zaak te mengen, maar dat hij beter deed door middel van eenige Nederduitsche predikanten, wier namen en adressen ds. Yair opgaf, zich rechtstreeks tot de classis Walcheren te wenden, welk advies ds. Sowden dan ook opvolgde. 1) Intusschen raakte Worsley door een -/lid der classis" 2) er achter, welke geruchten er in omloop waren over zijn persoon, alsmede, dat er eene aanklacht tegen hem zou ingebracht worden op de eerstvolgende classis. 3) Hij sprak er over niet zonder bekommering bij een bezoek 4) aan ds. Ludly, dien hij zijn vriend noemde, en vroeg bij die gelegenheid diens raad en steun. Zijn collega gaf hem den besten vriendenraad ter wereld. //Zorg, Wousley, dat ge zooveel bewijzen voor de echtheid uwer testimonia bijbrengt, als maar immer mogelijk is. Komt dan de aanklacht op de classis komende week ter sprake, dan zijt ge op alles voorbereid en staat ge allerminst verlegen. Uwe oprechtheid en onschuld komen dan voor de heele vergadering ten volle aan het licht." «Maar dan die aanmerkingen op mijn vroeger levensgedrag, mijne antecedenten? Als ze daarmee aankomen?" . . . //Och", antwoordde ds. Laidly, //daarin zie ik zooveel zwarigheid niet." De dag der classicale vergadering brak aan. 5) Ook Worsley ') Zie brief van ds. Sowden aan den Engelschen kerkeraad in dato 21 December 1759. 2) Zie Verantwoording van Worsley aan de classis van "Walcheren, in dato 5 December 1759. 3) Worsley stelde er Ds. Van der Wind mede in kennis. Zie Vertoog van den kerkeraad aan de classis van Walcheren in zake resolutie door genoemde classis genomen (24 Februari 1760). 4) Zie daarover Rapport commissiebezoek bij ds. Laidly. Worsley bezocht ds. Laidly op Woensdag 30 November, eene kleine week voor de bewuste vergadering der classis Walcheren. 4) Vergadering der classis Walcheren in dato 6 December 1759. (82) vergadering begaf naar dominee Wilhelmius' deftige woning. De heeren uit de Engelsche consistorie moesten echter onverrichter zake vertrekken. Tweemaal lieten zij zich aandienen; doch dominee liet hun door zijn huisknecht weten, dat hij nu geen tijd had, om de heeren te ontvangen, wel Maandag. Zoo moest de kerkeraad het zonder advies uitmaken, of Worsley den volgenden dag al of niet voor de gemeente zou optreden. De beslissing was spoedig genomen. En wel met //eenparigheyd van stemmen". Worsley zou preeken en het H. Avondmaal bedienen. J) Er waren toch bij den kerkeraad vooralsnog geene bezwaren tegen hem ingebracht. Voorts had hij op heden in de consistorie plechtig verklaard, dat zijne vroeger door hem overgelegde testimonia allen echt en wettig waren , en dat zijn geweten hem in niets beschuldigde. En vooral deze laatste verklaringen — dierbaar noemde ze de kerkeraad — deden, naar het oordeel der broederen, de schaal naar Worsley's zijde overslaan. Later kon men dan verder zien. Zoo is dan ook geschied. Worsley trad 's Zondags voor zijne gemeente op. 's Morgens hield hij eene leerrede inderdaad naar tijdsomstandigheid en wel naar aanleiding van Davids woorden: //I will wash mine hands in innocency; so will I compass thine altar, o Lord" a), om daarna het Heilig Avondmaal te bedienen. Na afloop van den middagdienst vergaderde de kerkeraad 3) opnieuw en stelde aan Worsley in de consistorie ') Van dit besluit werd namens den kerkeraad door eene commissie, bestaande uit de heeren Van der Wind, C. I. Oole en P. vanderElst, kennis gegeven aan burgemeester Rademacher, die, na gehoord te hebben Worsley's verklaring, zich de resolutie der vergadering liet welgevallen. 2) Volgens de Staten-vertaling: „Ik wasch mijne handen in onschuld, en ik ga rondom uw altaar, o Heere!" Ps. 26: 6. 3) Deze had zich in betrekking gesteld tot ds. Yair, wien eerst tevergeefs per brief, maar later met beter succes door eene commissie (de heeren Reitz, Van der Elst, Jouw en De Swarte) overlegging verzocht werd van de origineele brieven en bescheiden, door hem ontvangen in de zaak Worsley. Nog altijd verkeerde het consistorie in de meening, dat ds. Yair de persoon was, die Worsley beschuldigde. Een schrijven van Ds. Sowden in dato 21 December aan hun adres bracht de heeren van hunne verkeerde meening terug. (67) Dit examen liep niet //zeer tot genoegen" *) der classis af. Toch werd de examinandus toegelaten. Op Zondag 5 Augustus 1759 's namiddags deed de beroepene zijne intrede met eene leerrede naar aanleiding van Ezechiel 3 verzen 17 tot 21, na 's voormiddags bevestigd te zijn door zijn ambtsvoorganger Van der Wind met de woorden uit Zacharia 3 vers 7. Aan de handoplegging werd mede deelgenomen door ds. Charles Delo, predikant bij de Waalsche gemeente te Middelburg. *) Reeds de week daarop nam de nieuwe leeraar zitting in den kerkeraad en binnen enkele dagen had hij in gezelschap van ds. Van der Wind kennis gemaakt met den kleinen kring, waarin hij voortaan werken zou. De kerkeraad bleek met ds. Worsley ingenomen en ook de gemeente zelve. Zijne preeken werden //met veel vrugt" Mr. Van dek Sloot ia au extraordinary classical assembly (19 July), who accordingly examined in Hebrew upon Prov. 8, ia Greek Philipp. I and further .upon several of the chieve points of our Christian reformed religion. Zie Notulen Engelsche kerk. ) Zie Praeadvies iu de zaak der Engelsche kerk te Middelburg nopens George Hughes Worsley door gedeputeerden der classis Walcheren. ~) Zie Notulen Engelsche kerk. Charles Delo, predikant bij de Waalsche gemeente te Middelburg en gehuwd met Marie Adrienne de Beaufort, overleed December 1764. Zondag 9 December van dat jaar zou hij eene voorbereidingspredikatie houden voor de op initiatief van den Waalschen kerkeraad te houden collecte voor de Waldenzen op Woensdag 12 December — 8 leden van den magistraat en evenveel leden van den Waalschen kerkeraad zouden daartoe langs de huizen binnen Middelburg rondgaan — maar Vrijdag te voren kreeg Z.W.E. een aanval van pleuris, welken hij voor eene gewone keelaandoening aanzag. De aanval nam zóó in hevigheid toe, dat Mevrouw Delo het noodig oordeelde Zaterdagavond buiten dominee om, die den toestand blijkbaar niet zoo ernstig inzag en het er op gezet had, de bedoelde leerrede den volgenden dag voor de gemeente uit te spreken, de collega's met een en ander in kennis te stellen. Ds. Delo predikte Zondags niet; zijn ambtgenoot Chandon trad voor hem op. Binnen zes dagen was de kranke collega overleden. De onuitgesproken leerrede (Galaten 6 vers 10) werd later door den Waalscheu predikant Chatelain van Amsterdam voor de pers gereed gemaakt. (70) dissenters in Berkshire, heeft zoek gemaakt en verkwanseld. i) Dat Worsley zich als makelaar niet naar behooren had gedragen, wordt j. m. bevestigd door eene verklaring onder eede, gegeven door Joseph Jennings en George Phillips voor den Lord-Mayor van Londen, in dato 8 Februari 1760. De heer Joseph Jennings deponeert, dat hij 7 December 1756 Worsley had geëmployeerd tot inkoop van eenige loterijbrie^es 's voormiddags, waartoe Worsley ter inkoop vroeg 150 fc st., belovende deze briefjes dienzelfden voormiddag te brengen, doch dat hij eerst kwam 's namiddags, zeggende de brieijes te hebben gekocht en nog een partij briefjes in beding te hebben ter waarde van 60 i st., verzoekende onder zijn handschrift nog 50 £ st. met belofte van ten eerste met de briefjes te zullen wederkomen en geheel af te rekenen. Doch dat Worsley eerst 's anderen daags 'smorgens (den 8sten) wederkwam, zich excuseerende over het niet houden van zijn woord, zeggende wel te weten, dat Jennings de briefjes kocht om er winst mede te doen, en dat hij gelegenheid had gevonden 's avonds te voren een gedeelte daarvan met winst te verkoopen tot een goeden prijs volgens ordentelijke rekening van credit en debet door hem toen vertoond van 't gekochte en verkochte voor Jennings; verzoekende voorts te weten, of Jennings wilde, dat hij de resteerende, nog onverkochte briefjes met het geld aan hem zou brengen of voor het geld nog meer andere briefjes koopen en dan alles des avonds brengen, welke laatste Jennins toestond; doch dat hij Wobsley van dien tijd af niet meer heeft gezien of kunnen vinden, wijl hij zich had geabsenteerd en weinig tijds daarna is bankroet verklaard zonder eenig brieQe, voldoening of securiteit voor die 200 £ st. gehad te hebben als de twee quitanties, dat hij door dat subtiele gedrag van Worsley voor 200 & was opgelicht en bedrogen, zonder hem daaryoor te hebben gecrediteerd, maar de gelden ter hand gesteld om 't gekochte in commissie te betalen. Voorts verklaarde Joseph Jennings, dat hij, een der sequesters zijnde, eene rekening uit de boeken van Worsley had opgesteld, waaruit bleek, datbehalve 500 £ at., aan Worsley jaarlijks toegestaan tot zijn onderhoud, nog bovendien 6550 fc 7 sch. 6 p. door hem verloren, doorgebracht of verkwist waren binnen den tijd van vijf jaren, te rekenen tot op het jaar van zijn bankroet gaan, en dat hij zich geheel aan 't spelen, in 't spel „Rescounters" genoemd, had overgegeven; ook dat hij zich had geëngageerd met zekere personen , in de attestatien genoemd, om schuldbriefjes (notes) aan elkander te geven, om elkanders crediet op te houden, zonder dat Worsley daar voordeel door had gehad. Dat ook in Worsley's laatste examinatie een der commissarissen daar genoemd aan Worsley had gezegd, dat, schoon hij een oud commissaris was en veel bankroeten voor zich had gehad, echter nooit een van zoo'n zwart karakter als dat van Worsley. Jennings voegt er bij, dat Worsley, zooals hij was geïnformeerd, ook op 't verzoek van den koopman Isaac Stamper en den heer Thomas Hood door den Lord-Mayor en Aldermen van Londen geschrapt was van de lijst der gelicentieerde makelaars dier stad en onbekwaam gemaakt om als (80) in zoover Worsley als reden van zijn overhaast vertrek opgeeft het ontvangen van een nameloos Fransch briefje, afkomstig , naar hij meende, van een der regeeringspersonen van Middelburg, die hem een vriendelijken wenk wilde geven zich zoo spoedig mogelijk uit de voeten te maken in verband met zijne antecedenten Doch dit motief is zonder eenigen grond. De kerkeraad kan hem, Worsley, verzekeren en nog wel namens Mr. Huyssen van Kattendyke , dat geen enkel magistraatspersoon binnen deze stad hem zoodanig briefje heeft toegezonden. Zeer waarschijnlijk is het afkomstig van den een of anderen vijand. //Jammer, dat we niets van die dingen hebben afgeweten", zeggende heeren. //Hadtge ons er maar mede in kennis gesteld, wat ware er veel voorkomen. Doch nu het geval er toe ligt, zouden wij u willen aanraden — en dat doet ook burgemeester Kattexdyke — ten minste, indien ge er voor kunt en durft instaan, dat de door u aan de classis overgelegde testimonia wettig en geldig zijn, om onmiddellijk naar uw werkkring weer te keeren. Met alle liefde en toegenegenheid zullen we u bij vernieuwing ontvangen, en — daarop kunt ge staat maken — geen vijand zal u deren. Het komt er dus maar op aan,.dat uwe testimonia echt zijn. Tracht daarvoor zooveel bewijzen bij te brengen, als maar eenigszins mogelijk is, vooral ook door inlichtingen te verschaften aangaande de personen, die de bewijsstukken geteekend hebben. Bedenk, uwe eer en uw goede naam staan op het spel. We wenschen u in dezen Gods hulp en bijstand toe. Spoedig hopen we u in ons midden te zien." Zoo schreef de kerkeraad. Of dit nobel schrijven, staande de vergadering opgemaakt en door alle aanwezige broeders ouderteekend, Worsley in handen is gekomen? Vermoedelijk niet. //Uit eigen beweging en zonder eenig schryven van den kerkeraad te hebben ontfangen" is Worsley '/wederom gekomen", verklaren de heeren later. 2) 1) Bedoeld wordt Alexander Johan Hiebonymus Huyssen van Kattendyke. 2) Zie Vertoog kerkeraad aan de classis Walcheren (24 Februari 1760). Of heeft Worsley de broeders ook hierin misleid? (83) dea veelbesproken, alarmeerenden brief van ds. Sowden 1) aan ds. Yair ter hand met de dringende uitnoodiging, dat hij omtrent 'de zware beschuldigingen, daarin vervat, zich zou verantwoorden en wel 's Woensdags na Nieuwjaar. 2) Aan die vordering heeft Worsley voldaan. Aan het consistorie legde hij een schrijven over vaD zijne hand, beleefd en welwillend genoeg, doch waarin hij, zonder op de zaak zelve in te gaan en door overtuigende bewijzen Sowdens verpletterend requisitoir te ontzenuwen, trachtte door het bijbrengen van eenige losse aanteekeningen — de randglossen van een criticus — den kerkeraad met schoone, doch in dit geval weinig zeggende woorden tevreden te stellen. Worsley begint zijne verantwoording aan den kerkeraad, met te zeggen, dat hij, om geen kwaad met kwaad te vergelden, volstrekt niet voornemens is Sowden met gelijke munt te betalen en 's mans doopceel te lichten. Er zou anders wel gelegenheid voor zijn; want naar Worsley ter oore is gekomen, heeft Sowden nu eenige jaren geleden getracht een collega het hieltje te lichten, om dan later zelf in diens plaats beroepen te worden. Die tactiek laat hij aan anderen over. Zoo noodig zal een koopman uit Botterdam wel een boekje over Sowden opendoen en den man aan de kaak stellen. Liever wil hij het voorbeeld volgen van zijn grooten Meester en zijnen vijanden vergeven. //Ik heb", zoo zegt hij, //een goed geweten voor God en menschen." //Daarom", zoo gaat ') Genoemde brief was de commissie onder recepis ter hand gesteld door ds. Yair bij haar bezoek te zijnen huize. De inhoud van dit schrijven werd namens den kerkeraad later aan de regeerende burgemeesters medegedeeld. Zie over een en ander de Notulen van den Engelschen kerkeraad. 2) De kerkeraad kon niet anders dan vertrouwen, dat Worsley wettig predikant was, en hield hem daarom de hand boven het hoofd. Genoemde kerkeraad had immers beloofd, bijaldien Worsley naar Middelburg terugkeerde — het zou voor hem een bewijs zijn, dat deze de echtheid zijner testimonia overtuigend in het licht kon stellen — dat hij als leeraar niet alleen zou worden „joyfully received, but protected from all yours (his) enemies". Zie brief van den Engelschen kerkeraad aan Worsley in dato 12 December 1759. (84) Worsley voort, '/zal ik op 's mans geschrijf alleen herhalen, wat ik vroeger reeds gezegd heb tot eenige predikanten hier ter stede, die na inzage mijner getuigschriften volkomen gerustgesteld waren ten opzichte van mijne bediening in Engeland, gelijk ook gij, naar ik hoop, zijt." En nu volgen enkele opmerkingen, de zoogenaamde randglossen. Het woord //deugniet" in het begin van Sowdens brief teekent den man; want aangenomen, dat ik zoo iemand was (des neen), welk christen, en in het bijzonder welk evangeliedienaar, zou niet beschaamd zijn bij de gedachte te durven veronderstellen, dat Gods geest geene macht zou hebben om zelfs van den slechtste der menschen een uitmuntend en geschikt dienaar te maken. Of zouden zij niet moeten blozen alleen nog maar bij het denken aan den naam //deugniet", bij de wetenschap, dat een der voornaamste apostelen van den grootsten der zondaren tot een toonbeeld van godsvrucht en een werktuig tot anderer zaligheid geworden is? En dat Sowden mij bij u aandient als den zoon van den heer Worsley uit Hertford en neef van wijlen dr. Hügues, is waarlijk voor u geen nieuws, en wat hij van mijne goede opvoeding vertelt, pleit toch immers niet tegen, maar wel voor mij. Dat ik effectenhandelaar geweest ben, is waar; maar Sowdens bewering, dat ik 3000 pd. van mijn vader zou afgetroggeld hebben onder voorgeven van betere geldbelegging, is geheel en al bezijden de waarheid. Nooit heeft mijn vader meer dan de halve som bij de commissie belegd. Wat den predikant in Berkshire betreft, evenzeer door Sow den genoemd, een der gemachtigden heeft hem gezegd, dat, bijaldien hij zelfs de minste poging zou aanwenden, om in rechten te gaan, hij wettelijk verplicht zou worden het dubbele te betalen, daar hij zijn geld op woeker had gegeven. Als Sowden door dit alles mede te deelen, denkt mijn karakter aan te tasten, laat ik u dan mogen zeggen, dat dit alles in het minst geen beletsel was voor mijn dienstwerk in Engeland. De hoofdoorzaak van mijn tegenspoed is, zooals ik u reeds vroeger (85) heb medegedeeld, hierin gelegen, dat ik genoodzaakt was anderer schulden te betalen. Natuurlijk kan ik niet helpen, dat ieder der schuldeischers gelijkelijk op deelde. Sowdens veronderstelling, dat ik niet voor de commissie verschenen ben, is een schandelijke leugen. Niet alleen ben ik daar verschenen drie reizen, zooals afgesproken en vastgesteld was, maar ook nog twee keeren daarna, tot alles in orde was. De afrekening is door het noodig aantal schuldeischers op één na geteekend. Wat Sowden voorts zegt, dat nl. een predikant mij gevraagd zou hebben naar mijn bewijs van ordening, dit heeft geene nadere verklaring noodig. Nimmer heb ik beweerd geordend te zijn, zooals gij ook zeiven weet. Ik neem dan ook de vrijheid u te doen opmerken, dat Sowden, door dit aan te voeren, zelf bewijst, dat ik caudidaat geweest ben. Evenmin heb ik vóór of na iets gedaan, waardoor hem (altijd volgens zijn zeggen) ter oore kan gekomen zijn, dat ik naar Engeland gegaan ben, met het doel daar geordend te worden, 's Mans meening, dat ik onmogelijk in het Latijn gepredikt kan hebben, of geëxamineerd kan zijn in de verschillende talen, omdat ik eenvoudig daartoe onbekwaam ben, alsmede zijne voorstelling, alsof ik daardoor, wie weet welk schelmstuk bedreven zou hebben, laat ik over aan uw eigen oordeel en aan dat der verschillende theologen, die het examen hebben afgenomen. En wat eindelijk Sowdens wenk betreft aan ds. Yair, om te trachten, mij met stille trom te doen vertrekken, alsmede het zeggen van ds. Yair, dat hij den ontvangen brief van Sowden aan diens adres teruggezonden heeft, terwijl hij hem bij zich hield, naar ik vernam, geeft mij voldoende aanwijzing, door welk kanaal het bewuste Pransche briefje mij toegezonden is. Zonder u verder op te houden, ga ik voorbij, wat Sowden vermeldt van de namen van verscheidene andere predikanten, doch wil u ten slotte doen opmerken, dat zij, voor wie ik preekte, zich schamen zouden over dergelijke houding als die (86) van hun collega Sowden. Zeer waarschijnlijk is de man veel meer schuldig aan de streken en bedriegerijen, waarvan hij mij beticht, dan ik hoop ooit te worden. Wat mij betreft, als bedienaar van het evangelie des vredes, wil ik volgaarne mijnen vijanden, vervolgers en lasteraars vergeven en God vurig bidden desgelijks te doen. Zóó schreef Worsley op Nieuwjaarsdag 1760 als verantwoording aan den kerkeraad. En deze besloot //met het overgelegde van Zijn Eerw. provisioneel genoegen te neemen". x) Uit alle handelingen en besluiten van dit college in de zaak Worsley van omstreeks dezen tijd en minstens zeven weken later blijkt ontegenzeggelijk, dat Worsley ondanks het voorgevallene het vertrouwen des kerkeraads nog geenszins had verloren. 2) De kerkeraad hield zoolang mogelijk Worsley de hand boven het hoofd. En zeker stond hierbij de oude emeritus-predikant Van der Wind, de voorzitter der vergadering, niet achteraan. Worsley was op zijne recommandatie beroepen en op zijn verzoek tot het classikaal examen toegelaten, toen sommige leden der classis meenden aanmerking te moeten maken op Worsley's overgelegd testimonium, waaruit diens candidaatschap moest blijken, zeggende, //dat naar het gebruik in de Engelsche kerk geen andere attestatie kon gegeven worden". Daarenboven was deze emerituspredikant van een zachtaardig en meegaand karakter, wat uit geheel zijn optreden in deze netelige quaestie blijkt. De leden van den kerkeraad hielden nu en later Worsley's betuigingen in woord en schrift voor even oprecht 3) ') Zie Notulen Engelsche kerk van 2 Januari 1760. 2) Dit blijkt o. a. uit het „Vertoog van den kerkeraad aan de classis van Walcheren" (24 Februari 1760), waarop ook de gedeputeerden van genoemde classis in de zaak Worsley terecht de aandacht vestigden. (Zie hun preadvies van 7 Augustus 1760.) 3) Was hij, WorsleY, niet als hun „zeer lieven dorainé" (zie vertoog van den kerkeraad aan de classis Walcheren) ^„met veel vrugt," zelfs met „loff van (89) nadere '/bevestiging" van het door hen ten behoeve van Worsley afgegeven testimonium, en zag verlangend uit naar nader bericht. J) ') De kerkeraad schreef tot meerdere gerustheid naar ds. W. Prior te Avon met adres op het posthuis te South-Moulton in Devonshire, welk adres Worsley eigenhandig met potlood had geschreven onder een naamlijstje van predikanten, voor wie hij in Engeland had gepredikt. Ook werd dergelijk schrijven verzonden aan ds. Hugh Burdett met adres in Piccadelly by St. James Church, eveneens in dato 3 Januari, met begeleidende missive van den ouderling M. Smytegelt , notaris in de Langeviele. ' Op den eersten brief, nl. dien aan Prior, is nooit antwoord gekomen; want volgens bericht van den postmeester, naderhand gesuppediteerd, lag deze brief in April 1760 nog op de post te South-Moulton, daar er in die streek noch Prior, noch Avon bekend was. Op den brief aan Burnett ontving de kerkeraad evenmin antwoord. Wel ontving dit college den 10 Januari 1760 een schrijven uit Londen, geadresseerd aan ds. Van der Wind, van een zekeren John Burdett , neef van bovengenoemden Hugh Burdett , en uit diens naam geschreven , welk schrijven naderhand bleek valsch te zijn. Hierin wordt niets van den brief van den kerkeraad gerept, maar gezegd, dat Hugh Burdett een brief had ontvangen van mr. Worsley in dato 1 Januari (alzoo twee dagen vóór den brief des kerkeraads), waarin Worsley zijne begeerte te kennen gaf, dat Burdett aan ds. Van der Wind zou bevestigen de waarheid, dat hij bij hem candidaat was geweest, en hem tevens liet weten, dat sommige heeren hem daarover zouden schrijven; dat hij daarom dezen brief had onderteekend, om ds. Van der Wind de moeite van schrijven te besparen, indien hij nl. nog niet had geschreven. Voorts schrijft hij nog, dat Worsley te Londen eenige vijanden had, doch dat zijn oom hem houdt voor een eerlijk man, die meer vrienden verdient; ook dat in de nieuwsbladen stond, dat de oude heer Prior te Avon (Devonshire) den 5 November op 93-jarigen leeftijd was overleden. De brief was geteekend „John Burdett en op den kant staat: „Oom zou zelf hebben geschreven , maar kou nauwelijks de pen houden, om te schrijven zonder groote moeite." Onderaan staat nog: „Dit is om te voldoen, wien 't mocht aangaan, dat de attestatie omtrent Worsley's candidaatschap, welke ik van mr. Prior heb ontvangen en door mij is geteekend , waarachtig is." De kerkeraad, die na ontvangst van dezen brief de handteekening van High Burdett gecollationeerd had met die op het testimonium en andere stukken, door hem geteekend, waarmede ze naar zijne meening accordeerde, werd ten volle gerustgesteld, al kwam er geen antwoord op de brieven van Prior en Burdett. Immers Prior was nu dood, en Hugh Burdett, „confined with the gout , had zijn neef opgedragen uit zijn naam bovengenoemden brief aan ds. Van der Wind te schrijven. (91) want het traktement was daar maar sober; en wat alles afdeed, ik voelde mij in de presbyteriaansche kerk meer op mijn gemak, als zijnde in die kerk geboren en opgevoed. Ook zeggen de bovenbedoelde predikanten, mijne beschuldigers, dat ik noch door een bisschop, noch door eenig predikant bij de dissenters gelicentieerd ben. *) En ds. Burdett dan ? Of rekenen de heeren dezen niet mee P Wellicht ook, omdat hij naar de «-groote kerk" is overgegaan? Zoo ja, dan wil mogelijk ds. Burdett zelf die quaestie met de heeren wel uitmaken ter plaatse waar zulks behoort. In elk geval — dit is eene zaak, die allerminst mij aangaat. Wat mijne beschuldigers ook tegen mij aanvoeren, ontkennen kunnen zij niet, dat ik in Engeland heb gepredikt. ~) Hun geloof in deze is alzoo in strijd met de //evidentie der zaake". Trouwens, het testimonium wijst zulks genoegzaam uit, al zeggen ook de heeren — en zie hier hun tweede punt van beschuldiging — dat bedoeld testimonium valsch en onwettig is. Om die krasse bewering zoogenaamd te bewijzen, zeggen ze: //we kennen de daarop vermelde plaatsen Avon en Xerrington — dit laatste moet Newington zijn — eenvoudig niet, en daarom gelooven we niet, dat zij bestaan". Dwaze redeneering en nog dwazer conclusie. Hoe ter wereld is het mogelijk, dat iemand, wie dan ook, de namen van al de dorpen in Devonshire in zijn hoofd zou hebben, van Devonshire nog wel, een graafschap ongeveer zoo groot als de helft der Geuniëerde provinciën. Maar dat er een dorp Avon is, staat als een paal boven water. Op de i) Volgens het tweede gedeelte der eerste beschuldiging. ») De kerkeraad voegt hier blijkbaar bij (Zie Vertoog aan de classis), „gelijk zulkx ook waaragtig is, dat hy voor ds. Burdett langen tijt eene zyner dorpen had bediend, gelijk hy ook heeft gepredikt voor ds. Curtis , predikant te Stockberry by Rochester, voor ds. Leigh , predikant te Murston by Settingbourne, voor mr. Gregory , predikant te Canterbury, Mtlton en verscheidene andre meer". Zie ook stukken betreffende de zaak Worsley. (92) kaart van Engeland ziet men daar ter plaatse een R staan, beteekenende rivier. Aan die rivier is de marktplaats Avon gelegen, zijnde het naaste posthuis aan het gemelde vlek South-Moulton, alwaar de brieven worden afgegeven. En Xerrington — bedoeld wordt Newington — is de standplaats van ds. Burdett, thans Episcopaalsch predikant. En niettegenstaande dit alles zeggen mijne beschuldigers niet te gelooven, dat genoemde plaatsen bestaan. Alsof de waarheid afhankelijk is van hun geloof. In plaats van gelooven, hadden zij beter gedaan de zaak te onderzoeken. Dan waren zij ongetwijfeld niet tot zulke dwaze conclusies gekomen. En nu het laatste punt, dat aangevoerd wordt met het uitdrukkelijk doel om mijn persoon hatelijk en mijn dienst onvruchtbaar te maken, bijaldien nl. de andere beschuldigingen mij niet kunnen schaden. De heeren hebben bedenking tegen en maken aanmerking op mijn gedrag vóór mijn candidaatschap. Laat ik dit mogen zeggen. Ik was borg voor iemand, die later gefailleerd is, zoodat ik voor de betaling aangesproken werd, wat de oorzaak is geworden van mijn ongeluk. Bankroet verklaard ben ik volstrekt niet; alleen maar, mijne bezittingen zijn onder de crediteuren verdeeld. Doch — dit alles is mij overkomen vóór mijn candidaatschap en diende nu niet meer opgehaald te worden. Waar zou het toch heen met vele brave predikanten, indien al de misstappen van hun jongelingsleeftijd, de zoogenaamde coups de jeunesse, in den breede werden uitgemeten en deze hun openlijk werden verweten in het bijzijn van anderen. Me dunkt, ze zouden vreemd staan te kijken." Zoo ongeveer sprak Worsley in de consistoriekamer der Engelsche gemeente. 2) Aldus ingelicht en toegerust 3) ging het drietal deputaten 1) Bedoeld wordt de kaart in het werk : Tegenwoordige staat van Engeland. 2) Zie Vertoog van den kerkeraad aan de classis Walcheren in dato 24 Februari 1760. 3) Bij schrijven van 2 Januari werd ten overvloede van wege den kerkeraad (93) — de heeren Va^i der Wixd, Reitz en Van der Elst — naar de classicale vergadering in Januari. Tot hunne groote verbazing werd er echter geen woord over de zaak Worsley gerept. Naar men vermoedde, waren de beschuldigers tot inkeer gekomen. Doch op de volgende classis, die van Donderdag 7 Februari, bleek wel anders. Daar werd voorlezing gedaan van een ingekomen schrijven van Sowden met bijlagen, de bekende beschuldigingen tegen Worsley. 2) Zoodra de lezing geëindigd was, stonden ds. Van der Wind en zijne beide afgevaardigden van hunne zitplaatsen op, en zich naar de tafel van het moderamen begevend, verzochten aan de classis Walcheren bericht, dat de kerkeraad de beschuldigingen ten laste van ds. Worslef aan zich behoudt, gelijk hij de zaak reeds onderzoekt, voorts overgave der stukken verlangt, aan de classis overgelegd, met verzoek , dat de classis haar oordeel opschorte, totdat de kerkeraad er over gehandeld zal hebben, verklarende door deze resolutie te protesteeren tegen alle aanvragen en resolutiën, welke buiten de overgifte der verzochte origineele beseheiden, in deze zaak bij de Eerw. classis zouden mogen worden gedaan en genomen. Zie Notulen Engelsche kerk. ') Medio Januari krijgt de kerkeraad een brief van Ds. Sowden uit Rotterdam , opvallend genoeg in „quaat duyts", met mededeelingen en ophelderingen omtrent de zaak in quaestie, benevens het verzoek om eene copie van Worsleï's testimonia , zich verontschuldigende over zijn optredeu in deze zaak. Over dit schrijven was de Eugelsche kerkeraad uiet best te spreken. Naar zijn oordeel had de Rotterdamsche predikant zich in het geheel niet met de zaken der Eugelsche kerk in te laten. Daarenboven wat een aanmatiging straalt in dat schrijven van Sowden door. Hoe moet het beschouwd worden ? Is het eene aanklacht tegen Worsley of een advies aan den kerkeraad ? Naar vorm en inhoud beide kan Sowdens brief uiet door den beugel, naar de kerkeraad meent. En daarom ook oordeelen de heeren het raadzaam, dezen brief nog niet te beantwoorden, maar eerst nadere bewijzen af te wachten. Doch Worsley moet den brief ook lezen. „Altemaal atroce injuriën, die beschnldigingen van Sowden", zegt deze. 2) Deze was daarbij tegenwoordig. Toen hij, in de vergaderzaal komende met een der afgevaardigden van zijn kerkeraad, daar op de tafel van het moderamen den toegelakten brief van Sowden zag liggen, zei hij: „Zie, daar ligt een brief op de tafel met hetzelfde cachet als het Fransche briefje, dat mij naar Engeland deed vertrekken." Zie Vertoog van den kerkeraad aan de classis in dato 24 Februari 1760. (94) zij namens hun kerkeraad onverwijld overgifte van de origineele stukken in de zaak-WoRSLEY tot dusver ingekomen, daar het dezen, als rechter ter eerste instantie, wel het eerst toekwam, kennis te nemen van de beschuldigingen, ingebracht tegen zijn eigen leeraar. //Dan zal ik uw verzoek in omvraag brengen", zegt de praeses, en hij begon al vast. //Ga zoo niet voort, prseses. Staak die omvraag. We vragen niet om gunst, maar eischen ons r e c h t." Zoo sprak het drietal deputaten als uit één mond. Onze voorzitter wilde daar echter al heel weinig van hooren. Een uit het moderamen adviseerde toen, de bedoelde stukken tegen ontvangbewijs den kerkeraad in handen te geven, onder uitdrukkelijke verplichting, dat dit college, na behoorlijk onderzoek , een rapport omtrent de zaak zou inleveren bij de classis. //Zulks zou in strijd zijn met het recht der kerk, mijne heeren." merkte een der mededeputaten op. //De classis zou daarenboven lang naar zulk een rapport van ons kunnen wachten." Inmiddels ging de rondvraag door. Nu meenden de deputaten der Engelsche kerk het oogenblik gekomen, om zich van hunne opdracht te kwijten. Ds. Van dek Wind overhandigde den prasses het protest van den kerkeraad. l) Toen dit in ontvangst >) Genoemd protest, op de kerkeraadsvergadering van 2 Januari gelezen en geresumeerd , luidt als volgt: „Alzoo de vergadering van ter zyden is geïnformeert, dat eenige gerugten zijn verspreyt ten nadeele van hunnen leeraar ds. George Hs W orsley , met byvoeging, dat daer van stond kennis gegeeven te worden in het aanstaande Wel Eerw. Classis van Walcheren, zijn nevens dheeren Mr. Van der Wind, emerituspredikant in deeze gemeente, te committeeren dheeren Reitz en Van der Elst , regerende ouderlingen , de presente vervangende de abzente, omme uyt naam deezer vergaderinge de Wel Eerw. classis van Walcheren te denuntieeren, dat deeze kerkenraad de judicature ter eerster instantie over de bezwaaren of beschuldigingen ten laste van ds. Worsley volgens kerkenordening aan zig behoud, gelijk zy reeds na den beschuldiger en de beschuldigingen alle mogelyke recherche doen, dat wyders den kerkenraad versoekt overgifte der origineele stukken en beswaren, heeden in wel gemd classis ten laste van ds. Worsley overgebragt, met verder versoek, dat de Wel Eerw. classis derzei ver oordeel gelieven op te schorten tot 31 (95) genomen en voorgelezen was, werd verder de omvraag voltooid. Uit de discussie bleek, dat de vergadering-omtrent den eisch van den Engelschen kerkeraad alles behalve eenstemmig dacht. En bovendien kregen de protesteerende deputaten nog al een en ander te hooren, dat hun minder prettig en aangenaam voorkwam. Het slot van de bespreking was, dat de classis besloot, de origineele stukken, na copie daarvan te hebben genomen, over te geven aan den betrokken kerkeraad, onder uitdrukkelijk beding, dat dezelve kerkeraad zich bereid verklaren zou, gemelde stukken, onmiddellijk na opvraag, aan de classis terug te bezorgen, tevens om den kerkeraad te verplichten, ten spoedigste de zaak van hun leeraar Worsley te onderzoeken , en van maand tot maand de classis van den stand van zaken op de hoogte te houden. Voorts verklaarde de classis het overgelegd protest van den kerkeraad niet te kunnen aanvaarden, wat na de omvraag bleek. De deputaten meenden het echter in de handen van de classis te moeten laten volgens opdracht van den kerkeraad. Een kort resumé van het verhandelde werd later op last der vergadering door den koster, tevens bode der classis, ter kennis, gebracht van ds. Vajï der Wind, zijnde den pneses van den kerkeraad. Doch deze weigerde die mondelinge boodschap aan te nemen. Kort daarop verscheen de classisbode andermaal, ditmaal voorzien van een extract uit de handelingen der classis, bij name eene ongeteekende en ongezegelde copie der voornoemde resolutie, waarvan later in den kerkeraad door den praeses mededeeling en voorlezing werd gedaan. De heeren verklaarden de resolutie, zooals ze daar lag, on- tijt en wyle daarin door deeze vergaderinge by ordine zal weezen gehandelt, en byvoeging, dat deeze vergadering, by ontstentenisse daervan, nu voor alsdan, door deeze resolutie, protesteert teegen alle omvragen en resolutiën, welken buyten de overgifte der verzogte origineele bescheiden, in deeze zaak by de Eerw. classis zouden mogen worden gedaan en genoomen ; latende copie deser kerkenraadsresolutie , tot narichtinge en bewaring van hun regt." Zie kerkeraadsnotulen in dato 2 Januari 1760. (96) mogelijk te kunnen opvolgen, zonder te kort te doen aan de autonomie hunner kerk. Zij toch meenden, dat hun college in de eerste plaats het recht toekwam een oordeel uit te brengen in zake de ernstige beschuldigingen tegen hun predikant. Dat recht kwam hun niet toe van, of werd hun niet verleend door de classis, evenmin als deze hare bevoegdheid tot rechtsspraak ontleent aan een coetus, deze op haar beurt aan eene provinciale, en de provinciale aan de algemeene synode. De kerkeraad der Bngelsche kerk geniet eigene jurisdictie even goed als de classis Walcheren en wel volgens kerkenordening. In de uitoefening van dit zijn recht geniet de kerkeraad dezelfde bescherming ven den souverein als de classis, echter met dien verstande, dat men van de rechtspraak van den kerkeraad in appèl kan komen bij de classis, zooals men zich van de uitspraak van eene classis beroepen kan op den coetus en zoo vervolgens, telkens op eene meerdere vergadering. Dit onvervreemdbaar recht, door de kerkenorde gewaarborgd, mag noch kan de kerkeraad uit handen geven. *) ') En wel om de volgende redenen niet. Vooreerst verzoekt de kerkeraad geene gun9t, als hij de stukken en documenten in Worsley's zaak terugvraagt; het is zijn onvervreemdbaar recht. Er behoeft alzoo niet bij stemming uitgemaakt te worden, of aan dit recht zal worden voldaan , ja dan neen. Derhalve kan de kerkeraad deze stukken, hoe gaarne hij deze ook weêr in zijn bezit wil hebben , niet overnemen krachtens eene resolutie der classis. Deed de kerkeraad zulks, dan zou hij zelf een groot deel van het recht der kerk prijs geven. Vervolgens strijdt het evenzeer tegen het recht en de vrijheid der kerk, dat deze de bedoelde stukken ter eerste instantie wederom aan de classis zou moeten teruggeven , alsmede dat de classis den kerkeraad injugeert, ten spoedigste omtrent Worsley's zaak onderzoek te doen. Dit laatste is al eene groote infractie tegen de vrijheid. Zulk eene handelwijze heeft de Engelsche kerk, die immers vrij is in hare jurisdictie van de classis Walcheren, toch wél niet verdiend. De classis denkt toch niet, dat de kerkeraad de felle beschuldigingen, tegen Worsley ingebracht, niet grondig zal onderzoeken en liefst maar blauw blauw zal laten ? De kerkeraad beschouwt dan ook dat gedeelte der resolutie liever als eene „kwalijk begreepen" dan als eene stellige meening van de classis. Ten slotte de classicale eisch, dat de kerkeraad van maand tot maand de classis rapport zal doen van het stadium waarin zich het onderzoek bevindt. Is dit „jok", of „ernst"? zou men kunnen vragen. „Wie zag immer een regter ter eerster instantie door een regter in (103) ken? De stukken zijn behoorlijk geteekend en wel in tegenwoordigheid van den constabel, den eenigen en gevolgelijk den hoogsten magistraat in de dorpen. Ze hebben daar nooit eenig ander officier. Voor dezen constabel nu zijn de personen verschenen; in diens tegenwoordigheid zijn de u toegezonden verklaringen opgemaakt en onderteekend. Voorts is ondereede voor den mayor van Dover verklaard , zooals uit de verklaring blijkt, dat het bedoelde certificaat geteekend en gepasseerd is door hen in tegenwoordigheid van den magistraat der plaats. De plaats is niet genoemd, zegt de kerkeraad. Maar dan de aanhef: '/Wij van Newington". De plaatsnaam is eenvoudig niet herhaald. Ook maakt de kerkeraad bezwaar, dat de verklaring niet geteekend is door den heer Burdett. Maar—de heeren en broeders moeten wel in het oog houden, dat eene verklaring van een predikant niet hetzelfde is als die van eene parochie of gemeente. Beide zijn twee verschillende zaken. Bovendien de heer Burdett is niet hier. En — na al de moeite en kwelling, welke deze zaak hem bezorgd heeft, zal hij er zich niet verder mede inlaten, naar ik vrees. Ja, ik kan mij sterker uitdrukken, de heer Burdett wil niet langer. Nu zegt de kerkeraad wel, dat ik zelf wel overtuigd ben, dat hij met het gezondene geen genoegen kan nemen. Maar dan antwoord ik: Wel neen, broeders, in mijn hart denk ik, de kerkeraad behoorde voldaan te zijn, ik heb gedaan, wat de heer Delo mij heeft aangeraden, nl. bewijs overgelegd, dat de heer Burdett 'predikant en ik candidaat was en ook hoelang. J) Het bewijs van Avon zal ik u toezenden, maar eerst binnen eenige weken, van wege den grooten afstand. Ook heb ik geschreven aan de predikanten, voor wie ik wel gepreekt heb, of zij te mijnen behoeve hiervan eene schriftelijke verklaring wilden afleggen. Ze schreven ') De heer Delo heeft mij het volgende advies gegeven, hetwelk ik getrouwelijk heb opgevolgd. Laat de constabel van de plaats, die de eenigste persoon van belang aldaar is, zich voegen bij de leden van de kerk in het getuigschrift. En zulks is gebeurd. (104) mij echter terug, dat, indien de kerkeraad geen geloof wilde geven aan de verscheidene brieven en beroepingen, die hij in handen had, het onmogelijk was, dat hij eenige nieuwe zou gelooven. Zóó krachtig zijn de bewijzen, welke de kerkeraad reeds heeft. Heb ik, zooals de broeders zeggen, beloofd, dat ik hier te Dover of elders zou prediken, welnu, de kerken staan ter mijner beschikking, waar en wanneer ik maar wil. Maar terugkomen naar Middelburg met nieuwe bewijzen, zooals de kerkeraad verlangt, is niet doenlijk. Waarlijk, broeders, het is mij onmogelijk nieuwe en betere verklaringen over te leggen." .Zoo schreef Woksley. En ten einde raad was hij tot het besluit gekomen, om dan maar zijn dienstwerk in de Middelburgsche gemeente neder te leggen. Daartoe acht hij zich onder de gegeven omstandigheden van God geroepen. Tevens hoopt hij, dat zijn opvolger, met meer succes dan hij, zijn dienstwerk in de gemeente mag verrichten zonder de moeilijkheden, welke hij, Woksley, 'gedurende den tijd zijner bediening te Middelburg heeft moeten ondervinden. Met eene bijbelsche zegenbede eindigt Worsley, hun eens zoo geliefde herder en leeraar, zijn pastoralen brief. *) ') Ei* staat letterlijk: ;,I therefore think it ray duty to inform you — upon the most mature deliberation in the same fear of God, with which I took upon me the charge — that I think myself called by God, to relinquish His work and service among you, and therefore beseech you, in the fear of God, to make choice of another minister, whose labors may be more successful among you, and who may not meet with the same difficulties I have done. „I desire, and doubt not, but you will return the several letters, attestations and certificates — which I gave you without the least hesitation—, and with them I request from the whole consistory a certificate of my ordination from the two worthy ministers, who assisted therein. „Receive now, Brethren , the final wish and prayer of him, whose hearts desire and prayer to God for you is, that you may be saved. May the dew of heaven descend richly upon you and bless you in your persons, in soul and body, in time and to eternity, bless you also in your families and friends, and in all your undertaking, that tho we are now by the divine appomtment separated on (lil) laatste uit Chattam, ontving het college qualificatum kort daarop nog een tweetal brieven van Worsley uit Londen, die beide bewijzen, dat de beschuldigde, willende gaarne, als predikant van de Engelsche gemeente te Middelburg in eere hersteld worden, zijn uiterste best deed om de heereu en broeders gunstig voor zijn persoon te stemmen. In een dier brieven, gedateerd <£7 Mei *), is Worsley al heel nederig en deemoedig. Wat is bij daar bovendien vroom. //Mijn gansche hart", zoo zegt hij in dit schrijven, //mijn gansche hart gaat uit naar den dienst van God; niemand kan daarin meer lust en genoegen vinden dan ik. Niemand zal dan ook daarin door de hulp Zijus Geestes met meer ijver tot Zijne eer en uw nut werkzaam zijn, indien gij mij niet onwaardig oordeelt nog onder ulieden werkzaam te zijn." //Ik had zoo'n stille hoop, broeders", gaat Worsley voort, //dat wij samen, ieder op zijn post, van God tevredenheid en vertroosting hadden ontvangen voor ons deel; zoo het Hem behagen mocht, uwe harten te bestieren, kan het nog zoo zijn. Daarom draag ik mijne zaak op aan Zijn wijs en voorzienig bestuur. Mocht het Zijn wil zijn, dat we nog eens gelukkig met elkander konden omgaan; maar zoo niet, indien wij dan elkander maar mogen ontmoeten hiernamaals, in de gewesten der eeuwige gelukzaligheid." 3) en mr. Bishop — goede bekenden van mr. Thuring te Middelburg en mr. Tenant te Vere — dienende tot versterking van bet certificaat van 25 Maart te Newington afgegeven. i) Worsley deelt daarin mede, dat de pas gezonden verklaring van mr. Austin ook geteekend is door Robert Bougie te Strood , wijl deze een vriend is van mr. Thuring te Middelburg. Hij heeft Worsley gekend, toen deze predikant te Newington was. a) Ook ontving de kerkeraad nog een schrijven van Worsley uit Londen, gedateerd 20 Juni, waarin hij vraagt, of voldoende zou zijn het overleggen van een attest van eene Presbyteriaansche gemeente, waarvoor hij gepredikt heeft, en waarvan sommige leden te Newington hem hadden gekend. Tot teeken der waarheid hadden zij hun predikant verzocht, dat Worsley daar zou optreden, wat dan ook geschied was. Voorts dringt hij aan op ontslag of wederkomen. (127) misslagen. Zoo iemand kan onmogelijk met succes in eenig ambt werkzaam zijn, vooral niet als candidaat tot den heiligen dienst, daar inzonderheid van een bedienaar des Evangelies verwacht mag worden, dat zijn gedrag en wandel onbesproken zijn. Vervolgens is genoemde Worsley nooit geëxamineerd geworden, noch door eenige kerkelijke vergadering, noch door een daartoe bevoegd persoon. Zijne overgelegde attesten zijn valsch en gefingeerd gebleken. Een dier attesten was zelfs onderteekend door een predikant, wiens persoon en standplaats men tot heden nog niet heeft kunnen uitvinden. l) Eene andere handteekening, nl. die van den heer Hugh Burdett, predikant te Newington, is gebleken nagemaakt, dus valsch te zijn, daar genoemde predikant verklaard heeft nooit een of ander attest voor Worsley te hebben afgegeven. Tevens meldde de heer Burdett daarbij, dat Worsley zich op eene bedriegelijke wijze in het predikambt heeft ingedrongen, zich uitgevende voor een wettig geordend (predikant) proponent. Zoo deed hij ook hier te Middelburg. ') „Further the abovem3ntion'd qualifyd college fiads, that the attestations , which G. H. Worsley hath produced as a testimony of his pretended candidateship, are forged and feigned instruments, whilst one oftheplaces, where his principal attestation is said to be signed, namely Avon in Devonshire, is not to be found in all Eagland, nor the minister Willïam Prior, who is said to have sign'd the attestation, is not known; yea, what is more, that a certain Willïam Prior far from signing his attestation as minister of Avon in Devonshire, on the contrary has sign'd a declaration as minister (formerly at Rathclif) at present in Alifstreet in London, to the prejudice of George Hughes Worsley. Likewise it appears to the qualified college false and feigned, that if Wlliam Prior (and even at Avon in Devonshire) had sign'd the before mention'd attestation, that the same in so short a time after could also be sign'd by Hugh Burdett, for according to the signing of the before-mentiond attestation by Willïam Prior the 15 June 1759 and by Hugh Burdett the 17 June followiug, in which was not the least possibility, whilst that attestation could not arrivé from the pretended Avon in Devonshire to the hand of Hugh Burdett in two days, who was at that time in York; nay, if he had been even at Newington, then it would also have been impossible, whilst Newington as well as York are above one hundred miles distant from the pretended Avon in Devonshire." Zie Sentence of the qualified college. (128) Op dien grond, dat hij nl. wettig eandidaat was, is hij dan ook alhier als predikant bij de Engelsche gemeente beroepen, en als zoodanig is hij ook bevestigd. Wie toch had kunnen vermoeden, dat Worsley, die overigens alle vereischte bekwaamheden tot het predikambt bezat, zóó zeer door de inblazingen des duivels zou kunnen worden vervoerd, om op zulk eene snoode wijze eene gansche gemeente te beroeren. Intusschen heeft hij nimmer voldoende bewijzen kunnen bijbrengen voor de wettigheid van zijn predikambt. De overgelegde attesten en verklaringen zijn of niets zeggend öf wel nagemaakt en dus valsch. Daarenboven is gebleken, dat alle informatiën, hetzij door den kerkeraad of door bijzondere personen ten opzichte van Worsley in Engeland genomen, meer strekten om hem te bezwaren dan wel om hem te ontlasten. Alles te zamen genomen meent het collegium qualificatum 1) meer dan voldoende redenen te hebben om, na de grootste lijdzaamheid en omzichtigheid betracht te hebben, bovengenoemd vonnis over het hoofd van Worsley uit te spreken. koorts acht het collegium qualificatum het raadzaam de doopsbedieningen, huwelijksvoltrekkingen, bevestiging van kerkeraadsleden als anderszins, door Worsley verricht, te sanctioneeren, voor zoover zij geschied zijn van wege den kerkeraad. 2) ') Zeer waardeerend laat zich dit college uit over het classicaal praeadvies. Het wordt genoemd „wise and inlightening", ;,in which the matter is produced as clear as noonday, and wherein all declarations, letters or presumptions for and against G. H. Worsley are pleaded and resolved with such a brotherly love and impartial attention, and the affair therein is set forth in so full a daylight, that after an attentive examination of the same the least hesitation cannot remain but in the fear of the Lord to make up the resolution and conclusion in this affair." Zie Sentence of the qualified college. ■*) ^Further the qualifyd college reject the request of G. H. Worsley, containing the giving back of all pieces, letters and papers formerly given over by him to the consistory, but command, that all those pieces, letters and papers shall be preserved in perpetual remembrance by the consistory, and that only a copy of this sentence shall be sent to G. H. Worsley. The qualified college recommend also to the consistory to request in proper time an handopening by the classis and to fill up the vacant place of minister in the English reformed