OVEBDBUK UIT: 06t ** ^ $ wttinaattMjfadj ^ijttatfirip onder redactie van M. BEVERSLUIS, R. H. DRIJBER, D. KLEIN WASSINK, W. F. K. KLINKENBERG, W. I. LEENDERTZ, W. MALLINCKRODT. 43"« JAARGANG. NIEUWE SERIE. — TWINTIGSTE TAARGANG. 3e en 4e Aflevering. BRO 1909:19 te ROTTERDAM bij P. STORM LOTZ (h. van tkicht.) 1 9 0 9. r ^ BIBLIOTHEEK THEOLOGISCHE UNIVERSITEIT APELDOORN v 6E.0 V309 ; ^ y m OVER DE GESCHIEDENIS EN DE WERKZAAMHEID VAN JOHANNES HENDRIK REGENBOGEN. (9 December 1767—22 Februari 1814.) Hoofdstuk I. INLEIDING. Honderd jaar ia het geleden, dat de terecht beroemde j. h regenbogen ia de volle kracht zijner groote gaven werkzaam was als hoogleeraar aan de Academie te Franeker. Een man was hij van groote geleerdheid en van innige vroomheid tevens. Niemand heeft op het einde der 18de en in het begin der i9de eeuw meer gedaan voor de vrijheid van onderzoek op godsdienstig gebied dan uegenbogen, die juist ten gevolge zijner volkomene oprechtheid en der diepe overtuiging van het goode recht van hem en zijne geestverwanten op godsdienstig en kerkelijk gebied zooveel gedurfd heeit; en die daarom door zoovelen heftig is aangevallen en onbillijk beoordeeld is, vaak zonder eenige kennis 1 van zaken , zonder in den geest zijner werken te zijn ingedrongen. Daar ik dezen man hoogelijk eer om hetgeen bij met ijver en talent voor Christendom en Kerk gedaan heeft in zijn zoo korten levenstijd, geloof ik dat de tijd gekomen is voor eene nog meer uitvoerige en dieper ingaande levensbeschrijving van dezen onafhankelijken Theoloog, die tevens een zeer vroom man was. Noch ypey , noch glasius heeft hem recht gedaan, en zelfs sepp niet. Leeuwardens bekende boekhandelaar en Archivaris w. eekhoff heeft in „de levensloop van joiiannes henricus regenbogen , en zijn invloed op de Hervorming van de Nederlandsche Hervormde Kerk" (Godgl. Bijdragen. 1867 4de stuk) eigenlijk het eerst recht gedaan aan regekbogen's persoonlijkheid ; en daarop schreef Mr. w. b. s. boeles een meesterlijk artikel over hem in „Frieslands Hoogeschool en het Rijks-Atheneum te Franeker." Leeuwarden 1889, uitgegeven bij de Firma h. kuipers en J. o. wester. A Ypey, die tot de „bezadigde kerkelijk en" behoorde, waarvan hij niet zelden spreekt, zegt over regenbogen, en wel voornamelijk naar aanleiding van het IVdestuk der „Verstrooide Gedachten', door regenbogen , tinga en greve uitgegeven „Eene stilheid van geest, grenzende aan onverschilligheid, kenmerkte (in deze dagen) de handelingen en bedrijven der Hervormde geestelijkheid. Weinig zelfs vernam men van hetgeen in andere tijden vele en groote beweging zou verwekt hebben, wanneer op de Hervormde geloofsbelijdenis ecnige aanval geschiedde , welke voor dezelve gevaarlijke gevolgen kon of scheen te hebben. De Vriesche hoogleeraars regenbogen , tik ga en greve haddeö hun hiervoor gemeld werk, getiteld: Verstrooide gedachten; vervolgd. Hetzelve gaf menigen goeden wenk ter bevordering van reine godsdienstkennis. Dan in het IVde stuk, uitkomende kort na den aanvang van dit tijdperk, dat geheel en alleen den arbeid behelsde van den eerstgenielden , had zich deze ten laatste eenige vrijheden veroorloofd, die veler aandacht tot zich trokken, en de verstandigste , niet alleen van de hervormde, maar zelfs van andere protestaDtsche Kerkgenootschappen elkander hunne bekommernissen deden mededeelen over den wellicht schadelijken invloed daarvan op de algemeene godsdienstige denkwijze. Die 'vrijheden bestonden in hot maken van allerlei bedenkingen tegen of op de voornaamste hoofdwaarheden der leer van het Evangelie , gelijk dezelve van de Protestantsche kerkgenootschappen beleden werden, als op die aangaande de Godheid van den Zaligmaker der wereld, den oorsprong van het zedelijk kwaad , de eeuwigheid der straffen, inzonderheid den waren aard der verzoening door jezus christos te wege gebracht, enz." Verder schrijft ypey nog over regenbogen, nadat hij ook nog den strijd van bruining , predikant te Pietersburen, joiunnes van assen , predikant te Parlingen, en d k. harmsen , predikant te Oegstgeest, loopende over do verzoening en voldoening, ett waarin ock regenbogen gemengd werd, had behandeld: „Ware er voor het jaar 1795 een diergelijke twist over de leer der verzoening ontstaan, de rust der hervormde Kerk zoude op eene ganscli andere wjjze zijn gestoord geworden. Eene menigte van heldhaftige 1* strijders zoude in het harnas gejaagd zijn. Maar nu scheen niemand eenig gevaar te duchten. Was zulks en gevolg van algemeene verdraagzaamheid ? Neen ! want het bijzonder gevoelen van bruining omtrent de leer der verzoening daargelaten, regenbogen had in zijne „Verstrooide Gedachten", schoon vragenderwijze , echter duidelijk genoeg aan den dag »elegd, dat hij in niet ééne, maar in vele gewichtige hoofdwaarheden van de leer der hervormdo Kerk gansch anders dacht, dan hare openlijk erkende geloofsbelijdenis medebracht, en op zijn best te dezen opzichte een godgeleerde twijfelaar was. Naderhand , in het jaar 180*, heeft hij zijne gevoelens over de leer der verzoening verklaard op zulk eene wijze, dat de hei vormden, die de belijdenis hunner Kerk met overtuiging als schriftmatig beschouwden . hem zeker niet konden bijvallen, in zijn geschrift, dat den titel had van „Over de zonde en de verlos, sing van dezelve door jezi'b christus , enz. door een oldouderling der Hervormde Kerk Maar niemand gordde zich toen aan om 's mans gevoelens te wederleggen. Waarvan was dan toch de algemeene stilte, gedurende het verschil, en na de uitgave van het laatst gemelde werk, een gevolg . Van wat anders dan van gebrek aan opgewektheid. De geest was te zeer neêrgedrukt door eene telkens zich verlevendigende herinnering aan al de staatsschokken, die het vaderland binnen een eng tijdsbestek had moeten verduren." Over keqenbogen's „Christelijke godgeleerdheid naar de behoeften van dezen tijd" brengt ïPey ook een afkeurend oordeel uit. Wij lezen in het IYde deel blz. 555 en vlgde van zijne „Geschiedenis van de Hervormde Christelijke Kerk in Nederland: „In he jaar 1811 gaf de hoogleeraar j. h. regexbogen een werk uit, dat den titel droeg van Christelijke godgeleerdheid naar de behoeften van dezen tijd. Men Z8g in hetzelve niet weinige rechtstreeksche of zijdelingsche aanvallen op de leer der verdorvenheid, der verzoening met God, der godheid van christus enz., zooals die in de hervormde Kerk aangenomen en beleden werd. Werkelijk week hij daarvan af, hetwelk hij ook nergens bewimpelde, maar openhartig verklaarde. Het geschrift was vervaardigd minder voor geletterden, dan voor ongeletterden, inzonderheid uit de hoogere en beschaafde standen.. Dan denzulken gaf het of te veel, of te weinig; sommigen te veel, omdat zij wol onkundig hadden mogen blijven van deze en gene, tot de hoofdzaak niets afdoende verschillen; anderen te weinig, dewijl zij hier, gelijk in 's mans vorige geschriften , reeds vermeld , wel vrij wat afgebroken, maar eigenlijk niets vonden opgebouwd, niets althans , dat op steviger gronden rustte, waardoor zij dus meer in verwarring gebracht werden. Voor geletterden was wijders hot geschrift van geen het minste belang; al de aanmerkingen , over de behandelde punten, er in voorkomende, waren hun van elders , inzonderheid uit vele duitsche neologische schriften bek< nd Voordeel of nut kon er derhalve door dit geschrift niet wel bivorderd worden ; maar voor nadeel mocht men vreezen. Aanleiding gaf hetzelve tot ergernis bij niet weinigen. Ook waren er hervormde Kerkdijken , die in hunne vergaderingen de stem tegen den inhoud van des hoogleeraars geschrift luide deeden hooren.'' Na het verzet der Synode van Utrecht en harer deputaten te hebben vermeld, en het evenzeer afkeurend oordeel der Friesche Synode, eindigt ypey dan met de woorden (blz. 558. aw\) „Ook andere Kerkelijken hebben zwijgende de leerstellingen van den hoogleeraar regenbogen aan de vergetelheid overgelaten , waarin ze weldra wegzonken " In vergetelheid weggezonken ? Niet van belang ontbloot is het tegenover ypey's oordeel dat van den bekenden archivaris van Leeuwarden, w eekhoff, te stellen, te vinden in de Godgeleerde bijdragen 1867 , blz. 302 en vlgde. Misschien zcu ypey dezen man ook niet ten eenenmale ongeletterd genoemd hebben. „Daar het oud-kerkelijk stelsel te zwak en verouderd was wilde hij , niet verwijdering van alle oude geschillen , die sectengeest voeden en de verwijdering tusschen de Protestanten levendig houden, eensdeels een samenstel van Christelijke godgeleerdheid geven, waarin alleen het wezenlijke zóó werd voorgedragen, dat de verlichte rede daarin volkomen berusten kan, zonder dat zij behoeve de toevlucht te nemen tot de Neologie, welker hoofdkarakter het Deïsme is ; en anderdeels de leer van het Christendom vooidragen in dat oorspronkelijk licht, waaiin zij hem toescheen van do meeste kracht en iDvloed te' zijn op de zedelijke verbetering der menschen, die het hoofddoel is der Openbaring. En hij wilde dit doen niet voor Godgeleerden , maar voor verstandige lieden van eene beschaafde opvoeding en geoefende zinnen , die zich met de begrippen der oude Godgeleerden in vele opzichten niet meer konden vereenigen Zie de lezenswaardige voorrede blz IV en \. Juist omdat het werk niet voor geleerden, maar voor ongeleerden is geschreven , heb ik miju oordeel er over durven mededeelen , en heb ik later gezien daarin soms te verschillen met mijn geachten vriend, den Eerw. c. sepp , die in zijne belangrijke Pragmatische GescHedenis der Theologie sedert 1787 2de druk, 1860 blz. 73 (Derde druk 1869 , blz. 143 —149, w. M.) uit een Theologisch oogpunt minder gunstig over de werken van regenbogen denkt, en acht, dat „in dit werk veel onbekookts onzen landgenooten is voorgezet." Doch hij schreef voor leeken van die dagen, en wilde door dit werk „in het gebrekkige van het openbaar onderwijs van zijn tijd voorzien.'' En werkelijk heeft hij dit doel bij velen g e 1 ij k b ij m ij bereikt. En dat dit doel gepast was en gewaardeerd werd, bleek uit het ruim getal en de namen der inteekenaren, uit leden van verschillende godsdienstige gezindten bestaande , die de uitgave bevorderden. Ten spijt van velen, die daarin voor de Kerk groot gevaar zagen , maakte het boek al dadelijk dien opgang, dat daarvan binnen een jaar na de uitgave meer dan duizend exemplaren verkocht/ijn. Zóó bleek het, dat er behoefte bestond aan iets beters dan het oude, en dat velen zijne poging om meer verlichte godsdienstkennis te verspreiden, op prijs stelden. Het doel des schrijvers, de mededeeling en aanneming zijner denkbeelden , werd bij velen bereikt, en vandaar dat zijne gevoelens in Nederland weldra algemeen zijn geworden en veel nut hebben gesticht. De gunstige ontvangst en de lof van onpartijdigen verschaften hem een bijzonder genoegen , eene aangename vergoeding voor de miskenning, waaraan hij zich ter handhaving der goede zaak moest bloot- stellen, en eene streelende gewaarwording bij het doorstaan van zooveel lijden, als het vaderland, de Franeker hoogeechool en ook hem persoonlijk gelijktijdig trof." Zoo sprak de heer eekhoff over regenbogen ; en Mr. w. b. 8. boei.es , indertijd Vice President van het gerechtshof te Leeuwarden is evenzeer zoo met de persoonlijkheid van R. ingenomen, als met hetgeen hij als theoloog en als Kerkelijk man geleverd heeft; al weet boei.es ook zeer goed dat de Christelijke Godgeleerdheid naar de behoefte van dezen tijd „zeer populair" geschreven is, hij noemt r. terecht een zelfdenker. Ik zou daarbij voegen: spreekt sepp van „veel onbekookts'' in regenbogen's werk; er is ook heel veel bekookts, d.i lang overdachts , in, waaraan r de juiste en goede uitdrukking heeft gegeven. Er is veel origineels zoo in de gedachten van regenbogen's werken als in zijue wijze van bewerking en uitdrukking. Dit zal later wel uitkomen , waar ik aanhalingen doe uit regenbogen's meest karakteristieke geschriften. Sepp schijnt zeer tegen regenbogen ingenomen geweest te zijn. Was dit daarom, omdat hy bij de eerste uitgave van zijne pragmatische geschiedenis der Theologie nog een betrekkelijk jong mensch was, en dat veel van de piquante, scherpe uitdrukkingen van de eerste editie nog in de latere tot in de derde zijn blijven staan ? In die jeugdige dagen (later is hij veranderd) neigde sepp tot hetgeen men weldra de moderne theologie zou noemen. Dat blijkt in al zijne beoordeelingen van theologen en van hun werk Heeft het in die dagen sepp ook tegengestaan misschien, dat k. zoo beslist en bepaald spreekt vau Openbaring als van eene onmiddelijke daad van God ? „De geopenbaarde godsdienstzegt regenbogen , „is die welke geleerd wordt in de Heilige Schriften des O. en Nieuwen Yerbonds, behelzende öf zulke ontdekkingen , die voor de menschelijke rede onverkrijgbaar waren , ö f wel nadere en duidelijke bevestiging van die waarheden, welke de rede niet met zooveel klaarheid en zekerheid kon voordragen " Hoe 'het zij, overal vind ik sepp's beschrijving van den eerlijken, onafhankelijken Theoloog regenbogen onbillijk, de voorstelling van zaken niet juist en rechtvaardig. Aangaande de uitgave van het laatstbesproken werk zegt sepp : „de schrijver had zelf met het prospectus van het werk rondgereisd, om inteekenaren te erlangen, daar de uitgever van het welslagen dezer poging de uitgave en ook het honorarium afhankelijk maakte." Het is waarlijk geen wonder, dat de uitgever in 1811, in dien tijd van grooten financieelen druk, vooral voor dorninés en professoren eenige bezwaren maakte om een theologisch werk van eenigen omvang uit te geven. Als men echter de inteekeningshjst , voor het bewuste boek geplaatst, inziet, dan vindt men daarop intcekenaars uit geheel Nederland , en wel velen uit de meest beschaafde en ontwikkelde standen, die regenbogen toch wel niet als een soort van rondreizend colporteur voor zijn eigen werk kan bereikt hebben. Predikanten en studenten teekendwi in grooten getale. De studenten te Leiden b.v. voor twintig exemplaren en velen te Groningen ea te Franeker. W. Brave, de bekende boekhandelaar te Amsterdam , teekende in voor 54 exemplaren. J. u blvjb boekhandelaar te Amsterdam , voor 10 exemplaren, yntema , boekhandelaar te Amsterdam, voor G exemplaren , behalve al degenen , die te Amsterdam zalven huu geëerden naam op de inteekeningslijst zetten, die velen waren. Daarond er mannen als jeromino de bosch, ridder der Unie en curator der Leidsche Academie, j. van nuis klinkenberg, professor te Amsterdam; theod. van kooten , oud professor en agent der nationale opvoeding'; m stuart , ridder der Unie en predikant te Amsterdam; de predikanten n. 8wart en d. c. van voorst te Amsterdam, Mr. jacobüs scheltema en Mr h. vollenhove te Amsterdam , om slechts enkelen te noemen. Maar ook op andere plaatsen ging de inteekening goed. Te Rotterdam , zoowel als te Groningen en te Deventer. De bekende geleerde in de Oostersclie talen b. f, tydeman, predikant te Rerveld in Gelderland, teekende zoowel in als professor h \v. tydkman te Franeker. De boekhandelaar j. w. brouwer te Leeuwarden durfde zich aan 22 exemplaren wagen , wederom behalve de vele exemplaren, waarvoor te Leeuwarden persoonlijk geteekend werd, onder anderen door johannes van der veen voor 10 exemplaren Advocaten, zoowel als officieren, geneesheeren , apothekers, ontvangers, instituteurs, verscheidene dames zetten bunne namen op de inte^keningslyst. Ja , door geheel Nederland heen werd ingeteekond , te Deventer, Zwolle en Groningen, zoowel als te Koevorden, Doetinchem, Hoorn en Weesp. De inteekening geschiedde dan ook reeds vóór de uitgave voor 540 exomplaren, en wie de lijst naleest vindt daarop de meest geachte namen. Ik vermeldde dit eenigszins uitvoerig om aan te toonen , boe bekeud de naam van «egenbogen, indertijd als een eenvoudig jong student uit Bentheiin in Nederland gekomen, reeds in ons vaderland geworden was, als een onafhankelijk denkend Theoloog, met wien raen te rekenen bad , en om den indruk weg te nemen , dien bovenvermelde volzin uit sepp's bekend werk anders zou maken op velen Om een billijk oordeel niet over een enkel werk , maar over het opus van regenbogen te vellen, zooals dat moest geschieden in eene pragmatische geschiedenis der Theologie, had sepp er op moeten wijzen, dat bet voor regenbogen uitgemaakt was, en dat hij het voor anderen trachtte uit te maken, dat de zoogenaamde formulieren van éénigheid, geen bindende kracht konden hebben noch voor een leeraar, noch voor een lidmaat der Ned. Herv. Kerk. Lang voordat de strijd over het Quia en Quatenus begon , betoogde ïieueijb gen : „dat veel van hetgeen voorheen werd staande gehouden , evenzoo weinig den strengen toets der menschelijke rede kan doorstaan , ah het met den geest van het Evangelie is overeen te brengen. Indien men," zoo sprak hij, „hardnekkig de begrippen der oude Godgeleerden wil blijven voorvechten , zonder behoorlijk gebruik fe maken van hetgeen door later vrijmoedig onderzoek is ter baan gebracht, dan kan de uitwerking daarvan niet anders dan hoogst nadeelig zijn voor het belang van den godsdienst. En, mij dunkt , die gevolgen zijn alreeds zich!baar genoeg. De minachting voor Godsdienstig onderwijs, vooral bij de hooier» standen, loopt elk: iu het oog .... Het staat mijns oordeels , indien ik vrij uit mag spreken , nog te bezien wat meerder Deïsten gemaakt heeft, hoogmoed en lichtzinnigheid , of het oud-Kerkelijk stelsel, hetwelk mot zooveel hardnekkigheid en verbittering is staande gehouden" En voordat hij dit in de Voorrede van zijne Christelijke Godgeleerdheid naar de behoefte van dezen tijd had neêrgescheven , had hij reeds in de Verstrooide Gedachten (Vide stukje) de mogelijkheid voorondersteld : „dat men bij een vrij, onbelemmerd, openbaar onderzoek in de droevige noodzakelijkheid zou komen om aan het Hervormd Kerkgenootschap waarheden te moeten zeggen , die hard zijn om tc hooren." „Gesteld eens," zoo gaat hij voort, „dat wij zeggen moeten, dat het in zijne formulieren uitdrukkingen bezigt, bij welke men niets denken kan; die of in bloote klanken bestaan, of volslagene tegenstrijdigheden in zich behelzen, en nog al te veel sporen zijn van hel oude bijgeloovige Heidendom ; dat de Antipapale geest der Hervormeren vele verkeerde beschrijvingen in de formulieren heeft teweeggebracht , dat er geene erfzonde is noch zijn kan, dat het onrecht is, zoo God in Zijne wet iets van ods eischte, 't geen wij niet zouden kunnen doen; dat God zich niet over aangeboren zonden vertoornen kan, noch veel weiniger die tijdelijk en eeuwig kan straffen ; dat wij niet langer belijden moeten, dat onze kindoren om aangoborene of aangeërfde zonden aan de verdoomenis onderworpen zijn, dat het denkbeeld van schuldbetaling door Jezus Christus niet bijbelsch is, maar eene valsche voorstelling geeft van de leer der verlossing; dat de bijzondere lijdingen van jezüs voor bijzondere zonden valsche spelingen zijn vau liet veinult , dat de nederdaling van CHRISTUS ter helle, uit do zoogenaamde Apostolische geloofsbekentenis moet verworpen worden als in den bijbel niet gegrond, dat de uitlegging daarvan , als bestaande in h e 1 s c h e kwaal, die in wanhoop en vertwijfeling zal gelegen zijn , verkeerd is , enz. enz. Zeker in die Verstrooide Gedachten spreekt rëgenbogen zich vooronderstellend en vragenderwijze uit, maar zijne bedoeling is duidelijk genoeg , zjjne innerlijke overtuiging spreekt hij uit Hij twijfelt niet, zoodat hij, naar glasjus schrijft, zelf niet zou weten wat hij wil. Hij wil alleen bij zijn eersten openlijken aanval op de toestanden, die hem gevaarlijk, j a verderfelijk toeschijnen in de hem dierbare Hervormde Kerk, voorzichtig te werk gaan. Hij maakt loopgraven, sappes, zooals men oudtijds ook in het Nederlandsch zeide, om de met hardnekkigheid verdedigde oude dogmatische vesting aan te vallen Misschien zal hij op deze wijze vele bevooroordeelden minder a t • 8 t o o t e n ; want zijn oogmerk is winste te doen voor de waarheid , voor den hem dierbaren godsdienst, voor het Christendom, dat hem zoo hoog staat, voor de Hervormde Kerk, die hij ook als hoogleeraar te Franeker wil dienen naar zijn beste vermogen. Reeds in die Verstrooide Gedachten sprak regenbogen zich uit tegen wat men soms „voorzichtigheid" geliefde te noemen, maar hetgeen inderdaad niets anders dan „kunstige bewimpeling" was , die vaak op „volledige mishandeling der waarheid" uitliep. En kort daarop kwam in zijn strijd tegen zijn ambtgenoot i otze duidelijk genoeg uit wat regenbogen dacht en bedoelde; evenals in zijn werkje over de zonde, (Leeuwarden en Amsterdam 1809) en in de reeds bovengenoemde populaire dogmatiek. Ook bad sepp er wel op mogen wij/.eu welk een groote kennia van de Duitsche Theologie, er overal doorstraalt in de twee deelen van „Verdediging van deu geopenbaardon Golsdienst tegen deszelfs bedendaagsche bestrijders," doorj h. regenbogen, in 1802 en 1803 uitgekomen. Semler beeft hij evengoed bestudeerd als eichhorn of eckermann' en paulus of gabler Uenke's Magazin bad bij evengoed gelezen als het Neue Theol. Journal van Il&nleh und Ammon. Overal bij zyne wederlegging wordt deel en bladzijde aangehaald. En tegenover de knoeierige exegese der Duitsche Rationalisten van die dagen stelt reuen bogen meestal degelijke grammaticale exegese. Ook aan tekst-critiek laat hij het niet ontbreken, noch aan historische critiek. Men zie eens in het eerste deel van dit werk, blz. 387 —3D3 , hoe goed regenbogen op de hoogte is van de eigenaardigheden van den codex. D. (Cantabrigensis.) De man, de geleerde, die reeds in die dagen zoo vrij uit sprak en zoo menig wegend woord heeft neêrgeschreven, had waarlijk eene andere beoordeeling verdiend dan hem van sepp ten deel is gevallen! Is zijne redeneering niet overal consequent, niet overal even degelijk ; wij bebben toch te bedenken dat hij in een t ij d van overgang leefde en werkte. Dat hij geheel op de hoogte is van de critiek van de boeken des N. Testaments in zijne dagen, heeft toch ook iets te beteekenen, al kunnen wij natuurlijk nu niet meer overal met zijne conclusies medegaan. Dat ook hij soms scherp is in zijne geschriften kan ons niet verwonderen bij een man, die voortdurend van alle zijden werd aangevallen , en als een gevaarlijke ketter veroordeeld door anonymi zoowel als door collega's, vooral door zijn ambtgenoot LOTZE te Franeker, die liem zelfs bij Senaat en Curatoren als een verderfelijk ketter aanklaagde, en hem op de vurigste wijze bestreed. Yooral wat de leer van de Apokatastasis pantoon , de herstelling aller dingen, aangaat, was regenbogen een vast overtuigde. Bij zijne arguinenteering daarover gaat hij, ja, van enkele bijbelteksten uit, maar nog meer, zooals hij sprak, „van den geest van het Evangelie", en van de Christelijke voorstelling van God a's o n z e n Y a d e r. Hierin volgde hij dus den goeden , den alleen juisten weg. En dit deed hij met beslistheid, in theologische geschriften èn in p reeken, lang voordat de Groninger-school, en daarna prof. j. h. scholten voor de Apokatastasis pautoon optraden. Dat deed hij in die dagen, en op de meest onbewimpelde wijze. Zouden zij , die hierin met hem overeenstemmen, dit den moedigen man niet als eene groote verdienste moeten toerekenen ? En had sepp , die hierin hetzelfde dacht als regenbogen , dit niet moeten doen uitkomen bij de beoordeeling van diens persoon en werk ? In het stuk vaii eekhoff, daarom zoo van belang, omdat deze schrijver nog tijdgenooten en leerlingen van regenbogen, zooals Dr. J. banga, in 18il Maire en later burgemeester van Franeker, en p. van borsum waalkes , predikant te IJsbrechtum, vertrouwelijk gekend en met hen over r. gesproken heeft, lezen wij, ook ten aanzien van het bovenvermelde, het navolgende: „Maar bijzonder kwamen zijne vrijzinnige denkbeelden uit sedert hij in 1803 tot Academieprediker was benoemd en de vrijheid nam V09r do gemeente zijn hart vrij uit te spreken. Reeds te voren was hij als predikant te Franeker steeds met groote toejuiching van alle verstandigen gehoord , omdat men allerwege goeden smaak , gezonde uitlegkunde en verlichte denkwijze in zijne leerredenen zag doorstralen ; omdat hij bevallige gebaren aan eene duidelijke en liefelijke stom paarde , en omdat zijn vast geheugen het hem veroorloofde te prediken zonder te gelijk do leerrede te lezen of zelfs voor zich te hebben; — maar nu, hoe groote verwondering, ja opspraak, verwekte het bij velen, dat hij zonder zich aan kerkelijke begrippen of leerstelsels te binden, de Evangelieleer in hare oorspronkelijke schoonheid, in haren invloed op hart en zeden, en in al den rijkdom harer voorrechten en uitzichten trachtte voor te stellen. Onvergetelijken indruk maakten zijne preeken over de uitverkorenen , de bestrijding van de eeuwigheid der straffen, 's Heilands verzoeking in de woestijn en anderen, waarvan een tiental in 1814 na zijn overlijden is uitgegeven. Groot nut heeft hij daarmede gesticht bij allen, die zijne onbekrompene Christelijke denkwijze konden vatten en volgen. Thans (1866) verklaart mijn tachtigjarige vriend Dr. j. banga , in 1811 Maire en later burgemeester van Franeker, dat de heldere, krachtige en toch eenvoudige Evangelieprediking van regenbogen een algemeenen indruk naliet en later door niemand is geëvenaard. Maar groot was ook toen nog de bekrompenheid der menigte, die hem bewonderde, doch ook beklaagde, dat hij van brakel en hellebroek durfde verschillen; terwijl anderen het hem euvel duidden, dat hij niet schroomde van de Hervormde Kerkleer en belijdenis af te wijken." Billijker dan sepp oordeelt prof. Dr. j. reitsma , kerkelijk hoogleeraar te Groningen in zijne Geschiedenis van de Hervorming en de Hervormde Kerk der Nederlanden, blz 365, over regenbogen. Hij zegt van hem : „Een der eerste Nederlandsche rationalisten was de Franeker hoogleeraar regenbogen , een scherpzinnig zelfdenker, een der grondleggers van eene betere methode van schriftverklaring, die grooten opgang maakte bij zijne leerlingen. Zijne ambtgenooten grevis en tinga stonden hem in de bestrijding van den Sectegeest ter zijde." Dat klinkt anders, dan de beoordeeling van ypey, glasius en sepp; deze is veel juister. Alleen had regenbogen niet zonder nadere bepaling een Rationalist mogen genoemd worden; daar hij uitvoerig heeft betoogd, dat de rede niet voldoende was om tot de hoogste waarheden te komen, die ons in en door jezus Christus geopenbaard zijn; en daar h ij juist de degelijkste bestrijder is geweest van de kunstgrepen der Duitsche rationalisten op het gebied der exegese, en een verdediger van het wonder in den volsten zin des woords tegenover hen en anderen. Voortdurend bestrijdt hij het Deïsme van die dagen Men vergete nooit zulke duidelijke uitspraken, (en zij zijn bij honderden te vinden iu r's werken) als wij voor ons zien op blz. 16 van r's „Christelijke Godgeleerdheid naar de behoefte van dezen tijd" : „Voor ons Christenen evenwel, die van God bovendien met het licht eener openbaring tot ondersteuning onzer zwakke rede, en 2 tot gelukkige beheerscliing onzer zinnelijkheid , begiftigd zijn geworden, zou het snoode ondankbaailieid zijn do meerdere en sterkere hulpmiddelen tot onze volmaking en geluk, door den rijkdom van Gods genade ons verleend, te versmaden of gering to achten, enz." Regenbogen heeft alleen steeds gestreden voor het gebruik der rede als eene heerlijke Godsgave, ook op het heilig gebied van den godsdienst. Hij heeft ook eene menschelijke zijde aan de Schrift gezien. Hij spreekt van oude overleveringen in de Schrift § 22 van het aangehaalde werk spreekt reeds van „de trapsgewijze voortgang der Goddelijke openbaring. Waarlijk, alle vrijzinnigen hebben den kloeken uegenbooen dankbaar te zijn, dat hij in volkomen oprechtheid nieuwe en goede wegen Leeft gebaand op het gebied der Theologie, en dat hij daardoor den godsdienst des harten bij zeer velen heeft bevorderd, die anders misschien van geloot en godsdienst vervieemd zouden zijn. Hoe noodig het is, dat nog eens met duidelijkheid wordt aangewezen, w i e regenbogen geweest is op het gebied van Kerk en Theologie, en dat tevens zijne echte vroomheid, zijn diepen godsdienstzin, zijn welgegrond geloof worde geschilderd, blijkt wel uit een werk, dat nog steeds in veler handen is, n.1. uit „De Geschiedenis der Christelijke Kerk in Nedeiland ia Talereelen." Hde Deel. blz. 145. Daar durfde g. h. m. delprat , een man aan wien wij anders menige verplichting hebben op het gebied der Kerkgeschiedenis, (welk Theoloog zou zijno verhandeling over de Broederschap van g. groote vergeten ?), neerschrijven : „Te Praneker leeraarden en onderwezen johannes van voorst, j. h. verschuur, e. j. greve , namen, die wij niet zonder eerbied uitspreken ; ook j. h. regenbogen , wel bij den aanvang dezer eeuw als de eerste moderne Theologische professor fel aangevallen , maar wegens exegetische afwijkingen, begrippen of leerstellingen (b.v. die over de engelen en de eeuwige straffen), voor wier overweging thans in het godgeleerd systema nauwelijks plaats overschiet." „De eerste moderne Theologische professor''; het maakt een eenigszins comischen indruk, dat delprat zoo schreef omstreeks het jaar 1866 ; want reeds uit het in deze inleiding geschrevene kan iedereen opmaken , dat zelfs de wortels der Moderne Theologie, zeker niet bij regenbogen zijn te vinden. Misschien heeft delprat hier met ,moderne Theologische professor" bedoeld , de: eerste waarlijk v rijzinnige professor ; maar dan heeft bij de schültense.n en venema vergeten, en zooveel anderen (*) Maar genoeg om te doen nitkomen, waarom ik (*) De naam Moderne Theologie werd reeds in 1796 gebmikt door den bekenden' predikant te Rotterdam j. schasp in zijne ,Historische brieven over den zich noemenden frederik, oerard meijer, geëxecuteerd binnen die stad den 26sten Mey 1796. Men leest daarin op blz 137: „maar levert de gezonde wijsbegeerte ook geene gronden tegen hetgeen zij nog wel (ad captandam anrem vulgi den naam van moderne theologie willen laten behouden? Ik weet wel dat sommige halve theologanten bitter laag vallen op de edele wijsbegeerte, ars non habet osores nisi ignorantes, maar zijn daarom alle rechtzinnigen onwijsgeerige domkoppen ?" Ik hield het voor niet onaardig dezen zin uit scharp eens in herinnering te brengen. W. MALLINCKRODT. 2* het wenschelijk oordeelde nog eens eene grocdige beschrijving van regenbogen'8 leven, en een ontwikkeling van do denkbeelden en voorstellingen van deze zeer zeker merkwaardige persoonlijkheid te geven. Ik ga dus allereerst over tot de beschrijving ^ van liet loven en werk van dezen man, die niet minder dan zijn voorganger te Franeker den naam van eenen vromen geleerde verdient. Hoofdstuk II. Den 9deu December 1767 werd regenbogen in liet stadje Schuttrop in het graafschap Benthoim geboren Zijne ouders coenraad regenbogen en margaretua holmeks behoorden tot den kleinen handelsstand. Zij zouden niet in staat geweest zijn veel voor de opvoeding van johaxnes henduik te doen De predikant van dat plaatsje , p. m katerberg , merkte den bijzonderen aanleg van den knaap op, en deze wist hem de noodige voorbereiding voor de hoogeschool te geven, terwijl hij ook in het geldelijke wist te yoorzien om een verblijf aldaar mogelijk te maken. Met hoeveel voldoening zal katerberg zijn naam op de inteekenlijst voor regenbogen's Christelijke Godgeleerdheid, uitgegeven in 1811, hebben gezet. Immers op die lijst lezen wij : „p. m. katerberg, predikant en Assessor te Schuttrop" Onder de drie inteekenaren te Schuttrop vinden wij ook nog d. regenbogen , municipaalraad te Schuttrop , zeker een broeder van den hoogleeraar, die zich dus ook op zijne wijze onderscheiden heeft, on het op zijne geboorteplaats tot welstand wist te brengen en daarbij de achting zijner mede-ingezetonen heeft gewonnen. Den 16den September 1785 kon regenbogen zich te Franeker als student laten inschrijven. Waarom hij Franeker koos ? Ik vermoed dat hij zelf zoowel als kateubekg voorliefde hadden voor onderwijs in vrijzinnigen geest; en Franeker had nog altijd, tengevolge van de langdurige werkzaamheid van venema aldaar (1724—1774) den naam van vrijzinnigheid. Daarbij hadden de Franekersche Theologiae Professores verschuir en manger een zeer goeden naam onder de mannen van wetenschap; al viel er van ratelband niet veel te wachten , daar diens gezondheid toen reeds zeer verzwakt was. Sedert 2 Juni 1788 heeft regenbogen te Franeker ook nog het onderwijs van j. van voorst ia exegese en dogmatiek mogen genieten De geleerde Mr. w. b. s boeles deelt ons in zijn doorwrocht werk ,,Friesland's Hoogeschool en het Rijks-Athenaeum ie Franeker" (pag. 692 i.d Noot) ined!, wat regenbogen later in zijne „Verstrooide Gedachten" IV, 69, neerschreef aangaande verschuir : „Ik heb in 't bijzonder 't geluk gehad van zijn discipel geweest te zijn, en heb nog geenszins vergeten hoe ik 's geleerden mans vernuft bewonderde, wanneer hij, op "t voetspoor van den onsterfelijkcn schultens, de oorspronkelijke beteekenis der woorden opspoorde, en naar het voorbeeld van den grooten venema ons bekend maakte met den verheven zin der aloude Godsspraken, en met de hoog verlichte en ver vooruitziende begrippen der vrome Israëlieten" Ook manger, de vriend van venema, wasbekend oin zijn degelijk onderwijs. De student de l'LLE zong hem toe: Der Arabieren taal, die anders scheen verloren Wierd aan deez Hoogeschool door U weer als herboren. *) Zoo niet ratelband, zeker wel verschuih en manger hebben in den geest van venema in 1( raneker geleeraard; en hoezeer dat den jongen regenbogen daarheen moet getrokken hebben blijkt uit de wijze waarop hij steeds over den laatste heeft gesproken. In de leerrede over Maleachi I : 3 en 4, door hem als hoogleeraar te Franeker gehouden , (uitgegeven in 1814 bij a. bi.ussé en Zoon te Dordrecht), zegt regenbogen : „De groote venema , een man , die gij weet dat den roem van onze Universiteit door gansch Europa verbreidde, erkende in zijne grondige verklaring der godspraken van maleachi met meer anderen, dat deze profetie tot de dagen van neiiemia behoort." Zoo sprak r. ten allen tijde over zijn grooten voorganger aan de Universiteit van Franeker. Regenbogen's studietijd in Franeker viel in zeer ourustige dagen. Vooral in de Friesche Academiestad was het onrustig. In het jaar 1785, het jaar van r. s inschrijving als student, bestond daar een zoogenaamd vrijcorps of genootschap van wapenhandel. De wjjze waarop deze genootschappen gewoonlijk optraden tegen al wat van de stadhouderlijke of Prinsgezinde partij was, gaf natuurlijk ergernis aan allen, die in oprechtheid de eischen van degenen die grondwettig herstel vorderden overdreven vond"ii, en die in waarheid eene stadhouderlijke regeering wilden behouden. In het begin van 17a5 vond zelfs de klokkenluider te Franeker •) Zie BOELus, a w. en ook verder diens beschrijving van manger's onderwijs een briefje, dat onder de Kerkdeur was doorgestoken, en waarop geschreven stond: „Wat is het vrijcorps? Dient het om het land te beschermen of te beveiligen ? — Geenszins; maar wel om den Prins en zijne vrienden te dwarsboomen en te plagen." Daaronder stond : „Vreest God en eert den Koning. Wanneer gij don Prins niet eert, dan wordt het gansche land verkeerd , Vivat Oranje " Vanwege de Magistraat werd er onderzoek gedaan naar dezen brutalen Prinsgezinde, en het briefje werd behoorlijk opgezonden aan het Hooggerechtshof te Leeuwarden *) Over het algemeen was het te Franeker een zeer onrustige tijd toen regenbogen daar studeerde. De hoogleeraars j. valkenaab , th. van kooten , s. h. manger en g. coopmans waren heftige Patriotten, leden , zoowel van het Vrijcorps voor wapenhandel als van de Burgersocieteit te Franeker, waarin eene zeer bepaalde anti stadhoudersgezinde geest heerschte Do Curatoren der Friesche Academie kwamen hier tegen op. Vooral toen ook een deel der studenten eon artillerie-corps wilde oprichten in verband met en tot stenn van het wapenhandelend genootschap, kwamen zoowel de Staten van Friesland als de curatoren hiertegen op. Zij meenden dat de omstandigheden niet van dien aard waren, dat de burgers zich op djo wijze behoefden te wapenen, en dat toestanden, als zich toen in Holland voordeden, in Friesland niet *) Zio De Vaderlandscke Historie. ten vervolge van wagenaak. 1793. Deel X blz. 293 en 91. Verder de daar aangehaalde Ned. Jaarboeken 1785. blz. 340 en 348 en de Post van den Neder Rhijn. Dl. VII blz. 11. gewenscht waren en dat de partijzucht daardoor zou toenemen , dat men er toe zou komen om gewapenden dwang uit te oefenen op een zeer groot, zoo niet het grootste deel des volks. Ook meenden zjj dat het niet tot bevordering der studiën zou strekken, zoo de studeerende jeugd zich ging oefenen in de behandeling des geschuts. Tengevo'ge van deze oneenigheden en de publicatiën van de Friesche Staten en de aanschrijvingen en beschikkingen der curatoren in 1786, die de Patriottischgezinden bloedplacaten geliefden te noemen, zie Yervolg op wagenaak Deel XIII, blz. 151) namen de vier bovengenoemde hoogleeraars hun ontslag , en 24 studenten lieten zich afvoeren van het Franekerscho Album Studiosorum. Prof. wassenberg zou nog in 1803, in zijne „Oratio de varia Academiae Franequeranae nuper fortuna", weeklagend uitroepen: „Stabat tuncdeserta, misere et desolata, Frisiacae Minervae aedes, et, quod nunquam ante factum aut legimus , aut meminimus, iu Novembrem usqne mensem cessarunt lectiones! Quid, quod de ipsa Academia aut omnino tollenda, aut alio saltein transferenda serio admodum cogitatum est! Dilficilliina haec fuisse, quae tune viximus tempora, ecquis Vestrum A. A. inficiabitur ? addam , doctis praesertim hominibus inimicissima!" Op dit alles volgde in 1787 do groote ongeregeldheden iu Friesland , toen ei Leeuwaardsche en Frane* kersche provinciale Staten waren, steeds elkander bestrijdende. Franeker was toen vol met Patriottische vrijwilligers en hulpbenden , ook uit Holland. Zeker zou het ook tot den strijd met de wapens gekomen zijn, als de Patriotten, toon het op vechten aan zou komen, niet te gauw waren gaan loopen, na eerst wat in 't wild met kanonnen en geweren geschoten te hebben nog voor zich een enkel Piinsgezind krijgsman vertoonde. *) Mr. jjoeles schrijft daarover in het aangehaalde werk, Deel I blz. 104: „Op het vernemen, dat zij door het Prinsgezind gezag gewapend zouden worden aangetast, waren immers den 21sten September vele Patriotten, zoo ingezetenen, als daar van elders zaanigevloeide gewapende burgers, de leden van het Defensiewezen , de pretense Staten, zelfs de beide predikanten gevlucht; „zijnde toen ter tijd de stad reeds totaal in „de war. Deze nagt ging door in de uiterste confusie, „onder een gedurig schieten uit grof en klein geschut „in 't wild om, zoodanig, dat menigeen de zesponds „en musketkogels bij de ooren heen snorden, vergozeld „met zulk een allerijsselijks gevloek en geraas , dat „er de stad van daverde." Dit haalt boeles aan uit de geschriften van een tijdgenoot, (Gebeurtenissen van Franeker, blz. 11), terwijl hij daar voortgaat te zeggen: „op den 2lsten September rukten twee wettige Staatsludeu met 12 man cavallerie en 200 infanteristen van de compagnie Oranje-Friesland de stad binnen " Ook bij de daarop gevolgde stadhoudersgezii de reactie op het einde van 1787 en de volgende jaren was het in Franeker alles beha! ve rustig. Regenbouen's *) Men leze de beschrijving van den zeer Patriotseh gezinden schrijver van het vervolg op wagenaar. Deel XIX blz. 148—160 Het was op den 23n September 17s7 een ontzettende verwarring ia Fianeker en ook op den daarop volgenden dag. academietijd, 16 Sopt. 1785 tot 7 Juli 1789. was dus vol onrust. In dien tijd heeft hij klaarblijkelijk ijverig gestudeerd , blijkens don aanmerkelijke^ voorraad wetenschap , dicu hij gedurende zijn leven aan de hoogesehool had opgedaan, en dien hij weldra door du beantwoording var. prijsvragen zou toonen te bezitten. Zeker, hoewel hij reeds tot de vrijzinnige richting, zoo op staatkundig als op Theologisch gebied behoorde , was hij niet onder die 24 studenten, die zich van de Franeker Academie lieten afschrijven. Was hem dit financieel misschien niet mogelijk , kegenbogen bezat te veel gezond verstand om zich in do Franekersche patriottische dolheden van die dagen te verliezen. Later ten minste heeft hij getoond alles behalve een vijand van het Oranjehuis te zijn Immers den lden Juni 1810 hiold hij als professor te Franeker en als aftredend rector eene oratie over ph. van marnix , waarin hij dezen teekemie als staatsman en gcleetde , als vrijheidsman bij het verbond der Edelen , als vriend van Prins willem I, als bijbelvertaler en als dichter van 't Wilhelmuslied. In de pauze had bij den moed om het: „Wilhelmus van Nassouwen" te laten spelen ; en dat in den laalsten tijd van lodewijk napoleon's regeenng, toen F rank rijks Keizer reeds een zoo scherp toezicht hield op de toestanden en den gang van zaken in Nederland Regenbogen, van den aanvang af een vrijzinnige, was geen zeer veranderlijk mensch. Uit Bentheini alkomstig, en vertrouwd met de toestanden iu de Noordelijke provinciën van ons land heeft hij zeker eene vermindering van do macht der regoerende familiën gewenscht. Ook heeft hij zeker een tegenzin gehad iu het bestaan eener heerschen le Kerk , met al de gevolgen van dogmatischen dwang , die al licht daarmede verbonden zou zijn gebleven. Hij was een democratisch gezind man , en heeft hervormingen gewild , die zeker niet bij het overwicht der Aristocratie en de heerschappij der Gereformeerde Kerk tot stand zonden hebben kunnen komen. Als verstandig man , die in het volksleven een innig belang stelde, heeft hij meer eenheid des lands, en meer gezag van eene welgevestigde centrale autoriteit gewenscht, en willem de Yde scheen hem geen stadhouder toe om deze dingen tot stand te brengen R. was zeker geen voorstander van eenig provincialisme. Daarom , geloof ik, was hij het met de Patriotten in zeer vele dingen eens, en werd hij tot de Patriott'^che richting gerekend ; maar hjj heeft zich ten allen tijde van Patriottische overdrijvingen en dwaasheden, van de dweepzucht van velen, die tot die partij behooi len, vrijgehouden. Ware hem een langer leven gedund geweest, hij zou inet de gewijzigde grondwet van i815 zeer ingenomen zijn geweest. Zonder eenigen twijfel heeft de weetgierige jongeling zijnen tijd aan de hoogeschool goed gebruikt. Yier jaar heeft hjj daar de colleges in de Theologische vakken, misschien ook nog wel andere , gevolgd, want hjj bleek later een man van zeer algemeene ontwikkeling te zijn. Den 7den Juli 1789 toch kon hij door de classis van Sneek tot den predikdienst werden toegelaten; en de kleine gemeente van Jutrijp en Jlommerts beriep hem nog in dezelfde maand tot haren predikant Ik heb getracht uit hot Archief van don Kerkeraad aldaar te weten te komen op welke wijze r. daar heeft gewerkt in de twee jaren, waarin hij daar de Evangeliebediening waarnam. Welwillend aan mijn verlangen voldoende schroef mij Ds. l. j. van Apeldoorn het navolgende: „Aangaande j, h. regenbogen, die ook mijne attentie hier getrokken bad, is in heel het Archief en trots alle naspoiing bij de Kerkvoogdij en bij particulieren niets te vinden, dan wat ik ingesloten u toezend, afschrift uit een oud boek , dat eenige verstrooide aanteekeningen bevat. De aanteekening, hein rakendfc, is wel van hem afkomstig, maar niet meer van zijne hand, d:iar zij uit een ander boek, versleten en verdwenen, is overgenomen." Ds v. Apeldoorn voegt daaraan deze bedroevende, maar ware aanmerking toe: „Over 't algemeen is er in deze buurt, bepaaldelijk in de dorpsgemeenton, droevig roekeloos met de oude bescheiden gehandeld. Het oudste genotuleerde bericht van do Handelingen des Kerkeraads dateert uit 1817 ; voor dien tijd niets." De bewuste opteekening mij door v. a. toegezonden luidt: 17 89. „Hierop werd ik, johannes heinrich regenbogen beroepen, geboortig van Sehutirop in t graafschap Beutheim , candidaat geworden te Snoek in de maand Juli 1789 en bevestigd den 27s(en September door den WelEerw. Zeergel. lieer g a. passamier en door m. meinders, heb mijne intree gedaan den 4den October. Ik werd beroepen na Stavoren den 31 sten October 1791 , losgemaakt van de E Classis te Sncek den 22sten November en vertrok met eeno afscheidsrede uit 2 Thess III : 16 den 27sten Nov. 1791." — Reeds de tekst van die afscheidspreek spreekt van regenbogen's geestesrichting ün zielsstemming: „De lieer nu des vrcdes zelf geve u vrede allen tijd, in allerlei wijze; do Heer zij met u allen!" O , in die onrustige tijden was dat eert woord voor een predikant, wien zijne gemeente na aan liet liart lag , om afscheid te nemen van hen, in wier zieleheil hij groot belang stelde ! Van Jutrijp en Hommerts ging regenbogen naar Stavoren Hoe krachtig hij daar werkzaam geweest is blijkt uit de kerkeraadshandelingen van de Ned. Hervormde gemeente aldaar. Wonderlijk is het dat noch van zijn beroep naar Stavoren, noch van zijtio intrede, noch van ziin heengaan toen , hij als predikant naar Franeker werd beroepen in 1797 , iets in de notulen van den Kerkeraad dier gemeente gemeld staat. Evenmin van het beroep , de intrede of het heengaan van eelco tinga , regesbogen's voorganger te Stavoren , die van daar naar Iïeerenveen vertrok , en die 3 Juni 1799 a's professor te Franeker benoemd, daar recienbogens ambtgenoot worden zou Dominns jacobüs bruining heeft zeer slechte notulen gehouden , als hij in Stavoren alleen daarvoor stond. Toen bruin ING zeifin 17 79 van Latum in Gelderland naar Stavoren werd beroepen heeft Ds. c. i.imberger dat behoorlijk vermeld ; maar van het beroep en vertrek van twee zulke mannen als eelco tinga en johaskes hendr'k regenbogen waren , staat geen letter in de handelingen van den Kerkeraad van Stavoren ! Evenmin iets over het vertrek van Ds. c. umberger ! Maar genoeg blijkt uit het Notulenboek regenbogkn's krachtige werkzaamheid in de gemeente van Stavoren in