„Het merkteeken van het Beest". Een Tijdwoord, gesproken tot de Christelijk Qeref. Jongel.en Jonged.-vereenigingen te Enschede, DOOR L. H. v. d. Meiden, Dienaar des Woords bij de Chr. Qeref. Kerk. BRO 1915:19 LOGGERS Jzn.7ENSCHEDE. - 191! L. S. De Jongel. en Jongecl.vereen, mijner gemeente besloten geen jaarfeest te houden vanwege de ernstige tijden. Zij verzochten mij op de gewone jaarvergadering der vereenigingen een rede uit te spreken, aan welk verzoek ik gaarne voldeed. Op vriendelijk en dringend verlangen geef ik dit woord in druk. 't Is een eenvoudig woord, gesproken tot jongelingen en jongedochters, die dagelijks verkeeren onder de zuigende machten des ongeloofs. Gebiede de Heere Zijnen onmisbaren zegen er over, opdat velen door de werking des Heiligen Geestes in Christus Jezus meer dan overwinnaars worden mogen. Enschede, 5 April 1915. L. H. v. d. MEIDEN. ElSMOlHrcK ^ -1 theologische UNivERsn-eirj APELDQQrm I Het merkteeken van het Beest." Er is eene antithese in het leven der menschheid. De eene mensch neemt stelling tegenover den anderen. Dat is de openbaring der antithese van de duisternis tegen het Licht, van den dood tegen het Leven, van het zaad der slang tegen het Zaad der vrouw, van Satan tegen Christus. De antithese zal blijven en, naar de leer der Heilige Schrift, in het laatste der dagen steeds duidelijker openbaar worden. Satan zal de worsteling volhouden tot »het bittere einde« toe. Alle middelen zal hij in het werk stellen om de menschheid te verleiden. Daartoe zal hij zelfs het werk van Christus en den Heiligen Geest trachten na te bootsen. En onder Gods toelating -zal hij het ver brengen. Toch komt zijn einde ! Als hij alle krachten van dit aardsche leven zoo hoog als mogelijk is zal opgezweept hebben; als hij alle gaven en schatten zal gebruikt hebben; als hij geen middel onbeproefd gelaten zal hebben om de Kerk des Heeren te verwoesten, dan zal Christus hem werpen in den poel des vuurs, die met suifer brandt. Zijn einde is ook het einde van al z ne onderdanen, van al de leden der ongeloovige gemeenschap. Zij, die het merkteeken dier gemeenschap dragen, worden dan met Satan eeuwig gepijnigd. De triumf van den Christus zal dan voor aller oog schitterend openbaar worden. Heerlijk zal die openbaring djn voor Zijne volgelingen, die de groote verdrukking door moesten ! Eeuwig zullen zij met Hem heerschen ! Eeuwig zullen zij deelen in de volle heerlijkheid ! Meer dan overwinnaars worden zij bevonden ! Op al deze dingen willen wij u in deze ure nader wijzen, als wij tot u spreken over : »Het merkteeken van 1) Het onderwerp is ontleend aan Openb. van Joh. 13 : 16. het Beest«. Achtereenvolgens zullen we dan behandelen : »des Satans nabootsing der Drieëenheid^; »de caricatuur van het teeken des Doops«; »de drinkbeker des toorns« ; »meer dan overwinnaars». Moge Gods Geest ons daartoe genadig voorlichten. I. Des Satans nabootsing der Drieëenheid. Wij gelooven allen met het hart, en belijden met den mond, dat er is een eenig en eenvoudig geestelijk Wezen, 'tWelk wij God noemen: eeuwig, onbegrijpelijk, onzien* lijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig, volkomen wijs, rechtvaardig, goed en eene zeer overvloedige Fontein aller goeden. — N. G. B. Aart. 1. Kort, maar heerlijk worden in dit ariikel de volmaaktheden der Heeren ons beschreven. Satans toeleg is daartegenover een schijnbaar gelijke grootheid te stellen. Hij wordt genoemd de groote roode draak, de oude slang, die de wereld verleidt. 1) Als eene groote monsterachtige slang, als een roode draak wordt hij geteekend, omdat hij machtig, listig en bloeddoistig is. Hij wordt voorgesteld met zeven hoofden vanwege zijne groote listigheid. Uit het getal zeven, het getal der volmaaktheid, blijkt, dat hij er naar streeft Gode evengelijk te zijn. Op zijne zeven hoofden heeft hij zeven koninklijke hoeden. Welbewust is hij overste dezer wereld. 2) En als zoodanig is hij machtig, want hij draagt tien hoornen. Niet gering is de invloed, welken hij in de wereld en op de menschheid oefent. En waartoe gebruikt hij deze macht ? Het Kind, dat geboren zou worden te Bethlehem, wilde hij verslinden. Maar 't is hem niet gelukt. Christus is als overwinnaar ten hemel gevaren en heeft den Satan overwonnen. Een jubelzang is toen door de hemelingen aangeheven. Hierover is hij woedend. Daarbij weet hij, dat hem een poel des vuurs wacht en dat hem maar een kleine tijd gegeven is om zijn satanischen haat bot te vieren. Dit prikkelt hem tot bitteren wrok; dit doet hem gloeiend blaken van sata nische verwoesting. Kon hij Christus niet overwinnen, hij zal dan de volgelingen van Christus, het kleine kuddeke, aanvallen en verdrukken zoo pijnlijk en wreed, als hem 1) Openb. v. Joh. 12 : 3, 9. 2) Joh. 12 : 31. mogelijk is. 1) Als een brieschende leeuw zal hij omgaan, zoekende, wien hij zou mogen verslinden, ware het mogelijk ook de uitverkorenen.2) Geen beter middel weet hij daartoe te gebruiken dan het werk van den Vhristus na te bootsen. Die nabootsing zal eens het hoogst openbaar worden in den Antichrist. Van den Christus belijden de geloovigen : wij belijden, dat God de belofte, die Hij den Oudvaderen gedaan had door den mond Zijner Heilige Profeten, volbracht heeft, zendende Zijnen eigen, eenig geboren en eeuwigen Zoon in de wereld, ten tijde door Hem bestemd, Dewelke eens dienstknechts gestaltenisse aangenomen heeft en den mensch gelijk geworden is, waarachtiglijk aannemende eene ware menschelijke natuur, met al hare zwakheden, uitgenomen de zonde. Wij gelooven, dat God, Die volkomen barmhartig en rechtvaardig is, Zijnen Zoon gezonden heeft om aan te nemen de natuur, in welke de ongehoorzaamheid begaan was; om in haar te voldoen en te dragen de straf der zonden door Zijn zeer bitter lijden en sterven. Zoo heeft dan God Zijne rechtvaardigheid bewezen tegen Zijnen Zoon, als Hij onze zonden op Hem gelegd heeft; en heeft uitgestort Zijne goedheid en barmhartigheid over ons, die schuldig en der verdoemenis waardig waren, voor ons gevende Zijnen Zoon in den dood, door een zeer volkomene liefde, en Hem opwekkende tot onze rechtvaardigmaking, opdat wij door Hem zouden hebben de onsterfelijkheid en het eeuwige leven.3) Gelijk de Heilige Schrift spreekt van een Zoon des Vaders, zoo spreekt zij ook van een zoon des verderfs. Er zal eene incarnatie, eene vleeschwording van satanische machten geopenbaard worden. Satan zal in eenen varen, gelijk hij eens in Judas voer. Die eene, die mensch der zonde, die Zoon des verderfs, zal de antichrist zijn. In hem zullen al de antichristelijke geesten vereenigd zijn en bun hoogtepunt bereiken. Hij zal geheel tot Satans beschikking staan. Door hem zal Satan zich tegen Christus stellen. Wordt in Openbaring 13 de komst en het beeld van den antichrist geteekend, dan zal zijne openbaring vreeselijk zijn. In dat hoofdstuk lezen we van een beest, dat opkomt uit de zee, dus opkomt uit het leven der 1) Openb. 12 : 5—18. 2) 1 Petr. 5:8; Hebr. 13 : 22. 3) Art. 18, 20 N. G. B. volkeren. Dat beest heeft veel overeenkomst met den draak, den duivel, want het heeft evenals de draak zeven hoofden en tien hoornen. Op de tien hoornen draagt het tien koninklfjke hoeden. Dit beest heeft dus evenals de draak een volheid van macht. Zijn overeenkomst met den draak bewijst zijn satanisch karakter. Dat het zijne koninklijke liceden op de hoornen en niet op de hoofden draagt, wil waarschijnlijk zeggen, dat Satan door den antichrist niet persoonlijk op den voorgrond treedt, maar dat hij in hem de booze machten zal concentreeren. Die machten zullen .Godslasterlijk zijn, want de namen van Godslastering staan op de hoeden geschreven. Die machten zijn vreeselijk. Dat blijkt duidelijk uit de gedaante van het beest. Als een pardel, een tijgerachtig dier is het bloeddorstig en sluw. Gemakkelijk bespringt het zijn prooi. Als een beer kan het vlug loopen en behendig klimmen. Als een leeuw zal het schrik aanjagen, 't Komt uit het water op en gaat naar het land. 't Is dus zoowel in het water als op het land thuis. Schijnbaar is er dus geene ontkoming aan zijne macht. Wel wordt een van zijne hoofden doodelijk gewond, zoodat zijn macht gebroken schijnt. Vermoedelijk wordt hier bedoeld, dat Satan het sterven en de opstanding van Christus heeft willen nabootsen. 1) Zeker is het, dat de geheele aarde zich over het beest verwondert.2) 't Beest weet volle bewondering te verwekken, 't Wordt aangebeden over de geheele aarde, hoewel het op de meest vreeselijke wijze God lastert. Opmerkelijk is dat we lezen : en de draak gaf hem zijn kracht en zijnen troon en groote macht.3) Al de macht ontleent het beest dus aan den draak. De draak heeft hierdoor ten volle over het beest te beschikken. Dat we hier te denken hebben aan de incarnatie der satanische macht is heel goed mogelijk. Paulus schrijft aan de gemeente te Thessalonica : dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief, als van ons geschreven , alsof de dag van Christus aanstaande ware. Dat u niemand verleide op eenigerlei wijze; want die komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen zij en dat geopenbaard zij de mensch der zonde, de zoon des verderfs, die zich tegen- 1) Openb. 13 : 12. 2) Openb. 13 : 3. 3) Idem 13 : 2. slelt en verhelft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzoo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zich zeiven vertoonende dat hij God is. 1) Zeker is dus dat de mensch der zonde zal geopenbaard worden en dat zijn openbaring Godslasterlijk zijn zal. Zeker is eveneens, dat d e zoon der verderfs zich stellen zal tegen den Zoon van God. En huiveren we nu reeds als we lezen, waarmede sommige dichters en prozaschrijvers het papier bevuilen, hoe zal dan de kleine kudde van Christus huiveren, als de zoon des verderfs zich ten volle openbaart. Gelukkig kan zij moed houden, want Satan i s overwonnen. Dit is ons dus wel duidelijk dat Satan in den antichrist a 1 zijn macht zal concentreeren. Van Christus lezen we dat Hij is het afschijnsel van Gods heerlijkheid en het uitgedrukte beeld van Zijne zelfstandigheid.2) In zekeren zin kunnen we zeggen, dat de antichrist het uitgedrukte beeld des Satans is. Dit is zeker: gelijk de Vader Zijn grootste liefde geopenbaard heeft in de zending van Zijnen Zoon, zoo zal de Satan zijn felsten haat openbaren in de openbaring van den zoon des verderfs. 't Spreekt wel van zelf, dat Satan zal zorgen, dat de antichrist eene gemeente heeft. Bel den de volgelingen van den Christus: wij gelooven dat er is eene eenige katholieke of algemeene Kerk, dewelke is een heilige vergadering der ware Christgeloovigen, alle hunne zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewasschen zijnde door Zijn bloed en geheiligd, verzegeld door den Heiligen Geest.3) Satan weet ook dit werk na te bootsen. De Vader en de Zoon bewerken de volmaking der Kerk door den Heiligen Geest, Die met den Vader en den Zoon één in wezen en alzoo ook eeuwig en heilig is. Onder bijzondere teekenen is Hij op den Pinksterdag uitgestort. Z n werk is levend maken, Hij wederbaart. Hij vernieuwt de harten en werkt alzoo van binnen uit. Hij verheerlijkt Christus door de weldaden van Hem den verkorenen deelachtig te maken. Hij vertroost daarmede het verdrukte kuddeke. In aanbidding zinken dan de volgelingen van Jezus voor Hem neer, vooral als ze door de verzegeling des Geestes de zekerheid des ge- 1) 2 Thess. 2 : 2—5. 2) Hebr. 1 : 3. 3) N. G. B. Art. 27. loofs genieten. Zoo weet de Heilige Geest de Kerk te bearbeiden tot verheerlijking van God. Ook dit werk tracht Satan na te bootsen. We vinden in de Heilige Schrift ook de derde persoon der zoogenaamde satanische drieëenheid geteekend. We lezen van een ander beest, dat uit de arde opkomt. 1) De werking van dit beest is dus aardsch in tegenstelling van hemelsch; het staat onder de macht der hel. Dit beest is aan al het hoogere gespeendv Geleidelijk zal de macht van dit satanische wezen openbaar worden, gelijk het gewas des velds geleidelijk opwast. Hierin zal het dus de werking des Heiligen Geestes in Zijn geleidelijke werking nabootsen. De macht van het beest moge groot wezen, de macht des Geestes is almacht, 't Beest heeft slechts twee hoornen en zeven is het getal der volmaaktheid. De hoornen zijn lamshoornen, wat zeggen wil dat het beest in den Geest \an Christus wil optreden. Zijn taal maakt het openbaar. Het spreekt als de draak, 't Sist als de slang. Zoo deed de duivel reeds in het paradijs. Zoo doet hij nog. Schijnbaar is zijn spreken zacht als olie. Schijnbaar is het lieflijk. Maar 't is een verleidelijk spreken, een spreken uit de hel. De inhoud van het woord is vergiftigend, geinspireerd door den duivel. Evenals Gods Geest bidders maakt, weet ook dit beest dit te doen. Het weet de inwoners der aarde te doen knielen voor het eerste beest, wiens doodelijke wonde genezen is. Om zijn woord kracht bij te zetten, doet het groote teekenen. Het doet vuur van den hemel afkomen. Het wil dus het Pinkstervuur nabootsen. Geestdrift en bezieling wil het onder de aanbidders verwekken. Toch is zijn werking duivelsch. Hij weet de inwoners der aarde door zijn groote teekenen te verleiden om een beeld te maken voor het eerste beest. Dan ontvangt het macht om het beeld leven te geven, een nabootsing dus van de levendmakende werking des Heiligen Geestes. De groote gemeenschap des ongeloofs schaart zich dus om het beeld en knielt voor het beest, voor den antichrist. In die gemeenschap zijn armen en rijken, kleinen en grooten opgenomen. Een ieder ontvangt een kenteeken. En wie dit merkteeken niet draagt, wordt uitgeworpen en als het kan gedood. Zoo hebben we u dan des Satans nabootsing der Drieëenheid naar de schrift, kort geschetst. Het duivelsche 1) Openb. 13 : 11—18. is in elk opzicht duidelijk, zoodat we het onderscheid tusschen de Heilige Drieëenheid en de zoogenaamde satanische drieëenheid niet zullen aantoonen. De namen der Godslastering zeggen reeds meer dan genoeg. In het beest, dat uit de aarde opkomt, wordt ons dus des satans armzalige nabootsing van den Heiligen Geest geteekend. De werking van het beest is de werking van den geest des satans. En waar Satan al de booze machten concentreert in den antichrist, is de werking van het beest, ook de werking van den geest van den antichrist. De vrucht dier werking wordt openbaar in de groote gemeenschap des ongeloofs. Vreeselijk is het dus een lid clier gemeenschap te zijn. Gelukkig zijn ze te herkennen. Waaraan ? Aan het merkteeken, dat het beest de leden der ongeloovige gemeenschap geeft, een merkteeken , dal we noemen : »de caricatuur van den heiligen doop«. II. De caricatuur van den Doop. Als wij gedoopt worden in den Naam des Vaders, zoo betuigt en verzegelt ons God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig Verbond der genade opricht, ons tot Zijne kinderen en erfgenamen aanneemt en daarom van alle goed verzorgen, en alle kwaad van ons weren of te onzen beste keeren wil. En als wij in den Naam des Zoons gedoopt worden, zoo verzegelt ons de Zoon, dat Hij ons wascht in Zijn bloed van al onze zonden, ons in de gemeenschap Zijns doods en Zijner wederopstanding inlijvende, alzoo dat wij van al onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend worden. Des gelijks als wij gedoopt worden in den Naam des Heiligen Geestes , zoo verzekert ons de Heilige Geest door dit heilig sacrament, dat Hij bij ons wonen en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil, ons toeeigenende, hetgeen wij in Christus hebben, namelijk de afwassching onzer zonden en de dagelijksche vernieuwing onzes levens, totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden.«l) »Is clan het uiterlijk waterbad de afwassching der zonde zelve ? Neen het : want alleen het bloed van Jezus Christus en de Heilige Geest reinigt ons van alle zonden. «2) En waartoe zijn de dragers van het teeken des Doops 1) Doopsformulier. 2) H. Catechismus, vr. en antw. 72. verplicht ? »Overmits in alle verbonden twee deelen begrepen zijn, zoo worden wij ook weder van Gcd dooiden Doop vermaand en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid, namelijk, dat wij dezen eenigen God, Vader , Zoon en Heiligen Geest aanhangen, betrouwen en liefhebben van ganscher harte, van ganscher ziele, van ganschen gemoede en met alle krachten, de wereld verlaten , onze oude natuur dooden, en in een nieuw godzalig leven wandelen. «1) Prachtig hebben onze vaderen dit alles gezegd. Het uiterlijk teeken te dragen, is niet genoeg. We moeten wedergeboren z n. En die wedergeboorte openbaart zich in een liefhebben van God met het gansche hart; in een verlaten van de wereld en in een dooding der oude natuur. Die gewasschen zijn door Jezus' bloed en door den Geest van Christus geleid worden, openbaren dit in een nieuwe gehoorzaamheid. Zij zijn levende lidmaten van Christus' Kerk. Hun is de doop een zegel en ongetwijfelde getuigenis, dat zij een eeuwig verbond der genade met God hebben. Geen wonder, dat de Satan — de aap van God, gelijk Luther hem noemde — ook dit teeken heeft nagebootst. Van het beest, dat uit de aarde opkomt, lezen we : en het maakt dat het aan allen, kleinen en grooten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten, een merkteeken geve aan hunne rechterhand of aan hunne voorhoofden.2) Gelijk de christenen geteekend zijn door den Doop, waar merkt dit beest de volgelingen van den antichrist door zijn merkteeken. Dit teeken kunnen we noemen de caricatuur van den heiligen Doop. Waarin dit teeken bestaat, wordt niet gezegd, 't Is een zeker stempel, waardoor ze gewaarmerkt zijn als aanbidders van het beest uit de zee. Zij ontvangen het teeken der ongeloovige gemeenschap aan het voorhoofd en aan de rechterhand. Hun denken nZult ge dan uw Koning kruisigen.<< Maar eindelijk overwon toch het beest. Toen gaven zij Jezus over opdat Hij gekruisigd zou worden en Barabbas lieten zij los. Ach ! in hun blindheid bemerkten ze niet, dat Jezus de Verlosser en Barabbas een... moordenaar is. Christen o ders mochten dan ook wel eens meer bedenken, in welke verleidende kringen zij hunne kinderen brengen'. Het vele geld, dat verdiend kan worden, kan zeer zeker in groote huisgezin Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus ? verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid , of gevaar, of zwaard ? Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons lief gehad heeft. Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch eenig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de Liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.« In die kracht trekken ze op. En onder 't schild van hun Koning zingen ze in 't geloof : 1) 1 Petr. 1. 2) Rom. 8 : 35—39. Zijn machtig arm beschermt de vromen, En redt hun zielen van den dood. Hij zal hen nimmer om doen komen, In duren tijd of hongersnood. In de grootste smarten, Blijven onze harten In den Heer' gerust. 'k Zal Hem nooit vergeten, Hem mijn Helper heeten, Al mijn hoop en lust. 1) Meer dan overwinnaars zullen ze bevonden worden in Christus Jezus hun Koning. Wel zullen ze ten bloede toe in Zijn kracht moeten strijden. Wel zullen ze de groote verdrukking door moeten, maar overwinnen zullen ze ! En wanneer dan den dragers van het merkteeken de beker des toorns aan de li ipen gezet wordt, krijgen zij de citers Gods om den Heere groot te maken voor Zijne liefde. Of daar grond voor is ? 4 Johannes heeft het op Patmos inden geest gezien. Hij zag een glazen zee met vuur gemengd, en hen die de overwinning hadden van het beest, en van zijn beeld, en van zijn merkteeken en van het getal zijns naams, welke stonden aan de glazen zee; en zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende : groot en wonderlijk zijn Uwe werken, Heere, Gij almachtige God ! rechtvaardig en waarachtig zijn Uwe wegen, Gij Koning der heiligen.2) Hier worden de geloovigen beschreven. Zij zijn voor Johannes' oog in de triumfeerende Kerk. Zij staan aan de glazen zee. Zij zijn ingegaan door het Borgwerk van Christus. Ze zijn gewasschen in Zijn bloed; gereinigd door Zijnen Geest en alzoo volkomen heilig. Zij hebben door genade de satanische drieëenheid overwonnen. In 't vuur, dat in de zee te zien is, kunnen ze aanschouwen, uit welk een nood en dood ze gered zijn. De glazen zee toch beeldt de heiligheid in volmaakten zin af en het vuur den toorn Gods. In de volmaaktheid beseffen ze recht, wat die toorn Gods inhoudt. Zj hebben overwon nen. Zij zijn verlost ! In Christus Jezus, van Gode gewor- 1) Ps. 33 : 10 ber. 2) Openb. 15 : 2 en 3. den tot wijsheid, rechtvaardigmaking, heiligmaking en verlossing. Welk een stof om den Heere groot te maken ! Onder begeleiding der citers zingen ze het lied van Mozes en het Lam. Zij bezingen de verlossing der geheele Kerk, den triumf over de satanische drieëenheid. Die overwinning blijkt ook uit een andere uitspraak van Gods Woord. Johannes ziet de zielen der geloovigen op tronen. En welker zielen zijn het ? De zielen dergenen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus Christus en om het Woord Gods, en die het Beest en zijn beeld niet aangebeden hadden, en die het merkteeken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hunne hand; en zij leefden en heerschten als koningen met Christus. 1) 't Zijn dus weer degenen, die het merkteeken missen. Veel hebben ze geleden. Vele geloovigen werden zelfs martelaren. Maar allen overwonnen. Allen deelen in de heerlijkheid. Allen leven en heerschen met Christus. Meer dan overwinnaars zijn ze. In Christus, Die hen liefhad. Eeuwig zullen ze in die vreugde deelen. Ze zijn in een plaats, waar geen zonde meer inkomt. Daar is geen dood, geen rouw, geen moeite meer. Daar zijn al de tranen van hunne oogen afgewischt. 2) Daar deelen ze in 't eeuwig, zalig hemelleven. Daar huppelen ze van zielevreugde, omdat ze hun wensch verkregen hebben. En waar zij z ij n, zullen allen komen, wier namen geschreven staan in het Boek des Levens; wier voorhoofden niet geteekend zijn met het merkteeken van het beest. Zullen wij er ook komen ? Alleen wanneer we de satanische drieëenheid overwinnen. In Gods kracht dan dit. Maar dan hebben we noodig, dat we door God getrokken worden met koorden der liefde uit de zuigende machten des verderfs; dan moeten we Christus als onzen Koning leeren kennen, vreezen en aanbidden; dan moeten we door Gods Geest levend gemaakt zijn en gedurig met Zijn olie overgoten worden. In eigen kracht vallen we. In Gods kracht zullen we overwinnen. Wie in de kracht des Heeren leert strijden verstaat eigen onmacht en eigen onwil. Wie de wapenen in Christus' 1) Openb. 20 : 4. 2) Openb. 21 : 4. kracht leert aanvatten en richten tegen de satanische driêeenheid, belijdt gaarne, dat hij van nature een dienaar of dienares dier zoogenaamde drieëenheid is. Wie in Christus door God als een goddelooze gerechtvaardigd werd en nu uit dankbaarheid voor Zijn Koning wil leven, zal erkennen tegen een Drieëenig God gezondigd te hebben en verzoening met dien God van noode te hebben. En wie in dat zaligmakend geloof deelt; wie onder de banieren van Christus strijdt, zal eigen zwakheid telkens dieper bewust worden door den Geest des Vaders en des Zoons. Door dezen Geest zullen ze, strijdend en worstelend, gedurig zuchten : »Bescherm ons in den bangen tijd Van zielsverzoeking en van strijd; Laat nooit den boozen vijand toe, Dat hij ons eenig hinder doe.« Zóó trekken ze op. Zóó strijden ze tegen de macht van het beest. Zóó zullen ze overwinnen. In Christus Jezus, hun Koning en hun Schild. Overwinnaars zullen ze zijn. Meer dan overwinnaars !