bloemlezing PSALMtro VAN TOTIU5 /OJrr.£± Bloemlezing uit het Afrikaanse Psalmboek PSALMEN VAN TOTIUS door G. DEKKER UITGEGEVEN DOOR BOSCH.&JCEIJNING N.V., TE BAARN LIBELLEN-SERIE Nrs. 379/380 Prijs van één nummer 45 cent. Viei nummers per nummer 40 ct. Acht of meer nrs. per nr. 35 cent. Dubbele nummers dubbele prijzen. Inleiding Gaarne gaf ik gehoor aan de uitnodiging om voor de ook in ons land gewaardeerde Libellen-reeks een bloemlezing samen te stellen uit het Afrikaanse Psalmboek. Deze uitnodiging was voor mij de konsekwentie van de belangstelling en waardering in Nederland voor een werk dat wij beschouwen als een mijlpaal in onze geschiedenis. Met de verschijning van de Afrikaanse Bijbel en het Afrikaanse Psalmboek is een belangrijk tijdperk in onze geestesgroei, onze ontwikkeling tot een zelfstandig volk, afgesloten, en, naar wij hopen, een periode van nieuwe groei en verdieping ingeluid. In de Statenbijbel hebben wij ruim twee en een halve eeuw, in het Nederlands Psalmboek ruim anderhalve eeuw een geestelike erfenis mogen bezitten waarvan de formerende kracht op ons geestelik leven, op onze taal en ons schoonheidsgevoel moeilik overschat kan worden. Door de natuurwet van de ontwikkeling is het zeventiende-eeuwse Nederlands van onze voorouders uitgegroeid tot een zelfstandige, van het hedendaagse Nederlands verschillende, taal, die de drager werd van ons geestelik leven en waarin dus ook de Bijbel en het Psalmboek overgezet moesten worden. Het tot stand komen van deze beide overzettingen is een der schoonste vruchten van ons geestelik leven en groeiend nationaal bewustzijn. En dat er in Nederland zoveel belangstelling en waardering hiervoor is, is een van de hoopvolle tekenen van de zo nodige nieuwe kulturele oriëntering ten opzichte van het stamverwante volk. De lezer verwacht in deze korte inleiding wel geen uitvoerige bespreking van de geschiedenis van het tot stand komen van het Afrikaanse Psalmboek of van de letterkundige schoonheid ervan. Voor het eerste verwijs ik naar het artikel van ds. J. V. Coetzee in Die Huisgenoot van 13 Aug. ,937. voor het .woede zij het aVnTe'ïïaTm- rf.ffïg cVrSoh^r™4,^. .h zat mi, bepalen itimpi staande eenheid gelukkig ge an è als geleerde Totius was èn als mens en cüs^n^s.t^ati.p de bekroning geroepen tot en ™°*i{ o0Z®n de Christelik-nationale is van zijn levenswerk_Hi] g P zeldzaam bewuste sfeer van zijn vader, Ds S. J. du Tmt me z . die Afrikaner en leider van de Eerste Afrikaanse » | « SSSSPSSriS Universiteit, Amsterdam en wordt na 1 ^ ^ van het herdersambt teologi P ' der Psalmen ïeItalerS van de «WWJ ^CgSt ï» vervoor zijn rekening gehad. Hieruit 1S £ aearoeid. En tolking van deze zangen in erge..taal b hierdoor had hij het grote vo , Hebreeuwse zangers h^nen inlever^to de^eestessteer^vand^Hebreeu^^ g^.an studie ervan hoefde te wijden tato^^^eg. ^ rende die dag so vasgevat , ry sg vQn die ieespsalm ^^nLT^g—nd het, by die bepeinsing op die i) Een interkeikelike kommissie van «JS°UIS heeU het W9lk ^ Totius eksegeties, taalkundig en literair gekeurd. rusbed, die vers of verse ritmiese gestalte gekry. Hierdie prosedure het meteens rusaanbrengend gewerk." Alleen zó kan ware kunst ontstaan. Zijn dichtersloopbaan begon Totius met op te treden als de trooster van zijn door de oorlogssmart verbijsterd volk. Met visionaire ziening ziet deze Calvinist achter en in het schijnbaar zo zinloos wrede lijden het Raadsplan van zijn God. Wanneer bittere smart hem treft in zijn persoonlik leven, wordt dit alles verdiept en wordt hij de fluisterend-innige belijder van de misterieën van het geloof. Dan herhaalt zich in zijn vertolkingen het wonder van de Bijbelse zangen waarin onder de goddelike inspiratie het nationale en het persoonlike uitgroeien tot de universele waarheid van het geloofsleven. Gemakshalve heb ik mij bediend van het gangbare maar uiterst misleidend woord „berijmer". Wij verstaan daaronder de kunstenaar die de oude Hebreeuwse zangen, met hun Oosterse ziening, hun Oosterse taal en beelden, vers- en andere stijlvormen, weer opnieuw vertolkt in Westerse taal en stijl en verzen. Wie zich er maar voor een ogenblik rekenschap van geven wil, zal dadelik beseffen dat we in deze herschepping te doen hebben met een heel biezondere kunstsoort, die haar eigen moeilikheden stelt om te overwinnen. De dichter moet de oorspronkelike zang vertolken in eigen, individuele, met ontroering geladen taal. Nooit mag hij echter individualisties worden — dan zou hij ophouden te zijn de tolk van de zingende gemeente in de zamenkomst der heiligen. Hij is streng gebonden aan de inhoud van de oorspronkelike psalm. In de meerderheid van de psalmen was de Afrikaanse vertolker ook nog gebonden aan de oude melodieën die een versvorm meebrachten wel aanpassend bij het Nederlands met zijn gedragen woorduitgangen, maar dikwels minder, soms zelfs helemaal niet, geschikt voor het Afrikaans, met zijn afgesleten vormen. Daarbij komt nog dat één dichter de taak had honderdvijftig psalmen te herscheppen, die rijkdom van variaties op een betrekkelik beperkt aantal grondstemmingen. Eén ogenblik dat de nuanse van het gedurig terugkerend hoofdmotief niet lovend In al ^SJorfoêSelS wordt, moet onherroepehk tot gevolg hebbenon toch in de uitbeelding, cliché. , deze soort poëzie, zo'n gedurig gevaar is zal dan Niemand die zich van dit z O m r- C■ O MET EEN BOEKSKE IN EEN HOEKSKE