Treslwg&C? Hof lithflmst J HE|n KERSTBOEKJEV00f\K'lJDH^EjvJ V; w. S I E D E f\S {f^x < ~J*% -1 fki Evangeliedienaar te Enkhuizen. ^ _ïft®L , %&, S?i«* EEN KERSTBOEKJE VOOR KINDEREN DOOll W. SIEDERS, Evangeliedienaar te Enkhuizen. UITGKGfïVES VAK W EG E DS GEREF. ZONDAGSSCH.-VER EEN1GING «JACIUN». n E U S D E N. GEZELLE MEEKBUBG-WaiJSTEE. 1 87 5. • • Dit is een getrouw woord, en aller aanneming waardig, dat ^Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig »te maken.- * *iM 1-15. NAAR BETHLEHEM. "Laat ons dan henengaan naar Bethlehem.* Luc. II : 15. Een paar uur zuidoostelijk van het wereldberoemde Jeruzalem ligt liet kleine Bethlehem, in eene zeer vruchtbare landstreek. In de oudste tijden droeg het den naam van Ephrat of Ephrata, d. i. de vruchtbare, om dezelfde reden wellicht waarom het Bethlehem , d. i. broodhuis, heet. Om het te onderscheiden van een ander Bethlehem, in Gali lea, noemde men het gewoonlijk Bethlehem-Juda, wijl het was gelegen in Juda's stamgebied. Wenscht gij nog iets meer van de plaatselijke gesteldheid te weten, wij kunnen aan uw verlangen voldoen. Luistert slechts. Bethlehem ligt in een liefelijk dal van aanzienlijke lengte, vol lachende weiden, waar eens de jeugdige zanger, liefelijk in psalmen, achter zijns vaders schapen liep. Twee aanzienlijke heuvelen, bezet met kostbaar vruchtgeboomte, verheffen zich ter linker- en rechterzijde. Op een dezer hoogten zat wellicht de oude profeet Micha, toen hij zijne kleine geboorteplaats met verrukking aanzag en, door den Heiligen Geest bestraald, in opgetogenheid uitriep : Gij, Bethlehem Ephrata, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda P Uit u zal Mij voortkomen, die een heerscher zal zijn in Israël, en wiens uitgangen zijn van ouds , van de dagen der eeuwigheid. (1) Ook is het omgeven door vruchtbare graanvelden, vooral tegen de helling der heuvelen aangelegd. Op die velden liep eenmaal Butii achter de maaiers om de aren op te lezen, die de knechten van Boaz lieten vallen. (2) Boven al deze dingen — meer dan op deze weiden, heuvelen en graanvelden — hebben wij acht te geven op wat aan Bethlehem zijne groote vermaardheid gegeven heeft. De heerlijke dreven rondom dit stedeke spreken ons van dien Kerstnacht, schooner dan de dagen, toen het woord van Micha, straks aangehaald, in letterlijke vervulling trad, en de Zone Gods op aarde kwam. Bethlehem werd de geboorteplaats van onzen gezegenden Verlosser. Hier lag Hij in Maria's schoot, Dieu 't groot heelal zelfs niet omsloot ; Hij , voor wiens grootheid alles zwicht, Zag hier het eerste levenslicht 1 Door dit groote feit is het kleine Bethlehem eeuwig gedenkwaardig geworden. Zijn roem zal het nooit verliezen. Die roem gaat dien van Rome, Athene, Londen, Parijs en andere wereldsteden van vroegeren en lateren 1) Mich. 5 : 1. (2) Ruth 2 : 1.7 tijd oneindig verre te boven. \\i aar het Evangelie der genade zal gepredikt worden , daar zal ook ter gedachtenis van David's stad worden gesproken. Zoolang men op aarde de gedachtenis aan Jezus'geboorte met diepe bewondering bewaart, zoolang zal ook zij in het geheugen blijven en hare rechtmatige hulde ontvangen, gelijk zij die in de donkere middeneeuwen ontving, als het door de statige tempelgewelven klonk: O. Bethlehem, gij, schoon zoo kleen. Meer waard dan alle koningsstêen , Omdat uit Uwen boezem sproot Guds mensch geworden Troongenoot. Ik wensch thans met u, lieve kinderen, naar de geboortestad van den grooten Heiland hoon te gaan, natuurlijk in den geest, met de gedachten. Om wat te doen? hoor ik u vragen. Niet om het dorp der herders op te zoeken, de vermoedelijke plek der Engelen-verschijning. Ook niet om het groote Eranciskaner klooster te bezichtigen, dat, zoo men zegt, op de plaats van den beestenstal wierd gebouwd. Evenmin om de bij dat klooster gestichte kerk binnen te treden, en hare schoonheid te bewonderen, die buitengewoon moest zijn. Wat ons vooral naar Bethlehem lokt is de beestenstal, de kribbe en het kindje in doeken gewonden, liggende in de kribbe. Om een en ander met eerbiedige oplettendheid en stille aandacht te aanschouwen, zie, daartoe gaan wij eenige oogenblikken in meergenoemde stad vertoeven. Anders kunnen wij ook niet recht Kerstfeest houden. "Wat toch is feestvieren? Immers niets anders dan het herdenken , het weder doorleven der gebeurtenissen, die eene hooge waarde voor ons heb" ben ; het geheel ingaan in het gebeurde, zoodat het ons is, als zagen wij het met onze oogen, als woonden wij het in eigen persoon bij. Zullen wij nu de geschiedenis van Jezus' geboorte opnieuw doorleven en geheel in het gebeurde van toen ingaan, dan is het wel noodig de omstandigheden dier geboorte gade te slaan en op hare groote beteekenis acht te geven. Maar waarom juist thans met de gedachten naar Bethlehem in den stal ? Is wellicht omstreeks dezen tijd de Zaligmaker daar geboren ? O neen. Als wij op den vijf en twintigsten van wintermaand de geboorte van Christus herdenken, geschiedt dit niet, omdat juist op dien dag voor ruim achttien eeuwen die geboorte plaats had. De juiste maand, het juiste jaar, van Jezus' komst op aarde kan met geene zekerheid worden aangegeven; dus veel minder de juiste dag. Doch nu heb ik uwe nieuwsgierigheid zeker gaande gemaakt en uw verlangen opgewekt, om te weten hoe men er toch toe gekomen is, het Kerstfeest vasttestellen op den dag, waarop wij het vieren. Ik zal u mededeelen wat ik er van gelezen heb. De heidensche Eomeinen waren gewoon dezen dag feestelijk te vieren als den geboortedag der onoverwinnelijke zon, die zij zich als eene godheid voorstelden, omdat zij dan na den langsten nacht en den kortsten dag, de aarde weder iets langer met hare stralen verlichtte. De christenen zagen daarin eene gelijkenis van het groote licht Christus, en omdat zij een afkeer hadden van de onreine vreugd der heidensche vierdagen, zoo besloten zij dien dag tot een gedenkdag te maken van de geboorte van Jezüs, de zon des hens. Yan het ontstaan van ons Kerstfeest schrijft nog een zeker iemand (1) dit: //De eerste christenen schijnen mm«/der gewicht aan de geboorte dan aan Christus' optreden //als leeraar, zijn lijden, sterven en opstanding gehecht //te hebben. Den dag des doods achtten zij hooger dan //dien der geboorte, want de dood was de ware verheerlijking des levens; vandaar dat het Kerstfeest later dan ,/de overige feesten in de Christelijke Kerk is ingevoerd. //Te Home begon men het eerst tussohen het jaar 3o2 //en 380 te vieren; in 370 geschiedde zulks te Antiochiü ,/nog niet. Sints werd het overal met geestdrift gevierd. ,/Men onthield zich op dat feest van allen arbeid; zelfs //de slaven moesten rusten; het vasten was niet geoor //loofd, doch, daar de vreugde slechts geestelijk mocht zijn, //werden de schouwburgen gesloten.// Maar het wordt tijd, dat wij meer bepaald de geboorte des Heeren herdenken. Het is de belangrijkste gebeurtenis , uit de gansche geschiedenis der wereld. Zelfs overtreft zij de schepping in (1) Dr. Schotel. belangrijkheid. Al hetgeen zij ons te overdenken geeft is zoo gewichtig en heerlijk, dat, al beleefden wij ook honderdmaal het Kerstfeest, zoo zou het toch op nieuw onze aandacht tot zich trekken. Het is genoeg, om in alle eeuwigheid stoffe op te leveren voor een 's menschen bewondering en lof. Och, of wij allen het gewicht en de heerlijkheid dezer wondergeboorte konden beseffen ! In het tweede hoofdstuk van zijn Evangelie, waarin de Evangelist Lukas 's Heilands komst in het vleesch beschrijft , verplaatst hij ons met onze aandacht in een beestenstal. Of die stal boven of onder den grond is geweest weten wij niet. De geleerden zijn het daaromtrent niet eens, en wij zullen er niet over twisten. Zien wij even rond! Daar is Makia, daar Jozef, daar het kindeke in de kribbe. Makia en Jozef. Maar woonden zij niet te Nazareth ? Wat mag de reden zijn, dat zij thans te Bethlehem zich bevinden, en juist in een stal hun intrek hebben genomen ? Het was toch niet alles voor hen, die wellicht geen vlug rijbeest tot hunne beschikking hadden, om vier dagreizen van Nazareth naar Bethlehem af te leggen langs de stoffige wegen van Palestina. Neen, dat was het ook niet. Maar zij móesten wel. De toenmalige Keizer van het lionieinsehe rijk had een gebod gegeven, dat er eene algemeen» rijksbeschrijving zou plaats hebben. Deze staatkundige maatregel deed Jozef en Maeia op weg gaan naar de stad Davids; want als afstammelingen van David moesten zij naar dit liun staraoord heen om beschreven te worden. In Bethlehem gekomen, roepen zij vruchteloos de oostersche gastvrijheid in. Niemand neemt hen op in zijn huis. Wilde men Davids nazaten eens hard behandelen? Wij denken daaraan niet, maar schrijven het toe aan de overbevolking in dezen tijd. Naar men meent telde het stadje slechts 600 inwoners; vandaar dat er thans, nu er nog eenige honderden van elders komen, geen plaats meer is. Zelfs in de herberg was geen plaats, waar zij voegzaam konden vertoeven. Niets bleef hun over dan eene verblijfplaats van het vee; een stal. Daar werd de Heiland geboren. Eukas beschrijft ons die geboorte op eenvoudige wijze aldus: En het geschiedde als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou , en zij baarde haren eerstgeboren zoon, en wond hem in doeken en leide hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geene plaats was in de herberg. (1) Die herberg vraagt even onze aandacht. Als wij denken aan een herberg, zooals hier te lande in elke stad en in elk dorp nagenoeg gevonden wordt, en gewoonlijk logement wordt genoemd, vergissen wij ons zeer. De herbergen zijn in 't Oosten openbare gebouwen, die voor huisvesting van reisgezelschappen en lastdieren zeer geschikt zijn. Zij zijn in den regel prachtig gebouwd, doch bevatten geen huisraad, en worden in de meeste gevallen door (1) Luk. 2 : 7. niemand bewoond. Een ieder kan er naar goedvinden gebruik van maken. "Water, in de heete landen vooral goud waard, kan men er altijd bekomen; overigens moet men zijn eigen nooddruft mede brengen. Zulke herbergen heeten Khans , ook wel Karavansera's. Nu weer naar den stal terug! Wij vonden daar Maeia, Jozef en het kindeke, in doeken gewonden; maar wie zijn deze, die met zooveel haast binnentreden, en die zich verdringen rondom het pasgeboren kind ? Het zijn de herders, die verwaardigd waren geworden om vóór alle stervelingen de blijde tijding te vernemen van de komst des Verlossers op aarde. Terwijl zij hunne kudden weidden in de grasrijke dreven van Bethlehem, daalde plotseling een engel des Heeren van Boven neder en ging nevens hen staan. Dit bracht schrik en ontsteltenis in hunne harten teweeg, doch spoedig herstelden zij zich, want de hemelbode sprak: ziet, ik verkondig u groote blijdschap , die allen volke wezen zal, namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere, in de stad Davids (1). Toen hij had uitgesproken, weerklonk onverwacht door de zoele lucht een geheimzinnig koorgezang ; de herdars hoorden engelenstemmen en hun ruischte in de ooren: Eere zij God in de hoogste hemelen, vrede op aarde, in de menschen een welbehagen ! (2) Daaraan had de jonge David niet gedacht, toen hij (1) Luk. 2 : 10. 11. (2) vs. 14. zijne harp tokkelde bij de schoone woorden, onder het schitterend sterredak van den Oosterschen hemel ontboezemend : Als ik den hemel aanzie, dat werk uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt; mijn God, wat is de mensch , dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des menschen, dat Gij hem bezoekt? (1) Toen, achter de kudde als herder in deze weiden, kon hij nog niet vermoeden wat God voornemens was te doen, en wie zijn groote nakomeling wezen zou, de Zoon des menschen bij uitnemendheid, de groote Verlosser in het rijk der genade. Toen de laatste toonen van het schoone Engelenlied wegstierven, spraken de herders tot elkander: Komt, laat ons naar Bethlehem henengaan. Zij geloofden dus wat hun was verkondigd. Deze eenvoudige en trouwhartige mannen hadden, gelijk een zeker schrijver terecht opmerkt, in de scholen van Jeruzalem niet geleerd, om ten opzichte van Gods waarheid alleen datgene als mogelijk aan te nemen, wat een Parizeer begrijpen kon. In groote haast togen zij naar de stad en vonden, misschien in eene nauwe achterstraat, het Goddelijk kind, in doeken gewonden, liggende in de kribbe. Nog blinken hunne aangezichten van de heerlijkheid des Heeren, die hen daar buiten omscheen, en hunne mond verkondigt 's Heeren lof. Jozef en Muiia. luisteren met gespannen aandacht naar hun verhaal, hoe in de eigen oogenblikken, waarin (1) P3. 8 : i , 5. het heilig wonderkind met smart ter wereld werd gebracht, de engelen daar buiten zoo heerlijk zongen. Eindelijk knielen de herders zeker met diepe aandoening neder, en aanbidden den pasgeborene ? Neen, daarvan lezen wij geen enkel woord; alleen wordt ons gemeld dat zij God verheerlijkten. Hadden de herders dat kindje mogen aanbidden ? Voorzeker. Het was toch geen kind gelijk alle andere kinderen, maar de Zaligmaker, de Christus, de Heer, d. i. de Heerschappij-voerder over alles, 't Was de Schepper van hemel en aarde, die daar als hulpeloos kind in de kribbe lag. Met recht: Hij, die den hemel met sterren en de aarde met bloemen versierde, ligt hier zonder luister en glorie ter neder. Neen, kinderen, het Kerstfeest is niet het feest der geboorte van een kind, dat, gelijk duizenden , later tot een voortreffelijk leeraar is opgegroeid, die na zijn sterven door woord en voorbeeld de nakomelingschap sticht; maar het feest der menschwording van Gods eigen Zoon. Wie dat niet gelooft kan onmogelijk op goede wijze feestvieren. gij nu, dat gij het onmogelijk kunt begrijpen, hoe de Zoon van God mensch kon worden, dan roepen wij u toe, dat dit geene zaak van bevatten of begrijpen maar van ootmoedig gelooven is. De scherpzinnigste verstanden kunnen er niet bij. Pauitts brengt deze geboorte tot de verborgenheid der godzaligheid, die groot is, als hij zegt: En buiten allen twijfel de verborgenheid der godzaligheid is groot; God is geopenbaard in het vleesch. (1) "Wij moeten den uit Maria geborene, den zuigeling in den stal, niet alleen beschouwen als mensch, maar ook als God, en aan den anderen kant niet slechts als God maar ook als mensch. Als wij den Bijbel, met name het Nieuwe Testament, nauwkeurig lezen, dan vinden wij vele teksten, waarin gezegd wordt dat Jezus, die in de kribbe nederlag, mensch is, maar ook niet weinigen, waarin wordt geleerd, dat Hij is Waarachtig God. Beide bevatten volkomene waarheid en moeten door ons aangenomen worden. Alles wat van God gezegd kan worden, geldt ook van Jezus, en daartegenover: alles, wat van den mensch gezegd kan worden, is ook toepasselijk op Hem. Alles, zeg ik, maar 'k moet toch éene groote uitzondering maken. Van alle menschen, ook van ons, kan gezegd worden, dat zij zondaren zijn. Geen mensch is er, die niet zondigt. Ieder sterveling overtreedt Gods wet, met gedachten, woorden en werken. Bovendien huisvest in het binnenste van elk mensch een verdorven beginsel, een booze neiging. Met Jezus was dit niet het geval. Hij was niet in ongerechtigheid geboren noch in zonde ontvangen. Gelukkig ook, want zoodanig Hoogepriester betaamde ons, heilig, onnoozel, onbesmet. (2) 0) 1 Tim. 3 : 10. (2) Ilebr. 7 : 20. Hij, 's Vaders eengeboren Zoon, Hij daalde van Zijn hemeltroon. En werd een mensch gelijk als wij ; Doch was van alle zonden vrij. Laten wij ons dus wachten om Jezus op éene lijn te plaatsen met een mensch, zij het ook met den uitnemendsten van ons geslacht. Ach, het doet ons zoo pijnlijk aan, dat men den dierbaren Zaligmaker vergelijkt met een Soceates, Plato en andere wijze mannen uit het heidendom. Dat is eene versmading van den Heiland. Keen, Hij staat oneindig hooger dan de grootste dezer wereld. Wij kunnen op Hem wel toepassen het woord van Israël's dichter : En welke vorsten ooit liet aard-rijk moog bevatten, Wie hunner is, o Heer! met U gelijk te schatten? (1) Vraagt gij nu : waartoe het noodig was, dat Jezus God-mensch was ? dan antwoorden wij u: opdat Hij de Zaligmaker van verlorene zondaren zou zijn. Was hij geen mensch geworden, dan had Hij zich niet in wezenlijke betrekking tot menschen kunnen stellen, en hen niet kunnen vertegenwoordigen in het dragen van de straf' der zonden en in het onderhouden der heilige wet Gods. Doch was hij nu maar alleen mensch geweest en niet tevens waarachtig God, dan was Zijn menschelijk lijden en sterven niet gewichtig genoeg geweest om te verlossen. Door de vereeniging, de vereeniging in Zijn persoon, van (1) Pu. 89 : 3 in ryrn. de goddelijke met de menschelijke natuur, heeft de verdienste van Christus' lijden en sterven, dat in den la- • teren tijd plaats had, een oneindige waarde en een eeuwig gewicht bekomen, zoodat duizenden van zondaren door den dierbren Heiland kunnen worden zalig gemaakt. De Verlosser van zondaren in God! Maar welk eene diepe vernedering dan toch! roept gij uit, en terecht. Niemand kon zich zoo diep vernederen, om de eenvoudige reden dat niemand zoo hoog verheven was. Een tweede voorbeeld van zulke zelfvernedering is niet mogelijk. Maar hooger rijst de waarde dezer vernedering, als wij bedenken, dat zij vrijwillig geschiedde en uit nederbuigende liefde voortvloeide, gelijk Paulus getuigt: Gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus , dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was (1) Als Hij, om zondaren te verlossen, met koninklijke majesteit ware gekomen, omringd door de engelen Zijns Vaders, ook dan zou dit zelfs eene daad van onverdiende barmhartigheid geweest zijn. Zouden wij Hem niet bewonderen , als Hij een paleis tot Zijn woning had gekozen ? Maar wat kiest Hij nu? Armoede en geringheid. Hij aanvaardt alles wat de menschen ontvlieden, wat zij vreezen, wat zij verachten, wat hun schrik aanjaagt. Hieruit is veel voor ons te leeren. Wij zijn van nature zoo ver- (1) 2 Kor. 8 : 9. langend naar grootheid en eer. Ook het kinderlijk gemoed begeert dikwerf een hoogen staat in deze wereld , niet beseffende dat een groote stand een groote slavernij is. Jezus leert ons door Zijne nederige geboorte, dat wij niet te zeer naar menschelijke grootheid moeten staan, en dat wij ons moeten hoeden om de armen vanwege o hunne armoede te verachten. Hun stand is als het ware door den Zoon van God geheiligd en geëerd. Als wij een arm mensch zien, die aan alles gebrek heeft en misschien een hut bewoont, onaanzienlijker dan veler beestenstal, laten wij dan denken aan den stal van Bethlehem , waar de gezegende Verlosser is geboren. En als God in Zijne albesturende voorzienigheid eene geringe woning, een grof voedsel, een hard bed, ons toeschikt, laat ons dan zoeken stil te zijn en te berusten in Zijn beleid. Denken wij dan aan Jezus in doeken gewonden , en liggende in de kribbe. Hoe nederig en gering des Heeren geboorte ook was, toch aanschouwen wij daarbij de grootste majesteit, maar 'eene majesteit niet zichtbaar voor het lichamelijk oog. Dat het hoofd van het Christuskind door een stralenkrans was omgeven , gelijk de schilders het voorstellen, gelooven wij niet. De majesteit, waarop ik het oog heb, is niet ander3 dan de glans van Gods deugden, die aan Bethlehem en den stal een luister geeft, waarbij de helderste sterren verduisteren. Nergens schittert de heerlijkheid des Onzienlijken met meerdere glorie, dan bij de kribbe van Jezus. De schepping en voorzienigheid doen een helder licht opgaan over Gods wegen en werken, maar, wèl bezien, moet het een matte schemerglans heeten bij het licht, dat ons uit Bethlehem tegenstraalt. Al de goddelijke eigenschappen, wier openbaring wij telkens waarnemen in de natuur, vinden wij hier als in een middelpunt saam vereenigd. En die eigenschappen, waarvan de natuur zwijgt, aanschouwen wij hier evenzeer. Zelfs die volmaaktheden Gods, die voor ons kortzichtig menschelijk oog schijnen min of meer tegenover elkander te staan, zooals rechtvaardigheid en genade, heiligheid eu liefde, wij zien ze hier, om zoo te spreken, zusterlijk elkander ontmoeten. Gaarne wilde ik met u bij elk dier deugden Gods stilstaan, maar ik zou vreezen dat gij dan over wijdloopigheid zoudt klagen. Kiezen wij daarom uit de heerlijke reeks een drietal, dat op eene bijzondere wijze aan het licht treedt: Gods oppermacht, die alles regelt; Zijn trouw, die alles in vervulling brengt en Zijne liefde, die alles geeft. Oppermacht- Schijnbaar toevallig was het besluit van den grooten Keizer Augustus, om het juiste cijfer van zijne onderdanen te weten. God werkte dat besluit in zijn hart, want hij moest er toe medewerken dat Maria °PsiuS Nazareth naar Bethlehem. Daarom zegt een oud rijmpje : Augustus' Keizerlijk gebod \ erourzaakt dat de Zoon van God, Naar der Profeten wijze slem, Geboren wordt te Bethlehem. Hoewel bij dit niet bedoelde, en zijn hart het alzoo niet dacht, moest hij het fundament van het Koningrijk helpen leggen, waarvoor de rijken dezer aarde eenmaal alle zullen bukken, en waarvoor de romeinsche afgoderij is verdwenen. Toen Augustus nog zijn eigen naam Oktavianus droeg en nog geen Keizer was , had hij machtige tegenstanders, die hem de alleenheerschappij betwistten, kunnen overwinnen; en nu hij op den troon zit is hij slechts een werktuig in de hand van Israëls God. Diens oppermacht komt hier uit zoo klaar als de dag. Trouw. God had oudtijds menigmaal voorzegd, en laten voorzeggen door de heilige profeten, dat er een Verlosser zou komen. Met de moederbelofte in het Paradijs wordt de rij der zalige toezeggingen van een eeuwig heil geopend. Kent gij die moederbelofte reeds? Leest anders het vijftiende vers uit Gen. 3. Langzamerhand werden die heilbeloften klaarder en duidelijker. Zoo wordt aan Abraham gezegd: in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde (1), en aan Israël: een profeet uit het midden van u, als mij, (Mozes) zal u de Heere, uw God, verwekken. (2) Eindelijk; want wij kunnen niet alle beloften aanhalen; eindelijk spreekt Jesaja zoo duidelijk, alsof hij bij de kribbe des Ileeren stond. Gij kent toch (1) Gen. 22 : IS. (2) Deut. 13 : 15. wel zijne woorden aangaande 's Heilands geboorte van buiten ? Op ieder Kerstfeest behoort herhaald te worden de heerlijke ontboezeming : Een kind is ons geboren , een zoon is ons gegeven, en men noemt zijn naam AV onderlijk, Raad, Sterke God , Yader der eeuwigheid , Vredevorst. (1) Als wij nu denken aan de voorspellingen van het O. V., en wij staren dan op het kindeke in de kribbe, dan zingen wij onwillekeurig: v God zal Zijn waarheid nimmer krenken, Maar eenwig zijn verbond gedenken. Zijn woord wordt altoos trouw volbracht, Tot in het duizendste geslacht. •t Verbond met Abraham, zijn vrind. Bevestigt Hij van kind tot kind. (2) Liefde. Het is inzonderheid de liefde Gods, wier openbaring in de Zending Zijns Zoons duidelijk wordt. Jezus zelf roemde in lateren tijd die oneindige liefde. Geen grooter proef van Gods liefde kon Hij vermelden dan deze, dat Hij zijnen Zoon heeft gezonden, niet opdat Hij de wereld veroordeelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden. (3) "VVie denkt hier ook niet aan een woord uit den eersten brief van den Apostel Jo hannes , door hem in heilige opgetogenheid neergeschreven : Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard dat God Zijnen eeniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. (4) Op (1) Jci. 9 : 5. (2) Ps. 105 : 5. (S) Job. 3 17. (5) Joh. 4 : 9. lioc aandoenlijke wijze God in de gansche natuur, inregen en droogte, in zaaiing en oogst, in koude en hitte, in zomer en winter, Zijne liefde openbaart, en de harten der zondige menschenkinderen met spijs en vroolijkheid vervult , toch kan dit alles niet opwegen tegen de liefde, door Ilem betoond in de zending van Jezus Christus , tot vergeving van zonden. Nu zouden wij Bethlehem en den stal kunnen verlaten, maar mij komt juist een aardig versje te binnen, dat mij noopt over de heerlijke zegeningen van 's Heeren geboorte met n te spreken. Dat versje luidt aldus : Geen van des aardrijks steden, Bethlehem, weervoer uw eer; Gij. voor ous een ander Eden, In de komst van 's aardrijks Heer. Gij, voor ons een ander Eden. Die regel herinnert ons aan het Paradijs, den schoonen lusthof, verblijfplaats van den mensch. Wat was het er heerlijk en prachtig! Het waarachtig geluk, thans vreemdeling op aarde, woonde er in zoolang de mensch gehoorzaamheid bewees aan zijnen Schepper. De zonde heeft echter den toegang tot het Paradijs gesloten en sints den val van Adam -— het eten van den boom der kennis des goeds en des kwaads — is het menschdom diep rampzalig; het mist de zegeningen, welke de eerste mensch in den staat der rechtheid genoot. Christus echter is geboren, opdat deze zegeningen weer het deel zouden worden van den diep ellendigen mensch. Dit bedoelt de uitdrukking //Gij voor ons een ander Eden naar aanleiding waarvan ik u lioop te wijzen op de weldaden aan Jezus'geboorte verbonden. Een stroom van heil is uit Bethlehem beginnen te vloeien en stroomt in eeuwigheid door, — heeft iemand gezegd, en het is waar ook. Ja, de geboorte van het kindeke in de kribbe is eene weldaad, die geen perken kent of palen. Er zijn algemeene en bijzondere zegeningen aan verbonden. Algemeene, welke iedereen geniet, die onder het Evangelie leeft, zooals wij lieve kinderen; en bijzondere, die alleen in den weg des geloofs ons deel worden. Tot die algemeene weldaden rekenen wij de hoogere vlucht van de wetenschap, de nieuwe wijding der kunst, de betere orde in maatschappij en huisgezin. Letten wij alleen maar op het huisgezin. "Wat beteekende het vóór de komst van Christus ? Ach niets, want de grondslag er van, het huwelijk, miste allen eerbied. De heilige band des huwelijks was in wezenlijkheid niets meer dan eene tijdelijke rereeniging : de man kon de vrouw wegzenden om de nietigste reden. Ik zou over een en ander van den machtigen invloed, die sedert den eersten Kerstnacht de wereld beheerscht, met u wel willen spreken, maar denk, dat gij van veel niets zoudt begrijpen. Yeel liever wijs ik u danook op de bijzondere weldaden, die Ciibistus' verschijning in het vleesch heeft aangebracht, en waartegen al die maatschappelijke en tijdelijke voorrechten niet in de weegschaal gelegd kunnen worden. Ziet het kindeke in doeken gewonden! Het is verschenen om zondaren zalig te maken, van de geestelijke ellende te verlossen. Aan eene tweevoudige verlossing heeft de mensch dringende behoefte: hij moet bevrijd worden van de schuld èn van de heerschappij der zonde. Door die schuld verstaat men de verbindtenis tot straf, tot eeuwige straf. Ach, hoe ongelukkig zijn wij toch; wij moeten voor eeuwig verloren gaan, indien God ons niet genadiglijk de zonden om Christus'wil vergeeft. Zelf kunnen wij de straf der zonden niet dragen , of wij moeten eeuwig in de buitenste duisternis zijn, en op de wijde wijde wereld is er ook niemand, die voor ons de schuldvergeving kan verwerven. De Verlosser moest van Boven komen, en dat is, Gode zijdank! geschied: Jezus werd geboren, Jezus, d. i. de Zaligmaker. In Zijne menschwording gaf Hij zich over, om den last des toorns Gods tegen de zonde te dragen, d. w. z., om de straf, die zondaren hadden verdiend, in hunne plaats te ondergaan. Ik sprak ook van de heerschappij der zonde. Weet gij wat men daaronder verstaat? Dit: dat de mensch door de booze neigingen van zijn goddeloos hart geheel wordt beheerscht, evenals sommige volken op aarde geregeerd worden door despotische koningen, die alles voor hunne grillen en invallen doen buigen. Die heerschappij is geene verbeelding of hersenschim, maar zij bestaat werkelijk. Heidenen weten er zelfs van te spreken. Zoo zegt Plutaechus, een Heidensch schrijver, die in de eer- 8te tijden van hot Christendom leefde, maar zonder het te kennen: //De driften zijn den mensch aangeboren; zij komen niet van buiten, zij vormen zich niet in hem na zijne geboorte, en zoo zij niet beteugeld worden door eene gestrenge tucht, zou de mensch waarschijnlijk niet zachtzinniger zijn dan het wildste der dieren." Wij verkeeren van nature in een staat van geestelijke slavernij. Yele menschen willen dat niet erkennen, maar zeggen met de Joden : Wij hebben nooit iemand gediend, (1) en daarom geldt ook hun, gelijk den Joden, het woord van den Zaligmaker : Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: een iegelijk, die de zonde doet, is een dienstknecht der zonde. (2) De Apostel Petrus noemt zoodanige menschen waterlooze fonteinen, wolken, van een draaiwind gedreven, denwelken de donkerheid der duisternis in de eeuwigheid bewaard wordt, vrijheid belovende, daar zij zeiven dienstknechten zijn der verdorvenheid. Met recht zegt hij : Van wien iemand overwonnen is, dien is hij ook tot een dienstknecht gemaakt. (3) De ervaring bekrachtigt in dezen de Schrift. Of zijn er geene begeerlijkheden, geene hartstochten, geene zonden, die ons regeeren, die ons drijven, die ons slaven doen zijn? Heerschen zij ook niet in het kinderlijk gemoed ? Hoe gelukkig daarom dat Jezus in de wereld gekomen is om van die jammerlijke slavernij te verlossen. Het is eene onschatbare weldaad. Anders ware heel het (1) Jon. 8 : 33. (2) vs. 34. (3) 2 Peth. 2 : 17—19. mensclidom m de macht van de zonde gebleven, en de bezoldiging van de zonde is de dood, d. i. het eeuwig aeuei . (1) Mochten wij ons door Jezus laten vrijmaken ! ant indien de Zoon ons zal vrijgemaakt hebben, zoo zullen wij waarlijk vrij zijn. (2) -N u vraagt gij wellicht, gij kunt dit ten minste vragen : of de vergeving der zonden en de bevrijding van der zonden heerschappij alleen een gevolg is van 's Heiland* geboorte ? en mijn antwoord is: neen, de geboorte van Jezus is met de eenige oorzaak van de zaligheid eens zondaars, maar toch eene onmisbare schakel in den veten van het verlossingswerk. Er zou wel geene behoudenis voor de menschen zijn, zoo Chbistus alleen slechts «are gekomen op aard en Hij niet had geleden en aestorven ware, maar zonder die komst ware er ook nooit een verzoenend lijden en sterven gevolgd. Wij zoaden wel heel lang kunnen twisten over de vraag : wat noodzakelij,6r dat een geneesheer bij den kranke komt, of dat die kranke medicijnen inneemt? maar wij zouden toch ten slotte moeten eindigen met de erkentenis: Het eene is noodzakelijk, maar het andere ook. Zoo is het ook hier. A ergeet het niet, kinderen, dat Jezus door Zijne komst verlorenen zalig maakt, omdat die komst de beslissende schrede tot Zijnen schuldbetalenden kruisdood is geweest omdat zy de eerste stap was op "den weg der gehoorzaam' heid,_cbe_op Golgotha haar verbazend toppunt bereikte. (1) Kom. 6:23. (2) Jon. 8 35. He geloovige Christen beschouwt daarom de geboorte des Heeren altijd in verband met Zijn lijden en dood. Hij denkt nooit aan Jezus komst in de wereld of hij staat er bij stil, hoe diezelfde Heiland, die in armoede op aarde kwam, er weer van scheidde met een doornenkroon en onder een vreeselijk ziels- en lichaamslijden. Zoo is dan geboren de eenige Zaligmaker, buiten Wien er geen is, wijl er onder den hemel geen andere naam gegeven is, door welken wij zalig moeten worden. (1) Wij hebben in gedachten die heuchelijke geboorte bijgewoond ; wij zagen in den geest den stal, de kribbe, Maria, Jozef, de herders en vooral het teeder kind, in doeken gewonden. Misschien denkt gij wel, dat het een uitnemend voorrecht zou geweest zijn, indien gij werkelijk in Bethlehem en den stal tegenwoordig hadt kunnen zijn, en Jezus in de kribbe hadt kunnen liefkozen en eeren, gelijk de herders. Laat ik u zeggen, dat het u niet in het minste zou hebben gebaat, zoo gij geen waarachtig kinderlijk geloof hadt geoefend. En als gij door Gods genade gelooven moogt, dan doet het u volstrekt geen nadeel, dat gij ruim achttien eeuwen na die wondergeboorte leeft: gij kunt nu evenzeer de zalige vruchten daarvan plukken en genieten. Op gelooven komt het aan. ]Viet het aanschouwen van Ciibistus met het lichamelijk oog maakt ons zalig, maar het zien met de oogen des geloofs. Duizenden hebben den dierbaren (1) Hand. 4 12. Verlosser gezien en gekend in Zijne omwandeling op aarde, zonder dat zij Hem lief kregen en in Hem, als hunnen eenigen Redder, geloofden. Gelooft gij aireede in Jezus? Vertrouwt gij reeds op Hem niet uw gansche hart? Begeert gij Hem in oprechtheid tot uw Verlosser? Komt gij gedurig biddend tot Hem met uw schuldig gemoed en met uw booze hart ? O, vergeet niet uzelven ernstig te onderzoeken. Ziet op die godvreezende mannen, die daar met haaste kwamen. Gemakkelijk hadden zij zich kunnen verontschuldigen, indien de ware belangstelling bij hen ontbroken had. Maar alles lieten zij achter- Zij konden niet rusten voor hunne voeten in Bethlehem's poorten stonden. Zalige haast! Haast en spoedt u alzoo om uws levens wil! Vlucht heden tot den Zaligmaker Jezus, die met majesteit gezeten is op den troon van het Heelal, aan's Vaders rechterhand, en smeekt vurig om den II. Geest. Zegt niet: wij zijn nog zoo jong; want wij kunnen niet te vroeg het heil der ziele deelachtig worden, en te laat er om te denken is allerverschrikkelijkst. Bovendien. De dood wenkt ieder uur. Gij kunt wel in uwe kindsche dagen moeten sterven. Laat u daarom niet verleiden. Elke stem, die tot uitstel van uwe hoogste belangen roept, is van den Booze. Gelooft haar niet. Gelooft het heilen troostwoord Gods, die u toeroept: Heden ! Moge de H. Geest tot het waarachtig geloove u brengen! Wat dunkt u? Is het niet diep ongelukkig; voor eeuwig verloren te gaan? Kan het erger, dan onafgebroken onder den toorn Gods te liggen in de buitenste duisternis ? Is het niet verschrikkelijk en ijzingwekkend, om buiten den zaligen hemel gesloten, voor altoos met de booze duivelen en alle goddelooze menschen in gezelschap te zijn? Voorzeker, zegt ge, en niet gaarne zouden wij in de hel worden geworpen, om daar, gelijk de rijke man, over duldelooze smart en onverdragelijke pijn te klagen. Juist daarom raden wij, uit teedere belangstelling in het welzijn van u allen, dat gij naar Jezus u wendt, en Hem rusteloos smeekt om Zijne ontferming, totdat ge u in Hem verheugt en verblijdt. Als gij den lieven Heiland reeds gevonden hebt, wat ik hoop dat met velen uwer het geval zal zijn, dan wek ik u ernstig op om J ezfs toch veel liefde te betoonen. Ons hart mocht wel altijd van de teederste en innigste liefde branden voor Hem, die in Zijne armoedige geboorte des zondaars heil is beginnen uit te werken. Ik sprak daar van liefde te betoonen, en dat kan onder meer ook hierin geschieden, dat wij anderen bekend maken met de zaligheid in Ciibistus. Voor zichzelven die zaligheid op prijs te stellen en te waardeeren, het is goed, ja zeer noodzakelijk; maar liefdeloos en onverschillig zich tegen den naasten te gedragen, dat is met de liefde jegens den Heere in strijd. In uwe omgeving zijn immers vele kinderen, die van de schuld der zonde niets weten en om de eeuwigheid zich niet bekommeren. Ach, wij beleven zulke treurige dagen! Verreweg de meeste ouders in ons Vaderland voeden hunne kinderen zonder den Bijbel op, en zorgen slechts voor het tijdelijk welzijn van de panden hunner liefde, hoewel zij bij den doop de belofte hebben afgelegd , dat zij hunne kinderen in de leer der Waarheid zouden onderwijzen. Daarom , doet wat gij kunt, om anderen bekend te maken met de zalige waarheid dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken. (1) Spreekt minder over spel en vermaak, maar meer over het eene noodige : het geloof in Chkistus. A ergeet vooral de arme heidenkinderen niet. Denkt aan hen bij uwe Kerstfeestviering. Zegt niet, dat gij voor de vreemde kinderen in de vreemde gewesten niets kunt doen; want gij kunt veel voor hen doen. Wordt er soms niet eens aangeklopt voor het werk der zending, een gift gevraagd voor de zendelingen, die naar de heidenwereld gaan? Ja, zeer dikwijls, zegt ge. Welnu, zondert dan bij zulke gelegenheden iets af. In plaats dat gij uw geld enkel en alleen voor vleeschelijk genot en ijdele dingen besteedt, kunt gij het aan Jezus leenen, door het aan het zendingswerk te wijden. Maar wat gij vooral niet moet vergeten en nalaten, is het aanhoudend gebed. Bidt veel voor die arme zielen in het heidendom, gelijk voor u zeiven en uwe naaste omgeving. Laat uwe verzuchting tot Jezus gedurig deze zijn, die door een vaderlandsch dichter u in den mond wordt gelegd : (1) 1 Tim. 1 : 15. Och, waart Gij, tot aan 's werelds end, Dien heidenkind'ren ook bekend, Die vau uw heil niets weten. Wat zouden zij gelukkig zijn. En U, verlost van zonde en pijn, Hun lieven Heiland heeten ! Heer! zend uw goede herders uit. Naar Oost, en West, naar Noord en Zuid, Tot aan de verste stroomen ! Opdat, o Heer 1 niet wij alleen, Maar alle kiod'ren, groot en kleên, Ja, alle tot u komen ! En nu, jeugdige lezers en lezeressen, ik reken dat mijne taak is afgedaan. Ik beloofde met u naar Bethlehem heen te gaan, en wij zijn er geweest. Moge de Heere het met Zijnen onmisbaren zegen door den Heiligen Geest bekroonen! Zegene Hij dit boekske, opdat het als een vruchtbare zaadkorrel in de harten van u en vele kinderen rijke vruchten drage! Ik hoop, dat gij niet slechts op dit Kerstfeest, maar gedurig en zonder ophouden aan den geboren Zaligmaker denken, en vooral biddend en heilbegeeng tot Hem uwe toevlucht nemen zult. Weest Hem en Zijner genade van harte bevolen ! # # # Bij den Uitgever dezes verschijnen mede : GEREF. ZONDAGSCHOOL-TRAKTAATJES, uitgegeven vanwege de Yereeniging «Jachin». 10 Nommers zagen bereids liet licht. Prijs: per ex. 1 ct; 25 ex. 22'/, ct.; 50 ex. 40 ct.; 100 ex. 70 ct. ZONDAGSSCHOOL-KAARTJES, in 4 soorten, le soort: zwaar papier ; 2e : karton ; 3e : glacé, zwart, 4e: glacé, verguld. Allen tegen zeer geringen prijs. DE VREDEBOND. Een Heraut voor Buiten- en Binnenlandsche Kerkelijke Zending. Tevens Orgaan der Vereeniging «Jachin». Hoofdredacteur: L. Lindeboom, Evangeliedienaar. Dit Blad wordt geregeld den 2n en laatsten Vrijdag der maand verzonden. Prijs: per 3 maanden fr. p. p. ƒ0.45. DE CHRISTELIJKE GEREFORMEERDE KERK. Een en ander over haar toestand, roeping en toekomst, aan de ernstige overweging, ook van de geloovigen buiten haar, aanbevolen, door L. Lindeboom, Evangeliedienaar, Zaandam. Met Naschrift aan Dr. A. W. Bkonsveld. 2e veel vermeerderde Druk. — Prijs : f 0,50. de noodkreet der heidenwereld. Een woord in liet belang der Zending door L. Lindeboom, Evangeliedienaar, Zaandam. Prijs: ƒ 0,15; 10 ex. ƒ1.40; 25 ex. ƒ 3,25; 5Q ex ƒ 6,25 ; 100 ex. f 12,00. * * Nog verschijnt van wege de Gereformeerde Zondagsschool-Vereeniging //Jachin* bij J. Wiebema te Brielle: ÏO!*»AG!SSCnOOl.-ÜAl,EMDE» voor lbi6. Pr ij s : 4 ct.; 25 ex. ƒ 0.95 ; 50 ex. ƒ 1,85 ; 100 ex. ƒ 3,50. Gekleurde: 5 ct.; 25 ex. ƒ 1,20 ; 50 ex. ƒ 2,3d ; 100 ex. ƒ 4,50. Mede om de 14 dagen: eene fOEUCIlTlNB tot den Kalender Jachin, kl. 4o, 8 pag., 2 kol., bevattende 2 lessen. Met flinke letter gedrukt, is de prijs per jaargang fr. p. p., slechts ƒ 0,60. UITCECEVEN VANWECE DE GEREF. ZONDACSSCH-VER,EEN ICING "JACHIN-