OPWEKKINGSLIEDEREN YAN IRA D. SANKEY EN ANDEREN, -v ■ ... \- . • ■■ ■ ' * ■' . ; • ■" Uittreksel uit de groote bundels, ten dierste van Volkssamenkomsten. —__ Eet auteursrecht voor den inbond van dit boefje words verzekerd overeenkomstig de Wet van 28 Jani 1881 (StbL No. 124). AMSTERDAM II Ö V E ICE R & ZOOE, I N H O U D. Algekeele overgave .... 10 Als Jezus komt 9 Bijna 11 Dat zai mijn hemel zijn. . 5G J)e aloude tijding 24 De beste leidsman 19 De blijde boodschap .... 15 De bron des Heils .... 45 De goede keuze 55 Be goede strijder 22 De Heer zal voorzien ... 16 De hemelsche Woning. . . 20 De open poort 24 De wapendrager 18 Dicht bij het kruis 56 Dichter bij het Vaderhuis 5-3 Die wil 6 Dit deed Ik voor n, wat deed gij voor Mij ? .... 38 Eens voor al 40 Gaat gij mede? 59 Ga mij niet voorbij .... 6 Ga, werk in mijn wijngaard 51 Halleluja 14 Heer, gedenk mijner ... 26 's Heilands kroonjuweelen 28 Heilige Geest getrouwe Gids 37 Hemelzangen 12 Het hemelsch land .... 40 Het is volbracht 32 Het kruisdragen 60 Het verloren kind 17 ,,Houdt het Fort" 12 Hij roept u 35 Ik ga naar huis 57 Ik heb den besten Vrind . 58 Ik zal opstaan 23 Ik zing van mijn Heiland 53 In de schuilplaats des Allerhoogsten 42 Jezus Christus gaat voorbij 54 Jezus, dierbre Jezus .... 4 Jezus mint ook mij .... 29 Jezus mijn toevlucht ... 29 Jezus redt mij nu 37 Jezus van Nazareth gaat voorbij 3 Kloppend — wie is daar? 5 Kom, o zondaar 50 Kom tot uw Heiland ... 18 Laat u redden 62 Meer en meer 8 jNeem den naam van Jezus 44 Neen, niets onreins .... 21 Niets van mij en 't al van u 44 Nog is er plaats 13 O dag van Heil 41 O. had ik duizend tongen . 46 Onze beste Vriend ..... 42 Ook mij 7 Op het altaar Gods .... 23 O welk een Vriend .... 48 Plaats bij het kruis 25 Prijst Zijn liefdemacht . . 43 Redding voor u . 63 Rein door het bloed .... 46 Toewijding 57 Tot het Kruis 13 Ure met God 61 Vader zegen mij .36 Veilig in Jems' armen . . 15 Verlossingslied 33 Vertrouwen . 5 Vertrouwen — dat is al. . 47 Vol vertrouwen 49 Waarop wacht gij? 61 Waarschuwing 52 Weêrgeboren moet men zijn 48 Werk want de nacht komt dalen 39 Witter dan sneeuw. .... 33 Wonderliefde 20 Zie en leef 30 Zie, hier ben ik, zend mij 27 Zie op Jezus en leef.... 35 Zoo als ik ben 31 Zullen w' eenmaal komen? 51 Roept de blijmaar uit, verkondigt haar alora „Die ban wil die kome vrij." koor. Kom wie wil, ja kom, kom wie wil, ja kom' Zendt dit troostwoord tot het gansche heidendom. Hoort het woord des Heeren, predikt het alom, Zegt: „Die wil die kome vrij!" 2. Die dart wil, die kome, Kome tot Hem, Ziet! de deur geopend, hoort naar Jezus' stem! Jezus is de deur: komt, zondaars komt tot Hem! „Die dan wil, die kome vrij." 3. „Die dan wil, die kome!" Vast staat dit woord. „Die dan wil, die kome!" klinkt de roepstem voort, „Die dan wil, die kome!" die de stem maar hoort. „Die dan wil, die kome vrij." 7 OOK M IJ. VII. 1. TTEER! ik hoor van rijken zegen, 11 Dien Gij uitstort keer op keer; Laat ook van dien milden regen Dropp'len vallen op mij neer! Ook op mij, ook op mij, Dropp'len vallen ook op mij! 2. Ga mij niet voorbij, o Vader I Zie hoe mij mijn zonden smart! Trek mij met Uw koorden nader, Stort Uw liefde ook in m\jn hart; Ook in mij, ook in mij. Stort Uw liefde ook uit in mij. S. Wil me, o Heiland! niet voorbijgaan. Doe mij leven U nabij; Zie mij zuchtend aan Uw zij staan, Roept Gij andren, roep ook mg, Ja, ook mij, ja ook mij; Roept Gg andren, roep ook mij. 4. HeiPge Geest, wil niet voorbijgaan : Gij geeft blinden de oogen weêr; Wil, o, wil nu bg mij stilstaan. Werk in my met kracht, o Heer; 0\)k in inij, ook in mij, Werk ook door Uw kracht in mg! 5. Liefde Gods, zoo rein, zoo krachtig, Bloed van Jezus, rijk en vry, Gods genade sterk en machtig, O, verheerlijk U in mij, Ook in mij, ook in mij, O, verheerlijk U in mij. 6. Ga mij niet voorbij, o Herder l Maak mij gansch van zonden vrij. Vloeit de stroom van zegen verder, Ze -en andren, maar ook mij, Ja ook mij, ja, ook mij; Zegen andren, maar ook my 1 8 MEER EN MEER. IX. 1. TTEBT gij in den Heer geloofd? li Daar moet meer op volgen, Daalde zegen op uw hoofd? Meer zal daarop volgen. O, de Vader heeft gena! Daar moet meer op volgen; En die geeft Hij vroeg en spa, Meer zal daarop volgen. KOOR. Meer en meer, meer en meer, Altijd meer te volgen, Groot de liefde van den Heer, Die steeds meer laat volgen ! 2. Hebt gg Jezus liefgehad? Daar moet meer op volgen. Volgt ge in vreugde steeds Zyn pad? Meer moet daarop volgen. O, Zijn liefde is rijk en groot! T»a,ar moet meer op volgen; Ja, Hij mint u tot den dood : „Meer zal daarop volgen. 3. Hebt gij *s Geestes tracht bemerkt ? Daar moet meer op volgen. Heeft die Geest in n gewerkt ? Meer moet daarop volgen. O, voorwaar, Hg toont Zijn macht! Daar moet meer op volgen. Gaarne schenkt Hij u Zijn kracht: Meer moet daarop volgen. 9 ALS JEZUS KOMT. X. 1. wand'len deels in *t duistei» VV Tot Jezus komt, Dan zien wij grooten luister Als Jezus komt; Nn waken, bidden, strijden, Tot Jezus komt, Nu nog geduldig lijden, Tot Jezus komt. KOOK. *t 18 vreugde voor de Zijnen, Als Jezus komt! Hun redder zal verschijnen, Als Jezus komt; Dan zien zij grooteu luister; Als Jozus komt ; En niets is hun meer duister, Als Jezus komt. 2. Een hart vervuld met blijheid. Als Jezus komt; Ja vreugde, Trede, vrijheid, Als Jezus komt ; De twijfel zal verdwijnen, Als Jezus komt; En 't eeuwig licht verschijnen Als Jezus komt. 8. Vermoeienis zal vlieden, Als Jezus komt; En rust zal Hij mij bieden, Als Jezus komt; Ik vind hem vol erbarmen, Als Jezus komt; Dan rust ik in Zijn armen, Als Jezus komt. 10 ALGEHEELE OVERGAVE. XI. 1. 'k"TTERLIET bet al voor Jezus V Reeds zoo lang. Ik kwam tot Hem vlieden Reeds vóór lang. 'k Hoorde Hem mij fluisteren: „O, kom nu! Weet, dat al Mijn lijden Was voor u !" Toen verdween mijn zonde. \ Welk genot! , Heerlijk lot! ) 2 'k Verlaat bet al voor J^zus, Want Hij weet, Tranen te verdrijven En mijn leed. Hij biedt zielevrede In Zijn Woord; Woestenyen brengen Bloemen voort. 'k Leun dan in mijn zwakheid \ Op Zijn maobt, ( bis. 'k Heb dan kracbt. ) 3. 'k Verlaat het al voor Jezus Dag op dag, En op Hem vertrouw ik, Kooïn' wat mag, Hoop werpt uit het anker. Vindt dan rust, In de kalme haven, 's Hemels kust; Liefde vindt een hemel j Aan Zijn zij > bis. Steeds naby. ) 4. Verlaat het al voor Jezus, Nooit te veel; Zeg Hem niets ten deels, Maar 't geheel. Wereldmachten leunen Steeds op Hem; Dood en leven volgen Op Zijn stem; Toch wil Hij ons brengen, \ TT en mij, { bis. Aan Zijn zij. ) 11 BIJNA. XII. 1. „X)IJNA bewogen" Christen te zijn. I > „Bijnst bewogen" ach, 't is slechts schijn ï Roept nu een zondaar weer: . „Gij, Geest van God! kom weer! Op een geleegner keer. Dan hoor ik UI" 2. „Bijna bewogen," — Hoor Jezus' stem ! „Bijna bewogen," — Vlied nu tot Hem Hoor, Jezus spreekt tot u. Hoor! englen nooden u, Christ'nen bewegen u. Kom, zondaar kom! 3. „Bijna bewogen" — d' Oogst is voorbij ! „Bijna bewogen" — 't Oordeel nabij 1 * „Bijna — maar niet geheel; „Bijna" — ach, baat niet veel: Wee, wee! is dan uw deel; „Bijna" — te laat! Heden is het een wel »angename vak en blind; 'k Acht dan alles niets dan scha, Wyl ik daar mijn Jezus vind. KOOR. Ik vertrouw gansch op mijn Heer, Lam van God! U zij al de eer, Bij het kruis buig ik voor U; Jezus redt mij, redt mij nu. 2. Reeds te lang heb ik gezucht, 'k Hoor nu Jezus' liefdestem : „Zie op Mij, wees niet beducht!" En mijn hart gelooft in Hem. 3. 'k Geef nu alles op Yoor Hem, Vrienden, aardsoh gewin en tijd; 'k Luister nu slechts naar Zijn stem. 'k Heb m' aan Hem geheel gewijd. 4. Jezus leeft in mijn gemoed, 'k Leef in Hem, o zalig lot! 'k Ben gereinigd door Zijn bloed ; Prijs, mijn ziel, het lam van God 15 NOG IS ER PLAATS. XVI. 1. VrOG is er plaats, de feestzaal is bereid, — |\| Zie, de englen nooden u tot heerlijkheid. Plaats, plaats, nog plaats ! Nog ia er plaats voor u. 2. De dag verdwijnt, de zon daalt haastig neer; De schaduw groeit, het licht schijnt straks niet meer. Plaats, plaats! enz. 3. Het feest brengt reeds de gasten bij elkaar; Ga door de poort, de Bruigom wacht u daar. Plaats, plaats! enz. 4. De zaal stroomt vol, ja, voller wordt zij nu, Maak haast, maak haast, er is nog plaats voor u. Plaats, plaats! enz. 5. Nog is er plaats, steeds open staat de poort; De nooding tot het feest gaat nog steeds voort. Plaats, plaats ! enz. 6. Englen staan daar; met vreugde roepen zij: „Hoor, naar het woord van Jezus : „Kom tot Mg! Plaats, plaats! enz. 7. Zij wenken voort ; hun nooden houdt steeds aan ; „Toef langer niet, gij kunt nu binnen gaan!" Plaats, plaats! enz. 8. Vriendlijk en luid klinkt nu hun roepstem weer, „O, kom nu, kom en plaats u bij den Heer !" Plaats, plaats 1 enz. £ Kom, eer de nacht de poorten sluiten gaat, De stem, die nu nog roept, klink dan „Te laat! „Geen plaats ! geen plaats ! Voor u geen plaats, te laat 1" 16 HALLELUJA. XVII. 1. prijzen U, God, voor de komst van Uw Zoon, Y V Voor den Heiland, die stierf en nu leeft in Uw Troon. koor. Ie maal. Halleluja! U zij de eere i Halleluja! Amen. 2e maal. Halleluja! U zij de eere! O, trek ons tot Hem. Wij prijzen U, God, voor het licht van Uw Geest, Dat ons leidt tot den Heiland, die zondaars geneest S. W$ prijzen U, God, voor het Lam ons geslacht, Dat met U ons verzoend heeft, en tot U gebracht. 4. Verlevendig ons, ja, vervul 't harte weer, Met den gloed van de liefde van Jezus den Heer. 5. Geef nieuw leven weer, wek de dooden op, Heer! Dat zij komen tot U en U leven ter eer 1 17 DE BLIJDE BOODSCHAP. XVIII. 1. T~\E blijde boodschap van Gods heil J_} Komt nu tot allen vrij; Hoor! Jezus spreekt: Ik ben de Weg; „Komt, zondaars, komt tot Mij." KOOR. Geen and're naam gegeven, Geen and're weg voor mij; 't Is Jezus die ons redden moet, Het leven geeft Hij vry. 2. Er is één weg, die leidt tot God, Één weg voor u en mij: Ja, Jezus is de Poort des heils, De Weg des levens, Hij. 8. Mijn eenig lied, mijn eeuw'ge hoop Is: Jezus heeft gena; Mijn een'ge roem is: Jezus stierï Voor mij op Golgotha. 18 VEILIG IN JEZUS' AliMEN. XIX. 1. "TTEILIG in Jezus' armen, V Veilig aan Jezus' hart; Daar, in Zijn teêr erbarmen, Daar rust mijn ziel van smart. Hoor! 't is het lied der eng'len, Zingend van liefde en vree, Ruischend uit 's hemels zalen, Over de glazen zee. koor. Veilig in Jezus' armen, Veilig aan Jezus' hart, Daar, in Zijn teêr erbarmen, Daar rust mijn ziel van smart. 8. Veilig in Jezus' armen, Vrij bij mijn Heer en Borg, Vrij van 't gevlei der wereld, Vry van verdriet en zorg, Vrij van de vrees en twijfel, Vrij van der zonde kracht, Nog slechts een weinig lgden, Nog slechts een korte nacht. 3. Jezus, mijn dierb're Toevlucht, Jezus, Gij stierft voor mij! Dat op die Rots der eeuwen Eeuwig mijn hope zij! Heer, laat mij lijdzaam wachten, Totdat Let duister vliedt, En 't oog aan gindsche kusten Uw heillicht gloren ziet. 19 DE HEER ZAL VOORZIEN. XX. 1. TTOE donker de weg ook, de Heer zal voorzien 11 Het zij niet in mijn weg, Het zij niet in uw weg, Zeer zeker in Zijn weg Zal,Jezus voorzien! koor. Op den Heer slechts vertrouwd! En Hij zal voorzien; ' Op Zijn woord maar gebouwd' En Hij zal voorzien. Ja, Hij zal voorzien ! KOOR. Ver yan hier, Ver van hier, O, denk aan dat Huis ver van hier, ver van hier, ver van (hier, ver -*an hier, O, denk aan het Huis ver van hier, 2 De zaalgen zijn nu ver van hier, Zij, ook zij traden eenmaal deez' aard, Maar tha'13 staan ze onder Gods heilbanier, Waar nimmermeer leed hen bezwaart. Ver van hier. 8. Ik zoek nu mijn heil ver van hier, In het land van die heerlijke rust. Och, wanneer vlied ik 't aardsche getier, Vlieg ik heen naar die zalige kust! Ver van hier. 4. Weldra ben ik ook ver van hier, Ja, ik zie reeds het eind van de reis, En zoo menigen vriend, mij zoo dier', Die mij wacht in het hemelsch paleis. Ver van hier. NEEN, NIETS ONREINS. XXIX. 1- "XTEEN niets onreins kan ooit bestaan, _l_i Voor God in heerlijkheid ; Zijn heilig oog verduurt geen smel, Geen smet in eeuwigheid. KOOR. Neen, niets onreins, woont bij den lieer; Neen, niets onreins. Neen, niets onreins. 2. Neen, niets onreins kan tusschen U En mij bestaan, o Heer O, Jezus, kom, woon steeds in mij: Dan kwelt geen zonde meer Ê. Neen, niets onreins zal ooit bestaan Voor Gods ontzacblijk oog, Gij, Geest van God, voltooi Uw werk, Dat 'k heilig worden moog'. 4 Neen, niets onreins, volzalig lot Mijn ziel met 't bloed besprong 1^ Zinkt in aanbidding weg voor Hare, In reinheid ongemengd. 27 DE GOEDE STRIJDER. XXX. 1. op, rijst op voor Jezus, li Gij belden van bet kruis! Verhoogt Zijn kruisbanieren, Te midden van 't gedruisch, Door strijd tot overwinning Leidt Jezus keer op keer, Tot iedere vijand valle, En Christus heerscht als Heerx. '2. Rijst op, rijst op voor Jezus! Nu 't krijgsgeschal gehoord, Begeeft u in het strijdperk; Ziet, Jezus leidt u voort. Gij strijders, zijt dan moedig, Weerstaat des satans macht 5 Hij kan niet overwinnen, Want Jezus geeft u kracht. 8. Rijst op, rijst op voor Jezus Steunt op Zijn kracht alleen Uw eigen arm is macht'loos Hoe groot uw kracht ook scheoa 3 „Doet aan Gods wapenrusting'* En waakt en bidt en strydt; Koopt plicht u in gevaren. Gehoorzaamt t' allen tp. £. Rijst op, rijst op voor Jezus I SDe strijd is kort van duuf§ Na al het krijgsgekletter, Komt 't overwinningsuaa. Aan hen die overwinnen, Geeft Hij de zegekroon ; Zij zullen niet Hem heerschen, Voor eeuwig in Z\jn troon. 2b OP HET ALTAAR GODS. XXXI. 1. "VTEEM mijn leven, laat het Heer, JJM Toegewijd zijn aan Uw eer; Neem mijn handen, dat zg 't merk Dragen van Uw liefdewerk. 2. Eiken dag, ja ïed'ren stond Zij Uw lof in mynen mond. Elke schrede van mijn voet, Zij geheiligd door Uw bloed. 3. Zij mijn zang steeds U gewijd, U, den Heer ten allen tijd! Laat mijn lippen zijn vervuld Van den Losser mijner schuld. 4. Neem mijn zilver en mijn goud, Dat ik daarvan niets weerhoud'; Dat mijn kennis t' allen tijd, Worde aan Uwen dienst gewijd. 5. Zij mijn wil in mij gedood En Uw wil mijn daag'lijksch brood; Maak mijn hart tot Uwen troon, Vader, Heil'ge Geest en Zoon 1 6. Ü behoort mijn liefdeschat, Gij hebt mij eerst liefgehad, Ziel en geest en lichaam, Heer, Leg ik op Uw altaar neer. Amen. QQ IK ZAL OPSTAAN. XXXIII. i. r IK zal opstaan £& aal opstaan en gaan tot mgn Vader. Ik zal tot Hem zeggen: „Vader! Vader! 'k H^b gezondigd, gezondigd, *k Heb gezondigd tegen den hemel en voor UI Ik ben niet meer waardig te heeten Uw zoon!** Ik zal opstaan ! Ik zal opstaan en gaan tot mijn Vader, Myn Vader. 30 DE OPEN POORT. XXXIV. 1. f"K zie een poort wijd open staan, J[ Waardoor het licht komt stroomen Van 't kruis, waar 'k vrij'lijk heen mag gaan. Om vrede te bekomen. KOOR. Genade Gods, zoo rijk en vrij ! Die poort staat open ook voor mg, voor mij ! voor mij ! Staat open, ook voor mij. 2. Die open poort laat d' ingang vrg Aan wie komt binnenvlieden; Aan rijk en arm, aan u en mij Komt Jezu3 vrede bieden. S. l>ie open poort leidt tot Gods troon: Ga door, laat niets u hind'ren ; Neem op uw kruis, aanvaard de kroon, Die God biedt aan Zijn kind'ren. 4. In 't hemelrijk, voor Jezus' troon, Daar leidt het kruis tot zegen ; Daar dragen wij voor kruis, een kroom Door Jezus' bloed verkregen. 31 DE ALOUDE TIJDING. XXXV. 1. X>RENG mij de aloude tijding. J ) De tijding van Gods troon, Van Jezus' zondaarsliefde, De liefde van Gods Zoon: O, breng ze my eenvoudig, Ais aan een zeer klein kin&t Want ik ben zwaV en moede, Tot dwalen licht gezind. KOOK. Breng mij de aloude tijding, Breng mij de aloude tijding, Breng mij de aloude tijding, Van 't heil in Jezus' bloed. S. Breng mij die tijding duidTijk, Hoe my de Heiland zocht; Vertel mij van verlossing, Door Jezus bloed gewrocht; Spreek daarvan vroeg en spade, Want ik vergeet zoo ras; Geen morgendauw wijkt sneller Van 't heerlijk lentegras. 3. Breng mij die tijding zachtkens, In diepen ernst van toon; Gedenk: ik ben de zondaar. Voor wien God gaf Zijn Zoon I Breng mij die tijding daagTijks, Weerhoud toch niets daarvan; Breng mij de volle tijding, Die zielen troosten kan. 4. Breng mij diezelfde tijding, Zoo vaak ik blijken geef Van wereldzin en zonde, En ik voor God niet leef. En als mijn sterfuur nadert. Mijn loop ten einde spoedt, Breng mij dan de oude tijding, Van 't heil in Jezus' bloed. 32 PLAATS BIJ HET KRUIS. XXXVIII. 1. r^\ IJ die treurt, kom met uw smart; \T Daar is plaats bij 't kruis; Breng uw leed, stort uit uw hart Aan den voet van 't kruis; Klaag daar, want uw Heiland hoort. Hoe ook 't leed uw ziel doorboort, Jezus troost u door Zijn woord, Daar is plaats by 't kruis I 2. Kom tot Jezus om gena. Daar is plaats bij 't krnis; Vlied, o vlW tot Golgotlia! Daar is piaats hij 't kruis ; Wordt uw ziel gekweld door smart, Is 't dat u de zonde tart, Jezus biedt u rust voor 't hart, Daar is plaats bij 't kruis! Vlied, o zondaar, o vlied nu! Daar is plaats bij 't kruis. Jezus gaf Zich ook voor u; Daar is plaats bij 't kruis. Levensstroomen uit Zijn zij Vloeien steeds voor u én mij; Rijk of arm — komt allen vrij! Daar is plaats bij 't kruis! 4. Heerlijk nieuws voor iedereen I Daar is plaats bij 't kruis. Daar is redding, daar alleen, Daar is plaats by 't kruis! Stroomen van genade en vree Vloeien uit Gods liefdezee. Zondaars, komt, brengt andren meê; Daar is plaats bij 't kruis. 38 HEER, GEDENK MIJNER. XXXIX. 1. TS Jezus' bloed voor mij gestort? X Gaf Hij Zijn leven vrij ? Gaf Hij voor mij Zijn dierbaar bloed Zyn levensbloed voor my ? KOOR. Help mij, o Heiland, geef gen£, Blijf daaglijks mij nabij ! En nu Gij tot den Vader bidt, O Heer, gedenk aan my ! 2. Heeft Hij om mijne zonde en schuld Gezucht, gekermd aan 't hout ? O, liefde zonder paal of perk, Zijn dood is mijn behoud 1 3. Geen wonder, dat de zonneglans Zich met den nacht omhult, Als Godes Zoon aan 't vloekhout sterft Yoor 's werelds zonde en schuld! 4. Ook ik dek mijn gelaat van schaamt', Als ik Zijn kruis aanschouw, Mijn oogen zijn dan gansch gevuld Met tranen van berouw. f>. Geen tranen kunnen ooit voldoen, Mijn zondeschuld voor God. Zie, Heer! ik geef mijzelf aan U! Uw dienst ia waar genot. 34: ZIE, HIER BEN IK, ZEND MIJ. XL. 1. TT OOR de stem van Jezus roepen: XX „Wie wil Mij zijn diensten biên ? Velden vol van rijpend koren Wachten steeds op d'akkerliên. „Wie wil gaan?" zoo roept de Meester, Rijk en heerlijk loon biedt Hij ! Wie geeft Hem het willig antwoord: „Hier ben ik, zend mij, zend mjj." (bis.) 2. Kunt gij d'Oceaan niet kruisen, Om naar 't Heidenland te gaan ? Zie, de heid'nen zijn veel nader ; Help hen die nabij u staan. Kunt gij geen miljoenen geven, Geef dan als die weduw' gaf; 't Minst dat gij voor Jezus olfert, Wijst Hij nimmer van Zich af. (lis.) 3. Kunt gij niet als eng'len spreken, Roep slechts : „Jezus stierf voor u 1" Kunt gij niet als Paulus preêken, Zeg dan: „Zondaar, kom, kom nu!" Kunt gij de ouden niet bewegen, Om te vlieden tot Gods Zoon, Wees dan kind'ren tot een zegen, Leid de kleinen tot Gods troon, (bis.) 4. Laat nooit iemand van u hooren: rDaar is niets te doen voor mij /" Weet bet zielen gaan verloren. En de nacbt is dicbt nabij. Jezus roept u — werkt nu voor Hem, Met een bart verheugd en blij ; Antwoord op uws Meesters roepstem: „Hier ben :lk, zend mij, zend mij!" 35 'S HEILANDS KROONJUWEELEN. XLI. 1. i LS de Heiland zal verschijnea A In glorie op aard', Met de Zijnen, al de Zijnen, Rondom Hem geschaard. KOOB. O, dan zullen zij schittren, Gehecht aan Zijn kroon. IA1 a de fonklende sterren, Zoo heerlijk en schoon. 2. Als dan Jezus hen vergadert. Geeft Hij hun een kroon, Als de Zijnen zijn genaderd Tot Hem, voor Zijn troon. 8. Kleine kind'ren, o zoo velen I Staan ook voor Gods troon: Zij zijn paarlen, kroonjuweele» Van Jezus, Gods Zoon. 4. Komt, gij kindren, kleine kindien, O, volgt Jezus' stem, Laat door niemand u verhindrefc» Maar vliedt nu tot Hem. Wie la !HU gelooft heeft ïiet Eeuwige 36 JEZUS MIJN TOEVLUCHT. XLII. 1. ~|EZUS, dien mijn ziel bemint, 's Levens stormen loeien, Heer i O, beveilig mij, Uw kind, Leg m^ aan Üw boezem neer, Als de golven woedend slaan Tegen rotsen op en neer, Laat mij aan Uw zij' dan staan, Tot de storm voorbij is, Heer! 2. And're toevlucht ken ik geen ; Hulploos kom ik tot U vliên; Laat, o laat mij niet alleen, Wil my steeds Uw bulpe biên. Als de zondelast mij drukt, Zend mij Uw verlossing neer; Ben ik zwak en neêrgebukt, Schenk mij dan Uw kracht, o Heer 8. Gij, o Heiland, zijt mijn kracht. Gij nifln hoog vertrek, o Heer ! Gij sterkt zwakken door uw macht, Gij geeft blinden de oogen weer. Heilig, driemaal heilig, Gij ! Zie ontfermend op mij neêr ; Niets dan zwakheid vindt Ge in mij ; Schenk mij Uw genade, o Heer ! 4. Volheid van genade, o Heer! Woont steeds in uw priesterhart. Stort den stroom des levens neêr In mijn ziel — neem weg mijn smart. Gij zijt 's levens Heilfontein, Gij geeft zondaars zaligheid: Wasch mij, Heer ! en houd mij rein, Nu en tot in eeuwigheid! 37 JEZUS MINT OOK MIJ. XLIII. 4. 'k T>EN zoo verblijd om den troost dien God geeft, i > Dat Hy ons, zoudaars,-oneindig liefheeft; Veel in Zijn "Woord geeft mij hoop, maakt mij bljj, Niets toch zooveel als: „M^n Jezus mint mij." KOOR. k Ben zoo verblijd, want Jezus mint mij, Jezus mint mij, Jezus mint mij. 'k Ben zoo verblijd, want Jezus mint mij, Jezus mint mij, ja, ook mij. 2 Schoon ik helaas Hem nog dikwijls vergeet, Nochtans mint Hy mij, hoe zwaar ik misdeed, 'k Vlied in Zijn armen, ik zoek weêr Zijn zij*, ©aar ondervind ik: Mijn Jezus mint mij. 3. Eens zal mijn oog Hem in glorie ook zien, 'k Zal in den hemel mijn hulde Hem biên; 'k Zing dan voor eeuwig, verheugd en zeer blij: „0, welk een wonder, mijn Jezus mint mij! 4. Jezus bemint mij, en ik bemin Hem; Ook. voor mij stierf Hij, en 'k volg steeds Zijn stem; 'k Ben nu verlost ei ~an 't oordeel gansch vrij, Want ik weet zeker: Mijn Jezus mint mij. 5. Vraagt mij soms iemand, waardoor ik dat weet, Eere aan Jezus; die 't al voor mij deed ! Gods Geest werkt in mij, en dit maakt mij blij, 'k Heb de verzeek'ring, mijn Jezus mint mij. 6. In die verzeek'ring vind ik al mijn rust; In dat vertrouwen dien ik Hem met lust. Zelfs wijkt de satan en laat mij weêr vrij, Als ik hem toeroep: „Mijn Jezus mint mij !" •38 ZIE EN LEEF. XL1V. I. T\OOR een blik op het kruis is er leven en heil, 1 s Is er leven voor u en voor mij. Zie geloovig op Hem, wordt behouden en leef. Want verlossing biedt Jezus u vrij. REFREIN. Zie, zie, zie en leef! Door een blik op het kruis is er leven en heil, er leven voor u en voor mij. 2 O, waarom droeg daii Jezus de zonde en den saaad, Als uw schuld niet op Hem werd gelaan ? O, waarom heeft het bloed uit Zijn zijde gevloeid, Als uw schuld niet door Hem werd voldaan ? 5. Niet uw tranen, gebeden, bekeering, berouw, Maar Zijn bloed wrocht verzoening voor u; Werp op Hem dan 't gewicht van uw zonde en uw scksU Ylied tot Jezus, o zondaar, vlied nu. 4. Neem nu aan in 't geloof en met vreugde het keil, Neem het leven, dat Jezus u geeft! Wees verzekerd dat nimmer de dood u meer treft, Daar de Heer, uw gerechtigheid, leeft. 6. Weg dan twijfel en vrees, want Gods Woord hoeft, ver (klaard. Dat uw Heiland het werk heeft volbracht, In de volheid der tijden kwam Jezus, de Heer, Als liet Lam voor de zonde geslacht. 39 ZOO ALS IK BEN. LH. 1. TJ00 als ik ben — 'k pleit anders niet, /,J Dan dat Uw bloed mij redding biedt, En dat Gij zelf mij nu ontbiedt! 0, Lam van God! ik kom! REFREIN. 0, Lam van God 1 ik kom ! $, Zoo als ik ben; niet meer gewacht! Ik durf niet staan in eigen kracht; Uw bloed alleen heeft reddingskracht 0, Lam van God! ik kom! &. Zoo als ik ben — arm, naakt en blind, Gij maakt mijn hart nu rechtgezind; maakt een zondaar tot Gods kind, 0, Lam van God! ik kom! 4. Zoo als ik ben — Gij neemt mij aan, Om mij van zonde en schuld te ontslaan, Op Uw belofte durf ik staan. O, Lam van God! ik kom ! 5. Zoo als ik ben — Uw liefde, o lieer! Werpt alle hinderpalen neèr. 'k Behoor U toe en niemand meer, O, Lam Tan God 1 ik kom ! 6. Zoo als ik ben — in leed en strijd, Kom ik tot U ten allen tijd. Mijn leven is U toegewijd ! O, Lam van God! ik kom! 40 HET IS VOLBRACHT. liii. 1. ""VTIETS te doen, 't zij groot of klein. Niets o zondaar, neen; Jezus heeft het al gedaan, Lang, zeer lang geleên. REFREIN. 't Is volbracht! Het gansche werk Heeft de Heer gedaan! Al hetgeen uw ziel behoeft, Biedt u Jezus aan. 2. Toen Hij neerkwam van Zijn troon, Toen Hij voor ons stierf, Was Hij 't, die voor u en mij 's Levens kroon verwierf. 8. Al uw doen leidt tot den dood, Hoe 't u noodig scheen: Jezus heeft het werk volbracht, Hij, ja, Hij allée'n. 4. Houd dan op met al uw doen ; Werken baat u niet; Neem slechts in 't geloof het heil, Dat u J ezus biedt. 5. Werp dan al uw werk terneer; Al uw doen gestaakt, Want in uwen Heer alléén, Is uw heil volmaakt. PrUif den Heer, Halleluja ! 41 WITTER DAN SNEEUW. LVI. 1. xyEER Jezus, ik wansch te zijn rein en volmaakt, XX Dit is 't waar mijn hart zoo vol droefheid naar haakt Verniel eiken afgod, werp alles ter neer; O, wasch mij, en witter dan sneeuw maak mg, Heer! KOOR. Witter dan sneeuw, ja, witter dan sneeuw; O, wasJi mij, en witter dan sneeuw zal ik zijn. 2. Heer Jezus, laat niets dat onrein is in mij ! l. Ik ftltt tt»n de dpsir en ik klop. 4:3 ZIE OP JEZUS EN LEEF. LXI. 1. T7 OM, o zondaar, met uw leed, IV Zie en leef! Zie en leef! Zie op 't geen uw Heiland deed, Zie en leef! Zie op 't Lam voor u geslacht, Zie en leef! Zie en leef! Hoor Hem roepen: „'t Is volbracht <'• Zie en leef! KOOR. Jezus stierf voor u aan 't bout, En zijn dood is uw behoud ! Op Zijn zoenbloed dan vertrouwd I Zio en leef! 2. Schoon onwaardig, gansch bevlekt, Zie en leef! Zie en leef! Zie Hem, die uw schuld bedekt, Zie en leef! Lang reeds waart ge in satans macht, Zie en leef! Zie en leef! Jezus geeft verlossingskracht, Zie en leef! S. Schoon gij ver zijt afgedwaald, Zie en leef! Zie en leef! Jezas heeft 't rantsoen betaald, Zie en leef ! Hoor Hem roepen: „Kom tot Mij lss Zie en leef! Zie en leef! „Wie dan wil die kome vrij," Zie en leef! 44 HIJ BOEPT U. LXII. 1. T~\E dierbre Heiland IJ Roept zondaars nu ! Schoon vaak verworpen Nochtans roept Hij u. KOOR. Jezus roept u, zondaar, hoor Hem, Zie Hein wachtend staan! Schoon gij ver zijt afgedwaald, Nochtans neemt n Jezus aan. 2. Groot Zijn genade, Voor allen vrij! Kom, kind der dwaling Kom nu aan Zijn zy'! 3. Schoon gansch onwaardig, Kom, zondaar, kom ! Roept nu van harte: Jezus! zie ik kom. 4. Gij weet hoe schuldig Ik mij erken; Gg wilt mij nemen, Juist zoo als ik hen. 45 VADER ZEGEN MIJ, LXIII. 1. "YTADER! zegen mij, Uw kind, V Als ik neêrhuig voor Uw troon; Gij neemt weg mijn zonde en schuld, Door het zoenbloed van Uw' Zoon. KEFKEIN. Zegen mij, rijk en vrij, Dierb're Vader ! Zegen mg ! 2. Zend, o Heer ook in dit uur, Mij, Uw kind, genade neêr; Wijl ik biddend opzie, Heer, Kom en zegen my, o Heer. 3. Kom dan nu om Jezus* wil, 1'reek de keet'nen, maak mij vr§, Wijl ik biddend opzie, Heer. Maak mijn treurend harte blij. 4. fn aanbidding buig, ik neêr. Vader! wees mij nu nabij ! v • • > . \ ' ■ .. - ' ' In God is mijn heil en mijn lust, Daar zing ik beveiligd voor smart. KOOR. O, welk een zoete troost, 0, mijn ziel is verlieugd. In mijn God is mijn leven, Een eeuwige jeugd. 2. Ik vrees niet den schrik van den nacht, Den pijl, die daar vliegt bij den dag, God houdt voor Zijn kind'ren de wacht, Geen leed dat mij naderen mag. 8. Geen plaag, die daar wandelt op aard', Als duisternis 't aardrijk omhult, Die ooit mij doet twijf'len aan Hem. Die steeds Zijn beloften vervult. 4. 't Verderf, dat er duizenden velt, Ontroert en beangstigt mij niet. Want Jezus leeft in m\jn gemoed, Zijn liefde is mijn sterkte en mijn lied. 5. Tien duizenden vallen ter neer, En liggen gedood aan mijn zij'. Toch ben ik gerust in mijn Heer, In God ben ik veilig en vrij. 55 PRIJST ZIJN LIEFDEMACHT. LXXXIX. l- TT OE zalig verlost te zijn door Jezus' bloed, li Ik werp mij nu neer in dien heiligen vloed; Van zonde en van oordeel ben ik nu ook vrij, Mijn Jezus geeft vrede — Hij stierf ook voor rny. K00U. O, prijst nu Zijn liefdemacht 1 Prijst nu Zijn liefdemacht, Prijst steeds Zijn liefdemacht, Die ons verlost. 2. Hoe zalig verlost te zijn door Jezus' bloed, Ik vrees nu geen oordeel meer, 'k heb goeden moad, Ik ken nu mijn Heer, Hij die zondaars geneest, Bestraalt ook mijn ziel met het licht van Zijn5 Geest,. 3. Hoe zalig verlost te zijn door Jezus' bloed, Hij reinigt mijn ziel, Hij maakt alles weêr goed; Bedrukten, vermoeiden geeft Jezus steeds rust; Elk leed, elke droefheid wordt door Hem gesust. 4. O, Jezus, ik zing van U hier t' allen tijd, Mijn dierbare Heiland, Gij maakt mij verblijd! Met U overwin ik den dood en het graf, Met U, die door 't sterven het leven mij gaf. 50 NIETS VAN MIJ EN 'T AL VAN U. XCI. 1. /~\, DE bitt're smart en schande V/ Yan den tijd waarvan ik gruw, Toen 'k voor U het oor kon stoppen, En ik antwoordde op Uw kloppen: Al van mij en niets van U." (bis.) 2. Toch Ge vondt me — 'k zag U hangen, Tusschen inoord'naars wreed en ruw ; Biddend: „Vader, schenk vergeving!" En ik zei, vol teedre beving: „Iets van mij en iets van (J." 8 Heerlijk redde m' Uw genade Van de zonde, die ik schuw, Daaglijks boogt g'U tot mij neder, En mijn hart sprak week en teeder: „Minder Ik en meer van U." {bis.) 4. O, hoe hoog is Uwe liefde! O, hoe diep wordt zij mij nu! €rij hebt overwonnen, Heere, Sehenk mij nu wat ik begeere: Niets van mij en 't AL van U.'* 57 NEEM DEN NAAM VAN JEZUS MEDE. XCVI. 1. ""VT EEM den naam van Jezus mede, .tN Kind van droefheid, smart en wee, Want die naam alléén geeft vrede; Neem Hem dan steeds met u meê. KOOK. Dierb're Naam, o, hoe zoet! Hoop der aard' en hemelvreugd. Dierb're Naam, o, hoe zoet! Hoop der aard' en hemelvreugd. 2. Neem den naam van Jezus mede, Hij alléén is 't die ons redt; Stoort verzoeking soms uw vrede: Roep dien naam aan in 't gebed. 8. Door Zijn trouw wil Hij ons weiden, Troosten op de levensreis; Aan Zijn liefdehand ons leiden Naar het eeuwig Godspaleis. 4. Daar, met dank'bre vreugdetonen, Zingen w' eeuwig tot Uw' eer ; Daar, daar leggen w' onze kronen, Vol aanbidding voor TJ neer. 5S DE BRON DES HEILS. XCVII. 1. T7,R vloeit een stroom van heilig bloed, n Voor arme zondaars vrij: Des Heilands bloed dat wond'ren doet, Gestort voor u en mij. KOOR. Dat bloed alléén maakt rein, Dat bloed alléén maakt rein, Gelooft dit, zondaars groot en klein, Dat bloed alléén maakt rein. 2. De moordenaar aan 't kruis was blij: Voor hem vloeide ook dat bloed! Voor hem! voor mij ! voor allen vrij J Komt, zondaars, tot dien vloed. 8. 0 Lam van God, Uw dierbaar bloed Heeft nog dezelfde kracht; Gii hebt voor 't hart, voor 't bang gemoed, Verzoening aangebracht. 4. Ook ik was eens in zonde-nood, Maar Jezus maakt' mij vrij ! Nu prijs ik Hem tot in den dood, Want Hij stierf ook voor mij. 5. En als ik in den hemel woon, En jubel aan Zijn zij', Dan klinkt mijn loflied voor Zijn troon $ Gij, Heiland, stierft voor mg! ^9 REIN DOOR HET BLOED. xcix. '• \\T J ® zijn het die aan 's levens stroomen staan ? V? Wie zijn zij die door 's Hemels poorten gaan? Heffend juichend 't loflied aan: „Rein door het bloed van het Lam!" KOOR. Zwevend door de poort van het zalig hemelrijk ) „Rein door het bloed van het Lam!" ' ] 2. Zij zijn het die op aard' reeds in hun jeugd, In Jezus vonden al hun levensvreugd. Juichend nu voor God verheugd: „Rein door het bloed van het Lam." 3. Zij zijn het die in al hun aardschen strijd Vrede en vreugde vonden t'allen tijd; In den Heer die 'thart verblijdt: „Rein door het bloed van het Lam." 4. Nu zyn zij veilig voor den troon van God ; Geen zonde of dood verstoort hun zielsgenot; Eeuwig juichend — zalig lot! „Rein door het bloed van het Lam." 60 O, HAD IK DUIZEND TONGEN! c. I. 7~\ HAD ik duizend tongen meer! V/, Zij zongen allen meê Den lofzang van mijn Heer en God, Die vreugde geeft en vreê. 2. Mijn Heer, mijn Heiland en mjjn Borg, 0, geef mg steeds gena! Opdat ik van Uw liefde spreek', Gekruist op Golgotha! 8. O, Jezus! Naam die vrees verdrijft En droefheid vlieden doet: Die naam klinkt hemelsch in mijn oor, Geeft vrede aan 't bang gemoed. 4. Uw bloed verlost uit Satans macht, Uw bloed maakt slaven vrij ; Den grootsten zondaar maakt Hij rein, Uw bloed verlost' ook mij ! 81 VERTROUWEN - DAT IS AL. CIV. 1. QLECHTS vertrouwen eiken dag, O Hoe de storm ook woeden mag, Jezus' trouw staat vast en pal, Slechts vertrouwen, dat is al! KOOR. Slechts vertrouwd zoolang ik leef, Tot deez' aarde mij begeef, Tot in 's hemels lofgeschal; Slechts vertrouwen, dat is al! 2. Helder schijnt na lange smart, 't Licht des Geestes in mijn hart; Als Hij leidt, vrees 'k voor geen vaU Slechts vertrouwen — dat is al! 3. Zingend als mij 't licht bestraalt, Biddend als het nachtfloers daait, Wat verzoeking m' overval, Slechts vertrouwen — dat is alt ê. Slechts vertrouwen uur aan uur, Heel des levens korte duur, Niets van Hem mij scheiden zal, Slechts vertrouwen — dat is al! 02 WEFJtGEBOïtEN MOET MEN ZIJK CIS. 1. T)ÏJ den "bleeken glans der maan, O Door Judea's vruchtbaar land, Zie 'k een man naar Jezus gaan, Waar liy licht vindt en verstand. KOOR. Woorden baten niet noch schijn,) ^ Weérgeboren moet men zijn. j 2. Niet door deugd of eed'le daan Worden wij van schuld gered Niemand kan in 't Godsrijk gaan Door zijn leerstuk of gebed. 3. Dat 'k dan recht voor God bekenn' Of ik door des Geestes werk Waarlijk weérgeboren ben, Of ik draag Zijn liefdemerk? 63 O WELK EEN VRIEND. CX. 1. 'k TT r EET een Vriend ver boven andrea, YY 0 welk een Vriend! Niets kan ooit Hem doen verand'renl 0 welk een Vriend l Aardsche vrienden mogen falen, Aardsche liefde moge dalen, Deze Zon blijft altijd stralen, O welk een Vriend! 2. O, hoe zalig Hem te minnen. O welk e^n Vriend! Laat Zijn liefde u overwinnen. O welk een Vriend ! Denk wat Hij voor ons wou lijden Om van vloek ons te bevrijden, Welk een doodsstrijd Hij wou strgdeB^ O welk een Vriend ! '3. 't Is de hemel Hem te kennen O welk een Vriend! Wil u gansch aan Jezus wennen, Hij is die Vriend! Denk niet langer aan den morgen, Altijd wil Hij voor n zorgen, Veilig zijt ge in Hem geborgen. O welk een Vriend! 4. Al nw schulden zijn vergeven. O welk een Vriend! Al nw vijanden verdreven, O welk een Vriend! Al nw smart zal Hij genezep, Voor geen dood hebt gij te vreezen, Eeuwig zult gij met Hem wezen, O, welk een Vriend! 6^ VOL VERTROUWEN. CXI II. 1. A L mijn twijfel breng ik Jezng, _i_V Zijn belofte heb 'k gehoord. Nimmer zal Hij mij beschamen, Ik vertrouw slechts op Zijn woord. koor. 'k Heb vertrouwen, vol vertrouwen, Zoet vertrouwen in Zijn woord, 'k Heb vertrouwen, vol vertrouwen, Zoet vertrouwen in Zijn woord. 2. Al mijn zonden breng ik Jezus, Die mij rein wascht in Zijn bloed. Hg bewaart mij rein en heilig In het diepst van mijn gemoed. 3. Al mijn vreezen breng ik Jezus, 'k Heb in Hem volkomen rust. Hoe de wolken samenpakken, Niets dat ooit Zijn liefde bluschfc. 4. Al mijn vreugde breng ik Jezus, Hij is al wat ik begeer, Met en in Hem heb ik alles, Ea mijn ziel verlangt nieis meer. b Wat ik heb dat geef ik Jezus, Heel mijn lichaam, ziel en geest» Hier op aard' en als ik eenmaal Deel in 's hemels vreugdefeest. ÖO KOÜ, O ZONDAAR. CXV. 1. ~T7~ OM, arme zondaar, o kom nu, Jlv. Tot Hem, die al uw schuld vergeeft, Tot Hem, die leeft en stierf voor u En ook voor u verlossing heeft. O zondaar kom, kom nu, kom nu, Hier is verlossing, ook voor u. 2. Verlaat uw zonde en doe het nu, Ver zijt gij afgedwaald van Hem. Daar is geen rust, geen troost voor u Zoo gij niet weerkeert op Zijn stem. O zondaar kom, kom nu, kom nu, De stem uws Heilands roept ook u. 3. O wacht niet langer, maar kom nu, Zink niet in moedeloosheid neer. Hier is volkomen heil voor u, Werp slechts uw lasten op uw Heer. O zondaar kom, kom nu, kom nu, Hij droeg de zonden, ook voor u. 4. O keer dan, keer terug naar huis, Daar wacht het Vaderhart op u, Ontruk u aan het aardsch gedruisch, En hemelvreugd begint reeds nu. O zondaar kom, kom nu, kom nu, En 's hemels vreugd' begint voor u. 5. Geliefde, toef dan langer niet, Blyf niet meer in de verte staan. En d'englen heffen 't vreugdelied, Ook over uw terugkomst aan. O zondaar kom, kom nu, kom nu, En 't eng'lenkoor juicht over u. 4ii den llemel zal uieti komen dat ontreinigt 86 ZULLEN W' EENMAAL KOMEN? CXVI. 1. nfULLEN w' eenmaal, eenmaal komf*n, fj In dat oord zoo rein en schoon, Aan de kristallijnen stroomen, Vloeiend uit des Hemels troon? koor. Ja, wij zullen eenmaal komen Bij die frissche levensboomen, Aan die kristallijnen stroomen, Vlooiend nit des Hemels troon. 2. Aan den oever van die stroomen Zien wij 's Heilands aangezicht; Daar, vereend met alle vromen, Wand'len w' in het eeuwig licht. 8. Eer wij naadren tot die stroomen Leggen w'alle lasten af, O 't zal zijn alsof wij droomen, Daar, aan gene zij' van 't graf. 4. Ja, wij zullen weldra komen In dat heerlijk, zalig oord, Waar geen Vlacht ooit wordt vernomen, Waar slecats 't loflied wordt gehoord. 67 GA, WERK IN MIJN WIJNGAARD. CXIX 1. A, werk in mijn wijngaard, want de oogst is wel gro ot. \JC Maar d'arbeiders weinig en daaraan is nood," De grond moet geploegd en geëgd en gezaaid, Het onkruid gewied en het koren gemaaid, En de schapen geweid en de lamm'ren gehoed, 't Verloor'ne gezocht en gered en gevoed ; En 't schadelijk gedvert' dat den wijngaard doorknaagt. Moet worden gedood, of gevangen, verjaagd. koor. Ga, werk in mijn wijngaard, ga, werk in mijn wijngaard, Ga, werk in mijn wijngaard want d' oogst is wel groot. Ga, werk, werk, ga, werk, want d' oogst is wel groot Maar aan arbeiders nood! 2. Ga, werk in mijn wijngaard, 'k Heb recht op uw hart. Tk heb u gekocht door de bitterste smart. 't Is alles van Mij wat gij hebt, wat gij zijt : Uw gaven, uw krachten, uw goed en uw tijd. Om te sterven voor u aan het smadelijk kruis, Verliet Ik de vreugd van het Vaderlijk Huis. Uw losgeld betaalde Ik, zoo lief had Ik u. Kom, werk dan uit liefde voor and'ren ook nu. S. Ga, werk in mijn wijngaard, de tijd is nog kort, Gij weet niet hoe spoedig gij afgesneèn wordt. Uw dagen, uw jaren, zij vlieden voorbij, En dan kunt gij nimmermeer werken voor Mij. 0, begin in den ochtend en werk tot den nacht. Onthoud dat in zwakheid Mijn kracht wordt volbracht En zalig is hij die ütiijn werk heeft gedaan, Eu alles volbracht, in de rust is gegaan. 68 WAARSCHUWING. CXX1. 1. Geest strijdt, o zondaar! |J En zoekt uw behoud, Hij klopt aan uw harte, Zoo hard en zoo koud. Weersta dan dien Geest niet Die heden nog staat; Wellicht is het morgen Voor .eeuwig te laat. 2. 0, kind van Gods liefde! Verzwaar niet uw schuld, Maar word met den vrede Des Geestes vervuld; Bedroef dan dien Geest niet O, doe Hem geen pijn Dat in U uw Heiland Verheerlijkt moog' zijn! 8. De tempel des harten Van schoonheid beroofd 1 JEZUS YAN NAZARETH GAAT VOORBIJ. I. 1. fjIET gii die overgroote schaar? Wat wonder brengt haar bij elkaar? Wat doet haar komen eiken dag? Zeg mij wat dit beduiden mag. Een zachte stem roept uit de rij: } ^ „.Jezus van Nazaveth gaat voorbyl" 5 2. Wie is die Jezus? — Zeg het mij, Wat brengt die menigte aan Zijn zij? Een reizend vreemdling, heeft Hij macht. Om 't volk te trekken door Zijn kracht ? De slem klinkt weder even blij^ „Jezus Tan Nazareth gaat voorbij!" ) 3. 't Is Jezus, die het doornenpad Der smart, voor u en my betrad; Men bracht de kranken uit tot Hem, De dooven hoorden op Zijn stem, De blinden juichten, waren big: ) ^ „Jezus van Nazareth ging voorbij!" j 4. Ziet J Hij k^'^ t weêr, Wij volgen Hem Van plaats plaats op Zijne stem. Betreedt Ilij onzen drempel — ja, Dan blijft ilij bij ons vroeg en spa; Dan juichen wij, dan roepen wij : \ ^ „Jezus van Nazareth gaat voorby !" j 5. Beladen zondaars met üw kroost, Komt nu tot Hem oin vrede en troost. Gy, die van Hem zijt weggegaan, Xeert weder, neemt Zijn heilwoord aan. Beproefden, uitkomst is nabij : ) ^ „Jezus van Nazareth gaat voorbij !" ƒ 6. Maar zoo gij nam Zijn stem niet hoort, Zijn zondaarsliefde u niet bekoort, Dan klinkt Zijn streng verwijt in 't end; „Gaat weg! — Ik heb u nooit gekend!" „Te iaat/" roept gij, „te laat voor mij, ) ^ Jezus van Nazareth is voorby!" f 2 JEZUS, DIERBRE JEZUS. II. !• T\E dierbre Heiland is naby, JLJ De liefdevolle Jezus; Zijn woorden troosten u en mij O, hoort de stem van Jezus. KOOR. Englenkoren prijzen Hem; Paren wij ook onze stem, Zingen wij ter eer van Hem, Jezus, dierbre Jezus! 2. TJw zonde droeg Hij aan het kruis, O, hoort de stem van Jezus! Een plaats bereid in 't Vaderhuis, Een kroon bereid door Jezus. 3. Hem zij de lof en heerlijkheid ! Gelooft dun nu in Jezus; Uw hart zij tot Zijn dienst bereid; Verheerlijkt met mij Jezus! 4. Komt, broeders, komt nu al te zaam En zingt ter eer van Jezus ; Komt, zusters, prijst en looft Zijn naara. Ja, prijst den naam van Jezus. 5. Zijn naam verlost van zonde en schuld, Geen and're naam dan Jezus. Wordt, zondaars, met Zijn Geest vervuld. Neemt aan het heil van Jezus. 6. Gij, kinderen, beiden groot en klein; Bemint, den naam van Jezus ; Ook u maakt Hij het harte rein^; Dan leeft ook gij voor Jezus. 7. In 't hemelsch huis, voor ons bereid, Daar zien wij onzen Jezus, Daar prijzen wij in eeuwigheid Zijn naam, den naam van Jezus. «csd beeft U lief. Jezus stierf voor IJ. 3 - KLOPPEND - WIE IS DAAR? IIL 1- TZLOPPEND, kloppend — Wie is daar? j\_ Wachtend, wachtend — Wonderbaar! 't Is een Pelgrim, vreemd en vorstlijk, Als op aarde nooit verscheen. O, ontsluit voor Hem nu 't harte, O, zend Hem niet weig'rond heen! 2. Kloppend, kloppend ! — Hij staat daar! Wachtend, wakend, — vreemd voorwaar! Maar de deur is toegesloten, Door de dist'len dicht begroeid, En de grend'len onbeweeglijk, Door de klimop vastgeboeid. 3. Kloppend, kloppend ! — Hoe! steeds daar ? Wakend, wachtend, — o, 't is waar ! De doorboorde hand blijft kloppen, En in 't wreedgekroond gelaat, Stralen de oogen zacht en teeder, Van nw Heer, die wachtend staat. 4 VERTROUWEN. IV. 1. TZ"OMT, zondaars, komt met al uw leed Habt gij dan niet gehoord ? Bij Jezus vindt gij eeuw'ge rust; Verlaat u op Zijn woord! KOOR. Wilt gelooven, wilt gelooven ! Slechts op Hem vertrouwd! Jezus redt u, ja Hij redt u, Hij is uw behoud! S, Uw Heiland gaf Zijn dierbaar bloed. Opdat gij leven zoudt; kruis is zaligheid voor u, Ziju sterven, uw behoud. 3. Ja, Jezus is de ware weg, Die naar den liemel leidt; Gelooft in Hem, toeft langer niet, En smaakt Zyn zaligheid. 4. Komt, zondaars, komt en gaat mei ons, Op reis naar 't zalig oord, Waar eng'len juuhlen voor Gods troon ; En zingt daar eeuwig voort. r ü GA MIJ NIET VOORBIJ. Y. 1 /~^ A mij niet voorbij, o Heiland 1 \JF Ga m\j niet voorbij ! Wijl Gy andren zegent, Heiland! Zegen nu ook mij. KOvK. Jezus, Heiland ! Wees mij nu nabij! Wjjl Gij aidren zegent, Heiland! Ga mij niet voorby ! 2 \ oor Uw troon geknield, o Heiland; Bid ik in 't geloof; Doe my troost en nitkomst vindon, Houd U niet als doof. 8. Op Uw zoenbloed pleit ik, Heiland! Voor des Vaders troon; Daar wilt G.y mijn Midd'laar wezen. Hoor rny, Gij, Gods Zoon! 4. Gij zijt al mijn troost, o Heiland! Ja, mijn troost geheel; In den hemel en op aarde, Blijft Gij steeds myn deel. 6 DIE WIL. VI. TT^IE hoort die roepe: AJ „Kom, zondaar, kom 1" . brengt dit Evangelie aan het volk rondom; 2. De t\jd zal het toonen. de Heer zal voorzie»; Het zij niet op mijn tijd, \ Het zij niet op uw tijd, Zeer zeker op Zijn tijd Zal Jezus voorzien 1 8. O, twijfel niet langer, de Heer zal voorzien; En dit is het teeken, Geen woord zal Hij spreken, Om 't ooit te verbreken; De Heer zal voorzien'. 4. Yat moed en gaat voorwaarts; de zee zal straks vliên. Ziet Kanan ligt voor ons, Genade werkt in ons, Komt, jubelt dan met ons: De Heer zal voorzien! 20 het verloren kind. xxi. 1. ~T7~ EER huiswaarts, keer weêrl Gij zijt moede en mat, En zoo eenzaam is 't pad, Waar uw voet zich bevindt. Keer, afgedwaald kind! Keer weer, keer huiswaarts weer. KOOR. / Keer weer, keer huiswaarts weer! K^er weêr! Keer huiswaarts weêr, keer weêr, Keer weêr, keer weêr. 2. Keer huiswaarts, keer weêr! Want wij wachten steeds voort; Zie, wij staan aan de poort, En zoo guur is de wind. Keer, afgedwaald kind ! Keer weêr, keer huiswaarts weêr i 3. Keer huiswaarts, keer weêr! Uit uw droefheid en smaad, Uit de zonde en het kwaad. Tot uw teedersten Vrind. Keer, afgedwaald kind! Keer weer, keer huiswaarts weêr! 4. Keer huiswaarts, keer weêr ! L>aar is kleeding en brood, Voor uw armoe en nood, Keer tot Hem die u mint, ^ Keer, afgedwaald kind! Keer weêr, keer huiswaarts weêr 1 01 ~1 de wapendrager. XXIII. ^ ^ slechts een wapendrager, flink op mijn post, ooli: ee.n koning, die mij heeft verlost; Op Zijne roepstem wil ik voorwaarts gaan, Em naby myn Hoofdman wil ik altoos staan. KOOli. Hoort gij het krijgsgeschal: „Voorfe!" klinkt het luid; Ziet, al de twijfelaars vallen er uit; 'k Weet dat mijn Hoofdman mij gedenken sal,) ,. En als Zyn wapendrager sta ik pal. J cn3' S. 'k Ben slechts een wapendrager, nu in het veld; Waak over 's Konings helm, Zijn zwaard en schild ; k nacht op Zijr» roepstem, ieder oogenbiik, Vaardig met het antwoord: „Meester, hier ben ik." 8. Schoon slechts een wapendrager, mij is beloofd Eeuwige vrede, met een kroon op het hoofd; Zoo ik getrouw Hem al mijn dagen dien, Zal ook ik myn Koning in Zijn glorie zien. 22 KOM TOT UW HEILAND. XXIV. 1» QM tot uw Heiland, toef langer niet, Kom nu tot Hem, die redding u biedt, Hie ook voor u den hemel verliet, ïïödr naar Zyn roepstem : „Kom kook. Heerlijk, heerlijk, klinkt de vreugdetoon Van de zaal'gen, juichend bij Gods Zoon, Als zij vergaadren rondom den troon, Daar waar Gods englen staan. „Laat kinderen komen," klinkt nog Zijn stem, Spring op van vreugd, verblijd u in Hem. O, luister naar di« lieflijke stem: „Toef langer niet, maar kom!" 2. Wil toch bedenken: Hjj is nabij, Volg dan Zijn stem, ook u maakt Hij vrij. Luister, Hij spreekt tot u en mij : „Kom tot Mij, zondaar kom !'' 23 DE BESTE LEIDSMAN. XXV. TT OORT het troostwoord, gij, Gods kinderen, XI Reizend naar de stad omhoog; 't Is Gods Woord, wie zal 't verhind'ren ? B'k Zal u leiden met Mjjn oog." koor. 'k Zal u leiden, 'k zal u leiden, 'k Zal u leiden met Mijn oog; 't Is Gods Woord, wie zal 't verhind'ren ? „'k Zal u leiden met Mijn oog." 2 In beproeving en in lijden Als de nood klimt hemelhoog, Laat Zijn troostwoord u verblijden: „'k Zal u leiden met Mijn oog." 3. Is schier al uw hoop verdwenen, Als een wolk of regenboog, Ziet op Mij, houdt op met weenen, „'k Zal u leiden met Mijn oog !" 4. Wordt het donker om u henen Werpt aw blik dan naar omhoog; Is uw stervensiïur verschenen: „'k Zal u leiden met Mijn oog." 24 WONDERLIEFDE. XXVII. 1. A LZOO heeft God de wereld lief," r,J\. Al zoo bemint Hij mij; De zaligheid too duur gekocht, Biedt Hy san allen vrij. koor. Wonderliefde! o, zoo groot! De liefde Gods zoo vrij ! De lief'l« bracht mijn Heiland néér, Hjj stierf vjor u en mij. 3. Ja, door 't geloof wordt Jezus mijn', De Zoon van God mijn deel; Terlossing wrocht Hij door Zijn bloed, Hij reinigt mij geheel. 8. Gods liefde brengt de ware rust, Die Hg Zfl'n kind'ren geeft; Van zonde maakt de Heer u- vrij Naardien gij in Hem leeft. 4. Gij, die gelooft, weest blijde en juicht! Gij hebt het onderpand Van 't leven en de onsterflijkheid In 't u beloofde land. 5. De Heer verbrak des satans macht! Verlosten, jubelt vry! In 't stervensuur komt uw triomf, Want Jezus is naby. -5 DE HEMELSCHE WONING. XXVIII. 1. DENK aan dat Huis ver van hier, V/j Waar verlosten, onsterflyk en schoon, Aan de boorden van Gods heilrivier Bekleed staan met licht voor den troon Ver van hier. Hier ter plaatse en in dit uur, Milde Vader, zegen mij ! 46 HEILIGE GEEST, GETROUWE GIDS. LX1V. 1 j tbïl'GE Geest, Gij zijt nabij, jLJ. Altijd met Uw lieht nabij; Leid ons, pelgrims, aan Uw band, Leid ons, door dit dorre land. Moede zielen zijn verblijd, Als ze U hooren in den strijd, Fluist'ren door bet aardsch gedruisch: „Volg mij naar bet Vaderhuis!" 2. Heil'ge Geest, getrouwe Vrind! Gij zijt steeds tot hulp gezind. Als de nacht daalt om ons heen, Laat, o, laat ons niet alleen. Als de storm woedt meer en meer, En ons hart gebukt gaat, Heer! Fluister dan in 't storm gebruis, „Volg Mij naar het Vaderhuis!" 3 fs ons werk op aard' gedaan, Zijn we aan 't eind der levensbaan, Maakt soms twijfel ons beducht, Dat ons hart dan klaagt of zucht, Als de reis ten einde spoedt, En wij pleiten: „Jezus bloed." Fluister dan met zacht gesuis: „Volg Mij naar het Vaderhuis!'' 1-7 JEZUS REDT MIJ NU. lxv. ï ¥~\IT is het Evangeliewoord: l_J God roept tot mij, tot u, Tot ieder sterv'ling die het hoort: Jezus redt u nu! KnOB, Jecas redt n nu, Jezus redt u nu; Ja, Jezus redt u t'allen tyd; Jezus redt u nu 2. God spreekt, die God die nimmer liegt: Geen twijfel meer, dien 'k duid. 'k Geloof Zijn woord, dat nooit bedriegfeJezus redt mij nu ! 3. 't Is niet mijzelv', waarop ik bouw. Ik weet waar dit mij voert; 'k Zie uit mij zelv' op Jezus trouw. Jezus redt mij nu! 4. Hard dringt de vijand op mij aan, In mij is gansch geen kracht; Toch mag 'k als overwinnaar staan, Jezus redt mg nu ! 5. Wat nood de toekomst brengen mag, Zijn liefde zal 't voorzien, Van uur tot uur den ganschen dag, Jezus redt my nu! 8. Waarom getwijfeld? Hij die stierf, Draagt thans de gloriekroon; Hij is 't die alle macht verwierf, Jezus redt mij nu! 7. En eens, als in de paarlen-poort Ik aan Zijn voeten val, Dan klinkt mijn loflied altijd voort: Jezus redt mij nu! 4S DIT DEED IK VOOR IJ, WAT DEED1 GIJ VOOR MIJ. LXVI. 1. II/TlJN leven gaf ik vrij iVL Opdat gij leven zoudt; 'k Gaf alles op voor u ; Mijn dood is uw behoud. Mijn leven gaf ik vrij Voor u — wat gaaft gij Mij ? % Ik leefde op aard' voor u In lijden en in wee, Opdat ge in eeuwigheid Mijn vreugd geniet vree Mijn leven gaf ik Vrij; — Gaaft gij één uur voor My ? 3. 'k Verliet Mijns Vaders troon Waar mij Z;jn glans omscheen, En wandelde op deez' aard, Verlaten en alleen, Voor u deed Ik dit vrij — Verliet gij iets voor mij ? 4. Geen tong beschrijft het leed, Waardoor Ik heen moest gaan, Groot was Mijn zielestrijd, Om u van straf te ontslaan. Voor u leed Ik dit vrij — Welk leed droegt gij voor Mij ? 6. Ik bracht ook neer voor u Gods gavH van Zijn troon; De zaligheid zoo vrij, Geef ik als eenwig loon. Aan n geef ik dit vrij — O ziel, wat geeft gij Mjj ? 6. O, dat uw levenstijd, Gewijd zij aan Zijn eer: Verzaak de wereld nu, En leef slechts voor uw Heer; O, breng nu al tot Hem En volg verheugd Zijn stem. 49 WERK, WANT DE NACHT KOMT DALEN. LXXII. ERK, want de nacht komt dalen, y \ Werk in het morgenuur ! Werk vóór uw licht gaat falen, 't Licht is kort van duur. Werk in de zonnestralen, [n 't licht, dat God nu geeft j Werk, want de nacht zal dalen, Die geen dag meer heeft. 2 Werk, want de nacht zal dalen, Werk wijl ge in 't zonlicht staart; Laat nooit de moed u falen, Voor uw taak op aard ; Dan zal u 't licht bestralen, Als God zijn rust u geeft. Werk, want de nacht komt dalen* Die geen dag meer heeft, 3. *t Werk door den Heer bevolen9 Is dat ge in Hem gelooft. Wil niet in twijfling dolen. Neem wat Hij belooft. H\j wou uw schuld betalen, Jezus, die u 't leven geeft! Werk, en geen nacht kan dalen, Waar uw ziel dan leeft. 50 HET HEMELSCH LAND. LXXTV. 1. 'k het land, waar de zon nimmer daalt,,. JLl Waar de woning des Vaders ons wacht* In 't geloof zien wij 't licht, dat daar straalt ; In dat land heerscht geen zonde en geen nacht, KOOR. In het land van Gods heil, ) ,. Zullen wij voor Gods troon juichend staan, f 2. In dat land zingen wij eeuwig voort, Heerlijk lied van verlossing en vree , In dat land waar geen zucht wordt gehoord, Zyn wjj vrij van verdrukking en wee. 3. Tot den Vader, zoo mild en zoo goed, Rijst ons loflied op dankbaren toon; Ja, wij prijzen Hem voor Jezus' bloed, Voor het heil, ons gewrocht door Gods Zoon,. 51. EENS VOOR AL. LXXVI. 1. 7RIJ van de wet, o vreugdevol leven ! V Door Jezus' bloed is alles vergeven f Christus verlost, hoe diep ook de val, Hg maakt ons zalig, eens vooral. KOOR. Eens voor al — Uw Heiland "belooft het! Eens voor al — O, zondaars gelooft het! Klemt u aan 't kruis, hoe diep ook uw val, Jezus verlost u, eens voor al, 52. Nu zijn wij vr\j! geen wet kan verdoemen, In Jezus' kruis zij nu al ons roemen! „Kom nu tot mij," zoo klinkt 't door't heelal, Kom, en Hy redt u, eens voor al. 8. Kind'ren van God! O naam vol van glorie ! Door Gods gena verkrijgt gij victorie; „Eere het Lam !" klinkt 't Englengeschal; Jezus geeft 't leven, eens voor al. 52 O DAG VAN HEIL. LXXX. 1. /"\ DAG van heil! o dag van vrengdl \_J Toen mij de Heiland zocht en vond; Wel mag mijn hart verblijd, verheugd, Hem prijzen voor dien zaalgen stond. KOOR. Dag van vreugd! Zalig zoet! Ik ben verlost door Jezus bloedJ O liefdeband, die nu mijn hart Aan 't Zijne bindt, o zalig lot! 'k Zing nu verheugd, verlost van smarti Uw dienst, Heer, is mij waar genot. 3. Mijn keus is nu beslist voor Hem: „Ik ben nu Zijn, en Hij is mijn 1 Hij .trok mij, en ik volg Zijn stem, 'k Ben blijde en juich, want ik ben ZynM 4. Mijn ziel rust nu in mijnen Heer, In Hem, mijn Heiland en mijn God; Mijn hart wijkt nu van Hem niet meer, Ik vind in Hem mijn heilgenot. 5. 0 Heer, schenk mij genade en kracht, Opdat ik heel mijn leven lang. Steeds juich in 't heil door U volbracht En U verheerlijk door mijn zang. Koor na het laatste vers. Gg leert mij waken, bidden, Heer, Gij geeft mij vreugde meer en meer. Dag van heil, zalig zoet, Ik ben verlost door Jezus bloed. ^ ONZE BESTE VRIEND. LXXXVI. W?fcn V1'ien(l is onze Jezus, y V Die in onze plaats wil staan! Welk een voorrecht, dat ik door Hem» Altijd vrij tot God mag gaan. Dikwijls derven wij veel vrede, Dikwijls drukt ons zonde neer, Juist omdat we 't al niet brengen, In 't gebed tot onzen Heer. 2. Leidt de weg soms door verzoeking, Dat ons hart in 't strijduur beeft, Gaan wij dan met al ons strijden Tot Hem, die verlossing geeft. Kan een vriend ooit trouwer weze®, Dan Hij, die ons lijden draagt ? Jezus wil ons ook genezen; Hij alleen is 't, die ons schraagt. 3. Zijn wij zwak, belast, beladen En terneêrgedrukt door zorg, Dierbre Heiland! onze Toevlucht! Gij zijt onze Hulp en Borg. Als soms vrienden ons verlaten, Gaan wij biddend tot den Heer; In Zijn armen zijn wij veilig, Hjj verlaat ons nimmermeer. ^4: IN DE SCHUILPLAATS DES ALLERHOOGSTLX LXXXVITI. 1. TN God is mijn schuilplaats, mijn rust, X Zoo veilig en zalig voor 't hart; En 't vuur van Gods liefde Schier in u verdoofd; Zie toe dat die liefde Weêr brandende zij; En blnsch niet den Geest uit. Want God is nabij ! 69 IK ZING VAN MIJN HEILAND. CXX1V. 1. T £ ral van mijn Heiland zingen, I Van Zijn liefdegloed voor mij; Aan het sehandlijk kruishout leed Hy, Maakte van den vloek my vrij. KOOR. Zing, o, zing van mijn Verlosser. Die Zijn bloed eens gaf voor my. Aan het kruis kocht Hij vergeving, Gaf den prijs, en ik was vrij. 2. 'b Zal vertellen hoe mijn Heiland Eens Zijn dierbaar leven gaf. En in gadelooz' ontferming, Voor mij droeg der zonden stral 3 Ik zal mijnen Heiland prijzen En Zijn zondaarsmin zoo groot. Hij heeft voor mij overwonnen, Over zonde, hel en dood. 4 ik zal van mijn Heiland zingen, Jezus, Redder, Hij is mijn' I Hij leidt mij naar 's Vaders woning, 'k Zal voor eeuwig by Hem zijn. 70 DICHTER BIJ HET VADERHUIS. CXXVII. 1. T\EEZ' zaal'ge zoete troost, 8 / Vervult mij meer en meer, Dat 'k dichter ben bij huis, bij huis, Dan 'k immer was weleer. KOOR. Dichter bij huis. Dichter bij huis. 'k Ben heden dichter bij, by hui» Dan 'k immer was weleer. 3. Straks zie ik 't Vaderhuis, Waar mij een woning wacht; 'k Ren nader bij den troon van God, Bij 't heil mij toegedacht. 8. Haast is mijn reis ten eind', Dan leg ik af het kruis, En draag de gloriekroon omhoog In 't eeuwig Vaderhuis. 4. Wees bij mij Heer, in 't uur, Als mij het doodsdal wacht, Want dichter ben ik nu bij huis, Ja dichter dan ik dacht. 71 JEZUS CHRISTUS GAAT VOORBIJ. CXXVIII. 1. XEZUS Christus gaat voorbij ! tj Zondaar, schaar u aan Zijn' zij'! Want uw leven snelt voorbij ! Roep dan: „Schenk genade aan mij." Roep dan: „Schenk genade aan mij !'* 2. Jezus Christus gaat voorbij ! Is Hij altijd zoo nabij ? Nu is 't d'aangename tijd, Zij uw hart Hem nu gewijd. 3. Hoor! Hij ro^pt u uit de rij: „Zondaar; wat wilt gij van Mij ?" Vlied tot Hem, stort uit uw hart, Hij verlost van alle smart. 4. Toon mij Heer, genade vrij, Stort uw teed're liefde in mij Maak mij in U rein en blij, Dat Uw wil, ook mijn' wil zij! 5. O boe heerlijk klinkt Uw Woord, In 't geloovig hart geboord, Als Gij antwoordt op 't gebed: „Door 't geloof zijt gy gered." ro i - DE GOEDE KEUZE. CXXIX. 1. f~\ ZOND AAK, ik breng u een zegen; — V/ Kies beden, kies! Eet heil door uw' Heiland verkregen — Kies heden, kies ! Lang reeds heeft Jezus in liefd' u gezocht En met Zijn' kruisdood heeft Hij u gekocht. Wil nu gelooven in 't heil u gewrocht: Kies heden, kies! 2. Zijn dood bracht u 't eeuwige leven; — Kies heden, kiesl Dat Hij nu om niet wil geven, — Kies heden, kies! Hoe nauw de weg ook, hoe eng ook de poort, Nochtans roept Jezus in liefde steeds voort : „Kom zondaar, o kom," zoo klinkt nog Zijn woord Kies heden, kies! 3. Waarom wilt g' o zondaar dan sterven? — Kies heden, kies ! Waarom zoudt ge 't leven dan derven? — Kies heden, kies! Haast is uw proeftijd op aarde voorbij, Dan is ook Gods Geest u niet meer nabij, Dan roept de Heiland niet meer : „Kom tot Mij." Kies heden, kies! 4. Verbreek dan de banden der zonden; — Kies heden, kies! Uw heil wordt in Jezus gevonden; — Kies heden, kies! Vlied in Cyn' armen, geopend voor u. Wil toch gelooven, Hg stierf ook voor u. Kom dan tot Jezus, o zondaar, kom nu ! Kies heden, kies. Vrede door het bloed des Kru!«ei. 73 DICIIT BIJ HET KRUIS. cxxx. 1. "TEZUS! houd mij dicht bij 't kruis, Waar de levensstroomen, Vrij voor allen vloeien, Heer, Die daar tot U komen. KOOR. Bjj het kruis! dicht bij 't kruis! Zal ik Jezus loven. Totdat ik gausch rein en vrij, Eeuwig juich daar boven. 2. Bij bet kruis, met schuld bedekt, Stond ik eens te beven. IDaar vond ik door Gods gena, 'fc Eeuwig, zalig leven. 3. Dicht bij 't kruis! daar met geduld, Wacht ik vol vertrouwen; Daar zal ik voor 't eeuwig heil Steeds mijn hope bouwen. 4. Bij het kruis, o Lam van God! Toont G' IJw mededoogen, Leer mij wand'len dag aan dag, Met dat kruis voor oogeri. 74 dat zal mijn hemel zijn. cxxxii. 1. TK weet niet het uur dat mijn Heiland verschijnt, L Wanneer alle nacht voor Zijn glans verdwijnt; Maar ik weet, als Hij komt dat Zijn licht besch^nt, En dat zal mijn hemel dan zijn. KOOR. En dat zat mijn hemel dan zijn ! Ja, dat zal mijn hemel dan zijn! Maar ik weet als Hij komt, dat Zijn licht mij beschijnt. En dat zal mijn hemel dan zijn. 2. Fk weet niet hoe d'englen in 't hemelhof, Bezingen Gods eer en Zijn eeuw'gen lof, Haar ik weet dat daar Jezus ontvangt alle» £n dat zal myn hemel dan zijn. 3. Ik weet niet hoe heerlyk Gods troon zal ziju. Of welk' ook mijn naam in 't Godsrijk zal zijn. Maar ik weet dit : de komende Heiland is mijn En dat zal mijn hemel dan zijn. 75 TOEWIJDING. CXXXIX. 1. ""ft f IJN geest, mjjn ziel, mijn lichaam, Jj JL Jezus geef ik aan U; 't Zij U gewijd ten offer, 'k Ben eeuwig de Uwe nu. KOOK. Mijn al is op het altaar; En wachtend op het vuur. Wachtend, wachtend, wachtend, Ja, wachtend op het vuur. 2. 0, Jezus, sterke Heiland,, Die mijn gelofte hoort 1 Gij zult mij zalig maken, Door Uw onfeilbaar woord. 8. Uw vuur daal' neer in 't harte Dat gansch U toebehoort; Gij zult mij zalig maken, 'k Verlaat mjj op Uw woord. 4. 'k Ben d' Uwe, dierb're Jezus! 'k Ben d' Uwe, zalig lot! Dat mij Uw' Geest verzeeg'le Ten dienst van mijnen God! *6 IK GA NAAR HUIS. CXL11. 1. 'k T~)EN hier een vreemdeling, I ) Op reis naar huis. Deez' aard is een woestijn; Hier ben 'k niet thuis. Vrees is aan alle kant^ 'k Word daaglijks aangerand, Boven is 't Vaderland, Daar ben ik thuis. $. 't Kwaad dreigt bij eiken stap, 'k Ben nog niet thuis. Kort is mijn vreemd'lingschap, Ik ga naar huis. De stormwind loeie vrij, Hij is weêr ras voorbij, 'k Woon eens verlost en big In 't Vaderhuis. 8. Klagen, dat mag ik niet, Al ben 'k niet thuis; Al kwelt mi] hier verdriet, Eens kom ik thuis. Daar is geen smart of schand*, Daar is mijn vaderland, Daar, aan Gods rechterhand, Daar ben ik thuis. 4. Ja, aan mijn Heilands zij' ^ Ben 'k eeuwig thuis, En gansch vau zonde vrij, In 't Vaderhuis. — Na al den aardschen druk Smaak ik een vol geluk, Als 'k voor mijn Koning buk, Voor eeuwig thuis. IK HEB DEN BESTEN VRIND. CXLIIÏ. 1. |K heb den besten Vrind, L Jezus is mijn'! Die mij zoo teêr bemint, Jezus is mijn' ! Wijk van mij wereldsch go^dï 'k Heb rust in mijn gemoed, Vrede door Jezus' bloed, Jezus is mijn'! 2. In voor- of tegenspoed, Jezus is mijn'! Uit is mijn hoogste goed: Jezus is mijn'! Hij die Zijn bloed vergoot, \ ervult ook al mijn nood, Zijn liefd' is eind'loos groot, Jezus is mijn'! o» Laat eens deez' aard' vergaan, Jezus is mijn'! De witte troon daar staan, Jezus is mijn'! Vreezen, dat mag ik niet; Die daar den Koning z^et, Heft aan het nieuwe lied: Jezus is mijn*! é. Vaarwel, o sterflijkheid! Jezus is mijn'! YV elkom o eeuwigheid, Jezus is mijn' Ik heb ge-^chtigheid, Moed, kracht en heiligheid In Hem mij toebereid; Jezus is mijn'! '3 GAAT GIJ MEDE. CLX. l' O vZE ga1a,t..ilaar '} land van Sel uk en van vrede, \J Naar t verblijf van de rust, naar bet Vaderlijk Huis' Arme zondaar, de stroom van 't verderf sleept ü med» • Ltuk u los uit dien stroom, uit der golfen gebruis KOOK. Gaat gy mee, gaat gij meê, gaat gij meê, gaat gij meê? Gaat gij mee naar het land van geluk en van vreè ? 2., In dat land knaagt geen smart, drukt geen krankheid, n , [noch lijden Geen verborgen verdriet perst er tranen uit 't o os Onverwnkbare vreugd komt er allen verblijden. 't Zyn slechts liederen van lof, die weerklinken omhoog: Gaat gij meê, enz. 3, Geen gebrek in dat land; Onnaspeurlijke schatten, Zijn het deel, dat Gods volk daar voor eeuwig verbidt. Wat geen oog heeft gezien, wat geen hart kan bevatte Is wat God voor Zijn volk in dat oord heeft bereid. Gaat gij meê, enz. 4. Keiat tot Jezus uw Heer; Zie, Zijn stem roept u bed pu, Werpt u neêr aan Zijn' voet met ootmoedig gebed. 9 geloof, en Zijn Bloed reinigt al uw verleden; Geef * over aan Hem en ook gij zijt gered t Ik ga meê, enz. 79 HET KïtUÏSDEAGEN. CLXII. 1. TXEER! ik wil mijn kruis hier dragen, i ï En U volgen dag alin dag; »eor Uw macht zult Gij mij schragen, Wat mij hier ook drukken mag; Laat de zelfzucht in mij sterven, Al wat ik in 't vleesch begeer. Ik ben rijk, wat ik moet derven, Want Gij zijt mijn deel, o Heer. 2. Vrij moog' mij de wereld baten Jezus droeg dit kruis weleer; Vrienden mogen mij verlaten, Gij verlaat mij nimmermeer; Met'Uw gunst bedeeld, o Heere ! Draag ik willig 't aardsche kru;.3; ®ij zijt al wat ik begeere Gp mijn reis naar 't Vaderhuis. S. Wat mij hier doet nederbukken Drijft mij nader tot Uw hart; 's Levens zorgen mogen drukken, In den hemel is geen smart; droefheid kan mij nimmer schaden, Als uw liefde mij hier schraagt; Alle vreugd zal ik versmaden, öie van U het merk niet draagt. ¥4f«-st IJ b e f' f n wie» g'j dienen zult. 80 URE MET GOD. CLXVII. 1. "TTlEB, ver van 't aardsch gewoel, XX Zoeken w* TJ weêr ; Spreek met Uw liefdestem, Tot ons o Heer! O, zie ons voor U staan, Zie ons genadig aan, Laat ons niet ledig gaan, Van U o Heer! 2. Kom, Heil'ge Trooster, kom! Schijn in ons hart, Neem weg van ons o Heer! Al wat U smart. Vernieuw ons door Uw kracht, Betoon hier Uwe macht, Vervul ons dag en nacht, Met Uwen Geest! S, Behoud o Heer! Uw werk, En laat ons zien, ©at zondaars door Uw Geest, Steeds tot U vliên. Maak woning in ons Heer! Verblijd ons keer op keer! E» g^ef ons meer en meer, Van Uwen Geest! SI WAAROP WACHT GIJ ? CLXXVII. 1. "T'EZUS Christus mint u, En Hij wacht op u ; Blijft Hem niet verwerpen, Zondaars! Hij roept u; Wilt niet langer wachten, Komt nu aan Zijn zij ! Hij heeft lang op u gewacht, Waarop wacht gij ? KOOK. Ja, de Heiland mint u, Komt nu aan Zijn zij! Hij heeft lang op u gewacht, Waarop wacht gij ? 2. Met een stem zoo teeder, Roept Hij zondaars nu ; Zijn uw zonden vele ? Vrij vergeeft Hij z'U; Wilt in Hem gelooven, En Hij spreekt u vrij; Hij wacht aan uw hart steeds voort* Waarop wacht gij? 8. Jezus hlijft steeds wachten, Zondaars toeft niet meer! Vliedt nu in Zijn armen, Komt nu tot uw Heer, Wilt op Hem vertrouwen, Vrede en vreugd geeft Hij ; Ziet! Hij wacht geduldig voort. Waarop wacht gij ? 82 LAAT U REDDEN. CLXXXIV. , 1. rfONDAAR! is uw hart verslagen ? Weet. dat God uw droefheid ziet, Stort gij tranen om uw zonden ? O, weêrhoud die tranen niet. koor. Jezus roept u : Hoor Zyn stem! Voor u stierf Hij; Kom tot Hem; lig kan redden, Hij alleen. 2. Jezus buigt zich in ontferming Tot u neêr, kom tot Hem nu! Hij wil u met God verzoenen, Daarom stierf Hij ook voor u. S. Wacht niet tot den dag van morgen, Gy mocht soms zijn licht niet zien; Jezus roept, laat Hem niet wachten, Wil nu tot uw Heiland vliên. 4. Buig u nu ootmoedig neder Voor den troon van uwen Heer, H\j biedt u vergiff'nis, vrede, 't Al om niet o, toef niet meerl 5. Laat nu d'Eng'len in den hemel, Gansch van blijdschap zijn vervuld; Laat hen ook van u getuigen: „Weer een ziel verlost van schuld!*' H3 REDDING VOOR U. CIC. 1. /~\, KOM tot uw Heiland, geloof in Zijn naam ; U En vraag Hemt „Vernieuw, Heer! mijn hart'* Hij wacht in genade, vlied, vlied niet van Hem, Want Hij wil u redden van smart. KOOR. ï Ja, daar is redding voor u ! Ja, daar is redding voor u! Om u te verlossen stierf Jezus. De Heiland wrocht redding voor u. 2. Jj0 weg der verzoeking loopt uit op den dood; „O, waarom dien weg dan gegaan ? O, waarom verwerpt gij het heil uwer ziel ? Verlossing biedt Jezus u aan. 8. Ontvlied dan 't gevaar en vlied nu tot het kruis, Want daar is ontkoming voor u ; Geloof, en g'ontvangt- daar uit lout're gena, Volkomen verlossing reeds nu. Jexns Christus Is gisteren en heden dezelfde «*n Ie Eeuwigheid. Want aizoo lief heeft God de Wereld gehad, dat Hij zijnen eeniggeboren' Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Joh. 3 : 16, Behalve dit bundeltje zijn van de Opwekkingsliederen van Ira D. Sankey e. a. ook verkrijgbaar: Met Muziek. Ing, Geb. Berie I (120 liederen) f 0.85 f 1.50 r> TI (111 » ) » 0 85 » 1.50 » I—II (231 » ) » 1.60 » 2.50 » III ( 69 » ) » 0.65 j - i. " W • l • .N - " j Zonder Muziek. Serie I ingenaaid ƒ 0.25 •» II » * 0.25 » I—II » » 0.45, geb. f 0.75. III » » 0.20 . *pi ■ De Zoon des menschen is gekomen, om te zoeken en zalig te maken dat ver* loren was. Lucas 19 : ïo.