6 - ö I ï I S ft I I * 8 w ü TWEE | I ® I S w w w ■ w 1 VOORLEZINGEN I § ü w f © t ¥ © W ? * ? s CoUrljisiitus-Prfiiimtitn è f *. I | t f ® I » I ' f e S M IJl T EGEL T. f ® f # i a f ® H § f Ü5 h a S ® f ja ö I 1 ■ s I 1 e 9 a fl -z>? M /r ü J^ TWEE VOORLEZINGEN OVER BE CA TECH IS MS-PREDIKATIES VA > jJrotut ber öcnk- tn jn-cöik-nujjt in öt £jcn>. öcrk, nóór ruim trnt teut». Is. de "WAAL, ?BÏDIKAMT TE BIERVLIET , 4r JHSTSICT DER taoVIBCIE ZEFJ.AUl). MIDDELBURG. E. HENDISIKSE. 1849. In deze bladen ontvangt men eene proeve , hoe men, vóór ruim eene eeuw, in de Nederlandsclie Hervormde Kerk , voor liet grootste deel althans, dacht en predikte; — eene Theologische curiositeit. Misschien zal er ook wel iets wezen , voor verstand en hart ten goede. Dit zeker blijft niet uit: dankbaar verblijden over de zooveel gelukkiger denk- en predik-wijze onzer da.qen. Mogen deze Voorlezingen, gehouden in den vriendenkring mijner Ringbroeders, eenigen bijval vinden, dat zal mij eene aangename vergoeding zijn voor de niet altijd aangename moeite der zamenstelling. Te meer zou mij zulks ver- heugen, omdat de bate, die mij daardoor zou geworden, geheel is toegedacht aan een achtingwaardig gezin te Zutphen, hetwelk, door het overlijden van Echtgenoot en Vader , in zorgelijke omstandigheden verkeert. En ?iic, met Ovidius : « Vade , liber , verbisque meis loca grata saluta." Biervliet, 10 Aug. 1849. WA At. tÊÈetsfe ^IWCrnrid. Wat is er in de Catechismus-Predicaiien van Vader Smijtegelt, dat lof verdient, én zelfs navolgenswaardig is voor Leeraren van onze dagen ? Geachte Medebroeders ! Wü zijn zeker allen, staande onze bediening, dikwerf in de onaangename gelegenheid geweest, om het, met leedwezen en misnoegen, gade te slaan , hoe eenig geschrift, misschien wel door ons zelve in handen gegeven, ongelezen , ja ! met minachting, ter zijde gelegd werd , alleen, omdat het van jongeren datum, of althans de naam van den schrijver niet geijkt was. Maar zoo loopen wij ook wel eens gevaar, van gelijke fout te begaan , ten aanzien der boeken , welke bij zulken onzer Gemeente-leden, als nu ons voor de aandacht zijn, veel geliefd en bijna eeniglijk gelezen worden. Wat hen zoozeer aantrekt, het is, of het juist daarom ons van zich afstoot. Zelfs dat ouderwetsch uiterlijke , dat kwartijnachtige , die Duitsche letter , enz. werken niet gunstig bij ons. Trouwens wie onzer rekent zich boven het : « Homo sum et nihil humani a me alienum puto" ? Is het niet wel gebeurd , dat wij ons naauwelijks verwaardigden , wat we hier en daar van dien aard vonden, ook maar te doorbladeren ? Het gezet te lezen! — dat in het geheel niet; of, zoo al, dan misschien enkel, ten einde daaruit regtyaardiging te ontleenen voor onzen weerzin er tegen , inet voorbijzien van het goede. Is het niet, of menigen Tlieöloog van onze dagen een schrik aanwaait, wanneer hij van Brakel , van vaw der Kemp, van Smijtegelt hoort ? Te prijzen is dat zeker niet. Verre weg beter ware het, bijaldien wij , zooveel mogelijk onbevooroordeeld , ook met de geschriften van die mannen kennis aanknoopten. — Dat zoude niet zonder vrucht geschieden. Wij zouden, voor een groot deel , terugkomen van onze hevige , mogelijk wel weinig gegronde , ingenomenheid tegen dezelve. Wij zouden zelfs wel eens opmerkingen vinden , die ons verrasten ; een en ander ook, dat we, ten «roede van onze Gemeenten, ons te nutte konden Ö 7 maken. Dit zou al dadelijk uit onze gemeenzaamheid met zoodanige schriften, bruikbaars voor eigene Euangelie-bediening , voortvloeijen : van het loffelijke in dezelve zouden wij partij kunnen trekken , tot teregtwijzing en leering , tot stichting , in één woord , van hen , die een Brakel enz. zoo overmatig hoog plegen aanteschrij ven , terwijl wij , bekend met het verkeerde, daarin voorkomende, zouden kunnen trachten, zachtkens aan, wat beters daarvoor in de plaats te geven. Ik althans beklaag mij de cursorische lezing van Smijtegelts Catechismus-Predicatien niet. Tk las die met de pen in de hand , om opteteekenen, ja ! wat ik daarin aantreffen zou, strijdig met het gezond verstand en wel opgevat Bijbelwoord ; maar toch ook evenzeer, om nota te nemen van hetgene, de tijd vooral, waarin Smijtegelt leefde, in aanmerking genomen , helders , Euangelisch navolgenswaardigs voorkomen itiogt. Ik erken , wat het eerste aanging, waren mijne aanteekeningen verre weg vcelvoudiger *, doch ook op het tweede punt niet onbeduidend , en gezamenlijk dijdden zij dermate uit , dat ik van mijn plan , om alles in ééne rings-lezing te omvatten , moest afzien. Ik besloot derhalve, wanneer ik eenigen bijval ontmoette, in twee onzer bijeenkomsten, de aandacht der Collegen er op te vestigen. Van daar, dat ik alsnu mij schikke tot de beantwoording der vraag : cc JV>rit is er in de Catechismus— « Predicatien van f^ader Smijtegelt , dat lof vercc dient, en zelfs navolgenswaardig is voor Leera« ren van onze dagen ?" Vader Smijtegelt ! Met opzet drukte ik mij dus uit. Het zegt al aanstonds, dat ik dien , bij velen hooggeachten , geheel niet kleinachte ; dat ik hem veeleer beschouvve, als cle onderscheiding waardig, welke hem in zijn leven, meer misschien nog na zijn ontslapen , te beurte viel. \ader Smijtegelt ! -- Zoo mag ik hem, naar mijne overtuiging , cok noemen , daar , wat ik van hem las , hem mij teekende als eenen, die liet met de zaak , welke, en met de Gemeente, voor welke hij predikte, hartelijk meende. Wat ik vond, van zijne zielsstemming en levenswandel , deed mij in hem den man eerbiedigen , bij wien het Christendom niet maar in het hoofd zat; maar nog iets lager huisde , daar , waar het huizen moet, zal het heil schenken en waarde hebben in de schattiuge Gods. Van Smijtegelt kent menige naauwelijks meer dan den naam, en zijne, nog steeds in veler handen zich bevindende, Catechismus-Predikatie», of ook misschien nog de bijzonderheid , dat hij 145 leerredenen hield over ééne Bijbelplaats, en dan, wat ons , in het Archief der Hoogleeraren Kist en Roijaards werd medegedeeld van de hoosc o o achting, waarin hij stond bij het volk, gelijk zulks in het oog viel bij gelegenheid eener belasting-heffing, die eerst hevige tegenspraak ontmoette, maar, op zijn woord tot de menigte , ongestoorder! voortgang had. 1) Zeer mogelijk doe ik de broederen geheel geene ondienst, met hun de quintescens te geven van een « Historisch Fer« haal van het leven en sterven van Smijtegelt," het opstel van zekeren Pieter de Vriese , en niet lang na zijnen dood uitgekomen te Middelburg, nu echter, zoo ik mij niet bedrieg , zeldzaam geworden. Bernarbus Smijtegelt dan was d. 20sten Augs.1665 i) Zie aldaar D. VIII bl, 455 en vv. L tc Goes geboren, uit deftige, godvreezende ouders. Hij moet als kind reeds eene ernstige denkwijze hebben aan den dag gelegd , zoodat hij zijne speelmakkers, bij eenig onvoegzaam woord of verrigten , plag te bestraffen. In zijne vaderstad voorbereid tot de hoogere studiën , werd hij in 1684 naar de Utrechtsche Academie gezonden , om er zich op de Godgeleerdheid toeteleggen. Ook aldaar leefde hij onberispelijk, of liever , christelijk-braaf, en genoot dan ook de achting zijner Professoren, die hij gezamentlijk zeer hoog schatte; maar van wie toch Hermanus Witzsius die was , aan wien hij zich in 't bijzonder hechtte. Gij kent dat woord van Witzsius, vooral in die dagen zoo krachtig-klinkend : « Non me cuiquam « mancipavi, nullius nomen fero , multum mag« norum virorum judicio tribuo, aliquid et meo « vindico en die lijfspreuk van Witzsius : « In « necessariis unitas , in non necessariis libertas , «in omnibus prudentia et caritas." Was zulk een man aan Smijtegelt dierbaar , dat getuigt dan wel in zijn voordeel. Ook werd hij wederkeeiig door Witzsius geacht en geliefd. Zooveel vertrouwen stelde de Iloogleeraar] in dezen zijnen kweekeling, dat hij eenen meer lossen student opzettelijk met Smijtegelt in nadere aanraking bragt, ten einde , door dezes woord en voorbeeld , van verkeerdheden te worden teruggehouden, Na een vierjarig verblijf aan de Hoogeschool werd Smijtegelt Proponent; maar moest nog twee jaren lang zijnen wensch naar eene plaatsing verschoven zien , ten gevolge denkelijk van een , ook destijds , meer dan overvloedig aantal van die het predik-ambt begeerden. Niet echter, dat Smijtegelts kanselredenen geenen bijval zouden hebben gevonden. Derzelver roem verbreidde zich veeleer verre heen , zoo zelfs , dat er sprake ging, dat men hem in Engeland dacht te beroepen. God intusschen had het anders beschikt. Terwijl hij, op zekeren tijd, om zaken, te Middelburg zich ophield , werd hij , uit de kerk komende , geluk gewenscht met de beroeping naar Horzelen, gelijk hij dan ook, na het zoo genoemde peremptoir examen , aldaar intrede deed , den 20slen Mei 1689. Van daar naar Foorburg beroepen , belette de hevige vorst de communicatie, en liep deze zaak te niet. Dan, in 1692 verlangde hem zijne vaderstad tot haren Herder en Lecraar, en zoo verbleef hij te Goes ongeveer twee jaren , als wanneer hij Predikant werd te Middelburg , gehoor gevende aan eene, met eenparigheid van stemmen , op hem uitgebragte keuze. In Januarij 1695 verbond hij zich aan deze Gemeente, en was haar, van eersten af, dierbaar. «. Bij zijne komst" zegt zijn levensbeschrijver: « werd hij ontvangen met groole blijdschap. Ieder «. gaf hem de hand van verwelkomst : de stad cc was verblijd — en wat verder : cc de kerken, cc waarin hij predikte, liepen vol. Hij had een cc stem , als een klok , die het tot in de hoeken « vervulde. De toehoorderen kwamen van alle « kanten toeloopen , om Gods woord uit zijnen cc mond te hooren. Het aangename , dat God « in zijn talent gelegd had , kon niemand een « naam geven. Er lag een goddelijke glans op « de bediening. God zegende zijne dienst en ar-« beid." Ilier voege ik bij wat nog elders voorkomt, als characterisering van zijn vuur in het spreken. « Hij sloeg met zijne hand en stampte « met zijn voet," iets, dat zeker geen onzer van hem wil overnemen ; want, of ook al een minder ontwikkeld publiek er ons om toejuichen zou, eene waardige Oratoria sacra wil geen slaan met de hand , geen stampen met den voet. Zoo wanneer dat welsprekendheid zijn zal , is het toch slechts die van de kermis-stellaadje. Doch , de eeuw , in welke Smijtegelt leefde , maakt zoodanige onvolkomenheden ligt begrijpelijk, veelzins verschoonelijk. Gaf ik bereids een en ander, ziet hier eenige trekken meer van zijn beeld , en zoo als hij uiterlijk was , en zoo als zijne stemming bleek te wezen. Smijtegelt had eene redelijke lengte*, een geposeerd voorkomen. In jongere jaren droeg hij , iets toen zeer bijzonder, zijn eigen hair , maar liet daarvan later af, door zwakte in het hoofd gedrongen. Hij was bevallig, vriendelijk, bescheiden. Oordeelde hij , dat zijn pligt hem riep , dan bezocht hij geringen en aanzienlijken, beiden evenzeer. Voor ieder was hij toegankelijk. Hij was zedig van wandel, minzaam in zijn spreken, deftig in zijnen gang en tegelijk zeer wakker en vlug. Hij had den vrede lief, maar nooit offerde hij de waarheid er aan op. Het was vaak zijne verklaring : « Ik wil geen « lettertje van de waarheid toegeven, om den vrede «te bekomen.... kan ik anders geen vrede , « dan met de waarheid te krenken , dan laat ik « hen den vrede behouden en blijve bij de waarte beid. " Hij beminde de eenzaamheid uit gemoedelijken ernst, maar hij maakte haar dienstbaar aan het heil zijner Gemeente. Hij bereidde er zich in voor tot zijn predikwerk , en 0 « 28 ■ 4) « 3 77. 8) « 778' 12) « ten." 1) Zoo van Absalom : « die guit ; 2) of van den duivel, bij Jezus verzoeking : cc werp u zeiven nederwaarts zei die guit." 3) Van den duivel sprekende , eens klonk het door het kerkruim : « De duivel die liegt het, als hij zegt , dat wij de menschen tot wanhoop willen brengen" terwijl bij , om dit maar terstond er bij te voegen, onmiddelijk daarop liet volgen, « kwamen er meer tot wanhoop, 't was wat beter." 4) Van de aangestipte scheldwoorden is de overgang geleidelijk tot mededeeling der volgende expressies, gansch niet vleijende, voor wie het aanging, of, beter gezegd, niet betamende. Eens sprak hij van « familien, die ereveerden 5) een andere keer : cc hoe vele vervloekte ligchamen liggen er hier wel onder deze zerksteenen. 6) Ja ! het was eenmaal zijn uitroep : « Welke vervloekte kerkeraden kunt gij hebben!" 7) Ook viese plaatsen, zijn, in Smijtegelts Catechismus-P redikatien , voorhanden ; al te naakte voorstellingen van walging-wekkende zaken. Verre moesten zoodanige blijven van de plaats , waar wij het ware en goede in bevallige harmonie verlangen met het schoone. Getroost u het volgende. Dat God Joseph uit den drek verhief, 8) is naauwelijks de aanhaling waardig, waar passages zijn als deze: «Slijk, bloed , uitbraaksel 1) Bladzij 264. 4) Bladzij Co. 7) Bladzij aG3. 2) a 592 5) hoedanige in die Predicatien, op menige bladzijde , voorkomt, en van welke ik proeven ga leveren. Weinig nog is het, dat hij Heidenen, Joden , Muhamedanen , Pelagianen, Socinianen, Remonstranten, «kinderen Enaks en Goiiaths" heet; 1) of de Atheisten « fielten , deugenieten , zotten , gekken, ruigte, vuile ruigte zoo als dit telkens terugkeert; 2) sterker openbaart zich meermalen 's mans bitterheid. Van de Doopsgezinden spreekt hij met kennelijke verachting. «De Mennisten als zij eerst hunnen kop opstaken." 3) « De Mennisten , die ook eene halve Phariseeuwscho volmaaktheid bezitten." ij « Dat is wat anders , als de taal van de Mennisten , die zeggen , dat de Zaligmaker door Maria gepasseerd is, even gelijk het water door eene goot loopt? alhoewel ze nu al wat wijzer beginnen te worden. ' 5) En , met de Wederdoopcrs hen verwarrende, eene fout, veel en lang ook door anderen begaan, verwijt hij ze, dat er onder hen oproerige hoofden waren, die zelve Meesters wilde zijn. 6) Beter gaat het, in die Predicatien, den Luthersche broederen. Een doorn in het vleesch echter was het hem, dat men aan eene vereenigirig met deze durfde denken. « Nu leggen ze ," zegt hij ergens: 1) Bladzij 308. 2) Bladzij 5 ,125, i3o, i52 ,317 ,55o, 748, 750. 3) « 6.35. 4) « 666. 5) Bladzij 210. 6) Bladzij 563. k wederom te werken, om de Lutheranen inet ons te vereenigen ; maar wat daar achter zit , zal de tijd leeren. Ik vreeze, dat het alles maar te doen is , om alle; de formulieren van eenigheid weg te nemen." 1) Elders verhaalt hij met kennelijke ingenomenheid, van cc een Reformateur, die getroost wilde worden met den hemel , niet met den Lutheraansehen hemel ; maar met den hemel der regtzinnigen." 2) Bat ook die in zijn kerkgenootschap afweken van het gebruikelijke, van het geijkte, tol betalen moesten , laat zich ligt bevroeden. Roel zegt hij cc was door de Zuid-Hollandsche Synode veroordeeld ; maar zij had tot zulke adders behooren te zeggen: cc Gij moet er uit, of gij moet terug." 3) Was er een Predikant, die niet met de gewone formule doopte; maar, zoo als bijechter zelf erkent, dat , nu en dan , door de Apostelen geschiedde: cc in den naam van Christus", zoodanige, zeide hij, had geen goed hart. 4) Waren er Predikanten, die, ongeacht hunne Catechismus-onderteekening, evenwel van de leer, daarin voorgedragen , afweken , het is tot hen : » als gij er u niet aan wilt houden, houdt dan de hand van 't papier, blijft dan van den stoel, en ook uit de bediening." S) De Roomschen intusschen zijn het voornamelijk , op wie hij het bitter geladen heeft, 't Was 1) Bladzij 279. 3) Bladiij liy. 5) Bladiij 767. 2) « 278. 4) « 4o4. 7.ulk een gruvvelkwaad , dat wij Papisten in ons land hadden. 1) Men moest zich onthouden van het verkeer met de Papisten. 2) Men moest naaide Paapsche landen niet gaan , om hunne Goden te zien omdragen. 3) Onder het Pausdom werden Sodoinitische zonden bedreven. 4-) De Roomschen schrapten het tweede gebod uit de wet, en zoo liepen ze vliegens in den vloek. 5) Bleven de Roomschen in hunne Religie , God stelde ze in de hel. 6) De Papisten hielden de Transsubstantiatie maar vast, om vele menschen naar de hel te lichten. 7) Hoe dat leerstuk zoo vastgehouden kunne worden ? Smijtegeit zegt : « Omdat God onder hen gezonden heeft eene kracht der dwaling ; omdat God hun geen oogen geeft om te zien ; omdat God den duivel loslaat , om hun de zinnen te betooveren." 8) Zoo vergastte hij eens de Middelburgsche Gemeente op deze Iraaije curiositeit: cc Een Papist; ziende op een glas geschilderd , aan de eene zijde Christus , en aan de andere zijde Maria , zeide : cc Ik weet niet, waar ik mij keeren moet, tot het bloed van den Zoon, of tot de melk van de Moeder." Maar daar kwam een ander , die zoo dwaas niet was , en zeide : cc Gij zot, keer u tot God !" 9) Wien verwondert het nu nog, wanneer Smutegelt hem , die om vergeving bidt , dit op de lippen legt : cc Ik wil geene Pausselijke , noch Jood- I) Bladzij 542. 4) Bladzij 53f>. 7) Bladzij 448 544. 5) « 538. 8) " 4*2 , 443. 3) 1. 537. 6) « 536. 9) « *7°- sche , noch Sociniaansche vergeving hebben. 1) Wat al verder den weidenkenden innemen moet tegen de Catechismus-Predicatien van Smijtegelt , in dezelfde vindt men een gebruikmaken van den Bijbel, zoo als wel niet te verdedigen zal wezenEr is eeri voegend , doelmatig , aanbevelingverdienend gebruik maken van den Bijbel , bij de Christelijke Leerrede. Met den Bijbel te bewijzen hetgene wij als Bijbel-leer voordragen ; met den Bijbel te besturen , waar wij der Gemeente bestuur bieden , en dit met naauwlettende keus van woorden en zaken , dat zullen wij zeker gezamenlijk trachten. Doch er is ook een niet te verdedigen gebruikmaken van den Bijbel : wanneer wij , bijv. onze Hoorders overladen met Bijbelplaatsen, of wanneer we woorden en uitdrukkingen uit den Bijbel in onze reden vlechten , die voor hen onverstaanbaar zijn; of wanneer we Bijbelplaatsen uit haar verband rukken, en op ons onderwerp toepassen, welke daarop geene de minste betrekking hebben. Gebeurt zulks , de Gemeente wint er zeer zeker niet bij. In den bewusten bundel heeft het, op treurige wijze, plaats. Niet slechts overlaadt Smijtegelt met teksten bij teksten, zoo wonderbaar soms te zamen gevoegd ? als afmattende door hun aantal. In de Predicatie over de 3e Zondags-afdeeling telde ik bij de 80 , in die over de 44ste meer dan 100 uitgedrukte , met Hoofdstuk en vers , woordelijk overgenomene i) Bladzij 772. Schrift-plaatsen. Maar wat erger is, Bijbelsclie woorden en plirasen, die zeker verstaan zijn geworden door hen , tot wie ze oorspronkelijk gerigt waren ; doch even zoo zeker onverstaanbaar voor die zijne Predicatien hoorden of lezen — ze zijn er digt gezaaid ; digt gezaaid de zoodanige , welke dan eerst kunnen begrepen worden , wanneer men gemeenzaam is met het verband, waarin zij voorkomen in den Bijbel, — in één woord , uitdrukkingen , ongepast, op zooveel eeuwen afstands van sprekers en schrijvers , onder veelal gansch andere omstandigheden , en bij een geheel vreemd zijn van zulke klanken. Proeven wederom ! Aan zondaren vraagt hij : « Liet gij uwe ooren doorboren aan het huis des duivels?" 1) Tot die in de zonde blijven wilden ; « Uitzinnige Galaters ! wie heeft u betooverd ?" 2) De goddeloozen bedreigt hij met « 9) « 122. I Joh. V: 7 dat spreekt van zelf. 1) Maar ook in het Gebed des Heeren komt die Drie-eenheid duidelijk uit. De aanspraak , de lste en 4a« bede is tot den Vader; de 2dc en 5de bede tot den Zoon 5 de 3de en 6de tot den Heiligen Geest." 2) In Jao. I: 17. «Alle goede gave en alle volmaakte gifte is van boven , van den Vader der lichten afkomende wordt de gansche Dne-eenheid met het woord «Vader" genoemd. 3) « Geest Gods" en cc Geest van Christus wordt door Smijtegelt naauwkeurig onderscheiden ; «aan den verworpenen wordt wel de Geest Gods gegeven •, maar niet de Geest van Christus. 4) De Heilige Geest is, naar Smijtegelt , verschenen in de gedaante van eene duive , en onder de gedaante van yurige tongen. •■>) In betrekking tot het verhaal van de in orde brenging dezer aarde, zegt hij: «Het schijnt, dat God het licht, dat, op den eersten dag , rond om dien rand van de aarde was , ui een ronde kloen getrokken heeft in de zon." 6) In Nathans Parabel, II Sam. XII, is de wandelaar , die den rijken man overkwam, de onreine lust, die David overviel. 7) Spreekt Jezus , Matth. V: 6, van te hongeren en te dorsten naar de geregtighcid , dat is , vo gens Smijtegelt , naar de geregtigheid van Ciuus- ,) Bladzij ooi. 4) Bla.Uij 5x5. 6) Blad.-j ^ 2) « 712. 5) R v 3) « C97. tus. 1) Zegt Jezüs, Matth. XV11I: 10. « Ziet toe ! dat gij niet een van deze kleinen veracht; want ik zeg ulieden , dat hunne Engelen in den heinel altijd zien het aangezigt mijns Vaders , die in de hemelen is , dan is daar , naar Smijtegelts opvatting , het woord van gevallene Engelen. 2) Verklaarde Jezus, Luc. X: 42, dat Maria het beste deel zich gekozen had, hij prees haar dan om hare vergenoegdheid met hetgene zij bezat. 3} ss het , daar hij aan het kruis hing, tot zijne Moeder: «Vrouwe!" «hij spreekt haar," zegt smijtegelt , « als eene vreemde aan, om haar in geene moeite te brengen ," 4) De Doop mag bij besprenging geschieden : «Eerst ziet gij dat , II Kon. 111: 11 , daar goot de knecht water op zijn 's Heeren handen." 5) Maar ook de 3000 op den Pinsterdag werden , naar alle waarschijnelijkheid, op die wijze gedoopt; want anders zoude het in éénen dag niet hebben kunnen afloopen. 6) Hier zij ook medegedeeld , wat hij , in opzigt tot het Heilig Avondmaal opmerkte, waar toch zal ik dat beter invlechten ? Wanneer men , bij deszelfs viering, uit het midden van het brood ziet nemen , dan moet men denken , dat de Zoon van God ook eene vrucht uit de aarde was , en wordt het brood opgeheven , alsdan denke men, hoe God, de Vader, Zijnen Zoon verheven heeft 1) Bladzij 674. 5) Bladzij 754. 5) Bladzij 4oo. 2) « i33. 4) a. 23i. 6) « « aan het hout des kruises. *) Bij schijnbaren strijd tusschcn twee Bijbeluitspraken, staat Smijtegelt in het minste niet verlegen ; althans niet, bij 't gene Ex. XX voorkomt en Ezech. XV 111. Zegt God , in die eerste plaats, dat Hij de misdaad der Vaderen bezoekt aan de kinderen, dan spreekt Hij daar «naar zijn regt en is het bij Ezechiel, dat de Zoon de ongeregtigheid des Vaders niet zal dragen, dan,is dat door God gezegd, naar zijne barmhartigheid. 2) Is zijne Exegese zoodanig , dan bevreemden ook geene uitspraken als deze : Abrahams vereeniging met IIagar was — overspel; 3) de rijke jongeling die bedroefd van Jezus henenging, ging verloren ; 4) noch ook dat wij van Abeliten bij hem lezen ; 5) of dat wij op Salomos naam zien gesteld , wat door Agur gezegd was. 6) Doch gij verlangt wel geene meerdere uitvoerigheid op dit punt. Eene uitlegkunde, hoedanige Smijtegei.ts Catechismus-P redicatien ontsiert, doet ook eene treurige leer-voorstelling vreezen. De daadzaken bevestigen die vreeze slechts al te zeer. Wij stooten er , en dat is voor mij wel de grootste grieve tegen dezelve , wij stooten er op uitspraken en leeringen, zoozeer met den Bijbel en het Euangehe, als met het gezond verstand lijnregt in strijd. Een der vurigste wensehen van den regtschapen Leeraar zal het zekerlijk wezen , dat zijne 1) Bladzij 43o. 3) Bladzij 622. 5) Bladzij .oa3. 2) « 533. 4) « 5oi. 6) « 656,690. Gemeente, in zuivere Godsdienst-kennis , zuivere Gods-vereering , opwasse ; zuivere , — die niet vraagt naar een algemeen gevoelen; niet naar de Canones eener Nationale Kerk—\ ergadcring 5 niet naar de overlevering der Vaderen ; maar die zich Lij Bijbel- Euangelie- en gezond verstand tracht te houden. Bijbel, Euangelie , gezond verstand moeten omtrent God en zijne dienst onderrigten en de vereering van God regelen, of er komt allerjammerlijkste afdwaling, tot schade van eigene en anderen gemoedsrust, tot schade der ontwikkeling voor de toekomst; tot schande voor men— schen, die van Gods geslachte zijn; doch, met dien weg niet te bewandelen, hunnen adel ook als verloochenen. En hoe is het nu in het onderhavige bock ? Legio is het getal van leeringen , van uitspraken , die tegen Bijbel, Euangelie , gezond verstand aandruischen. Is er in hetgeen mij als zoodanig toescheen , wat deze of die van u met een meer gunstig oog zou beschouwen , het grooter deel zal hij toch, vertrouw ik , nevens mij , als on-Bijbelsch , on-Euangelisch , onredelijk veroordeelen. De kleine kinderen zijn met de erfzonde be-ZrOcdeld. Een pas geboren kind is , diens volgens , een onrein, vuil, leelijk , stinkend schepsel, 't Mag bij zijn vader en moeder nog 7,00'n liefkind zijn , bij God is het zoo niet. 't Heeft de kanker. 't Is vol wonden en etterbuilen in zijne ziel: 't is een moorman, een adderen-gebroed- sel; l) zoo dat de ouders omtrent hun kind zullen denken: «onder Gods Voorzienigheid heb ik u in de wereld gebragt , als een duivelskind , ik zal mijn best doen , om u te bekeeren , en een kind Gods te doen worden. 2) De erfzonde is die zonde , die wij van Adam geërfd hebben , dat eten is onze zonde 5 — en die ongehoorzaamheid van Adam en Eva, in t eten van den boom, wordt aan alle hunne nakomelingen toegerekend. 3) De kleine kinderen worden om de erfzonde gestraft, « zoodat gij u ," zegt Smijtegelt «zoo niet verwonderen moet , als God een jong geboren kind in de hel werpt. &) Moest het ouders eene vreesselijke gedachte wezen, dat hunne vroeg gestorvene kinderen ongelukkig waren door de erfzonde, hij verzekert hun : « zoo gij genade hebt en zalig zult worden , al was t , dat uw kind verloren gegaan was , het zal u geene piin ziin , omdat God er zich in verheerlijken zal." 5) De menscli is, als zondaar, allerellendigst. «God iszegt Smijtegelt « zijn God niet j maar zijn hater." 6) « God is hem een vijand geworden van binnen en van buiten." «Ik zal de wereld" dus voert hij God sprekende in ; « Ik zal de wereld , die gij zoo lief hebt, om uwen t'wil ruineren ; den duivel zal ik tot uw beul geven 5 de mensclien, die gij niet lijden moogt, zal ik helpen , 1) Bladtij 4ot. 3) Kladzij 38. 5) Bladzij 5o. 2) « 699* 4) « « 6) « 5a5,700. ik '/al liun alles ten goede doen medewerken , en 't u alles ten kwade doen werken. 1) Doet God ook aan den zondaar goed , dan is zulks toch slechts cene gemeene barmhartigheid , die hem eigenlijk niet helpen kan. 2) Zoo heeft dc zondaar wel alle reden , om zich te bekeeren ; doch dat kan hij niet. « De mensch doet tot zijne waarachtige bekeering niets." 3) ccüe zondaar blijft zoo als hij is, zoolang, tot dat het God belieft, hem aan zich zelven te ontdekken." b) ci De zondaar kan God niet liefhebben , of 't moet hem gegeven worden." 5) Welk een drang, zou men meenen om het dan tot God te wenden, met vurige smeeking , dat die zich over hem ontferme ! Doch — cc bidden , dat is het werk van een wedergeboren mensch ; het offer des goddeloozen is den Ileere een gruwel dat las Smijtegelt Spr. XV: 8 en hij las Joh. IX: 31 dat God de zondaars niet hoort, en bij cene Exegese, hoedanigc wij van hem leerden kennen , is het niets vreemds, dat hij door die teksten zich leiden liet, om het bidden van den zondaar voortestcllen, als tot niets nut, veeleer God vertoornende , en , desniettemin , voegt bij er in écnen adem bij , dat de zondaar het niet nalaten mag. g) Maar ontfermt zich God dan niet over zonda- 1) Bladzij 7-2. 3) Bladzij 5o5. 5) Bladzij 24. 2) « 778. 4) « 46. 0) « G84, ren . Ja ! zegt Smijtegelt , over sommigen. 1) « De genade is maar voor zeer weinigen. 2} « Weinigen zullen er zalig worden." 3) « Be intentie van God den Vader en den Zoonis, in den eeuwigen raad des vredes, geweest , sommigen van de gevallene mensehen weer te herstellen, maar niet alle." 4) Iloort ! hoe de uitverkorene zondaar , volgens Smijtegelt , wedergeboren wordt. cc Hij ligt daar walgelijk op den velde." 5) « Walgelijk in zijn bloed ;" 6) leeft, zoolang als 't God belieft , in de zonde ; 7) maar nu komt voor hem het stondetje der minne, 8) bet stondetje , dat Gods eeuwige liefde baren moet. 9) Trouwens deze zijn 's mans woorden : cc Daar is een stondetje in Gods laad bepaald, van elks leven , waar en Avanneer hij geboren zal worden , zoo ook waar en wanneer hij wedergeboren zal worden , onder zulk een Predikant, met zulke talenten. Daar is in dat besluit vastgesteld het stondetje , het puilt , de nette tijd, dat God hem aan zijn harte zal laken, door t een oi tander middel. Somtijds legt God de genade in iemand van der jeugd af aan ; in sommigen in de jongelingschap. Van twaalf tot vijfentwintig jaren worden de mecsten veranderd. Dan geschiedt dat ook wel in de mannelijke jaren, van vijfentwintig jaren af tot do vijftig jaren toe. Hoe velen worden er dan i) Bladzij 784. 4) Bladzij 100. 7) Bladzij 772. 3' ® 12,4- 5) « 699. 8 o 86,g4,iG8. 6) « 2SG. 9 o iÖS. nog wel bekeerd ! Somtijds doet het God wel van jaren af tot de zeventig of tachtig jaren toe. Maar... dat is een zeldzaam stondetje, wanneer t geschiedt op t laatste momentje van 't leven." 1) Op eene andere plaats : « Naar het God belieft gaan de uitverkorenen , tien , twintig , dertig jaien , meer of minder, zoo naar huis, als ze naar de kerk kwamen ; maar dan komt het stondetje der minne, dan spreekt God ze toe en ze worden geraakt in hun gemoed. 2) Nu hebben ze t regt bang, « ze liggen op hun bed te worstelen in zweet en tranen." 3) cc Dan is het schreijen , zuchten en belijden ;" 4) want cc de wede rgeboortc heeft hare angsten 5) Ze roepen : cc Geef mij Jezus, lleere ! of ik ben dood." 6) Dan komt die allerliefste Iieere en die werkt het gelooven in hen. Dan gaan ze tot God. cc Hebt gij niets met allen' zegt de Heere; cc gij waart te voren zoo rijk?" cc Haal dat toch niet op, Iieere," zeggen ze; cc zwijg tóch van mijne vorige dwaasheid en zottigheid , ik ben nu zoo arm." cc Wilt gij 111'j dan nu wel hebben zegt de Heere. cc Ach! Heere !' zeggen ze; cc dat gij mij maar wildet , hoe gaarne zou ik u willen." « Wel ! geef dan u zelve aan mij over" zegt de Heere : cc al is 't u nog niet klaar , of ik de uwe ben." cc Ach ja , Heere! zeggen ze; «van ganscher harte." 7) __ i) Bladzij 39,4o. 4) lilad/.ij 168. f>) ülad/.ij J78. 3) " l68> 5) « 7°5- 7) « 16n, 3) « 26. Nu komt het gewensohte stondetje van troost ^ bepaald in Gods raad; 1) dc verzekering , dat Jeius hun Zaligmaker is : doch wederom , onder veel angst en strijd, cc lloe zelden krijgen ze de kussingen van Gods mond en hoe haast is t weer weg;" 2) en , ongeach tdie verzekering, blijven zij het altemet zoo bang hebben , 3) dat Smijtegelt hun den raad geeft: ci Is de stad u te naauw , gij moogt er wel eens uitgaan. Staat eens op een hoek van het veld en schreeuwt het eens uit4) of hij wijst hen op den hemel, opdat zij daarmede zich verkwikken , al moesten zij dan ook hier voorbij de hel gesleept worden. 5) Naar het mededeelde, is Smijtegelts denkbeeld, langzame gang der wedergeboorte, en echter zweeft hein , op andere oogenblikken , een plotselinge terugkeer van de zonde tot God en zijne dienst voor den geest. De Samaritaansche , Joh. 1F, was , volgens hem, in eenige weinige oogenblikken bekeerd ; 6) en van Nicodemus zeide hij : cc Nicodemus kwam bij den Heer onwedergeboren , en hij komt er wedergeboren van daan." 7) Na dit, van de toebrenging der uitverkorenen , nu, aangaande het plan van des zondaars verlossing, en de uitvoering van hetzelve, het volgende. Vader, Zoon en Geest dan onderhandelen in de eeuwigheid over de uitverkorene schepseltjes. i) Bladzij 28. 4) Bladzij a55. 6) Cladnj 178. 3) « I74. 5) « 61. 7) « a453) «. 255. « Ik kan ze niet gelukkig maken zegt God y de Vader, tot den Zoon, zonder conditie, daar moet wat hards ondergaan worden , en ik stel het 11 voor, Zone !" Ik merk dit tusschen beide op, het is herhaaldelijk bij Smijtegelt , dat God de zonde niet vergeeft zonder voldoening, zonder straf. 1) De Zoon , opdat ik voortga , is gereed. Nu belooft de Vader loon. «Ik ben er mede te vreden ," zegt de Zoon. Daarop komt de Geest van God en neemt op zich , om in het harte van eiken uitverkorenen , op zijnen tijd , te gaan werken. 2) Het beraamde komt tot de uitvoering. De Zoon van God koopt ze , met zijn dierbaar bloed. God doet justitie (gij begrijpt Broeders! ik behoude hier, gelijk meermalen, de uitdrukkingen, die ik vond) de justitie heeft haar genoegen •, de Borg voldoet ; zoodat God zegt: « er is geen opspraak van eenige mijner deugden; gij kunt naar dien sterkgewapenden (den Duivel) gaan. Zij zijn de uwe: hij heeft ze gevangen. «Ik hebbe 't u toegelaten" zegt God tegen hem , haal ze van hein van daan. De Zoon , aan wien ze geschonken zijn , en die ze zoo duur gekocht heeft, gaat naar dien sterk gewapenden en hij zegt: « Laat ze los , ze zijn de uwen niet meer." Het stondetje der minne komt , hij grijpt ze in het hart, hij verlost ze uit het geweld des duivels. 3) Of, zoo als het eenige bladzijden later is. « De Heere Jezus j) Bladzij 68,773,776. 2) Bladzij 88. 3) Bladzij 202. ziet de uitverkorenen , die hebben 't alles verloren , hemel en aarde, hunne ziel, het leven ei zij zitten gevangen bij den duivel: maar hij red ze en zij worden weder vrij. Hun eerste man , die is dood door de wet, daar komt hi j in ondertrouw met hen, en zoo verwekt hij kinderen der genade." 1) In het aangevoerde was handtastelijk , hoezeer het dusgenoemde plaatsvervangende, of borgtogteiijke , van s Ileilnnds lijden en sterven een dominerende denkvorm is bij Smijtegelt. Zoo zegt hij uitdrukkelijk , dal Gods Zoon gestraft is als borg en losser ; 2) — ZOo legt hij Gode deze woorden in den mond : « Ik heb de zonde gestraft, in mijnen Zoon, voor de uitverkorenen." 3) «Jezus zegt hij : cc moest sterven ; dat was een deel van 't contract tusschcn den Vader en den ZoonJezus moest steryen, of, zou God zich niet wreeken aan den Zondaar ? en als hij 't aan den Zondaar niet deed , zou hij t dan niet doen aan hem, die , als Borg , in de schuld trad van den Zondaar ?" 4) Doch laat ons nog een oogenblik vertoeven bij hetgeen , naar Smijtegelt de alzoo wedergeboren Zondaar verder geniet. Dit eerst: de Heilige Geest druipt van God af op het hoofd Christus , en zoo, van dat Hoofd tot op het uiterste Lidmaatje ; die krijgen ook hunne portie, o) Daarbij , de voorbidding van Chiustus , cc die bidt den Vader yoor hen , ï) Bladzij 2i8. 3) Bladzij 57. (5 Bladlij i85. 2) « 68, 6y. 4) « 242. om ze te heiligen , opdat ze zoo allengskens heilig leven zouden. Dan zegt hij : « Zij staan daar met verdorvenheden , doe ze niet naar hunne zonden , vergeldt ze niet naar hunne ongeregtigheden, vergeef ze hunne zonden." Dan zegt hij : « Mijn Vader! de duivel zal niet ophouden, met ze te verzoeken , hij zal zien , hoe hij ze zal verslinden ; maar laat het niet te hoog gaan." Dan zegt hij : «Vader! zij leggen daar op hunne kniën in 't eenzame *, hoor ze, antwoordt ze , geef hun het goede; is hun gebed gemengd met zonde , ik'maak het aangenaam voor u , hoor ze oin mijnen 't wille." Dan zegt hij : «Mijn Vader ! zij leggen daar op hun sterven: ik wil, dat ze daar zijn , waar ik ben. 1) Ik verg veel, Broeders! van uw geduld , en toch moet ik nog enkele aanteekeningen onder uwe oogen brengen van hetgene daar, naar mijne zienswijze , in strijd is met Bijbel, Euangelie en gezond verstand. Is niet zoodanig te achten zijne definitie van schuldvergeving , als : « die genadige sententie Gods , om ecnen uitverkorenen , verlegenen over zijne zonden , om het lijden cn gehoorzaamheid van den Heere Jezus Christus , en van hem , door t geloof aangenomen , zijne zonden te vergeven, kwijt te schelden en hem ruste te geven voor tijd en eeuwigheid ?" 2) Van die schuldvergeving moet men , naar Smijtegelt, « van binnen de verzekering ontvangen:" 3) « Men moet kunnen zeggen: « op dat i) Bind/ij 280. 2) Blad/ij "*]&• 3) Bldd/.ij 774. plaatsje en op die wijze kreeg ik de vergeving." 1) Ik besluit met zijne uitspraken op het punt deibeide , door Jezus verordende plegtigheden. Bij den Doop worden alle de voorregten, welke door Jezus Christus te genieten zijn , toegezegd aan — den uitverkorenen doopeling. 2) Kwame iemand tot ons over uit een Kerk-genootschap , waarin men niet doopte met de woorden der instelling , dien zou men dan moeten herdoopen. 3) Bij het Avondmaal (ook wel, zegt Smijtegeit , Nachtmaalgeheeten , omdat wij het, als het de nood vereischt, ook bij nachte gebruiken moeten) 4.) wordt de tleere Jezus genoten en gebruikt. 5) « Heeft iemand geene genade , die mag niet ten Avondmaal komen." 6) Ten slotte nog deze zijne woorden hieromtrent : « Meent gij , dat het alleen maar zulken zijn , die valsche speelders zijn , welken het Avondmaal verboden is ? Neen ! 't zijn ook zulken, die om divertissement spelen, societeiten houden, loten inleggen. Hoe durft gij uwe handen uitsteken ? 't is tegen het formulier aan." 7) Ik heb vrij wat meer nog in de portefeuille; doch het ruste daar in vrede. Dit vertrouw ik; wat ik gaf regtvaardigde mijn : « neen !" op de vraag : « of de Lecraar het met 1) Bladiij 778. 4) Bladzij 427. 6) Bladzij 437,46i. 2) a 4o2. 5) « a 7) « 437. 5) « 4i5- 4- genoegen zien kunne, dat Smijtbgélts CatecliismusPredicatien in de handen zijner Gemeente-leden zich bevinden ?" Wenschen wij , dat onze Gemeente-leden de zaken der Godsdienst waardiglijk leeren behandelen; wenschen wij, dat zij eene Christelijke verdraagzaamheid omtrent andersdenkenden zullen oefenen ; wenschen wij , dat zij geen ander , dan een gepast gebruik van den Bijbel zullen maken ; wenschen wij , dat zij eenen helderen blik in de Heilige Schriften zullen erlangen en behouden ; wenschen wij, dat zij over God en Godsdienst zullen denken en spreken zoo als Bijbel, Euangelie en gezond verstand daarop kunnen « Amen" zeggen ; wenschen wij , om op dit laatste eens bepaaldelijk te drukken, wenschen wij bij hen licht en warmte zoo als Bij hel, Euangelie , gezond verstand , licht en warmte bieden , dan kunnen wij met geen onverschillig oog een zoodanig boek in hunne handen zien , dan moet het ons hinderen , dan moet het ons leed doen , dat Smijtegelts Catechismus-Predicatien nog, met zooveel graagte, door zoo velen in onze Gemeenten, gelezen worden ; want, wat wij in haar belang zoo vurig zouden wenschen wordt er niet door bevorderd , wordt er grootelijks door tegengewerkt. Onzalig denkbeeld, om dat Boek nu nog vooi weinige jaren te herdrukken. Ellendige handelsspeculatie ! wanneer zij , om des gewins wille , ook de waarheid en Godsvereering. zoo als die naar Jezus cn zijne Apostelen zijn moeten , verloochent. Ellendige zucht naar lof bij menschen! zoo deze beoogd wordt met het op nieuw in het licht geven van hetgene men toch zelf gevoelt , dat den Broederen niet dient tot hunne volmaking. Zijn die Predicatien dan toch in de handen onzer Gemeente-leden , trachten wij, door onze prediking, te vergoeden wat door dezelve hun ontroofd wordt, 't Is waar ! dat klinkt zeer goed doch , wat is het geval ? Het lezen van Smijtegelts Catechismus-P'redicatien, en daar aan gelijke schriften , verwent, bederft hunnen smaak; —maakt hen voor uwe en mijne woorden ontoegankelijk, wekt zelfs achterdocht omtrent onze getrouwheid aan het Euangelie — wij prediken voor dooven. Wat dan? Ja ! een ieder van ons wende aan wat hij voor zich kunne , om dat boek ter zijde te doen leggen. Een algemeene regel geloof ik niet, dat zich hier geven laat. Afkeuring en ver30.^ (O ■£*" -<*• ® — — — Aaron zweeg stil, een f woord bij het afsterven van geliefde be- E trekkingen, Leerrede naar Leviticus « f 10: vs/ 3 - -.3°.jjj[ jij — — Een woord tot Weenen- j| 1 den , Leerrede naar Joh. 20 vs. 15 . - -,30./,? m ® I ® I » s ® W