lét C tn, HET SG»EIEUIISCH BIJBELGENOOTSCHAP H KKU»1 tantsche Inheemsche Christenen zijn thans in gemeenten en kerken vereenigd, en meer dan 100.000 Europeesche Christenen (in Indië geborenen en uit Holland gekomenen). Het bestaan, het werk en de voortgang van de Evangelieprediking en de kerkvorming zijn niet te denken zonder het Nederlandsch Bijbelgenootschap. Voor het besef van ieder meelevend Christen in Indië neemt het Bijbelgenootschap een onmisbare en zeer gewaardeerde plaats in. Vrijwel sinds het Bijbelgenootschap in 1814 ontstond, sloeg het den blik naar Indië. Het begon met hulpverleening aan de verweesde Inlandsche Christengemeenten in de Molukken, erfenis der Compagnie, inzake de behoefte aan een Maleischen Bijbel. In het tweede decennium van zijn bestaan had het reeds den weg der uitzending van „taalgeleerden" en „afgevaardigden" betreden. De taak van het Genootschap in Indië is heel gemakkelijk te omschrijven. Het is de zorg voor Bijbelvertaling, Bijbeldistributie en Bijbelcolportage. In den loop der jaren zijn verschillende vertalingen van den Bijbel of van gedeelten daarvan, of ook Bijbelsche Leesboeken, door bemiddeling en op kosten van het Genootschap verschenen. Elders zal men kunnen lezen wat eigenlijk voor dit jaar op het programma van het Bijbelgenootschap staat, zal het Bijbelgenootschap aan ernstige verzoeken uit en behoeften van Indië voldoen. De Bijbeldistributie betreft het gewone administratieve werk, ten behoeve waarvan het Bijbelgenootschap in Indië een centrum heeft, thans in het Centraal Lectuurbureau, om de over geheel Indië verspreid zittende instanties van Kerk en Zending van Bijbels en Bijbelgedeelten geregeld te voorzien. In deze distributie zit eigenlijk het derde punt, dat zooeven genoemd werd, n.1. de Bijbelcolportage, verborgen. In onderscheid met het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap heeft ons Nederlandsch Bijbelgenootschap zich eigenlijk in Indië nog niet met colportage beziggehouden. Het heeft dat aan de Zending overgelaten. Toch heeft het indirect steeds met de colportage te maken gehad. In de eerste plaats natuurlijk door de connectie met de afnemers, die gedeeltelijk althans door middel van colportage-werkzaamheid den Bijbel of gedeelten daarvan onder de Indische bevolking brachten en brengen. In de tweede plaats door middel van een uiterst belangrijk punt, n.1. de prijsbepaling. Dit punt is door de wereldcrisis van nog grooter gewicht geworden dan het altijd al was in een Oostersch land. Wij hebben n.1., wanneer wij in de Oostersche landen den Bijbel en de daarin vervatte boodschap Gods onder de oogen en in de harten der menschen willen brengen, met twee groote factoren te rekenen. Ten eerste met de factor, dat de menschen daar grootendeels niet-Christen zijn en door geduldige, persoonlijke werkzaamheid de Bijbel onder hun aandacht gebracht moet worden. Colportagewerk in de Oostersche landen is één der stilste, moeizaamste, maar meest eerbiedwekkende uitingen van Christelijke toewijding. De tweede factor, waarmede men steeds moet rekenen, is de (vergeleken met Europa) schrikbarend lage levensstandaard van de millioenenmassa's van Azië. Men kan niet genoeg het feit inhameren, dat in alle Oostersche landen, ook in ons Indië, meer dan 90% der bevolking een uiterst eenvoudige klein-boeren bevolking is, welker inkomen in het algemeen de ƒ 200.— per jaar per gezin niet te boven gaat. Voor den tegenwoordigen tijd is dat zelfs in vele gevallen nog een te gunstig getal. Dit ééne getal is al voldoende om te doen beseffen, dat het Bijbelgenootschap zich voor zijn werk in het Oosten wezenlijk op Zendingsstandpunt moet stellen. Ofschoon er enkele gevallen mogelijk zijn, dat het als standpunt kan nemen om voor zijn uitgaven althans den kostprijs terug te krijgen, in het algemeen gesproken is het een duidelijke eisch van de geheele situatie, dat het als bepalende factoren aanneemt: de noodzakelijkheid Gods Woord bij de menschen te brengen, en de geringe koopkracht der menschen daar, vergeleken met onze standaarden. Het Nederlandsch Bijbelgenootschap, ofschoon het wel niet den weg op zal gaan van het Britsch zustergenootschap om zelf een leger van colporteurs in dienst te hebben, kan en mag zich echter niet vergenoegen met de zooeven geschetste indirecte bemoeienis met de colportage, die ondanks haar indirect karakter toch diepgrijpend is. Er moet ook een directe verhouding tot en bemoeienis met de colportage zijn. Ik zie dat, zooals zooeven werd gezegd, niet in het aanstellen van een eigen colporteursleger, maar in een doelbewust stimuleeren der colportage, zooals die door Zending en Kerk in Indië geschiedt, want zonder flink-opgezette en hardnekkig-doorgezette colportage zal de kennis van het Evangelie, onder Christenen en niet-Christenen in Indië, diep-onbevredigend blijven. Colportage is een prachtig middel het Evangelie onophoudelijk onder de men- schen te brengen. Eenige gunstige uitzonderingen daargelaten, wordt het in Indië in de Zending zoowel als in de Kerk nog veel te weinig gebruikt. Onder een groot deel der Christenen is de Bijbel nog een onbekend boek. Dat is in elk opzicht een onaanvaardbare leemte. Met het oog daarop vooral moet het Bijbelgenootschap niet alleen wachten tot Kerk of Zending uit eigen beweging het uitdragen van het gedrukte Woord Gods voldoende bevorderen, maar het moet zelf actief optreden door uit eigen beweging de aandacht gespannen te houden voor dit belangrijke punt in de verbreiding en den opbouw van het Christendom, en de actie ervoor te stimuleeren. H. KRAEMER. HET BIJBELGENOOTSCHAP EN DE INDISCHE TAALSTUDIE. Op de groote Wereld-zendingsconferentie te Edinburgh in 1910 werd als een van de moeilijkste vraagstukken, waarmede de Zending te doen heeft, genoemd het vraagstuk van de talen. De zendelingen toch moeten, om hun werk te kunnen doen, in de eerste plaats spreken. Maar dan spreken tot menschen, die een eigen taal hebben, geheel anders dan de onze. Die taal moet de zendeling leeren, wil men elkander verstaan. Nu is een vreemde taal leeren een heel ding. Jarenlang werkt men vlijtig met spraakkunst en woordenboek, neemt les van bekwame onderwijzers en kan aan het eind nog geen gesprek in de vreemde taal voeren. En heeft men dit door langdurig vertoef in het vreemde land geleerd, dan verraadt toch nog lang, misschien wel altijd, tongval of woordenkeus den vreemdeling. Nog moeilijker wordt echter de zaak als men met een taal te doen heeft, waarvoor noch woordenboek noch spraakkunst bestaat, als die taal nog niet door vreemdelingen bestudeerd is. Dan moet men trachten uit bestaande geschriften de taal te leeren en uit de geschreven woorden de taalregels uit te vinden. Het ergste is het echter, als men te doen heeft met een volk, dat geen letterschrift kent, wel spreekt, maar niet leest of schrijft. Dan moet men er door luisteren komen, een taak van een moeilijkheid, waarvan wij ons geen denkbeeld kunnen vormen. Gelukkig wie dan een tolk vindt, die hem een weinig voorthelpt. Maar een heel groote moeilijkheid noemden wij nog niet. Een taal heeft alleen woorden voor zaken of gedachten, die het volk kent. Een matroos op een zeilschip kent alle onderdeelen van het tuig en ook al de namen daarvan. Maar als hij met een fabrieksarbeider uit de groote stad daarover spreekt, verstaat deze hem niet. Die kent noch de dingen noch de namen. Evenmin begrijpt de zeeman iets van de onderdeden der groote machine. Zoo gaat het ook met de taal der volken, die geheel andere godsdienstige voorstellingen hebben dan de christelijke en wier taal geen woorden heeft voor christelijke begrippen als geloof, zonde, genade en dergelijke. Toch moet de zendeling juist daarover spreken. Voor dezelfde taak en dezelfde moeilijkheden staat de vertaler van den Bijbel, het onmisbare wapen van den zendeling te velde. Ons Bijbelgenootschap nu heeft van den aanvang van zijn bestaan af een andere houding aangenomen dan alle andere Bijbelgenootschappen. Het heeft niet alleen uitgegeven wat door de zendelingen aan bijbelvertalingen werd gereedgemaakt. Het heeft ook afzonderlijke afgevaardigden ter bijbelvertaling uitgezonden, in de laatste halve eeuw doctoren in de taal- en letterkunde van den O.I. archipel, bepaaldelijk voor dit doel opgeleide geleerden. Dezen hebben, behalve door hun opleiding, op de zendelingen voor, dat zij niet, als dezen, met ander werk overladen zijn, zoodat zij zich rustig aan hun taak kunnen wijden en, in voortdurenden omgang met de bevolking, taal en gedachtenleven kunnen bestudeeren. De inzichten in al deze dingen zijn zeer verhelderd en bevestigd door het werk en den invloed van Dr. N. Adriani, die van 1895 tot 1926 werkzaam was op en voor het zendingsveld Posso van het Nederlandsch Zendelinggenootschap. Na zijn heengaan op 1 Mei 1926 is zijn nagelaten werk (Woordenboek, spraakkunst en Nieuw Testament) voltooid en uitgegeven door de zorg van zijn weduwe, Mevrouw M. L. Adriani-Gunning en door Dr. Alb. C. Kruyt, met medewerking van Dr. S. J. Esser. Een tweede afgevaardigde, Dr. H. van der Veen, vertrok in 1915 naar Rante Pao, het zendingsveld van den Gereformeerden Zendingsbond op Midden-Celebes ten Z.W. Hij werkt daar onder de To-Sadang, wier taal Tae' heet naar het ontkenningswoord, zooals de taal van Posso de Bare'e-taal heet. (Het Nederlandsch zou volgens deze methode de nzef-taal moeten heeten). Van de hand van dezen afgevaardigde zag reeds een evangelie het licht, terwijl een uitgebreid woordenboek ter perse is. Een afzonderlijke plaats neemt Dr. H. Kraemer in. Deze is als algemeen adviseur voor bijbelvertaling en taalstudie gevestigd op Java. Hij heeft bizondere studiën gemaakt van het Javaansche geestesleven en stelt zich ter beschikking, waar dit gewenscht wordt, van de Zending in hare verschillende schakeeringen en organisaties, niet allen op Java, maar ook in de Buitengewesten. Op Soemba, een zendingsterrein der Gereformeerde Kerken, is werkzaam Dr. L. Onvlee sedert 1926. Deze was na een eerste werkperiode van voorbereiding met verlof hier te lande en heeft nu de eigenlijke bijbelvertaling ter hand genomen. Eerst onlangs is naar Nieuw-Guinea vertrokken Dr. G, J. Held voor taalstudie en bijbelvertaling op dit uitgebreide gebied. Uiteraard is over zijn eigenlijke werk nog niets mede te deelen. Met vreugde en voldoening kunnen wij vaststellen, dat de tegenwoordigheid dezer afgevaardigden op de verschillende velden door de Zending hoog gewaardeerd wordt, en ook door het Gouvernement, waaraan onze afgevaardigden in menig geval waardevolle adviezen verstrekken. De Regeering heeft dit ook getoond door dit werk geldelijk te steunen met subsidies. Helaas zijn deze door bezuiniging ingekrompen en worden zij voor nieuwe uitzendingen niet meer verleend. Onder deze omstandigheden zijn wij te rade geworden om, ter voorziening in deze moeilijkheid, samenwerking met de Zending te zoeken, van welke zijde ons reeds steun is toegezegd. Echter de Zending heeft het in financieel opzicht thans zelf zwaar. Hoe schoon zou het zijn, als de mildheid van Christelijk Nederland ons in staat stelde om dezen belangrijken taaldienst ook verder aan de Zending te bewijzen, zonder om geldelijke tegemoetkoming te moeten vragen. L. J. VAN WIJK. DE GRAFISCHE VOORSTELLINGEN. In dit nummer zijn enkele grafische voorstellingen opgenomen om de anders dorre cijfers der statistieken wat te verduidelijken. Zoo geven twee cirkels aan hoe de verspreiding van den Bijbel, voor zoover deze door het Nederlandsch Bijbelgenootschap geschiedt, verdeeld is over de verschillende instanties, die daaraan meewerken. De eene cirkel geeft aan de verdeeling naar de hoeveelheid exemplaren en de andere cirkel geeft aan de verdeeling naar de waarde in geld dezer exemplaren. Op de cirkels kan men duidelijk zien welk deel van de verspreiding gaat door de afdeelingen of door den boekhandel of door colportage of naar Indië of op andere wijze. Een andere grafiek geeft aan de verdeeling van het aantal leden en begunstigers over de verschillende provincies, waarbij elk poppetje tweehonderd vijftig leden of begunstigers voorstelt. Zoover de zwarte streep gaat zijn het leden en waar de witte streep staat worden begunstigers aangeduid. Tenslotte geeft de laatste voorstelling weer de verspreiding van den Bijbel op drie verschillende tijden, telkens met ongeveer zestig jaar tusschenruimte, waaruit men den groei van het werk van ons Bijbelgenootschap kan zien. De eerste stapel geeft aan het in elk dier jaren verspreide aantal Bijbels, waarbij elk boek duizend Bijbels aangeeft, de tweede kolom 'geeft het aantal Oude Testamenten en de derde kolom het aantal Nieuwe Testamenten en Evangeliën, waarbij ongeveer de helft van het aantal geheele Nieuwe Testamenten zijn. WAT WORDT IN 1936 VAN HET NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP VERWACHT? Allereerst wordt wel verwacht, dat het Bijbelgenootschap zijn huidige werk, zooals dat in de voorgaande artikelen geschetst is, onverminderd zal voortzetten. Het Bijbelgenootschap zou in zijn roeping tekort schieten, indien het dat niet deed. Er zal dan ook wel niemand zijn, die verwacht, dat het Bijbelgenootschap zal ophouden met het bevorderen van de bijbelverspreiding in Nederland. De kerken verwachten, dat de verstrekking der huwelijksbijbels geregeld voort zal gaan; de zondagsscholen «en de dagscholen rekenen er op, dat zij door middel der afdeelingen de bijbels, die zij volgens de gewoonte op veel plaatsen aan de vertrekkende leerlingen meegeven, zullen kunnen blijven betrekken- Ook moet wie zelf geen bijbel bekostigen kan, in staat gesteld worden er een te krijgen, terwijl aan de stichtingen en vereenigingen van algemeen nut en de colportages de bijbel voor zeer veel verminderden prijs verstrekt moet worden, teneinde hen mede daardoor in staat te stellen hun gezegend werk voort te zetten. De kosten van dat alles behoort het Bijbelgenootschap dan te dragen. Maar ook de blinden mogen niet vergeten worden. Een volledige bijbel in brailledruk kost meer dan honderdtwintig gulden, voor verre de meeste blinden een onbereikbaar bedrag. Daarom stelt het Bijbelgenootschap de brailledrukken voor de blinden beschikbaar voor de helft en meestal zelfs voor een kwart van den kostprijs, terwijl zij ook gratis verstrekt kunnen worden. Daarbij komen dan nog de uitgaven voor de slecht zienden, voor de zieken, en meer zulke bizondere uitgaven, die in den regel beneden den kostprijsverkocht moeten worden, omdat zij anders voor de betrokkenen veel te duur zijn. Van het Bijbelgenootschap wordt verwacht, dat het ook in 1936 al dezen arbeid ten behoeve der bijbelverspreiding in Nederland zal voortzetten en daarnaast wordt eveneens verwacht, dat het in Indië zijn werk niet zal inkrimpen, maar zoo mogelijk nog uitbreiden. Wat zou de zending beginnen, wanneer het Bijbelgenootschap er geen zorg voor droeg, dat het evangelie toegankelijk wordt voor de Indische bevolking in de tientallen talen, die op de terreinen, waarop de zending werkt, gesproken worden? Dit werk in Indië is iets, waarbij allen belang hebben, die de zending steunen, van welke kerk zij ook zijn of welke zendingsvereeniging docr hen ook gesteund wordt. Ten einde dit werk goed te kunnen doen heeft het Bijbelgenootschap zijn taalgeleerden uitgezonden en den arbeid ter hand genomen gelijk deze door Dr. H. Kraemer en den heer L. J.. van Wijk in hun artikelen beschreven wordt. Dat is de groeiende arbeid. Met dankbaarheid mogen wij telkens uit Indië vernemen van den grooten zegen, dien het werk der zending mag ondervinden. Maar deze zegen vergroot weder de taak van ons Bijbelgenootschap. Het is heerlijk, wanneer de zending van Nieuw Guinee mag berichten, dat er in een enkel jaar meer dan tienduizend door den doop bij de Christelijke kerk werden gevoegd.. Maar deze groei van de Christelijke kerk maakte het voor ons Bijbelgenootschap noodzakelijk Dr. G. J. Held als taalgeleerde naar Nieuw Guinee te zenden ten einde zijn hulp te verleenen bij de bestudeering van de nog zoo veelszins onbekende talen van Nieuw Guinee en bij de voorbereiding van de vertaling van den Bijbel. Zoo moet de arbeid zich telkens uitbreiden. En zoo komt er telkens vraag naar nieuwe vertalingen. Het is heerlijk als wij mogen hooren, dat het Evangelie ook op Bali ingang gevonden heeft en dat er thans reeds honderden Balineesche Christenen zijn. Voor ons Bijbelgenootschap beteekent dit echter, dat deze christenen zeker niet zonder een eigen vertaling van den Bijbel mogen gelaten worden en dat vooral niet waar de Zending zelf niet rechtstreeks op Bali werken kan. Tijdens de vorige vergadering van de commissie voor Indië werd door Dr. H. Kraemer op tafel gelegd de vertaling van het Evangelie van Johannes in het Balineesch, terwijl hij kon mededeelen, dat andere deelen van het Nieuwe Testament spoedig zouden volgen. Reeds sedert eenige jaren werkt Dr. K. W. G. Steller aan een vertaling van het Nieuwe Testament in het Sangireesch. Het Evangelie van Johannes is thans ter perse en spoedig komt de vertaling der Handelingen gereed. Zal zij dan uitgegeven kunnen worden? Op de scholen in het Batakland wordt nog steeds gebruikt de Bijbelsche geschiedenis, die Nommensen een zestig jaar geleden in het Bataksch vertaalde. Naar taal en opzet is deze reeds lang verouderd en voor de scholen is dringend een nieuwe uitgaaf noodig, waartoe een Bataksche bewerking van Van de Hulst goede diensten kan bewijzen. Daaraan is reeds een paar jaar gewerkt, zoodat het manuscript in het Toba-Bataksch thans bijna gereed is. Buitendien hebben de heeren Van der Bijl, de Jong en Meerwaldt, die door hun arbeid aan de christelijke scholen in het Batakland van nabij de groote behoefte hieraan kennen, het initiatief genomen voor een bijzondere collecte ten einde deze uitgaaf mogelijk te maken, Zoo kregen zij f. 1.650,— bijeen en nu wordt op het Bijbelgenootschap een beroep gedaan om de nog ontbrekende twee duizend gulden bij te dragen, waardoor het mogelijk zal zijn deze Bijbelsche geschiedenissen uit te geven en aan de honderde scholen in het Batakland te verstrekken ten bate van de meer dan driehonderdduizend Bataksche christenen. KWITANTIEBOEKJE UITGER&TfoT AAtf ve+V <# ♦ * <^v Het Bijbelhuis - Heerengracht 366 NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP AMSTERDAM NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP HEERENGRACHT 366 AMSTERDAM CENTRUM ItWIDIIIHlEBCEKlE groot vij f g u ld e jf n ten einde de voortzetting van den arbeid van hetNederlandsch Bijbelgenootschap mogelijk te maken. 4jet ïlededandsck $ i{&elqemóUckap De verkoop van de bonnetjes uit dit kwitantieboekje heeft ten doel om het Nederlandsch Bijbelgenootschap in staat te stellen zijn arbeid geregeld voort te zetten. Vandaar dat het wel goed is hier ter inleiding uiteen te zetten wat het Bijbelgenootschap wil en hoe het werkt. Wat is l\et doei van het lledecHandsch Si^êedgeneetickaji? In het eerste artikel van de wet van het genootschap wordt dit doel omschreven: „Het Nederlandsch Bijbelgenootschap stelt zich ten doel de verspreiding van den Bijbel in zijn geheel en in gedeelten, zonder aanteekening of uitlegging, binnen en buiten het Vaderland, inzonderheid in zijne overzeesche bezittingen." leder, die aan de verspreiding van den Bijbel wil medewerken, is derhalve welkom en hoe meer de Bijbel verspreid wordt, zoodat hij metterdaad voor ieder toegankelijk wordt, zooveel te beter wordt het doel van het genootschap bereikt. Sedert de oprichting van het genootschap heeft het reeds een paar millioen Bijbels en evenveel Oude en Nieuwe Testamenten mogen verspreiden, leder jaar opnieuw worden er alleen reeds in Nederland bijna honderdduizend exemplaren van de uitgaven van het Bijbelgenootschap gevraagd en wanneer men dan daarnaast ziet op de groote behoefte der groeiende christelijke kerk in Indië, dan begrijpt men dat het doel van het Bijbelgenootschap nog lang niet bereikt is en dat het nog veel inspanning zal kosten om het te verwezenlijken. 4loe tcackt het dit doel te óeceihen ? lingen ingedeeld''en'Iedere tftLeling van^et B^b"? '* ^ ?eheele land in afdee" spreiding in haar eiqen aebied 7nn l I B'|belgenootschap zorgt voor de verdie van de Bijbels die bij het verlaten dTr schooTo T9| ^ huweliiksbiibels als loopt over de afdeelingen evenals het uiÏÏikpn *r'u, uit9ereikt worden ook gratis voor hen die buiten staat 7\\n u |bels met extra korting of Daarnaast zorqt het hLfHhf.f 1 ,Ze'f een te bekostigen. uitgaven met groote letter voor "slecht 7* ^raille-drukken voor blinden, voor de colportagevereenigingen en al deropl"k 8n' V°°r bijzondere kortingen voor Bijbel hier te landT bevo'eri wordt ' Waard°°r de v-prdding'van den meebrengen,' wordt er^door ^e^genootschao 7a "pk en.dus 9een extra Agaven besteed om den Bijbel in Nederland voor ïpH t r"'7.Itwmtl9duizend gulden Buitendien behoort Nederlandsch-lndië tot hPt ®r J°.®9anke.l,lk te maken. schap. Daar is een groeiende inhppmcrh ie ® rein van het Bijbelgenootmillioen leden. Het is de taak van het Biih^n » reeds meer dan anderhalf Bijbel in hun eigen taal kunnen ezlnn ? °P T°°r te ZOr9en' da> d*" taalgeleerden afgevaardigd, opdat de vertalina van^d"R-hT^ $edert 'ang de zi|. Thans heeft het Bijbelgenootschap den Bifhpl Ü u ,Z°° 9°ed mo9elijk drie en dertig verschillende Indische talen mooi .. S of gedeeltelijk in spreekt brengt dit zeer groote kosten mM 1 "'tgeven Geli|k echter wel vanzelf genootschap meer dan vijfHaduizend nnM ^ 1935 Werd do°1' BijbelIndische volken toegankelijk te maken Dank ziï9denV8n ^ ^ ^''bel V°°r de zending in de laatste jaren mocht ondervinden, Ltt 5^^ zich sterk uit. Een direct gevolg daarvan is, dat er telkens meer vraag is naar den Bijbel en dat er telkens weder nieuwe uitgaven in andere talen noodig zijn. Voor de goede ontwikkeling der kerk is het noodzakelijk, dat het Bijbelgenootschap in in staat gesteld wordt om ook in Indië te voorzien in de toenemende behoefte aan Bijbels. aeéeid is et in dit jaac noodtij ? Vooreerst is noodig dat de Bijbelverspreiding in Nederland onverminderd voortgaat, want er zal wel niemand zijn, die wenscht dat het genootschap daarmede ophoudt en b.v. geen braille-drukken meer geeft of geen Bijbels meer schenkt aan wie het noodig heeft. Maar daarnaast is evenzeer noodig dat het werk in Indië met kracht voortgezet wordt. De taalgeleerden moeten met hun arbeid voort kunnen gaan. En de in dit jaar noodige nieuwe vertalingen en uitgaven behooren te verschijnen. Zoo is er de vertaling van het Nieuwe Testament in het Balineesch. De vertaling van het evangelie van Johannes is reeds gereed. Zal zij uitgegeven kunnen worden ? Met dankbaarheid werd vernomen van het toenemend aantal Christenen op Bali. Mag het Bijbelgenootschap hen nu zonder vertaling van het Nieuwe Tesiament laten ? Dringend noodig is een uitgaaf in het Toba-Bataksch ten gebruike op de christelijke scholen. Alles is daarvoor gereed, maar er ontbreekt nog ongeveer tweeduizend gulden om de uitgaaf mogelijk te maken. In het Karo-Bataksch zou men gaarne een vertaling der Psalmen zien verschijnen. Het Bijbelgenootschap zal deze alleen kunnen geven, wanneer het daartoe de noodige middelen kri|gt. In het Morisch van Midden-Celebes was tot dusver het Nieuwe Testament nog niet vertaald. Thans is een regeling getroffen om de voorbereiding van deze vertaling mogeli|k te maken Maar als de vertaling straks gereed is en in de getypte exemplaren goed bevonden wordt, zal zij dan ook gedrukt kunnen worden 3 Wanneer het Bijbelgenootschap geen versterking van inkomen krijgt, dan zal het helaas zi|n arbeid moeten inkrimpen en dan zullen ook al deze vragen ontkennend 1ÏTSStr W°,dT '' " iema"d dia he' v°°' wTnin dat de Bijbel voor zeer velen ontoegankelijk blijft ? LID ei li (tedeag is er dan nog noodtij ? ^rhnn' «O" arb|f'd tS d°en' di® er terecht verwacht wordt, heeft het Bijbelgenootp een verhooging van zi|n tegenwoordig inkomen met ruim vijftienduizend za"fhlïïïÏL öotenhdat °Ver dï iQar '936 Verkre9en ZOU worden, dan zal het Bijbelgenootschap overeenkomstig zi|n roeping kunnen voorzien in de verspreiding van den Bijbel, die het zich ten doel gesteld heeft Vooral voor den tegenwoordigen tijd lijkt dat een zeer groot bedrag. Maar gelukkig Ln wan™ h kr'n9®n..9.ro°te sympathie voor het werk van het Bijbelgenootschap en wanneer honderdvi,ftigduizend menschen elk een dubbeltje geven of zestiq duizend elk een kwartje, dan is het doel reeds bereikt. Daarom'zijn er in dit boekje Hïnrl a°u j kwitanties van deze bedragen ten einde langs dezen weg het benoobedrag bi|een te brengen. De afdeelingen in Rotterdam Zuid hebben een zulkL Taa.ndf.n 9eleden de. Pr,°ef genomen met het collecteeren met boekjes met kwitanties van een dubbeltje en een kwartje en daarvan werden er door veler medewerking zooveel verkocht, dat er na een tiental dagen ruim duizend gulden bijeen was. Indien dit in Rotterdam Zuid kan, dan kan het elders ook en dan is het zeer wel mogelijk om door middel van deze boekjes het geheele benoodigde bedrag bijeen te brengen. 4ict geêtuik van dit &ocli{e. leder boekje bevat twaalf kwitanties van een kwartje en twintig van een dub beitje, zoodat het boekje vijf gulden opbrengt, als men er in slaagt alle kwitantiete plaatsen. Het is de bedoeling, dat elke houder van een boekje in zijn omgevinc zooveel mogelijk sympathie voor het werk van het Bijbelgenootschap tracht te wekken en dan aan ieder die mee wil werken van deze kwitanties verkoopt. Zoodra hij een boekje uitverkocht heeft, draagt hij het bedrag af met opgaaf van zijn naam en adres en van het nummer van het boekje waarvan het de opbrengst is. Alle boekjes zijn aan de achterzijde genummerd en ieder boekje wordt op nummer en naam uitgereikt. Wanneer men binnen den gestelden tijd het boekje niet uitverkocht heeft, dan geeft men het onverkochte deel weer terug en draagt men af het geld voor de kwitanties die men wel verkocht heeft. Wanneer men niet weet aan wie men boekje en geld moet afdragen, dan kan men deze zenden naar het Bijbelhuis, Heerengracht 366, Amsterdam-C. en kan men hef geld storten op de postrekening van het Bijbelgenootschap, Amsterdam 22939, waarbij men op de strook duidelijk moet vermelden het nummer van het betrokken boekje en naam en adres van den afzender. Wie nog meer propagandamateriaal hetzij boekje of circulaire wenscht, kan deze ook bij het Bijbelhuis aanvragen, waar men desgewenscht ook nadere inlichtingen kan krijgen. Algemeen e^ vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap in Juni 1934 - Amsterdam Ontvangen ten behoeve van den arbdjd van het Nederlan^gfe\teljl>elgenootscho) bedrag van vV<5°ff^ TIG CENTS- ZEGGE De Algemeene Penningmeester Fl.0.25 A. W e I I e n s i e k. N.B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig en mag zii niet meer uitgegeven worden. Ontvangen ten behoeve van den arb&fpl van het Nederlan«^efi>^}|belgenootschdg^ff bedrag van TWINTIG CENTS. ZEÖjè# De Algemeene Penningmeester Fl. 0.25 A.Wellensiek. N.B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig en mag zij niet meer uitgegeven worden. Ontvangen ten behoeve van den ap^^Sd van het NederJ^ri^e&^Bijbelgenootsc|jAo4^n bedrag van TWINTIG CENTS. ZE&fef De Algemeene Penningmeester Fl.0.25 A. W e I I e n s i e k. N.B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig en mag zij niet meer uitgegeven worden. Ontvangen ten behoeve van den ai^^d van het Nederl^rïg^Sk BijbelgenootscfeiQjj^en bedrag van , V^OÉN1 TWINTIG CENTS. De Algemeene Penningmeester Fl.0.25 A.Wellensiek. ' N.B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig 1 en mag zij niet meer uitgegeven worden. achtergevel van het Bijbelhuis Heerengracht 366, Amsterdam Ontvangen ten behoeve van den arbeid van het Nederlandsch genootschap e&n^êcfrag van VIJF EN@W^KlTIG CENTS. lOQf ^ ZEGG§\ N'-'Ce Algemeene Penningmeester Fl.0^25 A. Wellens i e k. N.B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig en mag zij niet meer uitgegeven worden. Ontvangen ten behoeve van den arbeid van het Nederlandsch genootschap e&n^bécPrag van VIJF El^eWlNTIG CENTS. ZEG6§\ Se Algemeene Penningmeester Fl.0^25 A. W e I I e n s i e k. N.B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig en mag zij niet meer uitgegeven worden. Ontvangen ten behoeve van den arbeid van het Nederlandsch genootschap een^jtór'ag van VIJF ENeMmiTIG CENTS. OQÏ ^ ZEGGp ^ De Algemeene Penningmeester FI.O.25 A. WeMensiek. N.B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig en mag zij niet meer uitgegeven worden. Ontvangen ten behoeve van den arbeid van het NederlandschJ^bèelgenootschap een\ifèelrag van VIJF E^VfWfNTIG CENTS. ZEGC^ MOjO°*bedrag van TIEN CENTS. ZEGGE Fl. De Algemeene Penningmeester A. WELLENSIEK. N.B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig en mag zij niet meer uitgegeven worden. Een der zolders van het Bijbelhuis te Amsterdam Ontvangen ten beno^gsV^ff^ien arbeid van het NedeKkfriasch Bijbelgenootschap een tftarag van TIEN CENTS. ZEGGE Fl. De Algemeene Penningmeester A. WELLENSIEK. N.B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig en mag zij niet meer uitgegeven worden. Ontvangen ten beho^ arbeid van het Nededönasch Bijbelgenootschap een l&arag van TIEN CENTS. ZEGGE Fl. De Algemeene Penningmeester A. WELLENSIEK. N.B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig en mag zij niet meer uitgegeven worden. Ontvangen ten beho^s^töS^den arbeid van het Ned^tlariasch Bijbelgenootschap een l&arag van TIEN CENTS. ZEGGE Fl. 0. De Algemeene Penningmeester A. WELLENSIEK. N.B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig en mag zij niet meer uitgegeven worden. Ontvangen ten beho^^btöSri^den arbeid van het Ne^edanasch Bijbelgenootschap een fiearag van TIEN CENTS. ZEGGE Fl. De Algemeene Penningmeester A. WELLENSIEK. N,B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig en mag zij niet meer uitgegeven worden. Ontvangen ten behaa^>^Sn^den arbeid van het N^e^randsch Bijbelgenootschap een Sfedrag van TIEN CENTS. ZEGGE Fl. De Algemeene Penningmeester A. WELLENSIEK. N.B. Na 30 Juni 1936 is deze kwitantie ongeldig en mag zij niet meer uitgegeven worden. Het graf op Midden-Celebes van Dr. N. Adriani, den bekenden taalgeleerde van het Nederlandsch Bijbelgenootschap. KWITANTIEBOEKJE NO N.B. Na 30 Juni 1936 heefl dit boekje zijn geldigheid verloren en mogen er geen kwitanties meer uitgegeven worden. Het boekje behoort voordien datum weder ingeleverd te worden. kan er zooveel van krijgen als zij wil. Op het oogenblik is dit blaadje nog niet gereed. Zoodra het klaar is, wordt er aan alle afdeelingen een exemplaar van gezonden. Het is echter wel gewenscht, dat men zoo mogelijk thans reeds opgeeft hoeveel exemplaren van dit blaadje men gaarne zou willen ontvangen. Ten derde is er het propagandaboekje, dat hierbij ook aan alle afdeelingsbesturen wordt toegezonden. Zooals men ziet, is dit een boekje van zestien bladzijden, dat in een aantal artikelen een overzicht geeft van het werk van het Bijbelgenootschap. Dit leent zich meer voor toezending aan menschen bij welke men voldoende belangstelling voor den Bijbel onderstelt, dat zij zulk een wat breeder geschrift over het werk van het Bijbelgenootschap zullen lezen. Ook is het bestemd voor autoriteiten en anderen die men over het Bijbelgenootschap wil inlichten. Van dit boekje kunnen de afdeelingen eveneens zooveel exemplaren krijgen als zij gebruiken kunnen. Ten vierde het talenkaartje dat ook in het laatste jaarverslag lag en dat op de achterzijde een grafische voorstelling geeft van organisatie en werk van het Bijbelgenootschap; en Ten vijfde een briefkaart waarop men zich aanmelden kan als lid of begunstiger van het Bijbelgenootschap of als abonné op het maandbericht. Dit talenkaartje en deze briefkaart worden ingelegd in elk exemplaar van het onder ten derde genoemde propagandaboekje, maar de afdeelingen kunnen ze desgewenscht ook afzonderlijk krijgen. Al dit propagandamateriaal kan ongeveer 15 April aan de afdeelingen gezonden worden, mits het niet later dan Maandag 6 April aangevraagd is. Hoe eerder de afdeelingen hun aantal kwitantieboekjes en verder materiaal aanvragen, zooveel te gemakkelijker is het voor de administratie en zooveel te zekerder is men dat alles men tijdig krijgt. Hoe gebruikt men het kwitantieboekje? Alle kwitantieboekjes dragen op de achterzijde een volgnummer en het bureau in het bijbelhuis houdt er aanteekening van welke nummers aan een bepaalde afdeeling gezonden worden. Door het afdeelingsbestuur of de collectecommissie worden zij dan op naam HET NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP. WAT HET WIL EN WAT HET DOET. Het doel wordt in het eerste artikel van de wet van het genootschap aldus omschreven: „Het Nederlandsch Bijbelgenootschap stelt zich ten doel de verspreiding van den Bijbel in zijn geheel en in gedeelten, zonder aanteekening of uitlegging, binnen en buiten het vaderland, inzonderheid in zijn overzeesche bezittingen." Ieder, die aan de verspreiding van den Bijbel wil medewerken, is derhalve welkom en hoe meer de Bijbel verspreid wordt, zoodat hij metterdaad voor ieder toegankelijk wordt, zooveel te beter wordt het doel van het genootschap bereikt. Sedert de oprichting van het genootschap heeft het reeds twee en een half millioen Bijbels en evenveel Oude en Nieuwe Testamenten mogen verspreiden. Ieder jaar opnieuw worden er alleen reeds in Nederland bijna honderdduizend exemplaren van de uitgaven van het Bijbelgenootschap gevraagd en wanneer men dan daarnaast ziet op de groote behoefte der groeiende christelijke kerk in Indië, dan begrijpt men dat het doel van het Bijbelgenootschap nog lang niet bereikt is en dat het nog veel inspanning zal kosten om het te verwezenlijken. Vandaar, dat de steun van ieder hartelijk welkom is, die daaraan wil medewerken, hetzij door als lid of begunstiger toe te treden of door een gift te zenden of door abonné van het maandbericht te worden, waartoe men zich op de inliggende briefkaart kan aanmelden. De hier volgende artikelen geven nadere inlichtingen over den arbeid van het Nederlandsch Bijbelgenootschap, terwijl het erbij gevoegde talenkaartje aangeeft in welke talen er reeds uitgaven van het Bijbelgenootschap zijn. Hoe meer steun het Bijbelgenootschap ontvangt, zooveel te beter kan het aan zijn doel beantwoorden. DE TAAK VAN HET NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP IN NEDERLAND. Het schijnbaar eenvoudige doel van het Nederlandsch Bijbelgenootschap, in artikel i der wet omschreven, wordt in Nederland Zelf nagestreefd met verschillende middelen. De verspreiding van den Bijbel in ons vaderland werd van den beginne af aan toevertrouwd aan de afdeelingen, terwijl het hoofdbestuur slechts aanvullend werk daarin deed. Menigeen denkt, dat het hoofddoel der afdeelingen bestaat in het verzamelen der gelden, welke het Bijbelgenootschap noodig heeft om de bijbels te verschaffen, doch dat is niet het geval, al is natuurlijk het bijeenbrengen der benoodigde gelden een belangrijk deel van het werk. Het doel toch der afdeelingen is hetzelfde doel als van het genootschap als geheel, namelijk de verspreiding van den Bijbel, waarbij elke af deeling de zorg voor zijn eigen arbeidsterrein heeft. Dit is iets, dat het hoofdbestuur in Amsterdam zonder de afdeelingen niet zou kunnen volbrengen. Ten einde de afdeelingen tot deze bijbelverspreiding in staat te stellen, zorgt het hoofdbestuur wel voor de talrijke uitgaven, groote en kleine, in verscheidene soorten van lettertypen en uitvoering. Wij denken aan de groote en kleine huisbijbels, evenzeer als aan de kleinere soorten voor de jeugd, aan de zak-Testamentjes, die zoo menigeen reeds ten zegen zijn geweest, sedert zij bij het Eeuwfeest werden uitgegeven, op het schitterende dunne papier, zoodat de 650 bladzijden geen grootere dikte vormen dan een enkele centimeter, terwijl het papier toch niet doorzichtig is en de duidelijke zwarte letter dus toch niet doorschijnt. Wij denken aan de parelletter, waarmee de Evangeliën, welke voor drie cent verkrijgbaar zijn, gedrukt zijn, en een geheel Nieuw Testament voor enkele stuivers. Ook aan de kleinere bijbelgedeelten in verschillende soorten, maar evenzeer aan forsche uitgaven met reuzenletter voor slechtzienden, of brailleboeken voor de geheel blinden. Dergelijke kostbare uitgaven worden in den regel aanmerkelijk beneden kostprijs ter beschikking gesteld om den Bijbel toch vooral onder ieders bereik te brengen. Daarbij denk ik ook aan de nieuwe vertaling, welke thans in voorbereiding is en waarvan het Nieuwe Testament zijn voltooiing nadert, een ontzaglijke arbeid, welke ons geslacht ten goede moge komen tot beter verstand van het Woord der Eeuwigheid. Al zulke uitgaven echter, welke men in verscheidenheid kan nagaan onder talrijke nummers in de prijslijst, die kosteloos aan het Bijbelhuis verkrijgbaar is, worden door de afdeelingen zoo noodig met prijsvermindering beschikbaar gesteld en ook gratis in noodzakelijke gevallen. Huwelijksbijbels worden dikwijls aan de Kerken ook met reductie of waar het noodig is gratis verstrekt. Bovendien worden allerlei vereenigingen, als zondagsscholen, jeugdvereeni- gingen, evangelisatievereenigingen enz. door de tegemoetkoming der afdeelingen in staat gesteld de benoodigde bijbels op gemakkelijke wijze te verkrijgen en te verspreiden. Ook zijn daar tal van colporteerende vereenigingen en stichtingen van algemeenen aard, welke met reductie op de prijzen de bijbeluitgaven van het genootschap ontvangen, maar het genootschap zelf functionneert toch feitelijk door zijn eigen afdeelingen, waarbij alle dorpen en steden van ons land zijn opgenomen en die voor de verspreiding in haar eigen ressort verantwoordelijk zijn. Waar deze afdeelingen door haar activiteit ten gunste werken van de bevolking in de verspreiding van den Bijbel, daar hebben zij mede tot taak om dan ook belangstelling te wekken door bijbelavonden, opwekkende redenen, bij bel tentoonstellingen of lichtbeeldensamenkomsten, arbeid onder de jeugd enz., opdat ons volk steeds meer bekend worde met de onvergelijkelijke waarde van de gave, ons in de Heilige Schrift geschonken en de moeizame doch heerlijke taak om deze gave Gods ook aan onze broeders aan de andere zijde van den evenaar te brengen. Sedert Januari geeft het Bijbelgenootschap een maandbericht uit, waardoor het zijn leden op de hoogte houdt van den voortgang van den arbeid. Door aller samenwerking worden er aldus week in week uit elke week ruim duizend bijbels en evenveel Testamenten en andere bijbelgedeelten verspreid. Mede dank zij den arbeid van het Bijbelgenootschap is de Bijbel in Nederland niet alleen het meest verspreide, maar ook het naar verhouding goedkoopste boek geworden. Indien ook in de toekomst het Bijbelgenootschap op aller steun mag blijven rekenen, dan kan het er voor blijven zorg dragen, dat niemand in Nederland van den Bijbel verstoken behoeft te blijven. D. E. BOEKE DE TAAK VAN HET BIJBELGENOOTSCHAP IN INDIË. In Indië openbaart zich het leven en de activiteit der Christelijke kerk door de werkzaamheid der Zending en die der Kerk. Kan men aan den eenen kant zeggen, dat deze twee organen, in het geheel van Indië gezien, nog betrekkelijk klein zijn, aan den anderen kant is haar activiteit in ons verspreide eilandenrijk alomtegenwoordig, en in beweging en groei. Ongeveer anderhalf millioen Protes- Zoo ziet men, dat er voor het jaar 1936 weder veel van het Nederlandsch Bijbelgenootschap verwacht wordt. Aan deze verwachtingen zal het Bijbelgenootschap alleen kunnen beantwoorden, wanneer het inkomen aanmerkelijk stijgt. Wanneer in 1936 de contributies en giften niet met ruim vijftienduizend gulden toenemen, dan zal het Bijbelgenootschap niet alleen niet aan deze verwachtingen kunnen beantwoorden, maar dan zal het zelfs zijn arbeid aanmerkelijk moeten inkrimpen en verschillende deelen van zijn werk opgeven. Zal het mogelijk zijn deze schade te voorkomen? Gelukkig kan het volgende artikel hierop een bevestigend antwoord geven. Indien allen aan wie het doel van het Bijbelgenootschap ter harte gaat medewerken, dan zal het zeker in staat zijn te doen wat er terecht van verwacht wordt. H. C. RUTGERS. ZAL HET NEDERLANDSCH BI JBELGENOOTSCHAP KUNNEN DOEN WAT ER IN 1936 VAN VERWACHT WORDT? In de vorige artikelen werd uiteengezet, wat er in 1936 zoowel voor Nederlandsch Indië als voor Nederland van het Bijbelgenootschap verwacht wordt. Er zal wel niemand zijn, die deze verwachtingen overdreven vindt of die van meening is, dat het niet de roeping van het Bijbelgenootschap is om op deze wijze den bijbel te verspreiden. Het eindresultaat der artikelen was echter, dat het Bijbelgenootschap dit alleen zou kunnen doen, indien het inkomen van het genootschap met ruim vijftienduizend gulden stijgt. Is dit mogelijk? Immers, wanneer dit onmogelijk mocht zijn, dan zou het Bijbelgenootschap door de tijdsomstandigheden gedwongen kunnen worden om werk op te geven, dat toch metterdaad tot zijn roeping behoort en onmiddellijk weer opgevat zou moeten worden Zoodra het weer wel mogelijk zou zijn. Voordat echter het Bijbelgenootschap er toe over mag gaan om de Balineesche Christenen zonder vertaling van den bijbel te laten of de brailledrukken onbereikbaar duur te maken of een der andere noodzakelijke dingen, die in de vorige artikelen genoemd worden, na te laten, moet dan echter wel duidelijk bewezen zijn, dat het metterdaad onmogelijk is, dat het Bijbelgenootschap zijn roeping in dezen nakomt. Gelukkig is het nu echter zoo, dat dit niet alleen niet bewezen is, maar dat juist omgekeerd metterdaad bewezen is, dat deze nood- zakelijke vermeerdering van inkomen met aller medewerking zeer goed te bereiken is. Een paar voorbeelden mogen dit duidelijk maken. De afdeelingen Rotterdam Zuid en Kralingen hebben in de tweede helft van December een collecte ten behoeve van het Bijbelgenootschap georganiseerd. Nu behoort Rotterdam Zuid zeker niet tot het welgestelde deel van Rotterdam en wanneer men de plaatsen Charlois, Feijenoord, Katendrecht en Kralingen noemt, die deze afdeelingen vormen, dan begrijpt ieder, dat men hier grootendeels in een der het meest door de tijdsomstandigheden getroffen deelen van ons land is. Vandaar dan ook, dat de bonboekjes, die voor deze collecte gebruikt werden, alleen bons van een dubbeltje en van een kwartje bevatten en niet van hoogere bedragen. Er was echter veel enthousiasme voor het doel en het werk van het Bijbelgenootschap en ongeveer driehonderd collectanten waren bereid bonboekjes te administreeren en in hun omgeving bonnetjes te verkoopen. Het resultaat was, dat er door de groote veelheid van deze kleine giften na ongeveer tien dagen ruim duizend gulden bijeen was. Waar dit nu mogelijk gebleken is alleen reeds in een deel van Rotterdam, daar zal toch zeker wel niemand zeggen, dat het voor alle afdeelingen in het geheele land onmogelijk is om gezamenlijk vijftienmaal dit bedrag bijeen te brengen. Daarnaast een ander voorbeeld. De afdeeling Leeuwarden heeft in het najaar voor de inzameling een collecte gehouden, die ƒ 372.50 opbracht. Voor een plaats als Leeuwarden een mooi resultaat en wanneer alle andere afdeelingen naar verhouding hetzelfde doen, dan komt het benoodigde bedrag ook dubbel en dwars bijeen. Thans in Januari overlegde het bestuur der afdeeling echter, dat het nog beter was, wanneer men ook het geregelde inkomen uit contributies van leden en begunstigers zou kunnen verhoogen. Daartoe werd nu een damescomité ingesteld, dat op zich nam hiervoor bezoeken af te leggen en verdere pogingen in het werk te stellen. Als eerste resultaat van den arbeid van dit comité werd nu dezer dagen ontvangen een lijst met de namen van 23 nieuwe leden en 42 nieuwe begunstigers, waardoor de vaste inkomsten der afdeeling weder met meer dan honderd gulden stegen. De meeste andere afdeelingen zouden langs dezen weg vermoedelijk ook tot een aanmerkelijke stijging van het inkomen kunnen geraken. Deze voorbeelden toonen aan, dat het metterdaad niet onmogelijk is om te komen tot de vermeerdering van inkomen, die het Bijbelgenootschap noodig heeft om aan zijn roeping te beantwoorden en ook in de komende jaren alles te doen wat terecht van het genootschap verwacht wordt. Deze mogelijkheid constateeren is echter nog niet haar verwezenlijken. Voor dit laatste is de hulp der afdeelingen en der afdeelingsbesturen absoluut onmisbaar. Naar wij hopen zullen deze bereid zijn om de door een deel van Rotterdam en door Leeuwarden zoo mooi gegeven voorbeelden te volgen. Van de afdeelingsbesturen alleen is echter niet alles te verwachten. Hoe meer medewerkers er zijn, zooveel te beter kan het doel bereikt worden. En dan is wel het allereerste wat ieder kan doen, die dit boekje ontvangt en sympathie heeft voor doel en arbeid van het Nederlandsch Bijbelgenootschap, zelf lid of begunstiger worden, indien men het nog niet is. Daartoe kan men inliggende kaart invullen en opzenden. Wie zelf reeds lid of begunstiger is, geven boekje en kaart aan buren of kennissen met een aanbeveling om hen ook voor het steunen van het werk te winnen. Met aller medewerking is zeker mogelijk het Bijbelgenootschap in staat te stellen om metterdaad te beantwoorden aan zijn roeping om den Bijbel zoowel in Nederland als in Indië voor ieder toegankelijk te maken. H. C. RUTGERS. Algemeen voorzitter van het Nederlandsch Bijbelgenootschap is Prof. Mr. P. Scholten en algemeen penningmeester is de heer A. Wellensiek. Het bureau en het magazijn zijn gevestigd in het Bijbelhuis, Heerengracht 366, Amsterdam Centrum, van waar ook alle bijbels betrokken kunnen worden. Giften kunnen gestort worden op de postrekening van het Nederlandsch Bijbelgenootschap, Amsterdam 22939, terwijl voor hen, die het Bijbelgenootschap bij uiterste wilsbeschikking willen gedenken, diene dat de naam is: Het Nederlandsch Bijbelgenootschap, gevestigd te Amsterdam. Ieder, die over een of ander deel van den arbeid nadere inlichtingen wenscht, kan deze aanvragen bij het bureau, Heerengracht 366, Amsterdam Centrum. NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP COLLECTEEREN HET BEHULP VAN KWITANTIEBOEKJES 18 Maart 1936. Daar er van verschillende zijden gevraagd werd, hoe men een collecte met behulp van de kwitantieboekjes het best zou kunnen organiseeren, volgen hier een aantal aanwijzingen, die wellicht voor de afdeelingsbesturen van nut kunnen zijn. De omstandigheden zijn natuurlijk niet in elke plaats dezelfde en zoo zullen er ook onder deze aanwijzingen wel zijn, die men op sommige plaatsen niet gebruiken kan, omdat de plaatselijke toestanden dat ongewenscht maken. Maar allicht zal elk afdeelingsbestuur in de hier volgende opmerkingen wel een en ander vinden dat het gebruiken kan. Het is misschien wel het eenvoudigste om de opmerkingen in den vorm van vraag en antwoord te maken. Waarom, is deze collecte noodig ? Zooals in het maandbericht en in het propagandaboekje uiteengezet werd, zal het Bijbelgenootschap een groot deel van zijn gezegend werk moeten staken, indien het er niet in slaagt ongeveer vijftien duizend gulden meer aan giften en contributies te ontvangen. Dank zij de werkzaamheid der bestaande afdeelingen en het oprichten van nieuwe afdeelingen gaat het aantal leden en begunstigers elk jaar met eenige honderden vooruit, maar dit is bij lange na niet voldoende om het vereischte bedrag bijeen te brengen. De ervaring heeft echter geleerd dat er vele tienduizenden zijn, die niet in staat zijn zich voor een geregelde vaste bijdrage te verbinden, maar die gaarne een dubbeltje of een kwartje uit sympathie voor het Bijbelgenootschap willen geven als zij daarom gevraagd worden. De kwitantieboekjes bedoelen nu om ieder in staat te stellen aldus mede te werken. Wanneer alle afdeelingen meewerken, dan is het ongetwijfeld mogelijk om zonder te veel moeite het benoodigde bedrag bijeen te brengen en daardoor het Bijbelgenootschap in staat te stellen zoowel in Nederland als in Indië zijn arbeid geregeld voort te zetten. Wie organiseert de collecte? Het voor de hand liggende antwoord is, dat in elke afdeeling deze collecte door het afdeelingsbestuur zelf georganiseerd wordt. Indien het afdeelingsbestuur daarvoor tijd en krachten heeft, dan is het ook zeker verre het beste, dat het zelf voor deze organisatie zorgt. In zeer vele plaatsen zal dit echter wel ondoenlijk zijn, omdat de afdeelingsbestuurders reeds te zeer met allerlei werk overladen zijn om er dit nog bij te nemen. In dat geval is het zeer aan te bevelen om voor de organisatie van deze collecte een afzonderlijke commissie in het leven te roepen. Bijna overal kan men wel geschikte personen vinden, die ter bevordering van het goede doel van het Bijbelgenootschap hiervoor eenigen tijd willen geven en die, gesteund door de autoriteit van het afdeelingsbestuur, deze zaak ter hand zullen willen nemen. Bij afdeelingen die zich over meerdere plaatsen uitstrekken, zal het zelfs in ieder geval wel noodzakelijk zijn om voor deze collecte in elk dier plaatsen een kleine commissie in het leven te roepen, want een in de eene plaats wonend afdeelingsbestuur kan moeilijk zorgen voor de organisatie van een collecte in een op een aantal kilometers afstand gelegen plaats, ook al behoort die tot dezelfde afdeeling. Hoe meer men in elke plaats en bij grootere steden in elke wijk hiervoor een afzonderlijke commissie heeft, zooveel te beter zal het werk gedaan kunnen worden. En in plaatsen, waar de afdeeling maar een enkele plaats omvat, kan het afdeelingsbestuur vermoedelijk zelf het best de organisatie ter hand nemen. Wanneer is de collecte? Met het oog op verschillende aanvragen om nieuwe uitgaven en nieuwe vertalingen van den Bijbel, die uit Indië tot het hoofdbestuur kwamen, is het zeer gewenscht, dat het hoofdbestuur zoo spoedig mogelijk weet of het over de noodige middelen beschikt om de zending hierin te helpen. Hoe eerder daarom de collecte gehouden wordt, hoe beter het is. Verre het beste zou het zijn als de collecte in het geheele land in dezelfde week gehouden werd en wel in de laatste week van April, dus tusschen Maandag 27 April en Zaterdag 2 Mei en wij zouden er bij alle afdeelingen zeer op aan willen dringen om, indien eenigszins mogelijk, in die week de collecte te houden. Indien het echter wegens plaatselijke omstandigheden of anderszins niet mogelijk is om de collecte in die week te houden, laat men haar dan zoo spoedig mogelijk daarna houden. Voor den penningmeester is het van groot belang om te weten op welken tijd in de verschillende afdeelingen deze collecte gehouden wordt en tegen wanneer dus ongeveer de opbrengst ervan tegemoet gezien kan worden. Zou iedere afdeeling even een briefkaart aan het bureau willen zenden met opgaaf op welken tijd zij de collecte denkt te houden? Hoe deelt men het terrein in? Dit is afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden. In kleinere plaatsen is het vermoedelijk zeer eenvoudig een indeeling in wijken te maken, waarbij iedere collectant een wijk voor zijn rekening krijgt. In grootere plaatsen is het wellicht gemakkelijker om naast de indeeling in wijken ook de indeeling door kerkelijke grenzen te gebruiken en binnen elk der kerken van de plaats eenige collectanten te zoeken, die binnen hun eigen kerk rondgaan. In zeer groote steden zal men waarschijnlijk in het geheel niet langs bepaalde grenzen kunnen werken, maar zal men er naar moeten streven, dat zooveel mogelijk menschen een kwitantieboekje administreeren, dat zij in de zak hebben en waarvan zij de kwitanties in den kring hunner kennissen zoeken te plaatsen. Ieder afdeelingsbestuur en iedere collectecommissie zal moeten uitmaken wat voor hun plaats de beste methode en de beste indeeling is. Wie collecteert? Ook dat hangt veel van de plaatselijke omstandigheden af. Op de eene plaats zal men de oudere leden der jeugdvereenigingen hiervoor bereid vinden. Op een andere plaats zullen de predikanten mede willen werken door hun oudere catechisanten aan te moedigen om met kwitantieboekjes rond te gaan. Op weer andere plaatsen zijn er wellicht plaatselijke vereenigingen die hierin mee willen werken. Of ook het afdeelingsbestuur of de collectecommissie zoekt in iedere vereeniging en in iedere kerk eenige verantwoordelijke personen die boekjes in beheer nemen om onder hun medeleden of hun kennissen te plaatsen. Hoofdzaak is maar dat een zoo groot mogelijk aantal boekjes in zooveel mogelijk actieve handen komen, opdat in den tijd, dien men daarvoor gesteld heeft, zooveel mogelijk kwitanties van een dubbeltje en een kwartje geplaatst worden. Wat moet er geschieden vóór de collecte gehouden wordt? In de allereerste plaats moet er zooveel mogelijk bekendheid aan de zaak gegeven worden. Men moet trachten het zoover te brengen, dat, voordat de collecte gehouden wordt, ieder binnen het terrein der afdeeling, die daarvoor in aanmerking komt, van het Bijbelgenootschap en zijn werk gehoord heeft. Daartoe zorge men dat er in de plaatselijke pers in de voorafgaande weken artikelen over het Bijbelgenootschap verschijnen. Zoowel het jaarverslag en het maandbericht als het propagandaboekje geven daarvoor stof genoeg. Ook zal het op veel plaatsen mogelijk zijn, dat het houden der collecte voor het Bijbelgenootschap met een woord van aanbeveling in de kerk wordt afgekondigd. Daarnaast gebruike men het propagandamateriaal dat men van het bureau van het Bijbelgenootschap betrekken kan en waarover de volgende vraag handelt. Zoowel van het propagandaboekje, als van het kleine propagandablaadje kan men zooveel exemplaren krijgen als men met het oog op de propaganda goed gebruiken kan. Men vrage vooral tijdig aan wat men noodig heeft, want als op een gegeven oogenblik de voorraad eens uitgeput is, dan duurt het eenigen tijd voor er weer nieuwe voorraad is. Voorts is het vaak goed om in de plaatselijke pers een artikel op te nemen, dat onderteekend wordt door een comité van aanbeveling, waarvoor men vraagt de predikanten der verschillende kerken en andere op den voorgrond tredende personen uit verschillende kring, zoodat men ook uit de samenstelling van het comité van aanbeveling zien kan hoezeer de verschillende kerken één zijn in de bevordering van het doel van het Bijbelgenootschap: de verspreiding van den Bijbel. Het spreekt wel vanzelf, dat afdeeüngsbesturen, die in dit opzicht zelf eenzijdig zijn samengesteld en niet voldoende vertegenwoordigend zijn voor de velerlei kring, die in het Bijbelgenootschap samenwerkt, goed zullen doen zichzelf dan tevens aan te vullen, zoodat hun samenstelling niet tot critiek aanleiding geeft. Wanneer men de collecte alleen onder geestverwanten houdt, dan is het niet noodig vooraf toestemming van Burgemeester en Wethouders te vragen. In verre de meeste plaatsen zal het het beste zijn zich bij het collecteeren te bepalen bij de geestverwanten en dan moeten de collectanten dus aanwijzing krijgen van de adressen waar zij moeten wezen of zij moeten geïnstrueerd worden om zich bij het verkoopen van kwitanties uit de boekjes te bepalen tot hen die zij kennen of waarvan zij in elk geval weten, dat zij geestverwanten zijn. In sommige plaatsen zal het door de gesteldheid van de plaats wel mogelijk en wenschelijk zijn om meer algemeen huis aan huis te collecteeren en in zulke gevallen is toestemming van Burgemeester en Wethouders vereischt. Ook in de gevallen, waar men alleen onder geestverwanten collecteert en deze toestemming dus niet noodig is, zal het in den regel wenschelijk zijn, dat men vooraf aan den burgemeester en aan den commissaris van politie er kennis van geeft in welke week er zulk een collecte onder geestverwanten gehouden wordt. Ten slotte moet natuurlijk vooraf aan de collectanten het noodige materiaal verstrekt worden en moeten zij ingelicht worden hoe zij met de kwitantieboekjes werken kunnen. Welk propagandamateriaal is er en hoe gebruikt men het ? Vooreerst bevat het kwitantieboekje zelf eenig propagandamateriaal, omdat de eerste bladzijden van het boekje een korte uiteenzetting geven, waarom het Bijbelgenootschap dit geld noodig heeft. Zoodoende heeft ieder collectant steeds het noodige bij zich om op de eerste vragen te kunnen antwoorden. Ten tweede komt er een eenvoudig propagandablaadje van een paar bladzijden, dat zeer in het kort aangeeft wat het Bijbelgenootschap zoowel in Nederland als in Indië voor de verspreiding van den Bijbel doet. Dit blaadje is bestemd om op zeer groote schaal verspreid te worden. Het kan huis aan huis rondgebracht worden bij alle huizen, waar men wil gaan collecteeren, of het kan bij propagandavergaderingen op de plaatsen gelegd worden. Iedere afdeeling uitgereikt en er wordt aanteekening van gehouden wie een boekje krijgt en welk nummer dit boekje heeft. Alle boekjes hebben ook zoowel op het boekje als op iedere kwitantie afzonderlijk een datum, waarop de geldigheid van het boekje vervalt. Dat is gedaan om te voorkomen, dat er boekjes eindeloos in circulatie blijven, wat dan aanleiding tot misbruik zou kunnen geven. Voor den vervaldatum moet de betrokken collectant met zijn boekje komen afrekenen. Hij levert dan het restant van zijn boekje in en draagt af het ontvangen geld, waarvan het bedrag natuurlijk gelijk moet zijn aan het aantal verkochte kwitanties. Indien hij het geheele boekje uitverkocht heeft, is het voldoende dat hij het nummer van het boekje opgeeft en de daarvoor ontvangen vijf gulden afdraagt. Bij het organiseeren der collecte vrage men eiken collectant hoeveel boekjes hij hoogstens denkt te kunnen uitverkoopen en geve er hem zooveel, want het is beter dat hij na afloop eenige onverkochte boekjes terugbrengt dan dat hij nog wel meer had kunnen plaatsen maar geen boekjes meer had. In iedere afdeeling rekene men zoo spoedig mogelijk na de in die plaatsen voor de collecte bepaalde dagen af en zoodra als de afrekening afgesloten is, zende men de geheel of gedeeltelijk onverkochte boekjes naar Heerengracht 366 Amsterdam en storte men het ontvangen bedrag op de postrekening van het Bijbelgenootschap: Amsterdam 22939. Bij de boekjes voege men een lijst der nummers die de afdeeling gehad heeft en voege achter ieder nummer het bedrag dat dat boekje opgebracht heeft. Het totaal van deze bedragen moet dan natuurlijk kloppen met het bedrag dat men op de postrekening gestort heeft. Daar de afdeelingen alle materiaal voor deze collecte van het bureau te Amsterdam ontvangen, behoeven zij er zelf geen onkosten voor te maken. Wanneer men ergens toch nog eenige onkosten heeft b.v. voor het drukken van een kennisgeving op welken datum de collecte gehouden wordt, welke kennisgeving men dan tegelijk met het propagandablaadje of boekje kan rondbrengen, dan kan men deze kosten van de opbrengst afhouden, als men bij de afrekening maar duidelijk opgeeft wat deze kosten waren, want anders komt de afrekening met de boekjes niet uit. Aan de afdeelingen die in April of Mei of in de eerste dagen van Juni een collecte organiseeren, worden kwitantieboekjes verstrekt, waarvan de geldigheid op 30 Juni vervalt. De afdeelingen, die eerst later in het jaar een collecte organiseeren kunnen, ontvangen boekjes die tot 31 December geldig zijn. Bij het aanvragen van boekjes gelieve men dus duidelijk aan te geven op welken tijd men de collecte denkt te houden. Behalve de vervaldatum zal ook de kleur van den druk verschillend zijn, zoodat de verschillende soorten gemakkelijk uit elkaar gehouden kunnen worden. Wie over eenig punt met betrekking tot het gebruik der kwitantieboekjes nog verdere inlichtingen wenscht, kan zich wenden tot het bureau van het Bijbelgenootschap, Heerengracht 366, Amsterdam Centrum. Ook kan men daar nog meer exemplaren van deze handleiding voor het gebruik der kwitantieboekjes aanvragen. Waar ge aan medewerkt wanneer ge het Nederlandsch Bijbelgenootschap steunt! TALENKAART VAN NED. OOST-INDIE, met de taalgebieden der uitgaven van het NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP BIJBELHUIS TELEFOONNUMMERS: GIRONUMMERS: Alg. Penningmeester 22939 Secretariaat 30472 Magazijn 63635 HEERENGRACHT 366 — AMSTERDAM (C.) Magazijn 34266 Jeugdcommissie 12833 NEDERLANDSCH BIJBELGENOOTSCHAP Aan de afdeelingsbesturen van het Nederlandsch Bijbelgenootschap. AMSTERDAM, 20 Maart 1936. Heerengracht 366. L.S. Zooals gij uit het maandbericht gezien zult hebben, zal het Nederlandsch Bijbelgenootschap een gedeelte van zijn zoo hoog noodigen arbeid moeten staken, indien het er niet in slaagt om meer gelden ten behoeve van dit werk bijeen te brengen. Daar zulke inkrimping van werk, indien eenigszins mogelijk, voorkomen moet worden, wordt er langs verschillenden weg gewerkt aan versterking van het inkomen. Zoo zijn er in den laatsten tijd een aantal nieuwe afdeelingen opgericht, terwijl verschillende afdeelingen door middel van afzonderlijk daarvoor ingestelde commissies vele nieuwe leden en begunstigers wonnen. Op deze wijze kon gelukkig het aantal leden en begunstigers van het Bijbelgenootschap in dit jaar weder met honderden stijgen, maar deze stijging is toch niet voldoende om de noodzakelijke toename van het jaarlijksch inkomen te verzekeren. Vandaar, dat er naar andere middelen uitgezien wordt. Nu zijn er in den lande talloos velen, die zich door hun omstandigheden niet voor een jaarlijksche bijdrage verbinden kunnen, maar die toch wel gaarne de verspreiding van den bijbel door een kleine gift helpen bevorderen als hun dit gevraagd wordt. Ook onder de leden en begunstigers zijn er, die af en toe wel eens iets meer willen bijdragen als dit noodig is. Om deze allen te bereiken wordt nu de collecte georganiseerd, die naar wij hopen eind April in zooveel mogelijk plaatsen gehouden zal worden. Daarbij wordt inzonderheid gerekend op een veelheid van kleine bijdragen. Indien een honderdduizend menschen hun dubbeltje of kwartje geven, dan kan het Bijbelgenootschap ongestoord doorwerken. De in Rotterdam Zuid gehouden collecte met kwitantieboekjes heeft bewezen, dat er inderdaad vele duizenden zijn, die op deze wijze het Bijbelgenootschap willen helpen. Als alle afdeelingen willen medewerken, kan er ongetwijfeld voldoende bijeengebracht worden om den arbeid in Indië en in Nederland voort te zetten. Hierbij ingesloten worden nu aan de afdeelingsbesturen proeven gezonden van het materiaal, dat het hoofdbestuur voor het organiseeren van deze collecte beschikbaar stelt. Vooreerst vindt men een proefexemplaar van het kwitantieboekje. Ten tweede een korte handleiding hoe men met behulp van dit kwitantieboekje een collecte kan organiseeren. Ten derde een propagandaboekje, waarbij ingelegd zijn het talenkaartje met op de achterzijde een grafische voorstelling van de organisatie van het Bijbelgenootschap, alsmede een briefkaart, waarop men zich als lid of begunstiger kan aanmelden. Ten vierde komt er nog een klein propagandablaadje, dat later verzonden wordt. Van al dit materiaal kan iedere afdeeling zooveel exemplaren bestellen als zij gebruiken kan. Wanneer men voor Maandag 6 April bestelt, dan wordt het bestelde voor Vrijdag 17 April verzonden. Indien men later bestelt, wordt het zoo spoedig mogelijk verzonden, maar wanneer de voorraad uitgeput mocht zijn, dat gaat er altijd eenigen tijd overheen, voordat er weer bijgedrukt is. Laat iedere afdeeling vooral zoo spoedig mogelijk even melden op welken tijd zij de collecte denkt te houden. Indien eenige afdeeling het voor haar terrein beter acht niet op deze wijze te collecteeren, maar een andere methode toe te passen, b.v. door met bussen of lijsten te collecteeren, laat zij dat ook even melden met mededeeling op welke wijze zij voornemens is te handelen. Enkele afdeelingen hebben juist in de laatste maanden van 1935 goed geslaagde collecten gehouden. Het spreekt vanzelf, dat daar nu niet terstond weder een collecte gehouden kan worden, zoodat het te verwachten is, dat deze afdeelingen het tot het najaar zullen moeten uitstellen. Hopende, dat door aller samenwerking het Nederlandsch Bijbelgenootschap in staat gesteld zal worden aan zijn roeping te beantwoorden en met onze beste wenschen voor het welslagen van het werk der afdeelingen. D. E. BOEKE, secretaris binnenland. H. C. RUTGERS, algemeen secretaris. Dit rondschrijven met de bijbehoorende geschriften wordt gezonden aan de secretarissen, penningmeesters en bibliothecarissen van alle afdeelingen. INHOUD VAN DIT BOEKJE: Het Bijbelgenootschap. Wat het wil en wat het doet ü De taak van het Bijbelgenootschap in Nederland, door Ds. D. E. Boeke De taak van het Bijbelgenootschap in Indië, door Dr. H. Kraemer Het Bijbelgenootschap en de Indische taalstudie, door L. J. van Wijk De grafische voorstellingen is Wat wordt in 1936 van het Bijbelgenootschap verwacht, door Dr. H. C. Rutgers s Zal het Bijbelgenootschap kunnen doen wat er in 1936 van verwacht wordt? door Dr. H. C. Rutgers =