maamdeiijksche leerredenen TEK verbreiding der waarheid BIS HMH DE fiÖDZALIÖHElD IS, DOOR Christelijk Afgescheidene Gereform. Predikanten. Vijfde Jaargang, n°. 12. DE WARE VRIJMAKING. leerrede doos k. kleinendorst, Predikant te Putten. doesborgh, j. c. van schenk brill 1865. GOEDKOOP a^DimsÏLAD hSft Sfin bDg-+nemefde H véke er beslaat aan een degelijk en UITERST . "BER1GTEN ÏÊ etn- ** Dit blad zal de nieuwste mededeelden v, f w w v x G0DS K0^GRIJK OP AARDE." VALT, bevatten. Het zal maandelijksSten, S ™ °P * i ZE™^G^LB IN ALLE DEELEN DER AARDE VOOR rW ,,,P In1'-ff38" Cn blJ f leefedenen gevoegd trorden; terwijl het slechts TATI novrjirpf» >7fj | hplihpn Kerkelijk goedgekeurd: Namens de prov. Gelderland, J. F. BULENS, D. ^BEUKELAAR. DE W AJR E V li IJ UI A ft I N G. leerrede OVEE JOH. VIII: 36. DOOK K. KLEINEN DORST, Predikant te Putten. Iemand, Toeh.! dra om zijne misdaden gevangen zit, is ' mfn.sch; want zoo iemand is van zijne vrijheid eroofd, door duisternis omgeven, uit de maatschappij ver, nnen, en van zijne betrekkingen gescheiden, in één woordW aaQ Vde ,f.!lenden onderworpen. Die ellende echter V ordt nog grootehjks vermeerderd, wanneer hij in het ge- 'en £ uls s een gebondene moet verkeeren, en zij klimt §eva ' Wann°,er !■! bij dat alles een ter dood veroordeeld verSTt ra t °°genblik in §evaar verkeert, van het ^schrikkelijk doodvonnis aan zich te zien voltrekken | e houden wij geen regt hebben om in den toestand van zulk ongelukkige het beeid te zien van de ellende, waarin e menschen van nature verkeeren? Immers, ja! want de êehli u ■? a, 111 een gevangenhuis opgesloten. Hij leeft 4o0l. , U en, de S"nst en de gemeenschap Gods; hij is %r,fl grootste duisternis omgeven; hij is aan tallooze vJÏ" onderworpen en ieder oogenblik verkeert hij in gekej) iet vonnis des doods aan hem zal worden voltrok°e sc'in^verwekkend is dan de toestand waarin de toestand lant n^UrK Ve,rkee.rt' Ja het schrikkelijke van dien liet g beschrijving te boven. Wij komen echter i>Ulr»e K*3 aa"ge.na™e tijding tot u, met de tijding, dat er Velkom if 1S Kr - fei!fn Held> die verlossen kan. Hoe Nrin 1 TeSt Zulk eene Prediking zijn, , W°f gTaaktL' dat er éé« Persoon is, die SevaRrTp-,-jri - ••]CZ-1] °m f 6®bondenen losmaking en om de g ... vrijheid te schenken. Alvorens we tot u over dien persoon en over zijn werk spreken, wensclien we ons eerst in den gebede tot Hem te vereenigen. Tekst: Joh. VIII: 36. »Indien dan de zoon u zal vrijgemaakt hebben, zoo zult gij waarlijk vrij zijn" Het kenmerk van het ware discipelschap, gelijk JezuS dit aangeeft, is het blijven in zijn woord, het verstaan van de waarheid, en de ondervinding van hare vrijmakende kracht in het harte. Dit kenmerk echter werd door de nieesten onder de schare geheel verkeerd begrepen. M] begonnen zich, zonder den minsten grond, te beroemen op hunne vrijheid; want omdat zij Abrahams zaad waren, meenden zij nooit iemand gediend te hebben. Hieruit neemt Jezus aanleiding, niet om met hen over de burgerlijke vrijheid, zoo als zij zijne uitdrukking opvatteden, maai' over de ware vrijheid .te spreken; en hij zinspeelt op het huisgezin van denzelfden Abraham , op wien zij zich beroepen hadden, en in welk huisgezin dienstknechten waren, benevens een vrije. zoon. Zoo lang zij nu dienstknechten der zonde waren, mogten zij voor een tijd in de kerk verkeeren, gelijk de dienstknechten in het huis van Abraham; maar zij zouden er zeker eenmaal worden uitgeworpen. Wilden zij echter een bestendig verblijf in het huis God hebben , dan moesten zij van de zonde worden vrijgemaakt, door den zoon des huizes, die eeuwiglijk in het huis bleet, en dan alleen zouden zij waarlijk vrij zijn. Verleent mij een ontsloten oor en een opmerkzaam hart» ■wanneer ik tot u zal spreken over de ware vrijmaking. 1K wijs u dan op deze vijf achtereenvolgende zaken: X. Op de ellenden, waarvan de mensc'1 moet worden vr ij gemaakt, II. Op den persoon, die daartoe deve ( eischten besit, _ _ I III. Op de wijze, waarop die vrijmaki^» i g e s c h i e dt, _ ... j |IV. Op de heerlijke uitwerking d 1 e r v r J t m a k i n g, ,\ie l V. Op het groote voorregt van lien» § daarin mogen dee le n. ^ Gods Geest zij met uwen en mijnen geest en ge^ ons bij aanvang of bij vermeerdering de bewijzen om ui-agen, dat Hij onze banden heeft losgemaakt. Amen. I. Naauwelijks hooren wij het woord «vrijmaking" noemen ^aarf't aa? iefn' Sebonde,len of dienstbaren toestand' hand me" 86 S ,'g ?Vrijd is' Toen de mensch uit de Vrijheid^ Ai,6" kwam, leefde hij in eene zalige ffein 11' -ii W jS f-a n Zljne voeten onderworpen ; en hii joelde zich door de liefde verbonden aan God zijnen SchepSe ^ geDfISd ?m Hem te dienen in geregtigheid. Door 'Je :rï,8Ser ,r hij'.uit ,dien staat gevallen en is hij aan W ke[yk®te dienstbaarheid onderworpen, met de zwaarste S T jonden, en aan talloos jammeren ten prooi £ n afgrond _ van onbeschrijfelijke ellende neêrgestort. Om het veelsoortig kwaad, waarvan wij nu moeten worden jjgemaakt? slechts iets te noemen, herinner ik u aan de Cld dTdoods!0nde' 3311 de ™aS* des satans en aan het »vlk ,noemd® de '^schappij der zonde. De zonde heerscht i r den geheelen mensch. Een iegelijk die de zonde doet ^ een dienstknecht der zonde, Joh* VIII: 34. Zoolang de Jen billijken eisch van Gods wet niet verstaat* ang 1»j Christus als het einde der wet niet heeft leeren zo°kmg h,J met. naar Gods beeld herschapen en door het Sn! ♦ Cheistüs vereenigd is, is er eene gewillige vereeL8ng.met de zonde, een leven in de zonde en een wandel 'lillrr„ e" vleesche- Hij is rijk en verrijkt en heeft ceens gebrek, en bezit een gunstigen dunk van zich zetven vUt) _• 7ers and evenwel is verduisterd. Hii heeft geene kennis CejC-h ZrVen' 110ch T den Heere> "°ch ^n den gen * ^«g in Christus, noch van de pligten, die te betrachten ° !1S Z1^n oordeel verkeerd en de wil is geheel af is olLr bï ¥ fde ?T igd ten kwade- Hef geweten Z en n-j Het bedenkcn des vleeschesis vijandSt bJgT God'* L.et onderwerpt zich de wet Gods niet; i °de i • t r? 00 met en e 'n bet vleesch zijn kunnen Keren tran i8611' °&v»T bij d°n eenen de zondein y opvoedt ZT i ï' anderen' (want uit kracht Rein po ' • • V00r straf' vrees voor de schande > gerliit over.tu,gingen, kunnen sommigen zeer ingetogen ™ Godsdienstig »f„, terwijl iK,' Se L TTfi-T-r geheel tot zondige*, tot uit. den overdadigheid overgeven,) zoo is er echter Hng d?misIS • art"n betref' geen onderscheid. Want h >'* LZZ f !n Z1-men onherborenen staat verkeert en j-,e ooi, waardoor het harte gereinigd wordt, vervreemd is, leeft hij onder de heerschappij der zonde. En het hart is door de inklevende verdorvenheid niet anders dan eene vuile bron, waaruit een stroom van ongeregtige dingen aanhoudend opwelt. Maakt nu de mensch zich door eene enkele overtreding van de wet den vloek ^ waardig; hoeveel te meer door die honderdtallen, door die duizendtallen van zonden , die hij met gedachten, woorden en werken begaat ? Wie zal die 'kracht der zonde in hem verbreken? Hij moet echter niet alleen van de heerschappij ^ der zonden, maar ook van de mant des satans worden viijge maakt. Door de zonde heeft de satan een zekere magt over den mensch verkregen. De Satan is de geweldige, de sterk ge' wapende, die zijn liuis bewaart. Hoe zwaar het juk dei dienstbaarheid ook was, waaronder Israël moest zuchten; het juk des Satans is veel zwaarder en zijne slavernij vee schrikkelijker. Hij heeft het vermogen om het hart te beheerschen, den oogen te yerblinden en om den mensch te houden in dienstbaarheid. Hij heeft ons overwonnen en va» wien iemand overwonnen is, dien is hij ook tot een dienst knecht gemaakt. Hij heeft zijnen troon in het harte, e» het hart dat door Hem beheerscht wordt, is gezet op d« : begeerlijkheid des vleesches, op de begeerlijkheid der oogei' en op de grootschheid dezes levens. In één woord : he : hart is vervuld met wapenen van opgeloof, van onkuii' de, van vijandschap, van hoogmoed tegen den Heere, zij1' dienst, zijn woord en zijn volk; terwijl des Satai' magt geëerbiedigd en zijn wil gedwongen? neen gewl. lig gehoorzaamd wordt. »De God dezer eeuw" zegt Apostel, «heeft de zinnen verblind, namelijk^ der ongelooj vigen; opdat hun niet bestrale de verlichting van i'6. Evangelie der heerlijkheid van Christus, die het bee ^ Gods is." De mensch aldus levende onder de verbli^ ding en de overheersching des Satans, kan zich ontijl gelijk aan zijne handen onttrekken, maar verkeert^ ome de magt eener duisternis, die verschrikkelijker en in eeJ slavernij, die veel zwaarder is, dan die van Egypte. ^ min de mensch zich nu aan de heerschappij der zond^ , onttrekken of zich van zijne schulden tegenover den i vaardigen Regter regtvaardigen kan; zoo min kan hij 55' > van de smetten reinigen en uit de magt des Satans bevrij' ® (j Jacob moet verlost worden door één, die sterker is dan (, Ik sprak eindelijk nog over het geweld des doods. Ij bezoldiging der zonde is de dood. De dood, hoe verse 1 |. kelijk is hij niet? De sterkste banden worden door f verbroken. Waar hij komt en hij komt tot. allen, vV j,jj *( welk mensch leeft er die den dood niet zien zal? waar A en J 'h "ï en.21 en 1'gcliaam scheiden, en al wat ons lief u,:: ,|lnl ,ar 3s' m°et achtergelaten worden. Ook worden WaarhS T' ^°°fr.den .Eegtef gedaagd, wiens oordeel naar tiideliikln \S f ",et s!echts liet §eweld van den daaronder' dT''' ' het geweld van den geestelijken dood, aaronder de mensch verkeert. Hierdoor is hij van de ffunst 2iinSbfeld f nn VaD !Zijne Semeenschap uitgesloten, van tlerworoen A°n den verschrikkelijken toorn Gods ontworpen. Allerontzettend is dan ook de straf, die de een vunp6 gfmoef\^at; dewiJ1 ^ toorn Gods eenmaal als bordeel ^ Z in den dag des algemeenen Jjo-g , ,d Regtvaardige Kegter, overeenkomstig zijne hei& Tt •' dl- Z?° men]Smaal als de handhaver der Goddelijke Majesteit den mensch heeft bedreigd en vervloekt Uitsprekeï T h'6ld al ,wat Seschreven stond, het vonnis al i !i i , wie zal. dan bestaan voor dit gerigt, als Pend zuHen " ,wet..in .slag°)rde tegen den mensch gewa1 tweede1^ ••lJn ^ bkk?H' zijn toorn ontbranden Wie L Z v. Z1JT magt e" zlJn geweld uitoefenen zal? die jl , menSch .Yf.rlos/.en van al die ellende? De mensch, lig. ,. °n n vriJwllll| d;ent, de begeerte des satans gewil- >g volorengt en c™d 18 111 ^nden en misdaden, kan Zi ',n °nm0ge!,jk ^vrijden. Neen, eerder kan hij met J e handen aan den hemel reiken of de zee met dezelve CenT"' ^ funnen liet de Engelen niet doen; al CtederZ . 'f'1"11 Z0° gr°0t' dat ziJ de bergen in het •Joen v! ' |! k°nden vfzetten ^ de aarde van hare plaats 6 ° veranderen, zoo bezaten zij toch de vereischten niet «od„ ' Z°lldaa[ Vnj te niaken* Wie is dan de Per- 6" o-ü ,1; vere.lschten bezit ? Een oog op den tekst, Toeh., Wbben zu Zien;.., Indien ü de zoon .al vrijgemaakt en z«lt gij waarlijk vrij zijn. II. *enepl00f ,Zij de .Hfr' die een vrij maker besteld heeft, 's ete al de yereischten tot dat werk bezit. Buiten Hem 'ïlior geetne vriJ™aklng' Seene verlossing. Hij kan volkomen 'e li, , genen die door Hem tot God gaan Ziin Luldf ïïIe; HiJ' *- - I» Jem&fies Z ijle • fr °V J 1 7f verbreken- Is de straf verschrikke- Hstd? |an ^ Van berijden* De nadenkenden en de be- ^t"%n-™ëe\ïek7:,Wie Ü dan de soon' hoedanig e, ? °»» IIlJ, en welke hoedanigheden bezit Rij als vrijma- aame willen wij het een en ander yan Hem zeggen * i De zoen ia niemand anders, dan de eigene EflëS zwaar van water, aleer de bergen gSr™^Hij nog'elders de heuvelen was ik geboren. En gelijk ttij n g ^ getuigt: »Gelijk de vader het kvenheeftinHemzel , zoo heeft Hij ook den zoon gegeven het leven te hebben zei ven." Tot wien van de E"f e\p^te/enereerd?'' wezesd: » Grii zijt mijn zoon, heden heb ik U ö g Ofschoon nu"deze verborgenheid noodzakelij ë® °? h' d is ,Je" d° «■: S'ld-eHe r.ig« do^B». - echter velen, die deze verborgenheul omdat ^ voor ^ menschelijk verstand geheel onbegrypehjk is bestnjd W-l-J. Behalven de -ton Taef Ham8eS óf van wêgen de groote liefde waan»»; de de vader Hem bemindt, of om zijn. ™nderb.re op*®. oïg* STZ"™S°rï meeat den aangemerkt. Men zon haas zeggen: hoe i.heti mo Hik dat deze waarheid, gelijk alle waarheden die * stellig, en duidelijk in de H. Schriften geleerd wordt, aan veel twijfel, aan zoo veel bestrijding , verguizing en ver ^ ning onderworpen is? Het «echter o«k we ^te eriïpen: want als het goddelijk gezag der schrme ^ worpen wordt, wat blijft dan anders over dan een tasten de blinden naar den wand. Wij vergenoegen ons, * de schrift: wat zeg ik och! dat wy steedsaJ"dv ])e0ft, getuigenis hetwelk de vader van zijnen zoon getui „ onsS jdden. Ofschoon de vader een en andermaal van hemel, bij wijze van zegepraal ten aanhoorer^™ sche wereld heeft getuigd: «Dit is mijn » #elv' in den welken ik al mijn welbehagen heb. I eo. zoo zijn er echter velen die dit ge^gems met aj ^ j Wanneer de vraag eens tot J kwam. Toe J Gods? tot den genezen blindgeborene: »Gelooft gi| m den^b i wat zou uw antwoord zijn? Hij moet als de vnjmaker g en als de zoon geeerd worden, want die den zoon niet eert, eert den vader niet, die Hem gezonden heeft. De tweede vraag was, hoedanig Persoon Hij is. Hij die de zoon is, is tevens ook waarachtig God; want Hij is geen zoon omdat Hij God; maar hij is God omdat Hij zoon is. Bij velen wordt Hij niet hooger beschouwd dan de brave mensch , de bloem van het menschdom, de onderkoning van het Heelal. De Schrift echter leert ons stellig en duidelijk, dat Hij »de sterke God," »de waarachtige God en het eeuwige leven," »de Jehova onze geregtigheid" is. Hij is de eeuwige, «wiens uitgangen zijn van ouds, en van de dagen der eeuwigheid" Hij is de onveranderlijke,»want hij is gisteren en heden dezelfde, en in der eeuwigheid." Hij is de overaltegenwoordige; «die met de zijnen is alle de dagen, tot de voleindinge der wereld." Hij is de Alwetende »die de nieren en harten onderzoekt" en «die alle dingen kent." Hij is de Almagtige,»die het hoofd is van alle overheid en alle kracht" en «die alle dingen draagt door het woord zijner magt." In Hem woont de volheid der Godheid ligchamelijk." Hij heeft de wereld en al de zienlijke en onzienlijke dingen geschapen. Hij is de oorzaak van de zaligheid, of is er nog een andere Naam buiten Hem waardoor men kan zalig worden? Neen Hij is het die zijne gemeente lief gehad heeft en zich selven voor haar heeft overgegeven, opdat Hij ze heiligen zoude, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het woord; opdat Hij ze zich zeiven zou heerlijk voorstellen, eene gemeente die geen vlek of rimpel heeft of iets dergelijks, maar die zoude heilig zijn en onberispelijk." En allen, die Hem nu als vrijmaker leeren kennen, leeren Hem ook tevens kennen als de waarachtige God en het eeuwige leven. Ik behoef de derde vraag: »welke hoedanigheden Hij als vrijmaker bezit, bijna niet meer te beantwoorden, dewijl wij al gehoord hebben, dat hij de zoon, de waarachtige God is. Om- een vrijmaker te zijn moest hij tevens ook een waar mensch zijn, want ware Hij zulks niet, dan kon Hij met onze natuur geene gemeenschap hebben, dan kon Hij zich öiet onder de wet stellen, en evenmin lijden en sterven, al hetwelk ten uiterste noodzakelijk was om de vrijheid te verderven. Ook moest hij een heilig mensch zijn; dewijl Hij tot een Heilig God moest naderen en met ééne offerhande volmaken al de genen die geheiligd worden . Nu, 2ulk een Persoon is]Hij, heilig, onnoozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren en hooger dan de hemelen geworden. Y°k was het noodzakelijk dat Hij was de waarachtige God, dewijl hij regt moest hebben over zich zei ven, om aicli al een vrijmaker te kunnen aanbieden, om den toorn Gods te dragen, om een oneindig goed, namelijk de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods aan te brengen-^ om hen in ie zalige vrijheid te doen deelen, en omdat Hij als Heer, hooM en koning van dat vrijgemaakte volk geëerd, beminc , ge dienden beleden moest worden. »Welgelukzalig zijn allen die op Hem vertrouwen." , Hij alleen is nu de persoon die bekwaam is om dit groote werk uit te voeren, weshalve de vader ook getuigde. » heb hulpe besteld bij eenen Held. Ik hebbe eenen verkorenen uit den Yolke verhoogd." Hij bezit alle vereischten, zoodat Hij van zich zeiven zeggen kon: »Ik ben het die in geregtigheid spreek, die krachtig ben om te verlossen. Met welke banden de zondaar ook gebonden is; onder welk geweld hij ook gevallen ligt, of door welk eene magt hij ooK beheerscht wordt: de vrijmaker is de overste der koningen aarde. Hem is gegeven alle magt in hemel en op aarde. Hij is de sterke God zelf. Wij haasten ons om verder te letten op de wijze waarop die vrijmaking geschiedt. III. De wijze waarop die vrijmaking tot stand komt, geschiedt door hoovina, overwinning en dadelijke inbezitneming. Door kooping zeg ik. Hij was de aansprakelijke persoon, die zich in den eeuwigen vrederaad verbonden had, om hetgeen de Vader als Kegter eischte, te volbrengen. H J moest de menschelijke natuur aannemen. Hij moest zici zeiven in de plaats der uitverkorenen stellen, en de straffen, die hunne zonden verdiend hadden, dragen. Hij moestdoot voldoening al de geschondene eigenschappen opluisteren ei eene eeuwige geregtigheid aanbrengen, om de zijnen tot reg vaardigen te stellen. , . Dientengevolge komt Hij m de volheid des tijds, en om de zijnen vrij te maken moest Hij zelf Kome in de gestalte van een dienstknecht; waarvan de Aposte uitroept: «Die in de gestaltenisse Gods zijnde, geene roof geacht heeft, Gode even gelijk te zijn, maar heei zich zei ven vernietigd, de gestaltenisse van een diens knecht aangenomen hebbende, en is den menschen gelijk B worden. En in gedaante gevonden als een mensch , he Hij zich zei ven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde » den dood, ja den dood des kruises." Zijn gansche leven was ee aaneengeschakeld lijden. Waarom troffen Hem benaauwh% en droefenis? Wat deed Hem in het stol ter aarde vallei Wat deed Hem in zoo groot eene diepte kennen, dat Hij moest klagen-: O, God! de wateren zijn gekomen tot aan mijne ziel? Waarom werden zijne handen en voeten doorgraven? Waarom kwam Hij in een' toestand van verlating, zoodat Hij de klagt woest uiten: Mijn God! mijn God! waarom hebt gij mij verlaten! Waarom moest Hij zijne ziel uitstorten in den dood? Het was om de zijnen vrij te koopen; om hen te verlossen «wetende" zegt de Apostel Petrus, »dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uwe ijdele wandeling, die u van de vaderen overgeleverd is, maar door het dierbaar bloed Christi, als eens onbestraffelijken en onbevlekten Lams." En gelijk zij vrijgekocht moesten worden, moesten zij ook worden vrijgemaakt door overwinning. Ik zeg door overwinning. Van nature ligt de mensch onder de magt des satans. De Zoon moest eene volkomene overwinning op den satan behalen, gelijk Hij ook gedaan heeft. Hij heeft Hem niet slechts gebonden; maar Hij heeft hem de sleutels van hel en dood ontnomen, zoodat de Zoon kon getuigen: »Ik ben de eerste en de laatste. En die leve en ik ben dood geweest, en ziet ik ben levendig in alle eeuwigheid, Amen. En ik heb de sleutels der hel en des doods." De leeuw uit den stam Juda, de wortel Davids heeft overwonnen. Want Hij heeft den Satan tot een schouwspel gemaakt. En de overheden, zegt de Apostel, en de magten uitgetogen hebbende, heeft Hij die in 't openbaar ten toon gesteld en heeft door hetzelve over hen getriumfeerd. Hij heeft door zijnen dood te niete gedaan, dien, die het geweld des doods had , namelijk den duivel. En als de groote overwin- ' Haar is Hij van den dooden opgestaan, ten bewijze, dat alle geregtigheid vervuld, de zonde verzegeld, de dood geveld, de satan overwonnen en eeuwige verlossing te weeg gebragt ^as. Hij is opgevaren in de hoogte; Hij heeft de gevangenis gevankelijk weggevoerd. Hij is als de koning der eere 'len hemel ingegaan; en is het wonder dat geheel de hemel v°or Hem boog, toen Hij als Overwinnaar plaats nam in zijnen tl'oon en het woord aan Hem vervuld werd: »Zit aan mijne' ^gterhand, tot dat ik uwe vijanden zal gezet hebben tot een v°etbank uwer voeten?" Zeker weêrgalmt de hemel om den strijd en om de zege, die de Zoon behaald heeft. . -Nu laat Hij door zijn woord bekend maken, dat Hij de ,Vrijmaker is, dat Hij de grendels verbroken heeft en de Speren deuren van een gescheurd. Nu wordt er tot de Sfbondenen gezegd: gaat uit, en tot hen die in de gevange15 ls zitten; kom te voorschijn. Hoe vriendelijk de mensch echter genoodigd; hoe dringend hij ook vermaand en hoe hartelijk hij ook gebeden wordt, om het gevangenhuis te verlaten, daar is er niet een die op de uitwendige aan diging kan of wil komen; het komt omdat de inensci er geboren en opgevoed is. De veronachtzaming echter van & uitwendige aankondiging der vrijheid, zal verschrikkelijk wor den gestraft, dewijl het een Tijrus en Sidon verdragelyker __i j /loc. nnnWls. d:in dezulken, die onae ZUL A1JI1 lil UCJl VAClg, 7 de verkondiging der vrijheid geleefd hebben. ,, Zullen zij echter dadelijk door den Zoon worden vnige maakt, dan is het nog niet genoeg, dat Hij zijn prijs voor heeft gesteld en de overwinning behaald, niet ge noeg, dat de vrijheid wordt bekend gemaakt neen, Hij z moet ze dadelijk door zijn woord en Geest als zijn eigendom aa vaarden; gelijk Hij dit ook doet, wanneer Hij niet alleen doo zijn woord tot die vrijheid laat noodigen , maar ook t o zijnen Geest bekendmaakt met welke banden men gebonden i en in welken staat van dienstbaarheid men verkeert, ^ooci de Heilige Geest van zonde overtuigt, worden de zonde als ketenen, waarmede men gebonden ligt, aangemerkt: me gevoelt spoedig hoe zij knellen, en de begeerte vervult steej het hart om er van bevrijd te worden. Het gezigt van Goe vrijgemaakten zijn het eigendom des Zoons geworden; gevolgelijk zijn zij werkzaam met Zijn Naam te prijzen, Zijne eer te bewonderen, Zijn lof te vermelden en Zijne deugden te verkondigen. Zij openbaren zich als het volk, dat ae Heere geformeerd heeft om Zijnen lof te vertellen. In vereeniging met Hem, die hen heeft vrijgemaakt, leven zij Voor Hem. Zij gevoelen zich opgewekt om Hem te prijzen in hun leven, psalmen te zingen, terwijl zij nog zijn. Het is onmogelijk, zij, die door Hem vrijgemaakt en met Hem Vereenigd zijn, den Heere niet door een godzaligen wandel zouden zoeken te verheerlijken, en geene vruchten des Geestes dragen, namelijk liefde, blijdschap, vrede, langmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en matigheid. Niet als waren er nu geene zonden meer overig, daaronder zij moeten zuchten , en waartegen zij te strijden hebben. Neen, de kwellende zonden en ellenden zijn vaak Velen. Maar zij leven in de verwachting, dat zij door den 2oon ook daarvan zullen worden vrijgemaakt. Hij zal ze eenmaal doen deelen in de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods, en dan zullen zij van de zonde, die de oorzaak van al hunne ellenden is — van al de verlokkingen tot de 2onde, die door de verzoeking der wereld en door het zon'->ig hart veroorzaakt worden — van de schadelijke gevolgen der zonde, zoo naar ligchaamals naar ziele, verlost worden. Dan zUllen zij den Vader danken, die hen bekwaam gemaakt heeft om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht; ^an zullen zij den Zoon verheerlijken, omdat Hij hen gekocht heeft door Zijn bloed; dan zullen zij den H. Geest roemen, °mdat Hij hen heeft willen vrijmaken van de wet der zonde des doods; dan zullen zij den drieëenigen God de eer van het volbragte werk hunner zaligheid geven. Welgeluk2alig is dit volk diens God de Heere is, het volk dat Hij 2lp'h ten erve verkoren heeft. V. Onuitsprekelijk groot is dan ook het voorregt van hen, (*'e in die vrijmaking mogen deelen. Kom, vrijgemaakte! Vestig uw oog eens op de ellenden waarin gij weleer verbonken laagt, op den persoon die u verloste , op de weldaf'en die Hij u schonk, op het geluk, dat Hij u deelachtig haakte, en gij zult stof vinden om er van uit te roepen: » Loof den Heere mijne ziel en al wat binnen in mij is Zijnen heiligen Naam." Maar zijn wij allen nu zoo gelukkig, dat wij den Zoon als Vrijmaker hebben leeren kennen? Ach 1 ik vrees dat ei velen zullen zijn, die maar zorgeloos voortleven, zondei zich zeiven ooit te onderzoeken en te vragen, in welk een staat zij verkeeren? Velen zijn er, die de vrijmaking onnoodig achten; velen zijner, die zich met eene denkbeeldige vrijmaking tevreden stellen; maar velen zijn er ook, die waarlijk in die vrijmaking mogen deelen. Yelen, zeide ik, leven zorgeloos voort; uit onverschilligheid omtrent hunne eeuwige belangen, bekommeren zij zich om die vrijmaking niet; maar stellen in de genietingen der wereld hun hoogst vermaak. Hoe velen, die de dienst van God steeds verachten en de wereld en de zonde blijven aanhangen. Vervreemd van de ware kennis, merken zij het gevaar niet dat hun dreigt, en zoo voortgaande, zal, ofschoon zij zich zeiven vrede beloven, een schrikkelijk, haastig verderf hun overkomen. Wanneer we een ter dood veroordeelden zagen, die vergenoegd was in de banden, die hij zich zeiven had veroorzaakt, zouden wij hem zeker voor een krankzinnigen houden. Maar is het met den mensch anders gesteld? Ach! ongelukkigen in ons midden, wat zal het u schrikkelijk zijn, wanneer het vonnis ten volle over u zal worden uitgevoerd, en hoe zullen uwe banden knellen, als gij met eeuwige ketenen der duisternis zult bewaard worden. O! ik bid u, leert eens acht geven op uw gevaar. Laat de roepende stem des Vrijmakers eens door u worden gehoord. Wat hebt gij tegen Hem? Wat hebt ge tegen Zijn werk? Wat hebt ge tegen de vrijheid? Buiten den Zoon is er geene verwachting. Daarom gebondene, ga uit en die in de gevangenis zit, kom te voorschijn* Heden dan, indien gij zijne stem hoort, verhart uw harte niet, maar laat u leiden! _ _ Niemand bedriege zich zeiven voor die groote eeuwigheid. Want daar zijn er velen die de vrijmaking onnoodig achten, omdat zij uitwendig godsdienstig zijn ; omdat zij hunnen wandel zoo veel mogelijk naar den letter der wet zoeken in te rigten; omdat zij zich vergenoegen met «ene oppervlakkige bevatting van de waarbeden; omdat zij eene hoogachting in hun binnenste hebben voor de ware vromen, zonder dat zij echter ooit het afschuwelijke van de zonde, het verschrikkelijke van hunne ellende en de dierbaarheid van JezUS als Vrijmaker hebben leeren kennen. Wee u, gij gerusten, indien uwe geregtigheid niet overvloediger is, dan die van de Schriftgeleerden en Pharizeën, gij kunt het koningrijk Qods niet ingaan. Heden klinkt het nog in uwe ooren, e» ach! dat het weerklank in uwe harten vond! De Heere °pent de oogen der blinden, de Heere maakt de gevangene los! Ook zijn er die zich met eene denkbeeldige vrijmaking tevreden stellen. Zij hebben wel eens kloppingen in het geweten of overtuigingen van deze of gene zonden gehad, ^ij zijn wel eens bedroefd en beangst geweest.^ Zij hebben ^el eens gebeden. Van openbare zonden, die zij vroeger Pleegden, zijn ze thans afkeerig. De ruwe takken hebben *ij afgekapt, en zij zijn vervuld met de gedachte, dat het 'aans wel met hen staat. Maar nooit hebben zij leeren zien, 'Ut zij gevangen waren onder de magt des satans, dat zij Revangen waren door de wereld, naar welker begeerlijkheid leefden, dat zij gevangen waren door de zonden, welker dienstknechten zij waren, dat zij gevangen waren door de ^et en den vloek om den dood vruchten te dragen, dat zij Wnne ketenen beminden en de gevangenis zelfs liefhadden, ö 1 vestigt uw vertrouwen toch niet op uwe gewetensklopWngen, op uwe benaauwdheden, op uwe verbeteringen; ^ant dat is de ware vrijmaking niet. Onderzoekt u zeiven ''aauw, ja zeer naauw. Arglistig is het hart , meer dan eenig ding doodelijk: wie zal het kennen ? Zij, die door j|en Zoon vrijgemaakt worden, verkrijgen eene geestelijke kennis van de ellenden waarin zij verkeeren, en van hun ^vermogen om zich zeiven te redden ; zij worden met eene hartelijke droefheid vervuld over de zonden, omdat zij tegen eeii heilig en regtvaardig, maar ook tegen een goedertieren 6ri liefderijk God begaan zijn. Zij worden met een hartelijk Erlangen vervuld om van alles te worden vrijgemaakt, daardoor de verwijdering tusschen den Heere en hen is Veroorzaakt, en zij gevoelen een ernstig voornemen in zich, 0ttl den Heere te dienen met vreeze en zich te verheugen ^et beving. Komt dan, stelt u zeiven niet langer gerust dingen, die voor de eeuwigheid niet geldende Z1J^» >(1aar valt, valt heden nog voor Jezus voeten neer en belijdt i'"rn, dat gij u zeiven met eene denkbeeldige vrijmaking ebt tevreden gesteld, en begeert de vrijmaking van Hem, Je zoo gewillig alS*"magtig is om ellendigen te redden, gelooft het, die tot Hem komt zal Hij geenszins uitwerpen. I e zaligheid is in geenen anderen. Haast u om uwes Vei>s wil. O! wat moest uw hart steeds breken; Zondaars! daar gij nog hoort smeeken, Van den hoogen hemeltroon, Om uw vijandschap te staken, En met God den vreê te maken , In het bloed van zijnen Zoon ! Zonda&rs! zondaars buigt u neder? Voor dien God, die u zoo teeder, Uitlokt tot uw zielsbehoud. Haast u! Breekt den band der zonden ! Zoekt uw heil in Jezus wonden! Zalig, die op Hem betrouwt. Zalig, die op Hem betrouwt dit is «w geluk, geloovigen! Gij zijt het gelukkig volk, dat waarlijk in die vrijmaking moogt deelen , staat stil bij uw geluk. Want wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen _ Gods. God is het, die regtvaardig maakt. Wie is het, die verdoemt? Christus is het, die gestorven is, ja, dat meer is, die ook opgewekt is en ter regterhand Gods is, die ook voor ons bidt. Hadden de banden des doods u omvangen, en de angsten der hel u getroffen, kendet gij benaauwdheid en droefenissen, nu kunt gij uitroepen: »Gij, dierDare Zone Gods, hebt mijne banden losgemaakt." Ik vrees echter, dat in het algemeen, de klaagtoonen over de overgeblevene ellende meerder zijn dan de juichtoonen over de vrijmaking van de heerschende ongeregtigheden. Immers nog veel is er dat stof tot zuchten geeft. Ik zwijg over de vele tegenspoeden die u treffen, waardoor de benaauwdheid des harten kan worden uitgebreid. Ik zwijg over de wereld» die met haar toenemend bederf, met hare verleidende kracht, met hare bloedige vervolging hem bedreigt. 1* zwijg over den satan, die op ontelbare wijzen werkzaam is oin instrumenten te bereiden tot hunnen ondergang. Ik zwijg over de inwonende zonde (want wie zou al de kwellingen kunnen opnoemen), die het den Christen menigmaal zoo bang maakt, dat hij moet zeggen: »Ik ben vleescbelij* verkocht onder de zonde. Ik ellendig menschl wie z» mij verlossen uit het ligchaam dezes doods." Houdt moe » geloovigen! en bijzonder gij zwakken, gij voortgedrevenen' gij ongetroosten, die menigmaal bevreesd zijt, door de ve ellenden waarvan gij u omringd ziet, dat gij nog niet zl) vrijgemaakt 5 het zal niet altijd duren. ï^een, houdt aa*1* grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven. Nooddruftige11' veracht zijn goedheid niet. Nooit zal Hij Zijn gevangei1^ begeven. De doorbreker zal weldra voor uw aangez^ optrekken, en gij zult doorbreken en door de poorten en door dezelve uittrekken. En uw koning zal voor uw aV gezigt henengaan en de Heere aan uwe spitse. De ! . lende ellenden, geloovigen , heeft de Heere om heilige Mjze redenen nog doen overblijven. Immers zij dienen u meer te leeren zien wie gij zijt, wie de Ileere is, ®n opdat gij eene gestadige behoefte zoudt behouden aan "Ezus als den Vrijmaker. Al is het dan dat gij nog veel tooet zuchten onder de kracht der zonden, onder de bestrij'lingen des satans, onder de verleiding der wereld, en onder 2oo vele beproevingen, die n treffen; Hij , die u heeft vrijgemaakt van den toorn Gods, van den vloek der wet, van