Sir Walter Citrine in Sovjet-Rusland Deze schrijver zegt ons het volgende: „Ik ontwaakte dien ochtend met den vasten wil de krotten te zien in de buurten, waar geen bezoek verwacht werd, op gevaar af gearresteerd te worden bij deze poging. Wij begaven ons er dus heen, mijn vrouw en ik. Wij behoefden niet ver te loopen. Vlak naast de moderne woonkazernes zagen wij een krotwoning, waarvan de aanblik eenvoudig verschrikkelijk was. Het was niets meer dan een hok. Er hing eenig voddig waschgoed aan een lijntje en een vrouw trachtte iets te koken boven een vuur op den grond. Ik stond stil om aanteekeningen te maken, tot groote verwondering van eenige voorbijgangers, zoo zelfs, dat een man vijf minuten lang onbewegelijk naar ons bleef staan kijken. Toen gingen wij naar een volgend blok van deze smerige krotten. Op dat oogenblik kwam onze gids aandraven. „Ik kijk juist even naar de woningtoestanden," merkte ik droog op. „Neen, onze woningen zijn daarginds," antwoordde hij zoetsappig, naar de nieuwe aangrenzende gebouwen wijzend. „Er zijn er ook, die ge den bezoekers niet toont," zeide ik, „en ik wil je nog wat meer vertellen. Ik heb er genoeg van, dat ge overal waar ik heenga om mij heen loopt te draaien." „Ik loop niet om U heen te draaien," antwoordde hij. Vlugschrift No. 231 Uitgave „Geloof en Vrijheid" - Ie Pijnacker straat 102-106 - Rotterdam „Ik ben hier alleen om U te behoeden voor moeilijkheden, die Uw bezoek U wellicht kon veroorzaken." „Ik ben heel goed in staat om op mijzelf te passen," antwoordde ik. „Ik heb U gezegd, dat ik even goed het slechtste als het beste wil zien, maar ge past altijd op, dat ik het slechtste niet te zien krijg." „Zou ik U mogen vragen of U dat in Uw land wel doet?" antwoordde hij. „Wanneer iemand ons land bezoekt, laten wij hem met alle genoegen even goed onze achterbuurten zien als onzen nieuwen woningbouw. Ge weet zeer goed, dat ge geen cijfers noemt, als het niet in Uw kraam te pas komt en het is onmogelijk te ontdekken, behalve door een grondig onderzoek, hoe de werkelijke toestand in Uw land is. Gij tracht den delegaties, die hier komen den indruk te geven, dat Uw volk in veel betere omstandigheden verkeert dan andere." Wij gingen een andere kamer binnen; deze was 10 vierkante voet groot. Een vrouw, haar man en een kind woonden in deze kamer, welke op een varkensstal geleek. Wij zagen slechts lompen en overal heerschte wanorde. Verderop werden wij ontvangen door een knappe jonge vrouw, die zich van het vuil en de ellende niets scheen aan te trekken. Wij keken naar binnen in deze ellendige en walgelijke hut. Vijf personen woonden in één kamer. De dekens op de bedden, die hun ter beschikking stonden, waren slechts lompen. Ik zou mijn ergsten vijand niet toewenschen in zoo'n krot te moeten wonen. Arme gids! Ik heb hem gezegd, wat ik dacht, n.1. dat geen enkele Engelsche gezondheidsautoriteit ooit het bestaan van zulk een hok zou hebben geduld. Wij hebben in Engeland krotten gezien, die mij van schaamte doen blozen, als ik eraan denk, maar nooit heb ik er gezien, die met deze vergeleken konden worden." Een opdracht. De lezers van „Geloof en Vrijheid" kennen reeds het boek van Andrew Smith, waarvan in onze kolommen meer dan eens melding is gemaakt. Wij ontleenen aan zijn merkwaardig werk een verzoek, om niet te zeggen een bevel, dat een Sovjet-fabrieksdirecteur den schrijver gegeven heeft. „Een der hoogste autoriteiten van de fabriek, wiens naam ik niet kan noemen, zegt S., liet mij in zijn kantoor komen, toen ik mijn rondgang maakte om afscheid te nemen. Laten wij hem Y. noemen. Ik had nooit eerder gelegenheid gehad met hem te spreken en ik had geen idee omtrent zijn meeningen. Hij noodigde mij uit te gaan zitten en zeide: „Kameraad Smith, ik heb nog nooit met je gesproken. Ik heb geaarzeld dit te doen, met het oog op mogelijke gevolgen, maar ik moet nu eens met je praten, wat er ook het gevolg van moge zijn. Ik ken je nu goed, na de manier waarop je op de vergadering je overtuigingen hebt uitgesproken. Persoonlijk was ik ervan overtuigd, dat je hier nooit meer vandaan zoudt kunnen. Ik geloofde niet, dat zij je naar de Vereenigde Staten zouden terug laten gaan. Ik was er zeker van, dat je vandaag of morgen neergeslagen zoudt worden. Maar laat mij je een raad geven: waak voor je veiligheid totdat je over de grens bent. Het is niet gezegd, dat er nog niet een aanslag op je zal worden gepleegd. Maar ik bid en smeek je in je eigen belang en in dat van het Russische volk: wees op je hoede." Zijn stem verstikte toen hij mij de hand drukte. „Ik bezweer je daarginds de waarheid te zeggen", vervolgde hij. „Vertel wat je hier gevonden hebt. Doe alles om het Amerikaansche volk in te lichten over het regime, dat in ons ongelukkige land heerscht en voor welks instelling zooveel bloed heeft gevloeid tijdens de revolutie. Zij moeten weten hoe de zoogenaamde arbeidersregeering het volk behandelt en welke vrijheid wij hier genieten. Ik weet zeker, dat je ons op die manier veel zult kunnen helpen. Je ziet hoe hulpeloos wij aan die lieden zijn overgeleverd, totdat er iets gebeurt. Maar dan, verzeker ik je, zullen wij weten, naar welke zijde onze geweren te richten. Ik hoop, dat je eens naar Rusland zult terugkeeren — na de volgende revolutie. Tot zoolang, vaarwel en vergeet mij niet." Laat ons Andrew Smith dankbaar zijn, dat hij zijn opdracht getrouwelijk heeft volbracht en dat niet uit ij delheid of voor eigen roem, maar uit eerbied en liefde voor de geheele arbeidersklasse. Voor alle inlichtingen in zake den Rusland-arbeid en speciaal in zake het_ Landelijk Werkcomité Dr. O. Schabert zich te wenden tot: ;Dr. F. J. Krop, 19 Willebrordusplein, Giro 70603, Rotterdam.