GREPEN UIT EEN REISBESCHRIJVING DOOR ANTHONIE SLONIMSKY Brochure No. 84. Uitgave van de Chr. Mannenvereeniging „Gij zijl allen Broeders" Eere-voorzilter Dr. F. J. Krop le Pijnackerstraat 102-106 - Rotterdam c* 1935 GREPEN UIT EEN REiSBESCHRIJVING , ^ Poolsche schrijver Anthonie Slonimsky heeft n boek doen verschijnen, dat in Fransche vertaling (Editions de la nouvelle Revue critique, Paris) luidt: „Misère et grandeur de la Russie rouge" (ellende en grootheid van Rood Rusland). Inderdaad wijst hij naast ontzaglijk veel gebleken ook nu en dan op uitingen, waarin goede dingen van t Russische volkskarakter uitkomen. Eenige interessante dingen willen we over vertellen, niet omdat ze altijd nieuw zijn, maar omdat ze al weer bevestigen, wat reeds meermalen uit de ervaringen van andere reizigers is meegedeeld. Hij beschrijft in z'n inleiding, dat hij (in zijn verbeelding) op z'n gansche reis vergezeld was door twee medereizigers: Scepticus en Enthousiast. „Aan mijn rechterzijde zit Scepticus met de beenen over elkaar. Er is iets onaangenaams in de trekken van dit heer met z'n scherpen doordringenden blik, maar 't is niet te ontkennen, dat hij er intelligent uitziet. Links van mij zit Enthousiast, het hoofd tegen de ruit gedrukt. Hij verbeidt met ongeduld den nieuwen dag, die na den nacht ongetwijfeld zal aanlichten. „Gij zult wel goed vinden, dat deze beide mannen ons vergezellen op onze reis door Sovjet-Rusland en dat zij van tijd tot tijd zich in t gesprek mengen, wanneer het gaat over hetgeen ik op deze reis gezien heb, de interessantste, de grootste en tevens de moeilijkste die ik ooit gemaakt heb." Na onder de roode poort, versierd met de Sovjet-emblemen te zijn doorgestoomd, ontrolt zich het Russische landschap voor zijn oog. „Niets in het landschap", zoo begint hij z'n reisverhaal, „dat anders is dan het pas verlatene en ook niets, dat het nieuwe regime aankondigt. Het zelfde water, dat het Poolsche landschap had overstroomd, heeft ook hier de weilanden en de onbebouwde akkers bedekt. Ik kijk begeerig uit naar de eerste huizen en dorpen of gehuchten. Ik zal waarschijnlijk model-kolkhozen zien met hooge moderne, pas gebouwde huizen. Niets daarvan. De propaganda werkt hier nog niet. Eenige hutten staan te droomen langs den rand van een bosch. En men zou zeggen, dat er meer land braak ligt dan aan de andere i-ijde van de grens. Geen spoor ook van vee. Gedurende het laatste uur van de reis nam ik nog eens nauwkeurig waar het landschap van onze arme grensbewoners. Ik heb er stellig meer bebouwde gronden gezien. Meer afscheidingen ook. Hier geen afrasteringen, die het kleine landbezit aanwijzen. Door niets worden de akkers in deze uitgestrekte onbebouwde ruimte begrensd." In den eetwagen van den trein „geniet" hij van „de walgelijke geur der sobere spijzen." In Moskou aangekomen ontmoet hij een heer, die als herkenningsteeken een nummer van „Nouvelles literaires" met zijn portret in de hand houdt, vertegenwoordiger van de Woks, d.w.z. van Pansovjet-Sociëteit voor de cultureele betrekkingen met het buitenland, ook een lid van de Poolsche legatie wacht hem op het station. Een kleine dame met roode haren stapt met hem in de prachtige Lincoln van de Woks. 't Is kameraad Bronstein, die hem als tolk moet dienen. Als de reiziger haar zegt, dat hij zelf Russisch spreekt, krijgt hij ten antwoord, dat zij hem dan als gids zal dienen, waarop de auto snel door de overvolle straten snort. De menschen haasten zich naar de trottoirs. Voortdurend dreigt iemand verpletterd te worden. Deze menigte is meer dan armoedig gekleed, in 't centrum der stad evenzeer als in de buiten- wijken. Overal zag hij lange rijen voor de winkels staan. „Enthousiast", zoo gaat hij voort, „die naast mij zit, buigt zich en telt de verdiepingen. Ik geloof, dat hij er tien telde. In de straat zie ik een heete asphalt-ketel. Ik adem ^ met Enthousiast de aangename geur van teer in. Maar Scepticus geeft mij een stootje met den elleboog. Hij wijst mij een rij of liever een deel van de rij, want de rest verdwijnt achter de groote inrij deuren van het huis. Scepticus beweert, dat zij zich ophoopen op de binnenplaats. Om de lange rijen weg te moffelen neemt de propaganda volgens hem haar toevlucht tot dit middel. Maar dat is een onderstelling, die hij niet kan waar maken en ik geloof trouwens, dat 't vergeefsche moeite is met dezen man te discuteeren. Hij heeft slaap en honger. We zullen maar wachten, tot hij zich geschoren, een bad genomen en ontbeten heeft Maar wat het bad betreft, dat gaat zoo gemakkelijk niet. In 't hotel, dat voor vreemdelingen gereserveerd is en waar men voor mij een kamer bestemd heeft, zijn geen kamers met bad of liever, ze zijn er wel, maar voor vijftien dollar per dag. De kamer, die men mij geeft voor vijf dollar is op een eenigszins vreemde manier gemeubeld. Geen kast om zijn zaken in te bergen, maar een glazen kastje van een onmogelijke stijl. Er zijn ook twee canapé's en fauteuils in stijl. Op ieder meubel een genummerd etiket. Misschien komen ze uit een museum of uit een nationale bewaarplaats. In de eetzaal zet men mij een ontbijt voor samengesteld uit een zeer middelmatige thee, een weinigje boter, vermengd met margarine, een stuk gerookte visch en bruin brood. De Woks zorgt voor het programma van lederen dag en doet dit goed. Voor vandaag staat op de lijst een bezoek aan de groote gemeenschappelijke woningen en 's avonds theater of bioscoop. De gemeenschappelijke woning. „Wij gaan te voet naar het huis „Narkomfin, een prachthuis van architect Ginsbourg. Voor het huis een platgeloopen grasveld met eenige kleine boompjes. Op iedere verdieping kijken de ramen uit op een groot terras. Zeer groote ramen moeten een maximum licht en lucht geven. Voor alle huurders is er een gemeenschappelijke keuken, een wasscherij en ook zijn er conversatiezalen. Allen zijn op dezelfde manier gehuisd en de gemeenschappelijke keuken geeft aan allen hetzelfde voedsel. Wij gaan het huis binnen en laten Enthousiast buiten, die met zichtbare voldoening den voorgevel staat te beschouwen. Maar Scepticus brengt mij vóór de groote ramen en vraagt mij hem te verklaren, als ik kan, waarom zij zoo verschrikkelijk vuil zijn. Hij beweert, dat een raam van gewone grootte, maar dan goed schoon, veel meer licht in huis zou geven. Hij vraagt mij ook, waarom ze bij dit prachtige lenteweer zoo hermetisch gesloten zijn. En hij gelooft, dat het is, omdat de bewuste proletariërs zoo bang zijn voor een frisschen luchtstroom. Wij treden één der woningen binnen. Het vertrek staat vol meubels, zooals die in een bourgeois-interieur gewoonlijk voorkomen. Oude eanapé's, étagères, bedden, kamerschermen. Ik hoopte hier eenvoudig ingerichte kamers te zien. Volgens het sociale stelsel zou de geheele constructie van 't huis ook een meubileering doen verwachten in denzelfden stijl. Hoe dit gebrek aan logica te verklaren? Zou de bourgeois-luxe de arbeiders-klasse misschien verleiden om zich in deze nieuwe huizen te omringen van al den nutteloozen rommel, die vóór den oorlog onze huizen vulde? Dit is een halte, die zij had moeten overslaan. Maar dit verschijnsel kan ook veroorzaakt worden door gebrek aan werkplaatsen, waar moderne meubels gemaakt worden of aan de bovenmalige ontwikkeling van den handel in alle soorten oudheden. Men kan zich geen ding van beteekenis aanschaffen met Sovjet-roebels en het is nog beter een canapé te bezitten dan papieren geld. Wij komen in het sous-terrain, waar zich de gemeenschappelijke keuken bevindt. Het is vier uur in den middag en het middagmaal wordt opgediend. Vóór het geopende loket staan de bewoners in de rij. Men verschaft hun een soort soep, sterk verdund met water en een portie visch. De visch ruikt zoo slecht, dat de lucht er van verstikkend wordt. Kameraad Bronstein stelt nu voor de soep te proeven. Maar ik doe, alsof ik het niet hoor en vraag haar wat de' afkorting „Narkomfin" beteekent en tot welke tak van industrie de arbeiders, die dit huis bewonen, behooren. Pardon, 't zijn geen arbeiders, maar ambtenaren van een departement van het commissariaat van financiën. Hebt gij wel opgemerkt, toen we op 't punt stonden om te vertrekken, dat er voor ieder raam een bloempot staat? Het was niet gemakkelijk de bloemen te zien, zoo vuil waren de ramen. En ik was boos, want ik had niet bedoeld te zien, hoe de ambtenaren woonden, maar de arbeiders. Wat me ook irriteerde, was dat de bescheidenste plant, die een sovjet-woning versierde, de afmetingen aannam (in hun oog) van een baobab (Afrikaansche groote boom). Ik keek eens om me heen. Mijn vriend Enthousiast had niet op ons gewachtj zonder twijfel was hij naar 't hotel teruggekeerd om wat uit te rusten. Enthousiasme is een gevoel, dat erg vermoeid maakt. Wij keeren ook naar het hotel terug en die oude snaak Scepticus stapt niet alleen met mij in de auto, maar gaat n.b. op mijn plaats zitten. In de bioscoop. In de grootste bioscoop van Moskou, die ondergebracht is in 't oude keizerlijke conservatorium, vertoont men de film: „De levensweg". Hij draait reeds maanden. De filmproductie in Rusland is onvoldoende en men kan tegenwoordig slechts twee films zien. De tweede heet: „Leve Moskou!" Geen buitenlandsche films uit Europa of Amerika, gedeeltelijk door gebrek aan buitenlandsche deviezen. In een land waai men zoo n gebrek heeft aan machines en specialisten, haast men zich niet om zijn geld uit te geven aan het program Maurice Cheva- lier. Maar ook de politiek speelt hierin een rol. De Sovjet-machthebbers leggen het er op toe, om de bevolking te isoleeren van westersche invloeden. Een film, die niet alleen tot den uitgehongerden en haveloozen proletariër spreekt van de weelde der film- en pyjama-sterren, maar hen ook brengt in de straten der groote wereldsteden en hun toont de levenswijze van de arbeiders-klasse in Amerika, zou tot ongewenschte consequenties kunnen leiden'. De „anarchistische" films van René Clair zijn in Rusland verboden en de armoedige proletariër van Charlie Chaplin zou in plaats van den lachlust de jalousie van de toeschouwers kunnen opwekken, die soms totaal gebrek hebben aan schoeisel." Na opgemerkt te hebben, dat in de wandelgangen van 't vroegere keizerlijke conservatorium dezelfde instincten werken nu bij de proletariërs als vroeger bij de „beau-monde," instincten van pronkerij en jalousie — spreekt hij als zijn meening uit, dat de Russische jeugd begeerig is naar onderwijs en ontwikkeling. „Wij zijn in een land, waar men meer spreekt dan eet en drinkt." „De film de levensweg" is voor den Rus als een lezing met didactische (leerende) strekking. Zij toont, hoe men de „besprisorni", de verlaten kinderen, die schrik voor de stedelijke bevolking, weer tracht terug te brengen op den goeden weg. Zij is ook een demonstratie van de schade, die aan de gemeenschap wordt toegebracht door luiheid, dronkenschap en anarchie. Uit technisch oogpunt is de film volmaakt, toch vind ik haar misleidend als geluidsfilm. Het is een zeer schoon en met talent geconstrueerde film. Het leerende element verzwakt in geenen deele het actieve. De Russen zijn steeds meesters in dit genre. Is Rusland niet het land van acteurs en tooneelkunst? Dat moet men niet vergeten en vooral niet bij het theater; men moet niet vergeten, dat deze natuurlijke gaven van den Rus hen in de politiek vaak voeren tot opschroeverij. De hartstocht om te poseeren, om in 't publiek te 3preken, de behoefte om zich te uiten, ontmoet men overal en bij iedere gelegenheid. Ik heb den indruk, dat meer dan eens de sovjet-machthebbers partij trekken van deze eigenaardigheden met beschavingsoógmerken. In deze film wordt de arbeid verheerlijkt." „Men moet de methoden bewonderen, die in Rusland gevolgd worden om op de massa's in te werken en den vindingrijken geest om telkens nieuwe prikkels te vinden, om enthousiasme te wekken. Het was mij dezen avond gegeven om een welsprekend getuigenis van het nut van van deze pogingen te zien. Op zeker oogenblik, als men op het doek jonge en energieke „Komsomols ziet, die worstelend met misdadige dronkenlappen een buffet, gevuld met alcohol, vernielen, hoorden wij eensklaps een geluid in een hoek van de zaal. Toen 't licht aangeknipt was, ontdekte men, dat twee jongelui, die in de bioscoop waren gekomen met een groote flesch vodka, ongetwijfeld met de bedoeling, om zich na de voorstelling te bedrinken, deze onder den mdruK van de film hadden stukgeslagen. Als ik het niet met mijn eigen oogen gezien had, zou ik hebben geloofd aan een vertelseltje, dat dienst moest doen als propaganda. Men ziet hier werkelijk veel van deze naïeve dingen, die sympathie wekken. Maar dit is een onderwerp, waarover ik met Scepticus niet kan praten, die op weg naar huis, expres bleef stil staan bij een paar dronken mannen, die in de goot lagen De menigte bekommerde er zich niet om. Zij liepen er omheen zooals de mieren doen, wanneer ze op hun weg een stukje hout ontmoeten. De politieagent kijkt er onverschillig naar" De schrijver vertelt dan van een wandeling door de stad. Oude winkels, thans overbodig zijn bureaux, omdat ze voor woonhuis ongeschikt waren. Miljoenen (!) ambtenaren zitten daar achter hun paperassen. Andere zijn staatswinkels geworden, dikwijls met het opschrift: „Er zijn geen schoenen." In zoo'n winkel zag hij houten hammen en houten hoofdkaas heel natuurlijk beschilderd. „Voor een kleedingmagazijn staat een lange rij. Een vrouw, die er juist uitkomt, stort overvloedig tranen. Zij vertelt iets, hevig gesticuleerende, maar ik kan het niet begrijpen. Een straatjongen vertelt me, wat er gebeurd is. „Dat is een Tartaarsche. Men heeft haar papieren kleeren voor haar man verkocht. Maar hoe komt ze zoo dom. Zij verbeeldde zich, dat zij voor twintig roebel een lakensch pak zou krijgen." Dan vertelt hij van de kaarten, die bij aankoop noodig zijn, van den vrijen handel tegen onmogelijke prijzen, van de „Torgsin" winkels enz., waaromtrent onze lezers reeds genoegzaam ingelicht zijn, en eindigt zijn verhaal daaromtrent aldus: „Eer zal een arme gaan door het oog van een naald, dan dat hij de poort van de „Torgsin" zou kunnen binnengaan." Een typisch staaltje nog uit dit hoofdstuk. „Den 22en Mei was 't mij gegeven voor het hotel Metropole op het Theaterplein een eigenaardige scène bij te wonen. Voor het terras van dit eenige in Moskou overgebleven hotel stonden twee mannen, blootsvoets, vreeselijk mager en onder de modder. Een agent joeg aanstonds deze hongerige proletariërs weg, brullende dat 't verboden was om daar te passeeren en hun gebiedende — na hun eerst naar alle duivelen gewenscht te hebben — naar de mindere straten langs de Moscova te gaan. Ik was meer dan eens in de gelegenheid om te constateeren, dat de sovjetautoriteiten van de plaatsen waar vreemdelingen komen of verblijven, alles verwijderen, wat een onaangenamen indruk zou kunnen maken. De vreemdelingen in Moskou. „Men ontmoet weinig Russen in de dure hotels" gaat de schrijver in 't derde hoofdstuk voort. „Voor sommige dingen moet men in buitenlandsch geld betalen. Eens bestelde ik in hotel Metropole een omelette met twee eiëren en een glas melk. De kellner zei, het alleen te kunnen leveren tegen buitenlandsch geld. Waarom? vroeg ik hem. „Als wij roebels aannamen, antwoordde hij, dan stond er een lange rij voor het hotel, en het is hier een hotel voor de vreemdelingen." De toeristen dienen nu eens om Rusland dollars te verschaffen en dan weer, vooral als 't meer mannen van beteekenis geldt, vooral schrijvers en journalisten, zijn zij 't voorwerp van speciale bezorgdheid, die, als 't uitkomt, door de propaganda bewerkt worden. Aan die reizigers, die de taal niet kennen en aan wie ontsnapt al wat de mentaliteit van den Rus aangaat, laat men allerlei dingen zien, die bestemd zijn om de aandacht te trekken. Dikwijls — en dat is vooral zoo met de Engelschen — beschouwen zij Rusland als een vreemd land. Zij verstaan van zeer veel dingen de beteekenis niet. Nu eens zien zij in den Rus, met wien ze in aanraking komen, een Westerling evenals zij zelf zijn, dan weer meenen zij te doen te hebben met een soort van nomade, die wanneer hij weer thuis is, zich van zijn Europeesche kleedij ontdoet om een roode kimono aan te trekken. De Engelschman — en dat is overigens een diep menschelijke trek — is goed geloovig. De Engelschman en de Amerikaan slaan geloof aan hetgeen zij hooren. Als het gaat over overwinningen op sociaal terrein, over de verzorging der kinderen of eenvoudig over statistieken, haalt de Engelschman zijn aanteekenboekje uit den zak, stemt toe met een „well" en noteert hetgeen men hem meedeelt. Zijn notities zijn voor hem documenten, waaruit hij later zijn conclusies zal trekken. Zeker, er waren onder hen mannen, die konden waarnemen. Maar dat waren meestal schrijvers, die in hun eigen land reeds tot de communisten behoorden. Men kan niet van hen eischen, dat zij van inzicht zullen veranderen tengevolge van een verblijf in Rusland. Toch is dit geen onmogelijke zaak, getuige het geval met Istrati — maar om daartoe te kunnen besluiten, is heldenmoed noodig. Men moet hierbij overigens rekening houden met een psychologisch verschijnsel. Het Marxisme beroept zich op de rede. De schrijver, die deze leer is toegedaan en die in zijn land, hetzij in Europa of in Amerika de sociale revolutie graag zou zien uitbreken ten bate van de dictatuur van het proletariaat, zal niet graag spreken van hetgeen in Rusland een schaduw werpt op deze schilderij, omdat hij overtuigd is, dat de fout niet zit in 't regime, maar in het menschen-materiaal, wat me in menig opzicht juist toeschijnt. Daar moet men ook zoeken de reden van de pijnlijke en tegelijk tragische situatie, waarin zich het Russische gouvernement bevond, toen het 't socialisme wilde opdringen aan 160 miljoen onbeschaafde menschen in het zesde deel van den aardbol." De „filosofische eieren." „Juist had ik gelegenheid om met de Engelschen de moeder-school en de kleeder inrichting van de fabrieken „De roode held" te bezoeken. Kleine, goed onderhouden huisjes staan in een rij twee of driehonderd meter van de fabriek. Twee jonge meisjes van Intourist en 'n buitengewoon goed gekleede jongeman dienen ons als gids door de gebouwen. Zoowel de kleeding als de Amerikaansche bril van den jongen man, die bovendien vloeiend Engelsch spreekt, boezemden den toeristen vertrouwen in en stemden hen gunstig. Het deed mij denken aan die Afrikaansche jagers, die zich vermommen als 'n struisvogel en zoo het gevogelte verschalken. Daaraan heb ik het te danken, dat ik getuige ben geweest van een op zichzelf weinig beteekenend feit, maar dat toch een sprekend bewijs levert van de lichtgeloovigheid der vreemdelingen, die geheel en al aan hun gidsen overgeleverd zijn. In een groote, lichte zaal was de tafel reeds gereed voor het diner. Onze jonge man hield juist een rede over de doelmatige voeding der kinderen. Hij verzekerde, dat er over 't algemeen geen moeilijkheden voorkwamen bij de voedselvoorziening. In de inrichting, die aan de fabriek verbonden was, werd aan ieder van hen uitgereikt twee honderd gram boter per week en twee eieren per dag. Doch, is het waar? Ik zoek de oogen van Scepticus, maar deze snaak, die zich overal mee bemoeit, is reeds door een openstaande deur de keuken binnengegestapt en vraagt zonder veel complimenten, aan een van de meisjes, die daar bezig zijn: .-.Krijgt ieder kind vandaag twee eieren?" „Eieren?" vraagt ze: „Hoe komt U er bij?" Met de boter was het net zoo. En dadelijk begon Scepticus mij met allerlei vragen lastig te vallen: „Houdt men bij de doelmatige voeding der kinderen wel rekening met de behoefte aan fruit?" en waanwijs als hij is, herinnert hij mij, dat er zelfs in de hotels voor de vreemdelingen, ook al zou men het met dollars willen betalen, geen vierde partje van een citroen te krijgen is. Terwijl wij zoo samen keuvelden, vervolgde de vertegenwoordiger van Intourist met hetzelfde vuur en dezelfde ongegeneerdheid zijn voordracht. Maar ik geloofde niet aan de juistheid van de inlichtingen, die uit deze bron kwamen. Ik beklaagde niet de kinderen, die er bovendien vrij goed uitzagen, maar wel de Engelschen van volwassen leeftijd, die deel uitmaakten van een groep paedagogen uit Londen en die beleefd met hoofdknikken hun instemming toonden. Een hunner sprak het traditioneele „well" uit en noteerde ongetwijfeld in zijn zakboekje de „filosofische eieren". Ik geloof, dat de vreemdelingen, die deel uitmaken van groepen excursisten, op dezelfde manier bezoeken de woningen en de clubs der arbeiders, de hospitalen, de rechtszittingen, de publieke inrichtingen in één woord al wat hun een denkbeeld kan geven van het leven van allen dag in t land der Sovjets. Ik ben er zeker van, dat de meeste vreemdelingen rusthuizen voor arbeiders hebben gezien, maar ik weet niet of er één is, die de kelderwoningen heeft bezocht, waarin zij in Leningrad verblijven. Ik ben eens afgedaald in een dezer onderaardsche labyrinten, die meer op kazernes of op holen in de loopgraven gelijken dan op menschelijke woningen. Meer dan eens heb ik kunnen constateeren, dat de inwoners van Moskou nog altijd in gemeenschappelijke woningen huizen, waar een bedrukte atmosfeer, zoowel zedelijk als lichamelijk, onderlinge spionnage, de benauwde ruimte voor ieder, de onmogelijkheid om zich te isoleeren, waar eindelijk de krenkingen en de intrigues een bron zijn van kwelling nog pijnlijker dan de honger. In 't vierde hoofdstuk bezoekt de schrijver het „Paleis van den arbeid" met bijbehoorende model-inrichting ter bescherming van moeder en kind. Na een beschrijving gegeven te hebben van de verzorging, het onderwijs en de opvoeding der kinderen, waarvan hij goede dingen kan meedeelen, gaat hij aldus voort: „Welke kinderen worden in deze inrichting opgenomen? Aan wie wordt hier de voorkeur gegeven? Aan de allerongelukkigsten, aan de verlaten moeders, die in 't bijzonder bescherming noodig hebben? In 't geheel niet. Alles gaat naar hiërarchische orde, zooals gebruikelijk is in het land der Sovjets. De hoofddokteres vertelt me, dat men in de eerste plaats opneemt kinderen van leden der G.P.Oe, van roode soldaten en van arbeiders, die tot de partij behooren. Daarna pas komen aan de beurt kinderen van niet-partijgenooten, van intellectueele arbeiders en van burgers, die rechtloos zijn. Het is duidelijk, dat voor deze laatsten de zaak slechts theoretische beteekenis heeft. De plaatsen zijn dus bijna uitsluitend gereserveerd voor kinderen uit de leidende en bevoorrechte kringen. Zij die de macht in handen hebben, genieten alle voorrechten. De regeering vormt in Rusland de eenige machtige organisatie. Maar men wil misschien weten, of de uitoefening van de macht hier een minder demoraliseerenden invloed heeft gehad dan in de kapitalistische landen, of de proletarische revolutie met zich heeft meegebracht een gezonde atmosfeer, vrij van de microben, die het organisme der oude beschavingen vergiftigen. Het gansche heelal is tegenwoordig ziek. Maar het schijnt me toe, dat onze crisis en onze kwalen een beetje lijken op een ziekte, die wij in onze eigen huizen behandelen met een glas thee op het nachtkastje en een oude roman onder 't kussen. Wij slikken alle drankjes, die de geneesheeren ons voorschrijven en wij keeren ons op ons gemak om in ons bed. In Rusland ligt de zieke op de operatie-tafel. Men onderwerpt hem zonder verdooving aan een operatieve behandeling. Als zij slaagt, zal zij aan de wereld gezondheid en onberekenbare krachten brengen. Maar men zou moeten weten, dat deze smartelijke operatie verricht wordt met de noodige accuratesse en in een milieu, dat vrij is van ziektekiemen. Dat is misschien de allerbelangrijkste zaak, die zeer bijzonder onze aandacht zou moeten bezighouden." ★ ★ Over de spionnen, waarvan Rusland vol is, spreekt hij als volgt: „Deze groote leegloopers trekken ,de stad door, volgen u van schrede tot schrede, onderbreken de telefonische gesprekken en ontvangen daarvoor hooge tractementen. Telkens als ik in 't hotel met de Poolsche legatie telefoneerde, was ik verplicht tot tweemaal toe verbinding te vragen. De telefoniste moest eerst den „specialist" roepen, die Poolsch verstond. En toen wij op een gegeven oogenblik Fransch begonnen te spreken, begon de spion te brommen en onderbrak het gesprek om een kameraad te roepen, die Fransch verstond. De agenten der G.P.Oe zijn overal. Hotelhouder, portier, kellners, knechts — allen behooren tot een brigade. De kamermeisjes en de danseressen doen lief tegen de reizigers, maar gaan niet verder voor zij bevel gekregen hebben van dengene, die daartoe de macht heeft. Zij vereenigen alzoo twee buitengewoon edele en verheven beroepen: spionnage en prostitutie. Want men moet zich niet verbeelden, dat de GP.Oe-isten moeten gerangschikt worden onder de mannen van de onderwereld, die vervuld zijn van romantische idealen. Alleen de kelders, waar zij hun snel recht uitoefenen, liggen ondergronds. Men ontmoet ze in de wereld en ze hebben soms beschaafde manieren. Ik heb kennis gemaakt met een van deze vertegenwoordigers der G.P.Oe, die zijn functie uitoefent in de wereld der kunsten en der theaters. In de diplomatieke kringen noemt men hem „baron" en hij aanvaardt dien titel gaarne, dien hij onder het oude regime in werkelijkheid droeg. Het is een echte mijnheer, met aristocratische manieren, wien de Bolsjewieken na een korte kennismaking met hem, terwijl hij reeds tegen den muur geplaatst was, om gefusilleerd te worden, dadelijk belast hebben met hooge officieele functies. In de dancing „Bolschaïa Moskovskaïa" heb ik de dramatiste Wagrine gezien, een vrouw van wonderbare schoonheid in gezelschap van een individu van goed voorkomen en goed gevoed. Dit was ook een G.P.-ist van beteekenis, naar 't scheen —er invloedrijk en die groot vertrouwen genoot. Op den weg, die leidt naar het landgoed van Stalin te Gorki ziet men dag aan dag een onderbroken rij van spionnen komen en gaan, een waar feest, zoo iets als van een corso bij een carnaval. Een stroom van spionnen, per rijwiel en per motorfiets, wemelt langs den magnifieken asphaltweg, die dit verblijf verbindt met de hoofdstad. Men ziet onder hen ook beginners in 't vak, die nog te voet gaan. Zeker, er zijn in alle landen van die gedemoraliseerde imbecilen, bezoldigd door den Steat, die U door het sleutelgat bespieden, als ge uw onderbroek uittrekt en die zoo iedere maand een zuur verdiend loon thuis brengen. Maar nergens misschien zijn ze zoo talrijk en zoo in aanzien als in Rusland, zoo vol trots er zoo overtuigd, dat zij een belangrijke rol s* elen in het mechanisme van den Staat. ★ ★ ★ In een volgend hoofdstuk vertelt de schrijver van het merkwaardige verschijnsel van leergierigheid bij de Russische jeugd. In het „Pare voor Cultuur en Rust" vindt men geen vermakelijkheden als bij ons, geen horoscoop-trekkers, geen automaten met obscure foto's, geen loterijen met allerlei prijsjes. Men vindt er groote leeszalen, openlucht-concerten enz. Worden er nog loterijen gehouden, dan bestaan de prijzen in boeken. „Deze boeken-cultus, dit vurig verlangen naar kennis is misschien de meest sympathieke trek in 't nieuwe leven van dit land. 't Is voldoende om eens naar de Sovjet-radio te luisteren, om te begrijpen, hoezeer de ernst van Rusland uitsteekt boven de onbenulligheid van Europa. Weenen zendt walsen uit, Londen de jasz van Savoy-hotel, Parijs de liedjes van Maurice Chevalier en heel Europa dans en zang. Hier onophoudelijk onderricht. Gezeten op een bank in het park hooren we weldra in de avondschemering van een of anderen reusachtigen luidspreker de woorden: „De organische scheikunde omvat de studie van alle mogelijke vormen, waarin koolstof voorkomt." Scepticus zegt mij, dat zij na de scheikundeles zullen gaan zingen en dansen. Zij, die vandaag in 't park zijn, lijken wel jonge seminaristen op excursie. Zij hebben het waardige en ernstige voorkomen, dat geloof en strengheid van zeden gewoonlijk aan de jeugd geven. Er zijn echter in het park' ook traditioneele vermakelijkheden. Een groot wiel met kleine wagentjes, schiettenten met houten poppen, die popen, bourgeois met een sigaar in den mond en soldaten in vreemde uniformen voorstellen. Het is opmerkelijk, dat de menigte zich vooral verzamelt rondom deze tenten. Terwijl Enthousiast de leeszalen bezocht, was Scepticus terecht gekomen bij een vreemde rij, die schijnbaar nergens heenging. Zij werd gevormd door een honderdtal personen voor een bruggetje, dat over een watertje leidde. Wij ondervroegen verscheidenen van hen, zonder dat iemand kon zeggen, waarom zij daar stonden. Bij ons is het voldoende, als sommige voorbijgangers naar boven kijken, alsof zij iets zien, om een groepje menschen bij elkaar te krijgen. In Rusland kunnen twee personen, die achter elkaar gaan staan, spoedig een lange rij vormen. Scepticus zegt, dat de queue, die wij voor ons zien, bestaat uit personen, die gewoon zijn aan deze tijdpasseering en dat de administratie van het Park deze gewoonte niet wil breken. Hij zegt ook, dat men misschien door deze proeven zich wil trainen in het queue-vormen. Er zijn menschen, die niet weten, hoe ze leven zouden zonder queue te maken. Ik heb in Varsovie een vertegenwoordiger van deze soort ontmoet. Het was een jong bureau-ambtenaar, die zeer angstvallig was in de uitoefening van zijn functies. Toen ik plakzegels wilde koopen, zei hij tot mij: — Plaatst u achter de anderen in de rij. — Maar er is geen queue, antwoordde ik, terwijl ik de eenzame wachtkamer doorkeek. — Wacht dan tot er een gevormd wordt. Dat was een geboren collectivist. Ik geloof, dat hij in Rusland in groot aanzien zou staan en er een zeer voornaam personage zou geworden zijn." * ★ ★ Een ander onderwerp: trouwen en scheiden. Daaromtrent deelt de schrijver zijn persoonlijke waarnemingen mee: Ik heb eenige uren doorgebracht in de „Zags". Deze afkorting duidt de inrichting aan, waar men de huwelijken registreert en waar de echtscheidingen worden uitgesproken. Het vertrek, v/aar een jong meisje aan een tafeltje zit, lijkt op de wachtkamer van een tandarts. Tamelijk versleten meubelen in modernen stijl, een bibliotheek in een glazen kast, een schilderij met de maan, een kasteel en een scheepje. In de wachtkamer daarnaast toonen groote kleurige biljetten aan het publiek het doel, de middelen en de consequenties van het sexueele leven. De personen van beide sexes, die er eenige minuten verblijven, zijn reeds uitvoerig op de hoogte gesteld, als zij in het vertrek binnengaan, waar men de vereischte formaliteiten verricht en als zij er uitgaan, kunnen zij vrij in praktijk brengen de denkbeelden, die zij pas hebben opgedaan. Het was middag. De klok, die in een hoek van het vertrek stond, sloeg zes slagen en de wijzers stonden op half vier. Ik nam mijn horloge uit mijn vestzak, om te zien hoeveel tijd er noodig was in Sovjet-Rusland om te trouwen en hoeveel om te scheiden. Het eerst verscheen een huisschilder. Zijn scheiding verkreeg hij in twee minuten en dertig seconden. Dit was echter nog niet het record. Een verkouden jongeman, gekleed in een leeren buis, kreeg het schitterend voor elkaar in twee minuten en vijftien seconden. Volgens zijn eigen verklaringen was hij reeds vier maal getrouwd geweest en zijn laatste huwelijk had twee maanden geduurd. Het paar, dat nu volgde, stuitte op ernstige moeilijkheden. De bruid had geen geboorteacte. En als ik mijn indrukken moet vertrouwen, was er iets niet in orde. Het optreden en het spreken van het meisje verrieden een bourgeoisafkomst. De ambtenaar was niet tevreden met het certificaat, afgegeven door het bureau, waar zij als typiste werkte. Na dit bedeesde en aarzelende paar kwam een chauffeur van twintig jaar met een jonge arbeidster van achttien. Na de korte plechtigheid (?) stapten ze weer in den wagen, die ze hierheen gebracht had en gingen ongetwijfeld naar de fabriek. * * * De fabriek — daarvan vertelt de schrijver, dat men in de meeste fabrieken het stukwerk weer heeft ingevoerd. Dat bewijst, dat de massa's zich nog niet goed rekenschap geven van de noodzakelijkheid voor Rusland om zijn industrie te organiseeren en dat te doen in versneld tempo. Hoe consciëntieus de arbeider ook wezen moge in zijn werk, men heeft de toevlucht moeten nemen tot de oude kapitalistische methodes, om de productie te vermeerderen — ook tot dien eeuwigen prikkel, die 't geld steeds blijft. Men kan zich in den vrijen handel zoo wat niets verschaffen voor Sovjet-roebels, daarom verzekert een meer productieve arbeid zekere stoffelijke voordeelen. Men ziet onder de arbeiders niet veel mannen van zekeren leeftijd, zooals men in het leger niet veel oude onderofficieren aantreft. De jongen vormen overal het overheerschende element. De ouden zijn bevorderd tot hoogeren rang en er zijn tal van arbeiders van vóór de Revolutie, die niet meer in de rubberfabrieken werken, maar in de politiek en daar belangrijke functies vervullen. De 100 procent-proletariërs van voor den oorlog worden veel gevraagd op de Sovjet-beurs. Het is een koopwaar die zich handhaaft op hoogen prijs. De oude chefs en de communistische jeugd vormen de kracht der Sovjets. De leden der partij en de brigades der komsomols werken niet voor geld. Het zijn ware geloovigen. De jonge meisjes met de roode hoofddoeken — een soort uniform — reageeren met toewijding op ieder bevel van het gouvernement. Voor deze categorie arbeiders eindigt het werk niet, als de fabriek uitgaat. Zij strijden in de meest gewichtige deelen van het Sovjetfront. Als soldaten voeren zij blindelings de bevelen uit, onderwerpen zich aan een zeer strenge discipline en lijden een leven van opoffering. Men stuurt ze van 't eene eind van land naar 't andere. Als er één leger beteekenis heeft, dan is het zeker dit leger van den arbeid. Deze jeugd wordt niet getrokken door het lokaas van het voordeel. Haar geloof is de eenige beweegkracht van haar daden. De komsomols hebben de Marxistische leer volkomen aanvaard en toch worden ook zij aangegrepen door den demon van den twijfel. De Synode, die zetelt in het Kremlin, beveelt hun dikwijls om vandaag te vervloeken, wat zij gisteren nog hebben aangebeden en te aanbidden, wat zij eerst hebben verwenscht. De Staat is in Rusland de eenige wetgever en de heer van leven en dood. Nu worstelt hij en zoolang soms een onvoorzichtig woord voldoende is, om zijn levensmiddelenkaart te verliezen, bedenkt men zich wel driemaal vóór men in 't publiek iets zegt. Nog vaker volgt men den zekersten en gemakkelijksten weg: men denkt niet meer en men gaat niet af van de afgezaagde formules en gemeenplaatsen, bij het proletariaat in gebruik. Dat is de keerzijde van de medaille, die wij aan de Sovjet-jeugd toekennen voor haar moed. * * * Van het hoofdstuk, dat handelt over het theater, willen we alleen aanhalen, dat de schrijver het eenigszins vreemd vindt, dat men in Rusland ook nog eerste en tweede klasse kan reizen en er in de opera ook verschillende rangen zijn. Voor arbeiders gelden ook gereduceerde prijzen. Merkwaardig dat in de buffetten dezer inrichtingen van alles te krijgen is tegen veel lagere prijzen dan elders. Waarom? De schrijver merkt ondeugend op: Is het misschien het oude systeem van 't Leger des Heils: Een bord soep en het Woord Gods? Inderdaad wordt de schouwburg in hoofdzaak voor propaganda gebruikt. Karakteristiek! Op een soirée, waar een musicus zeer verdienstelijk werken van Chopin gespeeld heeft, critiseert een officier van het Roode Leger: „Chopin maakt ons week en wij proletariërs willen niet week gemaakt worden." In hetzelfde hoofdstuk vertelt de schrijver nog van een loterij, waarbij de hoogste prijs is: een reis van zes weken in 't buitenland. Dezen prijs te winnen is de vurige begeerte van vele Russen. „Ik heb nooit kunnen begrijpen," zoo gaat hij voort, „waarom 't zoo moeilijk is voor een Sovjet-burger om eens buiten zijn land te komen, waarom een paspoort voor 't buitenland voor hem een droom is, die niet verwerkelijkt kan worden. De indruk, dien deze hoofdprijs te weeg brengt, moet in ieder geval fataal zijn uit een oogpunt van propaganda." * * nog om zijn bestaan. In deze omstandigheden Ten slotte nog een typisch staaltje van den hoogen dunk, dien de Russen hebben van al wat zij tot stand brengen of beweren tot stand te brengen. „Deze neiging om alles in 't voordeel deiSovjets uit te leggen, kwam ook sterk uit bij het jonge meisje, dat mij Moskou „liet zien". Eens kwamen wij per rijtuig dicht langs het October-station. Ik vroeg aan kamerade Bronstein, wat dat voor een gebouw was. — Dat is één van onze stations. — Een imposant gebouw, zei ik haar, daar is u mee te feliciteeren. Heeft men hier meer van dit soort gebouwen gezet? Ik wist wel dat het bedoelde station reeds bestond in den Tsaren-tijd. Ik hoopte dat kamerade Bronstein royaal zou toestemmen, dat dit niets met het nieuwe regime te maken had. Ik vergiste mij deerlijk. Ze bleef er bij en voegde er alle stations van Moskou nog aan toe. Geprikkeld door deze opsnijerij, vroeg ik haar met Oostersche sluwheid, of de Bolsjewieken spoorwegen hadden aangelegd door hun gansche uitgestrekte gebied en of men per spoortrein kan gaan tot aan de Groote Oceaan. Zeker, antwoordde zij met trots. Wij hebben een spoorweg-verbinding tot stand gebracht van Moskou naar Vladiwostok en nu hebben we de „Turksib" aangelegd, waarvan zij meermalen gesproken had. Deze lijn (Turkije—Siberië) is inderdaad door de Bolsjewieken aangelegd, maar de Trans-Siberische spoorlijn was er reeds voor de Revolutie en er was heelemaal geen reden om te verzwijgen, dat die dateerde van het Tsaristisch regime. Dat zijn blijkbaar naïeve uitingen, die men niet au-sérieux moet nemen, maar zij zijn toch een staaltje van officieele Sovjet-propaganda. Ik- geloof, als ik haar vroeg, sinds wanneer het Noorderlicht bestond, zij moeite zou doen, om mij te overtuigen, dat dit verschijnsel ook een triomf van de glorieuze October-revolutie is." Bij de N.V. TEULINGS' Uitgevers-Maatschappij te s-Hertogenbosch verschenen de volgende mooie boeken: Al ja Rachmanowa, Liefde, T scheka en Dood 5 e druk f 3,50 - 4.25 geb. • > .» Mijn Huwelijk in rooden storm 2e druk f 3.15-3.90 geb. " „ Mijn tweede Vaderland f 3,15 - 3.90 geb. Drie dikke deelen, die men maar niet in een ommezien uit heeft. En als men dan slechts snipperuurtjes, op reis b.v. aan soortgelijke lectuur kan geven, dan gaat er heel wat tijd heen voor men zijn indrukken van het geheel op papier kan zetten. Daarom wacht ik niet zoolang en geef nu reeds (ik heb het eerste deel haast uit) mijn meening. En die is zeer gunstig, De schrijfster is een bekwame vrouw. Zij teekent naar het leven en sleept u mee van begin tot eind. Merkwaardig zooals alle eerlijke boeken over Rusland met elkaar kloppen. Precies wat ik had verwacht, overeenkomstig mijn kennis van de Russische geschiedenis nè 1910, vond ik hier weer. En dan in keurigen vorm (ook de vertaling is keurig), het al in een romantisch kader, dat toch volkomen der waarheid getrouw is. Wij bevelen deze lectuur van harte aan. F. I. KROP. RAPAILLE HOE IK DEN SOWJET-GREEP ONTKWAM DOOR TATIANA TCHERNAVIN PRIJS f. 2.90 ingenaaid f. 3.90 gebonden „ . . . . Men verwachtte van de schrijfster geen groote woorden, geen pathetische vervloekingen, zij vertelde zóó eenvoudig, zóó rustig, zóó kalm, dat de vreeselijke werkelijkheid nog veel meer aangreep, dan anders het geval zoo zijn geweest Dr. F. J. Krop in de Rotterdamsche Kerkbode.