VOOR KINDEREN. Onbeantwoorde Brieven door B. VAN HOVEN, Dussen N.Br. Ontleend aan „Evang. und Osten" No. 3, 1937 blz. 49. De winter van 1932 was voor het gezin van Wartakoff heel vreselijk. Vader naar de Witte Zee verbannen, en moeder was met de 13-jarige Njika en nog twee kinderen van 10 en 8 jaar overgebleven. Moeder schreide dikwijls, als ze aan vroeger terugdacht, of aan haar man die nu zo ver weg was. Wanneer zou ze hem weerzien? In haar gedachten was ze dikwijls bij hem, zag ze hem lijden. De kinderen vroegen dikwijls: „Wanneer komt pa terug, en waar is hij, moe?" Dan vertelde ze er wel eens iets van, maar lang niet alles. Al heel gauw begon moeder zelf te schreien, omdat het zo verschrikkelijk was, en de kinderen kon ze ook alles niet vertellen. Moeder was door al die voorvallen erg zenuwachtig geworden. Geen wonder! Elke dag moest ze er op uit om voor hun vieren wat te verdienen, en dat valt niet mee voor een vrouw wier man verbannen is in Rusland. Het gebeurde dan ook meer dan eens, dat ze met hun drieën zonder eten naar school moesten. En dan dikwijls door barre kou, terwijl ze zich niet in een dikke jas of mantel konden stoppen. Samen stapten ze dan voort, de 8-jarige Wanja tussen hen in, zo nu en dan begon hij te schreien, maar dan troostte Njika hem weer. „Dadelijk zijn we in school, en daar is het lekker warm." Alsof daar zijn hongerig maagje mee was gevuld! Maar grote zus kon immers ook niets geven, ze wilde wel en had o zo'n medelijden met haar jongste broertje. Vlugschrift No. 207, Uitgave „Geloof en Vrijheid" - Ie Pijnackerstraat 102-106, - Rotterdam Zo waren ze op een koude Februarimorgen van dat jaar op school gekomen. Een vriendinnetje vertelde vlug aan het drietal, dat ze gisteravond een heel groot pak hadden gekregen van vriendelijke mensen uit Riga. Dat meisje wist natuurlijk niet dat men in Riga daar geld voor uit Holland had gekregen. Wat begonnen ze toen met hun drieën te watertanden. Want Bloza vertelde dat ze vanmorgen een lekker bord havermout had gehad. Ze wist helemaal niet dat ons drietal die morgen niets had gekregen, en zonder eten naar school was gekomen. Bloza vertelde ook dat ze daar net een brief op de bus had gegooid om die mensen te bedanken. Nu kreeg Njika ineens een heerlijke gedachte. Ze zou ook naar Riga schrijven, en Bloza zou haar het adres geven. Zorgvuldig bewaarde ze het, en s avonds vertelde ze onderweg aan haar broertjes, dat ze nu wel gauw eten zouden krijgen, 's Nachts droomde ze van grote pakken met eten en kleren, die voor hen waren aangekomen. Diezelfde avond had ze immers al een briefje geschreven. Weled. Heer, Vader is bij ons weggehaald. Nu moet moeder voor ons drieën zorgen. Dat kan moeder bijna niet, want ze is o zo zwak en daarom wil haar niemand hebben. Heel dikwijls zitten we zonder eten. Nu vertelde mijn vriendinnetje Bloza dat zij een pak met levensmiddelen en kleren gehad hebben. Och mijnheer, zendt ons ook eens wat. We hebben het wel niet verdiend, want wij zijn zondige kinderen, die heel vaak de Heere verdriet aandoen. Wij hopen echter dat de Heere ons genadig wil zijn, en vriendelijke mensenharten wil openen om ons iets te sturen. Wees verzekerd van onze grote blijdschap en hartelijke dankbaarheid, wanneer wij wat mogen ontvangen. Met vriendelijke groeten, Uw 13-jarige Njika. De eerste dagen was Njika zeer gelukkig. Ze leefde op hoop! 's Avonds bad ze of de Heere toch maar vriendelijke harten wilde maken. De dagen werden tot weken. Elke dag ging ze de post al in de verte tegemoet, en vroeg ze of er een brief voor hen bij was. Maar altoos was het: „neen." Tenslotte durfde ze het niet meer vragen, en eindelijk zelfs niet meer hopen dat er ooit iets van zou komen. Als het weer eens gebeurde dat ze koud en hongerig naar school moesten, en haar broertjes- vroegen wanneer nu toch het grote pak kwam, dan probeerde ze hen nog wel te troosten, al' geloofde ze er zelf niets vai}. Het zou nog wel komen, Riga was zo ver, -èn Bloza had ook erg lang moeten wachten. Maar nu, het was al 2 maanden geleden. Wat een teleurstelling, vooral ook voor haar broertjes, die ze nog wel zo blij had gemaakt. Moeder kon bijna niet meer uit werken. Ze moest heel dikwijls op bed blijven, omdat ze de vorige dagen te hard had getobd. Dan moesten ze maar weer rond zien te komen met het karige beetje dat hun werd toebedeeld. Vader" konden ze helemaal niets meer sturen. Zou de brief misschien niet terecht zijn gekomen? Ze moest nog maar eens schrijven. Even later schreef ze: Weled. Heer, • .; • Neem me niet kwalijk, wanneer ik nog even eeh briefje schrijf. Het is al 2 maanden geleden dat ik u een briefje zond om een pakket, en nu ben ik bang dat mijn brief niet terecht is gekomen. Och mijnheer, wil de moeite nog eens doen om ook dit briefje te lezen. U vindt me toch niet te brutaal, dat ik heb geschreven? Moeder is sinds twee maanden geleden nog erger geworden. Vaak moet zij het bed houden, en van vader horen we niets. Elke avond bid ik den Heere of Hij toch maar niet wil doen naar onze zonden, want wij hebben niets verdiend. Maar de Heere heeft toch ook de harten der mensen in handen. Daarom smeek ik ook of Hij ons genadig wil zijn, met liefde op ons neerzien wil en barmhartige mensen wil schenken, die ons helpen. Onze vreugde is niet te meten, wanneer u ons wat zendt. Met vriendelijke groeten, Uw 13-jarige Njika. Heel zorgvuldig schreef ze het adres. Ze had Bloza nog eens gevraagd of ze het wel goed had opgeschreven. Die had volgehouden dat het zo moest zijn. Daarom vergeleek ze woord voor woord of het in orde was. Toen vlug in het couvert, en morgen op de post. Daarvoor zou het oudste broertje zorgen, het postkantoor was vlak bij school,- want zij moest thuisblijven omdat moeder weer op bed lag. Zo leefde ons drietal weer in stille hoop. Na een week gingen ze om beurten den postbode weer tegemoet. Maar altijd luidde het antwoord: „neen." Zouden ze hen heus niet willen helpen? Waarom kreeg Bloza wel wat, en zij niet? Was het bij hen niet heel erg? Moeder kon nu helemaal niet meer uit bed, moe en afgetobd lag ze daar. Zo kropen de dagen voorbij, 's Avonds bad moeder hardop, terwijl de kinderen knielden voor hun stoel. Innig bad ze voor haar kinderen, dat God ze mocht bewaren. Dat Hij toch maar niet wilde doen naar hun zonden, maar gedenken wilde in hun ellende. Of Hij haar weer wilde beter maken, zodat ze weer kon zorgen voor haar lieve kinderen. Ze bad ook voor vader, dat hij het lijden maar blijmoedig mocht doorstaan, en hij weer thuis mocht komen. Dan was het heel stil, want de kinderen luisterden met alle aandacht, de mondjes open, de ogen stijf gesloten, en de handjes dichtgeknepen. Het was of ze moeder wilden helpen in het aanlopen en vasthouden van den Heere in hun worsteling om behoud. Na het gebed werd het rustig in hun kinderharten. De Heere hoort immers alles. Al mochten mensen niet horen, God weet alle dingen. Had Njika daar straks nog niet gelezen, uit het nieuwe testamentje, dat ze zorgvuldig verborgen hielden, uit Matth. 6. ,,Daarom zeg ik u: zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten en wat gij drinken zult, noch voor uw lichaam waarmede gij u kleden zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding? Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren, en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven?" De Heere zóu horen, maar wanneer? O, dat wachten! Weer gingen twee maanden voorbij. De toestand was nog erger geworden, moeder ging steeds achteruit. Wat moest er van hen worden. Zouden ze straks mee rond moeten zwerven met de hongerbenden van duizenden kinderen, die het leven van de mensen bedreigen? Dikwijls schreide moeder zachtjes voor zich heen. Njika hield zich goed. Altijd was ze er op uit moeder te helpen, en ook haar broertjes. De school bezocht ze sinds lang niet meer. Ten einde raad schreef ze de derde brief. Hij luidde als volgt: Weled. Heer, Lieve zusters en broeders, ja allen te zamen. Wij zenden reeds de derde brief en smeken om hulp, wanneer het mogelijk is en God ons de genade schenkt, dat wij het waard zijn. Wij als kinderen smeken, wanneer het mogelijk is, onze bede te vervullen. Wij zijn nog zeer klein. Ik, de oudste, ben 13 jaar, de tweede is 10 jaar, de derde 8 jaar en moeder is altijd ziek. De Heere zegene ons eenvoudig schrijven, en sta ons met Zijn genade bij; wanneer wij geheel verlaten zijn. Onze enige troost is op God gevestigd. Nu de beste wensen van ons als kinderen en van onze lieve moeder. God zij ons zondaren genadig. Met vriendelijke groeten, Uw 13-jarige Njika. Ik weet niet kinderen, of Njika al een pakket gekregen heeft. Maar is het niet heel erg. Uit de briefjes blijkt wel dat Njika helemaal geen braaf meisje is. Toch kunnen jullie nog heel wat van haar leren. Om steeds in de grootste nood God voor ogen te houden. Wel bij mensen aan te kloppen, maar bovenal het betrouwen op den Heere te stellen. Het is of ze zo schoon dat mooie bijbelwoord verstaat: „Werp al uw bekommernissen op den Heere, want Hij zorgt voor u. De Heere wil ons gebruiken om zulke kinderen te helpen. Wij doen het immers gaarne! Het grootste snoeplustige kind onder ons zal, wanneer hij zo iets weet, z'n centen anders besteden. Al is het nog zo warm, dan willen we best één ijsje missen voor hen. Is 't niet? Wat een dankbaar gevoel moeten we niet hebben, te leven in ons vrije en nog zo gelukkige Holland. Geve de Heiland ook jullie kinderen iets van deze dankbaarheid. Maar bovenal dat het moge uitdrijven tot liefde voor Hem, om te leren zien als Njika dat het minste en geringste wat men krijgt slechts verbeurd is door de zonden. Eerst dan wordt de ware dankbaarheid geboren, die zich om móét zetten in daden. J. Kern: Mijn lijdensweg in Sowjet-Rusland- Prijs ƒ 0.75. Godsdienstvrijheid zou daar in Sowjet-Rusland bestaan? Wie dat meent, leze deze lijdensgeschiedenis van een predikant, die thans ook wel in Nederland overal bekend is. Zijn tragische lotgevallen zijn typeerend voor hetgeen al zijn ambtgenooten hadden te verduren en nóg te verdragen hebben.... voor zoover zij nog in leven zijn. A. Russinow. Sowjet-Rusland als de moderne toren van Babel. Prijs ƒ 2.50. Machtige schildering van het leven der Russen, die nog waarde hechten aan hun geloof en aan hun vrijheid. Russinow behoort tot de betrekkelijk gezegenden. Uit zijn lotgevallen kan men gemakkelijk opmaken wat de anderen te lijden hebben. Wij leven met den schrijver in een wereld van angst en spionnage; van schrik en ontzetting; doch ook van taaie volharding en kinderlijk Godsvertrouwen. B. Wartanow: Hoe 'n Rus zijn land terugvond. Prijs ingenaaid ƒ 2.25; gebonden ƒ 2.90. Jeugdig idealisme van een jongen man die bij het uitbreken der Revolutie zijn land verliet; dat land nog eens terug wil zien; zijn ouders vóór hun dood nog eens wil omhelzen, geen geloof hechtende aan de vreeselijke verhalen over het heerschende schrikbewind, die hem te Genève bereiken. Maar dan de ontgoocheling; de ernstige wil om het land der duivelsche verschrikking te ontvluchten tot eiken prijs, om overal zijn getuigenis te kunnen geven in een wereld waar men niet luisteren wil.... Een rustig, onopgesmukt verhaal van vreeselijke lotgevallen, dat juist daarom zooveel indruk maakt. LANDELIJK WERKCOMITÉ Dr. O. SCHABERT Leden: Dr. F. J. Krop, Herv. pred. te Rotterdam, voorzitter; Ds. F. de Vries, Geref. pred. te Den Haag, 2e voorzitter; Ds. W. J. J. Velders, Geref. pred. te Rotterdam, eerelid; J. E. Lasterie, Den Dolder, 1ste secretaris; F. Goudzwaard, Hillegersberg, 2e secretaris; G. J. K. baron van Lynden van Horstwaerde, Soestdijk, le penningmeester; C, Kastelijn, Soesterberg, 2e penningmeester; Ds. A. Koning, Geref. pred. te St. Laurens; Ds. A. H. Oussoren, Geref. Pred. te Middelburg; W. Kubes, Groningen; Ds. H, Muys, Geref. pred. te Hyum; C. A. Hodde, Rotterdam. Het Landelijk Werk-Comité wil zoowel geestelijk als stoffelijk de wegstervende Kerk van Rusland te hulp komen, en de geheele Christenheid wijzen op het wereldgevaar van het bolsjewisme. Daartoe acht het volledige, geregelde en principieele voorlichting noodig, met vermijding van hetgeen specifiek tot het gebied der politiek behoort en zich strikt buiten elke politieke actie houdend. Men kan dezen arbeid steunen: le. door het organiseeren van Rusland-avonden, waarvoor het LANDELIJK WERKCOMITÉ steeds bereid is zijn medewerking te verleenen; 2e. door zich te abonneeren op „Geloof en Vrijheid", f 1.50 p. j. Adres: Dr. F. J. Krop; 3e. door een busje aan te vragen; in verband daarmede vrage men aan hetzelfde adres de circulaire voor medewerkers aan, die duidelijk aangeeft op welke wijze men nog verder zijn belangstelling kan toonen. De bewijzen, dat de z.g. verbeterde Grondwet niets veranderd heeft en zeker den tragischen toestand der arme Russische kerken niet heeft verbeterd, zijn steeds voorhanden en worden, op verzoek, gaarne gratis toegezonden. Centraal adres Dr. F. J. KROP, Willebrordusplein 19 Rotterdam