Jres/wg ft of Lith flmst. " W^^tt/tSTFHST IN HJNE HEEfilIJKE J w AaK KINDHlRE^ VOOR^Hip)^^— W \Vr^"' f9^/j | c~"~* door ' «■ i ( i c ) L L. LINDEBOOM, jf ^ y Evangeliedienaar te Zaanda m. 'C -f - ^ N~ ~~~~ ~~ ' ->'l. I iUfü 2? DRUK. _ , ; X '(Mm ir.-s v*-2*Y \ '/_ «® H EUSDEN.3'^és OP HET KERSTFEEST IN ZIJNE HEERLIJKE BETEEKENIS AAN KINDEEEN VOORGESTELD DOOR L. LINDEBOOM, Bedienaar des Evangelies te Zaandam. k UITGEGEVEN VAK WEGE DE OEREP. ZONDAGSSCH.-VEREEÏIGWG 'JACnifK. HEDSDES. OEZELLE MEEEBUEa-WÜIJSTEE. 1 S 7 5. „Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert ze niet, .want hunner is het Koninkrijk Gods.- Luc. XVIII : 16 pEN fCoNING IN EEN J^RIBBE, Altijd nieuw blijft de heerlijke Kerstgeschiedenis. Ook de kinderen worden niet moede telken jare met nieuwe vreugd het Kerstfeest te vieren, en de Gemeente des Heeren heeft vooral in dezen tijd van ongeloof goede reden om het eeuwenoude Christus-feest op prijs te stellen. Zondagsschool-kinderen echter verwachten in den regel bij het kinder-kerstfeest nog een toegift; liefst een Kerstboekje, nietwaar? Ge hebt er misschien al twee, drie, in huis, en toch wilt ge er nog wel een bij? Als u dit boekje dan maar bevalt. Gewoonlijk krijgt ge mooie geschiedenissen? En die lezen zoo aangenaam! Het boekje, dat we thans voor u hebben opgesteld, bevat niet eene der vele zoodanige historische of verdichte verhalen. Toch wel een geschiedenis. De geschiedenis van liet onderwerp der feestviering zelf. — Gij moogt wel weten waarom ik u liever die geschiedenis voorstel dan eene andere. Het is omdat we wel eens vreezen dat met al die mooie boekjes uw Bijbeltje, en met al die lieve verhaaltjes de groote gebeurtenis zelve, waarom wij eigenlijk feestvieren, op den achtergrond zal komen. En zoomin een kind, klein of groot, als een volwassene, kan een waarlijk genoegelijk en gezegend Kerstfeest vieren, als men niet eerst terdege goed weet wat dit feest toch wel beteekent. Vooral omdat vele menschen tegenwoordig dat niet weten of schandelijk loochenen, is het zoo noodig dat gij vroeg de heilsfeiten, de gebeurtenissen, waarmede de hoofdwaarheden van de leer der zaligheid in het nauwste verband staan, leert beschouwen in het volle licht der waarheid. Als gij, niet maar voor tijdverdrijf, doch ook uit lust om te leeren, aan het lezen gaat, dan heb ik nog al hoop dat gij er genoegen in zult hebben. En als gij het biddend leest, dan zal het u voorzeker tot zegen zijn. Het was in de dagen toen Augustus keizer was van het Romeinsche rijk. Aan dat rijk was ook het Joodsche volk onderworpen. Toen die keizer dus een bevel uitvaardigde dat al zijne onderdanen beschreven zouden worden, moesten ook de Joden henengaan, een iegelijk naar de stad zijner vaderen, om aldaar hunne namen en bezittingen te laten opschrijven. Daarom gingen ook Jozef met Maria, zijne ondertrouwde vrouw, op reis; zij moesten naar Bethlehem, de stad Uavids. In dat kleine stadje kwamen zij, door de goede zorg des Heeren, behouden aan. Doch ziet, zij konden geen huisvesting vinden. Er waren zoo vele menschen om de zelfde reden als zij alhier gekomen, dat voor deze arme lieden geene plaats was in de verblijven der reizigers. Dat was inzonderheid voor Maria zeer droevig. Want toen zij daar waren werden de dagen vervuld dat zij moeder zou worden. En zij baarde haren eerstgeboren zoon, in de eenige verblijfplaats die te krijgen was : een beestenstal. Zij wond haar wichtje in doeken en legde het neder in de kribbe. In een beestenstal werd alzoo het kind Jezus geboren. Een voederbak was zijn harde wieg. Doeken, windselen, dienden dit kind tot kleeding. Wel was het een tooneel van armoê! En toch — dit kind in een kribbe is het onderwerp van het Kerstfeest. En de geboorte van dit kind wordt terecht door alle vromen als de heugelijkste gebeurtenis beschouwd. De geboorte van het kind van Bethlehem moet ook gij in hare ware beteekenis leeren verstaan. Daaraan hangt niets minder dan — uwe taligheid. Dit kind is een wonderkind. Zulk een kind was vroeger nooit geboren en zal er nooit meer geboren worden. Dit kind was een Koning. Een Koning in een kribbe — dat moet wel van bijzonder belang zijn. Komt, laat ik u niet langer ophouden, maar terstond beginnen u aan te wijzen dat dit kind een Koning is en waarom deze Koning in een armoedige kribbe geboren werd. Van Koninklijke afkomst is dit arm kindeke. Zijne moeder en zijn pleegvader stamden af uit het geslacht van koning David. Al was dat geslacht — aardsche grootheid is onbestendig van duur — thans gedaald tot o ° den geringen handwerksstand, zoodat Jozef een eenvoudig timmerman, en zijn ondertrouwde vrouw eene onaanzienlijke maagd was, en beiden in het vergeten stadje Nazareth als stille burgers leefden, dat neemt hun hoogen familierang niet weg. De reis van Jozef en Maria naar de stad Davids is het bewijs er van dat zij zeiven, hoewel in hun nederigen stand tevreden, van hunne afstamming van den beroemden koning Israëls niet onkundig waren. Neergeveld mocht de boom wezen van Davids koninklijke macht en heerlijkheid, uit den afgehouwen tronk van Isaï — de Profeet des Heeren had het eeuwen vroeger reeds voorspeld (') — zou een rijsje voortkomen, en een scheut uit zijne wortelen zou (■) Jes. XI : 1. vrucht voortbrengen. Hoe armoedig zijne geboorte dan ook zij, de afkomst van Jezus is aanzienlijker dan die van den voornaamsten koningszoon. En dit rijsje is wel de heerlijkste loot die ooit uit Jesse's wortel is gesproten. Koninklijk zijn ook de eigenschappen van dit kind in Bethlehem's kribbe. Welke deugden, b.v. dapperheid , mildheid, goedertierenheid, er ook in enkele koninklijke familiën van geslachte tot geslachte mogen overgaan, geen vorstelijke spruit kan met dit kind worden vergeleken. Alle menschen, zoowel koning als onderdaan, worden in zonde ontvangen en geboren. Alle kinderen brengen een verdorven hart mede als zij hun oogen openen voor het levenslicht. En welke uitnemende eigenschappen het kind des aanzienlijken of des armen ook bij het opgroeien boven anderen moge vertoonen, allen zijn ze schuldig voor God, en de beste der braafsten zondigt dagelijks met werken, woorden en gedachten. Elk menschenkind, dat waarlijk goed zal worden en goed leeren doen, moet nog eens geboren worden, van Boven, uit God, wedergeboren door den Heiligen Geest, gelijk de H. Schrift zegt. (') Zonder dat kan men heel wat meenen en schijnen te zijn, voor de menschen, — koninklijk is niemand; slaven, slaven van zonde en Satan, zijn vrijen en dienstbaren, ~ i') Job. IJl : 3. prinsen en bedelaars. Het kind Jezus is gansch vrij van de zonde. Koninklijk is zijne deugd. Hij is vlekkeloos heilig. «Op Hem zal de Geest des Heehen rusten; «de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des «raads en der sterkte, de Geest der kennis en dervreeze «des Heeren,» voorspelde de ziener des Ouden Verbonds.(') Dit kind heeft geen erfzonde! Alleen dit kind. Wonderbaar, geheimnisvol, is deze zake, lieve lezers. Ge zoudt me hierover ligt meer kunnen vragen dan ik u beantwoorden kan. Iets kan ik wel tot toelichting zeggen. Dat dit kind zonder erfzonde is staat in 't nauwste verband met den oorsprong zijner geboorte. Gij hebt allen een vader en eene moeder, of vroeger ze gehad; omdat die beiden zondige menschen waren werdt gij ook als een onrein kind geboren. Jezus echter had wel eene moeder, doch geen vader. Let wel, hij had geen menschelijken vader, zeg ik. Sommige kinderen hebben wel een vader, doch kennen dien niet, omdat zoo'n vader boosaardig genoeg is niet voor het kind en zijn moeder te willen zorgen, en daarom ze verlaten heeft. Zóó was het hier niet. Dat moet gij goed weten. Jozef wordt wel de vader genoemd van Jezus, maar dat geschiedde wel eens door menschen die het rechte van deze heilig kiesche zaak niet (') Jes. 11 : 2. wisten, en ook soms omdat hij de pleegvader van Jezus is. Jezus was dus van Maria een eigen kind; van Jozef, zouden we zeggen, een aangenomen kind. 't Was gelukkig voor Maria en haar kindeke dat Jozef haar tot zich had genomen. Jozef deed dit gaarne, toen God hem het heilige geheim van Maria's hoop op moedervreugde had verklaard. Toen hij daarmede verlegen was, niet wetende wat hij er van moest denken, was hem de engel des Heeren verschenen in den droom, zeggende; Gij zone Davids, zijt niet bevreesd Maria uwe vrouw tot u te nemen : want hetgeen in haar ontvangen is, dat is uit den Heiligen Geest. En zij zal eenen zoon baren, en gij zult Zijnen naam heeten Jezus: want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden. (') — Eerst later, toen Jezus geboren was, trouwde Jozef mot Maria. — Welk eene eere voor Jozef dat hij zorgen mocht voor die begenadigde Maria en voor haar koninklijk kind! Doch ik moet hier nog wat bijvoegen. Eenigen tgd te voren had God" ook tot Maria een engel — wat zijn engelen ? — gezonden. Deze had, in haar huis komende, aldus tot haar gesproken: Wees gegroet, gij begenadigde! De Heere is met u, gij zijt gezegend onder de vrouwen. (!) En verder kondigde hij haar het heerlijk nieuws aan, dat (■) Matth. 1 : 18—21. (■) Iuc. 1 ; 26 v.v. zij een zoon. zou baren, die Jezus zou heeten, en groot zijn en de Zoon des Allerhoogsten genoemd worden. Maria begreep niet boe dat wezen zou, daar zij nog ongehuwd was. Maar toen de Engel plechtig sprak: geen ding zal bij God onmogelijk zijn! nadat hij te voren haar deze verklaring had [gegeven: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden — zie t toen vroeg Maria niet meer; toen geloofde zij dat God haar wel een zoon kon schenken, en dat alles gebeuren zou gelijk de bode Gods had gezegd. Toen werd zij vrolijk in den Heere , en sprak tot den Engel: «Zie, de dienstmaagd des Heeee>t ; mij geschiede naar Uw woord!» En zouden wij, zoudt ook gij, lieve kinderen, twijfelen? Neen, gij huivert met mij voor de vreeselijke zonde, die zoo vele oude en jonge menschen tegenwoordig bedrijven, door het wondervolle en het heilige van Jezus' geboorte uit de maagd Maria niet te gelooven, omdat zij het niet kunnen begrijpen. Alsof de almachtige God, die Adam formeerde uit de aarde en Eva uit een rib van Adam, niet evenzeer Jezus uit Maria kon doen geboren worden! Nu zal het u ook wel eenigszins duidelijker zijn waardoor het kind Jezus gansch zonder zonde was. Hij had wel een ware menschelijke natuur, d. w. z. zoowel ziel als lichaam, doch zonder zonde. Hij was niet begrepen in Adam; daarom rustte geen erfschuld op Hem. En, ofschoon Maria, niet zonder zonde was, kon Jezus toch zonder zondesmet uit haar geboren worden, omdat de Heilige Geest hierin werkzaam was, zoowel reinigend als scheppend. Jezus is dus een waar menschenkind als alle andere, en toch van alle anderen onderscheiden: ontvangen uit den Heiligen Geest, geboren uit eene maagd, volmaakt rein en heilig. Maar, ik zie een vraag op uwe lippen spelen. Wat beteekent het woord des Engels, zoo straks aangehaald : «Hij zal Gods Zoon genaamd worden?» 'k Ben blij dat gij die vraag doet. Zoo krijg ik gelegenheid om u van trap tot trap de Koninklijke heerlijkheid van het kind in Bethlehem meer te doen opmerken. Ja, 't is een wonderkind! Niet slechts van koninklijken bloede, niet slechts op wondervolle wijze geboren in vlekkelooze reinheid; oneindig grooter nog is de heerlijkheid van dit kind. Dit wichtje is de Zoon van God zelf, de Zoon van den Koning der Koningen. In deze kribbe zien we het Woord, dat van eeuwigheid bij God en God was, vleesch geworden ! God-mensch, ziedaar den ondoorgrondelijken naam van dit kindeke in den stal! Wie zal Zijne hoogheid naar waarde beschreven ? 11ij is de Heer der gansche aarde, die reeds naar Zijne goddelijke natuur bestond, toen de aarde en de hemel uit niet werden voortgebracht. Dit arm kind is de Schepper, de Koning, van het heelal! Met den Vader en den H. Geest is Hij de allesn ware God, één in wezen, drie in personen. Wij moeten hierbij iets langer stilstaan. Zoo onbegrijpelijk als het voor ons is, kinderen, zoo noodig is 't ook het te gelooven: dat het kind in de kribbe de eigen, ééngeboren, Zoon van God is. Wie dat niet weet of gelooft kan geen feestvreugde smaken, kan hetgeen Jezus later sprak en deed en leed niet recht verstaan. Laat ik u wapenen in de hand geven, waarmede gij, hoe jong ook nog, als goede strijders voor de waarheid, de loochenaars van Gods wond're daden kunt weerleggen. Bestrijdt allereerst den twijfel in uw eigen hart, en zinkt aanbiddend, in heilige verwondering, bij deze kribbe neer. God heeft er voor gezorgd dat niemand in 't onzekere behoeft te blijven aangaande de hooge waardigheid van Maria's wonderkind. Vele eeuwen tevoren reeds had de Heilige Geest de geboorte van dit kind doen voorzeggen, en Zyue heerlijkheid aanwijzen. Hoort slechts den profeet Jesaja: «Een kind is ons geboren, «een zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijnen «schouder, en men noemt Zijn naam Wonderlyk, Raad, «sterke God, 7a der der eeuwigheid, Vrede«vorst.» (') En de profeet Micha, die Zijne geboorte in David's stad voorspelde, getuigt ook Zijn bestaan van eeuwigheid : «Gy, Bethlehem Efrata, zijt «gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda ! «Uit u zal Mij voortkomen die een heerscher zal zijn in «Israël, Wiens uitgangen zijn van ouds, van «de dagen der eeuwigheid.» (:) «Christus, de «Heere», noemt Hem de engel, die Zijne geboorte bekend maakt. De apostel Paulus verklaart dat in de volheid des tijds «God Zijnen Z o on gezonden heeft, geworden uit «eene vrouw.» (3) En Jezus zelf, toen Hij later onder de menschen rondwandelde, heeft de belijdenis van Petrus bevestigd: «Gij zijt de Christus, de Zoon des «levenden Gods.» (') Door Zyne leer, endoor Zijne wonderen, uit eigen kracht verricht, heeft Hij zonneklaar bewezen de Zoon van God te zyn. Toen Kajafas Hem in den nacht der veroordeeling bezwoer , te zeggen of Hij dan de Zoon van God was, heeft Hij het zoo duidelijk mogelijk verklaard. (5) Gij kent ook de geschiedenis van Zynen doop door Johanues. Toen heeft (') Jes. 9 : 5. (') Mal. 5 : 1. (») Gal. 4 : 4. O ilatth. 1B : 16 v.v. (■) Katth. 26 : 6J. God, de Vader, zelf van den hemel Hem toegeroepen : «Gij zijt Mijn geliefde Zoon; in U heb ik Mijn «welbehagen !» (') Dat het goddelooze Schriftverdraaiing is, te zeggen: «Zoon van God» beteekent niet eenswezens met den Vader, maar: een volmaakt schepsel met buitengewone eigenschappen, een gansch heilig schepsel of kind van God, —dat begrijpt ieder licht die de genoemde en andere uitspraken des Bijbels onbevooroordeeld leest en vergelijkt. Ik kan u thans niet al de getuigenissen der Heilige Schrift aanwijzen, die de eeuwigheid, de Godheid, van Jezus leeren. Alleen nog dit: leest het le hoofdstuk van 't Evangelie van Johannes eens oplettend na, en vergelijkt vs..l met vs. 14; dan ziet gij ook daar dat Jezus, het Woord, de Eeniggeboren Zoon van God is, dat van eeuwigheid bij God, en zelf God, is. In Joh. 3 : 16 noemt ook Jezus zelf Zich Gods Eeniggeboren Zoon. Voegt hierbij nu nog slechts dat Jezus heeft bevolen te doopen in den Naam zoowel des Zoons als des Vaders en des Heiligen Geestes, en gij hebt ook daarin een vasten grond voor het geloof dat Jezus, de Zoon Gods, de zelfde eeuwigheid en macht heeft, en dat Hem de zelfde eere toekomt als (') Luc. 3 : 22. den Vader, die Hem op eene voor ons onbegrijpelijke wijze van alle eeuwigheid Zijn TV ezen mededeelt. Een Koning in een kribbe! — nietwaar? Een Koning, die titel krijgt hoe langer hoe meer beteekenis. Dit kind immers is van koninklijken bloede, koninklijk in deugd; neen, volmaakt heilig; en meer dan dat: de Koning, de Heer, van hemel en aarde. Alle Engelen Gods aanbidden Hem, het "Woord, door hetwelk «alle dingen zijn gemaakt.» O, wondervol tooneel! In die armoedige kribbe ligt de "V ader der eeuwigheid neder! O, duizelingwekkende gedachte! Hier zien wij God mensch geworden, en toch, onveranderlijk als de Godheid is, God gebleven. De Schepper ook een schepsel! De Zoon van God ook een kind van Maria!.... Bethlehem's kribbe, den Godmensch dient gij tot eene wieg! En nog moeten we meer zeggen, om u de waardigheid van dezen Koning te doen kennen. Dat kunnen we echter niet zonder u vooraf en tegelijk het doel van de menschwording van Gods Zoon, het doel ook Zijner armoedige geboorte aan te toonen. Wonder der wonderen! Alles is hier wondervol! En vol wonderen der eeuwige liefde! Liefde van God tot zondaars, die de hel hebben verdiend! Kinderen, leest het niet zonder heilige aandacht, niet zonder gebed om het licht des Heiligen Geestes! Zalig, zalig, me dit wonder gelooft en de kracht er van aan zijn harte ervaa . God met ons! God op de aard! God uit de heerlijkheden Des ontoegankbrea lichts in 't stofgebied getreden. God van de Majesteit, die Eng'len siddren doet, Zichzelv' ontblootend , om nit mensehlijk vleeseh en bloed Een tempel, waar geheel Zijn volheid in vu w»en , ^vormen , Z.eh als menseh aan mensehen te vertoon n , Ea .„ensehensmart en angst, en tijden , vloek en dood , Te dragen voor den mensch , die zich zijn Eden sloot En Vlekkeloos ia Zijn reeht, in liefde nooit volprezen Ue Wreker van het kwaad, des zondaars Heil te wezen. Zoo be^on de na zalige Christenzanger Da Co.U ™ heerlijk «tok over het kind ia de knl.be: fao» z 1. w* «met "°orde°t 7 rèi wat de ily-'el tot Maria gezegd bad: g ij z u J11u 1I— O, w- ~k ^ êii znlt ««»•» °"m beeten Jezus, want Hl) zal Zrin volk zaligmaken van hunne zonden, ( iL^afir^t^nisdoorden^eM, , . 7- | eeQe maagd zal zwanger worden en «zeggende. ' .. ,, gijnen naam heeten «eenen zoon baren, en gij zult Zijnen n (.) Luc. 1 : 31. (') Matth. 1 : 21 O Jea 7 ' U' «Immanukl , hetwelk is, overgezet zijnde: God met ons!> Hoe schoon stemt hiermee overeen hetgeen de Engel aan de herders doet hooren: «Ziet, ik verkondig u «groote blijdschap, die al den volke wezen zal: nl. dat «u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Chris«tus, de Heere, in de stad Davids!» (') —en de lofzang, waarmede het hemelsche heirleger zijn boodschap bezegelt: «Eere zij God in de hoogste hemelen, en vrede «op aarde, in de menschen een welbehagen!» Jezus ! Zaligmaker ! Dierbare Naam ! Geen uaam is er zoeter eo beter voor "t hart, Hij balsemt de wonden en heelt alle smart! Om de kracht van dien naam eenigszins te kunnen verstaan, moeten wij terugzien naar het verloren Paradijs. Gij hebt Genes. 3 wel gelezen? Treurige bladzijde, nietwaar, kinderen ? Adam en Eva, de eerste menschen, geschapen naar het beeld van God, lieten zich snood verleiden door den Satan, den vader der leugenen, menschenmoorder van den beginne! Zij aten van den boom der kennis des goeds en des kwaads. God, die gezegd had; «daarvan zult gij niet eten; want ten dage «als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven —,» (l) is de Waarachtige, die Zich houdt aan Zijn woord. Het baatte daarom Adam en Eva niet dat zij zich met vij(') Loc. 2 : 11, 12. (») Gen. 2 : 16 en 17. geboom-bladeren bedekten en zich verborgen temidden van het geboomte. Waar zijt gij? zoo klonk de stem des Heeren. En zij kwamen, bevende, voor Gods aangezicht. En zij moesten het zoo vreeselijk als rechtvaardig vonnis hooren. Het aardrijk werd om hunnentwil vervloekt en zij zouden wederkeeren tot het stof, waaruit Gods hand den mensch het lichaam had geformeerd. De Heeiie God verdreef den mensch uit den hof van Eden, het heerlijk Paradijs, dat Zijne groote liefde hun ter woon gegeven had. Daar zien wij dus wat in Rom. 5 : 12 bedoeld wordt: dat «door éenen mensch de zoude in «de wereld gekomen is, en door de zonde de dood, en «alzoo de dood tot alle menschen doorgegaan is, in o o 7 «welken allen gezondigd hebben.» Adam is ons aller vader en wij hebben allen in hem gezondigd. Alle menschen worden nu in zonde geboren. Dat noemen wij de erfzonde. Van de geboorte afliggen alle menschen onder het oordeel Gods, want «door «éenen mensch is de schuld gekomen over alle menschen «tot verdoemenis», (') en zijn wij gansch onrein, verdorven , onbekwaam tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad; want «wie zal een reine geven uit een onreine?»(':) Ook gij, kinderen, zijt zondaren. .Hoe grooter en ouder gij wordt, hoe meer de zonde hare kracht in u zal (') Roin. 5 ; 18. (*) Job. 14 : 4. ontwikkelen en openbaren. En een' ieüer, me buiten God leeft en sterft, wacht een eeuwig verderf, een nameloos lijden in de hel, een dragen van den ondragelyken toorn des heiligen Gods, die alle zonden eeuwig straffen zal. Vreeselijk die zonde! Vreeselijk die toestand en toekomst ! Alle menschen zondaars ; alle menschen schuldig des eeuwigen doods! Rechtvaardig zou God zijn, indien Hij alle menschen had laten liggen in dezen jammerpoel. En eeuwig verloren zouden allen wezen, zoo niet God zelf een weg ter verlossing gebaand had.... Of er dan nog redding is? Ja, kinderen, daar is redding ! In de kribbe te Bethlehem ziet gij den van God verordenden en gegeven Zaligmaker. Gij kent reeds Zijn naam : Jezus. Nu kunt gij eenigszins begrijpen wat het beteekent: Hy zal Zijn volk zaligmaken van hunne zonden. Dat kind in de kribbe is de onthulling van den eeuwigen liefderaad Gods. Op dat kind, reeds dadelijk na den val beloofd als het zaad der vrouwe, dat der slang den kop zou vermorzelen, (') zagen de vromen des Ouden Testaments als den Middelaar tusschen God en den mensch, den Verlosser van zonde en straf. Dat kind is het zaad, aan Abraham beloofd, (2) in hetwelk alle geslachten der aarde gezegend zullen worden; de Silo, van Wien de patriarch (') Gen. S : 15. {') Gen. 22 : 18 en Gal. 3 : 10. Jacob stervende profeteerde dat hij uit Juda zou voortkomen , ten tijde als de schepter nog niet geheel uit zijn geslacht zou zijn geweken, (') de Silo, Wien eens alle volken zullen gehoorzaam zijn; de Profeet, door Mozes (2) aan Israël beloofd; de Overwinnaar, van Wien David (!) zong als zijnen Heere; op Wien alle offeranden en ceremoniën wezen; van Wien Jesaja, Jeremia, Daniël en zoovele andere profeten getuigden als den eenigen en volmaakten Schuldverzoener en Verlosser van alle kwaad; door het geloof in Wien de ware Israëlieten vrede vonden met God, getroost leefden en stervende zongen: Maar blij vooruitzicht, dat mij streelt! Ik zal ontwaakt Uw lof ontvouwen; U in gerechtigheid aanschouwen , Verzadigd met Uw goddelijk beeld! (%) Het volk van Israël ten tijde van Maria wa3 van het geloof dier vaderen vervreemd en geheel van God afgeTallen. Slechts weinige vromen staarden hopend op de beloften van den Messias, die komen zou, als de tijden zich hadden vervuld naar Gods raad. Doch die weinigen , hoe zalig werden zij verrast! O, toen zij den Zaligmaker, den Godmensch, de verwachting der vade(') Gen. 49: 10 (•) Deut. 18 : 15. (•) Pa. 110 : 1. (') Pa. 17 : 8, ren, het heil aller geslachten, zagen en van Hem hoorden, toen ging het hun gelijk de Psalmdichter zong: Het vrome Tolk . in U verheugd , Zal huppelen van zielevreugd , Daar zij hun wensch verkrijgen. Hun blijdschap zal dan onbepaald, Door *t licht dat van Zijn aanzicht straalt, Ten hoogsten toppunt stijgen (') Ziet die herders in de velden rondom Bethlehem. Zij houden de nachtwacht over hunne kudden. Zagen zij wel den tijd naderen van de vervulling der belofte, zij hebben zeker volstrekt niet verwacht, wat dezen nacht zou geschieden. Eensklaps omstraalt hen een helder licht; 'tis de heerlijkheid des Heeren, en — een Engel staat bij hen. Zij beven, zij vreezen zeer. Doch geene vreeze thans! 't Is de heerlijkheid van Gods ontferming, die hier licht! Vreest niet, zegt de Engel, en.... zij hooren zich die groote blijdschap verkondigen: u is heden de Zaligmaker geboren! De lofzang der hemellingen doorgolft het luchtruim en 't is hun of zij droomen! Maar neen! zij hebben het goed gehoord en verstaan, en geloofd en daar gaan ze op weg, met haaste, naar de aanwijzing van den hemelgezant, en (■) Ps. 68 : 2. zij vinden Maria en Jozef en het kindeke, liggende iü de kribbe. Wat er in hunne ziel omgaat, wie zal het beschrijven? Zalige ontmoeting! Maria en Jozef en die herders, gelukkig gezelschap ! Harten en monden vloeien over van den lof des Heeren, van den roem der heerlijkheid des geboren Heilaanbrengers. Aan allen, die zij ontmoeten, vertellen de Herders het heugelijk nieuws, en wederkeerende verheerlijken en prijzen zij God, die Zijne liefde, genade en trouw aan Israël zoo wonderlijk heeft getoond in dezen eeuwig blijden nacht. — Ziet ook dien grijzen Simeon ; hoe vroolijk is hij over dit kind en hoeveel heil aanschouwt hij in Hem! Die godvreezende Simeon verwachtte (■) de vertroosting Israëls, en de Heilige Geest was op hem. Hij had het bijzondere voorrecht eener goddelijke openbaring door den Heiligen Geest, dat hij niet zou sterven vóór hij den beloofden Messias zou hebben gezien. Hij komt door den Geest in den tempel. Daar komen ook Maria en Jozef om, naar de wet, het kindeken Jezus aan den Heere voor te stellen. Simeon voelt zich 't hart van heilige vreugde beven. Die armoedige ouders, die slechts het offer der armen kunnen brengen ; dat kind, zoo armoedig gekleed; de Heilige Geest wijst hem op dezen. (') Luc. 2 : 25—39. Ja, dat kind moet het zijn. Dat is het! Zie, de waardige grijsaard nadert de moeder en, eer Maria van hare verbazing is bekomen, huppelt Simeon voor aller oog, het kindeke in zijne armen, God lovende en jubelend: Nu laat Gij, Heer, Uw knecht. Naar 't woord, hem toegezegd," Thans henengaan iu vrede ; Nu hij de Zaligheid , Voor die Hein vreest bereid , Gezien heeft op ziju bede. En er was ook eene profetesse, van aanzienlijken huize, Anna, eene weduwe van 84 jaren, die niet week uit den tempel, met vasten en bidden dienende God nacht en dag. Deze, ter dierzelfder ure daarbij komende , heeft insgelijks dit kind beleden als den Heere, den Messias, en zij sprak van Hem tot allen, die de verlossing in Jeruzalem verwachtten. Zullen ook wij niet blijde zijn en roemen de deugden des Drieënigen Gods, die in dit onaanzienlijk verblijf, in deze harde kribbewieg, in deze arme doeken spreken met luide stem ! Hoe meer we er over nadenken, hoe meer ons begrip duizelt, hoe meer stof van aanbidding en lof we vinden. De Zoon van God mensch geworden — dat was dan noodig, en dat kon gebeuren, om menschen te redden ? Ja, voorwaar! Wij zouden het niet hebben gewe- ten of uit gedacht — God toont het door daadzaken. Zóo diep is de mensch gevallen dat geen duizend, ja alle anderen te samen niet een kind van Adam zouden hebben kunnen redden , geen Seraf hem éene schrede nader tot Go^ zou hebben kunnen brengen. Zóo schuldig, zóo onwaardig , maakte de zonde den mensch, dat alleen de Zoon van God, door de reine menschelijke natuur aan te nemen en Zich bij God borg te stellen voor de zonde, een weg van verlossing kon banen; dat Hij daarom in dienstkn echtsgestalte moest worden geboren, verstooten uit de woningen der menschen, temidden der beesten, verstoken van eene wieg, met zachte kussens gespreid; in alles onder de wet; het lichaam bedekt, schoon Hij zich niet behoefde te schamen; gewonden in doeken waar kleederen ontbreken, schoon Hij hemel en aarde bezit en het licht als een kleed Hem omgolft; besneden ten achtsten dage en voorgesteld in den tempel, als ware Hij onrein gelijk de andere menschen. Dat alles was noodig, omdat Hij als Middelaar, als Borg, en daarom in de plaats van onreinen en schuldigen, als een hunner, alle gerechtigheid moest vervullen, allen vloek der wet dragen en al hare geboden volbrengen. En dat offer Zijns lieven Zoons achtte God, de Vader, niet te zwaar, om het voor de behoudenis van zondaren te geven! En die vernedering achtte de eeuwige Zoon van God niet te diep om er Zich in te storten, ter wille van de zaligheid Zijns volks, Hem van eeuwigheid door den Vader geschonken als de Zijnen, als een Koninklijk priesterdom! Wel mogen de Engelen zingen, de eenige maal dat zij 't deden op aarde, nu in den eersten Kerstnacht het Godsgeheim der verzoening zoo wonderbaar wordt ontsluierd. Wel mogen wij uitroepen: O, diepte van geDa, O, liefde zonder wederga! Wel mogen wij met heilig ontzag den apostel nazegpen : Gij weet de genade van onzen Heeiie Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijne armoede zoudt ryk worden (') Geloofd zij God voor Zijne onuitsprekelijke gave ! Wat d,unkt u, lieve lezers en lezeressen? Is de beteekenis van het Kerstfeest niet heerlijk ? Zou de geboorte van eenig koningskind in belangrijkheid met deze geschiedenis ook maar eenigszins kunnen worden vergeleken? Neen, gij roept onwillekeurig uit: Welke Vorsten ook het aardrijk moog bevatten. Geen Lunner is, o Heer, met U gelijk te schatten! Een Koning is het in een kribbe. Juist die (•) 2 Cor. 8 : 9. kribbe, die nederige geboorte, van den Allerhoogste, is de oorzaak van eeuwige zaligheid en lof. Want een Koning blijft hij. Een Koning zal Hij eerlang Zich toonen. Die kribbe, en straks het kruis, zijn niet het doel, doch slechts de onontwijkbare, vrijwillig betreden, weg naar den Troon. Hij daalt neer om Zich een Koningrijk te bereiden uit alle volken der aarde. Christus — ziedaar de naam; die u aanwijst, hoe Hij Jezus zal wezen. Zaligmaken als de Gezalfde, in de uitoefening der Ambten van Profeet, Priester en Koning. Koning van een volk, door Hem zeiven geleerd, door Zijn eigen bloed gekocht en verzoend. Te midden der vernedering toonde God zonneklaar dat Jezus nogtans Koning was en zou zijn. Die hemelglans en hemelboden in Bethlehem's velden; die wegbereider, Johannes, als een heraut voor Hem uitgezonden; die Simeon, door den Geest gedreven tot verheerlijking van dit wonderkind ; dit alles en zooveel meer is, voor wie opmerken wil, het krachtigst bewijs dat dit kind geen gewoon menschenkind is, de daadzakelijke bevestiging van en bij het woord dat »deze zal groot zijn, en God de Heere, zal Hem den troon Zijns Vaders Davids geven, en Hij zal over hetjhuis Jakobs Konings zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koningsryks zal geen einde zijn. . . (') De (') Luc. 1 32 en 33. heerschappij is op Zijnen schouder, en der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in Zijn Koningrijk, om dat te bevestigen en dat te sterken, met gerichte en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des Heeren der heirscharen zal zulks doen. . . (') Opdat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vreeze, in heiligheid en gerechtigheid voor Hem al de dagen onzes levens.... (') Een licht tot verlichting der heidenen, en heerlijkheid van al Zijn volk Israël (-1) Straks komen reeds de eerstelingen der Heidenwereld Hem hun hulde brengen. De wijzen van het Oosten hebben Zijne ster gezien en komen om Hem te aanbidden. De Koning Herodes en de priesterschaar in Jeruzalem worden ontroerd op de vraag: Waar is de geboren Koning der Joden? Hun dient de opgeslagen rolle der profetie slechts tot prikkel om het kind Jezus te gaan belagen. Maar de Oosterlingen komen in Bethlehem aan, zich verheugende met groote vreugde. Zij vinden daar wat God hen deed zoeken: het kindeke met Maria, Zijne moeder. Ennedervallende, aanbidden zij het, en hunne schatten openende, brengen zij Hem het vorstelijk eerbewijs van goud en wierook en mirre. (') Jes. 9:6. ») Luc. i : 74 en 75. (') Lac. Had de dichter van den 45sten Psalm bij Bethlehem s kribbe mogen staan, gewis, hij had op hooger toon gejubeld wat hij, eeuwen te voren, in. den. geloove zong: Mijn hart, vervald met heilbespiegelingen , Zal 't schoonste lied van eenen Koning zingen. Terwyl de Geest mijn gladde tonge drijft, Is ze als de pen van een die vaardig schrijft. Beminlïjk Vorst! Uw schoonheid, hoog te loven , Gaat al het schoon der menschen ver te boven. Gena is op Uw lippen uitgestort.... Dies G* eeuwiglijk van God gezegend wordt. 't Is bijna 19 eeuwen geleden dat het kind Jezus in de kribbe lag. Reeds bijna 18 en een halve eeuw is dat arme kindeke in den hemel, aan de rechterhand des Vaders, vanwaar Hij regeert als de Koning, Wien alle macht gegeven is in hemel en op aarde. Gaarne zou ik u verhalen wat daar tusschen kribbe en hemeltroon ligt. Later misschien, zoo de Heere wil. Thans moet ik afscheid van u nemen. Mag ik hopen niet te vergeefs u den Koning in de kribbe te hebben voorgesteld ? Hebt ge voor 't eerst of bij vernieuwing uw voorrecht erkend boven de joden- en heiden-kinderen, ie nimmer hoorden van den Zone Gods, mensch ge- worden om menschen, kind om ook kinderen zalig te maken ? Uw voorrecht ook boven de honderde of duizende kinderen in uwe woonplaats, die in bijgeloof of ongeloof opgroeien en op school noch zondagsschool, in huis noch in kerk en catechisatie met den lieven Heiland worden bekend gemaakt ? Acht het toch niet gering ! Koning Jezus geeft u dit voorrecht opdat gij hem moogt erkennen als den Koning over uw harte. Hij staat reeds tot u in betrekking. Hij heeft het volle recht op u. Gij, kinderen uit Christenouders, zijt kinderen des Verbonds, waarvan Hij het Hoofd is. Wilt gij eens weten hoe men over u sprak toen gij nog niets kondt zeggen of verstaan? Bij uwen doop hebben uwe ouders — vraagt het hun maar eens en nadere verklaring er bij — beleden te gelooven dat gij zoowel in Christus geheiligd als in zonde geboren zijt, en daarom als lidmaten van Christus' Gemeente behoordet gedoopt te worden. Die doop is u het zegel dat u zoowel als den volwassenen de verlossing van de zonde door het bloed van den Heere Jezus Christus, en de Heilige Geest, die het geloof werkt, toegezegd is. Daarop moogt gij pleiten. Gij behoeft niet te vragen öf Jezus ook uw Zaligmaker wil zijn. Dat wil Hij zeker. Maar gij T wilt gij door Hem zalig worden, en ook Hem dienen, nu èn altijd ? Als Jezus nu geboren moest worden, gij zoudt uwe ouders dringend vragen dat ze Jozef en Maria in huis wilden nemen en gaarne uw bed aan het kindeke Jeztjs afstaan . . . ? 't Is wel mogelijk. doet — de proef op de som ! Je^us staat bij u aan de deur. Hij vraagt of ge Hem binnen wilt laten. «Zie, Ik sta aan de deur van uw hart, kinderen» — roept Hij u toe ; «Ik klop ; doe Mij open; Ik heb al zoo dikwijls geklopt!» «Zoon, dochter, geef Mij uw hart. Laat u door Mij zalig maken!» Kinderen, hoort naar Jezus! Het Kerstfeest is weldra weer voorbij. Doch Jezus, de Christus, blijft en is altoos de zelfde vriendelijke Zaligmaker. Maar ge moet het ook wèl weten : het Kerstfeest vieren, het kennen van de geschiedenis, allerlei kerstboekjes, en wat ge meer hebt, zal u niet baten als gij het kind in de kribbe niet leerdet of nog leert aanbidden als uwen Zaligmaker. De Heere Jezus ziet en hoort u altijd. Zou Hij er behagen in kunnen hebben dat gij u feestelijk aanstelt, en Hem het harte weigert? Dat gij feest viert over Zijne onuitsprekelijke liefde, die Hem den hemel deed verruilen met de kribbe in Betklehem s stal, zonder die liefde te erkennen, te roemen, en Hem uw hart en leven te wijden? Zooveel grooter uw voorrecht is zooveel zwaarder zal uw oordeel zijn dan dat der heidenkinderen, indien gij, kinderen des koningrijks, trots allen arbeid der liefde, aan u besteed, van Jezus u afkeert en sterft zonder verzoening met God. Maar, gij hebt misschien geen Zaligmaker noodig? Gij zijt zoo braaf, uw hart is zoo goed.... ? Doch neen, ik vertrouw : zoo onkundig, zoo dwaas, zijt gij niet om mij dat tegen te werpen. Al bewaarde God u voor ondeugden, waarin andere kinderen vielen, ook gij hebt noodig dat Jezus u redde van de schuld en van de slavernij der zonde. En al waart gij de stoutste, en tot heden de meest onverschillige, van alle kinderen, ook nog voor u is er raad. Omdat Jezus de diepste vernedering heeft ondergaan en een almachtig Koning is. Wat gij niet kunt: uw hart veranderen, dat kan Hij. En Hij doet het zoo gaarne. Gaat dan allen tot Hem , en smeekt om Zijne genade. «O ! koning Jezus, die eenmaal in de kribbe laagt, wees ook koning in mijn hart; trek mij tot u ; reinig mij, kom tot mij en maak mij voor eeuwig Uw onderdaan tot roem Uwer genade !» Moge de Heere dat gedurig van u hooren , op de knieën gebogen voor Hem ! Driewerf gelukkig wie reeds als kind Jezus zoekt Die Hem vroeg zoeken, zullen Hem vinden. Wie onder mijne lezers van jongsaf den Heere Jezus leerden liefhebben hun geluk is niet tebeschrijven. Welke gevaren hen ook dreigen , Jezus zorgt voor hen. Zij wenschen ook niets liever dan te leven naar Gods Woord. Gaarne willen zij erkennen dat al wat zij hebben, voedsel kleeding, woning zoowel als de vergeving der zonden en het eeuwige leven eenig en alleen vruchten zijn van de geboorte des Heilands in een stal, zonder wieg en zonder kleeding. Zij willen ook niet hoogmoedig zijn op hetgeen zij bezitten'boven anderen, doch medelijden hebben met armen in geestelijke en lichamelijke goederen. Hoe gelukkig zijn zij! Elk Kerstfeest brengt hen nader aan het eeuwig feest van Christus en Zijn volk! Want de Koning, die in een kribbe nederdaalde, voor Wien geen plaats was in de herberg, is bezig voor al Zijne onderdanen een plaats te bereiden in den hemel. «Waar ik ben, daar zal ook Mijn dienaar wezen!» Zult ook gij met Ouders, Broeders, Zusters en Vrienden dat hemelsche Kerstfeest vieren voor 's Koning's Troon ? — Denkt er ernstig over na, lieve kinderen, en zegt uw antwoord aan JEZUS. UITCECEVEN VANWECE DE CEI^EF. ZONDAGSSCH.-VEF^EENICI NC "JACHIN.'