Ter herinnering aan het voorgevallene in Walcheren in de jaren 1778 en 1779; als ook een kort woord van het jaar 1776 en 1777, zijnde de oorzaak van al het voorgevallene; alsmede de bevindingsweg en gevangenschap van K. DE KORTE. W <9 o Jl Gedrukt tot stichting en leering > vooral r in deze dagen. Ter herinnering aan het \ oorgevallene in Walcheren in de jaren 1778 en 1779 , alsook een korl woord van het jaar 1770 en 1777 , zijndg de oorzaak van al het Voorgevallene. Op den 17 Maarl 1776 heeft men Ie Wesi-kapelle -voor de eerste keer «Ie korte zang in de kerk gevoerd, hetwelk hittere gevolgen heeft gehad, want daar «Ie menschel) niet 10o kort konden lingen , kwam er verwarring in «ie Godsdienet. Om dit voor te komen , gebruikten de heeren van Wesl-kapelle , 7.oo hét mij voorkomt , verkeerde middelen ; want men jelte 2 boden , namelijk 1 van West-kapelle en 1 van Poppekerke , om op te passen door wien er niet kort gezongen werd en dus verwarring kwam. Hel werd aangemerkt als een gemoedsdwang in het stuk van Godsdienst , die bij Christenen niet mag gedwongen worden , maar moet in alles wij ziju , namelijk eene Christelijke vrijheid. - Men ging al toort, om eenige personen op eene wreede wijze te verhooren , om langs dien weg lol hunne oogmerken Ie komen , en wat oogmerken zij gehad hebben , kunt gij in het venolg klaar 7.ien in helgene zij hebben uitgevoerd. In hel vervolg toen kw'am men lot dien slap , dal men een mart wegjoeg , zonder dat men zeide , waarom men luiks deed, namelijk eenen I/ebrand. Nadat men gemeend had een kleermakers-haas , met name Zacheus , weg te jagen , maar ilie had een vrouw met 4 kinders en die tot last van den armen zou geweest lijn , en 700 kwam die man vrij , ook nog door voorspraak van 2 schepens, en dus moest het Izebrand zijn , die wel een vrouw maar geene kinderen had , en die kon wel leven ronder den armen. Die tnan weg zijnde liet men zoo door een brief als door menschel) vragen , waardoor hij zoo verre in ongenade van ?ijne reglers gekomen was , maar dat kon niet helpen,, zij wilden geene reden geven van hun doen. Zij zeidei: fl.il men dil iupI doen moest , zoodal het voor daen man liter afgedaan is. I oen is hij naar den Haag gaan ver/oeken om een woord van verhoor , dal hij ook gekregen heefl. Toen was men verblijd, omdal men .meende , nu zou regt geschieden , en dal werd maar gezocht. Te meer was er blijdschap bij de opreglen , omdat de Adtokaat , die voor 1/.ebrand was aangesteld, schroef, «tat er geen stad in onze provincie was, die dat regt had , veel minder eene smolstad. Maar ziet wat gebeurde er ; een weinig tijds daarna krijgt men een anderen brief van dezen inhoud : lzebrand moest een rekest ingeven en maar een weinig schuld belijden , dan 7.ou de man wederom naar West— kapellc mogen komen , dat meende men zeker ; waarop lzebrand heeft laten antwoorden zakelijk hierop uilko-mende , dal hij als een Christen bereid was om , zoo zij hem konden overtuigen van zich ergens aan schuldig g,emaakt Ie hebben , het een voorregl zoude rekenen de-~ zehe te belijden ; maar dal hij het nu niet konde doen , omdat hij niet wist , waaraan hij zich schuldig gemaakt tiad. Daarop kwam een biief nog vee] orgei dan de \otige , zijnde van deten inhoud , als dat heigeen oneere was voor een mindere , schuld ie belijden aan zijn meerdere , al had hij geen schuld. Wat voor stuk dal (iil is , Jaat ik aai) een ieders oordeel over ; wat mij betreft , ik zeg rondborstig , het gelijkt eer duivels als Christelijk. Hiermede was hel klaar ui den Haag , maar de reden daarvan weet ik niel ; de eene zeide dit de andere weer wat anders ; vele gaven de schuld daarvan aan Jan van der Perre , zijnde toenmaals eerst edele van Zeeland , een bioeiler van den lieer van Wesl-kapelle ; te meer omdat hij toen naar den Haag geweest was , als dit voorgevallen was , en diezelfde Advokaat heeft genomen , die lzebrand bediende, om zijne zaak waar te nemen legen de Stalen van Zeeland ; wat hiervan zij , Iaat ik aan God over, die alwetend is. Althans lzebrand kon nu de kosten gaan vokloen , die niet klein waren , doch hij was nog niels gevorderd. Doch om nog iels te melden van den eerste edele J. v. d. Pene. Ik dan wetende dat men zoo over hein dacht en sprak , ben uil liefde lot ZijnEd. gegaan , om hem bekend Ie maken , dal men zoo oter hem dacht en sprak; waar ZEd. mij opantwoordde , dal luiks onwaarachtig was , en vroeg, of' ik eens naar den haag wilde gaan op zijne kusten en wilde mij een brief mede geven aan den Advokaat , en zoo zijn harl regl was , dat hij mij meer zoude zeggen als hij gezegd bad , lot bewijs van zijne onschuld , roodal ik toor mij dat niet gelooide. Ook op dienzelfden lijd wilden zij een Paapsche kerk bouwen ■te Vlissingen ; ja met zoo een hevige drift «aren de Overheden bezet , dat men zélfs geen rekest van de burgers wilde aannemen. O ja , legen alle regt en reden was hel besloten , om het bee»t een altaar te bouwen. Daarop werd ik eens naar den Abeele verzocht , om eens xjvcr die Paapsche kerk te spreken , daar zouden eenige burgers en landmaten te zamen komen, gelijk ook gebeurde. Daar zijnde werd er veel over de Paapsche kerk gesproken en over de zaak van "Wesl-kapelle , zeggende tot malkander: ziet gij wel , waar onze vrijheid naartoe gaat. Te Ylissingen neemt men geen rekesl van den burger meer aan. Te W'esl-kapelle'jaagl men den burger weg zonder oorzaak. Hel is meer dan lijd , dat wij tooi onze vrijheid opkomen , of wij worden als slaven behandeld , zeide de een lol den anderen , waarop dan een besluit genomenis, om naar Vlissingen te gaan. Inhei naar huis komen zeiden wij tot malkanderen , dan moeien witmaar aanstonds naar "West-kapelle om te zien , hoe het daar aanstaat. Om reden 100 ben ik gegaan naar den burgemeester Pieler Lounersc en daar gekomen zijnde , zeide ik tot hem , dat ik e«ns met hem kwnm spreken , niet in zijne kwaliteit ais burgemeester, maar als een goed vriend en wel over de zaak van lzebrand , waarop de burgemeester zeide, dat hij verblijd was: want dal bij gc- loofde , dal Izebrand zichzelven le veel verschoonde en langs dien weg zijne goede vrienden zocht te misleiden ; want hij grefl voor niets te hebben gedaan en dus in het minste geen schuld te hebhen, noch van iels wetende; daar ik op leide, dal «eet ik niet , hét is ook mijn zaak niet dil te komen onderzoeken ; maar ik ben uit liefde tol u gekomen om u le 7.eggen , wat daarover gesproken «ordt. li; kon geen vrede in mijn gemoed voor God vinden , of ik moest lol u komen ; want indien gij iets mogt overkomen om die zaak , aan uw persoon of goederen , dan zou ik geen vrede hebben in mijn gemoed , omdat ik altijd liefde en achting voor u in mijn hart gevoeld heb, ioo lang ik u gekend heb en daarom kom ik nu waarschuwen; waarop hij zeide , daar doel gij zeerwel aan ; maar daardoor zal mij geen kwaad overkomen , want iV ineen wel gedaan te hebben , voor zoover ik weet. Ik zeide daarop , daar wordt van vele wel anders o»er ge- ■ I . 1 t .... ..... 1 . .. ^ >1 .. .. ,1 ilin .-«liruoiiH onil ilacnt; men spreeivi er vuii ais i*cu uhüu me is : een burger weg te «turen zonder reden te geven , dat tegen ons als vrijgevochten Nederlanders , streed. Men zegt , heeft Izebrand het verdiend ; dat ze hem dan maar ophangen. Wij hebben r.iels legen de regering ; maalais dat zoo gaal, dan wonen wij niel langer ;ils onze regtets het believen. Ook hebben wij een besluit gehad , otn voorleden vrijdag naar Vlissingen le gaan en ook een» naar West-kapelle te komen om te zien , hoe bet mei de jaak van Izebrand zit ; maar dat is donderdag veranderd en of 7.ij nu nog zullen komen , w eel ik niet. Als dat niel veranderd was , zou ik donderdag avond bij u gekomen zijn om het u te 7eggen. Daarop zeido do burgemeester ik oeloof . dat de politieke mact een vaderlijke magt is , en dat de vader geen reden moeteeven van de kastijding zijner kindèren aan een ander. Daar ik op antwoordde , dal de regering vaderlijk is en > ijn moet, dat geloof ik ook wel , maar zou dat vaderlijk gehandeld zijn . als iemand zijn kind ging kastijden , 7.onder dal hel vvisl , waarom de kastijding geschiedt , met oogmerk om hel kiml te verbeteren en tot een voorbeeld voor andere broeders en lusters. Is dat vaderlijk >au een rig-ter , dat men een van zijne burgers eenen blief te huis zendt ; dat bij moet maken in den lijd van tweemaal vier en twintig uren van West-kapelle en van onder derzel»er gemeente moet veltrekken op last van zware straffen , zonder dat den burger reden, wordt gegeven waarom meu zulks doet. Kan dat tot verbetering van zoo een burger strekken . veel minder tol verbetering van de gansche burgerij ; en zoo is er met Izebrand gehandeld ; neen dat verbittert veel meer als dat bet verbetert. Hel kan ook niet anders voor vrije IVederlanders , die niet gewoon zijn behandeld te worden als slaven. Nadat wij lang met elkander daarover gesproken hadden , liet de burgemeester mij uit en bedankte mij voor mijne moeite , die ik gedaan had , en zeide , ik zal hel collega er kennis van geven. Ik zeide daarop : neen burgemeester , dat is mijn oogmerk niet geweest ; inaar om hel li in stilte te zengen en hel voor u te houden en daarom heb ik in den laten avond bij u geweest , en 7,00 nam ik afscheid van de burgemeesler en ging naar huis , zijnde op een zalnrdag avond. Maar ziet s woentdags daarna kreeg ik zeer onverwachts een brief van de secretaris Willem Cercc , op verzoek van de voornoemde burgemeester , zijnde van dezen inhoud , als dat wi j met ons drie of vieren gedeputeerde naar West-kapelle wilden komen , om eens te spreken over die zaken , daar ik met de burgemeester over gesproken had , en d it wel legen vrijdag , zijnde zoo lang geleden dal ik nu niet meer weet hoeveelsten het was. Deze brief is mij op eene gewelddadige wijze ontnomen van schout en dienders als ik hen gevisiteerd ; ik liet) hem nooit meer gekregen , hoewel ik hem menigmaal terugverzocht heb , om voor mij lol een bevVijs te strekken ; maar neen . dat mogt niel zijn , maar zij beschuldigden ons onregtvaardig , als dal wij als een rebel en oproermaker naar West- kapelle gegaan zijn , dan hadden wij kunnen toonen , dat wij geroepen zijn van diegene, die ons daarna 700 valschelijU beschuldigd hebben : maar neen , dat mogl ons niet gebeuren , dal 7.ou voor onze onschuld te veel gepleit hebben. O God , vergeef hun die misdaad , die 7.00 met ons gehandeld hebben ; is mijn wensch en bede voor hen lot u , o God. Toen kwam ik maar eerst in de verlegenheid : want tót hiertoe had ik in stilte gedaan , helgene ik gedaan hehhe , maar nu tnogt het openhaar worden , of ik mogt den brief achter den bank werpen . zooals men zegt , en dal kon ik niet doen , zoodal ik mei de 7.aak biller verlegen was , om le zwijgen , dat ik een brief van dien inhoud had dan om het openbaar le maken. Doch uil liefdevoorde burgemeester Pieter Louwcrse, daar ik alt ij «I in mijn hart iels voor over had , en dus besloot ik , die man tou niet dan goede oogmerken gehad hebben en dus dal niet le doen was zeer onbeleefd. Ikjj nam dus een besluit , om eens naar W. Wisse daarover te e;aan spreken , - bij hem komende 7.eide ik , dat ik een brief ontvangen had , en liet hem dien zien. Hij den inhoud wetende , zeidc zakelijk hiervoor uitkomende , hoe komen tij daartoe ? Daar ligt weer de eene of de andere slrik in. Ik doe het niet, ik geef er de dit en de dal van , om voor een jongen le loopen ; zij mogen zien hoe 7ij hel gedaan luijgeo. Daar ik op teide : o jongen 1 zij kunnen somtijds zulke goede oogmerken hebben ; daarom laat ons hun doen oiel veroordcelen voor en aleer wij hel welen. Wij kunnen immers geen kwaad doen met hun verzoek le beantwoorden. Z,oo heb ik hem overgehaald om met mij naar Wesl-kapelle te gaan des anderen daags zijnde Donderdag. Toen ik op de markt kwam , kwamen er eenigc boeren bij mij en vraagden mij of het waar tvas , dat ik een brief van West-kapelle ontvangen had. Ik zeide ja: zij zeiden tol mij dal ik niét uit de stad moest gaan , want dal ik eerst in de Segeerstraat hij die tabaksverkooper, zijnde een Wale , moest wezen ; daar zijnder ilie u spreken moeien. Ik zeide hot is wel ; als ik mijn dingen geilaan had ging ik daar naar loe. Als ik daar kwam . waren er veel menschen in «lat huis. Zij vraagden mij . of ik een brief van Wesl-kapelle had , en o( de inhoud was om naar ginter te komen. Ik zei de ja, en dat wel mei ons drieen en vieren. Wij namen dan een hesluil , om vau elk dorp naar Wesl-kapelle te gaan en in den Oranjeboom , zijnde eene herberg , hij malkander le komen. Die dag daar zijnde , op welken wij verzocht, waren te komen , regende hel 7.00 sterk , dal het niet was oin verre te gaan , zoodal ik dacht , dat er bijna geen mensch zoude geweest zijn. Ik nogthans ging door al dien regen mei ons 3 of 4 naar Wesl-kapelle toe, omdat wij verzocht waren. Daar gekomen zijnde ging ik alleen naar de burgemeester, en zeide hem , wat wij besloten hadden , maar dat ik dacht , dat er bijna niemand zoude gewee»t zijn , omdat hel zoo ongemeen geregend had , maar dat ik hel niel wist, want dat ik ton eerste naar hier gekomen was , zonder naar den Oranjeboom te gaan. Maar zoo er veel waren wat te doen ; want ik dacht , dat veelheid niel zou stiohien , om allen naar het stadhuis te komen , nadat ik W. Wisse daarover gesproken had en dit hij eenige aanmerkingen gemaakt had , omdat ik mei mijn 3 of 4 gedeputeerde verzocht ben. i)us burgemeesIer wij komen niet als gedeputeerde maar als vrienden op uw >erioek , zoodat gij ons geen deputatie vragen moet , als wij op bet stadhuis komen , want wij hebben er geen . en als i;ij dat van zin zijt , komen wij niet ; want dan zouden wij denkeu , dat er listen in zijn. Toen zei de burgemeestar , neen , Korte , listen zijn er niet in. Ik heb dat in opreglheid laleu doen , zonder eens naauwkeurig op dat woord le denken : wees niet ongernst. Maar da* gij daareven zeidet , dat veelheid niet zou Stichten, dat geloof ik ook , want zij bunnen niet allen geli|k spreken , en dal wij naar het beeld van Vlissingen gedaan hebben om ons te verzoeken. Daar waren ook nog eenige de.' burgers en ook no» eenige der landzaden , doch hoe min- kunt Tk h .'e[ ,enkn ^ ' ,ll°Ch SCl'ik K'j het iüüals M best , hti) hel collega lalen heieggen om die ure: kom dan maar, dan ,al ik u wachten. Laat het dan'maar eggen door de bode, dat gij daariijt , dan zullen wij u door de bode laten verdoeken om boven te komen, ,00 ga au» als wi, maar kunnen. Van den burgemeester ben ik naar den Oran eboom gegaan , daar ik veel volk vond boven m.)n verwachting wegens den regen. Toen ging 1 .'-eggen , hoe ik met de burgemeester gesproken had" Daar «aren er eenige die wilden, dal wij allen naar het stadhuis gaan zouden. Wat moeten vvi, bier doen , als er maar eenigen naar het stadhuis gaan. Dle nu voor de weinige waren d,e gaan zouden , zeiden tot de andere : ij kunnen ook wel me )e gaan naar het stadhuis , al gaan wij niet naar boven om met hen te spreken. Dus kreeg ik het zoo verre , daar wilden er maar eenige gaan om met ien ie spreken , .3 van de burgers en 3 van de boeren Ie : I/.aak Verstrale , Lourens Kaland en Willem Lous en van de boe-en G. de Korte , W. Wisse en gj. D,al besluit genomen zijnde , kwam de tijd aan, die de burgemeester besteld had te komen. Toen zijn wij met eene menigte naar het stadhuis gegaan. Daar gekomen zijnde , lieten wij door de bode zeggen , dat wij daar waren. Toen zijn wij terstond binnen verzocht. innen gekomen zijnde met ons zessen zoo even genoemd. Jadat wij elkander wederzijds gegroet hadden . zeide de Baljuw Beekman iets tot ons , maar ik verstond hem niet zoodat ik met weet wat hij zeide : maar de burgemeester iBtle het woord op-en vroeg ons , wat «an ons belangen was. IJat kwam bij mij wonderlijk voor , ik zeide burgemeester , wij hebben niets te verzoeken : gij weet immers wel, dat ik een brief ontvangen heb om naar hier te «omen en gij weet immers wet , dat wij van daag met roalkanderen daar nog over gesproken hebben en ik herhaalde nog lets van ons gesprek. Hij zeide , ja nu weet i ik het «el , nu gij hel zegt. Het is dan over de wak van, Izebrand , daar wij met malkanderen eens over gesproken hebben. Gij hebt mij gezegd , dal er bij velen ongenoegen is over ons doen mei dien man , omdat wij geene reden geven van ons doen. Moeten wij dat aan uliedcn doen ? Ik reide, neen wij zijn geen regiers , maar wilt gij het doen .het zou ons lol blijdschap lijn en lol geruststelling voor anderen. Willen wij hel doen , vroeg de burgemeester aan regtsgeleerden of aan 's Heeren stalen. ~ . .1 Ik zeide daarop, wat mij betreft van harte ja aan (ie laalslc, want die z.ij11 naast God onze rigters ; doch lij meenden tevens, dal zij It eb rand op eene ?.achle wijze behandeld hadden , doch /.onder iels li; zeggen , wal die man misdaan had. Na lat er dan veel heen en weder over gesproken was, zeide ik : gij weel immers wel . dat God hem zigtbiar bekeerd heeft van dal hij hier gewoond heeft ; die en die is hij geweest en nu is hij die en die. Zi| antwoordden daarop . wij hopen van ja , maar ik sprak. verder en zeide . als gij zulke wegjaagt als die man , wat moet gi| dan doen met diegenen , die vloeken en stelen en/., doch als men goddelooze koningen en overheden inreft. dan hehlien de vromen het altiid kwaant , w'j !>>i velen niet wel gedaan hebben. Daar komende is W. Wisse en W. J. Kerkhove mei den burgemeester gaan spreken over den staat van het volk . want dat ze niet sezind waren . nmd.-ii lu>i r\ II nnrr ir»r» 1-inrr inn O 1 w 1 * i'ltl ^ i. V' 11 duren , eer die man bij zijne vrouw zou ko.iien. Daar wal over gepraat hebbende , vroeg de burgemeester P. Louwerse om raad in dezen en W. Wisse gaf hem raad , om de inanbij zijne vrouw ie laten komen , tot de heeren Stalen uitspraak zouden gedaan hebben , dan zou het volk wel stil zijn , meende W. Wisse. Toen reden wij naar W. Wisse ; toen wij daar aankwamen , was het zeer laat in den avond ; nogthans waren er veelmenschen , die ons wachtten , om met ons over de zaak van West- kapelle 'espreken. Nadat wij lang over die taak gesproken hadden , zeide er een : laat ons ook eens naar West-kapelle gaan om Ie zien , hoe hel daar zit met allen . die maar wilden. Ik zeide , dan ga ik niet mede, want dat zal niet gaan, vrees ik rnel zoovelen. Waarom niet zeiden zij, «ij gaan maar zien , hoe het aanslaat. Ja maar ik vrees voor geweld, als gij met zooveel hij malkanderen zijl. Zij hielden aan , dat ik mede ion gaan , vooral W. Wisse. Die zeide , ga toch maar mede , gij vermoogt meer op het volk als vrij mei ons tienen. Doch ik kon liet niet beloven te /.uilen doen ; zoo lijn wij gescheiden en elk ging naar huis. Maandag geworden zijnde , fcing ik des morgens troeg naar Middelburg , om raad ie vragen om dingsdag mede te gaan of niet. Als ik maar een weinig van huis was , kwam J. Marinisse en K. de Kam mij te gemoct en vraagde mij , waar ik naar toeging , hetgeen ik hen zeide. Zij leiden , wij kwamen om u , om mede te gaan naar West-kapelle. Ik zeide , wat wil ik daar gaan doen ? Zij zeiden, wij hebben gehoord, dal de wet van Wesl-kapelle van daag bij elkander koml , en dat lij de burgers bij lich zullen laten komen , om met hen eens te spreken, en dat tullen zeker die 3 lijn , die vrijdag met u op het stadhuis gewefst /.ij n en die zijn van de morgen hij mij geweest , en leiden gij moet van daag eens naar Wesl-kapelle komen en ga om Korte en vraag of die mede gaat. Zje dan eens of gij hen kunt spreken . namelijk die 3 , want ik vrees , dat zij verstrikt tullen worden. Hij zeide , gij kunt wul gaan , al ga ik niet mede , maar wat ik u bidden mag , houd toch hel volk stil , 7.oo gi] kunt , opdat er toch geen geweld geschiede . ik v»il liever sterven dan geweld plegen , maar mede gaan iloe ik niet. Zoo scheiden wij en zij gingen naar Westkapeile en ik naar Middelburg ; zoo als ik daar kwam , ging ik naar den professor Andri esse , lijnde een goed man , om raad Ie vragen. Nadat ik hem gezegd had , wat legen morgen besloten «as, om naar West-kapelle te gaan , en dat zij wilder^, dat ik mede zou gaan , en wat voor reden zij daarvoor hadden , vooral W. Wisse. Zoo zeide hij , Korte , ik kan u daar geen raad in geven voor al eer ik mannen gesproken heb, die meer doorligt in politieke zaken hebben dan ik , want dal is een zaak van gewigt , maar omdat gij de moeite gedaan hebt om naar mij Ie komen , en omdat gij verlegen zijt . ga en zie of gij niet een van uwe goede vrienden kunl spreken in de stad , gij hebt hier nog al veel vrienden en vraag die ook eens om raail , want gij hehl die noodig in dezen en kom dan 4 ure naar hier , intussehen tal ik eens uitzien of ik Heten of genen voor u kan spreken .• ik kan niet wel eerder , dat en dat moet ik eerst doen. Bij mijn vriende komende waren tij zoowel als ik met (ie zaak verlegen ; omtrent 4 ure ging ik weer naar de i professor , too.ils ik in buis was, zeide hij , K.orle . nu heli ik een tweeledige raad voor u , luister wel toe : mijn eerste raad is deze , van gansch niet naar West-kapelle Ie gaan , want tij hebben uw raad niet opgevolgd, dan zou het bij de stalen gebleven zijn en zij zouden mogelijk uw raad niet weer doen ook als er eens geweld mogt komen , zou het zoowel op uw rekening zijn als van degenen die het gedaan hebben, maar een tweede raad is deze , zoo gij kans ziet door middel van W. Wisse en anderen van uwe vrienden ; om de menseden stil te nouden , dal gi| dan mee zoudt gaan , en met belofte dal uwe vrienden u zullen te mee werken , en als gij op West-kapelle komt, dan moet gij verzoeken dat er geen geweld gepleegd wordt ergens aan of dat gij moest terstond weggaan en dat moet gij ook doen , want anders zullen zij het nog op uwe rekening zetten , al waart gij nog 7.00 onschuldig. Maar Mijnheer nn weet ik nog geen raad te geven , maar door mijn aanhouden kwam hij daar toch toe en voegde zich bi j dien raad too ging ik heen , maar zoo als ik in den Langcndelft bij Janse kwam, ziet daar was H. de Kam en J. Marinisse en die gaven mij een brief, 7.go ik meende in de hand, en ziet hel was de publicatie van de Wet van West—kapelle , waarin Itebrand vrijheid kreeg , om weer naar West-kapelle te komen wonen en vrij en schadeloos gesteld werd. ü/ooals ik dal zag , teide ik daarop , wal is dat ? Je hebben ze al evenwel niet gedwongen wil ik hopen. Zij iciden neen : wij hebben het verzocht en zij zullen hel morgen publiceren. Ik liep terstond naar den professor : die dal ziende namelijk de publicatie , verwonderde zich grootendeels met mij , hoe dat het too gekomen was en was mot mij teer verblijd. Ik keerde weder lerug naar Janse en ging met de Ram en J. Marinisse le wmcii naar onze huiien. Des anderen daags reed ik naar West-kapelle, niet wetende of velen dat nisten of niet, namelijk te lande dat de zaak van liebrand 7.00 verre is en hel was de dag , di<* besloten was , om al die maar wilden naar West-kapelle le komen en dat was door bet land van zondag morgen tot maandag avond verspreid, toodat ik naar Westkapelle reed om le tien , hoe het daar afliep , maar niet zooals men zeide , 0111 Itebrand in te halen. Daar gekomen zijode , zag men met verwondering de blijdschap van bet volk aan. Sommigen schreiden als een kind en valleden mijn hand vast , maar konden niet spreken wegens hunne hartstoglen ; anderen zeiden , nu is onze vrijheid weer gewonnen , die wij verloren hadden. Onderlusschen kwam er veel volk bijeen eu de tijd kwam aan , dat de Heeren van West-kapelle kwamen publiceren als dal Izebrand daar weer mogl komen wonen enz. Terwijl •/ulks geschiedde, gingen eenige mannen met een stoel naar die man om hem te dragon in zijn huis. Zoo als die publiaalie gelezen was, reden en liepen eene menigte jianr die man en gaven hem de publicatie over, en als hij wilde hij kon op die sloel gaan zitten , 7ij zouden hem dragen , maar die man schicide als een kind en wilde die eer niet aangedaan wezen. L. Ingelsche sprong van zijn paard en zeiiie , daar is mijn paard , zit daarop en rijd naar liuis. Te huis gekomen zijnde , sprong bij van zijn paard en werd op eene godvruchtige v.ijze aangesproken van H. Jobse , zijnde een oud man , maar een fleurig Christen , dal tot gevolg bad , dal de tranen bij verscheidene bij «le wangen liepen : het ging 700 stil , dat elk opmerkend Christen zich moest verwonderen. Daarop is bij in zijn huis gegaan bij zijne vrouw , daar hij op den 20 Junij 1777 van gebalinen was , en toen was het den 27 October 1778. Toen hij een weinig in huis was riep hij mij, schoon ik hel niet hoorde , want ik was een van de laatste die alles in stille 11a?ag ; maar <1 e omslanders zeiden , Korle . hebrand roept u en ik sprong van mijn paard om naar liem loe Ie gaan Rij hem komende vraagde in'j mij of hij zijn burgers niet eens zoutraclercn of een drinkpenning geven voor de liefde , die »ij hem bewezen hadden. Ik zeide neen dat moet gij niet dtyn , want hel minxtrdat gij hen geeft , gaan zij naar tle herberg om te verdrinken en nog wat uit hun zak bij te doen , en zoo doende zouden zij dronken raken en een deel geweld honden en 7,00 de heele »aak bederven , maar gaat naar buitenen bedank hen vriendelijk voor de liefde , die zij u bewezen hebben waarop Izebrand naar buiten ging en (fat gedaan heeft , en dan ging ieder naar zijn huis , doeh ik ben met weinigen blijven elen. Toen was hel eenige dagen stil, totdat men boorde , dal er ruiters en soldaten zouden komen ; toen werd onze partij zeer moedig , nu /ou ons dit en dat gedaan worden , zeiden zij. Wal was er blijdschap bij de vijanden van Izebrand , maar bij de vrienden benaauwdheid , die op God niet konden vertrouwen en waarlijk de vrees was niet ongegrond ; want als men van ï.in was naar regt le handelen , dan bad men geen ruiters of soldalen noodig. Hel bleek' genoeg naderhand wat men in den zin heeft gehad ; want dat geweld , gepleegd aan veel onschuldigen dat schreeuwt lot God in den hemel om wraak en wat heefl God Zijbc regtvaardige wraak al uitgeoefend aan verscheidene personen , met hen zoo 7-iglbaar le siratfen. Verscheidene» zou ik er kunnen noemen , maa.i ik ga die voorbij om hunne familie geen smart aan le doen en keere lot mijn vorig verhaal weder. Op Donderdag , zijnde den 5 November 1778 kwamen de soldatenlol Middelburg; veler harten beefden van schrik zoo binnen ais buiten , want het oogmerk was klaar te zien , vooral die maar eenig besef bezat. Ben weinig na de middag kwam J. Dekker lol mij bij A. Janse en zeide tot mij : gij moet terstond naar dien beer^toe gaan ; hij moet u Icrslond noodzakelijk spreken. Zoo ben ik Instond gedaan. Zoo als hij mij zag , zeide hij : Mij.ii God ! korte , waar ben je met uw verstand gebleven? Ik /.elfje , Hoe zoo , Mijnheer ! Hij icide , ik heb van daag gehoord , als dal Zijne Exei flenlie »an der Perre li naar tien Haag verzocht heeft , waarom hebt gij dal niet gedaan en hij schreide als een kind. Ik zei.Ie , ja mijnheer , dat is waar , maar ik heb dal eensdeels gelaten door middel van onvermogen , om met zulke personen te spreken , eu aan den anderen kant, oindat mijn vrienden mij zouden verdenken , alsof ik hen zoude misleiden en dat ik het met de broeder van den Heer van West kapelle hield , maar hij zèide weder lot mij , ach Korte , het is geen lijd om u te vleijen. Gij zijl een man des doods , waar gij gaat of staat , geen pijp taliak voor uw leven wil ik geven. Zij zullen u onverhoord het hoofd voor de voeten slaan of ophangen, zooals men zegt. Ach Mijnheer, zeide ik , zi| kunnen niet doen wal zij willen ; daar is een God die regeert. Zij weten van geen God , z.eide hij daarop. Ja Mijnheer, ik wee'., dat er een God is , en die kan mij bewaren vooral het geweld. Zie dit eens in , die dit leest , de goedheid Gods over mij en zoo gij Hem kent , dankt Hem voor Zijne onuitsprekelijke goedheid , aan mij bewezen , andeis had ik moeten bezwijken : wan! wat is zoo lief als het leven. Maar gaat toch zoo spoedig als gij kunl naar den (laag en ziel dat gij Zijne Excellentie spreekt , omdat gij dat toen niet gedaan hebt : verzoekt eens dat hij u eens bij Zijne Hoogheid brenge, omdat uwe zaak onderzocht mag worden: ipdien dal geschiedt , dan is er geen zwarigheid voar u of iemand , maarzoo dal niet te weeg gebragt wordt door de eene of andere , gij moei sterven en W. Wisse en nog meer anderen. Te huis komende gaf ik zulks kennis aau mijne vrouw en wal mijn oogmerk was tegen morgen en wanneer ik in de stad inoesl wezen , die toen bezorgde wat ik noodig had op de reis. De morgen gekomen zijnde ben ik naar Middelburg gegaan , mei oogmerk om /-e->» •/«-. i- V«- /, . naar den Haag Ie reizen : maar digi bij het WafelIje gekomen zijnde kwam de Baljuw van Middelburg'mij legen met iijn gansch wapentuig. Hij keerde terstond (erng . als hij bij mij kwam en vroeg of ik niol wist , of W. Wisse van daag in de stad kwam , ik zeide bem ven neeu en 7.00 ice.l bij al pralende nevens mij lot aan den boom. Daar werd ik van de oppasser van den boom gewenkt en die zeide mij , boe L. Ingelse van nacht gehaald was met ruiters en soldaten en wat voor leven 7ij daar gebouilen hadden en hoe de vrouw eukinders gesleld waren geweest en hoe hij dat wist van de knecht , die over een uur geleden naar Grijpskerke , Ie weten naar ïijn vader L. Ingelse eu D. Sanderse gereden was om Ie zeggen en dus geen beter bescheid kon hebben , too raadde de vrouw mij vriendelijk dat ik niet naar de slad ?ou gaan, wani dat zij mij ook zeker boven steken zouden , want gij gaal met uwen vijand naast uw zijde. Hierop zeide ik , laat ze mij maar boven steken , die geen kwaad geilaan heeft moet geen reglers vreezen ; daarop tcheidde ik van de vrouw , maar zoo lang ik met de vrouw had slaan pralen was hij maar vooruit gereden lot aan de poort; daar wachlle hij mij in. Zoo als hij zag , dal ik kwam, reed hij de slad in, doch zeer slil , zoodat het klaar Ie zien was , wal hij inden zin had. Zoo als ik maar ereu in de stad was, kwam ik weer bij hem en vertelde hem . wat nieuws dat mij daar zoo even gezegd was. Hij wist daar niet veel op 'e zeggen. Aan de Seisbrug komende, komt mij een man legen en wenkte mij en begon te spreken. Zoo als ik Verslond , dat hel van L. Ingelse was , zeide ik dat ik zulks wel wist. De man zeide , dan is hel «el : dus ging ik met de Baljuw lol voorbij hel pennekoekstraatje : toen kwamen de dienders uil bet sl. Joris kijken eu die hij met zijn hoofd wenkte. Toen trok hij zijn pistool uit het olsler en sprak : vent slaat. Ik leide , ik zal wel staan IWijnheer ; intusschen bleef bij zijn pistool naar mij houden alsof hij mij wilde dood schieten. Daarop kwamen de dienders en vallen mij vasl , een aan mijn arm en een aan mijn rok Zij «aren met 5 of ten minsten mei hun 4. Zoo als /ij mij vasl hadden , slaken 7.ij de hand in hun jak om mij de breidellen aan le doen, zooals ik meende. Ik 7.eide daarop legen hén , dat is onnoodig dat gij dal doet, ik 7.al «el mede gcan, maar neen dat mogl niel zijn die schande moest mij aangedaan worden. De dienders zouden hel niet gedaan hebben , want op mijn/.eggen, ik lal viel mede gaan , Irokken zij de hand weder terug; maar naar hoven ziende , wal de Baljuw daanon zeide , die wel niel sprak , maar gaf leekens met zijn iioofd al drukkende . alsof hij zeggen wilde , toe handelt hem maar ah een schelm of moordenaar. Daarop deden zij mij de brezelelten aan en zoo hen ik tusschen 2 dienders naar liet geiangenhuis gehragt met gezelschap van Ra Ij uw en dienders , en zoo als ik den Burgl opging, kwam ik een van mijne kennissen legen , dit' ik mei een blijmoedig gelaat groette en zeide , dag Manes, maar die man wa» '100 ontroerd , dat hij niet kon spreken , zooals die man mij /elf nadeihand gezegd heeft als ik ontslagen was. Zoo als ik in het gevange.ihuis was , werd mij alles ontnomen wal ik had : geen slukje van mijn goed mogl ik houden , hoe klein hel ook was. alles werd uil mijne zakken gehaald Toen werd mij al spottende gezegd , ziel daar is uw bed , da's ligl geschud , gij kunt gaan slapen als het u gelieft , en ziet daar is uw besle kamer. Dit gezegd hebbende gingen /.ij weg: maar 7.00 als zij weg gingen , \erzochl ik om een bijbeltje. Om nog een woord te spreken van mijn bed , dal was van tweematrassen . daar zeer weinig vulsel in was en van onderzoo geslikt , dat het aan dc planken vast kleefde en daarenboven braaf inel luizen voorzien , daar heb ik op moeten liggen 13 nachten. Eer hel morgen was deed mijn ligchaam zoo zeer dal ik niet Kon blijven liggen , maar moest mij gedurig van de eene op de andere zijde keeren van pijn, en hel was 8 uren eer het licht was in mijn vertrek. Maar als ik daar een wei- niógeteten had, komt de jufvrouw van hel gevangenhuis naar hoven en bragtmij een hijbellje tot mijne blijdschap. Z,ij deed het gal open , dat in de deur was en leide: daar hebt gij een boek , mijn meid heeft gezegd , dal gij om een bijbel veriocht hebt. Ik bedankte tiaar en gin;; met het hoek naar hel licht om wat te leien op het eène einde van de kamer daar hel lichl was. Daar stond nog een klein tafeltje daar ik mijn boek op leide en het valt open omdat hel de rug gebroken was: ik nam mijn bankje op en ging bij het tafeltje zitlen. Zoo als ik het boek vast greep, 7.ag ik, dat hel mei Jesaia 41 openlag. Ik ilachl , ik zal dat maar leien , het is overal Gods woord . zonder te weten van den inhoud van hetielve en komende aan hel 8e vers , looals ik Ie»e : Israël mijn knecht , heefl God mij luiken troost van Goddelijk licht in mijne ïicl en mijn betrekking , die ik door genade op hem had , "as 7.00 groot , dat ik in tranen wegzwom. Het was alsof God legen rnij sprak en leide : mijn kuechl ! zit gij hier eenzaam lk God ben met en bij u , ik lal u bewaren en troosten en mijn oogen zullen op u zijn ten goede , wees niel hekomraerd , ik heb u uilverkoren en niet verworpen en vrees voor de listen uwer vijanden niet ; want ik ben met u en daarom kunnen zij u niet benadeelen. Zijt niet verbaasd , want ik sterk u met mijn Vaderlijke hand ; ook ondersteun ik u met de regterliend uwer geregtigheid , alsof God tot mij sprak : ik weet uwe onschuld en daarom tal ik u bewaren vuor hunne goddelooze oogmerken. Ik zaJ u in alles toonen , dal ik God ben in u te bewaren voor hunne listen en lagen , die zij zullen aanwenden , om u te verstrikken. Zoodal God mij arme gevangene , waarmede gehandeld werd alsof hij de grootste deugniet van den aardbodem was, 100 getroost heeft en met looveel blijdschap mijne liel vei suld, dat ik juichen kon in al mijn banden en ook dagelijks deed ; loodat hel gevangenhuis een Betthel was, een huis Gods en als een poort des Hemels. Ja dat ik nooit naar waarde zal kunnen erkennen of aan iemand vertellen hel goede , dal God daar aan mijne ziel gedaan heeft. Op dit oogenblik heeft mijne ziel ei* nog luik een gevoel van , dat ik alle , die Gosl kennen, /ou toeroepen : komt laat ons tarnen lijnen riaarn verheugen en die dit leest , dankt Hem voor Zijne goedheid . aan mij bewezen , zoo gij kuut. Maar 0111 nog iets te /.eggen van dat Capitlel ; komende aan hel 1 i veis , toont God , hoe Hij niet mijne vijanden zal handelen ; daar leest men, ziet , alsof God zeide , let er op . zij zullen beschaamd en lot schande, worden , en «lat wel allen , die legen mij ontstoken zijn . alsof God zeide : Schoon ztj gro.it naar de wereld zijn of klein , alle zonder onderscheid 7ij zullen worden als niet , ik zal ze stellen zonder vermogen , om u kwaad te doen , en de liedeu , die met u twisten , zullen vergaan. Dat zijn diegenen , die nu zoo veel te /eggen hebben en al uwe daden in een ander daglicht stellen en daarom al die met u verschil hebben , ?al Ik rigten en uitroeijen van de narde en daarom moet gij maar stil en in mijn weg berusten. Maar ik heb die woorden niet 111 ziju verband geschreven , zouals die daar slaan , maar een weinig van de zaken , die God mij liet 7ien , lot mijne Iroost in dien bitteren weg voor vleesch en bloed Och debijbd is toch in ieders handen , leest toch nog cenige van de verzen ; het is mij niet mogelijk alles te schrijven, wat ik in de volgende gezien heb en in het vervolg heeft God mij zoo menigmaal verkwikt door het lezen van dit goddelijk boek , ja dal mijne /iel kon roemen in de verdrukking. Maar om nog iels van den G Nov. te melden , zijnde de eerste dag van mijne gevangenis , zoo als het begon te verduisteren , kwam de cipierrinne en zeide , kom Korte, gij moet bij de heeren komen, en de deur open gedaan hebbende , vraagde , hoe is het met u ; daar ik mei 7.00 een hart vol bsijdschap op antwoordde , bij de Heeren komen wel flat is goed. Ik was zoo verblijd dat ik bij de Heeren moest komen , ja blijder dan zij gezegd .hadden : gij moet naar huis toe , en daarna zeide ik «teh Jufvrouw , mijn gevangenbuis gelijkt mij beter een Hemel dan een gevangenhuis. Zoo als ik van de trappen af 7.011 komen, vraagde mij de bode, hoe is 't Korte. Ik gaf hem hetzelfde antwoord en zeide , leest toch Jezaia 4 1 en bijzonder het 8e vers , terwijl ik bij deHeeren ben. Als ik voor de deur van de verhoorkamer kwam , werd mij gezegd , leg ii«v hoed op de bank, die naast de deur staat Dat gedaan hebbende klopte een van hen , namelijk een bode, tegen de deur van de kamer. Wij wachtten nog een weinig , totdat er van binnen gebeld werd. Toen werd ik naar de Heeren gebragt met een diender nevens mij , die eenigen lijd nevens mij bleef staan ; toen kwam er een ander man , en zoodra als ik de Heeren zag , boog ik mij en zeide : dag Edel Achtbare Heeren met een hart vol blijdschap en zeiden allen eenparig , zoo ik meen : dag Korte , en vraagden, hoe het met mij was. ik zeide, heel wel Edel Achtbare, zoo een dagheb ik nooit .beleefd : mijn gevangenhuis gelijkt mij beier een Hemel als een gevangenhuis. Ik heb God gedankt , dal ik die eer mag genieten . om voor vrijheid en godsdienst gevangen te zitten f ik kon hier zijn omdat ik mijn naasten goed of bloed begeerd had , maar daar heeft God mij voor bewaarden nu zit ik voor waarheid en vrijheid. Och mijn Heeren , zeide ik , hoe harder gij mij drukt , hoe meer eer "ij mij aandoet. Och wat was ik verblijd daar een van hen op antwoordde, dat zal u opbreken, mijn vriend , wijzende mtl zijn vinger over zijn aangezigt. Ik zeide daarop , nee^i Mijnheer , dat zal mij niet opbreken , gij zijt ligters , onderzoekt naar de wijze van onderzoek , daar zou ik niets tegen hebben. Daarop ging ik aan het vertellen , wat God van deien dag aan mij , zoo een als ik ben , gedaan had. Ja dat Hij mij getoond had , dat Hij mijn God was en hoe Hij voor mij zuude zorgen en hoe Hij zou bandelen met mijne vijanden. Ik ga dit voorbij om niet te veel een en hetzelfde te schrijven ; maar dit moet ik schrijven , boe ik hen zeide , dat ik zeer wel wist, dat ik lol bot vlerschclijke nakroost van vader Abraham sprak en bon ik ook een kind Abrahams was iloor hel geloof , en dal God alle die beloften aan mijne ziel had toegepast. Daarop verzocht ik aap Hnn Edel Achtbare , om den God des Hemels ie bidder) , npdal Hij mij 7.oude geven waarheid te spreken en hun de «aarheid le lalen hooien , om dan naar waarheid te kannen oordeeien. Dit gevraagd hebbende 7.«eeg ik stil wachtende op antwoord , maar 1.ij gaven gepo antwoord of ik het doen of lalen 7.ou ; maar ile serrelaris zeide , als dat (oois gelijk gij /.egt , wachten wij niet anders van n als waarheid en ons ver/.oels is om waarheid , en die vindt altijd hare verschooning , al is het dal men nergens in misdaan beeft. Toen begonnen 7.ij le vragen, maar mijn oogmerk is niet, om hier een breed verhaal te doen van al die vragen, die mij gedaan zijn. Het is mij ook niet mogelijk , wal ik daar ondervonden heb , le schrijven. Nadat mij gevraagd «as naar mijn ouderdom, woonplaats en bedrijf en of ik Itebrand van West-kapelle wel kende en7.. maar daar ik wezen wilde , vraagden zij mij niet , en wal ik te West-kapelle had moeten gaan doen : ik zeide, omdat ik daai verzocht «as ; daareen op antwoordde met een wreed gelaal , wat gij uzelven inbeeldt. Het zijn geen inbeeldingen Mijnheer. Toen werd mij gevraagd , wie heelt u verzocht ? Ik zeide de secretaris uit naam van de burgemeester P. Louwerse. Waar blijkt dat uit? Mijn anlmoord was , uit dien brief , die gij aan mij geschreven hebt. Toen word mij gevraagd, waar die was. Ik zeide , zij hebben hem uil mi|n zak gehaald als ik hier gebragt ben. Daar werd terstond gebeld en daar kwam een bode of diender binnen en daar werd tegen gezegd , dat de cipier het goed van de Korte moest brengen . dat terstond geschiedde. Als bij binnen kwam mei mijn reiszak , werd bij van Hun Achlhare belast mijn goed op de tafel uit te slorlen. Z.00 als ik hem zag , zeide ik dal is de brief. Zij namen hem en dien gelezen hebbende , zeide de secretaris , die zullen wi j moeten copiëren. Zij zeiden ja. Dat gedaan zijnde wenl zij geklassioueerd en weer in mijn reiszak gedaan. Ta '.oo een verhoor 7.al ik nooit vergeten en de langdurigheid van ile tijd al in de blijdschap van mijne ziel , die 7.00 «root «as , dat ik niet kon nalaten te spreken, terwijl de secretaris schreef , zoodat hij de pen neerlegde en zeide, als «ij zoo praten wilt dan kan ik niet schrijven. Ik zeide dat is waar Mijnheer, ik zal wat zwijgen, maar ik kon niet van wegen het licht , «lat God mij gaf. En dat verhoor heeft geduurd van dat het begon dnister te worden tot tusscheïi ! I en 12 uren , en in al die tijd is er niet een directe beschuldiging tegen mij ingebragt en die heb ik nooit geweten zoo lang ik in het gevangenhuis geweest ben , en als ik dal ven.ocht te weten , kreeg ik altijd tot antwoord, d.il tal van achter wel uitkomen , zoodat ik 5 maanden en 13 dagen gevangen geweest hen , zonder te wolm» , wie mj beschuldigd had en waarmede ik beichuldiü■ I werd ; of het zou moeten wezen , dal de burgeineesiei'P. Louwcrse als enn beschuldiger werd aangemerkt daar ik na lang daar gezeten te hebiieo eens tegen gewaarschuwd werd. Wie zou van eene Ghristen-overheid zulke dingen kunnen verwachten of gelooven , als de ondervinding zulks niet leerde. Elk reglgeaard Nederlander moet immers lot God schreeuwen om wraak Over zulk een handel met vrije Nederlanders of die len minste de naam dragen , gelijk ik en ver.icheidenc anderen behandeld ben. Hetgeen dil verzwaart moet toch in aanmerking genomen worden. O " De tijden wijten hoe ik daar gezeten heb van den fi Nov. tol den 19 April. dus den geheelen winter. Wat de wijze aangaat, die was zonder vuur en licht in mijne, kamer ie mogen hebben en dat nog smartelijker was, geen vrouw of kinders te mogen zien in al dien tijd , noch vrinden -hoegenaamd. Ja geen mcn*ch mogt bij mij komen alsof ik de zamenleving van menschen onwaardig wa*. Hne menigmaal heb ih verzocht ja schoon gesproken om mijn vrouw eens Ic spreken , zeggende lot hen , ik .ieb geen geheime dingen legen haar le 7eggen : als gij daarvoor vreest , laat dan Mijnheer de Baljuw met haar nsede komen , of 700 dat niet wezen mag , laai zij dan maar eens achter op hel plein komen , als ik haar maar eens zien mag. Ik gaf hun ten antwoord, daar zijn er van u die getrouwd zijn en die dan ook de hand des huwelijks kennen. Gijl. zoudt immers ook verlangen als gij malkanderen in zoo een lijd niet gezien hadt. Hoe arm dat ik ben ik zon wel een rijksdaalder aan mijne vrouw verkijken als hel weten mogt. Maar ik kreeg nooit anders tot antwoord . als : wij zullen er eens over delibereren. Het is niet le begrijpen voor een onpartijdig gemoed , hoe dat een regler , die de goddelijkheid van het huwelijk kent, zoo handelen kan met zijn evenmensch en vooral wanneer de gevangene geen kwaad gedaan heeft ;die ook geen straf waardig is , gelijk met mij van achteren gebleken is , is voor vriend en vijand hekend. Als ik al mijne bittere mishandelingen moest melden , dan zoude ik wel een gansch boek moeten sch'ij ven en temeer ga ik veel dingen voorbij , omdat vele van Zijn Achtbare niet geweten hebben , hoe wij op hel Schravestein zijn behandeld geworden , zoo in scheldwoorden als in bedreigingen en verbieden van zingen . daar mijne liel zoo menigmaal door verkwikt was ; want ik kon het niet gelooven van mijne overheid , dal zij zoo een handel zouden geduld hebben, zooals mei ons gehandeld is , indien zij hel geweten hebben. Maar in dit alles heeft God mij zoo een groote trap van licht geschonken . dat ik in al mijn banden vrolijk zingen kon. Ja het gaat mijn begrip le boven als ik nu nog van achter Gods wonderlijke en Zijn Vaderlijke handelingen mag inzieu en mijne ziel smelt op dit oogenblik in tranen weg en ik zou de eer Gods te kort doen , als ik. niet tot roem van de vrije genade er iets van meldde. Ja van dat licht , dat God mij beliefde te geven onder het lezen van Jezaia 41 , en dat heeft niet geduurd weken maar maanden , wel niet altijd in diezelfde trap van blijdschap maar dat ik toch gesterkt bleef en alles Kon uitslaan hoe dat cr inet mij gehandeld werd of 7.011 gehandeld worden : ik kon dit alles aan God verlaten. Het was ioo God het belieft toe te laten, ik zag zij konden zonder Zijn wil niets doen. Ik /eide lol mi111 medebroeder , die 700 nabij mij was , dat ik hem kon spreken , namelijk J. W. Dekker, dat die leeme vleeschklompen eens konden gelooven , dat /ij niets aan ons konden doen , als dat de Heere hen toeliet, al namen zij een besluit om ons morgen op te hangen of om ons naar buis te laten gaan en hel is Gods wil niet, dan zal hel loch niet zijn. Gij moei op God zien , wat de Heere hen toelaat , zullen zij doen : is God meer verheerlijkt in onzen dood als in ons leven . laten wij dan maar sterven , als onze zaak dan maar mag blijven leven. God weel onre onschuld en dat is mii genoeg , rn is God meer verheerlijkt in de asc'u van mijn ligchaam als in mijn leven, dat zij mij dan maar verbranden ; zoo stond mijn ziel onder God. Ik zeide verder , als wij maar genade mogen hebben , dan is alles wel. Mijn medebroeder J. W. Dekker stond veeltijds duister in zijne banden en kon de uitkomst dikwijls niet wel aan God opgeven als dat God hem eens zalige gestalten gaf , dan was hij sterk ; maar buitendien was hij zwak. Ik zeide tot hem , als n'j ons leven afnemen , zooals wij nu hier zijn , dat zijn wel de grootste voorregten , die ons kunnen gebeuren. Wij konden anders een ziekbed hebben , dat «ij wakende lagen , dat wij van pijn en smart niet van de eene op de anderezijde konden keeren en tot smart van onze Trienden die dit aan ons zagen. Waar zoo gezond als wij nu zijn . te sterven met een koord om den hals of mei een zwaard het hoofd af en too op een oogenblik in den hemel, grooter voorregt kunnen wij niet genieton als wi| maar regtr slaan mogen. Och ja zeide ik tot hem , mijn ziel staat vaster op God als dit huis op zijne fondamenten , dat kan door wind ol'aardbeving nog bewogen worden, maar mijn ziel nici ; die is als op God gelijmd . liende op de woorden van l)a>id , Ps. H3 : Ü . mijn liel kleeft U achteraan. Ik Kou niet verdragen , dal mijn medebroeder 7.00 zwak was in 7.ijn vertrouwen op God ; mij dacht , Hemel en aarde kan veranderen . maar God nir: t. Maar ziet ik hedaaljl niet , dat Goil hem dal liclit met geschonken had , om op Hein te vertrouwen ; maar ik meende , allen die God kennen mogten op Hein »erlrouwen : en dat niel le doen was. God oneer aangedaan , en indien God mij dal licht had laten houden al die tijd door 7.00 lang ik een gevangene was. Ik 7.011de God nooit die eer daarvoor hebben kunnen toebrengen ; maar de duisternis van mijne 7.iel heeft God dienst baar gemaakt tot Z,ijn eer en tot mi|ne vernedering , en daarom 7al ik nog iels melden van mijne /.wakheid , opdat een ieder , die dit mag hooren of leien, daaruit 7.ie welk een blinde en magteloo'e ik hen in iniju'Iven indien Go;! mij geen licht geeft. Het is dan gebeurd -op een avond , nadal al die menigvuldige verhooren len einde waren , dat ik op mijn bed al mijn mishandelingen lag le overdenken , die mij in dien tijd waren overkomen , dal de vijand van mijne zaligheid lol mij zeide : indien er nu een God was zooals gij meent , en zooveel van Hem te kennen , al die mishandelingen zouden niet geschied zijn ; maar neen er is geen God, het zijn hersenschimmen: want God zou dat niet dragen , dat gij zoo lang en veel 1^ mishandeld werd, dat zou Hij wreken ; want ziet eens wat is u al overkomen van dal gij hier gezeten, hebt lot nu toe. En ziet al die bittere dingen , die mij daar al waren bejegend , die werden mij als het ware le zien gegeven en nog meer dat ik maar zal voorbijgaan. Het is genoeg voor een verstandige om te kunnen zien in wat smartelijke toestand ik daardoor geraakt ben ; 700(lal Hemel en aarde mijlenaauvv was en ik voor een oogenblik in biltere banden was , maar God , die zoo goed was, liet mij niet liggen in die jammerlijke slaat, maar gaf mij zooveel kracht , dat ik met mijn vijand ging redeneren niet uit Goil< woerd , maar door mijne ziel z.00 getroost was in a| mijn banden; nog ook niet uit al mijn bevindingen daar bleef ik blind voor. Maar uit de natuur daar kreeg ik lichi »onr en loonde mijn vijand uit de schepselen , dat er een God v\as. Ja maar werd als lol mij .gezegd : die komen van malkander , een vader brengt zijn zoon voort tn 7.00 hel e^ne van het andere ; v\el dat brengt zichzclven voort kwam in mij. Ik zeidedat is onmogelijk met mijn verstanil ; mant dat is strijdigheid; zich voort te brengen moet het niet zijn. Toen was het of er legen mij gezegd «erd en zelfs van mijn vijand , dat is waar ; vvanl daar wist hij geen raad voor , dien ti|d althans niet , en daar kwam vrede en blijdschap in mijn hart , zoodat ik mij weer in God kon verblijden , maar dal was maar voor een oogenblik ; want daar kwam met zulk een kracht in mijn hart , dal ik als het ware hezweek. Zoo er al een God is, is er geen regering Gods , want anders zonden zij zoo niel kunnen handelen met u ; maar neen , God bemoeit zich nergens mede , maar alle dingen heeft God bepaald en daar is een vaste orde der dingen . die geschieden moet ; maar die geschieden gelijk men een horologie opwindt en die weer van zelf afloopl , zoodat gij met uieuschen maar niet mei God te doen hebt. Dat stelde mij builen sïaat om het op eene redelijke wijze ie kunnen wedcrstaan ; zoodat ik , die voor hem zoo Mei k was , nu in alles krachteloos terneder lag, zoodat hei mij zoo bang «as, dat ik het in bed niet kon houden , maar riep de cipier en verzocht aan hem , om met een predikant Ie mogen spraken of met een verstandig vroom menscb otfer het aanwezen Gods en Desielfs regering , en zeide hem ; hoe bang ik het had ; maar hij zeide. dat mag ik niet doen. Ik sprak zoo schoon , dat hij toch eens tou verzoeken; want ik had het zoo bang dat het zweet mij uitbrak. Dat gedaan hebbende ging ik «eer naar bed : doch daar kon ik het niet houden en ging toen zitten op het einde van de kamer in hel donkere van den nacht. Daar een tijd lang gezelen hebbende , komt de baljuw liij mij met den cipier en twee dienaars en vraagde mi| «al er scheelde dat ik hem zeide. Dal gezegd hebbende , zeide hij : wat geen God , neen Mijnheer verslaat het zoo niet al ol ik geloofde , dat er geen God of Gods regering was. Neen Mijnheer ! dat 7u11 gij eens heler welen , als gij voor Hem zult moeten verschijnen en dan zult gij weten , dat gij mijci rigler geweest zijl. Hij zeide daarop , gij liegt. Daarop ga ik aan hel schreeuwen , dat God ons leven zoude afsnijden, om te zanten voor Hem Ie. verschijnen , roepende , oGod ! snijd ons leven af, laat ik eens met dien man voor U verschijnen. Dat kon die heer niet dragen wat was hij gaauw van de trappen af en liet mij in het donkere van den nacht zitten , zonder een enkel woord van troost of lot opbeuring Ie spreken , maar neen dat was ook hun oogmerk niet , maar om mij te beroeren en smart lol mijne smart aan te doen , zoo.lat ik niemand kreeg om eens te spreken in mijnen benaauwden ziel slaat , die groot was. Ja dat ik zelfs niet kon eten , maar drinken kon mij niet genoeg toegebragt worden . zooals men zeide , want het speeksel drongde op in mijn mond van onlroeiing. De cipier vraagde mij of ik geen dokier wilde hebben. Och neen , die kan mij niet helpen, maar God moet mij helpen , wil ik gered worden. De cipier zeide, gij 7 i 11 er niet wel bij en als dat niet wel alliep , zou ik het op mijn kop krijgen ; ik zal den Heeren kennis geven, hoe het met u is. Eenigen tijd daarna komt doctor Sleveling bij mij en zeide . dat Zijn Kdel Achlb. hem gestuurd had om te zieo , wat ik scheelde en vraagde om mijne pols te voelen, [k zeide , och ja, Mijnheer , maar gij kunt mij niet helpen. God alleen kan mij helpen en genezen op een oogenblik. Ik ging hem zeggen hoe ik het gekregen had , hij zeide , ja het is op uwe zenuwen gevallen, want gij zijteen man als een leeuw , maaT zwak op het zenuwgestel en hoe meer bevinding gij hebl hoe zwakker. Hel zou wel kunnen , dal gij er inede naar het graf moet , maar wij zullen zien hoe hel gaat t manr gij moei vooral wat bloed afgetapt worden , ik /al leggen d.il zij het een meesier laten welen , en dat dan gedaan zijnde /.al ik morgen hij u komen en oordeelen , welke middelen hel beste 'tijn Nadat ik bloed gelaten was en wal middels gebruikt had , merkte ik dat mijn ligchaamsgeslel beterde , want die grnote beroerten en dat beven verminderde , maar mijn >.iel bleef al even duister. Ook heb ik mijn vorig licht nooit meer gekregen , ten minste zoo lang als ik daar geweest hen : maar God diegoed is , maakte liet mij weer dragelijk , door mij op het hart te laten komen i|n hof , daar nas veel volk zelfs die nr'en ver gekomen waren , om hun verlangen Ie loonen. Ja zelfs mijn hond dal ledelooze béesl , kwam n.ij tegen di;;t bij mijn hof en bewee* mij zooveel blijdschap , dal mijn liarl op nieuw ontroerde als ik do blijdschap var. dal beesl zag ; naar ik ging of slond lii, mo~l l,ij mi. wezen. .Als ,k naar mijn bed zoude gaan , ging hij mei mij in huis , (laar ik zou slapen en leide/iel) neder op de vloer , daar hij anders nu l in Kwam ; zoodal ik de hand Gods klaar in dal beesl zap en mi. lol God heeft opgeleid , om loch zijn band Ie zien in mijn huis kc. men ; dc toevloed van mensehen , die mij dagelijks kwamen verwelkomen , nas ongemeen ; ja van alle kanten van ons land en debliiken van hunne liefde waren zoog rooi, dat ik dezelve nooii wentelt te vergelen. W al was er locli liefde en vrede onder allen die maar iels voor-waarheid en vrijheid over hadden , vooral onder des Ueeien bondvolk. O wal was de liefde- vrede en blijdschap grool in die dagen. De du, vel heeft in al dien tijd , die ik beleefd heb , zoo geen krak gekregen als toen; wanl hij meendè juist zijn meeste voordeel te halen , om liet volk van God sommige!) Ie dooden en anderen te geessclen en anderen ic versl.ooijen; maar dil is mislukt hij heefl zijn zin met gekregen lot spijl van hem en zijne dienaars', maar dal is; dikwijs de gewone weg, die God houdt met Zijn volk, wanneer de duivel raasi en Hert : hel ware volk als ledoen waken en bidden om genade en kracht om zoo zijn iisl te ontgaan ; maar wanneer IJ sclllJnl 'O slaPen. . dan haalt hij meer voordeel op de vromen en nog erger als hij zich vertoont in een Engel des lichts en onder de gedaante van Godsvrucht. Och dat ik die liefde nog eens mogl zien werkzaam zijn voor mijnen dood , die er voorheen onder de vromen was ; alle luist en partijschap scheen toen als weg te zijn, wat waren de bijeenkomsten loen lalnjk en gezegend, God was dikwijls zoo ziglbaar 111 de bijeenkomsten der vromen , dal er Hebenezerswerden opgertgt. de huizen der vromen waren als kleine kerkjes en die kwamen dan om over God en Zijn weg Ie spreken en booten spreken. Ja daar werd„,. toen meer dagen doorgebragl, om overGoden de vrijegenade Ie spreken als nu uren. Och wal is het nu bitter gcs eld onder de vromen , daar is weinig verkeer met elkander en 'als uren dal verkeer eensm het licht beschouwt , moei men treuren over hel blinde en liefdelooze daler in d» vergadering schijnt te lieer•chen. Men spreekt van God en van hel werk van vrije genade zonder hefde lot dal zalige wezen .u zijne ziel te gevoelen : ja van de heerlijkste bevinding van genade wordl er besproken en aangenoord zonder deminsip I>I■ iL-.>■ > ia„n.n.. « n ° r , , . , .v. «lil ooimoeu 01 helde lol God of zijnen broeder of zuster in den Heere. Mijn harl moei in t ranen zich tol God begeven , om Ie roepen : O God vei laai ons niet it te zeer . wal mnni >r r ' _i. •• . Denk aan TT» «H™ x ons 7_oozeer ferlaal > 5U.UUC tn ufioeK ae Hoop Uwer elendi ? r.cn w niet maar kom ze voor met heil en Uw licht en genade ; zij zijn iturners de Uwe, die Gij door genade lol U gebragl hebt4 gij|he ,c 200 blinden magleloos als zij zijn ; ja zoo zullen zij bl.jv • zichzelven Ocii w il ze stellen lol toonbeelden van vrije genade , ja eèu wi"e vrije onlfermende genade. Gij hebl ze noo.l dal vermogen leven, om zonder U*e trekkende genade lol U Ie komen. O God „pflinn ie zien dat zij zonder licht niets kunnen doen : ja dan zuUe'i zit ntèT zorgeloos «orden , maar U h eren bidden met de Bruid , trek ...ij dan zal ik U naloopen , maar vele van Uwe kinderen |Uinne onmagt en blijven daarbij en worden als zoigelooze. Ja de kinderen Sions worden als kinderen des duivels , werkeloos omrent hl, eeuwige belangen , ja zoo verre z.jn sonu.n^ v^ Uv.e kinderen afgeweken, dal zij mei kunnen verdragen, dat men de waarheid zegl en linn toestand onder het oog brengt. Ja God^0 verre "aan zij, dat zij van Uw zaligmakende genadewerk, dat Gij aan hunne ziel gedaan hebt , gaan spreken uit hoogmoed des harten lol verheffing van zichzelven , om le loonei, wal groole genade zij bezitten of 1 eenen le hebLen en als men dan vaneen ander verheven ZT dan is men 6rool en weltevreden. Ooi. groote On.fern.er , breng toch deze dwalende zielen te regt verneder Gij ben doo TTuv nnlfermftnde ocnacle , laien /.ij i» ,iu,u «•» • » j hoe dat zij U de kroonde.- vrije genade daardoor zoeken te ontnemen u„f,t «ülini /ellen O God wat zullen zij dan in schaamte voor U nedervallen en laag bukkenen ook in v^ncleiin" wezinken , dat zij zulke monsters zijn en zeggen , kunt pi i zoo eendragen als ik ben , die erger gedaan heeft dan de duivels • wal zullen zij dan niet laag van z.chzelven denken ; maar hoo" van U en Uwe genjde , wanneer zij Uw verzoend aangezigt c (Ue°zonde komen le ondervinden , dan zal hunne dwaling tot nut van hunne ziel verstrekken door de genade , om al ^elncr«"nle, 8e voor God te worden en om meer le waken legen de zelfverheffing , l7 zoo schadelijk is voor onze zielen. Och geef mij en Uw arm volk (och een regt beset van hunnen jammerlijken en ellendige loesland om altijd in de laagle te kunnen blijven en hoog vanUoii Uwe nenade te mogen denken : dan is mijne ziel zoo zalig als ik iels bc"n en Gil mijn God eu Jehova het alles geeft orn Jezus wil Amen. Ik ben \er afgedwaald van mijn oogmerk en eer ut miiii vori" verhaal. Nadat ik en W. Wisse , J Marinisse , A. de Kam en'l W Dekker ontslagen waren , onder aanlasl.ng4.eb en j e".J- I Ach tb. van Middelburg in .7 83, 'fweltdu oid • Gevende eerbiedig te kennen ik C de Korte en de 700 even "enoemde wonende binncn'het eiland Walcheren dal zij «ooliantën in de maand Kor. en Dee. 1778 zijn gearresteerd en gevanC Pczet op Scl.rave.lein in de stad Middelburg , zonder dat iemand bij hen heeft mogen komen en na n.enigmaa : J ■ ' „„ v,.,„nln«i«n desti ds linnen dit eilanden aan Uw hdel Achlb. ; l"uv " ' - ' t overvloedig beleend en helgeel daar meer in vol-t. Maar daar km i« i^xr^zx rrr:,£?;rt 4 r ;:::: rrtra I in zaak bii Ho limrl « • . "e«aan Her' > n:ennnd neem 1 jn zaan DIJ de 1 and , zoo min als van le vor.n. Wal hel. ik md. n gmaa verzocht , ja „hoon gespro.enaan .nannen van vejLnd I 'aar Zaa't 'e ma'nl'oerèti „zeggende lot hen int zaak wilde of dori. f^.^'^'eerde gevonden , di. mijne zaak het lanrl^6 ' ,n miin medegenooten , die 0.11 dezelfde cuïfïSir om uiiLnmci ln* r^A • , . J meniSIïlaa« doen zuchten ,*< M h„ ™è."ïïi -.K racsr o™t tr7,di ■ te1"6'1 j'ij >■»«»na"K™p„ï™, riG:fr; rb,tieren «eg voor vleesch en bloed , doch daar sijn i den re„e st fin .: 6=»J* fjeuieiea I*. lieen rekwesten van zij meer aannemen, zoo le Vlissinpen als Weil- Wiri1ÏÏdJïfzn„eiwea b/rïer wes Ionder ver,las,e doen- ««' y-dnn J,J." °0rd ' d'e ?.') Ve'::nddc" . zu"en ligt geacht iïoi.; " "T j u" ^ u , dij al die vrijheid le beminnen. - J vrienden , vrat zijn Gods wegen torh wonderliif. k- r . m zelve naspeurt, wantin ,778 en r779 h^ft men al verschot en nersonen gevangen , sommigen gegeeseld »een-tot scande laten slaan met een bord op rijn hors. , waarop geschreven stond " ^ ' en daarboven nog 4 roeden om den balsen andere groote geldboeten onpeléid en uit luin land verbannen. Ja men sprak van W. Wisse P. Dekker benevens mij en die met mij waren in die c ®£eD^ a s0. J wettige overheid van liet kussen wilde hebben en zei aarop i\ • en dal kan ik betuigen voor God , nooit mijn oogmer v genees jijn nóch van ben. Ja wij werden van sommigen van onze O verheul gebonden en ook behandeld als verraders of rm.ifemakers van ons land en volk. Ik schreef daareven boe wonderlijk Gods wegen waren en dat wensch ik nu eens aan te toonen : want ik, ' n J Dekker zijn van de Edel Acblb. van Vlissingen en Middelburg ge- £ roepen ,tals zij in verlegenheid waren , om ben lot hulp te zijn egen de beroerte , die er toen was. Daarop kregen wij een rie va hen en toen rijn wij lerslond op hun verzoek gegaan , '1 *\a/_ Vlissingeu , daar zij toen zoo jammerlijk plunderden a so ee singen een p« inhoop worden moest en hebben daar zoo *e< o ni en vrede gewerkt als bet mogelijk was met nog anderen v. t ons , cn wonderlijker wordt Góds weg nog in dezen. "W ij veie en v«.n IIIIH Fd. op bet stadhuis *erzocbt , om mof ben raad te plegen wat ih dezen te doen ; zoodat wij nu zelfs van bun Fd. op bet pebragl- O wonderlijk , ja mijn hart wordt op dit ooger > i ' ein. voor God , terwijl ik dit schrijf," »oodat mij de tranen uit de oog en persen : zoodat ik moet zeggen :0 God wat zijl 9'jj;?.0 \ia*}t lijk in Uwe werken! maar dit is Zijn woord , die Mij eeren , za eeren ; maar die Mij versmaden, zullen ligt geacht yvorc en , en a s ik dan nog de behandeling te Vlissingen na^a , moet i. oo no|.ve1r wonderd staan. Als het morgen was , was daar een van hun naeic Als wij zónden weggaan toen het stil was ; wilden/zij ons zoo nie laten gaan , maar moesten met hen gaan eten. Als wij aar ia liet hij zijn knecht ons brengen tol Middelburg , zooc al wij geeerc werden alsof wij heeren zelve waren. Die dit met opmer ing ees moet mei mij zeggen , wat zijn Gods wegen immers wonderlijk en om nog een weinig voort le gaan met mijn verhaat"» door jeroer e 1 ons Vaderland wegens de patriotten , dat hun Ed. dè stalen van ee land, den Prins hebben ingeroepen , om de zaken te beslissen , waar toe de Vorst gedeputeerde heeft gezonden naar Min* el burg , om e regte klaglen van een ieder te liooren ; zoo zijn wij dana gefjaan op een na zoo ik meen , en dal vvas de geweienê Franscne pre i an , c >4 daar heb ik dan mijn klaglen aan gedaan , gelijk ik ook nie >e er r weet , of zij hebben dat al gedaan en wat nu dfc uitkomst wezen za is voor mij onbekend ; maar daar sla ik voor mijn gemoe , t a o< mijn zaak eens rigten zal , want dat heeft Hij mij belooic en ij > een God , die niet liegen kan ; maar daar heb ik altijd ges aan , c > j Hij mijn zaait trapswijze riglen zal ; wantik geloof met , at *oc it» bier zal afdoen. Ik heb menigmaal gezegd als ik van e zaa ej^. 1 \vif> zal leven als God .dit Jnen^è