/h L J' C-Ko alrig shevgec Uitgegeven door het Nederl. Godsd. Genootschap „DE LICHTDRAGER" Stadhouderskade 137 - Amsterdam In den handel gebracht door: N.V. D. B. Centen's Uitgevers-Mij. O. Z Voorburgwal 115 - Amsterdam waar volledige Cat. verkrijgbaar is A>v//y ZIJ die mij uitgenoodigd hebben om dit boekje te schrijven, hebben het mij eenerzijds gemakkelijk, anderzijds moeilijk gemaakt met de formuleering van het onderwerp: Heeft Christus afgedaan? Eenernjds gemakkelijk. De vraag luidt niet, zooals aféed^an r.^f "Heeft het Christendom afgedaan ? , of zooals prof. Kraemer het formuleert in een onlangs verschenen brochure: „Doet het Christendom niet meer ter zake?" om dilk£t°el t"S, °iCt fa 'e gaan °p de woorde" van hen die zeggen: Kijk eens naar den achteruitgang van het pauselijk gezag in de dictatoraal bestuurde staten: naar no/beSf' Welke.een man als kardinaal Innitzer nog bezit m het voormalige katholieke Oostenrijk! behoef niet in te gaan op de bewering: Wie kent in de moderne groote stad nog de namen of de gezichten der dommees van zijn Kerk; wie weet nog tot welke wijk hu behoort of waar hij 's Zondags naar de kerk kan gaan . Immers niemand: want alle dingen zijn voor den modernen protestantschen mensch belangrijker dan zijn dominee of zijn Kerk! Ik behoef niet in te gaan op het verwijt dat het Christendom verstard is in zijn traditioneele levenshouding ee° °udbakken aangelegenheid is geworden; op het verwijt dat het Christendom geen raad weet met wereldcrisis, econoimschen nood, oorlogsdreiging en werkeloos- - na Li 61 ïf ee \ 7 heid. Dat is gemakkelijk: want het zou mij zwaar vallen om te beweren dat het gezag van de pauselijke Katholieke Kerk ongeschokt was gebleven in deze eeuw, dat predikanten en hun preekarbeid een belangrijke aangelegenheid waren voor den modernen protestantschen grootestadsmensch, dat het Christendom een duidelijk zichtbaren uitweg wijst uit de nooden van dezen tijd en een oplossing weet van de vele raadselen, waarmede de menschheid in het moeras zit. De intellectueelen zeggen : het Christendom is een historisch geval. De massa is ervan vervreemd! Anderzijds is het mij moeilijk gemaakt. De vraag luidt: Heeft Christus afgedaan? Christus! Over Hem kan men niet objectief, niet beschouwend of nuchter wetenschappelijk spreken. Hij is geen aanwijsbare grootheid in deze wereld! Christus! Maar hij is voor mij toch „de Heer" geworden, hij heeft beslag gelegd op mijn denken, mijn ge-; yoelen, mijn willen, ja, op mijn gansche wezen? Christus: hij heeft toch zin gegeven aan mijn levenshouding ; hij is de achtergrond geworden van mijn zijn en mijn leven; ik kan toch over hem alléén spreken in den vorm van een getuigenis? Ik bedoel: Christus' naam is voor mij zóó veelomvattend, dat ik, klein menschenkind, over hem alleen eerlijk kan spreken in den vorm van stamelen. Als de naam van Christus genoemd wordt: heeft dan de officier van het Heilsleger, die, staande op een bank in het stadspark, getuigt van zijn bekeering door Christus' beslissend ingrijpen, niet méér kansen om de menschen te overtuigen dan de knappe apologeet, die aan de hand van zijn studies een voordracht houdt in een academische gehoorzaal? En ik, arme, ben noch een heilsofficier, noch een knappe apologeet, maar een onder zijn dagelijkschen arbeid begraven grootestadsdominee, die alleen maar op z'n fiets langs de stadsparken racet en geen tijd heeft om voordrachten bij te wonen! Heeft Christus afgedaan ? Staat zijn naam niet meer in betrekking tot het werkelijke leven en onze werkelijke nooden? Moeten wij dien naam definitief wegdoen ? Gij zult het mij niet kwalijk nemen dat — toen ik deze vraag op mij liet inwerken — zich een woord zóó diep in mijn bewustzijn boorde, dat het allesbeheerschend werd en mij 's morgens terstond bij het ontwaken weer voor den geest stond. Dit woord: „Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid" (Hebreën 13 : 8). 8 En toen ik in den stroom van gedachten over de vraag: „Heeft Christus afgedaan", door dezen klank gegrepen werd, daar zag ik dat het precies paste in het kader van dit geschriftje; want het is de kern van een schriftgedeelte dat tot inhoud heeft: opwekking tot trouw aan Jezus! Wat willen wij met ons getuigenis anders doen dan opwekken tot trouw aan Jezus? En zie, onmiddellijk op dit woord volgende en in het nauwste verband er mede staande, daar vinden wij de vermaning: „Laat u niet meeslepen door velerlei vreemde leeringen!" Wanneer wij bij onze studie over wat de menschheid onzer dagen beweegt of niet beweegt, beangstigd worden, door den chaos welke op ons aankomt en door de snelle verschuiving van alle geestelijke waarden, dan moeten wij een vast punt hebben, van waaruit wij onszelf opnieuw kunnen bezinnen. Zonder dat vaste punt verzinken wij in het drijfzand: want alles wat wij van huis uit medegebracht hebben, stelde teleur en wordt terzijde geschoven; de menschen worstelen om het nieuwe te vinden en zoeken hartstochtelijk naar nieuwe waarden en nieuwe wegen: zij roepen om geestelijke herbewapening, om daden van vrede, om gerechtigheid, om verlossing. Zij bloeden, ondanks hun levensbeheersching op 't gebied van wetenschap en techniek, uit duizend wonden. Hoe kan men bij al dit roepen en bloeden nog vragen: Heeft Christus afgedaan? En toch doet men het! Op allerlei toonaard: cynisch, verbitterd; maar ook twijfelend, hartstochtelijk! Zie, dan geeft de apostel ons vasten grond onder de voeten met zijn getuigenis: Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde — en tot in eeuwigheid. Wij willen dit woord uitwerken. — Moge het een antwoord worden op de gestelde vraag en licht werpen op onzen donkeren weg — moge het ons geloof, onzen geloofsmoed en onze geloofstrouw te hulp komen en versterken ! I Jezus Christus is gisteren; d. w. z. men kan over hem ook spreken in den verleden tijd. Hij is een historische figuur; hij heeft een plaats in de geschiedenis der menschheid, èn een belangrijke; zóó zelfs dat men de eeuwen en de jaren telt naar het oogenblik van zijn verschijnen. Hij is de beheerscher, de Heer, van vroeger eeuwen. Verstaan wij dat? Wanneer het volk Israël het groote en geweldige van zijn God wilde uitspreken en uiting geven aan zijn rotsvast vertrouwen in Hem, dan sprak het aldus: De God onzer vaderen.de God van Abraham, Izak en Jakob: Hij, die in de oude tijden tot de vaderen gesproken en met hen gehandeld had in de werkelijke geschiedenis. Onze God, gisteren. In dezen geest mag de gemeente die zich naar Christus noemt, ook over haar Heer spreken: hij is voor de menschen van onzen tijd geen nieuwe verschijning; velen, die vóór ons leefden, hebben een groote en diepe ervaring van hem, daadwerkelijk. Hij is de Christus onzer geestelijke vaderen, de Heer der eerste apostelen, van Paulus, van de kerkvaders, van de heiligen der middeleeuwen, van de Hervormers. Kraemer spreekt van Christelijk totalitarisme, van Christus' absoluut leiderschap. Daar staat Paulus voor ons, de zwerver door het Romeinsche rijk, getuigend van zijn Heer om wiens wille hij alles schade geacht heeft, wiens gehoorzaam werktuig hij geworden is. Wij hooren hem spreken: „Ik vermag alle dingen door Christus die mij kracht geeft!" En : „in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem die ons heeft liefgehad!" Daar staat Johannes voor ons: welk een levend getuigenis van Christus' heerlijkheid geeft hij in zijn Evangelie : de Samaritaansche vrouw, de kranke in Bethesda, de blindgeborene, Lazarus; — zij allen zijn bewijzen van Christus' macht. Hij overwint de zonde en den dood. Hij is de Heer der belijders uit de eerste eeuwen, der martelaren, dien zij stervend in heerlijkheid aanschouwden, tot wien zij mm met inspanning van hun laatste krachten riepen: Heere Jezus, ontvang mijnen geest! Voor een krachtfiguur als Augustinus is hij de Heer van worstelingen en ontelbare gebeden, van verbroken ketenen en bevrijde gewetens. Voor zijn Kerk is hij de Heer die in elke eeuw ook door gesloten deuren telkens weer binnen treedt om de zijnen te bemoedigen, die het graf van een verheidenscht en verstard kerkelijk Christendom steeds opnieuw verbreekt, om zijn heilandsmacht te toonen. Hij is de Heer van Luther en Calvijn, van al de strijders en martelaars der Hervorming, die in hem opnieuw het aangezicht van den hemelschen Vader zien, Wiens trouw, waarheid en genade zij verkondigen. Hij is voor hen allen de Heer die hen bezielt met profetischen geest en moed, zoodat zij het ongeloofelijke presteeren. Jezus Christus is gisteren, dat beteekent: hij is de Heer van de geschiedenis zijner Kerk, de krachtbron van vroegere geslachten. Hoevéél zouden wij hiervan kunnen zeggen; en niemand kan deze waarheid tegenspreken! Geweldige menschelijke culturen verrezen en gingen onder, wijsgeerige stelsels werden opgebouwd en weer afgebroken, wereldbeelden en wereldbeschouwingen werden geprojecteerd en weer uitgewischt, maar Jezus Christus, de getuige van Gods heiligheid en genade, hij overleefde het alles en bleef dezelfde. Als een onzichtbare koning overschreed hij gedurende eeuwen de grenzen tusschen landen en volkeren; hij werd daarbij niet noemenswaard gehinderd door de bestaande verschillen tusschen de menschenrassen: In Christus was noch Jood, noch Griek, noch man, noch vrouw, noch vrije, noch slaaf. Beslissende keerpunten in de wereldgeschiedenis en machtige omwentelingen, staatkundig en geestelijk, konden eeuwenlang aan zijn heerschappij geen einde maken: in de branding van elke eeuw, temidden van elk volk, verscheen hij als een stralende gestalte, n.m. in de eeuwige jeugd van zijn goddelijke boodschap, steeds dezelfde. Hij verschijnt in de kleeding van elk land en spreekt de taal van elk volk; hij werpt zijn licht over bepaalde vragen die op zeker moment actueel zijn, maar in wezen blijft hij dezelfde. Stemt deze ontzagwekkende geschiedenis ons niet tot eerbied en nadenken? Jezus Christus gisteren! Of — blijft het daarbij? Is hij niet meer dan dat? En nu komt de vraag van dit boekje weer scherp naar voren: Heeft Christus afgedaan? Heeft hij zijn tijd gehad? Ook al willen velen erkennen dat deze Christus de levenwekkende zon van vroegere geslachten was — en zij bewonderen zijn geschiedenis — zoo halen zij de schouders op over de gedachte: Jezus Christus is heden; en dus gelooven zij heelemaal niet meer aan Jezus Christus morgen. II Tal van oudere menschen in onze dagen, volwassen geworden nog vóór den grooten oorlog, die aan zooveel bestaande dingen radikaal een einde maakte, kennen wèl in hun eigen leven een gisteren van Jezus, doch leven nu positief een heden zónder hem. Werkelijk: hij was het licht hunner jeugdjaren. In zijn vreeze hebben de reeds lang overleden ouders hen opgevoed; zij hebben hem zelfs nog als Heer beleden in 't midden der gemeente, en dat misschien eerlijk en met de beste bedoelingen; doch dat „gisteren" is geen „heden" geworden. Er is in hun geestelijke ontwikkeling een hiaat ontstaan, een breuk geweest! Hoe komt dat? Zijn zij door de geweldige verschuivingen, ook op geestelijk gebied, innerlijk boven Christus uitgegroeid ? Velen willen ons bij een persoonlijk gesprek dat doen gelooven. Christus is door hen verlaten, omdat hij hun niets meer zeide noch bood, in de nooden van deze moderne wereld en van het moderne leven. Welke invloeden waren hier aan het werk? Rationalistische ? Is dan toch de mensch met zijn klare rede uiteindelijk de maatstaf aller dingen? Materialistische? Gaat er dan toch niets boven een leven dat beschermd is door materieele welvaart en veraangenaamd wordt door de vruchten der techniek? Psychologische? Heeft de Freudiaansche stelling: dat godsdienst niets anders is dan een kindheids-neurose, hen tenslotte overtuigd? Of meenen zij dat alle godsdienstige waarden en voorstellingen niet anders zijn dan projecties van ons primitieve mensch-zijn, van onze oerdriften? Meenen zij dat godsdienst niet anders is dan een verfijnde vorm van egoïsme, van zelfhandhaving? Ik kan het niet met beslistheid zeggen. Zoovele menschen, zoovele meeningen en theorieën. Wij kunnen hier alleen ons persoonlijk geloofsgetui- genis tegenover stellen: ook wij zijn kinderen geweest in een tijd dat Christus nog onze opvoeding beheerschte. Ook wij zijn tot mannen en vrouwen opgegroeid in de jaren van geestelijke omwenteling en crisis; wij zijn óók bewust gebukt gegaan onder de krankheden en nooden der menschheid; wij hebben eveneens in den stroom gestaan van nieuwe ideeën; wij kennen den invloed van rationalisme en materialisme; wij hebben de theorieën gehoord van de diepte-psychologie; — waarlijk, wij hebben geen Chineesche muur rondom ons opgebouwd tegen de belemmeringen van het geloof, die op ons aankwamen. Wij kennen de geschriften van Nietzsche en Lenin, van Rosenberg en Freud. Maar toch heeft de Christus van gisteren ons niet losgelaten: hij bleef de beheerscher ook van ons bewuste leven; want hij was waarlijk eens het licht in onze duisternis, de Verlosser van onze zonde, de Middelaar die ons tot den Vader bracht. En mèt ons getuigen tal van anderen, de jongeren, die als kinderen niets van Christus als Heer wisten, omdat de ouders hem hadden losgelaten, maar toen zij de grens van het volwassen leven naderden en de groote levensvragen van alle kanten op hen aankwamen, zie, daar heeft God door Zijn wonderbare leiding hunne oogen geopend voor de macht van den Zoon, — en nu weten zij door eigen levensondervinding dat geen twijfel van verstandelijken aard hen ooit zal kunnen scheiden van hun verlangen naar de hulp van den levenden Heer! Maar hoe belangrijk het ook is, ik wil met u toch verder gaan dan het persoonlijk getuigenis van ons en van onze tijdgenooten. Waarom mogen wij van Christus nog veel méér zeggen dan: Jezus Christus gisteren ? En dat, waar alles in de wereld zijn bestemden tijd heeft om te groeien en te sterven? Waarom zou alleen Christus niet op zeker moment hebben afgedaan? Ja, het is eigenlijk een wonder! Want hoe angstig ver ligt de eeuw van Christus achter ons! Hoe oneindig is de afstand tusschen die antieke Oostersche wereld, waarin hij leefde en door zijn apostelen als Heer verkondigd werd, en onze moderne wereld! Kunnen wij dien tijd, dat menschenras, die gedachtenwereld van toen, zelfs nog wel benaderen? Bezoek bijv. in Amsterdam het Bijbelsch museum: sta stil bij den Joodschen tabernakel, bij de modellen van tempel en offerdienst, alle schaduwen van Christus, en gij gevoelt er huiverend iets van: hoe vèr staat die voorstellingswereld van ons af! Is dat niet écht: Jezus Christus gisteren? Ja — als Christus aan de menschen niet anders gebracht had dan leerstellingen of ideeën! als Christus slechts over God en de menschenziel en de wereld gesproken had! Werkelijk — hij sprak de taal van zijn tijd en heeft zich bewogen in het wereldbeeld en de voorstellingen van zijn dagen. Dat wereldbeeld en die voorstellingen zijn verouderd en hebben afgedaan. Maar dat is het niet alléén: het gaat niet om het wereldbeeld en de voorstellingen van Christus, maar om zijn persoon, zijn verkondiging van God en Diens koninkrijk, het gaat om zijn leven, zijn sterven en opstanding. En dat alles heeft niet afgedaan! Hoe bijzonder schoon is dit uitgesproken in vraag en antwoord 31 van den Heidelbergschen Catechismus: „Waarom is hij Christus, dat is Gezalfde, genaamd?" — „Omdat hij van God den Vader verordineerd en met den Heiligen Geest gezalfd is: le tot onzen hoogsten profeet en leeraar, die ons den verborgen raad en wille Gods van onze verlossing volkomen geopenbaard heeft; 2e tot onzen eenigen hoogepriester, die ons met de eeuwige offerande zijns lichaams verlost heeft, en voor ons met zijn voorbidding steeds tusschentreedt bij den Vader j 3e en tot onzen eeuwigen koning die ons met zijn Woord en Geest regeert en ons bij de verworven verlossing beschut en behoudt". Zet nu dit 3-voudig ambt van Christus eens objectief in het heden; beschouw het goed, en vraag dan of Christus afgedaan heeft! Let op onzen modernen tijd waarin de menschen onbevredigd en onzeker rondtasten, met de skeptische vraag „Wat is waarheid?" op de lippen; waarin men geen blijvende inspiratie kan vinden om zijn taak te vervullen of zijn last te dragen; waarin stijlloosheid en bodemloosheid den boventoon voeren; waarin de angst voor verborgen machten de menschen uit de oogen kijkt of een noodlotsleer hen lam slaat. — Is daar geen behoefte aan een profeet of leeraar met goddelijk gezag bekleed, die ons Gods heilswil vertolkt? Let op onzen modernen tijd met zijn geestelijken nood der massa; zijn teleurstelling over het bruut gedrag der menschen; zijn depressie en grenzenlooze eenzaamheid. Let op den modernen mensch die telkens vastloopt doordat hij gevangen is door zijn eigen Ik; den mensch met zijn min of meer bewuste verlossingsbehoefte; zijn ontheffingsdrang, ook op het moeilijke sexueele gebied; den mensch met zijn psychischen nood, — en vraag u dan af wat deze mensch méér noodig heeft dan een priester die zichzelf offerde, dan één die voor hem bidden kan en wil, dan één die waarlijk verlossen kan? Ja, zie naar onze wereld die zich voor enkele maanden helder en scherp ervan bewust werd, dat zij op 't punt stond om onder te gaan in nieuwe oorlogsellende, die nog leeft in de dreiging van een komenden chaos, en nu roept om geestelijk leiderschap en geestelijke herbewapening, — en vraag u dan af: Heeft Christus afgedaan? Of: Heeft de wereld iets méér noodig dan een koning, een Vredevorst, die ons met Zijn Woord en Geest regeert ? Het gaat om Christus' persoon en werk: om den hoogsten, van God gegeven profeet, priester en koning. Voor ons allen. Want wij zijn op aarde allen reizigers tusschen twee werelden: grensbewoners, schepselen van den tijd, die toch de eeuwigheid in het hart dragen, door God getrokken en toch gedurig voor Hem vluchtend, vertoevend in een vreemd land en toch vervuld met heimwee en verlangen naar het hemelsch vaderland. Wij zijn ook allen, zonder uitzondering, worstelend tegen machten die ons naar beneden trekken; en wij lijden telkens de nederlaag, tot onze wanhoop en ontzetting. Boven deze worsteling groeien wij nooit uit, hoe zeer ook ons kennen en kunnen vooruitgaat en onze techniek de volmaaktheid benadert. Zoolang deze spanningen het menschenleven beheerschen, blijft Christus actueel en is niemand belangrijker dan hij, de Man van smarten, de voor ons gekruisigde Heer, die afdaalde in onzen nood om zóó voor ons de weg te worden naar den Vader. Alle voorstellingen welke de mensch van alle eeuwen zich van God maakt, alle gedachten welke de menschelijke wijsbegeerte over God uitspreekt, zij verzinken in den tijd; maar de prediking welke Christus van God geeft door zijn lijden, sterven en opstanding, zij blijft haar invloed uitoefenen. Het is de grootsche taak van de Kerk om eiken dag opnieuw deze prediking te vertolken in de taal van onzen tijd, passend in het wereldbeeld dat ons denken beheerscht, zonder iets af te doen van haar eeuwige waarheid en blijvende vreugde. Zooals een modern musicus een compositie van Beethoven, oorspronkelijk geschreven voor de primitieve muziekinstrumenten van diens tijd, moet gereed maken voor de instrumenten van een modern orkest, zonder iets van de waarde van de oorspronkelijke muziek te verliezen, zóó moet de Kerk de boodschap van Christus elk jaar opnieuw vertolken voor de wereld waarin zij staat, zonder iets van haar oorspronkelijke beteekenis verloren te laten gaan. Dan zal de wereld niet alleen zien dat Christus gisteren was, maar ook heden dezelfde is, nl. de Heer. — Ik weet dat dit een moeilijke bezigheid is. Daarmede wint het „heden" aan beteekenis. — Want, wie durft het heden, het levensmoment nü, zoo vol raadselen, moeilijkheden en verwarringen, eigenlijk aan? Alléén zorgelooze, onbewuste kinderen die er nog geen weet van hebben, en uitgeleefde oude menschen die er niet méér weet van hebben. Wij anderen eigenlijk niet; wij zitten vol vreezen en angsten. Maar, wie durft zeggen: Jezus Christus is heden de Heer, die krijgt den moed en de kracht om het levensmoment nü te aanvaarden, want er moet in hem toch uitkomst zijn en leiding! Dit is de Christelijke verkondiging van de Kerk, ook in 1939: De Levende en Machtige Heer is in ons midden; — indien gij dan heden zijn stem hoort, zoo verhardt u niet, maar laat u leiden, tot hem en door hem! Heeft Christus afgedaan ? — Maar hoor dan toch hoe hij temidden van alle vreeselijke openbaringen van zonde en haat en ongeloof ook nü als Gods gezant aan de deuren der wereld klopt om binnengelaten te worden; hoe hij ook in dezen tijd van worsteling om het nieuwe, ook in onze groote steden, waar de duizenden leven die van God vervreemd zijn, zijn plaats als Heiland en Verlosser vraagt! Gaat er niet een ritseling door onzen tijd? Is er geen vraag naar geestelijk voedsel, ook bij de jongeren ? Ja, Jezus Christus is heden dezèlfde: ook in ons geslacht wil hij opnieuw geboren worden; opnieuw als Verlosser en Heiland aanvaard worden. Zeker, wij moeten de oogen open houden voor de mogelijkheid dat de kribbe bij ons een andere gedaante heeft, en de doeken en windselen van andere makelij en van andere kleuren zijn. Zeker, de Christus moet op zijn wijze indringen in onze diepste nooden en gedachten, en getuigen met zijn meest eigen woorden welke wij verstaan! Spraken wij niet van zijn stralende gestalte in de eeuwige jeugd van zijn goddelijke boodschap, terwijl toch het wezen van den Zone Gods hetzelfde blijft? Zóó antwoorden wij op de vraag „Heeft Christus af-- gedaan ? ' met het apostolisch getuigenis: Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde. Wij antwoorden in het geloof en zijn dankbaar gestemd. Maar wij gaan nog een stap verder. III Wij kunnen niet anders verwachten, dan dat Hij ook morgen en overmorgen Heer zal zijn. De apostel zegt: Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde — en tot in eeuwigheid. Tot in eeuwigheid, dat is méér dan morgen en overmorgen, dat is zóóveel, dat wij, menschen van den tijd, ons daarvan geen voorstelling kunnen maken. Het beteekent, dat er nooit een periode komt in de geschiedenis der menschheid, waarin men zal kunnen zeggen: Christus heeft zijn tijd gehad ; nu zijn er andere Heeren gekomen. Wij kunnen dat omschrijven en voor onszelf dichterbij halen met deze woorden: wanneer ook voor ons al het aardsche voorbijgegaan is, en al het tijdelijke is weggevallen, dan nóg zal Jezus Christus dezelfde zijn. Wij kunnen dat zeer persoonlijk maken: Hij, de Heer door ons in de spanningen van het heden onvolkomen gekend en slechts in het geloof aanschouwd, zal eenmaal volkomen gekend en van aangezicht tot aangezicht aanschouwd worden. Op onzen weg, die ophoudt aan de rivier van den dood, gaan velen, gaan talloozen met ons. Maar als wij er doorheen moeten waden en allen blijven achter, dan gaat hij verder mede, dwars door den dood. Hij helpt ons in het heden, — dat altijd weer een gisteren wordt —om te overwinnen, opdat wij onze volkomen verwachting op hèm zouden stellen voor morgen en overmorgen, ja, voor de eeuwigheid. Zoo leert hij ons om op onzen pelgrimstocht vol tranen, het lied van het Vaderhuis en van het eeuwige leven te zingen, en bevrijdt hij ons van de ergste aller vreezen, van de angst voor den dood. Zoo heerscht hij als onzichtbaar Leidsman tot zijn groote ure komt, waarin hij als opperste Rechter en Koning alle volkeren voor zijn troon vergaderen zal j — en hij blijft steeds dezelfde, in macht en genade. Dat is ons rustpunt, ook in dezen hopeloos verwarden tijd. Dat is ons antwoord op de vraag: Heeft Christus afgedaan? Dat is onze troost, waardoor wij als moedige menschen kunnen leven en in vrede kunnen sterven. Zalig zijn zij, die het eigendom van Jezus Christus zijn ! In zelfde formaat en uitvoering verschenen nog (Serie H. In de Catalogus van het Genootschap): BESTAAT ER EEN OPENBARING GODS? (2de druk) door Prof. Dr F. W. A. Korff GOD EN ONZE LEVENSNOOD (2de druk) door J. G. W. Goedhard PIETER JELLES TROELSTRA EN DE GODSDIENST (2de druk) door Dr O. Norel WAT HEEFT JEZUS ONS TE ZEGGEN? (3de druk) door P. J. Molenaar IS HET OUDE TESTAMENT VEROUDERD? door Prof. Dr Joh. de Groot Voor verdere gegevens — prijs en getalprijs — raadplege men de Catalogus, welke op aanvrage omgaand wordt toegezonden (Adres zie keerzijde van den Titel) IW Voor he! samenstellen van getallen kunnen de titels onderling gecombineerd worden Als een speciaal verzorgde uitgave op getint papier en met kaders in kleur, verscheen nog (form. 12X1672): LEVENSKUNST Gedachten van week tot week Dit boekje van 114 blz. geeft over 19 onderwerpen gedachtenreeksen in de 4 moderne talen Een zeer doelmatig geschenk bij gelegenheden fo. a. bij Bevestiging van Lidmaten) In zwaar, met goud en kleur gestempeld, overstekend omslag — naar keuze imitatieleer of Japansch houtfineer — f 1.— per stuk © E