•Uit het verleden en heden van de *.Ned. Herv. Gem. te Hellevoetsluis. | Ned. Herv, Kerk te Hellevoetsluis Uit het verleden en heden van de Ned, Herv. Gem. te Hellevoetsluis DOOR F. A. GROEN, Ouderling en Pres.-Kerkvoogd der Gemeente. Nadruk verboden. Hellevoetsluis 1936. Verkrijgbaar bij den Schrijver voor f 0.65 of meer wat de kooper geven wil. Uitgegeven ten voordeele der Kerkvoogdij. / B ULLJ ° The ek~ \ ( THEOL. HOOG£SCHÖÖT \ -^>UD£STRAAT 5. KAMPrkj L. S. Aan het verzoek een inleidend woord te schrijven, voldoe ik gaarne. Zij, die Maandag 18 Maart 1935 en Donderdag 9 Januari 1936 aanwezig waren op onze gemeente-avonden in de voormalige Marine-Cantine te Hellevoetsluis, zullen blijde zijn het toen gesprokene, nu te kunnen lezen, terwijl degenen, die verhinderd waren „schadeloosstelling" ontvangen. Wij zijn onzen ouderling en president-kerkvoogd heel dankbaar, dat hij aan den wensch het gesprokene in druk te geven, gehoor heeft gegeven. Wij danken onzen God, Die hem ook na het overschrijden van „de leeftijd der sterken" hiertoe kracht en lust gaf. Moge de Heere door het geschrevene allen, die het lezen en inzonderheid de gemeente van Hellevoetsluis juist nu in deze zoo moeilijke tijden voor haar, versterken in het geloof, dat „de braambosch brandde in het vuur en de braambosch niet werd verteerd". F. K. v. EVERT. L. S. Op aandringen van verschillende zijden is ondergeteekende er toe overgegaan om datgene, wat hij op twee gemeente-avonden de toen aanwezigen vertelde uit het verleden en heden van onze gemeente, op schrift te stellen. Vooraf een vriendelijk verzoek om mogelijke fouten of misvattingen niet al te streng te beoordeelen, daar deze ook dit werkje wel zullen aankleven. Het is wel een wonderlijke samenloop, dat onzen predikant, ds. v. Evert, buiten hem om, reeds met de gedachte rondliep om D.V. op 1 Mei a.s. te gedenken, dat het dan 250 jaar geleden is, dat onze kerk in gebruik werd genomen. Verder is het plan van ondergeteekende, deze boekjes te verkoopen voor f 0.65 per exemplaar, of meer wat de kooper geven wil, daar de uitgave is ten voordeele van de Kerkelijke Kas. Hij hoopt dat het daarom, onder Gods zegen, succes moge hebben. DE SCHRIJVER. Februari 1936. Onze gemeente was voor 1623 „De Sluis". Indien tijd was deze niet te scheiden van de gemeente „Hellevoette", waarvan Korn.v. Alkemade in zijn beschrijving van de stad Brielle reeds vermeldt van een kapel in 1408. Vroeger was de kerk gewijd aan de Roomsch Katholieke godsdienst. Haar laatste pastoor werd in 1572 Hoor de volgelingen van Lumey van der Marck overvallen en kortweg opgehangen. Deze was met de Gorkumsche martelaren slachtoffer van de toenmalige geloofsvervolgingen, die niet zachtzinnig werden gevoerd, maar waar dan toch de protestanten meestal uit weerwraak handelden, omdat zij veel hadden te verduren met hunne familieleden van de Roomsche overheerschers. Talloozen zijn gruwelijk vervolgd en verbrand. Wij kunnen onzen God niet genoeg danken, dat wij nog bewaard zijn gebleven voor dergelijke toestanden. Evenwel, wij hebben te verstaan de teekenen der tijden en ons de vraag te stellen: Komen de toestanden van voor twee, drie eeuwen weer terug? In weerwil van alle z.g. beschaving, zien we, dat de voorspellingen gedaan in Gods Woord zoo zachtjes aan in vervulling gaan. Gelukkig hij of zij, die bereid is God te ontmoeten in zijn kracht en heerlijkheid. In 1574 was de eerste predikant van „ Hellevoette" aanwezig op de classicale vergadering te Brielle. Daar werd De Sluis met Hellevoette gecombineerd op den 19en April in 1623 en diende de predikant van daar, de beide gemeenten. De aanleiding tot deze combinatie was de volgende: „Op den 3en April 1623 verschenen op de vergadering „van de classis Voorne en Putten en Overflakkee in „den Briel, de Gedeputeerden van Hellevoetsluis, te „weten: Mr. Pieter Charles Dijckgraaf ende Leonard „Dierisce Heertjens, geassorteerd met Johan Hermansze „predikant van zekere vlote, die allen den winter in „de haven der voorzegde Sluis gelegen heeft ende „hebben de vergadering, zoo mondeling als schriftelijk, „voorgedragen het groot profijt, dat den Heere Christo „ende zijne gemeente deur den dienst des Goddelijken „Woordts (die denzelven winter aldaar gedaan is) is „geschiedt, verzoekende derhalve (dewijle daar zoo „goeden beginsel was) dat men haar wilde behulpsaem „wezen, dat ze mochten bij combinatie bedient worden „ende van de Ed. Mog. Heeien Staten worden voorzien „met soodanigen subsidium, als andere gecombineerde „plaatsen genieten". De broederen van de classis vonden dit goed en bepaalden nu: dat Hellevoetsluis bij provisie deur combinatie zal worden bedient deur den predicant van Hellevoette ... in deser voegen, „dat voor den middach „in Hellevoet ende na den middach op de Sluys alle „Sondagen sal gepredict worden. Ende opdat de leere „des Catechismo hier deur niet onderwege en blijve, „so zal men oock voor den middach om de anderde „weke in Hellevoette uit de Catechismo predicken ende „alsoo oock 's namiddaeghs op de Sluys". Dit wordt zoo ongeveer vermeld in bet boekje van ds. Priester, die in 1928 te boek stelde de geschiedenis van de Ned. Herv. Gemeente te Nieuw-Helvoet. De combinatie van Hellevoette, of zooals het later heet Nieuw-Helvoet, duurde tot 1 Januari 1641 toen Henryck Weimans, door ds. Steyaart van NieuwHelvoet bevestigd werd. Deze predikant werd 2 Oct. 1640 door de classis Voorne, Putten en Overflakkee beroepen, doende wat des Kerkeraads is, op verzoek van de gemeenteleden. De classis ordonneerde met de Ed. Mog. Heeren van Holland on Westfriesland op verzoek der lidmaten den 30en Maart 1640, dat de plaatse van Hellevoetsluis (Sluis aan de voet van het riviertje de Hel" vermoeden sommige schrijvers, is de oorsprong van de naam Hellevoetsluis) een eigen predikant zouden hebben. Vanzelf kwam er toen een Kerkeraad, aangesteld door de classis. Het aantal lidmaten was 40 in getal. Tot elks spijt werd de nieuw bevestigden predikant ds. Weimans aangesteld door Ed. Mog. Heeren tot predikant bij den Ambassadeur van dezen Staat bij de Republiek van Venetië. Gelukkig voor de jonge gemeente had deze aanstelling geen effect door het overlijden van den heer Casper van Vosbergen, Ambassadeur te Venetië. De classis en de Synode van Zuid-Holland en Gorinchem A°. 1642 besloot dat boven- genoemde predikant hier zijn dienst zou vervullen en is door Ed. Mog. Heeren van Holland en Westfriesland vergund een vaste voorganger alhier op f 48.— 's jaars. Het oudste notulen-, doop- en trouwboek met elkaar in één band, loopt vanaf 1626. Dit eerste boek begint aldus: „Volgens bet kerckeboek van Hellevoet—Sluis „begrijpende in sigh de gedinckwaardighe handelingen „voorgevallen in de kercke en de kerkeraad der voor „seide plaets sedert het jaar 1641." Daaronder staat: Ps. 51 : 20 en 21: „Doet wel bij Zion naar uw welbehagen; bouwt de muren van Jeruzalem op. Dan sult ghij „lust hebben aan de offerande der gerechtigheit, aan „brandoffereri ende een offer dat gansch verteerd wordt; „dan zullen zij varren offeren op uwen altaar." Veel belangrijks wordt verder niet verteld. Dit boek behandeld in 21 bladen een geschiedenis van 25 jaar, van 1641 tot en met 1666. Hoofdzakelijk kan men lezen: „Avondmaal gehouden, waaraan niemand der lidmaten ontbrak". Nu was er een predikant maar geen kerk. In het notulenboek, „Handelingen van den kerkeraad 1640—1659" begon men daar ovkt te handelen, doch zijn drie bladen uitgescheurd, die vermoedelijk veel zouden kunnen vermelden, dat nu niet meer na te speuren is. De eerste predikant ds. Weimans vertrok in 1646 naar Heen vliet. Deze werd opgevolgd doords. Johannes Mesmie, welke reeds in 1647 vertrok naar Goiinchem. In zijn plaats kwam ds. Martinus Leo van Cootwijk, die reeds in 1649 vertrok naar Goedereede. In dien tijd werd de gemeente verrast met een geschenk van twee kleine drinkbekers. Hierop staat gegrafeerd: „2 kleine „drinkbekers, zilveren, voor het Avondmaal, geschon„ken door Jan Cornelisse van der Bel aan de kerke „van de Helvoetse Sluis". Deze bekers worden natuurlijk met al het Avondmaalzilver zorgvuldig bewaard in de brandkast. De 4e predikant was ds. Daniël Brouwerus die in 1649 kwam en in 1650 vertiok naar Ned. O. Indië. Deze predikant vertelde zijne vrouw zes weken voor zijn dood, dat hij een belofte had gedaan om f 500.— te geven aan de kerk te Hellevoetsluis. Toen stond hij in Batavia en van daar uit werd die belofte vervuld. Het duurde evenwel 18 jaar eer de kerkeraad dat hier wist. Toen droegen kerkeraad en Magistraat ds. Petrus Lastdrager op, dit geld te Amsterdam te gaan halen. Dit ging niet zoo gemakkelijk en toch heeft hij de f 500.— gekregen plus f 180.— verloopen rente bij schikking volgens Acteboek 10 November 1684. Gelukkig was deze predikant de rechte man op de rechte plaats ook voor zulk werk. De 5e pred. was Peterus Kinthuis die hier kwam in 1651 en in 1655 vertrok naar Heenvliet. Hij werd opgevolgd door ds. Carolus Ursinius die stierf in 1666 aan de hier heerschende pest. In zijn leven werd begonnen plannen en middelen te beramen voor een kerk. In een register „Nieuwe kerk" staat, dat op „12 Aug. 1661 vergaderde de Edele Gerechte van het „Weergors, benevens Engel Arens de Cater namen den „kerkeraad na voorgaande delebiratiën genomen op „de modellen, om te komen tot het maken van een nieuwe „en bekwame kerk lang 70 vt. en breed 40 vt. binnen„werks. Aanbesteed op den 19en Aug. 1661." In latere gegevens wordt het weer anders aangegeven lang 24.78 el breed 12.64 el hoog 8 el en de toren tot aan de windwijzer 80 12 ellen (dit zullen wel meters zijn). Het bestek bepaalt bijv. in art. 3 en 5 dat zij een toren moeten fondeeren en art. 8 een consitorie maken. Art. 12 dat men 1 Nov. 9 voet boven de vloer moet zijn met metselwerk en dan niet verder gaan, om 15 Maart 1662 weer te beginnen. Aannemer was Pieter Maartens van Boeyroe voor f 2—19 de 1000 mopsteen. Het werk liep niet mede. 24 Aug. bleek dat de grond niet deugde en daarom moesten eerst aardbogen of aardwielen onder de steenen pylasters aangelegd en opnieuw opgebouwd worden. Het aanhoogen van kerk en kerkhof werd aanbesteed voor f 255.— om de begane grond boven den boogsten vloed te krijgen. Aannemer was Leendert de Boer. Overal werd gecollecteerd. De O. Ind. Compagniekamer te Rotterdam en Delft bepaalden, dat de predikant op de schepen eenmaal per week zou preeken en beloofde bovengenoemde Ursinus, dat ook getrouwelijk. Elke kamer gaf f 300. In een rekeningboek van den Magistraat (Kerkmeesters) staat: dat ds. Ursinus het meeste collecteerde. Bij het doen van deze rekening op 19 April mocht ds. Ursinus tegenwoordig zijn en mede teekenen. Later werd ook dat wel anders en de kerkeraad al meer en meer achteruit gesteld. Als 7e predikant werd beroepen Henricuis Vogelius of Vogel. Voor 't eerst staat hier vermeld: „bij approbatie van den Magistraat". Het beroep werd naar Leiden gebracht door een Ouderling en een Schepen. Deze predikant was bovendien van af 1674 legerpredikant en op voorstel van de classis in 1677 verplaatst naar Blankenburg. (Dit was het tegenwoordige eiland Rozenburg). De predikant van daar kwam in 1677 naar Hellevoetsluis en overleed hier in 1683. Daarop kwam ds. Abraham van Banthem, die reeds in 1684 vertrok naar Nieuwkoop. Als 10e predikant kwam Phil. dr. Petrus Lastdrager die op 29 Aug. 1684 door zijn vader, pred te Utrecht werd bevestigd. Deze predikant heeft ook veel gecollecteerd voor de kerk, waaraan men nog steeds bezig was, maar door geldgebrek dikwijls niet verder kon en bovendien toen ds. Vogelius in de campagne was — 1672 oorlog met Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen — ontbrak van zelf de lust. Van af 1666 werd kerk gehouden in het magazijn, 't welk gecommiteerden Raden ter leen gaven en bekend staat onder den naam van „het kleine kerkje". Voor dien tijd werd godsdienstoefening gehouden in het huis van de Commies behoorende aan gecommiteerde Raden (vermoedelijk het Prinsenhuis, nu een belastingkantoor). In zeker collectenboekje staat aangeteekend bij 28 April 1686, gaande van 25 Jan. 1685 tot en met 22 Jan. 1715 deze belangrijke periode: „Zijnde deze de laatste predicatie in het kleine kerkje, „of in het werkhuis van de Edel Gr. Mog. gecommitteerde Raden tot den godsdienst, omtrent 20 jaren „toegestaan. Voor dien tijd in het huis van den Commies." Nog staat daarin: In ontvang 1667—26 Dec. Uit het kasien, staande tot de Commijs f 8—7. Eindelijk was de kerk dan gereed, waarover men + 25 jaren heeft gewerkt en kerk en toren alleen door Hervormden (Gereformeerden) is gebouwd. Op den len Mei 1686 voor den middag werd de kerk ingewijd door ds. Petrus Lastdrager. Deze sprak dien morgen over 1 Kon. 8:29: „Dat uwe oogen open zijn „nacht en dag over dit huis. over deze plaats, van „denwelken gij gezegd l>eb: Mijn naam zal daar zijn, „om te hooren naar het gebed hetwelk uw knecht „bidden zal in deze plaats." In een rekeningenboek van 1687 worden nog gevonden uitgaven van f 9770.— aan Adriaan van den Andel, mr. timmerman en Teunis Poortman, die door gingen aan den verderen opbouw van den toren. Ook de diaconie liet zich niet onbetuigd en gaf f 250.—voor het maken van een consitorie enz. enz. De kerk kreeg in die dagen de octroiën van bieren en brandewijn. Ook de beurs of het 2e zakje, dat notariëel behandeld werd. Voor ons gevoel doet zoo iets vreemd aan, wat de octroiën betreft. Dat 2e zakje werd een bron van onaangenaamheden. Terwijl de predikant Lastdrager naar het leger van de Staat moest, vraagt het gerecht, wij zouden nu vermoedelijk zeggen B. en W. het 2e zakje bestemd voor de kerk, te bestemmen voor de groote buitenarmen voor 3 jaren. De kerkeraad vond dit goed daar ook Baillauw en Leenmannen van Voorne dit schriftelijk hadden gevraagd vanwege de groote nood der buitenarmen. Na 3 jaren zou dan weer voor de eigen armen gecollecteerd worden. Deze zaak ving aan in 1696 en heeft geduurd in weerwil van vele protesten + 100 jaar. Hier komen we nog op terug. Nog komt er voor in een kerkrekening een eigenaardige post en wel in 1693: „Betaald tot lossing van een slaaf gevangen te Algiers de somma van m pSt." (Vlaamsch pond). Een enkel geval van de ellende, die onze voorvaderen mede maakten als zeevarenden, daar men begrijpen zal, dat die slaaf een Nederlander en vermoedelijk iemand uit deze gemeente is geweest. Bovendien in 1696 in ontvang gebracht de verkoop van het oude schoolhuis voor f 590 — en daartegen wordt in uitgaaf gebracht het maken van een nieuw schoolhuis a f 1121.— Die school was dus het eigendom van de kerk. Ook werden in die dagen de traktementen door de kerk en schepenen betaald. In een geschiedenis over oud Helvoet wordt verhaald dat de regeering dezer plaats voor 1826 vergaderde in de „Stad Brielle" een logement. Als dat waar is, waar stond dan het gemeentehuis? Toen de 3 jaien van het 2e zakje om waren besloten schout en schepenen om dit maar te houden voor de buitenarmen, vooreerst voor 12 jaren. Daartegen kwam de kerkeraad nu op en beriep zich op Balluuw en Leenmannen te Heenvliet. Van deze heeren kwam niet eens antwoord terug. Toen voor de classis. Twee gecommitteerden om te dienen van advies. Conferentie op conferentie. Meermalen uitgesteld door guur en buiig weer. Eequesten bij gecommitteerde Raden. Ook daar nul op request, zoodat men deze zaak maar liet gaan, moedeloos geworden. In 1700 waren de laatste schulden der kerk afgelost en werden de overschietende gelden belegd in 's Lands Obligatiën of, zooals in 1702 f 100.— gegeven om een gemeentebrandspuit te koopen en f 5.16 voor bier, dat gebruikt werd door hen die de spuit probeerden, alsmede voor het schilderen van bordjes voor de huizen der brandmeesters. In 1702 heeft de predikant, ds. Lastdrager, het pastoriehuis, thans behoorende aan de Diaconie, voor eigen rekening laten bouwen onder conditie van f 180.— huishuur in plaats van f 100.— zooals anders voor den predikant alhier door order van gecommitteerden uit het geestelijk comptoires betaald werd en onder verbintenis voor hem en zijn erven van dat huis als pastorie te moeten laten en de reparatiën voor zijn rekening te moeten doen. De resolutiën hieromtrent zijn van A° 1702, 1721 en 1736. De conferentie van schout en schepenen met den predikant kosten nog f 9.— om te bespreken het bouwen van de pastorie. In 1705 werd de kerk gebruikt tot inkwartiering van soldaten. De kosten van de schoonmaak daarvan aan boenders en bezems enz. was een som van f 57.12. De bode ontving voor het aansteken van lantaarns f 12.—, het luiden der poortklok f 20.— en de schoolmeester (voorlezer) f 36.— In 1706 werd een nieuwe poort of kleine klok gekocht, die vermoedelijk stond op de poort die ingang gaf tot het kerkhof. Vandaar kwam men in de kerk dor>r een poort, die uitsluitend gebruikt werd voor een begrafenis, op de Zuidwesthoek van het g bouw waar van men de oude vorm nog kan zien. Deze is later dichtgemetseld en een bank er voor geplaatst, waar boven in 1933 de luif van de andere banken werd doorgetrokken. De ingang voor catechesanten enz. naar de consistorie was voor + 1875 aan de Noordzijde der kerk. De kosten der poortklok van gieten en plaatsen was f 330.16 De groote klok volgens rekening gesloten 21 Jan. 1688 de som van f 570.19. In 1720 overleed ds. Lastdrager die 36 jaren hier predikant was. Na hem kwam ds. Gerardus van Hemert die reeds in 1721 vertrok naar Voorschoten en ds. Egberhif die hem opvolgde is hier in 1725 overleden. Toen kwam ds. Patroelus Luyken, waarvan eigenaardig gezegd wordt in 1749 ontslagen en verder niets, of dat nu het zelfde beteekend als met emeritaat is niet duidelijk, daar de notulen van die dagen zeer weinig vertellen. Johannes H. Westerhof werd zijn opvolger welke in 1752 vertrok naar Vlissingen. Waarop ds. P. H. Hugenholtz kwam, die in 1758 vertrok naar Zutphen. In dien tijd meest notulen van 20, 30 regels, die weinig bijzonders bevatten als Avondmaal gehouden, waaraan op enkele gecensureerden na, alle lidmaten aanwezig waren. In 1759 kwam ds. Huygens en ook als Schout en kerkmeester Jan Eduard Gallas, onder wiens beheer de kerk verarmde. Kerk en pastorie en kerkhof verviel bij den dag, daar er niets aan gedaan weid. De kerkelijke obligatiën verpand, zoodat er ook geen geld was voor herstel. De goede verhoudingen tusschen geestelijke en wereldmacht werden al minder en min- der en openbaarde al in zich de toekomstige revolutie. In 1719 deed de Schout uit wraakzucht tegen den predikant al de bijbels uit de kerk halen en in 1781 de avondbeurten stilstaan, waardoor hij hen het daarvoor betaalde tractement a f 75.— onthield en dat gebruikte voor de buitenarmen. Aan de andere zijde werd de teerkost op de vergaderingen betaald met f 75.—dat vroeger maar f 30.— koste. Bovendien had de Schout reeds in voorschot bij de kerk f 508.— Zoo tobde de kerk voort en zag ds. Huygens er tegen op om op Hooger last, de nieuwe psalmberijming in te voeren. Hij hield daarvoor een opzettelijke leerrede over psalm 139. Dit alles ^ geschiedde tot algemeen genoegen en stichting den 5en Ang. 177-4. Voor dien tijd zong men de psalmen van Dat heen. Tn 1776 doen de Diakenen rekening. Nu blijkt duidelijk hoe de verhoudingen waren, want Schout en schepenen komen binnen en willen de rekening zien. De notulen zeggen van den Schout: „Hij commandeerde „als een souverein, hij, slechts een misselijke dorps„schout". In 1781 krijgt de voorlezer, die tegelijk voorzanger en consistorieknecht was een instructie, waarin art. 1 vermeld: „Voorlazen in mantel en bef". De voorlezers waren in dien tijd gelijk schoolmeesters. Het peil van hun kennis stond niet hoog over het algemeen. Een school werd „verzongen". Het kwam meer op de kracht der stem aan, dan op kennis en bekwaamheid. De benoemde voorlezer werd ontslagen, omdat hij niet wilde lezen zooals het in de bijbel staat. Hij beloofde beterschap en werd weer aangesteld. In 1787 werd ds. Huygens op verzoek van den kerkeraad door de classis Voorne en Putten ontslagen. Ken brief uit Leiden van ds. Huygens, waarin hij krachtig protesteerde tegen zijn ontslag werd voor kennisgeving aangenomen. Deze had + 28 jaar hier gestnan en was volgens andere aanteekeningen gevlucht en zijn goederen vernield. Van de oorzaken is niets te vinden, zelfs niet in de laatste notulen van 21 Febr. 1787 die hij nog heeft geteekend. Vermoedelijk al een begin dat zich meer ging uiten tusschen Oranjemannen en Patriotten. In 1787 kwam ds. Willem Molenaar, die 1788 vertrok naar Wageningen en werd opgevolgd in 1789 door ds. Cornelis Louron. In zijn tijd werd heel wat afgespeeld in de gemeente van Hellevoetsluis daar hij de omwenteling in zijn geheel mede maakte en aan de lijve gevoelde de leuze: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap". In 1792: „Order van de Staten v. Holland bij vacature geen Oranjeman te beroepen". In 1792 wordt Cornelis Perenboom door den kerkeraad geëxamineerd tot catecheseermeester (in 1752 is dat Hoor den kerkeraad eveneens gedaan, d.w.z. iemand examineeren) en acte afgegeven, hem overlatende wat hij voor zijn diensten aan zijn leerlingen vragen wilde. In 1794 deed J. E. Steenwijk Gallas voor het laatst rekening en verantwoording als kerkmeester, waaruit bleek dat de kerk aan zijne weduwe nog f 923.— schuldig was, daar hij plotseling kwam te overlijden. In 1795 was het jaar der revolutie, dat groote schade bracht aan de Hervormde godsdienst. Een geforceerde leening of geldheffing van 6 pet. op de inkomsten volgens decreet der Provinciale Representanten werd nu geheven. Van de staat der kerkelijke kas mocht de kerkeraad niets weten. Volgens een brief van de municipialiteit (gemeenteraad). „ De diaconie had voortaan te zorgen dat alle stemgerechtigden (?) op de nominatie voor ouderlingen of diakenen stonden". Men besloot te handelen naar het Evangelie en niet naar zulke resolutiün. Wie waren toen stemgerechtigden? Zeker alleen Patriotten. Het H. Avondmaal werd op tijd gehouden zonder huisbezoek vanwege de tijdsomstandigheden. Een paar regels, die ons doen gevoelen welk een benauwden tijd het toen was en in onze gemeente en Vaderland. Het huwelijk genoemd een contract ceviel (burgerlijke verbintenis). Op 1 September van het jaar 1796 werd verboden de klok te luiden voor de openbare godsdienstoefeningen en op straat te loopen door de daarvoor bevcegde personen met mantel en bef. De kerkeraad besloot deze kleeding in 't geheel niet meer te dragen, ook niet door den President-Ouderling (z^ker de Predikant) bij Avondmaal of huisbezoek. Hlke kerk was nu voor de Staat gelijk, geen bevoorrechting, 24 Aug. decreet scheiding van Kerk en Staat. De Municipialiteit fungeerd nog steeds als kerkmeesters (daaronder een Roomsche) en moet beslissen over enkele posten voor den predikant, als f 100.— voor de avonddiensten en verminderde deze tot f 75.—. In die dagen bestond onze gemeente uit: 1191 Gereformeerden, 1 Eemonstrant, 25 Luterschen, 35 Roomschen, 1 Mennist, te zamen 1253. Verschillende vragen worden nu van hoogerhand gedaan omtrent de organisatie der gemeente en beantwoord als volgt: Oorsproog 1641, eigendommen f 21305.—, inkomsten f 948.—, tractement predikant f 960.—, in eigendom 5 huizen en een boomgaard. Voorts vermeld ds. Louron in zijn brief 23 Februari 1797 dat de dorpsgemeente + f 25000.— geroofd heeft van de kerk voor de buitenarmen met het zich wederrechtelijk toeëigenen gedurende 100 jaren van het 2e zakje, dat alles gekomen was van de Hervormden waarmede andere gezindten werden verzorgd. Hij protesteert eveneens tegen de vermindering van zijn tractement, daar de koster in 3 dagen voor het ophalen van het plaatsengeld f 100.— kreeg, en hij voor 13 avondbeurten maar f75.— Deze onbillijkheid deden de geëmunicipuleerden. Rond het kerkhof stond een doornen hegge, die jaarlijks kosten voor het scheeren f 6.6. In die dagen was er geen armenhuis zoodat de grens van het kerkhof was een gedeelte van de Kerkstraat. In 1797 ontving de kerkeraad een brief van leden van het „Nut van 't Algemeen", zich noemende Remonstranten, om hunne liberale ideën ingang te doen vinden. Dit werd voor kennisgeving aangenomen. Nog een vreemder geschiedenis kwam ds. Louron ter ooren, toen hij op 2 April bij den president Jacob van Putten moest zijn en daar brieven vond van den Pastoor Arnoldus van Gulik uit Brielle. Deze brieven bevatte het verzoek om het oude of kleine kerkje te mogen gebruiken voor de Roomschen te Hellevoetsluis, of zoo dat niet kon, dan de Hervormde kerk maar. Daarover is heel wat geschreven terwijl de kerkeraad den advocaat Vitringa in den arm nam. Een Opzichter der Fortificatiën te Brielle beweerde zelfs, dat de Roomschen evenveel recht hadden op de Hervormde kerk als de Hervormden, daar zij evengoed voor de vrijheid hadden gevochten en als het altaar in de Herv. kerk stond en de Herv. hadden dienst, schoven ze er maar een gordijn voor. Door er op te wijzen dat bij toestemming zoo kort bij elkaar dit niet anders zou worden dan een bron van twist en wanorde en de Genie meende het magazijn niet te kunnen missen, werd na een half jaar correspondeeren het verzoek, ook met medewerking van de Schout, van de hand gewezen. Daarna begon de strijd met het burgerlijk bestuur van Hellevoetsluis. Ie. Om de kerkelijke rekeningen aan de kerk te krijgen en 2e. het beruchte 2e zakje weer terug te mogen hebben voor eigen gebruik en niet te laten dienst doen voor de dorpsbelangen. Gelukkig was reeds uit den Haag door de advocaten Vitringa en Gallé, aangeschreven door ds. Louron, de burgerlijke gemeente gewezen op haar plicht om afstand van genoemde zaken te doen. Intusschen had ook de Regeering van Holland bepaald, dat zulke rekeningen behooren gedaan te worden door leden van het Genootschap. Op 29 Nov. 1797 gecombineerde vergadering en bepaald, dat op 1 Jan. 1798 de bewuste zaken zouden worden overgegeven. Op 30 Nov. gehouden een grondvergadering, d.i. kerkeraad, Municipialitet en 97 lidmaten, 23 waren er ziek, waarin een commissie werd benoemd tot overname. Gekozen werden ds. Louron, Klaas van Bergen, Arie Ruyghaver en Ary Vermaes. Deze commissie maakte de zaak in orde en vernamen dat de kerk nog schuldig was aan de wed. J. E. St. Gallas de som van f 750.— en aan Balluw en Leenmannen van Voorne een som van f 1100.— Uit de boeken bleek verder dat er een batig slot was f 1158-15-12. De Schout adviseerde dit bedrag maar in de kas ter Secretarie te deponeeren, doch commissarissen vonden Interieur der Ned. Herv. Kerk te Hellevoetsluis. het verstandiger de aanwezige som mede te nemen. Op den 2en Kerstdag 1797 waren officiëel de bovengenoemde heeren gekozen tot kerkmeesters of kerkvoogden waarbij een vroegeren ouderling Jan Wessel onophoudelijk de orde verstoorde en verwijderd moest worden. Daarna begon men de vervallen hekken enz. te herstellen. De schippers brengen gratis steenen en hout aan. De burgerlijke gemeente deed weer alle mogelijke moeite om dat 2e zakje plus het recht over de kerk terug te hebben. Daarover vergaderingen waarin een zekere burger van Putten, den predikant vertelde, dat hij als schootsvelmannetje hem best aan durfde en de predikant geen recht had hem de kerk te ontnemen. De predikant gaf dit raadslid geen antwoord. De Schout wilde subsidie hebben voor de buitenarmen; dit ging gepaard met vloeken en scheldwoorden van de zijde der ontevredenen. Deze samensprekingen mislukte en de kerk gaf niet toe. Toen kwam er weer een andere historie waarmede men fijn wraak kon nemen. Het Prov. Bestuur van Holland gelast alle wapens van de grafzerken te doen als ook de wapens van beschilderde glazen, waarvan de teekeningen volgens de Schout verloren waren. Om kwesties te voorkomen werden op een avond door werklieden alle wapens en titels van de grafsteenen gehakt. Nu had onze kerk tot + het jaar 1800 geschilderde glazen aan de Zuidzijde. Deze glazen waren er zeker al van begin af aan in geplaatst, daar in de kerkelijke rekeningen van 1693, 1694-, 1695,1696 enz. voordurend voorkomt: Betaald aan de glasschrijver Willem van Cleef de somma van voor het jaarlijks onderhoud der geschilderde glazen genoemd als volgt: 1. De wapens en namen van de regeering der stad Brielle. 2. Idem van den Baljuw en Leenmannen van de Lande van Voorne. 3. Idem der Penningmeesters v. d. Groote Visscherij. 4. Idem van de regeering van Hellevoetsluis. 5. Idem van commissarissen van 's Lands fortificatiën. 6. Idem van het college ter Admiraliteit op de Maas. 7. Idem van predikanten en kerkeraden van Hellevoetsluis. 8. Idem van het Binnen-Loodsmansgilde. 9. Idem van bevelhebbers der Oost-Ind. Maatschappij ter Kamer van Delft. 10. Idem van bevelhebbers dier zelfder Compagnie ter Kamer van Rotterdam. Het Lam op den toren was het wapen van het Weergors, waar vroeger veel schapen werden geweid. Tijdens de afwezigheid van den predikant kwamen Schout en schepenen enz. in de kerk en noteerden de geschilderde glazen in de kerk. Na korten tijd kwam het officiëele bericht, „dat de glazen die bewijzen „dragen van het in 1795 vernietigde Stadhouderlijke „Staatsbestuur uit de kerk verwijderd moesten worden, „ten ware daaronder kunststukken waren, die een „bijzondere conservatie verdiende''. Daarbij veel dreigementen van Schout en schepenen. Men deed alles om de kerk te benadeelen. Dit veroorzaakte veel geschrijf ook met de Hooge Regeering, waarvan ten slotte het bericht kwam 20 October 1798 aan den Schout, dat alles kon blijven zoo het was, mits de brekende glazen vervangen werden door wit glas. Deze glazen vermoedelijk door heethoofden spoedig stuk geworpen. In 1779 den 7en Nov. werd de pastorie op de Oostzanddijk door de Diaconie gekocht en ontving P. Bruch f 153.— als laatste huur van het dominee's huis plus f 2100.— wegens verkoop van dat huis aan de Diaconie. De kerkmeesters waren ook commissarissen van het fonds Ad pios Usus dat in 1798 werd opgericht om daar uit de kosten der eeredienst te betalen, omdat de additioneele artikelen der Staatsregeering bepaalden, dat de geestelijke goederen nationaal zouden zijn en nu alleen nog drie jaar het gewone Stipendium van den Leeraar aan de gemeente zou betalen; dit fonds is later weer vervallen in den Franschen tijd en + 1820 weer opgericht. In 18Ö0 werd de predikant door een officier namens den Zeekrijgsraad uitgenoodigd een ter dood veroor- olie voor 21 lampen f 3.3. Den 15en Maart 1809 werd deze nieuwe verlichting in gebruik genomen met een toepasselijke rede en voldeed aan elks ver wachting. Een nieuw decreet bepaalde dat de kerk zelf zijn beambten moest betalen daar dit vroeger door het dorp geschiedde. Uit vrees voor de Engelschen, die een inval in Zeeland deden, werden den 4en Aug. alle effecten en stukken van waarde naar Rotterdam gezonden. Zooals schrijver dezes reeds vr egei vermeldde, had de invoering der gezangen een geduchte nasleep, dat evenwel in 1811 al te erg werd. De loodsen hadden de twee banken die aan de Zuidzijde voor elkaar staan, zelf laten maken onder voorwaarde, dat het eigendom der kerk bleef maar steeds door het personeel van het loodswezen gebruikt kon worden. Daarvoor werd een bepaalde som betaald Nu gebeurde het dat de dominee een gezang opgaf, waarop de loods Jan van Eijk in de achterste bank oprees en inplaats van zich behoorlijk te verwijderen, over de voorste bank heen sprong en zoo uit protest de kez'k verliet. Het grootste deel der loodsen trokken met hun collega een lijn waarop de kerkmeesters besloten, de loodsenbank op te heffen. De hoofden Cornelis Klop en Hendrik Keijzer beloofden evenwel de zaak in orde te maken. De kerkmeesters bepaalde, dat enkele van de protesteerende loodsen een boete moesten betalen. Dit gebeurde evenwel onder de bedreiging van Jan van den Broek, dat hij de collectezak zoo dikwijls zou laten passeeien, tot dat hij zijne boete binnen had, waarop kerkmeesters de collectanten wederom gelasten hem te passeeeren bij het collecteeren, om hem te beletten zijn bedreiging uit te voeren. Zoo was het nog maar geen broederschap onder de Bataafsche regeeringen. Door het wegnemen der geschilderde glazen en het rooien van sommige boomen op het kerkhof, kreeg men veel last van de zon in de kei'k, waarop voor het eerst gordijnen werden opgehangen. In 1812 deed men een rondgang in de gemeente,t om den predikant zijn traktement te kunnen betalen daar deze in geen twee jaar iets ontvangen had. Ook toen waren er veel ledige plaatsen en lieten kerkmeesters op de vacante plaatsen een plankje spijkeren op dat niemand, zonder betaling, daar gebruik van kon maken. Oen 16en ITebr. van dat jaar overleed den voorzanger Cornelis van Zandwijck, die bijna 33 jaar den dienst in de gemeente vervulde. De van Benthuijzen beroepen voorzanger Pieter van Dijk trad den len Juni daarop in dienst. In 1813 op den 2en Kerstdag werd het H. Avondmaal tegen de toenmaals bestaande gewoonte — niet gevierd en vervangen door eene dankzegging „voor de gunstige verlossing" van Hellevoetsluis, terwijl den 13en Jan. 181-4 in alle kerken van den herboren Staat een algemeene dank , vaste- en bededag gehouden werd, tegelijk met het Rijk Groot Brittanje. De tractementen der predikanten worden weder door het Land betaald, als zynde de rente van de vroeger genomene kapitalen om legers te vormen en oorlo» te voeren. ° Ook gelaste de Gouverneur de kerkhoven te verplaatsen buiten de gemeenten; daaraan werd toen geen gevolg gegeven vanwege de hooge kosten. Den 3en Jan. 181-4 kwamen kerkmeesters bijeen om te gedenken de verbazende politieke ommekeer in ons vaderland en gemeente en probeerden de vroegere octroien weer terug te krijgen, wat gelukkig nooit gebeurd is. In 1812 den 21en Maart vroeg de controleur der i'ypotheeken opgave van eigendommen en werd opgegeven Kerk en Pastorie en ook het Schoolhuis, gebouwd uit de fondsen der kerk en waarvoor nooit huur werd betaald. \\ at deze school betreft, ligt voor de hand dat dit de school is, die Zuidelijk grenst aan de nieuwe pastorie^ en waarvan de laatste meester voorzanger „Labree het hoofd was en opgevolgd werd door meester „van den Ban". Vermoedelijk werd de school gelijk met de kerktoren de kerkelijke gemeente ontnomen en aan de burgerlijke gegeven door de regeering de Lands. 6 In 1815 den 2en Febr. gelast de Gouverneur van Zuid-Holland dat alle kerkgenootschappen de klok weder mochten luiden bij den aanvang hunner godsdienstoefeningen, wat verboden was 14 Aug. 1796. Enkele dagen later kwam er bericht, dat den 13 Juni 1815 de Koning onze plaats zou bezoeken. Dit gebeurde en Z.M. werd heel hartelijk toegesproken door ds. Louron. Den 25en Juni 1815 van 12—1 uur gepreekt over Ps. 137 : 7 en 8 wegens de beslissende overwinning op de Fransche rebellen en 5 Juli d.a.v. een algemeene dank- en bededag tegelijk met Gr. Brittannië. De kolonel der fortificatiën vraajjt voor zijn officieren een vaste plaats in de kerk, welke dan ook in orde werd gemaakt. Den 2en Sept. 1817 werd een 4e nachtmaalbeker aangeschaft tegen oud zilver. Het avondmaal- en doopstel bestond ook grootendeels uit tin, dat in bewaring was bij den voorzanger, en voor het schuren daarvan ook ontving f 6.6. Op den 17 Nov. 1817 preekte ds. Louran afscheid onder een grooten toevloed van hoorders over Collossensen 3 : ?. Reeds te voren had hij op zeer vereerende wijze zijn ontslag gekregen als president-kerkvoogd na een dienst van 28 jaren. Deze predikant heeft wel de moeilijkste jaren met deze gemeente door gemaakt en naast God is het aan hem te danken, dat onze gemeente nog zoo als ze was uit de toen bestaande warboel is uitgekomen. Typisch is hoe hij een heele inventarislijst overlegde van losse goederen der kerk en pastorie. Tijdens deze vacature was ds. Didericks van Leeuwen pred. van Nieuw-Helvoet onze consulent en deed men het voorstel met een 3e zakje in de kerk te collecteeren dat door den kerkeraad werd verworpen en in 1818 permiteerde de gemeenteraad te collecteeren in het portaal der kerk (toren). In vroeger tijd kwam de koster nooit verder dan het kerkportaal en was weer de knecht van den voorzanger die alles regelde; de koster werd toen genoemd „de commissaris van de zweep" en later „hondenslager". In 1835 nog ontving de voorzanger Labree die hier toen de hoofdonderwijzer was op de lagere school en voor zich zelf les gaf in het Fransch enz. in het huis wat nu dr. Kerbert bewoond, waarin hij op de bovenverdieping school hield: 2/3 gedeelte als voorzanger f 32.— Voor het omgaan met het kerkzakje „ 24.— Voor het bewaren Avondmaalgoed „ 6.— 2/3 restitutie voor het klokluiden „ 8.— 1 Febr. 1836 f 70.— In de vergadering van den Kerkeraad, Kerkvoogden en Commissarissen werd door den rendant-diaken A. Ouddijk van Putten ook namens de burgerlijke gemeente een voorstel voorgelezen tot het aanschaffen van een orgel. Een commissie werd benoemd. Uit de Kerkeraad A. Ouddijk van Putten, uit de Kerkvoogden N. Schilperoord, voor het fonds M. van der Bijl. De raming was f 4000.— en de idee van allen dat het fonds „Ad Pios Usus" in aanmerking kwam voor de kosten. Het schijnt dat het fonds toen nog bestond uit aandeelhouders, daar er rente werd uitgekeerd. Besloten werd de deelgerechtigden aan het fonds op gepaste manier te vragen en bovendien met lijsten rond te gaan. Om de stukken van het fonds te verkoopen werd toestemming gevraagd aan het „Tribunaal van eersten aanleg". De consulent roept de aandeelhouders van het fonds bijeen. Slechts weinigen willen hun aandeel terug, dat dan ook uitgekeerd wordt. De lijsten in de gemeente brachten op f 1200.— zoodat tot de bouw van het orgel besloten werd. In 1818 kwam ds. Treffers in deze gemeente en werd het collecteeren in den toren veranderd in een der>;e zakje in de kerk. De Schout vraagt de regeeringsbank weer terug hun ontnomen in de dagen van „Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap"; dit werd goedgevonden met betaling van f 40.— In latere jaren + 1900 is dat weer veranderd omdat enkele leden van den Raad, die nooit in de kerk kwamen, geen zin hadden dit van hun presentiegeld te missen. Nu wordt deze bank verhuurd evenals de andere plaatsen. In 1820 het orgel in gebruik genomen en op 1 Jan. 1821 benoemd tot Organist Cornelis van Hoffen op een tractement van f 100.— later verhoogd tot f 150.— Instructie 20 Nov. 1820. Voor het orgel ontvangen f 5000.60 en alles besteed aan het orgel, zie verslag van de orgelcommissie 30 Sept. 1822. In 1827 opdracht van de Regeering tot het verwijderen der kerkhoven uit de kom der gemeente; dit ■werd gedaan en de kerk zou van de burgerlijke gemeente f 200.— schadevergoeding ontvangen voor het overnemen van velschillende artikelen. De kerk verloor ook weer heel wat van zijn inkomsten, begrafenisrechten, baar enz. enz. In 1828 werden de Luterschen toegestaan elke maand één dienst te mogen houden in onze kerk. In 1835 is ds. Treffers overleden en reeds in 1836 opgevolgd door ds. Schuilenberg. In dien tijd verzoekt B. en W. een stuk grond te koop tot het zetten van een Aimenhuis omdat de begraafplaats verplaatst was naar dun Straatweg; dit werd loven en bieden. Kerkvoogden willen voor 261.30 MA f 1500.—; B. en W. geven niet meer dan f 600.—; de eene partij daalt tot f 1000.— en de andere gaat tot f 800.— en komt men niet verder, tot ten slotte de Gouverneur van Zuid-Holland beslist dat f800.— voldoende was; daarvoor buigen kerkvoogden en staan 6 Sept. 1838 in vollen eigendom af aan de burgerlijke gemeente 261 vierk. ellen grond voor f 800.— In 1839 willen B. en W. de grond direct achter het Armenhuis koopen of huren. Deze grond door Kerkvoogden verhuurd. Nu bleef nog over aan grond buitm kerk en consistorie 14 roeden en 99 vieik. ellen. In 1819 werd eeu nieuwe loodsenbank gemaakt en in 1824 nieuwe ramen van die, van glas in lood, waar natuurlijk maar wit glas in gezet was in de dagen der Bataafscbe Vrijheid. Uit een notulen van 1840 blijkt dat ook oud-ouderlingen op de kerkeraadsvergaderingen konden komen. In 1841 werd het 200jarig zelfstandig bestaan der Hervormde gemeente herdacht. In 1842 werden de twee branduitgangen gemaakt en speciaal vermeld van een rondgang in de gemeente als huisbezoek zonder ergernis. Wel iets buitengewoons. in 1852 werd het ijzeren hek geplaatst voor f 689.72 \ roeger was dit een muur met gedeeltelijke houten heining In 1853 kwam ds. Drost, die speciaal met een ouderling huisbezoek deed in de beruchte huizen m onze gemeente. Hij bleef tot 1856 eawerdopgevolgd door ds. Leenmans. In 1859 kwamen er nog twee kroonlampen bij en egon onder leiding van ds. Leenmans het proces over de heining aan de Noordzijde van de Pastorietuin met het Dep. van Oorlog. Tenslotte werd door den Hooge Kaad het Dep. van Oorlog veroordeeld tot onderhoud van dien heining. In 1861 wilde men de kerk vergrooten daar de kerk te klein werd en veelal de schare niet kon bevatten ook door overplaatsing van veel personeel van de opgeheven Werf te Vlissingen naar hier en men toen nog alleszins kerks was. De plannen en teekeningen werden gemaakt tot het vergrooten der kerk tot 1000 zitplaatsen. In de vergadering om tot een besluit te komen werden vragen gesteld als: „Zou de Werf hier blijven ot ingekrompen worden" en „zal de Waterweg te Hoek van Holland tot stand komen". Altemaal bezwaren die tot uitstel leidde. Toch was herstel noodig, daar zolder en dak zeer slecht waren. Om ongelukken te voorkomen leende men van de Marine rondhouten die in het middelpad geplaatst werden als steun voor den zolder. De directie der opgerichte gasfabriek besloot, dat de eerste vijftig die aansloten de aanleg der pijpen kosteloos zou krijgen; daarom werd dan ook de Pastorie opgegeven. In 1862 kregen we hier een blinden organist Kameihngk en in 1863 besloot de Kerkvoogdij in de on vernieuwde kerk toch maar gasleiding aan te leggen, f ier Vermaas tet volgende jaar uitvoerde&voor I 49o. ; de kroonlampen werden toen gewijzigd in gaslampen,^ die in 1899 door een legaat van wijlen mevr. de wed. Steivers van Orselen voorzien werden van gloeikousjes en porseleine kappen. In 1932 in staat gesteld door een legaat van wijlen den hr. Boaman werden de gasleidingen van kerk en pastorie gewijzigd in geleidingen voor electriciteit. Intusschen was ds. Leenmans veitrokken en opgevolgd door ds. F. W. Smits in 18H5, die alle middelen in het werk stelde om hier een tweede predikantplaats te vestigen. In 1867 werd op den 8en Juli, de eerste steen gelegd voor de nieuwe pastorie door den zoon van den pred., P. Smit. In 1868 kwam ds. van der Hamme als 2e pred. en in 1869 ds. van Toorn. In 1868 kwam er een verzoek in van 74 zich noemende leden der Ned. Herv. Kerk om de keik te mogen gebruiken voor het optreden van vrijzinnige predikanten en bij het voorkomen van een vacature, daarin een vrijzinnig predikant te beroepen. Na onderzoek bleek, dat er onder die 74 handteekeningen slechts 29 lidmaten waren. Dit verzoek werd door den kerkeraad van de hand gewezen. Zoo werd eveneens op 18 Oct. 1870 door de stembevoegde leden der gemeente het voogdijschap van het college van Toezicht verworpen en met 29 tegen 19 stemmen besloten tot „Vrij Beheer" dat tot op heden onze gemeente ann zich gehouden heeft. Van dezen ni^u^ en toestano werd kennis gegeven aan den Koning. Volgens het nieuwe reglement werden toen vijf Kerkvoogden en 10 Notabelen gekozen op den 12 Dec. 1871. Op den 20en Maart 1872 kreeg de Kerkvoogdij van Vrouwe P. E. A. Penninck Nieuwland. geb. Knoll een legaat van f 500.— ter aanvulling van het ontbiekend zilver voor Doop- en Avondmaal; daarbij werd gevoegd f 100.— uit de gemeente en f 89.80 door de Kerkvoogdij is te zamen f 689.80, wat noodig was om het ontbrekende aan te vullen. Zoo zijn er twee bekers van 1648, die ouder zijn dan de kerk. Vervolgens id. van 1787 en 1840 en 'het overige van 1872. Dit alles is voorzien van de namen der schenkers en sch^nksteis. Tijdens ds. Smits en ds. van Toorn is men begonnen een bewaarschool te bouwen, waaraan wijlen mej. Gleym benoemd werd als hoofd. Deze stond op grond van de Diaconie en was een christelijke bewaarschool, die be.-tuurd werd door de predikanten en andere heeren, o.a. is de seretaris der gemeente de Wilde, ook een heele tijd secretaris van die school geweest. Het was evenwel bij vele leden van de vrijzinnige partij een doorn in het oog, dat woordje christelijke school en men zon op middelen daaraan een eind te maken. Nu moest geregeld om de zooveel tijd het bestuur aftreden, en een elk die f 1.— per jaar betaalde was stembevoegd Bij zulk een stemming gebeurde het dat een kapitein der artillerie met zijn soldaten binnen kwam, hen lid deed worden en op die manier hft bestuur in eene om was; dat was nu het idee om baas te zijn, daar mej. Gleym toch hoofd bleef. Veel plezier hebben de heeren niet gehad van hnn handelen, daar de school ten slotte voor schuld verkocht moest worden door het faillissement van den penningmeester der school, de hr. van den Ban, die gepensioneerd als hoofd der lagere school, in effecten handelde, en die partij toen wel geld bezat, maar geen gevers voor de zaak waren. Een gevolg dat men toen in de klem kwam, daar ds. Teljer den hr. de Kanter vertelde, dat de kooper van de bewaarschool hem af kon breken daar de grond van de Diaconie der Ned. Herv. Kerk was. Gevolg dat het toenmalig bestuur vriendelijk verzocht of de Diaconie de school met lusten en lasten over wilde nemen; dit is ook gebeurd. Later door gewijzigde tijdsomstandigheden en bepaalde wetten op het bewaarschool onderwijs, kon bij het bedanken van mej. Gleym geen nieuw hoofd benoemd worden en werd de school opgeheven en voor afbraak verkocht in het jaar 1926. In de plaats van ds. Smits kwam ds. Teljer die reeds het volgende jaar vertrok naar Nieuwe Tonge; ds. van Toorn vertrok dat zelfde jaar naar Schoonhoven en werd opgevolgd door ds. Tichelman, die in 1878 met emeritaat ging. In dat zelfde jaar kwam ds. Teljer voor de 2e maal in onze gemeente en heeft hier op eenige maanden na 30 jaar gestaan. Tijdens ds. Tichelman werd de kerk hersteld. Achter de kerk werd een noodkerk gebouwd waarvoor de zeven groote boomen die daar stonden, moesten gerooid worden. Het fonds A. P. U. leende f 1700.— en gaf f 500.— en het classicaal te Brielle weigerde de Diaconie f 1000.— te doen leenen aan de kerk. Toch zette men door omdat het moest en werd 15 April de hulpkerk in gebruik genomen. De herstelde kerk werd zonder zolder met toog, die in 1934 werd voorzien van triplex, daar het stucadoorswerk vernieuwing eischte. In de vernieuwde kerk werd door ds. Tichelman 29 Nov. 1877 de eerste dienst geleid. Toen de verbouw der kerk door het classicaal bestuur werd onderzocht en goedgekeurd ontving onze gemeente de toelage der Synode groot f 6000.— Toen ds. Teljer hier kwam was het zijn eerste werk de 2e pred, plaats te doen opheffen en daarvoor aan te stellen een Godsdienstonderwijzer. Dit ging nog al voorspoedig. Tijdens hem waren hier de hh. Dekker, Egbrink en Lodder. In de jaren 1886—188' deed zich hier ook de doleantie in onze gemeente gelden. In het college van Notabelen waren de Voorzitter en Secretaris doleerenden en kwamen niet meer in de kerk, waarom Kerkvoogden hun de begrooting der kerk niet toezonden en hun namen doorhaalden in de lidmatenboeken. Zoo gebeurden ook met enkele andere gezinnen en personen. Enkele van deze personen werkten ook aan de Zondagschool, die in 1887 door het bestuur dier school gebouwd was achter de kerk, en daarom onder toezicht van den kerkeraad stond. Zij werden verboden om op die school les te geven. Dit beviel het gansche persoueel niet, dat nu ook als een man ontslag nam. Toen moest de kerkeraad deze zaak aanpakken en droeg den hr. Lodder, Godsdienstonderwijzer op, om te trachten personeel te krijgen en de Zondagschool voort te zetten. Hij ontving daarvoor f 38.75 per jaar. Op deze wijze is de school tot nu toe in stand gebleven en wordt nu geleid door ds. van Evert. Het schijnt, dat de scheiding van 1834 hier weinig beweging 'heeft veroorzaakt, daar schrijver dezes daar omtrent niets kon vinden in de boeken. Toen ds. Teljer hier kwam bewoonde hij de z.g. nieuwe pastorie en werd ce oude verhuurd aan den apotheker de Hosson. Nu vergaten Kerkvoogden de polis te doen veranderen. In 1888 brak er brand uit waardoor de heele bovenboel uitbrandde. De volle som waarvoor de pastorie geassureerd was f 9000.— kreeg men niet, doch wel de som waarvoor liet noodzakelijkste kon gemaakt worden dat was f 1920.— Ook in in die dingen is voorzichtigheid aan te raden. In 1908 is ds. Teljer door ziekte genoodzaakt zijn emeritaat te nemen en werd in dat zelfde jaar opgevolgd door ds. Touw, die slechts vijf maanden onze gemeente diende en plotseling den llen Februari 1909 overleed, nalatende een jonge weduwe met 3 kinderen. Zoo was het een gratiejaar waarvan de Kerkvoogdij een half jaar afkocht en daardoor reeds in het najaar kon gaan beroepen. In Dec. 1909 deed ds. Timmer zijn intrede, gekomen van De Lier. In zijn tijd begon de afbraak der Marinewerf. Toen hij kwam had onze gemeente 2300 leden (doop- en lidmaten) en toen hij 1 Dec. 1930 emeritaat nam was onze gemeente gereduceerd tot 1400 leden. Men kan begrijpen, dat alle arbeid van den predikant ten spijt de gemeente financieel achteruit giig. In 1912 bpgon bovendien het orgel van 1820, bewijzen te geven dat het versleten was en werd ods een aanbieding gedaan van de Luthersche gem. te Arnhem, om hun orgel, dat zij 15 jaar geleden hadden doen plaatsen voor f 10000.— over te nemen, daar deze gemeente een nieuw wilde koopen van groot ere prestatie. De hh. Kerkvoogden Jr. Vermaes en F. A. Groen gingen met onzen Organist S. Koning naar Arnhem in commissie om dat orgel te bezien en adviseerden bij hun thuiskomst het te koopen voor de som van f 2000.— Het afbreken en plaatsen kosten f1621.— zoodat een totale som van f 3621.— gevonden moest worden. Door schrijver dezes werd toen een Orgelfonds gesticht waarvoor de meisjes en jongens van den Broek, Franken, Groen, Tukke, Landheer, de Boo en Sterk met busjes gingen loopen en eiken maand, den laatsten Vrijdag, onder een kopje thee de busjes kwamen ledigen; dat was gewoonlijk zeer gezellig. De genoemde kinderen van toen, zijn nu meestal al vaders en moeders, verspreid door ons vaderland en één zelfs woont met zijn gezin in Ned. Indië. Als ze nog eens bij ons komen kijken hoe wij het maken, dan worden die oude dingen van zelf wel eens opgehaald en hartelijk gelachen. Met die busjes werd opgehaald in zes jaren tijd f 1046.425. In dien tijd werkte in Nieuw-Helvoet de hr. I. Vermaas op dezelfde wijze met busjes waarmede naar ik meen, liepen de kinderen Boers en Cappele, die in vijf jaren ophaalde f 367.93. Van 1919 tot en met 1923 verzamelde de hr. Langeveld met de busjes f 345.185 zoodat er een totaal van f 1759.54 was binnengekomen, dus nog niet voldoende. Toen organiseerde de familie ds. Timmer in de bewaarschool een bazaar in de jare 1917, midden in de mobilisatie, dat was een drukke tijd voor de dames Timmer en hunne helpsters en helpers. Hun pogingen werd gezegend en zij konden aan Kerkvoogden afdragen de belangrijke som van f 1340.665. Met het bedrag van de busjes, was er dus bijeen een totale som van f 3190.'205, zoodat de Kerkvoogdij slechts f 520.795 behoefde bij te passen. De Organist S. Koning heeft echter het nieuwe orgel nooit bespeeld daar hij den 15en Februari 1913, het jaar van het plaatsen overleed. Ds. Timmer ging 1 Dec. 1939 met emeritaat waar door de kerkelijke besturen een moeilijke tijd tegemoet gingen. Gelukkig vonden zij in een opgerichte Vrouwen vereeniging een krachtige steun, die tot nu toe elk jaar + f 350.— stortte in de kerkelijke kas. Zoo ook een commissie onder leiding van den hr. J. Bal, die opnieuw met busjes liet loopen tot steun van de Kerkvoogdij, dat tot heden wordt volgehouden door de diakenen Langeveld en Eradus, daar de hr. J. Bal door een ernstige ziekte ontslag moest nemen. En nu hebben wij bijna vier jaar onze nieuwe domine van Evert, die met jeugdige kracht en ijver werkt aan den opbouw van Gods Koninkrijk te dezer plaatse. In zijn hier zijn is onze gemeente nog meer gedaald in zielental en haalt niet meer het getal 1000. Doch hij gaat gelukkig voort in 's Heeren kracht, gesteund door Kerkeraad en Kerkvoogdij, nu bestaande uit schrijver dezes met de hh. M. Baptist, Ouderling en SecretarisKerkvoogd, Ouderling W. van Wageningen, Ouderling B. van den Engel, Diaken W. K. Langeveld en Kerk- voogd, Diaken J. Blind en Kerkvoogd, Diaken W. Eradus, Diaken F. van Leeuwen en N. F. Eekman Kerkvoogd, alsmede door de kern der gemeente. In weerwil van veel achteruitgang is er zelfs toen hij een jaar hier was een groot werk aan de kerk gebeurd, het plaatsen eener centrale verwarming met het noodige bijwerk, zooals triplex tegen het gestucadoorde plafond enz., dat toch ook uit eigen middelen, alhoewel een gedeelte van het kapitaal der kerk genomen was plus een lijst circuleerde enz. gedaan is. Dit alles samen vattende zien we ten slotte niet over het hoofd te gedenken de zegeningen onzes Gods, die om Christus wille onze gemeente heeft willen bewaren voor nog grooter verval op ander gebied. Wij mogen door Gods genade genieten van de prediking naar de Schriften des O. en N. Verbonds. Zeer opmerkelijk is het dat onze gemeente de eenige is op Voorne en Putten welke altijd heeft bezeten predikers die de volle Raads Gods brachten, een elk naar de gave die de Heere hun schonk. Dit is voor onze gemeente een reden van dankbaarheid en aansporing om onwrikbaar voort te gaan in den weg die God ons zelf wees in Zijn Woord en Getuigenis. Maar ook, verantwoordelijkheid rust op onze schouders om niet om kleinzieligheden uit elkaar te gaan en de een zich hier aan te sluiten en de andere daar, maar geschaard te blijven om onze kerk, waarin gebracht en geleerd wordt den eenigen weg tot zaligheid Jezus Christus, die om onze zonden is gestorven en opgewekt tot onzerechtvaardigmaking. Dan wordt het een persoonlijk getuigen en belijden van de heerlijkheid, die we nu reeds ervaren en straks in volmaaktheid zullen ondervinden bij Jezus Christus onzen Heer en Zaligmaker. En nu, hoe ouder we worden, gevoelen wij de waarheid van den Psalmdichter: „Zij zullen vet en groen zijn, om te verkondigen, dat de Heere recht is". Niet wij, maar Hij onzen God is recht in al Zijn Werk en laat nooit varen het werk Zijner handen en daarom is het alleen mogelijk, dat onze gemeente en wij persoonlijk door genade nog zijn, die wij zijn. ZOO ZIJ HET. deelde in zijn laatste ure bij te staan. Hij weigerde dat vanwege drukke werkzaamheden. Wederom komt genoemde officier met orders, indien hij het niet deed zou de fiskaal tegen de dominee procudeeren. De kerkeraad besluit ten slotte toe te geven en de dominee verrichte zijn moeilijke taak. In 1804 onderging de pastorie een grondige reparatie. De voorgevel werd geheel vernieuwd en de zuidgevel van e^n nieuwe fundeering voorzien. Toen de kwestie's met het burgerlijk bestuur wat verminderde, kreeg men het aan den stok met Mozes deVries, die een slagerij bad (waar nu de dames de Jong wonen). Deze vriend had in zijn schuur groote openslaande deuren die open gingen over het kerkhof. Nu wierp hij alle vuilnis op de begraafplaats en joeg zijn koeien over het kerkelijk terrein naar zijn schuur. Dit belette men hem door andere sloten te laten maken op de deuren. Doch onze slager voor geen klein geruchtje vervaard liet andere sleutels maken op de sloten en ging weer zijn gewone gang. Dit kon vroeger, omdat de Schout kerkmeester was. Nu waren de zaken veranderd en ging de kerk met Mozes een proces aan, dat hij na 1800 vanzelf verloor. In 1806 had de invoering der Evangelische gezangen plaats, dat een grooten nasleep had, terwijl een zekere mijnheer „Able Beentjes" oefeningen in de kerk mocht houden als er geen dienst was In dat jaar werden twee nieuwe schuifkozijnen in de Oostelijken muur van de kerk geplaatst om meer licht te verkrijgen. In 1801 mochten de daarvoor aangewezen personen weer met mantel en bef over straat gaan dat in 1796 verboden was. In 1808 raakten de groote armblakers op de predikstoel defect en moeiten vervangen worden. Men had evenwel vernomen dat in andere plaatsen Fngelsche lampen waren ingevoerd die gestookt werden met patentolie. De lampen en de hangkronen werden vermoedelijk hier gemaakt. Bij het beproeven bleek, dat de lampen goedkooper waren dan het gebruik van kaarsen. De kaarsen kosten per avond f 5.11 en de