■ U jjBHA - — Hoofdstuk I. 11 Wie heeft de wereld geschapen ? God schiep in den beginne hemel en aarde. f2 Wie zijn de eerste menschen geweest? Adam en p^va zijn de eerste menschen geweest, die God geschapen heeft. 3 "Waar woonden Adam en Eva ? Adam en Eva woonden in het land Eden, in eenen lusthof vol allerlei boomen. 4 Mogten zij van alle boomen vrijelijk eten? God had gezegd: van alle hoornen dezes hofs zult gij vrijelijk eten, maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads zult gij niet eten; want ten dage dat gij daarvan eet, zult gij den dood sterven. t5 Waren Adam en Eva gehoorzaam aan Gods gebod ? Neen, Adam en Eva luisterden meer naar hunne begeerlijkheid dan naar Gods gebod en aten van den verboden boom. |6 Werden zij voor hunne ongehoorzaamheid gestraft ? Adam en Eva werden uit het Paradijs verdreven en moesten nu in het zweet huns aanschijns hun brood eten. t 7 Wie waren de eerste zonen van Adam en Eva ? Kaïn en Abel. Kaïn werd een landbouwer en Abel een schaapherder. t8 Aan welke groote zonde maakte Kaïn zich schuldig? Kaïn sloeg zijnen broeder Abel dood uit nijdigheid. 9 Wie was Setli ? Setli was eene andere zoon van Adam , die na Abel's dood geboren werd; zijn nageslacht was godvreezender dan dat van Kaïn. 10 Bleven Seth's nakomelingen zoo godvreezend? Neen, Seth's nakomelingen vermengden zich met die van Kaïn, en toen werd liet geheele menschdom op weinigen na goddeloos. 11 Wie wordt als bijzonder godvreezend genoemd ? Henoch wandelde met God , en werd daarom levend ten hemel opgenomen. 12 Wat geschiedde met de andere menschen? God liet alle menschen in eenen watervloed omkomen ruim zestienhonderd jaren na de schepping. 1 Hoe lang is het geleden , dat God de wereld schiep ? 2 In hoetele dagen heeft God alles geschapen ? Gen. 1. 3 Wat schiep God op eiken dag'? 4 Waaruit werd Adam geformeerd? Waaruit Eva? Gen. 2 : 7 , 22. 5 Wat deed God op den zevenden dag? Gen. 2: 2, 3. 6 AVat sprak de slang tot Adam en Eva? Gen. 3 : 4 , 5. 7 Wie nam het eerst van den verboden boom'? Gen. 3:6. 8 Wilde Adam wel schuld bekennen? Gen. 3: 12, 13. 9 Waarom was Kaïn nijdig op Abel? Gen. 4: 3—5. 10 Hoe werd Kaïn voor zijue zonde gestraft? Gen. 4:9—12. 11 \"V ie munteden onder Kaïn's nakomelingen uit door nuttige uitvindingen ? Gen. 4:21, 22. 12 Leefden, de menschen in die dagen niet langer dan nu ? 13 Hoe oud is Methusalem geworden? Gen. 3: 27. Ps. 33 : G, 9. Door het woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt. Want Hij spreekt en het is er; Hij gebiedt en het staat er. Ps. 104: 24. Hoe groot zijn uwe werken, o Heer 1 gij helt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van uwe goederen. Gen. 1: 26. Laat ons menschen maken naar ons beeld en naar onze gelijkenis. Jak. 1 : 15. De begeerlijkheid ontvangen héblende baart zonde en de zonde voleindigd zijnde laart den dood. I. Joh. 3: 15. Een iegelijk, die zijnen broeder haat, is een doodslager. Ps. 33: 3—6; 136: 1—9; 146: 1—4. Het vierde en zesde gebod. Gezang 16: 1—4, 11—13. Hebr. 11: 3—6. Hand. 17: 22—28. Gen. 3: 1—7. Hoofdstuk II. ƒ 1 Verdronken alle, menschen in den zondvloed? -keen, de vrome Noach bleef met zijn huisgezin en veel vee in de arke bewaard ? 2 Wat was de arke? De arke was eene houten woning, die op het water kon drijven. Noach had ze op Gods bevel gemaakt. 3 Wat deed Noach, toen hij weder uit de arke gegaan was ? Hij bouwde eenen altaar en bragt eene offerbande tot dank voor zijne reddin°r. 14 Hoe vele zonen had Noach ? ï«oach had drie zonen, Sem , Cham en Jafet. Deze werden de stamvaders van een nieuw menschcngeslacht. / Spreuk. 16: 8. Beter is een wéinig met geregtigheid, dan de veelheid der inkomsten zonder regt. Spreuk. 22: 8. Die onregt zaait, zal moeite maaijen. Gen. 28: 16. Toen Jakob van zijnen slaap ontwaakte, zeide hij: gewisselijk is de Heer aan deze plaatse. Gen. 32: 10. Ik ben geringer dan al deze weldadigheden en al deze trouw, die gij aan uwen knecht gedaan hebt. Gen. 39: 9. Jozef zeide: hoe zou ik dan dit een zoo groot kwaad doen en zondigen tegen God ? Spreuk. 16: 9. Het hart des menschen overdenkt zijnen weg, maar de Heer bestiert zijnen gang. Ps. 119: 1, 5, 8, 15—18; 133: 1, 3. Gez. 9: 5, 6. Het 7, 8, 9 en 10 gebod. Hebr. 11: 17—22. I. Joh. 2: 7—17. Hoofdstuk IV. 11 Wat deed Jozef, toen de droomen van Farao uitkwamen ? Op bevel van Faraö verzamelde Jozef in de zeven vruchtbare jaren veel koren, en verkocht het in de zeven onvruchtbare jaren, f 2 Kwam er in het land Kanaari ook gebrek aan koren ? Ook in het land Kanaan kwam gebrek, en daarom zond Jakob zijne zonen naar Egypte, om koren te koopen. 3 Hoe ging het hun op hunne reis? Toen de broeders bij Jozef kwamen, hield hij zich, als of zij verspieders waren, cn beval hun, om ook hunnen jongsten broeder Benjamin te halen. 4 Wilde Jakob Benjamin wel laten mede trekken? Jakob wilde eerst niet toestaan, dat Benjamin medeging, maar toen het koren op was, moest hij er wel toe besluiten. 5 Maakte Jozef zich toen aan zijne broeders bekend ? Jozef stelde zijne broeders eerst op de proef, of zij nog zoo nijdig en afgunstig waren, en toen maakte hij zich aan hen bekend. 6 En wat gebeurde er toen ? Jozef zond zijne broeders naar Kanaiin terug om ook hunnen vader te halen. 17 Kwam vader Jakob naar Egypte ? Hij vertrok met zijne zonen en dienstknechten en al zijn vee naar Egypte, en bleef daar tot aan zijnen dood toe in het land Gosen wonen, f 8 Hoe oud is Jakob geworden ? Jakob is in zijn 147ste jaar in Egypte gestorven en met veel staatsie in Kanaiin begraven. f9 Vergold Jozef na Jakob's dood aan zijne broeders niet het kwaad, dat zij hem hadden gedaan ? Jozef zeide tot zijne broeders: vreest niet; want ben ik in de plaatse van Gód? gijlieden hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht. f 10 Hoe ging het met Jakob's nakomelingen in Egypte ? Door Gods zegen genoten zij daar veel voorspoed en werden na verloop van tijd een groot volk 11 Bleef die voorspoed altijd voortduren? Toen het volk van Israël zoo vermenigvuldigde , werden zij door de koningen van Egypte, zwaar verdrukt. 12 Vervulde God dan niet de belofte, die Hij aan Abraham gedaan had ? God vergeet nooit zijne beloften en gaf, toen de nood op het hoogste was, uitredding aan zijn volk. 1 Hoe oud was Jozef, toer» hij in Egypte kwam , en hoe oud was hij , toen hij door Farao in aanzien werd verheven ? Gen. 41 : 46. 2 Welke groote eer deed Faraö Jozef aan ? Gen. 41:40—43. 3 Trouwde Jozef ook en kreeg hij ook kinderen ? Gen. 41: 50. 4 Waarom behandelde Jozef zijne broeders zoo hard? Ï5 Wat zeiden Jozefs broeders tot elkander, toen hij hen zoo hard behandelde? Gen. 42" 21—23. 6 Wie bleef gevangen in Egypte terug? Gen. 42: 21. 7 Hoe beproefde Jozef zijne broeders . toen zij voor de tweedemaal in Egypte kwamen ? Gen. 43 , 44. 8 Hoe maakte hij zich aan zijne broeders bekend? Gen. 43 9 Wat sprak Jakob , toen hij hoorde dat Jozef nog leefde ? 10 Verhaal de eerste ontmoeting van Jakob en Jozet. Gen. 46. 11 Waarom heetten de nakomelingen van Jakob Israëlieten? 12 Hoe talrijk waren zij, toen zij in Eg\pte kwamen en hoe lang woonden zij aldaar?—Gen. 46: 27. E.vod. 12: 40. 13 Welke verdrukkingen deden Egvpte's koningen hun aan? Exod. 1. Spreuk. 3: 6. Kent den Heer in al uwe wegen, en Hij zal uwe paden regt maken. Spreuk. 3: 12. De Heer kastijdt dengenen, dien Hij lief heeft. Gen. 49: 18. Jakob sprak op zijn sterfbed: Op uwe zaligheid wacht ik Q Heer. Hand. 15: 18. Gode zijn al zijne werken van eeuwigheid bekend. Ps. 50: 15. Roept mij aan in den dag der benaauwdheid, ik zal er u uit helpen en gij zult mij eeren. Ps. 42: 1, 3, 5; 116: 1—5. 34: 8—11. Gez. 21: 1 , 4. Gen. 45: 1—13. Jes. 40: 26—31. Hoofdstuk V. 11 Wie was Mozes ? Mozes was een zoon van Amram en Joehebet. Hij werd geboren, toen de Israëlieten in Egypte het zwaarst verdrukt werden. f2 Welk wreed gebod had de koning gegeven? De koning van Egypte had gebod°en, °dat alle zonen der Israëlieten aanstonds na de geboorte zouden gedood worden. 13 Hoe werd Mozes in het leven bewaard ? Joehebet legde Mozes in een biezenkistje aan den oever der rivier, waar hij door des konings dochter gevonden werd en tot haar zoon aangenomen. 4 Hoe werd Mozes toen opgevoed ? Mozes werd opgevoed als^een koningszoon en onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren. t o Is Mozes altijd aan het hof des konings gebleven? Toen hij 40 jaren oud was, vlugtte Mozes naar Midian en woonde daar 40 jaren bij Jethro eenen herdersvorst. |6 Welk bevel ontving Mozes van God? God beval Mozes, naar Egypte terug te keeren , om met Zijne hulp de Israëlieten uit de slavernij te verlossen. f 7 Wilde koning Farao het volk wel laten uittrekken ? Koning Farao werd door 10 zware plagen gedwongen, om de Israëlieten te laten uittrekken. 8 Waar bragt Mozes de Israëlieten toen heen? Mozes bragt de Israëlieten eerst naar den berg Sinaï, waar God hun de wet der 10 geboden gaf. 9 Waarop waren de 10 geboden geschreven? De 10 geboden waren geschreven op twee steenen tafelen, die in de arke des verbonds in het binnenste van den tabernakel bewaard werden. 10 Wat was de tabernakel? De tabernakel was eene prachtige tent, waarin God werd aangebeden, zoo lang de Israëlieten in de woestijn van Arabië omzwierven. 11 Hoe lang zwierven de Israëlieten in de woestijn om ? De Israëlieten zwierven 40 jaren in de woestijn om, maar God zorgde voor hen, zoo dat het hun aan niets ontbrak. 12 Waar voerde Mozes eindelijk de Israëlieten heen ? Mozes voerde de Israëlieten naar het vruchtbare land Kanaan, waar Abraham, Izak en Jakob vroeger hadden gewoond. 1 Kwam Mozes aanstonds aan de.y konings hof? Exod 2. 2 Waarom moest bij uit Egyptaffvlugten ? Exod. 2: 14—15, 3 Hoe verscheelt God aan Mo*s, toen Hij hem beval zijn volk te verlossen ? Exod. 4 Wie waren Aaron en Mirjaji ' Exod. 4: 14; 15: 20. 5 Noem de 10 plagen van Egjpte op? Exod. 7—12. C Welk feest werd ter gedachtenis aan de verlossing ingesteld ? Exod. 12. " 6 7 Wat gebeurde aan de roode zee? Exod. 14. 8 rrirlke teekenen werden de 10 éeboden gegeven? 9 Welke andere feesten behalve het Paasehfeest werden er ingesteld? 10 Wie waren Korah , Dalhan en Abiram ? Num. 16. 11 Waarom moesten de Israëlieten zoo lang in de woestijn rondzwerven ? J 12 16° V4-36gd17G°d3 h-" ™n he' "oodi«e? Elod- 1S: 23; 13 Wat leest gij van Bileam ? Num. 22—23. neut. RA ■ 1 ft T?~ 7 . /- . * ■ •"< projeei meer op in Israël, gelijk Mozes, dien de Heer gekend had van aangezigt tot aangezigt. Ps. 33 : 12. Welgelukzalig is het volk, wiens God e Heer is, het volk, dat Hij zich ten erve verhoren heeft. Deut. 6: 4. Hoort Israël, de Heer onze God is een eenig Heer. Luk. 10 : 27. Gij zult den Heer uwen God lief hebben met geheel uw hart, met geheel uwe ziel, met geheel uwe kracht, met geheel uw verstand; en uwe naasten als u zeiven. Joh. 1: 17. De wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden. ?S'o33: l~11; 75: 4; 77: 6-9. Gez. 27. 1, 2 en 3 Gebod. 33^27—29 : 23~29- Exod' 12: 21—28- Deut. 2 Hoofdstuk VI. f 1 Heeft Mozes zelf de Israëlieten in het land Kanaiin geleid ? Neen , Mozes heeft het land Kanaün wel ge zien , maar hij heeft het niet betreden. + 2 W ie werd na Mozes dood de aanvoerder van Israël? Jozua de zoon van Nun , een wijs en dapper man , heeft het land Kanaan overwonnen en onder de 12 stammen van Israël verdeeld. 3 Ondervonden de Israëlieten bij de verovering van Kanaan ook Gods hulp? God zegende de Israëlieten op eene wonderbare wijze. Zij gingen droogvoets door den Jordaan , en de muren van Jericho vielen van zelf om. 4 Bleef God voortdurend de Israëlieten zegenen ? Het ging, gelijk Jozua hun voorspeld had: als zij God vreesden, zegende God hen, maalais zij God vergaten, werden zij door de naburige volkeren onderdrukt. 5 Wie regeerden Israël na Jozua's dood ? De Israëlieten werden geregeerd door de oudsten der stammen, door de Hoogepriesters en door Regters, zoo als Gideon, Jefta , Simson en Samuël. f6 Wat weet gij van Simson? Simson was een bijzonder sterk man. Hij versloeg duizend Filistijnen met een ezels kinnebak , en droeg de poorten der stad Gaza op eenen hoogen berg. 7. Wie was Eli? Eli was Iloogèpriester en had groot gezag in Israël; maar hij werd ongelukkig door te groote toegevendheid jegens zijne zonen. 8 Wat leest gij van Euth ? Ivuth was eene arme weduwe, maar om hare godsvrucht werd zij bijzonder van God gezegend. fJ W ie was de beste van alle regters ? Samuël, die door zijne vrome moeder Hanna reeds vroeg aan de dienst van God werd toe gewijd en later een groot profeet werd. 10 Is Samuël de laatste regter geweest? Ja, want het volk verlangde toen eenen koning te hebben, en Saul werd op Gods bevel door Samuël tot koning gezalfd. 11 Was Saul een godvreezend koning? Saul was ongehoorzaam aan Gods geboden, en daarom werd het koningrijk na zijnen dood aan zijn geslacht ontnomen. f12 Wie werd na Saul's dood koning? De vrome David , die toen Saul nog leefde , reeds op Gods bevel tot koning was gezalfd. 1 Waar is Mozes gestorven ? Deut. 34. 2 Wie Was Rachab? Josua 2. 3 \V elke stam van Israël kreeg geen deel. van het laad » Josua 21. 4 Wat wordt van Gideon verhaalt ? Rigt. G. 5 Wat leert u het voorbeeld van Jefta " Rigt. ii. G lLoe ongelukkig is Siuison gestorven? Rigt. 16 7 Welke verlossing gat God ten tijde van de°profetes Debora'? Rigt. 4. 8 Kent gij ook de fabel van Jotham ? Rigt. 9 : 6—15 J Hoe heetten de ionen van Eli ? I. Sam. 2: 34. U Welke rampen troffen Eli en zijn geslacht? X. Sam 4 I Sa^elye f"" was Saul en h«e heette zijn vader? 12 I "am' 9° °mstaudiSlieden van Saul's zalving tot koning. 2* 13 Hoe is Saul gestorven ? I. Sam. 31. 14 Wie maakte een klaaglied op zijnen en zijns zoons Jonathan's dood? II. Sam. 1: 17—27. Joz. 24: 15. Jozua zeide tot het vergaderde volk: Kiest u heden, wien gij dienen zult; maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen den Heer dienen. 1. Sam. 1: 27. Hanna sprak: ik bad om dit kind, en de Heer heeft mij mijne bede gegeven. I. Sam. 2: 6 , 7. De Heer doodt en maakt levend; Hij maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert, ook verhoogt Hij. I. Sam. 16: 7. De mensch ziet aan, dat voor oogen is; maar de Heer ziet het hart aan. I. Sam. 15 : 22. Gehoorzamen is beter dan slagtoffers. Ps. 15: 1—3, 5; 37: 13, 14; 68: 13, 14, 16, 17. Gez. 12: 1, 2, 4, 6. Hebr. 11: 30—34. Deuter. 34: 1—8. I Sam. 15: 24—28. II. Sam. 1: 19—27. Hoofdstuk VII. fl Was David een dapper man? Toen David nog herder was te Bethlehem , heeft hij een' leeuw, een' beer en den reus Goliath gedood. 12 Hoe kon David zulke dappere daden doen ? Het vertrouwen op God gaf David moed , om zulke dappere daden te doen. 3 Bleef David te Bethlehem , tot dat hij koning werd? ' 4713 H % LEIDDRAAD § bij het | GODSDIENSTIG ONDERWIJS VAN KINDEREN TEN GEBRUIKE BIJ DE KATECHISATIEN opgesteld dook »r. J. MEIJER, Hervormd Predikant te Wolver/a. ■— I ■ ^töfeïre Brul?. meppei, j\h H. ten BRINK. CJV |<0öi 75 ƒ BIBLIOTHEEK THU-KAMPEN 0036 3084 .. (L< ' leiddraad 1 BIJ HET MSDIMSTIG ONDERWIJS VAN KINDEREN; len geliruike bij de ïaleclisali8o opgesteld DOOK Dr. J. MEIJER. Hervormd Predikant te IVolvega. 4 tttwto Druk, MEPPEL, H. TEN BRINK 1852. VOORBERIGT. Misschien wenscht deze of gene mijner Medebedienaars van het Evangelie gébruik te maken van dezen Leiddraad bij het godsdienstig Onderwijs van kinderen , gelijk zulks het geval is met mijn Kort Begrip, waarvan bij den Uitgever dezes onlangs de derde Druk verschenen is. Daarom acht ik mij verpligt, iets aan te merken omtrent de wijze, waarop ik mij voorstel, dezen, Leiddraad te gebruiken. De vragen moeten hoofdzakelijk dienen voor de Katechisatiën gedurende den winter , die het talrijkst bezocht worden. De minst gevorderden leeren de 6 vragen met een f gemerkt-, de meergevorderden alle 12 vragen, terwijl de meestgevorderden de antwoorden op de blinde vragen er bij zoeken. Wat verder bij elk Hoofdstuk gevoegd is, dient meer bepaaldelijk voor de zomer-Katechisatiën, waaraan met allen deelnemen. Dan wordt naar de vatbaarheid der verschillende leerlingen hun te lèeren opgegeven ééne of meer der uitgedrukte teksten, der Psalmen Gezangverzen of der belangrijke gedeelten uit Gods woord, die allen als min of meer toepasselijk op den inhoud van het Hoofdstuk, den Onderwijzer gereede VOORBEKIGT. aanleiding geven om hierover te spreken; zoodat op die wijze de zomer-Kathechisatie eene herhaling wordt van de winter-Katecliisatie, zonder dat toch hetzelfde wordt geleerd. Overigens heb ik omtrent de inrigting van dit Leerboekje niets aan te merken, dan dat ik gemeend heb, bij dat gedeelte der geschiedenis, waar de Bijbel ophoudt bron te zijn, de blinde vragen te moeten vervangen door korte stellingen , die de leerling nalezen, en waarover de Onderwijzer vragen kan. W. M. f5 Welke zonde bedreef Cham ? Cham bespotte zijnen vader, toen deze uit onvoorzigtigheid te veel wijn gedronken had. f6 Deden Sem en Jafet dat ook? Sein en Jafet bedekten de schande van hunnen vader , en werden daarom door God meer gezegend dan Cham. 7 Bleven de nakomelingen van Noaeh bij elkander wonen ? Zij wilden eenen hoogen toren bouwen; maar God verwarde hunne spraak, en toen werden zij over de geheele aarde verspreid. 18 Wie was Job ? Job was een rijk man 9 die door God zwaar werd beproefd , maar altijd geduldig bleef. f9 Welk een man was Abraham? Abraham was een zeer wijs en vroom man. Hij werd door God uitgekozen, om de stamvader te zijn van het Joodsche volk. 10 Waar woonde Abraham ? Abraham woonde als vreemdeling in het land Kanaan, dat God beloofde aan zijne nakomelingen in eigendom te zullen geven. 11 Bij welke gelegenheid bleek Abraham's stipte gehoorzaamheid aan God? God gebood Abraham, zijnen eenigen zoon Izak op te offeren ; maar toen hij bereid was, om dit bevel te volbrengen, verhinderde God het. Gen. 22. 12 Wat geschiedde er met de steden Sodom en Gomorrha ? Wegens de godloosheid van hare inwoners werden de steden Sodom en Gomorrha door vuur van den hemel verwoest. Gen. 19. 1 Hoe vele dieren Tan elke soort kwamen er in de arke? Gen. 7. 2 Hoe lang regende het en hoe hoog kwam het water? 3 Hoe lang duurde het, eer het begon te dalen? Gen 8 4 Waar ging Noach uit de arke? 5 Wat beloofde God aan Noach, toen deze het dankoffer brast? 6 Welk was het teeken dier belofte ? 7 Waarin bestond de rijkdom van Job ? Job. 1:2 3 8 Welke rampspoed kwam hem over. Job. 1 en 2.' 9 Werd hij ook voor zijn geduld beloond ? Job. 42:10 13. 10 l it welk land was Abraham naar Kanaan gekomen ? Gen. 11 : 31. 11 Hoe heetten zijne huisvrouw en zijn neef, die met hem gingen ? 12 Had Abraham nog niet een' anderen zoon behalve Izak ? Gen. 16: 18. 13 Wie was Melchise'dek ? Gen. 14: 18—20. 14 noe werd Lot uit Sodom gered 1 Gen. 19. Spreuk. 3: 33. De vlóeh des Heeren is in het huis des goddeloozen, maar de woning der regtvaardigen zal Hij zegenen. Joh. 1: 21. Be Heer heeft gegeven en de Heer heeft genomen; de naam des Heeren zij geloofd. Job. 2: 10. Zouden wij het goede van God ontvangen en het kwade niet ontvangen ? Gen. 15: 6. Abraham geloofde in den Heer en Hij rekende het hem tot geregtigheid. Gen. 18: 25. Abraham, zeide: zoude de regter der gansche aarde geen regt doen? Ps. 34: 4—7; 62: 1, 4, 5, 8. Gez. 17. Het vijfde gebod. Hebr. 1: 17—12. Gen. 17: 1—10; 22: 9 14. Hoofdstuk III. f 1 Hoevele kinderen had Izab, de zoon van Abraham ? Izak had twee zonen, Esau en Jakob. Hunne moeder heette Rebekka. f2 Wat gebeurde er met de twee broeders? Jakob ontstal Esau den zegen zijns vaders en het eerstgeboorteregt, en moest daarom vlugten naar Haran. 3 Hoe ging het Jakob te Haran? Door Gods zegen werd Jakob in Haran een rijk man en keerde na 20 jaren weder naar Kanaiin terug. f 4 Kreeg Jakob ook kinderen ? Jakob kreeg 12 zonen en ééne dochter, fó Wie was de geliefdste van Jakob's kinderen? De geliefdste van Jakob's kinderen was de vrome Jozef. f 6 Hadden de broeders van Jozef hem ook lief? De broeders van Jozef haatten hem en verkochten hem als slaaf f7 Waar werd Jozef als slaaf heen gevoerd? Jozef werd door de Ismaëlitische kooplieden naar Egypte gevoerd en verkocht aan Potifar den overste van des konings lijfwacht. 8 Hoe had Jozef het in Potifar's huis ? Daar Jozef braaf en eerlijk was, werd hij door Potifar eerst goed behandeld; maar door de leugens van Potifar's vrouw kwam hij later in de gevangenis. 9 Wat gebeurde er met Jozef in de gevangenis? Jozef legde de droomen uit van den schenker en den bakker des konings , die ook gevangen zaten. 10 Bleef Jozef langen tijd in de gevangenis? Nadat hij de droomen van den schenker en den bakker had uitgelegd bleef Jozef nog twee jaren in de gevangenis. 11 Hoe werd hij daaruit verlost? Farao had ook eens twee merkwaardige droomen, en Jozef werd uit de gevangenis gehaald, om die droomen uit te leggen. 12 En kon Jozef dat doen? God gaf Jozef wijsheid, om ook de droomen des konings uit te leggen , en nu werd hij door Farao tot een rijk en aanzienlijk man gemaakt. 1 Op welke wijze ontstal Jakob zijnen broeder Esau het eerstgeboorteregt ? Gen. 27. 2 Welken opraerkelijken droom had Jakob op zijne reis naar llaran ? Gen. 28. 3 Hoe werd hij op zijne beurt door zijnen oom Laban bedrogen ? Gen. 29. 4 Hoe heetten de 12 zonen van Jakob? Gen. 29, 30. 5 Hadden zij allen ééne moeder? 6 Vreesde Jakob niet voor Esau , toen hij naar Kanaan terugkeerde ? Gen. 32. 7 Waarom haatten Jozefs broeders hem? Gen. 37. 8 Waar waren de broeders, toen zij Jozef verkochtten ? Gen. 37: 17. 9 Wat wilden zij eerst met hem doen '? 10 Vernam Jakob het niet, dat Jozef verkoeht was'? 11 Welke droomen hadden de schenker en de bakker? Gen. 40. 12 Wat droomde koning Farao? Gen. 41. 13 Hoe legde Jozef die droomen uit? Neen, David werd krijgsoverste van koning Saul, maar moest door dezen vervolgd, uit het land vlugten. 4 Waar woonde David, toen hij koning geworden was? David woonde eerst te Hebron en later te Jeruzalem, waar hij een paleis liet bouwen op den berg Sion. f5 Was David een magtig koning? David overwon al de naburige volkeren en maakte Israël tot een magtig koningrijk. 6 Waardoor is David nog meer beroemd geworden ? David heeft vele schoone liederen gemaakt, die Psalmen genoemd worden. f7 Wat weet gij van zijn' zoon Absalom ? Absalom wilde zich koning maken in de plaats van zijnen vader, maar werd door den krijgsoverste Joab verslagen. f8 Welke zoon volgde David op als koning van Israël? De wijze Salomo , die den tempel te Jeruzalem gebouwd heeft. 9 Wat was de tempel? De tempel was een prachtig gebouw op den berg Moria, waarin men God openlijk vereerde. 10 Hoe was Salomo zoo wijs geworden ? Salomo had God om wijsheid gebeden , en God had hem daarbij groot aanzien en vele rijkdommen geschonken. 11 Waardoor toonde Salomo zijne wijsheid? Salomo toonde zijne wijsheid door zijn eerste vonnis, door de inrigting van zijn hof en vooral door zijne schoone Spreuken. 112 Wie was de opvolger van Salomo? Zijn dwaze zoon Rehabeam, die niet naar goeden raad wilde luisteren en daardoor een groot deel van zijn koningrijk \erloor. 1 Hoe heette David's vader, en uit welken stam was hij? I. Sam. 16. 2 Hoe doodde David den reus? I. Sam. 17. 3 Hoe roemde men David's dapperheid? I. Sam. 18; 7. 4 Waarom vervolgde Saul hem ? I. Sam. 18. 5 Wie was David's boezemvriend? I. Sam. 19, 20. 6 Vergold David, Saul kwaad met kwaad? I. Sam. 24, 26. 7 Werd David aanstonds koning over geheel Israël ? II. Sam. 2,3,4. 8 Zijn alle Psalmen door David gemaakt ? 9 Heeft de vrome David zich ook niet aan groote zonden schuldig gemaakt? II. Sam. 11. 10 Hoe bestrafte hem de profeet iN'athan ? II. Sam. 12. dl Op welke w:jze stierf Absalom ? II. Sam. 13. 12 Wat sprak David , toen hij den dood van Absalom vernam 'i II Sam. 18: 33. 43 Hoe lang heeft David geregeerd ? I. Kon. 2: 11. 14 Verhaal het eerste vonnis van Salomo. I. Kon. 3. 45 Van wien kreeg Salomo het hout tot het bouwen van den tempel? I. Kon. 5. 46 Wie kwam uit een ver land om de wijsheid van Salomo te bewonderen ? I. Kon. 10. 47 Wat raadde men Rehabeam? I. Kon. 12. I. Sam. 17: 45. David zeide tot den Filistijn: gij "komt tot mij met een zwaard en eene spies en een schild; maar ik kom tot u in den naam des Heeren der heerscharen, wien gij gehoond hebt, Ps. 51: 3. Zijt mij genadig o God! naar uwe goedertierenheid, delg vit mijne overtredingen naar de grootheid uwer barmhartigheden. Spreuk. 9: 10. De vreeze des IIeer en is het beginsel der wijsheid. Pred. 12: 1. Gedenk aan uwen Schepper in de dan en uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen. Pred. 12: 13. Van alles dat gehoord is, is het einde van de zaak : vreest God en houdt Zijne geboden ; want dit betaamt alle menschen. Ps. 42: 1—3, 5; 51: 1—6; 72: 6—11; 100. Eigen geschrift Davids. I. Kon. 8: 27—30. Spreuk. 3: 13—22; 30: 5—9. Hoofdstuk VIII. f 1 Welk was het gevolg van Rehabeam's dwaasheid? Tien stammen scheurden zich af van zijn koningrijk en verkozen Jeroboam tot koning. f2 Hoe lieeten de beide koningrijken, die daardoor ontstonden ? Het rijk der tien stammen noemt men het koningrijk van Israël; maar dat der twee stammen het rijk van Juda. 3 "VVelke koningen van het rijk van Israël zijn het meest bekend? Onder de 19 koningen , die te Samaria regeerden, zijn het meest bekend de goddefooze Achab en zijn ongelukkige zoon Joram , de wreede Jeliu en de laatste koning Ilozea, die door Salmanezer naar Assyrië werd weo-cevoerd. f4 Welke profeet leefde ten tijde van den goddeloozen Achab ? De beroemde profeet Elia, die vele wonderwerken heeft verrigt en eindelijk levend ten hemel is opgenomen. 15 Kunt gij ook eenige andere profeten opnoemen ? Behalve Elia zijn Elisa, Jona , Micha , Jesaias en Jeremias de meest beroemde profeten. 6 Hoevele koningen hebben over het rijk van Juda geregeerd ? Negentien koningen uit het geslacht van David regeerden over het rijk van Juda en ééne koningin , de goddelooze Athalia. 7 Wie waren de voornaamsten van die koningen? De vrome Hiskia , die de afgodsbeelden liet om verwerpen, zijn goddelooze zoon Manasse , en Zedekia, die door Nebucadnezar gevangen naar Babel is weggevoerd. 8 Wat weet gij van Athalia? Athalia liet zonder medelijden alle zonen des konings ombrengen behalve Joas , die in den tempel werd verborgen en naderhand koning werd. 9 Is er ook iets bijzonders met den vromen Hiskia gebeurd? Hiskia werd krank, maar op zijn gebed werd zijn leven nog 15 jaren verlengd. j" 10 Wie was Nebucadnezar? Nebucadnezar was koning van Babel. Hij veroverde het Joodsche land, nam de stad Jeruzalem in, verbrande den tempel en voerde het volk gevangen naar Babel. f 11 Wat word nog meer van Nebukadnezar gemeld? Koning Nebucadnezar was zeer hoogmoedig ; maar werd door God vernederd en aan de dieren des velds gelijk gemaakt. 12 Waarom kwamen deze rampen het volk van Israël over? * Omdat de Israëlieten den e'énen waarachtigen God vergaten , gaf Hij hen over in de magt hunner vijanden. 1 Welke stammen bleven Rehabeam getrouw? I.Kon. 12:21. 2 Wat deed Jeroboam om de Israëlieten van de dienst des Heeren af te trekken ? I. Kon. 12: 28. 3 Welke straf werd hem daarvoor aangekondigd ? I. Kon. 14. 4 Aan welke zonden maakte Achab zich schuldig. I. Kon. 16: 30. 8 Tot welke onregtvaardigheid liet hij zich door zijne booze gemalin Izebel verleiden'? I. Kon. 21. 6 Welk schrikkelijk uiteinde heeft Izebel gehad ? II. Kon. 9. 7 Noem de voornaamste wonderwerken van Elia op'? I. Kon. 17, 18: 21 en volg. II. Kon. 1. 8 Hoe werden eenige ondeugende jongens gestraft, die Elisa hadden gescholden '? II. Kon. 2 : 23 , 24. 9 Wat leest gij van Naaman den Syriër? II. Kon. 5. 10 Wie was Gehasi • 11 Wat weet gij van Jona ? 12 Wat heeft Micha van den Verlosser voorspeld ? Mich. 5: 1. 13 Door welke voorspelling aangaande den Verlosser is Jesaias beroemd ? Jes. 53. 14 Welke profeet beleefde den ondergang van het rijk van Juda ? Jerem. 39. I. Kon. 18: 21. Hoe lang hinkt gij op twee gedachten ? Zoo de Heere God is, volgt Hem na, zoo het Baal is, volgt hem na. Spreuk. 14: 34. Geregtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is eene schandvlek der natiën. Ps. 127: 1. Zoo de Heer het huis niet houwt, te vergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden er aan; zoo de Heer de stad niet bewaakt, te vergeefs waakt de wachter. Jak. 5: 17, 18. Elia bad, dat het niet zou regenen en het regende niet op aarde in 3 jaren en 6 maanden , en hij bad wederom en de hemel gaf regen. Jak. 4: 6. God wederstaat de hoovaardigen, maar den nederigen geeft hij genade. Ps. 52: 1, 4—7; 116: 6—11. Gez. 20. • Jes. 1: 2—9; 53: 1—7. I. Kon. 19:7—12. Luk. 4: 25—27. Hoofdstuk IX. f 1 Ondervonden de Joden ook in de Babylonische ballingschap Gods bescherming? Daniël werd uit den leeuwenkuil en Sadraah, Mesag en Abednego uit den brandenden oven door God gered. f2 Hoe werden de Joden uit de Babylonische ballingschap verlost? Na 70 jaren werd Babel door den Perzischen koning Cyrus overwonnen ; en deze gaf aan de Joden vrijheid, om naar hun land terug te keeren. 3 Wie waren de aanvoerders der Joden , toen zij naar Kanaan terugkeerden ? Onder aanvoering eerst van Zerubabel en later van Esra en Nehemia keerden vele Joden naar Kanaan terug en bouwden de stad Jeruzalem en den tempel weder op. 4 Wie zochten hen daarin te verhinderen? De Samaritanen deden de Joden bij het herbouwen van stad en tempel veel moeijelijklieid aan, en van dien tijd af bestond er eene bittere vijandschap tusschen Joden en Samaritanen. 5 Welk gezegend gevolg heeft de Babylonische ballingschap voor het Joodsche volk gehad ? De Joden hadden nu door schade en schande geleerd, den éénen waarachtigen God te dienen. 6 W at deed men, om de Godsdienst bij het volk aan te kweeken ? De Heilige Schriften werden bijeenverzameld en op den Sabbat in de Synagogen gelezen en verklaard. 7 Werden de Joden na het terugkeeren uit Babel weder een vrij volk ? Neen , de Joden bleven onder de heerschappij der Perzische en later van andere koningen en werden door landvoogden geregeerd, f 8 Wie was Haman ? Haman was de eerste staatsdienaar van den Perzischen koning Ahasveros. Hij had het booze plan , om alle Joden te laten ombrengen. f9 Waarom wilde hij dat doen? Hij was toornig op Mordechai, eenen aanzienlijken Jood, omdat deze zich niet voor hem wilde nederbuigen. f 10 Door wie werd het booze plan van Haman verijdeld? Esther, eene nicht van Mordechai, die door den koning tot vrouw was genomen , bewerkte, dat Haman werd opgehangen aan de galg, die hij voor Mordechai gebouwd had. f 11 Hoe vele jaren zijn er sedert de Babylonische ballingschap nog verloopen , tot dat de Zaligmaker geboren werd ? Na de Babylonische ballingschap duurde het nog meer dan 500 jaren , eer de Zaligmaker geboren werd. 12 at geschiedde 150 jaren voor Jezus geboorte ? Toen de Syrische koning Antiochus Epifanes de Joden wilde dwingen, om de afgoden te dienen, stonden zij tegen hem op en werden 100 jaren lang weder een vrij volk. 1 Gaf God den Joden in de Babylonische ballingschap ook nog andere profeten behalve Daniël ? 2 Waarom werd Daniël in den leeuwenkuil en zijne drie Trienden in den brandenden oven geworpen ? Dan. 3, 6. 3 Wie was de laatste koning van Babel en wat staat van hem vermeld? Dan. o. 4 Welk volk waren de Samaritanen? 5 Waar woonden de Perzische koningen ? ïïehem. 1:1. 6 Had Mordechai aan den koning geene dienst bewezen ? Esth. 6: 2. 7 Hoe wist Esther te bewerken, dat Haman gestraft werd? Esth. 5 en volg. 8 Welk feest is ter gedachtenis van die uitredding onder de Joden ingesteld? Esth. 9: 26. 9 Gedurende de 500 jaren van de Babylonische ballingschap tot aan de geboorte van den Zaligmaker verspreidden zich de Joden in de naburige landen ; vooral in Egypte zetteden er zich velen neder , en daar werd op bevel van koning Ptolomeus eene Grieksche vertaling van het 0. T. vervaardigd, die bekend is onder den naam van die der 70 Overzetters. 10 Hoe wreed de martelingen ook waren, waardoor Antiochus Epifanes de Joden wilde dwingen , om hunne godsdienst te venaken , bleven de meesten echter standvastig. Treffend vooral is hetgeen wij lezen van zekeren Eliëser, een beroemd Schriftgeleerde , en van eene moeder met hare zeven zonen , die allen onder de grootste folteringen werden ter dood gebragt. 11 De opstand der Joden tegen den Syrischen dwingeland geschiedde onder aanvoering van eenen priester Matathias en zijne zonen Judas, Jonathan en Simon , wier nakomelingen onder den titel van Makkabeesche vorsten over het Joodsche land regeerden , tot dat het eindelijk 60 jaren voor Jezus geboorte in de magt der Ro- . meinen kwam. Men vindt dit alles beschreven in de boeken der Makkabeën, die tot de Apokryfe boeken behooren. 12 De Romeinen stelden tot koning over het Joodsche land aan Herodes de Idumeër, dien wreeden vorst, onder wiens regering de Zaligmaker geboren werd. Ps. 103: 8. Barmhartig en genadig is de Heer, langmoedig en groot van goedertierenheid. Spreuk. 21: 1. Des konings hart is in de hand des Heeren, als waterbeeken. Dan. 3: 28. Geloofd zij God, die Zijnen Engel gezonden en Zijne knechten verlost heeft, die op Hem vertrouwen. Haggaï 2: 10. De heerlijkheid dezes laatsten huizes zal grooter worden, dan des eersten. Spreuk. 26: 27. Die eenen kuil graaft, zal er in vallen, en die eenen steen wentelt, op hem zal hij wederkeeren. Ps. 98: 1, 2, 4; 118: 7—10; 126; 130. Gez. 13. Psalm. 137: 1—6. Klaagl. 1: 1—6. Jerem. 33: 11—14. Jes. 12. Hoofdstuk X. f 1 Wie is de Zaligmaker der wereld ? Jezus Christus, de Zoon Tan God, die te Bethlehem geboren werd, is onze Zaligmaker. f2 Woonden zijne ouders te Bethlehem? Jozef en Maria woonden te Nazareth, maar zij reisden naar Bethlehem. om aldaar beschreven te worden. f3 Had er bij Jezus geboorte ook iets bijzonders plaats ? Engelen kwamen uit den hemel, en maakten de geboorte van Jezus aan de herders van Bethlehem bekend. ■f 4 Aan wie werd Jezus geboorte nog meer bekend gemaakt ? Eenige wijzen in het Oosten vernamen het door eene ster en reisden daarop naar het Joodsche land, om den geboren Zaligmaker te aanbidden. 5 Wat geschiedde op den 8sten dag na Jezus geboorte ? Op den achtsten dag werd Jezus naar de wet besneden. 6 En wat gebeurde er op den 40sten dag? Op den 40sten dag werd het kind te Jeruzalem in den tempel gebragt, om het den Heer voor te stellen. 7 Wie was daar in den tempel ? De vrome Simeon nam het kind in zijne armen , en dankte God, dat hij den Zaligmaker der wereld nog had mogen zien. f8 Waren alle menschen blijde over Jezus geboorte? Alle brave menschen waren blijde over Jezus geboorte, maar de goddelooze koning Herodes wilde hem dooden. 9 Gelukte dit ook ? God liet Jozef door eenen droom waarschuwen, en deze vlugtte toen met het kind en zijne moeder naar Egypte. 10 Werd Jezus in Egypte opgevoed? Toen Herodes weldra gestorven was, keerden Jozef en Maria naar het Joodsche land terug en gingen weder te Nazareth wonen. ^•11 Wat staat ons van Jezus vroegere jeugd beschreven ? Jezus was zijne ouders onderdanig, en nam toe in grootte en wijsheid en in genade bij God en de menschen. 12 Was Jezus ook leergierig? Hoe leergierig Jezus was, toonde ]Jij , toon Hij op zijn twaalfde jaar met zijne ouders opging naar Jeruzalem, om het Paaschfeest te vieren. 1 Doe lang is het geleden , dat Jezus geboren is? 2 Waarom werd hij Jezus, dat is Zaligmaker, genoemd? Mattb. 1 : 21. o Wie had geboden , dat de geheele wereld moest beschreven worden ? Luk. 2. 4 Waarom moeslen Jozef eu Maria le Bethlehem beschieven worden ? 5 Wat sprak de Engel tot de Herders? 6 Welken lofzang zongen de Engelen ? 7 Bragten de wijzen uit het Oosten ook geschenken mede ? O \,at 2C'de Simeon > toe" h'j lie' ki»d in zijne armen nam? J ^Vie was er meer in den tempel? Hoe vernam Herodes, dat Jezus geboren was? Matlh. 2. 1 Welk wreed bevel gaf hij, om Jezus te dooden? 1- Wat gebeurde er, toen Jezus op zijn 12de jaar met zijne ouders naar Jeruzalem ging ? 13 Wat zeide Maria , toen zij Jezus in den tempel vond , en wat antwoordde Jezus? 14 Heeft Jezus ook een handwerk geleerd ? I. lim. 1: 15. ]}{t is een getr0Uw woorden aller aanneming waardig , dat Jezus Christus in de wereld gekomen is, om zondaren zalig te maken. Gal. 4: 4. IVanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijnen Zoon uitgezonden, geworden uit eene vrouw, geworden onder de wet. Joh. 1: 14. /ƒet woord is vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond vol van genade en waarheid. Matth. 2: 18. Eene sten is in lïama- gehoord, geklag , geween en veel gekerm. Rachel beweende hare kinderen en wilde niet vertroost ivezen, omdat zij niet zijn Luk. 2 : 34. Ziet, deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israël, en tot een teeken, dat ivedersproken zal worden. G-ez. 46: 1—9; 112: 1,2,5, 6, 10; 114: 1, 2, 5—7, 12. Lofz. van Maria. Luk. 1 : 26—33; Luk. 2: 1—7, 8—14, 15—20. 46—52. Hoofdstuk XI. f 1 Wat gebeurde er, toen Jezus 30 jaren oud was? Toen Jezus 30 jaren oud was, ging hij naar den Jordaan om door Johannes gedoopt te worden. f2 Wie was die Johannes? Johannes, de zoon van Zacharias en Elisabeth, was de voorlooper en wegbereider van den Zaligmaker. 3 Had Johannes niet eene bijzondere levenswijze? Johannes leefde als een kluizenaar in de woestijn. Hij droeg een' rok van kemelshaar, met een' lederen gordel, en at sprinkhanen en wilden honig. 4 Hoe is het verder met hem gegaan? Hij is op bevel van koning Herodes in de gevangenis geworpen en onthoofd. f5 Wat deed Jezus, nadat hij door Johannes gedoopt was ? Jezus ging het Joodsche land door, om te prediken en wonderen te doen. f6 Predikte Jezus alleen in de Synagogen? Jezus predikte op de straten en velden zoowel als in de Synagogen en den Tempel. f7 Hoorde men Jezus gaarne prediken? Allen stonden verbaasd over de wijsheid en de kracht, waarmede Jezus sprak. f8 Konden de eenvoudigen Jezus wel begrijpen? Ja; want onze Heer leerde veel door schoone verhalen en gelijkenissen. 9 TV at leerde de Heer door de gelijkenis van den Verloren Zoon ? Dat er vergeving is voor eiken zondaar, die zich bekeert. 10 Wat door de gelijkenis van den barmharti^en Samaritaan ? Dat wij alle menschen , vrienden of vijanden, naburen of vreemdelingen moeten helpen. 11 Wat door de gelijkenis van den rijken man en Lazarus ? Dat het beter is, arm en deugdzaam te zijn dan rijk en goddeloos. 12 Wat door de gelijkenis van den onbarmhartigen dienstknecht ? Dat, als wij onze schuldenaren niet vergeven, God ons ook onze schulden niet vergeeft. ' 1 Hoe was het aan Zacharias bekend gemaakt dat hij zulk eenen beroemden zoon zou krijgen? Luk. 1: 1 — 17. 2 Geloofde Zacharias die aankondiging? Luk. 1: 18—23 3 Wat predikte JohannesV Matth. 3: 2. Luk. 3: 10—14 4 Wat deed hij meer dan prediken? 5 Wat zeide hij tot de Farizeën'? Matth. 3: 7 10. 6 Wilde hij Jezus wel doopen ? Matth. 3 : 14. 7 Wat geschiedde er , toen Jezus gedoopt werd ? b Hoe kwam Herodes er toe, om Johannes te laten onthoofden I Matth. 14. 9 In welk gedeelte van het Joodsche land reisde Jezus het meest rond ? Matth. 4 : 23. 3 10 Wat weet gij van zijne prediking in zijne vaderstad Nalareth ? Luk. 4: 16—30. 11 Bij welke gelegenheden reisde Jezus naar Jeruzalem ? 12 Welke ontmoeting had Jezus in Samarië bij de put, dien Jakob in oude tijden had laten graven? Joh. 4. 13 Werd Jezus in Samarië altijd zoo vriendelijk ontvangen? Luk. 9 : 51—8«. 14 Kunt gij nog meer gelijkenissen opnoemen ? Matth. 3: 11. Ik doop u wel met water tot bekeerling , maar die na mij Tcomt, is sterker dan ik, wiens schoenen ik niet waardig ben , hem na te dragen. Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur doopen. Matth. 5: 3, 8. Zalig zijn de armen van geest, want hunner ia het Koningrijk der Hemelen; zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien. Matth. 5 : 44. Helt uwe vijanden lief, zegent ze , die u vloeken, doet wel dengenen, die u haten , en bidt voor degenen, die u geweld aan doen en die u vervolgen. Joh. 4: 24. God is een geest en die Hem aanbidden , moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. Matth. 10: 28. Vreest niet voor degenen die het ligchaam dooden en de ziel niet kunnen dooden, maar vreest veel meer Hem , die beide ziel en ligchaam kan verdei~ven in de hel Gez. 36; 43; 71; 89: 1, 2, 6, 10, 11. Lofzang van Zacharias. Luk. 1: 13—17. Matth. 5: 17—20; 6: 25— 33; 7: 7—14; 11 : 7—11. Hoofdstuk XII. tl Welk was het eerste wonderwerk, dat Jezus verrigtte? Op de bruiloft te Kana veranderde de Heer water in wijn, 2 Ging Jezus dan ook naar bruiloften ? Ja, Jezus nam deel aan maaltijden en bruiloften maar was daarom geen vraat of wijnzuiper. ' Welke wonderen deed Jezus meer? De Heer maakte blinden ziende, dooven hoorende, en stommen sprekende; Hij deed kreupelen gaan, reinigde melaatschen en wekte zelis dooden op. 4 Wie waren de dooden, die de Heer hééft opgewekt ? F Het dochtertje van Jaïrus, de zoon eener weduwe te INaïn en zijn vriend Lazarus. o Waar woonde Lazarus? Lazarus woonde te Bethanië nabij Jeruzalem Maria lief ^ Zi"inö zustcrs Martba en f6 Heeft de Heer nog andere wonderen gedaan" Jezus wandelde op de zee , stilde den stormwind, en spijzigde vele duizenden menschen met weinige visschen en brooden, ' ^Ioe kon Jezus zulke wonderen doen? Jezus deed die wonderen door de kracht Gods den was" rdoor ' dat HiJ van God gezon- 8 WI Uin <]ie wonderen nog meerleeren? selntf f fD wonderen' om menschen L , S te ™a,ken > en daaruit zien wij, dat IIij de regte Zaligmaker is. 3* 9 Wist Jezus ook meer dan andere menschen ? De Heer kende de harten der menschen. Hij had niet noodig, dat iemand aangaande de menschen getuigde. 10 Kende Hij ook de toekomende dingen? Dikwijls heeft Jezus toekomende dingen voorspeld. Hij zeide dat Judas hem zon verraden, dat Hij zou lijden en sterven en ten derden dage opstaan. Ook de verwoesting van Jeruzalem heeft Hij voorspeld. f 11 Hoe ging Jezus met de menschen om? Jezus was zachtmoedig en vriendelijk jegens alle menschen , zelfs jegens zondaren en tollenaren. f12 Was Jezus ook een vriend van kinderen? Jezus zeide: laat de kinderen tot mij komen, en verhindert ze niet; want derzulken is het Koningrijk Gods. 1 Wat leest gij Tan de genezing van eenen blindgeborenen, wat van die eens geraakten ? Joh. 9. Mark. 2. 2 Wat wordt ons van 10 melaatschen verhaald ? Luk.17: li—. 3 Wat geschiedde met de kanancesche Vrouw ? Matth. 15: 22-, 4 Verhaal de opwekking van Jaïrug en van den jongeling te Kaïn ? Mark. 5: 22—. Luk. 7: 11 — 5 Wat gebeurde er, toen Jezus eens aan het huis van Lazarus was'? Luk. 10: 38—. 6 Kent gij ook de omstandigheden van Lazarus opwekking? Joh. 11. 7 Wat deed Petrus, toen Jezus op de zee wandelde? Matth. 14: 28— 8 Waar was Jezus, toen Hij den stormwind stilde? Matth. 8: 23—. 9 Deed Jezus ook wonderen om booze menschen te straffen ? Luk. 9 : 54—56. 10 Welk is het laatste wonder, dat Jezus verrigt heeft? Luk. 22: 51. 11 Toonde Jezus ook aan Nathanaêl, dat Hij een hartenkenner wa« ? Joh. 1: 46—. 12 Wat voorspelde Hij aan Petrus? Matth. 26: 34. 13 Hoe handelde Hij met de overspelige vrouw ? Joh. 8. 14 Wat leest gij van Zacheus ? Luk. 19. Joh. 1: 52. Van nu aan zult gij den hemel zien geopend, en de Engelen Gods Opklimmende en nederdalende op den zoon des menschen. Matth. 11: 28. Komt herwaarts tot mij, allen die vermoeid en belast zijl, en Ik zal u rust geven. I/uk. 9: 56. De zoon des menschen is niet gekomen , om de zielen der menschen te verderven , maar om ze te behouden. Joh. 4: 34. Mijne spijze is, dat ik doe den wil desgenen, die mij gezonden heeft en zt/n werk volbrenge. Matth. 11: 29. Leert van mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van harte. Gee. 39: 1—4; 46: 10—13; 65. Ps. 25:4—6. i Matth. 12: 38—42. Luk. 10: 12—15, 21—24; 7: 44—47. Hoofdstuk XIII. f 1 Hoe vele discipelen had Jezus ? Jezus had 12 discipelen, die altijd met Hem rondreisden en bijzonder door Hem werden onderwezen. f2 Wie waren de voornaamste discipelen? De voornaamste discipelen waren Simon Petrus en de twee zonen van Zebedeus, Johannes en Jacobus. 3 Had Jezus buitendien ook vele volo-elin^en ? Groote scharen volgden Jezus overaf, om Hem te hooren prediken en de wonderen te zien, die Hij deed. 14 Geloofden vele menschen in Jezus als den Zoon Gods? Zeer vele menschen geloofden in Jezus, maar anderen hielden Hem voor eenen bedrieger en valschen profeet. 15 Wie waren vooral Jezus vijanden ? De Farizeën en Schriftgeleerden haatten en vervolgden den liefderijken Jezus. 6 Waarom haatten de Farizeën en Schriftgeleerden Jezus ?» Zij haatten Jezus, omdat Hij anders leerde dan zij, en hen over hunne ondeugden bestrafte. f 7 Wat vonden zij in den heiligen Jezus te berispen? Zij berispten in Jezus vooral, dat Hij den Sabbat ontheiligde en dat Hij met zondaren en tollenaren omging. 8 Waartoe dreef hen de haat tegen Jezus? Eens, toen Jezus op het loofhuttenfeest te Jeruzalem was, wilden zij Hem steenigen; doch Jezus ontkwam het. 9 Waar ging Jezus toen heen? Dewijl Jezus in Galilea niet meer veilig was, week Hij naar het land over den Jordaari, en bleef daar tot aan het volgende Paaschfeest. 10 Kwam Jezus tegen het feest weder uit zijne schuilplaats te voorschijn ? Zes dagen voor het Paaschfeest kwam Jezus te Bethanië, waar Hij Lazarus voor eenigen tijd had opgewekt, en ging den volgenden dag naar Jeruzalem. 111 Wat geschiedde er bij den intogt in Jeruzalem ? Groote scharen kwamen Jezus te gemoet, bestrooiden den weg met palmtakken en riepen : Hosanna! gezegend is Hij, die komt in den naam des Heeren. 12 "\Yat deed Jezus, toen Hij in Jeruzalem geko men was? Jezus ging als gewoonlijk naar den tempel, om te prediken en verdreef daaruit de kooplieden, die den tempel ontheiligden. 1 Noem de namen der 12 Apostelen óp? Matlh. 10: 2 4. 2 Wat beteekent de naam Petrus? Hattli. 16: 18. 3 Hoe werd Petrus tot Apostel gekozen? Matth-4: 18, 19. 4 Met welk verzoek kwam de Moeder van Johtnnes en Jacobus tot den Heer ? Matth. 20 : 20—23. 5 Wat waren de Schriftgeleerden ? 6 Welke menschen waren de Farizeën? Matth. 23. 7 Hoe bestrafte Jezus de Farizeën? 8 Wat antwoordde Jezus op hnnne berisping, dat Hij niet zondaren omging ? Matth. 9: 12, 13. 9 Wat zeiden zij van Jezus wonderwerken? Matth. 9: 34. 10 Had Jezus ouder de Schriftgeleerden ook niet enkele vrienden ? Joh. 3. 11 Wat deden Jezus vrienden, toen Hij tegen het Paaschfeest te Bethanië kwam? Joh. 12: 1—8. 12 Welk besluit had de Joodsche raad genomen? Joh. 11: 47-, 13 Hoe had de Hoogepriester Kajafas in den raad gesproken ? Matth. 9: 37. De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn iveinigen. Matth. 16: 6. Ziet toe en wacht u van den zuurdeesem der Farizeën en Sadduceën. Matth. 8: 20. De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de zoon des menschen heeft niet, waar Hij het höofd nederlegge. Joh. 7 : 17. Zoo iemand wil doen den wil mijns Vaders, die zal van deze leer bekennen, of zij uit God is. Joh. 7: 12. Sommigen zeiden: Hij is goed, anderen zeiden: Hij verleidt de schare. Gez. 46: 15—21; 48; 49; 50. Ps. 1. Matth 9: 14—17; 12: 22—32; 23: 23—28. Luk. 9: 28—35. - Hoofdstuk X1Y. f 1 Namen de Overpriesters Jezus gevangen, toen Hij weder te Jeruzalem gekomen was ? De Overpriesters wilden Jezus wel gevangen nemen , als zij maar konden. f2 Wie hielp hen daartoe? Judas, één van Jezus discipelen beloofde hun, zijnen meester in stilte aan hen over te leveren. 3 Wanneer bragt Judas ditbooze plan ten uitvoer? Des donderdags nacht kwam Judas met eene gewapende bende in Gethsemane en verried den Heer niet eenen kus. 4 Liet Jezus zich gewillig gevangen nemen ? Jezus liet zich gewillig gevangennemen, omdat Hij zijnen Vader wilde gehoorzaam zijn tot in den dood des kruises. f5 Wat deed men met Jezus, toen Hij was gevangen genomen ? Men bragt Jezus naar het paleis van den Hoogepriester, waar Hij door den Joodschen raad werd ter dood veroordeeld. 6 Waar werd Jezus toen heengebragt? Des vrijdags morgens bragten de Overpriesters Jezus naar den Romeinschen Landvoogd Pontius Pilatus , opdat die Hem ter dood zou laten brengen. 7 Wilde Pilatu3 dat wel doen ? Pilatus vond geen schuld in Jezus ; maar uit vrees voor de Joden, liet hij Jezus eerst geeselen en daarna ter dood brengen. f8 Welken dood is Jezus gestorven? Jezus is op den heuvel Golgotha tusschen twee boosdoeners gekruist. 19 Hoe gedroeg onze Heer zich onder al dat lijden ? Onze Heer was geduldig, vol vertrouwen op God en tot aan het laatste toe vol liefde jegens de menschen. 10 Hoe lang heeft Jezus aan het kruis gehangen ? Nadat Jezus 6 uren lang aan het kruis gehangen had , is Hij des middags te 3 uur gestorven. fll Wat geschiedde bij Jezus sterven? De aarde beefde, zoodat de graven werden geopend en het voorhangsel des tempels scheurde. 12 Is het lijk van Jezus nog dienzelfden dag begraven ? Jozef van Arimathea en Nicodémus, twee van Jezus vrienden hebben het lijk van Jezus nog dienzelfden dag laten begraven. 1 Wat verdiende de booze Judas met zijn verraad? Matth. 26; 18. 2 Waar was Jezus den donderdagavond geweest? Luk. 22:7—, 3 Wat had Hij daar gedaan? Luk. 22: 14— Joh. 13. 4 Wat deed Hij in Gethsemane, voor dat Judas met de bende kwam ? Matth. 20 : 37—. 5 Wat sprak de Heer tot Judas, toen hij Hem verried? Luk. 22 : 48. 6 Wat zeide Hij tot Petrus, toen deze het zwaard trok? Matth. 26: 32-54. 7 Welke valsche beschuldigingen werden voor den Joodschen raad tegen Jezus ingehragt? Matth. 2ö: 39—62. 8 Op welke belijdenis werd Hij ter dood veroordeeld ? Matth. 26: 63—66. 9 Hoe gedroeg Petrus zich in den voorhof van den Hoogepriester ? Luk. 22 : 53—62. 10 Hoe mishandelden de dienaars den Hoer? Luk. 22: 63-. 11 Tot wien werd Jezus door Pilatus heengezonden? Luk. 23: 6—. 12 Wat riep het volk, toen Pilatus zijne handen wiesch voor de schare? Matlh. 27: 23. 13 Welk opschrift werd boven het kruis van Jezus geplaatst? Joh. 19: 19. 14 Noem de 7 kruiswoorden op ? 13 Hoe heet de gedenkdag van Jezus dood ? Matth. 26: 21. Voorwaar, ik zeg u, dat één van « mij zal verraden. Matth. 20: 28. De zoon des menschen is niet gekomen , om gediend te worden, maar om te dienen en zijne ziel te geven tot een rantsoen voor velen. 1 Petr. 3 : 18. Christus heeft eens voor de zonde geleden, Hij regtvaardig voor de onregtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen. Jes. 53: 7. Als een lam werd Hij ter slagting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezigt zijner scheerders, alzoo deed Hij zijnen mond niet op. Gez. 120; 123; 129 ; 130: 1 , 2 , 5 , 6. Ps. 103: 1 , 5 , 6, 7. Luk. 22: 15—22; 23: 26—31. Matth. 27 ou—öê. Kom. 5 : 6—10. Hoofdstuk XY. 1 Wat deden de O verpriesters, nadat Jezus gestorven was ? De O verpriesters verzegelden het graf en plaatsten er eene wacht bij. f 2 Is Jezus in het graf gebleven ? Op den derden dag, des zondags morgens is Jezus uit de dooden opgestaan , gelijk Hij voorspeld had. t3 Wat bijzonders had daarbij plaats? Len Lngel daalde van den hemel neder, wentelde den steen van het graf en deed de wacht met schrik wegvlugten. f4 Wie vernamen het"eerst de blijde tijding van Jezus opstanding? Lenige vrouwen, die 's morgens vroeg naar net graf gingen, vernamen van den Engel, dat de Heer was opgestaan. 5 Geloofden des Heeren discipelen, hetgeen de vrouwen hun verhaalden? De discipelen hielden het verhaal der vrouwen voor ijdel geklap. f6 Aan wie is Jezus na zijne opstanding het eerst verschenen? Jezus verscheen het eerst aan Maria Magdalena en de andere vrouwen. 7 Aan wie verscheen Jezus nog meer op dienzelfden dag? P den verscheen de Heer nos: aan Petrus, aan de twee Emmaüsgangers en 's avonds aan de vergaderde discipelen. 8 Waren al de 11 discipelen daarbij tegenwoordig? Neen , Thomas was er niet by, en hij wilde ook volstrekt niet gelooven , dat de Heer was opgestaan. 9 Is de Heer ook aan Thomas verschenen ? Acht dagen na zijne opstanding verscheen de Heer weder aan de discipelen, en toonde aan Thomas de teekenen der nagelen in zijne handen. 10 Welke openbaringen des Heeren hebben nog meer plaats gehad ? De Heer openbaarde zich later nog aan eenige discipelen , die bezig waren met visschen op de zee van Tiberias, en eindelijk aan hen allen bij zijne hemelvaart. fll Wanneer is Jezus ten hemel gevaren ? Veertig dagen na zijne opstanding is Jezus voor de oogen zijner discipelen van den Olijfberg ten hemel gevaren. f12 Wat doet Jezus in den hemel? Jezus is in den hemel gezeten aan Gods regterhand en zal eens wederkeeren om de dooden op te wekken en de wereld te oordeelen. 1 Waarom hadden de Overpriesters de wacht bij het graf geplaatst ? JUatth. 27 : 62—. 2 Wat deden zij, toen de wacht hun berigtle , hetgeen geschied was? Matth. 28: 11—. 3 Iloe heetten de Trouwen, die naar het graf gingen 1 Mark. 16: 1. Luk. 24: 10. 4 Wat kwamen nj zoo vroeg bij het graf doen? 5 Hoe sprak de Engel tot de vrouwen ? Matth. 28: 8—. 6 Verhaal de verschijning van Jetus aan Maria Magdalena? Joh. 20. 7 Waar verscheen Jezus aan de Emmaüsgangers? luk. 24:13-, 8 Hoe herkenden zij den Heer 1 9 Wat weet gij van des Heeren verschijning 'savonda aan de vergaderde discipelen'? Luk. 24: 36—. 10 Wat sprak de Heer tot Thomas? Joh. 20: 26—. 11 Wat geschiedde er bij de verschijning aan de zee Tan Tiberias? Joh. 21. 12 Hoe heet het feest van Jezus opstanding? 13 Welk gebod gaf Jezus aan zijne discipelen, voordat Hij ten iicmel voer ? Matth. 28: 19. 14 Wat spraken do Engelen bij Jezus hemelvaart tot de discipelen ? Hand. 1: 11. Joh. 2: 19. Breekt dezen tempel, en in drie dagen zal ik denzelven oprigten. Luk. 24: 25, 26. O! onverstandigen en tragen van hart, om te gelooven al hetgeen de Profeten gesproken hebben. Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzoo in zijne heerlijkheid ingaan? 1 Cor. 15: 14. Indien Christus niet is opgewekt, zoo is onze prediking ijdel en ijdel is Ook uw geloof. Matth. 28: 20. Ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Gez. 43; 141; 143: 1—4; 146: 2, 4. Ps24: 4, 5; 47: 1, 3; 68: 9, 10: 118: 11, 12. Matth. 28: 1—8. Joh. 20: 11—18, 26—29. Hand. 1; 9—12. I. Cor. 15: 3—8. Hoofdstuk XVI. f 1 Wat had de Heer voor zijne hemelvaart aan zijne discipelen beloofd ? Jezus had zijnen discipelen beloofd, dat zij nu weldra den Heiligen Geest zouden ontvangen, die hen wijsheid en kracht zou geven om het Kvangelie te prediken. f2 "Wanneer is die belofte vervuld? Tien dagen na Jezus hemelvaart op het Joodsche Pinksterfeest werd de Heilige Geest op de discipelen uitgestort. f3 Hoe geschiedde dat? Men hoorde het geluid als van eenen geweldig gedreven wind, en er werden gezien vuurvlammen , die flikkerden boven de hoofden der discipelen. f4 Welke gevolgen had die uitstorting des Heiligen Geestes ? De Apostelen begonnen in vreemde talen te spreken van de groote werken Gods. 5 Wie hoorden hen zoo spreken ? Godvreezende mannen uit alle landen te Jeruzalem zamengekomen , om het Pinksterfeest te vieren , hoorden met verbazing de Apostelen alzoo in verschillende talen spreken. 6 Wat sprak Petrus tot de verbaasde menigte? Petrus verkondigde aan de scharen, dat Jezus was de Zoon Gods de Zaligmaker, die beloofd was. 7 Had de prediking van Petrus gunstige gevolgen? Drie duizend Joden geloofden in Jezus en lieten zich in zijnen naam doopen, en zoo werd de eerste Christengemeente gesticht. 8 Wat lezen wij van de eerste gemeente te Jeruzalem ? De eerste Christenen waren volhardende in de leer der Apostelen en in de gemeenschap en in de breking des broods en in de gebeden. 9 Gingen de Apostelen ook voort met prediken? De Apostelen gingen voort met prediken. Ook deden zij vele wonderen, en hierdoor werden velen tot de gemeente toegedaan. 10 Lieten de O verpriesters dat toe? De Overpriesters verboden den Apostelen het Evangelie te prediken; maarzij antwoordden, dat men God meer moet gehoorzamen, dan den menschen. 11 En wat deden de Overpriesters toen? Zij zetteden eenige Apostelen in de gevangenis , maar een Engel verlostte hen daaruit r en toen lieten de Overpriesters hen landen tijd met vrede. •f12 ^\ie is het eerst om de prediking van het Evangelie ter dood gebragt? Stefanus, één der 7 eerste Diakenen was de eerste Christen martelaar. 1 Wat deden de Apostelen (usschen Jezus hemelvaart en het Pinksterfeest? Hand. 1. 2 Uit welke volkeren waren er menschen te Jeruzalem zaamvergaderd ? Hand. 2. 3 Wat zeiden sommige spotters , toen zij de Apostelen in vreemde talen hoorden spreken ? 4 Hoe luidde de profetie van Joël, waarop Petrus zich beriep ? Hand. 2 : 17—. 5 Wat antwoordde Petrus aan degenen , die hem vroegen r wat zij doen moesten? Hand. 2: 38, 39. 6 Op welk feest viereu wij gedachtenis van de uitstorting des H. G. 1 Wanneer wordt het gevierd ? 1 Welk wat liet eerste wonder door Petrus verrigt? Hand. 3, 8 Wat leest gij \an Ananias en Saffira? Hand. 5: 1—11. 9 Wie was Gamaliël , en welken wijien raad gaf hij aan de Overpriesters ? Hand. 5 : 34—. 10 Welke mannen waren de Diakenen? Hand. 6: 1—6. 11 Welken dood is Stefanus gestorven? Hand. 7: 58- 12 Wat sprak Stefanus, toen hij stierf? Hand. 7: 60. 13 Wie had een welbehagen aan Stefanus dood? Hand. 8: i: Hand. 1: 8. Maar gij zult ontvangen de lcracht des Heiligen Geestes, die over u komen zal, en gij zult mijne getuigen zijn zoo te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot aan het uiterste der aarde. Joh. 16: 23. In dien dag zult gij mij niets vragen. Voorwaar lk zeg u: al wat gij den Vader zult bidden in mijnen naam, dat zal Hij u geven. Hand. 2: 39. Want u komt de belofte toe en uwen kinderen, en allen, die daar verre zijn, zoo velen als er de Heer onze God toe roepen zal. Hand. 3: 6. Petrus zeide: Zilver en goud heb ik niet, maar hetgeen ik heb, dat geef ik u: in den naam van Jezus Christus den Nazaréner sta op en ivandel! Hand. 4: 12. De zaligheid is in geenen anderen; want daar is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden. Gez. 1: 1, 2, 3; 2: 4; 150: 2, 3, 4; 151: 2, 3, 4. Ps. 65: 1—5. Hand. 2: 1-8, 37-47; 5: 33-40. Ezech. 36: 23-27. Hoofdstuk XY1I. f 1 Evangelie ook buiten Jeruzalem ge- De discipelen , die om de vervolging van Jeruzalem gevlugt waren, predikten het Evangelie door het geheele Joodsche land en in de naburige gewesten. t2 Hoe werd Saulus tot het Christendom bekeerd? Op weg naar Damascus waar Saulus de Chrisl tenen wilde vervolgen, verscheen hem de Heeren.n W6rd ^ Wddra een AP0Stel des t3 Wie heeft het eerst aan Heidenen het Evangelie verkondigd? Petrus predikte het Evangelie te Caesarea aan . , Heidenschen hoofdman Cornelius. t Wie heeft dit naderhand het meest gedaan? Paulus die vroeger Saulus heette, heeft ve'le landen doorgereisd, en overal Christengemeenten gesticht. ^unsienge- 5 Wat weet gij van Paulus eerste reis ? S pTSdi6 rWet Zijnen Vriend Barnabas naar Azië 7PrUS 6n d°°r een deel van Klein- C Ging hij op zijne tweede reis nog niet verder? Paulus stak toen naar Europa over ennZ rinthe en F™?*6 te FiliPPi> Athene , Co-" ^ Griekenland. ^ ^ ™ MaCedo"ë « 7 Nadat°pheiIl kWam PaUlU3 daarna over? Nadat Paulus nog eene derde reis gedaan °m de g^tichte gemeenten te bezoeken werd hij eindelijk te Jeruzalem gevangen genomen. 8 Is hij langen tijd gevangen gebleven ? Meer dan twee jaren is Paulus te Caesarea gevangen geweest; daarop is hij naar Kome gevoerd, waar hij nog langer gevangen is gehouden. 9 "Wat geschiedde op de reis naar Rome ? Het schip , waarop Paulus overgevoerd werd, verging in eenen storm ; maar door zijne beradenheid werden allen gered. 10 Was Paulus in zijne gevangenschap ook werkzaam tot uitbreiding van het Koningrijk Gods ? Ook in zijne gevangenschap heeft Paulus het Evangelie verkondigd , onder anderen aan de stadhouders Felix en Festus en koning Agrippa. fll Wat deed die ijverige Apostel nog meer? Hij schreef vele Zendbrieven aan de Christengemeenten en aan zijne leerlingen, ter hunner bevestiging in het geloof. f12 Welk is het uiteinde van dien merkwaardigen man geweest? Uit de gevangenschap ontslagen heeft Paulus nog vele jaren het Evangelie gepredikt, maar eindelijk is hij op bevel van den wreeden keizer Nero ter dood gebragt. 1 Waar predikte Filippus het Evangelie? Hand. 8. 2 AVat weet gij van lijne ontmoeting met den Moorschen kamerling? 3 Verhaal de verschijning des Heeren aan Saulus? Hand 9. 4 Wat geschiedde verder met Saulus te Damascus? 5 Wie was Tabitha? 6 Door welke besturing werd Petrus er toe geleid, om aan den Heidenschen hoofdman Corneliuj het Evangelie te prediken? Hand. 10. 7 Waar werden de geloovigen het eerst Christenen genoemd? Hand. 11: 23, 26. 8 Wie werd op het eiland Cyprus door Paulus tot het eeloof gebragt? Hand. 13. 9 Wat bijzonders geschiedde te Icünium ? Hand. 14. 10 Wat deed Paulus besluiten, om naar Europa over te steken ? Hand. 16: 8-12. 11 Welke lotgevallen had hij te Filippi? Hand. 16: 13—. 12 Welke wederwaardigheid had hij op zijne derde reis te* Efeze ? Hand. 19. 13 Hoe geraakte hij te Jeruzalem gevangen? Hand 21. 14 Waarom werd Paulus naar Rome gevoerd? Hand. 23. la Welk wonder geschiedde te Melite, nadat Paulus van de schipbreuk was gered ? Hand. 28. 16 Wie waren de voornaamste leerlingen en medehelper» van Paulua ? 17 Noem de brieven op, welke Paulus geschreven heeft? Hand. 10: 34, 35. En Petrus zeide: ik verneem in waarheid, dat God geen aannemer des persoons is, maar in alle volle, die Hem vreest en geregtigheid werkt, is Hem aangenaam. Hand. 24: 25. Félix zeer bevreesd geworden zijnde antwoordde: voor dit maal ga heen, en als ik gelegener tijd zal hebben bekomen, zoo zal ik u tot mij roepen. Filipp. 1: 21. liet leven is mij Christus, en het sterven is mij gewin. Filipp. 4: 13. Ik vermag alle dingen door Christus, die mij kracht geejt. II- Tim. 4: 7, 8. Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden-, voorts is mij weggelegd de kroon der regtvaardigheid. Gez. 154: 1—3; 156. Ps. 40: 5, 8; 72: 6 11. 4* Hand. 17: 22—31; 20: 18—24; 26: 24—20. I. Cor. 11: 23—27. Hoofdstuk XY111. f 1 Welke Apostelen hebben het meest met Paulus medegewerkt tot uitbreiding van het Christendom ? De Apostelen , die het meest gewerkt hebben tot uitbreiding van het Christendom, waren Petrus , Johannes en de beide Jakobussen. f2 Wat lezen wij van Jakobus, den broeder van Johannes ? Jakobus de broeder van Johannes is op bevel van koning Herodes te Jeruzalem gevangen genomen en gedood. f3 Kwam Petrus toen ook niet in gevaar ? Petrus werd ook gevangen genomen, maar door een' Engel Gods des nachts uit de gevangenis verlost. f 4 Hoe is het verder met Petrus gegaan ? Petrus heeft nog vele jaren op verschillende plaatsen het Evangelie verkondigd, totdat hij eindelijk te Rome den marteldood is gestorven. 5 Wie stond na het vertrek van Petrus aan het hoofd der gemeente te Jeruzalem ? Het hoofd der gemeente te Jeruzalem was de andere Jakobus , bijgenaamd de regtvaardige, die ook eenen Zendbrief geschreven heeft. •f6 Wat weet gij van Johannes? Johannes heeft van alle Apostelen het langst geleefd. Hij woonde in den laatsten tijd zijns levens te Èfeze en is daar in den ouderdom van 90 jaar gestorven. |7 Welke onheilen hebben het Joodsche volk nog ten tijde der Apostelen getroffen? De stad Jeruzalem is door den Romeinschen veldheer Titus ingenomen ; de tempel is verbrand , duizenden Joden zijn door den honger of het zwaard omgekomen en de overigen in alle landen der wereld verstrooid. 8 Werden de Christenen na de verstrooijing der Joden ook nog vervolgd? Vele Heidensche keizers vervolgden de Christenen nog meer dan twee eeuwen op de wreedste wijze , maar onder Gods zegen werd het Christendom al meer en meer uitgebreid. 9 Wie bestuurden de Christelijke gemeenten na de tijden der Apostelen ? De gemeenten werden bestuurd door opzieners of bisschoppen. De bisschoppen der voornaamste steden kregen langzamerhand boven de anderen veel aanzien en magt. 10 Hoe gedroegen zich de Christenen in de tijden van verdrukking ? De Christenen munteden boven de Heidenen uit in geloof, liefde en reine zeden, en dit bragt veel toe tot de uitbreiding des Christendoms. 11 Welke zijn de beroemdste martelaren van dien tijd ? Ignatius, bisschop van Antiochië en Polycarpus, bisschop van Smirna, zijn met standvastigheid voor de belijdenis van Christus gestorven. 12 Wanneer hield de vervolging der Christenen op? De vervolging hield op, toen de Romeinsche keizer Konstantijn zelf Christen werd, en zijn voorbeeld door zijne meeste onderdanen gevolgd werd. 1 Wat wordt ons van den dood Tan Koning Herodes verhaald? Hand. 12: 20-23. 2 Weet gij ook iets bijzonders Tan de Terlossing van Petrus 1 Hand. 12: S—. 3 Van waar schreef Petrus zijnen eersten zendbrief, en wie was daar bij hem? I. Petr. 5: 13. /» Wat werd er op eene bijeenkomst der Apostelen te Jeruzalem bepaald? Hand. 15. 5 Heeft Johannes ook veel voor de verkondiging van het Evangelie geleden ? 6 Welke was, naar men zegt, zijne gewone vermaning aan de gemeente van Efeze, toen hij te oud was geworden om veel te spreken ? 7 Welk geheimzinnig boek beeft hij geschreven? 8 Hoe had Jezus de verwoesting van Jeruzalem voorspeld? Luk. 21: 5, 6; 23 : 28-31. 9 Waarom kwam dat schrikkelijke lot het Joodsehe volk over? Matth. 2t : 33—14. 10 De vervolging der Christenen was het hevigst onder de regering van de keizers Nero, Doniitianus , Decius en Diocletianus. Duizenden Christenen werden onder de wreedste martelingen ter dpod gebragt. 11 Om de algemeene belangen der Christelijke Kerk te regelen , werden van tijd tot tijd Synoden of Kerkvergaderingen gehouden ? waarbij de voornaamste bisschoppen en geleerden zamenkwamen. 12 Na den dood der Apostelen begon men hunne geschriften te verzamelen , om die nevens de boekeu des O. T. in de Christelijke zamenkonisten te lezen. 13 Toen de Heidensche landvoogd den grijzen Polycarpus op doodstraffe gebood den naam van Jezus te vloeken , antwoordde hij : tachtig jaren heb ik Hem nu gediend , en Hij is mij altijd zulk een genadig' Heer geweest; zou ik nem dan nu verloochenen ? 1 i Bekend is het gezegde : het bloed der martelaren is het zaad der kerk. I. Petr. 1:3. Geloofd zij de God en Vader onzes Heeren Jezus Christus, die naar zijne groote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot eene levende hoop door de opstanding van J. C. uit de dooden. Jak. 1; 27. De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en den Vader is deze: weezen en weduwen bezoeken in hunne verdrukking en zich zeiven onbesmet bewaren van de wereld. I. Joh. 4: 7,8. Laat ons elkander lief hebben; want de liefde is uit God. Die niet lief heeft, heeft God niet gekend; want God is liefde. Matth. 5: 16. Laat uw licht schijnen voOr de menschen, dat zij uwe goede werken mogen zien, en uwen Vader, die in de hemelen is, verheerlijken. Matth. 5 : 10. Zalig zijn, die vervolgd worden om der geregtigheid wil; want hunner is het koningrijk der hemelen. Gez. 151: 4, 5, 6; 152: 1—3. Ps. 89: 1, 3, 7, 8. Luk. 23: 27- 31. Matth. 11: 16—24. I. Tim. 3: 1—7. De 12 artikelen des geloofs. Hoofdstak XIX. ■f 1 Hoe ging het met de Christelijke kerk , nadat de tijden van vervolging voorbij waren? Uitwendig was er veel welvaart en bloei; prachtige kerken werdpn gebouwd, de bisschoppen werden tot eer en magt verheven en aan de godsdienst veel luister bijgezet. 2 Kunt gij ook eenige beroemde Bisschoppen en leeraars van dien tijd opnoemen ? De beroemdste kerkvaders, die door geleerdheid cn godsvrucht uitmunteden, waren Athanasius, Chrysostomus, Hieronymus en Augustinus. 13 Was de inwendige toestand der kerk ook zoo gunstig ? Neen, in plaats van zich toe te leggen op ware godsvrucht, twistten de Christenen over diepzinnige leerstukken en vervolgden elkander. 4 Werd dat spoedig beter ? Het goddelijke Evangelie werd van tijd tot tijd meer en meer verontreinigd door vele dwaze inzettingen van menschen. 5 Waartoe moest naar Gods wijs bestel die verbastering der kerk dienen ? Die verbastering der kerk diende naar Gods wijs bestel, om het Christendom des te beter ingang te doen vinden bij de Heidensche volkeren van Europa. t6 Wanneer is het Évangelie het eerst in ons Vaderland gepredikt? In de zevende en achtste eeuw werd het Christendom in ons Vaderland gevestigd door Eligius , Willebrord en Bonifacius, die nabij Dokkum is vermoord. 7 Hoelang duurde die treurige toestand der Christelijke kerk? Die treurige toestand duurde tot voor ruim 300 jaar, toen de kerkhervorming plaats had, en in vele landen de misbruiken der Roomsche kerk werden afgeschaft. ■f8 Wie waren de voornaamste kerkhervormers? De voornaamste kerkhervormers waren Luther in Duitschland , Zwingli in Zwitserland en Calvijn in Frankrijk, terwijl in ons Vaderland Menno Simons mag genoemd worden. |9 Welke is de gedenkdag der kerkhervorming? De gedenkdag der kerkhervorming is de 31 October; want op dien dag in het jaar 1517 begon de moedige Luther zich het eerst te verzetten tegen de misbruiken der Roomsche kerk. 10 Is de kerkhervorming ook in ons Vaderland tot stand gekomen ? Onze voorouders hebben, om de Hervormde belijdenis veel moeten lijden en 80 jaren lang moeten strijden, maar eindelijk is de hervorming ook hier tot stand gekomen. 11 In welke bijzondere afdeelingen is de Christelijke kerk thans verdeeld ? Voor de tijden der hervorming was de kerk reeds verdeeld in Roomsche en Grieksche Christenen. Na de Hervorming zijn hier nog bij gekomen de Hervormden, Lutherschen, Doopsgezinden en vele anderen. f12 Wat mogen wij van de toekomst voor de Christelijke kerk verwachten ? Naar des Heeren belofte zal eenmaal het Evangelie over de geheele aarde worden verkondigd , en daartoe worden dan ook vele Zendelingen naar de landen der Heidenen afgezonden. 1 Ten tijde van keiier Konstantijn begonnen de bisschoppen der voornaamste steden meer en meer heerschappij te voeren over de overigen. Het hoogst in aanzien waren de bisschoppen van Rome, Konstantinopel, Antiochië, Alexandrië en Jeruzalem. 2 Toen later het Christendom in de landen van het Oosten door de Mahomedanen werd onderdrukt, bleven de bisschoppen van Rome en van Konstantinopel de twee hooiden der Christelijke kerk, en hierdoor werd de kerk verdeeld in twee afdeelingen , de Roomsche en de Grieksche kerk. 3 l)e bisschop van Rome kreeg al meer en meer magt en heerschappij. Men noemde hem Paus of Stedehouder van Christus op aarde. Men hield hem voor onfeilbaar en gehoorzaamde zijne geboden meer dan Gods woord. 4 De voornaamste verkeerdheden , die in de Roornsche kerk heerschten , naren het vereeren van heiligen , het aanbidden van beelden , het prijsstellen op ijdele ceremoniën en zoogenaamde goede werken , het koopen der vergeving van zonden,v de oorbiecht, de misse, het monnikendom en het verdoemen der ketters. 5 De eerste Christenkerk in ons Vaderland werd gesticht te Utrecht, waar een bisschop werd aangesteld. Bonifacius heette vroeger Winfried, maar werd wegens zijnen ijver voor de prediking des Evangeliums Bonifacius d. i. weldoener genoemd. 6 De treurige tijden van keizer Konstantijn af tot aan de kerkhervorming noemt men de middeneeuwen. Gedurende dezelve hadden de beroemde kruistogten plaats, die door de Christenvorsten en volkeren bijna 2 eeuwen lang ondernomen werden , om het Heilige Land aan de heerschappij der Mahomedanen te ontrukken. 7 Reeds voor de hervorming waren er vele Christenen , die het waagden , zich tegen de verkeerdheden der Roomsche kerk te verzetten, zooals de Waldenzen, Wiklef en Huss; maar zij werden daarom veroordeeld en vervolgd. In ons Vaderland bragten vooral Wessel Ganzevoort en de beroemde Erasmus veel toe , om den weg tot de hervorming te banen. 8 Lutlier was hoogleeraar te Willenberg in Saksen. De naaste aanleiding tot de kerkhervorming gaf de schandelijke aflaathandel van Tetzel. Luther verklaarde zich daartegen in 93 stellingen, die hij den 31 October 1517 aan de slotkapel te Wittenberg deed aanplakken. 9 Allen , die zich tegen het mcnschelijk gezag van Pausen en Kerkvaders op den Bijbel beroepen, Hervormden, Lutherschen, Mennonieten, enz. worden Protestanten genoemd. Zij verschillen in de belijdenis der waarheid slechts weinig. 10 Naauwelijks was de hervorming in ons Vaderland tot stand gekomen, of er ontstond onder de Hervormden verschil over sommige diepzinnige leerstukken , hetwelk op de Synode van Dordrecht in de jaren 1618 en 1G19 werd beslist. Volgens het besluit van die Synode werd ook de Bijbelvertaling gemaakt, die nog heden in de Hervormde kerk van ons Vaderland gebruikt wordt. 11 Ijveriger dan vroeger wordt er in onxe d»gen door Zendeling- en Bijbel-genootschappen gewerkt, om het Christendom in de landen der Heidenen uit te breiden, opdat zoo moge verhoord worden de bede : Uw Koningrijk komef I. Tim. 4 : 7. Maar verwerpt de ongoddelijke en öudwijfsche fabelen, en oefent u zeiven tot Godzaligheid. Gal. 5: 1. Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrij gemaakt heeft, en wordt niet weder met het juk der dienstbaarheid bevangen. In het noodzakelijke éénheid, in het minder noodzakelijke vrijheid, in alles de liefde, dit zij des Christens leus. Ope.nb. 3:11. Houdt wat gij liebt, opdat niemand uwe kroone neme. Matth. 28: 20. Ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tut de voleinding der wereld. Gez. 149: 5; 152: 5, 6; 155: 2—5. Ts. 19: 1 , 4—6. II. Tim. 2: 19—26". I. Cor. 13: 1—8. Belijdenis des geloofs Art. 7. Hoofdstuk XX. f 1 Wat is het Evangelie ? Het Evangelie is de blijde boodschap , dat Jezus Christus is in de wereld gekomen, om de zondaren zalig te maken. I. Tim. 1: 15. 2 Wie zijn zondaren ? Alle menschen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. Rom. 3: 23. f3 Waarvan verzekert ons het Evangelie? Het Evangelie verzekert ons, dat indien wij onze zonden belijden , God getrouw is en regtvaardig dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongeregtigheid. I. Joh. 1: 9. f4 Waartoe vermaant ons het Evangelie? De zaligmakende genade Gods onderwijst ons, dal wij de goddeloosheid en de wereldsche begeerlijkheden verzakende, matig en regtvaardig en godzalig leven in deze tegenwoordige wereld. Tit. 2:11, 12. 5 Welke hoop schenkt het Evangelie? Christus heeft den dood te niet gedaan en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebragt door het Evangelie. 2 Tim. 1: 10. 6 Is het genoeg het Evangelie te kennen ? Wij moeten het Evangelie niet alleen kennen, maar het ook van harte gelooven. Jezus zeide: Wie in den Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven; maar wie den Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. Joh.3:36. 7 Wat moeten wij doen, om meer en meer in het geloof gesterkt te worden ? Wij moeten de openbare Godsdienstoefeningen getrouw bijwonen, veel in den Bijbel lezen . en vlijtig bidden. f8 Welk boek is de Bijbel? In den Bijbel lezen wij, wat God van de vroegste tijden af aan gedaan heeft tot geluk der menschen. f 9 Hoe moeten wij bidden ? Wij moeten bidden met aandacht en eerbied en zonder een ij del verhaal van woorden te gebruiken. flO Hoe vele plegtiglieden heeft Jezus ingesteld? Er zijn twee Sacramenten of plegtiglieden door Jezus ingesteld , de heilige Doop en het heilige Avondmaal. 11 Wat beteekent de Doop? De Doop beteekent de afwassching der zonden , en wij worden daardoor verzekerd, dat ook wij tot de gemeente des Heeren behooren. 12 Wat is het Avondmaal? Het Avondmaal is een maaltijd van brood en wijn ter gedachtenis van Jezus lijden en sterven. 1 In hoevele deelen wordt de Bijbel verdeeld ? 2 Noem al de boeken des O. V. op? 3 Welke njn de boeken des N. V? 4 Welke dag der week is de rustdag der Christenen? t> Welke 5 feesten worden jaarlijks door de geheele Christenheid gevierd? 6 Op welken dag des jaar» viert men het Kersfeest ? 7 Wordt het Paaschfeest ook jaarlijks op denzelfden dag gevierd ? 8 Hoe luidt het gebed des Heeren ? 9 Wat gaat in de Hervormde gemeenten de viering des Avondmaals vooraf, en wat volgt op deielve ? 10 Hoe sprak Jezus bij de inietting des Avondmaals? Luk. 22: 19, 20. 11 Wat sprak Hij, toen Hij den doop instelde? Matth. 28:29. 12 Wat moeten lij , die als kinderen gedoopt lijn , doen , als zij tot volwassen leeftijd zijn gekomen? 43 Is het genoeg om een waar Christen te zijn, dat men de uiterlijke godsdienst getrouw waarneemt? Matth. 7: 21. Niet een iegelijk die tot Jezus zegt, Heere, Heere, zal ingaan in het koningrijk der hemelen, maar die doet den wil Mijns Vaders, die in de hemelen is. Hebr. 10: 25. Laat ons onze onderlinge bijeen- komsten niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte liebhen. I. Cor. 13: 13. En nu blijven geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde. Joh. 5: 39. Onderzoekt de schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben. Luk. 11: 9. Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal opengedaan worden. Gez. 31; 180; 182: 1—3; 187; 189. Ps. 73: 12—14; 119: 1—4, 5, 8. Jak. 1: 13—17. Rom. 12: 9—18. Tit. 2: 11—14. Efes. 6: 13—17. Col. 3: 12—17. Bij den Uitgever dezes is nog uitgegeven : IÜM BK&Mi VAN HETGEEN DE CHRISTEN tot ZALIGHEID TE WETEN NOODIG HEEFT, ten g-ebruike BIJ DE KATECHISATIEN v M opgesteld dook 1)P. J. MEIJER, Hervormd Predikant te Wolvega. DERDE DRlih. ƒ 0.20. Gedrukt bij J. A. Boom & Zoon te Meppel.