Br. -■ •' ~ | 4783 ' "*"•— I STUIVERS PREEKEN, ? 0 TOT BEVOKDERINÖ VAN | CHRISTELIJKE KENNIS EN CHRISTELIJK LEVEN, DOOR CHR. AFG. GEREF. PREDIKANTEN. I OMDER REDACTIE VAN Ds. L. J. IÏÜL8T. N°. 6. LEEBESDB OVER Rom, III: 2i, DOOR A' S. enting H, Preiliknnt te Helder. AMSTERDAM , ^ L. J. E. VAN DEN BOR. Afzonderlijke Preeken zijn * 10 Cents verkrijgbar. " . \ /'B'BUOrHEët^N BIBLIOTHEEK THU-KAMPEN THEOL. UNfvERsrrEiT ) Illilllllllllllllllllllllllllllllllffl \^OUOeStRAAT 6, KAMPEWy^ 0133 9455 DE REGTVAABDIGING EENS ZONDAARS UIT GENADE. LEERRejjj, OVER Romeinen III ; 24. DOOR a. s. entikgh, Predikant ie ffelder. ziediT'twe" polï SZ dan 'even « *4 den, die l,et »ta twee toert,,,,: immer denkbeelden kunnen reiiriiran TvT"' ,w?"ran "8 in reine en ongestoorde heerlijkheid én hi J?'" Zwh ren loutere en besten rliw ,'!ü .1 '1 ')iedt zijnen bewonesedert den grooten val van haren i maai' de aarde dronk van ongeregtigheid en ellende en «eft tri!6' nr°1Ie teugen en verdriet bij eene bestendige onbestendiM H iDg' Jammer aangenaam en liefeliik • ri„ i , Het leven is zoet, vrucht der zonde,onophoudelijk aanïl ,d°ods> die> als eene zoete, aangenameui? t 'I heeft iiet straks te vernielen eninziine —1" ^genomen, om het De dood keerscht allerwegen is zee^n T ,sIoten te h°uden. kunne, rang noch ouderdom" Wie he ~ ^esehaamd eu ontziet geweld ?... Wie viel Set ondeSem ? alkT bem 6n ^ er eene uitzondering is on h#+ „w* Gelukkig evenwel dat genoemd; want de dood keerscht nieuf de 7° eveudoorons God voor die gemeenscha» wijkt en v lf v,.?em£en8chaP mei nog leven, dat zoet, aanwalm en ïJf^ !j" Z°° is crda» het zich buiten de heerschannii rfü j ljk }s> nJ- ™ zoo verre is beminnelijk, opwekkend S? ™'t m uitbreidt. Het licht nis baart maar d« duister- voor de hand, Toe l ! dlende-, bewijzen liggen dood, oordeel en tuwSeidhS ^ïfeBnft * wiens hart spraken, waardoor hij od zekeren d . "nne verschrikkingen mijne zonde! m8nel„l»?™D^n'^P: mSne zendel het gevoelen en kennen 6 zijner zonde, lag hij eens in moedeloosheid neêrgezonken, toen een bejaarde monnik zijne cel binnentrad en eenige woorden van troost tot hem rigtte, zeggende: „Ik geloof de vergeving der zonden." Deze eenvoudige woorden, welke de vrome broeder in dit beslissend oogenblik met de diepste overtuiging voor zijn eigen hart uitsprak, waren voor hem vol troost. „Ik geloof de vergeving der zonden!" sprak hij nu ook in zich zeiven, terwijl hij op zijn ziekbed lag uitgestrekt. „Maar," zoo sprak de monnik wederom, „gij moet niet slechts gelooven de vergeving der zonden van David of van Petrus, want dat gelooven de duivelen ook. Het is Gods wil, dat wij gelooven, dat onze eigene zonden ons vergeven zijn." Deze woorden waren hem tot groote blijdschap en verheuging. Van dit oogenblik af giug een nieuw licht op in het hart van den jongen monnik van Erfurt. Het woord der genade was voor hem uitgesproken, en hij had daarin geloofd. Hij zeide nu alle verdiensten ter zaliging vaarwel en gaf zich met vertrouwen over aan de genade Gods in Christus Jezus. Van nu aan was het zijne levensleus: „De regtvaardige zal uit liet geloof leven.' Die jongeling, Gel.Toeh., was Maarten Luther, de groote kerk-hervormer in Duitschland, die over de regtvaardigïng eens zondaars door God eveneens dacht, als Saul van Tarsen na zijne bekeering. En terwijl ik mij heden ten taak gesteld heb, over die regtvaardiging te spreken, verzoek ik u, vooraf met mij het aangezigt des Heeren te zoeken, om van Hem wijsheid, licht en genade af te smeeken in het GEBED. i'en tekst, waarnaar ik in deze ure tot u wensch te spreken, vindt ge Rom. III: 23, 24, en luidt aldus: Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods; en worden om niet geregtvaardigd, uit Zijne genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is. De brief, Toeh., waaruit onze tekst voor deze ure gekozen is, is u te zeer bekend, dan dat ik u met zijnen inhoud in 't breede behoef bezig te houden. De herinneringen, die gij vastknoopt aan den persoon des schrijvers, maken het evenzeer overbodig', u iets meer te noemen dan den naam van den grooten en eenigen Paulus. Voorzeker met klimmende bewondering volgen wij den held des geloofs, den Apostel der Heidenen op de verschillende togten van zijn wisselvallig leven; met hooger klimmenden eerbied nemen wij de bladen ter hand, die de immer werkzame herder als zoovele leeringen, bevelen en vertroostingen tot zijne teedere schapen heeft gerigt. Indien iemand, dan wist hij uit eigene ervaring, door het hooger onderwijs des Heiligen Geestes, dat uit de werken der wet geen vleesch zal of kan geregtvaardigd worden voor God en hii zegt daarom met veel vrijmoedigheid: „Wij weten nu:'datal wat de wet zegt zij dat spreekt tot degenen, die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde, en de geheele wereld vooi God verdoemelijk zij. ' De geheele wereld is derhalve naar zijne welgevestigde overtuiging, voor God verdoemelijk! wie uit haar zal behouden worden, die moet door God geregtvaardigd worden. Van deze regtvaardiging spreekt hij in den u voorgelezen tekst. Die regtvaardiging wijst ons ■ M ' ?P fle .zoudaren, die geregtvaardigd worden, zooals zij v an nature buiten God staan; 2. op de bron, waaruit hunne regtvaardiging voortvloeit°P het dat die regtvaardiging hun schenkt. O, God! verleen ons genadiglijk in deze ure uwen onmisbaren zegen en de voorlichting des Heiligen Geestes, opdat wij Uwen Zoo7ïmernen * " ^ ^ in °hriStUS' I. De mensch, het pronkstuk van Gods heilige vingeren on deze aarde, was eens in heerlijkheid. Versierd met het beeld Gods had hij heerschappij over de visschen der zee, over het gevoge te des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde £ s. Zonder zonde, zonder smart genoot hij het, reinste genot in de ongestoorde gemeenschap Zijns Gods, Die hem een liefderijk en verzorgend Vader was. Zijnen God te dienen was ^ijn element, Hem te genieten zijn bestendig deel — en Hem te verheerlijken zijne zaligheid. De gansche aarde stond voor , ' open' iiare edelste voortbrengselen waren voor hem ten boste en niemand betwistte ze hem. Slechts éénen boom staande in het midden van den schoonen lusthof Eden, behield deJrr T' Zi?' ,Cn Verb00d deu mensch> daarvan tellen, tnt ï T i ' °m der kennis> des g°eds en des kwaads een teeken en voorwaarde des verbonds, dat God met den «h opgerigt had, verstrekte. Het „iet éter, Tan de vrnc™, ens booms bevestigde des menschen onvergankelijk leven aarvan de boom des levens de verzegeling was. Aan den d^^h ? Z° - hCt WCl 6ten van dien boom de verbreking des verbonds zijn, waardoor de mensch in Gods ongenade ti va len en eene prooi des doods worden zou. Zoo stelde de 6* Heere het eeuwig onverderfelijk leven in de hand des menschcn, waarvan hij door .stipte gehoorzaamheid de heerlijke gevolgen genieten zou. Hoogst gelukkig bragt de mensch zijne dagen ten einde, want onspoed en ellende kende hij niet. Zijn geluk werd steeds verhoogd, dewijl de Heere Adam eene evensgezellin schonk, die als zijn ander ik met hem zou deelen in alles In reine onschuld wandelende, genoten zij bijna het toppunt huns geluks; doch, helaas! hun geluk werd verstoord. In den hemel had een opstand plaats, dewijl sommige engelen hun beginsel niet bewaarden, maar hunne eigene ^woonstede verlieten, en door God, die Zijne heerschappij met straffeloos kan laten krenken, tot het oordeel des giooten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard worden. De aanvoerder dier afvalligen, Beëlzebul geheeten, vergnmd op des menschen zalig lot, waagde eene poging om hem uit zijne gelukkige positie te rukken en aan zich gelijk te maken, welke poging hem, helaas! gelukte. Door zijne listige en bednegelijke handelwijs wist hij Adams levensgezellin te overreden en te verleiden, waardoor zij van de vrucht des verboden booms at en ook zij op hare beurt de verleidster van haren man werd. Adam etende van die vrucht, verbrak het verbond, stortte zich zeiven en al zijne nakomelingen m de ongenade van God, en werd de oorzaak van alle tijdelijke en eeuwige ellenden, ook voor het gansche menschelijk geslacht. Ja dooide zonde viel de mensch van God al en den duivel toe, veilooi daardoor het beeld Gods, Zijne gunst en zalige gemeenschap en is nu in zijnen ellendevollen toestand naast den duivel het ongelukkigste van alle schepselen. Uit dit een en ander wordt het u, dunkt ons, reeds duidelijk, Toeh., dat de zondaai van nature buiten God staat, waardoor zijn toestand rampzalig, gevaarvol — en hij verdoemelijk is. De heerlijke vrede, dien de mensch eens genoot, is verstoord zijn genot is vergald, zijne zoete rust is verbroken. Vol angst en siddering ontdekte het eerste menschenpaar dat het naakt was en zich het heilig ongenoegen des regtvaardigen Gods had waardig gemaakt, waardoor het van 's Heeren aangezigt vlood, en zich trachtte te verbergen. Hun geweten klaagde hen aan, dat ze zeer snood gezondigd hadden, tegen hunnen weldadigen Schepper en God, die nu ter handhaving van den luister Zijner Goddelijke Majesteit met hen geene gemeenschap kon oefenen, maar zulk eene rebellie noodzakelijk moest straffen, waardoor eene kille huivering hen door ziel en ligchaam vloo|, en het geweten hen hevig begon te kloppen. Die kille hui- veringen en dat hevig kloppen waren de voorboden van de dïen^ltT, n t efe'Jew[jl 5 SP°edi^ door den r^vaarom te S achterhaald, uit het Paradijs werden verdreven, ziTnde 2ÏZ °P, eCfe aarf,e' die' om de zonde vervloek ogenblik «ft eU ell6nde baren zou' Ja> ^ dien hef ooi teïiirf geprangde hart menigen zucht, stortte aan dewH? C i ^ vertwÜfelmg hen "iet zelden Ser S Jt' TSCld al« een onmeêdoogend straks t tuchtigde. Verpletterd door weedom stonden zij Abel < L Tüy °Pi ll6t Z1fll00S van den geliefden mnr ,vl 7 j and Z1JUS boozen broeders wreedelijk ver- vemï/^r Dfaat vai! Kaïn hea vele verdrietelijkheden veroorzaakte en vele gruwelen deed aanschouwen. Gelijk de toestand van Adam en Eva toen was, alzoo is hij ook nu nog een ïampzalige voor al zijne nakomelingen, staande van nature buiten God, dewijl door ééne misdaad, n. 1. die van Adam, de schuld gekomen is over alle menschen tot verdoe- 7iif1Sali ' r • Ült te willen bewÜzen; zou hetzelfde zijn, als wanneer iemand wilde bewijzen, dat het dag is wanneer de zon in het Zuideraspunt staat. ' Immers, onze eeuw is rijk aan onrust, opstand, oorlog, ver,-^ ïf' ^verzaking, ellende en jammeren. En vanwaar ÏÏiihrfS 9 ai a geen bewiJs van 's menschen rampzaligheid ... En, wanneer wij onze eigene ervaring raadplegen, moeten wij dan met noodzakelijk tot het besluit komen, dat des menscnen toestand van nature rampzalig is ? Is 's menschen toestand van nature rampzalig, Toeh., dan is £ T ? • - ?■' f vaaryo1» gevaarvol, omdat hij den dood draagt in zijn ligchaam, dewijl hij van den eersten oogenblik zijns levens ai reeds begint te sterven. De tijd toch, dien hem gegund wordt, is slechts eene opvolging van oogenolikken. En die* oogenblikken, hoe spoedig vervliegen zij? Daarbij weet memand met zekerheid, tot welk een tal van oogenblikken zijn levenstijd hier zal opgevoerd worden, dewijl d