EENE VERMANING EN ONDERRIGTING OM VROEGTIJDIG BEN HEER JEZUS TE ZOEKEN, GESCHREVEN VOOR DES AUTEURS EIGEN KINDEREN, EN ALT,EN DIE WENSCHEN TOT DEN HEER JEZUS TE VLIEDEN OM DOOR HEM VERGIFFENIS TE BEKOMEN. DOOR J. D. K. PRlJISNIEJfc, in leven Daglooner te Zeerijp, Provincie Groningen. BIBLIOTHEEK THU-KAMPEN iiiuiiiinjiuiyniiiiHiiiiii „ biBLioT THEQL. UNIVERSITEIT j \0UDESTRAAT6,kampen y 3 ^ De Christelijke liefdadigheid in stilte werkzaam heeft alleen God tot getuige en reikt hare weldaden uit aan den armen broeder voor wien ook Christus gestorven is. En hij die uit broederlijke liefde barmhartigheid zal oefenen aan dien zal ook barmhartigheid geschieden. K. J. PRUTSNIER. EENE VERMANING EN On&errigting ■ OM "VROEGTIJDIG DEN HEER JEZUS TE ZOEKEN. Het is den mensch gezet eenmaal te sterven, en daarna het oordeel! Niets is voor de mensch zekerder dan de dood, en niets onzekerder dan de tijd wanneer: daarom wordt ons in Gods woord geleerd, om te werken terwijl het dag is, eer de nacht komt, waarin niemand werken kan. En uit Gods heilig woord gezien hebbende, dat er op den mensch eene zeer groote verpligting rust, waarin mijne tekortkomingen zeer menigvuldig zijn, namelijk: dat wij pligten te betrachten hebben jegens God, jegens onze naasten en ons zeiven, alsmede ouders jegens kind of kinderen. Het is wel zoo, dat ouders hunne kinderen niet gelukkig kunnen maken; want dat kan niemand doen dan God alleen; die ons door Zijnen lieven Zoon ge- lukkig wil maken. Nogtans is het de pligt der ouderen , hunne kinderen tot de vreeze des Heeren te vermanen: hen te onderwijzen, en, zoo veel in hun vermogen is, te laten onderwijzen. "Want: de vreeze des Heeren is tot alle dingen nut, Mogten dan de volgende woorden u, door Gods hulp, tot nut strekken; u mijn kroost, of lezer, doch niet doen spotten, en moogt gij ook voor mijne woorden geenen eerbied hebben, spot toch niet met Gods heilig Woord, waarin de Heer zijne Wet aan den mensch heeft bekend gemaakt, en nog doet, ja waardoor Hij steeds zijnen heiligen wil zal openbaren. Hij heeft toch geenen lust aan den dood des godlozen of zondaars, maar, dit heeft Hij waarachtig aan ons betuigd, daarin, dat hij zich bekeere en leve. Acht dit woord dierbaar, want: de Heer zal niet ongestraft laten, die zijnen naam misbruikt. Ja, al diegenen welke onder het licht van het Evangelie leven en van hetzelve geen gebruik maken , om hun leven naar hetzelve te beteren, zelf er mede spotten, zijn bij kaf en onkruid vergeleken; dat Hij met onuitblusschelijk vuur zal verbranden. Ja! hunne worm zal niet sterven: noch het vuur worden uitgebluscht. Daarom bid ik u mijn kroost of lezer, zoekt toch. terwijl het nog tijd is: eer het voor eeuwig te laat mogt zijn. Laat ons ontvlieden den toekomenden toorn des Almagtigen, des levenden Gods, daarom bid ik u. Zoekt den Heer terwijl Hij nog te vinden is: Roept Hem aan terwijl hij nabij is, nog is het hier .genadetijd, nog is de Ilemel voor ons open. Hij geeft toch ieder mensch hoop op zaligheid, welke zich van zijne zonden tot God bekeert. Dus bid ik u kind, lezer, bidt toch den Heer, dat Hij u bekeere, opdat gij moogt bekeerd zijn. Dat Hij u moge trekken, opdat gij Hem moogt naloopen. Mijn kind! luister naar deze mijne vermaning! Mijn kind! bid, en arbeid uw leven lang. Houd God voor oogen en in het hart. Wacht u dat gij niet in de slavernij der zonde vervalt, noch tegen God en zijne heilige geboden handelt, blijft in uw land, geneer u matig, hebt uwe lust in des Heeren bevelen, zet op Hem al uwe wegen, hoop op Hem, Hij zal alles ten besten doen keeren. Zoekt eerst het Koningrijk Gods, en zijne geregtigheid, opdat het overige u door Hem moge toegeworpen worden. Deze vermaning, '/eerst naar het Koningrijk Gods en zijne geregtigheid te trachten," heb ik ook van mijnen vader ontvangen. Maar daar ik hem verloor, nog geene 16 jaren oud zijnde, en mijne moeder reeds met mijn tiende jaar verlooren hebbende, zoo dat ik de tucht en vermaning mijner ouderen reeds vroeg moest derven, zoo ging het mij gelijk met meer andere jongelingen en jonge dochters, die de tucht en vermaning hunner ouders niet gehoorzaam zijn, maar hun eigen volgen. Zoo dat ik niet eer heb getracht naar het Koningrijk Gods en Zijne gerechtigheid, dat slechts bij den Heer Jezus is te vinden, vóór ik zag dat het in het trachten naar eer en aanzien in deze wereld niet te vinden was, niet voor ik mij in armoede zag gedompeld, en de Heere mij de oogen opende dat ik mijne eigene dwaasheid zag. Zag hoe dwaas de mensch handelt die de eer en het aanzien dezer wereld eer zoekt dan het Koningrijk Gods en Zijne gerechtigheid. Toen kwam de spreuk uit Gods heilig Woord weer uit mijn binnenste op: Keer weder, gij afkeerige, cn ik zal uwe afkeerigheid geneezen! Zoo dat ik in mijne stille eenzaamheid mogt uitroepen : Heere ! wat moet ik doen om behouden te worden? Toen kwam weder de spreuk in mij op. Bekeer u, en geloof in het Evangelie! Zoek den Heer Jezus! want die is de aanvanger en de voleinder des geloofs! Hij is de weg, de waarheid, en het leven. Die in Hem gelooft, zal niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben. Alzoo dat ik van mijne zondige dwaalwegen ben terug gekeerd. Mijn kind! goud en zilver kan ik u niet nalaten, zoo als sommige ouders doen kunnen, tot eene gedachtenis, want gij weet ik heb het niet: maar deze woorden u tot eene vermaning op te schrijven , deze vermaning laat ik u na. Want eenmaal ''al zeker de tijd komen, dat ik van u, of gij van mij, zult moeten scheiden! zeker! ja een en ander teeken aan mijn ligchaam doet mij zien, dat die tijd met rasse schreden nadert, dat ik den weg van alle vleesch ga! Dat ik tot stof zal moeten wederkeeren. Ons leven toch gelijkt veel naar eenen vogel, die men door de lucht ziet vliegen; die men wel eenen kleinen tijd ziet, maar, hoe ras ziet men hem niet meer. Indien dan de tijd komt, dat gij mij niet meer ziet en hoort, en uit mijnen mond geene vermaning, noch bestraffing kunt vernemen, dat gij dan deze mijne woorden , welke ik voor u hier heb doen opteekenen, moogt inzien , niet alleen daartoe om mijner daarbij te gedenken', maar dat gij deze vermaning gehoorzaam navolgen moogt. Zeker! het zal u nooit berouwen ! in de dagen uwer jongheid. En indisn de Heere u een lang leven mogt geven, ook zal het u niet in uwen ouderdom berouwen; ja ook in dat gewigtige tijdstip, dat u zoo wel als mij zal overkomen, in de ure des doods, zal het u niet berouwen. lloort dan mijne kinderen, of kind, de tucht uws Vaders , en merkt op om verstandig te worden. Vergeet toch de wet des Heeren niet! Bewaar zijne geboden en schrijf die in uwe harten! Vindt gunste en goed verstand in de oogen van God en alle brave menschen! Vertrouwt op den Heer, met uw gansche hart, en steun op uw verstand niet! Kent den Heer in al uwe wegen, en Hij zal uwe paden regt maken. Zijt niet wijs in uwe eigene oogen, en vreest den Heere, en wijkt af Van het kwaad. Zoekt eerst het Koningrijke Gods en zijne geregtigheid, opdat u het overige moge worden toegeworpen. Om dat dan te zoeken en te vinden, zoo zijn ons in Gods heilig Woord daartoe twee middelen aangewezen. Namelijk: bidden en arbeiden. Zoo denkt dan niet dat het genoeg zij dat gij bidt en dankt, als gij eet, of gegeten hebt; och neen! mijn kind. Bidt den Heere dat Hij u moge leeren bidden. Wij weten toch uit ons zelve niet, hoe wij tot God betamelijk zullen moeten bidden. Bidt dat Hij u moge schenken Zijnen Heiligen Geest! den Geest der waarheid, dat deze u in alle waarheid moge leiden, en dat die u moge leeren bidden. Gods Heilig Woord zegt toch: die God aanbidden, zullen Hem aanbidden in Geest en waarheid. Alzoo moeten wij dan ook bidden als wij naar Gods huis gaan om Zijn Heilig Woord te hooren. De Heere Jezus zegt: Uw huis zal een huis des gebeds genaamd worden. Indien gij dan mijn kind! naar Gods huis gaat, om Zijn Heilig Woord te hooren, bid dan den Heer, dat Hij u moge geven ooren om te hooren, en een hart, om op te merken, wat uit Zijn Heilig Woord tot u gezegd mogt worden. Gelijkt daarin naar eenen vruchtbaren akker, naar eene goede aarde, op dat gij vruchten moogt voortbrengen, der Godzaligheid waardig. Opdat het bij u niet moge vallen gelijk de Heere Jezus in Zijn Heilig Woord bij matt. XÏII: 19—22 vergelijkt, maar dat het bij u moge vallen, zoo als Hij in vs. 23 vervolgt: als in eene goede aarde die 100 voudige vrucht opbrengt. Voornamelijk moeten wij den Heer ook bidden in onze stille eenzaamheid, zoo als Hij, de overste leidsman ter zaligheid, ons daarin ook is voorgegaan. Opdat wij zijne voetstappen mogen navolgen ! en ook kan men in de eenzaamheid verre weg zijne aandacht best op zich zelve toepassen ! indien gij mijn dierbaar kind ! daartoe des daags geene gelegenheid mogt hebben, zoo hebt gij die doch zeker des avonds, als gij u ter rust begeeft. Zijt gij niet alleen, zoo kunt gij toch stil in uwen Geest bidden. Indien gij het maar met een opregt harte doet, zoo zal God de Heere u even zoo wel verhooren, dan of gij het luide doet. Want de Heer weet ons zitten en ons opstaan; ja! onze gedachten zijn Hem bekend, schoon zij nog verre zijn. Begeef u dus nooit ter ruste, zonder den Heer uwen God te bidden en te danken. Dankt Hem voor de weldaden, die gij dien zelfden dag, ja! alle dagen uwes levens hebt genoten. Want wij zijn hier geen dag of uur, ja geen oogenblik . of wij genieten de weldaden des Heeren, daar wij Hem nooit genoeg voor kunnen danken. Bidt Hem, dat Hij over u moge waken, wanneer gij slaapt. Dat Hij u moge bewaren voor alle gevaren, welke u naar ziel en ligchaam kunnen overkomen. Leer vooral eenige spreuken en versjes uit den Bijbel en de Psalmen, die gij alsdan moogt bidden. Als gij weder ontwaakt, laat uwe eerste gedachte tot den Heer uwen God zijn. Dank Hem voor de aangename nachtrust, die gij hebt mogen genieten. Bidt Hem dat Hij met u moge wezen dien zelfden dag, ja alle dagen uws levens. Ja indien gij moogt leven dat gij voor Hem moogt leven: indien gij mogt sterven , in Hem mogt sterven. Gods Heilig Woord zegt : //Zalig zijn de dooden die in de Heere sterven." Zoo bidt dan, en 's avonds en ? 'norgens tot den Heere uwe God zeg ook met jez. XXVI: 9 met mijnen Geest heb ik u begeerd in den nacht, ook zal ik met den geest, die in het binnenste van mij is, u vroeg zoeken. Dan hiertoe moeten wij er dagelijks ons werk van maken, en onzen tijd uitkoopen. Gods heilig woord zegt ook: Dat wij zullen werken om de spijze die niet vergaat. Ook zegt de Heer Jezus: Dat wij zullen zoeken een schat te vergaren, daar de dieven niet doorgraven en stelen, en die noch motte noch roest verderft Zoo moeten wij dan bidden en werken met de ziel of geest, welke in ons is. Ook zegt Gods heilig woord • Zoo iemand met wil arbeiden, dat hij ook niet eten zal. Zoo moeten wij dan ook met ons ligchaam werken, elk aan wien God de gezondheid en krachten heeft gegeven. Doet dan mijne kinderen! uw werk met lust en ^ïjver en niet met traagheid en verdriet. De lust en liefde tot liet werk maakt alle moeite gering. Werk dan met lust het zij gij in uw eigen of in eens anders werk zijt. In dit geval zijt vooral getrouw. Want: Een getrouwe hand, ' Gaat door het gansche land. Doet alles wat uwe Heeren en Vrouwen u zegden als het niet tegen Gods heilige geboden mogt strijden.' Als het hier tegen echter mogt strijden , doet het dan niet. Want er staat in Gods heilig Woord geschreven • Dat men God meer moet gehoorzamen dan de menschen. Maar strijdt het niet met Gods heilige wet, doet dan al uw werk met lust. Denkt niet, wanneer gij alleen zijt, dat gij dan weinig of niets behoeft te werken; zoo denken ook zij die in het verborgen kwaad doen, indien zij maar van de menschen niet worden gezien, opdat zij hunnen goeden naam eer en achting mogten verliezen. Of, indien het kwaad zoo groot mogt zijn, dat zij bedreven, dat zij daarover voor den Rechter zouden mogen geroepen worden, indien het maar mogt bedekt blijven voor de menschen, zoo is het hen even gelijk hoe zij handelen. Maar aan Hem denken zij niet. die het oor heeft geplant, en het oog heeft geformeerd. Die ons zitten en ons opstaan weet. Wien onze gedachten van verre bekend zijn. In wiens hand onze adem is en in wiens inagt het staat niet alleen het ligchaatn te doen straften, maar ook, beide ziel en ligchaam te verderven in de hel. Mijn kind wacht u dan voor alle kwaad; hetzij in het verborgen, hetzij in het openbaar. Ziet u al niemand, God ziet u. Doet alzoo uw werk met die lust en ijver, naar mate de Heer u krachten heeft gegeven. Zijt ook matig in het gebruik van spijs en drank : want de overdaad is niet alleen onnut wegwerpen, maar men kan er zijn leven door verkorten. Zijt dan in alle dingen voorzichtig. Bedenkt hetgeen gij spreekt, bedenkt hetgeen gij doet, want: Vooraf gedaan, en dan bedacht, Heeft menig in verdriet gebragt. Zijt dan voor uwen heer of vrouw getrouwe aardsche dienstboden: maar vooral, zijt getrouw in den dienst des Ileeren! Van Hem, die in de Hemelen is. Mogt het den Heere uwen God behagen, u met tijdelijke goederen voorspoedig te zegenen, denkt dan niet dat gij eigenaar daarvan zijt, maar, dat gij maar als rentmeester daarover zijt gesteld; en dat gij van da rentmeesterschap eenmaal rekenschap zult geven. Hij die het u heeft gegeven, heeft ook magt het u weder te ontnemen. Zijt dan mededeelzaam jegens arme behoeftigen. Want Hij, die uit broederlijke liefde barmhartigheid zal oefeneu, aan dien zal ook barmhartigheid geschieden. Maar geeft ook naar uw vermogen: opdat gij met Gods hulp ook gever blijven kunt. Maar indien het met u, mijn kind, zoo mogt gesteld zijn, dat gij in deze wereld vele tegenspoeden moet hebben, ja in armoede zult moeten verkeeren, — hoe onaangenaam zulks is, weet niemand beter dan hij , die het ondervindt: — want de ondervinding is de beste leermeesteresse. Hoe onaangenaam u de armoede echter ook moge vallen, zoekt u toch nooit op eene oneerlijke wijze uit dezelve te redden, of dezelve daardoor gemakkelijker te maken. Zijt gij in zulke verzoekingen ten kwade, zeg dan met Jozef: zou ik zulk een groot kwaad doen, en zondigen tegen God! Wilt ook niet morren tegen God, dat Hij andere menscheu met tijdelijke goederen heeft beschonken, meer dan u. De Heer toch schenkt zijne natuurlijke en geestelijke gaven aan wien Hij wil, en in die mate welke Hij wil. Hij handelt in alles naar zijn vrije, eeuwig goede, wil en welbehagen. Zijt dan in voorspoed dankbaar: in tegenspoed geduldig. Ja gedenk toch Hem, onzen Heer, wiens al het goud en zilver was: aan wien alles door den Vader gegeven is : hoe Hij zeide, en zoo was het ook, de vossen hebben - holen, en de vogelen des Hemels hebben nesten, maar de Zoon des menschen, heeft niets, waarop Hij zijn hoofd kan nederleggen. Denk aan Hem die rijk was, maar arm is geworden, opdat wij door zijne armoede mogten rijk worden, Ja gedenk Hem, die hoewel waarachtig God toen Hij deze woorden sprak, zoo veel het vleesch aangaat ook een waarachtig mensch was. Indien gij dan in deze tegenwoordige wereld weinig of niets mopt hehben, dat gij clan toch den Heere Jezus tot uw deel mogt kiezen ! Zoo hebt gij aan alles genoeg. Asaph zeide: Heb ik u o Heere, zoo vraag ik niet naar Hemel of aarde. Indien mijn vleesch of gebeente mogt bezwijken, zoo zijt gij o Heer! toch de rots mijns harten, en mijn deel in eeuwigheid. Alzoo mijn kind! wil toch naar den Heer Jezus zoeken, opdat gij met Zijne hulp Zijns moogt worden, llein tot uw deel moogt hebben. Doet in alles uwen pligt, en wagt daarop den zegen des Heeren in. Hoe zou toch een landman van eenen akker, dien hij niet heeft Ijearbeid, en die dus geheel onbekwaam is om vruchten voort te brengen, indien hij er al zaad inwerpt, goede vruchten kunnen' verwachten ? Zeggende: Aan 's Heeren zegen, is 't al gelegen; dat is wel waar, ook dat bij Hem geen ding onmogelijk'is, zoo blijft zulks in dien landman toch dwaasheid. Zoo zoude het ook van ons dwaas zijn, indien wij Gods hulp, die wij bij alles noodig hebben, en zonder welke wij niets kunnen doen, begeeren en verwachten, zonder onzen pligt te betrachten. Mijne kinderen! of kind! leest dan den Bijbel, Gods Heilig Woord. Ja, bidt God uwen Heer, dat Hij u moge schenken Zijnen Heiligen Geest, den Geest deiwaarheid. Dat die u in alle waarheid moge leiden : uw verduisterd verstand moge verlichten, opdat gij de treilende waarheden des Bijbels regt moogt bevatten en onthouden , opdat gij daaruit niet alleen moogt leeren, die letterkennis welke noodig is om eenige vraagstukken bij den predikant te kennen, ten einde een lidmaat der kerk te worden, en ook een nachtmaalsganger te zijn, hoewel zulks ook goed, en eens Christens pligt is Maar dat gij daaruit vooral moogt leeren een waar Christen een kind van God te worden. Indien wij ware Christenen willen worden, zoo moeten wij eerst ons zeiven regt leeren kennen. Want hoe zoude iemand om hulp kunnen roepen, niet wetende dat hij hulp van nooden heeft? Hoe bidden om verlost te worden, niet wetende dat hij gevangen zit? Hoe zal' dan iemand zoeken naar eene borg, niet wetende dat hij eene borg noodig heeft? Alzoo moeten wij ons zeiven dan eerst regt als zondaars leeren kennen. Verder moeten wij ook zoeken, zoo als Jezus zegt bij Joh. XVII: 3. En dit is het eeuwige leven, dat zij u kennen, den eenigen waarachtigen God, en Jezus Christus dien Gij gezonden hebt. Echter is het niet genoeg dat wij God kennen als een goedertieren, langïnoedig en barmhartig Vader. Neen mijn kind! wij moeten God ook leeren kennen als éen almagtig, alwetend, heilig en regtvaardig God, die te rein is van oogen om het kwade te aanschouwen. Ach, mijne kinderen!' wilt toch den Heere Jezus bidden, dat Hij u van uwe zonden en ongeregtigheden reinige, en u het ware geloof in Hem wille schenken ! Stelt dan uwen tijd niet uit, om dat ware geloof te zoeken, er om te bidden, want wij zijn in deze wereld 'naar voor eenen kleinen tijd. De dichter zegt wel te regt: lk ben een vreemdeling op aarde. Dat zijn wij allen, en hebben als zoodanig hier geene blijvende plaats. Ja wij gelijken veel naar een reiziger, die naar zekere bestemde plaats moet, die voor hem onbekend land bevat, en den weg niet weet, maar heeft een kaartje of reisboekje , waar de Steden en dorpen aangeteekend zijn , die hij door moet reizen , en alwaar hij soms inziet om zijn doel te bereiken. Komt hem aldaar op reis een bosch of wildernis voor, waar hij door uioet reizen, en alwaar zich vele soorten van wilde dieren bevinden, die hij zeker ook graag eens zoude zien, maar waardoor hij in gevaar zou kunnen komen om zijn leven te verliezen, ontmoet hem daar iemand die dezelfde weg moet, en dien de weg en de bestemde plaats wel bekend is , zoo bidt de reiziger hem, door hem verzeld of geleid te mogen worden , opdat hij niet op dwaalwegen moge vervallen ; zijn leven moge behouden , en op zijne bestemde plaats moge aanlanden. Even zoo moeten wij ook God den Heer bidden , om zijnen geest, opdat die ons moge geleiden ! Ja ! om Gods heilig Woord , het Woord der waarheid te onderzoeken, dat Hij ons den weg wijze tot de behoudenis onzer zielen: want zonder geest is de letter dood , maar de geest maakt levende! Leven wij dan onzen leeftijd door, volgens het Heilig Woord van God, het ware richtsnoer van ons leven. En God de Heere ons de oogen opent opdat wij hetzelve op de regte wijze leeren inzien , alsmede dat wij in zonden en ongerechtigheden geboren zijn, want Gods Heilig Woord zegt: Wie zal een reinen geven uiteen onreinen ? Wij zondigen alle, en derven de heerlijkheid Gods ? Ook : die de geheele wet zal houden , en struikelen in één , is schuldig aan allen. Och inogten wij het steeds bedenken, dat wij van al ons doen en laten rekenschap zullen geven, ja van ieder onnut woord! En wij dan daarbij terug zien op de dagen onzer jongheid , namelijk , wat wij toen soms al gedaan , wtflke onnutte, ijdele woorden wij somtijds hebben gesproken, die tegen Gods Heilige geboden streden. Indien iemand dat levendig inziet, mogt hij wel in zijne eenzaamheid uitroepen : Mijne zonden en ongerechtigheden drukken mijn gemoed als een zware last; helaas ! zij zijn te zwaar geworden ! Tndien wij in zulk eenen angst dan bidden om Zijn hulp, en ons aan Gods Heilig Woord vasthouden, bewaart zulks ons, dat wij niet als Saui,, loopen in het zwaard, of als Judas, loopen tot de strop, om een einde aan ons leven te maken. Het bewaart ons voor deze taal van Kaïn : Mijne misdaad is te groot dan dat zij vergeven worde ! Gods Heilig Woord leert ons, dat wij onze toevlugt moeten nemen tot den troon der genade, en tot zijne grenzenlooze barmhartigheid in den Heere Jezus. Het leert ons terug te keeren van onze zondige dwaalwegen, en met den verlorenen zoon te zeggen: . Yader ! ik heb gezondigd tegen den Hemel en u ! en ben niet waardig uwe zoon genoemd te worden! Gelijk de Tollenaar: o God ! zijt mij arme zondaar genadig ! Ook het voorbeeld van Petrus die den Heer driemaal verloochende, en hij het hooren kraaijen van den haan indachtig werd aan de woorden welke de Heere Jezus tot hem had gezegd: //eer de haan gekraaid zal hebben, zult gij mij driemaal verloochenen." Over dezen dwaalweg bitter weende! Indien wij dan op dezelfde wijze , met een hartgrondig berouw tot God terug keeren, mogen wij bedenken en op ons toepassen , wat Gods Heilig Woord zegt. Al waren uwe zonden als Scharlaken , zij zullen wit worden als sneeuw, al waren ze als karmozijn zij zulien worden als witte wol. Alzoo geeft God door Zijnen Geest den zondaar weder moed en kracht, da£ hij niet onder den last zijner zonden bezwijke en wegzinke. Die zulks heeft ondervonden of mogt ondervinden, zal ook getuigen : dat Gods Heilig Woord het woord der waarheid is, en dat wij uit water en Geest moeten wedergeboren worden. Dat woord is dan spijs voor zijne ziel, dien eens waren Christens! waarvan hij nim- mer verzadigd, maar immer versterkt wordt. Want de lieer Jezus zegt: dat de mensch bij brood alleen niet zal leven , maar bij alle woord dat uit den mond Gods uitgaat. Lieve kinderen ! zij het dan uw grootste vermaak Gods Heilig Woord te onderzoeken, en zijne wet te bewaren. Het zij uw grootste schat op aarde, want al veigaderde iemand al het goud en zilver in menigte als het slijk , ja al stapelde hij het torens hoogte op elkander , hem te ondersteunen in de laatste ure van zijn leven, vermag het niet. Ja alle magt, zelf die eens Konings of Keizers , is dan te zwak ! Dan is zijn Heilig Woord de sterkte der ware gelovigen, het is waar, het is dan altijd niet aan het ligchaam te zien, want zij oudervinden wel eens meer smart en pijn dan de godloozen , maar in hunnen geest woont tevredenheid. Dan hebben zij de oogen des geloofs naar boven geslagen en zien den Heere Jezus zitten ter regterhand Gods, bekleed met majesteit en heerlijkheid ; tot wien hij dan vertrouwend bidt : dat [[ij zijne ziel mag ontvangen in genade ! Maar de ongeloovigen en godloozen zien dan drie verschrikkelijke dingen: de dood, hel oordeel, de hel, die hij dan met zijnen geest — ziel — te gemoet ijlt. Onderzoekt daarom Gods Heilig Woord, om daaruit te leeren sterven ! Doet zulks terwijl gij nog gezond en sterk zijt , want als de tijd om te sterven gekomen is, is het te laat, dan is men ziek en zwak. Ook leert men de dingen dezer wereld, beter naar waarde kennen en schatten , en vergaapt zich zoo lijjt niet aan den schijn ! Yolgt dan de zondige wellusten niet op. Bemoei u niet al te veel met de zorgvuldigheden dezes levens; waardoor de zorg voor het ware geluk der ziel, zoo ligt verwaarloosd wordt. Indien msn dan heeft leeren sterven , zoo vliedt men de zondige wellusten, den schijn der tegenwoordige wereld niet boven zijne waarde schatten, ja men werpt zijne bekommernissen op Hem , die alles welmaakt! Mogt het u dan niet gaan als Koning Belzazar, die zich op een groot feest, dat hij aan zijne oversten , zijne geweldigen gaf, en waarbij zij wijn dronken uit de Heilige vaten die Nebukadnezar zijn vader uit den Tempel te Jeruzalem genomen had , zich over zijne afgoden bij uitstek verheugde , en in zijn grootste vreugde zag hij tegen zich over eene hand van God den Heer der Heeren gezonden , die een schrift teekende : zoo dat de Koning zoo verschrikt werd , dat zijne knieën tegen elkander stieten. Daniël , de Profeet gaf hem er ook de uitlegging van te kennen : gewogen ! gewogen ! !e ligt bevonden! en in die zelfde nacht werd zijne ziel van Hem genomen. Mijne kinderen ! zoekt dan tijdig den Heere Jezus , en het ware geloof in Hem , opdat als ook uw sterf uur slaat, gij. niet te ligt moogt bevonden worden ! Maar dat gij dan met Paulus mogt kunnen zeggen: //de tijd mijner ontbinding is aanstaande. Ik heb den goeden strijd gestreden. Ik heb den loop voleindigd; ik heb het geloof behouden. Yoorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke de Heer, de regtvaardige richter zal geven in dien dag, en niet alleen mij, maar ook aan allen die Zijne verschijning hebben lief gehad.. Bidt dan God mijne kinderen ! dat hij u het ware geloof in Jezus, uit vrije genade schenke. De hoop op, het vertrouwen in Hem door Zijn Woord en Geest vermeerdere en bevestige. Onderzoekt daartoe ook Gods Heilig Woord , ook ik uw vader heb menig uur in den nacht doorgebragt om hetzelve te overpeinzen. Zijt , mijne kinderen ! daarin mijne uavolgers. Meent niet dat wij daardoor iets bij God kunnen verdienen, neen ! al hadden wij ook alles gedaan , wat wij schuldig zijn te doen zoo zijn wij toch slechts, onnutte dienstknechten, maar heeft God de Heere ons niet het redelijk verstand gegeven om het tot nut aan te wenden ? Hij wil dat wij onze talenten niet in de aarde zullen begraven , die hij ons gegeven heeft, maar dat wij zullen zoeken en werken , om daarmede andere talenten te mogen winnen. Ook dat wij het ware geloof, waarvan het fondament rust op Gods Woord in den Heiland , in onze harten mogen bouwen op eenen rotssteen, de Heere Jezus, opdat indien tegenspoeden , bespotting en vervolging der wereld , alsmede'aanvechting des duivels, gelijk wind en waterstroomen tegen dat ons geloof mogten aanstooten , hetzelve geloof niet omverre geworpen ware. Dat wij mogen leeren God de Heere altoos om Zijne genadige hulp en bijstand te bidden. Vertrouwt dan nooit, mijne kinderen! op uwe eigene krachten , noch naar het ligchaam, noch naar de Geest. Eidt bestendig tot den Heere om Zijnen Geest en genade , zoekt daarbij 'vooral voor Hem te leven , want wij kunnen niet, Gode te gelijk dienen en den mammon, den iluivel, de wereld, de zonde; want niemand kan twee heeren dienen, of hij zal de een haten en de andere lief hebben. Ja Gods Heilig Woord zegt te regt: indien wij vrienden der wereld willen zijn, zoo zullen wij vijanden Gods genaamd worden. Zoekt dan alzoo voor den Heere te leven. Indien dan uwe tijden mogten komen , dat gij bij u zeiven denkt en zegt: hoe meer ik voor den Heere zoek te leven hoe meer het mij in alles tegenloopt. Gedenk dan dat Israël niet terstond in Kanaan maar eerst in Egijpte moest woonen. Alzoo ook de Christen. Eerst de strijd daarna de belooning. Indien wij maar getrouw ziju, God is getrouw , ja hij is de zelfde getrouwe voor ons, die hij voortnaals voor Israël was. Die hij , toen zij naar zijnen bepaalden raad der Egijptische slavernij hadden uitgediend, met eenen sterken arin uitleidde. Die hun des daags tegen de hitte eene schaduwe was , hunne hulpe zoo dat hunne vijanden hun niet overheerschen mogten. Des nachts was de Heer hun een licht, opdat zij hunne reis mogten voortzetten, die het water der Roode Zee liet staan als muren , opdat zijn volke Israël er droogvoets mogt doortrekken. Die het manna als brood uit den Hemel liet nederdalen , het water uit den rotssteen deed vloeijen , opdat zij mogten eten en drinken. Ja God de Heere is nog dezelfde, bij Hem is geene verandering noch schaduwe van omkeering. Hij is nog dezelfde die Daniël in den leeuwenkuil de drie jongelingen in den gloeijenden oven bewaarde , zoodat aan Sadrag , Mezag en Abfednego , geen haar verzengd werd. Zijn wij getrouw , God feilt nimmer. De Heere Jezus zegt ook: zijt getrouw tot in den dood en ik zal u de kroon des eeuwigen levens geven, ireflen u op dien weg vele tegenspoeden, gedenkt dat de kroon niet in het begin of in hel midden , inaar aan het einde der loopbaan is opgehangen. Die overwint zal dezelve beërven. Yerder zegt de Heilige Schrift die volharden zal tot den einde , die zal zalig worden. Dat dan mijne kinderen ! noch zondige wellusten , noch den schoonen schijn der wereldsche dingen , noch armoede of naaktheid, honger ofbenaauwdheid , u moge scheiden van de liefde Gods die in Christus Jezus is. De liefde Gods dan is: dat wij zijne geboden bewaren. Indien gij dan naar deze mijne vermaningen mogt luisteren en den weg die tot het leven leidt door Gods hulp mogt zoeken en vinden , en u daarover met er tijd verheugen mogt, zoo geeft Gode daarvoor de eer en dankzegging, dat Hij u op dezen weg geleid heeft. Denkt: ik deed slechts inijn pligt. De Heere heeft mij de lust en bekwaamheid gegeven. Ik heb het dan nuttig geacht deze woorden voor u op te teekenen; de Heilige Schrift zegt: die weet goed te doen en niet doet, zondigt zeer sterk. Ik, uw vader , poog dan hier door mijn pligt te doen : maar Gode zij de eer en dankzegging voor alles toegebragt. Mogt gij mijne woorden al niet geloven, maar ei mede spotten, dat God verhoede, spot dan niet met Gods Woord, gelooft dat Ileiliglijk. Mogt gij al mijne woorden te gering achten , acht Gods Heilig Woord niet gering, want daarin heeft God Zijnen wil ons bekend gemaakt, opdat wij dezelve mogen geloven en betrachten. Hij heeft daarin als met eenen eed gezworen : zoo waarachtig als ik lust heb aan den dood des goddelozen; maar daarin heb ik lust, dat de godloze zicli bekeere en leve. Op hoedanigen wijze wij ons dan zullen bekeeren , wordt ons daarin door zijnen Heilige Geest als met de vinger aangewezen. Wilt dan dat woord wel betrachten ! hoort gij dat woord dan prediken of leert gij het, %k bid u , verhardt dan uwe harten niet. Zoo waarachtig als God leeft, even zoo waarachtig is Zijn Heilig Woord , want even zoo zeker als Hij iti Zijn Heilig Woord der waarheid beloofd heeft aan al diegenen die Hem vrezen , liefhebben en zoeken zijne beloften te vervullen , even zoo zeker zal hij ook volbrengen, de bedreigingen en straffen , over allen die dat woord ongehoorzaam mogten zijn. Ja , even zoo zeker als de morgen van den dag is gekomen, even zoo zeker zal de avond van den zèlven komen. Ja het is den mensch gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Ja even zeker als nacht en dag op deze wereld elkander afwisselen , zal de nacht des doods over ons komen, en eenmaal den morgen der opstanding , de verschijning van dien grooten en doorluchtigen dag des Heeren , dien dag op welke de Heer Jezus zal komen, niet als een arm kindeken in dë stal te Betlehem , neen mijne kinderen ! volgens Gods Heilig Woord op de wolken des Hemels met groote kracht en heerlijkheid , ja hij komt dan als Koning aller Koningen , als Heer aller Heeren , als Richter over het geheele menschdom. Als dan zult ook gij mijne kinderen of lezers , ook ik , ja wij allen, wie wij ook zijn mogen , voor zijnen Richterstoel moeten verschijnen opdat ieder zijn vonnis moge hooren , eri zijn deel van hetzelve moge wegdragen. Wat woorden de Heer dan spreken zal, heeft Hij ons in zijn Heilig Woord doen bekend maken , opdat het ons als dan niet onbekend moge zijn. Mogten wij ons dan allen , wie wij ook zijn, niet aan zijne linkerhand, maar aan Zijne rechterhand , opdat wij deze liefderijke taal mogen hooren: komt! gij gezegende mijns Vaders ! beërft het Koningrijk , dat u weggelegd is en u bereid is voor de grondlegging der wereld ! Dan zullen zij, die aan Zijne linkerhand zijn , uitroepen: Bergen ! valt op ons! Heuvelen bedekt ons voor het aangezigt van Hem die op den troon zit! maar geene Bergen zullen op hen vallen , geene Heuvelen hen bedekken. Deze donderende Rechers taal zullen zij moeten hooren: Gaat weg van mij, gij vervloekten ! in het eeuwige vuur ! het welk den duivel en zijne Engelen bereid is ! Ik heb u nooit gekend ! gaat weg van mij, alle gij werkers der ongeregtigheid. Waar zij dan heen zullen gewezen worden , zegt de Heilige Schrift daar weeninge zal zijn en k«ersing der tanden ! Daar hunnen worm niet sterft en hun vuur niet uitgebluscht wordt. Zoo bïdde ik u dan mijner kinderen ! ik vermane u , als een vader die het tijdelijk en eeuwig welzijn zijner kinderen na ter harte gaat. Wilt toch zoeken terwijl het tijd is. Gaat het n niet als de dwaze maagden. Eer het voor eeuwig te laat moge zijn. Ontvliedt den toekomenden toorn des Almagtigen en eeuwigen Gods ! ja zoekt den Heer terwijl hij nog te vinden is; roept Iiem aan terwijl hij nog nabij is! Werkt dan terwijl het dag is, eer de nacht komt, waarin niemand werken kan ! Zoekt dan het Koningrijk Gods, en Zijne gerechtigheid , dat niet anders te vinden is» dan in en door den Heere Jezus, Jezus bloed , zijne gerechtigheid moet zijn eens Christens eere kleed daar mede moet elk voor God bestaan , die den Hemel wil ingaan. Ja de Heere Jezus is het die daar opent en niemand sluit hij sluit en niemand opent. Alzoo moeten wij den Heere Jezus aanroepen , dat Hij voor ons moge zijn een Hoogepriester en voorbidder,, dat Hij ons leere bidden, dat wij op de regte wijze mogen bidden , want wij weten van ons zeiven niet, hoe of wat wij zullen tot God betamelijk bidden , ook moeten wij Hem bidden, dat Hij ons leere zoeken , en helpe zoeken , opdat wij vinden mogen. Want zonder mij , zegt de Heer Jezus , kunt gij niets doen. Och mogten wij op de regte wijze bij Hem leeren aankloppen , opdat ons door Hem moge worden opengedaan ! Hiermede dan sluit ik mijne woorden en vermaningen tot .u mijne kinderen! Dat gij den Heere onzen God moogt vrezen, en zijne geboden zoeken te bewaren ! Den Heere Jezus moogt verkrijgen tot een helper , leermeester, voorbidder, verlosser en Heiligmaker. Opdat gij regt leerende bidden ook moogt ontvangen ! Naarstiglijk zoekende , Hem moogt vinden. IJverig aankloppende, u door Hem, den grooten redder der zielen , moge worden opengedaan. Zoo bevele ik u dan door dezen Gode en het Woord Zijner genade ! Ja ! Laat Gods Heilig Woord , Het ware licht Toch nimmer gaan , Uit uw gezigt! Met Gods hulp geschreven in hel 47 Jaar zijns Oudcrdoms DOOR J. D. K. PRUISNIER.