00 \ -,r f ^ rt kinderqebeden ^00. EISMELIKBI KINDERGEBEDEN MET EEN INLEIDING DOOR E. L. S M E L I K V. D. M. TE ROTTERDAM TWEEDE DRUK BOSCH & KEUNING - BAARN LIBELLEN-SERIE Nr. 13 Prijs van één nr. 45 cent. Vier nrs. per nr. 40 cent. Acht of meer nummers per nr. 35 cent. Voor dubbele nummers dubbele prijzen. EERSTE DRUK JUNI 1934 HET KINDERGEBED Er staat in het Oude Testament veel geschreven over het kind. Een kind is vervulling van beloften. Een kind bergt een geweldige toekomst in zich. Een kind is levensvervulling voor de vrouw. Een kind moet opgevoed worden „naar den eisch zijns wegs." Een kind mag vragen, een vader moet antwoorden en onderrichten. De vader moet tot het kind spreken over de groote daden des Heeren, en hijmoet Gods geboden zijnen kinderen inscherpen. Maar het teederste zinnetje, dat over het kind geschreven staat, is eene mededeeling over een jongen, die stierf. Het was een kind uit een koningshuis. Zijn vader en moeder waren zeer bezorgd over hem, toen hij ziek werd. Maar Jerobeam (hij was de vader) vervreemdde meer en meer van den dienst des Heeren. Er lag een doem over dit geslacht. Alleen het zieke kind schijnt iets in zich te hebben gehad, dat hem onderscheidde van zijn omgeving. En de profeet, over de toekomst geraadpleegd, zeide, dat in dat kind „wat goeds was voor den Heere" (1 Kon. 14 : 13). Het was misschien een „kindeke van den dood" zooals Gezelle dat bezongen heeft, een kind van jongsaf afgewend van het leven: Hij staat daar, van als de morgen breekt en spreekt geen enkel woord, t en zij dat hij in zijn herte spreekt, en dat God daar alleene aanhoort. In den volsten zin kan het alleen van enkele begenadigde kinderen gezegd worden, dat er „iets goeds in hen is voor den Heere." Zulke kinderen te bezitten beteekent voor de ouders één voortdurende angst, hen te missen wordt één voortdurende rijkdom. Gods genade vermag in sommige gezinnen door een jonggestorven kind op geweldige wijze te spreken. Niets blijft er dan een paar vroegwijze woorden, de lichtende oogen op het sterfbed en de uitdrukking van het gelaat als het aangezicht eens engels. Het kind en de hemel, ze blijken soms in wonderbare verstandhouding te staan. Moeder ze. een zesjarig meisje, zich buigend over de wieg van het P^e^e zusje, „ik zie aan het gezichtje, dat ze nog aan den hemel denkt en daar heeft ze natuurlijk grootmoeder nog gezien. Die is pas ge storven. Het kan nog net. i-Uc, Maar door Jezus hebben we niet alleen in dezen uitzonderlijken zin enkele bijzondere kinderen met God verbonden leeren zien, neen wij hooren van Hem, dat alle kinderen tot Hem komen mogen. En dat wij alleen maar zoo bescheiden moeten zijn, dat wij mets verhinderen. In dien zin is er in elk kind iets goeds voor den Heere^ Dat goede willen wij in hen zoeken en versterken wanneer we hen leeren bidden. Daarbij sluiten wij terstond de gedachte uit dat e gebed een kindergebed wordt door te spreken over het kmd. Da is een fout van vele ouderwetsche kindergebeden. Groote paedagogen, geniale begrijpers van het kmd hebben kindergebed zoo gewaardeerd. Wij noemen slechts Luther e Pestallozzi. Uit vele biografieën blijkt de beteekenis van het gebed '"Oolf wie'niet dieper waardeert, zal moeten erkennen hoezeer het gebed in het kinderleven een psychologische verdieping te- ^Wij5 geven het woord aan enkele bezwaren de bezwaren, die spreken over de onbegrijpelijkheid, de zelfzucht, de angst en de sleur. Men moet kinderen niet teveel over God spreken, zegt men dan. Ze begrijpen het niet en kunnen allerhande religieuze woorden niet aan. De woorden worden onbegrepen nagezegd. Ik stel de tegenvraag: zijn wij als volwassenen dan wèl aan het begrijpen toe? Of brengt de religie ons niet in de sfeer van het principiëel onbegrijpelijke? Blijven de woorden, die wij voor God bezigen, en waarmede wij zijn werk aanduiden, niet altijd ook voor ons volwassen verstand slechts aanduidingen en benaderingen? Wij achten het goed, dat het kind van meet af ook woorden leert gebruiken, die zijn begrip te boven gaan. Dit wil niet zeggen, dat wij het godsdienstig leven van het kind van a tot z in onbegrijpelijkheden willen doen verkeeren. Integendeel. Wij willen het slechts van jongs af niet houden buiten de sfeer van het heilige. Ook het kinderlijke godsbeeld moet van meetaf worden doordrenkt van het gansch-andere. Misschien kan zich dit element in het religieuze leven van een kind vasthechten aan een enkelen term, een enkel woord, dat ook in het taalgebruik voor deze sfeer gereserveerd is. Ik denk b.v. aan de woorden majesteit, almachtig, Heiland, God, eeuwig, zonde, genade. Elk dezer woorden zal, het leven lang, voor den oudere even onbegrijpelijk blijven, als voor het jonge kind. Ook voor het kind is Tersteegens woord geldig: een begrepen God is geen God. Van veel ernstiger aard lijkt me het bezwaar, dat de zelfzucht door het gebed bevorderd wordt. Vele kinderen vallen instinctief tot een magisch gebed terug, d.w.z. zij grijpen het gebed als een middel om hun begeerde doel te bereiken. Het kind komt te gemakkelijker tot deze gebedsontaarding daar zoovele ouderen er evenmin vrij van blijven. Bij elk pijntje, bij elke teleurstelling in huis of op school moet het gebed dienen. Hier kunnen de eerste diepe twijfelingen voor het kind dan ook beginnen. Het kind bidt hartstochtelijk, ver- trouwend. Kerstboekjes-verhooringen blijven echter meestentijds tot die boekjes beperkt. Het „succes laat zich wachten. De terugslag komt in den vorm van een besef, dat bidden toch niet „helpt. Met het zelfzuchtig bidden gaat samen de verenging van den horizon des gebeds. Eenerzijds is dit onvermijdelijk. Het kind denkt en bidt nooit in begrijpen en abstracties. Het wil concreet zijn. Het bidt voor gezin en familie. Maar anderzijds moet er toch reeds aangewerkt worden op verwijding van het gebed. Het kind moet van zijn natuurlijke egocentrische instelling afgebracht worden. De belangstelling moet gericht op anderen, armen, zieken, op de zending, op de natuur. Het ontroerde me toen ik een paar kinderen het gebed hoorde opzeggen, dat ik aarzelend heb voorgesteld op blz. 27. Dat de ouders het gewaagd hadden hun kinderen dit gebed te leeren, dat niets vraagt, maar alleen een lofzegging is, heeft mijn gevoel in dezen zeer versterkt. Er zijn voorstanders van het spontane kindergebed. Wij zullen niet ontkennen, dat daarin zeer verrassende dingen aan het licht komen. Maar wij meenen juist, dat om de zelfzucht en de verenging van het gebed bij kinderen tegen te gaan, een zekere leiding volstrekt noodig is en een vastgesteld gebed voor verschillende leeftijden zeer wenschelijk. Anders verloopen de avondgebeden der kinderen alle volgens het schema, dat de Russische componist Moussorgsky in woorden en muziek zoo fijntjes heeft gegeven in zijn „Kinderstube. 1) Lieve Heer, behoed vader en moeder! Zegen en behoed U ze. Lieve Heer, behoed m'n broertjes Wassinka en Mischenkal Lieve Heer, behoed ook grootmoeder, ze is zoo liefl 1) Uitg. Breitkopf und Hartel, Leipzig-Berlijn. Laat haar nog lang leven, en goed gezond. Grootmoeder is zoo goed, grootmoeder is zóó oud, lieve Heerl En behoed, lieve Heer, tante Katja, tante Natacha, tante Macha, alle tantes, Vera, Livia, Varja en Sacha, en Olja en Tanja, en Nadja, ook Oom Peter, en Kolja, Oome Volodja, en Grisja, en Sasja, ja hen allen, lieve Heer, en neem in uw hoede ook Filia en Vania, en Mitja, en Petja, en Dasja, Pasja, Sonja, Doenjaschka Njanja 2), zeg Njanja, hoe gaat het verder? „Ach, wat ben jij toch een dommert! Hoe vaak moet ik herhalen: Heer vergeef genadig mijn zonden mij!" — Heer, vergeef genadig mijn zonden mijl Zoo goed? Njanja? Russische kinderen blijken in dit opzicht zielkundig niet van Hollandsche te verschillen. Misschien biedt het „vastgestelde" gebed als vanzelf de termen en vormen aan, waarin bij het spontane bidden het kind zich zinvol uiten kan. Zal, vragen we ons in de derde plaats af, het kindergebed misschien den angst vermeerderen? De angst voor het leven en de angst voor den dood? Zal het gebed misschien vragen wakker roepen? Wij antwoorden, dat men het jonge kind niet besparen kan en daarom ook niet besparen mag de geleidelijke aanraking met de diepste vragen van het leven. Het kind krijgt zeer jong reeds te 2) Naam van het kindermeisje. maken met ziekte in eigen omgeving. Het ziet begrafenissen het hoort van geboorten. Wij mogen hier geen moeilijkheden trachten te ontwijken. Als wij niet antwoorden, zoekt het kind wel elders anDekinderziel dringt met onweerstaanbare macht aan op antwoord over het hiernamaals, over de herkomst van het nieuwe even, over ziekte, eenzaamheid, onrecht. De kinderziel heeft er recht op, oo :-r zichzelf te leeren onderscheiden tusschen goed en kwaad. In zooverre het gebed dwingt om van zonde te spreken, zeggen wij niet, dat dit een gevaarlijke angst met zich brengt D,t kan het Qevalzijn indien een al te lichtvaardig spreken over hemel en hel engelen en duivelen daartoe aanleiding geeft. Maar als het k,nd in deze dingen voorzichtig geleid wordt, zal ook de kinderziel voor zijn schuldbesef over de onherstelbaarheid van het bedreven kwaad een "tweg vinden bij de vergevende liefde van God. De gewetensangst zal voor het godsdienst- en gebedloos opgevoede kind veel grooter ziin Het kan nergens heen. ..... Onwillekeurig denken we aan het woord, dat de diepz.nmge dronkaard in Dostojewski's „Schuld en Boete voortdurend herhaalt. men moet toch altijd ergens heen kunnen. De kinderlijke schuldb lijdenis moet wel bij uitstek zuiver en eerlijk gehouden worden. Daarom ben ik in de formuleering uiterst voorzichtig, naar sommiger gevoel wel te sober geweest. Stereotypie werkt hier zoo licht gehuichelde of opgedragen biecht in de hand. Een vierde bezwaar lijkt mij het meest ge dig. De sleur bedre g het kindergebed. Ik laat dit argument in volle zwaarte wegen, Ue sleur is reeds he. groot. gevaar voor he, gebed van oudere,. Voor kinderen, die hun regels van ouderen ontvangen geldt dit nog sterker. De sleur en de daarmee gepaarde gedachteloosheid o staan door het teveel en te vluchtig bidden. De opzichzelf goede gewoonte van het bidden bederft door het misbruik. Daarom waag ik het te zeggen: laat de kinderen minder d.w.z. mindere malen bidden. Maar als ze het doen, moeten wij zorgen, dat het volkomen aandachtig gebeurt. Hoe is de praktijk in den „Christelijken kring" thans? De kinderen, die Christelijke scholen bezoeken, moeten daar meestentijds vier malen per dag bidden: 's morgens en 's middags voor en na den schooltijd. Dit is m.i. tweemaal te veel. De korte onderbreking der lesuren door de middagpauze behoort niet geaccentueerd te worden door het afzonderlijk gebed. De schooldag is een eenheid. Sommigen houden de school week voor zulk een eenheid. Mij lijkt op de Middelbare scholen in vele gevallen zulk een gebed aan het begin en einde der week met de gezamenlijke leerlingen beter dan het vaak vreemde dagelijksche gebed door een leeraar, die slechts zeer kort in zijn klasse blijft. Maar daarover valt te discussieeren. Behalve het schoolgebed zijn daar de tafelgebeden, soms „hardop bidden en danken" bij iedere tafel. Dat is zesmaal. Telt men daar nog bij een ochtend- en avondgebed, dan wordt het twaalfmaal bidden per dag. Gaat het zoo, dat aan tafel vader of moeder „voorgaat", terwijl verschillende kinderen achtereenvolgens „hun gebedje doen", dan vermenigvuldigt zich alles weer met eenige malen. Het is daarbij volledig uitgesloten, dat dit alles dag aan dag eerbiedig en aandachtig kan gaan, jarenlang achtereen. Het resultaat van dit stereotype bidden is bedroevend. Zegen ligt er niet in. In welk gezin is nimmer de noodlottige vraag gerezen: hebben wij al gebeden? hetzij met een onzeker ja, hetzij met een herhaling voor de zekerheid (magie!) beantwoordt? Deze vraag, glimlachend vergoelijkt, sluit niettemin een vernietigend oordeel in over deze gebedspraktijk. 13-11 Het is de onmiskenbare aanduiding, dat de temperatuur van d.t bidden althans tot ver onder nul is gedaald. Hoe snel en binnensmonds worden de „gebedjes" dan ook niet afgeraffeld met hun dreunend rhythme en verkeerd-onbegrijpelijke woorden als „noo druft" en „brood der smarte", „aan dit verganklijk leven kleve met zijn snelle overgangen van het alledaagsche naar de eeuwigheid. Het is toch wezenlijk een belachelijke situatie, a s een jongen, die buiten zijn kameraadjes reeds hoort joelen, zijn hoepel of tol in de gang weet te liggen, maar nog „eventjes" (eveneens zulk een catastrofaal woord bij deze gelegenheden) bidt, dat onze ziele niet aan dit verganklijk leven kleve, maar alles doe wat Gij gebiedt en eindlijk eeuwig bij U leve. Wij zijn niet tegen het gebed aan tafel. Maar wel tegen de verwording daarvan. Wij achten het zeer belangrijk om, al is het kort, afstand te nemen tegenover de spijzen voor ons; om al is het maa even, zich te bezinnen op zijn afhankelijkheid van den Gever, en zijn dankbaarheid aan Hem. Zoo staat het ons ook van Je^s vermeld dat Hij bij maaltijden „gedankt hebbende of „gezegend Ebbende het brood brak. Ook, dat Hij „opwaarts zag naar den hemel ■ Wij achten het niet noodig het gebed op te vatten zooals de kleurlooze woorden „beginnen" en „eindigen" dat nog beginnen"; „laten wij thans met elkaar eindigen ) het gebed behoeft niet vóór en nè den maaltijd te worden gedaan doch het hj ons beter om aan den maaltijd, liefst zooals Jezus deed, een gebed te doen voorafgaan, maar dan volkomen rustig, of door een der ouders, öf door een der kinderen, en dan zoo, dat men van dit gebed zeggen kan, dat het is: ,,de oogen opwaarts heffen ten hemel." Zijn er oudere kinderen, dan is het een mooi gebruik even achter den stoel te blijven staan. Weinig woorden zijn genoeg. Vaste woorden acht ik goed. Rhythme en rijm, een bepaalde vorm, zijn daarbij wenschelijk. Kinderen houden van progressie. Daarom kan men beginnend met de eenvoudigste en kortste woorden, na het bereiken van een bepaalden leeftijd overgaan tot een grooter en „moeilijker" gebed. Men vindt achter in dit boekje voorbeelden. Hoofdgebed lijkt mij voor de kinderen het avondgebed. Dan is de sfeer het rustigst. De avond doet zijn werk aan ieder mensch. Ook aan het kind. Dan moeten wij als een van de kostbaarste dingen in het huis het kindergebed knielend voor het bed als gewoonte stellen. Dan kan het zoo zuiver en teer zijn als avondlicht. Ook hier is een eenvoudig gebed noodig, dat toch wijdheid en diepte heeft en bovenal: mysterie. Ik meen, dat dit ook de gelegenheid is om het kind zich te doen herinneren, dat het gedoopt is, een gedachte, die bij de Christelijke opvoeding teveel verwaarloosd wordt. Van tijd tot tijd moeten vader of moeder dit „vaste" gebed met hun kinderen vervangen door een gezamenlijk gebed. In tijden van ziekte en nood, en in tijden van groote blijdschap en dankbaarheid moeten de ouders voor hun kinderen de woorden vinden om zich tot God te richten. Hierin is de persoonlijke vroomheid de eenige en de eenignoodige leermeesteres. Wij denken hier aan de woorden van Mevrouw L. de Hartog —Meyjes in Het Kind en God, die zij richt tot hen die zeggen: ik weet niet hoe ik mijn kind moet spreken van God, over godsdienst of wat daarmede samenhangt: „maar begrijpt gij dan niet, dat het onmogelijk is, dat aan iemand, die niets heeft, iets gegeven wordel Slechts die heeft, hem kan gegeven worden, maar die niet heeft, van hem zal ook genomen worden, hetgeen hij heeft. (Matth. 13:12). Een hard woord voorwaar! Geen woord van mij, maar een waarachtig woord van den Christus zelf Wij moeten er zelf iets van hebben, willen wij iets kunnen geven." Voor hen, die naar vaste gebeden zoeken en bereid zijn deze niet als starre formules op te vatten, trachten wij enkele voorbeelden te geven. Ook hierbij vergeten wij niet, dat Jezus het Onze Vader gaf niet als antwoord op de vraag: leer ons een gebed, maar op de vraag: leer ons bidden. Wij hebben rondgezien vooral ook onder Duitsche en Engelsche voorbeelden. De Duitsche hebben in het algemeen een accent, dat met bepaalde woorden onlosmakelijk verbonden is. Deze woorden zijn vaak in het Hollandsch geheel onbruikbaar. Van woorden, die in de Duitsche kindergebeden onophoudelijk voorkomen, bv. Himmelstür, Jesulein e.d. missen wij de gelijkwaardige uitdrukkingen. Zeer stijlvol, diep en fijn van gedachten zijn een aantal gebeden, goedgekeurd door bisschoppen der Anglicaansche kerk en uitgegeven onder den titel: The Childrens Worship. x) Daar vindt men de klassieke toon in, die aansluit bij en dus tevens voorbereidt op den bijbel en de kerkelijke liturgie. Er zijn allerhande gelegenheidsgebeden, voor regeeringen, voor soldaten, zeelieden en vliegers (airmen), voor kerk en parochie, voor het werk der kerken overzee, voor ouders en huizen, voor de verre vrienden, voor zieken en bedroefden, voor onderwijzers, voor de geestelijkheid. Wij geven van enkele dezer gebeden vertalingen hierachter. Gevraagd wordt in deze Engelsche gebeden om de kracht van den Heiligen Geest om het kwade te weerstaan, om reinheid en hei- 1) Ui». G. C. Brittain & Sons Ltd., Printers, Ripley. ligheid. Opmerkelijk is de sterke nadruk op het gebed om bescherming door de engelen. Eveneens verdient aandacht een gebed voor alle schepselen, die leven. Zondag, verjaardag en ziekte zijn tijden, waarop een afzonderlijk gebed zeer passend kan zijn. Wij geven er enkele voorbeelden van. Men kan ze naar persoonlijke voorkeur bekorten of aanvullen. Het blijkt moeilijker gebeden te geven dan over het kindergebed te schrijven. En dan is er een tijd, die voor het zich ontwikkelend gezin een tijd van verdiept geestelijk leven, van groeiend verantwoordelijkheidsgevoel, van verwachting en vertrouwen behoort te zijn, de tijd, dat het nieuwe leven zich aankondigt. Ook de jonge kinderen moeten daarin gekend worden, niet al te lang voor de verwachte geboorte. Ik stel een week of drie. Het kind moet in zijn hartje reeds plaats hebben gemaakt voor het nieuwe huisgenootje. En het moet met die verwachting gegaan zijn tot den Heer van alle leven. MORGENGEBED. Het is weer dag, 'k ben opgestaan. Heer, zie ons in genade aan. Gij gaaft vannacht ons nieuwe kracht. Bescherm ons, Gij hebt groote macht. Maak Gij ons tegen zonden sterk en zegen ons in al ons werk. Amen. Mijn eerste gevoel zij dankbaarheid tegenover U, nu ik weer verkwikt mag ontwaken. Wil nu weer met mij zijn en doe mij telkens aan U denken. Gij ziet mij en Gij hoort mij. Help mij zoo te leven, dat ik vanavond weer mijn knieën voor U kan buigen en zeggen: ,,lk dank U Vader voor dezen dag." Amen. AVONDGEBED. (3 — 6 jaar) Lieve Heer, de nacht komt aan en wij moeten slapen gaan. Wilt Gij voor ons allen zorgen. Wek ons weder in den morgen. En al zijn wij nu nog klein, Laat ons uwe kind'ren zijn. Amen. (5 jaar en ouder) Lieve Heer, ik ga nu slapen. Ik dank U dat Gij mij dezen dag bewaard hebt. Spaar mij ook in dezen nacht. Ook mijne ouders die zooveel van mij houden en zooveel voor mij doen. Bekeer mij x) en maak mij een gehoorzaam kind. Wanneer Gij mij bewaart, ben ik veilig. Amen. ') Ik gaef hier de voorkeur aan een meer concrete uitdrukking: verander mijn hart, lieve Heer Jezus. AVONDGEBED. (6 jaar en ouder) 'k Heb mijn knieën neergebogen, 'k vouw mijn handen, 'k sluit mijn oogen. Heel den dag woudt G' ons bewaren, wil ons dezen nacht ook sparen. 'k Dank U voor den heelen dag, dat ik zooveel hebben mag: licht en lucht en huis en eten, laat mij, Heer, toch nooit vergeten, dat wij o zooveel ontvangen waar vaak armen naar verlangen. Allen, die in huis hier wonen, wil hun uw bescherming toonen. Troost de zieken, die er zijn, leer mij leven waar en rein, denken waar ik mij bevind: 'k ben gedoopt, ik ben uw kind. Wie in slaap valt weet niets meer maar Gij zijt er, lieve Heer. Amen. O Vader, van U zijn alle dingen. Ook mijn leven en mijn hart zijn van U en moeten U daarom toebehooren. Vergeef mij dat ik vandaag U dikwijls vergeten heb en teveel aan mijzelf gedacht heb. Leer mij als Uw kind U gehoorzaam zijn en liefhebben. Blijf Gij altijd om mij denken en wil mij zegenen, ook in dezen nacht. Amen. i j-iii AVONDGEBED. Eerbiedig Hermann von Muller 1 Uw ge * na. 2 al tijd weer. 3 Uw ge s na. Uit: Voor onze kleintjes. AVONDGEBED. Florence Hoatson Carey Bonner Met eerbied. 1 Z.e ï gen ons te zaam. 2 Blijf bij ons ook nu. A s man Uit: Voor onze kleintjes. 19 GEBED BIJ DEN MAALTIJD. (3 — 4 jaar) Wij zitten stil en wachten even; wil, Heer, ons nu uw zegen geven. Amen. (4 — 6 jaar) Het eten staat op tafel daar. Wij zitten hier eerbiedig klaar. Geef, lieve Heer, ons nu uw zegen: van U is alles wat wij kregen. Amen. ■ GEBED BIJ DEN MAALTIJD. (6 jaar en ouder) Voor het drinken en het eten mogen wij U niet vergeten die alles ons kwam geven. Lieve Vader van de menschen, Gij schenkt meer nog dan wij wenschen. Gij verzorgt ons heel ons leven. Leer ons stil eerbiedig wezen als wij uit den Bijbel lezen. Zegen ons hier al te zamen. Dank voor alles, Heere, Amen. Heere, zegen deze spijze. Laat mij steeds bedenken, dat Gij ze mij geeft; leer mij U er steeds dankbaar voor zijn. Amen. I GEBED. J. Thommen's „Liederschatz". Maak ons lief en waar en rein. A s men Uit: Voor onze kleintjes. GEBED OM ZEGEN. Graca H. Stewart Rustig en eerbiedig. Nora C. E. Byrne 1 Hei s land, tot U. 2 Gsef ons Uw vree. 3 Wees ons na s bij. A « men Uit: Voor onze kleintjes. DANKGEBED. O God, onze hemelsche Vader, van wien alle goede gaven zijn afkomende, wij danken U voor ons leven, onze gezondheid, onze huizen, voor de liefde van ouders en vrienden, voor onzen Doop in uw heilige Kerk, en voor alle zegeningen, die wij genieten (in het bijzonder voor ). Doe ons uwe liefde verstaan, dat wij U mogen prijzen met onze lippen, en U dienen getrouwelijk tot het einde onzes levens door Jezus Christus onzen Heer. Amen. Uit: The Childreri's Worship. GEBED VOOR OUDERS EN TEHUIS. O Heere Jezus, die Nazareth tot uw aardsche woonplaats hebt gekozen, kom ook in ons huis en zegen ons. Zegen onze vaders en moeders, broeders en zusters, onze verwanten en vrienden. Bewaar ons voor alle zonde en onheil. Waar wij ook wonen, waar wij ons ook bevinden, geef dat wij U mogen behagen in ons doen, en dat wij ten laatste mogen komen in Uw hemelsch tehuis, waar wij Uw aangezicht mogen zien, en met U zijn in eeuwigheid. Amen. Uit: The Children's Worship GEBED VOOR ZIEKEN EN BEDROEFDEN. O barmhartige Heiland, Gij, die hulp en genezing gaaft aan allen, die tot U kwamen, wij bidden U voor de zieken en bedroefden, voor hen, die geen werk hebben (inzonderheid voor ). Verblijd en troost hen met uw tegenwoordigheid en help ons hun onze liefde en vriendelijkheid te toonen, om den naam van U, die uw kruis voor ons droeg, onze Heiland en Verlosser. Amen. Uit: The Children's Worship. GEBED VOOR ALLE SCHEPSELEN, DIE LEVEN. O hemelsche Vader, die de wereld in onze hand gegeven hebt, leer ons zorg te hebben voor de dieren, in 't bijzonder die, welke onze behoeften en genoegens voldoen, en leer ons hen altijd met goedheid te behandelen, gedachtig dat Gij alle dingen geschapen hebt tot onzen troost en tot uw eer door Jezus Christus onzen Heer. Amen. Uit: The Children's Worship. 13-IV GEBED. Wil onz' oogen zeegnen, Heer, liefde en reinheid ons vermeer, wijs ons wegen tot uw eer. Hoor ons, heiige Jezus! Zegen 't oor, wij hooren dan enkel goed en vlieden van al wat reinheid deren kan. Hoor ons, heiige Jezus! Laat mijn mond, al ben ik klein, waar en goed en heilig zijn, wij zijn zwak — o houd ons rein. Hoor ons, heiige Jezus! Zegen onze hand voortaan dat wij niet meer rusten gaan eer ons werk is afgedaan. Hoor ons, heiige Jezus! Zegen voeten, spel en werk, maak ons in uw wegen sterk, geef aan iedren dag uw merk. Help ons, heiige Jezus! En ons hart, het zij gewijd aan uw dienst in eeuwigheid, eerend uwe majesteit. Help ons, heiige Jezus! Uit; The Childran's Worship. GEBED OP EEN VACANTIEDAG. Met de kinderen te bidden. Groote God, wat zijt Gij machtig, en wat is uw schepping prachtig. Gij geeft aan de zon haar stralen, groen en bloemen in de dalen, regen over 't dorstig land, schelpen langs het koele strand. En al zijn de nachten donker, wat een heerlijk stergeflonkerl En de groote ronde maan kan zoo zacht en wit daar staan! Wie maakt toch de sneeuw zoo rein, en het vogeltje zoo klein? 't Windje lispelt door de boomen en de visch ligt stil te droomen. Hoor het ruischen van de zee, alles doet in 't loflied mee. Heuvels, bosschen, weiden, dieren, sterren, wolken, wind, rivieren, alles wat beweegt of leeft, 't is van U, die 't aanzijn geeft. Midden in dit mooie leven Willen wij U eere geven! Amen. GEBED BIJ ZIEKTE. Lieve Heer, ik wil wat vragen: 'k zou zoo graag weer beter zijn. Maar nu lig ik heele dagen, ziek en moe, en 'k heb soms pijn. Neen, Gij hebt mij niet vergeten: Moeder zorgt voor mij zoo goed, alles, warmte, drinken, eten, alles krijg ik, wat ik moet. Maar ik zou zoo graag naar buiten met de kindren mee op straat, 'k zie ze spelen door de ruiten, 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Leer mij toch geduldig wezen. Gij, die de zieken kunt genezen, Heer, weet zeker en gewis, Wat het beste voor mij is. Amen. BIJ DE NADERENDE GEBOORTE VAN EEN KIND IN HET GEZIN. O lieve Heer, ik wil U zeggen, wat ik geen ander uit mag leggen, Gij wist het eerder nog dan wij wat Moeder heel stil tot me zei, ik kan er dikwijls al van droomen: daar zal een broertje of zusje komen. Het wiegje staat al bijna klaar! Nu wachten wij en bidden maar. Het kindje groeit al in 't geheim. En mag ik straks zijn broertje (zusje) zijn? Amen. ENKELE BOEKEN over het kindergebed en wat daarmee samenhangt. „Jeugd en Godsdienst". Godsdienstig paedagogisch maandblad voor jeugdkerk, kinderdienst, zondagsschool en huisgezin. Maarssen. L. de Hartog —Meyjes, „Het kind en God". 2e druk. A. H. Kruyt, Amsterdam. A. M. van de Laar Krafft, „Het kindergebed". Serie: Practisch Christendom. Utrecht, G. J. A. Ruys. 1921. Walter J. Chesterton, ,,A little Book of Prayers". London, The Sunday School Union, 57 & 59 Ludgate Hill, E. C. 4. Edith E. Read Mumford M. A., „How we can help children to pray." Longmans, Green & Co, 39 Paternoster Road, London E. C. 4. 1923. R. Emlein, „Der Kindergottesdienst". Ein Handbuch für Leiter und Helfende. 2e Auflage. Göttingen, Vandenhoeck & Ruprecht. 1921. Jörg Erb, „Die Himmelstür". Deutsche Kindergebete aus fünf Jahrhunderten. lm Barenreiter-Verlag, Kassei. 1930. Dietrich Vorwerk, „Kindergebet und Kinderpsychologie mit besonderer Berücksichtigung der Bedürfnisse des Kindergottesdienstes". — „Gebet und Gebetserziehung". — „Kinderseelenkunde als Grundlage des Konfirmandenunterrichts". Deze drie verschenen bij Fr. Bahn, Schwerin i. Meckl. 1913. „Gebedenboekje voor onze lieve kleinen". J. H. Knierum, Gorinchem. (Hieruit de prozagebeden op blz. 15, 16, 17 en 21 van het voorgaande boekje). De gebeden op blz. 18, 19, 22 en 23 zijn met de muziek met toestemming ontleend aan den Westhill-zangbundel „Voor onze kleintjes." INHOUD. Blz. Het Kindergebed 3 Morgengebed 15 Avondgebed (3 — 6 jaar) 16 Avondgebed (6 jaar en ouder) 17 Avondgebed (met melodie) 18 Avondgebed (met melodie) 19 Gebed bij den maaltijd (3—6 jaar) 20 Gebed bij den maaltijd (6 jaar en ouder) 21 Gebed (met melodie) 22 Gebed om zegen (met melodie) 23 Dankgebed 24 Gebed voor ouders en tehuis 24 Gebed voor zieken en bedroefden 25 Gebed voor alle schepselen, die leven 25 Gebed 26 Gebed op een vacantiedag 27 Gebed bij ziekte 28 Bij de naderende geboorte van een kind in het gezin .... 29 Eenige boeken 30 MET EEN BOEKSKE IN EEN HOEKSKE CUM LIBELLO IN ANGELLO UITGAVE EN DRUK VAN BOSCH 8. KEUNING TE BAARN • LIBELLEN-SERIE Nr.