80 K 196 mh et licht van de pRofetie doora Attthur* U. MfcheLson - palestrna DE JODEN EN PALESTINA in het licht van de PROFETIE door ARTHUR A. MICHELSON Van dezelfde schrijver: „MIJN LEVENSGESCHIEDENIS" JEZUS VOOR HET SANDHEDRIN" en „HET JOODSE PASCHA EN HET AVONDMAAL DES HEREN" Uitgave van de HEBREEUWSE EVANGELISATIE VERENIGING (Afdeling Holland) Postbus 3022 - Amsterdam - Noord _____ II INHOUD I. DE JODEN. 1. De Joden en de Messias. 2. De Joodse en de Christelijke Godsdienst. 3. Waar zijn de verdwenen tien stammen? 4. De geschiedenis van de Joden. 5. De Joden Gods uitverkoren volk. 6. Een nieuw tijdperk voor de Joden. 7. Jodenvervolgingen. 8. Het wonder van de geschiedenis der Joden. II. PALESTINA. 1. De Joden en Palestina. 2. Het Zionisme. 3. De eerste Wereldoorlog en de Balfour-verklaring. 4. Het einde van de Oorlog en de Volkenbond. 5. De terugkeer naar Palestina. 6. Mijn reis naar het Heilige Land. 7. In Jeruzalem. 8. De Olijfberg. 9. De Hof van Gethsémané en het Graf. 10. Het Tempelplein. 11. De Rots. 12. De Klaagmuur. 13. De vruchtbaarheid van het Land. 14. De landbouwkundige en industriële ontwikkeling. 15. De Dode Zee. 16. De nieuwe Staat Israël. 17. De vluchtelingen. III. ONZE BOODSCHAP AAN DE JODEN IN ISRAËL. IV. DE HEBREEUWSE EVANGELISATIE VERENIGING. De Eerste Hebreeuws Christelijke Synagoge in Los Angeles, gesticht door Dr. Michelson in 1929. VOORWOORD Bij het ter perse gaan van deze nieuwe druk wil ik mijn diepe dankbaarheid uitspreken aan God voor de warme ontvangst die dit boekje heeft gekregen. Velen hebben in waarderende woorden betuigd, dat zij er niet alleen een zegen door hebben ontvangen, maar ook een nieuwe kijk op de behoefte van Israël aan een Verlosser en op het wonderbare Woord van God. Wij beleven een tijd van grote kansen voor de Gemeente van Christus; een tijd van verwarring, angst en grote problemen, waarvoor het menselijk vernuft geen oplossing kan vinden. De Gemeente van Christus moet deze problemen onder de ogen zien en zich verblijden over het feit, dat zij de oplossing daarvan in handen heeft. Er wordt een speciale gelegenheid geboden voor iedere gelovige om het evangelie te brengen aan de Joden. Wij zien immers hoe de profetie voor onze ogen in vervulling gaat. Oudtestamentische profetieën worden op verbazingwekkende wijze verwezenlijkt. „In wervelwind en storm is Gods weg, wolken zijn het stof Zijner voeten" (Nah. 1 : 3). De Joden keren in groten getale terug naar het land, dat hun lief is, het land van hun erfdeel en van Gods belofte. Grote, ja wonderbaarlijke dingen zijn er gebeurd en gebeuren er nog, waaruit Gods zorg blijkt voor hen, die uit alle landen naar Israël komen. Deze wondere gang van zaken, die wij hebben getracht te beschrijven op de volgende bladzijden, zal echter het verlangen in het hart van mijn volk niet bevredigen, want zij hebben hetzelfde nodig, wat ik nodig had, namelijk de genade van Golgotha. Daarom roept de Heer Zijn kinderen toe „wachters" te zijn op de muren van Jeruzalem, „die de ganse dag en de ganse nacht nimmer zullen zwijgen. Gij, die de Heer indachtig maakt, gunt u geen rust. En laat Hem geen rust, totdat Hij Jeruzalem grondvest en het stelt tot een lof op aarde" (Jes. 62 : 6, 7). Ik draag deze nieuwe uitgave op aan Hem, Die zich verwaardigt het zwakke en kleine te zegenen; en wij bidden, dat zij overal zegen mag brengen, niet alleen Christenen, maar ook aan mijn eigen broeders en „verwanten naar het vlees", naar wie mijn hart uitgaat met het verlangen van Hem, Die tranen schreide over Jeruzalem, en Die voor hen Zijn Leven gaf. De uwe in Zijn dienst voor Israël ARTHUR U. MICHELSON. I. DE JODEN 1. De Joden en de Messias. De Joden geloven, dat zij Gods uitverkoren volk zijn en denken, dat God in het bijzonder belangstelling heeft voor hun welzijn; dat Hij hen bewaard heeft in al hun beproevingen en hen heeft afgezonderd van al de volken der wereld. Bovendien hebben zij al eeuwen en eeuwen de verwachting gekoesterd, dat de Messias zou komen om hen van hun vijanden te bevrijden, hen naar Palestina terug te brengen en hun vrede en welvaart te schenken. Mijn vader heeft mij dikwijls verteld, dat de Messias uit de hemel zou komen in grote majesteit en heerlijkheid en aan iedere Jood vrede en geluk zou brengen in Palestina, waarheen Hij alle Joden zou verzamelen. Deze hoop op de komst van de Messias is voor de Joden de ster geweest, die hun donker pad heeft verlicht en hen bewaard heeft voor volslagen wanhoop. Als zij deze hoop niet hadden gehad, zou het onmogelijk geweest zijn, dat zij de beproevingen, het leed en de ellende gedurende ongeveer 2000 jaar hadden overleefd. Deze Messiaanse verwachting is gegrond op de Schrift in Gen. 49 : 10. „De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt en hem zullen de volken gehoorzaam zijn." Vele rabbijnen erkennen, dat met „Silo" de Messias bedoeld wordt. De scepter is van Juda geweken, toen de naam van iedere Jood werd ingeschreven door de Romeinse ambtenaren als onderdaan van de keizer. Bovendien zijn de Joden nu verstrooid over de gehele aarde en geen onderdaan meer van één erkende heerser of wetgever. Het is dus een onloochenbaar feit, dat de scepter en de heersersstaf van Juda zijn geweken. Maar dan moet „Silo" reeds gekomen zijn, want de scepter zou van Juda niet wijken „totdat Silo komt". Daar nu de scepter wel van Juda is geweken, moet „Silo" reeds gekomen zijn. Maar „Silo" is de Messias. Dus moet de Messias gekomen zijn en Wie is Hij? Een Russische Jood. Volgens de profetieën van het Oude Testament moest de Messias geboren worden in Bethlehem (Micha 5 : 2), uit een maagd (Jes. 7 : 14) en Hij zou genoemd worden „Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst" (Jes. 9 : 5). Al deze Messiaanse profetieën zijn vervuld in Jezus, omdat Hij uit een maagd geboren is in Bethlehem en omdat Hij inderdaad was een Wonderbare Raadsman en een Vredevorst. Daarom is Jezus de ware Messias van Tsraël. De rabbijnen hebben het 1 .1" * T 1 14 WUU1U ,,Hlcld.gU 111 jeu. / . 1 "t zuid-Afrikaanse jood. verkeerd begrepen. Het woord „almoh", dat de rabbijnen verkeerd vertaald hebben in „vrouw", betekent absoluut „maagd". Het is heel erg, dat de rabbijnen dit woord verkeerd vertaald hebben, want vele Joden zouden anders tot de gevolgtrekking gekomen zijn, 'dat Jezus de Messias der Joden is. Met diep geestelijk inzicht hebben de goddelijke profeten van het Oude Testament de Messias voorzien en tot in bijzonderheden beschreven. De profeet Zacharia zag Zijn triomfantelijke intocht in Jeruzalem (Zach. 9 : 9). In Matth. 21:7 zien wij de vervulling van deze profetie. Het was de grootste demonstratie, die de Joden ooit met Jezus hebben gehouden. De menigte van Joden, die vanuit het gehele land naar Jeruzalem was gekomen voor de viering van het Paasfeest, verwelkomde Jezus met palmtakken in de handen en riepen: „Hosanna, de Zoon van David, gezegend is Hij, Die komt in de naam des Heren!" Jezus nam deze hulde aan en verklaarde aan de wereld Zijn goddelijk recht daarop. Een Jood uit Yemen. 2. De Joodse en de Christelijke Godsdienst. De Joden leven niet naar het Oude Testament, maar naar de Talmoed, die de rabbijnse traditionele en ceremoniële wetten bevat en die voor vele Joden belangrijker is dan het Oude lestament. De Joden weten bijna niets van de Heer Jezus Christus en geloven, dat Hij de God van de heidenen is en dat het christendom een heidense godsdienst is. Als een Jood de christelijke godsdienst aanvaardt, wordt hij beschouwd als een verrader van zijn volk. Toen ik de Heer Jezus Christus aannam, was ik verbaasd te vernemen, dat de christelijke godsdienst geen andere godsdienst is, maar de vervulling van de Joodse godsdienst; dat het Nieuwe Testament geen nieuw boek is, maar de voortzetting van het Oude. Wat in het Oude wordt beloofd, wordt in het Nieuwe vervuld. Zij zijn elkanders supplement. Het Oude behoort bij het Nieuwe en het Nieuwe behoort bij het Oude. Wat heb ik over dit onderwerp veel ernstige gesprekken gehad, niet alleen met verschillende Joden, maar ook met Joodse leiders en rabbijnen. Zij waren verbaasd, als ik hun vertelde, dat het christen¬ dom geen heidense godsdienst is, maar een voortzetting van de Joodse godsdienst, gesticht door Joodse discipelen, die pas „christenen" werden genoemd in Antiochië (Hand. 11 : 26). Het is betreurenswaardig, dat zelfs de Joodse rabbijnen deze feiten niet onderkennen. Ik herinner mij, hoe mijn leermeester (rabbijn) aan ons, studenten, vertelde, dat Jezus de God van de heidenen is, die de christenen leerde de Joden te haten, en dat het christenom een heidense godsdienst is. Een Jood, die deze godsdienst zou aannemen, zou de grootste zonde begaan. Het is heel jammer, dat onze leiders zo'n verkeerde kijk hebben op het christendom, maar ik dank God, dat Hij mij heeft willen gebruiken, vooral voor de radio, om in de harten van velen een verandering te brengen. Ik heb herhaaldelijk met nadruk betuigd, vooral in mijn radiotoespraken, dat, als een Jood de Heer Jezus Christus aanvaardt, hij een ware en Jood uit Afghanistan. betere Jood wordt, omdat hij dan meer van zijn eigen volk gaat houden en zijn uiterste best gaat doen hen te winnen voor de Heer Jezus Christus. De meeste christenen beseffen niet, dat de Joden zonder de Heer Jezus Christus verloren zijn. Men zou zich in het bijzonder moeten inspannen om de Joden tot Christus te brengen, want als Joden worden toegebracht dan brengt dat niet alleen een zegen voor hen, maar voor de gehele wereld. Immers „hun aanneming zal (voor de heidenen) leven zijn uit de doden" (Rom. 11 : 15). Wat een zegen zou iedere gelovige ontvangen, als hij zou bidden voor Israël en hen bekend wilde maken met het heerlijk evangelie, want de belofte blijft geldig: „Ik zal zegenen, wie Israël zegenen". 3. Waar zijn de verdwenen tien Stammen? Jood is het Hollandse woord voor „Juda" en is eigenlijk alleen van toepassing op de afstammelingen van de aartsvader Juda, de zoon van Israël (Jakob). Eerst na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap, toen het grootste gedeelte van de ballingen terugkwam naar Palestina, werd de naam „Joden" toegepast op alle Israëlieten. Sedert die tijd worden de woorden „Jood", „Hebreeër" en „Israëliet" door elkaar gebruikt, zoals wij zien in Joh. 3: „Nikodemus, een overste der Joden" (vers 1), en „Gij zijt een leraar van Israël" (vers 10). Verder worden de Israëlieten in het Nieuwe Testament 174 maül Joden genoemd. De apostel Paulus zegt van zichzelf: „Ik ben een Jood" (Hand. 22 : 3), „een Hebreeër uit de Hebreeën" (Phil. 3 : 5), „ik ben immers zelf een Israëliet" (Rom. 11 : 1). In verband hiermee is er een andere vraag, waarmede velen zich bezighouden: „Waar zijn de tien verdwenen stammen van Israël?" Er zijn verschillende meningen en beweringen daaromtrent. De Bijbel zegt ons niet waar zij zijn. De BritsIsraël beweging leert, dat Engeland Israël is en het Britse volk de tien stammen. Maar deze theorie is onbijbels. Ande- Perzische Jood. ren zeggen, dat de Zweden, Noren en Denen de verdwenen stammen zijn. Wij behoeven ons over het verblijf van de tien stammen geen zorgen te maken, omdat als Jezus komt, Hij dat wel zal openbaren. 4. De geschiedenis van de Joden. De geschiedenis van de Joden begint met Abraham, die de eerste Jood was, maar de eerst-geboren Jood was Ismaël, wiens moeder de slavin Hagar was, die de belofte aan Abraham niet in vervulling kon doen gaan. God had tot hem gezegd: „door Izaak zal men van uw nageslacht spreken" (Gen. 21 : 12). De Heer nu zeide tot Abram: „Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen, wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden' (Gen. 12 : 1-3). Dit was de eerste belofte van God aan Abram en Hij herhaalde die aan Izaak (Gen. 26 : 3, 4), en aan Jakob, die Israël genoemd werd (Gen. 28 : 14). In dit merkwaardige verbond zegt God, dat Hij iedereen zal zegenen, die Israël zegent en iedereen zal vervloeken, die Israël vervloekt, en dat Israël een groot volk zal worden en een zegen voor de gehele wereld. Abraham was 90 jaar oud toen God hem aankondigde: „Ik zal u uitermate vruchtbaar maken en u tot volken stellen en koningen zullen uit u voortkomen. Ik zal Sara zegenen, en ook zal Ik u uit haar een zoon schenken, ja, Ik zal haar zegenen, zodat zij tot volken worden zal" (Gen. 17 : 6, 16). Abraham was zó verwonderd, dat hij „lachte en bij zichzelf zeide: Zal dan aan een honderdjarige een kind geboren worden en zal Sara, een negentigjarige, baren?" (Gen. 17 : 17). Zie, welk een wonder, reeds bij het begin van de geschiedenis der Joden! Abraham was honderd jaar en Sara negentig, toen God hun een zoon beloofde. God heeft een wonder verricht bij de „geboorte van het volk Israël. Velen van mijn volk kunnen de maagdelijke geboorte van de Heer Jezus, Die ontvangen werd door de Heilige Geest, niet geloven; maar zij geloven wel in de geboorte van Izaak, wat toch ook een groot wonder was. Laten wij God en Zijn Woord geloven. „Bij God zijn alle dingen mogelijk" (Matth. 19 : 26). Bedenk, dat de geschiedenis van Israël op een zeer bijzondere manier is begonnen. Abraham en Sara hebben beiden gelachen bij de aankondiging, maar God heeft Zijn belofte vervuld. 5. De Joden Gods uitverkoren Volk. De Joden zijn het enige mensenras in de wereld, dat wij kennen als Gods uitverkoren volk. Er was een duidelijke en bijzondere reden voor de goddelijke verkiezing van dit volk. Het was niet, omdat zij anders waren dan andere volken, maar God had Zijn speciale doel met hen, zoals vermeld in Deut. 7 : 6-8: „want gij zijt een volk, dat de Here uw God heilig is; u heeft de Here uw God uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om Zijn eigen volk te zijn. Niet omdat gij talrijker waart dan enig ander volk, heeft de Heer Zich aan u verbonden en u uitverkoren; veeleer zijt gij het kleinste van alle volken. Maar, omdat de Heer u liefhad en de eed hield, die Hij uw vaderen gezworen had, heeft de Heer u met een sterke hand uitgeleid en u verlost uit het diensthuis, uit de macht van Farao, de koning van Egypte". Gods verklaring voor de verkiezing van Israël is hier toch wel heel duidelijk. Door de Joden moet de wereld gezegend worden en bij de vervulling van deze belofte bedenken wij, dat iedere geestelijke zegen, die over andere volken is gekomen, oorspronkelijk afkomstig is van Israël. Alle godde¬ lijke openbaringen zijn door middel van de Joden tot ons gekomen. De Joden zijn het kanaal geweest, waardoor de mensheid kennis gekregen heeft van de levende God. „Wat is dan het voorrecht van de Jood? Of wat is het nut van de besnijdenis? Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats toch dit, dat hun de woorden Gods zijn toevertrouwd" (Rom. 3 : 1-2). Het was Israël aan wie God de wet heeft gegeven: „Heeft ooit een volk een goddelijke stem gehoord, sprekende uit het midden van het vuur, zoals gij die gehoord hebt, en het leven behouden?" (Deut. 4 : 33). Sephardlsche Jood. Het was tot Israël, dat God Zijn profeten heeft gezonden en tot Israël kwam de Christus, die zeide: „Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen Israëls" (Matth. 15 : 24). Uit Israël heeft de Heer Jezus Zijn discipelen gekozen en het was tot Israël, dat Hij hen uitzond met de woorden: „Wijkt niet af op de weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls" (Matth. 10 : 5, 6). De 120 in de opperzaal op de Pinksterdag waren allen Joden, waarmede de Christelijke Gemeente is begonnen. Alles wat de heidenen hebben ontvangen, hebben zij van de Joden gekregen. Maria, de moeder van Jezus, was een Jodin, Jezus was een Jood, de discipelen waren Joden, de christelijke Kerk is door de Joden gesticht en Jezus heeft gezegd: „Het heil is uit de Joden" (Joh. 4 : 22). Jezus wil, dat het evangelie eerst gebracht zal worden aan de Jood. Daarom zegt Hij in Zijn laatste opdracht: „gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde" (Hand. 1 : 8). Dr. Mlcheison DezoeKt een nederzetting van nieuwe immigranten even buiten Jeruzalem en spreekt met hen over Jezus als de Messias. De apostel Paulus, de grote Joodse geleerde, werd door de Heilige Geest geleid om met nadruk te zeggen, dat de heide- nen het evangelie eerst aan de Joden moesten brengen: „Want ik schaam mij het evangelie niet, want het is een kracht Gods tot behoud, voor een ieder, die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek (heiden)" (Rom. 1 : 16). En dan gaat hij voort in Rom. 10 : 1 „Broeders, de begeerte van mijn hart en mijn gebed om het behoud van Israël gaan tot God uit". O, hoezeer zou ik wensen, dat dit de begeerte en het verlangen was van iedere gelovige! Ten slotte werpt Paulus in Rom. 10 : 14 en 15 de belangrijke vraag op: „Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in Wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van Wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker? En hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn? Gelijk geschreven staat: Hoe liefelijk zijn de voeten van hen, die goede boodschap brengen". Dit is een oproep tot zending onder de Joden. Vier dingen zijn nodig om onder de Joden het evangelie te brengen. Ten eerste: Zij moeten horen en het evangelie geloven. Ten tweede: Om te kunnen horen en het evangelie te kunnen geloven, moeten zij een prediker hebben om het hun te brengen. Ten derde: Om een prediker te krijgen, moeten de gelovige christenen een prediker uitzenden. Ten vierde: Elke gemeente moet tot verantwoordelijkheidsbesef komen betreffende de verplichting aan Israël. De heidenchristenen moeten beseffen, dat zij schuldenaars zijn van de Joden. Er zijn echter tegenwoordig christen-mannen en -vrouwen, die totaal geen aandacht hebben voor de Joden en die zeggen, dat zij hun tijd gehad hebben en dat nu de kerk in hun plaats is gekomen. Is dat een juist standpunt? De kennis van de plaats en positie van Israël in het wereldplan van God is van groot belang. De grote verwarring, die wij om ons heen zien in de leer en de praktijk van het christendom is min of meer het gevolg van de enorme onwetendheid omtrent de plaats en toekomst van Israël. God heeft de Joden lief en noemt hen in Jeremia 12 : 7 „Mijn zielsgeliefde" en in Jeremia 31 :3 zegt Hij: „Ja, Ik heb u liefgehad met eeuwige liefde". De Joden zijn nog steeds: „geliefden om der vaderen wil" (Rom. 11 : 28). „God heeft Zijn volk toch niet verstoten?" vraagt Paulus in Rom. 11:1 en dan antwoordt hij: „Volstrekt niet! Ik ben immers zelf een Israëliet, uit het nageslacht van Abraham, van de stam Benjamin. God heeft Zijn volk niet verstoten, dat Hij tevoren gekend heeft". En dan toont Paulus door het gehele hoofdstuk 11 aan, dat God Zijn volk niet heeft verstoten. Heel velen hebben een volkomen verkeerde opvatting over de Joden en denken, dat God hen niet meer wil verlossen. Maar de Bijbel zegt ons in Hand. 2:41, dat op de Pinksterdag 3000 Joden geloofden in de Heer Jezus Christus, en de volgende dag namen 5000 Joden Jezus Christus aan als hun Heiland (Hand. 4 : 4). Deze Joden gingen bijna tot het eind van de wereld en predikten Christus, eerst aan de Joden en ook aan de heidenen. De christenen uit de heidenen hebben de evangelieverkondiging aan de Joden verwaarloosd, omdat zij meenden, dat de Joden al een goede godsdienst hadden en daarmee tevreden waren, maar de tegenwoordige Joodse godsdienst kan hen niet uit hun geentelijke verwarring bevrijden, omdat het een godsdienst is van ceremonieën en riten gebaseerd op de Talmoed. Daarom hebben de Joden Jezus nodig en Jezus alleen. 6. Een nieuw Tijdperk voor de Joden. Er begint nu een nieuw tijdperk voor de Joden aan te breken, namelijk de vervulling van Ezechiël 37. God heeft aan Ezechiël een groots en zeer belangrijk visioen gegeven, waarin Hij hem de toekomst van Israël toonde. In het teken van de dorre beenderen liet Hij hem de tegenwoordige geestelijke en zedelijke toestand van Israël zien. Maar toen de profeet op Gods bevel begon te profeteren „ontstond er een geruis, en zie, een beweging, en de beenderen voegden zich aaneen, zoals zij bij elkander behoorden" (vers 7). Dr. Michelson verkondigt het Evangelie voor de radio. Als wij dit mogen verstaan als een symbool van een zekere innerlijke ontwaking bij het oude volk van God, dan mogen wij zeggen, dat deze profetie bezig is in vervulling te gaan. De tekenen van de vervulling van deze daad van God: het bijeenkomen van de dorre beenderen, vermenigvuldigen zich overal in de Joodse wereld en ik wil u een bewijs leveren, dat er een duidelijke beweging is in de dorre beenderen. Eeuwen lang is de christelijke kerk onmachtig gebleken de Joden met het evangelie te bereiken, omdat zij hen niet konden overhalen in een christelijke kerk te komen. Wij hebben geleerd, dat de beste manier om de Joden te bereiken de radio is, omdat de evangelieboodschap dan rechtstreeks in hun eigen huis wordt gebracht, waar zij stilletjes kunnen luisteren, zonder hun prestige te verliezen bij hun mede-Joden. Wij begonnen met één station en de Heer zegende ons zo wonderbaar, dat we meer stations konden gebruiken en nu kunnen wij uitzenden over een aantal stations zelfs in Canada en Australië en bereiken zo ontelbare Joden en heidenen met het heerlijk evangelie. Gedurende al de jaren, dat wij nu uitzenden, zijn er zielen gered en stille gelovigen zijn er toe gekomen openlijk hun Heiland te belijden. Het is werkelijk wonderlijk wat de Heer voor ons gedaan heeft. Wij hebben geen mensen, die instaan voor de kosten van onze uitzendingen, maar steunen geheel op de hulp van de Heer, Die ons genadig voorziet van de middelen, zodat wij onze zeer hoge radiorekeningen kunnen betalen. Wat zou het heerlijk zijn, als alle vrienden zich met ons verenigden in het gebed, dat de Heer moge voortgaan ons te zegenen en te gebruiken en de middelen te verschaffen om ons getuigenis in de aether te kunnen voortzetten. Het middelpunt van de strijd in de ziel van de Jood is nu de persoon van de Heer Jezus. Er heeft een grote verandering plaatsgehad in de houding van vele rabbijnen en Joden ten opzichte van Christus en het christendom. Vele eeuwen lang is het de politiek van de rabbijnen geweest de naam van Jezus dood te zwijgen, maar nu begint er in dit opzicht een wonderbare verandering te komen. Zij beginnen te begrijpen, dat de vraag omtrent Christus niet meer ontweken kan worden. Zij moeten zelf bekend worden met deze Jezus en nu zijn er velen, die het Nieuwe Testament lezen en bestuderen. In de laatste jaren zijn er verscheidene heel merkwaardige geschriften over de Heer Jezus onder de Joden zelf versche- Aandachtig luisterende Joden op onze zendingspost in Israël. nen en verscheidene leidende rabbijnen in Amerika hebben de volgende verklaringen betreffende Jezus gepubliceerd: Rabbijn Henry Berkowitz van Detroit: „Voor mij is het droevigste en meest tragische feit in de geschiedenis dit, dat Jezus, de zachtmoedigste en edelste rabbijn, die het Jodendom ooit heeft gehad, niet door ons volk is aanvaard." Rabbijn Emanuel Weil van Chicago: „Laten wij dus dankbaar zijn, dat er een Jezus en een Paulus is geweest." Rabbijn Stephen S. Wise van New York: „Jezus heeft bestaan. Ik neem dit aan, ondanks de idee, die ik vroeger in mijn leven heb geloofd, namelijk de idee, dat Jezus een mythe is en nooit heeft bestaan. Het zou voor iedereen goed zijn, hetzij Jood of heiden, de leer van Jezus te volgen." Rabbijn Gross, Union Temple, Brooklyn: „Ik, als rabbijn van Israël, meen, dat wij Jezus moeten aanvaarden. Ik vind, dat wij onze kinderen meer over Hem zouden moeten leren. Jezus was een liefdegave." Rabbijn H. G. Enelow van New York: „De godsdienst van Jezus is de godsdienst die de wereld vandaag nodig heeft. Jezus moet de band zijn, die Joden en heidenen samenbindt." Voor mij is één van de belangrijkste tekenen der tijden, dat vooraanstaande rabbijnen openlijk over de Heer Jezus spreken op een wijze als voor enige jaren voor onmogelijk werd gehouden. Opzienbarend was de gebeurtenis, die enige tijd geleden plaatsvond in de synagoge van Israël in St. Louis, Missouri, waar rabbi F. M. Isserman een herdenkingsdienst voor Jezus leidde in zijn synagoge, waarin hij met nadruk betoogde, dat Jezus een belangrijke Jood was geweest en een wonderbare profeet van de synagoge. Hij schreef de naam van Jezus in in het boek der doden en hij en de hele gemeente spraken het Kaddish-herdenkingsgebed voor Jezus uit. Deze verandering beperkt zich niet alleen tot de rabbijnen. Het Joodse volk, oud en jong, luistert naar het evangelie. Velen lezen het Nieuwe Testament en andere christelijke lektuur. Er is bij de Joden een verlangen naar de dingen, die betrekking hebben op Jezus van Nazareth, de Messias. De ogen van de Joden worden gericht op Jezus. Waarlijk, de Heer is bezig de sluier op te lichten en de dingen, die eeuwen lang voor de Joden verborgen zijn geweest, worden door de Heilige Geest duidelijk gemaakt. Het evangelie van Jezus Christus is de boodschap, die de Joden vandaag nodig hebben. Het brengt broederschap in plaats van de haat, waaronder zij hebben geleden; het brengt geloofsblijdschap in plaats van pessimisme, het verheft het geestelijk leven boven het materialisme. Het werpt een nieuwe glans over al hun tradities en stelt hen van aangezicht tot aangezicht tegenover de stralende persoonlijkheid Dr. Michelson in gesprek met een groep Joden in Jeruzalem. van Jezus Christus, de goddelijke Heer en Meester. Toen Jezus de menigte van Zijn volk zag zonder geloof en door hun Joodse leiders verwaarloosd, had Hij medelijden met hen, omdat zij waren als schapen zonder herder. De Joden zijn vandaag nog in dezelfde toestand. Zij verkeren in een staat van verval en velen zijn wanhopig. O, wat moeten de Joden veel lijden! Jezus weent over hen, want Hij heeft nog evenveel medelijden en liefde voor hen, als toen Hij op aarde was. Dr. Michelson temidden van Joodse weeskinderen uit allerlei volkeren in Jeruzalem. Wat zou het heerlijk zijn als iedere gelovige een bijzondere belangstelling kreeg voor de verlossing van mijn volk, de Joden, en voor hen wilde bidden, zoals de Heer het beveelt in Psalm 122: „Bidt Jeruzalem vrede toe: mogen wie U liefhebben, rust genieten". 7. Jodenvervolgingen. De eerste grote Jodenvervolger was Farao, die trachtte de natuurlijke groei van het volk te beteugelen. Maar wij lezen in Ex. 1:12 ,,Maar hoe meer men hen onderdrukte, hoe meer vermenigvuldigden zij zich". En zo is het nu nog. Ondanks de hevigste en bitterste vervolging groeit en bloeit dit volk. Farao heeft er geen voordeel van gehad, dat hij de Joden heeft vervolgd en nog nooit heeft iemand daar voordeel van gehad. Zij zijn Gods volk en God zegt in Gen. 12 : 3: „Ik zal zegenen, wie u zegenen en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken". Elk volk der ganse aarde, dat de Joden vervolgd en Dr. Michelson overhandigt een voedselpakket aan een arme vluchtelinge in Israël. mishandeld heeft, heeft daarvoor moeten boeten. U weet hoe Duitsland, Rusland, Roemenië, Turkije en Spanje de Joden vervolgd hebben. Toen de laatste keizer van Rusland de oorlog tegen Duitsland ging verliezen, gaf hij de Joden de schuld van de nederlaag en zei hij: „Wij moeten de Joden doden". Er werden pogroms gehouden in Moskou, St. Petersburg, Warschau en Kiev, waarbij duizenden Joden werden gedood. Maar God had gezegd: „Wie u aanraakt, raakt Mijn oogappel aan" (Zach. 2 : 8). U weet, wat er met de Czaar van Rusland is gebeurd. Hij en zijn hele familie zijn omgebracht. Hitier trachtte de Joden uit te roeien en heeft er 6 miljoen gedood. Wat was het eindresultaat? Hij pleegde zelfmoord en liet het Duitse volk in ellende achter. Nee, men heeft er geen voordeel van als men de Joden vervolgt. De Joden zijn Gods gezegende volk en Hij zal nooit één van de beloften vergeten, die Hij hen gedaan heeft. Daarom wordt Amerfka gezegend. Het heeft tegen de vervolgde Joden gezegd: „Kom hier en help ons de Amerikaanse natie tot een groot volk te maken". En de Joden zijn gekomen uit allerlei landen en nu zijn er meer dan zes miljoen Joden in de Verenigde Staten. Joodse moeder, aan wie we voedsel en melk mochten verstrekken. 8. Het Wonder van de Geschiedenis der Joden. Frederik de Grote, de koning van Pruisen, die bevriend was met de atheïstische dichter Voltaire, kwam in gesprek met zijn hofpredikant over het bestaan van God en over de ingeving van de Schrift. De koning vroeg: „Hoe weet je, dat de Bijbel Gods Woord is? Bewijs mij eens, dat er een God is". Het antwoord kwam meteen: „De Joden!" en de vorst bevestigde deze verklaring met de woorden: „Goed geantwoord". Dit was wel het kortste antwoord, in de geschiedenis vermeld, het sterkste bewijs en de volle waarheid. Het bestaan van de Joden is het sterkste bewijs, dat er een God is en dat de Bijbel door Hem is ingegeven. Duizenden jaren lang hebben machtige volken getracht het Joodse volk te vernietigen en van de aardbodem weg te vagen. Zij werden uit hun land gedreven, als slaven verkocht, gemarteld, afgeslacht en over de hele wereld verspreid onder vijandige volken. Er waren er — en er zijn nog steeds —, wier enig doel is de onderdrukking en vernietiging van de Joden. Waarom blijven die maar bestaan na al de vervolgingen, die zij reeds hebben doorstaan? Farao trachtte hen te verdrinken, maar het gelukte niet. Nebukadnezar wilde hen verbranden, maar zij konden niet verbrand worden. Haman wilde hen ophangen, maar tevergeefs. Bijna ieder volk van de wereld heeft hen vervolgd, maar zij zijn steeds bewaard gebleven en blijven een vitale, bloeiende natie. Waarom zou dit volk maar steeds blijven bestaan? Waarom zijn zij niet opgegaan in de volken waaronder zij gewoond hebben? Dit gebeurt toch met alle volken, die naar andere landen emigreren. Als er drie geslachten overheen gegaan zijn is iedere trek van het oorspronkelijke ras verdwenen. In Amerika b.v. komen voortdurend Polen, Russen, Ieren, Denen, Zweden, Duitsers enz. wonen, maar zij gaan geheel op in het Amerikaanse volk, behalve de Joden. Die blijven apart en zijn duidelijk te onderscheiden van al de andere bewoners. De Joden blijven bestaan, maar hun vijanden verdwijnen. Waarom? Omdat God hen omringd heeft met beloften. Hij heeft gezegd: „Maar nu, zo zegt de Heer, uw Schepper, o Jakob, en uw Formeerder, o Israël: Vrees niet, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt mijn. Wanneer gij door het water trekt, ben Ik met u; gaat gij door rivieren, zij zullen u niet wegspoelen; als gij door het vuur gaat zult gij niet verteren en zal de vlam u niet verbranden" (Jes. 43 : 1, 2). Dit is de reden, waarom het de mensen niet gelukt de Joden uit te roeien. In onze verlichte, moderne dagen geloven veel mensen niet in wonderen. Maar hoe verklaren zij het voortbestaan van de Joden en hun geschiedenis? Er is een groot wonder in de wereld en dat wonder zijn de Joden. II. PALESTINA 1. De Joden en Palestina. God zeide tot Abraham in Gen. 13 : 14, 15: „Sla toch uw ogen op, en zie van de plaats waar gij zijt naar het noorden, zuiden, oosten en westen, want het gehele land, wat gij ziet, Deze Joodse vrouw is verbaasd, als haar door Dr. Michelson uit de Bijbel wordt aangetoond dat de Messias reeds gekomen is. zal Ik u en uw nageslacht voor altijd geven". Dat land is Palestina, dat God aan Abraham en zijn nakomelingen, de Joden, heeft beloofd als een eeuwige bezitting. In Gen. 15 : 18 maakte God het volgende verbond met Abraham: „Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat". Deze belofte is het eigendomsbewijs voor het Joodse volk van Palestina. Geen enkel ander volk in de wereldgeschiedenis kan zulk een eigendomsbewijs doen gelden op het land, dat zij bewonen. Vele landen menen recht te kunnen doen gelden op het land, dat zij bezetten, omdat zij het veroverd hebben. Maar Palestina behoort toe aan de Joden, omdat God Zelf het hun gegeven heeft. Vele mensen komen met het bezwaar, dat Palestina veel te klein is om alle Joden der wereld te kunnen huisvesten. Maar het Palestina van nu is niet het hele gebied, dat God aan Abraham beloofd heeft. Het gebied, dat God aan Abraham en zijn nageslacht heeft toegezegd in Gen. 15 : 18 is groot genoeg om de miljoenen Joden der wereld te kunnen bevatten. Dit grote gebied was Gods eigen land, dat Hij als een eeuwige bezitting aan de Joden heeft geschonken. God heeft in Lev. 25 : 23 de verkoop van het land voor altijd verboden: „En het land zal niet voor altijd verkocht worden, want het land is van Mij". De Joden hebben al de eeuwen door gewacht op de vervulling van Gods belofte aan Abraham: „Ik zal aan u en uw nageslacht het land, waarin gij als vreemdeling vertoeft, het ganse land Kanaan, tot een altijddurende bezitting geven" (Gen. 17 : 8). Er is een tijd geweest, dat de leiders zeer moedeloos waren, omdat in verschillende landen de Joden zó werden vervolgd, dat zij die landen moesten verlaten en niet wisten waarheen. Zij verwachtten een teken uit de hemel, maar er kwam geen teken en velen waren radeloos. 2. Het Zionisme. In die tijd deed de Heer de welbekende Oostenrijkse Joodse advokaat Dr. Theodoor Herzl optreden, die besloot zijn lijdende broeders in hun beklagenswaardige toestand te helpen. Hij riep vele Joden bijeen en herinnerde hen aan het woord van God, gesproken tot Abraham en de profeten van ouds, dat Palestina hun moest worden teruggegeven. Wat waren de Joden blij en hoe dankten zij God, dat Hij hun weer een profeet gegeven had, die hen naar Palestina zou terugbrengen! Dr. Herzl publiceerde zijn grote boek „De Jodenstaat", waarin hij zijn plannen voor de toekomst ontvouwde en het „Zionisme" stichtte. Dat was in het jaar 1896. De Joden namen de uitnodiging van Dr. Herzl aan en zonden hun vertegenwoordigers uit alle delen der wereld naar Bazel in Zwitserland in augustus 1897, waar het eerste Zionisten-congres werd gehouden. Daar waren om Dr. Herzl geschaard mannen van wetenschap, rechtsgeleerden, financiers en politici, die het programma der Zionisten opstelden, waarvan de korte inhoud: „Palestina voor de Joden". Dit nationale program duidt alleen een politiek doel en geen godsdienstige beweging aan. De liefde van de Joden voor Palestina kent geen grenzen. Als Joden bidden, wenden zij het gelaat naar Palestina en zij begraven hun doden met het gezicht naar het oosten. De Talmoed zegt: „Hij, die in het heilige land woont is als het ware zonder zonde. Hij die één uur in de heilige stad woont en daar sterft, is zeker van de toekomende wereld". Dit verklaart hoezeer de Joden uitzien naar Jeruzalem. Het is het verlangen van hun hart. Dr. Herzl deed een beroep op verschillende regeringen om Palestina terug te krijgen voor de Joden. Hij verklaarde met nadruk, dat de Joden in Palestina een openlijk erkend en wettig verzekerd tehuis moesten hebben. Over de gehele wereld begonnen de Joden te ontwaken en velen waren ervan overtuigd, dat zij aan de vooravond van de verwezenlijking van hun nationale hoop stonden. Lange tijd scheen het alsof alle pogingen van Dr. Herzl vergeefs waren, omdat de Turken standvastig bleven weigeren het land aan de Joden terug te geven. De Duitse keizer, die een vriend was van de sultan, deed hem verscheidene voorstellen, maar onder geen beding wilde hij op deze voorstellen ingaan. Toen bovendien Dr. Herzl op 44-jarige leeftijd stierf, waren de Joden in grote verslagenheid en vroegen: „Heeft God ons dan vergeten?" Maar de rabbijnen herinnerden hen aan de belofte van God bij monde van Jesaja: „Israël, gij wordt door Mij niet vergeten" (Jes. 44 : 21). 3. De eerste Wereldoorlog en de Balfour-verklaring. Jaren lang kwam er geen verandering in de verstrooiing van de Joden. De Joodse bladen weerspiegelden de somberheid van het volk. De meeste Joden hadden alle hoop op het terugkrijgen van Palestina opgegeven. Toen brak de oorlog uit en daar scheen geen eind aan te zullen komen. Aan het einde van het jaar 1916 bevonden de Engelse en Franse regering zich in een moeilijke positie, omdat zij gebrek hadden aan een bepaalde delfstof voor de fabrikage van ammunitie en explosieven. In deze kritieke periode kwam een Russische Jood genaamd Chaim Weizman te hulp. Hij was professor in de scheikunde aan de universiteit van Manchester in Engeland en bij zijn onderzoekingen in het laboratorium vond hij een geweldig explosieve stof uit, die hij aanbood aan de Engelse regering. Zij gingen de stof onderzoeken en bemerkten, dat de explosieve kracht veel groter was dan van enige andere bekende stof. Die stof was T.N.T. Toen de regering aan Weizman vroeg, hoeveel hij voor deze uitvinding moest hebben, zei hij: „Ik wil helemaal geen geld, maar geef Palestina aan de Joden. Dat is alles wat ik van u vraag". De Britse regering, die moest toegeven dat de uitvinding van een Jood de Angelsaksische beschaving van de ondergang had gered, gaf de zogenaamde Balfour-verklaring uit, waarin zij beloofde de Joden te zullen helpen in het vestigen van een nationaal tehuis voor alle Joden in Palestina. In november 1917 ontving Lord Rothschild van de staatssecretaris, Lord Balfour, de volgende brief: Ministerie van Buitenlandse Zaken 2 november 1917 Geachte Lord Rothschild, Het verheugt mij u namens Zijne Majesteits regering de volgende sympathiebetuiging te mogen overbrengen met de wensen van de Joodse Zionisten, hetgeen goedgekeurd is door het Kabinet: Zijne Majesteits regering staat welwillend tegenover de vestiging van een nationaal tehuis voor het Joodse volk in Palestina en zal alle krachten inspannen om de verwezenlijking van dit plan te vergemakkelijken, met dien verstande, dat niets gedaan zal worden, dat afbreuk zou doen aan de burgerlijke en godsdienstige rechten van bestaande nietJoodse gemeenschappen in Palestina, of aan de rechten en politieke status van de Joden in enig ander land. Ik moge u verzoeken deze verklaring ter kennis te brengen aan de Zionistische Federatie. Hoogachtend, Arthur James Balfour. Een maand later had een van de grootste gebeurtenissen plaats: Palestina werd bezet door het Engelse leger onder generaal Allenby. Het is merkwaardig hoe Allenby Jeruzalem veroverde. Toen hij Jeruzalem naderde met zijn leger, vroeg hij zich af, wat de beste manier zou zijn om de stad op de Turken te veroveren. Hij verafschuwde de gedachte bloed te moeten vergieten in de stad des Heren of de muren te moeten beschadigen, want Allenby was een christen. Hij trok dus op naar Jeruzalem en telegrafeerde naar koning George om bevel om de Heilige Stad te vernietigen, zo niet anders mogelijk. In zijn antwoord verzocht de Koning de generaal om te bidden en te doen zoals hij geleid werd. Het is waar, dat God, wanneer Hij in menselijke zaken Zijn macht wil tonen, Hij dikwijls iemand aanspoort om te bidden, want Hij heeft Zich verwaardigd mensen door het gebed te gebruiken als Zijn medewerkers. Intussen had het gerucht de stad bereikt, dat een sterke legermacht naderde onder leiding van iemand die Allenby heette, wat de Turken opvatten als Allah Be, de profeet van God. Toen kwam het Turkse leger tot de verschrikkelijke overtuiging, dat God tegen hen was en zij besloten een afvaardiging te zenden naar generaal Allenby om de stad aan hem over te geven. Dr. Michelson bezocht vele Joodse gezinnen in Jeruzalem en toonde de Joden aan de hand van het Woord van God aan dat Jezus de Messias is. Terwijl generaal Allenby in gebed was met enige officieren in zijn tent, verscheen plotseling het gezantschap om de stad aan hem over te geven. God gebruikte een man met zulk een naam, omdat Hij wilde tonen, dat Hij vandaag nog Dezelfde is als vanouds en dat Hij ook nu nog wonderen kan doen. Het is merkwaardig op te merken, dat toen de Turken de stad op 9 december overgaven, Allenby er nog geen bezit van nam, maar zich in verbinding stelde met de rabbijn en hem om raad vroeg. Deze vroeg hem nog twee dagen te wachten, omdat het dan de datum was, waarop Judas de Makkabeeër Antiochus Epiphanes uit Jeruzalem had verdreven (164 v. Chr.). Na enig beraad besloot Allenby te wachten. Hij waarschuwde de Turkse kommandant, dat iedere daad van sabotage een luchtbombardement ten gevolge zou hebben. Om deze waarschuwing kracht bij te zetten, liet hij verscheidene vliegtuigen over Jeruzalem vliegen. Nebukadnezar, de koning van Babylonië, nam Jeruzalem in en verwoestte de tempel van Salomo op de 9de van de maand Abib in 587 voor Christus. Juist op die dag, maar in het jaar 70 na Christus veroverde Titus de stad en verwoestte opnieuw de tempel. Jeruzalem is precies 2520 jaar in de handen der heidenen geweest. De Turken hadden haar ongeveer 1200 jaar in bezit. Dr. Michelson, uitgenodigd op een school voor rabbijnen, in ernstig gesprek met de Joden over Jezus, de Messias. Een orthodoxe Jood, in j sprek over het Evangelie. Dr. Michelson, in gesprek met de bewoner van de noodwoning, aan wie hij hulp heeft toegezegd. * Deze Jood op ™ ue markt hoorde waarschijnlijk voor de eerste maal het Evangelie. Getuigend op straat in Jeruzalem. Een typische noodwoning voor vluchtelingen. Bijbels worden uitgereikt aan het hoofd van een school die heeft toegezegd er aan elke leerling een te zullen uitreiken. In gesprek over Jezus met een Joodse zakenman en zijn familie. In gesprek met een Jood op straat in Jeruzalem. Dr. Michelson, in gesprek met een rabbijn van een Joods seminarium. „Gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes die over u komen zal, en gij zult mijn getuigen zijn, zowel te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria en tot aan het uiterste der aarde" (Hand. 1 : 8). Op de 11e december 1917, op de eerste dag van het „Chanuka-feest" der Joden, namelijk op de 25e dag van de Joodse maand Kislev, trok Allenby de stad binnen, terwijl de vliegtuigen over de stad vlogen. Hij veroverde Jeruzalem zonder een schot te lossen en zonder een druppel bloed te vergieten. Van de 27 veroveringen van Jeruzalem is dit de enige keer, dat het „beschut en bevrijd" werd. De profeet Jesaja heeft dit 700 jaar vóór Christus al voorspeld: „Als vliegende vogels, zo zal de Heer der heerscharen Jeruzalem beschutten, beschuttend redden en sparend bevrijden" (Jes. 31 : 5). De verovering van Jeruzalem door generaal Allenby was een wonderbare vervulling van de profetie van Jesaja. Volgens de Joodse kalender was het 2000 jaar geleden, dat Judas Makkabeiis Jeruzalem innam en op de 25e van de maand Kislev de tempel weer inwijdde. Ter herinnering daaraan vieren de Joden elk jaar het Chanuka-feest. Toen generaal Allenby Jeruzalem binnentrok, hadden de Joden kaarsen ontstoken in hun huizen ter herinnering aan de overwinning van Judas Makkabeüs. Is het niet hoogstmerkwaardig, dat Allenby juist op de verjaardag van die gedenkwaardige dag Jeruzalem bezette? Wat waren de Joden blij, toen hij de stad binnentrok. Zij wisten, dat er nu een nieuwe dag voor hen was aangebroken. 4. Het einde van de Oorlog en de Volkenbond. Een paar maanden later was de oorlog afgelopen en geen enkel volk had er enig voordeel van gehad dan alleen de Joden, want die kregen Palestina. Ieder volk had verlies geleden met deze oorlog; de enige natie, die winst boekte was de natie, die nooit gevochten had en dat was het volk der Joden. Is dat niet merkwaardig? Bij het verdrag van Sèvres op 10 augustus 1920 deden de Turken afstand van al hun rechten op Palestina en op 24 juli 1922 gaf de Volkenbond aan Engeland het mandaat over Palestina en stond aan al de Joden het recht en de vrijheid toe terug te keren naar hun eigen land en hun nationaal tehuis op te bouwen. 5. De terugkeer van de Joden naar Palestina. Palestina stond nu open voor de Joden en zij kwamen van alle delen der wereld terug, zoals Ezechiël 37 : 21 had voor- zegd: „Zo zegt de Here HERE: zie, Ik haal de Israëlieten weg uit al de volken naar wier gebied zij zijn gegaan; Ik zal hen van alle kanten bijeen verzamelen en hen naar hun land brengen". De grote meerderheid kwam uit Oost-Europa, Polen, Rusland, Oostenrijk, Duitsland, Roemenië, Hongarije, Galicië; maar ook uit Spanje, China, Japan en andere landen kwamen zij. God riep en roept nog steeds zijn volk van oost en west, van noord en zuid. Israël, dat onder de volken was verstrooid, is bezig terug te keren naar zijn vaderland. De Joden op de markt in Israël, aandachtig luisterend naar Dr. Michelson, die met hen over de Schriften spreekt. Zij kwamen uit meer dan zesenzestig landen, zoals de profeet Jeremia had voorspeld: „Hoort het woord des Heren, o volken, verkondigt het in verre kustlanden en zegt: Hij, die Israël verstrooide zal het verzamelen en het behoeden als een herder zijn kudde" (Jeremia 31 : 10). 6. Mijn Reis naar het Heilige Land. In Jeruzalem liep ik door de straten waar Jezus wandelde, toen Hij hier op aarde was. Waar wij ook kwamen in Israël werden wij herinnerd aan onze Heer en het is niet moeilijk zich een beeld te vormen van Hem, terwijl Hij rondging om pijn en leed te verlichten. De Joden in Israël wachten op de Messias en zien met verlangen naar Hem uit. De meesten van hen zijn orthodox en zijn op dezelfde wijze opgevoed als ik. Zij bidden elke dag om de komst van de Messias. „Wachten jullie werkelijk op Hem?" vroeg ik. „Ja zeker", antwoordden zij, „wij hebben al heel lang op Hem gewacht. Sommigen van onze rabbijnen geloven, dat Hij spoedig zal komen, omdat wij nu in het land zijn en men meent, dat Hij zal komen als wij weer terug zijn in Israël. ' „Dan heb ik nieuws voor jullie", antwoordde ik. „Jullie wachten tevergeefs. De Messias is al gekomen." Oprecht en driftig vragen zij: „Wie en waar is Hij dan?" Dan antwoord ik „Jezus" en de Heer maakt mij bekwaam om door de Heilige Geest hun te bewijzen, dat Jezus Christus de levende Heiland is, Die is gekomen en spoedig zal wederkomen. Er kwam belangstelling, toen ik hun uit de Schrift toonde, dat Jezus zo moest sterven om het Woord in vervulling te doen gaan. „Dacht je, dat ik in Hem zou geloven, als Hij alleen maar een mens was?" zei ik. „Hij heeft mij helemaal veranderd en heeft mij vrede en rust gegeven. Verlangen jullie niet naar vrede?" Prompt herinnerden zij mij eraan, dat Shalom (vrede) de algemeen gebruikelijke groet is in Israël. Voordat wij uit elkander gingen, merkte ik nog op, dat er slechts Eén is, Die ware vrede en geluk kan geven, namelijk Jezus. Zij vroegen om lektuur, wat ik hun gaarne gaf. God is met Israël bezig en velen lezen het Nieuwe Testament en vergelijken Zijn uitspraken met de profetieën in het Oude Testament. Wat vond ik het fijn met een aantal ernstig zoekenden om de tafel te zitten en de Schrift te verklaren! Er is werkelijk een verlangen in hun hart, dat de Heer alleen kan bevredigen. Ik heb ook vluchtelingenkampen bezocht en het lijden gezien, dat ik u onmogelijk ten volle kan beschrijven. Duizenden naar vrede verlangende mensen hebben hun land moeten verlaten en zijn naar Israël gekomen zonder iets. Het is bewonderenswaardig wat de regering van Israël voor hen doet, maai' de taak is te omvangrijk. Zij kunnen onmogelijk allen aan huizen en werk helpen. De meeste mensen, die wij in de kampen bezochten, wonen met hun gezin in één kamer, een klein afgeschut hok zonder enig comfort. Zij hebben letterlijk overal gebrek aan. Wij hebben zoveel geholpen als wij maar konden en hen getroost met het evangelie van Christus. U moest de wanhopige toestand eens kunnen zien, waarin deze mensen verkeren, die dezelfde gemakken hebben gekend als wij hebben, maar die nu zozeer moeten lijden. Ik weet, dat u even vol zou zijn van medelijden als wij. Wij hebben hun beloofd te zullen doen wat wij kunnen om hen te helpen. Ik heb er met heel wat overheidspersonen in Israël over gesproken, hoe God de Joden heeft geholpen sedert Hij hun het land op zo wonderbare wijze heeft teruggegeven. Het is werkelijk verbazingwekkend, wat God hier in Israël heeft gedaan. Hij heeft het land van een woestijn veranderd in een land van schoonheid en vruchtbaarheid. Ik heb hun duidelijk gemaakt, dat God nu wil, dat de leiders Zijn verlossingsplan aanvaarden, voordat de grote ramp over hen komt. Ik sprak met hen over de vreselijke dag, waarover wij lezen in Matth. 24 : 21 en legde hun in verband daarmee Jeremia 30 : 6, 7 uit. Deze tijd wordt genoemd „de benauwdheid van Jakob , maar ik geloof niet, dat zij daar ooit iets over gehoord hadden. Ik toonde hen aan, dat volgens Zacharia 13 : 8 in die verschrikkelijke tijd twee-derden van de Joden vernietigd zal worden. Zij luisterden en hadden heel wat te vragen. Ik bid, dat de Heer hun de waarheid mag openbaren en dat zij de ernst van de tijd waarin wij leven moeren gaan beseffen. 7. In Jeruzalem. Jeruzalem behoort tot de grote steden van de wereld. Ik stond versteld van haar schoonheid. Op de toren van David zag ik de Joodse vlag wapperen als een vervulling van Jesaja 18 : 3: „Al gij inwoners der wereld en bewoners deiaarde, wanneer men de banier opheft op de bergen zult gij herzien, en wanneer men de bazuin blaast, zult gij het horen . Hier was de vlag (banier) opgeheven, als een teken, dat de komst van de Heer Jezus Christus op handen is. Denk ook aan Jes 11 : 12: „En Hij zal een banier opheffen voor de volken en de verdrevenen van Israël verzamelen en de verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier einden der aarde". Jeruzalem is in twee delen verdeeld. Een muur scheidt de oude stad van de nieuwe. In de oude stad stond vroeger de tempel en is nu nog de Klaagmuur en de Toren van David. De oude stad met haar historische heilige plaatsen blijft onveranderd. De nieuwe stad staat vol prachtige gebouwen en breidt zich steeds uit. Daar zijn de overheidsgebouwen, de handelswijken, een universiteit, scholen, ziekenhuizen, hotels, parken en recreatie-terreinen. Een van de modernste gebouwen is het Koning David Hotel, van waaruit men een mooi uitzicht heeft op de heilige stad. Volgens de profetieën zal de woestijn bloeien als een roos. Het water, dat door de pijpleiding naar de woestijn wordt gebracht, zal daartoe bijdragen. Men heeft mij verteld, dat sommige wijken van de nieuwe stad enige jaren geleden nog puinhopen waren en het leek onmogelijk dat die ooit bewoonbaar zouden worden. En nu zijn zij prachtig, omdat God een wonder heeft verricht. Ik heb gezien, dat God niet alleen de Joden heeft teruggebracht naar Palestina, maar dat Hij Jeruzalem heeft veranderd in een mooie, moderne stad en het gehele land heeft herschapen. Ik zag de verschillende types van Joden uit allerlei landen, terwijl ik hen in een van de stadspoorten voorbij zag gaan. Het waren Joden uit Afghanistan, Koerdistan, Jemen enz. in hun typische kleding. Zij doen hun zaken meest op de straat, vooral in de poorten. Ik geloof niet, dat er ergens ter wereld zo'n verscheidenheid van mensen en kostuums te zien zijn. Deze Joden hebben vele eeuwen lang onder heideden geleefd, maar God heeft hen bewaard, omdat Hij Zijn profetie aan hen wilde vervullen. Wij zien hier, hoe God, Die Israël heeft verstrooid, ze nu weer terugbrengt en helpt bij de opbouw van hun land. Ik heb ook de verschillende heilige plaatsen bezocht. Eerst ging ik naar Bethlehem, de geboorteplaats van de Heer Jezus Christus. Ik trad de Geboortekerk binnen en was onder de indruk van de zeldzame schoonheid. Maar ik wilde de kribbe zien en daalde af in de laagste verdieping. Daar zag ik die en toen gingen mijn gedachten terug naar de tijd, toen ik het Licht van Bethlehem nog niet kende. Wat was ik toen moedeloos, en hoe dikwijls ben ik naar het kerkhof gegaan en heb ik daar gebeden en geweend aan het graf van mijn moeder, die stierf, toen ik ongeveer drie jaar oud was. Mijn hart schreeuwde naar iets, maar ik wist niet wat. Wat een verandering, toen de vrede en vreugde van Bethlehem in mijn hart kwamen! Toen ik daar zo over stond te denken, liepen de tranen over mijn gezicht en vloeide mijn hart over van lof en aanbidding tot de Heer. Hier bij de kribbe heb ik de Heer gedankt voor de dag, toen Hij de sluier voor mijn ogen wegtrok en ik voor het eerst ware Kerstvrede en Kerstvreugde mocht ervaren. Ook bad ik voor al onze vrienden, die het mij mogelijk gemaakt hadden op deze gedenkwaardige plaats te komen en ik vroeg Hem hen allen te zegenen en onder Zijn vleugelen te houden. Toen ik Bethlehem verliet was mijn hart bezwaard, omdat mijn volk nog in volkomen duisternis verkeerde, terwijl zij toch zo naar vrede en licht verlangen en niet weten, dat de Heer Jezus de Enige is. die het verlangen van hun hart kan bevredigen en hun vrede schenken. 8. De Olijfberg. Ook op de Olijfberg ben ik geweest, waar de discipelen hun opgestane Heer naar de hemel zagen opvaren. En op deze gezegende berg zullen Zijn voeten opnieuw staan op die wonderbaie dag, als Hij, naar Zijn belofte, zal wederkomen op de aaide. Zacharia 14 : 4 zegt het duidelijk: „Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde". Helemaal geen wonder, dat onze voeten daar nu ook heen wilden gaan. De nieuwe Hebreeuwse Universiteit en zijn splinternieuw, prachtig bibliotheekgebouw zijn niet ver hier vandaan en iets verderop staat het Paleis Augusta, dat keizer Wilhelm heeft laten bouwen toen hij nog een machtig man was. Bovenop de Olijfberg staan verscheidene „godsdienstige" gebouwen. Daar staat de kapel van de Hemelvaart, de kapel van het gebed des Heren, een karmelietenklooster, een Russische kerk met een mooie hoge toren en ook zouden hier de graven zijn van Israëls profeten. Van hieruit hadden wij een prachtig gezicht op de omgeving, mooier dan ik ooit ergens elders ter wereld heb gezien. Overal om ons heen de bergen, die Jeruzalem omringen. Vlak beneden ons lag de droeve hof van Gethsemane. Links het dal Hinnom en ook het meer van Gihom. Verderop het badwater Siloam en de fontein van de Maagd. Nog verder weg zien wij Bethanië, en dicht daarbij het graf, waaruit de zusters hun broeder Lazarus uit de doden zagen opstaan. Onze gids wees ons ook nog de heuvel „des bozen raads", waar eenmaal het paleis van de hogepriester heeft gestaan, waarin tot de dood des Heren werd besloten. Dan zien wij ook de heuvels van Bethlehem en voor zover onze ogen het nog konden waarnemen in de verte rijen van purperkleurige bergen zo schitterend mooi, dat onze harten vervuld worden met diepe eerbied en heilig ontzag. In het middelpunt van ons gezichtsveld ligt Jeruzalem, waarvan de oude stad gebouwd is op twee heuvels: de berg Moria en de berg Zion. Aan de andere kant van het dal van Josafath zien we de herbouwde Gouden Poort. Ook hebben we van hieraf een goed gezicht op de enorme bouwaktiviteit rondom de oude stad. Land, waar nooit een huis op heeft gestaan is nu overdekt met prachtig aangelegde straten en aantrekkelijke moderne huizen, gebouwd van solide materialen en over het algemeen ook architektonisch verantwoord. Bij het zien van die mooie gebouwen en anderzijds die droevige gezichten van de Joden om mij heen, moest ik onwillekeurig denken aan de Heer, hoe Hij weende toen Hij hen zag in hun ellende. De Heer is niet veranderd en Hij is nu evenzeer vervuld van medelijden met de Joden als in die tijd. 9. De Hof van Gethsémané en het Graf. Verder heb ik de Hof van Gethsémané en Golgotha bezocht. Het is niet mogelijk het gevoel te beschrijven, dat over mij kwam, toen ik op de plaats stond waar de Heer Jezus werd gekruisigd. Ik was zo ontroerd, dat ik mijn tranen niet kon bedwingen. Een stil dankgebed steeg op tot de Heer, dat Hij Zijn leven heeft afgelegd om mij te verlossen van mijn zonden. Ik bad ook voor al mijn vrienden, die bij mij stonden en mij hielpen om mijn volk bekend te maken met het heerlijk evangelie. Vandaar ging ik naar het graf, en evenals de vrouwen op de Paas-zondagmorgen, ging ik er in en keek naar de plaats, waar Jozef van Arimathea het lichaam van Jezus had neergelegd. Terwijl ik daar zo stond in gedachten en gebed verdiept, was het alsof ik de stem hoorde van de engelen: „Hij is hier niet, Hij is opgestaan . Toen ik weer naar buiten kwam en aan de ingang van het graf stond werd ik innerlijk te bestuderen^ en^ele rakkijnen, die bezig zijn de Talmoed met ontferming bewogen, bedenkende, dat de Heer mij door Zijn opstandingskracht nieuw leven en hemels geluk had geschonken, terwijl mijn volk nog verblind is en zich in een jammerlijke toestand bevindt. Het was alsof de Heer bij mij stond en Zijn liet de-hand zegenend op mij legde en mij bemoedigde om voort te gaan. Woorden zijn niet bij machte uitdrukking te geven aan het gevoel, dat over mij kwam toen ik deze „heilige plaatsen" bezocht! 10. Het Tempelplein. Ook naar het tempelplein ben ik gegaan, de hoogstbelangiijke en meest opvallende plaats van het oude Jeruzalem. Overal om dit plein heen zijn nauwe, steile, glibberige, slechtgeplaveide straatjes, die wij stegen zouden noemen. Maar waar eertijds de tempel van Salomo heeft gestaan, daar is boven op een heuvel een goed geplaveide vlakte van bijna 14 hektare oppervlakte met niet veel meer gebouwen dan een kleine moskee, de Moskee van Omar genoemd. Toen wij op dit uitgestrekte plein aankwamen, was onze eerste gedachte: waarom is deze prachtig bestrate ruimte, middenin een overbevolkte stad, niet gebruikt voor allerlei gebouwen? Wat zou dit terrein nuttig aangewend kunnen worden. Maar men vertelde ons, dat het niemand, zelfs geen priester, is toegestaan de nacht door te brengen in dit heilige gebied. Er hangt hier een sfeer van plechtige geheimzinnigheid. Voedselpakketten en Bijbels worden uitgereikt aan Joodse vluchtelingen. Deze gewijde plaats, waar eens de tempel van God heeft gestaan, is eeuwen lang in het bezit geweest van de Mohammedanen. Kalief Omar nam Jeruzalem in in 637 na Chr. Wellicht meenden de Mohammedanen, dat hun profeet Mohammed van deze heuvel af ten heeml is gevaren en hebben zij daarom deze moskee gebouwd. Onze gids vertelde, dat om deze moskee te kunnen bouwen er meer geld bijeengebracht moest worden dan zevenmaal de jaarlijkse belastingopbrengst van geheel Egypte. Driehonderd jaar na de bouw stortte dit machtige bouwwerk in bij een aardbeving en zes jaar later verrees de moskee, die er nu staat. Hij heeft een achthoekige vorm en kan aan vier kanten betreden worden door een brede trap met twaalf treden. De ingangen zijn gericht naar de vier windstreken. Een daarvan heet de Paradijspoort, een andere de Poort van David, een derde heet Bab-al-Tible en staat in de richting van Mekka, waarheen de Mohammedanen bij hun gebeden het gelaat wenden. Alvorens de moskee te betreden, moesten wij een paar pantoffels over onze schoenen aantrekken. In het begin lijkt het zó donker, dat je bijna niets kan zien, maar na enige tijd wenden wij aan het gedempte licht, dat door de prachtige gekleurde glasramen overal in het rond naar binnen viel, zodat wij de schitterende decoraties duidelijk konden zien. De gehele vloer is bedekt met rijk versierde, dikke, zachte tapijten. De hoge koepel wordt gedragen door een aantal zuilen, terwijl ook het lagere dak gesteund wordt door een rij gebeeldhouwde pilaren. Middenin de moskee bevindt zich de Rots. 11. De Rots. Op deze rots zou Abraham zijn zoon Izaak geofferd hebben, maar God voorzag in een plaatsvervangend dier. Hier moet Joden bij het in acht nemen van een eeuwenoude gewoonte bij de Klaagmuur van Jeruzalem. ook het brandofferaltaar gestaan hebben in de tempel van Salomo. De rots heeft een geelachtige kleur en is zo groot, dat hij een groot deel van de vloer in beslag neemt. Een smeedijzeren hek is er rondom aangebracht. Wij kunnen ons hier levendig voorstellen hoe het toeging in oude tijden. De menigte, die toeziet terwijl de priester bezig is de offeranden te brengen. Zij zien hoe het verzoeningsbloed langs de rots naar beneden vloeit en bij het sterven van het plaatsvervangend dier worden zij zich bewust van de grootte van hun schuld, maar ook daarvan, dat God hen weer in genade aanneemt. Misschien zal het niet zo lang meer duren, dat deze ceremonieën hier opnieuw zullen plaatshebben. Allerwegen bidden en hopen de Joden, dat dit zal gebeuren. Men zegt, dat geld en materiaal ervoor reeds beschikbaar zijn. Men kan slechts hopen, dat het waar is. Helemaal aan de kant van het tempelplein staat de grote moskee van Al-Aqsa. Er moet plaats zijn voor 25.000 gelovigen. Voorts bevinden zich onder de grond nog de stallen van Salomo. Ook de Gouden Poort is een indrukwekkend bouwsel. 12. De Klaagmuur. Vandaar ging ik een paar stappen naar beneden naar de enige muur, die van de tempel is overgebleven. Het is de Klaagmuur, waar dagelijks behalve op zaterdag, Joden uit alle streken der wereld komen klagen en wenen en bidden om de komst van de Messias. Er is een gedeelte voor de vrouwen en voor de mannen. Mijn hart bloedde, toen ik hun droevige gezichten zag en hun gejammer hoorde, en ik bad tot de Heer, dat Hij Zich toch over hen mocht ontfermen en Zich aan hen openbaren. Ik ben ervan overtuigd, dat ieders hart met medelijden zou worden vervuld bij het zien van de wanhoop der Joden bij de Klaagmuur. Terwijl ik met hen in gebed was, hoorde ik de uitnodiging van de Meester: '„Komt tot Mij allen, die vermoeid en beladen zijt en Ik zal u rust geven". O, hoezeer hebben deze arme Joden de rust van de Heer Jezus Christus nodig! 13. De Vruchtbaarheid van het Land. Palestina, dat zo lange tijd zijn eigen volk heeft moeten missen en het Joodse volk, dat zolang zijn eigen land heeft moeten missen, zijn weer tot elkander gebracht. God heeft inderdaad het land bereid gemaakt voor het volk en het volk voor het land. Hij heeft gezegd in Ezechiël 36 : 8-10: „Maar gij, bergen van Israël, zult uw takken voortbrengen en uw vruchten dragen voor mijn volk Israël, want nabij is Zijn komst. Want zie Ik kom bij u en keer Mij tot u, gij zult bewerkt en bezaaid worden. Ik zal de mensen op u talrijk maken: het ganse huis lsraëls; de steden zullen weer bewoond en de puinhopen herbouwd worden' . Enige jaren geleden waren er betrekkelijk weinig Joden in Palestina, maar nu zijn er ongeveer drie miljoen en Jeruzalem is weer een Joodse stad. Vóór de Wapenstilstandsdag waren er maar enkele kolonies in Palestina en nu zijn er vele honderden kolonies en de meeste zeer welvarend. Ja, het Woord van God wordt voor onze ogen vervuld. Het is verbazingwekkend wat de Heer in Palestina heeft gedaan, dat ongeveer 2500 jaar lang verwoest is geworden. Het land heeft wel duizend jaar braak gelegen en de oude terrassen en parken zijn al die tijd de prooi geweest van de ongebreidelde krachten der natuur. Daar de bevolking niet in staat was de belasting op te brengen, die de 1 urken eisten van iedere boom, waren zij genoodzaakt ze om te hakken en zo werd Palestina een boomloos land. Haifa, een belangrijke havenstad in Israël. Joodse havenarbeiders, bezig met het vervoer van zakken fosfaat, afkomstig uit de Dode Zee. Wat een verandering, toen de Joden terugkeerden naar Palestina. Zij brachten uit andere landen „bekoorlijke planten en vreemde stekken" mee, de vervulling van Jesaja 17 : 10: „Want gij hebt de God uws heils vergeten en aan de Rots, uw burcht, hebt gij niet gedacht. Daarom legt gij bekoorlijke aanplantingen aan en beplant die met vreemde stekken" Ieder jaar worden er door de Joden duizenden bomen geplant en nu zijn er al miljoenen over geheel Palestina. Het zogenaamde Balfour-Woud is een deel van het boomaanplantingsplan in het land, dat zich vroeger kon beroemen op „de cederen van de Libanon, die de Heer heeft geplant" (Ps. 104 : 16). Bij de bezetting van het land heeft de Jood weer zijn bekende scherpzinnigheid getoond in de ontwikkeling van het landbezit. Hij is niet naar de oude steden gegaan, waar de grond duur is, maar naar verder liggende distrikten en daar een boerderij of een boomgaard opgezet met een modern huis en moestuin. Zo zijn er over heel Palestina woongebieden ontstaan rondom de oude steden. Als men de moderne herenhuizen in de omgeving van Jeruzalem ziet, de uitgestrekte sinaasappelboomgaarden, de enorme tarwe- en gerstvelden van de Joodse boeren, dan wordt men herinnerd aan de profetie van Jeremia 32 : 44: „Akkers zal men voor geld kopen en koopbrieven schrijven, deze verzegelen en door getuigen doen bekrachtigen in het land van Benjamin, in de omstreken van Jeruzalem, in de steden van Juda, van het gebergte, van de laagte en van het Zuiderland; want Ik zal in hun lot een keer brengen, luidt het woord des Heren' . God heeft wonderen verricht en een land, dat volkomen verlaten en woest was, herschapen in een gebied van liefelijkheid en vruchtbaarheid. De Joden hebben hard en heldhaftig gewerkt, maar de merkwaardige resultaten, die bereikt zijn, zijn te danken aan de goedgunstigheid en zegen van God. Overal waar ik kwam in Palestina heb ik de vervulling van de profetie gezien. Een moerassig gebied, dat enige jaren geleden gevaarlijk was door de malaria-muggen, is nu veranderd in een prachtig bebouwd land. Ik heb met een aantal kolonisten gesproken, die een paar jaar geleden nog dokters, advokaten of handelsmensen waren en nu boeren. Zij lieten mij zien hoe hard zij moesten werken, maar zij vonden het niet erg, want zij waren blij, dat zij nu in hun eigen land waren zonder vrees voor vervolging. Het is geweldig, wat zij tot stand gebracht hebben. Duizenden hektaren moerasland zijn in bloeiende kolonies herschapen, een vervulling van Ezechiël 36 : 34: „Het verwoeste land zal weer worden bewerkt, in plaats van een woestenij te zijn voor het oog van iedere voorbijganger. En men zal zeggen: „Dit land, dat verwoest was, is geworden als de hof van Eden". Inderdaad, ik heb prachtige sinaasappels, citroenen, grapefruit, druiven en andere vruchten gezien. Amos 9 : 14: „Boomgaarden zullen zij aanleggen en de vrucht daarvan eten". Onze medewerkster in Jeruzalem, mevrouw Goren, sprekend met een Joodse jongen over Gods heilsplan. Er zijn tegenwoordig veel mensen, die niet geloven, dat de Bijbel het Woord van God is. Ik zou hun willen aanraden eens naar Palestina te gaan en daar te zien hoe God Zijn profetieën vervuld heeft en nog vervult. Ik ben ervan overtuigd, dat als zij de wonderen van God daar zien en hoe letterlijk het woord der profeten daar in vervulling is gegaan, zij tot de erkenning zullen moeten komen, dat de Bijbel het Woord van God is. 14. De landbouwkundige en industriële Ontwikkeling. De landbouwkundige ontwikkeling van Palestina is een van de merkwaardigste verschijnselen. De Joden hebben het land werkelijk een ander aanzien gegeven. Palestina wordt weer, wat de Bijbel noemt: een land van melk en honing. Honder- den landbouwkolonies zijn er ontstaan over het gehele land, verbonden door asfaltwegen. De Joodse boer is uitgerust met de modernste landbouwwerktuigen: traktors, moderne zaai- en maaimachines enz., die zij in Amerika gekocht hebben. Het is verwonderlijk hoe God het klimaat en de grond veranderd heeft. Palestina is een rijk land, dat doet denken aan Californië. Het heeft hoge bergen en diepe dalen. Alles kan er groeien: tarwe, gerst, haver, vlas, mais en katoen. Ook allerlei vruchten: sinaasappels, citroenen, grapefruit, olijven, appelen en peren. Vooral de sinaasappelproduktie gaat steeds vooruit. Miljoenen kisten zijn er al geëxporteerd. Jaffa-sinaasappelen worden tot de beste van de wereld gerekend en boven die uit Spanje, Italië, Florida en Californië geacht. Zij zijn bijzonder zoet en geurig. Alleen de landen, die zelf sinaasappelen produceren, importeren geen Jaffa's. Toch neemt de export nog steeds toe en beloopt al miljoenen dollars per jaar. Er is trouwens een gestadige economische vooruitgang te konstateren. Overal worden nieuwe olijfboomgaarden en tarweakkers aangelegd. In het distrikt Ammon b.v. kan men 30 mijlen aaneen door tarwe- en gerstakkers rijden, waar korte tijd geleden niet het geringste teken van beschaving te vinden was. Een panorama van Jeruzalem. Jarenlang is het land vervloekt geweest en werd de regen ingehouden, maar de kolonisten vertelden mij, dat er een verandering heeft plaats gehad sedert zij zijn teruggekeerd en dat er jaar op jaar meer regen valt dan vroeger; een vervulling van de profetie van Joël 2 : 23: „En gij, kinderen van Sion, verheugt u en zijt blijde in de Heer uw God, want Hij zal u de regen doen nederdalen, de vroege regen en de spade regen in de eerste maand". De vroege regenval komt Dr. Michelson bezoekt de Hete Bronnen in Tiberias. in de herfst, de spade (late) regens komen in de lente. Sedert 1860 is de regenval steeds toegenomen, ja verdubbeld. Hoewel de Joden pas na de oorlog in Palestina zijn gekomen, heeft God reeds jaren tevoren het land toebereid als een welkomstgeschenk bij hun terugkeer. En nu begint de woestijn te bloeien als een roos en het land, dat zo lang onder de vloek lag, ontwaakt nu bij het geluid van de moderne maaimachines. Ik heb verbaasd gestaan over de vele fabrieken, die overal in het land zijn verrezen en waarvan de meeste dag en nacht in bedrijf blijven om al de orders te kunnen uitvoeren. Het grootste aantal fabrieken vindt men in en bij de volkomen Joodse stad Tel-Aviv. Wat een prachtige straten en ge- bouwen zijn er in die stad. Ik kon haast niet geloven, dat ik in Palestina was! Ja, dit is de mooiste stad van het land. Het is eigenlijk een voorstad van het oude Joppe. Weinige jaren geleden waren er hier alleen maar zandduinen. Het is een onbegrijpelijk wonder, dat de Joden hier in zo korte tijd zo n moderne stad met honderdduizenden inwoners hebben kunnen opbouwen. Het is inderdaad een „model-stad", want het heeft prachthuizen, keurige straten, elektriciteit, goed drinkwater, talloze scholen, ziekenhuizen, klinieken en meer dan duizend fabrieken en werkplaatsen, die alleen elektriciteit als krachtbron gebruiken. Het is de voornaamste industriestad van Palestina, waar de officiële taal de taal van de Bijbel is, namelijk het Hebreeuws. Meer dan negentig percent van de bevolking van Palestina spreekt Hebreeuws en de anderen zijn het enthousiast aan het leren, want die taal brengt praktische eenheid onder de bevolking. Hier zien wij een vervulling van de profetie in Zefanja 3:9: „Dan zal Ik het volk een reine taal geven, opdat zij allen de naam des Heren aanroepen". Dr. Mlchelson, temidden van Jonge vluchtelingen, die pas in Israël zijn aangekomen. Om Palestina van elektriciteit te voorzien hebben de Joodse ingenieurs grote krachtstations gebouwd aan de rivier de Jordaan, die in verbinding staan met de onderstations van Haïfa en Tel-Aviv, en over een afstand van 850 kilometer de stroom over het gehele land verdelen. Het is kenmerkend voor de snelle ontwikkeling van het land, dat terwijl enige jaren geleden 5 miljoen kilowatt-uur werd afgenomen, dit getal nu gestegen is tot vele miljoenen. Er is een derde krachtstation in aanbouw aan het noordelijk deel van het Meer van Galilea en er wordt een grote dam aangelegd dwars door de Jordaan bij Degania, om het water van het meer op peil te houden. 15. De Dode Zee. Die naam deugt niet meer. Deze eertijds doodse streek is nu een centrum van industriële bedrijvigheid, want het levenloze water van deze binnenzee bevat een grotere opeenhoping van welvaart dan alle banken der wereld tezamen. Eeuwenlang heeft de Jordaan zijn water in dit meer dan vierhonderd meter diepe dal uitgestort en daarin een onvoorstelbare hoeveelheid kostbare chemicaliën opgehoopt. En nu staan hier enorme moderne fabriekscomplexen, die aan het water zijn lang verborgen schatten ontrukken. Mijlen ver schijnt de grond bedekt met een laag sneeuw. Wat is die witte stof, die zo blinkt en schittert in het zonlicht? Het is een nieuwe kunstmeststof bereid uit het water van de Dode Zee en ver verwijderde onvruchtbare gronden zullen gaan vruchtdragen door deze stof, die onttrokken is aan de „wateren des doods". Ezechiël geeft in hoofdstuk 47 een interessant beeld van een tijd, wanneer de wateren van de zee „genezen" zullen worden en geschikt gemaakt voor vissen door een stroom uit het westen, die zich naar het oosten zal richten, kennelijk in de richting van de Dode Zee. Nu kan er geen vis in de zee leven en plantengroei is in wijde omtrek onmogelijk door het sterke zoutgehalte. Maar eenmaal zal er „zeer veel vis" zijn (vers 9). Dan zal ook Jesaja 41 : 18-20 in vervulling gaan: „Ik zal op kale heuvels rivieren doen ontspringen en bronnen temidden der valleien; !k zal de woestijn tot een waterplas maken en het dorre land tot waterbronnen. Ik zal in de woestijn ceder, acacia, mirt en olijfwilg zetten; Ik zal in de wildernis cypres naast plataan en denneboom planten, opdat men zie en tevens erkenne, bedenke en tevens begrijpe, dat de hand des Heren dit gedaan en de Heilige Israëls dit geschapen heeft". Dit zal alles gebeuren en de Dode Zee zal hierin een wonderbare plaats hebben. Bijbelbespreking met Joodse vluchtelingen. 16. De nieuwe Staat Israël. De meest treffende gebeurtenis in de vervulling van de profetie is de vestiging van de staat Israël. Engeland, dat meer dan 25 jaar het mandaat over Palestina had gehad, besloot plotseling er afstand van te doen. Toen namen de Joden Palestina in bezit en proklameerden op 15 mei 1948 de vestiging van hun nationale staat, genaamd Israël. Voor het eerst na 2500 jaar waren de Joden weer een natie met een vlag en een leger om zich staande te houden te midden van de volken. Toen overal in Palestina de vlag werd uitgestoken ging iets in vervulling van Jesaja 18 : 3: „Alle inwoners der wereld en bewoners der aarde, wanneer men de banier opheft op de bergen, zult gij het zien, en wanneer men de bazuin (shoferramshoorn) blaast zult gij het horen". Maar de volken namen nauwelijks enige notitie van dit buitengewoon belangrijke geschiedkundige feit. Wij leven in een tijd van haast en er gebeuren zoveel dingen tegelijk in de wereld, dat de meeste mensen er geen idee van hebben, wat er met Israël is gebeurd. Bovendien wil de duivel niet hebben, dat men zich interesseert voor de Joden, want hij wil niet, dat zij de beloofde zegen zullen ontvangen: „Ik zal zegenen, wie Israël zegenen". Het is ongelooflijk, wat God voor de Joden heeft gedaan, want gedurende een paar duizend jaar hebben machtige naties getracht hen te vernietigen en van de aardbodem weg te vagen. Zij werden uit hun land verdreven, als slaven verkocht, vervolgd, gemarteld en afgeslacht en toch bestaan zij nog. Welk ander volk zou na zoiets te hebben doorstaan, nog een levenskrachtige en bloeiende natie zijn gebleven? Er is maar één verklaring: God en Zijn plannen! Hij zegt in Maleachie 3 : 6: „Voorwaar, Ik, de Heer, ben niet veranderd; daarom zijt gij, kinderen van Jakob, niet verteerd". Ezechiël beschreef in hoofdstuk 37 Israël als een dode natie: een dal vol dorre beenderen. Zij waren in ballingschap en zouden teruggebracht worden naar het land hunner vaderen. Dat is gebeurd na de eerste Wereldoorlog, want toen werd Palestina aan de Joden gegeven om daar hun nationaal tehuis op te bouwen. In het zevende vers van dit hoofdstuk spreekt Ezechiël over een voorafgaand „gedruis en beweging". Dat was het gruwelijk „gedruis" van de oorlog en de „beweging" der volken duurde vier jaar en daardoor ontstond er een zodanige stand van zaken, dat het de Joden mogelijk werd naar Palestina terug te keren. Vers 12 geeft de betekenis van het bijeenkomen van de beenderen, het vormen van spieren en vlees en huid: „Zie, Ik open uw graven en zal u uit uw graven doen opkomen, o Mijn volk, en u brengen naar het land Israëls. Onder „graven" verstaan wij de volken waaronder de Joden verstrooid zijn en God zegt, dat Hij ze uit deze volken naar het land van Israël zal brengen en dat is nu sedert „het gedruis en de beweging" van de eerste Wereldoorlog aan de gang. In vers 8 wordt gezegd, dat er nog geen „geest" in hen was, d.w.z. „geen leven", dus geestelijk dood. In deze toestand van ongeloof keren de Joden nu terug naar hun land. Maar in vers 14 voorzegt Ezechiël reeds 2500 jaar tevoren, dat Gods Geest over hen zal komen en zij zullen herleven: „Ik zal Mijn Geest in u geven, zodat gij herleeft". Ja, de tijd zal komen, dat het ongelovige Jodendom in Palestina verlicht zal worden door een machtige werking van de Heilige Geest en de Heer Jezus Christus zal aanvaarden als zijn persoonlijke Heiland. SETS? Luchtfoto van Arad, een nieuwe stad in de Negeb-woestijn. Terwijl ik in Palestina was, heb ik een grote geestelijke ontwaking waargenomen bij ons volk, want velen lazen het Nieuwe Testament en krijgen belangstelling voor de Bijbel. Sommigen hebben de Heer Jezus aangenomen, maar durven Christus niet openlijk te belijden. Wat zouden wij graag een Hebreeuws-christelijke kolonie willen stichten, waar Joodse gelovigen in hun levensonderhoud kunnen voorzien, zonder te behoeven te vrezen voor „doodverklaring" door de orthodoxe Joden. Het zou heerlijk zijn, als er zo'n kolonie kon worden opgericht, want een aantal Joden, die nu bevreesd zijn openlijk voor Jezus uit te komen uit angst voor vervolging, zouden zich daar veilig en gelukkig gevoelen. Wij zullen dan 400 hektare land nodig hebben om al de Hebreeuwse christenen te kunnen onderbrengen. Laten wij eendrachtig bidden, dat de Heer deze grote onderneming als een last op veler hart moge leggen. In Matth. 24 : 32 en 33 zegt de Heer over Zijn komst: „Leert dan van de vijgeboom deze les: Wanneer zijn hout reeds week wordt en de bladeren doet uitspruiten, weet gij daaraan, dat de zomer nabij is. Zo moet ook gij, wanneer gij dit alles ziet, weten, dat het nabij is, voor de deur'". De vijgeboom is Israël, dat bladeren begint te maken en gaat ont- waken. Dit is een teken, dat de komst van de Heer nabij is. Moge Hij ons allen vinden wachtende op Hem! 17. De Vluchtelingen. Ik heb veel tijd doorgebracht bij de vluchtelingen en wat waren zij vriendelijk, toen zij merkten hoe wij met hen te doen hadden. Ik legde hun Gods verlossingsplan uit en toonde uit de Schrift aan, dat Jezus de Messias der Joden was. Zij luisterden geboeid, want alles wat ik zei, was nieuw voor hen. Het evangelie was voor velen als een balsem, want zij hadden jarenlang in ellende en levensgevaar verkeerd. Ik heb ontzettende, hartbrekende verhalen gehoord. De meesten waren alleen overgebleven van een heel gezin of een hele familie, omdat alle verwanten door de nazi's waren omgebracht. Het is onmogelijk de ellende en armoede van deze ongelukkige mensen te beschrijven, die vroeger overvloed hadden en nu om het allernoodzakelijkste moeten bedelen. Toen zij bemerkten, dat ik belangstelling voor hen had, gingen zij als een troep kinderen om mij heen staan. Ik hielp hen zoveel ik kon en probeerde hen te troosten met het heerlijk evangelie, waarvan zij nooit hadden gehoord. De meesten van hen waren evenals ik zelf opgevoed in het geloof, dat Jezus de God van de heidenen is, waarmee een Jood niets te maken heeft. Zij veranderden van gedachten, toen ik hun de juiste uitlegging gaf en het was wonderlijk te zien hoe de Heilige Geest in hun harten werkte. Balen kleding worden op een vrachtwagen geladen bij de Eerste Hebreeuws Christelijke Synagoge. Ze zijn bestemd voor Joodse vluchtelingen in Israël. III. ONZE BOODSCHAP AAN DE JODEN IN ISRAËL Ik ben verscheidene malen in Israël geweest en heb veel gelegenheid gehad tot verschillende typen van Joden te getuigen. Ons werk in sraël is zeer bekend daar, vooral door het uitgebreide ondersteuningswerk onder de vluchtelingen. Wij hebben tonnen voedsel, kleding, dekens en bussen melk verscheept voor behoeftige Joden. Door de liefde van Christus te tonen in stoffelijke voorzieningen, zijn vele Joden er toe gekomen Christus te aanvaarden als hun Verlosser. Zodra de mensen hoorden, dat ik in Jeruzalem was, kwamen zij van alle kanten naar onze zendingspost. Sommigen waren ziek en konden wij helpen aan geld voor medicijnen. Verder deelden wij kleren, voedselpakketten en busjes melk uit. Verscheidenen vroegen: „Waarom bent u zo goed voor ons en helpt u ons zo?" Wij antwoordden, dat de liefde van Christus ons drong, Die gezegd heeft: „Laat ze niet weggaan, geef gij hun te eten". Velen waren hoogst verbaasd, toen wij hun vertelden, dat de Heer Jezus hen liefhad, want zij hadden geleerd Hem te verachten. Anderen hadden geleerd, dat Hij een mens was als alle andere, maar dat de heidenen een god van Hem gemaakt hadden. Nog weer anderen hadden nog nooit van Hem gehoord en vroegen: „Wie is Jezus?" Wij legden hun Gods verlossingsplan uit en velen werden door de Heilige Geest aangeraakt. Hun harten werden week en zij werden getroost en wensten meer van Hem te horen. Velen konden voor Christus gewonnen worden door de stoffelijke hulp, die we hun konden bieden. Toen ik zo rondliep tussen de vluchtelingen, moest ik denken aan de Heer bij Jeruzalem: „Toen Hij de stad zag, weende Hij over haar" (Luk. 19 : 41); toen Hij de scharen zag, werd Hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen, die geen herder hebben" (Matth. 9 : 36). Op zekere dag vroeg ik onze medewerkers om 200 Bijbels in de auto te doen en we gingen naar een ver verwijderd dorp. In de hoofdstraat bleven wij staan en begonnen het evangelie te verkondigen in hun eigen taal. Eerst waren er maar weinig toehoorders, maar al spoedig kwamen ze uit alle richtingen en had zich een hele menigte om ons verzameld. Na mijn toespraak hield ik een Bijbel omhoog en zei: „Hierin kunt u lezen over de Messias". Van alle kanten klonk het: „Geef mij een Bijbel! Geef mij een Bijbel!" Wij probeerden de uitdeling onder controle te houden, maar zij drongen van alle kanten op en pakten de Bijbels uit onze handen. Sommige oudere Joden waren zó blij, dat zij de Bijbel aan hun hart drukten en het kostbare geschenk telkens weer kusten. Veel Joden liepen naar de auto om er zelf een te halen en onze medewerkers vreesden, dat de wagen beschadigd zou worden door de opdringende menigte. Eindelijk kon ik mij verstaanbaar maken en toen ik beloofde te zullen terugkomen met nieuwe voorraad, ging de menigte uiteen. Fanatieke Joden hebben getracht het werk in Israël te verhinderen. Zij hebben een anti-zendingsbond opgericht en maken het ons moeilijk, maar wij hebben gebeden en de Heer staat ons terzijde en zegent en gebruikt ons. Wij zijn in kontakt gekomen met Joden, die verlangend zijn om meer over Jezus te horen. Wij mogen hen uit de Schrift aantonen, dat Hij de Joodse Messias is, de vervulling van de profetie en dat Hij hun vrede wil schenken. Wij vragen aan iedere vriend van Israël om voor de Joden te bidden, want de Heer vraagt van ons: „Bidt Jeruzalem vrede toe; mogen wie u liefhebben, rust genieten" (Ps. 122 : 6). IV. DE HEBREEUWSE EVANGELISATIE VERENIGING Om te bereiken, dat Christus, de Messias, wereld-wijd aan de Joden zou worden gepredikt, heeft Dr. Michelson in 1929 de Hebreeuwse Evangelisatie Vereniging opgericht. Al meer dan een kwart eeuw hebben Dr. Michelson en zijn staf van zendelingen de banier hoog gehouden. „Want ik schaam mij het evangelie van Christus niet, want het is een kracht Gods tot behoud . . Ieder kommunikatiemiddel is gebruikt om de boodschap over te brengen: door middel van de radio, het gesproken woord en door geschrift. Over de hele wereld zijn er tekenen, dat de muur van onbegrip tussen Joden en christenen begint af te brokkelen. Overal beginnen Joden de Schrift te onderzoeken om zelf uit te vinden of Christus inderdaad de beloofde Messias is of niet. RADIO Dr. Michelsons radioboodschap is door heel de Verenigde Staten, Canada en Australië elke dag te horen. Naar schatting worden dagelijks miljoenen met deze boodschap bereikt. De eeuwigheid zal openbaren welke uitwerking deze prediking van Christus door een Jood gehad heeft! ZENDINGSPOSTEN Behalve de enige Hebreeuwse Christen Synagoge, gevestigd in het centrum van de Joodse wijk in Los Angeles, heeft het genootschap zendelingen over de hele wereld verspreid: In Palestina, Engeland, Duitsland, Frankrijk, Holland, Mexico, Spanje, Algiers, Marokko, Zuid-Afrika, NieuwZeeland, Australië, Zuid-Amerika, Canada en de Verenigde Staten, die allen de boodschap „eerst aan de Jood" brengen. VLUCHTELINGENHULP Een ander terrein van het werk van deze Vereniging is het distribueren van voedsel en kleding aan Joodse vluchtelingen in Europa en Palestina. Zij zijn veel meer bereid naar het evangelie te luisteren, als zij in de naam van Jezus geholpen worden. LEKTUUR Het uitgeven van allerlei christelijke lektuur is ook een onderdeel van de aktie van deze Vereniging. Traktaten, boeken en Bijbels worden voortdurend over de gehele wereld verspreid. Het officiële orgaan van de Vereniging „De Joodse Hope" komt maandelijks in de huizen van duizenden Joden en heidenen. De abonnementsprijs van dit blad bedraagt ƒ 5,— per jaar. * * * ALLEEN DOOR HET GELOOF Na over onze vier takken van actie gelezen te hebben, zal men zich afvragen hoe het mogelijk is dat jaar in jaar uit dit werk voortgezet kon worden, zonder de financiële steun van een kerk of organisatie. In onze dagen van toenemend materialisme zal het u goed doen te horen dat het hele werk door het geloof geschiedt. Niet alleen de leider, maar ook de medewerkers, verwachten al wat er voor deze veelomvattende arbeid nodig is van de Heer, die Zijn volgelingen geeft wat zij nodig hebben. Ieder die er aan meehelpt om het volk Israël het Evangelie te brengen, of te laten brengen, verzekert zichzelf daarmee van Gods bijzondere belofte aan Abraham: „Ik zal zegenen, die u zegenen". Hoe vaak hebben vrienden ons geschreven: „Dank u voor het licht dat u mij gegeven hebt op het feit dat het Evangelie allereerst bestemd is voor de Joden. Nooit tevoren had ik hierover nagedacht, maar van nu af aan zal ik mij hiertoe zetten: Eerst de Jood!" En als onze archieven konden spreken, wat een getuigenissen van ontvangen zegen zouden zij dan aan het licht brengen van duizenden, die hierin God op Zijn Woord namen. Met heel ons hart doen wij beroep op het gebed en de medewerking van allen die de Heer liefhebben.