ROME'S VERBOD TEGENOVER GODS BEVEL, DOOR I A. CAPADOSE, M. D. te 'SGRAVENHAGE, rij J. YAN GOLYERDIÏÏGE. 1842. BIBLIOTHEEK _ TKEÖL b'-ïTVv: '"glT rSuDESTRAAT6, KAMPEN ^ ROME'S VERBOD. ROME'S VERBOD tegenover GODS BEVEL, BIJDRAGEN TOT DE NADERE KENNIS VAN DE VERBASTERDE » BOOISCil 1111, A. CAPADOSG, M. D. te 'S GRAVENHAGE, nu J. VAN GOLTEIIDINGE. 1842. Wij hebben in de laatste maanden menig vreemd verschijnsel in Nederland gezien : in Nederland, meer dan eenig ander land van den dag zijner verlossing van het bloeddorstig, toen geheel door Rome bezield Spanje, in zijn wezen en levensbeginsel Protestantsch, en wel Gereformeerd; in Nederland, dat in eenen krijg, welligt de langdurigste, die ooit voor het geloof gestreden werd, tachtig jaren tegenover de Kerk van Rome en de wapenen van Spanje alles heeft opgeofferd, en een zoo aanzienlijke macht, luister en invloed naar buiten, met bloei en welvaart van binnen , als blijkbaren zegen Gods op de getrouwe aankleving der gezuiverde Godsdienst, vroeger ruimschoots genoten heeft; in dat Nederland, maar ook het van vroegere godsvrucht geheel vervallen Nederland, hebben ergerlijke tooneelen van Bisschoppelijke omwandelingen en volkszegeningen plaats gehad, waaraan wij hopen dat geen Protestant zich zoo vergeten zal hebben om eenig teeken van eerbied te bewijzen. Toen ik onlangs in onze dagbladen die statige optogt eener bonte rei van vreemdsoortige Bisschoppen in partibus iiifidelium zag aangeteekend en mij dezelve als vertegenwoordigde, ontroerde ik zeer, en dacht aan 't weenen van den man Gods, toen hij op Hazaël den starren blik gevestigd had O, Neêrlands Israël! wat toekomst wacht u, zoo erniet intijds, eerde mate der langmoedigheid Gods vol is, verootmoedigingen opregte wederkeering tot Hem gezien worden, die zijne Kerk van afgoderij en beeldendienst gezuiverd , alhier geplant heeft en onze Gereformeerde Belijdenis , in 't bloed der martelaren geschreven, als een pand en waarborg zijner liefde het nageslacht heeft toevertrouwd ! Daarbij kwam mij voor den geest dat het góed konde zijn het volk van Nederland, dus ook die Roomschen, die niet wars zijn van alle onderzoek, eens van naderbij te doen zien wat achter die grootheid en uiterlijke pracht, wat achtér die statige vertooning van vroomheid en godzaligheid de leer zij, die deze Hooggezetene Heeren Geestelijken der Roomsche Kerk hunne onderhoorigen inprenten en voorschrijven. Wij hebben dit eenmaal trachten te doen bij gelegenheidvan de wederlegging der gronden , die de bevelbrief voor den Vasten, door den Bisschop van Luik uitgevaardigd, verdedigde , waarin wij het groot onderscheid hebben aangewezen tusschen het voor ons alles beslissend, alle onderscheid en twijfelachtigheid wegnemend antwoord : Er staat geschreven ; de Heere heeft gesproken ; en tusschen de voor de Roomschen alleen gezag hebbende uitspraak: Rome heeft gesproken. Nu kwam ons in handen het mandement voor den Vasten , hetwelk de Aartsbisschop van Mechelen in het vorig jaar aan alle dq onder zijn gebied staande Parochiën heeft toegezonden. Het kwam ons voor, dat het in deze dagen, waarin de Roomsche geestelijken geene moeite sparen de leden van andere belijdenissen tot hunne kerkgemeenschap over te brengen , (en gewisselijk, ware het niet dat de goede trouw daarbij meest ontbrak, ik zou de eerste zij11 om hunnen ijver in deze te prijzen) van gewicht kon zijn het Nederlandsch publiek nader bekend te maken met al dat in staat is eenig licht te verspreiden over den aard en het wezen van die sedert de laatste jaren zich weer stoutelijk verheffende, met dezelfde wapenen van aanmatigend gezag en blind geloof als in de middeneeuwen strijdende, ja dezelfde bijgeloovigheden, onkunde, afgoderij en verwerping van 't eenig onfeilbaar en gezag hebbend Woord van God allerwege verbreidende Roomsche Kerk. Wij wenschen daartoe van tijd tot tijd eene bijdrage te leveren , om, ware het mogelijk, dezulken, die te midden van het ongeloof dezer dagen aan het wankelen zijn gebragt, in de gelegenheid te stellen het standpunt der Roomsche Kerk, zoo als zij wezenlijk bestaat, niet zoo als zij door sommigen wordt voorgesteld, door feiten te doen kennen en aldus in tijds te waarschuwen, eer zij zich in het gespannen net zoo ingewikkeld zien , dat er aan geene bevrijding meer te denken is. Het ontbreekt voorzeker ook in onze dagen niet aan voorbeelden van Protestanten, die door hooger invloed aan hunne zielsbehoefte aanvankelijk ontdekt, bij den tegenwoordigen, diep treurigen toestand der prediking in de Hervormde Kerk, hetwelk wij niet verbergen willen , maar weenende zeggen, geene bevrediging, geen troost, geene heeling voor de zielswonde vinden kunnen. Daarover verlegen komen zij welligt met den eenen of anderen Roomsche en door dezen met een der Pastoors of Priesters in aanraking, die hen alsdan hetzij de R. K. Stemmen of cle Katholiek zachtkens in de handen laat glijden. Daar vinden zij danteelvuldigeaanwijzingen van het heerschend ongeloof in zoovele Protestantsche kerken : en men merkt zoo ras niet de kwade trouw, die beide deze tijdschriften kenmerkt, daar zij steeds op rekening der Hervorming en der Gereformeerde Kerk dat ongeloof, die heillooze leeringen stellen, welke in onmiddelijke tegenspraak zijn met onze belijdenis, de erkende leer onzer Kerke, en welke ten allen tijde uit den boezem onzer Gereformeerde Kerk zelve bestrijders gevonden hebben. Zullen de trouwelooze afwijkers der beginselen , waarvan de Hervorming is uitgegaan , der grondslagen , waarop onze Kerk gevestigd is en waaraan een deel der natie met hart en O O ziel gehecht blijven, zullen die afwijkers het wezen, de beginselen, de leer der Hervorming doen kennen? o ' Ö zal men zich niet aan laster schuldig maken, zoo men der Hervorming ten laste legt de tegen het Evangelie en onze Ö Ö Ö O belijdenis evenzeer strijdige gevoelend van zoo vele ongeloovigen, afvalligen , maar in naam Gereformeerde Hoogleeraars en Leeraars? Met hetzelfde regt of liever onregt zou men den Almagtigen, die den mensch geschapen heeft, de misdaden en zonden wijten, die de mensch, Zijn schepsel ja, maar ontaard en gevallen, dagelijks begaat. En echter, dit is de listige tactiek dier beide tijdschriften en der R. Kerk in 't algemeen : zij weten een behendig gebruik te maken der geschriften van getrouwe Gereformeerden, die zich tegen de zielbedroevende afwijkingen van zoo vele leeraars in hunne kerk in onze dagen gesteld hebben , en bezigen nu de argumenten van deze om den onkundigen diets te maken, dat men uit die leer des ongeloofs ontdekt, wat de Hervorming zij en hoe zij zich al meer in haar wezen en ontwikkeling openbaart. Menigeen, die slechts eene oppervlakkige kennis heeft en behoefte gevoelt aan een rustpunt voor zijne ziele , wordt hierdoor als in bedwelming gebragt en komt ligtelijk tot het wanhopig besluit om tot de Roomsche Kerk over te gaan , meenende aldaar te zullen vinden , wat hij tot hiertoe vruchteloos gezocht heeft; vruchteloos, zeg ik, omdat hij het bij menschen zocht, in plaats van 't alleen bij God en in zijn Woord te zoeken. Maar hij, die tot den Sprinkader der levende wateren ^aat om zijnen dorst te lesschen , die uit het alleen onfeilbaar Woord van God bij het licht zijns Geestes het antwoord zoekt op de vraag, wat is waarheid? of, waar is duurzame vrede? die zal weldra dat antwoord bekomen en tevens gewaar worden, dat hij , even verwijderd van ongeloof als van bijgeloof, van uit een verhevener standpunt, dat van het waarachtig geloof, dezelfde vijanden aan de regter- en aan de linkerzijde te bestrijden heeft, die de gezegende Heere zelve en na Hem allen, die zijne roepstem volgden , op hunnen weg ontmoet hebben. O ! vergeten wij het nimmer hoe de godzalige Simeon , die de vertroostinge Israëls verwachtende was en door den Heiligen Geest in den Tempel zich bevond, door hooger aandrift bewogen bij de intrede van Maria en Joseph met het gezegend kind Jesus, dit in zijne armen sloot en tot Maria zeide: «Ziet deze wordt gezet tot een val en tot eene opstandinge veler in Israël en tot een teeken , dat wedersproken zal worden. «Woorden , waarvan de profetische diepte en hoogte in het leven onzes Heeren , ja bij eiken voetstap schier in zijne omwandeling in vervullingzijn overgegaan : maar ook woorden vol vertroosting en bemoediging voor hen , die door genade geleerd hebben zijne voetstappen te drukken en, op hoeverre een afstand zij dan ookblijven, het door Hem betreden pad wenschen te volgen. Gij, o mijn God en Zaligmaker, mijnKoningenmiju Leidsman! Gij waarteen teeken, dat wedersproken werd, en beide, Phariseën en Sadduceën, waart Gij een steen des aanstoots en eene rotse der ergernisse. De discipel is niet meer dan zijn meester, noch de dienstknecht meer dan zijn heer. Erkent dan uw standpunt en daarin uw voorregt en eere, o gij, mijne in waarheid Hervormde Geloofsgenooten! Ook gij zijt een teeken dat wedersproken wordt, ook gij wordt door dezelfde vijanden, door de Roomsch-Katholijken, de ware kinderen der Phariseën, en door den zwerm der ongeloovigen, dat kroost der Sadduceën, aangevallen, bespot en verdrukt, en ook zij meenen in hunne verblinding te kunnen te niet doen dat geloof, waarin de Almagtige zelf een hemelsche levensvonk heeft ingestort. De Christen dan, welke rekenschap kan geven van de hope, die in hem is, en die in tijden van stilte en kalmte door een op het Woord Gods , en de geestelijke getuigenis van zijn hart gegrond geloof zich steeds meer en meer bij aanhoudend en gezet onderzoek in de waarheid, die hij aankleeft, mogt zien bevestigd worden , zal den moed niet laten zinken, als hij die toenemende kracht der logen beide bij het Roomsche Phariseismus en bij het ongeloovig Sadduceismus ziet ontwikkelen en beide, hoezeer dan ook van eene andere zijde uitgaande, hunne vurige pijlen tegen het in waarheid Evangelisch Christendom, dat de inhoud en het inÖ ' begrip is onzer Gereformeerde belijdenis, ziet afschieten; neen , de Heere, de Almagtige heeft zijne vingeren geleerd ten strijde en heeft hem het schild des geloofs, met het bloedroode kruis zijns Heilands geteekend , geschonken , waarmede hij in staat is alle die vijandelijke aanvallen ,• hetzij ter regter- of ter linkerhand , alle die vurige pijlen eener Gode wederstrevende wijsheid , die zich den woorde Gods niet onder- werpen wil , af te stooten en uit te blusschen 1). De waarlijk Gereformeerde ziet zich dus in 't bijzondei' in onze dagen geplaatst op hetzelfde pad, door zijn Heer en Meester betraden, wandelende met de weinige getrouwen tusschen de groote menigte Phariseën en Sadduceën, verkondigende het Koninkrijk Gods, door liefde gedreven den zondaar tot de waarheid roepende, zonder vrees de logen bestraffende, waar zij zich voordoet, en 1) Hetzelfde standpunt dat ik in den jare 182G reeds aangewezen, ontwikkeld en verdedigd heb, hl ij ft ook nog in 1842 proefhoudend, waar liet opred i tel ijk wordt vaslgeliouden. In onze Wettelijke strijd des Chris tens of de ware belangen der Hervormde Kerk. zeiden wij reeds «zoo wij de Gereformeerde Kerk tegen over dc Roomschc, alzoo beschouwen, de jammerlijke toestand waarin zij zich lieden hevindt, in haar oorsprong en verdere ontwikkeling gadeslaan en inderdaad biddend uitzien , naar hetgeen dc verdere voortgang van dat verval zou kunnen sluiten ja welligt zoo 'l God behaagt, hare breuke genezen, dan heb]>en wij eenen vasten grond onder de voelen en in den strijd zelve een zeer eenvoudig beginsel van verdediging tc volgen. Immers wij zien dan met in 't ongeloof, in het bijgeloof, in de Neologie, in de valsehe Pliilosophie, in het Roomschc wangeloof, in het Jesuilismus zoó des Roomschen als Onroomschen of wat dies meer zij, zoo vele onderscheidene vijanden, die wij ieder a!zonder'ijk en op eene bijzondere wijze zouden moeien bestrijden. veel min mogen wij den eenen inroepen om met meer succes, zoo men voorgeeft, den anderen tc kunnen weerstand bieden: O, neen! zoo wij vóór dc waarheid in opregtheid strijden, dan kennen wij slechts eenen vijand, de logen ; in welk gewaad zich deze nu ook moge vertooncn , hij is en blijft dezelfde vijand en moei hij ons dezelfde afkeer, denzellden haat, denzelfden weerstand vinden, met dezelfde wapenen beteugeld worden. Want die vijand moge oorlogslisten behoeven en om des te meer tc kunnen bedriegen en verschalken, naar de wisselende en wentelende tijdsomstandigheden ook van gewaad verwisselen , maar de waarheid die op haren onbewegelijken rotssteen onwrikbaar en pal staat, die het daglicht niet'schuwt en steeds wakende, ook voor de aanvallen des nachts niet bevreesd is, betoont zich alloos dezelfde: met hel ongedekt gelaat en met het kleed der opregtheid omhangen , wacht ze moedig den vijand af, hoe en waar hij zich ook mogt vertonnen. » zoekende alleen te handhaven de eer van God en van zijn onfeilbaar Woord. Getrouw aan die beginselen en biddende tot God, dat Hij ons in zijne kracht in die belijdenisse.zal doen volharden (want zonder Hem kunnen wij niets doen), willen wij nu het merkwaardig geschrift laten volgen van een der hoöfdprelaten der Roomsche Kerk, om daaruit gelegenheid te nemen, tegen de heillooze en tevens dwaze rigting te waarschuwen, die deze Kerke blijft volgen en zal blijven volgen, zoolang zij haar rijk van onkunde, bijgeloof en afgoderij verdedigen en uitbreiden wil. BEYELBRIEF VOOR DEN VASTEN. ENGELBERTUS STERCKX, DOOR GODS B.IRMHERTIGHEID CARDINAEL—PRIESTER DER HEYLIGB ROOMSCHE KERK, VAN DEN TITEL VAN DEN H. BARTHOLOJIEÜS IN T EYLAND , AERTSBISSCHOP VAN MECHELEN EN PRIMAET VAN BELGIEN, ENZ. AEN DE CLERGIE EN DE GELOOVIGEN VAN ONS BISDOM ZEGEN EN DE ZALIGHEYD IN DEN HEER. Zeer beminde Broeders ! « Het aenkondigen der dispensatien, welke wy om groo» te redens u in de wet van het vasten moeten vergunnen, » geeft ons jaerlyks eene schoone gelegenheyd om u de i) vermaningen te geven , die wy voor uwer zielen zalig» heyd meynen noodig te zyn. » ft ■■ '< Wy gaen dezelve dit jaer waernemen om u te spreken » over het lezen van den Bybel in de moederlyke tael, » omdat men gezocht heeft u de wet te doen overtreden, » die de H. Kerk daerover gegeven heeft en het te vreezen » is dat die booze poagingen nogzullen vernieuwd worden. » Wy gaen u doen kennen de ware grondstellingen, die » hierin moeten gevolgd worden , de regels, welke de H. » Kerk heeft voorgeschreven en de tucht, die in ons bis» dom onderhouden word en volgens dewelke gy ver» plicht zyt u te gedragen. » God heeft ongetwyfeld de heylige boeken zoo van het » Oud als van het Nieuw Testament gegeven tot zaligheyd » en stichting van alle menschen ; maer hy heeft niet ge» wild dat alle menschen die noodzakelyk zouden moeten » lezen. De Priesters moeten ze gestadig lezen : want, zegt » den Propheet Malachias, de lippen des Priesters zullen de » wetenschap bewaren en uyt zynen mond zal het volk de » wet leeren, omdat hy den gezant is van den Heer der » heyrkrachten 1); en den Apostel Paulus zegt aen zynen «discipel Timotheus, welken hy Bisschop van Ephesen >< gesteld had, dat: alle schriftuer van God ingegeven dien» stig is om te onderwyzen, om te wederleggen, om te be» rispen en om te onderrigten in de geregtigheyd , opdat » den mensch Gods tot de volmaektheyd kome en in staet zy » tot alle slach van goede werken 2). Ook heeft de H. Kerk »ten allen tyde de Priesters belast van zich toe te leggen >» op de H. Schriftuer en ze te overwegen. Maer het is aldus >» niet gelegen met de enkele geloovigen. Noch God , noch » de Kerk verplicht hun van ze te lezen. Alhoewel tycfens 1) Maleaeli. II: 7. 2) 2 Tim. III: 10, 17 de eerste eeuwen van de Kerk de geloovigen ze veel leesden onder het bestier hunner Herders, nooyt hebben zy gemeynd dat zulks noodig was om zalig of om grondig in het geloof onderrigt te worden. Den H. Irenaeus, die korts na de Apostelen geleefd heeft, leert ons hoeverre hy van dat gevoelen verwyderd was : Hoe dan , zegt hy, ware het dat de Apostelen de Schriftuerons niet hadden agtergelaten, zouden wy toch den regel der overlevering niet hebben moeten volgen , die zy toebetrouwd hebben aen diegene, welke zy over de kerken gesteld hebben ? Vele natiën, die tot het geloof gekomen zyn, hebben dezen regel gevolgd met te leven volgens de waerheden van zaligheyd, die door den H. Geest in hun hert geprint waren; en deze die het geloof omhelsd hebben zonder Schriftuer zyn zeer wel onderwezen en aengenaem aen God, levende in eene volkome regtveerdigheyd, zuyverheyd en wysheyd 1). » Den H. Augustinus leert ons dezelve waerheyd nog uytdrukkelyker: eenen mensch, zegt hy, die ondersteunt is door het Geloof, door de Hoop en door de Liefde, heeft de Schriftuer niet noodig, tenzy om andere te onder wyzen en alzoo leven vele kluyzenaers in de wildernis zonder de heylige boeken te hebben 2). » Waerlyk de geloovigen die wel onderwezen zyn in de Ghristelyke leering, welke hun geleerd wordt in den Catechismus, en die de onderwyzingen hunner Herders > gestadiglyk bywoonen, konnen alle de heylige waerheden, die het hun noodig of voordeelig is te weten, gemakkelyk > leeren, des te meer dat die onderwyzingen ingerigtzyn 1) S. frcna'iis., adv. luier. libr. f 11. cap. 4. 2) S. August.. de doe trina Christiand. lil). I, oaj>. 39. ii volgens hunne vatbaerheyd en geschikt naer eysch hun» ner noodwendigheden. » Vermits het lezen der H. Scliriftuer aen de enkele » geloovigen niet noodzakelyk is, zoo volgt daeruyt dat » de H. Kerk hun dat heeft konnen verbieden , wanneer » zulks aenleyding gaf tot groot misbruyk. Nu, Z. B. B.; » gy gaet liooren dat dit voorgevallen is. » De H. Schriftuer is duyster op vele plaetsen ; in alle » hare boeken worden uytdrukkingen gevonden moeyelyk » om te verstaen: verscheyde pjaetsen der Propheten , der «Psalmen en voornamentlyk van het Boek der Veropen» baring, leveren moeyelykheden op, waer de grootste » verstanden hebben blyven voorstaen; geheele boeken zyn » geschreven in eenen prophetieken of verborgen zin om » welken te konnen verstaen er buytengewoone kennissen » vereyscht worden. » Deze duysterheyd der H. Schriftuerkomthieruyt voort » dat zy verheve waerheden behelst, die het menschelyk » verstand te boven gaen, dat zy geschreven is geweest in >> oude talen en voor volkeren welkers zeden en gebruyken » zeer verschillen van de on^e. Daerenboven, God schynt » denienschen alzoo te hebben willen dringen , om zich te » wenden tot die gene welke Hy gesteld heeft, om dezen » H. schat te bewaren en om de waerheden dié daerin be» sloten zyn uyt te liggen. >> Is het nu te verwonderen Z. B. B. dat degene, die de » H. Schriftuer lezen , in gevaer zyn, van er den waren zin » niet van te vatten? Is het te verwonderen dat zy in groote » doolingen vallen , indien zy met ootmoedigheyd niet » luysteren nae de stem van de H. Kerk? Is het te verwon» deren dat de ketters daerin plaetsen gevonden hebben die » zy in eeuen verkeerden zin uytgelegd hebben om hunne » dolingen te bevestigen P Uyt den 2'len Brief van den H. » Petrus ziet men, dat reeds ten tyde der Apostelen eenige » plaetsen der brieven van den H. Paulus en ook andere » boeken van de Schriftuer slegt uitgelegd wierden door » onkundige ligtvaerdige menschen, welke daer van tot » hun eygen nadeel misbruik maekten 1). Den H. Vincen«tius van Lerins, leert ons hoe de ketters in de 51" eeuw het » woord Gods misbruykten : zy doorloopen , zegt hy, alle » de boeken der H. Wet in het gezelschap hunner » vrienden en in het openbaer, in hunne samenspraken en » in hunne schriften', op hunne maeltyden en op de straet, » doen zy naeuwlyks eene hunner doolingen kennen, zon» der dezelve te willen bewyzen met eenige woorden van « de H. Schriftuer. Leest de werken van Paulus van Samo« zates , van Priscillianus , van Eunomius , van Jovinianus » en van andere diergelyke ketters, en gy zult er eenen •> hoop voorbeelden van vinden : byna iedere bladzyde is » overladen met aenhalingen van het Oud-of van het Nieuw » Testament. Men moet ze des te meer schouwen en vree» zen , omdat zy zich trachten te verbergen onder de scha» duwe van de Goddelyke wet, Zy weten dat hunne verder» felyke dolingen eenen afschrik zouden inboezemen, in» dien zy naekt en bloot voorgesteld wierden, en daarom i> bedienen zy zich van Gods woord als van eenen aenge>» namen geur, om er den vuylen stank van te verminderen » en door den eerbied, die men aen Gods woord verschul>< digd is, de versmading te voorkomen, die hunne dolin» gen veroorzaken 2). » De Albigensen maekten in de 13de eeuw zoo groot mis- 1) 2 Petr. III: 1G. 2) Vincentius Lerinoisis contra haereses. cap. 35. » bruyk van het lezen van de H. boeken , dat de kerkverga» dering van Toulouse zich verplicht gevonden heeft, het » volgende decreet uyt te geven: Wy verbieden aen de » wereldlykepersoonen de boeken te hebben van het Oud» en van het Nieuw Testament, uytgenomen den Psalmboek » of getyde-boek voor den kerkdienst en detyden van onze » lieve vrouw, doch wy verbieden volstrektelyk , dat zy » deze hebben in de moederlyke tael 1). —In de i6lc eeuw » zagmen die misbruyken boven maten aangroeyen. Luther, » Galvien en andere ketters van dien tyd bepaelden zich » met de klaerste texten en welkers zin door de overleve» ring ten besten was vastgesteld, verkeerd uyt te leggen , » zy hielden daerenboven staen , dat de H. Schriftuer » alleen ons geloof kan verzekeren, dat de geloovigen ze » moesten lezen, en dat ieder ze mag uytleggen vol» gens zijn natuerlijk verstand en eygenzin of de verlich» ting , die hy van den H. Geest öntfangt, zy vervalschten » den Bybel op vele plaetsen, ja , zy zyn zoo vermetel » geweest, dat zy ergeheele boeken van afgeschaft hebben. •> Het is alzoo, Z. B. B., dat het misbruyk van Gods » woord tot op zyn hoogste gebragt is geworden. Konde » de Kerk dezen kostelyken pand nog langer aan de heilig» schending blootgesteld laten ? Konde zy nog langer in » stilzwygentheyd gedoogen , dat de heylige boeken , die .» door Gods ingeven tot zaligheyd der menschen geschre» ven zyn, gebruykt werden tot hun verderf? Was het niet » tyd , dat zy de geloovigen ging wapenen tegen de listen » die hun gelegd wierden P Ook nam zy in de algemeene » Kerkvergadering van Trente krachtige maetregels , om » het kwaed tegen te houden. Yerklaerd hebbende welke 1) Concil. Tolossanum anni 1229. Can. 14 apud Labhe lom XI. " de boeken zyn van de H. Schriftuer, die als door Gods » ingeven geschreven moeten gehouden worden, en de La" tynsche uitgave , bekend onder den naam van Vulgate, » voor echt erkend hebbende, gaf deze Kerkvergadering » een verbod van den H. text uyt te leggen tegen het ge11 voelen der H.H» Vaders en van de Kerk, aen wie alleen » toebehoort, zegtzy , te oordeelen over den waren zin en » de uitlegging van de H. Schriftuer 1). Eyndelyk belastte » zy eene commissie samengesteld uyt 18 harer leden, om " rypelyk te overwegen wat er behoorde gedaen te worden » opzigtelyk de boeken die gebruykt wierden om de kettery » te verbreyden 2) , en het is op verslag dier Commissie dat » Paus Pius IV, in zyne Bulle van den 24 Meert i564, de » regels vastgesteld heeft, die nopens de verbode boeken » moeten gevolgd worden, en onder de welke zich bevind » den regel over het lezen van den Bybel inde moederlyke » tael, welken wy van woord tot woord u gaen aenhalen: » Aengezien de ondervinding bewyst, zegt dezen regel , » dat, indien men zonder onderscheyd het lezen van den » H. Bybel toelaet, in de moederlyke tael, er door de ver» metelheyd der menschen , meer kwaed als goed zal uyt » voortkomen, zoo zal men ten dezen opzigtezich moeten » gedragen volgens het oordeel van den Bisschop, die op » het gevoelen van den Pastoor of Biechtvader het lezen van » den Bybel, door Catholyke schryvers overgezet in de moe» derlyke tael, aen diegene zal konnen toestaen aen welke » volgens zyn oordeel die lezing niet tot schade maer tot » vermeerdering van Geloof en Godsvrucht zal strekken. Zy >» moeten die toelating schriftelyk hebben; en dengenen die 1) Const. Tiid. Sess". 4. , 2) Ibid. Sess. 18 et 25. » den Bybel zonder toelating zal durven lezen of houden » zal de H. Absolutie niet mogen ontvangen, ten zy hy » eerst den Bybel aen den Bisschop heeft af gegeven. De » boekhandelaers die den Bybel in de moederlyke tael zul» len verkopen of anderzints overlaten aen diegene welke » de gemelde toelating niet hebben , zullen beroofd zyn » van den koopprys der boeken, welken door die Bisschop » zal besteed worden tot goede werken , en zullen daeren» boven onderworpen zyn , aen andere straffen , die de » Bisschop hun zal opleggen, volgens den aerd der overtre» ding. De kloosterlingen mogen den Bybel niet lezen noch » kopen dan met toelating hunner oversten 1). " Gy ziet uyt dezen regel, Z. B. B., vooreerst dat het » verbod van den Bybel te lezen of te bewaren in de moe» derlyke tael, dat is, in de Vlaemsche, Fransche of andere » levende talen , zeer streng is, aengezien dengenen, die » hetzelve overtreed onweerdig is de H. Absolutie te ont» fangen; ten tweeden dat de toelating van den Bybel te » lezen niet mag verleend worden , dan aen diegene welke » hem konnen lezen zonder gevaer en er een waer voor» deel uyt trekken ; en ten derden , dat er alleenlyk ge» handeld wordt van Catholyke vertalingen : want wat de » kettersche of verdachte vertalingen betreft, deze moeten » aenzien worden als boeken die t'eenemael verboden zyn. » Dezen regel wierd in ons Bisdom afgekondigd korts na » deszelfs uitgave en is hier altyd getrouwelyk gevolgd ge» weest, met uytneming nochtans, dat de gemelde toela» ting niet schriftelyk moet zyn, dat zy kan verleend wor» den door de Pastoors en Biechtvaders, dat het niet noodig 1) Regula quarla Inilicis libiornm proliihitornm a Pio IV approliati Conslit. qnae incipil: Dorainici de dio 24 Martii 1564. >■ is de Bybels die men niet mag behouden , aen den Bis» schop zelf af te geven , en dat de straffen welke aen de » boekverkoopers opgelegd worden buyten gebruyk zyn. » Den roemweerden Fenelon , Aertsbisschop van Came» ryk, die een merkelyk deel van ons Bisdom , alsdan afhan» kelyk van dat van Cameryk, bestierd heeft, en dien wy » daerom des te liver aen halen, zegt, dat men in ons land » de vertalingen des Bybels in de moederlyke tael en het » gemeen lezen van denzelven door wereldlyke persoonen, » zonder onderscheid meer als elders gevreesd en afge» keurd heeft. De onheilen, voegt hy er by, welke de » ketters van het land veroorzaekten , ten tyde van de >» Hertoginne van Parme , de naburigheyd van Holland en » de groote aangekleefdheyd , die het land altyd behouden » heeft voor den H. Stoel, zyn de oorsaek geweest van » deze verdobbelde voorzorg IV O / » Inderdaed als men de kerkvergaderingen en de kerke» lyke voorschriften van ons land nagaet, vind men dat de » Bisschoppen en voornamentlyk onze voorgangers altyd " gezorgd hebben om dien regel van PiusIV te doen hand» haven en onderhouden. De provinciale Synode, gehouden » te Mechelen in 1807, bevool aen de Pastoors van de re» gels betrekkelyk de verbode boeken, waeronder zich den » regel bevind dien wy zoo komen aen te halen, dikwyls » aen de geloovigen voor te houden 2). In de Diocesaen » Synode, gehouden te Mechelen in 1609, heeft de Aerts» bisschop Mathias Hovius dezen regel vernieuwd en aen » de boekverkoopers bevolen van den bybel in de moeder»lyke tael niet te verkoopen , dan alleenlyk aen diegene, 1) Lellre sur Ia leclure de la Bible. 2) Conc, Provinc. Mechlin. Anni 1607. ïit. I. Caji. 7. » welke de toelating' om hem te lezen zouden bekomen » hebben 1).- » Maer het is in den Catechismus, welke de Bisschoppen » van de kerkelyke Provintie van Mechelen eenparelyk heb» ben uytgegeven in i6a3 , dat de grondregels, welke de » geloovigen ten dezen opzigte moeten volgen , met eene » byzondere zorg voorgesteld zyn. Wy gaen u de vragen » en antwoorden aenlialen, die ze bevatten. » V. De KetterscheBybels zyndieookheyligeSchriftuer? » A. Geenzints: wantzy vervalscht zyn op vele plaetsen. » V. Is het niemand verboden den Bybel te lezen? » A. Ja: het is aen gemeyne lieden verboden dien zonder » oorlof te lezen in de moederlyke tael. »V. Is de Schriftuer heel klaer en kan ze een iegelyk » wel verstaen? » A. Neen : maer zy is zeer duyster op vele plaetsen en » daerom is het zeer zorgelyk voor ongeleerde menschen » die te lezen. » Als wanneer op het eynde van de iy'la eeuw de Janse» nisten en Quesnellisten hunne dolingen zogten te versprey» den by middel van verkeerde vertalingen van den Bybel » en byzonderlyk van het Nieuw Testament, dan hebben de » Bisschoppen van ons land in eene vergadering, gehouden » te Brussel den g January 1691, besloten van eenparelyk » te werken om de poogingen der nieuwsgezinden tegen te •» gaan. Humbertus a Precipiano , alsdan het Aertsbisdom » van Mechelen bestierende, gaf denzelven dag een decreet » uyt, waerinstaet hetgeen volgt: «Wat aengaet het lezen « » der Heylige boeken, gelyk wy de Priesters, die met de » » zorg en bestier der zielen gelast zyn, en die zich daertoe 1) Synud. Dioec. Mechlin. Anni 1609. Tit. I. Cap. 8. » bereyden, opwekken en zelfs verplichten van gedurig » dien goddelyken schat der wysheyd te doorzoeken « alzoo vernieuwen wy voor de andere alle de besluyten » en alle de bevelen, die gegeven zyn hetzy door het » Provinciael 't zy door 'tDiocesaen Synode, hetzy door » onze voorgangers ter uytvoeringvan den... regel... die >> eertyds voorgeschreven en in deze gewesten ontfangen » is 5 want de ondervinding bewyst heden niet inin als » eertyds dat indien men zonder onderscheyd het lezen » van den Bybel toelaet in de moederlyke tael, er door » de vermetelheyd der mensclien meer kwaed als goed » zal uyt voortkomen. » » Verders wederroept hy alle verleende toelatingen en verzoekt van de bybels die men zal laten lezen aendachtelyk te overzien, opdat er geene kettersclie, verdachte of verbode vertalingen komen in de handen der geloovigen 1). » In eenen herderlyken brief van den 12 October 1692, welke geprezen is geweest door den Paus Innocentius XII, verzoekt denzelven Aertsbisschop de geestelykheyd van den bovengemelden regel aen de geloovigen uyt te leggen en hy voegt er de volgende aenmerking by: « «Indien het » lezen van de H. Schriftuer, overgezet door Gatholyke » schryvers in de moederlyke tael, gevaerlyk is voor de per» soonen, die weynig geleerd zyn, hoeveel grooter gevaer .. is er dan niet in gelegen, indien de vertaling geschied » is door verdachte menschen van een twyfelaclitig geloof, » diehunne dolingen waermede zybesmetzynopeenefyne » en looze wyze daer hebben weten in te brengen » » 2). 1) Decrelum Ilumberti Guillelmi a Praecipiano Arcli. Meclil. tle non legenda Sacra Seriptura in lingua Vulgari etc. Datum Bruxellis die 9 mensis Jauuar. 1B91. Vid. Synodicon Belg. Tom. I. pag. 572. 2) Epistola 1'astoralis H. G. a Praecipiano Arch. Mechl. super praeci- » Deze maetregels zyn bekrachtigd geworden door de » Bulle Unigenitus , gegeven door Clemens XI den 8 Sep" tember i7i3 , waerin zeven propositien gedoemd zyn, » die de byzonderste dolingen bevatten, welke men had » zoeken te verspreyden nopens het lezen der H. Schrif» tuer i). Deze Bulle moet aenschouwd worden als eenen » vasten regel des geloofs en der zeden , en is ook door >■ geheel de Kerk voor dusdanigen aengenomen. Wy zien >. uyt de echte acten, uytgegeven door den Cardinael Tho» mas Philippus van Alsatien, Aertsbisschop van Meche» len 2) , dat deze Bulle als dusdanig aenvaerd is geworden » door alle de Bisschoppen van Belgien en dat de geestelyk» heyd van ons Bisdom daeraen zich onderworpen heeft op » eene zeer plechtige wyze. Ook wierd hierdoor een eynde » gesteld aen de opgereze geschillen en den regel van » PiusIYnopens het lezen van den Bybel in de moederlijke » tael, wierd hier voortaen onderhouden met de grootste » naeuwkeurigheyd. » Het was voor onze tyden behouden nieuwe poogingen » te zien aenwenden om eene zoo heylzame en wyze regel»tucht om verre te werpen. Niet alleenlyk zyn er in ons » bisdom kettersche, onvolledige en verdachte vertalingen » van den Bybel rond gedragen en uytgedeeld, maer daer » en boven zyn er schriften verspreid geworden , waerin » men u zoekt te doen gelooven, Z. B. B., dat gy de H. » Schriftuer noodzakelyk moet lezen en dat zulks u door » de Kerk ten onregte verboden word. Diegene, welke die puis Ecclesiarum Belgicae tarbis. Data Mechliniac 12 Oct. 1G92. Vide Synodicon Belgicum. Tom. II. pag. 398. 1) V. Conslit. Unigenitus Dei Jilius. Prop. 79-85.. 2) V. Acta Ecclesiae Mechliniensisanni 1718 circa bullam Unigenitus, V » poogingen aenwenden, wisten ongetwyfeld niet, dat de >> regeltucht daerover in ons Bisdom bestaende gesteund is » op een zoo oud gebruyk, op zoo krachtige beweegrede» nen , en op een zoo achtbaer gezag. Dank aen de waek» saemheyd uwer Herders en aen uwe gekleefdheyd aen de » H. Kerk , gy hebt u niet laten bedriegen en gy hebt de « poogingen uwer ziel-vyanden verydeld.Terwyllietnoch» lans te vreezen is dat zy daerop nog zullen wederkomen, >. is er u hoogst aen gelegen van welgewapend te zyn tegens » de lagen, die u zullen gelegd worden: en daerom ver» manen wy u van ten dien opzigte uwe pligten altyd meer » en meer trachten te kennen. » Gy hebt den regel gehoord, welken doorden H. Apos» tolyken Stoel is voorgeschreven en welken door onze » voorgangers met de grootste zorg is staende gehouden. » Indien de Kerk geloofd heeft in andere landen dien » regel te konnen verzachten , lietzy met vertalingen te lav ten lezen die vergezeld zyn van aenmerkingen getrokken » uyt de Heylige Vaders ofvan Catholyke schryvers, hetzy » andersints, wy gelooven niet te min de regeltucht te moe» ten handhaven , die daerover in ons Bisdom bestaet. De 11 beweegredens, op welken zy gegrond is,bestaen hiei nog >. in geheel hunne volheyd : immers er worden hedendaegs >» zoo wel als eertyds boose en ligtveerdige menschen ge» vonden, die den heyligen text misbruyken om hunne » valsche leeringen voor ware te willen doen gelden; er » worden hedendaegs zoo wel als eertyds trotsche nieuws» gezinde gevonden, die den heyligen text volgens hunne ,, eyge beliefte uytleggen; er worden hedendaegs zoowel als »' eertyds valsche ieveraers gevonden, die kettersche, on» volledige en verdachte Bybels verspreyden. Houd u dus » standvastig,Z. B. B., aen de leering, welke in den Cate- » chismus van ons Bisdom voorgehouden word, gelyk wy u » hierboven hebben aen^eliaeld : overweegt wel wat srevaer O O ö » er in gelegen is in het lezen van de H. Schrift voor die per» soonen, die weynig geleerd of weyniggesterkt zyn in het » geloof of die min onderdanig zyn aende stem van hunne » Herders : tracht wel doordrongen te zyn van de beweeg» redens, om dewelke deHeyligeKerk dit verbod gegeven » heeft : onderwerpt u met alle ootmoediglieyd aen eene » zoo wyzewet, die gegeven is door den eygen Stadhouder » van Jesus-Christusen die u zoo aenhoudentlyk wordvoor» gehouden door de Bisschoppen, welke van God gesteld » zyn om u te geleyden in den weg der zaliglieyd en van >< welken den Zaligmaker des werelds gezegd heeft: die u » hoort, hoort my; en die u versmaed, versmaed my 1). v Indien gy de H. Schriftuer niet moogt lezen, tracht » met zooveel te meer iever en neerstigheyd de sermoonen » en andere onderwyzingen by te woonen, waerin uwe » Herdersu de waerheden uytleggen welke in de H. Schrif» tuer staen uytgedrukt. Leest, in plaets van den Bybel, » deszelfs korte begrypen en andere godvruchtige werken , » die hedendaegs in zoo groot getal gedrukt worden. Deze » lezing zal u op eene klare en gemakkelyke wyze en zonder » eenig gevaer voor uw geloof al doen kennen wat de H. » Schriftuer voor u belangryks inhoud. » En gy, Zeer Geliefde Medewerkers, wilt wel opmer» ken , dat,volgens den wil der H. Kerk, gy de toelating, » van den Bybel te lezen in de moederlyke tael, niet moogt » geven, dan aen diegene , welke uyt deze lezing niet al» leenlyk geene schade, maer integendeel vermeerdering » van geloof en van godvruchtigheyd zullen trekken. Ver- 1) Luc. X: 16. I » leent dus die gunst niet dan aen die, welke deze dobbele » voorwaerde bezitten en dat nog voor een bepaelden tyd, » opdat gy kont ondervinden of die lezing hun waerlyk » voordeelig is. Legt hun op, dat zy niet dan van Catholyke » vertalingen gebruyk mogen maken; legt hun uyt de voor» zorg, die zy1 moeten volgen om den heyligen text met » vrucht te lezen en wel te verstaen : eyndelyk beveelt hun » neerstiglykvanhet Woord Gods te lezen met de grootste » eerbiedigheyd, met een zuyver inzigt en met dien geest » van ootmoedigheyd en onderwerping aen het gezag der » H. Kerk, die alleen alle gevaer kan afkeeren en die » lezing kan doen strekken tot hunne zaligheyd. » De beweegredens, welke ons de vorige jaren hebben » toegelaten de wet van het Vasten te verzachten, alsnu nog » bestaende, hebben wy gedacht dezelfde dispensatiën te » mogen vergunnen, te weten: » I. Het is toegelaten boter en zuyvel te gebruyken, » behalyen op Assche-Woensdag en Goeden-Vrydag. » II. Het is toegelaten eyeren te eten alle dagen, behal» ven op Assche-Woensdag, de dry Quatertemperdagen en » de dry laetste dagen van de Goede-Week : op de Zonda» gen meermaels (hetgeen ook geoorloofd is op de andere » dagen voor degene, die ontslagen zyn van het Vasten of » die daer niet toe verpligt zyn), maer op de andere dagen » eenen keer en dit in de voornaemste maeltyd en niet in » de collatie : hetgene men ook onderhouden moet op de » andere Vastendagen van het jaer. Desaengaende is nogtans » aen te merken, dat dit verbod zich niet uytstrekt tot eye» ren die dienen om andere spyzen te bereyden, maer al» leenlyk tot dezulke welke men in het afzonderlyk en als » eene byzondere spyze opdient. » III. Het is toegelaten vleescli te eten op den Zondag', » Maendag, Dynsdag en Donderdag van iedere week, uytge» nomen den eersten Donderdag engeheel de Goede-Week. » IV. Het is verboden meermaels daegs vleesch te eten , » uytgenomen op den Zondag. » Y. Het is verboden vleesch en visch te eten op dezelf•> de maeltyd. » VI. Het is toegelaten meermaels daegs te gebruyken « afgesmolten vet in de plaets van boter , op die dagen , » dat het niet verboden is vleesch te eten , alhoewel men » in de plaets van vleesch niet zoude eten dan visch. » VII. Men is verpligt te lezen dry Vader-onzen en IVees» gegroeten en eens de acten van geloof, hoop, liefde en >i berouw, op iederen dag, dat men zal gebruyk maken van » de boven vergunde toelatingen of dispensatien. Men zal » zich nogtans kunnen ontlasten van deze verpligting met » in den offerblok van den Vasten te storten , ieder volgens » zyne devotie, eene aelmoes welke zal gebruykt worden » tot godvruchtige werken volgens ons goeddunken en vol» gens de gebruyken in dit Bisdom aengenomen. » VIII. ïerwyl de militairen van allen graed, hunne huys» vrouwen , kinderen en dienstboden , als ook de andere » persoonen in dadelyken dienst zynde, aen ons geestelyk » gezag onderworpen zyn en dat hunnen staet eene byzon» dere toegevendlieyd van onzen kant vereyscht, zoo staen » wy hun toe, by vermeerdering van dispensatie, het ge» bruyk van vleesch op alle dagenyan het jaer, uytgenomen » den goeden Vijdag, op welken dag zy zich zullen moeten » schikken gelyk de andere geloovigen. — Vermits de gen» darmes en de douaniers in dadelyken dienst dezelfde toe» gevendheyd vereyschen, ter oorzake van den lastigen » arbeyd, waertoe zy gehouden zyn zoo by dag als by » nacht, zoo stellen wy hun gelyk aen de militairen. » IX. Wy gelooven aen alle onze diocesanen te moeten » erinneren, dat het hun toegelaten is gebruik te maken » van vleeschsoep en gesmolten vet op alle de Zaterdagen » van het jaer, die geene Vastendagen zyn; dat het hun » toegelaten is vleeschte eten op den feestdag van Kersmis, » wanneer dezen valt op eenen Vrydag of Zaterdag, gelyk » dit ook toegelaten is op de Zaterdagen voor Kersmis tot » O. L. V. Lielitemis inbegrepen : maer dat het stre'ngelyk » en op doodzonde verboden is ■vleesch te eten op de andere » Zaterdagen van het jaer, even als op de Vrydagen, gelyk » het ook verboden is op den feestdag van den H. Marcus en >i de dry Kruysdagen. Eyndelyk dat, buyten den grooten » Vasten , de Vastendagen zyn : de Woensdagen, Vrydagen » en Zaterdagen genaemdQuatertemperdagen, de Vigilie» dagen voorPinxen, voor de plegtigheyd van de H. H. Pe» trus en Paulus, voor O. L. V. Hemelvaert, voor Aller» heiligen en voor Kersmis. » Dezen tegenwoordigen Bevelbrief zal op den predik» stoel afgelezen worden op den Zondag van Quinquagesima » en in de kerk gehangen worden. » Gegeven te Mechelen onder ons handteeken , onzen » zegel en het tegenhandteeken van onzen Secretaris den » 4 February i84i • » ENGELBERTUS, L. S. Card.-Aertsb. van Mechelen. Door bevel van Zyne Eminentie den Cardinael-Aertsbisschop, A. GENNEIIÉ, Secretaris. Ziedaar de bevelbrief in zijn geheel en letterlijk weergegeven : dat wij ons met het laatste deel, hetwelk de dispensatiën inhoudt, niet zullen bezig houden, zal, vertrouw ik, ieder verstandige lezer van zelve begrijpen. Daar, waar op doodzonde verboden wordt op sommige dagen vleesch te eten , en bevolen zulk eene verklaring in de Kerk op te hangen, staat men verlegen welken naam zoodanige dwaasheden te geven. Dat de schrijver zijn bevelschrift met het vleesch eindigt is onbetwistbaar, maar hoe weinig hij met den geest is begonnen , zal ik in deze bladen voor elk onpartijdige trachten te bewijzen. Zeker eene Kerk die aan de zielen de geestelijke spijs verbiedt, komt er spoedig toe om plegtig te verklaren, bet gebruik van visch, vleesch-soep en gesmolten vet toe te staan ! ! Dit Bevelschrift is in het vorige jaar alomme in Belgie verspreid, en meer bepaaldelijk aan de geestelijken en de geloovigen van het Bisdom van Mechelen toegezonden. Het is een stuk der aandacht wel waardig. Vooreerst ten opzigte van deszelfs schrijver. Immers men heeft hier niet het gevoelen van een of ander individu, weinig bekend of van weinig invloed: neen ; de schrijver behoort tot de hoogste orde en rang bij de Roomsche geestelijkheid, en zijn titel als Kardinaal-Priester-Aartsbisschop en Primaat van Belgie, zou hem spoedig onder de Kandidaten bij den Pauselijken zetel een plaats kunneu inruimen i). Van zulk een man nu verwacht men woorden van vermanin- 1) Eenige dagen nadat wij dit hadden terneergeschreven, lazen wij in een onzer dagbladen dat de Aartsbisschop tol eene hoogere waardigheid te Rome zelve zou worden geroepen en de Bisschop van Luik in zijne plaats tot Primaat van Belgie verheven. gen , die geheel overeenkomstig den geest en het wezen der R. K., eene getuigenis zullen afleggen van 't geen zij of goed of afkeurt. En slaan wij dan het oog op den inhoud van 't mandement, dan moeten wij nagaan eerst deszelfs strekking in 't algemeen, en dan de wijze waarop hetzelve gemotiveerd wordt. En welke is nu die strekking? welk is 't bevel van den Kardinaal Aartsbisschop ? Dat de leeken zich onthouden van de lezing der H. Schrift. In dit verbod is een merkteeken van den Antichrist, omdat geen krachtiger middel door den Vader der logen kan uitgedacht worden , om zijn rijk staande te houden , .dan het beletten van den toegang tot dat woord , dat bepaaldelijk door den Heere Jesus genoemd wordt, de Waarheid, i). Het Oud Testament intusschen en het Nieuwe leeren het tegendeel van dit verbod : «Welge» lukzalig, noemt David den man (d. i. niet den Priester » alleen maar elk een) die de wet dag en nacht bepeinst 2), Elders zegt hij :» Ik zal mij zeiven vermaken in Uwe inzet» tingen , Uw woord zal ik niet vergeten. De wet Uwes » monds , o Heere is mij beter dan duizenden van goud » of zilver. Hoe lief heb ik Uwe wet, zij is mijne betrach» tinge den ganschen dag. Uw woord is een lamp voor » mijnen voet en een licht voor mijn pad. De openinge » Uwer woorden geeft licht, den slechten verstandig 111a» kende 3). De Propheet Jesaia komt van Gods wege tot het volk met den last, « zoekt in 't boek des Heeren en >< leest» 4) • Doch wat hebben wij meer getuigenissen van noode, dan het stellig gebod des Heeren « onderzoekt de « Schriften , want gij meent in dezelve het eeuwig leven te 1) Joh. XVI [: 17. 2) Ps. i. 3) Ps 0X1X. 4) Jes. XXXIV: 16. » hebben en die zijn het die van mij getuigen i) >>, welke woorden de Heere zelfs aan de Hem nog vijandige Joden heeft toegesproken, opdat zij door dat onderzoek, tot de overtuiging der waarheid zouden komen; en zouden wij dan om ons meer en meer van de zaligmakende waarheid te overtuigen, niet in staat zijn de Schrift zelve te onderzoeken, maar genoodzaakt zijn , op gezag van anderen te gelooven? Geheel anders deden de in Gods woord als van bijzonder edelen zin geprezene Bereërs , die de aangehoorde prediking des Evangelies van Paulus , wel is waar met toegenegenheid ontvingen, maar zelfs die Apostolische leering niet geheel aannamen , dan na dezelve dagelijks aan de Schriften getoetst te hebben, om te onderzoeken of deze dingen , die Paulus verkondigde , alzoo waren 2). Zal dan eene Kerk, die zich eene Christen Kerk, ja de eenige ware Kerk noemt, verbieden, wat de Heere Jezus nadrukkelijk gebiedt en de praktijk in de Christelijke Kerk van hare vestiging af, geweest is? zal zij dit doende niet onwederlegbaar betponen, het merkteeken des Beestes te bezitten en een der krachtigste werktuigen te zijn, waardoor de vijand van God en der menschen zijn rijk van onkunde, logen en Gode wederstrevigheid onder de menschen uitbreidt ? Immers de Propheet roept uit en wij mogen het hem nazeggen : « ziet zij hebben des Heeren «woord verworpen , wat wijsheid zouden zij dan heb» ben 3). » Maar hoezeer het uit deze plaatsen genoegzaam gebleken is, hoe weinig het verbod van den KardinaalAartsbisschop op het getuigenis, het eenig onfeilbaar ge- 1) Joh. V: 39. 2) Hand. XVII: 11. 3) Jer. VIII: 9. tuigenis van God in zijn woord, gegrond is, ja veeleer, hoe godslasterlijk en alle waarheid voor hart en verstand, alle beginselen van zeden en deugd, alle vreeze Gods in haar beginsel en oorsprong verwoestend die daad derRoomsche Kerk mag en moet genoemd worden, waarbij aan hare leden het gehoorzamen aan des Heilands vermaning op hoog gezag belet wordt, laat ons eens herlezen op wat gronden onze Aartsbisschop dit zijn wangevoelen, deze zijne heillooze poging tracht te verdedigen. Het zijn de Bijbelverspreiders, dezulken, die door ijverige Protestanten uitgezonden worden om onder de Roomsche bevolking niet hunne eigene belijdenis, niet hun Catechismus, maar de levende woorden Gods, den Bijbel, te verbreiden ; deze zijn 't, die niet zonder zegen werkzaam zijnde, allerwege de ongeestelijke geestelijkheid der R. Kerk in 't harnas jagen en zoo ook den Mechelschen Aartsbisschop naar eene gepaste gelegenheid hadden doen uitzien, om tegen die misdadige pogingen van hen, die de vermaning des Apostels volgden om de Schrift door de gemeenten te doen lezen i), zijne gezaghebbende stem te verheffen. «Wij gaan,» zoo spreekt de Primaat vanBelgie, «dit jaar de gelegenheid waarnemen »om u te spreken over het lezen van den Bijbel in de « moederlijke tael.» Merken wij toch vooral op die woorden , in de moederlijke taal. Immers niet geheel, niet onvoorwaardelijk schijnt 't verbod ; neen , den Diocesanen van Mechelen wordt toegestaan den Bijbel te lezen in eene taal, die zij niet verstaan; welk eene vaderlijke concessie! maar in de moedertaal, zoodat zij verstaan zouden wat zij lezen , neen , dat zou te veel zijn ; dan zou 1) Col. IV: 16. welligtheteen of ander tot hiertoe gedwee en gehoorzaam kind der grijze Moeder , als 't zich knielend voor den Heiligen Franciscus of den Heiligen Antonius zou gaan nederbuigen, zich kunnen herinneren in Gods woord gelezen te hebben : Gij zult u geen gesneden beeld noch eenige gelijkenisse maken van hetgeen boven in den hemel is, gij zult tj voor die niet buigen noch hen dienen , want ik de Heere uw God ben een ijverig God i) en... hij kon eens ontwaken! Doch laat ons de redenering van onzen Kardinaal-Priester volgen. « Wy gaen u spreken over het lezen van den Bybel in » de moederlyke tael, omdat men gezocht heeft u de wet »te doen overtreden die de H. Kerk daer over gegeven » heeft en het te vreezen is , dat die booze poogingen nog »zullen vernieuwd worden. i> Zoo spreekt de RoomschKatholijke geestelijke; gelijk zijn doel aardsch is, zoo is het gezag, waarop hij zich beroept, ook slechts aardsch. De ware geloovige , de van hart gereformeerde zal, waar hij meent eene waarschuwende stemme te moeten doenhooren, waarschuwen , omdat men gezocht heeft de wet, namelijk van God , te overtreden , die de wil van God in zijn woord gegeven heeft. Waar de Hervormde Christen Gods wet eerbiedigt, beroept zich deKatholijk op de wet der Kerk; waar de eerste den Hemel in 't oog heeft, daar stelt de laatste Rome in de plaats; waar de eerste op den gezegenden Heere Jesus als Wetgever en Gebieder wijst, beroept zich de laatste op een mensch, eenen zondaar, die in vermetelen trots zich Stedehouder Gods op aarde noemt en zich niet ontziet wetten te maken , geheel strijdig tegen de eenig gezaghebbende wet van God ! 1) Exod. XX: 4, 5. Om dan nu de ware grondstellingen die ten dezen opzigte moeten gevolgd worden te doen kennen; de door de Kerk voorgeschrevene regels en den in het bisdom te onderhouden tucht, gaat de Aartsbisschop aldus voort. « God heeft ongetwyfeld de heilige boeken , zoo van het » Oud- als van het Nieuw Testament gegeven tot zaligheid » en stichting van alle menschen, maar Hy heeft niet »gewild dat alle menschen die noodzaaklyk zouden » moeten lezen: de Priesters moeten ze gestadig lezen: >> vat gij het wel, lezer; de heilige boeken zijn niet tot zaligheid en stichting aan alle menschen gegeven, maar alleen aan de Priesters: terwijl deze aan de menschen, aan de gemeente of aan het plebs gegeven zijn: zoodat de Priesters alleen waardig zijn tot de kennisse Gods onmiddelijk uit zijn woord te komen , maar de eenvoudige leden moeten nederig wachten naar het deel, dat die hooggezetene heeren uit deverkregene kennis van Gods woord hun wel willen toe werpen i) ; en waarlijk zij komen er dikwerf zeer schraal af: immers daar zij , die het woord gestadig lezen moeten, en dus ook gestadig lezen kunnen, dat de Heere Jezus uitdrukkelijk gezegd heeft bij den gezegenden Avondmaals-beker , drinkt alle daaruit, echter goed vinden , allerwege aan de leeken dien zegen te onthouden, en zoo doende in waarheid een kerkroof begaan , zoo kunnen wij hieruit opmaken, hoe ellendig er het arm volkje ten opzigte van de kennis der 1) «De Kerk en de geestelijken, zoo sprak men voor de tijden der «Hervorming, zijn de zon: de Staat en de leeken de maan : alleen aan » de eersten behoort het licht, en zij geven er aan de tweeden zooveel van »als hun goeddunkt.» Mcrle d'Aubigné, Hisloire de la Jtéformation, torn. I. p. 17. Goddelijke Schrift bij staat, zoo lang het te vreden moet zijn, met het sober deel dat hunne ziele-hoeders hun daaruit meedeelen. O ! als er eens eene ware honger en dorst ontstaan , hoe belagchelijk of laat ik liever zeggen hoe lasterlijk, blijkt dan eene redenering als die van den Aartsbisschop te zijn ! Hoe, terwijl de Heere Jezus roept, «Alle gij, » dorstigen komt tot de wateren i). Komt alle tot Mij , gij » die vermoeid en beladen zijt» 2) : waar Zijn gezegende mond zegt « niemand komt tot den Vader dan door Mij » 3) ; wil de Aartsbisschop en geheel Romemet hem datmenleze, " komt tot den Priester; niemand komt tot Hem, die de » Waarheid is, noch tot dekennisseZijns woords, dan door » den Priester! ! » en als er dan eens een, een weinig vermete- ' Ö Ier, onmiddelijk tot het woord Gods gaat, enhij vindt daar in, 't geen hij nooit van zijn Priester gehoord had en met de Evangelische prediking overeenkomt , dan hoort men ook die Roomsche Priesters dezelfde gramstorige uitroepingen bezigen , die de Joodsche eenmaal in soortgelijke omstandigheden gebezigd hebben, «zijt ook gij lieden » verleid ? heeft iemand uit de Onzen (Bisschoppen of » Priesters) daaraan geloofd P maar deze schare (der Gerefor» meerde ketters) die de wet (namelijk der H. Moeder, de Kerk) niet weet is vervloekt! Hetzelfde wanbegrip der R. K., waardoor de toegang tot het Woord , dat vleesch geworden is, niet dan door bemiddeling der Heiligen, of van Maria of van den een of ander Priester den zondaar vrijstaat , verbiedt hem ook den toegang tot het geschreven woord, anders dan door de Priesters. Maar onze Aartsbisschop wil uit de Schrift bewijzen, ten minsten het is zijn toeleg, dat niet de leek maar de Priester 1) Jes. LV. Joh. VN: 37. 2) Matt. XI: 28. 3) Joh. XIV: ü. de H. Schrift moet lezen. Want, zegt hij , de Profeet Maleaclii zegt: «De lippen des Priesters zullen de we» tenschap bewaren en uit zijn mond zal het volk de wet »leeren, omdat hij de gezant is van den Heere der Heir)> scharen i). Niet nieuw is het, door texten uit zijn verband aan te halen, de Schrift geheel iets anders te doen zeggen , dan zij werkelijk zegt; dit is ook blijkbaar in de aanhaling van dezen text. Daarom willen wij het verband nagaan, waarin dezelve staat. De Profeet Maleachi krijgt van God den last om als een bestraffer der Priesteren op te treden, daar deze niet ter harte namen, om eere te geven aan den naam des Heeren, en om het volk van Israël goede en getrouwe onderwijzingen in de wet te geven. Immers, dat was het verbond metLevi, die van God leven en vrede ontvangen had en die wijsheid, waardoor de wet der waarheid in zijnen mond was ; «want,» zoo vervolgt hij , «de lippen des Priesters zullen » de wetenschap bewaren en men zal uit zijnen mond de » wet zoeken , want hij is een gezant des Heeren der Heir» scharen, maar gij zijt van den weg afgeweken , gij hebt » er vele doen struikelen in de wet, enz. enz.» Het is hier dus geenszins de bedoeling het volk af te houden van het onderzoeken der wet of der Schrift, noch den Priester alleen dat voorregt toe te kennen ; volstrekt niet : maar het is gerigt tegen de valsche Priesters en ontrouwe herders , die het woord Gods verdraaiden en in plaats van den volke wetenschap te leeren hen van de waarheid deden afwijken. Wij zien dus uit dezen text, dat het volk uit den mond des Priesters de wet moest leeren en dit willen wij volstrekt niet loochenen, maar men had ons 1) Maleach. II: 7. moeten bewijzen , dat het volk niet ook door eigen onderzoek kennis van Gods woord mogt verkrijgen, en dat bewijs zal men ons altoos schuldig blijven : maar wat den aangeliaalden text aangaat, gewisselijk , de Aartsbisschop kon er geen gekozen hebben, waarin duidelijker de veroordeeling van zijn eigen gedrag te vinden ware, want daar ook hij , aan het hoofd van zijn Bisdom geplaatst , verpligt ware getrouw in zijne onderwijzinge en vermaninge naar den woorde Gods te werk te gaan , zoo leert hij onwaarheid en zelve van den wesr afgeweken V ' tracht hij er velen te doen struikelen in de wet. Wij zien dus, dat de aangehaalde text uit Maleachi, van nabij beschouwd, geheel iets anders leert dan hetgeen de Bisschop er uit opmaakt. Zal ook de andere plaats uit de Schrift, waarmede hij zijn wangevoelen , dat alleen de Priesters het woord Gods moeten lezen, meent te kunnen bevestigen, meer bewijzen? «De Apostel Paulus zegt >' aen zyn discipel Timotheus, welken hy Bisschop van »Ephesen gesteld had, dat alle Schrifture, van God in" gegeven , dienstig is om te onderwyzen , om fe weder»leggen, om te berispen en om te onderrichten in de >. gerechtigheyd , opdat de mensch Gods tot de volmaekt.. heyd kome en in staat zy tot alle slach van goede wer»ken» i). Maar moeten wij niet verbaasd staan over de verblinding, waardoor de Aartsbisschop juist een text kiest, die allerkrachtigst tegen datgeen strijdt, dat hij bewijzen wil? Immers hier staat niet, dePriesters zijn van God gegeven om te onderwijzen, enz., maar alle Schrifture van God ingegeven. Welnu dan , indien alle van God ingegeven Schriftuur dienstig is om te onder- 1) 2 Tim. III: 16. 17. wijzen, enz., laat dan ook ieder mensch de Schrift onderzoeken, om er door onderwezen te worden, dit doende gehoorzamen wij God en Zijn woord. Immers deze is de natuurlijke gevolgtrekking uit de aangehaalde plaats in volmaakte overeenstemming met die, door ons boven vermeld, waarin het positief gebod van t onderzoek der Schrift aan allen is gegeven : doch de Aartsbisschop besluit anders : « noch God , noch de Kerk , » zegt hij, «verplicht de gewone leden de H. Schriftuur te «lezen.» Wat God ten deze gewild heeft, hebben wij gezien; wat de Christelijke Kerk daarover dacht zullen wij nader onderzoeken. « Alhoewel tijdens de eerste eeu» wen van de Kerk , » zegt onze schrijver, » de geloovi» gen ze veel lazen onder het bestier hunner Herders, ,> nooit hebben zij gemeend dat zulks noodig was, om » zalig of om grondig inliet geloof onderrigt te worden. >■ Zonder ons hier met de wederlegging van het laatste bezig te houden , nemen wij acte van 't getuigenis des Aartsbisschops zelve , daar hij het feit erkent, dat de geloovigen in de eerste eeuwen der Kerke de Schrift veel lazen. Het gebod van God hebben wij aangehaald; de praktijk der Kerke in de eerste eeuwen geeft ons de Schrijver zelve toe. Zullen er nu ook getuigenissen door den Aartsbisschop uit de Kerkvaderen aangevoerd worden, om zijn wangevoelen te verdedigen? wij vinden er twee : een van Irenaeus en een van Augustinus. Voorwaar, de bewijzen zijn niet vele : maar zelfs die beide Kerkvaderen getuigen op deze plaatsenniet, wat de schrijver daarmede bedoelde te bewijzen. Irenaeus gaat uit van eene veronderstelling en zegt, «ware het dat de Apostelen de Schriftuur ons niet hadden achter gelaten , zouden wij toch den regel der •> overlevering niet hebben moeten volgen ? enz. >> Wij zien, dat hij voor heeft, de overlevering te verdedigen , maar niet te beweeren, dat men de Schrift niet zou moeren o lezen. En voorzeker, ware het, dat de Apostelen ons de Schrift niet hadden achter gelaten, dan zou de vraag over 't al of niet lezen derzelve geheel niet te pas komen. Maar gesteld , daar waren velen natiën geweest, die het geloof omhelsd hadden , zonder de H. Schrift te kennen , die zullen toch niet zonder de kennis aan de zaligmakende waarheden uit het woord, tot het geloof 7 o gekomen zijn. Immers die regel is gewis, het geloof is uit het gehoor en het gehoor is door het woord Gods i). Men begrijpe wel, dat wij niet vast willen houden, dat niemand zou kunnen zalig worden , die de Heilige Schrift niet leest, immers dat zou zijn met eenen pennestreek den blinden van de mogelijkheid, om zalig te worden, verstoken te verklaren. Maar wie zou nu met het voorbeeld van een blinden , die tot de kennisse der waarheid gekomen is , zonder de Schrift te hebben kunnen lezen, de stelling willen verdedigen, dat de menschen over 't algemeen de Schrift niet behoeven te lezen? Even zoo weinig bewijskracht heeft het getuigenis hetwelk de Bisschop uit Augustinus aanvoert: nadat deze de groote gaven Gods, het geloof, de hoop en vooral de liefde in hare verhevenheid en onmisbaarheid heeft voorgesteld , zoo zegt hij, dat <■ zoo iemand met geheel zijn «hart op geloof, hoop en liefde steunt, en deze drie » standvastig bewaert, hij de schriften niet noodig heeft » dan om anderen te onderwyzen. Zoo leven veleKluyze» naers in de wildernisse zonder de heilige boeken te heb- 1) Rom. X : 17. » ben. >> Zal er nu wel een onpartijdige lezer zijn die daaruit zou willen opmaken, dat men de Heilige Schrift niet nooaig heeft? die kluizenaars immers leefden in de wildernisse ook zonder Bisschop , zonder Priester ; zonder Kerk , noch misoffer, ja zonder prediking , en wat zou de Aartsbisschop antwoorden, zoo een zijner Diocesanen hieruit een bewijs wilde nemen , dat hij ook deze zoo goed als de Schriftuur missen kan? Nimmer heeft dan ook noch een Aujmstinus noch eenig ander Kerkvader die zeldzame Ö O voorbeelden aangevoerd , met't doel, om daaruit te bewijzen , dat men over 't algemeen de H. Schrift niet noodig heeft: integendeel, die eenigzins met de schriften der Kerkvaderen bekend is, zal hun getuigenis voorzeker niet in 't midden brengen , om de lezing van de Heilige Schrift tegen te gaan. Zou 't den Aartsbisschop dan onbekend zijn, dat dezelfde Augustinus op zoo vele plaatsen , de lezing van de Schrift, aan elk ten sterkste aanbeveelt, ja dat hij 't goddeloosheid noemt, zoo wij niet lezen , wat voor ons geschreven is, en de Schrift niet anders beschouwt dan O ' als een brief door den Almagügen tot zijn schepsel gezonden ; en zou hij, voegt hij er bij, die een brief van een vriend ontvangt, niet in staat zijn, er den zin van te verstaan. Heeft niet Chrysosthomus uit de onkunde in het woord Gods alle ketteiijen, alle ongeregeldheden in het leven afgeleid i). Riep een Theodoretus niet in verontwaardiging uit : O! hoe vele strikken leggen zij niet voor dé zielen, die beletten willen dat men de verhevene godspraken van den Hemelschen Koning onderzoeke! 2). Doch , wij zouden hier eene breede lijst van getuigenissen uit de Kerkva- 1) Chrysosth. Tom. III: de Lazar. 2) ïlieorl. rotitr. divers, haeres. serm. 2. deren kunnen laten volgen, ware het niet door anderen meerdan eens en bij soortgelijke gelegenheid ook door ons zeiven gedaan. Of moeten wij nog eens van Augustinus spreken, die van de Schrift zegt: «zij werd mij des te meer geloofwaardig, naar mate zij door allen kon gelezen worden , en , terwijl zij de grootheid harer verborgenheden , in een meer diep doordringend versland bewaarde, met klare woorden en in eene zeer gewone spreekwijze aan elken lezer zich te verstaan geeft, en hen die niet geheel ligtvaardig van harte zijn, weet te oefenen i). Moeten wij herinneren, hoe die zelfde Kerkvader, want het valt moeijelijk van hem te scheiden ,' aan wiens schriften ik meermalen zulke onuitsprekelijk zalige uren te danken heb , elders zegt: de lezing van de Schrift geeft eene niet geringe voorsmaak der goddelij/.e gelukzaligheid : want in dezelve kan zich de mensch als in een spiegel beschouwen , om te weten , wie hij is en waar hij naartoe gaat: de gestadige lezing klaart alles op, geeft den lezer de schrik voor de hel en wekt zijn hart tot eene hemelsche vreugde. Die steeds met God wil zijn, moet veel bidden en lezen: want als wij bidden, spreken wij met God: als wij lezen , spreekt God met ons. Gelijk ons ligchaam door spijs, zoo wordt de inwendige mensch door Gods woord gevoed 2). Weten wij niet, hoe de ijverige Cyrillus, die in deIVe eeuw Bisschop te Jeruzalem was, de lezing der Schrift voor noodzakelijk hield , zoodat hij ook zelfs verlangde dat niets van zijne verkondiging zou worden aangenomen , dat niet uit de H. Schrift kon bewezen worden 5 1) Contess. libr. VI: Cap. V. 2) Aug. Op. Tom. X: serm. CX1I. ja zelf zijne hoorders vermaande « dat als zij in 't Evangelie hoorden lezen dat Jezus gekruist is, zij dan onderzoeken moesten of 't er wel staat. Gij hebt gehoord , zegt hij verder, dat men Hem edik heeft te drinken gegeven , en zoudt gij u niet willen de verzekering geven dat dit geschreven staat ? Gij hebt hooren zeggen , dat Hij begraven werd, en zoudt gij niet onderzoeken , of het werkelijk als eene gebeurde zaak beschreven staat p enz. i). De Bisschop van Cesarea, Basilius, die ook in de vierde eeuw geleefd heeft, dacht die over de lezing van de H. Schiift gelijk de Aartsbisschop van Mechelen, gelijk Rome zelfs in onze dagen denkt! Het is noodig, zeide hij, dat ieder de H. Schrift leze , zoowel om bevestigd te worden in de waarheid van zijnen Godsdienst, als om bewaard te blijven voor menschelijke overleveringen 2). Doch waar zouden wij eindigen, indien wij alle de plaatsen wilden aanhalen uit de geschriften der Kerkvaderen , die de lezing en het onderzoek der H. Schrift aan ieder aanprij «en. Maar nadat onze Primaet van Belgien beweerd, en op zijne wijze bewezen heeft, dat, noch God zelve , noch de Kerkvaderen gewild hebben dat de geloovigen het woord Gods zouden lezen, en dat die lezing ook onnoodig is, zoo besluit hij, dat de H. Kerk die lezing heeft kunnen verbieden, wanneer zulks aanleiding gaf tot groot misbruik , en dit beweert hij dat nu juist plaats heeft. Om dit nader toe te lichten, vervolgt hij aldus : « De H. Schriftuer is duyster op vele plaetsen , in alle » hare boeken worden uitdrukkingen gevonden moeyelyk 1) Catecli. IV: 1 p. 31 en XIII. pag. 103. 2) Kegel. Brev. inter. 95. » 0111 te verstaan!» Hierop moet aangemerkt worden. i°. dat de Heere aan den biddenden onderzoeker den H. Geest beloofd heeft, die hem leeren en leiden zou in alle waarheid i); 2°. dat er gewisselijk duisterheden , liefst verborgenheden , in gevonden worden, die wij niet geheel kunnen doorzien, maar die zullen er ook de meestgeoefende onder de geestelijken in vinden ; zij betreffen ook niet zoo zeer de waarheid, die zalig maakt, maar veeleer de kennis, die zich steeds wenscht uit te breiden ; 3'. dat de woorden Gods klaar en duidelijk en zeer verstaanbaar alles voorstellen, wat wij ter zaligheid noodig hebben te kennen en te gelooven en de Heere zelve, zoowel door eenvoudige Visschers te kiezen tot Apostelen als door Zijn dankend gebed, waarin Hij Zijnen Vader dankte, dat Hij de dingen des heils den wijzen en verstandigen had veerborgen, maar den kinderkens geopenbaard 2) , het tegendeel geleerd heeft, van 'tgeen de Aartsbisschop en de R. Kerk staande houden; want daar ons de Apostel herinnert, dat God « het dwaze dezer we» reld, het zwakke Gods, dat sterker is dan de menschen , » uitverkoren had 3) , en dat het niet waren , vele wijzen » naar den vleesche, niet vele magtigen, niet vele edelen 4),» zoo kan men wel nagaan dat het Goddelijk woord , ja wel heilige verborgenheden bevat, maar nooit in den zin der R. K. duister kan noch mag gezegd worden te zijn. Integendeel beweert de Apostel, dat «zoo zijn Evangelie 1) Johan. XVI: 13. 2) Malt. XI: 25 3) 1 Cor. I: 27-28. 4) Ibid. 26. » bedekt is, hetzelve bedekt is voor de geen die verlo- ' o » ren gaan » i). Doch onze Aartsbisschop vergenoegt zich niet met juist het tegendeel te zeggen van 't geen de Schrift zegt, maar hij leidt er eene gevolgtrekking van af, even zoo verwijderd van de goddelijke bedoeling als op een geheel valsch fundament rustende. Hij zegt: « God schynt de menschen ali) zoo (namelijk door die zoogenaamde duisterheid der H.S.) »te hebben willen dwingen om zich te wenden tot diegene, » welke Hy gesteld heeft 0111 dezen H. Schat te bewaren, en »omde waerheden, die daerin besloten zyn, uit te leggen. » Hoe geheel anders spreekt de Bisschop van Hippone , als hij zegt, dat de S.chrift alles wat wij noodig hebben om ons leven te regelen, op eene gemakkelijke en verstaanbare wijze voorstelt; dat zij zichzelve verklaart en te verstaan geeft, met duidelijke woorden op de eene plaats leerende, wat zij op eene andere plaats meer ingewikkeld voordraagt : ja zelfs dat die meerdere moeijelijkheid zelve zeer nuttig en noodig is (waartoe? om ons tot de Priesters te zenden? neen: volstrekt niet) maar ter oefening van ons geloof en godzaligheid " Zoo er geene duisternis was, zegt Pascal, dan »zou de mensch zijne ellende niet gevoelen. Zoo er » geen licht was, hij zou geen hoop voeden op een ge>) neesmiddel. Het is dus niet alleen regtvaardig, maar zelfs » nuttig voor ons, dat zich God ten deele verborgen houdt ö 7 O » en ten deele zich openbaart, omdat het even gevaarlijk »is voor den mensch God te kennen zonder zijne ellende » te kennen, als zijne ellende te kennen en geen kennis van » God te hebben. — In plaats dus van te klagen , dat zich » God verborgen houdt, moeten wij Hem danken , dat Hij t) 2 Cor. IV: 3. » zich aan ons zoo verre geopenbaard heeft en dat Hij zich » niet geopenbaard heeft aan de wijzen en hoogmoedigen , » onwaardig een zoo heilig God te kennen i). » Dat er ten allen tijde menschen zijn geweest, der waarheid vijandig , die , om hunne dwaalleeringen ingang te doen vinden, eenige texten uit hun verband gerukt of verdraaid voorgesteld hebben, zijn wij zeer verre van tegen te spreken ; maar wat zal dit bewijzen ? Zal om het gruwelijk misbruik, dat sommige van de Schrift gemaakt hebben, ons het wettig gebruik van dezelve moeten worden ontnomen ? Hoe P is het zondig wijn te drinken , omdat er dronkaards gevonden worden ? men zou zoo doende ook zelfs het eten kunnen verbieden, omdat er gulzige menschen zijn , die de beste spijze misbruiken en hunne gezondheid daardoor verwoesten. Daarenboven, indien men de lezing der II. Schrift aan de leeken daarom weigert, omdat zij daarin plaatsen vinden , die zij-soms in een verkeerden zin uitleggen , 0111 hunne dolingen te bevestigen, zoo als onze Aartsbisschop zich uitdrukt, dan moest dit verbod zich evenzeer, ja in de eerste plaats tot den geestelijken stand uitstrekken. Immers raadplegen wij al wederge geschiedenis, dan vinden wij, dat verreweg de meeste ketterijen niet door leeken, maar door Priesters, door Bisschoppen , door geestelijken zijn ingevoerd. Klaagde niet reeds Cyprianus , dat bij de Leeraars geen aandachtige godsdienst was, bij de Dienaars geen opregt geloof, in hunne werken geene barmhartigheid en in hun leven geen tucht? i) en de vrome Basilius , hoe dikwerf herhaalt hij niet, dat men de ware leer uit de gemeente wegneemt, men stelt gaddeloo ze Opzieners en Lecr- 1) Pascal, Pensees. p.98-101. 2) Scrm. de Lunsis. aars over dezelve en de Bisschoppen pogen nog hunne meeningen door oproer en moord te stijven i). Ja liet is voor hem die slechts eene zelfs oppervlakkige kennis heeft van de kerkelijke geschiedenis eene onloochenbare waarheid, dat uit de geestelijken en niet uit de leeken cle grootste dwalingen zijn gerezen, welke zij dan getracht hebben te verdedigen door geheel uit hun verband gerukte texten der H: Schrift. Indien dan , om dit misbruik te voorkomen , de R. Kerk meent eenigzins geregtigd te zijn de lezing van het woord Gods te verbieden , dan moest zij voorwaar in de eerste plaats aan hare Priesters en geestelijken dit verbod opleggen , daar juist door hunne verdraaijingen van de Schrift zoo dikwerf de scliromelijkste wangevoelens zijn verspreid geworden, zoodat een Theodoretus-getuigde : de geestelijkheid had er vele onder zich, die aan ketterij deel hadden , terwijl de meeste des volks de ware leer volgden 2). Daarin ligt het jammerlijke en gevaarlijke van de praktijk der II. Kerk, dat de onbekendheid met den inhoud van de H. Schrift bij de gewone leden, door de onthouding van derzelver lezing ontstaan , hen buiten staat stelt de wangevoelens, dwaalleeringen en menschelijke inzettingen der geestelijkheid te erkennen en zich daartegen te verzetten. Neen, de Samaritanen geloofden niet alleen om het woord, dat de Samaritaansclie vrouw hen verkondigd had: zij moesten het van den Heere zelvehooren. DeBereërs geloofden geen Paulus zelfs, dan omdat Paulus naar de Schrift, door hen onderzocht, gesproken had. Zoo ook wij, wie wij zijn, Roomschen of Onroomschen : geen menschenwoord, maar Gods 1) Lihr. de Sp. Saricl. 2) Lihr. II: C. 24. aars over dezelve en de Bisschoppen pogen nog hunne meeningen door oproer en moord testijven 1). Ja het is voor hem die slechts eene zelfs oppervlakkige kennis heeft van de kerkelijke geschiedenis eene onloochenbare waarheid, dat uit de geestelijken en niet uit de leeken cle grootste dwalingen zijn gerezen, welke zij dan getracht hebben te verdedigen door geheel uit hun verband gerukte texten der H: Schrift. Indien dan , om dit misbruik te voorkomen , de R. Kerk meent eenigzins geregtigd te zijn de lezing van het woord Gods te verbieden , dan moest zij voorwaar in de eerste plaats aan hare Priesters en geestelijken dit verbod opleggen , daar juist door hunne verdraaijingen van de Schrift zoo dikwerf de scliromelijkste wangevoelens zijn verspreid geworden, zoodat een Theodoretus-getuigde : de geestelijkheid had er vele onder zich, die aan ketterij deel hadden , terwijl de meeste des volks de ware leer volgden 2). Daarin ligt het jammerlijke en gevaarlijke van de praktijk der R. Kerk, dat de onbekendheid met den inhoud van de H. Schrift bij de gewone leden, door de onthouding van derzelver lezing ontstaan , hen buiten staat stelt de wangevoelens, dwaalleeringen en menschelijke inzettingen der geestelijkheid te erkennen en zich daartegen te verzetten. Neen, de Samaritanen geloofden niet alleen om het woord, dat de Samaritaansclie vrouw hen verkondigd had: zij moesten het van den Heere zelvehooren. DeBereërs geloofden geen Paulus zelfs, dan omdat Paulus naar de Schrift, door hen onderzocht, gesproken had. Zoo ook wij, wie wij zijn, Roomschen of Onroomschen : geen menschenwoord, maar Gods 1) Lihr. de Sp. Saricl. 2) Lilir. il: C. 24. woord moet geloofd worden, en het woord des mensclien slechts clan, als hetzelve niet Gods beschreven woord, want een ander is niet geopenbaard, overeenkomt. Maar wat leert ons de geschiedenis? Naarmate zich Rome meer magt en gezag aanmatigde, werd ze naijveriger om door veelvuldige menschelijke inzettingen der geloovigen zielen te binden, bezig te houden en in onderdanigheid aan de zich steeds uitbreidende geestelijke magt der kerkelijken te oefenen: zoo werd allengskens de dienst eene aaneenschakeling van plegtiglieden en werkzaamheden, die als het ware elkander verdrongen en de plaats voor nadenken en onderzoeken innamen : vreezende intusschen , dat zoo men eens van alle die kerkelijke gewoonten en leeringen aan het goddelijk woord zou gaan toetsen, der Pauselijke en aller geestelijke heerschappijvoering afbreuk zou gedaan worden, daar eene meerdere beoefening en kennis van het woord de ongegrondheid van zoo vele leeringen, als welke Rome allengs had ingevoerd, ongetwijfeld zouden aan den dag brengen , besloot men de gelegenheid daartoe in eens af te snijden door het stellig verbod, aan de leeken gedaan, om den Bijbel in de moedertaal te lezen. Door dit meesterstuk der Godewederstrevige hoogmoed had Rome den sleutel der kennisse der goddelijke waarheden weggenomen en tevens de mogelijkheid om tegen haar van dwaling en logen met de uitspraken van God zelve te getuigen. Wil zij haar heerschappijvoerend gezag handhaven, dan moet noodwendig het geloof der leeken een blind geloof, een geloof op gezag blijven en daartoe moet de menigte in onkunde gehouden worden of slechts die mate van kennisse ont- vangen, die geen schade kan doen aan Rome's invloed -en heerschappij. In de middeneeuwen was 't wel niet noodig over het verbod van de lezing der Schrift breedvoerig uit te weiden : als slagtvee volgde de groote me- Ö O O o ^ nigte de stem der geestelijke drijvers, en zoo lang men nog des Pausen voet in baldadigen hoogmoed op den nek van een gekroond hoofd kon zien stellen1, zou 'twel overbodig geweest zijn , maatregelen te nemen tegen het onderzoek der Schrift, die toch niet onderzocht .werd, zoodat er van dien kant niets te vreezen was. Maar naar mate dat onderzoek begon in 't werk gesteld te worden en als noodzakelijk gevolg daarvan, velerlei verkeerde leeringen en misbruiken in de Roomsclie Kerk deed ontdekken en aanwijzen , begon de stem van Rome zich ook krachtiger te verheffen tegen dat onderzoek , als aan de onderdanen van het geestelijk Hoofd niet voe' gende. Indien men dan al in een Paus Pius VI iemand mocht vinden , die de lezing van de H._ Schrift aan elk een aanprees, zoodra het biddend onderzoek van dat woord, door de naar waarheid en troost smachtende ziel van eenen Lutlier ten gevolge had , zijn van God gezegende weerstand tegen de gruwelijke leeringen en verbasteringen der R. Kerk , vernieuwde en versterkte men het verbod op de Concilie van Trente; en een Pius VII schaamde zich niet met de gruwelijkste lasterwoorden tegen de Bijbelverspreiding, het vrij lezen des woords, als eene der snoodste wandaden en misdadige pogingen, het anathema waardig, ten sterk sten af te keuren , ten strengste te verbieden. Wie erkent niet in die rigting den magtigen invloed van den Vorst der duisternisse , die o o ' ten allen tijde ten doel heeft den menschaf te houden van de ware kennis, die hij van het woord Gods moet hebben , om Hem te dienen : bij de Joden, wien de woorden Gods zijn toevertrouwd, tracht hij de zaligmakende kennis onder een berg van ongerijmde en veelal beuzelachtige Rabbynsche schriften en menschelijke inzettingen als 'tware te begraven: bij deRoomschen weet hij de'lezing en het onderzoek der Schrift bijna voor zonde te doen doorgaan, of voegt er ook zoo vele menschelijke overleveringen bij , dat het waar karakter der Goddelijke Openbaring daardoor verloren gaat: en bij de Protestanten och ! dat hij , die vijand van waarheid , ja vijand van God en der menschen, ook niet bij hen zoo grooten invloed had en ingang vond , om bij zoo velen , terwijl ze liet woord van God hebben en mogen, ja pligtshalve moeten onderzoeken , dat onderzoek te doen nalaten , de lezing van hetzelve , of te doen verzuimen , of zoo bloot stoffelijk zonder zalving, zonder geloof te doen plaats heb( ben , dat bet noch aan het doel beantwoordt, waartoe ons God Zijn woord geschonken heeft, noch de keimisse der waarheid tot heil der ziele en tot eere Gods er door verbreid wordt. Maar er is , ja geloofd zij God en gedankt Zijne onveranderlijke trouwe , er is ten allen tijde geweest en er is ook nu nog een overblijfsel naar de verkiezinge der genade, vanzulken , die, met geheel hun hart dat woord van God, als de uitdrukking van zijnen Goddelijken wil erkennende, hetzelve biddend en dankend lezen en onderzoeken met geloof en steunende op de belofte, dat de Heere hen Zijn woord zal doen zijn als een licht voor hun pad, eene lampe voor hunnen voet. Eu wat ondervinden die ? geene vreugde , die niet door dat onderzoek geheiligd wordt; geene droefheid , die daarin niet vertroosting vindt; geene donkerheid op 't pad des levens waarop dat woord niet eenige lichtpunten weet aan te toonen ; geene dwaalleer , die niet daardoor kan aangewezen en wederlegd worden ; geen vijandelijken aanval eindelijk die niet daardoor kan afgeweerd of afgeslagen worden. Is de hoogste schat, die God in nederbuigende liefde aan het zondig menschelijk geslacht gegeven heeft Zijn Zoon, het Woord dat vleescli geworden is: na die hoogste aller gaven is er geen gewigtiger, geen rijker in zegeningen , geen die grooter weldadenGods verbreidt, dan het geschreven woord en den Geest der waarheid , die t ons verklaart en toepast. Ja, daar heerseht eeneliemelsche verborgenheid van verband, tusschen het in 'tvleesch verschijnend en in letters uitgedrukt Woord van God. Beide roepen de zondaars tot het geloof: is Jezus het brood des levens : het woord is het verborgene Manna . ö 7 dat de ziele voedt: is Jezus het Licht, de Waarheid : ook het woord is de waarheid en een licht op ons pad : is het Jezus, die der aan zonden gekluisterde ziel vrijheidschenkt; ook van'twoord wordt getuigd, dat't ons vrijmaakt; ging Jezus het land rond wel doende; o! getuigt gij 't, bevoorregte geloovigen, die in uw midden en in uwe omgevingen het woord Gods hebt zien verbreid worden en gaarne ontvangen ; getuigt het, wat weldaden hetzelve in uw hart , in uw huis, in uwe omgevingen heeft uitgestort: — maar is het Israël zwaar gevallen, dat ze Jezus , den Zone Gods geweigerd hebben te ontvangen, wat vreesselijk oordeel zal hen niet wachten , die het woord Gods zijnen loop niet laten houden, aan arme zondaren hetzelve weigeren en op die wijze op zich toepasselijk maken, het schrikkelijk verwijt van den Heere Jezus: Wee u, gij Schriftgeleerden en Phariseëu , gij geveinsden, want gij sluit het Koningrijk der Hemelen voor de menschen, gij hebt den sleutel der kennisse weggenomen : gij zelve zijt niet ingegaan en die ingingen, hebt gij verhinderd i). Of zou ooit, hoe donker en duister ook de Heilige Schrift ' ö volgens het oordeel der R. Kerk zij, dit een billijke grond zijn om derzelver lezing te verbieden ! Ja> zegt de Aartsbisschop : « want degene die de H. Schriftuur lezen » zyn in gevaar van er den waren zin niet van te vatten. » Is het te verwonderen, dat zy in groote dolingen val» len indien zy niet met ootmoedigheyd luysteren na de » stem van de H. Kerk? » Maar zouden de Schriftgeleerden en Pharizeën, of de geestelijke overheden der Joodsche /Kerk, wel eene andere redenering dan deze gevolgd hebbeu, toen zij het volk wilden afhouden van het hooren naar den gezegenden Jezus ? Voorzeker die met ootmoedigheid geluisterd hebben naar de stem deiSynagoge , bleven wat zij waren, en kwamen niel tot Hein, die de Waarheid zelve is. Nimmer, wij herhalen het, zal het misbruik dat sommigen gemaakt hebben van eenige plaatsen , die zij in een verkeerden zin verklaard hebben, het verbod van het nuttig gebruik wettigen ; de Aartsbisschop zegt ons zelve , dat men uit den 2'len brief van Petrus gewaar wordt, «hoe reeds ten tijde » der Apostelen , eenige plaatsen der brieven van Paulus » en ook andere boeken van de Schriftuur slecht uitareleert o ö » wierden , door onkundige en ligtvaardige menschen , » welke daarvan tot hun eigen nadeel misbruik maakten. » Is dit zoo, welnu, dan hebben wij slechts na te gaan , wat Petrus tegen dat misbruik gedaan heeft: daar er nu in geene zijner twee brieven , noch schijn noch schaduw is vaneenig verbod, om de Schrift te lezen , maar wel het. tegendeel, eene zeer nadrukkelijke aanprijzing van hel 1) Luc. Xt: 52. Prophetisch woord, dat zeer vast is en men wel doet er op acht te geven, als op een licht schijnende in eene duistere plaatse i), zoo zou een van beide hieruit moeten volgen, of dat het misbruiken van 't woord doorsommigen geen verbodvan deszelfslezing wettigen kan , of dat Petrus zelve niet behoorlijk zorg gedragen heeft voor de gemeente, en dat zijne opvolgers , de Stoel van Petrus , eene hoogere mate van wijsheid dan de Apostel aan den dag leggen. Hoe men 't ook opvatte, noemt zich de Paus een opvolger van Petrus, liij zij dan vooral een navolger van Petrus. En wat zal uit de woorden van Yincentius van Lerins moeten worden afgeleid, als hij de handelwijze der ketters van de 5le eeuw beschrijft? immers indien zij, die naauwlijks » eene hunner dolingen (zoo als hij zegt) doen kennen , » zonder dezelve te willen bewijzen met eenige woorden » uit de Schrift gelijk Paulus van Samosaten , Priscillianus, »Eunomius, Jovinianus en andere, geene leeken maar geestelijken, Bisschoppen waren, gelijk bekend is, dan zou de gevolgtrekking hieruit af te leiden alweder moeten zijn , dat de Paus den Bisschoppen veeleer dan den leeken het verbod had moeten opleggen van de Schrift te lezen : ook deze aangehaalde plaats bewijst dus niets. Maar het was voor de i3Je eeuw bewaard, toen de Albigenzen en Waldenzen na een getrouw onderzoek van 't woord, tegen de gruwelijke verbasteringen der Kerke , tegen de geweldenarij der Pausen predikten, dat de Concilie van Toulouse besluiten nam , die geheel van het Antichristisch karakter doordrongen waren, hoezeer door den Aartsbisschop met lof vermeld, waarbij de leeken werd verboden een Bijbel te bezitten ; zelfs geen Psalmboek mogt men behou- 1) 2 Potr. I. 19. den in de moedertaal. Zoo dacht de vijand door tracht en geweld het licht der waarheid , dat een doorgang zocht in die nachtelijke donkerheid, die de Kerk overtrokken had, uit te dooven , maar vruchteloos: er bleven steeds eenige eenvoudigen in den laude, eenige Sionieten, die tot God den Heere in de stille nachten hunne smeekstemme verhieven en met een David uitriepen , O! Heere, rukt het woord der waarheid van mijnen mond niet al te zeer, want ik hoop op Uwe regten i) , en de Heere verhoorde het verborgen gebed. Hij liet David steeds eene lampe behouden in de nederige Valleijen van Piemont, tot dat Hij eindelijk in de i6de eeuw, het smeulend vonkje tot eene vlamme, het rookend vlaswiekje, dat Hij niet had uitgebluscht, tot eene heiderschijnende fakkel deed opgloren. Het woord van God verrees als uit het donker graf, waarin Rome hetzelve zoo langen tijd begraven had: het herrees en spreidde de stralen zijner heerlijkheid in 't rond, na de doodsbanden der menschelijke inzettingen en overleveringen als afgeschud te hebben : de Hervorming was geboren en de zoo lang zuchtende Kerk van Christus, ademde Weder vrij, als in de dagen harer jeugd. Als verkwikkende regendroppen die het smachtend aardrijk na eene brandende zomerhitte komen verblijden , zoo vielen die levende woorden Gods in menig naar waarheid en leven dorstend harte. Geen banbliksem van uit het Roomsche Vatikaan, geene stroomen bloeds vermogten de verbazende werking , die Gods Geest door Zijn woord daarstelde, te stuiten of te stremmen. Maar Rome bleef Rome, vijandin van waarheid, omdat dewaarheid haar logen bestraft; vervolgster van al wat 1) Ps. CXIX: 43. 4- r licht verspreidt, omdat de verborgenheid der ongeregtigheid, die zij zoo lang gedreven had, hierdoor openbaar en hare dwingelandij en Priesterheerschappij bedwongen zouden worden; zij trachtte die Hervorming bij haar ontstaan te vernietigen. Herodes zocht het kindeke Jezus te vermoorden, maargeen nood; Godzelvehad het gered. Neen,Rome, hoogmoedig Rome, gij kunt Bethlehems bloedbad hernieuwen , maar het woord van God in uwe magt te krijgen, neen, dat vermoogt gij niet. Het kindeke wies op en werd gesterkt in den Geest! Het woord had zijn loop en keerde niet ledig weder, want het moest doen, wat den Heere behaagt; het was voorspoedig in hetgeen, waartoe God het had gezonden en ziet, voor doornen gingen dennebooraen, voor distelen myrtenboomen op ! Ziedaar het bovenmate aangroeijen der misbruiken, zoo als de Aartsbisschop zegt, dat de lezing van de H. Schrift, in de 161' eeuw had te weeg gebragt. Maar kan men dan tegen die o o Ö O zoogenaamde misbruiken niet anders dan door vervolging Ö Ö Ö of door logen en laster te velde trekken? Hoe, terwijl de werken van Luther en Galvyn in zoo veler handen zijn , heeft een der Hoofdprelaten van Rome, CardinaalAartsbisschop en Primaat van Belgie , zoo weinig achting voor de hooge waardigheid, die hij bekleedt, dat hij zich niet ontziet ten aanhoore der wereld , het onwaarachtig getuigenis af te leggen , dat, volgens Luther en Galvyn , een iegelijk de Schrift zou mogen uitleggen volgens zijn natuurlijk verstand en eigen zin ? En waarom dan niet de plaatsen aangewezen, waar de Aartsbisschop in de geschriften dezer Hervormers zulke verklaringen zoude gelezen hebben? Het is voor hen, die met de werken dier mannen slechts eenigermate bekend zijn , onnoodig de veelvuldige plaatsen aan te wijzen, waarin zij zich juist t ten sterkste daartegen verzetten. Is het niet Calvyn (0111 slechts een eenig bewijs aan te halen) , die bij de uitlegging van de gewichtige woorden , « de natuurlijke mensch » verstaat de dingen, die des Geestes Gods zijn, niet: want 11 zij zijn hem dwaasheid: en hij kan ze niet verstaan, » omdat zij geestelijk onderscheiden worden » uitdrukkelijk zegt: « De Geest van God, van wien de leer des » Evangelies afkomt, is de eenige ware uitlegger, die ons » dezelve verklaart, zoodat om dezelve te beoordeelen, des » menschen verstand voorzeker blind is zoo lang' het niet »door den H. Geest verlicht is» i). Is het nu niet der waarheid te kort doen , ja een lasterlijk getuigenis af te leggen als men durft beweren dat de Hervormers van meening waren,'dat een iegelijk volgens zijn natuurlijk verstand en eigenzin de Schrift mag uitleggen? of, voegt er de Schrijver bij , volgens de verlichting die hij van den H. Geest ontvangt! Hoe, is dat dan voor de Aartsbisschoppelijke wijsheid gelijkluidend , de H. Schrift uit te leggen volgens zijn natuurlijk verstand of volgens de verlichting des H. Geestes! Maakt de verhevene kennis , die de Roomsche Prelaten zoo gaarne bij hunne onderhoorigen den naam willen hebben te bezitten, geen onderscheid tusschen het natuurlijk verstand en de verlichting des H. Geestes ! Neen , Luther , Galvyn en alle de Hervormers hebben ten alle tijde het eerste ontkend en juist het tweede vastgesteld en beweerd , dat de mensch niet door eigen natuurlijk verstand, maar wel door de aan een iegelijk , die bidt, beloofde gave des H. Geestes , de H. Schrift zal kunnen verstaan en uitleggen ten opzigte van die dingen, die tot de zaligheid noodi» 1) Calvini Oper. Tom. VII. Com. in 1 Cor. rap. II: v. ii. zijii te kennen. En wat leert nu verder de geschiedenis ? naar mate het licht meer en meer bij de Hervormden opging , versterkte en bekrachtigde de geest der duisternisse binnen de Roomsche Kerk alle die Godonteerende middelen , om den zwakken onkundigen menscli een schrik in te boezemen tegen het onderzoek van Gods woord. De ten gevolge der toenemende invloed en uitbreiding der Hervorming, bijeengeroepen beruchte Concilie van Trente in 1545 aangevangen en eerstin r563 gesloten , waarin die verbasterde Kerk van Rome, haren afval verzegeld heeft, als hebbende daarin hare onschriftmatige geloofsbelijdenis, een mengsel van waarheid en logen, van godsdienst en afgodsdienst, nader bepaald en vastgesteld, en hare vijandschap geopenbaard tegen de op Gods onfeilbaar en geschreven woord alleen zich beroepende Hervorming, de Concilie van Trente heeft niet alleen de vrije lezing der H. Schrift in de moedertaal aan de leeken verboden , maar ook in hare zittingen opzettelijk het stuk behandeld- van de uitlegging des Bijbels , en is tot het besluit gekomen , dat men zich streng houden 'moest aan de uitlegging van de R. Kerk , aan wie, zegt zij, het alleen toekomt, te bepalen den waren zin en de ware uitlegging der Schriftuur, zich aldus aanmatigende het nÖ Ö ' 0 sezao- van den H. Geest, die beloofd werd , als zullende Ö Ö ' ' in alle waarheid leeren en leiden, en wel beloofd niet aan de apostelen alleen en hunne opvolgers, maar aan een iegelijk geloovige , wien de Heere toezegt het ootmoedig gebed om den Heiligen Geest te zullen veryullen. « Bidt en u zal gegeven worden, ja een iegelijk die bidt, » die ontvangt, want, welk vader onder u,dien de zoon om » brood bidt, zal hem eenen steen geven P indien dan gij , » die boos zijt, weet uwe kinderen goede gaven te geven , I « lioe veel te meer zal de Hemelsche Vader den Heiligen » Geest geven dengenen, die Hem bidden ? » i) Zoo is dan het sluiten van den Bijbel voor den leek niet meer als het gevoelen van sommige geestelijken of Pausen , maar als een der hoofdartikelen der belijdenis van de Roomsche Kerk te beschouwen; en daar er iti de H. Schrift, noch schijn, nochschaduwe is , waarop die Kerk dit gevoelen zoukunnen gronden,zoo is zij het inderdaad, diegeheel op een rationalistisch grondgebied gevestigd is. Immers t is mets anders dan eene menschelijke redenering, geheel buiten het woord , als men een middenpunt van gezag schept, waar 't alleen gegeven zou zijn over den waren zin en de uitlegging der Schrift te oordeelen , omdat men niet begrijpen kan, hoe men anders op eene en dezelfde wijze het woord zou kunnen verstaan. Mogten de opregte Roomsch Katholijken zich uit dien cirkel van valsche redenering losmaken ! hoe, wanneer men in alle waarheid betuigt gereed te zijn , zich aan het gezag der Kerke , om de Schrift te verklaren, te willen onderwerpen , zoodra men uit de Schrift zal bewezen hebben, dat haar dat ezag toekomt , zal men dan mogen eischen, dat de daartoe aangevoerde texten verklaard worden, volgens den zin, die de Kerk daaraan geeft? Maar dit doende begin ik immers met voor waar te erkennen 't geen ik voorhad eerst als 't blijkt op de Schrift gegrond te zijn , voor waar te willen houden ! Welk eene ongerijmdheid! Ik wil intusschen voor een oogenblik , dat ongerijmde aannemen: ik wil eens toegeven en erkennen zonder de Schrift daartoe te raadplegen , aan de R. Kerk is het e/eniglijk gegeven 1) r.uc. XI: 9, 13. I over den waren zin der Schrift te oordeelen; hoe geloot ik dit dan P Op verzekering van anderen; niet op grond van Gods woord : maar wat doe ik dan ? Om het gevaar voor te komen , dat uit bloot menschelijke uitleggingen der Schrift zou kunnen ontstaan, werp ik mij neder op het gezag der R. Kerke 5 maar om aan die Kerke dat gezag toete kennen , moet ik een bjioot menschelijk getuigenis gelooven, mij verzekerende, dat aan die Kerk alleen dat gezag toekomt. Ook hier is eene even groote ongerijmdheid , waartoe men noodzakelijk vervallen moet zoo lang men niet inziet , dat als de Apostel Petrus zegt , dat geene prophetie van eigene uitlegginge is , hij daardoor leeren wil, dat wie ook de Schrift verklare, ('t zij een individu , het zij eene vergadering, t zij de kerkvaderen, t zij de algemeene Conciliën) , die uitlegging niet geschieden mag naar eigen zin , inaar volgens de verlichting des H. Geestes. De tegenstelling ligt dus tusschen bloot menschelijke uitlegging , die hij eigene uitlegging noemt eti tusschen de uitlegging die de Geest aangeeft, maar niet tusschen eene individueele verklaring en eene verklaring ' door algemeene Conciliën , of door Pausen of door de Kerk gegeven. Integendeel is het meer dan eens geschied, dat de geestelijken te zamen in vergadering bijeengekomen , zoodanige uitleggingen der Schrift hebben gegeven , dat dezelve in den zin van Petrus, van eigener uitlegginge moesten genoemd worden , terwijl van den anderen kant menig eenvoudig geloovige , diep doordrongen van eigene onbekwaamheid, maar biddende door liooger licht oeleid te worden, tot den waren zin en beteekenis zelfs van Ö 7 menig moeijelijken text gekomen is. Maar neen: Rome eenmaal in het verbergen van het licht der waarheid onder eene koornmaat hetveiligst middel gevondenhebben- (ie , 0111 eigen gezag en heerschappij te handhaven; eenmaal in de welverzekerde overtuiging, dat haar rijk uit zou zijn, zoodra de Schrift, die schatkamer van Hemelsche waarheid , door elk en een iegelijk zou mogen worden onderzocht, is op dienheilloozen en zondigen weg blijven voortgaan , ja volhardt daar nog in onder vreesselijke bedreigingen : «degeen, die den Bijbel zonder toelating » zal durven lezen of houden, zal, volgens Pius IV, » de H. Absolutie niet mogen ontvangen , tenzij hij » eerst den Bijbel aan den Bisschop heeft afgegeven !» En daarop beroept zich in onze dagen de Primaat van Belgie , met het voorgeven , « dat zoo men zonder onder» scheid het lezen van den Bijbel in de moederlijke taal zou » toelaten, daar meer kwaad dan goeds uit zou voortkom en.» Ilij bewijst dan verder hoe ten allen tijde zijne voorgangers in het Bisdom van Mechelen getrouw gebleven zijn aan die bepaalde uitgedrukte wet van de moeder de Kerk, zoodat men met dat verbod, niet alleen te velde trok tegen den voortgang der Hervorming, maar tegen alle opkomende waarheid. Immers toen Jansenius en naderhand Quesnel hunne leeringen hadden verdedigd en op de • Schrift gegrond, ontwaakte Rome als door den schrik getroffen , en , veroordeelende de voorstellingen van beide deze geestelijken , vernieuwde zij het verbod van de lezing der Schrift in de moedertaal , omdat ook tegen deze maatregelen van geweld Quesnel zich sterk had uitgelaten. Immers onder de treffende korte spreuken die wij bij dezen schrijver vinden, staan onder andere deze : « Het Nieuw Testament uit de handen van » Christenen te nemen of hetzelve voor hente sluiten, door » hen van de middelen te berooven om hetzelve te verstaan, „ is als of men den mond van Jezus Christus voor hen toe- » sloot, maar daar staat: Hij opende zijn mond en leerde » hen (Matt. Y: 2.) " Aan Christenen de lezing van de H. Schrift en vooral » des Evangelies te verbieden, is het licht weren van de » kinderen des lichts, en men doet l\en hierdoor in eene soort » van ban , want niemand, die eene keers ontsteekt zet die » in 't verborgen noch ondereenekoornmate; maaropeenen » kandelaar, opdat degenen, die inkomen, het licht zien mo» gen(Luc.XI: 32).» Nu dezeen nog vele andere met schriftuurplaatsen bewezene stellingen van Quesnel , kon de Roomsche Kerk niet laten voorbijgaan , zonder vernieuwing van het heilloos verbod ten opzigte van het lezen van den Bijbel in de moedertaal. Ook naderhand werd door Bisschoppelijke vergaderingen te Brussel gehouden ; door herderlijke brieven van de voorgangei's in het Bisdom van Mechelen; door de bulle Unigenitus van Clemens de IX , die volgens den Schrijver als een vasten regel des geloofs en der reden door geheel de Kerk is aangenomen , door alle deze middelen steeds krachtig de hand gehouden aan het verbod van het lezen des Bijbels en met de grootste naauwkeurigheid , zegt de Schrijver , werd de regel van Pius IV 1) in 't Bisdom van Mechelen onderhouden, tot dat in onze dagen de Colporteurs en anderen, die den Bijbel aanbieden en deszelfs onderzoek aanbevelen , en daarom Ziels-vijanden door den Aartsbisschop genoemd worden, eenige beweging in die doodsvalleije , eenige schudding van de dorre doodsbeenderen te weeg bragten. Nu moest dan ook dubbel gewaakt worden, en de Aartsbisschop , hoezeer ook in andere 1) Oc/,e regel is de vierde van die door eene Commissie uit de Concilie van Trenle vervaardigd en door Pans Pius IV goedgekeurd zijn. landen eenige verzachting in de strengheid van het vei' bod moge hebben plaats gehad, vindt het noodig den ouden regeltucht in zijn Bisdom te handhaven, « Overweegt, zegt hij, wat gevaar er in gelegen is in het » lezen van de H. Schriftuur voor die personen , die wei» nig geleerd zijn of weinig gesterkt in het geloof, of die » min onderdanig zijn aan de stem van hunne Herders.» Hieruit volgt dus dat die de Schrift zonder gevaar zal kunnen lezen, moet 1" wijs of geleerd zijn, — Doch Jezus dankte Zijnen Vader dat Hij die dingen voor den wijzen en verstandigen verborgen had, maar den kinderkens geopenbaard 1). '2 ' Hij moet sterk in het geloof zijn. — Maar indien de Heilige Schriften wijs kunnen maken tot zaligheid en nuttig zijn tot leering en onderwijzing 2), dan kunnen zij hem, die weinig gesterkt is in het geloof, niet alleen niet gevaarlijk, maar zelfs moeten zij hem zeer voordeelig en nuttig zijn om gesterkt te worden in het geloof. 3' Hij moet onderdanig zijn aan de stem van zijne Herders. — Voorzeker, dat is voor de Roomsche Kerk het veiligst. Indien iemand geheel onderdanig is aan de stem zijns herders, dan heeft men geen nood dat hij in het door hem gelezen woord van God eene andere leer vinde, dan die hem zijn Pastoor of Biechtvader zegt dat er in gevonden wordt, en zoo hij al eens mogt meenen, dat bijv. de woorden "gijzult u Doorgeene beelden nederbuigen » beteekenen: « gij zult voor dezelve niet knielen, » dan zal hij dit zijn gevoelen wel spoedig opgeven , alleen uit «onderdanigheid aan de stem zijns herders,» die hem zegt dat het dat niet beteekent; en als hij dan weder öp 1) Matth. XI: 25. 2) 2 Tim. 111: 10. eenen anderen tijd leest dat men « God meer gehoorzamen moet dan de menschen, dan zal hij alweder «uit onderdanigheid aan de stem zijns herders» den mond gesloten houden als die hem zegt, dat wie hem , Pastoor of Bisschop of Kerk van Rome hoort, ook denHeere hoort, en wie hem verwerpt, ook den Heere verwerpt! O! rampzalige geest der verleiding en verblinding! O ö Ö O Het is in goeden ernst, dat de Aartsbisschop zich tot zulk een besluit gebragt ziet, waar hij zijne medewerkers op het harte drukt, «dat zij de lezing der H. Schrift in » de moederlijke taal als eene gunst alleen aan dezulken » verleenen, die niet alleen geene schade daaruit kunnen » trekken, maar integendeel vermeerdering van geloof en » godvruchtigheid;» dat is met andere woorden alleen aan die $ welke deze lezing zonder er bij te denken in het werk stellen , of met het doel, om daardoor de leer der vooraf als onfeilbaar erkende R. Katholijke Kerk te bevestigen. Maar ook dan m»gen de medewerkers van den Aartsbisschop die toelating, die bijzondere gunst (want zoo spreken die Heerschappijvoerders over het erfdeel desHeeren) « slechts voor eenen bepaalden tijd verleenen, » opdat zij zouden kunnen ondervinden of die lezing hun » waarlijk voordeelig /.ij. » Men ziet hieruit hoe groot de vrees der geestelijkheid is, dat de lezing van Gods woord ook bij inachtneming der grootste behoedzaamheid , ja zelfs bij de grootste ingenomenheid*"met de leer der R. Kerk, soms eene andere ontdekking zou kunnen te weeg brengen en eenigen twijfel in 't gemoed ten opzigte van het gezag of het geloof der Kerk. Men zou bijv., zoodra men in I Tim. II: 5 de woorden las: « daar is één Middelaar Gods en der menschen, de mensche Christus Jesus, » kiyinen twijfelen of het niet tegen den wille Gods streedf, de hulp eu voorspraak van Engelen, van Heiligen of van de Moeder Gods in te roepen ; en ziende uit Hebr. IX: 28 dat « Christus slechts eenmaal geofferd is om veler zonden weg te nemen, » kon men wel eens het misoffer gaan verwerpen ; of als de aandacht eens op Rom. IV: 5 gevestigd werd, waarin zoo klaar geleerd wordt dat «dengenen, die niet werkt maar gelooft in Hem, die den goddelooze regtvaardigt, zijn gelóóf gerekend wordt tot regWaardigheid, » kon men wel eens betwijfelen of de R. Kerk, met hare v leer van verdiensten en goede werken, de waarheid aan hare zijde had. Zoodra nu zulk eene neiging tot onderzoek met verstand en zulke twijfelingen ten opzigte der R. K. als het uitwerksel van de verleende gunst om Gods woord te lezen zich voordoen , dan moeten zij die gunst intrekken, en daarom isheUoorzigtig slechts -voor eenen bepaalden tijd dezelve te verleenen. Immers dit is het eenig middel om eene opkomende overtuiging te verstikken. En natuurlijk; wil-then beletten , dat bij het opgaan der zon het licht niet binnentrede , daïi behoort men in j tijds deuren en luik«tr"te sluiten : maar zoolang het nacht blijft kan men beide gerustelijk openlaten ! Eindelijk , na'nog meer voorwaarden en voorzigtigheidsmaatregelen te hebben aangegeven , die men bij de vergunning van de lezing der H. Schrift in de moedertaal dient in acht te nemen, als of het heilig woord van God besmet ware en vol venijn, zoo besluit de Aartsbisschop, dat inen die lezing-uiet toesta dan « na naarstiglijk bevolen » te hebben het woord te lezen met dien geest van oot» moedigheid en onderwerping kan het gezag der II. Kerk, » die alleen alle gevaïi^kan afkeeren en die lezing kan » doen strekken tot hunne zaligheid. » Zoo zien wij dat ook, indien de leziug van Godswoord aan den een of ander zal mogen vergund worden, de Ixoomsche Kerk de grootste ootmoedigheid vooraf eischende en onderwerping aan haar gezag als voorwaarde van die vergunning , inderdaad niets vergant, daar de slotsom van alle onderzoek onderwerping aan Rome zijn moet. Wanneer wij nu de langzaam toenemende verbastering van die Kerk met aandacht en de geschiedenis in handen nagaan , dan worden wij gewaar dat zij het karakter van den schromelijksten afval en het merkteeken van een Antichrist meer en meer doet uitkomen. Immers het was vóór de zevende eeuw eene ongehoorde zaak, dat zich een eenige Bisschop als het zigtbaar hoofd van de geheele Kerk zou hebben opgeworpen, toen de hooghar-' tige Bonifacius zich den naam van Algemeen Bisschop heeft laten welgevallen, terwijl de H. Gregorius, zelf Bisschop van Rome, nederiger voorwaar dan zijne opvolgers, niet geaarzeld heeft dien Priester, die zich Algemeen Priester zou noemen of begeeren aldus genoemd te worden, als een voorlooper van den Antichrist te beschouwen , omdat hij zich in trotschheid boven de overigen zou verheffen 1). Het was in de achtste of negende eeuw, dat men niet alleen allerlei Heidenschegewoonten, processien, besprengingen met wijwater, de oude libatien der Grieken herinnerende , waslichten, rijk priestergewaad en wat niet al begon in te voeren, maar ook aan de in de kerken opgerigte beelden godsdienstige hulde te bewijzen : immers nog in den jare 767 werd er in Frankrijk nabij Parijs eene Kerkelijke Vergadering of Synode , waarbij Pepijn tegenwoordig was, gehouden, waarin onder anderen besloten werd, dat men loe zou staan de geboet- 1) Lilir. Vf. Epi't. 30. seerde en geschilderde beelden, alleen tot schoonheid en versiering der kerken, maar dat zij niet tot eenigen dienst, vereering of aanbidding mogten gebruikt worden, hetgeen de afgodendienaars doen i), terwijl in de Trentsche Concilie, die kwade praktijk als een deel der belijdenis van de Roomsche Kerk stellig verzegeld werd; immers hoezeer alle valsche beschuldiging, zoo 't heeten moest, van afgoderij van zich afwerpende, heeft die vergadering echter bepaald, dat men de Heiligen moest aanroepen en den beelden de verschuldigde eer en vereering (veneratie) moesten toegebragt worden , en het anathema uitgesproken tegen die anders dan dit besluit geleerd of gedacht zullen hebben i). Treffend is het wanneer wij den welsprekenden Massillon den oorsprong der afgoderij bij de Heidenen hooren verklaren. »Lidolatrie « zegt hij >» rendoit » « la créature Ie culte, que le Créateur s étoit réservé aLui " senl- La mort dunepersonne chère l'èrigeoit bientót en » divinité et ses viles cendres sur les quels son nèant étoit écrit » en caractères si ineffacables, devenoient elles-mêmes le titre » de sa gloire et de son immortalité, La folie de la cor- » ruption générale adopta un culte si bizarre etsi abominable: » tout F univers en fut infecté: la majesté de 1' Empire Eauto» visa , la magnificence des temples, Cappareil des sacrifices, » la richesse immense des simulacres rendirent cette extrava- 1) De sanctorum Imaginibus , utrumnc finjendaean pin-jendae esscnt in Ecclcsiis? Et Patres decreverant sanctorum imagines ficlas aut pictas ita ad ornatum et decus Ecclesiarnm lbrri posse. ut ad cultrum, venerationem et adorationem quod Idololatrae tacinnt, non habeantnr. Zie Handvest ClironvlVII Boek , 24 Ilool'dst. p. 302. ' 2) Ijnajines Cliristi, Deiparae Virginis et aliorum sanctorum in templis prasertim liabendas et retinendas, eisque debitum honorem et venerationem impertiendam Si quis bis decretis contraria docuerit aut scnserit • anathema sit!,... Canones et decreta S. S. Conc. Trident. opere .Jod. le Plat'. Sess. XXV. Pag. mibi 280-281. » gance vespectable» i). Maar wat zijn nu in het christelijk Home, die overblijfselen, die reliquien der Heiligen , wat zijn ze anders dan de viles cendres , sur lesquelles lf, néant est ecrit , nietig stof waarop de vergankelijkheid , de nietigheid als ingedrukt is P En aan deze wordt toch in de Roomsche Kerk godsdienstige hulde bewezen ! Vraagt men verder , waardoor die zondige en afgodische praktijk zoo algemeen is geworden , ook hier kan men de woorden van Massillon toepassen , » de gansclie wereld wordt er » mede besmet; de schitterende pracht der tempels (der »kerken) de toebereidselen der offerhanden , de groote « rijkdom der beelden en altaren geven die dwaasheid » (extravagance) een zeker aanzien van achtbaarheid ! » Wie kan het miskennen ! Rome bleef Rome: de vorm alleen veranderde, maar in haar wezen bleef zijdezelfde: afgoderij en beeldendienst maken ook nu een niet bijkomstig maar voornaam deel uit van haar wezenlijk karakter, van haar praktijk en leven: en toen zij in de i3de eeuw bij alle die verschijnselen van klimmende verbastering , nog gevoegd heeft het verbod van de lezing en het onderzoek der H. Schrift, heeft zij haar afval voltooid , daar zij hierdoor aan de eene zijde verhinderde de door God tot zaligheid geopenbaarde wraarheden te leeren kennen en van den anderen kant de leeringen en praktijk der R. Kerk aan Gods eenig gezaghebbend woord te toetsen. Wanneer wij daii al het gezegde te zamenvatten ; de leer der Roomsche Kerk , vooral wat de lezing der H. Schrift betreft, bij de duidelijke leering des Rijbels vergelijken, dan mogen wij gerustelijk elk waarheidlievenden lezer het oordeel overlaten , wie in deze de waarheid aan zijne zijde 1) Massiu.on. JonrdeNoël. lieeft, of een der Roonische Kerkhoofden, getrouw aan de beginselen zijner kerk , of de Gereformeerde, zijne belijdenis, alleen op het woord van God gegrond, getrouwelijk vasthoudende. Om zoodanig een vergelijkend onderzoek gemakkelijk te maken en cle dwaalbegrippen der Roomsche Kerk meer te doen uitkomen zal welligt de volgende tabel eenig nut kunnen hebben. Home /.egt: gij zult Gods AVoord niet leien nocli onderzoeken. Het lioot'd der Roomsche Kerk 7.cgt dankende tot God, ik heb hen Uw Woord on thouden. Rome verbiedt den leek het leien der Schrift in de moedertaal. Rome zegt: de Schrift is duister en verborgen. Rome zegt: dat er buitengewoone kundigheden noodig zijn om de Schrift te kunnen verstaan. Rome zegt: de lezing der Schritt kan tot dwaling leiden. Rome zegt: de lezing der Schrift is gevaarlijk voor die weinig geleerd zijn. De Ueere Jezus zegt:Onderzoekt de Schriften. (Joh. V, 39). Het Hoofd der kerk de gezegende Christus roept dankende tol Zijnen A aden Ik heb hen Uw AVoord gegeven. (Joh. XVII, 14). Paulus zegt: indien gij niet door de taal eene duidelijke reden geeft, hoe zal verstaan worden hetgeen gespsoken wordt. (1 Cor. XIV, 9). Paulus zegt: indien ons Evangelie bedekt is, zoo is het bedekt in degene die verloren gaan. (2 Cor. IV, 3). De Ileere Jezus Christus zegt: Ik dankc U, Vader , Heere des Hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor den wijzen en verstandigen verborgen hebt en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard. (Luc.XI,25). De Heere Jezus zegt: gij dwaalt daarom dat gij de Schriften niet weet. Mare. XII, 21. De Schrift zegt: niet vele wijzen naar den vlecsche , niet vele machtigen , niet vele edelen, maar het dwaze dezer wereld heelt God uitverkoren , opdat hij de wijze liesrhamen Rome zegt: de lezing van de Sclirii't is gevaarlijk voor die zwak in het geloot zijn. Rome zegt: God heelt de Priesters gesteld om de waarheden van de Sciirilt uit te leggen en te verklaren endoor hen alleen moet men de wet leeren. Rome zegt: onderwerjTu met alle ootmoedigheid aan de wet der kerke , diedenleeken verbiedt de Schrift te lezen. Rome zegt: wees ook hierin onderdanig aan de stem uwes Herders. Rome zegt: het verbod komt van den Paus- die de Stadhouder en Plaatsbetcleeder Tan den Heere Jesns Christus zelve ie. zoude; en het zwakke der werelrl heeft God uitverkoren, op dal hij het sterke zoude beschamen, en het onedele der wereld en het veraeh te heeft God uitverkoren , en hetgeen niet en is op dat hij 't geen iet is te niete zoude maken , op dat geen vleesch zoude roemen voor Hem. (1 Cor. 1,27). De Schrift zegt: de Wet des Heerenis volmaakt, bekeerende de ziele.de getuigenisse des Heeren is gewis, den slechten (den eenvoudigen, den zwakken) wijsheid gevende. Ps .XIX. De Heere zegt: bidten gij zult ontvangen : want wat vader onder u die denzoon om Brood bidt, zal hem een steen geven hoeveel te meer zal de Hemelsche Vader den II. Geest geven dengenen die Hem bidden. Luc. XI, 11-13. De Trooster de H. Geest, welken de Vader zenden zal in mijnen naam, die zal n alles leeren, enz. (Joh. XV, 2?). De Apostelen zeggen : men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan den mensehen (IIand.V.29). Een is Uw Meester namelijk Christus (Matt. XXIII, 8). Paulus zegt: dat niemand u overheersche naar zijnen wil enz. CollII, 18. De Heere zegt: ik ga henen tot mijnen Vader en .... Hij zal u eenen anderen Trooster geven, namelijk den Geest der waarheid. ... ik zal u geen weezen laten , Ik kom weder lot u. Joh. XIV. Hier is tnssehen liet heengaan en de wederkomst des Heeren, den Heiligen Geest als Plaatsbekleeder beloofd. En nn zegt Paulns: Al ware 'l dat wij of een Engel uit den Hemel u een Evangelium verkondigden, buiten 't geen wij n verkondigd hebben, die zij vervloekt, (Gal. 1, 3). Indien ook een Engel uit dén hemel u een ander Evangelie ver Kondigde, die zij vervloekt! Met deze woorden wend ik mij tot u, Roomsch-Katholijke landgenooten, onder welken ik mij verzekerd houde, dat niet weinigen m onze dagen van beroeringen en woelingen van allerlei aard, in onze dagen van instorting van zoo menigen zandgrond , waarop men zijne hoop gebouwd had, van wegkwijning en uitdrooging van zoo menigvuldige bronnen van welvaart en volksgeluk , naar iets blijvend, iets proefhoudend , iets wezenlijke vertroosting, geene bedwelming en bedriegelijke rust aanbiedend, verlangend uitzien. Tot u wende ik mij, voor dat ik de pen neerlegge, want gedrongen gevoel ik mij, plechtig te betuigen , dat geene liefdeloosheid tegen u, integendeel eene met warmte en levendige belangstelling werkzame liefde, mij opwekte en bezielde en de gedachte meermalen bij mij opkwam : Och! dat ik meer in de gelegenheid ware met opregte Roomschen om te gaan, met hen de knieën voor dien God en Zaligmaker te buigen, dien wij toch alle eiken dag onzes levens en vooral ook in de ure des doods zoo noodig hebben om onze zonden te verzoenen en ons te bekleeden met eene voor God geldende geregtigheid ! Ja dat 't mij gege- ven ware, dezulken op te wekken, om metmij onder toog van dien God , die den om liclit en waarueid smeekenden zondaar nimmer onveilioord en ongetroost van zich laat «•aan het woord der waarheid te onderzoeken, maar zooÖ ' danig te onderzoeken , dat wij niet als ledematen van de Gereformeerde en van de Roomsche Kerk te zamen kwamen, maar heide als zondaars, als deelgenooten in denzelfden rampzaligen afval van dien God, die oorspronkelijk het leven des menschen was en het weder worden moet, zullen wij eene gegronde hoop des eeuwigen levens hebben : als te zamen verloren en dood door de misdaden en zonden; als menschen van natuur onder Gods regtvaar- dieen toorn : en dezelfde behoefte hebbende aan vergeÖ ' ven de genade. Qcti! zoo eenmcUil die afgesmeekte zegen geschonken werd, dat gij, Roomsch-Katholijken die zoó gezind zijt, u met ons wildet vereenigen om te midden der groote menigte, die zoowel bij u als bij ons helaas! den gekruistenChristus niet liefhebben noch volgen, ons gezamenlijk in verootmoediging voor Hem neer te werpen, Zijne getuigenissen in handen te nemen, en tot Hem smeekende uit te roepen : ziedaar, Heere des levens, wij komen tot U , als arme, alles behoevende zondaars , die van ons zeiven geen licht, geene wijsheid hebben om de geestelijke dingen te verstaan , en die bij de menigvuldige verscheidenheid in onderscheidene kerkbelijdenissen, wenschen bewaard te blijven door mensclielijke begrippen weggesleept te worden , wij komen tot 1, en smeeken U ,dat Gij onsin de waarheid leiden wilt, dat Gij ons het pad des levens niet alleen aanwijzen maar er ons op brengen wilt; dat wij noch door Luther of Calvyn noc-h door eenigen Paus of Bisschop , .lat wij door geene mensehelijke leiding hoegenaamd maar alleen door Uwen Al- genoegzamenGeest,dienGij zeiven den bidder beloofd hebt, leeren mogtenwat waarlieid zij , wat die waarheid zij, die 't ons noodig is te kennen , opdat wij op den avond van den dag onzes levens, vermoeid van allen strijd der inensehen , met een kalm en vast geloof dat wij uwe onderwijzirige gevolgd hebben, weten mogen in uwe heerlijkheid uitgenadetezullen worden opgenomen, en bij denjongsten snik onzen geest blijmoedig in uwe handen geven ! Zegt het mij , o mijne Roomsche Landgenooten , zegt het mij , mijne medezondaars , indien wij op die wijze, daarlatende elk de bijzondere gezindheid , waartoe wij beliooren , als mensclien aan een en denzelfden Goddelijken Verlosser behoefte hebbende naast elkaar ondei;liet alziend oog van God en voor Zijnen troon geknield, Zijn woord onderzochten, dat de waarheid is, dat en u en mij gegeven is als een licht op ons pad, om ons door alle de donkerheden voor te lichten ; dat voor u en voor mij bekwaam is en nuttig totleeringe, tot wederlegginge , tot verbeteringe,totouderwijzinge, die in de regtvaardigheid is; zegt het mij zouden wij dan nog lang tegen elkaar overstaan , gij, als Roomsch-Katliolijken en ik, als Gereformeerde ? Neen in een ruimer en reiner dampkring zouden wij ademen; warmer zou het om ons harte zijn in de nabijheid van die Zon der Geregtiglieid, onder wiens vleugelen genezing is; wij zouden ons weldra als verlosten en vrijgekochten door het bloed des Lams, als Christenen in den waren zin des woords leeren liefhebben , te zamen den Heere loven en met elkander ons den smaad en de verachting, wellicht oo'; eens de vervolging van Phariseën en Sadduceën, beide onder u en onder ons, kunnen en mogen getroosten , verblijd dat wij Hem hebben leeren volgen , die ons toeroept » kent den Heere in alle uwe wegen en Hij zal uwe paden regt maken !» Maar om die zoo vurig verlangde nadering tot elkander van opregte Godzoekenden, waar zij zich ook mogen bevinden, voor te bereiden is het noodig , dringend noodig u al het zondige, al het Godewederstrevige te doen zien en opmerken, hetwelk in den toeleg van die Geestelijken, Herders Priesters , Bisschoppen, Aartsbisschoppen of Pausen, gelegen is, welke u den weg afsnijden tot het Evangelie uwer zaligheid i), door u te willen beletten het woord van God te lezen en te onderzoeken , terwijl alleen daarin en gij en ik en alle menschen kinderen, die het gebod van God boven het verbod van menschen wenschen te volgen, den eenigen zekeren en onbedriegelijken Gids ten leven , bij de voorlichtende genade des Heiligen Geestes vinden kunnen. Om u dan daarvan te overtuigen heb ik in deze bladen getracht aan te wijzen hoe uwe Geestelijken, geheel tegen Gods bevel en de praktijk der eerste Christelijke Kerk , u verbieden de Schrift te lezen ■ op welke droggronden zij hun gevoelen doen rusten: en hoe zigtbaarhun toeleg is om u onkundig te laten, opdat zij zonder moeite, u onder hunne heerschappij zouden houden , of, zoo als de Aartsbisschop zich uitdrukt, u onderdanig te doen zijn aan de stem van uwe Herders ; terwijl die stem in volstrekte tegenspraak is met de stem waarmede een Gezarit van den Oppersten Herder tot u komt » zoekt in het boek des heeken en leest 2). 1) Eph.1,3. 2) Jcs. XXXIV, 1(5. Bij den Uitgever dezes is mede van den zelfden Schrijver gedrukt: I. BELANGRIJK GESPREK tusschen een Pastoor en zijn .... ƒ 0.15. Oppasser De 23 stuks f 3.00. II BRIEFWISSELING tusschen twee Pastoors , vervolg op f 0.25. het Belangrijk Gesprek De 25 stuks f 4.00. III. ONTBOEZEMING over het Concordaat .... ƒ 0.40. IV. ROME HEEFT GESPROKEN, of eenige aanmerkingen op het Mandement van de Vaste voor 't jaar 1838, van den Bisschop van Luik aan zijn Bisdom . ... f 0.o0. V. ROME A PARLÉ etc. f °-2°- VI. DE ONTROUWE VERKONDIGING of de Vergeving der Zonden zonder zoenoffer ƒ 0-30. VII. EEN WOORD AAN HEILBEGEERIGEN . . . . ƒ 0.15. * De 25 stuks f 3.00. VIII. EENHEID EN VERSCHEIDENHEID of de Apostolische Leer der Christelijke Eenheid f O-oO.