81 K 171 flIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllltJIIIIIIIHIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll BETEEKENIS EN DOEL VAN DE MARANATHA-BEWEGING EN DEN ZOEKLICHT-ARBEID DOOR JOHANNES DE HEER ZOEKLICHT-BOEKHANDEL - ZEIST Drukkerij Wed. O. van Soest - Langestraat 25-31 - Amsterdam-C. BETEEKENIS EN DOEL VAN DE MARANATHA-BEWEGING EN DEN ZOEKLICHT-ARBEID DOOR JOHANNES DE HEER De Maranatha-beweging, voor zoover deze door den Zoeklichtarbeid vertegenwoordigd wordt, wenscht niet op één lijn geplaatst te worden met velerlei nieuwe „bewegingen" van den laatsten tijd, die een bepaalde sectarische strekking hebben; zij verlangt veeleer de vertolker te wezen van een diep verlangen, dat in de harten van duizenden geloovigen van verschillende kerken en kringen over het geheele land, ja over de geheele aarde, leeft: het verlangen naar de prediking van den wederkomenden Christus. Zij bedoelt te zijn: de uiting van een schrijnende behoefte aan eenheid en verdieping van geestelijk leven, welke in dezen tijd steeds dieper gevoeld wordt in de Gemeente van Jezus Christus op aarde. Wat in de Gemeente der eerste eeuwen „de eenige Hoop" was, was in deze laatste eeuwen nog maar „de Hoop van eenigen", en het is nog vaak zoo, dat als men over de Toekomst des Heeren spreekt, men voor een soort specialist, drijver of fanaticus wordt aangezien. Voordat wij nu iets over den Zoeklicht-arbeid gaan zeggen, willen wij eerst even stilstaan bij de Maranatha-gedachte in het algemeen, aangezien deze boodschap van den wederkomenden Christus — hoezeer ook verbonden met den arbeid van „Het Zoeklicht" — er toch feitelijk geheel onafhankelijk van is. De Maranatha-gedachte als algemeen verschijnsel. De Maranatha-gedachte is geen „import-artikel" uit Engeland of Amerika, zooals velen het believen te noemen ; zij is ook niet verbonden aan een bepaalde persoon of beweging, en evenmin het product van bijzondere omstandigheden. Uit de veelvuldigheid, waarmede — zoowel in het Oude Testament als in de Evangeliën, Handelingen en Brieven der Apostelen en de Openbaring — gesproken wordt, blijkt dat de Maranatha-gedachte niet alleen deel uitmaakt van Gods Raadsbesluit, doch ook de kern vormde van het Christelijk leven in de eerste eeuwen. Er wordt in het Nieuwe Testament over de Toekomst des Heeren zelfs veel meer gesproken dan over Doop en Avondmaal; en de c.a. driehonderd Schriftplaatsen waarin sprake is van deze Toekomst, hetzij als vermaning, als vertroosting, als levensregel, e.d., zijn zoodanig saamgevlochten met andere heilswaarheden, dat het niet mogelijk zou zijn de Maranatha-gedachte uit de Schrift te lichten zonder deze waardeloos te maken. Het is dan ook volkomen juist wat eens door een der moderne theologen is gezegd, n.1. „dat wij in onzen tijd eigenlijk een anderen Bijbel moesten hebben, aangezien wij immers toch niet meer leven in de verwachting welke de eerste Christenen koesterden; we hebben een andere levensbeschouwing gekregen en kunnen dus met dien ouden levensregel niet meer toe". * ♦ * Inderdaad was de toekomstverwachting eeuwenlang als een schier vergeten waarheid op den achtergrond gedrongen. En nu is zij in de laatste tientallen jaren, in verschillende deelen der wereld, op spontane wijze weder tot ontwaking gekomen. Het is van belang hierbij op te merken, dat deze ontwaking der Maranatha-gedachte een begeleidend verschijnsel blijkt te zijn van de in de laatste honderd jaren herleefde Evangelisatie- en Zendingsactie, Bijbelverspreiding en onderzoek der Schriften ; voorts dat bij alle groote opwekkingsbewegingen van deze laatste honderd jaren de Maranatha-gedachte steeds sterk naar voren trad en hare getuigen had in verschillende kerken en kringen ; in ons land o.m. door mannen als Capadose, Da Costa, Bilderdijk enz. Een klein bewijs voor de spontaniteit en algemeenheid van het verschijnsel der Maranatha-beweging hebben wij b.v. in het feit, dat in Amerika, ZuidAfrika en Holland ongeveer ter zelfder tijd, zonder dat de Redacteuren iets van elkanders plannen afwisten, drie verschillende Hollandsche bladen verschenen zijn, die speciaal ten doel hadden, de boodschap van de Wederkomst des Heeren opnieuw naar voren te brengen ; ik bedoel „De Bereër" in Amerika, „Ziet Hij komt" in Zuid-Afrika en „Het Zoeklicht" in Holland. * * * Aan onjuiste verklaringen voor het' verschijnsel der Maranatha-gedachte heeft het niet ontbroken. Zoo zijn er b.v. die hebben willen aantoonen, dat de gedachte aan den wederkomenden Christus steeds een bijzonder begeleidend verschijnsel is van zware tijden, oorlogen, hongersnooden, 'revoluties enz. — Zoo wordt dan ook door dezulken de herlevende Maranathaprediking in onzen tijd een „oorlogsverschijnsel" genoemd. Maar deze verklaringswijze is in zekeren zin niets anders dan de wet van oorzaak en gevolg omkeeren. Wel valt het niet te ontkennen, dat b.v. door den laatsten grooten oorlog de Maranatha-gedachte levendiger is geworden, doch de oorzaak hiervan is eenvoudig, dat de oorlog mede een vervulling was van een der teekenen des tijds, die naar 's Heeren eigen woorden, aan Zijne toekomst vooraf gaan en die daarom deze komst met des te meer drang aan de harten der menschen legt. Bovendien wordt uit den aard der zaak in benauwde tijden de behoefte aan den komenden Verlosser sterker gevoeld dan anders. Doch het blijft evenzeer een feit, dat de Heere Jezus de laatste uren van Zijn leven in alle rust besteed heeft om van Zijn toekomst te spreken; en ook dat de Apostelen — zonder dat er toen sprake was van eenigen oorlog — ons in hun Handelingen en Brieven de bewijzen hebben geleverd, dat de eerste Christengemeente geheel andere levensbeginselen had en haar levensverwachting daarom anders was dan die van de tegenwoordige Christenheid, omdat het „Maranatha" hun leer en leven doortrok. Neen, de Maranatha-herleving is evenmin verstandelijk te verklaren als dat men voor het trekken der vogels een verklaring weet te geven. Jeremia zegt eenvoudig : „Zelfs een ooievaar aan den hemel weet zijn gezetten tijd en een tortelduif en kraan en zwaluw nemen den tijd hunner aankomst waar" (Jer. 8:7). De Maranatha-gedachte kan men beschouwen als een soort geestelijk instinct, een heimwee naar het Vaderhuis, dat onder Gods volk levendig wordt en waarvan de eenige verklaring is, dat de tijd der vervulling nadert, dat „Jezus komt". — M.a.w. juist de algemeene ontwaking der Maranatha-gedachte is zelf een van de meest sprekende teekenen voor de naderende toekomst des Heeren. Hetzelfde verlangen dat de Gemeente van Christus bij haar geboorte op den Pinksterdag bezielde, zal haar ook vervullen wanneer de dag van hare voleinding en voltooiing nadert. Het doel en de bestemming toch van deze Gemeente is niet de aarde, doch de Hemel ; en het is duidelijk dat, wanneer de Geest en de Bruid gaan roepen „Kom!" (Openb. 22:17), dit ons met luider stemme zegt, dat Gods tijd gekomen is, dat de Gemeente nabij hare bestemming komt; evenals de trekvogels massaal het instinct volgen bij het trekken naar het Zuiderland. De beteekenis van het woord „Maranatha". Omtrent den oorsprong en de beteekenis van het woord „Maranatha" geef ik hieronder nog eens weer wat de thans overleden Ds. L. H. H. Bahler ervan zeide : „Meer dan eens heb ik er op gewezen, dat „Maranatha" niet moet worden opgevat als „Maran-atha" („Onze Heere is gekomen" of „komt"), maar als een roep der hope en verwachting „Marana-Tha" ! (Onze Heere, kom !) „Marana" beteekent „onze Heere" in het oude Palestijnsch-Syrisch of Arameesch, en „tha" beteekent „kom"! Marana-tha is dus een noodkreet, evenals het „Hosanna" („help ons", n.I. van de vijanden). „Marana" is land-Syrisch uit Palestina. Bij de Syrische Christenen was de laatste a afgesleten, zoodat zij voor „onze Heere" zeiden „Maran". En daar zij niet begrepen, dat dit eenmaal „Marana" was, hielden zij, in plaats van „tha", „atha" over, waardoor dus de gebiedende wijs „tha" de tegenwoordige tijd „atha" werd. Hierin zijn de Grieksche en Latijnsche Kerkvaders hen vanzelf nagevolgd. „Atha" beteekent: „Hij is gekomen". Dit kan wel een profetische zegswijze zijn voor „Hij komt". Uit deze verklaring blijkt hoe onder de leiding van den Heiligen Geest, het woord „Maranatha" zoowel een belofte als een bede uitdrukt, n.1.: „De Heere komt 1" en „Ach Heere, kom 1" De Maranatha-gedachte behoort bij een absoluut, Bijbelsch Christendom, welks burgerschap in de hemelen is ; daarom komt de herleving dier gedachte ten goede aan het geestelijk herstel der Gemeente en de opwekking der geloovigen tot meerdere eenheid en activiteit." In de Christelijke Encyclopaedie (Dl. VI) schreef Dr. C. N. Impeta een artikel over de Maranathabeweging, waarin hij o.m. zegt: „We moeten niet lezen : Maran-atha (onze Heere is gekomen), maar : „Marana-tha" (Onze Heere, kom !). De gedachte aan hen, die den vrede verstoorden en de gemeente bedierven, vestigde, evenals de gedachte aan de ongeschikte arbeiders en de aanmatigende rechters, Paulus' blik op den dag des oordeels (1 Kor. 3 :13—20 ; 4 : 5), en dan roept hij het uit (16: 22J : Heere kom, en maak aan allen twist en aan alle werken der verderfelijke machten in Uw Gemeente een einde 1 De verwachting dat de Heere Jezus terugkomen zal, wordt niet alleen roerend uitgesproken door de Bruidkerk in het laatste hoofdstuk van het laatste Bijbelboek (Opertb. 22:20), maar is door en door Nieuw-Testamentisch, ontvangt voedsel uit de geheele Nieuw-Testamentische Godsopenbaring en uit onderscheidene harer meest op den voorgrond tredende uitspraken en verzekeringen, b.v. uit die welke den Heiland van de lippen kwamen in een der spannendste oogenblikken van Zijn vernederd leven, toen Hij, na opzettelijk zwijgen, ging spreken tot het Sanhedrin (Matth. 26:64). De Kerk evenwel heeft, de onderscheidene Christelijke kerken hebben te weinig uit deze hoogst belangrijke gedachte geleefd. Zij hebben die wel opgenomen in haar belijdenis en leer, maar te weinig haar een plaats gegeven in het leven des geloofs. — Terecht is gezegd: „Maranatha, dat zetten wij alleen nog maar op scheurkalenders", maar het denkbeeld door het woord vertolkt, neemt te kleine plaats in in ons hart. En toen, uit natuurlijke reactie, zijn de secten gekomen en de groepen geloovigen in bepaalde kerken, die, weer eenzijdig, al te grooten nadruk op de toekomst legden en gevaar liepen de beteekenis van kerk, organisatie, heden en roeping voor het heden eenigermate voorbij te zien. J. H. Gunning zag het al goed in: „beide, toedoen tot de Schrift in toekomst-droomen, en afdoen van de Schrift, in een laten varen van de hoop der toekomst, doet groote schade aan het geestelijk leven der Gemeente". Hoe en wanneer is de Maranatha-beweging ontstaan ? In genoemd artikel van Dr. Impeta in de Christelijke Encyclopaedie werd vervolgens ook een Zoeklichtartikel over dit onderwerp overgenomen, waaraan ik hieronder nog het volgende ontleen: Instede van „Hoe en wanneer is de Maranathabeweging ontstaan ?" zou men beter kunnen vragen: „Wanneer en hoe, in de geschiedenis der Christenheid, is zij verdwenen ?" — De Maranathagedachte toch is tezamen met de Gemeente Christi gegroeid uit het levend geloof in Hem, Die is en Die was en Die komen zal (Openb. 1:4). Het Nieuwe Testament spreekt {schier op iedere bladzijde over de verwachting Zijner toekomst. Voor de eerste Christenen was deze verwachting als vanzelfsprekend, onlosmakelijk verbonden aan Hem, Die was het Middelpunt en Hoofd. De Arameesche uitroep „Maranatha" (Ach Heere, kom!) is onvertaald door de Christenen der eerste eeuwen overgenomen en diende hun als ken- en wachtwoord. In de catacomben wordt deze naam aangetroffen, gegrift in de steenen muren der onderaardsche gewelven." Ik wil hier nog invoegen wat in de Chr. Encyclopaedie onder het artikel „Maranatha" o.m. over deze uitdrukking gezegd wordt, n.1.: „De uitdrukking komt ook voor in het Avondmaalsgebed van de Didache. We hebben te denken aan de menigvuldig opgezonden bede der eerste Christenen om de wederkomst des Heeren, die (vergl. ons Halleluja, Hosanna, Amen) juist omdat ze zoo vaak geuit werd, staande term werd en in het Arameesch overging naar de Grieksch sprekende Christenen". In dezen Maranatha-roep lag opgesloten de belijdenis : „Wij zijn hier vreemdelingen en bijwoners; we hebben hier geen blijvende stad, maar zoeken de toekomende; ons aardsche lichaam is slechts een tabernakel of tent en we zien uit naar Hem, Die ons bij den Vader een gebouw bereid heeft". Zoodra echter de rollen werden omgekeerd en de Christenen zich op deze aarde begonnen „thuis te gevoelen", toen keizers en koningen het Christendom met geweld van wapenen in bescherming namen en invoerden ; toen veeleer het niet-Christen-zijn tot martelaarschap leidde — toén vervaagde ook de Maranatha-verwachting en maakte plaats voor de Roomsche leer van „het vrederijk op aarde" en een geestelijke wereldmacht. Zij, die daarbij aan de verwachting van Zijne toekomst vasthielden, vormden het verdrukte element. Doch zij werden ook tevens de voorloopers der Hervorming, die met den terugkeer tot den Christus der Schriften, ook moest leiden tot de Schriftuurlijke toekomstverwachting die ten allen tijde Gods Gemeente verlevendigd heeft. 't Duurde echter niet lang of ook de kerken der Hervorming werden in dien zin „Rome-gelijkvormig", dat zij de kerk stelden in plaats van het Koninkrijk van Christus. Het fel bestreden Roomsche clericalisme stak ook in dit opzicht den kop op, waarmede de klare visie op het eenige Hoofd der Gemeente, den thans verhoogden doch straks wederkomenden Heere, te loor ging. Aan den anderen kant maakte zich van de Christenheid een rationalistische-evolutionistische strooming meester, die de komst van Christus' Koninkrijk zag in een uiteindelijke overwinning van de Christelijke cultuur. Zoo ging de Schriftuurlijke Maranathagedachte weer voor een groot deel ten onder in menschelijke surrogaten. Doch, gelijk dit moet geschieden, is de Maranathagedachte in den nood der tijden telkens weer tevoorschijn getreden. De steeds heviger wordende catastrofen op politiek, religieus, maatschappelijk, sociaal en ander gebied hebben het vertrouwen in de z.g. Christelijke cultuur en in de verkeerd voorgestelde roeping der Gemeente gebroken. Vooral de laatste oorlog en zijn nasleep heeft het schoonschijnend kleed der moderne beschaving en Christenheid deerlijk gescheurd en den waren toestand van menschheid en Christendom in al zijn naaktheid aan den dag doen treden. Tevens werd hierbij door het wankelen der fundamenten een helder bliksemlicht geworpen op de toekomst der tegenwoordige wereld, die haren ondergang tegemoet ijlt. Dit had echter tevens tengevolge, dat vele Christenen ontwaakten uit hetgeen een doodslaap scheen. Er kwam weer verlangen naar waar geestelijk leven. De Maranatha-verwantschap met de Christenen der eerste eeuwen werd weer levend, men werd weer sterk herinnerd aan zijn vreemdelingschap ; er ontstond weer waarachtig Gemeenteleven, zendingsijver en onlosmakelijk daarmee verbonden, ook een herleving van de oude toekomstverwachting. Het „Maranatha!" („Ach Heere, kom toch!") werd opnieuw gehoord. Waar in de kerken, veelal versteend in star dogmatisme, de toekomst-gedachte meestal slechts vertegenwoordigd werd door een enkele formule, een paar regels die gevoegelijk uit de Belijdenis zouden kunnen worden uitgeschakeld zonder het geheel ook maar in iets te schaden — waar bovendien heel weinig over dit onderwerp gepredikt en er als regel overheen gelezen werd — spreekt het vanzelf dat de Maranatha-gedachte allereerst bedding zocht in buitenkerkelijke kringen. Secten worden immers genoemd de onbetaalde rekeningen der kerk ? — Welnu, in vele kringen die men terecht of ten onrechte secten noemt, werd de toekomst-verwachting luide gepredikt, doch ook vaak dusdanig op de spits gedreven door allerlei berekeningen en voorspellingen, dat zij voor het groote geheel der Gemeente weer in discrediet geraakte. De ware Maranathabeweging is echter niet buiten-, doch öomz-kerkelijk. De Maranathaboodschap is eens door iemand genoemd: een kostbaar bezit, dat op den zolder van de kerk ergens ongebruikt in een hoekje ligt. Het is evenwel een gelukkig verschijnsel dat in den laatsten tijd, ook op kerkelijk gebied, een kentering is te bespeuren. De Maranathaboodschap treedt steeds meer naar voren, vergezeld gaande van meer Zendingsijver, Schriftonderzoek, Gemeenschaps- en Alliantiezin, e.d. En gelijk reeds gezegd, heeft ook de laatste oorlog er toe bijgedragen, dat meer dan tevoren het oog gevestigd wordt op de teekenen der tijden. Al hetgeen thans geschiedt in de Joodsche wereld, in Rusland, op het terrein van den Islam, in de Volkenbeweging van het Oosten, de groot-Romeinsche gedachte in Zuid-Europa enz., het vindt alles luiden weerklank in het Profetisch Woord en geeft steun aan den roep : „Maranatha ! Jezus komt!" „Maranatha" de boodschap voor dezen tijd. Aan het einde van Zijne Profetische rede in Matth. 24 heeft de Heere Jezus Zijne dienaren in Gods Koninkrijk vergeleken bij opzichters en heeft Hij o.m. gezegd : „Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijne dienstboden gesteld heeft, om hunlieden hun voedsel te geven ter rechter tijd?". Wij beschouwen de Maranatha-boodschap in het bijzonder als de „spijze te rechter tijd", waaraan de wereld en Gods volk in deze dagen bijzonder behoefte hebben. Het bewijs hiervoor ligt aireede in het feit, dat God op zeer bijzondere wijze Zijn zegen verbindt aan de verkondiging van deze boodschap. Vele harten toch, die onbereikbaar waren geworden voor het Evangelie, worden door de Maranathaboodschap aangeraakt, overtuigd en tot Christus gebracht. De toekomst-prediking plaatst den mensch in het licht van zijn eigen tijd. En terwijl zij dezen tijd stelt in het licht van de Schrift, laat zij ook de Schrift zien in het licht van den tegenwoordigen tijd. Geen waarheid is beter instaat om ongeloovigen te overtuigen van de inspiratie van Gods Woord, dan die van de Toekomst des Heeren. Talloos vele zijn de getuigenissen van Socialisten, Vrijdenkers, en onverschilligen van allerlei schakeering, die door de Maranatha-boodschap getroffen geworden en door lezing van „Het Zoeklicht" gekomen zijn tot het onderzoek der Schriften en tot den Christus der Schriften. De Maranatha-boodschap is de boodschap van hoop voor een verwarde en moegestreden wereld (Rom. 8:18—22) ; en biedt ook de eenige oplossing in vraagstukken van socialen- en staatkundigen aard (Jak. 5; Hand. 3:21; Openb. 11:15—19). Maar vooral voor de Christenen is de Maranathaboodschap „spijze te rechter tijd". Want er is geen waarheid die meer aanleiding geeft om de geloovigen te brengen tot terugkeer naar en hernieuwd onderzoek van de Schriften. Geen onderwerp dat meer de onderlinge verschillen doet vergeten en de eenheid en liefde der geloovigen bevordert (Fil. 4:2; Hebr. 10:25); en dat meer gericht is op heiligmaking en reiniging (1 Joh. 3:3). Ook is er geen boodschap die meer aandringt op het „handeling doen totdat Hij komt" (Luk. 19:13), „den tijd uit te koopen, omdat de dagen boos zijn" (Ef. 5:16), en los te worden van deze wereld omdat „hare gedaante voorbijgaat" (1 Kor. 7 •' 31) ■ De Schriftuurlijke verwachting van de Toekomst des Heeren geeft een onvermijdelijke wending aan onze levensbeschouwing en levensrichting. Zij spaart ons veel onnoodige moeite en tijd in den arbeid in Gods Koninkrijk, omdat er nu eenmaal dingen zijn, die alleen geschieden kunnen door Jezus Zelf bij Zijn komst. Het is de boodschap voor ontroerde harten (Joh. 14 :1), de troost voor hen die het gemis van ontslapen geliefden betreuren (1 Thess. 4 :13) en de bemoediging voor hen die in een vernederd lichaam zuchten (Filip. 3 : 21). De prediking van de wederkomst des Heeren naar de Schriften dringt aan op besliste geloofsverzekerdheid, onderlinge liefde en waardeering, en ze geeft den geloovige een besliste levensrichting en blijde levensverwachting. Zij brengt dichter bij Gods Woord, dichter bij God, dichter tot Gods volk, dichter bij de verloren-gaande wereld ; en zij maakt losser van de wereld, losser van zonde en onrecht, en ook losser van het eigen-ik. De Maranatha-prediking als antwoord op talrijke levensvragen. Voor hen die de Maranatha-prediking eenzijdig vinden en een gevaar achten, omdat zij vreezen voor achteruitzetting van andere heilswaarheden, moge er hier even aan herinnerd worden, dat alle profeten over dit feit hebben gesproken (Hand. 3 :19) en dat Petrus juist een Maranatha-toespraak hield om te vermanen tot bekeering (Hand. 2:14 e.v.); dat de kwesties over de Joodsch-Heidensche gebruiken werden opgelost in het licht van de Maranathaprediking (Hand. 15:13—18); en dat Paulus zelfs in Athene voor de heidenen geen andere drangreden voor hunne bekeering had dan de Toekomst des Heeren (Hand. 17:31). Als wij de Apostolische brieven nauwkeurig lezen, bemerken we hoe het „Maranatha" het geheele denken en streven der Apostelen en der eerste Christenen beheerschte. Ik geef hieronder een onvolledig lijstje van Schriftplaatsen, waarin de Maranatha-gedachte in verband gebracht wordt met: De verlossing van het zuchtende schepsel (Rom. 8 :18—25) De verharding en bekeering van Israël (Rom. 11: 25—27). De vermaning om niet oppervlakkig en lichtvaardig te oordeelen (Rom. 14:10). Elkander niet voor den rechter te dagen (1 Kor. 6 : 2, 3). Het gebruiken van het Avondmaal (1 Kor. 11:26). De hope der opstanding (1 Kor. 15 : 22—25). De troost bij het sterven (2 Kor. 5:1—5). De troost voor de levend overblijvenden (1 Kor. 15: 51—53 ; 1 Thess. 4 :13 e.v.). De vermaning om in de vreeze Gods te leven (2 Kor. 5 :10). Het nuttelooze om door de Wet gerechtvaardigd te willen worden (Gal. 5:4, 5). De verborgenheid van Gods wil ten opzichte van de uiteindelijke vereeniging (Ej. 1:9—11). De geestelijke toebereiding van de Gemeente (Ef. 5: 27). Hare voltooiing in de heiligmaking (Filip. 1: 6). Het overvloedig worden in de liefde (1 Thess. 3 :12, 13). Een onberispelijk leven (Filip. 2:15, 16). Het leiden van een hemelschen wandel (Filip. 3:20). Het eensgezind zijn en bescheiden (Filip. 4:2—4). Het eigenlijke doel der bekeering (1 Thess. 1:9, 10). Het doel van Christus' verzoening (Kol. 1:21, 22). en ons gestorven-zijn-met-Christus (Kol. 3:1—4). De Toekomst des Heeren wordt voorts o.m. gepredikt als: Vermaning dat Christenen als-in-den-dag moeten leven (1 Thess. 5:1—4). Een troost in verdrukking (2 Thess. 1:7). Een belofte van komende verheerlijking (2 Thess. 1:10). Waarschuwing tegen demonische leeringen (1 Tim. 4:1). Een voorbedacht zijn tegen schijn-Christendom (2 Tim. 3:1—5). Drangreden tot vurige en zuivere prediking (2 Tim. 4:1—5). Bekroning na den strijd (1 Thess. 2:19, 20; 2 Tim. 4:6—9). Een vermaning om niet in de wereld te leven (Til. 2:11— 13) De kroon op het verlossingswerk van Christus (Hebr. 9:28). Een vermaning om de onderlinge bijeenkomsten niet na te laten (Hebr. 10:25). Een aansporing tot lijdzaamheid (Hebr. 10:3b, 37). Oplossing in sociale kwesties (Jak. 5:1—8). Het eigenlijke doel der wedergeboorte (1 Petr. 1: 3—7). Oorzaak om nuchter te zijn (1 Petr. 1:13). Reden tot blijdschap in het lijden (1 Petr. 4:13). Aanmaning tot getrouwheid voor de herders en leeraars (1 Petr. 5:3—4). Waarschuwing voor Maranatha-bestrijders in de laatste dagen (2 Petr. 3:3—4). Reden tot heiligen wandel en godzaligheid (2 Petr. 3 :10— Drangreden om onbestraffelijk in vrede bevonden te worden (2 Petr. 3:14). Kracht tot reiniging (1 Joh. 3:1—3). Leering om niet te murmureeren en te klagen (Judas ^Noodzakelijkheid om in Jezus te blijven (1 Joh. 2:28). Al het hierboven genoemde staat in onmiddellijk verband met de Toekomst des Heeren. De Maranathagedachte drukt dus op alle levensverhoudingen der Christenen haar stempel. De lijst is zeer onvolledig. Ik zou hier ook nog bij kunnen voegen de uitspraken van den Heere Jezus in de Evangeliën, die der Apostelen in de Handelingen, de Zeven zaligsprekingen uit het boek der Openbaringen (Openb. 1:3; 14 :13 ; 16 :15; 19 : 9 ; 20 : 6 ; 22 : 7 ; 22 :14) ; de verschillende vermaningen, vertroostingen en beloften vervat in de zeven Zendbrieven aan de Gemeenten in Azië (Openb. 2 en 3) ; de blijdschap in den hemel over het feit, dat de verborgenheid Gods zal vervuld worden bij de komst van Christus (Openb. 10:7; 11:15—ig). Ik zou nog kunnen wijzen op de vier Halleluja's uit het Nieuwe Testament, die eerst in Openb. ig worden aangeheven als de Bruiloft des Lams zal plaats hebben ; en op de laatste drie hoofdstukken uit den Bijbel, die even letterlijk en werkelijk zullen vervuld \torden als de eerste drie. Het „Maranatha" is in de rol des Boeks geschreven. Ten slotte wil ik nog opmerken, dat de 66 boeken van het Oude en Nieuwe Testament als even zoovele brieven Gods verzegeld zijn met het „Maranathawaarmerk". Evenals de eerste Korinthenbrief sluit met een „Anathema", een vloek voor hen die Jezus niet liefhebben, sluit ook het boek der Openbaring, dat tevens het sluitstuk is van de Goddelijke Openbaring, met de aanzegging van het oordeel over allen die afdoen of toedoen tot de beloften Zijner toekomst; dit toch is een zich vergrijpen aan het Raadsbesluit Gods (Openb. 22:18, ig). Maranatha-bestrijding is in den grond van de zaak vijandschap aan de voltooiing van het volbrachte werk van Christus aan het kruis. De „rol des boeks" begint reeds in Gen. 3:15 te spreken van het Vrouwenzaad, dat de slang den kop zou vermorzelen. Daar ligt de kern van de Maranatha-prediking. — Henoch, als de zevende van Adam, predikte reeds: „Ziet Hij komt!" (Judas: 14). En de „rol des Boeks" gaat voort bij den driesprong van Noachs zonen met Sem aan te geven als de geslachtslijn waarlangs Hij komen zal. Bij Abraham, Izaak en Jakob wordt de lijn verder uitgestippeld, die zich bij David vermengt met de Koningslinie. Wet, Psalmen en Profeten wijzen allerlei bijzonderheden aan omtrent Zijn komen: Zijn Goddelijke en menschelijke afkomst, Zijn geboorteplaats ; allerlei omtrent Zijn leven, lijden en sterven. De Profeten van het Oude Testament hebben gesproken van Zijn opstanding en hemelvaart; maar vooral ook van Zijn wederkomst, waarbij Hij alles weder zal oprichten. Petrus toch zegt in Hand. 3 :21, dat al Zijn heilige Profeten van alle eeuw over deze wederkomst gesproken hebben. Evenals van Zijn eerste komen, spreken — behalve de directe Profetieën — ook de Psalmen en de Wet van Zijn tweede komst. De geheele rol des Boeks is vervuld met de wonderlijke en heerlijke Maranatha-boodschap, waarvan we de afschaduwing zelfs in de Wetten, Feesten en allerlei voorschriften van Israël vinden. Ook kunnen we haar afgeschaduwd zien in de typen van Izaak, Jozef, David, Salomo, enz. Inderdaad, de rol des Boeks is de Maranatha-rol, die zich blijft afrollen tot aan het einde, als de uitspraken van de Profeten van alle eeuw verzegeld worden met het „Zie Ik kom!" en der Gemeente de bede in den mond gelegd wordt: „Ja kom, Heere Jezus!" — . We willen er ten slotte nog aan herinneren, dat de Heere Jezus de laatste uren van Zijn aardsche leven, waarin Hij met de Zijnen samen is, bijna uitsluitend gebruikt om over Zijne toekomst te spreken. Zoo bevatten Matth. 24 en 25 allerlei aanwijzingen en voorspellingen over de toekomende teekenen der tijden die besloten worden met drie gelijkenissen. De eerste gelijkenis geldt den Voorgangers ; de tweede en derde geven aan de Gemeente wenken ten opzichte van het wachten en dienen. Uit die van de dienstknechten zien we hoe er een grenslijn getrokken wordt tusschen hen die den Heere Jezus verwachten en hen die zich daar tegenover stellen. In de gelijkenis van de Tien Maagden zien we duidelijk hoe „alsdan", d.i. bij de nadering van des Heeren komst, er een slaapziekte heerschen zal onder de geloovigen, terwijl de gelijkenis van de Talenten ons doet zien hoe de Heere Jezus van de Gemeente verwacht dat zij met alle kracht heeft te woekeren met het haar toevertrouwde. Telkens ontmoeten we in iedere gelijkenis twee soorten van menschen : trouwen en ontrouwen, wijzen en dwazen, ijverigen en luien. * * De scherpe scheiding en tegenstelling van het Anathema en Maranatha is niet door menschen, maar door God Zelf getrokken. De Geest en de Bruid zeggen : Kom ! — Het is door Gods Geest dat de Maranatha-beweging over de geheele aarde verwekt is ; een beweging die niet beoogt het reorganiseeren of stichten van nieuwe kerken of kringen, doch om aan alle Maagden den Maranatha-roep te doen hooren : „De Bruidegom komt!" Het „Maranatha" moet weer als vroeger het herkenningsteeken worden van Christenen die door allerlei bij-oorzaken van elkander vervreemd zijn. Het moet in de ooren gefluisterd en van de daken gepredikt worden als de blijde hope, waartoe wij wedergeboren en bekeerd zijn. Het is de boodschap die een band legt tusschen geleerden en ongeleerden, rijken en armen, heeren en dienstknechten. De Maranatha-boodschap was het levensbeginsel der eerste Christenen ; zij worde ook weer het levensbeginsel en de levensverwachting van onzen tijd ! „Het Zoeklicht" en de Maranatha-prediking in Holland. We komen nu tot de meer bijzondere betrekking van „Het Zoeklicht" tot de Maranatha-beweging in Holland. Door innerlijke overtuigingen geleid en door bijzondere, duidelijke leidingen bevestigd, heb ik met de oprichting van „Het Zoeklicht" beoogd : in Holland de vergeten waarheid van de Wederkomst des Heeren opnieuw naar voren te brengen door de aandacht te vestigen op de teekenen der tijden in het licht van het Profetisch Woord. Wel was deze waarheid reeds lang tevoren gebracht in andere kerken en kringen, met name in de Vrije Evangelische Gemeenten, Vergadering der Geloovigen, enz., maar het speciaal bezig-zijn met deze boodschap ontbrak. De groote oorlogsberoeringen in 1914/15 openden voor mijn oogen de groote kansen, die hiermede geboden werden ten opzichte van het Evangelie in den ruimsten zin van het woord. Ik begon in Den Haag met lezingen over de Teekenen der tijden en de Toekomst des Heeren. Hierop volgde een ernstige herziening van mijn kennis van het Profetisch Woord, welke studie ik voortzette aan de hand van verschillende verklaringen van bekende mannen op dit gebied. De gehouden lezingen werden vastgelegd in enkele brochures als „Teekenen der Tijden" (dat aan alle bekende Predikanten en Evangelisten in Holland werd gezonden), „Antichristelijke Stroomingen", enz. — Daarbij werd de Maranatha-prediking in het gesproken woord uitgebreid door artikelen in verschillende bladen, die hunne kolommen daarvoor openstelden. Na een periode van algeheele lichamelijke inzinking, die mij tot aan den rand van het graf bracht en die allen Maranatha-arbeid opeens stop zette, volgde de eigenlijke toerusting voor de tegenwoordige taak. Het begon op zeer bescheiden wijze. Door eenige vrienden werd het verlangen geuit, iets meer omtrent de profetieën te weten en om aan dat verzoek te voldoen, begon ik in Zeist met een onderlingen Maranatha-avond, waaraan zeven personen deelnamen. Dit symbolisch getal groeide echter aan tot een gehoor, waarvoor steeds grooter lokaliteiten noodig waren, zoodat tenslotte de Broederkerk van de Hernhutter Gemeente moest genomen worden. Hiermede was naast het uitgeven van brochures een tweede periode in het Maranatha-werk aangebroken. Na de lezingen kwamen de Conferentie's. Op 9—11 November 1920 begonnen met een Conferentie te Arnhem over de wederkomst des Heeren, werd een zoodanig verlangen gewekt, dat in Januari en Februari daaropvolgend in die plaats nog zes lezingen werden gehouden, waarbij vanwege den grooten toeloop telkens naar een grooter lokaal moest worden uitgezien en de laatste lezing in „Musis Sacrum" werd gehouden. Dat ongedacht verlangen naar de Profetische boodschap wees de richting aan van het werk. Op Arnhem volgde in Maart 1921 een Maranatha-Conferentie te Doetinchem en een in Den Helder, en van toen aan allerlei Maranatha-Conferentie's en lezingen in de verschillende plaatsen van ons vaderland, en ook daarbuiten, met name België, Duitschland, Zwitserland, Czecho-Slowakye, Polen, Zweden, Denemarken. Intusschen breidde zich ook de schriftelijke Maranatha-arbeid uit. Verschillende brochures over Profetische onderwerpen zagen het licht en verschillende gehouden Maranatha-lezingen werden in druk ge- geven, ongeacht de artikelen in verschillende tijdschriften, waardoor mede verbreiding werd gegeven aan de Maranatha-boodschap. — Door de moeilijkheden op principieel en ander gebied, die het schrijven in andere organen met zich bracht, werd het reeds lang gekoesterde plan tot oprichting van een eigen orgaan rijp, en begin Juni 1919 kon men in verschillende couranten de volgende advertentie lezen : „Het Zoeklicht" over het wereldgebeuren In verband met de Bijbelsche Profetieën. Met het oog op den ernst der tijden, zal D.V. 1 Juli a.s. een veertiendaagsch blad verschijnen onder redactie van Joh. de Heer, Zeist. Met medewerking van verschillende binnen- en buitenlandsche schrijvers, zal dit blad in hoofdzaak gewijd zijn aan de onderwerpen die in betrekking staan tot de komende gebeurtenissen, naar de Profetieën van Daniël, De Openbaring enz. als : „De Wederkomst des Heeren voor Zijn Gemeente" ; „De terugkeer van Israël naar Palestina"; „De komende wereldheerschappij onder den Antichrist" ; verschillende Antichristelijke stroomingen, de Teekenen der tijden in het licht der Profetie; korte, pakkende Bijbellezingen over verschillende onderwerpen; interessante Varia; Tijdspiegel enz. Allen die in deze dingen belangstellen, kunnen voorloopig drie maanden gratis en franco een abonnement krijgen, mits vóór 15 Juni a.s. een naamkaartje of duidelijk adres wordt gezonden aan den uitgever Joh. de Heer, Rotterdam". Hierop volgden c.a. 5000 aanvragen, en verscheen 1 Juli 1919 het eerste nummer van „Het Zoeklicht" met op blz. 1 o.m. de volgende mededeeling: „Hierbij een kort woord tot introductie van Het Zoeklicht. Reeds lang wordt door vele Christenen de behoefte gevoeld aan een blad, dat zich in hoofdzaak bezighoudt met het onderzoek der Profetieën in verband met het huidige wereldgebeuren. Het Zoeklicht zal trachten in deze behoefte te voorzien. Wij kunnen in de duisternis van dezen tijd met niets minder toe dan met het vaste Profetisch Woord, dat als een licht schijnt in een duistere plaats. De tijd van gemoedelijke beschouwingen en stichtelijke stukjes is voorbij; daarvoor is de tijdstroom te geweldig. Een bijbedoeling moet men achter dit blad niet zoeken; er steekt absoluut niets achter; geen enkel sectarisch, politiek of financieel addertje zit er onder het gras. Ik geloof in de Schrift als de Openbaring Gods, alsmede een heilige, algemeene Christelijke Kerk, en wensch deze Kerk, vertegenwoordigd in verschillende gemeenschappen, met Het Zoeklicht te dienen" Om er meer bekendheid aan te geven, werd het blad bij verschillende dagbladen als „bijblad" bijgelegd, o.a. ook bij het Chr. Dagblad „De Amsterdammer". Later nam dit dagblad de uitgave van „Het Zoeklicht" ter hand, doch tengevolge van de bekende „débacle van De Amsterdammer" in den herfst van 1922 waren wij gedwongen het blad in eigen beheer te nemen. In den eersten tijd verscheen „Het Zoeklicht" tweemaal per maand en was 8 pags. groot. Spoedig echter werd deze kleine ruimte door extra- en dubbelnummers aangevuld. Enkele jaren na de oprichting heeft de heer J. G. Guttling Sr., destijds te Ermelo woonachtig, zich — evenals de Redacteur — geheel belangeloos aan dezen arbeid verbonden, eerst om de Propaganda en later ook de leiding van de administratie en expeditie van het blad ter hand te nemen. Sedertdien is het blad van een veertiendaagsch orgaan van 8 pag. uitgegroeid tot een weekblad van 32 bladzijden en is de oplage van 5000 geworden tot een getal, dat zich om de 30.000 ex. beweegt. Eveneens onder de kennelijke leiding des Heeren is door de rubriek van Tante Wilhelmina een gezegend werk ontstaan onder zieken en gevangenen. Verder werd het Zoeklichtwerk uitgebreid door het aanschaffen van Zoeklicht-auto's die — voorzien van gramofoon-versterker — het land doortrekken om „Het Zoeklicht" te verspreiden en te verkoopen. Maranatha- en Evangelisatie-liederen, door den Redacteur gezongen, werden op de gramofoonplaat vastgelegd. De uitgave van verschillende brochures en boeken onderging eveneens een groote uitbreiding sedert Administratie en Zoeklicht-Boekhandel onder eigen beheer stonden, terwijl verschillende werken, zooals Armageddon, Geestelijke beteekenis van den Tabernakel, Sabbat-brochure enz. in het Duitsch werden vertaald en uitgegeven; de beide eerstgenoemde werken eveneens in het Zweedsch, en Armageddon bovendien nog in het Czechisch, Poolsch, Finsch en Russisch. Mede om den schijn te vermijden, dat persoonlijke belangen van dezen arbeid de drijfveer zouden zijn, is de Vereeniging ,,Maranatha-Zending" opgericht, welker statuten bij Koninklijk Besluit d.d. 6 Februari 1923, No. 14, zijn goedgekeurd. Om te voorkomen, dat er verwarring zou ontstaan, doordat ook andere Vereenigingen het woord „Maranatha" gingen gebruiken, werden de statuten bij Koninklijk Besluit van 13 Januari 1932, No. 14 gewijzigd en de naam veranderd in: Vereeniging „Het Zoeklicht". Mede met het oog op artikel 7 der statuten, hetwelk luidt: „De leden der vereeniging mogen geen persoonlijk voordeel genieten van de baten der vereeniging", wordt het geldelijk beheer dezer vereeniging jaarlijks door een te goeder naam en faam bekend staand accountantskantoor gecontroleerd. Het doel van den Zoeklicht-arbeid is 'dus niet: leden te winnen voor een MaranathaVereeniging, doch de geloovigen — zoowel in als buiten de bestaande kerken en kringen — te dienen met de boodschap van de Toekomst des Heeren, en ook te trachten onbekeerde menschen te overtuigen van den ernst der tijden en hen daardoor met des te meer drang te vermanen tot bekeering en overgave aan Christus. De Zoeklicht-arbeid geschiedt dus onafhankelijk van eenige kerk of kring en stuurt — noch openlijk noch bedektelijk — naar eenige kerk, kring of richting heen; we willen alleen de Goddelijke opdracht vervullen : door de prediking van de Toekomst des Heeren spijze te geven te rechter tijd. We erkennen de absolute inspiratie en autoriteit der Schriften en trachten de menschen nuchter te maken ten opzichte van de uitspraken van Gods Woord, hen los te maken van onjuiste traditie's, menschelijke redeneeringen en valsche wetenschappelijke critiek, door hun het wereldgebeuren te doen zien als de vervulling van het Profetisch Woord en hun de oogen te openen voor de lijnen, die wijzen in de richting van verdere vervulling. * * * De Heere heeft op wonderbare wijze het stempel van Zijn goedkeuring op dezen arbeid gezet. Duizenden zijn het getal der getuigenissen van hen, voor wie God „Het Zoeklicht" als middel heeft willen gebruiken om te komen tot onderzoek der Schrift en overgave aan den Heiland, en ze te brengen tot zekerheid des heils, inzicht in het Profetisch Woord, meerdere toewijding, heiliging, e.d. Fel is — vooral in den laatsten tijd — de tegenstand dien „Het Zoeklicht" vooral van zekere kerkelijke zijde moet verduren; maar anderzijds is het ook een verblijdend verschijnsel, dat — dank zij de Maranatha-prediking — de verwachting van 's Heeren toekomst ook in de kerken gaandeweg verlevendigd wordt. En al geschiedt dit dan ook op wat andere wijze, in anderen vorm en met andere toelichting dan door „Het Zoeklicht" — we zijn den Heere hiervoor toch dankbaar! Want bij alle verschil en verscheidenheid die er is in kerkelijke kleur en richting, gelooven wij in de eene, algemeene Christelijke Kerk en in de gemeenschap der heiligen, die in alle kerken en groepen van geloovigen vertegenwoordigd is. Ja, het is een der voornaamste doeleinden van den Maranathaarbeid, om de ware eenheid der geloovigen te bevorderen boven verschil van kerkelijke meeningen uit, en de Gemeente op te wekken tot een meer wakend en dienend verwachten van de komst des Heeren, Die — trots verschil van kerk en richting — als Hij komt, één Gemeente op aarde zal vinden, gekocht door Zijn bloed en bekeerd, om met Hem als koningen en priesters te heerschen op Zijn troon. De bevestiging van het hiervoor gezegde omtrent de uitwerking van de Maranatha-boodschap ten opzichte van bekeering, heiliging en eenheid der kinderen Gods, komt vooral uit op de Maranatha-Conferentie's en -Week-end's, die onder leiding van den Redacteur te Zeist worden gehouden. Daar ontmoet men geloovigen van de meestuiteenloopende richtingen en beginselen, die als broeders samen zijn, zonder dat er over de verschillen gerept wordt of wanklanken over kerkelijke kwestie's gehoord worden. De eerste dezer Maranatha-Conferentie's vond in 1922, met slechts 45 deelnemers, plaats in het rusthuis „Erica" te Amerongen. De zestiende MaranathaConferentie, die in het voorjaar van 1932 op het terrein van hotel „Boschlust" te Zeist werd gehouden, telde ca. 300 deelnemers, ten behoeve van wie door de Zoeklicht-Propaganda voor pension was gezorgd. Mede met de bezoekers uit de omgeving en hen, die voor eigen pension hadden gezorgd, was in sommige samenkomsten de groote tent, welke voor dit doel was gehuurd en 1200 zitplaatsen bevat, zoo goed als geheel gevuld. Er gaat van zulk een vierdaagsch samenzijn van geloovigen een groote geestelijke bekoring uit. De warmte van het Goddelijk gezinsleven wordt er gevoeld, wat waarschijnlijk een der oorzaken is, dat deze Maranatha-Conferentie's dan ook de geboorteplaatsen zijn van vele zielen die er tot het licht en de volle blijdschap komen. De Maranatha-Conferentie's zijn een levende manifestatie van het diepe, soms onbewuste, verlangen naar eenheid, dat onder de geloovigen gevonden wordt. En dit is mede een der krachtigste teekenen voor de Toekomst des Heeren. Dezelfde Geest toch. Die bij de geboorte der Gemeente over haar is uitgestort, gaat weer levendig worden, nu de tijd van hare voltooiing nadert. Ook is er onder de geloovigen een toenemend bewustzijn van en een verlangen naar meerdere kracht des Heiligen Geestes. Over den geestelijken inhoud der Maranatha-prediking. Er is geen Maranatha-beweging denkbaar, die niet rust op den zekeren bodem van Gods Woord, d.w.z., die den geheelen Bijbel niet als van God geïnspireerd aanvaardt. Het middelpunt van de prediking is dan ook: de Christus naar de Schriften. — De Wet, Psalmen en Profeten spreken van Hem. In het Oude Testament vernemen wij reeds Zijn stem : „Zie, Ik kom; in het begin des boeks is van Mij geschreven" (Ps. 40). En Hij is gekomen in directe beloften, typen, ceremoniën en offers ; maar in de volheid des tijds is Hij in het vleesch verschenen als de Goede Herder (Joh. 10 :11), Die Zijn leven stelde voor de schapen. Na Zijne opstanding verschijnt Hij nu als de Groote Herder (Hebr. 13: 20) voor de Zijnen, zijnde hun Hoogepriester voor Gods aangezicht (Hebr. 9 .- 24—28) en straks zal Hij wederkomen als de Overste Herder, Wiens loon met Hem is (1 Petr. 5:4). Het is opmerkelijk, dat — als gevolg van het aanvaarden van de inspiratie der Schrift — degenen, die de wederkomst des Heeren in letterlijken en werkelijken zin prediken (zonder tevoren een geloofsbelijdenis te hebben opgesteld) bijna allen, zonder onderscheid, ijverig studie maken van de typen in het Oude Testament. Het is dan ook een feit, dat de waarheden van 's Heeren toekomst nergens scherper uitkomen dan in de beelden en typen, waarin de Heere Zijn volk als het ware door aanschouwelijk onderricht heeft willen onderwijzen. De wonderbare Gods-openbaringen die er liggen in de typische personen, feiten, offers en Tabernakeldienst in het Oude Testament, zijn dan ook meer dan iets anders instaat den mensch te overtuigen van de inspiratie van de Heilige Schrift. Inderdaad, het fundament van de Maranathaprediking is de autoriteit van de Heilige Schrift. Hierin ligt ook vanzelf opgesloten dat wij een absolute gehoorzaamheid daaraan prediken en ook het geloof wel erkend wordt als een gave Gods, doch ook dat dit uit het gehoor en het gehoor uit het woord Gods is, dat als een bevel gehoorzaamd moet worden. Persoonlijk geloof, bekeering en heiligmaking, ziedaar de voornaamste heilswaarheden, die de Maranatha-prediking als een schaduw volgen. Er is een groote verborgenheid ten opzichte van het lichaam van Christus, die Paulus in Ef. 5 in verband heeft gebracht met de Toekomst des Heeren. Op dien dag zal Hij de Gemeente als Zijn Bruid zonder vlek en zonder rimpel voor Zich stellen. Immers, we zijn bekeerd om God te dienen en Zijnen Zoon uit den hemel te verwachten (1 Thess. 1: 9,10). De Maranatha-prediking verschuift de zaligheid niet uitsluitend naar de toekomst, maar zij opent het zoo noodige perspectief voor den geloovige in de toekomst, opdat hij door zijn toekomstige roeping zich ook zijn tegenwoordige taak meer bewust worde. De Maranatha-beweging heeft maar één doel, en dat doel is: Jezus en Jezus alleen ! Zij is de uiting van de verwachting en het verlangen der Bruid naar den komenden Bruidegom. Zij heeft tot taak de toebereiding voor Zijn komst, doch als einddoel die komst zelve. Echter niet in den zin van de oplossing van een theoretisch dogma, doch als de vrucht van een levende liefdesverbinding, door den Heiligen Geest gewerkt tusschen Christus en Zijn Gemeente. — „Jezus zien" is een blik hebben op Zijn toekomst; en een blik op Zijn toekomst hebben is Jezus zien. De Maranatha-beweging die in de Christelijke kerk het bewustzijn wil doen herleven van Zijne toekomst, kan dit slechts doen door levend persoonlijk contact aan te brengen van de zielen met Jezus Zelf, en moet daarom aan haar prediking verbinden den eisch der bekeering en heiligmaking door het geloof. Wij moeten terug naar een Schriftuurlijk Christendom. Dit wil daarom nog niet zeggen (gelijk sommige drijvers beweren) dat de tegenwoordige Gemeente in alle opzichten — ook wat vorm en wijze van samenkomen betreft — gelijk moet worden aan de Gemeente in de eerste eeuw van het Christendom ; maar wel wil het zeggen, dat de Gemeente, evenals in de eerste eeuwen, zich heeft af te scheiden van de wereld en zich weer bewust moet gaan worden van haar hemelsche taak en roeping, en haar uitzicht in de toekomstige heerlijkheid. „HET ZOEKLICHT" CHRISTELIJK WEEKBLAD VOOR OUD EN JONG ONDER REDACTIE VAN JOH. DE HEER Verschijnt wekelijks in 32 bladzijden met uitgebreide Correspondentie-rubriek, waarin veerschillende vragen — door de lezers ingezonden — beantwoord worden. Het belicht de Teekenen der Tijden door het Profetisch Woord. In een Tijdspiegel worden de belangrijkste wereld-gebeurtenissen besproken, terwijl het blad verder bevat : Correspondentie van Tante Wilhelmina met zieken en gevangenen, een Vervolgverhaal, enz. enz. Het is onafhankelijk van eenige Kerk of Secte en wenscht de geloovigen van alle richtingen te dienen. Prijs f 1.25 per Kwartaal. Men abonneere zich bij den ZOEKLICHT-BOEKHANDEL, Berkenlaan 39 te Zeist, Giro No. 42014, of vrage gratisproefabonnement. Wie belang stelt in de verschillende anti-christelijke geestes-stroomingen, welke in den laatstcn tijd komen opzetten, bevelen wij de lezing aan van het boek Anti-Christelijke Stroomingen door JOH. DE HEER, 4e vermeerderde druk ; 240 pagina's, prijs f 1.50. Deze teekenen des tijds verdienen in het bijzonder de aandacht, vooral van de Christen-ouders, zielzorgers en opvoeders en ook van de vele jongeren en ouderen, die met deze stroomingen in aanraking komen. Afzonderlijk verschenen ook : Theosofie, Ster in het Oosten en Anthroposofie.... f 0.60 Het Spiritisme - 0.40 Christian Science.. -0.40 Toezending na ontvangst van het bedrag per postwissel of Giro. ZOEKLICHT-BOEKHANDEL — ZEIST — GIRO 42014. VELE BEZWAREN VAN HEN DIE ANTWOORD ZOEKEN OP DE VRAAG: Hoe kom ik tot Bekeering? of HOE WORD IK EEN GELUKKIG MENSCH? worden opgelost in het boek van dien titel# geschreven door JOH. DE HEER. Het werk is schier binnen ieders bereik ; het bevat 164 pagina's» groot formaat en kost slechts f 1.— franco. Uit een recensie : „De warmte en de betoogkracht van den schrijver zullen menigen zoekende leiden tot de wateren der rust. Ook geeft het boekje zeer veel wat persoonlijke zielenwinners — en alle belijders van den Christus behooren dit te zijn — met groot voordeel kunnen gebruiken". (De Christen). Van denzelfden schrijver : DE KOMENDE RECHTER EN DE EINDCRISIS DER VOLKEN IN ARMAGEDDON 2e DRUK In dit werk worden de profetische lijnen uitgestippeld waarlangs zich het wereldgebeuren voortbeweegt naar den eindstrijd der volkeren en den grooten dag der afrekening van God met de natiën in Armageddon. PRIJS f 1.50 FRANCO. Achtereenvolgens wordt behandeld : I. ARMAGEDDON. Naam, ligging en beteekenis. — 11. ARMAGEDDON, Gods gerichtsplaats. — III. CHRISTUS MET ZIJN GEMEENTE en Armageddon. — IV. DE JODEN EN PALESTINA. Nog onvervulde beloften. Het Zionisme en Antisemitisme. De herleving van land en volk. De Groote Verdrukking. — V. DE WRAAK. Demonisme en Imperialisme. Satan als de God dezer eeuw. Satan als de Vorst dezer wereld. — VI. GOD MAÜZZIM. Het Miütairisme. De strijd in de lucht. De gassen-oorlog. — VII. DE DRIE ONREINE GEESTEN. Occultisme. Spiritisme. Geheime genootschappen. — VIII. HET BEEST. Het vierde dier en de achtste Koning. De staatkundige Antichrist. De Volkenbond. De kleine hoorn van Dan. 7. — IX. DE HERLEVING VAN HET OUDE ROMEINSCHE RIJK. Wederinvoering der oude vormen. De herstelling van de oude Romeinsche grenzen. — X. DE VROUW OP HET BEEST. Wie is de Vrouw ? Groeiende macht van Rome. Roomsch Protestantisme. — XI. DE VALSCHE PROFEET. De Godsdienstige Antichrist. De kleine hoorn uit Dan. 8. Demonen-cultus. — XII. DE KONING VAN HET NOORDEN. De roede des Heeren. De herleving van het Syrische Koninkrijk. — XIII. TURKIJE. De roede Gods ten opzichte van de Joden. Opkomst en val. De opbloei van het Mohammedanisme. — XIV. DE KONING VAN HET ZUIDEN. De herleving van het Egyptische Koninkrijk. — XV. RUSLAND. Gog de Vorst van Rosh. Ruslands bondgenooten en wereldplannen. — XVI. HET GELE GEVAAR. De opdroging van den Eufraat. De Koningen van den opgang der zon. Het Ghandiïsme. — XVII. IJZER EN LEEM. Lenin en het Communisme. Mussolini en het Fascisme. Rome en het Fascisme. Wereld-dictatuur. — XVIII. ARMAGEDDON. De reden waarom God met de volken afrekent. De „Dag des Heeren". De Wraakpsalmen. — XIX. ARMAGEDDON IN DE TYPE. De strijd van Barak tegen Sisera. Gideon en de Midianieten. David te BaSl Perizim. De rouwklage te Armageddon. — XX. WANNEER ZAL ARMAGEDDON PLAATS VINDEN? Toezending na ontvangst van het bedrag door ZOEKLICHT-BOEKHANDEL — Giro 42014 — ZEIST DE BRUILOFT DES LAMS Naar zeven Bruiloftstypen uit het Oude Testament door JOHANNES DE HEER. Het bevat de volgende hoofdstukken: De Bruiloft des Lams — Boaz en Ruth — Mozes en Zippora — Adam en Eva — Izak en Rebekka — Jacob en zijne vrouwen Rachel en Lea — Jozef, de Konings-bruidegom en Asnath, zijn troongenoote — Salomo, de bruidegom der liefde en Sulamith, de lelie onder de doornen. 184 pagina's, met keurigen in 2 kleuren uitgevoerden omslag. Prijs f 1.25. Franco toezending na ontvangst van dit bedrag door ZOEKLICHT-BOEKHANDEL — GIRO 42014 — ZEIST. DE GEESTELIJKE BETEEKENIS VAN DEN TABERNAKEL door JOH. DE HEER. met 10 illustraties op kunstdrukpapier. Tweede herziene druk, 184 pag. Prijs : keurig gebonden f 1.50, ingenaaid f 1.—. In zijn voorwoord zegt Ds. E. B. Couvée o.m. : „Alles wat dienen kan den inhoud der Schrift ons beter te doen kennen, en de gedachten Gods erin te voorschijn te brengen, hebben wij met blijdschap te begroeten. En daartoe zal, naar mijn overtuiging, dit boekje medewerken. — Dringt het wel altijd tot ons door, dat Mozes dit heiligdom heeft gemaakt naar het beeld, dat hem op den berg was getoond ? Dat wij dus daarin hebben de tastbare wording van Gods gedachten? En dat die gedachten niet kunnen zijn zonder zin? — Het komt mij voor, dat Gods Geest den schrijver menige heldere lichtstraal doet werpen over deze bedeeling der schaduwen". Toezending na ontvangst van het bedrag per postwissel of giro. ZOEKLICHT-BOEKHANDEL — ZEIST — GIRO 42014.