Bidden en niet Vertragen. —-— Een Woord ter toeleiding tot het gemeenschappelijk gebed voor Transvaal en Oranje - Vrijstaat. Uitgesproken 15 November 1899, in de Gereformeerde Kerk te Assen door W. W. SMITT, v. d. m. I. itgegeven ten voordeele van Transvaal en Oranj e-Yrijs taat. 81 K 213 Assen, J. E. SCHUUEING, 1899. Bidden en niet Vertragen. —.—__—&--<%- —- Een Woord ter toeleiding tot het gemeenschappelijk gebed voor Transvaal en Oranje - Vrijstaat. Uitgesproken 15 November 1899, in de Gereformeerde Kerk te Assen door W. W. SMITT, v. d. m. Uitgegeven ten voordeele van Transvaal en Oranj e-Vrij staat. Assen, J. E. SCHUURING, 1899. Van onderscheidene zijden daartoe aangezocht, geef in deze woorden in het licht. Moge bij 't vele en daaronder ook uitnemende wat ons in deze dagen van den strijd onzer broeders in Zuid-Afrika geboden wordt, ook dit woord door den Heere gebruikt worden, tot opwekking van geloofsvertrouwen en geloofsgebed. Laat 't gebed onder de aanroepers van den naam des Heeren vermenigvuldigd worden. De Heere regeert. Hij verblijde ons door Zijne roemrijke daden, Hem tot eere en lof. w. w. s. Voorzang Ps. 123 : 1. Gelezen Luc. 18 : 1—8. in C^dtisius / In opdracht van de Generale Synode der Gereformeerde Kerken in Nederland, heeft de Classis s Gravenhage al die Kerken aangezocht, om aan den avond van dezen dag tot gebed en smeeking voor het aangezicht des Heeren bijeen te komen. Wat haar daartoe dreef? Wie onzer is in deze dagen niet vol van de gebeurtenissen in het verre Zuiden, waar onze broeders, onze stamverwanten, goed en bloed veil hebben ter verdediging der vrijheid, die hun dierbaar is, der rechten hun van God geschonken. Wie ziet niet dag aan dag uit naar nieuws van het oorlogsveld, wie neemt niet elke gelegenheid waar, om nieuwsgierig, met ernst te vragen naar nieuwe berichten, kon 't zijn goede, ten gunste onzer strijdende broeders in Zuid-Afrika. En als dan overwinning en zege ons gemeld worden, hoe klopt ons dan 't harte van blijdschap! Uit zoo menig borst klinkt dan een stille volle danktoon op tot den Heere en een traan van dankbare vreugde kan er opwellen in 't oog. Maar wiens hart bloedt en weent en treurt met bij 'thooren van nederlaag en verliezen; dan wordt er weer opnieuw gebeden en gesmeekt: »o Heere! behoud; die Koning verhoore ons ten dage van ons roepen." O, die Boeren in Zuid-Afrika, zij zijn zoo ver van ons verwijderd, en toch met onze gedachten zijn wij zoo dicht bij hen. Hoe dwalen onze gedachten door die stille en sombere straten van hunne anders zoo levendige steden. De winkels zijn gesloten, de magazijnen als uitgestorven. De vroolijke jeugd zwermt niet uit de school. Ze dartelt niet speelsch rond op markten en pleinen, "Vader is in den oorlog, broeders zijn mede uitgerukt. Ja, zelfs grootvader, de oude man, is niet meer achtergebleven. Moeder is bedrukt en bezorgd. Somwijlen kan ze heur tranen niet weerhouden, en somwijlen is ze ook weer gesterkt, als ze haar hart heeft uitgestort voor God, »die helpt in nood." En — verwijlen onze gedachten niet op 't oorlogsveld ; We hebben alles al afgedwaald bij Kimberley en Ladysmith en Colenso. We zijn medegetrokken den weg op naar Durban tot dicht bij de zee. Wij maken onze slotsom. O, wij menschen zijn zulke rekenmeesters. En is rekenen verboden? Niemand bouwt een toren en gaat niet eerst nederzitten en oveirekent de kosten. Maar zingt zelfs niet een Schiller ons voor: 'tWerk zal wel den meester loven, Maar de zegen komt van 1 »oven. Wij denken aan Ladysmith, aan Kimberley, aan Colenso, en .... we rekenen ons blijde. _ i , We denken aan de beweging en drukte in Engelands havens, aan het gesnuif der paarden, aan het gekletter der wapenen. Wij hooren de ankers vallen der zeekasteelen, kleine werelden, drijvende vestingen, voor de Kaap, voor Durban, (Port-Natal,) en wij vreezen, wij b8Zoo' rekenen en rekenen wij en wij rekenen ons moede. Maar de zegen komt van boven. Wat doet Engelands macht, als God er in blaast. Zullen wij dan niet opzien tot den troon der gebeden. Is er geen drang tot 't gebed? Ginds gaan reeds de rouwklagers rond in de straten. Er zijn er reeds gevallen, helden, niet al vloekend, maar biddend, gewond en verbleekt, op 't slagveld nog gebogen over Gods vVoord. Engeland is machtig, een luipaard, die geen siddering over 't liif gaat, als hij de zachte wol van het schaap onder zijn klauw voelt. Is er dan bij ons geen drang tot 't gebed? Gode zij dank, daar is ook grond voor ons gebed! , De Heere regeert en de inwoners der aaide zullen 't weten, dat God de Heere is en niemand meer. Hij, de Heere wordt niet veranderd en daarom zijn de kinderen Jacobs niet verteerd. Door den mond van den profeet Jesaja roept Hu ons toe : Ik ben liet, die gerechtigheid spreek, die machtig ben om te verlossen. . , Leest eens, wat ons opgeteekend staat in het 2e. hootdstuk van Ex.: De kinderen Israëls zuchtten en schreeuwden over hun dienst in Egypte, en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot God. En God hoorde liun gekerm. En God gedacht aan zijn verbond met Abraham, izak en Jakob. En God zag de kinderen Israëls aan en bod kende hen. , . ... , . Is er dan ook grond voor ons gebed, rijke hope, als wij onze handen opheffen ten hemel? Komt, zien wij dan op tot den Heere, om Hem aan 't begin van ons bijeenzijn te vragen om genade tot verootmoediging, om de rechte stemming, gave en kracht des geloofs tot het gemeenschappelijk gebed. KORTE BEDE. Tekst Luc. 18 : 7—8a. Zal dan God geen recht doen zijnen uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen. Ik zeg u, dat Hij hun haastiglijk recht doen zal. Het brieschend paard moet eind'lijk sneven, Hoe snel het draav' in 't oorlogsveld ; 't Kan niemand d' overwinning geven Zijn groote sterkte baat geen held. Neen, de Heer der Heeren Doet ons triumfeeren ; Hij, geducht in macht, Slaat elk gunstig gade. Die op Zijn genade In benauwdheid wacht. Zijn machtig' arm beschermt de vrorrfen, En redt hun zielen van den dood. Hij zal hen nimmer om doen komen, In duren tijd en hongersnood. In de grootste smarten, Blijven onze harten In den Heer gerust. 'kZal Hem nooit vergeten, Hem mijn Helper heeten Al mijn hoop en lust. Ps. 33 v. 9 en 10. Helder en doorzichtig is de gelijkenis, welke daar voor ons ligt opengeslagen. Haar bedoeling wordt ons 't eerst medegedeeld. Jezus zeide deze gelijkenis, daartoe strekkende, dat. men altijd moet bidden en niet vertragen, 't Gevaar ligt er toch, dat men in het gebed vertraagt. De oorzaken daarvoor zijn niet weinig. Traagheid, koelheid voor een zaak, gemis aan warmte in ons hart, maar bovenal ongeloof. Somwijlen wordt 't geduld lang beproefd; God de Heere houdt dan niet op lankmoedig te zijn, maar bij ons rijst twijfel of de verhooring wel komen zal en we vertragen in 't bidden. Dan weer staan we voor een zaak, die ons schier onmogelijk toeschijnt, 't ontbreekt ons aan kracht des geloots en we vertragen in 't gebed. Jezus komt echter tot ons om ons toe te spreken door deze gelijkenis, opdat wij nu niet en nooit zouden vertragen in de smeeking. Daar is een weduwe, die 't had te doen met een rechter. Hij vreesde God niet en ontzag geen mensch. Recht kon zij bij hem niet verkrijgen. Maar wat doet ze ? Ze houdt niet op van haar zaak voor hem te brengen dag aan dag en week aan week, aldoor, aldoor, opnieuw, opnieuw. En eindelijk doet hij haar recht. Die vrouw maakr 't hem lastig, ze is telkens weer aan zijn deur, en altijd weer met dezelfde smeekbede: Doe mij recht tegen mijn weerpartij.. Ten slotte zegt de rechter : »Kom, ik zal haar recht doen, opdat zij niet eindelijk kome en mij het hoofd breke. En Jezus zegt ons : Hoort, wat de onrechtvaardige rechter xegt. Zal God dan geen recht doen zijnen uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel hij lankmoedig over hen is ? Ik zeg u, dat Hij hun haastelijk zal recht doen, Laat ons dan biddende niet vertragen. God zal recht doen en op grond daarvan kan Zijn volk geheel zijne zaak den Heere toebetrouwen; en blijvend toevertrouwen, totdat Hij helpt, ook al duurt 'tlang, en schijnt de kans ook gering. Engelands macht is groot, Engelands geld overvloedig, Engelands plan staat vast. Als straks de duizenden van Engeland den Zuid-Afrikaanschen bodem drukken, wat beteekent dan de macht der Boeren. Wat zijn deze onder zoovelen. Tenzij de Heere mede optrekt aan de spits en der Boeren kracht ligt in het lied van Luther: Als onze macht ons redden moet, Dan zijn wij dra verloren ; Maar 't is de rechte Man, die 't doet, De Man van God verkoren. ■ Boven Engeland met zijn macht en geld en vaste plannen staat de Heere. Hij heeft het recht lief en Hij haat goddeloosheid. Hij is machtig om te verlossen. Zal dan God geen recht doen zijnen uitverkoornen, die da» en nacht tot Hem roepen? Ot heeft de geschiedenis van onze Stamverwanten in Zuid-Afrika, een geschiedenis des lijdens, van bloed en tranen niet ruimschoots bewezen, dat de Heere recht doet. Engeland wil God vreezen en is daarin oogenschijnlijk verheven boven dien onrechtvaardigen rechter, maar Engeland wil geen recht doen en daalt daarbij voor onzen blik beneden dien man, »die God niet vreesde en geen mensch ontzag." Maar staat de Heere niet boven Engeland? Heeft Hij dat niet rijkelijk bewezen en zal Hij dat niet bewijzen? Dies hebben wij te bidden en niet te vertragen. Sla een enkelen blik in het verleden, een enkelen blik in het Woord onzes Gods, maar dan ook een blik naar boven naar den troon der gebeden. Is Engelands macht niet lang groot geweest, en was niet de leuze: »de wereld voor Engeland ? Getuige daaivan ook de Kaapkolonie, in 1796 voor 'teerst van ons gekaapt en in 1806 door gedwongen afstand in het bezit van Engeland gekomen. Lang duurde 't niet of de Boeren konden zich onder't Britsche bestuur niet meer vinden. Hoe kon de Hollandsche Leeuw in zijn zin voor vrijheid en onafhankelijkheid, gebonden ligger, in de banden van Brittagne ? »Sta op en trek" luidde 't in T\Va?f.r, ^.er ^oeren< en men stond op en trok noordwaarts, Moeilijk kunnen wij ons eene voorstelling maken van zulk een »trek" met ossenwagens, door woeste rots- en heuvelachtige streken. De vrouwen en kinderen, ouden van dagen en kranken zaten op de voertuigen, de mannen daarnevens, de schapen en runderen gedreven door Kafr?rj\ ?fet ^lu'Pe ^es Heeren, en deze krachtig in Oudhollandschen heldenmoed en volharding, opgewekt door gebed, psalmgezang en 't lezen van Gods Woord, zoo kon men de reis volbrengen. Het duurde echter niet lang of zij kwamen in aanraking met hun vijandige Kafferstammen. Groot was de overmacht der wilden, t gelukte echter den Boeren hen in de mogendheid des Heeren af te slaan, schoon zij niet beletten konden dat al hun vee, 6000 runderen en 40.000 schapen, werd weggedreven. De Boeren hielden niet éen enkelen trekos meer over. Daar zaten zij midden in een wildernis, ze konden niet voor- of achteruit. Daar zaten zij met vrouwen en kinderen, kranken en gewonden en ouden van dagen. Toen is er wat gebeden en gesmeekt tot den troon der genade! En of de Heere hoorde? Zou God geen recht doen Zijnen uitverkoornen, die dag en nacht tot Hem roepen ? Met een honderdtal uitgewekenen, die zich elders hadden gevestigd, kwam de in de geschiedenis der Boeren zoo welbekende Piet Retief. Dat zijn komst als een bijzonder werk des Heeren mocht beschouwd worden, blijkt ook daaruit, dat 't Satan was gelukt het zaad der verdeeldheid te strooien in het Boeren lager. Toen echter Piet Retief als commandant-generaal gekozen werd, trokken allen weer als één man achter hem op. Men had nu 'toog op Natal gericht. Met ongeloofelijk veel krachtsinspanning en moed trok men met de ossenwagens over het Drakengebergte, tot op dien tijd nog nooit met een voertuig gepasseerd. Maar des morgens knielde men neder in het lager der JBoeren, en onder den blooten hemel zag men op tot Hem, die woont boven de wolken. Dan smeekte men des Heeren zegen af, met moed en geloof ving men den dag aan, en des avonds vlijde men zich neder in de hoede des Almachtigen. Zóó kon men moeite en ellende te boven komen, éindelijk kwam men in Natal en gelukte het Piet Retief van het hoofd der Zoeloe's een stuk land te koopen. t Contrakt werd geteekend. ... ^ ingaan de Zoeloe-koning betoonde zich allervriendelijkst jegens zijn nieuwe bondgenooten, en gaf voor den volgenden dag ter hunner eere een feest te willen geven. In 't volste vertrouwen verscheen Piet Retief ongewapend met de zijnen op het feest. Maar als 't feest in vollen gang is, roept de Kafferkoning eensklaps: »Slaat de duiveJs dood." Meer behoefden de Kaffers niet te hooren. Zij wierpen zich op de ongewapende gasten, vermoordden hen en verminkten de lijken. Is de geschiedenis der Boeren ook een geschiedenis van tranen en lijden? De Heere trok echter de hand niet at van Zijn volk. De achtergeblevenen in het lager der Boeren, ongerust over het uitblijven van hunne makkers, trokken uit om hen op te sporen. Spoedig vonden zij hunne verminkte lijken en daaronder ook dat van 1 iet Retief. Naast hem op den grond lag zijn lederen tasch en in die tasch de koopacte van den grond, /oo verkreeg men dan een stuk grond, gekocht met bloed bedruppeld met tranen. En bij alle geledene smart, dankbaar voor de plek, waar men mocht leven, wist men nog te roemen in den Heere, en het klonk in hun lager en het verspreidde zich over de velden, door bosch en beemt en het klom op tot God in den hemel: God baande door de woeste baren. En breede stroomen ons een pad. Daar rees zijn lol op stem en snaren, Nadat Hij ons beveiligd had. Zou dit reeds het lied der overwinning wezen? Zou Engeland de nu zoo duur gekochte vrijheid en onafhankelijkheid der Boeren ongeschonden laten? Dan ware Engeland Engeland niet meer en het perfide Albion had zich bekeerd. Niet lang duurde het, of Engelands bloedroode vlag wordt gezien in Natal, om der Boeren bezittingen te annexeeren. Voorwendsel was, dat de boeren de Kaffers zoo slecht behandelden. In die dagen scheen men zich hier in Nederland iets van de zaak der Boeren te willen aantrekken. In 1842, landde een Hollandsch schip aan de Kaap. Met uitbundig gejuich werd de gezagvoerder Smellenkamp ontvangen en zijn tocht naar Pieter-Maritzburg, een stad der Boeren in Natal was een ware triumftocht. 't Deed 'thart der Boeren, waarin Hollandsch bloed vloeit, goed een Hollander de hand te mogen drukken en hulpe uit Holland te mogen verwachten Maar hoe werd die hope gekrenkt. De toenmalige minister liet de Boeren in den steek, en men durfde uit vrees voor Engeland zelfs geen handelsbetrekkingen aanknoopen. Ach, waar is Neerlands oude roem en glorie ? Is de leeuw van Holland zoo gebonden ? Mag onze geliefde vorstin niet eenmaal de »Roode-kruis-vaarders" de hand drukken, en moeten wij het aanzien, dat uit onze havens dynamiet verscheept wordt naar Albion? Hoe bloedt ons t hart, maar t brenge ons tot verootmoediging. Neerland is Neerland niet meer, omdat Neerland God verlaten heeft. Terwijl Smellenkamp op de terugreis was naar het Vaderland, daagden de Engelschen met man en macht op in Natal, versloegen, na eerst een nederlaag geleden te hebben, de Boeren en zoo kwam in 1842 Natal in handen der Engelschen. De Boeren hadden hun leven gewaagd tegen de Kaffers, 't Was hun te doen om een vrije plek op de aarde Rijkdom begeerden zij niet maar t brood huns bescheiden deels. Engeland palmde evenwel den buit voor zich in. Wat men echter den Boeren ook mocht ontnemen, de vrij neid niet, Met een gebed op de lippen en vast vertiouwen in thart maakten zij zich op om op nieuw te strekken. En de Heere liet zich niet onbetuigd. Zou God geen recht doen zijnen uitverkoornen, die dag en nacht tot Hem roepen? Over de Vaalrivier vond men een plek, waar men zich vestigde, en bij het tractaat van Zandrivier in 1852 werd de Republiek der Boeren door Engeland vrij verklaard, evenzoo Oranje-Vrij staat ten Zuiden van de Yaalrivier in 1854. Groot was de blijdschap nu men een vrije plek had, een vrij oord voor het holle van den voet. Men vergat niet den Heere te danken. Ons geslacht daar ginds wist Gods Woord te hanteeren ; men las elkander voor uit den Statenbijbel de liederen vati bevrijding en't klonk in de woningen en het verspreidde zich over de velden, door bosch en beemd en het klom op tot God in den hemel : Door 'sHeeren hand 't geweld onttogen, Zal ik genoopt tot dankbaarheid, Verschijnen voor Zijn heilig' oogen, Met offers aan Hem toegezeid. Zou Engeland nu de zoo duur gekochte vrijheid en onafhankelijkheid der Boeren niet meer schenden ? Dan ware Engeland Engeland niet meer, en het perfide Albion had zich bekeerd. In Oranje-Vrijstaat werden diamanten en in Transvaal werd goud gevonden. Goud en diamanten schitterden den Brit verleidelijk tegen. Al spoedig werden de diamantvelden van Kimberley genomen en in 1877 den 12en April Transvaal geannexeerd. Vraagt gij onder welke voorwendsels? Men beweerde dat de Boeren niet in staat waren om de zaken huns lands naar behooren te regelen en de Kaffers zonder wreedheden in bedwang te houden. Alle pogingen stelden de Boeren nu in het werk om de Engelschen van onrecht te overtuigen. Niets mocht baten. Men dorstte naar vrijheid. De Engelsche vlag werd neergehaald, en de Transvaalsche geheschen. Een voorloopig bewind was saamgesteld uit het driemanschap Kruger, Jorissen, Joubert. Een rij van schitterende overwinnigen werd behaald. God de Heere wrocht mede. Bronkerspruit, Langsnek en Schuinshoogte mogen met eere vermeld in 's lands historieblaan. Maar wat halen ze bij de meest glorierijke overwinning op den Majuba of Spitskop. In den nacht van 26 op 27 Febr. had de vijand den top van den berg beklommen. Met schrik vernam de kommandant der boeren den volgenden morgen de vijanden daar boven zich. Vast beraden wat er gebeuren moest, zeide hij tot een troep Boeren in zijne nabijheid «Jullie moeten hullie daar gaan afhaal"! Met een schier niets vreezenden moed beklommen zij onder een hagelbui van kogels den berg, beschermd door de steenklippen telkens den vijand, die zich daarboven aan den rand vertoonde wegschietend. Groot was de vreugde, toen zij de zege behaalden. De generaal zelf, knielde neer in het midden van zijne dapperen, en dankte den Heere. Heel het land jubelde. Men heesch de vlag en uit volle borst werd er gezongen : Di vierkleur van ons dierbaar land, Di waai weer o'er Transvaal, En wee di God vergeten hand Wat dit weer neer wil haal! Waai hoog nou in ons heldre lug, Transvaalsche vrijheidsvlag, Ons vijande is weggevlug Nou blink een blijer dag. Zou Engeland nu de vrijheid, waarvoor de Boeren hun leven veil hadden, ongeschonden laten? In 1884 kwam de conventie van Londen tot stand. Daarna trad Gladstone af, Gladstone de Christen staatsman, die de zaak der Boeren dorst te bepleiten, die den Sultan van Turkije, om den moord op de Armeniers den grooten moordenaar dorst noemen. De nieuwe staatkundige partij begon weer den ouden strijd om goud en heerschappij. Maar de Heere zorgde. Denkt aan den verraderlijken inval vau Jameson. Diep werd de verrader vernederd. Zoude God geen recht doen zijnen uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen? En Engeland ? Drie jaren zijn voorbij en het zocht den oorlog om goud, om heerschappij. En wat zal het einde zijn ? De geschiedenis bewijst voldoende, dat 't recht aan de zijde der Boeren is. Dan ook een blik in Gods Woord. Zal God geen recht doen ? Niet dat Transvaal als land als volk geen schuld heeft. Schuld heeft het, en er zijn ook daar zonden, die opklimmen voor den troon des Heeren. Het Transvaalsche volk zelf draagt daarvan kennis en de oprechten verootmoedigen zich deswege voor het aangezicht des Heeren. De grijze prediker, die de schare te Pretoria toesprak, vóór men uittrok ten strijde, wees het volk onomwonden op zijne zonden. Een volk, dat God verlaat, pleegt zelf- moord. Het goud was ontdekt en de schatten der aarde waren gezien, maar God werd hoe langs hoe meer vergeten. Zoo ligt er ook schuld op 't Transvaalsche volk, maar daarom nog geen schuld tegenover Engeland. De zaak van Transvaal is rechtvaardig. Zal God dan geen recht doen? Is het niet Zijn lust om gerechtigheid te oefenen? Wat Engeland ook moge zeggen, zelfs zijn zendelingen kon men niet vertrouwen. De zendeling Dr. Filips schreef in zijn zendingsblad, over de onderdrukking der Hotter.totten door de Boeren. Niet lang daarna stonden de Ilottentotten met een sterke macht tegen hen op. Ze werden geslagen. En wat vond men in de woning van den zendeling? Een complete wapensmederij en meer geweren dan Bijbels. Doch vindt men in Engeland zelf niet mannen, die 't opnemen voor de rechtvaardige zaak van Transvaal? Gladstone juicht voor den troon. Maar denkt aan Mr. William Stead. Den 8en October preekte Dr. Lunn over den gouddorst van Achan en vergeleek daarmede de hartstochten van Engelands leiders. Aan 't slot zeide hij : wanneer God de zonde van Achan aan het geheele volk bezoekt, zal Hij die voorzeker aan de bestuurders bezoeken, indien men als volk niet protesteert. Zal God dan geen recht doen? Zegt Hij niet: »Moab is m\jn waschpot en op Edom zal Ik mijn schoen werpen, zal Hij dan niet tot Engeland komen? Albion zal vernederd worden, maar op Zijn tijd en wijze. God hoort Zijne uitverkoornen, die dag en nacht tot Hem roepen. En daarom gemeente, den blik naar boven. De Heere laat niet spotten met Zijne eere en ook niet met 't recht van Zijn volk. Jezus sprak tot ons eene gelijkenis, daartoe strekkende, dat men altijd moet bidden en niet vertragen. Laat ons die les mogen leeren, nu en altijd. Laat ons bidden: Heere om Uws naams wille. Gij zijt rechtvaardig en doet gerechtigheid. Laat de gansche aarde weten dat Gij God zijt. Laat de vijand niet om ons omspringen en zeggen: waar is nu uw God ? Laat ons bidden: Doe het om Uwer goedertierenheid wille. De Boeren hebben ook zonden, volkszonden, nationale zonden. Laat ons pleiten voor onze broeders, dat de Heere hunne zonden vergeve, en hen niet tuchtige en Engeland de geesel worde. Ja den blik omhoog. Met verootmoediging. Niet om onzentwille, niet om de wille Zijns volks kan de Heere hooren. De twee en dertigste psalm worde, ginds en hier gezongen: 'k Bekend', o Heer! aan u oprecht mijn zonden ; 'k Verborg geen kwaad dat in mij werd gevonden, Maar ik beleed, na ernstig overleg Mijn booze daan, Gij naamt die gunstig weg. Den blik naar boven, met liefde,, één in de gemeenschap der heiligen, één met hen die nog bidden in hunne lagers, die nederknielen eer ze ten strijde trekken, die zingen en 't klinkt over de velden, door bosch en beemd en 't klimt op tot God: Uw God, o Isrel! heeft de kracht Door Zijn bevel u toegebracht. O God schraag dat vermogen ! Versterk hetgeen gij hebt gewrocht, En laat Uw hulp door ons gezocht Uw volk voortaan verhoogen ! Den blik naar boven, met liefde, heilige geestdritt en bezieling, vol van diepgevoel, voor die knapen, mannen en grijsaards in den strijd, voor die jongens die hun vaders bijstaan, voor die moeders die vreezen en beveri en, de Heere geve 't, biddend in heur woningen achterblijven, met liefde, voor die kinderen die vragen, komt vader terug?'' voor die diepbedroefden die 't antwoord reeds schuldig moeten blijven, voor de gewonden die zieltogen op het slagveld. Den blik omhoog met liefde, voor dien godvreexenden belijder President Paul Kruger, die geen nachtdiscipel is, maar des nachts worstelt in het gebed en des daags wandelt als een kind des lichts. God de Heere zegene hem, dat zijn ziel in vrede en met vrede ten grave dale. God de Heere sterke hem, den Christen-Staatsman in deze moeielijke dagen. 't Oog naar boven, voor Aarzelen we om 't uit te spreken ? Zullen ook wij nu geen genade van den Heere begeeren om 't Woord van Jezus te gehoorzamen : »Gij zult uwe vijanden liefhebben. Bidt voor degenen die u vervolgen en die u geweld aandoen. Ja 't oog naar boven ook voor Engeland. Dat 't zich niet meer bezoedele! Dat zijne leiders zich bekeeren! Dat 't zijn oordeel niet verzware ! Zal God geen recht doen ? Zal hij niet wreken het rechtvaardige bloed vergoten op aarde? Eu ten slotte den blik omhoog met vertrouwen. God zal recht doen. Hij wil het doen en Hij kan het doen. Laat Engeland vermelden van wagenen en van paarden laten wij vermelden van den Naam onzes Gods. Bij Hem zijn alle dingen mogelijk. Hij kan doen boven bidden en boven denken. God kan wonderen doen. Nebukadnezar droomde en zag een groot beeld, de voeten waren van ijzer en leem. Maar een steen zonder handen afgehouwen kwam af van den berg en sloeg dat beeld en verbrijzelde het aan zijn voeten. God kan wonderen doen. De geschiedenis van Israël is er vol van. De geschiedenis van ons Vaderland is zulk een welsprekend bewijs. Wacht op den Heere, zijt sterk en Hij zal uw hart versterken. Laat straks de Boeren hun lied weer mogen zingen, het dreune in de steden, de dorpen en over 't veld: En met Gods hi'lp het ons die juk Van Engeland afgegooi, Ons is weer vrij; geluk geluk, Nou waai ons vlag weer mooi. Dit het ons heldenbloed gekos Maar Engeland nog veel meer, So het die Heer ons weer verlos, Ons geef Hem al die eer ! Daartoe helpe hen God almachtig! Hij zal het doen! Wanneer? Op Zijn tijd. Laat ons dan die smeekende weduwe gelijk zijn en altijd bidden en niet vertragen. Amen. GEBED. Ten slotte werd staande gezongen: God, die helpt in nood, Is in Zion groot; Aller volken macht Niets bij Hem geacht Buigt u dan in 't stof. En verheft met lof 't Heilig Opperwezen; Wilt Hem eeuwig vreezen. Ps, 99 : 2.