81 K 85 lic KOMST VAN HET KONINKRIJK PREEKENSERIE ONDER REDACTIE VAN Ds. J. J. BUSKES Jr. en Ds. E. L. SMELIK LICHT HEBBEN DOOR Ds. J. W. BOOGAARD I UITGEGEVEN DOOR BOSCH S, KEUNING TE BAARN 6e SERIE nummer 3 LICHT HEBBEN door Ds. J. W. BOOGAARD | NED. HERV. PREDIKANT TE BURGH (Z.) I Jesaja 50 vs. 10. Wie is er onder ulieden, die den Heere vreest, die naar de stem zijns knechts hoort? Als hij in de duisternis wandelt en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den naam des Heeren en steune op zijnen God. Voorzang: Ps. 25 vs 6 en 7. Lezen: De Wet des Heeren. Jesaja 50. Psalm 118 vs 7 en 8. Evang. Gezangen: 58 vs 7 en 9 (of Lied 45: vs 5 en 6). Psalm 27 vs 7. DAAR zijn wel eens stemmen opgegaan uit de Christenheid, die zeiden het te betreuren, dat in deze bedeeling zoo heel weinig te onderscheiden zijn: de geloovigen en de ongeloovigen. De kinderen Gods aan d'eene zij'; de kinderen dezer wereld aan d'andere kant. Of volgens de Oud-Testamentische benaming: de vromen en de goddeloozen; de rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Men zou zoo gaarne dat alles tastbaar duidelijk zien; men zou zoo gaarne weten, waf nu eene verborgenheid is. Ik weet wel daar zijn er velen, die meenen haarfijn te kunnen zeggen wie tot het kindschap Gods mogen gerekend; wie de geloovigen zijn en wie niet, en de maatstaf, die zij aanleggen, is o zoo juist, maar als die velen zich hielden aan de eerste verzen van Matth. 7, 'k geloof dat zij dit oordeelen wel ter zijde stellen zouden. Laten wij het overlaten aan den Rechtvaardige daar.boven; Hem is het bekend, wie tot Zijn Gemeente behoort. En toch — wij weten het soms ook! Wie de oogen geopend heeft, en nauwkeurig waarneemt, die vermag wel eens een blik te werpen in het zuiver godsdienstig leven van zijn medemensch, zóó dat hij in stilte, soms openlijk, zou willen getuigen: dat is een geloovige; dat is een kind van God. Vraagt ge mij: wanneer valt dat op te merken, dan geef ik u als mijn antwoord het woord van Jesaja, den profeet, hierboven genoemd: „Wie is er onder u, die den Heere vreest, die naar de stem zijn knechts hoort? Als hij in duisternissen wandelt en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den naam des Heeren en steune op zijn God." Dat is een geloovige; een vrome, een rechtvaardige .... 't Stil beluisteren van de stem dier menschen doet ons fluisteren: hier is de ware vroomheid; hier is 't geloof; het kindschap Gods! Gaan we nu ons tekstwoord verklaren dan zou ik willen voorstellen alleen met eigen persoonlijkheid rekening te houden: m.a.w. niet hoe anderen dan wel zijn, maar wijzelf! Wie wijzelf zijn als wij in duisternissen wandelen en geen licht hebben! Mogelijk, dat wij dan voor ons zeiven de verzekering omdragen: kind van God te zijn ja dan neen. — Ons tekstwoord is van Jesaja, den grooten profeet, wiens stem tot het volk des Heeren op bijzondere wijze geklonken heeft. Jesaja, die het volk naar de duisternis der ballingschap ziet henengaan. Jesaja, die tot ontsteltenis heeft moeten opmerken, dat Gods volk, Zijn volk niet meer wezen kan. Die het uitroept in schreiend leed . en met diepbewogen gemoed: „een os kent zijn bezitter en een ezel de kribbe zijns heeren, maar mijn volk verstaat niet; mijn volk heeft geen kennis." Jesaja, die het onweer ziet opkomen: dreigend en onheilspellend; die de duisternissen aan den verren horizont ziet afgeteekend: niets dan ellende is te wachten; niets kan den gang naar de duisternissen tegen houden. Het is een van God-verordend moeten — wat zal dat worden? Gods volk verdelgd van den aardbodem? De vromen vernietigd? De goddeloozen behouden? Neen, dat kan, dat mag de stem van den Godsgezant niet zijn! Hij weet het, wat God verkoren heeft gaat nooit te loor. Zijn kind behoudt Hij! En daarom komt de profeet met dit troostwoord: Het kan donker worden, zeer donker, maar wie betrouwt op den naam des Heeren en steunt op zijn God, die komt uit het donker tot het licht. — Welk» een geweldige waarheid in Jesaja's dagen; welk een heerlijke waarheid ook in onzen tijd: licht wordt het voor wie betrouwt op den naam des Heeren, voor wie steunt op zijn God. Als het soms donker blijft in uw leven, ga dan eens in de binnenkamer van eigen woning of mogelijk de oorzaak der donkerheid te vinden is. Onder biddend opzien tot God zal het u duidelijk worden, dat aan twee eischen voldaan zal moeten worden, zal het licht worden: le. den Heere vreezen; 2e. naar de stem zijns knechts hooren. Dat is het zuiver zichtbaar kenmerk van het kind van God; van den rechtvaardige hier beneden. Den Heere vreezen! Verstaan wij deze uitdrukking ten volle? Laat ik beginnen mogen met te zeggen dat hier geen gedachte mag zijn aan het denkbeeld: sidderen, beven, bapg zijn voor. De goddelooze beve; de onrechtvaardige siddere; de vrome vreeze den Heere. Ik zou haast geneigd zijn te zeggen: hier hebt ge een zichtbaar onderscheid tusschen den rechtvaardige en den onrechtvaardige; 't kind van God en t kind dezer, wereld. Daar is in de vreeze geen angst; „Des Heeren vrees is rein; zij opent een fontein, van heil dat nooit vergaat." „De vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid. De vreeze des Heeren, het is 't eerbiedige buigen voor het Machtig Opperwezen, nooit uit angst maar aldoor in stille onderworpenheid, 't is't ootmoedig spreken der ziel: en nu wat verwacht ik.oHeere, mijn Hulpe is van U! 't Is biddend buigen en buigend bidden. „Gij, die den Heere vreest," welke een schoone trek van het christelijk leven! Waar zij gevonden wordt, daar is een fontein van heil, springende tot in het eeuwige leven. Een fontein van heil, met hare stralen: berusting, vertrouwen, stille zijn, wachten! Die fontein kent de wereld niet. Zij kan door hare stralen niet worden verkwikt en vertroost, want 't eerbiedig buigen is er niet; 't geloovig blikken op God ontbreekt. Dat beginsel der wijsheid, de wereld neemt het niet aan. De wereld buigen? De wereld afhankelijk zich voelen? En toch de wereld weet niet, dat zij hare vrijheid onherroepelijkkwijt is. Wie niet buigen wil voor een Almachtig God, die zal eenmaal sidderen en beven voor Zijn Heilig wezen. — In de vreeze — geen siddering. Het „vreest niet" 't is het deel der hoofdinhoud van het Evangelie; 't is gesproken op den Opstandingsmorgen. We kennen mede het woord: vreest niet, gij klein kuddeke, want het is des Vaders welbehagen ulieden het koninkrijk te geven. De vreeze des Heeren is 't anker der hoop; 't licht in 't duister; z'is 't menschdom meerder waard, dan 't fijnste goud op aard'. — De tweede eisch: hooren naar de stem zijn knechts. Die knecht d.i. hier de Godsgezant: Jesaja. Hooren naar de stem zijns knechts. Daar zijn zoovele stemmen te beluisteren; naar welke stem zal men hooren? Jesaja wenscht, dat naar hem gehoord worden zal! Zijn stem is deze: naar de ballingschap, o volk des Heeren vanwege uwe boosheid, uwe hardnekkigheid; naar de duisternis, o, uitverkoren volk Gods vanwege uwe ongehoorzaamheid; Babel in, vanwege uwe ontrouw; de onderdrukking tegemoet, vanwege uwe onbekeerlijkheid! En toch dat mag zijn stem niet alleen zeggen; 't is de inhoud der ééne helft zijner rede. Ook de tweede helft mag gehoord: Is mijn hand kort geworden, dat zij niet verlossen kan? Is er in Mij geen kracht om uit te redden? Ik, de Heere, uw Heiland, uw Verlosser1? Dat is de stem van den knecht des Heeren. En hij was zulk een goed dienstknecht. Hoort maar (vs. 4): de Heere Heere heeft mij een tong der geleerden gegeven, opdat ik wete met den moede een woord te rechter tijd te spreken. Hij wekt allen morgen; Hij wekt mij het oor, dat ik hoore, gelijk die geleerd worden. Ik geef mijn rug dengenen, die mij slaan want de Heere helpt jnij; daarom word ik niet te schande. Ach, dat Israël niet luisterde naar zulk een stem! dat Israël niet hoorde naar de stem van Zijn knecht! — Doet gij het? broeder en zuster {Luisteren naar de stem zijns knechts? Ik zei zooeven: daar zijn zoovele stemmen. Daar is: de stem der wereld; daar is de stem Gods, door Jezus Christus. Naar wie zult gij hooren? De stem der wereld: duizenden en nogmaals duizenden hooren haar met welgevallen; met instemming. De stem der wereld is als het zoet gefluit van den vogelaar; maar weet gij het wel dat de stem der wereld is de stem der verleiding? En die stem spreekt zoo overluid! Zij overstemt alles; op den rustdag wordt zij vernomen overal, waar de kerkedienst wordt veronachtzaamd; waar men Gode niet eert, maar zichzelven zoekt. De stem der wereld die is: neem het zoo nauw niet! toef nog wat! laat maar gaan! — Ik ga' verder: de stem der wereld d.i. de stem der vertwijfeling? Hoort het, naar Luc. 16: „ik bid u, Vader, dat gij een bode zendt tot mijns vaders huis; want ik heb 5 broeders, dat hij hun dit getuige, opdat zij niet komen in deze plaats der pijniging. Hooren naar de stem der wereld: het lijkt verheffend — 't is vernietigend. Het lijkt opbouwend — 't is afbrekend. Hef lijkt klimmen — 't is dalen. Het lijkt 't leven, 't is de dood. Hooren naar de stem der wereld: 't is gaan naar de duisternis daar, waar men geen licht heeft. Hooren naar de stem der wereld: 't is 't Koninkrijk Gods tegenstaan! 't is breken het werk dat God wil opbouwen! En nu bespeurt ge toch wel, allen tezamen, wie het einde in handen heeft? God is het. God is het, Die de Majesteit der Almacht tot Zijne rechterhand heeft; Die de zee droog maakt en de rivieren stelt tot eene woestijn. Jesaja, de profeet des Heeren wist het wel als getrouwe dienstknecht: Hij laat niet varen Zijner handen werk. Hij zal uitredden, wederbrengen wat Zijn volk is, wie naar Zijne stem. hoort. Had de psalmdichter het niet recht voor als hij zong: Hoe zalig is het volk dat naar uw klanken hoort Zij wandelen Heer, in 't licht van 't goddelijk aanschijn voort Zij zullen in uw naam zich al den dag verblijden, Uw goedheid straalt hun toe, uw macht schraagt hen in 't lijden, Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedoogen, Maar uw gerechtigheid hen naar uw woord verhoogen. Hooren naar de stem des Heeren, in 't oog der wereld belachelijk — in 't oog van God behaaglijk; 't moge vernederend schijnen, 't is in werkelijkheid verhoogend; 't lijkt dalen — 't is klimmen; 't lijkt dwaas — 't is de hoogste wijsheid. — Hooren naar de stem des Heeren: 't is de vreeze des Heeren. Hooren naar de stem des Heeren, naar de stem van Zijn knecht, het is niet alleen om den Vader daarboven te verheerlijken. Haar doel is tweeledig. Wie den Heere vreest en naar de stem Zijns knechts hoort — nu lezen wij het verdere van deze tekst — als hij in de duisternis wandelt en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den naam des Heeren en dat hij steune op God. Wat wordt dit woord nu rijk van inhoud! Nu gaat het voor ons beteekenis krijgen! Men ga woord voor woord eens na! Kent gij de donkerte en duisternis bij ervaring, 'k bedoel daarbuiten in de natuur? Als ge geen hand voor d'oogen zien kunt? Wat dan? Tastend en schuifelend den weg vervolgen! Is het niet opvallend dat de profeet in dit verband spreekt van: betrouwen op den naam des Heeren en steunen op Zijn God? Daar zijn er, die wandelen in de duisternis der zonde. Dat is erg. Daar zijn er, die wandelen in de duisternis der onkunde. Mede erg. Daar zijn er, die wandelen in de duisternis der droefheid en tegenslag, helaas zijn er ook, die wandelen in de duisternis der schijnheiligheid; dat is wel heel erg. Het zou teveel uwe aandacht eischen, deze vierderlei menschen u te schetsen, maar even in 't kort een heenwijzing te geven ter nadere overweging) is hier toch wel op hare plaats. De duisternis der zonde. Ja, die is er, tastbaar duidelijk. Velen wandelen daarin.... Ontvlieden het licht en de werken der duisternis verrichten! Men behoeft maar een weinig op te letten en men ziet hoevelen in deze duisternis der zonde wandelen. De vreeze des Heeren ontbreekt; hooren naar de stem van Zijn knecht, (izij kennen dat niet! Zij passeeren het huis des gebeds; de stem der wereld heeft hen geroepen en zij gaan; zij gaan van God — maar naar het verderf. De duisternis der onkunde, ook die is er. Velen, die niet weten, welk een rijkdom van geloof en geloofsleven hun ontgaat, die maar voortleven alsof er niets anders is dan het leven dezer wereld. Die uitschakelen een leven mèt God om de droeve reden, dat zij er nooit van hoorden of door toedoen van ouders er nooit van konden hooren. De duisternis der onkunde, die helaas in de groote steden tot den weg der duisternis van de ergste zonden voert. — De duisternis van droefheid en tegenslag. Broeder en zuster, die kennen we allen wel. Wat is die duisternis algemeen. Is hier wel licht te zien? Kunnen wij dan wel betrouwen op den naam des Heeren en steunen op God? Ja, hier is het licht voor den rechtvaardige, hier is het waarheid wat de dichter zong: Ruwe stormen mogen woeden Alles om mij heen zij nacht! God, mijn God zal mij behoeden God houdt voor mijn heil de wacht! De duisternis der schijnheiligheid! Waar in de Evangelieën over gesproken wordt, en waar onze Heiland zoo treffend voor waarschuwde. Helaas, die duisternis is nog niet opgetrokken! Dat zij nooit over ons kome, want juist zij is in de gemeente s als onkruid, dat voortwoekert en de kerk maakt tot een smaad. Vroom zijn is heerlijk; vroom schijnen, onteerend. Wij begonnen met te zeggen dat het door velen zoo betreurd wordt dat zij niet weten te onderscheiden den rechtvaardige van den onrechtvaardige; den vrome van den goddelooze. En toch zeide ik: wij kunnen het somtijds, 't Is mogelijk, dat het duister wordt en duister blijft; 't is ook mogelijk dat het duister is en toch licht. Dat laatste kan alleen bij den „rechtvaardige" waar zijn. Ik zou geneigd zijn te getuigen: dat is de wondere waarheid van het Evangelie. Duister en toch licht! 't Lijkt onwaar en onwerkelijk, en — het is de waarheid, de werkelijkheid. We noemden de duisternis van droefheid en tegenslag. In die duisternis kan het licht voor u zijn — als ge den Heere vreest en naar de stem zijns knechts hoort. Want in die duisternis moogt ge luisteren naar de stem van den dienstknecht die u zegt: betrouw op den naam des Heeren en steun op uwen God. In de duisternis is alle betrouwbaarheid weg; immers men ziet niets en onderscheidt niets. Men kan nergens op betrouwen dan alleen op het feit of men; den' SvetJ kent; zooals een blinde zijnen weg vindt. Betrouwen op den Heere dat kan alleen als men Zijne wegen bewandeld heeft; naar Zijn stem heeft gehoord. Dan wordt het licht in de duisternis. Wat was het donker, duister op den weg van Abraham naar den berg Moria om zijnen zoon, zijnen Izaak te offeren op het altaar. De Hebreënbrief zegt: door het geloof heeft Abraham Izaak geofferd, overleggende dat God machtig was, hem ook uit de dooden te verwekken. Dat was het licht in den donker. Betrouwen op Zijnen naam; steunen op God. — Wat was het (donker op den weg van Job. Alles verloren; zijn vee, zijn kinderen, :zijn gezondheid. Duisterder nog als zijn vrouw hem zegt: Vloek God en sterf! En daartegenover dat machtige woord: zouden wij het goede van God ontvangen en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijne lippen niet. Het was licht, temidden der duisternis. Zal ik verhalen van een Elia, van een Johannes den Dooper, zal ik u zeggen gaan hoe onze Heiland gekend heeft de donkerte van Gethsemane? Gewagen van een Paulus en Silas? Sla uw eigen levensboek eens op? Waarlijk het is een wondere waarheid in het leven van den vrome: duisternis en toch licht! En als ge nu het kind dezer wereld kennen wilt, zie hem dan in de duisternis van droefheid en tegenslag. Het weet niet waarheen zich te wenden; het weet niet van uitkomst; 't is duisterden 't blijft duister. Het betrouwen op den naam des Heeren ontbreekt; het steunen op God, hij kent het niet. Vandaar, dat wij tot de conclusie komen kunnen: in de ure der duisternis is de rechtvaardige te onderkennen. In de ure der duisternis schittert als het ware de vrome als licht. Gemeente, dat zoo'n woord toch beteekenis voor ons verkrijge! Want wij mogen het niet laten bij bloote aanvaarding dezer waarheid, maar zij moet gestalte in ons verkrijgen. En nu is het aan u, in stilte en afzondering te overpeinzen of gij in dat opzicht ook tekorten te boeken hebt. Of er niet vele blad- zijden in uw levensboek donker zijn. En dan de vraag onder d'oogen zien of het godsdienstig leven niet juist in tijden van lijden werd opgebouwd? Ik heb eens hooren zejgen: in donkere tijden sla men het boek der historie op. En dan leze men dat het alleen licht werd, als betrouwd werd op den naam des Heeren en gesteund op God. De bevrijding van eigen vaderland, na de duisternis der verdrukking, spreekt zij niet van betrouwen en steunen op God? Het tijdvak der Hervorming is het niet geweest een tijdvak van steunen en betrouwen? Licht in de duisternis alleen bij de rechtvaardige; uitzicht naar beter alleen bjj kind van G°d! „Als ge nergens uitkomst ziet" dan zingt de vrome: God, mijn God verlaat mij niet. Dit al te zaam mag geen leuze zijn maar moet in ons leven bewaarheid worden. Daartoe is noodig: onderzoek van Gods Woord; 't geregeld opgaan naar het huis des gebeds. Waar Gods Woord wordt opengeslagen waar naar den knecht des Heeren wordt geluisterd daar is 't betrouwen, 't steunen op. Het onderzoek der Heilige Schrift leert het u dat het licht is en licht blijft alleen dicht bij God. „Uw woord is mij een lamp voor mijnen voet, mijn pad ten licht, om 't donker op te klaren." Het onderzoek der Heilige Schrift wijst u op de donkere vlekken van het leven; leert u kennen de macht der duisternis maar toont u tevens de overwinning van het licht. Zij wijst op het Licht der wereld; op Hem Die de duisternis der zonde heeft weggenomen en het Leven heeft aangebracht; op Jezus Christus, den grooten Lijder maar ook de Overwinnaar van den dood. Leer betrouwen — leer steunen op den Heere, uwen God. Hij brengt wel meermalen in de duisternis, maar Hij leidt ook weer uit. Leert schuilen bij Hem, in stille afhankelijkheid, en ^ij zult, onder leiding van Zijnen Geest, dankbaar zijn voor het woord van Zijn knecht: wie is er onder u, die den Heere vreest, die naar de stem Zijns knechts hoort? Als hij in duisternissen wandelt en geen licht heeft; dat hij betrouwe op den naam des Heeren en steune op zijn God. Amen. WIJZE VAN UITGAVE In deze serie verschijnt op den len en 15en van iedere maand een preek. Men kan zich abonneeren op een jaargang, loopende van October tot October, tegen een abonnementsprijs van VIJF GULDEN. Dit abonnementsgeld wordt in twee halfjaarlijksche termijnen van f 2.50 bij vooruitbetaling voldaan. Afzonderlijke preeken zijn verkrijgbaar a 40 cents. Bij getallen belangrijke korting. Men vrage bij de uitgevers aan. Abonnementen of bestellingen op afzonderlijke preeken worden aangenomen in iederen boekhandel en bij de Uitg. BOSCH & KEUNING te Baarn (Postgiro 20246). Prachtbanden (voor het inbinden van ieder 12-tal preeken) zijn verkrijgbaar a 60 cents. Iedere serie (van 12 nrs.) is direct na verschijning van de iaatsfe preek ook gebonden verkrijgbaar a f2.90.