■* m «!*» j I1ET '0/ * KÖNI1NGRIJ K de« HE MELEN volgens de gelijkenissen en uitspraken des HEEREN, VOOR DE ARMEN VAN GEEST EENVOUDIG VOORGESTELD v\oov C. (&* STSn Crcutsbcrg, Predikant te Vlissingen. DERDE LEERREDE OVER Matth. V, vs. 3. voorafspraak. Genade, barmhartigheid en vrede zij u van God den Vader en onzen Heere Jezus Christus door de gemeenschap des H. Geestes W. en Zeerg: Toeh! Het Koningrijk der Hemelen moet voorzeker iets groots, iets heerlijks, iels heiligs zijn! Immers de Heer verklaart, dat de Joden, die zoo naauwgezet waren in uiterlijke godsdienstigheid, zoo getrouw in de onderhouding der Sabatten en andere feesten, zoo streng in handhaving der goddelijke geboden, zoo onberispelijk naar de regtvaardiglieid, die in de wet is, zoo rijk in tempelgaven en aalmoezen; zoo ijverig land en zee omreizende om oenen jodengepoot te maken: datdezen onbekwaam waren tot het Koningrijk Gods, en de wijngaard les Heeren Jiun ontnomen en aan andere landlielen zoude gegeven worden, die hunne vruchten ouden voortbrengen o;> hunnen tijd! 85 F 10 Dc Meer leert verder: tenzij uwe geregtiglieid overvloediger xij als der Schriftgeleerden en der Pharizeën, zoo zult gij geenszins in het Koningrijk der Hemelen ingaan! Bij de teregtwijzing van den rijken jongeling, die al de geboden Gods van zijne jongheid verklaarde onderhouden te hebben, liooren wij llem die de waarachtige en ook. de eeuwige Regter is, plegtig verzekeren: Het is ligler dat een kemel ga door het oog van een naald , dan dat een rijke inga in het Koningrijk Gods! Eveneens verkondigt de Heer aan den verstandigsten en gevoelvolsten en waardigsten van Israëls leeraars met een plegtig herhaald, »Voorwaar, Voorwaar! tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koningrijk Gods niet zien.' Overal wordt op den voorgrond gesteld, dat wie dien schat immer hoopt te verkrijgen, die parel te koopen, dat deze alles moet verkoopen wat hij heeft, dat zij ook wel gelijk diegenen, die eenen hoogen toren willen bouwen, ol gelijk, een Koning die ten strijde wil trekken tegen eenen magtigeri vijand, wel mogen nederzitten en overrekenen, zoowel de kosten als hun vermogen, ol zij het ook zullen volvoeren kunnen: dat voorts niemand, die zijne hand aan den ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter is, bekwaam is tot het Koningrijk Gods! Ja het Koningrij k Gods moet iets oneindig groots, en heerlijks en heiligs zijn, wanneer de Zaligmaker zelis verklaart: «Voorwaar zeg ik u onder diegenen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan, meerder dan Johannes de dooper, doch die de minste is in het Koningrijk der Hemelen, ismeerder dan hij. Maar het Koningrijk der Hemelen moet toch ook iets zeer eenvoudigs, iets kinderlijks zijn, waai toe in den mensch weinig wijsheid ol kracht, ol oeiening, ja geenerlei waardigheid of verdiensten vereischt worden, wanneer de Heer van de kinderen verkondigt, dat hunner is het Koningrijk der Hemelen, wanneer juist de armen, kreupelen en blinden daartoe geroepen worden, juist de dwazen, onedelen, en zwakken daartoe uitverkoren zijn , wanneer zelfs de grootste zondaren, die gelijk de verloren zoon vol berouw terugkeeren , niet afgewezen maar oogenblikkelijk aangenomen worden , wanneer Hij verklaart, dat hoereerders en tollenaars den eigengeregtigen zullen voorgaan in het Koningrijk der Hemelen, ja wanneer Hij zells in stervens-oogenblikken van den moordenaar aan het kruis, bij zijne bede: »Heere gedenk mijner,als gij in uw Koningrijk zult gekomen zijn , onmiddellijk de belofte geeft: »Voorwaar zeg ik u: Heden zult gij met mij in het paradijs zijn!^ Vragen wij hoe het mogelijk is, dat het Koningrijk der Hemelen zoo groot en heerlij k en heilig kan wezen, en nogtans tevens zoo eenvoudig en kinderlijk, ja zelfs voor de grootste zondaars toegankelijk: de verklaring is eenvoudig: het is met al zijne zegeningen, krachten en genietingen eene gave van Gods genade, en daarom is het beide, oneindig groot en nogtans ook voor den armsten verkrijgbaar. De Hemelkoning komt niet om gediend te worden, maar om te dienen en zijne ziel te geven tot een rantsoen voor velen, en door zijne volmaakte geregtigheid en het bloed der verzoening eene volkomene verlossing aan te brengen, daarom is het iets heerlijks en tevens ook voor de schuldigsten toegaukelijk. Het is de H. Geest, die het oog opent en het hart heiligt en vernieuwt, om dit Koningrijk te zien en in te gaan; daarom is het beide, zoo heilig en volmaakt, en wordt door zijne werking ook voor den onreinsten geopend! Maar daaruit blijkt het dan ook, waarom diegenen dié hoog verheven zijn in hunne eigene oogen, en op hunne eigene kracht, wijsheid en geregtig- heid steunen , nimmermeer daartoe zullen komen : en juist diegenen die zich zei ven als verlorene zonen, als de onreinste en schuldigste zondaren erkend hebben, genen in het Koningrijk der Hemelen zullen voorgaan. Mogten wij het zien, begeeren, zoeken, want het is het eerste en eenige en hoogste voor tijd en eeuwigheid , en met hetzelve zullen tevens al die dingen, waaromtrent des menschen hart zich anderszins bekommert en verontrust, ons toegeworpen worden ! Tekst: Matth. 8: vs. 8. De rede waarvan onze tekstwoorden het begin behelzen, wordt de bergrede genoemd, omdat de Heer gelijk wij in het eerste vers lezen, op eenen berg Avas geklommen, en daar nedergezeten zijnde, zijne discipelen en de scharen onderwees. Willen wij ze verstaan, wij moeten ook mede den berg opklimmen, eenen lioogen, heiligenberg, eenTabor in heerlijkheid, hoog verheven boven het gedruisch en gewoel dezer wereld, boven de nevelen en wolken der aarde, vanwaar ons een ruime heldere blik op den geopenden hemel vergund is, waar de Koning des Hemels, de Heer der heerlijkheid, voor onze oogen staat, zijn aangezigt blinkende gelijk de ton, en zijn gewaad wit gelijk het licht; waar eene stem uit de hoogte tot ons spreekt, en by ieder woord in ons binnenste weergalmt : » Deze is mijn geliefde Zoon, in welken ik mijn welbehagen heb: hoort Hem !" waar dan ook ieder gemoed, dat die woorden verstaat, gedrongen wordt uit te roepen: »Heere het is goed dat wij hier zijn!" ju lust heeft tabernakelen te bouwen! Hij spoort dan ook aan het slot dezer rede tot het houwen van die eeuwige tabernakelen, van die liemelsche woonstede aan, verklarende, dat een iegelijk die deze zijne woorden hoort, en dezelve doet,gelijk is aan een voorzigtig man, die zijn huis op eene steenrots gebouwd heeft. Dan mag de slagregen neder vallen, dan mogen de waterstroomen komen en de winden waaijen en tegen hetzelve huis aanvallen, het zal niet vallen want het is op eene steenrots gegrond! Krachtvol is het slot, krachtvol het begin, krachtvol ieder woord der rede; want Hij spreekt als magthebbendc, en niet als de Schriftgeleerden der aarde. Ja Hij spreekt als magthebbende, want Hij is de weg, de waarheid en het leven, het eeuwige almagtige woord Gods, waardoor alle dingen in den beginne gemaakt zijn', en alle dingen voor eeuwig nieuw gemaakt worden, in hetwelk het waarachtige leven is, en het licht der menschen. Hij spreekt als magthebbende, want Hij is de eeuwig Gezalfde, die getuigt: >>lk ben een Koning, hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, opdat ik der waarheid getuigenis geven zoude. Een iegelijk die uit de waarheid is hoort mijne stem Hemel en aarde zullen voorbij gaan, maar mijne woorden nimmermeer! He waarheid die Hij met zulk eene Goddelijke waardigheid, zulk een hoog gezag en vaste verzekering verkondigt, is zoo hoogverheven , heilig, goddelijk, leder woord van zijne lippen is als een lichtstraal der eeuwige Hemelzon, indringende tot in het dieps te binnenste, verlichtende de geheele ziel. Zijne rede onthult zoo heerlijk Gods gedachten en ontwerpen , schildert het Koningrijk der hemelen, zoo liefelijk in zijne hemelsche gezindheden, zoo zalig in zijne genietingen, zoo heerlijk in zijne zegeningen; iedere uitspraak is zoo diepzinnig, alomvattend, onuitputtelijk rijk, dat hoe dieper wij graven, te heerlijker steeds de verborgene schatten zijner wijsheid te voorschijn treden. In ieder woord ligt eene kracht Gods, eene volheid van genade, eene diepte van wijsheid, een hemel vol zaligheid, eene bron van vertroosting beide in leven en in sterven; en dit alles is nu juist bestemd voor het kinderlijk gemoed, hetwelk zijne woorden beter dan al de verstandigen en wijzen verslaat, voor deeenvoudigen, dieop dat vaste fondament hun alles overwinnend geloof, hunne levende hoop en hemelsche woonstede bouwen! Zoo is het ook reeds met dat eerste woord zijner rede. Wie van ons allen heeft het aireede wel doordacht, goed verstaan, opregt behartigd? Wanneer zullen wij dat ééne woord in geheel zijne diepte peilen, in geheel zijne kracht gevoelen, in geheel zijnen omvang in ons binnenste opnemen ? Mogt gij het verstaan, gij die herwaarts gekomen zij t, hoogverheven in uwe eigene oogen, rijk van geest, rustig in uw gemoed, weltevreden metu zeiven , onbekommerd omtrent uwe ziel; gij zoudt anders dit heiligdom verlaten, als gij het binnengetreden zijt, neergeworpen van uwe hoogte, met zorg en onrust, en ernst en diepen ootmoed vervuld! Mogt gij het vatten gij die zoo arm en gering, zoo vermoeid en belast, zoo onrein en schuldig herwaarts gekomen zijt: gij zoudt danken en juichen en zonder twijfelmoedigheid met de hoogste blijdschap gevoelen, hoe onuitsprekelijk rijken volzalig gij zijt door de genade des Heeren ! Bidt dan den Heer, datïlij zijn lichten zijne waarheid zende, dat die ons leiden en ons brengen tot den berg zijner heiligheid, lot zijne heerlijke hemelwoning, tot den God onzer blijdschap en verheuging! Overwegen wij: I. Wie Hij is, die hier zalig prijst. II. IV ie de armen van geest zijn, van en tot welke Hij spreekt. III. Wat het Koningrijk dor Hemelen is, hetgeen Hij hun toezegt. IV. Om met een enkel woord van toepassing onze rede te besluiten. 1. Staat deze bergrede des Heeren in het Evangelium van Matthens daar als het groote begin zijner Evangelieverkondiging, geen wonder dat het eersle woord dat van zijne lippen komt, eene zaligspreking is, telkens en telkens herhaald , want zijn naam is Zaligmaker, zijn woord is eene blijde boodschap, en eene roeping tot des hemels eeuwige zaligheid! Doch vergelijken wij met deze eerste redenen des Verlossers de laatste, welke wij in ditzelfde Evangelium uitlijnen mond aangeteekend vinden: even dikwijls als hier het woord: »Zalig zijn!' van zijne lippen vloeit: weergalmt daar het ijzingwekkend: «Wee u!" uit denzelfden mond! En wonderlij k vreemd moeten beiden, dat eerste en dat laatste woord , uit den mond desgenen die van boven is, in de ooren dezer wtreld klinken. Hij begint immers niet om zalig te prijzerude verstandigen en wijzen, de hoogverlichten en fijn beschaafden, de diepzinnige denkers, de doorkundige wijzen, die met het grootste vernuft, of rijkste kunsttalent begaaft, bij een helder hoofd en schrander verstand en liooge zielskrachten, door het voortreffelijkst onderwijs, van de uitmuntendste leermeesters, op de hoogste scholen der wijsheid, door bestendig onderzoek en aanhoudende oefening, in hunne jeugd en rijpere leeftijd, bij dagen bij nacht, uitgebreide kundigheden, diepe geleerdheid, schatten van wetenschap vergaderd hebben, wier naam wijd en zijd bekend en beroemd is, welke de wereld als de grootste lichten en sieraden hunner eeuw vol verbazing aanstaart, vol eerbied bewon dert en met eerbewijzen en lofprijzing overlaadt. Neen terwijl Hij juist begint met. talig te prijzen dcarmeii van geest, eindigt Hij met het »wee uit te roepen, over (le wijzen en verstandigen, over Priesters, Schrift- en Wetgeleerden, over diegenen die gezel en waren op den stoel van Mozes en zich verheugden in de vooraanzitting bij de maaltijden , en de voorgestoelten in de Synagogen, en de begroetingen op de markten, en die zichzelven zoo rijk van geest, zoo hoogverheven in wijsheid en wetenschap, zoo cenig en hoog begaafd boven alle andere menschen beschouwden. En dat zalig uit zijnen mond, en dat wee van zijne lippen zijn geene ijdele klanken: want wij hoorden het: Hij spreekt als magthebbende, als het woord Gods, als de eeuwige waarheid! Buiten zijn eeuwig blijvend woord, is niet alleen alles schijn, misleiding en bedrog, maar voor zijn »wee!" verdwijnt ook al wat hoog verheven is in het niet, de Priesterschaar met den tempel, de Schriftgeleerden met den stoel van Mozes; de wetgeleerden met de markten, de wijzen met hunne scholen, ja met de geheele wereld, die hen bewondert en verheft: alles, alles verdwijnt in het niet, verzinkt in den afgrond. En gelijk alles wegkwijnt voor zijn wee: zoo ontkiemt, zoo wast op, zoo bloeit, en rijpt en prijkt met heerlijke, eeuwige vruchten, alles waarover Hij zijn zalig uitspreekt! Klinkt wonderlijk en vreemd in de ooren dezer wereld, hetgeen Hij getuigt aangaande de wijzen en verstandigen, nog wonderlijker en-vreemder is zijne verkondiging en handelwijze ten aanzien dei armen van geest! Hij handelt toch niet gelijk de wijzen der aarde, die eerst hunne leerlingen streng onderzoeken, of zij wel den aanleg, de vatbaarheid, de zielsvermogens bezitten, en het voorbereidend onderwijs tot hunne verdere opleiding ontvangen hebben: daar zij anders te vergeefs zouden pogen hunne diepzinnige wetenschap en hooge wijsheid aan hen mede te deelen. Hij eischt niet gelijk de mannen van wetenschap of gelijk de magthebbers dezer aarde, bij alle die ze in hun onderwijs of hunne dienst opnemen veel, zeer veel: hij onderzoekt integendeel, of zij arm van geest zijn, d. i. niets bezitten, niets weten, niets vermogen in hunne eigene oogen. En dan verklaart lli] aangaande dezen : Zalig zijn die armen van geest, want hunner is het Koningrijk der Hemelen, met al zijne heerlijkheid, krachten, goederen en zegeningen! Zonder te onderzoeken, of zij ten minste niet eenige kundigheden al ware liet ook slechts 111 liet lezen en schrijven verkregen hebben, neemt Hij juist de zoodanigen aan tot zijne discipelen, roept Hij juist diegenen, die in gcenerlei scholen onderwezen, en tot de geringste bedrijven der maatschappij opgeleid waren, tot zijne Apostelen. Ja wanneer daar zelfs moeders met de kleinste kinderen aan de hand of op den arm aankomen, en nu zijne eigene Apostelen wanen, dat deze toch onmogelijk tot dien Heer kunnen toegelaten worden, en veel minder iets van Hem leeren en ontvangen kunnen, verkondigt Hij: »Laatdiekinderkens tot mij komen en verhindert ze niet; want hunner is het Koningrijk der Hemelen!" Ja welke eenvoudige en ongeleerde menschen die Apostelen zijn, alzoo dat zij niet alleen nog niets bezitten, maar ook zelfs niet bidden kunnen: zegt Hij hun: dat ook zij nog niet genoegzaam arm van geest waren en een kind in hun midden plaatsende leert Hi j hun: » Voorwaar zeg ik u: indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkens, zoo zult gij in het Koningrijk der Hemelen geenszins ingaan! 'En gelijk de Apostelen, zoo onderwijst Hij ook zijne Gemeente met strengen ernst; overal waar slechts eenig gevoel van eigenwaarde of reeds verkregen wijsheid zich ver- heft .waarschuwende: «Gij zegt: Ik ben rijk en zeer verrijkt geworden,en heb geensdings gebrek: en gij weet niet, dat gij zijt ellendige jammerlijk, en arm, en blind en naakt!" Geheel arm van geest moet de mensch zij n, en nog steeds armer van geest worden: dan verkondigt de Zaligmaker dat juist deze, die in eigen oogen niets hebben, bezitten, vermogen, het hoogste, heilrijkste, heerlijkste wal genoemd kan worden, hetwelk geen verstand begrijpen, geene woorden uitspreken kunnen, ontvangen zullen: namelijk liet Koningrijk der Hemelen. Want Hij, die dezen armen het Evangelium zijns Koningrijks verkondigt, is dezelfde door wien de blinden ziende worden, de kreupelen wandelen, de melaatschen gereinigd, de dooven hoorende, de dooden opgewekt worden, die al de wonderen zijner goddelijke almagt en genade aan elke ziel volbrengt, welke Hij opneemt Hij dieniet alleen het zwakkeen dwaze, het onedele en verachte der wereld heeft uitverkoren, maar de zoodanigen ook uitzendt, om in zijnen wijngaard werkzaam te zij 11: Hij is ook diegene die hen met al zijne geestesgaven uitrust, en hen leert, dat zijne genade hun volkomen genoeg is, en dat zijne kracht in zwakheid wordt volbragt! Daar heet het indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begeere, die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt: en zij zal hem gegeven worden: geene wijsheid dezer wereld , noch des oversten dezer wereld, die te niet worden: maar wijsheid onder de volmaakten , opdat wij zouden weten, diedingen,die ons van God geschonken zijn; ook geene aardsche, natuurlijke, duivelsche wijsheid, die bitteren nijd en twistgierigheid voedt, verwarring sticht, en tegen de waarheid roemt en liegt: maar die hemelsche wijsheid, die van boven is, die ten eersten zuiver is^ daarna vreedzaam , bescheiden gezeggelijk, vol van barmharligheiden van goede vruchten,niet partijdiglijk ooideelende, en ongeveinsd, wier beginsel is de vreeze desHeeren wier vrucht regtvaardigheid en vrede! Maar waarom de Zaligmaker juist het hoogste aan de geringsten,deri rijksten schat aan de arms ten geven wil, zal ous nog duidelijker worden, wanneer wij verder zien, wie de armen van geest zijn. II. In het N. T. worden er twee woorden gebezigd, welke beidein onze overzetting door arm vertaald worden. Doch terwijl het eene die armen aanduidt, die wel in het zweet huns aanscliijns, door bestendig zwoegen, hun sober deel verdienen, maar nogtans gezonde leden en ligchaamskrachten bezitten en hun eigen brood eten : wordt daartegen het andere woord, hetwelk de Zaligmaker juist hier gebruikt, van diebehoeftigen gebezigd, die door zwakheid, ziekte, en allerlei gebreken, volstrekt Ituiten staat zijn, om zich zeiven te onderhouden en te verzorgen: diegeheel hulpeloos enkel van de aalmoezen en giften der barmhartigheid kunnen leven, en dezelve dan ook biddende afsmeeken. Armen van geestzijn dus, volgens die beteekenis des wooi'ds, diegenen, die naar hunnen geest zich geheel hulpbehoeftig, van alles berooid, vol gebreken en ellende gevoelen, zeil niets hebben noch vermogen, of door eigene kracht verwerven kunnen, die zich geheel van de genade en barmhartigheid afhankelijk gevoelen, en dan ook smeekende en biddende zijn. Gelijk de beteekenis des woords, zoo leert nog duidelijker het verband van onzen Tekst wie zij zijn. Al de zaligsprekingen, die hierna elkander vólgen, staan met elkander in den naauw.sten zamenhang. De armen van geest worden het eerste genoemd, omdat uit het gevoel van geestesarmoede ook al de overige gezindheden voortvloeijen. Die armen van geest zijn dus tevens de treurenden, die met smart den verzonken verloren toestand liunnerziel, al deonreinheid huns harten, al de zonden huns levens gevoelen, en met droefheid naar God vervuld zijn. Die armen van geest zijn tevens ook die zaehtmoedigen ol'liever die ootmoemoedigen voor God en menschen, die bij het gevoel hunner geestesarmoede en zonden schuld zich niet verheffen maar zichzelven diep vernederen, ja zich voor de geringste en schuldigste houden, maar dan ook met zachtmoedigheid en stille nederigheid, liet woord ontvangen,dat in hen geplant wordt, hetwelk hunne zielen kan zalig maken. Zij zijn het dan ook, diehunne eigene geregtigheid als eenwegwerpelijkkleed beschouwende, hongeren en dorsten naardie geregtigheid,welke alleen voor God bestaan kanen alleen bij God te vinden is. Hun hart zoo verootmoedigd en nederig, is dan ook voor de zachte gewaarwordingen, en hemelsche gezindheden, welk de goddelijke zaadzaaijer in hen planten wil, voor barmhartigheid, goedertierendheid en liefde, geopend. Niets zoo diep gevoelende als de ledigheid, onzaligheid en den strijd in hun binnenste, begeeren zij zoo vurig, smeekenzij zoo innig om een rein hart, dat God ziet, en in Hem zich zalig gevoelt. Zij zoeken den vrede, vrede bij God als hunhoogste goed, vrede ook met alle menschen. Zij haken en jagen ook niet meer naar de gunst, de eer, den bijval der wereld, en bekommeren zich ook niet omtrent hare verachting en smaad en vervolging! De eenige troosten steun dier armen, hun hoogste doel en dierbaarst goed is in alles God! Staan zij u levendig voor den geest: zoo als zij door de eigene woorden des Zaligmakers, even kort als treffend, voor oogen geschilderd worden? dan gevoelt gij ook,waarom Hij juist de zoodanigen alleen roept en kiest. Alle stervelingen der aarde toch, ook diegenen, die zich zeiven voor rijk en zeer verrijkt beschouwen, zijn volgens de aangehaalde woorden des Zaligmakers, jammerlijk en ellendig, en arm, en naakt, en blind. Ook aan de wijssten der wijzen, die wanen dat zij helder zien, verklaart Hij telkens, dat zij blinde leidslieden der blinden zijn. Zij zien hunnen toestand, hunne gestalte, hunne zonden en gebreken, hunne schuld en strafwaardigheid niet in. £ij kennen hun hart niet, hebben nooit een enkelen blik in hun binnenste geworpen, gevoelen niets van die ledigheid, van dien zondigen en doodschen staat, hebben nooit daaraan gedacht, om hun hart te zuiveren, veel minder smeekende en met vele tranen, en sterken aandrang God gebeden, om hun een rein hart te scheppen. Zij zien en kennen en zoeken evenmin den levenden God, dien God, in wien alle schatten der wijsheid verborgen zijn, die de God der waarheid en des levens is, wiens verborgene omranï alleen kan verheffen, vertroosten, heiligen O ö • en zaligen! En gelijk het gebed tot dien grooten en liefdevollen God hun vreemd , en eene dwaasheid in hunne oogenis: zoo verachten zij ook zijn woord, hetwelk alleen waarheid is. Is de H. Schrift zoo hoog de hemel is boven de aarde, boven alle boeken der wereld verheven, zij achten de nietigste voortbrengselen van het menschelijk verstand, de jammerlijkste droomen en invallen eener dichterlijke verbeeldingskracht, de dorste wetenschappelijke redeneringen, de koudste vertogen, de onvruchtbaarste, ja ligtzinnigs te en verder felij ks te schriften boven dat woord, dat in der eeuwigheid blijtt en waarna ookzij door den heiligen Regter zullen geoordeeld worden. Zij 7.ij 11 blind voor de toekomst, denken aan geen dood;, houden de onzekerheid en de kortstondigheid van het menschelijk leven nimmer in het oog, en zien geenen regterstoel, vragen niet hoe zij rekenschap zullen geven van geheel hun leven, berekenen nooit hunne schuld, noch ook, hoe en wanneer, en waardoor zij dezelve afbetalen zullen ; zoeken geenen Middelaar, geenen Leidsman en Zaligmaker! Het zekerste van al hetgeen zeker is niet overwegende noch berekenende: voor al die roepstemmen Gods door zijn woord, en door zijn bestuur doof, ten eenenmale gedachteloos en gevoelloos, vragen zij nooit, wat daar hun lot zijn zal, denken zij nooit aan den hemel, maar zien de eenige bestemming dezes aardsehen levens , als voorbereiding op de eeuwigheid, ten eenenmale voorbij ! Ziet deze wijzen zijn dwaas! zegt de H. Schrift: deze verstandigen blind, en de Zaligmaker spreekt: »Ik dank u o Vader, Heer des hemels en der aarde dat gij deze dingen den wijzen en verstandigen verborgen, en ze den kinderkensgeopenbaard hebt. Ja waarlijk zalig zijn de armen van geest, die hunne geestesarmoede diep en levendig gevoelen, zoo bekommerd zijn omtrent hunne onsterfelijke ziel, hunne zonde en schuld dagelijks betreuren, en naar geregtigheid hongeren en dorsten. Want die armoede, en droefheid, erf honger, en dorst is wel op zichzelven geen zaligheid: neen geen gevoel van uiterlijke ellende, gebrek, smarten, nooden, doodsgevaren is te vergelijken bij dat gevoel der geestesarmoede en zondenschuld, van dien strijd der ziel en die banden des doods. Was er geen Jezus, geen Middelaar, geen Levensvorst, geen Zaligmaker: dan zouden zij in hunne ellende wanhopig moeten vergaan. Maar nu treedt deze op, en verklaart: «Zalig zijn diearmen van geest"en gelijk Hij spreekt zoo zal het waarlijk en eeuwig zijn: alle smart zal uit hun hart weggenomen , de laatste traan van hunne oogen afgewischt worden : hunne droefheid zal tot blijdschap worden, en zij zullen in der eeuwigheid niet meer hongeren noch dorsten, en in plaats van armoede en gebrek, zullen zii vervuld worden tot al de volheid Gods, want: III. Hunner is het koningrij k, der Hemelen ! - O ^ij armen, verstondt gij wat dat beteekent! Gevoeldet gij hoe rijk u dat woord maakt: Geloofdet «rij datdat woord zooals hetdaar geschreven staat, ook van stond aan en in alle eeuwigheid verwezenlijkt wordt! - Ja het heet niet: het is mogelijk dat gij nog eens zalig wordt. Hij tegt niet; ik houd u voor vatbaar of geschikt! Evenmin ik zal eens beproeven ,of ik u nog rijk van geest kan maken ! Het heet ookniet, gij hebt eenige hoop, of veel kans, om nog eens dat Koningrijk in te gaan! Eindelijkzelfs niet: na uwen dood, of aan het einde uws strevens en jagens, of althans na eenige jaren en meerdere vorderingen zal het u ten deele vallen. Neen die eeuwige Hemelkoning, die den sleutel Davids heelt, diealleen opent en niemand sluit, deze spreekt vast bepaald, 011 twijfelbaar, onherroepelij k, voor tijd en eeuwigheid:)) Uwer is hetlvoningrij k der Hemelen! Nu zoudt gij wel gaarne willen liooren, wat toch dat eene woord in zich bevat, doch eerder zoude ik arme sterveling u het onmetelijk heelal kunnen doorleiden in deszelfs hoogte en diepte en breedte en lengte, eerder het gehee^e heerleger der hemelsche heerscharen voor oogen stellen, eiken star met name noemen, den zigtbaren hemel in al zijnen glans en luister, deze aarde in al hare pracht en volheid kunnen afschilderen: dan dat ik, al ware mij zelfs eene Engelentong en Engelenwijsheid gegeven, dat onzigtbare koningrijk der Hemelen , in zijne grootheid, heerlijkheid, zegensvolheid, met al zijne goederen en genietingen, met dien diep verborgenen schat,met die kostelijke parel, met die kroon des levens, met dien troon der heerlijkheid , met dat eeuwig erfdeel der kinderen Gods, met al die vreugdebronnen van het Paradijs, met al die zaligheden des hemels zoude kunnen opnoemen of slechts aanduiden. En dat zijn hier nog slechts de uiterlijke dingen! Al die hemelglans en luister, die heerlijkheid en zaligheid is nog niet het eigenlijk wezen van dit Koningrijk der hemelen, hetwelk een Koningrijk is der waarheid, geregtigiieid, des vredes en der blijdschap in den H. Geest, en juist door die hemelsche gezindheden en bovenal door die hemelliefde, eigenlijk gezegd, heenleidt tot den f>ergZion, en de stad des levenden Gods, tot het hemelsche Jerusalem, en de vele duizenden der Engelen, en tot de algemeene vergadering en de gemeente der eerstgeborenen, die in de Hemelen opgeschreven zijn, en tot God den Regter over allen, en de geesten der volmaakte regtvaardigen, en tot den Middelaardes N. T, Jezus Christus. Dat zalige genot der liefde is eerst het ware hemelleven, hemel vrede, hemelvreugde en hemelheerlijkheid. Maar vraagt gij, hoe is het dan mogelijk: dat juist die armen van geest, die niets, volstrekt niets bezitten, noch verdienen, noch vermogen, dat grootste en heerlijkste ontvangen kunnen? Ja dat is ook een werk dat alleen door 's Heeren alvermogen en door zijne genade mogelijk is, wonderlijk in ouze oogen, ondoorgrondelijk voor ons verstand: Maar ziet toch dat Koningrijk der Hemelen, zoo onmetelijk groot, met a! zijne zegeningen, het komt in ons niet met eenig uiterlijk gelaat, maar is zoo klein in zijne eerste beginselen, zoo geringschijnend in zijne kracht, zoo verborgen in zijne wer- king. Neemt gij van alle zaden, door God zoo wondervol geformeerd;, juist het allerkleinste, ziet liet Koningrijk der Hemelen is gelijk zoodanig mostaardzaad, opdat hoe klein ook een kinderhart is, hetdoor dien hemelschen Zaadzaaijer niet alleen er in geworpen kan worden, maar daar in het verborgen ontkiemt, werkt, verrijst, tich uitbreidt met Goddelijke kracht, opwast met Goddelijken wasdom, doordringt inden diepsten hartegrond, zich verheft tot de volle hemelslioogte en de liefelijkste vruchten voortbrengt voor den eeuwigen oogst! O vestig toeh steeds uwen blik op dien Hemelkoning, die eerst in alles aan ons gelijk, ja armer wordt dan eenig menschenkind, de gestalte eens dienstknechts aanneemt, en zich steeds dieper vernedert tot inden dood deskruises: maar juist alzoo verlossing bereidt, leven en onverderfelijkheid aan het licht brengt, den hemel opent voor onzen blik, zich plaatst op den troon zijner heerlijkheid, om ons, die zijne roeping welke van boven is volgen, tetoonen wat wij zijn zullen: want wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zij n: wij Hem zullen gelij k wezen. Al waart gij ook in eenen stal geboren, en hadt gij geen plekje op de gansche aarde, waar gij uw hoofd kondt, nederleggen : al laagt gij niet alleen uiterlijk zoo arm en ellendig, zoo vol wonden en smarten daar gelijk een Lazarus, maar gevoeldetgij u naar uwen geest nog armer, ellendiger, rampzaliger: wondervol is des lleeren kracht, wondervol ook des Heeren weg, langs welken Hij ons uit den diepen afgrond van uiterlijke en geestelijke armoede tot zijn heerlijkheid en zaligheid opleidt. Vestigen wij op die wegen nog in de laatste plaats eenen enkelen blik! IV Gods woord en werking en bestuur is vooral daarop gerigt, om den hoovaardigen te wederstaan en hem diepte vernederen : maar daartegen de nederigen teverhoogen, en hun zijne genade te geven, llongerigen vervult Hij met goederen: en rijken zendt Hij ledig henen. «Wee u gij rijken'spreekt de Heer der Heeren, de. Koning der Koningen, »want gij hebt uwen troost weg. Wee u die verzadigd zijt, want gij zult hongeren: Wee u die nu lacht: want gij zult treuren en weenen." Spreekt de Heer, bij wien geene aanneming des persoons is: «Het is ligter dat een kemel ga door het oog eener naald > dan dat een rijke inga in het Koningrijk Gods!" dit heeft reeds volle betrekking op den uiterlijken rij kdom, die zoo hoogmoedig en ijdelen trotsch maakt , het diepe gevoel van afhankelijkheid van God uitbluscht, zich verheven acht boven Gods woord en gebod, en alle lusten en begeerlijkheden voedende, en de vermaken der wereld najagende, de gedachte aan dood en eeuwigheid verre verwijdert! Maar geld en goed is nog slechts stof, dat den mensch meer uiterlijk aankleett: Rijkdom van geest daartegen, met den eigenwaan deiwijsheid en wetenschap en met het zelfvertrouwen op eigene kracht en deugd, werkt niet alleen veel verderfelijker nog, maar is ook veel inoeijelijker af te schudden dan d^at uiterlijke slot. O bedenk toch, dat eens diezelfde Christus, die die ernstige woorden sprak, ook wanneer de ure daar is, waarin gij tot het stof wederkeert, alle goederen wegzinkeu, alle wijsheid u begeelt, van zijnen regterstoel uw eeuwig lot beslist: opdat gij gevoelt, dat gij niet ontvlieden zult, en er geene verandering noch verzachting mogelijk is, indien gij niet met den diepsten ootmoed, met opregtebekcering, met algeheele onderwerping Hem volgt, liet hooge oog uittrekt, en de trotsche hand die tegen den Heer strijd , at houdt; want het is beter tot liet leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden. Maar verbeelden wij ons toch waarlijk niet, dat uiterlijke armoede of diepe onkunde reglstreeks tot die zalig »eprezene geestesarmoede, en tot diedroefheid naar God heenleidt, of ootmoedig en zachtmoedig maakt, en naar geregtigheid doet hongeren en dorsten. O hoe gevoelloos en verhard, hoe trotsch en alkeerig blijft de mensch ook meestal bij alle uiterlijke ellende en nooden. Of hoe willen zij den Heer volgen wegens de vergankelijke spijze: maar dat Koningrijk der Hemelen, hetwelk alle goederen in zich bevat, zoeken zij niet.. Bedenk dan steeds bij uiterdijken rijkdom en armoede, bij de hoogste verstands-ontwikkeling en de diepste onkunde: dat de mensch eenmaal moet treuren en weenen, en hongeren en dorsten , hier op aarde, of hiernamaals eeuwiglijk. Zalig de armen van geest, die hier met een ootmoedig en verbrijzeld hart zoeken : wan! hier wordt nooit te vergeefs gezocht, en gebeden en aangeklopt. Nogtans hebben wij ook gezien dat de armen van geest zelve nog niet genoeg hunne behoefte gevoelen , en van allen hoogmoed en zeli tevredenheid genezen zijn.Gelijk Godswoord gedurig den hoogmoedigen vernedering, den verbrijzelden genezing en verheffing aankondigt: zoo wil het ook in diegenen, die waarlijk arm van geest zijn, steeds verder alle trotschheid terneêrwerpen, en uit hun hart uitroeijen, hetgeen nog van den invloed der wereld, en het stof der aarde, en hunnen eigen zin en lust hun aankleeft, en behoeden, dat zij nooit op zich-zelven steunen of in zich-zelven roemen. Als een wijze bouwmeester legL de lieer het fondament in de diepte, ruimt alles weg, wat uit den mensch, de wereld en het vleesch is, roeit alles uil, wat door de zonde iu het verduisterd verstand en het onreine hart gesehrevën is: opdal alleszniver zijne gave en zijn werk zij , en zijn Koningrijk alle duisternis met kracht verdringende en overwinnende, in het licht der waarheid, in den liefelij ken luister zijner hemelsche gezindheden, met zijne eeuwigezegeningen den onsterfelij ken geest bestrale en zalige. Spaart hij daarom ons evenmin als zijne Apostelen, vernedert Hij de zijnen bestendig en diep; het is niet om het gekrookte riet te verbreken, of de rookende vlaswiek uit teblusschen : neen het is opdat wij kinderen, ootmoedigeen biddende kinderen mogen worden, en als zoodanig hetKoningrijk der Hemelen mogen ontvangen en ingaan! Vraagt dan nooit of anderen meer hebben en bezitten dan gij: vraag alleen of gij in uzelven geheel arm en jammerlijk en ellendig, nooit rijk en zeer verrijkt zijt. Geen zekerder kenmerk van de genade des Heeien, dan die gesteldheid des harte. En meent gij, dat gij toch daarbij waarlijk niet dat gevoelt en geniet, hetgeen anderen smaken, die naar uwe meening veel hooger staan, veel rijker, edeler en sterker zijn. O hoe gelukkig zijt gij : wanneer gij uzelven van allen de minste en armste, ja ook de onreinste en onwaardigste toeschijnt. Want de Heer spreekt, en zijn woord is waarheid, en zijne belofte ja en amen. «Zalig zijn de armen van Geest, want hunner is het Koningrijk der Hemelen. Amen. Gedrukt en to liokomen te Middelburg, bij do Ghbboudeks en verder flloiu. Prijs buiten inteekeniug 6 Cts,; bij inteekening 5 ('Is. por vel druks ; bij 30tal ter verspreiding ƒ l,2(X De prijs dezer geheele Leerrede is dus buiten inteekening i' Cts . bjj 3(Hal f 1,65.